ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.246.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 246

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
23 september 2011


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2011/72/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat betreft de voorschriften voor trekkers die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht ( 1 )

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 940/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) ( 1 )

5

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 941/2011 van de Raad van 22 september 2011 houdende uitvoering van artikel 16, leden 2 en 5, van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 942/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot niet-goedkeuring van de werkzame stof flufenoxuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie ( 1 )

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 943/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot niet-goedkeuring van de werkzame stof propargite overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie ( 1 )

16

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 944/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 945/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

20

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 946/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee

24

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 947/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

26

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 948/2011 van de Commissie van 22 september 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

28

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2011/625/GBVB van de Raad van 22 september 2011 tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

30

 

 

2011/626/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 22 september 2011 tot het toestaan van een afwijking aan de Tsjechische Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en de Republiek Oostenrijk voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 762/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over aquacultuur (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6533)

33

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 286/2011 van de Commissie van 10 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang (PB L 83 van 30.3.2011)

34

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/1


RICHTLIJN 2011/72/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 september 2011

tot wijziging van Richtlijn 2000/25/EG wat betreft de voorschriften voor trekkers die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers (3) regelt de uitlaatemissies van motoren die zijn gemonteerd in landbouw- en bosbouwtrekkers om de volksgezondheid en het milieu meer te vrijwaren. In Richtlijn 2000/25/EG was voorzien dat de als fase III A gekende emissiegrenswaarden die in 2010 van toepassing waren op de typegoedkeuring van de meeste compressieontstekingsmotoren, vervangen moesten worden door de strengere grenswaarden van fase III B, die geleidelijk vanaf 1 januari 2011 van kracht zouden worden voor het in de handel brengen, en vanaf 1 januari 2010 voor de typegoedkeuring van die motoren. Fase IV, met strengere emissiegrenswaarden dan die van fase III B, zal geleidelijk van kracht worden vanaf 1 januari 2013 voor de typegoedkeuring van die motoren, en vanaf 1 januari 2014 voor het in de handel brengen ervan.

(2)

De overgang naar fase III B omvat een abrupte verandering van technologie, hetgeen aanzienlijke uitvoeringskosten meebrengt voor het herontwerpen van de motoren en voor het ontwikkelen van geavanceerde technische oplossingen. De huidige mondiale financiële en economische crisis noch een periode van economische achteruitgang mag echter leiden tot afzwakking van de milieunormen. Deze herziening van Richtlijn 2000/25/EG dient derhalve als uitzonderlijk te worden beschouwd. Bovendien zijn investeringen in milieuvriendelijke technologieën belangrijk voor het bevorderen van toekomstige groei, werkgelegenheid en het beveiligen van de gezondheid.

(3)

Richtlijn 2000/25/EG voorziet in een flexibele regeling om trekkerfabrikanten in de gelegenheid te stellen gedurende een bepaalde fase een beperkt aantal motoren te kopen die niet voldoen aan de tijdens die fase toepasselijke emissiegrenswaarden, maar zijn goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de fase die onmiddellijk aan de toepasselijke fase voorafgaat.

(4)

Sinds 2005 wordt in Richtlijn 2000/25/EG bepaald dat zal worden nagegaan of er extra flexibiliteit nodig is met betrekking tot de emissiegrenswaarden van de fasen III B en IV. Om de bedrijfstak een tijdelijke verlichting te bieden bij de overgang naar de volgende fase is het nodig de voorwaarden voor toepassing van de flexibele regeling aan te passen.

(5)

Tijdens fase III B mag het aantal trekkers dat in de handel wordt gebracht en in gebruik wordt genomen in elke motorcategorie niet meer dan 40 % bedragen van het aantal door de trekkerfabrikant in de handel gebrachte trekkers uit die motorcategorie. De alternatieve optie volgens welke een vast aantal trekkers in de handel mag worden gebracht en in gebruik mag worden genomen in het kader van de flexibele regeling, moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(6)

Trekkersfabrikanten die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, moeten in aanmerking komen voor financiële steun uit Europese programma's of uit relevante steunprogramma's van de lidstaten. Via deze steunprogramma's kunnen projecten worden begunstigd waarin gebruik wordt gemaakt van de beste beschikbare technologieën met de strengste emissienormen.

(7)

Richtlijn 2000/25/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De maatregelen waarin deze richtlijn voorziet, hangen samen met tijdelijke moeilijkheden waarmee de bedrijfstak te kampen heeft. Deze maatregelen moeten derhalve worden beperkt tot de duur van fase III B.

(9)

De huidige emissiegrenswaarden dienen verstrengd te worden, ook voor ultrafijne zwarte koolstofdeeltjes, onder meer door in de toekomstige wetgeving grenswaarden voor het aantal deeltjes in te voeren, indien relevante effectbeoordelingen dit rechtvaardigen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2000/25/EG

Richtlijn 2000/25/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 1 worden de volgende streepjes toegevoegd:

„—   „flexibele regeling”: de vrijstellingsprocedure waarbij een lidstaat het in de handel brengen en de ingebruikneming van een beperkt aantal trekkers volgens de in artikel 3 bis vastgelegde voorschriften toestaat;

—   „motorcategorie”: de indeling van motoren waarbij het vermogensbereik wordt gecombineerd met de fase van de grenswaarden voor de uitlaatgassen;

—   „op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een trekker of motor met het oog op distributie of gebruik op de uniale markt;

—   „in de handel brengen”: het voor het eerst op de markt aanbieden van een trekker of motor;

—   „ingebruikneming”: het eerste gebruik, voor het bestemde doel, in de Unie van een trekker of motor. De datum van registratie ervan, waar van toepassing, of van het in de handel brengen ervan wordt beschouwd als de datum van ingebruikneming.”;

2)

artikel 3 bis wordt vervangen door de volgende tekst:

„Artikel 3 bis

Flexibele regeling

In afwijking van artikel 3, leden 1 en 2, bepalen de lidstaten dat op verzoek van de trekkerfabrikant en mits de goedkeuringsinstantie de nodige toestemming voor het in de handel brengen heeft verleend overeenkomstig de in bijlage IV vermelde procedures, mag een beperkt aantal trekkers die uitgerust zijn met motoren die zijn goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van de emissiegrenswaarden van de fase die onmiddellijk aan de toepasselijke fase voorafgaat, in gebruik worden genomen.

De flexibele regeling treedt in werking wanneer een bepaalde fase toepasselijk wordt, en is even lang geldig als de fase zelf. De flexibele regeling in bijlage IV, onder punt 1.2, blijft echter beperkt tot de duur van fase III B of tot een periode van drie jaar als een volgende fase ontbreekt.”;

3)

bijlage IV wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 24 september 2011 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 14 september 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB C 107 van 6.4.2011, blz. 26.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 juni 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 juli 2011.

(3)  PB L 173 van 12.7.2000, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE IV

BEPALINGEN VOOR TREKKERS EN MOTOREN DIE IN DE HANDEL WORDEN GEBRACHT IN HET KADER VAN DE FLEXIBELE REGELING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3 BIS

1.   MAATREGELEN VAN DE TREKKERFABRIKANTEN

1.1.

Uitgezonderd tijdens fase III B, verzoekt een trekkerfabrikant die gebruik wenst te maken van de flexibele regeling de goedkeuringsinstantie om toestemming om trekkers in de handel te brengen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in deze bijlage. Het aantal trekkers mag niet hoger zijn dan de in de punten 1.1.1 en 1.1.2 vermelde plafonds. De motoren voldoen aan de in artikel 3 bis genoemde voorschriften.

1.1.1.

Het aantal trekkers dat in de handel wordt gebracht volgens de flexibele regeling mag in elke motorcategorie niet meer bedragen dan 20% van het per jaar door de trekkerfabrikant in de handel gebrachte aantal trekkers met motoren in die motorcategorie (berekend als het gemiddelde van de verkoop op de uniale markt in de laatste vijf jaar). Wanneer een trekkerfabrikant gedurende minder dan vijf jaar trekkers in de Unie heeft verhandeld, wordt het gemiddelde berekend over de periode waarin deze fabrikant daadwerkelijk trekkers in de Unie heeft verhandeld.

