ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.304.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 304

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
22 november 2011


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

1

 

*

Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie ( 1 )

18

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

64

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

22.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 304/1


VERORDENING (EU) Nr. 1168/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 74 en artikel 77, lid 2, onder b) en d),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het blijft een belangrijke beleidsdoelstelling van de Europese Unie om op basis van mensenrechten, solidariteit en verantwoordelijkheid een toekomstgericht en integraal Europees migratiebeleid te ontwikkelen, in het bijzonder voor de lidstaten die onder specifieke en onevenredige druk staan.

(2)

Het beleid van de Unie op het gebied van de buitengrenzen beoogt door middel van een geïntegreerd grensbeheer te zorgen voor een hoog en uniform niveau van controle en bewaking, hetgeen een noodzakelijk uitvloeisel is van het vrije verkeer van personen in de Unie en een wezenlijk onderdeel van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Daartoe wordt het opstellen van gemeenschappelijke regels inzake normen en procedures voor de controle en de bewaking van de buitengrenzen overwogen.

(3)

Voor een efficiënte tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke regels inzake normen en procedures voor de controle en de bewaking van de buitengrenzen is meer coördinatie van de operationele samenwerking tussen de lidstaten nodig.

(4)

Efficiënt beheer van de buitengrenzen middels controles en bewaking helpt de illegale immigratie en de mensenhandel te bestrijden en bedreigingen van de binnenlandse veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid en de internationale betrekkingen van de lidstaten te beperken.

(5)

Grenstoezicht aan de buitengrenzen is niet alleen in het belang van de lidstaat aan de buitengrenzen waarvan het wordt uitgeoefend, maar in dat van alle lidstaten die het grenstoezicht aan hun binnengrenzen hebben afgeschaft.

(6)

In 2004 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan Verordening (EG) nr. 2007/2004 van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (3) (FRONTEX) (hierna: „het agentschap”), dat in mei 2005 operationeel werd. Verordening (EG) nr. 2007/2004 werd in 2007 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams (4).

(7)

Verdere uitbreiding van de rol van het agentschap sluit aan bij het doel van de Unie een beleid te ontwikkelen ter geleidelijke invoering van het concept „geïntegreerd grensbeheer”. Het agentschap moet de lidstaten binnen de grenzen van zijn mandaat steunen bij de tenuitvoerlegging van dit concept zoals dat is omschreven in de conclusies van de Raad inzake geïntegreerd grensbeheer van 4 en 5 december 2006.

(8)

Het door de Europese Raad van 10 en 11 december 2009 goedgekeurde meerjarenprogramma voor een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger (het programma van Stockholm) roept op om de rol van het agentschap bij het beheer van de buitengrenzen te verduidelijken en uit te breiden.

(9)

Het mandaat van het agentschap dient dan ook te worden herzien om met name de operationele capaciteit van het agentschap te vergroten, en daarbij te waarborgen dat alle getroffen maatregelen evenredig zijn aan de doelstellingen, doeltreffend zijn en de grondrechten en rechten van vluchtelingen en asielzoekers ten volle eerbiedigen, met inbegrip van het verbod op refoulement.

(10)

De huidige mogelijkheden om de lidstaten effectief te ondersteunen bij de operationele aspecten van het beheer van de buitengrenzen moeten worden versterkt wat betreft de beschikbare technische middelen. Het agentschap moet de coördinatie van gezamenlijke operaties of proefprojecten voldoende nauwkeurig kunnen plannen.

(11)

Een voorschrift betreffende de minimaal door het agentschap en/of, verplicht, door de lidstaten op de grondslag van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten beschikbaar te stellen technische uitrusting zal in hoge mate bijdragen tot verbetering van de planning en uitvoering van de door het agentschap gecoördineerde overwogen operaties.

(12)

Het agentschap dient lijsten te beheren van technische uitrusting die lidstaten of het agentschap in eigendom hebben en van uitrusting die lidstaten en agentschap in mede-eigendom hebben, door in een gezamenlijk bestand van technische uitrusting gecentraliseerde registers aan te leggen en bij te houden. Dit bestand dient het minimumaantal categorieën technische uitrusting te bevatten die het agentschap nodig heeft om zijn activiteiten te kunnen uitvoeren.

(13)

Om te waarborgen dat de operaties doeltreffend verlopen, dient het agentschap teams van grenswachten op te richten. De lidstaten leveren een bijdrage tot deze teams door een passend aantal bekwame grenswachten beschikbaar te stellen voor inzet, tenzij zij geconfronteerd worden met uitzonderlijke situaties waardoor het uitvoeren van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt.

(14)

Het agentschap moet aan deze teams grenswachten kunnen toevoegen die door de lidstaten als nationale deskundigen bij het agentschap zijn gedetacheerd op een semipermanente basis; voor deze grenswachten dient bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden hetzelfde wettelijke kader te gelden als voor de uitgezonden functionarissen die rechtstreeks door de lidstaten aan deze teams worden toegevoegd. Het agentschap dient zijn interne regels inzake gedetacheerde nationale deskundigen in die zin aan te passen dat de ontvangende staat de grenswachten tijdens gezamenlijke operaties en proefprojecten rechtstreeks instructies kan geven.

(15)

Een vastomlijnd operationeel plan, met een evaluatieregeling en een verplichting om incidenten te melden, dat vóór het begin van gezamenlijke operaties of proefprojecten wordt overeengekomen door het agentschap en de ontvangende lidstaat, in overleg met de deelnemende lidstaten, zal de doelstelling van deze verordening veel dichterbij brengen met een harmonieuzer modus operandi wat betreft de coördinatie van gezamenlijke operaties en proefprojecten.

(16)

De regeling voor incidentenmelding dient door het agentschap te worden gebruikt om aan de relevante nationale openbare autoriteiten en zijn raad van bestuur („de raad van bestuur”) alle gegevens door te geven over geloofwaardige aantijgingen van inbreuken, in het bijzonder, op Verordening (EG) nr. 2007/2004 of de Schengengrenscode vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5), met inbegrip van de grondrechten, gedurende gezamenlijke operaties, proefprojecten of snelle interventies.

(17)

Risicoanalyse is van groot belang gebleken voor het uitvoeren van operaties aan de buitengrenzen. De kwaliteit hiervan dient te worden verbeterd door een methode toe te voegen ter beoordeling van het vermogen van de lidstaten in de toekomst het hoofd te bieden aan uitdagingen, onder meer bestaande en toekomstige gevaren en druk aan de buitengrenzen. Deze evaluaties dienen het Schengenevaluatiemechanisme echter onverlet te laten.

(18)

Het agentschap moet op Europees niveau voorzien in opleiding, onder meer op het gebied van de grondrechten, toegang tot internationale bescherming en toegang tot asielprocedures, voor opleiders van nationale grenswachten van de lidstaten en in bijscholing en studiebijeenkomsten voor functionarissen van de bevoegde nationale diensten met betrekking tot controle en bewaking van de buitengrenzen en verwijdering van onderdanen van derde landen die illegaal in de lidstaten aanwezig zijn. Het agentschap kan in samenwerking met de lidstaten opleidingsactiviteiten, onder meer een uitwisselingsprogramma, organiseren op hun grondgebied. De lidstaten dienen de resultaten van het werk van het agentschap te integreren in de nationale opleidingsprogramma's van hun grenswachten.

(19)

Het agentschap dient de voor zijn werkterrein relevante ontwikkelingen op het gebied van wetenschappelijk onderzoek te volgen en hiertoe bij te dragen, en deze informatie door te geven aan de Commissie en de lidstaten.

(20)

In de meeste lidstaten vallen de operationele aspecten van de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal in de lidstaten aanwezig zijn onder de verantwoordelijkheid van de autoriteiten die belast zijn met de controle aan de buitengrenzen. Aangezien het een duidelijke meerwaarde heeft om deze taken op het niveau van de Unie uit te voeren, moet het agentschap, geheel in overeenstemming met het terugkeerbeleid van de Unie, zorgen voor het coördineren of het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties van de lidstaten, optimale werkwijzen vaststellen voor het verkrijgen van reisdocumenten en een gedragscode opstellen die dient te gelden tijdens de verwijdering van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten aanwezig zijn. Er dienen geen financiële middelen van de Unie beschikbaar te worden gesteld voor activiteiten of operaties waarvan de uitvoering niet in overeenstemming is met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest van de grondrechten”).

(21)

Voor het verrichten van zijn opdracht en voor zover dat voor de uitvoering van zijn taken nodig is, kan het agentschap met Europol, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en andere agentschappen en organen van de Unie, de bevoegde autoriteiten van derde landen en de internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van de onder Verordening (EG) nr. 2007/2004 vallende aangelegenheden, samenwerken in het kader van werkafspraken overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”). Het agentschap moet de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen in het kader van het beleid van de Unie inzake externe betrekkingen vergemakkelijken.

(22)

Het wordt steeds belangrijker om op het gebied van zaken die onder Verordening (EG) nr. 2007/2004 vallen met derde landen samen te werken. Voor solide samenwerking met relevante derde landen moet het agentschap technischebijstandsprojecten kunnen lanceren en financieren en in samenwerking met de bevoegde instanties in die landen verbindingsfunctionarissen in derde landen kunnen inzetten. Het agentschap moet waarnemers uit derde landen kunnen uitnodigen om deel te nemen aan zijn activiteiten, na in de nodige opleiding te hebben voorzien. Het aangaan van samenwerking met derde landen is ook van betekenis voor de bevordering van normen van de Unie voor grensbeheer, met inbegrip van de eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid.

(23)

Teneinde open en transparante arbeidsvoorwaarden en gelijke behandeling van personeel te waarborgen, moeten zowel op het personeel als op de uitvoerend directeur van het agentschap het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (6) van toepassing zijn, met inbegrip van de voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht.

(24)

Voorts moet de raad van bestuur specifieke bepalingen vaststellen om het mogelijk te maken dat nationale deskundigen van de lidstaten bij het agentschap worden gedetacheerd. In deze bepalingen dient onder meer te worden gespecificeerd dat gedetacheerde nationale grenswachten die worden ingezet in het kader van gezamenlijke operaties, proefprojecten of snelle interventies moeten worden beschouwd als uitgezonden functionarissen met de dienovereenkomstige taken en bevoegdheden.

(25)

Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het agentschap. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dient dan ook te waken over de verwerking van persoonsgegevens door het agentschap en het recht te hebben om van het agentschap toegang te krijgen tot alle informatie die voor zijn onderzoek nodig is.

(26)

Voor zover de lidstaten persoonsgegevens verwerken, is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8), onverkort van toepassing.

(27)

Bij het verzorgen van het operationele beheer van de IT-systemen moet het agentschap Europese en internationale normen, onder meer met betrekking tot gegevensbescherming, toepassen en de strengste professionele vereisten in acht nemen.

(28)

Verordening (EG) nr. 2007/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(29)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het bijzonder zijn erkend in het VWEU en het Handvest van de grondrechten, in het bijzonder het recht op menselijke waardigheid, het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op asiel, het beginsel van non-refoulement, het non-discriminatiebeginsel, de rechten van het kind, en het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel. De lidstaten moeten deze verordening toepassen in overeenstemming met deze rechten en beginselen. Gebruik van geweld moet overeenkomen met het nationale recht van de ontvangende lidstaat, met inbegrip van de beginselen van noodzaak en proportionaliteit.

(30)

De tenuitvoerlegging van deze verordening dient de rechten of verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee en het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen onverlet te laten.

(31)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk bijdragen tot de totstandbrenging van een geïntegreerd beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie („VEU”) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(32)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (10). De delegaties van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen dienen bijgevolg als leden van de raad van bestuur deel te nemen, zij het met beperkt stemrecht.

(33)

Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, gelezen in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (12). Bijgevolg dient de delegatie van de Zwitserse Bondsstaat als lid van de raad van bestuur deel te nemen, zij het met beperkt stemrecht.

(34)

Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en G, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EG (14) van de Raad. Bijgevolg dient de delegatie van het Vorstendom Liechtenstein als lid van de raad van bestuur deel te nemen, zij het met beperkt stemrecht.

(35)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(36)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (15). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(37)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (16). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(38)

Het agentschap dient de organisatie te vergemakkelijken van operationele acties, waarbij de lidstaten gebruik kunnen maken van de deskundigheid en faciliteiten die Ierland en het Verenigd Koninkrijk eventueel bereid zijn aan te bieden, overeenkomstig nadere voorwaarden die per geval door de raad van bestuur worden vastgelegd. Daartoe dienen vertegenwoordigers van Ierland en het Verenigd Koninkrijk voor alle vergaderingen van de raad van bestuur te worden uitgenodigd, zodat zij volledig kunnen deelnemen aan de besprekingen ter voorbereiding van dergelijke operationele acties.

(39)

Er bestaat een controverse tussen het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk over de afbakening van de grenzen van Gibraltar.

(40)

De opschorting van de toepasbaarheid van deze verordening op de grenzen van Gibraltar betekent niet dat de respectieve standpunten van de betrokken staten gewijzigd zijn,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2007/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

„2.   Niettegenstaande het feit dat de verantwoordelijkheid voor de controle en bewaking van de buitengrenzen bij de lidstaten berust, vergemakkelijkt het agentschap, als orgaan van de Unie zoals bedoeld in artikel 15 en in overeenstemming met artikel 19 van deze verordening, de toepassing van de bestaande en toekomstige maatregelen van de Unie in verband met het beheer van de buitengrenzen, in het bijzonder de Schengengrenscode vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 562/2006 (*1), en maakt het deze effectiever. Hiertoe coördineert het de acties van de lidstaten ter uitvoering van deze maatregelen; aldus draagt het bij tot een doelmatig, hoog en uniform niveau van de controle van personen en van de bewaking van de buitengrenzen van de lidstaten.

Het agentschap vervult zijn taken met inachtneming van het relevante recht van de Unie, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest van de grondrechten”), het relevante internationale recht, waaronder het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 („het Verdrag van Geneve”) betreffende de status van vluchtelingen, de verplichtingen inzake de toegang tot internationale bescherming, in het bijzonder het beginsel van non-refoulement, en de grondrechten, en rekening houdend met de verslagen van het in artikel 26 bis van deze verordening bedoelde raadgevend forum.

3.   Eveneens voorziet het agentschap de Commissie en de lidstaten van de nodige technische ondersteuning en kennis op het gebied van het beheer van de buitengrenzen en bevordert de solidariteit tussen de lidstaten, met de nadruk op die lidstaten die onder specifieke en onevenredige druk staan.

(*1)  Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).”."

2)

Artikel 1 bis wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„1 bis.   „Europese grenswachtteams”: voor de toepassing van artikel 3, artikel 3 ter, artikel 3 quater, artikel 8 en artikel 17, teams die worden ingezet tijdens gezamenlijke operaties en proefprojecten; voor de toepassing van de artikelen 8 bis tot en met 8 octies, teams die kunnen worden ingezet voor snelle interventies aan de grenzen („snelle interventies”) in de zin van verordening (EG) nr. 863/2007 (*2) en voor de toepassing van artikel 2, lid 1, onder e bis) en g), en artikel 5, teams die kunnen worden ingezet tijdens gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle interventies;

(*2)  Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30).”;"

    „ontvangende lidstaat” een lidstaat waarin een gezamenlijke operatie, een proefproject of een snelle interventie plaatsvindt of die dient als uitvalsbasis hiervoor;”;

b)

punt 2 wordt vervangen door:

„2.

c)

de punten 4 en 5 worden vervangen door:

„4.   „teamleden”: grenswachten van lidstaten die deel uitmaken van de Europese grenswachtteams en die geen grenswacht zijn van de ontvangende lidstaat;

5.   „verzoekende lidstaat”: een lidstaat waarvan de bevoegde autoriteiten het agentschap verzoeken om op zijn grondgebied teams voor snelle interventies in te zetten;”.

3)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten c) en d) worden vervangen door:

„c)

risicoanalyses uitvoeren, waaronder een inschatting van de capaciteit van de lidstaten om het hoofd te bieden aan dreigingen en druk aan de buitengrenzen;

d)

bijdragen aan de ontwikkelingen op het gebied van onderzoek dat relevant is voor de controle en de bewaking van de buitengrenzen;”;

ii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„d bis)

de lidstaten bijstaan in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen, in overweging nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en reddingsacties op zee;”;

iii)

punt e) wordt vervangen door:

„e)

de lidstaten bijstaan in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen, in het bijzonder indien zij onder specifieke en onevenredige druk staan;”;

iv)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„e bis)

het opzetten van Europese grenswachtteams die worden ingezet tijdens gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle interventies;”;

v)

de punten f) en g) worden vervangen door:

„f)

de lidstaten de nodige ondersteuning bieden, waaronder het op verzoek coördineren of organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties;

g)

het inzetten van grenswachten van de Europese grenswachtteams in de lidstaten in het kader van gezamenlijke operaties, proefprojecten of snelle interventies overeenkomstig Verordening (EG) nr. 863/2007;”;

vi)

onderstaande punten worden toegevoegd:

„h)

het ontwikkelen en beheren, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001, van informatiesystemen waarmee informatie over nieuwe risico's aan de buitengrenzen snel en betrouwbaar kan worden uitgewisseld, waaronder het bij Beschikking 2005/267/EG (*3) van de Raad opgerichte informatie- en coördinatienetwerk;

i)

de nodige steun verlenen voor de ontwikkeling en het beheer van een Europees grensbewakingssysteem en zo nodig voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke structuur voor informatie-uitwisseling, met inbegrip van interoperabiliteit tussen systemen.

(*3)  Beschikking 2005/267/EG van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerde informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (PB L 83 van 1.4.2005, blz. 48).”;"

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„1 bis.   Overeenkomstig het recht van de Unie en het internationale recht mogen personen niet ontscheept worden in, of op een andere wijze worden overgedragen aan de autoriteiten van een land in strijd met het beginsel van non-refoulement of waar zij het risico lopen te worden uitgezet of teruggeleid naar een ander land in strijd met genoemd beginsel. In overeenstemming met het recht van de Unie en het internationale recht wordt voorzien in de bijzondere behoeften van kinderen, slachtoffers van mensenhandel, personen die medische bijstand behoeven, personen die internationale bescherming behoeven en andere kwetsbare personen.”;

c)

in lid 2 wordt de laatste alinea vervangen door:

„Zij brengen aan het agentschap verslag uit over die operationele aangelegenheden in verband waarmee aan de buitengrenzen wordt samengewerkt buiten het kader van het agentschap. De uitvoerend directeur van het agentschap („(„de uitvoerend directeur”) informeert de raad van bestuur van het agentschap („de raad van bestuur”) geregeld over die aangelegenheden en ten minste eenmaal per jaar.”.

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 2 bis

Gedragscode

Het agentschap stelt een gedragscode op die van toepassing is op alle door het agentschap gecoördineerde operaties, en ontwikkelt deze verder. In de gedragscode worden voor alle personen die deelnemen aan de werkzaamheden van het agentschap geldende procedures vastgelegd ter waarborging van de beginselen van de rechtstaat en eerbiediging van de grondrechten met bijzondere focus op niet-begeleide minderjarigen en kwetsbare personen, alsook op personen die verzoeken om internationale bescherming.

Het agentschap stelt de gedragscode op in samenwerking met het in artikel 26 bis bedoelde raadgevend forum.”.

5)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Gezamenlijke operaties en proefprojecten aan de buitengrenzen

1.   De door de lidstaten ingediende voorstellen voor gezamenlijke operaties en proefprojecten worden door het agentschap geëvalueerd, goedgekeurd en gecoördineerd, met inbegrip van de verzoeken van de lidstaten die verband houden met omstandigheden die extra technische en operationele bijstand vergen, in het bijzonder in geval van specifieke en onevenredige druk.

Het agentschap kan zelf gezamenlijke operaties en proefprojecten initiëren en uitvoeren in samenwerking met de betrokken lidstaten en in overeenstemming met de ontvangende lidstaten.

Het agentschap kan ook besluiten zijn technische uitrusting ter beschikking te stellen van lidstaten die aan gezamenlijke operaties of proefprojecten deelnemen.

Aan gezamenlijke operaties en proefprojecten dient een grondige risicoanalyse vooraf te gaan.

1 bis.   Het agentschap kan, na de betrokken lidstaat op de hoogte te hebben gesteld, gezamenlijke operaties en proefprojecten stopzetten, wanneer niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het uitvoeren van deze gezamenlijke operaties of proefprojecten.

Lidstaten die deelnemen aan een gezamenlijke operatie of een proefproject kunnen het agentschap verzoeken die gezamenlijke operatie of dat proefproject te beëindigen.

De lidstaat van herkomst voorziet overeenkomstig zijn nationale recht in de nodige tucht- of andere maatregelen, in geval tijdens een gezamenlijke operatie of een proefproject de grondrechten worden geschonden of de verplichtingen op het gebied van internationale bescherming niet worden geëerbiedigd.

De uitvoerend directeur schort gezamenlijke operaties en proefprojecten geheel of ten dele op of zet ze geheel of ten dele stop, wanneer hij van oordeel is dat dergelijke inbreuken ernstig zijn of waarschijnlijk zullen voortduren.

1 ter.   Het agentschap vormt overeenkomstig artikel 3 ter een gezamenlijk bestand van grenswachten, de zogeheten Europese grenswachtteams, voor eventuele inzet bij de in lid 1 bedoelde gezamenlijke operaties en proefprojecten. Het beslist over de inzet van personele middelen en technische uitrusting overeenkomstig de artikelen 3 bis en 7.

2.   Het agentschap kan voor de praktische organisatie van gezamenlijke operaties en proefprojecten via zijn in artikel 16 bedoelde gespecialiseerde bijkantoren optreden.

3.   Het agentschap evalueert de resultaten van de gezamenlijke operaties en proefprojecten en geeft de gedetailleerde evaluatieverslagen binnen 60 dagen na het einde van deze operaties en projecten door aan de raad van bestuur, vergezeld van de opmerkingen van de in artikel 26 bis bedoelde grondrechtenfunctionaris. Het agentschap maakt een volledige vergelijkende analyse van deze resultaten met het oog op de verbetering van de kwaliteit, samenhang en doeltreffendheid van toekomstige gezamenlijke operaties en proefprojecten; deze analyse wordt in het in artikel 20, lid 2, onder b), bedoelde algemene verslag opgenomen.

4.   De in lid 1 bedoelde gezamenlijke operaties en proefprojecten worden door het agentschap gefinancierd of medegefinancierd via subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels uit zijn begroting worden toegekend.

5.   De leden 1 bis en 4 zijn ook van toepassing op snelle interventies.”.

6)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 3 bis

Organisatorische aspecten van gezamenlijke operaties en proefprojecten

1.   De uitvoerend directeur stelt een operationeel plan op voor de in artikel 3, lid 1 bedoelde gezamenlijke operaties en proefprojecten. De uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat stellen in overleg met de lidstaten die deelnemen aan een gezamenlijke operatie of een proefproject het operationele plan vast waarin de organisatorische aspecten tijdig vóór de geplande aanvang van de gezamenlijke operatie of het proefproject worden opgenomen.

Het operationele plan omvat alle aspecten die voor de uitvoering van de gezamenlijke operatie of het proefproject nodig worden geacht, met inbegrip van:

a)

een beschrijving van de situatie, met modus operandi en doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel;

b)

de te verwachten duur van de gezamenlijke operatie of het proefproject;

c)

het geografisch gebied waarin de gezamenlijke operatie of het proefproject zal plaatsvinden;

d)

een beschrijving van de taken en speciale instructies voor de uitgezonden functionarissen, onder meer over de vraag welke gegevensbanken in de ontvangende lidstaat door de teamleden mogen worden geraadpleegd en welke dienstwapens, munitie en uitrusting zij daar mogen hebben;

e)

de samenstelling van de teams van uitgezonden functionarissen en de inzet van ander relevant personeel;

f)

voorschriften inzake bevelvoering en aansturing, waaronder de naam en rang van de grenswachten van de ontvangende lidstaat die verantwoordelijk zijn voor de samenwerking met de uitgezonden functionarissen en het agentschap, in het bijzonder van de grenswachten die tijdens de duur van de inzet het bevel voeren, alsook de plaats van de uitgezonden functionarissen in de bevelstructuur;

g)

de bij de gezamenlijke operatie of het proefproject in te zetten technische uitrusting, met inbegrip van specifieke vereisten, zoals gebruiksvoorwaarden, benodigd personeel, vervoer en andere logistieke aspecten, en financiële voorzieningen;

h)

nauwkeurige bepalingen over onverwijlde rapportage van incidenten door het agentschap aan de raad van bestuur en de bevoegde nationale instanties;

i)

een meldings- en evaluatieregeling met ijkpunten voor het evaluatieverslag en de uiterste datum voor het indienen van het definitieve evaluatieverslag overeenkomstig artikel 3, lid 3;

j)

voor operaties op zee, specifieke informatie betreffende toepassing van de desbetreffende jurisdictie en wetgeving in het geografisch gebied waarin de gezamenlijke operatie of het proefproject plaatsvindt, met inbegrip van verwijzingen naar het internationale recht en het recht van de Unie inzake onderschepping, reddingsacties op zee en ontscheping;

k)

voorwaarden voor samenwerking met derde landen, andere agentschappen en organen van de Unie of internationale organisaties.

2.   Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van de uitvoerend directeur en de ontvangende lidstaat vereist. Het agentschap dient onmiddellijk een kopie van het gewijzigde of aangepaste operationele plan toe te zenden aan de deelnemende lidstaten.

3.   Het agentschap zorgt in het kader van zijn coördinerende taken voor de operationele tenuitvoerlegging van alle organisatorische aspecten, waaronder de aanwezigheid van een personeelslid van het agentschap tijdens de in dit artikel bedoelde gezamenlijke operaties en proefprojecten.

Artikel 3 ter

Samenstelling en inzet van Europese grenswachtteams

1.   Op voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad van bestuur bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden over de profielen en het totale aantal van de grenswachten die aan de Europese grenswachtteams ter beschikking dienen te worden gesteld. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in de profielen en in het totale aantal. Via een nationaal bestand, opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen, dragen de lidstaten bij tot de Europese grenswachtteams door grenswachten aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen.

2.   De bijdrage van de lidstaten betreffende het inzetten van hun grenswachten voor specifieke gezamenlijke operaties en proefprojecten in het komende jaar wordt gepland op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het agentschap en de lidstaten. Conform deze overeenkomsten stellen de lidstaten de grenswachten voor inzet ter beschikking op verzoek van het agentschap, tenzij de lidstaten geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie die de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang brengt. Een dergelijk verzoek wordt ten minste 45 dagen voor de gewenste inzet ingediend. De autonomie van de lidstaat van herkomst wat betreft de selectie van het personeel en de duur van de inzet ervan blijft onverlet.

3.   Ook het agentschap draagt tot de Europese grenswachtteams bij met bekwame grenswachten, die krachtens artikel 17, lid 5, door de lidstaten gedetacheerd zijn als nationale deskundigen. De bijdrage van de lidstaten betreffende de detachering van hun grenswachten bij het agentschap voor het komende jaar, wordt gepland op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het agentschap en de lidstaten.

Conform deze overeenkomsten stellen de lidstaten de grenswachten ter beschikking voor detachering, tenzij dit de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang zou brengen. In dergelijke situaties kunnen de lidstaten hun gedetacheerde grenswachten terugroepen.

Deze detacheringen hebben een maximale duur van zes maanden per periode van twaalf maanden. De gedetacheerde grenswachten worden in het kader van deze verordening beschouwd als uitgezonden functionarissen en hebben de in artikel 10 bedoelde taken en bevoegdheden. De lidstaat die de betrokken grenswachten heeft gedetacheerd, wordt beschouwd als „lidstaat van herkomst” als bepaald in artikel 1 bis, punt 3, voor de toepassing van de artikelen 3 quater, 10 en 10 ter. Ander tijdelijk personeel van het agentschap, dat niet gekwalificeerd is om grenscontroletaken te verrichten, wordt bij gezamenlijke operaties en proefprojecten alleen ingezet voor coördinatietaken.

4.   De leden van de Europese grenswachtteams eerbiedigen bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden ten volle de grondrechten, waaronder de toegang tot asielprocedures, en de menselijke waardigheid. De bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden genomen maatregelen staan in verhouding tot de met die maatregelen beoogde doelstellingen. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden mogen zij niemand discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

5.   Overeenkomstig artikel 8 octies, benoemt het agentschap voor elke operatie en elk proefproject waarbij leden van de Europese grenswachtteams worden ingezet een coördinerend functionaris.

De coördinerend functionaris bevordert de samenwerking en de coördinatie tussen de ontvangende en de deelnemende lidstaten.

6.   Het agentschap draagt de kosten die door de lidstaten worden gemaakt om ingevolge lid 1 van dit artikel hun grenswachten ter beschikking te stellen voor de Europese grenswachtteams overeenkomstig artikel 8 nonies.

7.   Het agentschap deelt elk jaar aan het Europees Parlement mede hoeveel grenswachten elke lidstaat overeenkomstig dit artikel beschikbaar heeft gesteld voor de Europese grenswachtteams.

Artikel 3 quater

Instructies aan de Europese grenswachtteams

1.   Tijdens de inzet van de Europese grenswachtteams geeft de ontvangende lidstaat instructies aan de teams volgens het in artikel 3 bis, lid 1, bedoelde operationele plan.

2.   Via zijn coördinerend functionaris, zoals bedoeld in artikel 3 ter, lid 5, kan het agentschap de ontvangende lidstaat zijn visie geven op de in lid 1 bedoelde instructies. De ontvangende lidstaat houdt daar in dat geval rekening mee.

3.   Overeenkomstig artikel 8 octies verstrekt de ontvangende lidstaat de coördinerend functionaris alle nodige bijstand, met inbegrip van de volledige toegang tot de Europese grenswachtteams te allen tijde gedurende de gehele periode waarin deze worden ingezet.

4.   De leden van de Europese grenswachtteams blijven bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden onderworpen aan de disciplinaire maatregelen van hun lidstaat van herkomst.”.

7)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Risicoanalyse

Het agentschap ontwikkelt een gemeenschappelijk model voor geïntegreerde risicoanalyse en past dit toe.

Het agentschap bereidt algemene en specifieke risicoanalyses voor die bij de Raad en de Commissie worden ingediend.

Met het oog op risicoanalyses kan het agentschap, na voorafgaande raadpleging van de betrokken lidstaten, een inschatting maken van hun capaciteit om het hoofd te bieden aan nieuwe uitdagingen, waaronder bestaande en toekomstige dreigingen en druk aan de buitengrenzen van de lidstaten; zulks geldt in het bijzonder ten aanzien van lidstaten die onder specifieke en onevenredige druk staan. Het agentschap kan daartoe de uitrusting en de middelen van de lidstaten op het gebied van grenstoezicht inschatten. De inschatting geschiedt op basis van door de betrokken lidstaten verstrekte informatie en de verslagen en resultaten van gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle interventies en andere activiteiten van het agentschap. Deze inschattingen laten het Schengenevaluatiemechanisme onverlet.

De resultaten van deze inschattingen worden voorgelegd aan de raad van bestuur.

Voor de toepassing van dit artikel voorzien de lidstaten het agentschap van alle nodige informatie over de situatie en eventuele dreigingen aan de buitengrenzen.

Het agentschap verwerkt bij de ontwikkeling van de gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachten de resultaten van het in artikel 5 bedoelde gemeenschappelijke model voor geïntegreerde risicoanalyse.”.

8)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Het agentschap verstrekt grenswachten van de Europese grenswachtteams de voor hun taken en bevoegdheden relevante vervolgopleiding. Het organiseert ook regelmatig oefeningen met deze grenswachten volgens de in het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap bedoelde planning voor vervolgopleiding en oefening.

Het agentschap neemt eveneens de nodige initiatieven om ervoor te zorgen dat alle grenswachten en het overige personeel van de lidstaten dat deelneemt aan de Europese grenswachtteams, evenals het personeel van het agentschap, voordat zij deelnemen aan de door het agentschap georganiseerde operationele activiteiten, opleiding hebben ontvangen betreffende het recht van de Unie en het internationale recht ter zake, waaronder de grondrechten en toegang tot internationale bescherming, alsook richtsnoeren voor het identificeren van personen die verzoeken om bescherming en hen te verwijzen naar de desbetreffende faciliteiten.

Het agentschap stelt een gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachten vast, ontwikkelt deze verder en verstrekt opleiding op Europees niveau voor opleiders van de nationale grenswachten van de lidstaten, onder meer inzake de grondrechten, de toegang tot internationale bescherming en het relevante zeerecht.

Het agentschap stelt de gemeenschappelijke basisinhoud op na raadpleging van het in artikel 26 bis bedoelde raadgevend forum.

De lidstaten nemen de gemeenschappelijke basisinhoud op in de opleiding van hun nationale grenswachten.”;

b)

na de laatste alinea wordt de volgende alinea ingevoegd:

„Het agentschap stelt een uitwisselingsprogramma op dat de grenswachten die deelnemen aan de Europese grenswachtteams in staat stelt door samenwerking met grenswachten in een andere lidstaat dan hun eigen lidstaat kennis of specifieke deskundigheid te verwerven van ervaringen en goede werkmethoden in het buitenland.”.

9)

De artikelen 6 en 7 worden vervangen door:

„Artikel 6

Aandacht voor en bijdrage aan onderzoek

Het agentschap besteedt proactief aandacht aan en draagt proactief bij aan de ontwikkelingen op het gebied van onderzoek dat relevant is voor de controle en de bewaking van de buitengrenzen en geeft deze informatie door aan de Commissie en de lidstaten.

Artikel 7

Technische uitrusting

1.   Het agentschap kan, zelf of in mede-eigendom met een lidstaat, technische uitrusting voor controle aan de buitengrenzen, die wordt ingezet voor gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle interventies, gezamenlijke terugkeeroperaties of projecten voor technische bijstand, aanschaffen of leasen overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels. Aan elke aanschaf of leasing van uitrusting die aanzienlijke kosten meebrengt voor het agentschap, gaat een grondige behoeften- en kosten-batenanalyse vooraf. De uitgaven hiervoor worden opgenomen in de begroting van het agentschap die door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 29, lid 9, wordt vastgesteld. Als het agentschap belangrijke technische uitrusting, zoals patrouillevaartuigen voor gebruik op volle zee en in kustwateren of patrouillevoertuigen, aanschaft of least, gelden de volgende voorwaarden:

a)

in het geval van aanschaf en mede-eigendom spreekt het agentschap formeel met één lidstaat af dat deze laatste zorgt voor de registratie van de uitrusting overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van die lidstaat;

b)

in het geval van leasing dient de uitrusting in een lidstaat geregistreerd te zijn.

Op basis van een door het agentschap opgestelde modelovereenkomst maken de lidstaat van registratie en het agentschap afspraken over de voorwaarden om de perioden te garanderen dat de activa in mede-eigendom volledig aan het agentschap ter beschikking staan, en over de gebruiksvoorwaarden van de uitrusting.

De lidstaat van registratie of de leverancier van de technische uitrusting zorgt voor de deskundigen en technici die nodig zijn om de technische uitrusting rechtsgeldig en veilig in te zetten.

2.   Het agentschap zorgt voor het opzetten en bijhouden van centrale registers van uitrusting in een bestand van aan de lidstaten of het agentschap en van aan de lidstaten en het agentschap gezamenlijk toebehorende technische uitrusting voor buitengrenscontroledoeleinden. Het bestand van technische uitrusting bevat een minimale hoeveelheid van elk type technische uitrusting als bedoeld in lid 5 van dit artikel. De technische uitrusting die in het bestand van technische uitrusting is opgenomen wordt ingezet bij de in de artikelen 3, 8 bis en 9 bedoelde activiteiten.

3.   De lidstaten dragen bij tot het in lid 2 bedoelde bestand van technische uitrusting. De bijdrage van de lidstaten aan het bestand en aan de inzet van technische uitrusting voor specifieke operaties, wordt gepland op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het agentschap en de lidstaten. Conform deze overeenkomsten en voor zover het gaat om de minimale hoeveelheid technische uitrusting voor een bepaald jaar, stellen de lidstaten hun technische uitrusting op verzoek van het agentschap ter beschikking voor inzet, tenzij zij geconfronteerd worden met een uitzonderlijke situatie die de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang brengt. Een dergelijk verzoek wordt ten minste 45 dagen vóór de gewenste inzet ingediend. De bijdragen aan het bestand van technische uitrusting worden jaarlijks opnieuw beoordeeld.

4.   Het agentschap houdt de registers van het bestand van technische uitrusting als volgt bij:

a)

indeling naar type uitrusting en naar type operatie;

b)

indeling naar eigenaar (lidstaat, agentschap, andere);

c)

totale hoeveelheden van de vereiste uitrusting;

d)

eventueel vereist personeel;

e)

overige informatie, zoals registratiegegevens, vereisten op het gebied van transport en onderhoud, toepasselijke nationale exportregelingen, technische instructies, of overige informatie die van belang is voor het correct gebruik van de uitrusting.

5.   Het agentschap financiert de inzet van de technische uitrusting die deel uitmaakt van de minimale hoeveelheid technische uitrusting die een bepaalde lidstaat voor een bepaald jaar beschikbaar moet stellen. De inzet van technische uitrusting die geen deel uitmaakt van de minimale hoeveelheid technische uitrusting wordt tot maximaal 100 % van de in aanmerking komende uitgaven door het agentschap meegefinancierd, met inachtneming van de bijzondere omstandigheden waarin de lidstaten die deze technische uitrusting inzetten, zich bevinden.

De regels betreffende de technische uitrusting, met inbegrip van de vereiste totale minimale hoeveelheden per type technische uitrusting, de voorwaarden voor inzet en de vergoeding van kosten worden jaarlijks overeenkomstig artikel 24 op voorstel van de uitvoerend directeur vastgesteld door de raad van bestuur. Om budgettaire redenen dient de raad van bestuur dit besluit jaarlijks uiterlijk op 31 maart te nemen.

In overeenstemming met zijn behoeften stelt het agentschap de minimale hoeveelheid technische uitrusting voor die het nodig heeft, in het bijzonder voor het uitvoeren van gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle interventies en gezamenlijke terugkeeroperaties, overeenkomstig het werkprogramma voor het betrokken jaar.

Indien de minimale hoeveelheid technische uitrusting niet blijkt te volstaan om het voor gezamenlijke operaties, proefprojecten, snelle interventies of gezamenlijke terugkeeroperaties overeengekomen operationele plan uit te voeren, wordt die hoeveelheid door het agentschap aangepast op basis van een verantwoorde behoeftestelling en een overeenkomst met de lidstaten.

6.   Het agentschap brengt maandelijks aan de raad van bestuur verslag uit over de samenstelling en de inzet van de uitrusting die deel uitmaakt van het bestand van technische uitrusting. Als de in lid 5 bedoelde minimale hoeveelheid technische uitrusting niet wordt bereikt, stelt de uitvoerend directeur de raad van bestuur hiervan onverwijld in kennis. De raad van bestuur beslist op korte termijn aan welke zaken bij de inzet van de technische uitrusting prioriteit moet worden gegeven en neemt passende maatregelen om de gesignaleerde tekortkomingen te verhelpen. De raad van bestuur brengt de Commissie op de hoogte van de gesignaleerde tekortkomingen en de getroffen maatregelen. Vervolgens legt de Commissie de zaak samen met haar eigen beoordeling voor aan het Europees Parlement en de Raad.

