ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2011.157.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 157 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
54e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
543/2011/EU |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
15.6.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 157/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 543/2011 VAN DE COMMISSIE
van 7 juni 2011
tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 3, tweede alinea, artikel 103 nonies, artikel 121, eerste alinea, onder a), artikel 127, artikel 134, artikel 143, onder b), artikel 148, artikel 179, artikel 192, lid 2, artikel 194 en artikel 203 bis, lid 8, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 is een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten vastgesteld die onder meer geldt voor de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit. |
(2) |
De uitvoeringsbepalingen betreffende de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2). Die verordening is herhaaldelijk gewijzigd. Omwille van de duidelijkheid moeten alle uitvoeringsbepalingen, zo nodig gewijzigd op basis van de opgedane ervaring, worden gegroepeerd in een nieuwe verordening en moet Verordening (EG) nr. 1580/2007 worden ingetrokken. |
(3) |
Er dient te worden bepaald welke periode in de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit als een verkoopseizoen wordt beschouwd. Aangezien voor deze sectoren geen steunregelingen meer gelden die op de oogstcyclus van de betrokken producten zijn afgestemd, kunnen alle verkoopseizoenen gelijklopen met het kalenderjaar. |
(4) |
Krachtens artikel 113, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan de Commissie handelsnormen vaststellen voor, respectievelijk, de sector groenten en fruit en de sector verwerkte groenten en fruit. Op grond van artikel 113 bis, lid 1, van die verordening mogen producten van de sector groenten en fruit die bestemd zijn om vers aan de consument te worden verkocht, alleen worden afgezet als ze van een deugdelijke handelskwaliteit zijn en als het land van oorsprong is vermeld. Met het oog op de geharmoniseerde tenuitvoerlegging van deze bepaling moet een uitgewerkte algemene handelsnorm voor alle verse groenten en fruit worden vastgesteld. |
(5) |
Voorts moet met name voor producten die blijkens de Comext-cijfers (de referentiegegevensbank over internationale handel van de Europese Commissie) qua waarde van de handelsstromen het hoogst scoren, een specifieke handelsnorm worden vastgesteld. |
(6) |
Om onnodige handelsbelemmeringen te voorkomen, moet er bij de eventuele vaststelling van specifieke handelsnormen per product op worden toegezien dat de normen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) worden overgenomen. Producten waarvoor op EU-niveau geen specifieke handelsnorm is vastgesteld, worden als conform de algemene handelsnorm beschouwd indien de houder ervan kan aantonen dat de producten overeenstemmen met een geldende norm van de VN/ECE. |
(7) |
Voor sommige weinig gebruikelijke en/of zeer specifieke transacties, voor sommige transacties aan het begin van de afzetketen of voor gedroogde groenten en vruchten en producten die bestemd zijn om te worden verwerkt, dienen uitzonderingen op en vrijstellingen van de toepassing van de handelsnormen te worden vastgesteld. Voor natuurlijk ontwikkelende en bederfelijke producten moet een gering verlies aan versheid en turgescentie worden toegestaan, op voorwaarde dat zij niet tot de klasse Extra behoren. Sommige producten die bij verkoop normaliter niet intact zijn, moeten worden vrijgesteld van de toepassing van de algemene handelsnorm wanneer die norm in een dergelijke eis voorziet. |
(8) |
De op grond van de handelsnormen vereiste aanduidingen moeten duidelijk op de verpakking en/of het etiket worden aangebracht. Om fraude en misleiding van de consument te voorkomen, moet de consument alvorens tot aankoop over te gaan, beschikken over de op grond van de handelsnormen vereiste gegevens, met name bij transacties in het kader van verkoop op afstand, die kennelijk fraudegevoelig zijn en de op grond van de handelsnormen vereiste bescherming van de consument omzeilen. |
(9) |
Naar aanleiding van de vraag van bepaalde verbruikers verschijnen op de markt steeds meer verpakkingen met verschillende soorten groenten en fruit. Loyale handel houdt in dat in dezelfde verpakking verkochte groenten en fruit van homogene kwaliteit zijn. Voor producten waarvoor geen EU-normen zijn vastgesteld, kan deze homogeniteit worden verzekerd aan de hand van algemene voorschriften. Voor verpakkingen met verschillende soorten groenten en fruit moeten etiketteringsvoorschriften worden vastgesteld. Deze moeten, met name om rekening te houden met de beschikbare ruimte op het etiket, minder streng zijn dan die van de handelsnormen. |
(10) |
Met het oog op een correcte en efficiënte uitvoering van de controles moeten facturen en begeleidende documenten die niet voor de consument zijn bestemd, een aantal basisgegevens uit de handelsnormen bevatten. |
(11) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de in artikel 113 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde selectieve controles die volgens een risicoanalyse moeten worden uitgevoerd. Vooral de rol van de risicoanalyse bij het selecteren van te controleren producten moet worden onderstreept. |
(12) |
Elke lidstaat moet de controle-instanties aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van normcontroles in alle stadia van de afzet. Een van deze instanties moet verantwoordelijk zijn voor de contacten met en de coördinatie tussen alle andere aangewezen instanties. |
(13) |
Aangezien de lidstaten hun analyse slechts kunnen verrichten indien zij over informatie betreffende de marktdeelnemers en de belangrijkste kenmerken van de marktdeelnemers beschikken, is het van essentieel belang dat in elke lidstaat een gegevensbank betreffende de marktdeelnemers in de sector groenten en fruit wordt opgezet. Om te garanderen dat alle actoren die actief zijn in de afzetketen, bekend zijn en dat de rechtszekerheid is gewaarborgd, moet het begrip „marktdeelnemer” nauwkeurig worden omschreven. |
(14) |
De normcontroles moeten op basis van monsterneming plaatsvinden en moeten vooral worden gericht op marktdeelnemers bij wie het risico dat niet met de normen overeenstemmende goederen worden aangetroffen, het grootst is. Naargelang van de kenmerken van de nationale markt dienen de lidstaten regels vast te stellen om te bepalen welke categorie marktdeelnemers prioritair moet worden gecontroleerd. Met het oog op de transparantie moeten deze regels aan de Commissie worden meegedeeld. |
(15) |
De lidstaten moeten erop toezien dat de uitvoer van groenten en fruit naar derde landen voldoet aan de handelsnormen en moeten de naleving ervan certificeren overeenkomstig het met de VN/ECE gesloten Protocol van Genève inzake de standaardisatie van verse groenten en fruit en droge en gedroogde vruchten, en de regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inzake de toepassing van internationale normen voor groenten en fruit. |
(16) |
Uit derde landen ingevoerde groenten en fruit moeten voldoen aan de handelsnormen of aan daaraan gelijkwaardige normen. Derhalve moet een normcontrole plaatsvinden voordat dergelijke goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, behalve wanneer het kleine partijen betreft waarvoor de controle-instanties het risico dat de goederen niet aan de normen voldoen, als gering beschouwen. Derde landen die voldoende kunnen garanderen dat aan de normen wordt voldaan, mogen de controles voorafgaand aan de uitvoer door hun eigen controle-instanties laten uitvoeren. In dat geval moeten de lidstaten regelmatig nagaan of de door de controle-instanties van deze derde landen uitgevoerde controles voorafgaand aan de uitvoer doeltrefend en deugdelijk zijn. |
(17) |
Aangezien voor verwerking bestemde groenten en fruit niet aan de handelsnormen hoeven te voldoen, moet ervoor worden gezorgd dat deze producten niet op de versmarkt worden verkocht. Dergelijke producten moeten adequaat worden geëtiketteerd. |
(18) |
Voor groenten en fruit waarvoor normcontroles gelden, dient in alle afzetstadia één en dezelfde soort controles te worden toegepast. Hiervoor dienen de inspectierichtsnoeren te worden toegepast die worden aanbevolen door de VN/ECE en die voldoen aan de aanbevelingen van de OESO op dit gebied. Het is evenwel noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen voor controles bij verkoop in de detailhandel. |
(19) |
Er dient te worden voorzien in bepalingen inzake de erkenning van producentenorganisaties voor de producten waarvoor deze een aanvraag indienen. Wordt een dergelijke erkenning aangevraagd voor producten die uitsluitend voor verwerking zijn bestemd, dan dient erop te worden toegezien dat zij ook daadwerkelijk voor verwerking worden geleverd. |
(20) |
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de regeling voor groenten en fruit en om ervoor te zorgen dat de producentenorganisaties hun werk op een duurzame en doeltreffende wijze kunnen uitvoeren, moet een optimale stabiliteit binnen de producentenorganisaties worden gewaarborgd. Daarom moet een minimumperiode voor het lidmaatschap van een producentenorganisatie worden vastgesteld. De opzegtermijnen en de data waarop de beëindiging van het lidmaatschap van kracht wordt, moeten door de lidstaten worden vastgesteld. |
(21) |
De voornaamste en wezenlijke activiteiten van een producentenorganisatie moeten verband houden met de concentratie van aanbod en afzet. De producentenorganisaties moet evenwel worden toegestaan ook andere, al dan niet commerciële, activiteiten te ontplooien. |
(22) |