1.1.2.

Als alternatieve optie voor punt 1.1.1 mag het aantal trekkers dat volgens de flexibele regeling in de handel wordt gebracht, in elk vermogensbereik niet hoger zijn dan de volgende plafonds:

Bereik motorvermogen

P (kW)

Aantal trekkers

19 ≤ P < 37

200

37 ≤ P < 75

150

75 ≤ P < 130

100

130 ≤ P ≤ 560

50

1.2.

Gedurende fase III B verzoekt een trekkerfabrikant die gebruik wenst te maken van de flexibele regeling de goedkeuringsinstantie om toestemming om trekkers in de handel te brengen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in deze bijlage. Het aantal trekkers mag niet hoger zijn dan de in de punten 1.2.1 en 1.2.2 vermelde plafonds. De motoren voldoen aan de in artikel 3 bis genoemde voorschriften.

1.2.1.

Het aantal trekkers dat in de handel wordt gebracht volgens de flexibele regeling mag in elke motorcategorie niet meer bedragen dan 40 % van het per jaar door de trekkerfabrikant in de handel gebrachte aantal trekkers met motoren in die motorcategorie (berekend als het gemiddelde van de verkoop op de uniale markt in de laatste vijf jaar). Wanneer een trekkerfabrikant gedurende minder dan vijf jaar trekkers in de Unie heeft verhandeld, wordt het gemiddelde berekend over de periode waarin deze fabrikant daadwerkelijk trekkers in de Unie heeft verhandeld.

1.2.2.

Als alternatieve optie voor punt 1.2.1 mag het aantal trekkers dat volgens de flexibele regeling in de handel wordt gebracht, in elk vermogensbereik niet hoger zijn dan de volgende plafonds:

Bereik motorvermogen

P (kW)

Aantal trekkers

37 ≤ P < 56

200

56 ≤ P < 75

175

75 ≤ P < 130

250

130 ≤ P ≤ 560

125

1.3.

De trekkerfabrikant doet zijn aanvraag bij de goedkeuringsinstantie vergezeld gaan van de volgende informatie:

a)

een monster van de etiketten die worden aangebracht op elke trekker waarin een motor wordt gemonteerd die volgens de flexibele regeling in de handel is gebracht. Op de etiketten staat de volgende tekst vermeld: „TREKKER NR. … (volgnummer van de trekker) VAN … (totale aantal trekkers in dit vermogensbereik) MET MOTOR NR. … MET TYPEGOEDKEURING (Richtlijn 2000/25/EG) NR. …”, en

b)

een monster van het op de motor aan te brengen aanvullende etiket waarop de in punt 2.2 vermelde tekst staat.

1.4.

De trekkerfabrikant verstrekt de goedkeuringsinstantie alle nodige informatie in verband met de uitvoering van de flexibele regeling waarom de goedkeuringsinstantie kan verzoeken om haar besluit te nemen.

1.5.

De trekkerfabrikant dient om de zes maanden bij de goedkeuringsinstanties van elke lidstaat waar de trekker in de handel is gebracht een verslag in over de uitvoering van de flexibele regeling waarvan hij gebruikmaakt. Het verslag bevat gecumuleerde gegevens over het aantal trekkers dat volgens de flexibele regeling in de handel is gebracht, de serienummers van deze motoren en trekkers, en de lidstaten waar de trekkers in gebruik zijn genomen. Deze procedure blijft zonder uitzonderingen gedurende de gehele looptijd van de flexibele regeling van kracht.

2.   MAATREGELEN VAN DE MOTORFABRIKANT

2.1.

Een motorfabrikant mag motoren in de handel brengen volgens de flexibele regeling die is goedgekeurd overeenkomstig de punten 1 en 3 van deze bijlage.

2.2.

De motorfabrikant brengt op deze motoren een etiket aan met de volgende tekst: „Deze motor is volgens de flexibele regeling in de handel gebracht” overeenkomstig de vereisten genoemd in punt 5 van bijlage I.

3.   MAATREGELEN VAN DE GOEDKEURINGSINSTANTIE

De goedkeuringsinstantie beoordeelt de inhoud van de aanvraag tot gebruikmaking van de flexibele regeling en de bijgevoegde documenten. Zij stelt vervolgens de trekkerfabrikant in kennis van haar besluit om gebruikmaking van de flexibele regeling al dan niet toe te staan conform de aanvraag.“.


BESLUITEN

23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/5


BESLUIT Nr. 940/2011/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 september 2011

betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 147, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) draagt de Unie bij tot een hoog werkgelegenheidsniveau door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun maatregelen te steunen en, indien nodig, aan te vullen.

(2)

Overeenkomstig artikel 153, lid 1, VWEU wordt het optreden van de lidstaten door de Unie ondersteund en aangevuld met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden, de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en de bestrijding van sociale uitsluiting.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder andere tot taak sociale uitsluiting en discriminatie te bestrijden en sociale rechtvaardigheid en bescherming, de gelijkheid van vrouwen en mannen, en de solidariteit tussen de generaties te bevorderen.

(4)

Het VWEU erkent in artikel 174 dat bepaalde regio's van de Unie kampen met ernstige en permanente demografische belemmeringen, die hun ontwikkelingsniveau nadelig kunnen beïnvloeden en bijzondere aandacht vergen, wil de Unie het doel van economische, sociale en territoriale samenhang verwezenlijken.

(5)

Overeenkomstig artikel 25 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkent en eerbiedigt de Unie het recht van ouderen, een waardig en zelfstandig leven te leiden en aan het maatschappelijk en cultureel leven deel te nemen.

(6)

De vergrijzing is zonder meer een uitdaging voor de hele samenleving en alle generaties in Europa, evenals een kwestie van solidariteit tussen de generaties en van het gezin.

(7)

Het percentage mensen van eind vijftig en ouder op de totale bevolking van de Unie zal sneller stijgen dan ooit tevoren. Dit is een uiterst positieve zaak, want een logisch gevolg van een verbeterde volksgezondheid en levenskwaliteit. Niettemin ziet de Unie zich - door de praktische gevolgen van deze demografische veranderingen - geconfronteerd met een aantal uitdagingen.

(8)

Achtereenvolgende Europese Raden hebben erkend dat actie moet worden ondernomen met betrekking tot het effect van de vergrijzing van de bevolking op de Europese sociale modellen. Een belangrijk aspect van de reactie op deze snelle verandering van de leeftijdsopbouw is het bevorderen van het creëren van een cultuur van actief ouder worden als een levenslang proces, met andere woorden ervoor zorgen dat de snel groeiende groep van mensen die thans eind vijftig en ouder zijn en die over het algemeen gezonder en beter opgeleid zijn dan die leeftijdsgroep ooit geweest is, ruime mogelijkheden heeft om te werken en actief deel te nemen aan het maatschappelijk en gezinsleven, onder meer via vrijwilligerswerk, levenslang leren, culturele en sportactiviteiten.

(9)

De Wereldgezondheidsorganisatie omschrijft „actief ouder worden” als een proces waarin de mogelijkheden voor gezondheid, participatie en veiligheid geoptimaliseerd worden, teneinde de levenskwaliteit van mensen naarmate zij ouder worden te verbeteren. Actief ouder worden stelt hen in staat hun lichamelijk, maatschappelijk en geestelijk welzijn gedurende het hele leven te verwezenlijken en aan de samenleving deel te nemen en daarbij zo nodig een beroep te doen op adequate bescherming, veiligheid en zorg. In dat opzicht veronderstelt het bevorderen van actief ouder worden een multidimensionele aanpak, het ontwikkelen van een eigen inbreng (ownership) door en ononderbroken steun in alle generaties.

(10)

Het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) moet voortbouwen op het Europees Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) en het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) en daarom moet de synergie worden bevorderd tussen deze Europese Jaren en het Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties (2012) (hierna „het Europees Jaar”).