7.   Het agentschap deelt elk jaar aan het Europees Parlement mede hoeveel technische uitrusting elke lidstaat overeenkomstig dit artikel ter beschikking heeft gesteld voor het bestand van technische uitrusting.”.

10)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   Onverminderd artikel 78, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) kunnen één of meer lidstaten die bij de nakoming van hun verplichtingen inzake controle en bewaking van de buitengrenzen onder specifieke en onevenredige druk staan en worden geconfronteerd met omstandigheden die extra technische en operationele bijstand vergen, het agentschap om bijstand verzoeken. Het agentschap organiseert overeenkomstig artikel 3 passende technische en operationele bijstand aan de verzoekende lidstaat of lidstaten.”;

b)

in lid 2 wordt het volgende punt ingevoegd:

„c)

grenswachten van de Europese grenswachtteams inzetten.”;

c)

lid 3 komt als volgt te luiden:

„3.   Het agentschap kan technische uitrusting voor controles en bewaking van de buitengrenzen aanschaffen die door zijn deskundigen en in het kader van snelle interventies wordt gebruikt voor de duur ervan.”.

11)

Artikel 8 bis wordt vervangen door:

„Artikel 8 bis

Snelle interventies

Op verzoek van een lidstaat die plotseling te maken krijgt met een situatie van uitzonderlijke druk, in het bijzonder de toestroom op bepaalde punten aan de buitengrenzen van grote aantallen onderdanen van derde landen die trachten illegaal het grondgebied van de lidstaat binnen te komen, kan het agentschap voor een beperkte periode zo lang dat nodig is één of meer Europese grenswachtteams („team(s)” of „snelle-grensinterventieteams”) inzetten op het grondgebied van de verzoekende lidstaat, overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 863/2007.”.

12)

Artikel 8 quinquies, lid 5, wordt vervangen door:

„5.   Indien de uitvoerend directeur beslist één of meer teams in te zetten, stelt het agentschap samen met de verzoekende lidstaat onmiddellijk en in ieder geval uiterlijk vijf werkdagen na de datum van de beslissing een operationeel plan op overeenkomstig artikel 8 sexies.”.

13)

Artikel 8 sexies, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

Punten e), f) en g) worden vervangen door:

„e)

de samenstelling van de teams en de inzet van ander relevant personeel;

f)

voorschriften inzake bevelvoering en aansturing, waaronder de naam en rang van de grenswachten van de ontvangende lidstaat die verantwoordelijk zijn voor de samenwerking met de teams, in het bijzonder van de grenswachten die tijdens de duur van de inzet het bevel voeren over de teams, alsook de plaats van de teams in de bevelstructuur;

g)

de met de teams in te zetten technische uitrusting, met inbegrip van specifieke vereisten, zoals gebruiksvoorwaarden, benodigd personeel, vervoer en andere logistieke aspecten, en financiële voorzieningen;”;

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

„h)

nauwkeurige bepalingen over onverwijlde rapportage van incidenten door het agentschap aan de raad van bestuur en de bevoegde nationale instanties;

i)

een meldings- en evaluatieregeling met ijkpunten voor het evaluatieverslag en de uiterste datum voor het indienen van het definitieve evaluatieverslag overeenkomstig artikel 3, lid 3;

j)

voor operaties op zee, specifieke informatie betreffende de toepassing van de desbetreffende jurisdictie en wetgeving in het geografisch gebied waarin de gezamenlijke operatie plaatsvindt, met inbegrip van verwijzingen naar het internationale recht en het recht van de Unie inzake onderschepping, reddingsacties op zee en ontscheping;

k)

modaliteiten voor samenwerking met derde landen, andere agentschappen en organen van de Unie of internationale organisaties.”.

14)

In artikel 8 nonies, lid 1, komt de aanhef als volgt te luiden:

„1.   Het agentschap draagt het volledige bedrag van de volgende kosten die door de lidstaten worden gemaakt om hun grenswachten ter beschikking te stellen in het kader van de in artikel 3, lid 1 ter, artikel 8 bis en artikel 8 quater bedoelde activiteiten:”.

15)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Samenwerking inzake terugkeer

1.   Afhankelijk van het terugkeerbeleid van de Unie, met name Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (*4), en zonder terugkeerbesluiten inhoudelijk te beoordelen, verleent het agentschap de nodige bijstand en zorgt het op verzoek van de deelnemende lidstaten voor de coördinatie of de organisatie van gezamenlijke terugkeeroperaties van lidstaten, onder meer door voor dergelijke operaties vliegtuigen te huren. Het agentschap financiert (mee) de in dit lid bedoelde operaties en projecten via subsidies die overeenkomstig de voor het agentschap geldende financiële regels uit zijn begroting worden toegekend. Het agentschap kan ook financiële middelen van de Unie gebruiken die op het gebied van terugkeer beschikbaar zijn. Het agentschap zorgt ervoor dat bij subsidieovereenkomsten met lidstaten de onverkorte inachtneming van het Handvest van de grondrechten als voorwaarde geldt voor financiële steun.

1 bis.   Het agentschap ontwikkelt een gedragscode voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal aanwezig zijn; deze code geldt tijdens alle door het agentschap gecoördineerde gezamenlijke terugkeeroperaties en beschrijft gemeenschappelijke gestandaardiseerde procedures die de organisatie van gezamenlijke terugkeeroperaties moeten vereenvoudigen en moeten waarborgen dat de terugkeer verloopt op humane wijze en met onverkorte inachtneming van de grondrechten, en meer bepaald van het beginsel van de menselijke waardigheid, het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens en het non-discriminatiebeginsel.

1 ter.   In de gedragscode wordt met name aandacht besteed aan de in artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG vervatte verplichting om een doeltreffend systeem op te zetten voor het toezicht op gedwongen terugkeer en op de in artikel 26 bis, lid 1, van deze verordening bedoelde strategie inzake grondrechten. Het toezicht op gezamenlijke terugkeeroperaties moet op de grondslag van objectieve en heldere normen worden uitgeoefend en dient de hele gezamenlijke terugkeeroperatie te bestrijken, van de fase voorafgaand aan het vertrek tot en met de overdracht van de repatrianten in het land van terugkeer.

1 quater.   De lidstaten stellen het agentschap regelmatig op de hoogte van hun behoefte aan hulp of coördinatie door het agentschap. Het agentschap stelt een voortschrijdend operationeel plan op om de lidstaten die daarom verzoeken de nodige operationele bijstand te verlenen, waaronder de in artikel 7, lid 1, bedoelde technische uitrusting. De raad van bestuur beslist overeenkomstig artikel 24 over een voorstel van de uitvoerend directeur over de inhoud en modus operandi van het voor voortdurende aanpassing vatbare operationele plan.

2.   Het agentschap werkt samen met de bevoegde autoriteiten van de in artikel 14 bedoelde derde landen, en stelt optimale werkwijzen vast voor het verkrijgen van reisdocumenten en de terugkeer van illegaal aanwezige onderdanen van derde landen.

(*4)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98.”."

16)

Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden nemen de uitgezonden functionarissen het recht van de Unie en het internationale recht in acht en leven ze de grondrechten en het nationale recht van de ontvangende lidstaat na.”.

17)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

Systemen voor informatie-uitwisseling

Het agentschap kan alle nodige maatregelen nemen om de uitwisseling van voor zijn taken relevante informatie met de Commissie en de lidstaten en, indien van toepassing, de in artikel 13 bedoelde agentschappen van de Unie, te vergemakkelijken. Het zet een informatiesysteem op voor de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens met deze actoren en het maakt van dit systeem gebruik; het betreft o.m. de in de artikelen 11 bis, 11 ter en 11 quater bedoelde persoonsgegevens.

Het agentschap kan alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn ter vergemakkelijking van de uitwisseling van voor zijn taak belangrijke gegevens met het Verenigd Koninkrijk en Ierland, indien deze gegevens betrekking hebben op activiteiten waaraan deze landen overeenkomstig artikel 12 en artikel 20, lid 5, deelnemen.”.

18)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 11 bis

Gegevensbescherming

Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van gegevens door het agentschap.

De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 45/2001 door het agentschap, onder meer betreffende de functionaris voor gegevensbescherming van het agentschap. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Onverminderd de artikelen 11 ter en 11 quater kan het agentschap voor administratieve doelen persoonsgegevens verwerken.

Artikel 11 ter

Verwerking van persoonsgegevens in het kader van gezamenlijke terugkeeroperaties

1.   In het kader van zijn taken de in artikel 9 bedoelde gezamenlijke terugkeeroperaties van lidstaten te organiseren en te coördineren, kan het agentschap persoonlijke gegevens verwerken van personen die aan dit soort gezamenlijke terugkeeroperaties worden onderworpen.

2.   Bij de verwerking van dergelijke persoonsgegevens worden de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid bij de verwerking van deze persoonsgegevens nageleefd. Met name wordt de verwerking strikt beperkt tot de persoonsgegevens die vereist zijn met het oog op de gezamenlijke terugkeeroperatie.

3.   Persoonsgegevens worden gewist zodra het doel waarvoor zij zijn verzameld is verwezenlijkt, en niet later dan tien dagen na het einde van de gezamenlijke terugkeeroperatie.

4.   Wanneer de persoonsgegevens niet door een lidstaat aan de vervoerder worden overgedragen, kan het agentschap deze gegevens doorsturen.

5.   Dit artikel wordt toegepast overeenkomstig de in artikel 11 bis bedoelde maatregelen.

Artikel 11 quater

Verwerking van persoonsgegevens die zijn verzameld tijdens gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle interventies.

1.   Onverminderd de bevoegdheid van lidstaten in het kader van gezamenlijke operaties, proefprojecten en snelle interventies persoonsgegevens te verzamelen, en met inachtneming van de in de leden 2 en 3 uiteengezette beperkingen, kan het agentschap door de lidstaten in het kader van dergelijke operationele werkzaamheden verzamelde en aan het agentschap doorgestuurde gegevens verder verwerken om bij te dragen tot de veiligheid van de buitengrenzen van de lidstaten.

2.   Deze verdere verwerking van persoonsgegevens door het agentschap blijft beperkt tot persoonsgegevens van personen die door de bevoegde instanties van de lidstaten op redelijke gronden worden verdacht van betrokkenheid bij grensoverschrijdende criminele activiteiten, het mogelijk maken van illegale migratieactiviteiten of activiteiten in verband met mensenhandel, zoals omschreven in artikel 1, lid 1, onder a) en b) van Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (*5).

3.   De in lid 2 bedoelde persoonsgegevens worden door het agentschap uitsluitend verder verwerkt voor de volgende doelen:

a)

de doorzending per geval naar Europol of naar andere wethandhavingsagentschappen van de Unie, overeenkomstig artikel 13,

b)

het gebruik voor de opstelling van in artikel 4 bedoelde risicoanalyses. In de uitkomsten van de risicoanalyses worden de gegevens geanonimiseerd.

4.   De persoonsgegevens worden gewist zodra zij zijn doorgezonden naar Europol of andere agentschappen van de Unie of wanneer zij gebruikt zijn voor de opstelling van de in artikel 4 bedoelde risicoanalyses. De opslagtermijn overschrijdt in geen enkel geval drie maanden na de datum waarop de gegevens zijn verzameld.

5.   Bij de verwerking van deze persoonsgegevens worden de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid nageleefd. De persoonsgegevens worden door het agentschap niet gebruikt voor naspeuringen die onder verantwoordelijkheid blijven vallen van de bevoegde instanties van de lidstaten.

De verwerking wordt vooral strikt beperkt tot de persoonsgegevens die vereist zijn met het oog op de in lid 3 bedoelde doelen.

6.   Onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001 is verdere overdracht of andere uitwisseling van door het agentschap verwerkte persoonsgegevens aan derde landen of andere derden niet toegestaan.

7.   Dit artikel wordt toegepast overeenkomstig de in artikel 11 bis bedoelde maatregelen.

Artikel 11 quinquies

Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

1.   Het agentschap past de veiligheidsvoorschriften van de Commissie toe, als vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (*6). Die voorschriften gelden onder meer voor de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde gegevens.

2.   Het agentschap past tevens de veiligheidsbeginselen betreffende de behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals die zijn vastgelegd in het Besluit bedoeld in lid 1 van dit artikel en door de Commissie ten uitvoer worden gelegd. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van die veiligheidsbeginselen.

(*5)  PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17."

(*6)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.”."

19)

De artikelen 13 en 14 worden vervangen door:

„Artikel 13

Samenwerking met agentschappen en organen van de Unie, en internationale organisaties

Het agentschap kan met Europol, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau voor de grondrechten”, andere agentschappen en organen van de Unie, en de internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van de onder deze verordening vallende aangelegenheden samenwerken in het kader van met deze organen gemaakte werkafspraken overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het VWEU en de bepalingen over de bevoegdheid van die organen. Het agentschap houdt het Europees Parlement van deze regelingen in elk geval op de hoogte.

Verdere overdracht of andere uitwisseling van door het agentschap verwerkte persoonsgegevens aan andere agentschappen of organen van de Unie worden afhankelijk gesteld van specifieke werkafspraken over de uitwisseling van persoonsgegevens en van voorafgaande toestemming door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Ook kan het agentschap met instemming van de betrokken lidstaat of lidstaten waarnemers van agentschappen en organen van de Unie of van internationale organisaties uitnodigen om deel te nemen aan de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde activiteiten, voor zover hun aanwezigheid strookt met de doelen van deze activiteiten, kan bijdragen tot betere samenwerking en uitwisseling van optimale werkmethoden, en geen invloed heeft op de algemene veiligheid van die activiteiten. De deelneming van deze waarnemers aan de in de artikelen 4 en 5 bedoelde activiteiten is afhankelijk van de toestemming door de betrokken lidstaat of lidstaten, de deelneming aan de in artikel 3 bedoelde activiteiten is afhankelijk van de toestemming door de ontvangende lidstaat. Het in artikel 3 bis, lid 1, genoemde operationele plan omvat nauwkeurige regels over de deelneming van waarnemers. Voordat deze waarnemers deelnemen, ontvangen zij een passende opleiding van het agentschap.

Artikel 14

Vergemakkelijking van operationele samenwerking met derde landen en samenwerking met bevoegde autoriteiten van derde landen

1.   Voor de aangelegenheden die door zijn activiteiten worden bestreken en voor zover nodig voor de uitvoering van zijn taken, vergemakkelijkt het agentschap de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen in het kader van het beleid inzake externe betrekkingen van de Unie, onder meer wat betreft mensenrechten.

Het agentschap en de lidstaten nemen normen en maatstaven in acht die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Uniewetgeving zijn vastgelegd, ook wanneer de operaties in het kader van samenwerking met derde landen op het grondgebied van die landen plaatsvinden.

Het aangaan van samenwerking met derde landen strekt ook tot bevordering van de Europese normen voor grensbeheer, met inbegrip van de eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid.

2.   Het agentschap kan met de autoriteiten van derde landen die bevoegd zijn op het gebied van de onder deze verordening vallende aangelegenheden, samenwerken in het kader van met deze autoriteiten gemaakte werkafspraken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het VWEU. Die werkafspraken houden louter verband met het beheer van de operationele samenwerking.

3.   Het agentschap kan zijn verbindingsfunctionarissen inzetten, die bij de uitvoering van hun taken in derde landen optimale bescherming moeten genieten. Zij maken deel uit van de krachtens Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (*7), opgezette plaatselijke of regionale samenwerkingsnetwerken van verbindingsfunctionarissen van de lidstaten. Verbindingsfunctionarissen worden alleen ingezet in derde landen waarvan de praktijken op het gebied van grensbeheer voldoen aan minimale maatstaven inzake mensenrechten. Hun inzet wordt door de raad van bestuur goedgekeurd. In het kader van het beleid inzake de externe betrekkingen van de Unie moet bij de inzet prioriteit worden gegeven aan de derde landen die volgens risicoanalyses een land van herkomst of doorreis zijn bij illegale migratie. Op basis van wederkerigheid kan het agentschap, voor een beperkte periode, ook verbindingsfunctionarissen ontvangen die door die derde landen zijn ter beschikking gesteld. De raad van bestuur stelt overeenkomstig artikel 24 jaarlijks de lijst met prioriteiten vast op basis van een voorstel van de uitvoerend directeur.

4.   De taken van de verbindingsfunctionarissen van het agentschap omvatten, met inachtneming van het recht van de Unie en de grondrechten, het leggen en onderhouden van contact met de bevoegde autoriteiten van het derde land waar zij aangewezen zijn, teneinde bij te dragen tot de preventie en bestrijding van illegale immigratie en tot de terugkeer van illegale migranten.

5.   Het agentschap kan financiering van de Unie ontvangen overeenkomstig de bepalingen van de relevante instrumenten die het beleid inzake externe betrekkingen van de Unie ondersteunen. Het kan projecten voor technische bijstand in derde landen initiëren en financieren ten aanzien van zaken waarop deze verordening betrekking heeft.

6.   Het agentschap kan eveneens, met instemming van de betrokken lidstaat of lidstaten, waarnemers van derde landen uitnodigen om deel te nemen aan zijn in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde activiteiten, voor zover hun aanwezigheid strookt met de doelen van deze activiteiten, kan bijdragen tot een betere samenwerking en uitwisseling van optimale werkmethoden, en geen invloed heeft op de algemene veiligheid van de activiteiten. De deelneming van deze waarnemers aan de in de artikelen 4 en 5 bedoelde activiteiten is afhankelijk van de toestemming door de betrokken lidstaat of lidstaten, de deelneming aan de in artikel 3 bedoelde activiteiten is afhankelijk van de toestemming door de ontvangende lidstaat. Het in artikel 3 bis, lid 1, genoemde operationele plan omvat nauwkeurige regels over de deelneming van waarnemers. Voordat deze waarnemers deelnemen, ontvangen zij een passende opleiding van het agentschap.

7.   Bij het sluiten van bilaterale overeenkomsten met derde landen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, kunnen de lidstaten zo nodig bepalingen opnemen over de rol en de bevoegdheden van het agentschap, in het bijzonder wat betreft de uitoefening van uitvoerende bevoegdheden door leden van de teams die het agentschap inzet gedurende de in artikel 3 bedoelde gezamenlijke operaties of proefprojecten.

8.   Voor de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde activiteiten is vooraf advies van de Commissie vereist; het Europees Parlement wordt van die activiteiten zo spoedig mogelijk volledig op de hoogte gesteld.

(*7)  PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1.”."

20)

In artikel 15 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Het agentschap is een orgaan van de Unie. Het heeft rechtspersoonlijkheid.”.

21)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 15 bis

Zetelovereenkomst

De vereiste bepalingen betreffende de huisvesting van het agentschap in de lidstaat waar de zetel is gevestigd en de door deze lidstaat ter beschikking te stellen installaties, alsook de specifieke voorschriften die in die lidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van het agentschap en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een zetelovereenkomst tussen het agentschap en de lidstaat waarin het agentschap zijn zetel heeft. De zetelovereenkomst wordt gesloten nadat de raad van bestuur deze heeft goedgekeurd. De lidstaat waar het agentschap zijn zetel heeft, dient de gunstigst mogelijke voorwaarden voor de goede werking van het agentschap te bieden, waaronder meertalig, Europees gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.”.

22)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 komt als volgt te luiden:

„3.   Voor de toepassing van artikel 3 ter, lid 5, kan als coördinerend functionaris in de zin van artikel 8 octies alleen een personeelslid van het agentschap worden aangewezen, voor wie het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie of titel II van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie geldt. Voor de toepassing van artikel 3 ter, lid 3, kunnen alleen door een lidstaat bij het agentschap gedetacheerde nationale deskundigen worden aangewezen voor toewijzing aan de Europese grenswachtteams. Het agentschap wijst de nationale deskundigen aan die overeenkomstig voornoemd artikel aan de Europese grenswachtteams worden toegewezen.”;

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

„4.   De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie de nodige uitvoeringsbepalingen vast overeenkomstig artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie.

5.   De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen op grond waarvan nationale deskundigen uit de lidstaten bij het agentschap kunnen worden gedetacheerd. Deze bepalingen houden rekening met de vereisten van artikel 3 ter, lid 3, en in het bijzonder met het feit dat de betrokkenen als uitgezonden functionarissen worden beschouwd en de in artikel 10 bedoelde taken en bevoegdheden hebben. Zij bevatten eveneens bepalingen inzake de voorwaarden voor inzet.”.

23)

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt h) wordt vervangen door:

„h)

bepaalt de organisatorische structuur van het agentschap en stelt het personeelsbeleid van het agentschap vast, met name het meerjarige personeelsbeleidsplan. Overeenkomstig de betrokken bepalingen in Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 betreffende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (*8) wordt het meerjarige personeelsbeleidsplan ingediend bij de Commissie en, na een gunstig advies van de Commissie, bij de begrotingsautoriteit;

(*8)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.”;"

ii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„i)

stelt het meerjarenplan van het agentschap vast, met een beschrijving van de langetermijnstrategie voor de toekomstige activiteiten van het agentschap.”;

b)

lid 4 komt als volgt te luiden:

„4.   De raad van bestuur kan de uitvoerend directeur adviseren over aangelegenheden die rechtstreeks betrekking hebben op de ontwikkeling van het operationele beheer van de buitengrenzen, waaronder onderzoeksactiviteiten zoals omschreven in artikel 6.”.

24)

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, laatste zin, komt als volgt te luiden:

„Deze ambtstermijn kan worden verlengd.”;

b)

lid 3 komt als volgt te luiden:

„3.   De landen die betrokken zijn bij uitvoering, toepassing en ontwikkeling van het Schengenacquis nemen deel in het agentschap. Zij hebben ieder één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger in de raad van bestuur. Krachtens de desbetreffende bepalingen van hun associatieovereenkomsten zijn er regelingen uitgewerkt die de aard en de omvang van en de nadere regels voor de deelname van deze landen aan het werk van het agentschap vastleggen, met inbegrip van bepalingen ten aanzien van financiële bijdragen en personeel.”.

25)

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 komt als volgt te luiden:

„2.   Het Europees Parlement of de Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken om verslag uit te brengen over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgevoerd, in het bijzonder over tenuitvoerlegging van en toezicht op de grondrechtenstrategie, het algemene verslag van het agentschap over het voorafgaande jaar, het werkprogramma voor het komende jaar en het in artikel 20, lid 2), onder i), bedoelde meerjarenplan van het Agentschap.”;

b)

in lid 3, wordt het volgende punt toegevoegd:

„g)

hij waarborgt de tenuitvoerlegging van de in de artikelen 3 bis en 8 sexies bedoelde operationele plannen.”.

26)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 26 bis

Grondrechtenstrategie

1.   Het agentschap stelt zijn Grondrechtenstrategie op, werkt die nader uit en past die toe. Het agentschap voert een doeltreffend mechanisme in om erop toe te zien dat bij alle activiteiten van het agentschap de grondrechten worden geëerbiedigd.

2.   Het agentschap richt een adviesforum op dat de uitvoerend directeur en de raad van bestuur bijstaat op het gebied van grondrechten. Het agentschap verzoekt het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Bureau voor de grondrechten, het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en andere betrokken organisaties om aan het adviesforum deel te nemen. Op voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad van bestuur over de samenstelling en de werkmethoden van het adviesforum en over de wijze waarop aan het forum informatie wordt toegezonden.

Het adviesforum wordt geraadpleegd over de verdere ontwikkelingen en uitvoering van de Grondrechtenstrategie, de gedragscode en de gemeenschappelijke basisinhoud.

Het adviesforum stelt een jaarverslag van zijn activiteiten op. Dat verslag wordt openbaar gemaakt.

3.   De raad van bestuur stelt een grondrechtenfunctionaris aan; deze beschikt over de nodige kwalificaties en ervaring op het gebied van grondrechten. Hij is onafhankelijk in de uitvoering van zijn taken als grondrechtenfunctionaris en rapporteert rechtstreeks aan de raad van bestuur en het adviesforum. Hij brengt regelmatig verslag uit en draagt aldus bij tot het mechanisme voor toezicht op grondrechten.

4.   De grondrechtenfunctionaris en het adviesforum hebben voor alle activiteiten van het agentschap toegang tot alle informatie met betrekking tot de eerbiediging van grondrechten.”.

27)

Aan artikel 33 worden de volgende leden toegevoegd:

„2 bis.   In het kader van de eerste evaluatie na de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 1168/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot 25 oktober 2011 wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (*9) wordt eveneens geanalyseerd of het nodig is de coördinatie van het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten nog verder op te voeren, met inbegrip van de haalbaarheid van de oprichting van een Europees systeem van grenswachten.

2 ter.   De evaluatie omvat een specifieke analyse van de wijze waarop het Handvest van de grondrechten bij de toepassing van de verordening werd nageleefd.

(*9)  PB L 304 van 22.11.2011, blz. 1”."

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB C 44 van 11.2.2011, blz. 162.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 oktober 2011.

(3)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(4)  PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30.

(5)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

(6)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(9)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(10)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(11)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(12)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.

(13)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(14)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19.

(15)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(16)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.


22.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 304/18


VERORDENING (EU) Nr. 1169/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2011

betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 169 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de Unie bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van de maatregelen die zij op grond van artikel 114 neemt.

(2)

Het vrije verkeer van veilig en gezond voedsel is een wezenlijk aspect van de interne markt en levert een aanzienlijke bijdrage tot de gezondheid en het welzijn van de burgers en hun sociale en economische belangen.

(3)

Om een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de consumenten te bereiken en hun recht op informatie te waarborgen, moet ervoor worden gezorgd dat de consumenten de nodige informatie krijgen over de levensmiddelen die zij consumeren. De keuzes van de consumenten kunnen onder meer door gezondheids-, economische, milieu-, sociale en ethische overwegingen worden beïnvloed.

(4)

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (3) bepaalt dat het een algemeen beginsel van de levensmiddelenwetgeving is dat aan de consumenten een handvat voor doordachte keuzes wordt geboden ten aanzien van de levensmiddelen die zij consumeren en dat praktijken worden voorkomen die de consument kunnen misleiden.

(5)

Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (4) bestrijkt bepaalde aspecten van de verstrekking van informatie aan de consumenten, met name om misleidende acties en informatieverzuim te voorkomen. De algemene beginselen inzake oneerlijke handelspraktijken moeten worden aangevuld met specifieke voorschriften betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten.

(6)

Er worden voor alle levensmiddelen geldende Unie-voorschriften inzake voedseletikettering vastgesteld in Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (5). De meeste bepalingen van die richtlijn dateren uit 1978 en moeten daarom geactualiseerd worden.

(7)

Richtlijn 90/496/EEG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen (6) stelt voorschriften vast inzake de inhoud en de presentatie van voedingswaarde-informatie op voorverpakte levensmiddelen. Volgens deze voorschriften is de vermelding van voedingswaarde-informatie vrijwillig, tenzij een aan voedingswaarde gerelateerde claim betreffende het levensmiddel wordt gemaakt. De meeste bepalingen van die richtlijn dateren uit 1990 en moeten daarom geactualiseerd worden.

(8)

De algemene etiketteringsvoorschriften worden aangevuld met een aantal bepalingen die van toepassing zijn op alle levensmiddelen in bijzondere omstandigheden of op bepaalde categorieën van levensmiddelen. Bovendien bestaat er een aantal specifieke voorschriften die van toepassing zijn op specifieke levensmiddelen.

(9)

Hoewel de oorspronkelijke doelstellingen en de kernelementen van de huidige etiketteringwetgeving nog steeds gelden, moet de wetgeving worden gestroomlijnd zodat ze gemakkelijker kan worden nageleefd en er meer duidelijkheid is voor de belanghebbenden en moet zij worden gemoderniseerd en aangepast aan de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de voedselinformatie. Deze verordening dient zowel de belangen van de interne markt, doordat zij zorgt voor vereenvoudiging van de rechtspraak, voor rechtszekerheid en terugdringing van de bureaucratie, als van de burgers doordat zij een heldere, begrijpelijke en leesbare etikettering van levensmiddelen voorschrijft.

(10)

Er bestaat belangstelling onder het publiek voor het verband tussen voeding en gezondheid en voor de keuze van een aan de individuele behoeften aangepast voedingspakket. In het Witboek van de Commissie van 30 mei 2007 over een EU-strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties staat dat voedingswaarde-etikettering één van de belangrijke methoden is om de consumenten te informeren over de samenstelling van de levensmiddelen en hen te helpen een doordachte keuze te maken. In de Communicatie van de Commissie van 13 maart 2007, getiteld „EU-strategie voor het consumentenbeleid 2007-2013 - Consumenten mondig maken, hun welzijn verbeteren en hun effectief bescherming bieden” is onderstreept dat het voor daadwerkelijke concurrentie en de consumentenwelvaart van essentieel belang is dat de consumenten doordachte keuzes kunnen maken. Kennis van de grondbeginselen van voeding en een adequate voedingswaarde-informatie op levensmiddelen zouden er veel toe bijdragen dat de consument die doordachte keuze kan maken. Scholings- en voorlichtingscampagnes vormen een belangrijk mechanisme voor het verbeteren van het inzicht van de consument in voedselinformatie.

(11)

Met het oog op meer rechtszekerheid en een rationele en consistente handhaving van de voorschriften is het dienstig dat de Richtlijnen 90/496/EEG en 2000/13/EG worden ingetrokken en worden vervangen door één enkele verordening die de consumenten en andere belanghebbenden zekerheid biedt en de administratieve lasten vermindert.

(12)

Voor de duidelijkheid is het dienstig dat andere horizontale wetgevingsbesluiten worden ingetrokken en in deze verordening worden opgenomen, namelijk Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie van 15 april 1987 inzake de vermelding van het alcoholvolumegehalte bij etikettering van voor de eindverbruiker bestemde alcoholhoudende dranken (7), Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie van 8 maart 1999 houdende afwijkingen van artikel 7 van Richtlijn 79/112/EEG van de Raad inzake de etikettering van levensmiddelen (8), Richtlijn 2002/67/EG van de Commissie van 18 juli 2002 betreffende de etikettering van levensmiddelen die kinine en levensmiddelen die cafeïne bevatten (9), Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie van 31 maart 2004 inzake de etikettering van voedingsmiddelen en voedselingrediënten met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen en/of fytostanolesters (10) en Richtlijn 2008/5/EG van de Commissie van 30 januari 2008 betreffende de vermelding op het etiket van bepaalde levensmiddelen van andere verplichte gegevens dan die waarin Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad voorziet (11).

(13)

Het is nodig dat er gemeenschappelijke definities, beginselen, voorschriften en procedures worden vastgesteld om een duidelijk kader en een gemeenschappelijke basis voor de maatregelen van de Unie en de nationale maatregelen inzake voedselinformatie te scheppen.

(14)

Om bij de verstrekking van informatie aan de consumenten over de levensmiddelen die zij consumeren een alomvattende en evolutieve aanpak te kunnen hanteren, is een brede definitie van voedselinformatiewetgeving nodig, die voorschriften van algemene en specifieke aard omvat, en een brede definitie van voedselinformatie, die ook informatie omvat die door andere middelen dan het etiket wordt verstrekt.

(15)

De Unievoorschriften moeten alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvan de opzet een zekere mate van continuïteit van de activiteiten en van organisatie impliceert. Activiteiten zoals het occasioneel behandelen en leveren van levensmiddelen, het serveren van maaltijden en het verkopen van levensmiddelen door privépersonen, bijvoorbeeld tijdens liefdadigheidsactiviteiten, of op buurtfeesten en vergaderingen, zouden niet onder deze verordening mogen vallen.

(16)

De voedselinformatiewetgeving moet voldoende flexibiliteit bieden om te kunnen voldoen aan nieuwe informatie-eisen van de consumenten en om te kunnen zorgen voor een evenwicht tussen de bescherming van de interne markt en de verschillen in de perceptie van de consumenten in de lidstaten.

(17)

Het hoofddoel van verplichte voedselinformatie moet zijn de consumenten in staat te stellen een levensmiddel te identificeren en er passend gebruik van te maken en keuzes te maken volgens hun individuele voedingsbehoeften. Hiertoe moeten exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die informatie toegankelijk maken voor visueel gehandicapten.

(18)

Om de voedselinformatiewetgeving te kunnen aanpassen aan de veranderende informatiebehoeften van de consumenten, moet er bij de bezinning over de noodzaak van verplichte voedselinformatie voor ogen worden gehouden dat de meerderheid van de consumenten grote belangstelling toont voor openbaarmaking van bepaalde informatie.

(19)

Nieuwe voorschriften voor verplichte voedselinformatie mogen echter alleen worden vastgesteld als dat nodig is, overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit, evenredigheid en duurzaamheid.

(20)

In de voedselinformatiewetgeving moet een verbod worden ingesteld op informatie die misleidend is voor de consument, in het bijzonder wat betreft de kenmerken, effecten of eigenschappen van de levensmiddelen, of die aan levensmiddelen een geneeskrachtige werking toeschrijft. Om doeltreffend te zijn moet dat verbod ook gelden voor de presentatie van levensmiddelen en de levensmiddelenreclame.

(21)

Om een versnippering van de voorschriften betreffende de verantwoordelijkheid van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ten aanzien van voedselinformatie te voorkomen, is het dienstig dat de verantwoordelijkheden van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven op dit gebied worden verduidelijkt. Die verduidelijking moet in overeenstemming zijn met de in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 178/2002 bedoelde verantwoordelijkheden ten aanzien van de consument.

(22)

Er moet een lijst worden opgesteld van alle verplichte informatie die in beginsel moet worden verstrekt voor alle levensmiddelen die zijn bestemd voor de eindverbruiker en grote cateraars. Op die lijst moet de informatie blijven staan die reeds krachtens de bestaande wetgeving van de Unie wordt voorgeschreven, aangezien die over het algemeen wordt beschouwd als een waardevol acquis voor de consumenteninformatie.

(23)

Om rekening te houden met veranderingen en ontwikkelingen op het gebied van de voedselinformatie moeten bepalingen worden vastgesteld op grond waarvan de Commissie kan toestaan dat bepaalde vermeldingen met alternatieve middelen beschikbaar worden gesteld. Raadpleging van de belanghebbenden moet tijdige en doelgerichte wijzigingen van de voorschriften inzake voedselinformatie vergemakkelijken.

(24)

Bepaalde ingrediënten of andere stoffen of producten (zoals technische hulpstoffen) kunnen, wanneer zij bij de productie van levensmiddelen worden gebruikt en daarin nog aanwezig zijn, allergieën of intoleranties bij sommige mensen veroorzaken, en sommige van deze allergieën of intoleranties vormen een gevaar voor de gezondheid van de betrokkenen. Het is belangrijk dat informatie wordt verstrekt over de aanwezigheid van levensmiddelenadditieven, technische hulpstoffen en andere stoffen of producten met een wetenschappelijk bewezen allergene werking of intolerantie-effect, zodat vooral consumenten die aan een voedselallergie of -intolerantie lijden, doordachte keuzes kunnen maken die voor hen veilig zijn.

(25)

Om de consumenten te informeren over de aanwezigheid van synthetische nanomaterialen in levensmiddelen, moet worden voorzien in een definitie van synthetische nanomaterialen. Rekening houdend met de mogelijkheid dat levensmiddelen die geheel of gedeeltelijk bestaan uit synthetische nanomaterialen nieuwe voedingsmiddelen kunnen zijn, moet het gepaste rechtskader voor die definitie worden bepaald in de context van de komende herziening van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (12).

(26)

Voedseletiketten moeten duidelijk en begrijpelijk zijn om de consumenten te kunnen helpen die beter doordachte voedsel- en voedingskeuzes willen maken. Uit studies blijkt dat de goede leesbaarheid van het etiket een belangrijk element is om de kans dat de op het etiket vermelde informatie de doelgroep beïnvloedt zo groot mogelijk te maken, en dat onleesbare productinformatie één van de belangrijkste oorzaken van de ontevredenheid van de consumenten over voedseletiketten is. Daarom dient een integrale aanpak te worden ontwikkeld die alle aspecten van leesbaarheid in aanmerking neemt, waartoe ook lettertype, kleur en contrast behoren.

(27)

Voor de verstrekking van voedselinformatie moet aandacht worden besteed aan alle wijzen waarop voedsel aan de verbruikers wordt geleverd, inclusief de verkoop van levensmiddelen door technieken voor communicatie op afstand. Hoewel het duidelijk is dat via verkoop op afstand geleverde levensmiddelen aan dezelfde informatievoorschriften moeten voldoen als in winkels verkochte levensmiddelen, moet worden gepreciseerd dat in dergelijke gevallen de bijbehorende verplichte voedselinformatie ook beschikbaar moet zijn voordat de aankoop plaatsvindt.

(28)

De technologie die wordt gebruikt bij de invriezing van levensmiddelen is in de loop van de laatste decennia enorm ontwikkeld en wordt ondertussen op grote schaal gebruikt, zowel om het verkeer van goederen binnen de interne markt van de Unie te verbeteren als om de risico's op het vlak van voedselveiligheid te verminderen. Het invriezen en later ontdooien van bepaalde levensmiddelen, met name vlees- en visproducten beperkt echter de mogelijke verdere toepassingen ervan en kan eveneens gevolgen hebben voor de veiligheid, smaak en fysieke kwaliteit ervan. Voor andere producten, met name boter heeft invriezen geen dergelijke gevolgen. Daarom moet de eindverbruiker wanneer een product ontdooid is voldoende geïnformeerd worden over de toestand ervan.

(29)

De vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel is vereist wanneer de afwezigheid daarvan de consumenten zou kunnen misleiden wat het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van dat product betreft. In alle gevallen moet het land van oorsprong of de plaats van herkomst worden vermeld op een wijze die de consument niet misleidt en op grond van duidelijk omschreven criteria, zodat voor de hele sector dezelfde voorwaarden gelden en de consumenten de informatie over het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel beter begrijpen. Dergelijke criteria mogen echter niet gelden voor de aanduidingen in verband met de naam of het adres van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf.

(30)

In sommige gevallen zullen exploitanten van levensmiddelenbedrijven uit eigen beweging de oorsprong van een levensmiddel willen aangeven om de consument te attenderen op de kwaliteiten van hun product. Dergelijke aanduidingen moeten ook aan geharmoniseerde criteria voldoen.

(31)

Naar aanleiding van de crisis in verband met boviene spongiforme encefalopathie is de aanduiding van de oorsprong in de Unie verplicht gesteld voor rundvlees en rundvleesproducten (13), wat bij consumenten verwachtingen heeft geschapen. Uit de effectbeoordeling van de Commissie blijkt dat consumenten zeer veel belang hechten aan de oorsprong van vlees. Ook andere vleessoorten, zoals varkens-, schapen- en geitenvlees en vlees van gevogelte worden algemeen geconsumeerd in de Unie, en daarom moet een oorsprongsvermelding ook voor deze producten verplicht worden gesteld. De specifieke oorsprongsvoorschriften zouden per vleessoort kunnen verschillen, naar gelang de kenmerken van de diersoort. Hiertoe dienen middels uitvoeringsbepalingen bindende voorschriften te worden vastgesteld, die per vleessoort kunnen verschillen en waarin rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel en de administratieve druk voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven en handhavingsinstanties.