Samenwerking tussen producentenorganisaties dient te worden bevorderd door noch bij de berekening van de hoofdactiviteit, noch bij de berekening van andere activiteiten rekening te houden met de afzet van groenten en fruit die exclusief van een andere erkende producentenorganisatie zijn gekocht. Een producentenorganisatie die is erkend voor een product waarvoor technische middelen ter beschikking moeten worden gesteld, moet toestemming krijgen om deze middelen via haar eigen leden, via dochterondernemingen of via uitbesteding ter beschikking te stellen. |
(23) |
Producentenorganisaties mogen participaties hebben in dochterondernemingen die ertoe bijdragen dat de productie van de leden van de organisaties in toegevoegde waarde toeneemt. Er moeten regels worden vastgesteld voor de berekening van de waarde van deze afgezette productie. Na een overgangsperiode die de betrokkenen in staat moet stellen zich aan te passen, dienen de hoofdactiviteiten van deze dochterondernemingen dezelfde te zijn als die van de producentenorganisatie. |
(24) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de erkenning en de werking van de in Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde unies van producentenorganisaties, transnationale producentenorganisaties en transnationale unies van producentenorganisaties. In het belang van de coherentie moeten deze uitvoeringsbepalingen een zo getrouw mogelijke weerspiegeling zijn van de desbetreffende bepalingen inzake producentenorganisaties. |
(25) |
Om concentratie van het aanbod te vergemakkelijken moet de fusie van bestaande producentenorganisaties tot nieuwe producentenorganisaties worden bevorderd door het vaststellen van regels voor het fuseren van de operationele programma's van de gefuseerde producentenorganisaties. |
(26) |
Met inachtneming van het beginsel dat een producentenorganisatie op initiatief van de producenten moet worden opgericht en door hen moet worden gecontroleerd, moet het aan de lidstaten worden overgelaten de voorwaarden vast te stellen voor de aanvaarding van andere natuurlijke of rechtspersonen als lid van een producentenorganisatie en/of een unie van producentenorganisaties. |
(27) |
Om ervoor te zorgen dat de producentenorganisaties werkelijk een minimum aantal producenten vertegenwoordigen, dienen de lidstaten maatregelen te nemen om te voorkomen dat een minderheid van de leden die eventueel het grootste deel van de productie van de betrokken producentenorganisatie voor haar rekening neemt, een overheersende positie inneemt waarvan ten aanzien van het beheer en het functioneren van de producentenorganisatie misbruik kan worden gemaakt. |
(28) |
Gezien de uiteenlopende productie- en afzetomstandigheden in de EU moeten de lidstaten voorwaarden vaststellen voor de voorlopige erkenning van producentengroeperingen die een erkenningsprogramma indienen. |
(29) |
Ter bevordering van de oprichting van stabiele producentenorganisaties die op een duurzame wijze tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de regeling voor groenten en fruit kunnen bijdragen, mag een voorlopige erkenning slechts worden verleend aan producentengroeperingen die kunnen aantonen dat zij in staat zijn om binnen een bepaalde periode aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen. |
(30) |
Er dient te worden vastgesteld welke gegevens de producentengroeperingen in het erkenningsprogramma moeten verstrekken. Om het producentengroeperingen mogelijk te maken beter aan de erkenningsvoorwaarden te voldoen, moet het aanbrengen van veranderingen in het erkenningsprogramma worden toegestaan. Daartoe dient te worden bepaald dat de lidstaat de producentengroeperingen om correctiemaatregelen kan verzoeken met als doel de uitvoering van het programma te waarborgen. |
(31) |
Het is mogelijk dat de producentengroepering reeds vóór de afronding van het erkenningsprogramma aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. Daarom dient te worden bepaald dat een dergelijke groepering samen met de erkenningsaanvraag een ontwerp van operationeel programma mag indienen. Omwille van de coherentie moeten, zodra een dergelijke producentengroepering als producentenorganisatie is erkend, het betrokken erkenningsprogramma en de daarmee gepaard gaande steunverlening worden stopgezet. In verband met de meerjarige financiering van investeringen moet echter de mogelijkheid worden geboden om investeringen die voor investeringssteun in aanmerking komen, over te dragen naar de operationele programma's. |
(32) |
Om een correcte toepassing van de steunregeling ter dekking van de oprichtingskosten en de kosten van de administratieve werking van producentengroeperingen te vergemakkelijken, dient de betrokken steun op forfaitaire basis te worden toegekend. In verband met de beperkte begrotingsmiddelen moet voor deze forfaitaire steun een maximum gelden. Om rekening te houden met de uiteenlopende financiële behoeften van producentengroeperingen van verschillende omvang, moet dit maximum bovendien worden gedifferentieerd naargelang van de waarde van de afzetbare productie van de producentengroeperingen. |
(33) |
In het belang van de coherentie en de vlotte overgang naar de status van producentenorganisatie, moeten voor de producentengroeperingen dezelfde regels inzake hoofdactiviteiten en waarde van de afgezette productie gelden als voor de producentenorganisaties. |
(34) |
Bij een fusie van producentengroeperingen moet de steun kunnen worden verleend aan de uit de fusie voortgekomen producentengroepering om rekening te houden met de financiële behoeften van deze nieuwe producentengroepering en om de correcte toepassing van de steunregeling te garanderen. |
(35) |
Om de toepassing van de regeling inzake steun voor operationele programma's te vergemakkelijken, moet de afgezette productie van de producentenorganisaties nauwkeurig worden omschreven en dient daarbij te worden aangegeven welke producten in aanmerking komen en in welk afzetstadium de waarde van de productie moet worden berekend. Voor controledoeleinden en ter vereenvoudiging moet voor de berekening van de waarde van groenten en fruit die bestemd zijn om te worden verwerkt, een forfaitair bedrag worden gebruikt dat de waarde van het basisproduct - groenten en fruit die bestemd zijn om te worden verwerkt - en van de activiteiten die geen verwerkingsactiviteiten in eigenlijke zin zijn, weergeeft. Aangezien er naargelang van de groep producten grote verschillen bestaan tussen de volumes groenten en fruit die nodig zijn voor de productie van verwerkte groenten en fruit, moeten die verschillen worden weerspiegeld in de toepasselijke forfaitaire bedragen. Voor groenten en fruit die bestemd zijn voor verwerking tot verwerkte aromatische kruiden en paprikapoeder, moet eveneens een forfaitair bedrag voor de berekening van de waarde van de voor verwerking bestemde groenten en fruit worden ingevoerd dat uitsluitend de waarde van het basisproduct omvat. Bij jaarlijkse schommelingen of bij gebrek aan gegevens moeten ook nog andere methoden voor de berekening van de afzetbare productie worden toegestaan. Om misbruik van de regeling te voorkomen, moet worden voorgeschreven dat de producentenorganisaties de methode voor de vaststelling van de referentieperioden normaliter niet mogen wijzigen gedurende de looptijd van een programma. |
(36) |
Met het oog op een vlotte overgang naar het nieuwe systeem voor de berekening van de waarde van afgezette groenten en fruit die bestemd zijn om te worden verwerkt, mag de nieuwe berekeningsmethode geen betrekking hebben op operationele programma's die uiterlijk op 20 januari 2010 zijn goedgekeurd, onverminderd de mogelijkheid om deze operationele programma's te wijzigen overeenkomstig de artikelen 65 en 66 van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Om dezelfde reden moet de waarde van de productie die is afgezet tijdens de referentieperiode van de na die datum goedgekeurde operationele programma's, volgens de nieuwe regels worden berekend. |
(37) |
Met het oog op een correct gebruik van de steun moeten regels worden vastgesteld voor het beheer van de actiefondsen en de financiële bijdragen van de leden daarin, waarbij zoveel mogelijk ruimte voor flexibiliteit moet worden gelaten op voorwaarde dat alle producenten gebruik kunnen maken van het actiefonds en democratisch kunnen deelnemen aan de besluitvorming over het gebruik ervan. |
(38) |
Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de werkingssfeer en de structuur van de nationale strategie voor duurzame operationele programma's en het nationale kader voor milieuacties. Doel daarvan is de toewijzing van financiële middelen te optimaliseren en de kwaliteit van de strategie te verbeteren. |
(39) |
Er moeten procedures voor de indiening en goedkeuring van operationele programma's, inclusief de termijnen hiervoor, worden vastgesteld teneinde de bevoegde autoriteiten in staat te stellen tot een adequate beoordeling van de gegevens en van de maatregelen en activiteiten die al dan niet in de programma's moeten worden opgenomen. Aangezien de programma's op jaarbasis worden beheerd, moet worden bepaald dat de programma's die vóór een bepaalde datum nog niet zijn goedgekeurd, met één jaar worden uitgesteld. |
(40) |
Er moet worden voorzien in een procedure voor de jaarlijkse wijziging van de operationele programma's voor het daaropvolgende jaar zodat deze programma's kunnen worden aangepast aan nieuwe omstandigheden die bij de indiening ervan niet konden worden voorzien. Bovendien moet het mogelijk zijn maatregelen en bedragen van het actiefonds te wijzigen in de loop van elk jaar van uitvoering van het programma. Om te garanderen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelen van de goedgekeurde programma's, dienen voor al die wijzigingen bepaalde door de lidstaten vast te stellen grenzen en voorwaarden te gelden, onder meer de voorwaarde dat de wijzigingen aan de bevoegde autoriteiten moeten worden gemeld. |
(41) |
Met het oog op financiële en rechtszekerheid moet een lijst van acties en uitgaven worden opgesteld die niet in een operationeel programma mogen worden opgenomen. |