(11)

Het groeiende aandeel ouderen in de Europese bevolking en de toename van chronische aandoeningen maken het belangrijker dan ooit het gezond ouder worden van alle, met name oudere, mensen te bevorderen met ondersteuning van hun levenskracht en waardigheid, onder meer door ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot passende en kwalitatief hoogwaardige gezondheidszorg, langdurige zorg en sociale diensten en het ontwikkelen van initiatieven om met het verouderingsproces samenhangende gezondheidsrisico's tegen te gaan. Gezond ouder worden kan de arbeidsparticipatie van ouderen verhogen, hen in staat stellen langer een actieve rol in de samenleving te blijven spelen, hun individuele levenskwaliteit verbeteren, en de druk op de stelsels van gezondheidszorg, sociale zorg en pensioenen verminderen.

(12)

De Commissie heeft haar visie op de demografische uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd en de mogelijkheden om die aan te pakken gepresenteerd in haar mededelingen „De demografische toekomst van Europa - probleem of uitdaging?” van 12 oktober 2006, „Meer solidariteit tussen de generaties” van 10 mei 2007 en „Opvangen van de gevolgen van de vergrijzing in de EU (Verslag 2009 over de vergrijzing)” van 29 april 2009.

(13)

De diversiteit van de oudere generaties in Europa zal verder toenemen. Het is daarom noodzakelijk gelijke kansen actief te bevorderen en participatie aan te moedigen. Actieve burgers met uiteenlopende achtergronden oefenen in de maatschappij belangrijke brugfuncties uit, bevorderen de integratie en leveren een bijdrage aan de economie.

(14)

De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten in het kader van de Raad bijeen, hebben op 22 februari 2007 de Resolutie „Kansen en uitdagingen ten gevolge van de demografische veranderingen in Europa: de bijdrage van ouderen aan de economische en sociale ontwikkeling” aangenomen, waarin benadrukt werd dat ouderen meer mogelijkheden moeten krijgen om een actieve rol te spelen, met name door middel van vrijwilligerswerk, en dat de groeiende vraag van ouderen naar bepaalde goederen en diensten nieuwe economische mogelijkheden biedt (de „zilveren economie”), en dat gewerkt moet worden aan een positief beeld van ouderen.

(15)

De Raad heeft op 8 juni 2009 conclusies aangenomen betreffende „Gelijke kansen voor vrouwen en mannen: actief en waardig ouder worden”, waarin erkend wordt dat oudere vrouwen en mannen in de gehele Unie met serieuze uitdagingen geconfronteerd worden als zij een actief leven willen leiden en waardig ouder willen worden, en waarin de lidstaten en de Commissie uitgenodigd worden een aantal maatregelen te nemen, waaronder de bevordering van beleidsmaatregelen voor actief ouder worden, rekening houdend met de onderling uiteenlopende situaties in de lidstaten en de verschillende uitdagingen waaraan vrouwen en mannen het hoofd moeten bieden.

(16)

De Raad heeft op 30 november 2009 conclusies aangenomen betreffende „Gezond en waardig ouder worden”, waarin de Commissie uitgenodigd wordt om onder andere „bewustmakingsactiviteiten te ontwikkelen om actief ouder worden te bevorderen, waaronder mogelijk, in 2012, een Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties”.

(17)

De Commissie heeft in haar mededeling „Europa 2020 - een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” van 3 maart 2010 benadrukt hoe belangrijk het is voor de Unie dat de ouder wordende bevolking gezond en actief blijft, in het belang van sociale samenhang en hogere productiviteit. Op 23 november 2010 heeft de Commissie, als onderdeel van de Europa 2020-strategie een vlaggenschipinitiatief aangenomen onder de titel „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese bijdrage aan volledige werkgelegenheid”, in het kader waarvan de lidstaten met name beleid inzake actief ouder worden zouden moeten bevorderen. Op 16 december 2010 heeft de Commissie een ander vlaggenschipinitiatief aangenomen met als titel „Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting: een Europees kader voor sociale en territoriale samenhang”. De verwezenlijking van deze beleidsdoelen vereist actie op alle overheidsniveaus en van verschillende niet-gouvernementele belanghebbende partijen; deze doelstellingen kunnen op het niveau van de Unie ondersteund worden door activiteiten van het Europees Jaar die gericht zijn op bewustmaking en stimulering van de uitwisseling van goede praktijken. Nationale coördinatoren dienen erop toe te zien dat de nationale acties gecoördineerd worden en aansluiten op de doelstellingen van het Europees Jaar. Er moet ook worden voorzien in deelname van andere instellingen en belanghebbenden.

(18)

De Raad heeft op 7 juni 2010 conclusies betreffende actief ouder worden aangenomen waarin de Commissie verzocht wordt „werk te maken van de voorbereiding van een Europees Jaar voor actief ouder worden in 2012, waarin de voordelen van actief ouder worden en de bijdrage ervan aan de intergenerationele solidariteit kunnen worden belicht en veelbelovende initiatieven ter ondersteuning van actief ouder worden op alle niveaus kunnen worden bekendgemaakt”.

(19)

Het Europees Parlement heeft op 11 november 2010 een Resolutie aangenomen met als titel „Demografische vraagstukken en solidariteit tussen de generaties”, waarin de lidstaten worden uitgenodigd om het actief ouder worden tot een van de prioriteiten voor de komende jaren te maken. In de resolutie wordt tevens onderstreept dat tijdens het Europees Jaar vooral aandacht moet worden besteed aan de bijdrage die ouderen aan de samenleving leveren en kansen moeten worden gecreëerd om solidariteit, samenwerking en begrip tussen de generaties te stimuleren en om jongeren en ouderen ertoe te bewegen samen te werken.

(20)

In adviezen hebben ook het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's het belang voor Europa onderlijnd van actief ouder worden en hebben zij daarbij onder meer gewezen op het belang van generatieoverschrijdende gezondheidszorg.

(21)

Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (3), waarin de lidstaten onder de richtsnoeren 7 en 8 opgeroepen worden tot het opvoeren van de arbeidsmarktparticipatie door maatregelen ter bevordering van actief ouder worden, het verhogen van de arbeidsparticipatiegraad van oudere werknemers door het stimuleren van innovatie in de organisatie van de arbeid, en het verbeteren van de inzetbaarheid van oudere werknemers door bij- en nascholing en deelname aan regelingen voor een leven lang leren. Richtsnoer 10 benadrukt de noodzaak van verbetering van de socialezekerheidsstelsels, de mogelijkheden om een leven lang te leren en de actieve integratiemaatregelen, met het doel mensen nieuwe kansen te bieden in verschillende fasen van hun leven, hen te behoeden voor het risico van armoede en sociale uitsluiting en hun actieve participatie in de maatschappij te vergroten.

(22)

In haar mededeling „Een digitale agenda voor Europa”, het eerste Europa 2020-vlaggenschipinitiatief, dat op 19 mei 2010 is goedgekeurd, benadrukte de Commissie het belang van ICT-toepassingen en -diensten voor gezond ouder worden, en stelde zij met name voor om het AAL-programma (Ambient Assisted Living Joint Programme) te versterken. In deze mededeling werd ook aanbevolen gezamenlijke actie te ondernemen om de digitale competenties van alle Europeanen te verbeteren, met inbegrip van ouderen, die oververtegenwoordigd zijn in de 150 miljoen burgers, ongeveer 30 % van het totaal aantal burgers, die nog nooit gebruik hebben gemaakt van internet. Het vergemakkelijken van de toegang tot en het opleiden in het gebruik van nieuwe technologieën zou de mogelijkheden van de ouderen verbeteren.

(23)

In het kader van de Europa 2020-strategie heeft de Commissie voorgesteld een innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden te lanceren binnen het vlaggenschipinitiatief van de „Innovatie-Unie”. Tevens zou het innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden ernaar streven de burgers in staat te stellen langer onafhankelijk en in goede gezondheid te leven en tegen 2020 het gemiddelde aantal gezonde levensjaren met twee te verhogen.