(32)

Bindende oorsprongsvoorschriften zijn ontwikkeld op basis van verticale benaderingen, bijvoorbeeld voor honing (14), groenten en fruit (15), vis (16), rundvlees en rundvleesproducten (17) en olijfolie (18). Bekeken moet worden of verplichte oorsprongsetikettering naar andere levensmiddelen kan worden uitgebreid. Daarom moet de Commissie verzocht worden een verslag op te stellen over de volgende levensmiddelen: andere vleessoorten dan runds-, varkens-, schapen- en geitenvlees en vlees van gevogelte; melk; melk die als ingrediënt in zuivelproducten wordt gebruikt; vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt; onverwerkte levensmiddelen; producten met maar één ingrediënt en ingrediënten die meer dan 50 % van een levensmiddel uitmaken. Aangezien melk één van de producten is waarvoor de oorsprongsvermelding als bijzonder belangrijk wordt aangemerkt, moet het Commissieverslag over dit product zo spoedig mogelijk beschikbaar worden gesteld. Op basis van de conclusies van deze verslagen kan de Commissie voorstellen tot wijziging van de toepasselijke Unievoorschriften indienen of, waar nodig, nieuwe sectorgeoriënteerde initiatieven presenteren.

(33)

De niet-preferentiële regels van oorsprong van de Unie zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (19) en de uitvoeringsbepalingen in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (20). De bepaling van het land van oorsprong van levensmiddelen moet zijn gebaseerd op deze voorschriften, die bij de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de overheidsinstanties goed bekend zijn en de toepassing zullen vergemakkelijken.

(34)

De voedingswaardevermelding voor een levensmiddel betreft informatie over de aanwezigheid van energie en bepaalde nutriënten in levensmiddelen. De verplichte verstrekking van voedingswaarde-informatie op de verpakking moet maatregelen op het gebied van voeding ondersteunen als onderdeel van het nationale volksgezondheidsbeleid, in het kader waarvan onder meer wetenschappelijke aanbevelingen kunnen worden uitgevaardigd voor de voedingseducatie van het grote publiek, en het maken van doordachte voedselkeuzes bevorderen.

(35)

Om producten in verpakkingen van verschillende grootte gemakkelijker te kunnen vergelijken, is het zinnig de verplichte voedingswaardevermelding in bedragen van 100 g of 100 ml te behouden, en indien nodig aanvullende vermeldingen per portie toe te staan. Als het levensmiddel is voorverpakt en er afzonderlijke porties of consumptie-eenheden zijn geïdentificeerd, moet dan ook een voedingswaardevermelding per portie of per consumptie-eenheid toegestaan zijn, naast de vermelding per 100 g of per 100 ml. Bovendien moet de Commissie, om te kunnen voorzien in vergelijkbare aanduidingen met betrekking tot porties of consumptie-eenheden, over de bevoegdheid beschikken regels vast te stellen met betrekking tot de uitdrukking van de voedingswaardevermelding per portie of per consumptie-eenheid voor specifieke categorieën van levensmiddelen.

(36)

In het Witboek van de Commissie wordt bijzondere aandacht besteed aan bepaalde voedingselementen die van belang zijn voor de volksgezondheid, zoals verzadigde vetten, suikers of natrium. Daarom is het dienstig dat de voorschriften inzake de verplichte verstrekking van informatie inzake voedingswaarde rekening houden met deze elementen.

(37)

Aangezien deze verordening onder andere ten doel heeft de eindverbruiker in staat te stellen met kennis van zaken te kiezen, moet erop worden toegezien dat de eindverbruiker de informatie op het etiket gemakkelijk begrijpt. Daarom is het aangewezen op het etiket in plaats van „natrium”, de naam van het overeenkomstige nutriënt, de term „zout” te gebruiken.

(38)

Voor de consistentie en de samenhang van het recht van de Unie moet de vrijwillige vermelding van voedings- en gezondheidsclaims op voedseletiketten geschieden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (21).

(39)

Om onnodige lasten voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven te vermijden is het dienstig dat bepaalde categorieën van levensmiddelen die niet verwerkt zijn of waarvoor de voedingswaarde-informatie niet bepalend voor de aankoopbeslissingen van de consumenten is, dan wel waarvan de verpakking te klein is om er de verplichte informatie op aan te brengen, worden vrijgesteld van de verplichte voedingswaardevermelding, tenzij andere Unie-voorschriften de verstrekking van die informatie verplicht maken.

(40)

Gelet op de specifieke aard van alcoholische dranken, is het dienstig de Commissie te vragen de vereisten voor de informatie die voor deze producten moet worden verstrekt verder te onderzoeken. Bijgevolg moet de Commissie, ermee rekening houdend dat het nodig is te zorgen voor samenhang met ander relevant beleid van de Unie, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening een verslag opstellen over de toepassing van de vereisten betreffende de informatieverstrekking over ingrediënten en voedingswaarde-informatie voor alcoholische dranken. Bovendien moet de Commissie, in aansluiting op de resolutie van het Europees Parlement van 5 september 2007 over een EU-strategie ter ondersteuning van de lidstaten bij het beperken van aan alcohol gerelateerde schade (22), het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (23), de werkzaamheden van de Commissie en de bezorgdheid van het publiek over de schadelijke gevolgen van alcohol voor met name jonge en kwetsbare consumenten, na raadpleging van de belanghebbenden en de lidstaten, overwegen of het nodig is een definitie vast te stellen voor dranken zoals „alcopops”, die speciaal voor jongeren bestemd zijn. De Commissie dient eveneens, indien van toepassing, in het kader van deze verordening specifieke voorschriften met betrekking tot alcoholische dranken voor te stellen.

(41)

Om de gemiddelde consument te bereiken en het informatieve doel te dienen waarvoor zij wordt ingevoerd, en gezien het huidige niveau van de kennis over voeding, moet de verstrekte voedingsinformatie eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen zijn. Wanneer de voedingswaarde-informatie gedeeltelijk in het hoofdgezichtsveld, beter bekend als „de voorkant van de verpakking”,en gedeeltelijk op een andere zijde van de verpakking, zoals de achterkant, staat, zou dat de consumenten in verwarring kunnen brengen. Daarom moet de voedingswaardevermelding in één gezichtsveld staan. Voorts kunnen de belangrijkste elementen van de voedingswaarde-informatie op basis van vrijwilligheid in het hoofdgezichtsveld worden herhaald, om de consumenten te helpen de essentiële voedingswaarde-informatie gemakkelijk te lezen wanneer zij levensmiddelen kopen. Een vrije keuze van de informatie die kan worden herhaald, zou de consumenten in verwarring kunnen brengen. Daarom moet duidelijk worden bepaald welke informatie kan worden herhaald.

(42)

Om exploitanten van levensmiddelenbedrijven ertoe aan te zetten de informatie van de voedingswaardevermelding voor levensmiddelen als alcoholhoudende dranken en niet-voorverpakte levensmiddelen, die van een voedingswaardevermelding kunnen worden vrijgesteld, uit eigen beweging te verstrekken, moet de mogelijkheid worden geboden slechts een deel van die informatie te vermelden. Wel moet duidelijk worden bepaald welke informatie vrijwillig kan worden verstrekt, om te voorkomen dat de keuzevrijheid voor de exploitant van een levensmiddelenbedrijf aanleiding geeft tot misleidende situaties voor de consument.

(43)

In sommige lidstaten en organisaties in de levensmiddelensector zijn er recentelijke ontwikkelingen geweest inzake de uitdrukking van de voedingswaardevermelding, anders dan per 100 g, per 100 ml of per portie, of de presentatie daarvan via grafische vormen of symbolen. Die nieuwe uitdrukkings- en presentatievormen voor de voedingswaardevermelding kunnen de consumenten helpen om de voedingswaardevermelding beter te begrijpen. Er zijn echter onvoldoende gegevens in de gehele Unie beschikbaar over de wijze waarop de gemiddelde consument de alternatieve uitdrukkings- of presentatievormen van de informatie begrijpt en gebruikt. Daarom is het dienstig op basis van de in deze verordening vastgestelde criteria de ontwikkeling van verschillende uitdrukkings- en presentatievormen mogelijk te maken en de Commissie te verzoeken een verslag op te stellen over hun gebruik en hun gevolgen voor de interne markt, en over de vraag of het wenselijk is ze verder te harmoniseren.

(44)

Om de Commissie bij te staan bij het opstellen van dat verslag, moeten de lidstaten de Commissie de informatie verstrekken over het gebruik van nieuwe uitdrukkingsvormen voor de voedingswaardevermelding in de handel op hun grondgebied. Daartoe dienen de lidstaten gemachtigd te worden exploitanten van levensmiddelenbedrijven die voeding met extra uitdrukkings- en presentatievormen in de handel op hun grondgebied brengen te verzoeken de nationale autoriteiten van het gebruik van die uitdrukkings- of presentatievormen op de hoogte te brengen, en daarbij te vermelden hoe is voldaan aan de vereisten van deze verordening.

(45)

Het is wenselijk te zorgen voor een zekere mate van consistentie bij de ontwikkeling van extra uitdrukkings- en presentatievormen voor de voedingswaardevermelding. Daartoe is het dienstig dat de constante uitwisseling van goede werkwijzen en ervaring tussen de lidstaten en met de Commissie wordt bevorderd en dat de deelname van de belanghebbenden aan die uitwisselingen wordt gestimuleerd.

(46)

De vermelding van de hoeveelheden voedingselementen in hetzelfde gezichtsveld en vergelijkende indicatoren in een gemakkelijk herkenbare vorm om een beoordeling van de voedingseigenschappen van een levensmiddel mogelijk te maken, moet in haar geheel als een deel van de voedingswaardevermelding worden beschouwd en mag niet worden behandeld als een groep van afzonderlijke claims.

(47)

Uit de ervaring blijkt dat vrijwillige verstrekking van voedselinformatie veelal ten koste gaat van de duidelijkheid van de verplichte voedselinformatie. Daarom moeten criteria worden vastgesteld om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de handhavingsautoriteiten te helpen bij het vinden van een goed evenwicht tussen de verstrekking van verplichte en vrijwillige voedselinformatie.

(48)

De lidstaten moeten het recht behouden om, afhankelijk van de plaatselijke praktische voorwaarden en omstandigheden, voorschriften voor het verstrekken van informatie over niet-voorverpakte levensmiddelen vast te stellen. Hoewel in dergelijke gevallen de vraag van de consument om andere informatie beperkt is, wordt informatie over potentiële allergenen als zeer belangrijk beschouwd. Uit beschikbare gegevens blijkt dat de meeste voorvallen in verband met voedselallergieën terug te voeren zijn op niet-voorverpakte levensmiddelen. Daarom moet informatie over potentiële allergenen altijd aan de consument worden verstrekt.

(49)

Wat betreft aangelegenheden die specifiek door deze verordening worden geharmoniseerd, mogen de lidstaten uitsluitend nationale bepalingen vaststellen die volgens het recht van de Unie toegestaan zijn. Deze verordening mag de lidstaten niet beletten nationale bepalingen vast te stellen met betrekking tot aangelegenheden die niet specifiek in de verordening worden geharmoniseerd. Dergelijke nationale maatregelen mogen het vrije verkeer van goederen die stroken met deze verordening niet verbieden, belemmeren of beperken.

(50)

Consumenten uit de Unie geven blijk van een toenemende belangstelling voor de toepassing van de voorschriften van de Unie inzake dierenwelzijn bij het slachten, met inbegrip van de vraag of het dier verdoofd werd voor de slachting. In dit opzicht moet worden overwogen in de context van een toekomstige strategie van de Unie voor de bescherming en het welzijn van dieren een studie uit te voeren naar de mogelijkheid om consumenten relevante informatie te verstrekken over het verdoven van dieren.

(51)

De voorschriften inzake voedselinformatie moeten kunnen worden aangepast aan de snel veranderende sociale, economische en technologische omgeving.

(52)

De lidstaten moeten officiële controles uitvoeren om deze verordening te handhaven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (24).

(53)

De verwijzingen naar Richtlijn 90/496/EEG in Verordening (EG) nr. 1924/2006 en in Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (25) moeten worden bijgewerkt om met deze verordening rekening te houden. Verordening (EG) nr. 1924/2006 en Verordening (EG) nr. 1925/2006 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(54)

Het onregelmatig en frequent bijwerken van voorschriften inzake voedselinformatie kan een aanzienlijke administratieve last leggen op levensmiddelenbedrijven, met name op het midden- en kleinbedrijf. Daarom dient ervoor te worden gezorgd dat de maatregelen die door de Commissie worden genomen ter uitvoering van de bij deze verordening verleende bevoegdheden na een passende overgangsperiode in elk kalenderjaar op dezelfde dag van toepassing worden. Van dit beginsel moet kunnen worden afgeweken in noodgevallen wanneer de betrokken maatregelen dienen om de menselijke gezondheid te beschermen.

(55)

Om exploitanten van een levensmiddelenbedrijf in staat te stellen de etikettering van hun producten aan te passen aan de nieuwe voorschriften van deze verordening, is het belangrijk passende overgangsperioden voor de toepassing van deze verordening vast te stellen.

(56)

Aangezien de voorschriften in verband met de voedingswaarde-etikettering bij deze verordening ingrijpend zijn gewijzigd, met name wat betreft de inhoud van de voedingswaardevermelding, is het dienstig de exploitanten van levensmiddelenbedrijven toe te staan vooruit te lopen op de toepassing van deze verordening.

(57)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(58)

De bevoegdheid om conform artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot onder meer de beschikbaarheid van bepaalde verplichte vermeldingen via andere middelen dan de verpakking of het etiket, de levensmiddelen waarvoor geen lijst van ingrediënten hoeft te worden verstrekt, het opnieuw bezien van de lijst van stoffen en producten die allergieën of intoleranties veroorzaken en de lijst van nutriënten die op vrijwillige basis mogen worden meegedeeld. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen zorgen voor gelijktijdige, tijdige en gepaste toezending van de desbetreffende documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(59)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot onder meer de uitdrukkingswijze van een of meer aanduidingen door middel van pictogrammen of symbolen in de plaats van woorden of getallen, de wijze waarop de datum van minimale houdbaarheid wordt vermeld, de wijze waarop het land van oorsprong of de plaats van herkomst van vlees wordt vermeld, de nauwkeurigheid van de gedeclareerde waarden voor de voedingswaardevermelding, of de uitdrukking per portie of consumptie-eenheid. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (26),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening legt de basis voor de waarborging van een hoog niveau van consumentenbescherming ten aanzien van voedselinformatie, rekening houdend met de verschillen in de perceptie van de consumenten en hun informatiebehoeften, en zorgt daarbij ook voor het soepel functioneren van de interne markt.

2.   Deze verordening stelt de algemene beginselen, voorschriften en verantwoordelijkheden in verband met voedselinformatie, en met name voedseletikettering, vast. Zij stelt de middelen voor de waarborging van het recht van de consumenten op informatie en de procedures voor de verstrekking van voedselinformatie vast, rekening houdend met de noodzaak om voldoende flexibiliteit te bieden om te kunnen reageren op toekomstige ontwikkelingen en nieuwe informatievereisten.

3.   Deze verordening is van toepassing op exploitanten van levensmiddelenbedrijven in alle schakels van de voedselketen wier activiteiten de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten betreffen. Zij is van toepassing op alle voor de eindverbruiker bestemde levensmiddelen, inclusief door grote cateraars geleverde levensmiddelen, en op voor levering aan grote cateraars bestemde levensmiddelen.

Deze verordening is van toepassing op cateringdiensten die worden geleverd door transportbedrijven wanneer het vertrek plaatsvindt op het grondgebied van de lidstaten waarop de Verdragen van toepassing zijn.

4.   Deze verordening is van toepassing onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke bepalingen van de Unie voor bijzondere levensmiddelen.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a)

de definities van „levensmiddel”, „levensmiddelenwetgeving”, „levensmiddelenbedrijf”, „exploitant van een levensmiddelenbedrijf”, „detailhandel”, „in de handel brengen” en „eindverbruiker” in artikel 2 en in artikel 3, punten 1), 2), 3), 7), 8) en 18), van Verordening (EG) nr. 178/2002;

b)

de definities van „verwerking”, „onverwerkte producten” en „verwerkte producten” in artikel 2, lid 1), onder m), n) en o), van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (27);

c)

de definitie van „voedingsenzym” in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen (28);

d)

de definitie van „levensmiddelenadditieven”, „technische hulpstoffen” en „draagstoffen” in artikel 3, lid 2, onder a) en b), en bijlage I, punt 5, van Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (29);

e)

de definitie van „aroma's” in artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen (30);

f)

de definities van „vlees”, „separatorvlees”, „vleesbereidingen”, „visserijproducten” en „vleesproducten” in de punten 1.1, 1.14, 1.15, 3.1 en 7.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (31);

g)

de definitie van „reclame” in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (32).

2.   De volgende definities zijn ook van toepassing:

a)   „voedselinformatie”: informatie over een levensmiddel, die ter beschikking van de eindverbruiker wordt gesteld door middel van een etiket, ander begeleidend materiaal of andere middelen, waaronder moderne technologie-instrumenten of mondelinge communicatie;

b)   „voedselinformatiewetgeving”: de bepalingen van de Unie over voedselinformatie, met name etikettering, waaronder voorschriften van algemene aard die van toepassing zijn op alle levensmiddelen in bijzondere omstandigheden of bepaalde categorieën van levensmiddelen en voorschriften die alleen op specifieke levensmiddelen van toepassing zijn;

c)   „verplichte voedselinformatie”: de gegevens die uit hoofde van bepalingen van de Unie aan de eindverbruiker moeten worden verstrekt;

d)   „grote cateraars”: bedrijven of instellingen (inclusief voertuigen en vaste of mobiele kramen), zoals restaurants, kantines, scholen, ziekenhuizen en cateringbedrijven waarin in het kader van een bedrijfsactiviteit voedsel wordt bereid dat klaar is voor consumptie door de eindverbruiker;

e)   „voorverpakt levensmiddel”: een verkoopeenheid die bestemd is om als zodanig aan de eindverbruiker en aan grote cateraars te worden aangeboden en bestaat uit een levensmiddel en het verpakkingsmateriaal waarin dit, alvorens ten verkoop te worden aangeboden, is verpakt, waarbij dit verpakkingsmateriaal het levensmiddel geheel of ten dele kan bedekken, maar zodanig dat de inhoud niet kan worden veranderd zonder dat het verpakkingsmateriaal wordt geopend of aangetast; levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt vallen niet onder „voorverpakte levensmiddelen”;

f)   „ingrediënt”: elke stof of product, waaronder aroma's, levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen, en elk bestanddeel van een samengesteld ingrediënt, die/dat bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm; residuen worden niet als ingrediënten beschouwd;

g)   „plaats van herkomst”: de plaats waarvan een levensmiddel volgens de aanduiding afkomstig is en die niet het „land van oorsprong” is, als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92; de naam, handelsnaam of het adres van de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die op het etiket staan, vormen geen aanwijzing van het land van oorsprong en de plaats van herkomst van het levensmiddel in de zin van deze verordening;

h)   „samengesteld ingrediënt”: een ingrediënt dat zelf uit meer dan één ingrediënt bestaat;

i)   „etiket”: label, merknaam, merkteken of afbeelding of ander beschrijvend materiaal, geschreven, gedrukt, gestencild, als merkteken aangebracht, in reliëf uitgevoerd of ingeperst op of bevestigd aan een levensmiddelenverpakking of -recipiënt;

j)   „etikettering”: de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieks- of handelsmerken, afbeeldingen of tekens die betrekking hebben op een levensmiddel en voorkomen op een verpakkingsmiddel, document, schriftstuk, etiket, band of label, dat bij dit levensmiddel is gevoegd of daarop betrekking heeft;

k)   „gezichtsveld”: alle oppervlakken van een verpakking die uit één gezichtspunt kunnen worden gelezen;

l)   „hoofdgezichtsveld”: het gezichtsveld van een verpakking dat de consument bij aankoop hoogstwaarschijnlijk het eerst waarneemt en waarmee hij karakter of aard van een product en, indien van toepassing, de merknaam onmiddellijk kan identificeren. Indien een verpakking verschillende identieke gezichtsvelden heeft, kiest de exploitant van het levensmiddelenbedrijf het hoofdgezichtsveld;

m)   „leesbaarheid” of „leesbaar”: de verschijningsvorm van informatie, waarmee de informatie visueel toegankelijk wordt gemaakt voor het publiek, en die onder meer wordt bepaald door de grootte van het schrift, de afstand tussen de letters, de afstand tussen de regels, de lijndikte, de kleur, het lettertype, de verhouding tussen de letterbreedte en -hoogte, het oppervlak van het materiaal en het aanzienlijke contrast tussen het schrift en de achtergrond;

n)   „wettelijke benaming”: de benaming van een levensmiddel die wordt voorgeschreven in de bepalingen van de Unie die daarop van toepassing zijn of, bij ontstentenis van dergelijke bepalingen van de Unie, de benaming die is vastgesteld in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar het levensmiddel aan de eindverbruiker of aan grote cateraars wordt verkocht;

o)   „gebruikelijke benaming”: een benaming die zonder dat verdere uitleg nodig is, als de benaming van het levensmiddel wordt geaccepteerd door de consumenten in de lidstaat waar het wordt verkocht;

p)   „beschrijvende benaming”: een benaming die een beschrijving van het levensmiddel en, zo nodig, van het gebruik daarvan geeft en die duidelijk genoeg is om de consumenten in staat te stellen de echte aard daarvan te kennen en het te onderscheiden van andere producten waarmee het zou kunnen worden verward;

q)   „primair(e) ingrediënt(en)”: het ingrediënt van een levensmiddel dat meer dan 50 % van dit levensmiddel uitmaakt of dat gewoonlijk door de consument met de benaming van het levensmiddel wordt geassocieerd en waarvoor in de meeste gevallen een kwantitatieve aanduiding vereist is;

r)   „datum van minimale houdbaarheid van een levensmiddel”: de datum tot waarop het levensmiddel zijn specifieke eigenschappen behoudt, mits het op passende wijze wordt bewaard;

s)   „nutriënten”: eiwitten, koolhydraten, vetten, voedingsvezels, natrium, vitaminen en mineralen, opgesomd in punt 1 van deel A van bijlage XIII bij deze verordening alsmede stoffen die tot een van deze categorieën behoren of bestanddeel zijn van een tot die categorieën behorende stof;

t)   „technisch vervaardigd nanomateriaal”: doelbewust geproduceerd materiaal dat een of meer dimensies heeft van 100 nm of minder of dat is samengesteld uit afzonderlijke functionele delen, intern of aan de oppervlakte, waarvan er vele een of meer dimensies hebben van 100 nm of minder, inclusief structuren, agglomeraten of aggregaten, die een omvang kunnen hebben van meer dan 100 nm, maar die eigenschappen behouden die kenmerkend voor de nanoschaal zijn.

Eigenschappen die kenmerkend voor de nanoschaal zijn, zijn onder andere:

i)

eigenschappen die verband houden met het grote specifieke oppervlak van de materialen in kwestie, en/of

ii)

specifieke fysisch-chemische eigenschappen die verschillen van degene van de niet-nanovorm van hetzelfde materiaal;

u)   „techniek voor communicatie op afstand”: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van leverancier en consument kan worden gebruikt voor de sluiting van de overeenkomst tussen deze partijen. Bijlage I bevat een indicatieve lijst van technieken waarop deze richtlijn van toepassing is.

3.   Voor de toepassing van deze verordening verwijst het land van oorsprong van een levensmiddel naar de oorsprong van een levensmiddel als bepaald overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

4.   De specifieke definities in bijlage I zijn ook van toepassing.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE BEGINSELEN INZAKE VOEDSELINFORMATIE

Artikel 3

Algemene doelstellingen

1.   Bij de verstrekking van voedselinformatie wordt gestreefd naar een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de belangen van de consumenten door de eindverbruikers door een basis te verschaffen voor het maken van goed doordachte keuzes en een veilig gebruik van levensmiddelen, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan gezondheids-, milieu-, economische, sociale en ethische aspecten.

2.   De voedselinformatiewetgeving beoogt de verwezenlijking in de Unie van het vrije verkeer van legaal geproduceerde en in de handel gebrachte levensmiddelen, zo nodig rekening houdend met de noodzaak om de rechtmatige belangen van de producenten te beschermen en de productie van kwaliteitsproducten te bevorderen.

3.   Wanneer de voedselinformatiewetgeving nieuwe voorschriften vaststelt, wordt na de inwerkingtreding van de nieuwe voorschriften een overgangsperiode ingesteld, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen. Tijdens dergelijke overgangsperiode mogen levensmiddelen die zijn voorzien van etiketten die niet aan de nieuwe voorschriften voldoen, in de handel worden gebracht, en voorraden van dergelijke levensmiddelen die vóór het einde van de overgangs-periode in de handel zijn gebracht, mogen verkocht blijven worden totdat zij zijn uitgeput.

4.   Bij de opstelling, beoordeling en herziening van de voedselinformatiewetgeving wordt het publiek, met inbegrip van de belanghebbenden, rechtstreeks of via representatieve organen op een openbare en transparante wijze geraadpleegd, behalve wanneer zulks om redenen van urgentie onmogelijk is.

Artikel 4

Beginselen van de verplichte voedselinformatie

1.   Wanneer de voedselinformatiewetgeving verplichte voedselinformatie voorschrijft, betreft dit informatie die, met name, onder een van de volgende categorieën valt:

a)

informatie over de identiteit en samenstelling, eigenschappen of andere kenmerken van het levensmiddel;

b)

informatie over de bescherming van de gezondheid van de consumenten en het veilig gebruik van een levensmiddel. Dit betreft met name informatie over:

i)

eigenschappen van de samenstelling die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van bepaalde groepen consumenten;

ii)

houdbaarheid, bewaring en veilig gebruik;

iii)

het effect op de gezondheid, waaronder de risico's en de gevolgen van een schadelijke en gevaarlijke consumptie van een levensmiddel;

c)

informatie over de voedingskenmerken om de consumenten, onder wie personen met speciale voedingsbehoeften, in staat te stellen doordachte keuzes te maken.

2.   Bij het overwegen van de noodzaak van verplichte voedselinformatie en om de consumenten toe te laten doordachte keuzes te maken, wordt rekening gehouden met de wijdverbreide behoefte bij de meerderheid van de consumenten aan bepaalde informatie waaraan zij significante waarde hechten of met de algemeen aanvaarde voordelen daarvan voor de consument.

Artikel 5

Raadpleging van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid

Maatregelen van de Unie op het gebied van de voedselinformatiewetgeving die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid, worden na raadpleging van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) vastgesteld.

HOOFDSTUK III

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE VOEDSELINFORMATIE EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE EXPLOITANTEN VAN LEVENSMIDDELENBEDRIJVEN

Artikel 6

Basisvoorschrift

Levensmiddelen die bestemd zijn voor levering aan de eindverbruiker of aan grote cateraars gaan vergezeld van voedselinformatie overeenkomstig deze verordening.

Artikel 7

Eerlijke informatiepraktijken

1.   Voedselinformatie mag niet misleidend zijn, met name niet:

a)

ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel, en vooral niet ten aanzien van de aard, identiteit, eigenschappen, samenstelling, hoeveelheid, houdbaarheid, land van oorsprong of plaats van herkomst en wijze van vervaardiging of productie;

b)

door aan het levensmiddel effecten of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit;

c)

door te suggereren dat het levensmiddel bijzondere kenmerken vertoont terwijl alle soortgelijke levensmiddelen dezelfde kenmerken bezitten, met name door nadrukkelijk te wijzen op het ontbreken of aanwezig zijn van bepaalde ingrediënten en/of voedingsstoffen;

d)

door via de presentatie, beschrijving of afbeelding de aanwezigheid van een bepaald levensmiddel of ingrediënt te suggereren terwijl het in werkelijkheid een levensmiddel betreft waarin een van nature aanwezig bestanddeel of normaliter gebruikt ingrediënt is vervangen door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt.

2.   Voedselinformatie is nauwkeurig, duidelijk en voor de consument gemakkelijk te begrijpen.

3.   Behoudens de afwijkingen waarin wordt voorzien in de wetgeving van de Unie betreffende natuurlijk mineraalwater en voor een bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, mag de voedselinformatie aan levensmiddelen geen eigenschappen toeschrijven inzake het voorkómen, behandelen of genezen van een menselijke ziekte, noch toespelingen maken op dergelijke eigenschappen.

4.   De leden 1, 2 en 3 gelden ook voor:

a)

reclame;

b)

de wijze van aanbieding van de levensmiddelen en met name de vorm of het uiterlijk van de levensmiddelen, en de verpakking, het gebruikte verpakkingsmateriaal, de wijze waarop de levensmiddelen worden gepresenteerd, alsmede de omgeving waarin zij worden uitgestald.

Artikel 8

Verantwoordelijkheden

1.   De voor de voedselinformatie verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf is de exploitant onder wiens naam of handelsnaam het levensmiddel in de handel wordt gebracht, of, indien de exploitant van een levensmiddelenbedrijf niet in de Unie is gevestigd, de invoerder die het levensmiddel in de Unie invoert.

2.   De voor de voedselinformatie verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf staat in voor de aanwezigheid en de nauwkeurigheid van de voedselinformatie overeenkomstig de geldende voedselinformatiewetgeving en de voorschriften van desbetreffende nationale regelgeving.

3.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die niet instaan voor de voedselinformatie, leveren geen levensmiddelen waarvan zij op grond van de informatie waarover zij als professionals beschikken, weten of veronderstellen dat deze niet voldoen aan de geldende voedselinformatiewetgeving en de voorschriften van desbetreffende nationale regelgeving.

4.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogen in het onder hun controle staande bedrijf de bij een levensmiddel gevoegde informatie niet wijzigen als deze wijziging de eindverbruiker zou misleiden of anderszins het niveau van de bescherming van de consumenten zou verlagen en de mogelijkheden van eindverbruikers om doordachte keuzes te maken zou verminderen. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zijn verantwoordelijk voor de wijzigingen die zij aanbrengen in de bij een levensmiddel gevoegde voedselinformatie.

5.   Onverminderd de leden 2 tot en met 4 zorgen de exploitanten van levensmiddelenbedrijven er in de bedrijven onder hun beheer voor dat wordt voldaan aan de voorschriften van de voedselinformatiewetgeving en de betreffende nationale bepalingen die op hun bedrijvigheid van toepassing zijn en controleren zij of deze voorschriften metterdaad worden nageleefd.

6.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorgen er in het onder hun controle staande bedrijf voor dat de informatie over niet-voorverpakte levensmiddelen die bestemd zijn voor de eindverbruiker of voor levering aan grootcateraars, wordt doorgegeven aan de exploitant van een levensmiddelenbedrijf die het levensmiddel ontvangt, om hem wanneer dit vereist is in staat te stellen de verplichte voedselinformatie aan de eindverbruiker te verstrekken.

7.   In de volgende gevallen zorgen exploitanten van levensmiddelenbedrijven er in het onder hun controle staande bedrijf voor dat de in artikel 9 en artikel 10 voorgeschreven verplichte vermeldingen worden aangebracht op de voorverpakking of op een daarop aangebracht etiket, of op de op die levensmiddelen betrekking hebbende handelsdocumenten, als kan worden gegarandeerd dat deze documenten de levensmiddelen waarop zij betrekking hebben vergezellen, dan wel tegelijkertijd met of vóór de levering worden verzonden:

a)

wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn voor de eindverbruiker, maar worden verhandeld in een stadium vóór de verkoop aan de eindverbruiker en wanneer dit stadium niet de verkoop aan een grote cateraar is;

b)

wanneer de voorverpakte levensmiddelen bestemd zijn om aan grote cateraars te worden geleverd om daar te worden bereid, verwerkt, verdeeld of versneden.

Niettegenstaande de eerste alinea zorgen exploitanten van levensmiddelenbedrijven ervoor dat de in artikel 9, lid 1, onder a), f), g), en h), bedoelde vermeldingen ook voorkomen op de buitenste verpakking waarin de voorverpakte levensmiddelen in de handel worden aangeboden.

8.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die aan andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven levensmiddelen leveren die niet bestemd zijn voor de eindverbruiker of voor grootcateraars, zorgen ervoor dat deze andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven voldoende informatie krijgen om zo nodig in staat te zijn aan hun verplichtingen uit hoofde van lid 2, te voldoen.

HOOFDSTUK IV

VERPLICHTE VOEDSELINFORMATIE

AFDELING 1

Inhoud en presentatie

Artikel 9

Lijst van verplichte vermeldingen

1.   Overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 35 en behoudens de in dit hoofdstuk vervatte uitzonderingen zijn de volgende vermeldingen verplicht:

a)

de benaming van het levensmiddel;

b)

de lijst van ingrediënten;

c)

elke stof of technische hulpstof die wordt genoemd in bijlage II of die is afgeleid van een in bijlage II genoemd(e) stof of product welk(e) allergieën of intoleranties veroorzaakt, en die bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel wordt gebruikt en nog in het eindproduct aanwezig is, zelfs in een veranderde vorm;

d)

de hoeveelheid van bepaalde ingrediënten of categorieën ingrediënten;

e)

de nettohoeveelheid van het levensmiddel;

f)

de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum;

g)

bijzondere bewaarvoorschriften en/of gebruiksvoorwaarden;

h)

de naam of handelsnaam en het adres van de in artikel 8, lid 1 bis, bedoelde exploitant van een levensmiddelenbedrijf;

i)

het land van oorsprong of de plaats van herkomst overeenkomstig artikel 26;

j)

een gebruiksaanwijzing, als het levensmiddel moeilijk te gebruiken is zonder gebruiksaanwijzing;

k)

voor dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 %: het effectieve alcoholvolumegehalte;

l)

een voedingswaardevermelding.

2.   De in lid 1 bedoelde vermeldingen worden aangegeven in woord en getal. Onverminderd artikel 35 mogen ze aanvullend worden uitgedrukt door middel van pictogrammen of symbolen.

3.   Indien de Commissie de in dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen vaststelt, mogen de in lid 1 bedoelde vermeldingen als alternatieve keuze worden uitgedrukt door pictogrammen of symbolen in plaats van woorden of getallen.

Om ervoor te zorgen dat de verplichte voedselinformatie ten behoeve van de consument in een andere vorm wordt uitgedrukt dan met woord en getal, en op voorwaarde dat er evenveel informatie wordt verstrekt als met woord en getal, mag de Commissie, rekening houdend met aanwijzingen van een uniforme interpretatie door de consument, door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 51 de criteria vaststellen die van toepassing zijn om één of meer van de in lid 1 bedoelde vermeldingen te mogen uitgedrukt door pictogrammen of symbolen in plaats van woorden of getallen.

4.   Om te zorgen voor de eenvormige toepassing van lid 3 van dit artikel, mag de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen betreffende de wijze van toepassing van de in overeenstemming met lid 3 vastgestelde criteria om één of meer vermeldingen uit te drukken door pictogrammen of symbolen in plaats van woorden of getallen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 10

Bijkomende verplichte vermeldingen voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen

1.   Naast de vermeldingen in artikel 9, lid 1, worden in bijlage III bijkomende verplichte vermeldingen voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen vastgesteld.

2.   Teneinde voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen consumenteninformatie te garanderen en rekening te houden met de technische vooruitgang, wetenschappelijke ontwikkelingen, de bescherming van de gezondheid van de consument of het veilig gebruik van een levensmiddel, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 51 bijlage III door middel van gedelegeerde handelingen wijzigen.

Indien dit om dwingende urgente redenen in verband met het ontstaan van een risico voor de menselijke gezondheid vereist is, is de in artikel 52 bepaalde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 11

Maten en gewichten

Artikel 9 laat onverlet dat er specifiekere maatregelen van de Unie betreffende maten en gewichten genomen worden.

Artikel 12

Beschikbaarheid van de verplichte voedselinformatie en plaats waar zij wordt aangebracht

1.   De verplichte voedselinformatie is overeenkomstig deze verordening voor alle levensmiddelen beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk.

2.   Bij voorverpakte levensmiddelen wordt de verplichte voedselinformatie rechtstreeks op de verpakking of op een daaraan bevestigd etiket aangebracht.

3.   Teneinde te garanderen dat de verplichte voedselinformatie ter beschikking van de consumenten wordt gesteld met middelen die voor bepaalde verplichte vermeldingen meer geschikt zijn, en mits er evenveel informatie wordt verstrekt als met de verpakking of het etiket, kan de Commissie, rekening houdend met aanwijzingen van een uniforme interpretatie door de consument en van het wijdverbreid gebruik van deze middelen door consumenten, artikel door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 51 criteria vaststellen die van toepassing zijn om bepaalde verplichte vermeldingen met andere middelen dan de verpakking of het etiket te mogen uitdrukken.

4.   Om te zorgen voor de eenvormige uitvoering van lid 3 van dit artikel, mag de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen betreffende de wijze van toepassing van de in lid 3 bedoelde criteria om bepaalde verplichte vermeldingen uit te drukken met andere middelen dan de verpakking of het etiket. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.   Op niet-voorverpakte levensmiddelen zijn de bepalingen van artikel 44 van toepassing.

Artikel 13

Presentatie van verplichte vermeldingen

1.   Onverminderd de krachtens artikel 44, lid 2, vastgestelde nationale maatregelen, wordt verplichte voedselinformatie op een duidelijk zichtbare plaats en in duidelijk leesbare en, zo nodig, onuitwisbare letters aangebracht. Andere aanduidingen, afbeeldingen of ander materiaal mogen de verplichte informatie in geen geval verbergen, minder zichtbaar maken, aan de aandacht onttrekken of onderbreken.

2.   Onverminderd de specifieke bepalingen van de Unie die van toepassing zijn op bijzondere levensmiddelen, worden de in artikel 9, lid 1, bedoelde verplichte vermeldingen zodanig op de verpakking of op het etiket afgedrukt dat ze duidelijk leesbaar zijn, met een lettergrootte met een x-hoogte als omschreven in bijlage IV van 1,2 mm of meer.

3.   De in lid 2 bedoelde lettergrootte bedraagt minstens 0,9 mm (x-hoogte) voor verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 80 cm2 bedraagt.

4.   Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening legt de Commissie, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen regels met betrekking tot leesbaarheid vast.

Met hetzelfde oogmerk als het in de eerste alinea genoemde kan de Commissie, overeenkomstig artikel 51, door middel van gedelegeerde handelingen, de voorschriften uit hoofde van lid 5 van dit artikel voor specifieke typen of categorieën van levensmiddelen verruimen tot aanvullende verplichte vermeldingen.

5.   De in artikel 9, lid 1, onder a), e), en k), bedoelde vermeldingen staan in hetzelfde gezichtsveld.

6.   Lid 5 van dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 16, leden 1 en 2, bedoelde gevallen.

Artikel 14

Verkoop op afstand

1.   Onverminderd de in artikel 9 vastgestelde informatievoorschriften geldt voor voorverpakte levensmiddelen die te koop worden aangeboden door middel van technieken voor communicatie op afstand, dat:

a)

de verplichte voedselinformatie, met uitzondering van de gegevens in artikel 9, lid 1, onder f), beschikbaar is voordat de aankoop plaatsvindt, en voorkomt op het materiaal ter ondersteuning van de verkoop op afstand of via andere passende en duidelijk door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf aangegeven middelen wordt verstrekt. Wanneer andere passende middelen worden gebruikt, wordt de verplichte voedselinformatie verstrekt zonder dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf aan de consumenten bijkomende kosten aanrekent;

b)

alle verplichte vermeldingen bij de aflevering beschikbaar zijn.