(42) |
Wat investeringen op individuele landbouwbedrijven betreft, dienen ter voorkoming van ongerechtvaardigde verrijking door een particuliere partij die gedurende de nuttige levensduur van een dergelijke investering haar banden met de producentenorganisatie heeft verbroken, bepalingen te worden vastgesteld om het de producentenorganisatie mogelijk te maken de restwaarde van de investering te recupereren, ongeacht of deze de eigendom van het lid dan wel van de producentenorganisatie is. |
(43) |
Voor een correcte toepassing van de steunregeling moet worden vastgesteld welke informatie in de steunaanvragen moet worden opgenomen en welke procedures gelden voor de betaling van de steun. Om liquiditeitsproblemen te voorkomen, moet ten behoeve van de producentenorganisaties een systeem van voorschotten met bijbehorende zekerheid worden toegepast. Om soortgelijke redenen moet kunnen worden gekozen voor een ander systeem voor de vergoeding van reeds gedane uitgaven. |
(44) |
De productie van groenten en fruit is onvoorspelbaar en de producten zijn bederfelijk. Marktoverschotten kunnen, hoe gering ook, de markt ernstig verstoren. Er moeten uitvoeringsbepalingen inzake de werkingssfeer en de toepassing van maatregelen op het gebied van crisispreventie en crisisbeheer ten aanzien van de in artikel 1, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten worden vastgesteld. Deze bepalingen moeten met het oog op de flexibiliteit en de snelle toepassing van dergelijke maatregelen in crisissituaties voor zover mogelijk zo zijn opgezet dat de besluitvorming wordt overgelaten aan de lidstaten en de producentenorganisaties. De bepalingen dienen evenwel misbruik te voorkomen en te voorzien in beperkingen op het gebruik van bepaalde maatregelen, ook op financieel vlak. Voorts moeten zij de naleving van de fytosanitaire voorschriften en de milieuvoorschriften garanderen. |
(45) |
Wat het uit de markt nemen van producten betreft, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld waarin rekening wordt gehouden met het potentiële belang van een dergelijke maatregel. Met name moeten bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de regeling inzake verhoogde steun voor uit de markt genomen groenten en fruit die door liefdadigheidsinstellingen en bepaalde andere instellingen gratis als humanitaire hulp worden uitgereikt. Om gratis uitreiking te vergemakkelijken, moet de mogelijkheid worden gecreëerd om liefdadigheidsinstellingen en -organisaties toe te staan de eindontvangers van de uit de markt genomen producten een symbolische bijdrage te vragen in het geval dat die producten zijn verwerkt. Bovendien moeten maximale steunniveaus voor uit de markt genomen producten worden vastgesteld om te voorkomen dat het uit de markt nemen van producten als permanente afzetmogelijkheid in de plaats komt van het op de markt brengen van producten. In dit verband dienen op de producten die zijn opgenomen in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (3), de aldaar vastgestelde maximale uniale ophoudvergoedingen verder te worden toegepast, weliswaar verhoogd aangezien dergelijke uitdemarktnemingen tegenwoordig worden gecofinancierd. Voor andere producten die tot dusverre niet excessief uit de markt blijken te zijn genomen, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om maximale steunniveaus vast te stellen. In elk geval dient echter om soortgelijke redenen per product en per producentenorganisatie te worden vastgesteld welke hoeveelheid maximaal uit de markt mag worden genomen. |
(46) |
Inzake de nationale financiële steun die de lidstaten mogen verlenen in gebieden van de Unie waar de producenten bijzonder zwak georganiseerd zijn, moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld, met inbegrip van een omschrijving van wat wordt verstaan onder 'bijzonder zwak georganiseerd'. Er moet worden voorzien in procedures voor de goedkeuring van deze soort van nationale steun, voor de goedkeuring en de vaststelling van het bedrag van de vergoeding van de steun door de Unie en voor de vaststelling van het vergoedingsniveau. Deze procedures dienen de vigerende procedures te weerspiegelen. |
(47) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen, met name op het gebied van procedures, worden vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden krachtens welke de voorschriften die de producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector hebben aangenomen, bindend kunnen worden verklaard voor alle producenten die in een bepaalde economische regio zijn gevestigd. Bij verkoop van producten op stam moet bovendien worden gepreciseerd welke voorschriften bindend moeten worden verklaard ten aanzien van, respectievelijk, de producenten en de kopers. |
(48) |
Om de invoer van appelen te controleren en om ervoor te zorgen dat een aanzienlijke toename van de invoer van appelen binnen een relatief korte tijd wordt opgemerkt, is in 2006, bij wijze van overgangsregeling, een stelsel van invoercertificaten voor appelen van GN-code 0808 10 80 geïntroduceerd (GN = gecombineerde nomenclatuur). Intussen zijn nieuwe en accurate methoden voor de controle van de invoer van appelen ontwikkeld die minder belastend zijn voor de marktdeelnemers dan de huidige certificatenregeling. Daarom dient de verplichting om invoercertificaten voor appelen van GN-code 0808 10 80 over te leggen, op korte termijn te worden afgeschaft. |
(49) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het invoerprijssysteem voor groenten en fruit. Het feit dat de betrokken, bederfelijke soorten groenten en fruit grotendeels in consignatie worden geleverd, maakt het bijzonder moeilijk de waarde ervan te bepalen. Bepaald moet worden welke methoden mogen worden toegepast voor het berekenen van de invoerprijs op basis waarvan de ingevoerde producten in het gemeenschappelijk douanetarief worden ingedeeld. Met name moeten forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de gemiddelde prijzen van de producten en moet worden voorzien in een werkwijze voor gevallen waarin voor producten van een bepaalde oorsprong geen prijzen beschikbaar zijn. Met het oog op een correcte toepassing van de regeling dient in bepaalde omstandigheden te worden voorzien in het stellen van een zekerheid. |
(50) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het invoerrecht dat bovenop het in het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde invoerrecht kan worden geheven over bepaalde producten. Het aanvullende recht kan worden opgelegd indien de invoerhoeveelheden van het betrokken product bepaalde, per product en per toepassingsperiode vastgestelde drempelhoeveelheden overschrijden. Aangezien goederen die op weg zijn naar de Unie, vrijgesteld zijn van aanvullende rechten, moeten voor deze goederen specifieke bepalingen worden vastgesteld. |
(51) |
Om zowel de producentenorganisaties als de lidstaten in staat te stellen de doeltreffendheid en de efficiënte werking van de lopende programma's en regelingen te beoordelen, dient te worden voorzien in voldoende toezicht en evaluatie. |
(52) |
Er moeten uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld inzake de soort, het formaat en de wijze van verstrekking van de meldingen die voor de toepassing van deze verordening worden vereist. Deze bepalingen dienen met name betrekking te hebben op de meldingen van de producenten en producentenorganisaties aan de lidstaten, de meldingen van de lidstaten aan de Commissie en de gevolgen die verbonden zijn aan te late of onnauwkeurige meldingen. |
(53) |
Er moeten maatregelen worden vastgesteld inzake de controles die vereist zijn voor de correcte toepassing van deze verordening en van Verordening (EG) nr. 1234/2007, alsmede passende sancties voor geconstateerde onregelmatigheden. Deze maatregelen moeten bestaan uit op EU-niveau vastgestelde specifieke controles en sancties en uit aanvullende nationale controles en sancties. De controles en de sancties moeten ontradend, doeltreffend en evenredig zijn. Met het oog op een eerlijke behandeling van de producenten moeten bepalingen worden vastgesteld voor de oplossing van gevallen waarin sprake is van een kennelijke fout, overmacht of andere uitzonderlijke omstandigheden. Ook dienen regels inzake kunstmatig gecreëerde situaties te worden vastgesteld om het onmogelijk te maken dat uit dergelijke situaties voordeel wordt gehaald. |
(54) |
Er moeten bepalingen worden vastgesteld die borg staan voor een verdere vlotte overgang van de vorige regeling, die is neergelegd in Verordening (EG) nr. 2200/96, Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (4) en Verordening (EG) nr. 2202/96 van de Raad van 28 oktober 1996 tot invoering van een steunregeling voor telers van bepaalde citrussoorten (5), naar de nieuwe regeling, die is neergelegd in Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96 (6) en vervolgens in Verordening (EG) nr. 1234/2007, Verordening (EG) nr. 1580/2007, de onderhavige verordening en de bepalingen voor de uitvoering van de overgangsbepalingen als vastgesteld in artikel 203 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
(55) |
Om te voorkomen dat de afschaffing van de regeling van invoercertificaten voor appelen de handelspatronen te ingrijpend beïnvloedt, dient artikel 134 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 van toepassing te blijven tot 31 augustus 2011. |
(56) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1
Werkingssfeer en gebruik van begrippen
1. De onderhavige verordening bevat bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft.
De titels II en III van de onderhavige verordening zijn evenwel uitsluitend van toepassing op de in artikel 1, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten van de sector groenten en fruit en op dergelijke producten die uitsluitend bestemd zijn om te worden verwerkt.