(24)

De Commissie voert momenteel de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 uit, die, gezien de frequente correlatie tussen handicap en ouderdom, voor ouderen relevante acties omvat. Met name de acties met betrekking tot toegankelijkheid, op basis van de „ontwerpen voor iedereen”-benaderingen, zijn relevant. Ook relevant zijn acties ter ondersteuning van een onafhankelijk bestaan en integratie in de samenleving, waaronder maatregelen gericht op oudere personen met een handicap, die veel ondersteuning nodig hebben en complexe behoeften hebben, en die bijzonder kwetsbaar zijn en het risico lopen van sociale uitsluiting. Bovendien hebben de Unie en alle lidstaten het Verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van personen met een handicap ondertekend, dat onder andere voor ouderen relevante bepalingen bevat.

(25)

De Europese Dag van de solidariteit tussen de generaties wordt elk jaar op 29 april gevierd. Deze dag biedt een goede gelegenheid voor de Unie om zijn inzet ter versterking van de solidariteit en de samenwerking tussen de generaties te vernieuwen teneinde een rechtvaardige en duurzame samenleving te bevorderen.

(26)

In dit besluit worden de financiële middelen vastgesteld. Dit bedrag vormt voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (4).

(27)

Het thema actief ouder worden komt tevens aan de orde bij verschillende uniale fondsen, programma's en actieplannen, zoals het Europees Sociaal Fonds (5), het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (6), het Progress-programma (7), het Programma voor een leven lang leren (8), en met name het Grundtvig-programma, het programma op het gebied van gezondheid (9), de specifieke programma's voor informatie- en communicatietechnologie en voor sociaaleconomische en menswetenschappen in het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (10), het actieplan voor „Gezond ouder worden in de informatiemaatschappij”, het AAL-programma (11), het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (12), met ICT-proefprojecten voor gezond ouder worden, de voorbereidende actie Calypso voor een sociaal toerisme, en het Actieplan voor stedelijke mobiliteit.

(28)

Om de participatie van een breed scala van organisaties te waarborgen, moeten er tijdens het Europees Jaar zoveel mogelijk meer kleinschalige manifestaties en activiteiten worden bevorderd.

(29)

Relevante netwerken op uniaal niveau moeten worden aangemoedigd en met adequate middelen worden ondersteund om aan het Europees Jaar deel te nemen.

(30)

Aangezien de doelstellingen van het Europees Jaar niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, vanwege de behoefte aan transnationale uitwisseling van informatie en aan verspreiding van voorbeelden van goede praktijken in de gehele Unie, en derhalve, wegens de schaal van de voorgestelde actie, beter op uniaal niveau kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat dit besluit niet verder dan noodzakelijk is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Het jaar 2012 wordt uitgeroepen tot Europees Jaar voor actief ouder worden en solidariteit tussen de generaties („het Europees Jaar”). Het bevordert de levenskracht en de waardigheid van alle mensen.

Artikel 2

Doelstellingen

Het algemene doel van het Europees Jaar is het creëren van een cultuur voor actief ouder worden in Europa te vergemakkelijken op basis van een maatschappij voor alle leeftijden. Binnen dit kader moet het Europees Jaar de inspanningen aanmoedigen en ondersteunen van lidstaten, hun regionale en lokale overheden, de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven, met inbegrip van het midden- en kleinbedrijf, om actief ouder worden te bevorderen, en meer te doen om het potentieel van de snel groeiende bevolkingsgroep van personen van eind vijftig en ouder te mobiliseren. Zodoende stimuleert het Europees Jaar de solidariteit en de samenwerking tussen de generaties, met inachtneming van de diversiteit en de gendergelijkheid. Het bevorderen van actief ouder worden betekent dat gezorgd wordt voor meer mogelijkheden om oudere vrouwen en mannen in staat te stellen een rol te spelen op de arbeidsmarkt, dat armoede, in het bijzonder van vrouwen, en sociale uitsluiting bestreden worden, dat vrijwilligerswerk en actieve deelname aan het maatschappelijk en gezinsleven gestimuleerd worden en dat gezond en waardig ouder worden aangemoedigd wordt. Dat houdt onder meer in dat de arbeidsvoorwaarden worden aangepast, dat negatieve leeftijdstereotypen en discriminatie op grond van leeftijd worden bestreden, dat de gezondheid en de veiligheid op het werk worden verbeterd, dat de stelsels voor een leven lang leren worden toegesneden op de behoeften van oudere werknemers en dat ervoor gezorgd wordt dat de stelsels van sociale bescherming toereikend zijn en de gewenste stimulansen geven.

Op basis van de eerste alinea, zijn de doelstellingen van het Europees Jaar als volgt:

a)

het algemene bewustzijn vergroten van de waarde van actief ouder worden en alle dimensies daarvan en verzekeren dat dit een prominente plaats krijgt op de politieke agenda's van de belanghebbenden op alle niveaus om duidelijk te maken dat ouderen een nuttige bijdrage leveren aan de samenleving en de economie, waardoor ook de waardering daarvoor toeneemt, actief ouder worden bevorderen, alsook de solidariteit tussen de generaties en de levenskracht en de waardigheid van alle mensen, en meer doen om het potentieel van ouderen, ongeacht hun herkomst, te mobiliseren en hen in staat te stellen een onafhankelijk leven te leiden;

b)

het debat stimuleren, informatie uitwisselen en het van elkaar leren tussen lidstaten en belanghebbenden op alle niveaus ontwikkelen, teneinde beleid inzake actief ouder worden te bevorderen, goede praktijken te inventariseren en te verspreiden, en samenwerking en synergieën aan te moedigen;

c)

een kader bieden voor engagement en concrete actie om de Unie, de lidstaten en de belanghebbenden op alle niveaus in staat te stellen - met betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, de sociale partners en het bedrijfsleven en met speciale aandacht voor het bevorderen van informatiestrategieën - vernieuwende oplossingen, beleidsmaatregelen en langetermijnstrategieën, met inbegrip van allesomvattende leeftijdbeheersstrategieën inzake werkgelegenheid en werk te ontwikkelen door middel van specifieke activiteiten, en specifieke doelstellingen in verband met actief ouder worden en de solidariteit tussen de generaties nastreven;

d)

activiteiten aanmoedigen die helpen discriminatie op grond van leeftijd te bestrijden, leeftijdsstereotypen te weerleggen en barrières, in het bijzonder wat de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt betreft, uit de weg te ruimen.

Artikel 3

Inhoud van de maatregelen

1.   De te nemen maatregelen om de in artikel 2 aangegeven doelstellingen te verwezenlijken, omvatten de volgende activiteiten op uniaal, nationaal, regionaal of lokaal niveau:

a)

conferenties, evenementen en initiatieven, met actieve deelneming van alle relevante belanghebbenden, met als doel het debat en de bewustwording te bevorderen, en het aangaan van verplichtingen ten aanzien van specifieke doelstellingen aan te moedigen, waarmee wordt bijgedragen tot een duurzaam en blijvend resultaat;

b)

voorlichtings-, promotie- en educatieve campagnes met gebruikmaking van multimedia;

c)

uitwisseling van informatie, ervaring en goede praktijken, waarbij onder meer gebruik wordt gemaakt van de opencoördinatiemethode en netwerken van belanghebbenden die ijveren voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het Europees Jaar;

d)

onderzoeken en enquêtes op uniale, nationale of regionale schaal, en verspreiding van de resultaten, met betrekking tot de economische en sociale weerslag van het bevorderen van het actief ouder worden en van beleidsmaatregelen voor actief ouder worden.

2.   Bij de tenuitvoerlegging van de in lid 1 bedoelde activiteiten wordt erop toegezien dat alle generaties worden betrokken bij het nastreven van de doelstellingen van het Europees Jaar, met name door te trachten een inclusieve benadering te ontwikkelen en zowel oudere als jongere mensen aan te moedigen om deel te nemen aan gemeenschappelijke initiatieven.