2.   Voor niet-voorverpakte levensmiddelen die ten verkoop worden aangeboden door technieken voor communicatie op afstand, worden de in artikel 44 voorgeschreven verplichte vermeldingen beschikbaar gesteld overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

3.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing op levensmiddelen die te koop worden aangeboden in distributieautomaten of geautomatiseerde handelsruimten.

Artikel 15

Taalvoorschriften

1.   Onverminderd artikel 9, lid 3, wordt de verplichte voedselinformatie aangebracht in een taal die gemakkelijk te begrijpen is voor de consumenten van de lidstaten waar het levensmiddel in kwestie in de handel wordt gebracht.

2.   De lidstaten waar een levensmiddel in de handel wordt gebracht, kunnen eisen dat op hun grondgebied voor de vermeldingen op de etikettering gebruik wordt gemaakt van één of meer talen die tot de officiële talen van de Unie behoren.

3.   De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor het aanbrengen van vermeldingen in meer dan één taal.

Artikel 16

Weglating van verplichte vermeldingen

1.   Bij glazen flessen die bestemd zijn om opnieuw te worden gebruikt, die op onuitwisbare wijze zijn gemerkt en waarop bijgevolg geen etiket, band of label is aangebracht, zijn alleen de vermeldingen bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), c), e), f) en l), verplicht.

2.   Bij verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 10 cm2 bedraagt, zijn alleen de vermeldingen bedoeld in artikel 9, lid 1, onder a), c), e) en f), op de verpakking of op het etiket verplicht. De in artikel 9, lid 1, onder b), bedoelde vermeldingen worden met behulp van andere middelen verstrekt of zijn op verzoek van de consument beschikbaar.

3.   Onverminderd andere bepalingen van de Unie waarbij een voedingswaardevermelding verplicht wordt gesteld, is de in artikel 9, lid 1, onder l), bedoelde vermeldingniet verplicht voor de in bijlage V vermelde levensmiddelen.

4.   Onverminderd andere bepalingen van de Unie waarbij een lijst van ingrediënten of een verplichte voedingswaardevermelding wordt voorgeschreven, zijn de in artikel 9, lid 1, onder b) en l), bedoelde vermeldingen niet verplicht voor dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 %.

De Commissie stelt uiterlijk 13 december 2014 een verslag op over de toepassing van artikel 18 en artikel 30, lid 1, op de in dit lid bedoelde producten, waarin wordt bekeken of alcoholhoudende dranken hier in de toekomst onder moeten vallen, en met name of hiervoor de verplichting om informatie te verstrekken over de energetische waarde moet gelden; mogelijke vrijstellingen worden met redenen omkleed, met inachtneming van de noodzakelijke samenhang met ander beleid van de Unie op dit gebied. In dit kader overweegt de Commissie of het nodig is een definitie van „alcopops” voor te stellen.

De Commissie doet dit verslag vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel, indien van toepassing, tot vaststelling van de voorschriften betreffende een lijst van ingrediënten of een verplichte voedingswaardevermelding voor deze producten.

AFDELING 2

Gedetailleerde bepalingen inzake verplichte vermeldingen

Artikel 17

Benaming van het levensmiddel

1.   De benaming van het levensmiddel is zijn wettelijke benaming. Bij ontstentenis van een dergelijke benaming is de benaming van het levensmiddel zijn gebruikelijke benaming of, als er geen gebruikelijke benaming bestaat of de gebruikelijke benaming niet wordt gebruikt, wordt een beschrijvende benaming van het levensmiddel gegeven.

2.   In de lidstaat waar het levensmiddel op de markt wordt gebracht, mag gebruik worden gemaakt van de benaming waaronder het product in de lidstaat van productie legaal geproduceerd en in de handel is gebracht. Wanneer evenwel door de toepassing van andere bepalingen van deze verordening, met name die van artikel 9, consumenten in de lidstaat waar het levensmiddel op de markt wordt gebracht niet in staat zijn de ware aard van het levensmiddel te kennen en het niet kunnen onderscheiden van levensmiddelen waarmee verwarring mogelijk is, gaat de benaming van het levensmiddel vergezeld van een andere omschrijving die in de nabijheid van de benaming van het levensmiddel wordt vermeld.

3.   In uitzonderlijke gevallen, wanneer het betrokken levensmiddel in samenstelling of productie zodanig van het in de lidstaat van productie onder de benaming bekendstaand levensmiddel verschilt dat lid 2 onvoldoende garantie is voor correcte informatie aan de koper in de lidstaat waar het levensmiddel in de handel wordt gebracht, mag de benaming van het levensmiddel van de lidstaat van productie niet worden gebruikt in de lidstaat waar het levensmiddel in de handel wordt gebracht.

4.   De benaming van het levensmiddel mag niet worden vervangen door een benaming die beschermd is als intellectueel eigendom, handelsnaam of fantasienaam.

5.   Bijlage VI bevat specifieke bepalingen inzake de benaming van het levensmiddel en de vermeldingen die tezamen met de benaming worden aangebracht.

Artikel 18

Lijst van ingrediënten

1.   De lijst van ingrediënten wordt voorzien van of voorafgegaan door een passende titel die bestaat uit het woord „ingrediënten” of dat woord omvat. Deze lijst bestaat uit de opsomming van alle ingrediënten van het levensmiddel in dalende volgorde van gewicht waarin zij bij de bereiding van het levensmiddel zijn gebruikt.

2.   De ingrediënten worden aangeduid met hun specifieke benaming, in voorkomend geval overeenkomstig de regels neergelegd in artikel 17 en bijlage VI.

3.   Elk ingrediënt dat in de vorm van synthetisch nanomateriaal in een product is verwerkt, dient duidelijk in de lijst van ingrediënten te worden vermeld. De naam van het ingrediënt wordt gevolgd door het woord „nano” tussen haakjes.

4.   De technische voorschriften voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel worden vastgesteld in bijlage VII.

5.   Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, past de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 51, de in artikel 2, lid 2, onder t) opgenomen definitie van technisch vervaardigde nanomaterialen aan aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang of aan op internationaal niveau aanvaarde definities.

Artikel 19

Weglating van de lijst van ingrediënten

1.   Op de volgende levensmiddelen behoeft geen lijst van ingrediënten te worden aangebracht:

a)

verse groenten en vers fruit, inclusief aardappelen, die niet zijn geschild of gesneden of soortgelijke bewerkingen hebben ondergaan;

b)

koolzuurhoudend water waarvan deze hoedanigheid blijkt uit de benaming;

c)

gistingsazijn indien deze uitsluitend afkomstig is van één basisproduct en mits er geen ander ingrediënt aan is toegevoegd;

d)

kaas, boter, gezuurde melk en gezuurde room waaraan geen andere ingrediënten zijn toegevoegd dan melkbestanddelen, voedingsenzymen en culturen van micro-organismen die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging, of zout dat noodzakelijk is voor de bereiding van andere kaas dan verse kaas of smeltkaas;

e)

uit één ingrediënt bestaande levensmiddelen waarbij:

i)

de benaming van het levensmiddel identiek is aan de benaming van het ingrediënt, of

ii)

de benaming van het levensmiddel de duidelijke identificatie van de aard van het ingrediënt mogelijk maakt.

2.   Om recht te doen aan het belang voor de consument van een lijst van ingrediënten voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen, kan de Commissie, in uitzonderlijke gevallen, overeenkomstig artikel 51, door middel van gedelegeerde handelingen de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijst aanvullen, op voorwaarde dat weglatingen er niet toe leiden dat eindverbruikers of grote cateraars op inadequate wijze worden geïnformeerd.

Artikel 20

Weglating van bestanddelen van een levensmiddel uit de lijst van ingrediënten

Onverminderd artikel 21 hoeven de volgende bestanddelen van een levensmiddel niet in de lijst van ingrediënten te worden opgenomen:

a)

bestanddelen van een ingrediënt die er tijdens de bereiding tijdelijk aan worden onttrokken en er vervolgens weer in worden verwerkt in een hoeveelheid die het aanvankelijke gehalte niet overschrijdt;

b)

levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen:

i)

waarvan de aanwezigheid in een levensmiddel uitsluitend is toe te schrijven aan het feit dat zij verwerkt waren in één of meer ingrediënten van dat levensmiddel, overeenkomstig het „carry-over”-beginsel van artikel 18, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1333/2008, mits zij in het eindproduct geen technologische functie meer vervullen, of

ii)

die worden gebruikt als technische hulpstoffen;

c)

draagstoffen en stoffen die geen levensmiddelenadditieven zijn, maar die in strikt noodzakelijke doses op dezelfde manier en met hetzelfde doel als draagstoffen worden gebruikt;

d)

stoffen die geen levensmiddelenadditieven zijn, maar die op dezelfde wijze en voor hetzelfde doel als technische hulpstoffen worden gebruikt en, eventueel in gewijzigde vorm, nog in het eindproduct aanwezig zijn;

e)

water:

i)

indien het water tijdens de bereiding alleen wordt gebruikt om een ingrediënt dat in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm is gebruikt, weer in zijn oorspronkelijke staat te brengen, of

ii)

in geval van een opgietvloeistof die gewoonlijk niet wordt geconsumeerd.

Artikel 21

Etikettering van bepaalde stoffen en producten die allergieën of intoleranties veroorzaken

1.   Onverminderd de krachtens artikel 44, lid 2, vastgestelde voorschriften voldoen de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen aan de volgende vereisten:

a)

ze worden opgenomen in de lijst van ingrediënten overeenkomstig de voorschriften in artikel 18, lid 1, met een duidelijke vermelding van de naam van de in bijlage II opgenomen stoffen of producten, en

b)

de naam van de in bijlage II opgenomen stoffen of producten wordt benadrukt door middel van een typografie die ervoor zorgt dat deze naam duidelijk te onderscheiden is van de rest van de lijst met ingrediënten, bijvoorbeeld door middel van het lettertype, de stijl of de achtergrondkleur.

Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt in de in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen het woord „bevat” gebruikt, gevolgd door de naam van de stof of het product zoals vermeld in bijlage II.

Wanneer verschillende stoffen of technische hulpstoffen van een levensmiddel afkomstig zijn van een in bijlage II vermelde stof of product, wordt zulks voor elk van die stoffen of technische hulpstoffen verduidelijkt op het etiket.

De in artikel 9, lid 1, onder c), bedoelde vermeldingen zijn niet vereist wanneer de benaming van het levensmiddel duidelijk verwijst naar de desbetreffende stof of het desbetreffende product.

2.   Teneinde de informatieverstrekking aan consumenten te verbeteren en rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke vooruitgang en technische kennis, wordt de lijst in bijlage II door de Commissie systematisch opnieuw bekeken en, zo nodig, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen bijgewerkt.

Indien dit om dwingende urgente redenen in verband met het ontstaan van een risico voor de menselijke gezondheid vereist is, is de in artikel 52 bepaalde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 22

Kwantitatieve opgave van de ingrediënten

1.   De opgave van de hoeveelheid van een bij de vervaardiging of de bereiding van een levensmiddel gebruikt ingrediënt of gebruikte categorie ingrediënten is vereist wanneer het desbetreffende ingrediënt of de desbetreffende categorie ingrediënten:

a)

voorkomt in de benaming van het levensmiddel of door de consument gewoonlijk met die benaming wordt geassocieerd;

b)

opvallend in woord of beeld of als grafische voorstelling op de etikettering is aangegeven, of

c)

van wezenlijk belang is om een levensmiddel te karakteriseren en het te onderscheiden van de producten waarmee het wegens zijn benaming of aanblik zou kunnen worden verward.

2.   De technische voorschriften voor de toepassing van lid 1, inclusief specifieke gevallen waarin een kwantitatieve opgave voor bepaalde ingrediënten niet vereist is, worden vastgesteld in bijlage VIII.

Artikel 23

Nettohoeveelheid

1.   De nettohoeveelheid van een levensmiddel wordt, onder gebruikmaking van liter, centiliter, milliliter, kilogram of gram, naargelang het geval, uitgedrukt in:

a)

volume-eenheden bij vloeibare producten;

b)

massa-eenheden bij andere producten.

2.   Om ervoor te zorgen dat de consument voedselinformatie op het etiket beter begrijpt, kan de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen, in overeenstemming met artikel 51 vaststellen dat de nettohoeveelheid van bepaalde nader gespecificeerde levensmiddelen anders wordt uitgedrukt dan op de in lid 1 van dit artikel vastgestelde wijze.

3.   De technische voorschriften voor de toepassing van lid 1, inclusief specifieke gevallen waarin de opgave van de nettohoeveelheid niet vereist is, worden vastgesteld in bijlage IX.

Artikel 24

Datum van minimale houdbaarheid, uiterste consumptiedatum en datum van invriezing

1.   Bij levensmiddelen die uit microbiologisch oogpunt zeer bederfelijk zijn en derhalve na korte tijd een onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid kunnen opleveren, wordt de datum van minimale houdbaarheid vervangen door de uiterste consumptiedatum. Na de uiterste consumptiedatum wordt een levensmiddel onveilig geacht overeenkomstig artikel 14, leden 2 tot en met 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002.

2.   De passende datum wordt uitgedrukt overeenkomstig bijlage X.

3.   Om te bewerkstelligen dat de wijze van aanduiding van de datum van minimale houdbaarheid, bedoeld in punt 1, onder c), van bijlage X, op eenvormige wijze toegepast wordt, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van de regels op dit gebied. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 25

Bewaarvoorschriften of gebruiksvoorwaarden

1.   Indien voor levensmiddelen bijzondere bewaarvoorschriften en/of gebruiksvoorwaarden gelden, worden deze voorschriften of voorwaarden aangegeven.

2.   Met het oog op passende bewaring of geschikt gebruik van het levensmiddel na opening van de verpakking, worden de bewaarvoorschriften en/of de uiterste consumptiedatum in voorkomend geval aangegeven.

Artikel 26

Land van oorsprong of plaats van herkomst

1.   Dit artikel is van toepassing onverminderd de etiketteringsvoorschriften die zijn vastgesteld in specifieke wetgeving van de Unie, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (33) en Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (34).

2.   Het vermelden van het land van oorsprong of de plaats van herkomst is verplicht:

a)

indien het weglaten daarvan de consument zou kunnen misleiden aangaande het werkelijke land van oorsprong of de werkelijke plaats van herkomst van het levensmiddel, met name als de bij het levensmiddel gevoegde informatie of het etiket in zijn geheel anders zou impliceren dat het levensmiddel een ander land van oorsprong of een andere plaats van herkomst heeft;

b)

voor vlees dat valt onder de codes van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) van bijlage XI. Voor de toepassing van dit punt worden uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 8 vastgesteld.

3.   Wanneer het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een levensmiddel vermeld wordt en niet hetzelfde of dezelfde is als voor het primaire ingrediënt ervan:

a)

wordt tevens het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het betreffende primaire ingrediënt vermeld, of

b)

wordt vermeld dat het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt verschilt van die van het levensmiddel.

Voor de toepassing van dit lid worden uitvoeringshandelingen als bedoeld in lid 8 vastgesteld.

4.   De Commissie dient binnen een periode van vijf jaar na de datum waarop lid 2, onder b), van toepassing wordt bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor de in dat punt bedoelde producten wordt geëvalueerd.

5.   De Commissie dient uiterlijk 13 december 2014 bij het Europees Parlement en de Raad verslagen in betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor de volgende levensmiddelen:

a)

soorten vlees andere dan rundsvlees en de in lid 2, onder b), bedoelde vleessoorten;

b)

melk;

c)

melk die als ingrediënt in zuivelproducten wordt gebruikt;

d)

onverwerkte levensmiddelen;

e)

producten met maar één ingrediënt;

f)

ingrediënten die meer dan 50 % van een levensmiddel uitmaken.

6.   De Commissie dient uiterlijk 13 december 2013 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt.

7.   In de in leden 5 en 6 bedoelde verslagen wordt rekening gehouden met het feit dat de consument moet worden geïnformeerd, alsook met de haalbaarheid van de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst en een kosten-batenanalyse van de invoering van dergelijke maatregelen, inclusief de juridische gevolgen voor de interne markt en de gevolgen ervan voor de internationale handel.

De Commissie kan deze verslagen vergezeld doen gaan van voorstellen tot wijziging van de betreffende wetgeving van de Unie.

8.   Uiterlijk 13 december 2013 stelt de Commissie, op basis van effectbeoordelingen, uitvoeringshandelingen vast voor de toepassing van lid 2, onder b), van dit artikel en voor de toepassing van lid 3 van dit artikel. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

9.   In het geval van onder letter b) van lid 2, onder letter a) van lid 5 en in lid 6 bedoelde levensmiddelen, wordt in de verslagen en de effectbeoordelingen in het kader van dit artikel onder meer rekening gehouden met de opties voor de middelen om het land van oorsprong of de plaats van herkomst van deze levensmiddelen uit te drukken, met name met betrekking tot de volgende bepalende punten in het leven van het dier:

a)

geboorteplaats;

b)

plaats waar het dier is gehouden;

c)

plaats van slachting.

Artikel 27

Gebruiksaanwijzingen

1.   De gebruiksaanwijzingen voor het gebruik van een levensmiddel zijn zodanig aangeduid dat het levensmiddel op de juiste wijze kan worden gebruikt.

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van lid 1 op bepaalde levensmiddelen. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 28

Alcoholgehalte

1.   Voor producten onder GN-code 2204 worden de voorschriften betreffende de vermelding van het alcoholvolumegehalte vastgesteld in de specifieke bepalingen van de Unie die op deze producten van toepassing zijn.

2.   Het feitelijke alcoholvolumegehalte van andere dan de in lid 1 bedoelde dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent wordt vermeld overeenkomstig bijlage XII.

AFDELING 3

Voedingswaardevermelding

Artikel 29

Relatie met andere wetgeving

1.   Deze afdeling is niet van toepassing op levensmiddelen die onder het toepassingsgebied van de volgende wetgeving vallen:

a)

Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (35);

b)

Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater (36).

2.   Deze afdeling is van toepassing onverminderd Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (37) en de bijzondere richtlijnen bedoeld in artikel 4, lid 1, van die richtlijn.

Artikel 30

Inhoud

1.   De verplichte voedingswaardevermelding omvat het volgende:

a)

de energetische waarde, en

b)

de hoeveelheden vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, proteïne en zout.

Waar nodig kan dicht bij de voedingswaardevermelding vermeld worden dat het zoutgehalte uitsluitend is toe te schrijven aan van nature voorkomend natrium.

2.   De inhoud van de verplichte voedingswaardevermelding, bedoeld in lid 1, mag worden aangevuld met een indicatie voor hoeveelheden van een of meer van de volgende nutriënten:

a)

enkelvoudig onverzadigde vetzuren;

b)

meervoudig onverzadigde vetzuren;

c)

polyolen;

d)

zetmeel;

e)

vezels;

f)

in punt 1 van deel A van bijlage XIII genoemde vitaminen en mineralen die in significante hoeveelheden, als vastgesteld in punt 2 van deel A van bijlage XIII, aanwezig zijn.

3.   Wanneer de etikettering van een voorverpakt levensmiddel de in lid 1 bedoelde verplichte voedingswaardevermelding bevat, mag de volgende informatie daarop worden herhaald:

a)

de energetische waarde, of

b)

de energetische waarde samen met de hoeveelheden vetten, verzadigde vetten, suikers en zout.

4.   Wanneer de etikettering van de producten genoemd in artikel 16, lid 4, een voedingswaardevermelding bevat, mag, in afwijking van artikel 36, lid 1, de inhoud van de vermelding worden beperkt tot de energetische waarde. artikel lid.

5.   Onverminderd artikel 44 mag, wanneer de etikettering van de producten bedoeld in artikel 44, lid 1, een voedingswaardevermelding geeft, in afwijking van artikel 36, lid 1, de inhoud van die vermelding worden beperkt tot het onderstaande:

a)

de energetische waarde, of

b)

de energetische waarde samen met de hoeveelheden vetten, verzadigde vetten, suikers en zout.

6.   Om recht te doen aan het belang van de in leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde vermeldingen voor de voorlichting van de consumenten, kan de Commissie, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen, de lijsten in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel wijzigen door het toevoegen of verwijderen van vermeldingen.

7.   Uiterlijk 13 december 2014 dient de Commissie, rekening houdend met wetenschappelijke gegevens en de in de lidstaten opgedane ervaring, een verslag in over de aanwezigheid van trans-vetzuren in levensmiddelen en in de totale voeding van de bevolking van de Unie. Dit verslag heeft tot doel de gevolgen te beoordelen van passende middelen die de consumenten in staat zouden kunnen stellen gezondere voedsel- en voedingskeuzes te maken of die de productie kunnen bevorderen van gezondere voedselalternatieven die worden aangeboden aan de consumenten, met inbegrip van onder meer de verstrekking van informatie over trans-vetzuren aan consumenten of beperkingen van het gebruik ervan. Zo nodig voegt de Commissie een wetgevingsvoorstel bij dat verslag.

Artikel 31

Berekening

1.   De energetische waarde wordt berekend met de omrekeningsfactoren vermeld in bijlage XIV.

2.   De Commissie stelt door middel van gedelegeerde handelingen, in overeenstemming met artikel 51 omrekeningsfactoren vast voor de in punt 1 van deel A van bijlage XIII bedoelde vitaminen en mineralen om hun gehalte in levensmiddelen nauwkeuriger te kunnen berekenen. Die omrekeningsfactoren worden in bijlage XIV opgenomen.

3.   De in artikel 30, leden 1 tot en met 5, bedoelde energetische waarde en hoeveelheden nutriënten hebben betrekking op het levensmiddel zoals dit wordt verkocht.

Zo nodig kan de informatie betrekking hebben op het levensmiddel na bereiding, indien een voldoende gedetailleerde bereidingswijze is aangegeven en de informatie op het voor consumptie geschikt gemaakte levensmiddel betrekking heeft.

4.   De gedeclareerde waarden zijn, naargelang het geval, gemiddelde waarden die zijn gebaseerd op:

a)

de analyse van het levensmiddel door de fabrikant;

b)

een berekening op basis van de bekende of effectieve gemiddelde waarde van de verwerkte ingrediënten, of

c)

een berekening aan de hand van algemeen vaststaande en aanvaarde gegevens.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met gedetailleerde voorschriften voor de eenvormige uitvoering van dit lid wat betreft de nauwkeurigheid van de aangegeven waarden, zoals de verschillen tussen de aangegeven waarden en de waarden die bij officiële controles worden geconstateerd. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 32

Uitdrukking in 100 g of 100 ml

1.   De energetische waarde en hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, leden 1 tot en met 5, worden uitgedrukt met gebruikmaking van de in bijlage XV opgenomen meeteenheden.

2.   De in artikel 30, leden 1 tot en met 5, bedoelde energetische waarde en hoeveelheden nutriënten worden uitgedrukt per 100 g of 100 ml.

3.   De eventuele vermelding van de vitaminen en mineralen wordt, naast de in lid 2 bedoelde uitdrukkingsvorm, uitgedrukt als percentage van de in punt 1 van deel A van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames per 100 g of 100 ml.

4.   Naast de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitdrukkingsvorm mogen de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, leden 1, 3, 4 en 5, worden uitgedrukt, indien van toepassing, als percentage van de in deel B van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames per 100 g of per 100 ml.

5.   Wanneer informatie wordt verstrekt overeenkomstig lid 4, wordt in de onmiddellijke omgeving van de betrokken tabel de volgende aanvullende vermelding aangeduid: „Referentie-inname van een gemiddelde volwassene (8 400 kJ/2 000 kcal)”.

Artikel 33

Uitdrukking per portie of consumptie-eenheid

1.   In onderstaande gevallen mogen de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, lid 1 tot en met 5, worden uitgedrukt per gemakkelijk door de consument te herkennen portie en/of consumptie-eenheid, op voorwaarde dat de portie of eenheid op het etiket wordt gekwantificeerd en dat wordt vermeld hoeveel porties of eenheden er in de verpakking zitten:

a)

naast de uitdrukking per 100 g of 100 ml, bedoeld in artikel 32, lid 2;

b)

naast de uitdrukking per 100 g of 100 ml, bedoeld in artikel 32, lid 3, wat betreft de hoeveelheden vitaminen en mineralen;

c)

naast of in plaats van de uitdrukking per 100 g of 100 ml, bedoeld in artikel 32, lid 4.

2.   In afwijking van artikel 32, lid 2, mag in de gevallen bedoeld in artikel 30, lid 3, onder b), de uitdrukking van de energetische waarden en de hoeveelheden nutriënten en/of het percentage van de in deel B van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames, beperkt blijven tot de portie of consumptie-eenheid.

Indien de hoeveelheden nutriënten in overeenstemming met de eerste alinea enkel worden uitgedrukt per portie of per consumptie-eenheid, wordt de energetische waarde uitgedrukt per 100 g/100 ml en per portie of per consumptie-eenheid.

3.   In afwijking van artikel 32, lid 2, mag in de gevallen bedoeld in artikel 30, lid 5, de uitdrukking van de energetische waarden en de hoeveelheden nutriënten en/of het percentage van de in deel B van bijlage XIII vastgestelde referentie-innames, beperkt blijven tot de portie of consumptie-eenheid.

4.   De portie of eenheid worden dicht bij de voedingswaardevermelding vermeld.

5.   Met het oog op de eenvormige toepassing van de uitdrukking van de voedingswaarde-vermelding per portie of consumptie-eenheid en om de consument een uniforme vergelijkingsgrondslag te bieden, stelt de Commissie, gelet op het feitelijk consumptiegedrag en voedingsadviezen, door middel van uitvoeringshandelingen voor specifieke categorieën levensmiddelen voorschriften vast inzake de uitdrukking per portie of per consumptie-eenheid. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 34

Presentatie

1.   De in artikel 30, leden 1 en 2, bedoelde gegevens worden in hetzelfde gezichtsveld aangebracht. Zij worden tezamen in een duidelijk formaat gepresenteerd en, naargelang het geval, in de in bijlage XV voorziene volgorde.

2.   De in artikel 30, leden 1 en 2, bedoelde gegevens worden, indien er voldoende ruimte is, gepresenteerd in tabelformaat met de cijfers onder elkaar. Indien er onvoldoende ruimte is, worden de gegevens achter elkaar geplaatst.

3.   De in artikel 30, lid 3, bedoelde gegevens worden aangebracht:

a)

in het hoofdgezichtsveld, en

b)

met een lettergrootte in overeenstemming met artikel 13, lid 2.

De in lid 3 van artikel 30 bedoelde gegevens mogen worden gepresenteerd in een ander dan het in lid 2 van dit artikel bedoelde formaat.

4.   De in de leden 4 en 5 van artikel 30 bedoelde gegevens mogen worden gepresenteerd in een ander dan het in lid 2 van dit artikel bedoelde formaat.

5.   Indien de energetische waarde of hoeveelheid (van een) nutriënt(en) in een product verwaarloosbaar is, kan de informatie over deze elementen worden vervangen door een vermelding zoals „Bevat verwaarloosbare hoeveelheden …” in de onmiddellijke nabijheid van de voedingswaardevermelding, indien aanwezig.

Met het oog op de eenvormige uitvoering van dit lid, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen voor de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten, bedoeld in artikel 30, leden 1 tot en met 5, die als verwaarloosbaar kunnen worden beschouwd. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

6.   Met het oog op de eenvormige toepassing van de wijze waarop de voedingswaardevermelding, bedoeld in leden 1 tot en met 4 van dit artikel, moet worden aangegeven, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 35

Aanvullende vormen van uitdrukking en presentatie

1.   Ter aanvulling op de in artikel 32, leden 2 en 4, en artikel 33 bedoelde uitdrukkingsvormen en de in artikel 34, lid 2, bedoelde presentatie mogen de energetische waarde en de hoeveelheden nutriënten bedoeld in artikel 30, lid 1 tot en met 5, in andere uitdrukkingsvormen vermeld en/of gepresenteerd worden met gebruikmaking van andere grafische vormen of symbolen dan woorden en getallen, op voorwaarde dat aan de volgende vereisten is voldaan:

a)

zij zijn gebaseerd op degelijk en wetenschappelijk verantwoord consumentenonderzoek en zijn niet misleidend voor de consument, in de zin van artikel 7;

b)

de ontwikkeling ervan is het resultaat van overleg met een brede waaier aan belanghebbenden;

c)

zij hebben tot doel de consument in staat te stellen een beter inzicht te krijgen in de bijdrage van het levensmiddel aan of het belang daarvan voor het energie- en nutriëntgehalte van een voedingspatroon;

d)

er zijn wetenschappelijk verantwoorde gegevens waaruit blijkt dat de gemiddelde consument dergelijke uitdrukkings- of presentatievormen begrijpt;

e)

in geval van andere uitdrukkingsvormen: zij zijn gebaseerd op de geharmoniseerde referentie-innames in bijlage XIII of, bij ontstentenis daarvan, op algemeen aanvaarde wetenschappelijke adviezen over de inname van energie of nutriënten;

f)

zij zijn objectief en niet discriminerend, en

g)

de toepassing ervan levert geen belemmeringen op voor het vrije goederenverkeer.

2.   De lidstaten kunnen exploitanten van levensmiddelenbedrijven het gebruik van een of meer extra uitdrukkings- of presentatievormen voor de voedingswaardevermelding aanbevelen die volgens hen het best voldoen aan de in de lid 1, punten a) tot en met g), vastgestelde vereisten. De lidstaten verstrekken de Commissie nadere gegevens over die extra uitdrukkings- en presentievormen.

3.   De lidstaten zorgen voor passend toezicht op de extra uitdrukkings- en presentatievormen van de voedingswaardevermelding die op hun grondgebied in de handel worden gebruikt.

Om het toezicht op het gebruik van die extra uitdrukkings- en presentatievormen te vergemakkelijken, kunnen de lidstaten eisen dat de levensmiddelenbedrijven die voeding met die informatie op hun grondgebied in de handel brengen de bevoegde autoriteiten van het gebruik van die uitdrukkings- en presentatievormen op de hoogte brengen, en daarbij vermelden hoe is voldaan aan de in de lid 1, punten a) tot en met g), vastgestelde vereisten. In dat geval kan tevens geëist worden dat ook informatie over de stopzetting van het gebruik van die extra uitdrukkings- en presentatievormen wordt verstrekt.

4.   De Commissie faciliteert en organiseert de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten onderling en met haarzelf over zaken die betrekking hebben op kwesties die verband houden met het gebruik van extra uitdrukkings- of presentatievormen voor de voedingswaarde-vermelding.

5.   Uiterlijk 13 december 2017 dient de Commissie in het licht van de opgedane ervaring bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het gebruik van extra uitdrukkings- en presentatievormen, over de gevolgen ervan voor de interne markt en de vraag of het raadzaam is deze uitdrukkings- en presentatievormen verder te harmoniseren. Daartoe verstrekken de lidstaten de Commissie relevante informatie over het gebruik van die extra uitdrukkings- en presentatievormen in de handel op hun grondgebied. De Commissie kan dit verslag vergezeld doen gaan van voorstellen tot wijziging van de betreffende wetgeving van de Unie.

6.   Met het oog op de eenvormige uitvoering van dit artikel, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van leden 1, 3 en 4 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK V

VRIJWILLIGE VOEDSELINFORMATIE

Artikel 36

Van toepassing zijnde voorschriften

1.   Wanneer de in de artikelen 9 en 10 bedoelde voedselinformatie op vrijwillige basis wordt verstrekt, voldoet deze informatie aan de voorschriften in de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk IV.

2.   Vrijwillig verstrekte voedselinformatie voldoet aan de volgende eisen:

a)

zij is niet misleidend voor de consument, in de zin van artikel 7;

b)

zij is niet dubbelzinnig of verwarrend voor de consument, en

c)

zij is in voorkomend geval gebaseerd op relevante wetenschappelijke gegevens.

3.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake de toepassing van de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorschriften voor de volgende vrijwillige voedselinformatie:

a)

informatie over de mogelijke onbedoelde aanwezigheid in voedsel van stoffen of producten die allergieën of intoleranties kunnen veroorzaken;

b)

informatie met betrekking tot de geschiktheid van een levensmiddel voor vegetariërs of veganisten, en

c)

de vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen naast de in bijlage XIII weergegeven referentie-innames.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4.   Met het oog op een goede voorlichting van de consument kan de Commissie, wat betreft het verstrekken van vrijwillige voedselinformatie door exploitanten van levensmiddelenbedrijven op een verschillende grondslag die misleidend of verwarrend voor de consument kan zijn, overeenkomstig artikel 51 door middel van gedelegeerde handelingen, voorzien in andere manieren van vrijwillige verstrekking van voedselinformatie dan bedoeld in lid 3 van dit artikel.

Artikel 37

Presentatie

De vermelding van de vrijwillige voedselinformatie mag niet ten koste gaan van de ruimte die voor de verplichte voedselinformatie beschikbaar is.

HOOFDSTUK VI

NATIONALE MAATREGELEN

Artikel 38

Nationale maatregelen

1.   Wat betreft aangelegenheden die specifiek door deze verordening worden geharmoniseerd, mogen de lidstaten uitsluitend nationale maatregelen vaststellen of handhaven die volgens het recht van de Unie toegestaan zijn. Het vrije verkeer van goederen mag door deze nationale maatregelen niet worden belemmerd, met inbegrip van discriminatie ten aanzien van levensmiddelen uit andere lidstaten.

2.   Onverminderd artikel 39 mogen de lidstaten nationale maatregelen vaststellen inzake aangelegenheden die niet specifiek door deze verordening worden geharmoniseerd, mits zij het vrije verkeer van goederen die stroken met deze verordening, niet verbieden, belemmeren of beperken.

Artikel 39

Nationale maatregelen inzake bijkomende verplichte vermeldingen

1.   Naast de verplichte vermeldingen, bedoeld in artikel 9, lid 1, en artikel 10, mogen de lidstaten overeenkomstig de in artikel 45 vastgestelde procedure maatregelen vaststellen waarbij bijkomende verplichte vermeldingen worden opgelegd voor specifieke typen of categorieën levensmiddelen, die om ten minste een van de volgende redenen gerechtvaardigd zijn:

a)

de bescherming van de volksgezondheid;

b)

de bescherming van de consument;

c)

de preventie van fraude;

d)

de bescherming van industriële en commerciële eigendomsrechten en aanduidingen van herkomst en oorsprong, en de preventie van oneerlijke concurrentie.

2.   Door middel van lid 1 kunnen de lidstaten slechts maatregelen betreffende de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van levensmiddelen nemen, als er een bewezen verband bestaat tussen bepaalde kwaliteiten van het levensmiddel en de oorsprong of herkomst daarvan. Bij de kennisgeving van dergelijke maatregelen aan de Commissie verstrekken de lidstaten bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de meeste consumenten significante waarde hechten aan de verstrekking van deze informatie.

Artikel 40

Melk- en melkproducten

Voor melk- en melkproducten die zijn verpakt in glazen flessen die bestemd zijn om opnieuw te worden gebruikt, mogen de lidstaten maatregelen vaststellen die afwijken van het bepaalde in artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 1.

Zij delen de Commissie de tekst van die maatregelen onverwijld mede.

Artikel 41

Alcoholhoudende dranken

In afwachting van de vaststelling van de bepalingen van de Unie, bedoeld in artikel 16, lid 4, mogen de lidstaten de nationale maatregelen voor de vermelding van de ingrediënten voor dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent blijven toepassen.

Artikel 42

Uitdrukken van de nettohoeveelheid

Bij ontstentenis van de in artikel 23, lid 2, bedoelde bepalingen van de Unie betreffende het anders uitdrukken van de nettohoeveelheid van nader gespecificeerde levensmiddelen dan op de in artikel 23, lid 1, beschreven wijze, kunnen de lidstaten nationale maatregelen handhaven die voor 12 december 2011 zijn vastgesteld.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 13 december 2014 van deze maatregelen in kennis. De Commissie brengt de maatregelen ter kennis van de andere lidstaten.

Artikel 43

Vrijwillige vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen

In afwachting van de vaststelling van de in artikel 36, lid 3, onder c), bedoelde bepalingen van de Unie, mogen de lidstaten nationale maatregelen vaststellen met betrekking tot de vrijwillige vermelding van referentie-innames voor specifieke bevolkingsgroepen.

De lidstaten delen de Commissie de tekst van die maatregelen onverwijld mede.

Artikel 44

Nationale maatregelen voor niet-voorverpakte levensmiddelen

1.   Voor levensmiddelen die niet voorverpakt aan de eindverbruiker of aan grote cateraars te koop worden aangeboden of voor levensmiddelen die op de plaats van verkoop op verzoek van de consument worden verpakt of met het oog op de onmiddellijke verkoop worden voorverpakt,

a)

zijn de in artikel 9, lid 1, onder c), genoemde vermeldingen verplicht;

b)

zijn andere, in de artikelen 9 en 10 genoemde vermeldingen niet verplicht, tenzij de lidstaten nationale maatregelen vaststellen waarbij het weergeven van bepaalde of alle vermeldingen of elementen van deze vermeldingen verplicht wordt gesteld.

2.   De lidstaten mogen nationale maatregelen aannemen betreffende de middelen waarmee de in lid 1 bedoelde vermeldingen of elementen van vermeldingen beschikbaar moeten worden gesteld en, waar nodig, de daarvoor gebruikte uitdrukkings- of presentatievorm.

3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de in lid 1, onder b), en lid 2 bedoelde maatregelen onverwijld mede.

Artikel 45

Kennisgevingsprocedure

1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, stelt de lidstaat die het nodig acht dat nieuwe voedselinformatiewetgeving wordt vastgesteld, de Commissie en de andere lidstaten vooraf van de beoogde maatregelen in kennis en geeft hij de redenen aan die deze maatregelen rechtvaardigen.

2.   De Commissie raadpleegt het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, dat is ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002, als zij deze raadpleging nuttig acht of als een lidstaat daarom verzoekt. In dit geval zorgt de Commissie ervoor dat het proces transparant is voor alle belanghebbenden.

3.   De lidstaat die het nodig acht dat nieuwe voedselinformatiewetgeving wordt vastgesteld kan de beoogde maatregelen pas drie maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving nemen, mits hij geen negatief advies van de Commissie heeft ontvangen.

4.   Wanneer de Commissie een negatief advies uitbrengt, leidt zij vóór het verstrijken van de in lid 3 van dit artikel genoemde termijn de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure in om vast te stellen of de beoogde maatregelen, indien nodig onder voorbehoud van de nodige aanpassingen, kunnen worden uitgevoerd.

5.   Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (38) is niet van toepassing op de maatregelen waarop dit artikel vastgestelde kennisgevingsprocedure van toepassing is.

HOOFDSTUK VII

UITVOERINGS-, WIJZIGINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 46

Wijzigingen in de bijlagen

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang, de wetenschappelijke ontwikkelingen, de gezondheid of de informatiebehoefte van de consument kan de Commissie, behoudens de bepalingen in verband met de wijziging van de bijlagen II en III, bedoeld in artikel 10, lid 2, en artikel 21, lid 2, de bijlagen bij deze verordening door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 51 bijwerken.