2. Begrippen in Verordening (EG) nr. 1234/2007 hebben in de onderhavige verordening dezelfde betekenis, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
Artikel 2
Verkoopseizoenen
Het verkoopseizoen in de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit loopt van 1 januari tot en met 31 december.
TITEL II
INDELING VAN PRODUCTEN
HOOFDSTUK I
Algemene regels
Artikel 3
Handelsnormen; houders
1. De voorschriften van artikel 113 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden als de algemene handelsnorm beschouwd. De nadere bepalingen van de algemene handelsnorm worden vastgesteld in bijlage I, deel A, van de onderhavige verordening.
Groenten en fruit waarvoor geen specifieke handelsnorm geldt, moeten voldoen aan de algemene handelsnorm. Producten ten aanzien waarvan de houder kan aantonen dat zij voldoen aan geldende normen die zijn vastgesteld door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE), worden evenwel beschouwd als producten die in overeenstemming zijn met de algemene handelsnorm.
2. De in artikel 113, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde specifieke handelsnormen zijn opgenomen in bijlage I, deel B, van de onderhavige verordening, voor wat de volgende producten betreft:
a) |
appelen, |
b) |
citrusvruchten, |
c) |
kiwi’s, |
d) |
sla, krulandijvie en andijvie, |
e) |
perziken en nectarines, |
f) |
peren, |
g) |
aardbeien, |
h) |
paprika's, |
i) |
tafeldruiven, |
j) |
tomaten. |
3. Voor de toepassing van artikel 113 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt onder „houder” verstaan een natuurlijke of rechtspersoon die de betrokken producten fysiek in bezit heeft.
Artikel 4
Uitzonderingen op en vrijstellingen van de toepassing van de handelsnormen
1. In afwijking van artikel 113 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 hoeven de volgende producten niet aan de handelsnormen te voldoen:
a) |
producten die, mits zij duidelijk gemarkeerd zijn met de woorden „bestemd voor verwerking” of „voor diervoeder” of een andere gelijkwaardige formulering:
|
b) |
producten die de producent op zijn bedrijf levert aan de consument voor diens persoonlijk gebruik; |
c) |
producten die ingevolge een besluit van de Commissie dat op verzoek van een lidstaat volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure is genomen, worden beschouwd als producten uit een bepaald gebied die door de detailhandel van dat gebied worden verkocht omdat zij aan een algemeen bekende lokale verbruikstraditie beantwoorden; |
d) |
producten die zo zijn opgemaakt of versneden dat ze „etensklaar” of „panklaar” zijn; |
e) |
producten die worden afgezet als eetbare scheuten van ontkiemde zaden van planten die worden beschouwd als groenten of fruit in de zin van artikel 1, lid 1, onder i), en bijlage I, deel IX, van Verordening (EG) nr. 1234/2007. |
2. In afwijking van artikel 113 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 hoeven de volgende producten binnen een bepaald productiegebied niet aan de handelsnormen te voldoen:
a) |
producten die door de producent worden verkocht of geleverd aan pakstations of bewaarinrichtingen, of die van het bedrijf van de producent naar dergelijke inrichtingen worden vervoerd, en |
b) |
producten die van de bewaarinrichtingen naar de pakstations worden vervoerd. |
3. In afwijking van artikel 113 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 mogen lidstaten een vrijstelling van de toepassing van de specifieke handelsnormen verlenen voor andere dan in lid 1, onder a) i), van de onderhavige verordening bedoelde, voor verwerking bestemde producten die voor persoonlijk gebruik door de consument in de detailhandel worden aangeboden met op het etiket de vermelding „voor verwerking bestemd product” of een andere gelijkwaardige vermelding.
4. In afwijking van artikel 113 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 mogen lidstaten een vrijstelling van de toepassing van de specifieke handelsnormen verlenen voor producten die rechtstreeks door de producent aan de eindverbruiker, voor diens persoonlijke gebruik, worden verkocht op markten die volledig zijn voorbehouden voor producenten van een bepaald, door de lidstaat vast te stellen productiegebied.
5. In afwijking van artikel 113 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 met betrekking tot de specifieke handelsnormen, is het toegestaan dat groenten en fruit die niet tot de klasse Extra behoren, in de stadia die op de verzending volgen, een gering verlies aan versheid en turgescentie vertonen en een gering kwaliteitsverlies als gevolg van hun ontwikkeling en bederfelijkheid.
6. In afwijking van artikel 113 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 hoeven de volgende producten niet aan de algemene handelsnorm te voldoen:
a) |
wilde paddenstoelen van GN-code 0709 59, |
b) |
kappers van GN-code 0709 90 40, |
c) |
bittere amandelen van GN-code 0802 11 10, |
d) |
amandelen zonder dop van GN-code 0802 12, |
e) |
hazelnoten zonder dop van GN-code 0802 22, |
f) |
walnoten (okkernoten) zonder dop van GN-code 0802 32, |
g) |
pingels of pignolen van GN-code 0802 90 50, |
h) |
pistaches van GN-code 0802 50 00, |
i) |
macadamianoten van GN-code 0802 60 00, |
j) |
pecannoten van GN-code 0802 90 20, |
k) |
andere noten van GN-code 0802 90 85, |
l) |
gedroogde plantains van GN-code 0803 00 90, |
m) |
citrusvruchten van GN-code 0805, |
n) |
mengsels van tropische noten van GN-code 0813 50 31, |
o) |
mengsels van andere noten van GN-code 0813 50 39, |
p) |
saffraan van GN-code 0910 20. |
7. Aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat moet het bewijs worden geleverd dat de in lid 1, onder a), en in lid 2 bedoelde producten aan de vastgestelde voorwaarden voldoen, met name ten aanzien van het beoogde gebruik.
Artikel 5
Aanduidingen
1. De op grond van dit hoofdstuk vereiste aanduidingen moeten duidelijk zichtbaar en leesbaar op één van de zijkanten van de verpakking worden aangebracht door directe en onuitwisbare opdruk of door middel van een in de verpakking geïntegreerd of stevig daarop bevestigd etiket.
2. Voor los verzonden goederen die rechtstreeks in een vervoermiddel worden geladen, moeten de in lid 1 bedoelde aanduidingen voorkomen op een begeleidend document of op een notitie die goed zichtbaar in het vervoermiddel is aangebracht.
3. In het geval van overeenkomsten op afstand in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) kan een product slechts als conform de handelsnormen worden bevonden wanneer de aanduidingen vóór het sluiten van de verkoop beschikbaar zijn.
4. Op facturen en begeleidende documenten, behalve op ontvangstbewijzen voor de consument, worden de naam en het land van oorsprong van de producten aangegeven, alsmede, in voorkomend geval, de klasse, de variëteit of het handelstype wanneer dat op grond van een specifieke handelsnorm vereist is, of de vermelding dat het product is bestemd voor verwerking.
Artikel 6
Aanduidingen in het detailhandelsstadium
1. In het detailhandelsstadium moeten de op grond van dit hoofdstuk vereiste aanduidingen duidelijk en leesbaar zijn. Producten mogen te koop worden aangeboden op voorwaarde dat de detailhandelaar op een duidelijk zichtbare plaats dicht bij de te koop aangeboden producten in leesbare aanduidingen informatie inzake het land van oorsprong en, in voorkomend geval, de klasse, de variëteit of het handelstype van het product verstrekt op een manier die de consument niet misleidt.
2. Bij voorverpakte producten in de zin van Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) wordt naast alle in de handelsnormen voorgeschreven gegevens ook het nettogewicht aangegeven. Op producten die gewoonlijk per aantal stuks worden verkocht, is de verplichting om het nettogewicht aan te geven evenwel niet van toepassing indien het aantal stuks vanaf de buitenkant duidelijk zichtbaar is en gemakkelijk kan worden geteld of indien dit aantal op het etiket is vermeld.
Artikel 7
Mengsels
1. Verpakkingen met een nettogewicht van 5 kg of minder die mengsels van verschillende soorten groenten en fruit bevatten, mogen worden afgezet op voorwaarde dat:
a) |
de producten van homogene kwaliteit zijn en elk product voldoet aan de betrokken specifieke handelsnorm of, bij gebrek aan een specifieke handelsnorm voor een bepaald product, aan de algemene handelsnorm, |
b) |
de verpakking juist is geëtiketteerd overeenkomstig dit hoofdstuk, en |
c) |
het mengsel de consument niet kan misleiden. |
2. De in lid 1, onder a), vastgestelde voorschriften gelden niet voor de in een mengsel opgenomen producten die geen producten van de sector groenten en fruit zijn als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
3. Indien de in een mengsel opgenomen groenten en fruit van oorsprong uit meer dan één lidstaat of derde land zijn, mag de volledige naam van de landen van oorsprong worden vervangen door, naargelang van het geval:
a) |
„mengsel van uit de EU afkomstige groenten en fruit”, |
b) |
„mengsel van niet uit de EU afkomstige groenten en fruit”, |
c) |
„mengsel van uit de EU en niet uit de EU afkomstige groenten en fruit”. |
HOOFDSTUK II
Handelsnormcontroles
Artikel 8
Werkingssfeer
Dit hoofdstuk bevat voorschriften inzake normcontroles, d.w.z. controles van groenten en fruit die in alle afzetstadia worden uitgevoerd om na te gaan of de betrokken producten voldoen aan de handelsnormen en aan andere bepalingen van deze titel en van de artikelen 113 en 113 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
Artikel 9
Coördinerende autoriteiten en controle-instanties
1. Elke lidstaat gaat over tot het aanwijzen van:
a) |
één enkele bevoegde autoriteit, hierna „de coördinerende autoriteit” genoemd, die verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten met betrekking tot het bepaalde in dit hoofdstuk, en |
b) |
één of meer controle-instanties, hierna „de controle-instanties” genoemd, die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van het bepaalde in dit hoofdstuk. |
De in de eerste alinea bedoelde coördinerende autoriteiten en controle-instanties kunnen openbaar of particulier zijn. In beide gevallen zijn de lidstaten evenwel verantwoordelijk voor deze autoriteiten en instanties.