3.   De Commissie of de lidstaten kunnen ook van andere activiteiten vaststellen dat die bijdragen tot de doelstellingen van het Europees Jaar, en toestaan dat de naam van het Europees Jaar gebruikt wordt bij het promoten van deze activiteiten, op voorwaarde dat die bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 aangegeven doelstellingen.

4.   De Commissie en de lidstaten houden in alle activiteiten bij de organisatie en tenuitvoerlegging van het Europees Jaar rekening met het aspect gendermainstreaming.

5.   De Commissie houdt rekening met de mogelijkheden van grensoverschrijdende activiteiten die plaatshebben op regionaal of lokaal niveau ter verwezenlijking van de in artikel 2 genoemde doelstellingen.

6.   Er worden inspanningen geleverd om ervoor te zorgen dat alle op het grote publiek gerichte activiteiten gemakkelijk voor iedereen toegankelijk zijn, dus ook voor personen met een handicap.

Artikel 4

Coördinatie met de lidstaten

1.   Iedere lidstaat stelt een nationale coördinator aan die verantwoordelijk is voor de organisatie van de deelname van die lidstaat aan het Europees Jaar en stelt de Commissie van deze aanstelling in kennis.

2.   De nationale coördinatoren zien er ook op toe dat de nationale activiteiten van het Europees Jaar passend gecoördineerd worden en kunnen in dit kader tevens lokale en regionale activiteiten promoten en faciliteren. De nationale coördinatoren bevorderen eveneens de betrokkenheid van alle relevante belanghebbenden, met name het maatschappelijk middenveld, bij de activiteiten van het Europees Jaar.

3.   Uiterlijk op 25 november 2011 stellen alle lidstaten de Commissie in kennis van hun werkprogramma, dat details van de in het kader van het Europees Jaar geplande nationale activiteiten omvat.

Artikel 5

Deelnemende landen

Het Europees Jaar staat open voor de deelname van:

a)

de lidstaten;

b)

de kandidaat-lidstaten;

c)

de landen van de Westelijke Balkan, en

d)

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 6

Coördinatie op uniaal niveau

1.   De Commissie voert het Europees Jaar op uniaal niveau uit.

2.   De Commissie organiseert vergaderingen van de nationale coördinatoren met het oog op de coördinatie van de activiteiten van het Europees Jaar op uniaal niveau en op de uitwisseling van informatie en kennis, inclusief over mogelijke engagementen en hun tenuitvoerlegging in de lidstaten.

3.   De Commissie faciliteert en ondersteunt de activiteiten van het Europees Jaar op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau, onder meer door, waar nodig, voorstellen te doen voor geschikte nieuwe wegen en instrumenten voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het Europees Jaar en de evaluatie daarvan.

4.   Ook de bestaande beleidscommissies en adviesgroepen houden zich bezig met coördinatie van de activiteiten van het Europees Jaar op uniaal niveau.

5.   De Commissie organiseert ook vergaderingen van vertegenwoordigers van Europese organisaties of organen die actief zijn op het gebied van actief ouder worden en die de Commissie kunnen bijstaan bij het organiseren van het Europees Jaar.

6.   Het thema van het Europees Jaar is een prioriteit in de communicatieactiviteiten van de vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten en in de werkprogramma's van relevante sleutelnetwerken op uniaal niveau die voor hun exploitatiekosten steun ontvangen uit de algemene begroting van de Unie.

7.   Het Europees Parlement, de lidstaten, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's worden bij de activiteiten van het Europees Jaar betrokken.

Artikel 7

Financiële en niet-financiële ondersteuning

1.   De in artikel 3, lid 1, bedoelde activiteiten die op uniaal niveau plaatsvinden, kunnen middels een aanbesteding of subsidies uit de algemene begroting van de Unie worden gefinancierd.

2.   Waar dat zinvol is, kunnen programma's en beleidsmaatregelen op terreinen die een bijdrage leveren tot de bevordering van actief ouder worden, zoals werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen, onderwijs en cultuur, gezondheid, onderzoek, de informatiemaatschappij, regionaal beleid en vervoersbeleid, het Europees Jaar ondersteunen overeenkomstig de toepasselijke regels en binnen bestaande mogelijkheden ervan voor het vaststellen van prioriteiten.

3.   Niet-financiële ondersteuning kan door de Unie worden verleend voor activiteiten van openbare en particuliere organisaties overeenkomstig artikel 3, lid 3.

Artikel 8

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van dit besluit op uniaal niveau, in het bijzonder met betrekking tot de in artikel 3, lid 1, bedoelde activiteiten, worden vastgesteld op 5 000 000 EUR voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2012.

2.   De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financiële kader.

Artikel 9

Samenhang

De Commissie draagt er samen met de lidstaten zorg voor dat de in dit besluit bepaalde maatregelen in overeenstemming zijn met andere uniale, nationale en regionale regelingen en initiatieven die bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het Europees Jaar.

Artikel 10

Internationale samenwerking

De Commissie kan voor de uitvoering van het Europees Jaar samenwerken met relevante internationale organisaties, in het bijzonder met de Verenigde Naties en de Raad van Europa, waarbij de zichtbaarheid van de inspanningen van de Unie om het actief ouder worden te bevorderen wordt verzekerd.

Artikel 11

Evaluatie

1.   De Commissie legt uiterlijk op 30 juni 2014 een verslag voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, dat de algemene boordeling bevat van de in dit besluit vastgelegde initiatieven met details over de tenuitvoerlegging en de resultate, als basis voor het toekomstig beleid en de toekomstige maatregelen en acties van de Unie op dit gebied.

2.   Het in lid 1 bedoeld verslag bevat ook informatie over de manier waarop de gendergelijkheid in alle activiteiten van het Europees Jaar is gemainstreamd en over de manier waarop is gezorgd voor de toegankelijkheid van die activiteiten voor personen met een handicap.

3.   In het in lid 1 bedoeld verslag wordt ook aangegeven in welke mate het Europees Jaar blijvend effect heeft gesorteerd voor de bevordering van actief ouder worden in heel de Unie.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 14 september 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB C 51 van 17.2.2011, blz. 55.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 7 juli 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 juli 2011.

(3)  PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46.

(4)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(5)  Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 12).

(6)  Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1).

(7)  Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit - Progress (PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1).

(8)  Besluit nr. 1720/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot vaststelling van een actieprogramma op het gebied van een leven lang leren (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 45).

(9)  Besluit nr. 1350/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 tot vaststelling van een tweede communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid (2008-2013) (PB L 301 van 20.11.2007, blz. 3).

(10)  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

(11)  Beschikking nr. 742/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de deelneming van de Gemeenschap aan een door verscheidene lidstaten opgezette onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma dat de levenskwaliteit van ouderen beoogt te verbeteren door middel van het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën (PB L 201 van 30.7.2008, blz. 49).

(12)  Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 941/2011 VAN DE RAAD

van 22 september 2011

houdende uitvoering van artikel 16, leden 2 en 5, van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van 2 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (1), en met name artikel 16, leden 2 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 2 maart 2011 Verordening (EU) nr. 204/2011 vastgesteld.

(2)

Na de aanneming van Resolutie (UNSCR) 2009 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 16 september 2011 en overeenkomstig Besluit 2011/625/GBVB van de Raad van 22 september 2011 houdende wijziging van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (2) dienen de lijsten van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 204/2011 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De vermelding van de entiteiten in de bijlage bij deze verordening wordt geschrapt uit de lijsten in de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 204/2011.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 1.

(2)  Zie bladzijde 30 van dit Publicatieblad.


BIJLAGE

Entiteiten bedoeld in artikel 1

Vermelding geschrapt uit de lijst in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 204/2011:

5.

Libyan National Oil Corporation (Libische Nationale Oliemaatschappij)

Vermelding geschrapt uit de lijst in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 204/2011:

29.