Artikel 47

Overgangsperiode en datum van inwerkingtreding van de uitvoeringsmaatregelen of gedelegeerde handelingen

1.   Onverminderd lid 2 van dit artikel doet de Commissie, bij het uitoefenen van de bij deze verordening verleende bevoegdheden voor het vaststellen door middel van uitvoeringshandelingen van maatregelen overeenkomstig de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure of door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 51, het volgende:

a)

een passende overgangsperiode vaststellen voor de toepassing van de nieuwe maatregelen, tijdens welke levensmiddelen die zijn voorzien van etiketten die niet aan de nieuwe maatregelen voldoen, in de handel mogen worden gebracht en na het verstrijken waarvan voorraden van dergelijke levensmiddelen die vóór het einde van de overgangsperiode in de handel zijn gebracht, verkocht mogen blijven worden totdat zij zijn uitgeput, en

b)

ervoor zorgen dat deze maatregelen van toepassing worden vanaf 1 april van elk kalenderjaar.

2.   Lid 1 is niet van toepassing in noodgevallen, wanneer de doelstelling van de lid 1 bedoelde maatregelen de bescherming van de gezondheid van de mens is.

Artikel 48

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerp-uitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 49

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1924/2006

In artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

„Voedingswaarde-etikettering van producten waarover een voedings- en/of gezondheidsclaim wordt gemaakt, is verplicht, uitgezonderd bij generieke reclame. De te verstrekken informatie bestaat uit de in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten genoemde gegevens (*1). Wanneer een voedings- en/of gezondheidsclaim wordt gemaakt voor een in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1169/2011 bedoelde nutriënt, wordt de hoeveelheid van die nutriënt vermeld overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 34 van genoemde verordening.

Van een stof/van stoffen waarop een voedings- of gezondheidsclaim betrekking heeft en die niet in de voedingswaarde-etikettering vermeld staat, wordt in hetzelfde gezichtsveld als de voedingswaarde-etikettering de hoeveelheid vermeld en uitgedrukt overeenkomstig de artikelen 31, 32 en 33 van Verordening (EU) nr. 1169/2011. De meeteenheden waarin de hoeveelheid van de stof(fen) wordt uitgedrukt, zijn geschikt voor de afzonderlijke stoffen in kwestie.

Artikel 50

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1925/2006

Artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1925/2006 wordt vervangen door:

„3.   Voor producten waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd en die onder deze verordening vallen, is voedingswaarde-etikettering verplicht. De te verstrekken informatie bestaat uit de in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (*2) genoemde gegevens en de totale in het levensmiddel aanwezige hoeveelheden van de vitaminen en mineralen die aan dat levensmiddel zijn toegevoegd.

Artikel 51

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen als bedoeld in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 23, lid 2, artikel 30, lid 6, artikel 31, lid 2, artikel 36, lid 4, en artikel 46 wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 12 december 2011. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen een dergelijke verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 23, lid 2, artikel 30, lid 6, artikel 31, lid 2, artikel 36, lid 4, en artikel 46, kan te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit vermelde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag volgend op de publicatie van het besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.   Een overeenkomstig artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 2, artikel 12, lid 3, artikel 13, lid 4, artikel 18, lid 5, artikel 19, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 23, lid 2, artikel 30, lid 6, artikel 31, lid 2, artikel 36, lid 4, en artikel 46 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de bekendmaking van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 52

Spoedprocedure

1.   Gedelegeerde handelingen die overeenkomstig dit artikel worden vastgesteld, treden onverwijld in werking en zijn van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 51, lid 5, bedoelde procedure bezwaar tegen een gedelegeerde handeling maken. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 53

Intrekking

1.   De Richtlijnen 87/250/EEG, 90/496/EEG, 1999/10/EG, 2000/13/EG, 2002/67/EG en 2008/5/EG, en Verordening (EG) nr. 608/2004 worden met ingang van 13 december 2014 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken wetsbesluiten gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 54

Overgangsmaatregelen

1.   Levensmiddelen die voor 13 december 2014 in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd en niet voldoen aan haar bepalingen, mogen worden verhandeld totdat de voorraden zijn uitgeput.

Levensmiddelen die voor 13 december 2016 in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd en niet voldoen aan het vereiste vastgelegd in punt 1 van artikel 9, lid 1, mogen worden verhandeld totdat de voorraden zijn uitgeput.

Levensmiddelen die voor 1 januari 2014 in de handel zijn gebracht of geëtiketteerd en niet voldoen aan de vereisten vastgelegd in deel B van bijlage VI, mogen worden verhandeld totdat de voorraden zijn uitgeput.

2.   Tussen 13 december 2014 en 13 december 2016 voldoet de voedingswaardevermelding, indien zij op vrijwillige basis is verstrekt, aan de artikelen 30 tot en met 35.

3.   Onverminderd Richtlijn 90/496/EEG, artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1925/2006, mogen levensmiddelen die zijn geëtiketteerd overeenkomstig de artikelen 30 tot en met 35 van deze verordening in de handel worden gebracht voor 13 december 2014.

Onverminderd Verordening (EG) nr. 1162/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (39), mogen levensmiddelen die zijn geëtiketteerd overeenkomstig deel B van bijlage VI van deze verordening in de handel worden gebracht voor 1 januari 2014.

Artikel 55

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 december 2014, met uitzondering van punt l van artikel 9, lid 1, dat van toepassing is met ingang van 13 december 2016, en deel B van bijlage VI, dat van toepassing is met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 81.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 juni 2010 (PB C 236 E van 12.8.2011, blz. 187) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 21 februari 2011 (PB C 102 E van 2.4.2011, blz. 1). Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2011 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 29 september 2011.

(3)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(4)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.

(5)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(6)  PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

(7)  PB L 113 van 30.4.1987, blz. 57.

(8)  PB L 69 van 16.3.1999, blz. 22.

(9)  PB L 191 van 19.7.2002, blz. 20.

(10)  PB L 97 van 1.4.2004, blz. 44.

(11)  PB L 27 van 31.1.2008, blz. 12.

(12)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(13)  Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47).

(15)  Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1).

(16)  Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22).

(17)  Verordening (EG) nr. 1760/2000.

(18)  Verordening (EG) nr. 1019/2002 van de Commissie van 13 juni 2002 betreffende de handelsnormen voor olijfolie (PB L 155 van 14.6.2002, blz. 27).

(19)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(20)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(21)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

(22)  PB C 187 E van 24.7.2008, blz. 160.

(23)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 81.

(24)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(25)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

(26)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(27)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(28)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7.

(29)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(30)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.

(31)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(32)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.

(33)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

(34)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(35)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.

(36)  PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45.

(37)  PB L 124 van 20.5.2009, blz. 21.

(38)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(39)  PB L 314 van 1.12.2009, blz. 10.


BIJLAGE I

SPECIFIEKE DEFINITIES

als bedoeld in artikel 2, lid 4

1.

„Voedingswaardevermelding” of „voedingswaarde-etikettering”: informatie over:

a)

de energetische waarde, of

b)

de energetische waarde en alleen één of meer van de volgende nutriënten:

vetten (verzadigde vetzuren, enkelvoudig onverzadigde vetzuren, meervoudig onverzadigde vetzuren);

koolhydraten (suikers, polyolen, zetmeel);

zout;

vezels;

eiwitten;

alle vitaminen en mineralen, vermeld in bijlage XIII, deel A, punt 1, en aanwezig in significante hoeveelheden, als omschreven in bijlage XIII, deel A, punt 2.

2.

„Vetten”: alle lipiden, fosfolipiden inbegrepen.

3.

„Verzadigde vetzuren”: vetzuren zonder dubbele binding.

4.

„Transvetzuren”: vetzuren met één of meerdere niet-geconjugeerde (d.w.z. door ten minste één methyleengroep gescheiden) dubbele koolstof-koolstofbindingen in de transconfiguratie.

5.

„Enkelvoudig onverzadigde vetzuren”: vetzuren met één dubbele binding in de cisconfiguratie.

6.

„Meervoudig onverzadigde vetzuren”: vetzuren met twee of meer door een methyleengroep gescheiden dubbele bindingen in de cisconfiguratie.

7.

„Koolhydraten”: de koolhydraten die in het menselijk organisme worden gemetaboliseerd, met inbegrip van polyolen.

8.

„Suikers”: alle in voedsel aanwezige mono- en disachariden, met uitzondering van polyolen.

9.

„Polyolen”: alcoholen die meer dan twee hydroxylgroepen bevatten.

10.

„Eiwitten”: het eiwitgehalte berekend aan de hand van de volgende formule: eiwit = totaal Kjeldahl-stikstof × 6,25.

11.

„Zout”: het overeenkomstige zoutgehalte berekend aan de hand van de volgende formule: zout = natrium × 2,5.

12.

„Vezels”: koolhydraatpolymeren bestaande uit drie of meer monomere eenheden, die in de menselijke dunne darm niet verteerd en niet opgenomen worden en tot de volgende categorieën behoren:

eetbare koolhydraatpolymeren die van nature voorkomen in levensmiddelen zoals die worden geconsumeerd;

eetbare koolhydraatpolymeren die langs fysische, enzymatische of chemische weg uit grondstoffen voor levensmiddelen zijn verkregen en een gunstig fysiologisch effect hebben dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd;

eetbare synthetische koolhydraatpolymeren met een gunstig fysiologisch effect dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd.

13.

„Gemiddelde waarde”: de waarde waardoor de hoeveelheid van een nutriënt in een bepaald levensmiddel het best wordt weergegeven en waarin tevens rekening is gehouden met seizoenschommelingen, consumptiepatronen en andere factoren waardoor de reële waarde kan variëren.


BIJLAGE II

STOFFEN OF PRODUCTEN DIE ALLERGIEËN OF INTOLERANTIES VEROORZAKEN

1.

Glutenbevattende granen, namelijk tarwe, rogge, gerst, haver, spelt en kamut of de hybride soorten daarvan en producten op basis van glutenbevattende granen, met uitzondering van:

a)

glucosestroop op basis van tarwe, met inbegrip van dextrose (1);

b)

maltodextrinen op basis van tarwe (1);

c)

glucosestroop op basis van gerst;

d)

granen die worden gebruikt voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten waaronder ethylalcohol uit landbouwproducten.

2.

Schaaldieren en producten op basis van schaaldieren.

3.

Eieren en producten op basis van eieren.

4.

Vis en producten op basis van vis, met uitzondering van:

a)

visgelatine die wordt gebruikt als drager voor vitamine- of carotenoïdenpreparaten;

b)

visgelatine of vislijm die wordt gebruikt als klaringsmiddel in bier en wijn.

5.

Aardnoten en producten op basis van aardnoten.

6.

Soja en producten op basis van soja, met uitzondering van:

a)

volledig geraffineerd(e) sojaolie en -vet (1);

b)

natuurlijke gemengde tocoferolen (E306), natuurlijk D-alfa-tocoferol, natuurlijk D-alfa-tocoferolacetaat en natuurlijk D-alfa-tocoferolsuccinaat van soja;

c)

fytosterolen en fytosterolesters van plantaardige oliën van soja;

d)

plantenstanolesters geproduceerd uit sterolen van plantaardige oliën van soja.

7.

Melk en producten op basis van melk (inclusief lactose), met uitzondering van:

a)

wei die wordt gebruikt voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten waaronder ethylalcohol uit landbouwproducten;

b)

lactitol.

8.

Noten, namelijk amandelen (Amygdalus communis L.), hazelnoten (Corylus avellana), walnoten (Juglans regia), cashewnoten (Anacardium occidentale), pecannoten (Carya illinoinensis (Wangenh.) K. Koch), paranoten (Bertholletia excelsa), pistachenoten (Pistacia vera), macadamianoten (Macadamia ternifolia) en producten op basis van noten, met uitzondering van noten die worden gebruikt voor de vervaardiging van alcoholhoudende distillaten waaronder ethylalcohol uit landbouwproducten.

9.

Selderij en producten op basis van selderij.

10.

Mosterd en producten op basis van mosterd.

11.

Sesamzaad en producten op basis van sesamzaad.

12.

Zwaveldioxide en sulfieten in concentraties van meer dan 10 mg/kg of 10 mg/l uitgedrukt als totaalgehalte aan SO2 moeten worden berekend voor producten die worden voorgesteld als klaar voor consumptie of als weer in de oorspronkelijke staat gebracht volgens de instructies van de fabrikanten.

13.

Lupine en producten op basis van lupine.

14.

Weekdieren en producten op basis van weekdieren.

(1)  En producten daarvan, voor zover het proces dat zij hebben ondergaan naar verwachting niet zal leiden tot een grotere allergeniciteit dan de EFSA in het desbetreffende uitgangsproduct heeft vastgesteld.


BIJLAGE III

LEVENSMIDDELEN WAARVAN DE ETIKETTERING EEN OF MEER AANVULLENDE VERMELDINGEN MOET OMVATTEN

TYPE OF CATEGORIE LEVENSMIDDELEN

VERMELDINGEN

1.   Levensmiddelen die in bepaalde gassen zijn verpakt

1.1.

Levensmiddelen waarvan de houdbaarheid is verlengd door middel van verpakkingsgassen die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„Verpakt onder beschermende atmosfeer”.

2.   Levensmiddelen die zoetstoffen bevatten

2.1.

Levensmiddelen die een of meer zoetstoffen bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„met zoetstof(fen)”: deze vermelding wordt tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

2.2.

Levensmiddelen die zowel toegevoegde suiker(s) als een of meer zoetstoffen bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„met suiker(s) en zoetstof(fen)”: deze vermelding wordt tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

2.3.

Levensmiddelen die aspartaam/aspartaam-acesulfaamzout bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„bevat aspartaam (een bron van fenylalanine)” wordt vermeld op het etiket indien aspartaam/aspartaam-acesulfaamzout enkel is opgenomen in de lijst met ingrediënten door een verwijzing naar het E-nummer.

„bevat een bron van fenylalanine” wordt vermeld op het etiket indien aspartaam/aspartaam-acesulfaamzout met specifieke naam is opgenomen in de lijst met ingrediënten.

2.4.

Levensmiddelen die meer dan 10 % toegevoegde polyolen bevatten die zijn toegestaan bij Verordening (EG) nr. 1333/2008.

„overmatig gebruik kan een laxerend effect hebben”.

3.   Levensmiddelen die glycyrrizinezuur of het ammoniumzout daarvan bevatten

3.1.

Zoetwaren en dranken die glycyrrizine zuur of het ammoniumzout daarvan bevatten als gevolg van de toevoeging van die stof(fen) als zodanig of van de zoethoutplant Glycyrrhiza glabra, in een concentratie van 100 mg/kg of 10 mg/l of meer.

onmiddellijk na de lijst van ingrediënten worden de woorden „bevat zoethout” toegevoegd, tenzij het woord zoethout al voorkomt in de lijst van ingrediënten of in de benaming van het product. Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt de vermelding tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

3.2.

Zoetwaren die glycyrrizinezuur of het ammoniumzout daarvan bevatten als gevolg van toevoeging van die stof(fen) als zodanig of van de zoethoutplant Glycyrrhiza glabra, in een concentratie van 4 g/kg of meer.

„bevat zoethout — mensen met hoge bloeddruk dienen overmatig gebruik te vermijden” moet onmiddellijk na de lijst van ingrediënten worden toegevoegd. Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt de vermelding tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

3.3.

Dranken die glycyrrizinezuur of het ammoniumzout daarvan bevatten als gevolg van de toevoeging van die stof(fen) als zodanig of van de zoethoutplant Glycyrrhiza glabra, in een concentratie van 50 mg/l of meer, dan wel 300 mg/l of meer in geval van dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent (1).

„bevat zoethout - mensen met hoge bloeddruk dienen overmatig gebruik te vermijden” moet onmiddellijk na de lijst van ingrediënten worden toegevoegd. Indien er geen lijst van ingrediënten is, wordt de vermelding tezamen met de benaming van het levensmiddel aangebracht.

4.   Dranken met hoog cafeïnegehalte of levensmiddelen met toegevoegde cafeïne

4.1.

Dranken, met uitzondering van die op basis van koffie, thee of koffie- of thee-extract, waarvan de benaming de term „koffie” of „thee” omvat en die:

bestemd zijn om ongewijzigd te worden geconsumeerd en meer dan 150 mg/l aan cafeïne, van welke bron ook, bevatten, of

na reconstitutie van het geconcentreerde of gehydrateerde product meer dan 150 mg/l aan cafeïne, ongeacht de herkomst ervan, bevatten.

„Hoog cafeïnegehalte. Niet aanbevolen voor kinderen en vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven” in hetzelfde gezichtsveld als de benaming van de drank, gevolgd door vermelding tussen haakjes en overeenkomstig artikel 13, lid 1, van het cafeïnegehalte uitgedrukt in mg/100 ml.

4.2.

Andere levensmiddelen dan dranken, waaraan cafeïne is toegevoegd met fysiologische doeleinden.

„Bevat cafeïne. Niet aanbevolen voor kinderen en zwangere vrouwen” in hetzelfde gezichtsveld als de benaming van het levensmiddel, gevolgd door vermelding tussen haakjes en overeenkomstig artikel 13, lid 1, van het cafeïnegehalte uitgedrukt in mg/100 g/ml. Voor voedingssupplementen wordt het cafeïnegehalte uitgedrukt per in de etikettering voor dagelijkse consumptie aanbevolen portie.

5.   Levensmiddelen met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen en/of fytostanolesters

5.1.

Levensmiddelen of levensmiddeleningrediënten met toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen of fytostanolesters.

(1)

„met toegevoegde plantensterolen” of „met toegevoegde plantenstanolen” in hetzelfde gezichtsveld als de benaming van het levensmiddel;

(2)

het gehalte aan toegevoegde fytosterolen, fytosterolesters, fytostanolen of fytostanolesters (uitgedrukt als percentage of in g vrije plantensterolen/plantenstanolen per 100 g of 100 ml levensmiddel) wordt in de lijst van ingrediënten vermeld;

(3)

een vermelding dat het levensmiddel uitsluitend bedoeld is voor mensen die hun bloedcholesterolgehalte willen verlagen;

(4)

een vermelding dat patiënten die cholesterolverlagende geneesmiddelen gebruiken, het product uitsluitend onder toezicht van een arts mogen gebruiken;

(5)

een goed zichtbare vermelding dat het levensmiddel uit voedingsoogpunt mogelijk niet geschikt is voor zwangere en borstvoedende vrouwen en kinderen jonger dan vijf jaar;

(6)

advies om het levensmiddel te gebruiken als onderdeel van een evenwichtige en gevarieerde voeding, waarbij regelmatig groente en fruit worden gegeten om het carotenoïdengehalte op peil te houden;

(7)

in hetzelfde gezichtsveld als de onder punt 3) bedoelde vermelding een aparte vermelding dat een consumptie van meer dan 3 g toegevoegde plantensterolen/plantenstanolen per dag dient te worden vermeden;

(8)

een definitie van een portie van het betrokken levensmiddel of voedselingrediënt (bij voorkeur in g of ml), waarbij de hoeveelheid plantensterolen/plantenstanolen per portie wordt aangegeven.

6.   Diepgevroren vlees, diepgevroren vleesbereidingen en diepgevroren onverwerkte visserijproducten

6.1.

Bevroren vlees, diepgevroren vleesbereidingen en diepgevroren onverwerkte visserijproducten.

de datum van invriezing of de datum van de eerste invriezing wanneer het product meer dan een keer ingevroren is, in overeenstemming met punt 3) van bijlage X.


(1)  De bedoelde gehalten gelden voor het product als aangeboden voor gebruik of als gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant.


BIJLAGE IV

DEFINITIE VAN DE X-HOOGTE

x - HOOGTE

Image

Legenda

1

Stokletterlijn

2

Hoofdletterlijn

3

Hanglijn

4

Basislijn

5

Staartletterlijn

6

x-hoogte

7

Corpsgrootte


BIJLAGE V

LEVENSMIDDELEN DIE ZIJN VRIJGESTELD VAN DE VERPLICHTE VOEDINGSWAARDEVERMELDING

1.

Onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten.

2.

Verwerkte producten die als enige vorm van verwerking zijn gerijpt en die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten.

3.

Water bestemd voor menselijke consumptie, inclusief water waarbij de enige toegevoegde ingrediënten kooldioxide en/of aroma’s zijn.

4.

Een kruid, een specerij of mengsels daarvan.

5.

Zout en zoutvervangers.

6.

Tafelzoetstoffen.

7.

Producten die vallen onder Richtlijn 1999/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake extracten van koffie en extracten van cichorei (1), hele of gemalen koffiebonen en hele of gemalen cafeïnevrije koffiebonen.

8.

Kruiden- en vruchtenthee, thee, cafeïnevrije thee, instant- of oplosthee of thee-extract, cafeïnevrije instant- of oplosthee of thee-extract, die geen andere toegevoegde ingrediënten bevatten dan aroma’s die niets veranderen aan de voedingswaarde van de thee.

9.

Gefermenteerde azijn of vervangers van azijn, inclusief die waarbij de enige toegevoegde ingrediënten aroma’s zijn.

10.

Aroma’s.

11.

Levensmiddelenadditieven.

12.

Technische hulpstoffen.

13.

Voedingsenzymen.

14.

Gelatine.

15.

Jamgeleermiddel.

16.

Gist.

17.

Kauwgom.

18.

Levensmiddelen in verpakkingen of recipiënten waarvan het grootste oppervlak minder dan 25 cm2 bedraagt.

19.

Levensmiddelen, met inbegrip van ambachtelijke levensmiddelen, die rechtstreeks door de producent in kleine hoeveelheden worden geleverd aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert.

(1)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 26.


BIJLAGE VI

BENAMING VAN HET LEVENSMIDDEL EN SPECIFIEKE VERMELDINGEN DIE TEZAMEN MET DE BENAMING MOETEN WORDEN AANGEBRACHT

DEEL A —   VERPLICHTE VERMELDINGEN DIE TEZAMEN MET DE BENAMING MOETEN WORDEN AANGEBRACHT

1.

De benaming van het levensmiddel omvat of gaat vergezeld van vermeldingen inzake de fysische toestand waarin het levensmiddel zich bevindt of de specifieke behandeling die het heeft ondergaan (bijvoorbeeld poeder, opnieuw ingevroren, gevriesdroogd, snelgevroren, concentraat, gerookt), in alle gevallen waarin het weglaten van deze informatie de koper zou kunnen misleiden.

2.

Voor levensmiddelen die vóór verkoop diepgevroren waren en ontdooid worden verkocht, gaat de benaming van het levensmiddel vergezeld van de vermelding „ontdooid”.

Deze eis is niet van toepassing op:

a)

ingrediënten aanwezig in het eindproduct;

b)

levensmiddelen waarvoor invriezing een technologisch noodzakelijke stap is in het productieproces;

c)

levensmiddelen waarvoor ontdooiing geen negatieve invloed heeft op de veiligheid of kwaliteit van het levensmiddel.

Deze bepaling laat de toepassing van punt 1 onverlet.

3.

Op met ioniserende straling behandelde levensmiddelen wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

„doorstraald” of „behandeld met ioniserende straling” en andere aanwijzingen zoals vermeld in Richtlijn 1999/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de behandeling van voedsel en voedselingrediënten met ioniserende straling (1).

4.

Voor voedsel waarbij een ingrediënt of bestanddeel waarvan de consument verwacht dat het van nature aanwezig of normaliter gebruikt is, vervangen is door een ander bestanddeel of een ander ingrediënt, vermeldt het etiket, naast de lijst van ingrediënten, duidelijk het bestanddeel of ingrediënt dat ter gehele of gedeeltelijke vervanging is gebruikt:

a)

dicht in de buurt van de benaming van het product, en

b)

met een lettergrootte met een x-hoogte van ten minste 75 % van de x-hoogte van de benaming van het product, en niet kleiner dan de in artikel 13, lid 2, vastgelegde minimumlettergrootte.

5.

Ingeval van vleesproducten, vleesbereidingen en visserijproducten die toegevoegde eiwitten bevatten, met inbegrip van gehydrolyseerde eiwitten, van een andere dierlijke oorsprong, wordt in de benaming van het levensmiddel melding gemaakt van de aanwezigheid van deze eiwitten en van hun oorsprong.

6.

Ingeval van vleesproducten en vleesbereidingen die eruit zien als een lap, braadstuk, plak, portie of karkas, bevat de benaming van het levensmiddel een vermelding van de aanwezigheid van toegevoegd water indien het toegevoegde water meer dan 5 % uitmaakt van het gewicht van het afgewerkte product. Hetzelfde geldt voor visserijproducten en bereide visserijproducten die eruit zien als een lap, braadstuk, plak, portie, filet of als een volledig visserijproduct.

7.

Vleesproducten, vleesbereidingen en visserijproducten die de indruk wekken dat ze uit één stuk vlees of vis gemaakt zijn, maar eigenlijk bestaan uit verschillende stukken die gecombineerd zijn door middel van andere ingrediënten, met inbegrip van levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen of op andere manieren, is de volgende vermelding aangebracht:

In het Bulgaars

:

„формовано месо” en „формована риба”;

In het Spaans

:

„combinado de piezas de carne” en „combinado de piezas de pescado”;

In het Tsjechisch

:

„ze spojovaných kousků masa” en „ze spojovaných kousků rybího masa”;

In het Deens

:

„Sammensat af stykker af kød” en „Sammensat af stykker af fisk”;

In het Duits

:

„aus Fleischstücken zusammengefügt” en „aus Fischstücken zusammengefügt”;

In het Ests

:

„liidetud liha” en „liidetud kala”;

In het Grieks

:

„μορφοποιημένο κρέας” en „μορφοποιημένο ψάρι”;

In het Engels

:

„formed meat” en „formed fish”;

In het Frans

:

„viande reconstituée” en „poisson reconstitué”;

In het Iers

:

„píosaí feola ceangailte” en „píosaí éisc ceangailte”;

in het Italiaans

:

„carne ricomposta” en „pesce ricomposto”;

In het Lets

:

„formēta gaļa” en „formēta zivs”;

In het Litouws

:

„sudarytas (-a) iš mėsos gabalų” en „sudarytas (-a) iš žuvies gabalų”;

In het Hongaars

:

„darabokból újraformázott hús” en „darabokból újraformázott hal”;

In het Maltees

:

„laħam rikostitwit” en „ħut rikostitwit”;

In het Nederlands

:

„samengesteld uit stukjes vlees” en „samengesteld uit stukjes vis”;

In het Pools

:

„z połączonych kawałków mięsa” en „z połączonych kawałków ryby”;

In het Portugees

:

„carne reconstituída” en „peixe reconstituído”;

In het Roemeens

:

„carne formată” en „carne de pește formată”;

In het Slowaaks

:

„spájané alebo formované mäso” en „spájané alebo formované ryby”;

In het Sloveens

:

„sestavljeno, iz koščkov oblikovano meso” en „sestavljene, iz koščkov oblikovane ribe”;

In het Fins

:

„paloista yhdistetty liha” en „paloista yhdistetty kala”;

In het Zweeds

:

„sammanfogade bitar av kött” en „sammanfogade bitar av fisk”.

DEEL B —   SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AANDUIDING VAN „GEHAKT VLEES”

1.

Samenstellingscriteria, gecontroleerd op grond van een dagelijks gemiddelde:

 

Vetgehalte

Verhouding collageen/vleeseiwit (2)

mager gehakt

≤ 7 %

≤ 12 %

puur rundergehakt

≤ 20 %

≤ 15 %

gehakt dat varkensvlees bevat

≤ 30 %

≤ 18 %

gehakt van andere soorten

≤ 25 %

≤ 15 %

2.

In aanvulling op de voorschriften van hoofdstuk IV van sectie V van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden de volgende woorden op de etikettering aangebracht:

„vetgehalte minder dan …”,

„verhouding collageen/vleeseiwit minder dan …”.

3.

De lidstaten mogen toestaan dat op hun nationale markt gehakt dat niet voldoet aan de in punt 1 van dit deel vastgestelde criteria, in de handel wordt gebracht met een nationaal merk dat niet kan worden verward met de merken bedoeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004.

DEEL C —   SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AANDUIDING VAN WORSTVELLEN

Wanneer een worstvel niet eetbaar is, moet dit worden vermeld.


(1)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 16.

(2)  De collageen/vleeseiwitverhouding wordt uitgedrukt als het percentage collageen in het vleeseiwit. Het collageengehalte bedraagt achtmaal het hydroxyprolinegehalte.


BIJLAGE VII

VERMELDING EN AANDUIDING VAN INGREDIËNTEN

DEEL A —   SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE VERMELDING VAN DE INGREDIËNTEN IN DALENDE VOLGORDE VAN GEWICHT

Categorie ingrediënt

Bepaling betreffende vermelding naar gewicht

1.

Toegevoegd water en vluchtige ingrediënten.

Worden in de lijst vermeld in volgorde van hun gewicht in het eindproduct. De hoeveelheid water die als ingrediënt aan een levensmiddel is toegevoegd, wordt berekend door van de totale hoeveelheid eindproduct de totale hoeveelheid aan andere gebruikte ingrediënten af te trekken. Deze hoeveelheid behoeft niet te worden meegerekend indien zij in gewicht niet meer bedraagt dan 5 % van het eindproduct. Deze afwijking geldt niet voor vlees, vleesbereidingen, onverwerkte visserijproducten, en onverwerkte tweekleppige weekdieren.

2.

Ingrediënten die in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm worden gebruikt en tijdens de vervaardiging weer in hun oorspronkelijke toestand worden gebracht.

Mogen op de lijst worden opgenomen volgens hun gewicht vóór concentratie of dehydratatie.

3.

Ingrediënten die worden gebruikt in geconcentreerde of gedehydrateerde levensmiddelen, waaraan water moet worden toegevoegd om ze weer in hun oorspronkelijke toestand te brengen.

Mogen in de lijst worden vermeld in de volgorde van de hoeveelheden in het gereconstitueerde product, mits de lijst van ingrediënten vergezeld gaat van een vermelding zoals „ingrediënten van het weer in oorspronkelijke staat gebrachte product” of „ingrediënten van het gebruiksklare product”.

4.

Vruchten, groenten of paddenstoelen, waarvan geen enkele aanmerkelijk in gewicht overheerst en die in verhoudingen die waarschijnlijk wisselen, in een mengsel als ingrediënten in een levensmiddel worden gebruikt.

Mogen tezamen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen onder de benaming „vruchten”, „groenten” of „paddenstoelen”, gevolgd door de woorden „in wisselende verhoudingen”, onmiddellijk gevolgd door een lijst van de aanwezige vruchten, groenten of paddenstoelen. In dergelijke gevallen wordt het mengsel overeenkomstig artikel 18, lid 1, op grond van het totale gewicht van de aanwezige vruchten, groenten of paddenstoelen in de ingrediëntenlijst vermeld.

5.

Mengsels van specerijen of kruiden waarin geen van deze producten aanmerkelijk in gewicht overheerst.

Mogen in een andere volgorde worden vermeld, mits die lijst van ingrediënten vergezeld gaat van een vermelding zoals „in wisselende verhouding”.

6.

Ingrediënten die voor minder dan 2 % in het eindproduct aanwezig zijn.

Mogen in een andere volgorde na de andere ingrediënten worden vermeld.

7.

Soortgelijke of onderling verwisselbare ingrediënten die voor de vervaardiging of bereiding van een levensmiddel kunnen worden gebruikt zonder de samenstelling of gepercipieerde waarde ervan te wijzigen, en mits deze minder dan 2 % van het eindproduct uitmaken.

Mogen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen met de vermelding „bevat … en/of …”, wanneer ten minste één van ten hoogste twee ingrediënten in het eindproduct aanwezig is. Deze bepaling is niet van toepassing op levensmiddelenadditieven of ingrediënten die vermeld staan in deel C van deze bijlage, noch op stoffen of producten van bijlage II die allergieën en intoleranties veroorzaken.

8.

Geraffineerde oliën van plantaardige oorsprong.

Mogen tezamen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen onder de benaming „plantaardige oliën”, onmiddellijk gevolgd door een lijst met aanduidingen van de specifieke plantaardige oorsprong, en mogen worden gevolgd door de woorden „in wisselende verhoudingen”. Indien ze tezamen worden opgenomen, worden plantaardige oliën overeenkomstig artikel 18, lid 1, op grond van het totale gewicht van de aanwezige plantaardige oliën in de ingrediëntenlijst vermeld.

De vermelding „geheel gehard”of „gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een geharde olie.

9.

Geraffineerde vetten van plantaardige oorsprong.

Mogen tezamen in de lijst van ingrediënten worden opgenomen onder de benaming „plantaardige vetten”, onmiddellijk gevolgd door een lijst met aanduidingen van de specifieke plantaardige oorsprong, en mogen worden gevolgd door de woorden „in wisselende verhoudingen”. Indien ze tezamen worden opgenomen, worden plantaardige vetten overeenkomstig artikel 18, lid 1, op grond van het totale gewicht van de aanwezige plantaardige vetten in de ingrediëntenlijst vermeld.

De vermelding „geheel dan wel gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een gehard vet.

DEEL B —   AANDUIDING VAN BEPAALDE INGREDIËNTEN DOOR DE BENAMING VAN EEN CATEGORIE IN PLAATS VAN DOOR EEN SPECIFIEKE BENAMING

Onverminderd artikel 21 mogen ingrediënten die tot één van de hieronder vermelde categorieën levensmiddelen behoren en die bestanddelen zijn van een ander levensmiddel, worden aangeduid met de naam van die categorie in plaats van met de specifieke naam.

Categorie levensmiddelen

Aanduiding

1.

Geraffineerde oliën van dierlijke oorsprong

„Olie”, nader omschreven met het adjectief „dierlijk”, of de vermelding van de specifieke dierlijke oorsprong.

De vermelding „geheel gehard” of „gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een geharde olie.

2.

Geraffineerde vetten van dierlijke oorsprong

„Vet”, nader omschreven met het adjectief „dierlijk”, of de vermelding van de specifieke dierlijke oorsprong.

De vermelding „geheel gehard” of „gedeeltelijk gehard”, moet worden toegevoegd aan de vermelding van een gehard vet.

3.

Mengsels van meel van twee of meer graansoorten

„Meel”, gevolgd door een lijst van de graansoorten waarvan het afkomstig is, in dalende volgorde van hun gewichtspercentage.

4.

Natief zetmeel en langs fysische weg of met enzymen gemodificeerd zetmeel

„Zetmeel”

5.

Alle soorten vis wanneer die vis een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel, tenzij de benaming en de presentatie van dit levensmiddel duiden op een speciaal soort vis

„Vis”

6.

Alle soorten kaas wanneer de kaas of het mengsel van kaassoorten een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel, tenzij de benaming en de presentatie van dit levensmiddel duiden op een speciale kaassoort

„Kaas”

7.

Alle specerijen die niet meer dan 2 % van het gewicht van het levensmiddel uitmaken

„Specerijen” of „gemengde specerijen”

8.

Alle kruiden of delen daarvan die niet meer dan 2 % van het gewicht van het levensmiddel uitmaken

„Kruid(en)” of „gemengde kruiden”

9.

Alle soorten gompreparaten die voor de bereiding van gom als basis voor kauwgom worden gebruikt

„Gom”

10.

Alle soorten paneermeel

„Paneermeel”

11.

Alle categorieën sacharose

„Suiker”

12.

Watervrije dextrose en dextrosemonohydraat

„Dextrose”

13.

Glucosestroop en gedehydreerde glucosestroop

„Glucosestroop”

14.

Alle melkeiwitten (caseïne, caseïnaten en eiwitten van wei) en mengsels daarvan

„Melkeiwitten”

15.

Cacaopersboter, cacaowringboter of geraffineerde cacaoboter

„Cacaoboter”

16.

Alle soorten wijnen die vallen onder bijlage XI ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (1)

„Wijn”

17.

De skeletspieren (2) van als voor de menselijke consumptie geschikt erkende zoogdier- en vogelsoorten, met de van nature ingesloten of aanhangende weefsels, waarvan de totale gehalten aan vet en bindweefsel de hieronder vermelde waarden niet overschrijden en wanneer het vlees een ingrediënt vormt van een ander levensmiddel. Maximumgehalten aan vet en bindweefsel voor de met de term „… vlees” aangeduide ingrediënten.

Soort

Vetgehalte

Verhouding collageen/vleeseiwit (4)

Zoogdieren (konijnen en varkens uitgezonderd) en diverse soorten met overwegend zoogdieren

25  %

25  %

Varkens

30  %

25  %

Vogels en konijnen

15  %

10  %

Wanneer de maximumgehalten aan vet en/of bindweefsel worden overschreden en aan alle andere criteria van de definitie van „vlees” wordt voldaan, moet het gehalte aan „… vlees” dienovereenkomstig worden verlaagd en moet de lijst van ingrediënten naast de categorienaam „… vlees” ook de vermelding van het vet en/of bindweefsel bevatten.

Producten die aan de definitie van „separatorvlees” beantwoorden, vallen niet onder deze definitie.

„… vlees”, voorafgegaan door de naam/namen (3) van de diersoort(en) waarvan het afkomstig is.

18.

Alle soorten producten die aan de definitie van „separatorvlees” beantwoorden.

„separatorvlees”, voorafgegaan door de naam/namen (3) van de diersoort(en) waarvan het afkomstig is.

DEEL C —   AANDUIDING VAN BEPAALDE INGREDIËNTEN MET DE NAAM VAN HUN CATEGORIE, GEVOLGD DOOR HUN SPECIFIEKE BENAMING OF HET E-NUMMER

Onverminderd artikel 21 moeten andere levensmiddelenadditieven en levensmiddelenenzymen dan die vermeld in artikel 20, onder b), die behoren tot één van de in dit deel opgenomen categorieën, worden aangeduid met de naam van die categorie, gevolgd door hun specifieke benaming of, in voorkomend het geval, het E-nummer. Ingeval een ingrediënt tot meer dan één categorie behoort, wordt de categorie vermeld die past bij de voornaamste functie in het betrokken levensmiddel.

 

Voedingszuur

 

Zuurteregelaar

 

Antiklontermiddel

 

Antischuimmiddel

 

Antioxidant

 

Vulstof

 

Kleuren

 

Emulgator

 

Smeltzout (5)

 

Verstevigingsmiddel

 

Smaakversterker

 

Meelverbeteraar

 

Schuimmiddel

 

Geleermiddel

 

Glansmiddel

 

Bevochtigingsmiddel

 

Gemodificeerd zetmeel (6)

 

Conserveermiddel

 

Drijfgas

 

Rijsmiddel

 

Complexvormer

 

Stabilisator

 

Zoetstof

 

Verdikkingsmiddel

DEEL D —   AANDUIDING VAN AROMA’S IN DE LIJST VAN INGREDIËNTEN

1.

Aroma’s worden aangeduid met hetzij de termen:

„aroma(’s)”, hetzij een meer specifieke benaming of beschrijving van het aroma indien de aromatiserende component aroma’s bevat als omschreven in artikel 3, lid 2, onder b), c), d), e), f), g) en h), van Verordening (EG) nr. 1334/2008;

rookaroma(’s), of rookaroma(’s) geproduceerd van levensmiddel(en) of categorie(n) of bron(nen) van levensmiddelen (b.v. van beukenhout geproduceerd rookaroma), indien de aromatiserende component aroma’s bevat als omschreven in artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1334/2008 en het levensmiddel een rooksmaak verleent.

2.

De term „natuurlijk” voor de beschrijving van aroma’s geschiedt overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1334/2008.

3.

Kinine en/of cafeïne die worden gebruikt als aroma bij de vervaardiging of bereiding van een levensmiddel worden onmiddellijk na de term „aroma(’s)” met hun specifieke benaming in de lijst van ingrediënten vermeld.

DEEL E —   AANDUIDING VAN SAMENGESTELDE INGREDIËNTEN

1.