2. De lidstaten melden aan de Commissie:
a) |
de naam, het postadres en het e-mailadres van de op grond van lid 1, eerste alinea, onder a), aangewezen coördinerende autoriteiten; |
b) |
de naam, het postadres en het e-mailadres van de op grond van lid 1, eerste alinea, onder b), aangewezen controle-instanties, en |
c) |
de precieze omschrijving van de bevoegdheden van de door hen aangewezen controle-instanties. |
3. De coördinerende autoriteit kan tevens de controle-instantie of één van de controle-instanties of een andere, op grond van lid 1 aangewezen instantie zijn.
4. De Commissie maakt de lijst van de door de lidstaten aangewezen coördinerende autoriteiten bekend op een door haar geschikt geachte wijze.
Artikel 10
Gegevensbank betreffende de marktdeelnemers
1. De lidstaten stellen een gegevensbank over de marktdeelnemers in de sector groenten en fruit samen, waarin onder de in dit artikel vermelde voorwaarden de marktdeelnemers worden opgenomen die betrokken zijn bij de afzet van groenten en fruit waarvoor op grond van artikel 113 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 normen zijn vastgesteld.
De lidstaten kunnen hiertoe gebruik maken van voor andere doeleinden opgerichte gegevensbanken.
2. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „marktdeelnemer” verstaan een natuurlijke of rechtspersoon:
a) |
die groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden, in zijn bezit heeft om deze:
|
b) |
die met betrekking tot groenten en fruit waarvoor handelsnormen gelden, zelf één of meer onder a) bedoelde activiteiten uitvoert. |
De in de eerste alinea, onder a), bedoelde activiteiten omvatten:
a) |
verkoop op afstand, al dan niet via het Internet, |
b) |
dergelijke activiteiten die de natuurlijke of de rechtspersoon voor eigen rekening of voor rekening van een derde partij verricht, en |
c) |
dergelijke activiteiten die worden verricht in de Unie en/of in het kader van uitvoer naar derde landen en/of invoer uit derde landen. |
3. De lidstaten bepalen onder welke voorwaarden de volgende marktdeelnemers al dan niet in de gegevensbank worden opgenomen:
a) |
marktdeelnemers die op grond van de aard van hun activiteit, krachtens artikel 4 zijn vrijgesteld van de verplichting om aan de handelsnormen te voldoen, en |
b) |
natuurlijke personen of rechtspersonen wier activiteiten in de sector groenten en fruit beperkt zijn tot het vervoer van goederen of tot de verkoop in het detailhandelsstadium. |
4. Wanneer de gegevensbank voor de marktdeelnemers uit verschillende afzonderlijke elementen bestaat, ziet de coördinerende autoriteit erop toe dat de gegevensbank en de verschillende elementen ervan een homogeen geheel vormen en geregeld worden bijgewerkt. Het bijwerken van de gegevensbank vindt met name plaats aan de hand van de tijdens de normcontroles verzamelde gegevens.
5. De gegevensbank bevat voor elke marktdeelnemer:
a) |
het registratienummer, de naam en het adres; |
b) |
de gegevens die nodig zijn voor de indeling van de marktdeelnemer in één van de in artikel 11, lid 2, opgenomen risicocategorieën, met name de gegevens over de plaats in de afzetketen en over het omvang van het bedrijf; |
c) |
gegevens over uitkomsten van eerdere controles van de marktdeelnemer; |
d) |
andere voor de controle noodzakelijk geachte gegevens, zoals informatie over het voorhanden zijn van een kwaliteitsborgingssysteem of een internecontrolesysteem inzake de naleving van de handelsnormen. |
Het bijwerken van de gegevensbank vindt met name plaats aan de hand van de tijdens de normcontroles verzamelde gegevens.
6. De marktdeelnemers verstrekken de gegevens die de lidstaten noodzakelijk achten voor de samenstelling en bijwerking van de gegevensbank. De lidstaten bepalen volgens welke voorwaarden marktdeelnemers die niet op hun grondgebied zijn gevestigd maar er wel een handelsactiviteit uitoefenen, in de gegevensbank worden opgenomen.
Artikel 11
Normcontroles
1. De lidstaten zien erop toe dat selectieve, op een risicoanalyse gebaseerde en voldoende frequente normcontroles worden verricht om een adequate naleving van de handelsnormen en andere bepalingen van deze titel en van de artikelen 113 en 113 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 te garanderen.
Eén van de criteria voor de beoordeling van het risico bestaat in het voorhanden zijn van een in artikel 14 bedoeld normcontrolecertificaat dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit van een derde land dat overeenkomstig artikel 15 een erkenning voor zijn normcontroles heeft gekregen. Het voorhanden zijn van een dergelijk certificaat wordt beschouwd als een factor die het risico van niet-naleving van de handelsnormen vermindert.
Als criteria voor de beoordeling van het risico kunnen tevens de volgende gegevens in aanmerking worden genomen:
a) |
de aard van het product, de productieperiode, de prijs van het product, het weer, de verpakkings- en behandelingsverrichtingen, de opslagomstandigheden, het land van oorsprong, de vervoermiddelen of de omvang van de partij; |
b) |
de omvang van de marktdeelnemer, zijn plaats in de afzetketen, de omvang of de waarde van zijn afzet, zijn productassortiment, het leveringsgebied of de aard van zijn werkzaamheden, zoals opslag, sortering, verpakking of verkoop; |
c) |
uitkomsten van eerdere controles, waaronder het aantal en de aard van de geconstateerde afwijkingen, de gebruikelijke kwaliteit van de afgezette producten, het niveau van de gebruikte technische uitrusting; |
d) |
de betrouwbaarheid van de door de marktdeelnemer gebruikte kwaliteitsborgingssystemen of internecontrolesystemen inzake de naleving van de handelsnormen; |
e) |
de plaats waar de controle wordt verricht, met name indien dit de plaats is waar de producten voor het eerst de Unie binnenkomen of waar de producten worden verpakt of geladen; |
f) |
andere gegevens die kunnen wijzen op een risico van niet-naleving. |
2. De risicoanalyse wordt gebaseerd op de gegevens in de in artikel 10 bedoelde gegevensbank over de marktdeelnemers en omvat een indeling van de marktdeelnemers in risicocategorieën.
De lidstaten stellen vooraf het volgende vast:
a) |
de criteria voor de beoordeling van het risico dat partijen niet aan de handelsnormen voldoen; |
b) |
op basis van een risicoanalyse voor elke risicocategorie, het minimum percentage marktdeelnemers of partijen en/of hoeveelheden dat aan een normcontrole zal worden onderworpen. |
De lidstaten kunnen op basis van een risicoanalyse ervoor opteren om geen selectieve controles van producten waarvoor geen specifieke handelsnormen gelden, te verrichten.
3. Wanneer bij controles significante onregelmatigheden aan het licht komen, verrichten de lidstaten frequentere controles van de marktdeelnemers, de producten, de oorsprong of andere parameters.
4. De marktdeelnemers melden aan de controle-instanties alle gegevens die deze instanties noodzakelijk achten voor de organisatie en uitvoering van de normcontroles.
Artikel 12
Erkende marktdeelnemers
1. De lidstaten kunnen marktdeelnemers die in de laagste risicocategorie zijn ingedeeld en speciale garanties inzake de naleving van de handelsnormen bieden, toestemming geven om het in bijlage II opgenomen model te gebruiken bij de etikettering van elke verpakking in het stadium van verzending en/of het in artikel 14 bedoelde normcontrolecertificaat te ondertekenen.
2. De erkenning wordt voor ten minste één jaar verleend.
3. De marktdeelnemers die voor deze mogelijkheid in aanmerking komen:
a) |
beschikken over controlepersoneel dat een door de lidstaat erkende opleiding heeft gevolgd; |
b) |
beschikken over het nodige materieel om de producten verkoopklaar te maken en te verpakken; |
c) |
verbinden zich ertoe een normcontrole van de goederen die zij verzenden, te verrichten, en houden een register van alle door hen verrichte controles bij. |
4. Wanneer een erkende marktdeelnemer niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, trekt de betrokken lidstaat de erkenning in.