Zuietina Oil Company (ook bekend als ZOC; ook bekend als Zueitina)


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 942/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot niet-goedkeuring van de werkzame stof flufenoxuron overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) van toepassing — wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft — op werkzame stoffen waarvan de volledigheid is vastgesteld overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (3). Flufenoxuron is een werkzame stof waarvan de volledigheid is vastgesteld overeenkomstig die verordening.

(2)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (4) en (EG) nr. 1490/2002 (5) van de Commissie zijn bepalingen voor de uitvoering van de tweede en derde fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde werkprogramma vastgesteld en de lijsten opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht voor eventuele opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Flufenoxuron was in deze lijsten opgenomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1095/2007 van de Commissie van 20 september 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1490/2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en Verordening (EG) nr. 2229/2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (6) heeft de kennisgever zijn steun voor de opneming van die werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG ingetrokken binnen twee maanden na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1095/2007. Bijgevolg werd Beschikking 2008/934/EG van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (7), vastgesteld met betrekking tot de niet-opneming van flufenoxuron.

(4)

Krachtens artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de oorspronkelijke kennisgever („de aanvrager”) een nieuwe aanvraag ingediend met het verzoek de versnelde procedure toe te passen overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(5)

De aanvraag is ingediend bij Frankrijk, dat bij Verordening (EG) nr. 1490/2002 was aangewezen als rapporteur-lidstaat. De termijn voor de versnelde procedure is nageleefd. De specificatie van de werkzame stof en de ondersteunde toepassingen zijn dezelfde als voor Beschikking 2008/934/EG. Die aanvraag voldoet ook aan de overige materiële en procedurele voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(6)

Frankrijk heeft de door de aanvrager ingediende aanvullende gegevens onderzocht en een aanvullend verslag opgesteld. Het heeft dat verslag op 8 maart 2010 aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie toegezonden. De EFSA heeft het aanvullende verslag aan de overige lidstaten en aan de aanvrager voor commentaar toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 en op verzoek van de Commissie heeft de EFSA haar conclusie over de risicobeoordeling van flufenoxuron op 23 februari 2011 aan de Commissie overgelegd (8). Het ontwerpevaluatieverslag, het aanvullende verslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 15 juli 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor flufenoxuron.

(7)

Tijdens de beoordeling van deze werkzame stof zijn problemen vastgesteld. De problemen houden met name verband met het feit dat de beoordeling van het risico voor de consument niet kon worden afgerond omdat de blootstelling niet op betrouwbare wijze kon worden geëvalueerd, met name wat betreft de orde van grootte en de toxicologische relevantie van verschillende metabolieten. Bovendien heeft flufenoxuron een groot potentieel voor bioaccumulatie in de voedselketen. Voorts werd een hoog risico voor in het water levende organismen vastgesteld.

(8)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over de conclusie van de EFSA in te dienen. Bovendien heeft de Commissie de aanvrager overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 verzocht zijn opmerkingen over het ontwerpbeoordelingsverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(9)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de in overweging 7 vermelde problemen echter bestaan. Bijgevolg is niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die flufenoxuron bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen.

(10)

Flufenoxuron mag daarom niet worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(11)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die flufenoxuron bevatten, moet deze periode uiterlijk op 31 december 2012 aflopen overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van Beschikking 2008/934/EG.

(12)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor flufenoxuron in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 onverlet.

(13)

Duidelijkheidshalve moet in de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG de regel betreffende flufenoxuron worden geschrapt.

(14)

Beschikking 2008/934/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-goedkeuring van een werkzame stof

De werkzame stof flufenoxuron wordt niet goedgekeurd.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

De lidstaten zorgen ervoor dat vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen die flufenoxuron bevatten, uiterlijk op 31 december 2011 worden ingetrokken.

Artikel 3

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 31 december 2012 aflopen.

Artikel 4

Wijziging van Beschikking 2008/934/EG

In de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG wordt de regel betreffende „flufenoxuron” geschrapt.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(4)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(5)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(6)  PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19.

(7)  PB L 333 van 11.12.2008, blz. 11.

(8)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance flufenoxuron. EFSA Journal 2011; 9(3):2088. [72 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2088. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 943/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot niet-goedkeuring van de werkzame stof propargite overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2) van toepassing — wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft — op werkzame stoffen waarvan de volledigheid is vastgesteld overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (3). Propargite is een werkzame stof waarvan de volledigheid is vastgesteld overeenkomstig die verordening.

(2)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (4) en (EG) nr. 1490/2002 (5) van de Commissie zijn bepalingen voor de uitvoering van de tweede en derde fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde werkprogramma vastgesteld en de lijsten opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht voor eventuele opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Propargite was in deze lijsten opgenomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1095/2007 van de Commissie van 20 september 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1490/2002 houdende bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en Verordening (EG) nr. 2229/2004 houdende nadere bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (6) heeft de kennisgever zijn steun voor de opneming van die werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG ingetrokken binnen twee maanden na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1095/2007. Bijgevolg is bij Beschikking 2008/934/EG van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (7), propargite niet opgenomen.

(4)

Krachtens artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de oorspronkelijke kennisgever („de aanvrager”) een nieuwe aanvraag ingediend met het verzoek de versnelde procedure toe te passen overeenkomstig de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(5)

De aanvraag was ingediend in Italië, dat de evaluatie verrichtte in overeenstemming met Frankrijk, dat op grond van Verordening (EG) nr. 1490/2002 als rapporteur was aangewezen. De termijn voor de versnelde procedure is nageleefd. De specificatie van de werkzame stof en de ondersteunde toepassingen zijn dezelfde als voor Beschikking 2008/934/EG. Die aanvraag voldoet ook aan de overige materiële en procedurele voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(6)

Italië heeft de door de aanvrager verstrekte nadere gegevens onderzocht en een aanvullend verslag opgesteld. Op 4 maart 2010 heeft het dat verslag bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en bij de Commissie ingediend. De EFSA heeft het aanvullende verslag aan de andere lidstaten en de aanvrager toegezonden en de naar aanleiding daarvan ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 en op verzoek van de Commissie heeft de EFSA haar conclusie over de risicobeoordeling van propargite op 23 februari 2011 aan de Commissie overgelegd. (8) Het ontwerpbeoordelingsverslag, het aanvullende verslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 15 juli 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor propargite.

(7)

Tijdens de beoordeling van deze werkzame stof zijn problemen vastgesteld. Deze problemen houden met name verband met het feit dat het niet mogelijk was betrouwbare risicobeoordelingen te verrichten voor consumenten, toedieners, werknemers en omstanders. Bovendien was het niet mogelijk de ecotoxicologische risicobeoordeling te voltooien. Met name werd een hoog langetermijnrisico voor zoogdieren, een risico van secundaire vergiftiging van vogels en een hoog risico voor aquatische organismen vastgesteld.

(8)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over de conclusie van de EFSA in te dienen. Bovendien heeft de Commissie de aanvrager overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 verzocht zijn opmerkingen over het ontwerpbeoordelingsverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(9)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de in overweging 7 vermelde problemen echter bestaan. Bijgevolg is niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die propargite bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen.

(10)

Propargite mag daarom niet worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(11)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die propargite bevatten, moet deze periode uiterlijk op 31 december 2012 verstrijken overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van Beschikking 2008/934/EG.

(12)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor propargite in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 onverlet.

(13)

Duidelijkheidshalve moet in de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG de regel betreffende propargite worden geschrapt.

(14)

Beschikking 2008/934/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-goedkeuring van een werkzame stof

De werkzame stof propargite wordt niet goedgekeurd.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

De lidstaten zorgen ervoor dat vergunningen voor gewasbeschermingsmiddelen die propargite bevatten, uiterlijk op 31 december 2011 worden ingetrokken.

Artikel 3

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 31 december 2012 aflopen.

Artikel 4

Wijziging van Beschikking 2008/934/EG

In de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG wordt de regel betreffende „propargite” geschrapt.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(4)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(5)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(6)  PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19.

(7)  PB L 333 van 11.12.2008, blz. 11.