Een samengesteld ingrediënt mag onder zijn eigen benaming, voor zover die wettelijk erkend of algemeen bekend is, in de lijst van ingrediënten worden opgenomen in termen van zijn totale gewichtspercentage, onmiddellijk gevolgd door een lijst van zijn eigen ingrediënten.

2.

Onverminderd artikel 21 is de lijst van ingrediënten voor samengestelde ingrediënten niet verplicht:

a)

wanneer de samenstelling van het samengestelde ingrediënt door de geldende voorschriften van de Unie is vastgesteld en mits het samengestelde ingrediënt minder dan 2 % van het eindproduct uitmaakt; deze bepaling is echter niet van toepassing op levensmiddelenadditieven, behoudens de bepalingen van artikel 20, onder a) tot en met d), of

b)

voor uit mengsels van specerijen en/of kruiden samengestelde ingrediënten die minder dan 2 % van het eindproduct uitmaken, met uitzondering van levensmiddelenadditieven, behoudens de bepalingen van artikel 20, onder a) tot en met d), of

c)

wanneer het samengestelde ingrediënt een levensmiddel is waarvan de lijst van ingrediënten overeenkomstig de voorschriften van de Unie niet behoeft te worden vermeld.


(1)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  Het middenrif en de kauwspieren maken deel uit van de skeletspieren, terwijl het hart, de tong, de kopspieren (met uitzondering van de kauwspieren), het carpaal- en het tarsaalgewricht en de staart er geen deel van uitmaken.

(3)  Voor de etikettering in het Engels mag deze vermelding vervangen worden door de aan het vlees van de betrokken diersoort gegeven generieke naam.

(4)  De collageen/vleeseiwitverhouding wordt uitgedrukt als het percentage collageen in het vleeseiwit. Het collageengehalte bedraagt achtmaal het hydroxyprolinegehalte.

(5)  Alleen voor smeltkaas en producten op basis van smeltkaas.

(6)  De specifieke benaming of het E-nummer behoeft niet te worden vermeld.


BIJLAGE VIII

KWANTITATIEVE OPGAVE VAN DE INGREDIËNTEN

1.

De kwantitatieve opgave is niet vereist:

a)

voor een ingrediënt of categorie ingrediënten:

i)

waarvan het netto-uitlekgewicht is aangegeven overeenkomstig punt 5 van bijlage IX;

ii)

waarvan de hoeveelheid reeds krachtens de bepalingen van de Unie verplicht op het etiket moet worden vermeld;

iii)

dat/die in kleine doses ter verhoging van het aroma wordt toegevoegd, of

iv)

dat/die weliswaar voorkomt in de benaming van het levensmiddel, maar niet van dien aard is dat het/zij de keuze van de consument in het land van verkoop bepaalt omdat de variërende hoeveelheid niet van wezenlijk belang is om het levensmiddel te karakteriseren of het niet van soortgelijke levensmiddelen onderscheidt;

b)

wanneer specifieke bepalingen van de Unie de hoeveelheid van het ingrediënt of van de categorie ingrediënten nauwkeurig aangeven, zonder voor te schrijven dat deze op het etiket moet worden vermeld, of

c)

in de gevallen bedoeld in de punten 4 en 5 van deel A van bijlage VII.

2.

Artikel 22, lid 1, onder a) en b), is niet van toepassing in het geval van:

a)

ingrediënten of categorieën van ingrediënten waarvoor de vermelding „met zoetstof(fen)” of „met suiker(s) en zoetstof(fen)” geldt, indien die vermelding vergezeld gaat van de benaming van het levensmiddel overeenkomstig bijlage III, of

b)

toegevoegde vitaminen en mineralen, indien die stoffen onderworpen zijn aan een voedingswaardevermelding.

3.

De vermelding van de hoeveelheid van een ingrediënt of categorie ingrediënten:

a)

wordt uitgedrukt als percentage, overeenstemmend met de hoeveelheid van het ingrediënt of de ingrediënten op het ogenblik waarop het/zij wordt/worden gebruikt, en

b)

wordt aangebracht in of onmiddellijk naast de benaming van het levensmiddel of in de lijst van ingrediënten voor het ingrediënt of de categorie ingrediënten in kwestie.

4.

In afwijking van punt 3:

a)

wordt voor levensmiddelen waarbij door een thermische of andere behandeling vochtverlies is opgetreden, de hoeveelheid uitgedrukt als een percentage dat overeenkomt met de hoeveelheid van het gebruikte ingrediënt of de gebruikte ingrediënten ten opzichte van het eindproduct, tenzij die hoeveelheid of de totale hoeveelheid van alle op het etiket vermelde ingrediënten meer dan 100 % bedraagt, in welk geval de hoeveelheid wordt vermeld op grond van het gewicht van het (de) ingrediënt(en) dat (die) wordt (worden) gebruikt voor de bereiding van 100 g eindproduct;

b)

wordt de hoeveelheid vluchtige ingrediënten vermeld als hun gewichtspercentage in het eindproduct;

c)

kan de hoeveelheid ingrediënten die in geconcentreerde of gedehydrateerde vorm worden gebruikt en tijdens de fabricage worden gereconstitueerd, worden vermeld als hun gewichtspercentage voordat zij werden geconcentreerd of gedroogd;

d)

kan, wanneer het om geconcentreerde of gedehydrateerde levensmiddelen gaat waaraan water moet worden toegevoegd, de hoeveelheid van de ingrediënten worden uitgedrukt als gewichtspercentage in het gereconstitueerde product.


BIJLAGE IX

VERMELDING VAN DE NETTOHOEVEELHEID

1.

De vermelding van de nettohoeveelheid is niet verplicht voor levensmiddelen:

a)

die aanzienlijk aan volume of gewicht verliezen en die per stuk worden verkocht dan wel in aanwezigheid van de koper worden gewogen;

b)

met een nettohoeveelheid van minder dan 5 g of 5 ml; deze bepaling is evenwel niet van toepassing op specerijen en kruiden, of

c)

die in de regel per stuk worden verkocht, mits het aantal stuks duidelijk kan worden gezien en van buitenaf gemakkelijk kan worden geteld, of, zo dit niet het geval is, in de etikettering is vermeld.

2.

Wanneer een bepaalde soort hoeveelheid (zoals nominale hoeveelheid, minimumhoeveelheid, gemiddelde hoeveelheid) moet worden vermeld volgens de bepalingen van de Unie of, als deze niet bestaan, volgens de nationale bepalingen, is deze hoeveelheid de nettohoeveelheid in de zin van deze verordening.

3.

Wanneer een voorverpakking bestaat uit twee of meer afzonderlijke voorverpakkingen die dezelfde hoeveelheid van hetzelfde product bevatten, wordt de nettohoeveelheid vermeld door het aangeven van de nettohoeveelheid van elke afzonderlijke verpakking en het totale aantal daarvan. Die vermeldingen zijn evenwel niet verplicht wanneer het totale aantal afzonderlijke verpakkingen duidelijk kan worden gezien en van buitenaf gemakkelijk kan worden geteld en wanneer ten minste één vermelding van de in elke afzonderlijke verpakking aanwezige nettohoeveelheid van buitenaf duidelijk kan worden gezien.

4.

Wanneer een voorverpakking bestaat uit twee of meer afzonderlijke verpakkingen die niet als verkoopeenheden worden beschouwd, wordt de nettohoeveelheid vermeld door het aangeven van de totale nettohoeveelheid en het totale aantal afzonderlijke verpakkingen.

5.

Wanneer een vast levensmiddel wordt aangeboden in een opgietvloeistof, wordt ook het netto-uitlekgewicht van dat levensmiddel vermeld. Van een geglansd levensmiddel wordt het gedeclareerde nettogewicht aangegeven exclusief het glazuur.

Voor de toepassing van dit punt worden onder „opgietvloeistof” de volgende producten en mengsels daarvan verstaan, ook wanneer zij bevroren of diepgevroren zijn, voor zover de vloeistof slechts van ondergeschikt belang is ten opzichte van de essentiële bestanddelen van die bereiding en derhalve niet doorslaggevend is voor de aankoop: water, waterige oplossingen van zouten, pekel, waterige oplossingen van voedingszuren, azijn, waterige oplossingen van suiker, waterige oplossingen van andere zoetstoffen, sap van vruchten of groenten voor wat groenten of fruit betreft.


BIJLAGE X

DATUM VAN MINIMALE HOUDBAARHEID, UITERSTE CONSUMPTIEDATUM EN DATUM VAN INVRIEZING

1.

De datum van minimale houdbaarheid wordt als volgt aangegeven:

a)

De datum wordt voorafgegaan door de woorden:

„Ten minste houdbaar tot …” wanneer in de datumaanduiding de dag is vermeld;

„Ten minste houdbaar tot einde …” in de andere gevallen.

b)

De in punt a) bedoelde vermeldingen gaan vergezeld van:

hetzij de datum zelf, of

hetzij een verwijzing naar de plaats op de etikettering waar de datum is aangegeven.

Zo nodig wordt hierna vermeld welke bewaarvoorschriften moeten worden nageleefd om de aangegeven houdbaarheid te waarborgen.

c)

De datum wordt ongecodeerd aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en eventueel het jaar.

Wanneer het evenwel gaat om levensmiddelen:

met een houdbaarheid van minder dan drie maanden, kan worden volstaan met de vermelding van de dag en de maand,

met een houdbaarheid van ten minste drie en ten hoogste achttien maanden, kan worden volstaan met de vermelding van de maand en het jaar,

met een houdbaarheid van meer dan achttien maanden, kan worden volstaan met de vermelding van het jaar.

d)

Behoudens de bepalingen van de Unie waarbij andere datumaanduidingen worden voorgeschreven, is de vermelding van de datum van minimale houdbaarheid niet vereist voor:

verse groenten en vers fruit, inclusief aardappelen, die niet zijn geschild of gesneden of soortgelijke bewerkingen hebben ondergaan; deze afwijking geldt niet voor gekiemde zaden en soortgelijke producten, zoals scheuten van peulvruchten,

wijn, likeurwijn, mousserende wijn, gearomatiseerde wijn en soortgelijke uit andere vruchten dan druiven verkregen producten, alsmede uit druiven of druivenmost vervaardigde dranken van de GN-code 2206 00,

dranken met een alcoholgehalte van 10 of meer volumeprocent,

broodbakkerij- of banketbakkerijproducten die naar hun aard bestemd zijn om binnen 24 uur na de bereiding te worden geconsumeerd,

azijn,

keukenzout,

suikers in vaste vorm,

suikergoedproducten bijna uitsluitend bestaande uit gearomatiseerde en/of gekleurde suikers,

kauwgom en soortgelijke producten om te kauwen.

2.

De datum van minimale houdbaarheid wordt als volgt aangegeven:

a)

De datum wordt voorafgegaan door de woorden „te gebruiken tot …”;

b)

De vermelding in punt a) gaat vergezeld van:

hetzij de datum zelf, of

hetzij een verwijzing naar de plaats op de etikettering waar de datum is aangegeven.

Die vermeldingen worden gevolgd door een beschrijving van de bewaarvoorschriften.

c)

De datum wordt ongecodeerd aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en eventueel het jaar;

d)

De uiterste gebruiksdatum wordt op elke afzonderlijke voorverpakte portie vermeld.

3.

De in punt 6 van bijlage III bedoelde datum van invriezing of datum van eerste invriezing wordt als volgt aangegeven:

a)

De datum wordt voorafgegaan door de woorden „ingevroren op …”;

b)

De vermelding in punt a) gaat vergezeld van:

de datum zelf, of

een verwijzing naar de plaats op de etikettering waar de datum is aangegeven;

c)

De datum wordt ongecodeerd aangegeven door vermelding van achtereenvolgens de dag, de maand en het jaar.


BIJLAGE XI

VLEESSOORTEN WAARVOOR DE VERMELDING VAN HET LAND VAN OORSPRONG OF DE PLAATS VAN HERKOMST VERPLICHT IS

GN-codes

(Gecombineerde nomenclatuur 2010)

Beschrijving

0203

Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren

0204

Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren

Ex02 07

Vlees van pluimvee bedoeld bij post 0105 , vers, gekoeld of bevroren


BIJLAGE XII

ALCOHOLGEHALTE

Het effectieve alcoholvolumegehalte van dranken met een alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % wordt aangegeven door een cijfer met ten hoogste één decimaal. Het wordt gevolgd door het symbool „% vol.” en kan worden voorafgegaan door het woord „alcohol” of door de afkorting „alc.”.

Het alcoholgehalte wordt bepaald bij 20 °C.

De toleranties, in positieve en in negatieve zin, die bij de vermelding van het alcoholgehalte zijn toegelaten, staan, uitgedrukt in absolute waarden, vermeld in de volgende tabel. Zij zijn van toepassing onverminderd de toleranties die voortvloeien uit de voor de bepaling van het alcoholgehalte toegepaste analysemethode.

Beschrijving van de drank

Positieve of negatieve tolerantie

1.

Biersoorten van GN-code 2203 00 en een alcoholgehalte van ten hoogste 5,5 % vol.; niet-mousserende dranken van GN-code 2206 00 , verkregen van druiven;

0,5 % vol.

2.

Biersoorten met een alcoholgehalte van meer dan 5,5 % vol.; mousserende dranken van GN-code 2206 00 , verkregen van druiven, ciders, perendrank, fruitwijnen en soortgelijke dranken die vervaardigd zijn van andere vruchten dan druiven, eventueel parelend of mousserend; honingdrank;

1 % vol.

3.

Dranken met gemacereerde vruchten of plantendelen;

1,5 % vol.

4.

Andere dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent.

0,3 % vol.


BIJLAGE XIII

REFERENTIE-INNAMES

DEEL A —   DAGELIJKSE REFERENTIE-INNAMES VOOR VITAMINEN EN MINERALEN (VOLWASSENEN)

1.   Vitaminen en mineralen die kunnen worden vermeld en hun voedingswaardereferenties

Vitamine A (μg)

800

Vitamine D (μg)

5

Vitamine E (mg)

12

Vitamine K (μg)

75

Vitamine C (mg)

80

Thiamine (mg)

1,1

Riboflavine (mg)

1,4

Niacine (mg)

16

Vitamine B6 (mg)

1,4

Foliumzuur (μg)

200

Vitamine B12 (μg)

2,5

Biotine (mg)

50

Pantotheenzuur (mg)

6

Kalium (mg)

2 000

Chloride (mg)

800

Calcium (mg)

800

Fosfor (mg)

700

Magnesium (mg)

375

IJzer (mg)

14

Zink (mg)

10

Koper(mg)

1

Mangaan (mg)

2

Fluoride (mg)

3,5

Seleen (μg)

55

Chroom (μg)

40

Molybdeen (μg)

50

Jood (μg)

150

2.   Significante hoeveelheid vitaminen en mineralen

In de regel moet voor het bepalen van wat een significante hoeveelheid is, worden uitgegaan van de volgende waarden:

15 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per 100 g of 100 ml voor andere producten dan dranken;

7,5 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per 100 g of 100 ml voor dranken, of

15 % van de in punt 1 vermelde voedingswaardereferenties per portie voor verpakkingen die één portie bevatten.

DEEL B —   REFERENTIE-INNAMES VOOR ENERGIE EN BEPAALDE ANDERE NUTRIËNTEN DAN VITAMINEN EN MINERALEN (VOLWASSENEN)

Energie of nutriënt

Referentie-inname

Energie

8 400  kJ (2 000  kcal)

Totale vetten

70  g

Verzadigde vetzuren

20  g

Koolhydraten

260  g

Suikers

90  g

Eiwitten

50  g

Zout

6  g


BIJLAGE XIV

OMREKENINGSFACTOREN

OMREKENINGSFACTOREN VOOR DE BEREKENING VAN ENERGIE

Bij de berekening van de te declareren energetische waarde worden de volgende omrekeningsfactoren gebruikt:

koolhydraten (met uitzondering van polyolen)

17 kJ/g - 4 kcal/g

polyolen

10 kJ/g - 2,4 kcal/g

eiwitten

17 kJ/g - 4 kcal/g

vetten

37 kJ/g - 9 kcal/g

salatrims

25 kJ/g - 6 kcal/g

alcohol (ethanol)

29 kJ/g - 7 kcal/g

organische zuren

13 kJ/g - 3 kcal/g

vezels

8 kJ/g - 2 kcal/g

erytritol

0 kJ/g - 0 kcal/g


BIJLAGE XV

UITDRUKKING EN PRESENTATIE VAN DE VOEDINGSWAARDEVERMELDING

In de voedingswaardevermelding voor energie (kilojoules (kJ) en kilocalorieën (kcal)) en massa (grammen (g), milligrammen (mg), of microgrammen (μg)) wordt, afhankelijk van het geval, gebruikgemaakt van de volgende meeteenheden en volgorde van presentatie van de informatie:

energie

kJ/kcal

vetten

g

waarvan

verzadigde vetzuren

g

enkelvoudig onverzadigde vetzuren

g

meervoudig onverzadigde vetzuren

g

koolhydraten

g

waarvan

suikers

g

polyolen

g

zetmeel

g

vezels

g

eiwitten

g

zout

g

vitaminen en mineralen

de in punt 1 van deel A van bijlage XIII aangegeven eenheden


RICHTLIJNEN

22.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 304/64


RICHTLIJN 2011/83/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2011

betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 85/577/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (4) en Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten (5) is een aantal contractuele rechten van consumenten vastgelegd.

(2)

Deze richtlijnen zijn opnieuw bestudeerd, in het licht van de opgedane ervaringen, met het oog op het vereenvoudigen en bijwerken van de toepasselijke regels, het wegnemen van inconsistenties en het opvullen van onwenselijke lacunes. Uit dit onderzoek is gebleken dat het zinvol is de twee genoemde richtlijnen te vervangen door een enkele richtlijn. Deze richtlijn dient dan ook standaardregels vast te stellen voor de gemeenschappelijke aspecten van overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten en daarmee een stap verder te gaan dan de benadering van minimale harmonisatie waarop de vroegere richtlijnen gebaseerd waren, terwijl de lidstaten wordt toegestaan ten aanzien van bepaalde aspecten nationale regels te handhaven of vast te stellen.

(3)

In artikel 169, lid 1, en artikel 169, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie dient bij te dragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van maatregelen die zij op grond van artikel 114 van het Verdrag neemt.

(4)

De interne markt dient volgens artikel 26, lid 2, van het VWEU een ruimte zonder binnengrenzen te omvatten waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd. Harmonisatie van bepaalde aspecten van overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten consumentenovereenkomsten is noodzakelijk voor de bevordering van een echte interne markt voor de consument, waarbij een juist evenwicht ontstaat tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

(5)

Het grensoverschrijdende potentieel van verkoop op afstand, dat een van de voornaamste zichtbare resultaten van de interne markt zou moeten zijn, wordt niet ten volle benut. Vergeleken met de significante groei van de binnenlandse verkoop op afstand in de afgelopen jaren is groei van de grensoverschrijdende verkoop op afstand beperkt gebleven. Deze discrepantie is met name opvallend wat de verkoop via internet betreft, waar een groot potentieel voor verdere groei bestaat. De ontwikkeling van het grensoverschrijdende potentieel van buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten (rechtstreekse verkoop) wordt belemmerd door een aantal factoren, waaronder de uiteenlopende nationale regels inzake consumentenbescherming waarmee het bedrijfsleven rekening moet houden. Vergeleken met de groei van de binnenlandse rechtstreekse verkoop in de afgelopen jaren, met name in de dienstensector, bijvoorbeeld nutsbedrijven, is het aantal consumenten dat langs deze weg grensoverschrijdend koopt nauwelijks toegenomen. Gezien de sterk toegenomen mogelijkheden om zaken te doen in veel lidstaten, zouden kleine en middelgrote ondernemingen (inclusief individuele handelaren) en vertegenwoordigers van firma's die rechtstreeks verkopen eigenlijk meer geneigd moeten zijn om deze nieuwe mogelijkheden te ontdekken, met name in grensregio's. De volledige harmonisatie van consumenteninformatie en van het herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zal dan ook bijdragen tot een hoog beschermingsniveau voor de consument en een beter functioneren van de b2c-interne markt.

(6)

Bepaalde ongelijkheden vormen ernstige belemmeringen voor het goede functioneren van de interne markt, ten nadele van handelaren en consumenten. Deze ongelijkheden verhogen de nalevingskosten voor handelaren die grensoverschrijdend goederen willen verkopen of diensten willen aanbieden. Een al te grote versnippering ondermijnt ook het vertrouwen van de consument in de interne markt.

(7)

Volledige harmonisatie van een aantal centrale regelgevingsaspecten moet de rechtszekerheid voor zowel de consumenten als de handelaren aanzienlijk verbeteren. Zowel de consumenten als de handelaren moeten kunnen vertrouwen op één enkel regelgevend kader, dat op basis van duidelijk omschreven rechtsbegrippen bepaalde aspecten van b2c-overeenkomsten in de gehele Unie regelt. Het effect van dergelijke harmonisatie zou moeten zijn de barrières op te heffen die het gevolg zijn van de versnippering van de regelgeving en de interne markt op dit terrein te voltooien. Het wegnemen van die barrières is alleen mogelijk door uniforme regels op Unieniveau vast te stellen. Bovendien moeten de consumenten een hoog gemeenschappelijk niveau van bescherming genieten in de gehele Unie.

(8)

De te harmoniseren regelgevingsaspecten dienen alleen betrekking te hebben op tussen handelaren en consumenten gesloten overeenkomsten. Bijgevolg mag deze richtlijn geen afbreuk doen aan de nationale wetgeving inzake arbeidsovereenkomsten, overeenkomsten betreffende het erfrecht, overeenkomsten met betrekking tot het familierecht, en overeenkomsten met betrekking tot de oprichting en de organisatie van vennootschappen en partnerschapsovereenkomsten.

(9)

Deze richtlijn stelt regels vast betreffende de informatie die verstrekt dient te worden voor overeenkomsten op afstand, buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten en andere overeenkomsten dan overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. Deze richtlijn regelt tevens het herroepingsrecht bij overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten en harmoniseert een aantal bepalingen over de uitvoering en enkele andere aspecten van b2c-overeenkomsten.

(10)

Deze richtlijn dient Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (6) onverlet te laten.

(11)

Deze richtlijn dient bepalingen van de Unie betreffende specifieke sectoren, zoals geneesmiddelen voor menselijk gebruik, medische hulpmiddelen, privacy en elektronische communicatie, rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg, etikettering van levensmiddelen en de interne markt voor elektriciteit en aardgas, onverlet te laten.

(12)

De in deze richtlijn opgenomen informatievoorschriften dienen een aanvulling te zijn op de informatievoorschriften in Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (7) en Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn elektronische handel”) (8). De mogelijkheid voor de lidstaten om aan op hun grondgebied gevestigde dienstverrichters additionele informatieverplichtingen op te leggen moet gehandhaafd blijven.

(13)

De lidstaten dienen bevoegd te blijven om, overeenkomstig het Unierecht, de bepalingen van deze richtlijn toe de passen op gebieden die niet onder het toepassingsgebied ervan vallen. Daarom mag een lidstaat, met betrekking tot overeenkomsten die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, nationale wetgeving handhaven of invoeren die overeenstemt met de bepalingen of een aantal bepalingen van deze richtlijn. Zo kunnen de lidstaten besluiten de toepassing van de voorschriften van deze richtlijn uit te breiden naar rechtspersonen of natuurlijke personen die geen „consumenten” zijn in de zin van deze richtlijn, zoals niet-gouvernementele organisaties, startende ondernemingen of kleine en middelgrote ondernemingen. Evenzo kunnen de lidstaten de bepalingen van deze richtlijn toepassen op overeenkomsten die geen „overeenkomsten op afstand” in de zin van deze richtlijn zijn, bijvoorbeeld omdat zij niet in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand worden gesloten. Bovendien kunnen de lidstaten ook nationale voorschriften handhaven of invoeren voor aangelegenheden die door deze richtlijn niet specifiek behandeld worden, zoals aanvullende voorschriften betreffende verkoopovereenkomsten, met inbegrip van regels over de levering van goederen, of verplichtingen betreffende het verstrekken van informatie tijdens het bestaan van een overeenkomst.

(14)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het nationale recht op het gebied van het verbintenissenrecht voor de verbintenissenrechtelijke aspecten die niet door deze richtlijn worden geregeld. Deze richtlijn dient derhalve het nationale recht inzake bijvoorbeeld het sluiten of de geldigheid van een overeenkomst, zoals in het geval van het ontbreken van overeenstemming, onverlet te laten. De richtlijn mag evenmin afbreuk doen aan het nationale recht inzake de algemene contractuele rechtsmiddelen, de regels inzake de openbare economische orde, bijvoorbeeld regels betreffende buitensporige prijzen of woekerprijzen, en de regels betreffende onethische rechtshandelingen.

(15)

Deze richtlijn dient de taalvereisten voor consumentenovereenkomsten niet te harmoniseren. De lidstaten kunnen in hun nationale recht derhalve taalvereisten handhaven of invoeren met betrekking tot de contractuele informatie en de bedingen in overeenkomsten.

(16)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het nationale recht inzake juridische vertegenwoordiging, zoals de voorschriften betreffende de persoon die namens of voor rekening van de handelaar optreedt (zoals een agent of trustee). De lidstaten dienen in dezen bevoegd te blijven. Deze richtlijn dient van toepassing te zijn op alle handelaren, ongeacht of zij publiek of privaat zijn.

(17)

Onder de definitie van consument dienen natuurlijke personen te vallen die buiten hun handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit handelen. Bij gemengde overeenkomsten, waar een overeenkomst wordt gesloten voor doeleinden die deels binnen en deels buiten de handelsactiviteit van de persoon liggen en het handelsoogmerk zo beperkt is dat het binnen de globale context van de overeenkomst niet overheerst, dient die persoon echter ook als consument te worden aangemerkt.

(18)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van de lidstaten om in overeenstemming met het recht van de Unie te bepalen wat zij als diensten van algemeen economisch belang beschouwen, hoe deze diensten moeten worden georganiseerd en gefinancierd, in overeenstemming met de regels inzake staatssteun, en aan welke bijzondere verplichtingen zij onderworpen dienen te zijn.

(19)

Onder digitale inhoud wordt verstaan gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden, zoals computerprogramma's, toepassingen, spellen, muziek, video's en teksten, ongeacht of de toegang tot deze gegevens wordt verkregen via downloaden of streaming, vanaf een materiële drager of langs een andere weg. Overeenkomsten inzake de levering van digitale inhoud dienen onder het toepassingsgebied van deze richtlijn te vallen. Als digitale inhoud wordt geleverd op een materiële drager, zoals een cd of dvd, dient deze beschouwd te worden als goed in de zin van deze richtlijn. Evenals overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit die niet gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, of van stadsverwarming, dienen overeenkomsten betreffende digitale inhoud die niet op een materiële drager wordt geleverd, voor de toepassing van deze richtlijn niet te worden aangemerkt als verkoop- of dienstenovereenkomst. Ten aanzien van dergelijke overeenkomsten dient de consument een herroepingsrecht te hebben, tenzij de consument tijdens de herroepingsperiode heeft ingestemd met het begin van de uitvoering van de overeenkomst en aanvaard heeft dat hij vervolgens het recht om de overeenkomst te herroepen, zal verliezen. Naast de algemene informatieverplichtingen dient de handelaar de consument op de hoogte te stellen van de functionaliteit en de relevante interoperabiliteit van digitale inhoud. Het begrip functionaliteit dient te verwijzen naar de manieren waarop digitale inhoud kan worden aangewend, bijvoorbeeld voor het in kaart brengen van consumentengedrag; het dient ook te verwijzen naar de aan- of afwezigheid van technische beperkingen, zoals bescherming via Digital Rights Management of regiocodering. Het begrip relevante interoperabiliteit is bedoeld om de informatie te beschrijven over de standaardhardware en -software waarmee de digitale inhoud compatibel is, bijvoorbeeld het besturingssysteem, de vereiste versie en bepaalde hardwarekenmerken. De Commissie dient na te gaan of verdere harmonisering van de bepalingen ten aanzien van digitale inhoud nodig is, en, zo nodig, een wetgevingsvoorstel ter zake in te dienen.

(20)

De definitie van „overeenkomst op afstand” dient alle gevallen te bestrijken waarin een overeenkomst tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand, waarbij tot en met het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand (zoals postorder, internet, telefoon of fax). Die definitie dient ook situaties te bestrijken waarin de consument de verkoopruimten alleen bezoekt om informatie over de goederen of dienst te vergaren, terwijl vervolgens de onderhandelingen over en de sluiting van de overeenkomst op afstand plaatsvinden. Daarentegen dient een overeenkomst waarover in de verkoopruimten van de handelaar wordt onderhandeld en die uiteindelijk wordt gesloten met behulp van een middel voor communicatie op afstand, niet als overeenkomst op afstand te worden aangemerkt. Ook een overeenkomst die met behulp van een middel voor communicatie op afstand wordt geïnitieerd, maar uiteindelijk wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar, dient niet als overeenkomst op afstand te worden beschouwd. Het begrip „overeenkomst op afstand” dient evenmin een door een consument met behulp van een middel voor communicatie op afstand gemaakte reservering van een dienst bij een beroepsbeoefenaar te omvatten, zoals een telefonische afspraak bij de kapper. Het begrip „georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand” dient die systemen te omvatten die door andere derden dan de handelaar worden aangeboden, maar door de handelaar worden gebruikt, zoals een online-platform. Hieronder mogen echter niet websites worden gerekend die louter informatie over de handelaar, zijn goederen en/of diensten en zijn contactgegevens bevatten.

(21)

Een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zou gedefinieerd moeten worden als een overeenkomst waarbij de handelaar en de consument ten tijde van de sluiting beide persoonlijk aanwezig waren, op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, bijvoorbeeld bij de consument thuis of op zijn arbeidsplaats. Bij een verkoopsituatie buiten verkoopruimten kunnen consumenten onder mogelijke psychologische druk staan of te maken krijgen met een verrassingselement, ongeacht of zij nu zelf om het bezoek van de handelaar gevraagd hebben of niet. De definitie van „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” dient ook de situaties te omvatten waarin de consument in een verkoopsituatie buiten verkoopruimten persoonlijk en individueel wordt aangesproken, maar de overeenkomst onmiddellijk daarna wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand. De definitie van „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” mag niet gelden voor situaties waarin een handelaar bij een consument thuis komt uitsluitend om op te meten of een kostenraming te geven zonder enige verplichting voor de consument, en de overeenkomst pas op een later tijdstip op basis van de kostenraming van de handelaar wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand. In die gevallen mag de overeenkomst niet worden beschouwd als zijnde onmiddellijk gesloten nadat de handelaar de consument heeft aangesproken, als de consument tijd heeft gehad om over de kostenraming van de handelaar na te denken alvorens de overeenkomst te sluiten. Aankopen die worden verricht tijdens een door de handelaar georganiseerde excursie waarbij er reclame wordt gemaakt voor de aangeschafte goederen en deze te koop worden aangeboden, dienen te worden beschouwd als buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten.

(22)

Het begrip verkoopruimten dient alle ruimten, van welke aard ook (winkels, kramen, bestelwagens), te omvatten die voor de handelaar als permanente of gewoonlijke bedrijfsruimte dienen. Marktkramen en stands op beurzen dienen als verkoopruimten te worden beschouwd als zij aan deze voorwaarde voldoen. Ruimten voor detailhandel, waar de handelaar op seizoenbasis zijn activiteiten verricht, bijvoorbeeld tijdens het toeristenseizoen of in een skioord of badplaats, dienen als verkoopruimten te worden beschouwd, aangezien de handelaar er gewoonlijk zijn activiteiten uitvoert. Publiek toegankelijke plaatsen, zoals straten, winkelcentra, stranden, sportfaciliteiten en openbaar vervoer, die door de handelaar in uitzonderlijke gevallen voor zijn zakelijke activiteiten gebruikt worden, alsook privéwoningen en arbeidsplaatsen, dienen niet als verkoopruimten beschouwd te worden. De verkoopruimten van een persoon die namens of voor rekening van de handelaar optreedt, zoals gedefinieerd in deze richtlijn, dienen als verkoopruimten in de zin van deze richtlijn te worden beschouwd.

(23)

Duurzame gegevensdragers dienen de consument in staat stellen de informatie zo lang op te slaan als voor hem nodig is om zijn belangen in het kader van zijn verhouding met de handelaar te beschermen. Dergelijke gegevensdragers dienen in het bijzonder papier, usb-sticks, cd-rom's, dvd's, geheugenkaarten of de harde schijven van computers alsmede e-mails te omvatten.

(24)

Een openbare veiling houdt in dat handelaren en consumenten persoonlijk bij de veiling aanwezig zijn of daartoe in de gelegenheid worden gesteld. De goederen of diensten worden door de handelaar aan de consument aangeboden door middel van een in sommige lidstaten wettelijk toegestane biedprocedure om goederen of diensten in het openbaar te verkopen. De winnende bieder is verplicht de goederen of diensten af te nemen. Gebruikmaking van online-platforms voor een veiling die ter beschikking staan van consumenten en handelaren, mag niet als openbare veiling in de zin van deze richtlijn worden aangemerkt.

(25)

Overeenkomsten betreffende stadsverwarming dienen onder deze richtlijn te vallen, op dezelfde wijze als overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit. Onder stadsverwarming wordt verstaan de levering van centraal geproduceerde warmte, onder meer in de vorm van stoom of heet water, via een transmissie- en distributiesysteem aan meerdere gebouwen met het oog op verwarming.

(26)

Overeenkomsten betreffende de overdracht van onroerend goed of van rechten op onroerend goed of betreffende het doen ontstaan of verwerven van zulke onroerende goederen of rechten, overeenkomsten betreffende de constructie van nieuwe gebouwen of de grondige verbouwing van bestaande gebouwen, alsook overeenkomsten voor de verhuur van woonruimte zijn in de nationale wetgeving al onderworpen aan een aantal specifieke vereisten. Onder deze overeenkomsten vallen bijvoorbeeld de verkoop van vastgoed dat nog moet worden ontwikkeld en huurkoop. De bepalingen van deze richtlijn zijn niet geschikt voor dergelijke overeenkomsten, die daarom buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten vallen. Onder grondige verbouwing wordt een verbouwing verstaan die vergelijkbaar is met het bouwen van een nieuw gebouw, bijvoorbeeld wanneer alleen de gevel van een oud gebouw bewaard blijft. Dienstenovereenkomsten, in het bijzonder deze betreffende het oprichten van aanbouwen (bijvoorbeeld een garage of een veranda) en betreffende andere herstel- en renovatiewerkzaamheden aan gebouwen dan grondige verbouwing dienen te vallen onder deze richtlijn, evenals overeenkomsten betreffende de diensten van een vastgoedagent en overeenkomsten betreffende de verhuur van niet voor bewoning bestemde ruimten.

(27)

Vervoerdiensten omvatten passagiers- en goederenvervoer. Passagiersvervoer dient uitgesloten te worden van het toepassingsgebied van deze richtlijn, omdat er al andere wetgeving van de Unie voor bestaat of, in het geval van openbaar vervoer en taxi's, omdat het op het nationale niveau is geregeld. De bepalingen van deze richtlijn ter bescherming van de consument tegen buitensporige tarieven voor het gebruik van betaalmiddelen of tegen verborgen kosten dienen echter ook te gelden voor overeenkomsten inzake passagiersvervoer. Met betrekking tot goederenvervoer en autoverhuur, die diensten zijn, dient de consument te kunnen genieten van de bescherming die de deze richtlijn biedt, met uitzondering van het herroepingsrecht.

(28)

Ter voorkoming van administratieve lasten voor handelaren kunnen de lidstaten besluiten deze richtlijn niet toe te passen voor goederen en diensten van geringe waarde die buiten verkoopruimten worden verkocht. Het drempelbedrag moet voldoende laag zijn, zodat alleen aankopen van gering belang uitgesloten worden. De lidstaten moet worden toegestaan deze waarde in hun nationale wetgeving vast te leggen voor zover zij niet meer bedraagt dan 50 EUR. Indien de consument gelijktijdig twee of meer overeenkomsten betreffende aanverwante zaken sluit, moeten de totale kosten ervan in aanmerking genomen worden voor de toepassing van dit drempelbedrag.

(29)

Sociale diensten hebben wezenlijk verschillende kenmerken die weerspiegeld worden in sectorspecifieke wetgeving, deels op het niveau van de Unie en deels op nationaal niveau. Sociale diensten zijn enerzijds diensten ten behoeve van mensen die bijzonder kwetsbaar zijn of een laag inkomen hebben en mensen en gezinnen die hulp nodig hebben bij het verrichten van routinematige dagelijkse taken, en anderzijds diensten ten behoeve van alle mensen die een bijzondere behoefte hebben aan hulp, ondersteuning, bescherming en aanmoediging in een specifieke levensfase. Het gaat o.m. om diensten voor kinderen en jongeren, diensten voor hulp aan gezinnen, alleenstaande ouders en ouderen, alsmede diensten voor migranten. Sociale diensten omvatten zowel korte als langdurige zorg, bijvoorbeeld diensten die worden verleend door thuiszorgdiensten, of in verblijven voor begeleid wonen en in rusthuizen of residentiële woonvormen („verzorgingstehuizen”). Sociale diensten omvatten niet alleen de diensten die worden verleend door de staat op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, door dienstverrichters die hiervoor gemachtigd zijn door de staat, of door liefdadigheidsinstellingen die door de staat zijn erkend, maar ook de diensten van particuliere dienstverleners. De bepalingen van deze richtlijn zijn niet geschikt voor sociale diensten, die derhalve dienen te worden uitgesloten van het toepassingsgebied ervan.

(30)

Gezondheidszorg vereist bijzondere regelingen, gezien de technische complexiteit ervan, het belang ervan voor diensten van algemeen belang, alsook de omvang van de overheidsfinanciering. Gezondheidszorg wordt in Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (9) omschreven als „gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van deze laatste te beoordelen, te behouden of te herstellen, waaronder begrepen het voorschrijven en het verstrekken van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen”. Onder „gezondheidswerker” wordt in die richtlijn verstaan een arts, algemeen ziekenverpleger (verpleegkundige), beoefenaar der tandheelkunde (tandarts), verloskundige of apotheker in de zin van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (10) of een andere beroepsbeoefenaar die werkzaamheden in de gezondheidszorg verricht die voorbehouden zijn voor een gereglementeerd beroep als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder a), van Richtlijn 2005/36/EG, of iemand die krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de behandeling plaatsvindt als gezondheidswerker wordt aangemerkt. De bepalingen van deze richtlijn zijn niet geschikt voor gezondheidszorg, die derhalve dient te worden uitgesloten van het toepassingsgebied ervan.

(31)

Gokactiviteiten dienen te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze richtlijn. Gokactiviteiten zijn activiteiten die erin bestaan dat een geldbedrag wordt ingezet bij kansspelen, met inbegrip van loterijen, casino's en weddenschappen. De lidstaten moeten voor deze activiteiten andere, ook strengere maatregelen kunnen vaststellen om de consument te beschermen.

(32)

De bestaande wetgeving van de Unie, onder meer op het gebied van financiële diensten voor consumenten, pakketreizen en timesharing, omvat talrijke regels inzake consumentenbescherming. Daarom mag deze richtlijn niet van toepassing zijn op overeenkomsten op deze gebieden. Wat financiële diensten betreft, moeten de lidstaten ertoe worden aangemoedigd inspiratie te putten uit de bestaande wetgeving van de Unie op dit gebied, wanneer zij wetgeving vaststellen op terreinen die op het niveau van de Unie niet zijn gereguleerd, zodat gelijke marktvoorwaarden voor alle consumenten en alle overeenkomsten met betrekking tot financiële diensten gegarandeerd is.