5. In afwijking van lid 1 mogen modellen die op 30 juni 2009 in overeenstemming waren met Verordening (EG) nr. 1580/2007, door de erkende marktdeelnemers worden gebruikt zolang de voorraad strekt.
Erkenningen die vóór 1 juli 2009 aan de marktdeelnemers zijn verleend, blijven geldig voor de periode waarvoor zij zijn verleend.
Artikel 13
Aanvaarding van aangiften door de douane
1. De douaneautoriteit mag met betrekking tot producten waarvoor specifieke handelsnormen gelden, slechts aangiften ten uitvoer en/of aangiften voor het vrije verkeer aanvaarden, indien:
a) |
de goederen vergezeld gaan van een normcontrolecertificaat, of |
b) |
de bevoegde controle-instantie aan de douaneautoriteit heeft gemeld dat voor de betrokken partijen een normcontrolecertificaat is afgegeven, of |
c) |
de bevoegde controle-instantie aan de douaneautoriteit heeft gemeld dat zij geen normcontrolecertificaat voor de betrokken partijen heeft afgegeven omdat de partijen op basis van de in artikel 11, lid 1, bedoelde risicoanalyse niet hoefden te worden gecontroleerd. |
Deze bepaling geldt onverminderd normcontroles die de lidstaat op grond van artikel 11 kan verrichten.
2. Lid 1 is tevens van toepassing op producten waarvoor de in bijlage I, deel A, opgenomen algemene handelsnorm geldt, alsmede op in artikel 4, lid 1, onder a), bedoelde producten indien de betrokken lidstaat dat noodzakelijk acht in het licht van de in artikel 11, lid 1, bedoelde risicoanalyse.
Artikel 14
Normcontrolecertificaat
1. Een bevoegde autoriteit kan een normcontrolecertificaat (hierna „certificaat” genoemd) afgeven waarin wordt bevestigd dat de producten in overeenstemming zijn met de betrokken handelsnorm. Het model voor het door de bevoegde autoriteiten in de Unie te gebruiken certificaat is opgenomen in bijlage III.
De in artikel 15, lid 4, bedoelde derde landen mogen in de plaats van het door de bevoegde autoriteiten in de Unie afgegeven certificaat, hun eigen certificaat gebruiken op voorwaarde dat dat certificaat gegevens bevat die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in het EU-certificaat op te nemen gegevens. De Commissie stelt op de door haar geschikt geachte wijze modellen van dergelijke, door derde landen gebruikte certificaten ter beschikking.
2. Dit certificaat mag worden afgegeven in papierformaat met een originele handtekening, of in een geverifieerd elektronisch formaat met een elektronische handtekening.
3. Elk certificaat wordt afgestempeld door de bevoegde autoriteit en ondertekend door de daartoe gemachtigde persoon of personen.
4. Het certificaat wordt afgegeven in ten minste één van de officiële talen van de Unie.
5. Elk certificaat wordt met het oog op de identificatie ervan voorzien van een volgnummer. De bevoegde autoriteit bewaart een kopie van elk afgegeven certificaat.
6. In afwijking van lid 1, eerste alinea, mogen certificaten die op 30 juni 2009 in overeenstemming waren met Verordening (EG) nr. 1580/2007, door de lidstaten worden gebruikt zolang de voorraad strekt
Artikel 15
Erkenning van door derde landen vóór de invoer in de Unie verrichte normcontroles
1. Op verzoek van een derde land kan de Commissie volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure, de normcontroles met betrekking tot de naleving van specifieke handelsnormen erkennen die door dat derde land vóór invoer in de Unie zijn verricht.
2. De in lid 1 bedoelde erkenning kan worden verleend aan derde landen waar de voor uitvoer naar de Unie bestemde producten voldoen aan de uniale handelsnormen of aan ten minste daaraan gelijkwaardige normen.
In de erkenning wordt de officiële autoriteit in het derde land vermeld die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde controles. Deze autoriteit is verantwoordelijk voor de contacten met de Unie. In de erkenning worden ook de controle-instanties van het derde land vermeld die belast zijn met de uitvoering van de adequate controles.
De erkenning heeft uitsluitend betrekking op producten van oorsprong uit het betrokken derde land en kan tot bepaalde producten worden beperkt.
3. De controle-instanties van het derde land moeten officiële of officieel door de in lid 2 bedoelde autoriteit erkende instanties zijn die op bevredigende wijze kunnen garanderen dat de controles volgens de in artikel 17, lid 1, bedoelde methoden of gelijkwaardige methoden worden verricht, en daartoe over het nodige personeel en materieel en de nodige installaties beschikken.
4. De lijst van derde landen waarvan de normcontroles op grond van dit artikel zijn erkend, en van de betrokken producten wordt opgenomen in bijlage IV.
De Commissie stelt op de door haar geschikt geachte wijze de gegevens over de betrokken officiële autoriteiten en controle-instanties ter beschikking.
Artikel 16
Schorsing van de erkenning van de normcontroles
De Commissie kan de erkenning van de normcontroles schorsen indien voor een significant aantal partijen en/of hoeveelheden wordt geconstateerd dat de goederen niet overeenstemmen met de gegevens in de normcontrolecertificaten die door de controle-instanties van het derde land zijn afgegeven.
Artikel 17
Controlemethoden
1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, worden de in dit hoofdstuk vastgestelde normcontroles, met uitzondering van de controles bij verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker, uitgevoerd volgens de in bijlage V opgenomen controlemethoden.
De lidstaten stellen specifieke uitvoeringsbepalingen vast voor de normcontroles bij verkoop in de detailhandel aan de eindverbruiker.
2. Indien de controleurs constateren dat de goederen aan de handelsnormen voldoen, kan de controle-instantie een normcontrolecertificaat volgens het model in bijlage III afgeven.
3. Indien de goederen niet aan de normen voldoen, stelt de controle-instantie een verklaring van niet-conformiteit op voor de marktdeelnemer of diens vertegenwoordiger. Goederen waarvoor een verklaring van niet-conformiteit is afgegeven, mogen niet worden verplaatst zonder toestemming van de controle-instantie die deze verklaring heeft afgegeven. Voor die toestemming kan als voorwaarde worden gesteld dat aan de door de controle-instantie vastgestelde eisen wordt voldaan.
Marktdeelnemers mogen de goederen of een gedeelte ervan met de normen in overeenstemming brengen. Dergelijke met de normen in overeenstemming gebrachte goederen mogen niet worden afgezet voordat de bevoegde controle-instantie er zich met alle passende middelen van heeft vergewist dat de goederen daadwerkelijk met de normen in overeenstemming zijn gebracht. De bevoegde controle-instantie geeft in voorkomend geval slechts een normcontrolecertificaat volgens het model in bijlage III af voor de partijen of delen ervan die met de normen in overeenstemming zijn gebracht.
Wanneer een controle-instantie ingaat op het verzoek van een marktdeelnemer om de goederen met de normen in overeenstemming te brengen in een andere lidstaat dan die waar de niet-conformiteit bij de controle is geconstateerd, meldt de marktdeelnemer de niet-conforme partij aan de bevoegde controle-instantie van de lidstaat van bestemming. De lidstaat die de verklaring van niet-conformiteit heeft afgegeven, zendt een kopie van deze verklaring toe aan de andere betrokken lidstaten, inclusief de lidstaat waarvoor de niet-conforme partij bestemd is.
Wanneer de goederen niet met de normen in overeenstemming kunnen worden gebracht, en ook niet voor diervoeding, voor industriële verwerking of voor andere niet-voedingsdoeleinden kunnen worden bestemd, kan de controle-instantie de marktdeelnemers desnoods verzoeken de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de producten niet worden afgezet.
De marktdeelnemers verstrekken alle gegevens die de lidstaten nodig achten voor de toepassing van dit lid.
Artikel 18
Meldingen
1. Een lidstaat op het grondgebied waarvan wordt geconstateerd dat een zending producten uit een andere lidstaat niet in overeenstemming is met de handelsnormen vanwege afwijkingen of andere vormen van kwaliteitsvermindering die reeds tijdens de verpakking ervan hadden kunnen worden vastgesteld, meldt dit onmiddellijk aan de Commissie en aan de lidstaten die hiermee te maken kunnen krijgen.
2. Een lidstaat op het grondgebied waarvan een partij producten uit een derde land is afgewezen voor het in het vrije verkeer brengen vanwege niet-naleving van de handelsnormen, meldt dit onmiddellijk aan de Commissie, aan de lidstaten die hiermee te maken kunnen krijgen, en aan het betrokken in bijlage IV opgenomen derde land.
3. De lidstaten delen de bepalingen van hun controle- en risicoanalysesystemen mee aan de Commissie. Alle latere wijzigingen aan deze systemen worden eveneens door de lidstaten aan de Commissie gemeld.
4. De beknopte resultaten van de controles die in een bepaald jaar in alle afzetstadia zijn verricht, worden door de lidstaten uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar aan de Commissie en de andere lidstaten gemeld.
5. De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde meldingen worden verricht op de door de Commissie bepaalde wijze.