(8)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance propargite. EFSA Journal 2011; 9(3):2087. [71 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2011.2087. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm.


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 944/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EC

25,3

MK

53,6

XS

31,8

ZZ

36,9

0707 00 05

MK

20,0

TR

106,2

ZZ

63,1

0709 90 70

TR

130,5

ZZ

130,5

0805 50 10

AR

65,9

CL

79,9

TR

74,0

UY

62,5

ZA

76,8

ZZ

71,8

0806 10 10

CL

75,1

EG

116,3

IL

136,9

MK

85,4

TR

110,9

US

271,3

ZA

62,4

ZZ

122,6

0808 10 80

BZ

86,4

CL

148,5

CN

82,6

NZ

116,8

US

123,7

ZA

124,0

ZZ

113,7

0808 20 50

AR

47,4

CN

78,7

TR

114,2

ZA

61,3

ZZ

75,4

0809 30

TR

145,2

ZZ

145,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 945/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name artikel 164, lid 2, en artikel 170, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XV van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor rundvlees dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 168 en 169 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan de restitutie naargelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Unie kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

(5)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie van 21 november 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (5) wordt de bijzondere restitutie verlaagd wanneer de voor uitvoer bestemde hoeveelheid minder dan 95 %, doch ten minste 85 % van de totale hoeveelheid (in gewicht) door uitbening verkregen stukken bedraagt.

(6)

De thans geldende restituties zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 614/2011 van de Commissie (6). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij deze verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van dit artikel wordt voldaan.

2.   De op grond van lid 1 voor een restitutie in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en zij met name moeten zijn vervaardigd in een erkende inrichting en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.

Artikel 2

In het in artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 bedoelde geval wordt de restitutie voor producten van productcode 0201 30 00 9100 verminderd met 3,5 EUR/100 kg.

Artikel 3

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 614/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op 23 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(5)  PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21.

(6)  PB L 164 van 24.6.2011, blz. 8.


BIJLAGE

Met ingang van 23 september 2011 geldende uitvoerrestituties in de sector rundvlees

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0102 10 10 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

12,9

0102 10 30 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

12,9

0201 10 00 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

18,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

10,8

0201 10 00 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

24,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

14,4

0201 20 20 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

24,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

14,4

0201 20 30 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

18,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

10,8

0201 20 50 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

30,5

B03

EUR/100 kg nettogewicht

17,9

0201 20 50 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

18,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

10,8

0201 30 00 9050

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

0201 30 00 9060 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

11,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

3,8

0201 30 00 9100 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

42,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

24,9

EG

EUR/100 kg nettogewicht

51,7

0201 30 00 9120 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

25,4

B03

EUR/100 kg nettogewicht

15,0

EG

EUR/100 kg nettogewicht

31,0

0202 10 00 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 20 30 9000

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 20 50 9900

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 20 90 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

8,1

B03

EUR/100 kg nettogewicht

2,7

0202 30 90 9100

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

3,3

0202 30 90 9200 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

11,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

3,8

1602 50 31 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

11,6

1602 50 31 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

10,3

1602 50 95 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

11,6

1602 50 95 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

10,3

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De bestemmingscodes zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

B00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Unie gelijkgestelde bestemmingen).

B02

:

B04 en bestemming EG.

B03

:

Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, proviandering en bunkeren (bestemmingen zoals bedoeld in de artikelen 33 en 42 en, indien toepasselijk, artikel 41 van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).

B04

:

Turkije, Oekraïne, Belarus, Moldavië, Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Libanon, Syrië, Irak, Iran, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië, Saudi-Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Jemen, Pakistan, Sri Lanka, Myanmar (Birma), Thailand, Vietnam, Indonesië, Filipijnen, China, Noord-Korea, Hongkong, Sudan, Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad, Kaapverdië, Senegal, Gambia, Guinee-Bissau, Guinee, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Centraal-Afrikaanse Republiek, Equatoriaal-Guinea, Sao Tomé en Principe, Gabon, Congo (Republiek), Congo (Democratische Republiek), Rwanda, Burundi, Sint-Helena en onderhorigheden, Angola, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Uganda, Tanzania, Seychellen en onderhorigheden, Brits gebied in de Indische Oceaan, Mozambique, Mauritius, Comoren, Mayotte, Zambia, Malawi, Zuid-Afrika, Lesotho.


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.

(2)  Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3).

(3)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, indien van toepassing, aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).

(4)  Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1643/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7).

(5)  Zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1041/2008 van de Commissie (PB L 281 van 24.10.2008, blz. 3).

(6)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12).

(7)  Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39).

Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster zoals bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 946/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector vlees van pluimvee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name artikel 164, lid 2, en artikel 170, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de pluimveevleesmarkt, moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167 en 169 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naargelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

De restituties moeten slechts worden toegekend voor producten die vrij in de Unie mogen worden verhandeld en die zijn voorzien van het identificatiemerk als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten tevens voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3).

(5)

De thans geldende restituties zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2011 van de Commissie (4). Aangezien nieuwe restituties moeten worden vastgesteld, moet die verordening worden ingetrokken.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij deze verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van dit artikel wordt voldaan.

2.   De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn bereid en voldoen aan de voorwaarden inzake het identificatiemerk, die zijn vastgesteld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2011 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 23 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 164 van 24.6.2011, blz. 12.


BIJLAGE

Uitvoerrestituties in de sector slachtpluimvee voor de periode vanaf 23 september 2011

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

0105 11 11 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 11 19 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 11 91 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 11 99 9000

A02

EUR/100 pcs

0,24

0105 12 00 9000

A02

EUR/100 pcs

0,47

0105 19 20 9000

A02

EUR/100 pcs

0,47

0207 12 10 9900

V03

EUR/100 kg

32,50

0207 12 90 9190

V03

EUR/100 kg

32,50

0207 12 90 9990

V03

EUR/100 kg

32,50

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

V03: A24, Angola, Saudi-Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Oman, Verenigde Arabische Emiraten, Jordanië, Jemen, Libanon, Irak en Iran.


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 947/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143,

Gezien Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8.

(3)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 22 september 2011 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

120,6

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

136,6

0

BR

132,4

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

226,2

22

BR

258,8

12

AR

341,2

0

CL

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

342,3

0

BR

419,2

0

CL

0408 11 80

Eigeel

303,9

2

AR

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

319,9

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

278,7

5

BR

377,0

0

CL

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

495,0

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 948/2011 VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 933/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 242 van 20.9.2011, blz. 6.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 23 september 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

47,27

0,00

1701 11 90 (1)

47,27

0,72

1701 12 10 (1)

47,27

0,00

1701 12 90 (1)

47,27

0,43

1701 91 00 (2)

48,57

2,90

1701 99 10 (2)

48,57

0,00

1701 99 90 (2)

48,57

0,00

1702 90 95 (3)

0,49

0,22


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/30


BESLUIT 2011/625/GBVB VAN DE RAAD

van 22 september 2011

tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 28 februari 2011 Besluit 2011/137/GBVB vastgesteld (1) ter uitvoering van Resolutie 1970 (2011) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (UNSCR 1970 (2011)).

(2)

De Raad heeft op 23 maart 2011, ter uitvoering van UNSCR 1973 (2011), Besluit 2011/178/GBVB tot wijziging van Besluit 2011/137/GBVB (2) vastgesteld.

(3)

Op 16 september 2011 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2009 (2011) aangenomen tot wijziging van onder meer de beperkende maatregelen, opgelegd door de Resoluties 1970 (2011) en 1973 (2011).

(4)

Besluit 2011/137/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/137/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   Artikel 1 geldt niet voor de levering, verkoop of overdracht van:

a)

wapens en alle soorten verwant materiaal, zoals technische bijstand, opleiding, financiële en andersoortige bijstand, uitsluitend bedoeld voor bijstand aan de Libische autoriteiten bij beveiliging of ontwapening;

b)

handvuurwapens, lichte wapens en verwant materiaal, die/dat tijdelijk naar Libië worden/wordt uitgevoerd voor uitsluitend gebruik door personeel van de Verenigde Naties, vertegenwoordigers van de media en humanitaire medewerkers en ontwikkelingswerkers en hun personeel,

indien het Comité daarvan vooraf op de hoogte wordt gesteld en zonder negatief besluit van het Comité binnen vijf dagen na die kennisgeving.”.