(33)

Handelaren dienen verplicht te worden om consumenten van te voren in te lichten over eventuele regelingen waarbij de consument een waarborgsom moet betalen aan de handelaar, inclusief het blokkeren van een bedrag op de krediet- of debetkaart van de consument.

(34)

De handelaar moet de consument duidelijke en begrijpelijke informatie geven vóór de consument wordt gebonden door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, of door een andere overeenkomst dan een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een dienovereenkomstig aanbod. Bij de verstrekking van deze informatie moet de handelaar rekening houden met de specifieke behoeften van consumenten die door hun mentale, lichamelijke of psychologische handicap, hun leeftijd of hun goedgelovigheid bijzonder kwetsbaar zijn op een manier die de handelaar redelijkerwijs kon worden verwacht te voorzien. Het feit dat met deze specifieke behoeften rekening wordt gehouden, mag echter niet tot verschillende niveaus van consumentenbescherming leiden.

(35)

De door de handelaar aan de consument te verstrekken informatie moet verplicht zijn en mag niet worden gewijzigd. Niettemin moeten de partijen bij de overeenkomst uitdrukkelijk kunnen overeenkomen de inhoud van de later gesloten overeenkomst te wijzigen, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze van levering.

(36)

Bij overeenkomsten op afstand dienen de informatievereisten te worden aangepast om rekening te houden met de technische beperkingen van bepaalde media, zoals het mogelijke aantal karakters op het scherm van mobiele telefoons of de maximale duur van reclamespots op televisie. In dergelijke gevallen dient de handelaar te voldoen aan bepaalde minimumvoorschriften en de consument voor het overige te verwijzen naar een andere informatiebron, bijvoorbeeld door een gratis telefoonnummer aan te geven of een link naar een webpagina van de handelaar waar de relevante informatie rechtstreeks beschikbaar en gemakkelijk te raadplegen is. Er zal worden aangenomen dat aan de verplichting om de consument te informeren over de kosten van het terugzenden van goederen die door hun aard normaliter niet per post kunnen worden teruggezonden, is voldaan, bijvoorbeeld wanneer de handelaar één vervoerder (bijvoorbeeld de vervoerder aan wie hij de levering van de goederen heeft toevertrouwd) en één prijs voor het terugzenden van de goederen opgeeft. Indien de kosten van het terugzenden van goederen redelijkerwijs niet vooraf door de handelaar kunnen worden berekend, bijvoorbeeld omdat de handelaar geen eigen terugzendregeling aanbiedt, dient de handelaar een verklaring te verstrekken die vermeldt dat dergelijke kosten verschuldigd zullen zijn en dat deze kosten hoog kunnen zijn, samen met een redelijke raming van de maximale kosten, die gebaseerd zou kunnen worden op de kosten van levering aan de consument.

(37)

Aangezien de consument bij verkoop op afstand de goederen niet kan zien voordat hij de overeenkomst sluit, dient hij een herroepingsrecht te hebben. Om diezelfde reden moet de consument de goederen die hij gekocht heeft kunnen testen en inspecteren, voor zover dit noodzakelijk is om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen na te gaan. Bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten dient de consument over een herroepingsrecht te beschikken wegens het verrassingselement en/of psychologische druk. Herroeping van de overeenkomst dient een einde te maken aan de verplichting van de contractpartijen om de overeenkomst uit te voeren.

(38)

Op websites waarop handel wordt gedreven dient uiterlijk aan het begin van het bestelproces duidelijk en leesbaar te worden aangegeven of er beperkingen gelden voor de levering en welke betaalmiddelen worden aanvaard.

(39)

Het is bij overeenkomsten op afstand die via een website worden gesloten, van belang ervoor te zorgen dat de consument de belangrijkste onderdelen van de overeenkomst volledig kan lezen en begrijpen, alvorens zijn bestelling te plaatsen. Met het oog daarop dient deze richtlijn te bepalen dat die onderdelen worden vermeld in de nabijheid van de plaats waar om bevestiging van de bestelling wordt gevraagd. Ook is het van belang erop toe te zien dat de consument in dergelijke situaties het tijdstip kan vaststellen waarop hij de verplichting op zich neemt de handelaar te betalen. Daarom dient de aandacht van de consument door middel van een ondubbelzinnige formulering specifiek te worden gevestigd op het feit dat het plaatsen van de bestelling de verplichting tot het betalen van de handelaar met zich meebrengt.

(40)

De huidige uiteenlopende herroepingstermijnen, zowel tussen de lidstaten als tussen overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, veroorzaken rechtsonzekerheid en nalevingskosten. Voor alle overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zou dezelfde herroepingstermijn moeten gelden. Bij dienstenovereenkomsten dient de herroepingstermijn 14 dagen na het sluiten van de overeenkomst te verstrijken. Bij verkoopovereenkomsten dient de herroepingstermijn te verstrijken 14 dagen na de dag waarop de consument of een door hem aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen fysiek in bezit heeft gekregen. Bovendien dient de consument de mogelijkheid te hebben zijn herroepingsrecht uit te oefenen voordat hij de goederen fysiek in bezit krijgt. Als door de consument in één bestelling diverse goederen worden besteld, maar deze goederen afzonderlijk worden geleverd, moet de herroepingstermijn verstrijken 14 dagen na de dag waarop de consument het laatste goed fysiek in bezit krijgt. Wanneer goederen in meerdere partijen of onderdelen geleverd worden, dient de herroepingstermijn te verstrijken 14 dagen na de dag waarop de consument de laatste partij of het laatste onderdeel fysiek in bezit krijgt.

(41)

Om te zorgen voor rechtszekerheid dient Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (11) van toepassing te zijn op de berekening van de in deze richtlijn bedoelde termijnen. Alle in deze richtlijn aangegeven termijnen zijn dan ook uitgedrukt in kalenderdagen. Wanneer een in dagen omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of een handeling plaatsvindt, mag de dag waarop deze gebeurtenis of handeling plaatsvindt, niet bij de termijn worden inbegrepen.

(42)

De bepalingen betreffende het herroepingsrecht mogen geen afbreuk doen aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de beëindiging of niet-uitvoerbaarheid van overeenkomsten of inzake de mogelijkheid voor een consument om zijn contractuele verplichtingen vóór het verstrijken van de in de overeenkomst vastgestelde termijn na te komen.

(43)

Wanneer de handelaar de consument vóór de sluiting van een overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimten niet behoorlijk heeft ingelicht, dient de herroepingstermijn verlengd te worden. Om echter rechtszekerheid wat betreft de duur van de herroepingstermijn te waarborgen, dient een uiterste limiet van twaalf maanden te worden bepaald.

(44)

Verschillen tussen de manieren waarop het herroepingsrecht wordt uitgeoefend in de lidstaten veroorzaken kosten voor handelaren die grensoverschrijdend verkopen. Invoering van een geharmoniseerd modelformulier voor herroeping waarvan de consument gebruik kan maken, zal het herroepingsproces vereenvoudigen en meer rechtszekerheid brengen. Om die reden dienen de lidstaten af te zien van aanvullende vormvereisten voor het modelformulier voor de gehele Unie, bijvoorbeeld betreffende de lettergrootte. Het dient de consument evenwel vrij te staan om een overeenkomst in zijn eigen woorden te herroepen, mits zijn verklaring waarbij hij de overeenkomst herroept, ten overstaan van de handelaar ondubbelzinnig is. Met een brief, een telefoontje of het terugzenden van de goederen met een duidelijke verklaring zou aan deze voorwaarde kunnen worden voldaan, maar het moet aan de consument zijn te bewijzen dat de herroeping binnen de in de richtlijn vastgestelde termijn heeft plaatsgevonden. Daarom heeft de consument er belang bij de handelaar door middel van een duurzame gegevensdrager in kennis te stellen van de herroeping.

(45)

De ervaring toont aan dat veel consumenten en handelaren bij voorkeur communiceren via de website van de handelaar; daarom zouden handelaren de mogelijkheid moeten hebben de consument online een herroepingsformulier aan te bieden. Wanneer de consument daar gebruik van maakt, dient de handelaar onverwijld een ontvangstbevestiging te sturen, bijvoorbeeld per e-mail.

(46)

Bij herroeping van de overeenkomst door de consument dient de handelaar alle van de consument ontvangen bedragen terug te betalen, inclusief de door de handelaar gedragen kosten van levering van de goederen aan de consument. De terugbetaling mag niet door middel van een bon plaatsvinden, tenzij de consument bonnen heeft gebruikt voor de initiële transactie of er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd. Indien de consument uitdrukkelijk kiest voor een bepaald manier van levering (bijvoorbeeld expreslevering binnen 24 uur), alhoewel de handelaar een gangbaar, algemeen aanvaard soort levering met lagere kosten heeft aangeboden, dient de consument het kostenverschil tussen deze twee manieren van levering te dragen.

(47)

Sommige consumenten maken gebruik van hun herroepingsrecht nadat zij de goederen meer dan noodzakelijk gebruikt hebben om de aard, de kenmerken en de werking ervan vast te stellen. In dat geval dient de consument zijn herroepingsrecht niet te verliezen, maar aansprakelijk te zijn voor het waardeverlies van de goederen. Het uitgangspunt dient te zijn dat de consument, om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen te controleren, deze slechts op dezelfde manier mag hanteren en inspecteren als hij dat in een winkel zou mogen doen. De consument mag dus bijvoorbeeld wel proberen of een kledingstuk past, maar hij mag het niet langere tijd dragen. De consument dient de goederen tijdens de herroepingstermijn dus met gepaste zorg te hanteren en te inspecteren. De verplichtingen van de consument bij herroeping mogen de consument niet ontmoedigen zijn herroepingsrecht uit te oefenen.

(48)

De consument dient verplicht te worden de goederen terug te zenden binnen 14 dagen nadat hij de handelaar heeft medegedeeld dat hij de overeenkomst herroept. In situaties waarin de handelaar of de consument de met uitoefening van het herroepingsrecht verbonden verplichtingen niet nakomt, dienen de overeenkomstig deze richtlijn in de nationale wetgeving vastgestelde sancties, alsmede verbintenisrechtelijke bepalingen van toepassing te zijn.

(49)

Bepaalde uitzonderingen op het herroepingsrecht moeten mogelijk zijn, zowel voor op afstand als voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten. Het is mogelijk dat een herroepingsrecht, bijvoorbeeld gezien de aard van de betrokken goederen of diensten, niet op zijn plaats is. Dat is bijvoorbeeld het geval voor overeenkomsten van speculatieve aard betreffende wijn die pas langere tijd na sluiting van een overeenkomst wordt geleverd, en waarbij de waarde afhangt van schommelingen van de markt („vin en primeur”). Het herroepingsrecht mag ook niet gelden voor volgens specificaties van de consument vervaardigde goederen of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn, zoals op maat gemaakte gordijnen, noch voor de levering van bijvoorbeeld brandstof die, door zijn aard zelf, een goed is dat na levering niet meer te scheiden is van de andere goederen. Het toekennen van een herroepingsrecht aan de consument kan ook niet passend zijn in het geval van bepaalde diensten waarbij de sluiting van de overeenkomst impliceert dat er capaciteit wordt gereserveerd, waarvoor de handelaar bij de uitoefening van een herroepingsrecht mogelijk geen bestemming meer kan vinden. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hotelkamers, vakantiewoningen of plaatsen voor culturele of sportieve evenementen worden gereserveerd.

(50)

Enerzijds moeten consumenten over een herroepingsrecht beschikken, ook als zij hebben verzocht om verrichting van de dienst voor het verstrijken van de herroepingstermijn. Anderzijds dient de handelaar, indien de consument zijn herroepingsrecht uitoefent, ook te kunnen rekenen op een passende betaling voor de dienst die hij heeft verricht. Bij de berekening van het evenredige bedrag dient te worden uitgegaan van de in de overeenkomst vastgestelde prijs, tenzij de consument kan aantonen dat die totale prijs zelf onevenredig is; in dat geval dient het te betalen bedrag te worden berekend op basis van de marktwaarde van de geleverde dienst. De marktwaarde moet worden vastgesteld door vergelijking met de prijs van een gelijkwaardige dienst, uitgevoerd door andere handelaren op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst. Daarom moet de consument het verzoek dat een dienst vóór het verstrijken van de herroepingstermijn wordt verricht uitdrukkelijk formuleren en, bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, op een duurzame gegevensdrager. Van zijn kant dient de handelaar de consument op een duurzame gegevensdrager te informeren over de verplichting om de pro rata kosten voor de reeds verrichte dienst te betalen. Bij overeenkomsten die zowel op goederen als op diensten betrekking hebben, dienen de in deze richtlijn opgenomen voorschriften inzake het terugzenden van goederen te gelden voor de goederenaspecten en dient de vergoedingsregeling voor diensten te gelden voor de dienstenaspecten.

(51)

De voornaamste problemen voor consumenten en een van de voornaamste bronnen van geschillen met handelaren betreffen de levering van goederen, waaronder goederen die verloren gaan of beschadigd worden gedurende het vervoer, en late of gedeeltelijke levering. Het is daarom zinvol de nationale regels inzake levertijden te verduidelijken en te harmoniseren. De leveringsplaats en -voorwaarden en de regels voor het vaststellen van de voorwaarden voor en het tijdstip van het overdragen van de eigendom van de goederen moeten een zaak blijven van nationaal recht en mogen dus niet onder deze richtlijn vallen. De in deze richtlijn vastgestelde regels betreffende de levering dienen de mogelijkheid te omvatten dat de consument een derde machtigt om goederen in zijn naam fysiek in zijn bezit of onder zijn controle te krijgen. De consument moet worden geacht de controle over de goederen te hebben indien hij of een door hem aangewezen derde er als een eigenaar over kan beschikken of deze kan doorverkopen (bijvoorbeeld doordat hij de sleutels heeft ontvangen of in het bezit is van de eigendomsdocumenten).

(52)

In de context van verkoopovereenkomsten kan de levering van goederen op verschillende manieren plaatsvinden, hetzij onmiddellijk, hetzij op latere datum. Als de partijen geen specifieke leveringsdatum hebben afgesproken, moet de handelaar de goederen zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk dertig dagen na de sluiting van de overeenkomst leveren. In de regels betreffende late levering dient ook rekening te worden gehouden met goederen die de handelaar speciaal voor de consument moet fabriceren of aanschaffen en die de handelaar niet zonder aanzienlijk verlies kan hergebruiken. Daarom dient in deze richtlijn een regel te worden opgenomen op grond waarvan de handelaar in sommige omstandigheden over een redelijke extra termijn kan beschikken. Indien de handelaar de goederen niet heeft geleverd binnen de met de consument overeengekomen termijn, dient de consument de handelaar vóór de consument de overeenkomst kan beëindigen te verzoeken de levering binnen een redelijke extra termijn te verrichten en het recht te hebben de overeenkomst te beëindigen indien de handelaar nalaat de goederen zelfs binnen de extra termijn te leveren. Deze regel mag echter niet van toepassing zijn indien de handelaar in een ondubbelzinnige verklaring geweigerd heeft de goederen te leveren. Evenmin dient deze regel te gelden in bepaalde omstandigheden waarin de leveringstermijn essentieel is, zoals voor een bruidsjurk die vóór de bruiloft moet worden geleverd. Ook mag deze regel niet gelden in omstandigheden waarin de consument de handelaar ervan in kennis stelt dat levering op een bepaalde datum essentieel is. Daartoe kan de consument gebruikmaken van de contactgegevens van de handelaar, die overeenkomstig deze richtlijn zijn verstrekt. In deze specifieke gevallen moet de consument, indien de handelaar de goederen niet tijdig heeft geleverd, de overeenkomst onmiddellijk kunnen beëindigen na het verstrijken van de aanvankelijk overeengekomen leveringstermijn. Deze richtlijn dient nationale bepalingen betreffende de wijze waarop de consument de handelaar ervan in kennis moet stellen dat hij de overeenkomst wenst te beëindigen, onverlet te laten.

(53)

Naast het recht om de overeenkomst te beëindigen wanneer de handelaar zijn leveringsverplichtingen met betrekking tot goederen uit hoofde van deze richtlijn niet nakomt, kan de consument overeenkomstig het toepasselijke nationale recht ook een beroep doen op andere remedies, zoals het toekennen van een extra leveringstermijn, het afdwingen van de uitvoering van de overeenkomst, het inhouden van betaling of het eisen van schadevergoeding.

(54)

Overeenkomstig artikel 52, lid 3, van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (12) moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben het recht van handelaars te ontzeggen of te beperken om consumenten kosten aan te rekenen, rekening houdend met de noodzaak de concurrentie aan te moedigen en het gebruik van efficiënte betaalinstrumenten te bevorderen. In elk geval moet handelaars worden verboden om consumenten kosten aan te rekenen die de kosten voor de handelaar als gevolg van het gebruik van een bepaald betaalmiddel overschrijden.

(55)

Indien de handelaar de goederen opstuurt naar de consument, kan het tijdstip waarop het risico wordt overgedragen op de consument bij verlies of beschadiging aanleiding geven tot geschillen. Daarom moet in deze richtlijn bepaald worden dat de consument beschermd is tegen alle risico's van verlies of beschadiging van de goederen vóór hij de goederen fysiek in bezit heeft genomen. De consument dient beschermd te worden gedurende het door de handelaar geregelde of uitgevoerde vervoer, zelfs wanneer hij een specifieke leveringswijze heeft gekozen uit een door de handelaar aangeboden scala van mogelijkheden. Deze bepaling mag echter niet van toepassing zijn op overeenkomsten waarbij de consument zelf de goederen in ontvangst dient te nemen of een vervoerder daarom dient te verzoeken. Met betrekking tot het tijdstip waarop het risico wordt overgedragen, dient een consument geacht te worden de goederen fysiek in bezit te hebben genomen wanneer hij ze heeft ontvangen.

(56)

Personen of organisaties die krachtens de nationale wetgeving een rechtmatig belang hebben bij het beschermen van de contractuele rechten van consumenten, dienen het recht te hebben een procedure in te leiden, hetzij voor een rechterlijke instantie, hetzij bij een administratieve instantie die bevoegd is een uitspraak te doen over een klacht of een passende gerechtelijke procedure in te leiden.

(57)

Het is noodzakelijk dat de lidstaten sancties vaststellen voor inbreuken op deze richtlijn en erop toezien dat ze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(58)

De consument mag de door deze richtlijn geboden bescherming niet worden onthouden. Wanneer op een overeenkomst het recht van een derde land van toepassing is, is Verordening (EG) nr. 593/2008, van toepassing om vast te stellen of de consument nog de door deze richtlijn geboden bescherming geniet.

(59)

De Commissie moet na overleg met de lidstaten en de belanghebbenden nagaan wat de meest geëigende manier is om ervoor te zorgen dat alle consumenten op het verkooppunt worden geïnformeerd over hun rechten.

(60)

Aangezien ongevraagde commerciële toezending, dat wil zeggen de ongevraagde levering van goederen of de ongevraagde verstrekking van diensten aan consumenten, verboden is bij Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (13) maar daarin geen contractueel verweermiddel wordt geboden, dient in deze richtlijn een contractueel verweermiddel te worden opgenomen dat de consument vrijstelt van enige betalingsverplichting voor dergelijke ongevraagde leveringen of verstrekkingen.

(61)

Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (14) regelt al ongevraagde communicatie en voorziet in een hoog niveau van consumentenbescherming. De overeenkomstige bepalingen over datzelfde onderwerp in Richtlijn 97/7/EG zijn derhalve niet nodig.

(62)

Deze richtlijn moet door de Commissie worden herzien wanneer belemmeringen voor de interne markt worden gesignaleerd. Bij haar herziening dient de Commissie in het bijzonder te letten op de aan de lidstaten geboden mogelijkheden om specifieke nationale bepalingen te handhaven of in te voeren, onder meer in bepaalde gebieden van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (15) en Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (16). Deze herziening zou kunnen leiden tot een voorstel van de Commissie tot wijziging van deze richtlijn, dat zou kunnen bestaan in wijzigingen van andere regelgeving inzake consumentenbescherming, als afspiegeling van de toezegging die de Commissie in het kader van haar strategie voor het consumentenbeleid heeft gedaan om het acquis van de Unie opnieuw te bezien teneinde een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen.

(63)

Richtlijnen 93/13/EEG en 1999/44/EG dienen te worden gewijzigd zodat de lidstaten verplicht worden de Commissie op de hoogte te stellen van de aanneming van specifieke nationale bepalingen op bepaalde terreinen.

(64)

De Richtlijnen 85/577/EEG en 97/7/EG dienen te worden ingetrokken.

(65)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk door de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming bijdragen aan de goede werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(66)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(67)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (17) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Onderwerp

Het doel van deze richtlijn is om door de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake tussen consumenten en handelaren gesloten overeenkomsten onderling aan te passen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „consument”: iedere natuurlijke persoon die bij onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen;

2.   „handelaar”: iedere natuurlijke persoon of iedere rechtspersoon, ongeacht of deze privaat of publiek is, die met betrekking tot onder deze richtlijn vallende overeenkomsten handelt, mede via een andere persoon die namens hem of voor zijn rekening optreedt, in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

3.   „goederen”: alle roerende lichamelijke zaken, behalve zaken die executoriaal of anderszins gerechtelijk worden verkocht; water, gas en elektriciteit worden als goederen in de zin van deze richtlijn beschouwd, als zij voor verkoop gereed zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid;

4.   „volgens specificaties van de consument vervaardigde goederen”: goederen die niet geprefabriceerd zijn en die worden vervaardigd op basis van een individuele keuze of beslissing van de consument;

5.   „verkoopovereenkomst”: iedere overeenkomst waarbij de handelaar de eigendom van goederen aan de consument overdraagt of zich ertoe verbindt deze over te dragen en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen, met inbegrip van elke overeenkomst die zowel goederen als diensten betreft;

6.   „dienstenovereenkomst”: iedere andere overeenkomst dan een verkoopovereenkomst, waarbij de handelaar de consument een dienst levert of zich ertoe verbindt een dienst te leveren en de consument de prijs daarvan betaalt of zich ertoe verbindt de prijs daarvan te betalen;

7.   „overeenkomst op afstand”: iedere overeenkomst die tussen de handelaar en de consument wordt gesloten in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot op en met inbegrip van het moment waarop de overeenkomst wordt gesloten, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand;

8.   „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst”: iedere overeenkomst tussen de handelaar en de consument:

a)

die wordt gesloten in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument op een andere plaats dan de verkoopruimten van de handelaar;

b)

waarvoor aan de consument een aanbod werd gedaan onder dezelfde omstandigheden als bedoeld onder a);

c)

die gesloten wordt in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand, onmiddellijk nadat de consument persoonlijk en individueel is aangesproken op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is, in gelijktijdige fysieke aanwezigheid van de handelaar en de consument; of

d)

die gesloten wordt tijdens een excursie die door de handelaar is georganiseerd met als doel of effect de promotie en de verkoop van goederen of diensten aan de consument;

9.   „verkoopruimten”:

a)

iedere onverplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar op permanente basis zijn activiteiten uitvoert, of

b)

iedere verplaatsbare ruimte voor detailhandel waar de handelaar gewoonlijk zijn activiteiten uitvoert;

10.   „duurzame gegevensdrager”: ieder hulpmiddel dat de consument of de handelaar in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is aangepast aan het doel waarvoor de informatie is bestemd, en die een ongewijzigde weergave van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;

11.   „digitale inhoud”: gegevens die in digitale vorm geproduceerd en geleverd worden;

12.   „financiële dienst”: iedere dienst van bancaire aard of op het gebied van kredietverstrekking, verzekering, individuele pensioenen, beleggingen en betalingen;

13.   „openbare veiling”: een verkoopmethode waarbij goederen of diensten door de handelaar worden aangeboden aan consumenten, die persoonlijk aanwezig zijn of de mogelijkheid krijgen om persoonlijk aanwezig te zijn op de veiling, door middel van een transparante competitieve biedprocedure, onder leiding van een veilingmeester, en waarbij de winnende bieder verplicht is de goederen of diensten af te nemen;

14.   „commerciële garantie”: iedere verbintenis van de handelaar of een producent (de „garant”) om boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of de goederen op enigerlei wijze te vervangen, herstellen of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst;

15.   „aanvullende overeenkomst”: een overeenkomst waarbij een consument goederen of diensten verwerft in verband met een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, en deze goederen of diensten door de handelaar worden geleverd of door een derde partij op basis van een afspraak tussen die derde partij en de handelaar.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing, onder de voorwaarden en in die mate als aangegeven in de bepalingen ervan, op alle tussen een handelaar en een consument gesloten overeenkomsten. Zij is ook van toepassing op overeenkomsten voor de levering van water, gas, elektriciteit of stadsverwarming, ook door openbare leveranciers, voor zover deze producten op een contractuele basis worden geleverd.

2.   Indien een bepaling van deze richtlijn strijdig is met een bepaling van een andere handeling van de Unie, die betrekking heeft op specifieke sectoren, heeft de bepaling van die andere handeling van de Unie voorrang en is deze van toepassing op die specifieke sectoren.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op overeenkomsten:

a)

betreffende sociale dienstverlening, met inbegrip van sociale huisvesting, kinderzorg en ondersteuning van gezinnen of personen in permanente of tijdelijke nood, waaronder langdurige zorg;

b)

betreffende gezondheidszorg zoals omschreven in artikel 3, onder a), van Richtlijn 2011/24/EU, ongeacht of deze diensten al dan niet via gezondheidszorgfaciliteiten worden verleend;

c)

betreffende gokactiviteiten waarbij bij kansspelen een inzet met een waarde in geld wordt gedaan, met inbegrip van loterijen, casinospelen en weddenschappen;

d)

betreffende financiële diensten;

e)

voor het doen ontstaan, het verkrijgen of het overdragen van onroerend goed of rechten op onroerend goed;

f)

betreffende de constructie van nieuwe gebouwen, de ingrijpende verbouwing van bestaande gebouwen en de verhuur van woonruimte;

g)

die binnen het toepassingsgebied vallen van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (18);

h)

die binnen het toepassingsgebied vallen van Richtlijn 2008/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de bescherming van de consumenten met betrekking tot bepaalde aspecten van overeenkomsten betreffende gebruik in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling (19);

i)

die overeenkomstig de wetten van de lidstaten worden opgesteld door een openbaar ambtenaar die volgens de wet onafhankelijk en onpartijdig moet zijn en die door het verstrekken van uitgebreide juridische informatie dient te verzekeren dat de consument de overeenkomst alleen na zorgvuldig juridisch beraad en met kennis van de juridische reikwijdte ervan sluit;

j)

betreffende de levering van voedingsmiddelen, dranken of andere goederen die bestemd zijn voor dagelijkse huishoudelijke consumptie en die fysiek door een handelaar op basis van frequente en regelmatige rondes bij de woon- of verblijfplaats, dan wel arbeidsplaats van de consument worden afgeleverd;

k)

voor passagiersvervoerdiensten, met uitzondering van artikel 8, lid 2, en de artikelen 19 en 22;

l)

die worden gesloten door middel van verkoopautomaten of geautomatiseerde handelsruimten;

m)

die worden gesloten met telecommunicatie-exploitanten door middel van openbare betaaltelefoons met het oog op het gebruik ervan, tot doel hebben, of die worden gesloten met het oog op het gebruik van één enkele internet-, telefoon- of faxverbinding gemaakt door de consument.

4.   De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn niet toe te passen op en evenmin overeenkomstige nationale bepalingen te handhaven of in te voeren voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten waarbij de betaling door de consument ten hoogste 50 EUR bedraagt. De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving een lagere waarde vaststellen.

5.   Voor zover algemene aspecten van het verbintenissenrecht niet bij deze richtlijn worden geregeld, laat deze richtlijn de algemene bepalingen van het nationale verbintenissenrecht, zoals over de geldigheid, het ontstaan of de gevolgen van overeenkomsten, onverlet.

6.   Deze richtlijn belet handelaren niet om aan consumenten contractuele regelingen aan te bieden die verder gaan dan de door deze richtlijn geboden bescherming.

Artikel 4

Niveau van harmonisatie

De lidstaten behouden in hun nationale wetgeving geen bepalingen die afwijken van de bepalingen opgenomen in deze richtlijn, met inbegrip van meer of minder strikte bepalingen die een ander niveau van consumentenbescherming waarborgen, of voeren dergelijke bepalingen niet in, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

HOOFDSTUK II

CONSUMENTENINFORMATIE VOOR ANDERE DAN OVEREENKOMSTEN OP AFSTAND OF BUITEN VERKOOPRUIMTEN GESLOTEN OVEREENKOMSTEN

Artikel 5

Informatieverplichtingen voor andere dan overeenkomsten op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten

1.   Voordat de consument door enige andere overeenkomst dan een overeenkomt op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie, indien die informatie al niet duidelijk is uit de context:

a)

de voornaamste kenmerken van de goederen of de diensten, voor zover aangepast is aan de gebruikte drager en de goederen of diensten;

b)

de identiteit van de handelaar, zoals zijn handelsnaam, het geografische adres waar hij gevestigd is en zijn telefoonnummer;

c)

de totale prijs van de goederen of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van het goed of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, voor zover van toepassing, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn;

d)

voor zover van toepassing de wijze van betaling, levering, uitvoering, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt het goed te leveren of de dienst te verlenen, en het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling;

e)

naast een herinnering aan het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit van de goederen, het bestaan en de voorwaarden van diensten na verkoop en commerciële garanties, voor zover van toepassing;

f)

de duur van de overeenkomst, voor zover van toepassing, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;

g)

voor zover van toepassing, de functionaliteit van digitale inhoud, met inbegrip van toepasselijke technische beveiligingsvoorzieningen;

h)

voor zover van toepassing, de relevante interoperabiliteit van digitale inhoud met hardware en software waarvan de handelaar op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn.

2.   Lid 1 is ook van toepassing op overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, van stadsverwarming of van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd.

3.   De lidstaten zijn niet verplicht lid 1 toe te passen op overeenkomsten die betrekking hebben op alledaagse transacties die onmiddellijk op het ogenblik van de sluiting van de overeenkomst worden uitgevoerd.

4.   De lidstaten kunnen aanvullende verplichtingen inzake precontractuele informatie vaststellen of handhaven voor overeenkomsten waarop dit artikel van toepassing is.

HOOFDSTUK III

CONSUMENTENINFORMATIE EN HERROEPINGSRECHT VOOR OVEREENKOMSTEN OP AFSTAND EN BUITEN VERKOOPRUIMTEN GESLOTEN OVEREENKOMSTEN

Artikel 6

Informatievoorschriften voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten

1.   Voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:

a)

de voornaamste kenmerken van de goederen of de diensten, voor zover aangepast is aan de gebruikte drager en de goederen of diensten;

b)

de identiteit van de handelaar, zoals zijn handelsnaam;

c)

het geografisch adres waar de handelaar gevestigd is en het telefoonnummer, fax en e-mailadres van de handelaar, indien beschikbaar, zodat de consument snel contact met de handelaar kan opnemen en efficiënt met hem kan communiceren alsmede, indien van toepassing, het geografische adres en de identiteit van de handelaar voor wiens rekening hij optreedt;

d)

wanneer dat verschilt van het overeenkomstig punt c) verstrekte adres, het geografische adres van de bedrijfsvestiging van de handelaar (en indien van toepassing dat van de handelaar voor wiens rekening hij optreedt), waaraan de consument eventuele klachten kan richten;

e)

de totale prijs van de goederen of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van het goed of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten en eventuele andere kosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn. In het geval van een overeenkomst van onbepaalde duur of een overeenkomst die een abonnement inhoudt, omvat de totale prijs de totale kosten per factureringsperiode. Indien voor dergelijke overeenkomsten een vast tarief van toepassing is, omvat de totale prijs ook de totale maandelijkse kosten. Indien de totale kosten niet redelijkerwijze vooraf kunnen worden berekend, wordt de manier waarop de prijs moet worden berekend, meegedeeld;

f)

de kosten voor het gebruik van middelen voor communicatie op afstand voor het sluiten van de overeenkomst wanneer deze kosten op een andere grondslag dan het basistarief worden berekend;

g)

de wijze van betaling, levering, uitvoering, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt het goed te leveren of de diensten te verlenen en, voor zover van toepassing, het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling;

h)

wanneer een herroepingsrecht bestaat, de voorwaarden, de termijn en de modaliteiten voor de uitoefening van dat recht overeenkomstig artikel 11, lid 1, alsmede het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage I, deel B;

i)

voor zover van toepassing, het feit dat de consument de kosten van het terugzenden van de goederen zal moeten dragen in geval van herroeping en, voor overeenkomsten op afstand, indien de goederen door hun aard niet per gewone post kunnen worden teruggezonden, de kosten van het terugzenden van de goederen;

j)

ingeval de consument het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 8, lid 8, heeft gedaan, dat de consument gebonden is de handelaar zijn redelijke kosten te vergoeden overeenkomstig artikel 14, lid 3;

k)

indien er niet voorzien is in een herroepingsrecht overeenkomstig artikel 16, de informatie dat de consument geen herroepingsrecht heeft of, voor zover van toepassing, de omstandigheden waarin de consument zijn herroepingsrecht verliest;

l)

een herinnering aan het bestaan van de wettelijke waarborg van conformiteit van de goederen;

m)

voor zover van toepassing, het bestaan en de voorwaarden van bijstand aan de consument na verkoop, diensten na verkoop en commerciële garanties;

n)

voor zover van toepassing, het bestaan van relevante gedragscodes, zoals omschreven in artikel 2, onder f), van Richtlijn 2005/29/EG, en hoe kopieën daarvan verkrijgbaar zijn;

o)

de duur van de overeenkomst, voor zover van toepassing, of, wanneer de overeenkomst van onbepaalde duur is of automatisch verlengd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;

p)

voor zover van toepassing, de minimumduur van de verplichtingen van de consument uit hoofde van de overeenkomst;

q)

voor zover van toepassing, het bestaan en de voorwaarden van waarborgsommen of andere financiële garanties die de consument op verzoek van de handelaar moet betalen of bieden;

r)

voor zover van toepassing, de functionaliteit van digitale inhoud met inbegrip van toepasselijke technische beveiligingsvoorzieningen;

s)

voor zover van toepassing, de relevante interoperabiliteit van digitale inhoud met hardware en software waarvan de handelaar op de hoogte is of redelijkerwijs kan worden verondersteld op de hoogte te zijn;

t)

voor zover van toepassing, de mogelijkheid van toegang tot buitengerechtelijke klachten- en geschilbeslechtingsprocedures waaraan de handelaar is onderworpen, en de wijze waarop daar toegang toe is.

2.   Lid 1 is ook van toepassing op overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, van stadsverwarming en van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd.

3.   Bij een openbare veiling kan de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde informatie vervangen worden door de overeenkomstige gegevens van de veilingmeester.

4.   De in lid 1, onder h), i) en j), bedoelde informatie kan worden verstrekt door middel van de modelinstructies voor herroeping vermeld in bijlage I, deel A. De handelaar die deze instructies correct ingevuld heeft verstrekt aan de consument, heeft voldaan aan de informatievoorschriften vastgelegd in lid 1, onder h), i) en j).

5.   De in lid 1 bedoelde informatie vormt een integraal onderdeel van de overeenkomst op afstand of van de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst en wordt niet gewijzigd, tenzij de partijen bij de overeenkomst uitdrukkelijk anders overeenkomen.

6.   Indien de handelaar niet voldaan heeft aan de informatievoorschriften betreffende extra lasten en andere kosten zoals bedoeld in lid 1, onder e), of betreffende de kosten van het terugzenden van de goederen zoals bedoeld in lid 1, onder i), draagt de consument deze lasten of kosten niet.

7.   De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving taalvoorschriften handhaven of invoeren met betrekking tot de contractuele informatie, teneinde te verzekeren dat deze informatie voor de consument gemakkelijk te begrijpen is.

8.   De bij deze richtlijn vastgelegde informatievoorschriften komen bovenop de informatievoorschriften uit hoofde van Richtlijn 2006/123/EG en Richtlijn 2000/31/EG en beletten de lidstaten niet aanvullende informatievoorschriften op te leggen overeenkomstig die richtlijnen.

Onverminderd de eerste alinea heeft, indien een bepaling van Richtlijn 2006/123/EG of Richtlijn 2000/31/EG betreffende de inhoud van en de wijze waarop de informatie dient te worden verstrekt strijdig is met een bepaling van deze richtlijn, de bepaling van deze richtlijn voorrang.

9.   De bewijslast voor de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde informatievoorschriften ligt bij de handelaar.

Artikel 7

Formele vereisten voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten

1.   Bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten verstrekt de handelaar de in artikel 6, lid 1, genoemde informatie aan de consument op papier of, indien de consument hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager. Die informatie wordt verstrekt in een leesbare vorm en in een duidelijke en begrijpelijke taal.

2.   De handelaar verstrekt de consument een kopie van de ondertekende overeenkomst of de bevestiging van de overeenkomst op papier of, indien de consument hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager, met inbegrip van, voor zover van toepassing, de bevestiging van de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming en de erkenning van de consument overeenkomstig artikel 16, onder m).

3.   Indien de consument wenst dat de verrichting van diensten of de levering van water, gas of elektriciteit, die niet zijn gereed voor verkoop gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, of van stadsverwarming aanvangt tijdens de in artikel 9, lid 2, bedoelde herroepingstermijn, eist de handelaar dat de consument daar uitdrukkelijk om verzoekt op een duurzame gegevensdrager.

4.   Voor wat betreft buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten waarbij de consument uitdrukkelijk om de diensten van de handelaar heeft verzocht met het oog op het verrichten van herstellings- of onderhoudswerken waarvoor de handelaar en de consument hun contractuele verplichtingen onmiddellijk nakomen en het door de consument te betalen bedrag niet meer dan 200 EUR bedraagt:

a)

verstrekt de handelaar de consument de in artikel 6, lid 1, onder b) en c), genoemde informatie, alsmede informatie over de prijs of de manier waarop de prijs moet worden berekend, samen met een raming van de totale prijs, op papier of, indien de consument hiermee instemt, op een andere duurzame gegevensdrager. De handelaar verstrekt de in artikel 6, lid 1, onder a), h) en k), genoemde informatie maar kan ervan afzien deze op papier of op een andere duurzame gegevensdrager te verstrekken indien de consument daar uitdrukkelijk mee instemt;

b)

bevat de bevestiging van de overeenkomst die overeenkomstig lid 2 van dit artikel wordt verstrekt, de in artikel 6, lid 1, bepaalde informatie.

De lidstaten kunnen besluiten dit lid niet toe te passen.

5.   De lidstaten leggen voor de nakoming van de bij deze richtlijn vastgestelde informatieverplichtingen geen verdere formele voorschriften inzake precontractuele informatie op.

Artikel 8

Formele vereisten voor overeenkomsten op afstand

1.   Bij overeenkomsten op afstand verstrekt de handelaar de in artikel 6, lid 1, genoemde informatie aan de consument of stelt deze beschikbaar, op een wijze die passend is voor de gebruikte middelen voor communicatie op afstand in een duidelijke en begrijpelijke taal. Voor zover deze informatie op een duurzame gegevensdrager wordt verstrekt, is zij in leesbare vorm.