TITEL III
PRODUCENTENORGANISATIES
HOOFDSTUK I
Eisen en erkenning
Artikel 19
Definities
1. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder:
a) „producent”: een landbouwer als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007;
b) „aangesloten producent”: een producent of een coöperatie van producenten die is aangesloten bij een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties;
c) „dochteronderneming”: een onderneming waarin één of meer producentenorganisaties of unies daarvan een participatie hebben, en die bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties;
d) „transnationale producentenorganisatie”: elke organisatie waarvan ten minste één aangesloten producentenbedrijf in een andere lidstaat ligt dan die waar de hoofdzetel van de organisatie is gevestigd;
e) „transnationale unie van producentenorganisaties”: elke unie van producentenorganisaties waarvan tenminste één van de aangesloten organisaties haar hoofdzetel in een andere lidstaat heeft dan die waar de hoofdzetel van de unie is gevestigd;
f) „convergentiedoelstelling”: de doelstelling van de actie ten behoeve van de minst ontwikkelde lidstaten en gebieden overeenkomstig de EU-wetgeving inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013;
g) „maatregel”: één van de volgende:
(h) „actie”: een specifieke activiteit of een specifiek instrument ter verwezenlijking van een bepaald operationeel doel als bijdrage tot één of meer van de in artikel 103 quater, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde doelen;
i) „bijproduct”: een product dat resulteert uit de bereiding van een groente- of fruitproduct en dat een positieve economische waarde heeft, doch niet het belangrijkste beoogde resultaat van de bereiding is;
j) „voorbereiding”: voorbereidende activiteiten zoals schoonmaken, snijden, schillen, bijsnijden en drogen van groenten en fruit, zonder er verwerkte groenten en fruit van te maken;
k) „maatregelen van samenwerkende branches in een bedrijfskolom” als bedoeld in artikel 103 quinquies, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007: één of meer in artikel 123, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 genoemde activiteiten, die zijn goedgekeurd door de lidstaat en gezamenlijk worden beheerd door een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties en ten minste één andere marktdeelnemer in de voedselverwerkings- en/of distributieketen;
l) „uitgangssituatie-indicator”: een indicator die de toestand of tendens aan het begin van een programmeringsperiode aangeeft en informatie kan geven die van nut is:
2. De lidstaten omschrijven in het licht van hun nationale juridische en administratieve structuren de rechtspersonen die op hun grondgebied moeten voldoen aan artikel 125 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Zij mogen aanvullende eisen voor de erkenning van producentenorganisaties vaststellen en nemen, in voorkomend geval, voor de toepassing van artikel 125 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ook bepalingen aan betreffende duidelijk omschreven onderdelen van rechtspersonen.
Artikel 20
In aanmerking komende producten
1. Overeenkomstig artikel 125 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007 erkennen de lidstaten een producentenorganisatie voor het product of de groep producten als vermeld in de erkenningsaanvraag, door middel van een besluit op grond van artikel 125 ter, lid 1, onder c), van die verordening.
2. Met betrekking tot uitsluitend voor verwerking bestemde producten of groepen producten worden producentenorganisaties slechts door de lidstaten erkend wanneer deze organisaties via een systeem van leveringscontracten of anderszins kunnen garanderen dat deze producten voor verwerking worden geleverd.
Artikel 21
Minimum aantal leden
Bij de vaststelling van het minimumaantal leden van een producentenorganisatie overeenkomstig artikel 125 ter, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de lidstaten bepalen dat, wanneer de aanvrager van een erkenning geheel of gedeeltelijk bestaat uit leden die op hun beurt uit producenten samengestelde rechtspersonen of duidelijk omschreven onderdelen van rechtspersonen zijn, het minimum aantal producenten kan worden berekend op basis van het aantal producenten dat is aangesloten bij elke rechtspersoon of elk duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon.
Artikel 22
Minimumduur van het lidmaatschap
1. De minimumduur van het lidmaatschap van een producent mag niet minder dan één jaar bedragen.
2. De opzegging van het lidmaatschap moet schriftelijk aan de producentenorganisatie worden meegedeeld. De lidstaten bepalen de opzegtermijn, die niet meer dan zes maanden mag bedragen, en de datum waarop de beëindiging van het lidmaatschap van kracht wordt.
Artikel 23
Structuur en activiteiten van de producentenorganisaties
De lidstaten vergewissen zich ervan dat de producentenorganisaties beschikken over het personeel, de infrastructuur en de uitrusting die nodig zijn voor de naleving van de eisen van artikel 122, eerste alinea, onder c), en artikel 125 ter, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en voor de vervulling van hun belangrijkste functies, met name op het gebied van:
a) |
kennis van de productie van hun leden; |
b) |
ophaling, sortering, opslag en verpakking van de productie van hun leden; |
c) |
commercieel en budgettair beheer, en |
d) |
gecentraliseerde boekhouding en een factureringssysteem. |
Artikel 24
Waarde of hoeveelheid van de afzetbare productie
1. Voor de toepassing van artikel 125 ter, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de waarde of de hoeveelheid van de afzetbare productie berekend op dezelfde basis als de in de artikelen 50 en 51 van de onderhavige verordening bedoelde waarde van de afzetbare productie.
2. Wanneer één of meer leden van een producentenorganisatie voor de toepassing van lid 1 over onvoldoende historische gegevens betreffende de afzetbare productie beschikken, kan als waarde van de afzetbare productie van die leden worden beschouwd de gemiddelde waarde van hun afzetbare productie in de periode van drie jaar die voorafgaat aan het jaar waarin de erkenningsaanvraag is ingediend en waarin de leden van de betrokken producentenorganisatie daadwerkelijk hebben geproduceerd.
Artikel 25
Terbeschikkingstelling van technische hulpmiddelen
Voor de toepassing van artikel 125 ter, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt ervan uitgegaan dat een producentenorganisatie die wordt erkend voor een product waarvoor technische hulpmiddelen beschikbaar moeten worden gesteld, haar verplichting nakomt wanneer zij zelf of via haar leden, dan wel via dochterondernemingen of door middel van uitbesteding, een adequaat niveau aan technische hulpmiddelen ter beschikking stelt.
Artikel 26
Hoofdactiviteiten van de producentenorganisaties
1. De hoofdactiviteit van een producentenorganisatie betreft de concentratie van het aanbod en de afzet van de producten van haar leden waarvoor zij is erkend.
2. Een producentenorganisatie mag producten van niet bij een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties aangesloten producenten verkopen, indien zij voor die producten is erkend en indien de economische waarde van die activiteit lager ligt dan de overeenkomstig artikel 50 berekende waarde van de afgezette productie van die producentenorganisatie.
3. De afzet van groenten en fruit die rechtstreeks van een andere producentenorganisatie worden gekocht wordt evenmin als de afzet van producten waarvoor de producentenorganisatie niet is erkend, beschouwd als een onderdeel van de activiteiten van de producentenorganisatie.
4. Bij toepassing van artikel 50, lid 9, is lid 3 van het onderhavige artikel met ingang van 1 januari 2012 van overeenkomstige toepassing op de betrokken dochterondernemingen.
Artikel 27
Uitbesteding
1. De activiteiten die de lidstaten overeenkomstig artikel 125 quinquies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 voor uitbesteding mogen aanmerken, omvatten onder meer de verzameling, de opslag, de verpakking en de afzet van de producten van de bij een producentenorganisatie aangesloten leden.
2. Uitbesteding van een activiteit van een producentenorganisatie betekent dat de producentenorganisatie voor de uitvoering van de betrokken activiteit een commerciële regeling treft met een andere entiteit, die onder meer uit één of meer van haar leden of een dochteronderneming kan bestaan. De producentenorganisatie blijft evenwel verantwoordelijk voor de uitvoering van die activiteit en voor de algemene beheerscontrole en het toezicht op de voor de uitvoering van de activiteit getroffen commerciële regeling.
Artikel 28
Transnationale producentenorganisaties
1. De hoofdzetel van een transnationale producentenorganisatie is gevestigd in de lidstaat waar de producentenorganisatie over belangrijke bedrijfsinstallaties of over een belangrijk aantal leden beschikt en/of een belangrijk deel van de afgezette productie realiseert.
2. De lidstaat waar de hoofdzetel van de transnationale producentenorganisatie is gevestigd, is verantwoordelijk voor:
a) |
de erkenning van de transnationale producentenorganisatie; |
b) |
de goedkeuring van het operationele programma van de transnationale producentenorganisatie; |
c) |
de totstandbrenging van de nodige administratieve samenwerking met de andere lidstaten waar leden gevestigd zijn, wat de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de controle- en sanctieregeling betreft. Deze andere lidstaten zijn verplicht om binnen een redelijke termijn de nodige bijstand te verlenen aan de lidstaat waar de hoofdzetel is gevestigd, en |
d) |
de verstrekking, op verzoek van andere lidstaten, van alle relevante documentatie, inclusief beschikbare geldende wetgeving, aan de andere lidstaten waar leden gevestigd zijn, vertaald in een officiële taal van de daarom verzoekende lidstaten. |
Artikel 29
Fusies van producentenorganisaties
1. Bij een fusie van producentenorganisaties treedt de uit de fusie ontstane producentenorganisatie in de plaats van de fuserende producentenorganisaties. De nieuwe entiteit neemt de rechten en plichten van de fuserende producentenorganisaties over.