2)

Artikel 4 bis, lid 1, wordt geschrapt.

3)

Aan artikel 6:

a)

wordt het volgende lid toegevoegd:

„1 bis.   Alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen die direct of indirect in het bezit zijn, of onder zeggenschap staan van:

a)

de Centrale Bank van Libië

b)

de Libyan Foreign Bank (Libische Buitenlandse Bank)

c)

de Libyan Investment Authority (Libische Investeringsautoriteit) en

d)

de Libya Africa Investment Portfolio

die op 16 september 2011 zijn bevroren, blijven bevroren.”;

b)

wordt het volgende lid toegevoegd:

„4 ter.   Ten aanzien van de in lid 1 bis bedoelde entiteiten kunnen ook vrijstellingen worden gegeven voor tegoeden, financiële activa en economische middelen, als

a)

de lidstaat in kwestie het Comité op de hoogte heeft gebracht van zijn voornemen om voor een van onderstaande doelen toegang te verlenen tot tegoeden, andere financiële activa of economische middelen, en zonder negatief besluit van het Comité binnen vijf dagen na die kennisgeving:

i)

humanitaire noden;

ii)

brandstof, elektriciteit en water voor uitsluitend civiel gebruik;

iii)

de hervatting van de Libische productie en verkoop van olie;

iv)

het opzetten, exploiteren of versterken van de instellingen van de burgerregering en de civiele openbare infrastructuur, of

v)

het vergemakkelijken van de hervatting van de activiteiten van de bancaire sector, inclusief het ondersteunen of faciliteren van de internationale handel met Libië;

b)

de lidstaat in kwestie heeft het Comité laten weten dat deze fondsen, andere financiële activa of economische middelen niet ter beschikking worden gesteld aan of ten behoeve van de personen bedoeld in lid 1,

c)

de lidstaat heeft vooraf met de Libische autoriteiten overleg gevoerd over het gebruik van dergelijke fondsen, andere financiële activa of economische middelen, en

d)

de lidstaat in kwestie heeft de Libische autoriteiten de kennisgeving, ingediend krachtens dit lid, toegezonden en de Libische autoriteiten hebben binnen vijf werkdagen geen bezwaar aangetekend tegen het vrijgeven van dergelijke fondsen, andere financiële activa of economische middelen.”;

c)

wordt het volgende lid toegevoegd:

„5 bis.   Lid 1 bis belet niet dat een hier genoemde entiteit betalingen doet die verschuldigd zijn wegens een contract dat is gesloten voordat de entiteit krachtens dit besluit op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet direct of indirect wordt ontvangen door een in lid 1 en 1 bis bedoelde persoon of entiteit en de betaling geschiedt nadat de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van het voornemen de betaling te verrichten of te ontvangen, dan wel te dien einde toestemming te verlenen tot het vrijgeven van de bevroren tegoeden of andere financiële activa of economische middelen, tien werkdagen voordat de toestemming wordt verleend.”.

Artikel 2

De gegevens voor de entiteiten in de bijlage bij dit besluit worden geschrapt van de lijsten in de bijlagen III en IV bij Besluit 2011/137/GBVB.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 53.

(2)  PB L 78 van 24.3.2011, blz. 24.


BIJLAGE

ENTITEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 2

Gegevens die worden geschrapt van de lijst in bijlage III bij Besluit 2011/137/GBVB:

1.

Centrale Bank van Libië

2.

Libyan Investment Authority (Libische Investeringsautoriteit)

3.

Libyan Foreign Bank (Libische Buitenlandse Bank)

4.

Libya Africa Investment Portfolio

5.

Libyan National Oil Company (Libische Nationale Oliemaatschappij)

Gegeven dat wordt geschrapt van de lijst in bijlage IV bij Besluit 2011/137/GBVB:

1.

Zuietina Oil Company


23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/33


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 september 2011

tot het toestaan van een afwijking aan de Tsjechische Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en de Republiek Oostenrijk voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 762/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over aquacultuur

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6533)

(Slechts de teksten in de Tsjechische, de Franse en de Duitse taal zijn authentiek)

(2011/626/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 762/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over aquacultuur en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 788/96 van de Raad (1), en met name artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 762/2008 kan de Commissie, wanneer de opneming van gegevens over een specifieke tak van de aquacultuur in de statistiek problemen oplevert die onevenredig zijn met het belang van die tak, een lidstaat toestaan voor die tak geen nationale gegevens in te dienen of schattingsmethoden te gebruiken voor het verstrekken van gegevens over meer dan 10 % van de totale productie.

(2)

De Tsjechische Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en de Republiek Oostenrijk hebben om een afwijking verzocht.

(3)

Op grond van de door de Tsjechische Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en de Republiek Oostenrijk verstrekte gegevens is het gerechtvaardigd die afwijking toe te staan.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de landbouwstatistiek, dat is opgericht bij Besluit 72/279/EEG van de Raad (2).

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn een aanvulling op Besluit 2010/76/EU van de Commissie van 9 februari 2010 tot toekenning aan Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Oostenrijk, Polen, Portugal en Slovenië van een overgangsperiode voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 762/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over aquacultuur (3),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Tsjechische Republiek hoeft voor de waarde van de productie van iedere andere soort dan Cyprinus carpio (karper) gedurende een periode die afloopt op 31 december 2012, slechts geschatte gegevens in te dienen.

2.   Deze afwijking wordt toegestaan voor de referentiejaren 2009-2011.

Artikel 2

1.   Het Groothertogdom Luxemburg wordt gedurende een periode die afloopt op 31 december 2012, toegestaan af te wijken van zijn verplichting om statistische gegevens over de gehele aquacultuursector in te dienen.

2.   Deze afwijking wordt toegestaan voor de referentiejaren 2008-2011.

Artikel 3

1.   De Republiek Oostenrijk hoeft voor de waarde van de productie van iedere soort en voor de productie van iedere soort in de sector hatchery’s en nursery’s gedurende een periode die afloopt op 31 december 2012, slechts geschatte gegevens in te dienen.

2.   Deze afwijking wordt toegestaan voor het referentiejaar 2011.

Artikel 4

1.   Dit besluit is gericht tot de Tsjechische Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en de Republiek Oostenrijk en wordt aan hen ter kennis gegeven.

2.   Dit besluit wordt door deze kennisgeving van kracht.

Gedaan te Brussel, 22 september 2011.

Voor de Commissie

Olli REHN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 1.

(2)  PB L 179 van 7.8.1972, blz. 1.

(3)  PB L 37 van 10.2.2010, blz. 70.


Rectificaties

23.9.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/34


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 286/2011 van de Commissie van 10 maart 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang

( Publicatieblad van de Europese Unie L 83 van 30 maart 2011 )

Bladzijde 51, bijlage VI, punt 1), onder a):

in plaats van:

„a)

tabel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

bij de gevarenklasse „Sensibilisatie van de luchtwegen/de huid” wordt de categoriecode „Sens. luchtw. 1” vervangen door „Sens. luchtw. 1, 1A en 1B”;

ii)

bij de gevarenklasse „Gevaar voor de ozonlaag” wordt de categoriecode „Ozon” vervangen door „Ozon 1”;”

te lezen:

„a)

tabel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

bij de gevarenklasse „Sensibilisatie van de luchtwegen/de huid” wordt de categoriecode „Resp. Sens. 1” vervangen door „Resp. Sens. 1, 1A, 1B” en de categoriecode „Skin Sens. 1” door „Skin Sens. 1, 1A, 1B”;

ii)

bij de gevarenklasse „Gevaarlijk voor de ozonlaag” wordt de categoriecode „Ozone” vervangen door „Ozone 1”;”.