2.   Indien een overeenkomst op afstand die op elektronische wijze wordt gesloten een betalingsverplichting voor de consument inhoudt, wijst de handelaar de consument op duidelijke en in het oog springende manier en onmiddellijk voordat de consument zijn bestelling plaatst, op de in artikel 6, lid 1, onder a), e), o) en p), genoemde informatie.

De handelaar ziet erop toe dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling, uitdrukkelijk erkent dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien het plaatsen van een bestelling inhoudt dat een knop of een soortgelijke functie moet worden aangeklikt, wordt de knop of soortgelijke functie op een goed leesbare wijze aangemerkt met alleen de woorden „bestelling met betalingsverplichting” of een overeenkomstige ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen. Indien aan de bepalingen van deze alinea niet is voldaan is de consument niet door de overeenkomst of de bestelling gebonden.

3.   Op websites waarop handel wordt gedreven wordt uiterlijk aan het begin van het bestelproces duidelijk en leesbaar aangegeven of er beperkingen gelden voor de levering en welke betaalmiddelen worden aanvaard.

4.   Wanneer de overeenkomst gesloten wordt met behulp van een middel voor communicatie op afstand dat beperkte ruimte of tijd biedt voor het tonen van de informatie, verstrekt de handelaar, via dat specifiek middel voordat de overeenkomst gesloten wordt, ten minste de precontractuele informatie betreffende de voornaamste kenmerken van de goederen of diensten, de identiteit van de handelaar, de totale prijs, het herroepingsrecht, de duur van de overeenkomst en, in geval van overeenkomsten voor onbepaalde tijd, de voorwaarden om de overeenkomst op te zeggen, zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), b), e), h) en o). De overige in artikel 6, lid 1, bedoelde informatie wordt door de handelaar op passende wijze aan de consument verstrekt, overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

5.   Onverminderd lid 4 maakt de handelaar, indien hij de consument opbelt met het oogmerk een overeenkomst op afstand te sluiten, aan het begin van het gesprek met de consument, zijn identiteit en, voor zover van toepassing, de identiteit van de persoon namens wie hij opbelt, alsmede het commerciële doel van de oproep kenbaar.

6.   Indien een overeenkomst op afstand per telefoon wordt gesloten, kunnen de lidstaten bepalen dat de handelaar het aanbod moet bevestigen aan de consument, die alleen gebonden is nadat hij het aanbod heeft getekend of zijn schriftelijke instemming heeft gestuurd. De lidstaten kunnen tevens bepalen dat dergelijke bevestigingen moeten worden gedaan op een duurzame gegevensdrager.

7.   De handelaar verstrekt de consument op een duurzame gegevensdrager de bevestiging van de gesloten overeenkomst binnen een redelijke periode na sluiting van de overeenkomst op afstand en uiterlijk bij de levering van de goederen of voordat de verrichting van de dienst begint. Deze bevestiging omvat:

a)

alle in artikel 6, lid 1, bedoelde informatie, tenzij de handelaar die informatie al vóór de sluiting van de overeenkomst op afstand op een duurzame gegevensdrager aan de consument heeft verstrekt, en

b)

voor zover van toepassing, de bevestiging van de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming en de erkenning van de consument overeenkomstig artikel 16, onder m).

8.   Indien de consument wenst dat de verrichting van diensten of de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed voor verkoop zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, of van stadsverwarming aanvangt tijdens de in artikel 9, lid 2, bepaalde herroepingstermijn, eist de handelaar dat de consument daar uitdrukkelijk om verzoekt.

9.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de bepalingen betreffende het sluiten van overeenkomsten en het plaatsen van orders langs elektronische weg vermeld in de artikelen 9 en 11 van Richtlijn 2000/31/EG.

10.   De lidstaten leggen voor de nakoming van de bij deze richtlijn vastgestelde informatieverplichtingen geen verdere formele voorschriften inzake precontractuele informatie op.

Artikel 9

Herroepingsrecht

1.   Behoudens wanneer de in artikel 16 bepaalde uitzonderingen van toepassing zijn, beschikt de consument over een termijn van 14 dagen om de overeenkomst op afstand of de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst zonder opgave van redenen te herroepen, en zonder andere kosten te moeten dragen dan die welke in artikel 13, lid 2, en artikel 14 zijn vastgesteld.

2.   Onverminderd artikel 10 verstrijkt de in lid 1 van dit artikel bedoelde herroepingstermijn 14 dagen na:

a)

voor dienstenovereenkomsten, de dag waarop de overeenkomst wordt gesloten;

b)

voor verkoopovereenkomsten, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen fysiek in bezit neemt of:

i)

indien de consument in dezelfde bestelling meerdere goederen heeft besteld die afzonderlijk worden geleverd, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, het laatste goed fysiek in bezit neemt;

ii)

indien de levering van een goed bestaat uit verschillende zendingen of onderdelen, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de laatste zending of het laatste onderdeel fysiek in bezit neemt;

iii)

voor overeenkomsten betreffende regelmatige levering van goederen gedurende een bepaalde periode, de dag waarop de consument of een door de consument aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, het eerste goed fysiek in bezit neemt;

c)

in geval van overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit, die niet gereed voor verkoop zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, van stadsverwarming of van digitale inhoud, anders dan op een materiële drager, de dag van de sluiting van de overeenkomst.

3.   De lidstaten verbieden de partijen bij de overeenkomst niet hun contractuele verplichtingen na te komen gedurende de herroepingstermijn. Voor buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten kunnen de lidstaten evenwel bestaande nationale wetgeving waarbij het de handelaar wordt verboden om de betaling door de consument te innen gedurende een bepaalde periode na de sluiting van de overeenkomst, handhaven.

Artikel 10

Weglating van informatie over het herroepingsrecht

1.   Indien de handelaar de consument niet de ingevolge artikel 6, lid 1, onder h), verplichte informatie over het herroepingsrecht heeft verstrekt, loopt de herroepingstermijn af twaalf maanden na het einde van de oorspronkelijke, overeenkomstig artikel 9, lid 2, vastgestelde herroepingstermijn.

2.   Indien de handelaar de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie aan de consument heeft verstrekt binnen twaalf maanden na de in artikel 9, lid 2, bedoelde dag, verstrijkt de herroepingstermijn 14 dagen na de dag waarop de consument die informatie heeft ontvangen.

Artikel 11

Uitoefening van het herroepingsrecht

1.   Voor het verstrijken van de herroepingstermijn stelt de consument de handelaar op de hoogte van zijn beslissing de overeenkomst te herroepen. Daartoe kan de consument:

a)

gebruikmaken van het modelformulier voor herroeping zoals opgenomen in bijlage I, deel B, of

b)

een andere ondubbelzinnige verklaring afgeven waarin hij verklaart de overeenkomst te herroepen.

De lidstaten leggen geen andere formele vereisten op met betrekking tot het modelformulier voor herroeping dan deze die zijn opgenomen in bijlage I, deel B.

2.   De consument heeft zijn herroepingsrecht binnen de in artikel 9, lid 2, en artikel 10 bedoelde herroepingstermijn indien de consument de mededeling betreffende de uitoefening van het herroepingsrecht verzendt voordat deze termijn is verstreken.

3.   De handelaar kan, naast de in lid 1 bedoelde mogelijkheden, de consument de mogelijkheid bieden het modelformulier voor herroeping opgenomen in bijlage I, deel B, of een andere ondubbelzinnige verklaring op de website van de handelaar elektronisch in te vullen en toe te zenden. In deze gevallen deelt de handelaar de consument onverwijld op een duurzame gegevensdrager de bevestiging van de ontvangst van zulke herroeping mee.

4.   De bewijslast ten aanzien van de uitoefening van het herroepingsrecht overeenkomstig dit artikel ligt bij de consument.

Artikel 12

Gevolgen van herroeping

De uitoefening van het herroepingsrecht beëindigt de verplichting voor de partijen om:

a)

de overeenkomst op afstand of de buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst uit te voeren, of

b)

een overeenkomst op afstand of buiten verkoopruimten te sluiten, in het geval de consument een aanbod heeft gedaan.

Artikel 13

Verplichtingen van de handelaar bij herroeping

1.   De handelaar vergoedt alle van de consument ontvangen betalingen, inclusief, voor zover van toepassing, de leveringskosten, onverwijld en in elk geval uiterlijk 14 dagen na de dag waarop hij wordt geïnformeerd van de beslissing van de consument om de overeenkomst overeenkomstig artikel 11 te herroepen.

De handelaar verricht de terugbetaling als bedoeld in de eerste alinea onder gebruikmaking van hetzelfde betaalmiddel als hetgeen door de consument tijdens de oorspronkelijke transactie werd gebruikt, tenzij de consument uitdrukkelijk met een ander betaalmiddel heeft ingestemd en met dien verstande dat de consument als gevolg van zulke terugbetaling geen kosten mag hebben.

2.   Onverminderd lid 1 wordt van de handelaar niet verlangd de bijkomende kosten terug te betalen, als de consument uitdrukkelijk voor een andere wijze van levering dan de door de handelaar aangeboden goedkoopste standaardlevering heeft gekozen.

3.   Behoudens wanneer de handelaar heeft aangeboden de goederen zelf af te halen, mag de handelaar, voor wat betreft verkoopovereenkomsten, wachten met de terugbetaling totdat hij alle goederen heeft teruggekregen, of totdat de consument heeft aangetoond dat hij de goederen heeft teruggezonden, naar gelang welk tijdstip eerst valt.

Artikel 14

Verplichtingen van de consument bij herroeping

1.   Onverwijld en in elk geval binnen 14 dagen na de dag waarop hij zijn beslissing om de overeenkomst te herroepen overeenkomstig artikel 11 aan de handelaar heeft medegedeeld, zendt de consument de goederen terug of overhandigt die aan de handelaar of aan een persoon die door de handelaar gemachtigd is om de goederen in ontvangst te nemen„ tenzij de handelaar aangeboden heeft de goederen zelf af te halen. De termijn is in acht genomen wanneer de consument de goederen terugstuurt voordat de termijn van 14 dagen is verstreken.

De consument draagt alleen de directe kosten van het terugzenden van de goederen, tenzij de handelaar ermee instemt deze kosten te dragen of de handelaar heeft nagelaten de consument mee te delen dat deze laatste de kosten moet dragen.

Wat buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten betreft, haalt de handelaar, indien de goederen bij de consument thuis zijn geleverd bij het sluiten van de overeenkomst, deze op eigen kosten af indien de goederen door hun aard niet per gewone post kunnen worden teruggezonden.

2.   De consument is alleen aansprakelijk voor de waardevermindering van de goederen die het gevolg is van het behandelen van de goederen dat verder gaat dan nodig was om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen vast te stellen. De consument is in geen geval aansprakelijk voor waardevermindering van de goederen wanneer de handelaar heeft nagelaten om overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder h), informatie over het herroepingsrecht te verstrekken.

3.   Indien een consument het herroepingsrecht uitoefent nadat hij een verzoek overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 8, lid 8, heeft gedaan, betaalt de consument de handelaar een bedrag dat evenredig is aan hetgeen reeds is geleverd op het moment dat de consument de handelaar ervan in kennis heeft gesteld dat hij zijn herroepingsrecht uitoefent, vergeleken met de volledige uitvoering van de overeenkomst. Het evenredige bedrag dat de consument aan de handelaar moet betalen wordt berekend op grondslag van de totale prijs zoals vastgelegd in de overeenkomst. Als de totale prijs excessief is, wordt het evenredige bedrag berekend op grondslag van de marktwaarde van het geleverde.

4.   De consument draagt geen kosten voor:

a)

de uitvoering van diensten, of de levering van water, gas of elektriciteit, wanneer deze niet in beperkte volumes of in een bepaalde hoeveelheid gereed voor verkoop zijn gemaakt, of van stadsverwarming, die geheel of ten dele tijdens de herroepingstermijn zijn verleend, indien

i)

de handelaar heeft nagelaten de informatie overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder h) of j), te verstrekken, of

ii)

de consument er niet uitdrukkelijk om heeft verzocht met de uitvoering van de dienst te beginnen tijdens de herroepingstermijn overeenkomstig artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 8, of

b)

de volledige of gedeeltelijke levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, indien

i)

de consument er van te voren niet uitdrukkelijk mee heeft ingestemd dat de uitvoering kan beginnen vóór het einde van de in artikel 9 bedoelde periode van 14 dagen;

ii)

de consument niet heeft erkend zijn recht op herroeping te verliezen bij het verlenen van zijn toestemming, of

iii)

de handelaar heeft nagelaten bevestiging te verstrekken overeenkomstig artikel 7, lid 2 of artikel 8, lid 7.

5.   Tenzij anders bepaald in artikel 13, lid 2, en in onderhavig artikel, kan de consument in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld ingevolge de uitoefening van zijn herroepingsrecht.

Artikel 15

Gevolgen van de uitoefening van het herroepingsrecht op aanvullende overeenkomsten

1.   Onverminderd artikel 15 van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten (20) worden, wanneer de consument gebruik maakt van zijn herroepingsrecht voor een overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 14 van deze richtlijn op afstand of buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, alle eventuele aanvullende overeenkomsten automatisch eveneens beëindigd, zonder kosten voor de consument, behoudens de kosten die in artikel 13, lid 2, of artikel 14 van deze richtlijn zijn voorzien.

2.   De lidstaten stellen gedetailleerde regels vast voor de beëindiging van dergelijke overeenkomsten.

Artikel 16

Uitzonderingen op het herroepingsrecht

De lidstaten voorzien niet in het in de artikelen 9 tot en met 15 bedoelde herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten betreffende:

a)

dienstenovereenkomsten na volledige uitvoering van de dienst als de uitvoering is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande instemming van de consument, en mits de consument heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht verliest zodra de handelaar de overeenkomst volledig heeft uitgevoerd;

b)

de levering of verstrekking van goederen of diensten waarvan de prijs gebonden is aan schommelingen op de financiële markt waarop de handelaar geen invloed heeft en die zich binnen de herroepingstermijn kunnen voordoen;

c)

de levering van volgens specificaties van de consument vervaardigde goederen, of die duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn;

d)

de levering van goederen die snel bederven of met een beperkte houdbaarheid;

e)

de levering van verzegelde goederen die niet geschikt zijn om te worden teruggezonden om redenen van gezondheidsbescherming of hygiëne en waarvan de verzegeling na de levering is verbroken;

f)

de levering van goederen die na levering door hun aard onherroepelijk vermengd zijn met andere producten;

g)

De levering van alcoholische dranken waarvan de prijs is overeengekomen bij de sluiting van de verkoopovereenkomst, maar waarvan de levering slechts kan plaatsvinden na 30 dagen, en waarvan de werkelijke waarde afhankelijk is van schommelingen van de markt waarop de handelaar geen invloed heeft;

h)

overeenkomsten waarbij de consument de handelaar specifiek verzocht heeft hem te bezoeken om daar dringende herstellingen of onderhoud te verrichten; wanneer echter de handelaar bij een dergelijk bezoek aanvullende diensten verleent waar de consument niet expliciet om heeft gevraagd, of andere goederen levert dan vervangstukken die noodzakelijk gebruikt worden om het onderhoud of de herstellingen uit te voeren, is het herroepingsrecht op die aanvullende diensten of goederen van toepassing;

i)

de levering van verzegelde audio- en verzegelde video-opnamen en verzegelde computerprogrammatuur waarvan de verzegeling na levering is verbroken;

j)

de levering van kranten, tijdschriften of magazines, met uitzondering van overeenkomsten voor een abonnement op dergelijke publicaties;

k)

overeenkomsten die zijn gesloten tijdens een openbare veiling;

l)

de terbeschikkingstelling van accomodatie anders dan voor woondoeleinden, goederenvervoer, autoverhuurdiensten, catering en diensten met betrekking tot vrijetijdsbesteding, indien in de overeenkomsten een bepaalde datum of periode van uitvoering is voorzien;

m)

de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd, als de uitvoering is begonnen met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de consument en mits de consument heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht daarmee verliest.

HOOFDSTUK IV

ANDERE CONSUMENTENRECHTEN

Artikel 17

Toepassingsgebied

1.   De artikelen 18 en 20 zijn van toepassing op verkoopovereenkomsten. Deze artikelen zijn niet van toepassing op overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit, voor zover deze niet gereed voor verkoop zijn gemaakt in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid, of stadsverwarming, of de levering van digitale inhoud, die niet op een materiële drager is geleverd.

2.   De artikelen 19, 21 en 22 zijn van toepassing op verkoop- en dienstenovereenkomsten en op overeenkomsten voor de levering van water, gas, elektriciteit, stadsverwarming of digitale inhoud.

Artikel 18

Levering

1.   Tenzij de partijen een ander tijdstip voor de levering zijn overeengekomen, levert de handelaar de goederen door het fysieke bezit van of de controle over de goederen onverwijld, doch in ieder geval niet later dan 30 dagen na de sluiting van de overeenkomst, over te dragen aan de consument.

2.   Indien de handelaar niet voldaan heeft aan zijn verplichting de goederen op het met de consument overeengekomen tijdstip of binnen de in lid 1 bepaalde termijnen, te leveren, verzoekt de consument hem de levering te verrichten binnen een aanvullende termijn die gezien de omstandigheden passend is. Indien de handelaar de goederen niet binnen de aanvullende termijn levert, heeft de consument het recht de overeenkomst te beëindigen.

De eerste alinea is niet van toepassing op verkoopovereenkomsten waarbij de handelaar heeft geweigerd de goederen te leveren, of waarbij levering binnen de overeengekomen levertermijn essentieel is, alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst in aanmerking genomen, dan wel waarbij de consument de handelaar vóór de sluiting van de overeenkomst ervan in kennis stelt dat levering uiterlijk op of op een bepaalde datum essentieel is. In deze gevallen, als de handelaar de goederen niet op het met de consument overeengekomen tijdstip of binnen de in lid 1 bepaalde termijnen levert, heeft de consument het recht de overeenkomst onverwijld te beëindigen.

3.   Bij beëindiging van de overeenkomst vergoedt de handelaar onverwijld alle uit hoofde van de overeenkomst betaalde bedragen.

4.   Naast de beëindiging van de overeenkomst overeenkomstig lid 2, staan de consument andere rechtsmiddelen open krachtens het nationale recht.

Artikel 19

Vergoedingen voor het gebruik van betaalmiddelen

De lidstaten verbieden handelaars om consumenten voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel vergoedingen aan te rekenen die de kosten voor de handelaar als gevolg van het gebruik van dit middel overschrijden.

Artikel 20

Risico-overgang

Voor overeenkomsten waarbij de handelaar de goederen opstuurt naar de consument, gaat het risico van verlies of beschadiging van de goederen over op de consument zodra hij of een door hem aangewezen derde partij, die niet de vervoerder is, de goederen fysiek in bezit heeft gekregen. Het risico gaat echter over op de consument bij levering aan de vervoerder, als deze van de consument de opdracht heeft gekregen de goederen te vervoeren en deze keuze niet door de handelaar was geboden, onverminderd de rechten van de consument ten aanzien van de vervoerder.

Artikel 21

Communicatie per telefoon

De lidstaten zien erop toe dat handelaren die een telefoonnummer openstellen voor consumenten zodat deze per telefoon met de handelaren contact kunnen opnemen over de door hen gesloten overeenkomsten, de consumenten voor dergelijke telefonische contacten niet meer in rekening brengen dan het basistarief.

De eerste alinea laat de rechten van aanbieders van telecommunicatiediensten om voor die telefoongesprekken kosten in rekening te brengen onverlet.

Artikel 22

Extra betalingen

Voordat de consument gebonden is door de overeenkomst of het aanbod, vraagt de handelaar de uitdrukkelijke toestemming van de consument voor elke extra betaling boven de vergoeding die is overeengekomen voor de contractuele hoofdverbintenis van de handelaar. Wanneer de handelaar niet de uitdrukkelijke toestemming van de consument heeft verkregen, maar deze toestemming heeft afgeleid door het gebruik van standaardopties die de consument moet afwijzen om extra betaling te vermijden, heeft de consument recht op terugbetaling van deze betaalde bedragen.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 23

Handhaving

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat passende en doeltreffende middelen beschikbaar zijn om de naleving van de bepalingen van deze richtlijn te doen naleven.

2.   De in lid 1 bedoelde middelen omvatten bepalingen volgens welke een of meer van onderstaande, naar nationaal recht bepaalde instanties, zich overeenkomstig het nationale recht tot de bevoegde rechterlijke of administratieve instanties kunnen wenden om de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn te doen toepassen:

a)

overheidsinstanties of de vertegenwoordigers ervan;

b)

consumentenorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij de bescherming van de consument;

c)

beroepsorganisaties die een rechtmatig belang hebben bij een optreden in rechte.

Artikel 24

Sancties

1.   De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 13 december 2013 van deze bepalingen in kennis en delen haar onmiddellijk alle latere wijzigingen van die bepalingen mee.

Artikel 25

Dwingend karakter van de richtlijn

Wanneer het recht dat op de overeenkomst van toepassing is het recht van een lidstaat is, kunnen consumenten geen afstand doen van de rechten die zij genieten uit hoofde van de nationale maatregelen die deze richtlijn omzetten.

Bedingen die direct of indirect voorzien in afstand of beperking van de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten zijn niet bindend voor de consument.

Artikel 26

Informatieverstrekking

De lidstaten nemen passende maatregelen om de consumenten en handelaren op de hoogte te brengen van de nationale bepalingen die ingevolge de omzetting van deze richtlijn zijn vastgesteld en moedigen, waar passend, handelaren en houders van een gedragscode zoals gedefinieerd in artikel 2, onder g), van Richtlijn 2005/29/EG aan om de consumenten over hun rechten in te lichten.

Artikel 27

Niet-gevraagde leveringen

Consumenten zijn vrijgesteld van enige betalingsverplichting in gevallen van ongevraagde levering van goederen, water, gas, elektriciteit, stadsverwarming of digitale inhoud, dan wel ongevraagde verstrekking van diensten, zoals verboden door artikel 5, lid 5, en punt 29 van bijlage I van Richtlijn 2005/29/EG. In deze gevallen betekent het uitblijven van een reactie van de consument op de ongevraagde levering of verstrekking niet dat hij met deze instemt.

Artikel 28

Omzetting

1.   Uiterlijk op 13 december 2013 stellen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van deze maatregelen onverwijld mede in de vorm van bescheiden. De Commissie maakt van deze bescheiden gebruik bij het opstellen van het verslag als bedoeld in artikel 30.

Zij passen die maatregelen toe met ingang van 13 juni 2014.

Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in die maatregelen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op overeenkomsten gesloten na 13 juni 2014.

Artikel 29

Rapportageverplichtingen

1.   Indien een lidstaat gebruik maakt van één van de in artikel 3, lid 4, artikel 6, leden 7 en 8, artikel 7, lid 4, artikel 8, lid 6, en artikel 9, lid 3, vermelde regelgevingsopties, stelt hij de Commissie daarvan uiterlijk 13 december 2013 in kennis, alsook van eventuele latere wijzigingen.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde informatie gemakkelijk toegankelijk is voor de consumenten en handelaren, onder meer op een speciaal daarvoor gecreëerde website.

3.   De Commissie doet de in lid 1 bedoelde informatie toekomen aan de andere lidstaten en het Europees Parlement. De Commissie raadpleegt belanghebbenden over deze informatie.

Artikel 30

Verslaglegging door de Commissie en toetsing

De Commissie dient uiterlijk 13 december 2016 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de richtlijn. Dit verslag omvat met name een evaluatie van de bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op digitale inhoud, inclusief het herroepingsrecht. Zo nodig worden aan dit verslag wetgevingsvoorstellen toegevoegd om deze richtlijn aan de ontwikkelingen op het gebied van consumentenrechten aan te passen.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 31

Intrekkingsbepalingen

De Richtlijnen 85/577/EEG en 97/7/EG zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten (21) en door Richtlijnen 2005/29/EG en 2007/64/EG, worden met ingang van 13 juni 2014 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel vastgelegd in bijlage II.

Artikel 32

Wijziging van Richtlijn 93/13/EEG

In Richtlijn 93/13/EEG wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 8 bis

1.   Indien een lidstaat bepalingen vaststelt overeenkomstig artikel 8, stelt deze de Commissie hiervan op de hoogte, alsmede van eventuele daarna doorgevoerde wijzigingen, met name wanneer deze bepalingen:

de beoordeling van het oneerlijke karakter uitbreiden tot bedingen waarover op individuele basis is onderhandeld of tot de toereikendheid van de prijs of de vergoeding, of

lijsten met bedingen die als oneerlijk worden beschouwd bevatten.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde informatie gemakkelijk toegankelijk is voor de consumenten en handelaren, onder meer op een speciaal daarvoor gecreëerde website.

3.   De Commissie doet de in lid 1 bedoelde informatie toekomen aan de andere lidstaten en het Europees Parlement. De Commissie raadpleegt belanghebbenden over deze informatie.”.

Artikel 33

Wijziging van Richtlijn 1999/44/EG

In Richtlijn 1999/44/EG wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 8 bis

Verslagleggingsverplichtingen

1.   Wanneer een lidstaat overeenkomstig artikel 8, lid 2, strengere bepalingen inzake consumentenbescherming vaststelt dan die waarin artikel 5, leden 1 tot en met 3, en artikel 7, lid 1, voorzien, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, alsmede van eventuele latere wijzigingen.

2.   De Commissie ziet erop toe dat de in lid 1 bedoelde informatie gemakkelijk toegankelijk is voor de consumenten en handelaren, onder meer op een speciaal daarvoor gecreeerde website.

3.   De Commissie doet de in lid 1 bedoelde informatie toekomen aan de andere lidstaten en het Europees Parlement. De Commissie raadpleegt belanghebbenden over deze informatie.”.

Artikel 34

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 35

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB C 317 van 23.12.2009, blz. 54.

(2)  PB C 200 van 25.8.2009, blz. 76.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 oktober 2011.

(4)  PB L 372 van 31.12.1985, blz. 31.

(5)  PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(6)  PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6.

(7)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(8)  PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

(9)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45.

(10)  PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22.

(11)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(12)  PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1.

(13)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.

(14)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(15)  PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(16)  PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12.

(17)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(18)  PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

(19)  PB L 33 van 3.2.2009, blz. 10.

(20)  PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66.

(21)  PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16.


BIJLAGE I

Informatie betreffende de uitoefening van het herroepingsrecht

A.   Modelinstructies voor herroeping

Herroepingsrecht

U heeft het recht om binnen een termijn van 14 dagen zonder opgave van redenen de overeenkomst te herroepen.

De herroepingstermijn verstrijkt 14 dagen na de dag
1
.Om het herroepingsrecht uit te oefenen, moet u ons
2
via een ondubbelzinnige verklaring (bv. schriftelijk per post, fax of e-mail) op de hoogte stellen van uw beslissing de overeenkomst te herroepen. U kunt hiervoor gebruikmaken van het bijgevoegde modelformulier voor herroeping, maar bent hiertoe niet verplicht
3.

Om de herroepingstermijn na te leven volstaat het om uw mededeling betreffende uw uitoefening van het herroepingsrecht te verzenden voordat de herroepingstermijn is verstreken.

Gevolgen van de herroeping

Als u de overeenkomst herroept, ontvangt u alle betalingen die u tot op dat moment heeft gedaan, inclusief leveringskosten (met uitzondering van eventuele extra kosten ten gevolge van uw keuze voor een andere wijze van levering dan de door ons geboden goedkoopste standaard levering) onverwijld en in ieder geval niet later dan 14 dagen nadat wij op de hoogte zijn gesteld van uw beslissing de overeenkomst te herroepen, van ons terug. Wij betalen u terug met hetzelfde betaalmiddel als waarmee u de oorspronkelijke transactie heeft verricht, tenzij u uitdrukkelijk anderszins heeft ingestemd; in ieder geval zullen u voor zulke terugbetaling geen kosten in rekening worden gebracht
4.
5
6

Instructies voor het invullen van het formulier

1.

Voeg hier één van de volgende tussen aanhalingstekens vermelde tekst in:

a)

in geval van dienstenovereenkomsten of overeenkomsten voor de levering van water, gas of elektriciteit, voor zover deze niet in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid gereed voor verkoop zijn gemaakt, van stadsverwarming of van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd: „van de sluiting van de overeenkomst”;

b)

voor verkoopovereenkomsten: „waarop u of een door u aangewezen derde, die niet de vervoerder is, het goed fysiek in bezit krijgt.”;

c)

voor overeenkomsten waarbij de consument in dezelfde bestelling meerdere goederen heeft besteld die afzonderlijk worden geleverd: „waarop u of een door u aangewezen derde, die niet de vervoerder is, het laatste goed fysiek in bezit krijgt.”;

d)

voor overeenkomsten betreffende de levering van een goed bestaat uit verschillende zendingen of onderdelen: „waarop u of een door u aangewezen derde, die niet de vervoerder is, de laatste zending of het laatste onderdeel fysiek in bezit krijgt.”;

e)

voor overeenkomsten betreffende regelmatige levering van goederen gedurende een bepaalde periode: „waarop u of een door u aangewezen derde, die niet de vervoerder is, het eerste goed fysiek in bezit krijgt.”.

2.

Vul hier uw naam, woonadres en, indien mogelijk, uw telefoonnummer, fax en e-mailadres in.

3.

Indien u de consument de mogelijkheid biedt informatie over de herroeping van de overeenkomst elektronisch via uw website in te vullen en toe te zenden, dient u onderstaande tekst in te voegen: „U kunt het modelformulier voor herroeping of een andere duidelijk geformuleerde verklaring ook elektronisch invullen en opsturen via onze website [webadres invullen]. Als u van deze mogelijkheid gebruik maakt zullen wij u onverwijld op een duurzame gegevensdrager (bijvoorbeeld per e-mail) een ontvangstbevestiging van uw herroeping sturen.”.

4.

Voor verkoopovereenkomsten waarbij u niet heeft aangeboden in geval van herroeping de goederen zelf af te halen, dient u onderstaande tekst in te voegen: „Wij mogen wachten met terugbetaling tot wij de goederen hebben teruggekregen, of u heeft aangetoond dat u de goederen heeft teruggezonden, al naar gelang welk tijdstip eerst valt.”.

5.

Indien de consument goederen heeft ontvangen in verband met de overeenkomst,:

a)

voeg in:

„Wij zullen de goederen afhalen.”, of

„U dient de goederen onverwijld, doch in ieder geval niet later dan 14 dagen na de dag waarop u het besluit de overeenkomst te herroepen aan ons heeft medegedeeld, aan ons of aan … [naam en, indien van toepassing, het adres van de persoon die door u gemachtigd is om de goederen in ontvangst te nemen] terug te zenden of te overhandigen. U bent op tijd als u de goederen terugstuurt voordat de termijn van 14 dagen is verstreken.”;

b)

voeg in:

„Wij zullen de kosten van het terugzenden van de goederen voor onze rekening nemen.”;

„De directe kosten van het terugzenden van de goederen komen voor uw rekening.”;

Als u in het geval van een overeenkomst op afstand niet aanbiedt de kosten van het terugzenden van de goederen voor uw rekening te nemen, en de goederen door hun aard niet op normale wijze via de post teruggezonden kunnen worden: „De directe kosten van het terugzenden van de goederen, … EUR [vul het bedrag in] komen voor uw rekening.”; of indien de kosten van het terugzenden van de goederen redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend: „De directe kosten van het terugzenden van de goederen komen voor uw rekening. De kosten worden geraamd op een maximum van ongeveer … EUR [vul het bedrag in].”, of

Indien bij een buiten de verkoopruimten gesloten overeenkomst de goederen door hun aard niet op normale wijze via de post teruggezonden kunnen worden en ten tijde van de sluiting van de overeenkomst aan het huisadres van de consument zijn bezorgd: „Wij zullen de goederen op onze kosten bij u afhalen.”, en

c)

voeg in: „U bent alleen aansprakelijk voor de waardevermindering van de goederen die het gevolg is van het gebruik van de goederen, dat verder gaat dan nodig is om de aard, de kenmerken en het werking van de goederen vast te stellen.”.

6.

In geval van een overeenkomst voor de verrichting van diensten of de levering van water, gas of elektriciteit, voor zover deze niet in beperkte volumes of in een welbepaalde hoeveelheid gereed voor verkoop zijn gemaakt, of van stadsverwarming, dient het volgende te worden ingevoegd: „Als u heeft verzocht om de verrichting van diensten of de levering van water/gas/elektriciteit/stadsverwarming [doorhalen wat niet van toepassing is] te laten beginnen tijdens de herroepingstermijn, betaalt u een bedrag dat evenredig is aan hetgeen op het moment dat u ons ervan in kennis heeft gesteld dat u de overeenkomst herroept reeds geleverd is, vergeleken met de volledige uitvoering van de overeenkomst.”.

B.   Modelformulier voor herroeping

(dit formulier alleen invullen en terugzenden als u de overeenkomst wilt herroepen)

Aan [hier dient de handelaar zijn naam, adres en, indien van toepassing, zijn fax en e-mailadres in te vullen]:

Ik/Wij (*1) deel/delen (*1) u hierbij mede dat ik/wij (*1) onze overeenkomst betreffende de verkoop van de volgende goederen/levering van de volgende dienst (*1) herroep/herroepen (*1)

Besteld op (*1)/Ontvangen op (*1)

Naam/Namen consument(en)

Adres consument(en)

Handtekening van consument(en) (alleen wanneer dit formulier op papier wordt ingediend)

Datum


(*1)  Doorhalen wat niet van toepassing is.


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 85/577/EEG

Richtlijn 97/7/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

 

Artikel 3 juncto artikel 2, punten 8 en 9, en artikel 16, punt h)

 

Artikel 1

Artikel 1 juncto artikel 2, punt 7

Artikel 2

 

Artikel 2, punten 1 en 2

 

Artikel 2, punt 1

Artikel 2, punt 7

 

Artikel 2, punt 2

Artikel 2, punt 1

 

Artikel 2, punt 3

Artikel 2, punt 2

 

Artikel 2, punt 4, eerste zin

Artikel 2, punt 7

 

Artikel 2, punt 4, tweede zin

 

Artikel 2, punt 5

Artikel 3, lid 1

 

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 2, onder a)

 

Artikel 3, lid 3, onder e) en f

Artikel 3, lid 2, onder b)

 

Artikel 3, lid 3, onder j

Artikel 3, lid 2, onder c)

 

Artikel 3, lid 2, onder d)

 

Artikel 3, lid 3, onder d)

Artikel 3, lid 2, onder e)

 

Artikel 3, lid 3, onder d)

Artikel 3, lid 3

 

 

Artikel 3, lid 1, eerste streepje

Artikel 3, lid 3, onder d)

 

Artikel 3, lid 1, tweede streepje

Artikel 3, lid 3, onder l)

 

Artikel 3, lid 1, derde streepje

Artikel 3, lid 3, onder m)

 

Artikel 3, lid 1, vierde streepje

Artikel 3, lid 3, onder e) en f)

 

Artikel 3, lid 1, vijfde streepje

Artikel 6, lid 3, en artikel 16, onder k), gelezen juncto artikel 2, punt 13

 

Artikel 3, lid 2, eerste streepje

Artikel 3, lid 3, onder j)

 

Artikel 3, lid 2, tweede streepje)

Artikel 3, lid 3, onder f) (voor verhuur van logies voor woondoeleinden), onder g) (voor pakketreizen), onder h) (voor timeshare), onder k) (voor passagiersvervoer met enkele uitzonderingen) en artikel 16, punt l (afwijking van het herroepingsrecht)

Artikel 4, eerste zin

 

Artikel 6, lid 1, onder b), c) en h), en artikel 7, leden 1 en 2

Artikel 4, tweede zin

 

Artikel 6, lid 1, onder a), en artikel 7, lid 1

Artikel 4, derde zin

 

Artikel 6, lid 1

Artikel 4, vierde zin

 

Artikel 10

 

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 6, lid 1, onder b) en c)

 

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 6, lid 1, onder a)

 

Artikel 4, lid 1, onder c)

Artikel 6, lid 1, onder e)

 

Artikel 4, lid 1, onder d)

Artikel 6, lid 1, onder e)

 

Artikel 4, lid 1, onder e)

Artikel 6, lid 1, onder g)

 

Artikel 4, lid 1, onder f)

Artikel 6, lid 1, onder h)

 

Artikel 4, lid 1, onder g)

Artikel 6, lid 1, onder f)

 

Artikel 4, lid 1, onder h)

 

Artikel 4, lid 1, onder i)

Artikel 6, lid 1, onder o) en p)

 

Artikel 4, lid 2

Artikel 6, lid 1, juncto artikel 8, leden 1, 2 en 4

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 8, lid 5

 

Artikel 5, lid 1

Artikel 8, lid 7

 

Artikel 5, lid 2

Artikel 3, lid 3, onder m)

 

Artikel 6, lid 1

Artikel 9, leden 1 en 2, artikel 10, artikel 13, lid 2, en artikel 14

 

Artikel 6, lid 2

Artikel 13 en artikel 14, lid 1, tweede en derde alinea

 

Artikel 6, lid 3, eerste streepje

Artikel 16, onder a)

 

Artikel 6, lid 3, tweede streepje

Artikel 16, onder b)

 

Artikel 6, lid 3, derde streepje

Artikel 16, onder c) en d)

 

Artikel 6, lid 3, vierde streepje

Artikel 16, onder i)

 

Artikel 6, lid 3, vijfde streepje

Artikel 16, onder j)

 

Artikel 6, lid 3, zesde streepje

Artikel 3, lid 3, onder c)

 

Artikel 6, lid 4

Artikel 15

 

Artikel 7, lid 1

Artikel 18, lid 1 (voor verkoopovereenkomsten)

 

Artikel 7, lid 2

Artikel 18, leden 2, 3 en 4

 

Artikel 7, lid 3

 

Artikel 8

 

Artikel 9

Artikel 27

 

Artikel 10

(maar zie artikel 13 van Richtlijn 2002/58/EG)

 

Artikel 11, lid 1

Artikel 23, lid 1

 

Artikel 11, lid 2

Artikel 23, lid 2

 

Artikel 11, lid 3, onder a)

Artikel 6, lid 9, voor de bewijslast betreffende pre-contractuele informatie; voor het resterende deel: —

 

Artikel 11, lid 3, onder b)

Artikel 24, lid 1

 

Artikel 11, lid 4

 

Artikel 12, lid 1

Artikel 25

 

Artikel 12, lid 2

 

Artikel 13

Artikel 3, lid 2

 

Artikel 14

Artikel 4

 

Artikel 15, lid 1

Artikel 28, lid 1

 

Artikel 15, lid 2

Artikel 28, lid 1

 

Artikel 15, lid 3

Artikel 28, lid 1

 

Artikel 15, lid 4

Artikel 30

 

Artikel 16

Artikel 26

 

Artikel 17

 

Artikel 18

Artikel 34

 

Artikel 19

Artikel 35

Artikel 5, lid 1

 

Artikelen 9 en 11

Artikel 5, lid 2

 

Artikel 12

Artikel 6

 

Artikel 25

Artikel 7

 

Artikelen 13, 14 en 15

Artikel 8

 

Artikel 4


Bijlage van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) (1)

Geldt als een verwijzing naar

Tekstparagrafen 2 en 11

Deze richtlijn


(1)  PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.