De uit de fusie voortkomende nieuwe entiteit mag de programma's parallel en afzonderlijk uitvoeren tot 1 januari van het jaar na de fusie, of de operationele programma's samenvoegen zodra de fusie haar beslag krijgt. De operationele programma's worden samengevoegd overeenkomstig de artikelen 66 en 67.
2. In afwijking van lid 1, tweede alinea, kunnen de lidstaten producentenorganisaties die daar om naar behoren gemotiveerde redenen om verzoeken, toestaan de afzonderlijke operationele programma's parallel uit te voeren tot het einde van de normale looptijd van die programma's.
Artikel 30
Niet-producerende leden
1. De lidstaten kunnen bepalen of en onder welke voorwaarden natuurlijke personen of rechtspersonen die geen producent zijn, als lid van een producentenorganisatie kunnen worden aanvaard.
2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde voorwaarden zien de lidstaten er met name op toe dat artikel 122, eerste alinea, onder a) iii), en artikel 125 bis, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in acht worden genomen.
3. De in lid 1 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen mogen niet:
a) |
in aanmerking worden genomen voor de erkenningscriteria; |
b) |
rechtstreeks baat hebben bij de door de Unie gefinancierde maatregelen. |
De lidstaten kunnen, met inachtneming van de in lid 2 vastgestelde voorwaarden, het recht van deze natuurlijke of rechtspersonen om deel te nemen aan de stemming over besluiten inzake het actiefonds, beperken of verbieden.
Artikel 31
Democratische controle op de producentenorganisaties
1. De lidstaten nemen alle door hen noodzakelijk geachte maatregelen om te voorkomen dat één of meer leden van een producentenorganisatie misbruik maken van hun macht of invloed uitoefenen ten aanzien van het beheer en de werking van een producentenorganisatie, onder meer op het gebied van het recht om deel te nemen aan stemmingen.
2. Wanneer een producentenorganisatie een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon is, kunnen de lidstaten maatregelen vaststellen om de bevoegdheden op grond waarvan die rechtspersoon besluiten van de producentenorganisatie kan wijzigen, goedkeuren of afwijzen, te beperken of in te trekken.
Artikel 32
Voorschriften inzake producentenorganisaties die van toepassing zijn op unies van producentenorganisaties
Het bepaalde in artikel 22, artikel 26, lid 3, artikel 27 en artikel 31 is van overeenkomstige toepassing op unies van producentenorganisaties. Wanneer de unie van producentenorganisaties de verkoop voor haar rekening neemt, is artikel 26, lid 2, van overeenkomstige toepassing.
Artikel 33
Erkenning van unies van producentenorganisaties
1. De lidstaten mogen unies van producentenorganisaties slechts overeenkomstig artikel 125 quater van Verordening (EG) nr. 1234/2007 erkennen voor de activiteit(en) met betrekking tot het product of de groep producten zoals vermeld in de erkenningsaanvraag.
2. Een unie van producentenorganisaties kan overeenkomstig artikel 125 quater van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden erkend en kan dus activiteiten van een producentenorganisatie uitoefenen, zelfs wanneer de betrokken producten nog steeds door de bij haar aangesloten leden worden afgezet.
Artikel 34
Leden van unies van producentenorganisaties, die geen producentenorganisatie zijn
1. De lidstaten kunnen bepalen of en onder welke voorwaarden natuurlijke personen of rechtspersonen die geen erkende producentenorganisatie zijn, als lid van een unie van producentenorganisaties kunnen worden aanvaard.
2. Leden van een erkende unie van producentenorganisaties, die geen erkende producentenorganisatie zijn, mogen niet:
a) |
in aanmerking worden genomen voor de erkenningscriteria; |
b) |
rechtstreeks baat hebben bij de door de Unie gefinancierde maatregelen. |
De lidstaten kunnen het recht van de hier bedoelde leden om over besluiten inzake operationele programma's te stemmen, toestaan, beperken of intrekken.
Artikel 35
Transnationale unie van producentenorganisaties
1. De hoofdzetel van de transnationale unie van producentenorganisaties is gevestigd in de lidstaat waar deze unie over een belangrijk aantal aangesloten organisaties beschikt en/of waar de aangesloten organisaties een belangrijk deel van de afgezette productie realiseren.
2. De lidstaat waar de hoofdzetel van de transnationale unie van producentenorganisaties is gevestigd, is verantwoordelijk voor:
a) |
de erkenning van de unie; |
b) |
in voorkomend geval, de goedkeuring van het operationele programma van de unie; |
c) |
de totstandbrenging van de nodige administratieve samenwerking met de andere lidstaten waar aangesloten organisaties gevestigd zijn, wat de naleving van de erkenningsvoorwaarden en de controle- en sanctieregeling betreft. Deze andere lidstaten zijn verplicht de nodige bijstand te verlenen aan de lidstaat waar de hoofdzetel is gevestigd, en |
d) |
de verstrekking, op verzoek van andere lidstaten, van alle relevante documentatie, inclusief beschikbare geldende wetgeving, aan de andere lidstaten waar leden gevestigd zijn, vertaald in een officiële taal van de daarom verzoekende lidstaten. |
Artikel 36
Indiening van het erkenningsprogramma
1. Een rechtspersoon of een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon dient het in artikel 125 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde erkenningsprogramma in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de hoofdzetel van de rechtspersoon is gevestigd.
2. De lidstaten stellen het volgende vast:
a) |
de minimumcriteria waaraan de rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon moet voldoen om een erkenningsprogramma te kunnen indienen; |
b) |
de regels voor de opstelling, de inhoud en de uitvoering van de erkenningsprogramma's; |
c) |
de periode die moet verstrijken voordat een voormalig lid van een producentenorganisatie zich mag aansluiten bij een producentengroepering voor de producten waarvoor de betrokken producentenorganisatie was erkend, en |
d) |
de administratieve procedures voor de goedkeuring, de controle en de afronding van de erkenningsprogramma's. |
Artikel 37
Inhoud van het erkenningsprogramma
Het ontwerp van erkenningsprogramma omvat ten minste:
a) |
een beschrijving van de uitgangssituatie, met name wat betreft het aantal aangesloten producenten, met volledige gegevens over leden, productie, inclusief de waarde van de afgezette productie, afzet en ter beschikking van de producentengroepering staande infrastructuur, inclusief infrastructuur in het bezit van individuele leden van de producentengroepering; |
b) |
de voorgestelde datum waarop met de uitvoering van het programma wordt begonnen, en de looptijd van het programma, die niet meer dan vijf jaar mag bedragen, en |
c) |
de activiteiten die moeten worden uitgevoerd en de investeringen die moeten worden gedaan om de erkenning te kunnen verkrijgen. |
Artikel 38
Goedkeuring van het erkenningsprogramma
1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat neemt binnen drie maanden na ontvangst van het ontwerp van erkenningsprogramma en alle bijbehorende bewijsstukken een besluit over dit ontwerp. De lidstaten kunnen een kortere termijn vaststellen.
2. Met het oog op de naleving van de in artikel 125 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde erkenningscriteria voor producentenorganisaties, mogen de lidstaten aanvullende voorschriften inzake de in het kader van het erkenningsprogramma in aanmerking komende acties en uitgaven, inclusief in aanmerking komende investeringen, vaststellen.
3. Na de in artikel 111 bedoelde normcontroles kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat in voorkomend geval:
a) |
het programma aanvaarden en een voorlopige erkenning verlenen; |
b) |
verzoeken om het programma te wijzigen; |
c) |
het programma afwijzen. |
Desnoods wordt het programma slechts aanvaard nadat de in het kader van b) gevraagde wijzigingen in het programma zijn opgenomen.
De bevoegde autoriteit van de lidstaat meldt haar besluit aan de rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon.
Artikel 39
Uitvoering van het erkenningsprogramma
1. Het erkenningsprogramma wordt uitgevoerd in jaarperioden die ingaan op 1 januari. De lidstaten mogen de producentengroeperingen toestaan deze jaarperioden op te splitsen in halfjaarperioden.
Voor het eerste jaar van uitvoering overeenkomstig de in artikel 37, onder b), bedoelde voorgestelde datum, gaat het erkenningsprogramma van start:
a) |
op 1 januari na de datum van aanvaarding van het programma door de bevoegde autoriteit van de lidstaat, of |
b) |
op de eerste kalenderdag na de datum van aanvaarding van het programma. |
Het eerste jaar van uitvoering van het erkenningsprogramma loopt in elk geval af op 31 december van hetzelfde jaar.
2. De lidstaten stellen vast onder welke voorwaarden de producentengroeperingen een verzoek kunnen indienen om hun programma tijdens de uitvoering ervan te wijzigen. Bij deze verzoeken moeten alle nodige bewijsstukken worden gevoegd.
De lidstaten stellen vast onder welke voorwaarden erkenningsprogramma's tijdens een jaarlijkse of halfjaarlijkse periode mogen worden gewijzigd zonder voorafgaande goedkeuring door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. De punten waarop de wijzigingen betrekking hebben, komen slechts in aanmerking voor steun indien zij onmiddellijk door de producentengroepering aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden meegedeeld.
3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat neemt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek tot wijziging en na de verstrekte bewijsstukken te hebben onderzocht, een besluit over de aangevraagde wijziging van het programma. Elk verzoek tot wijziging waarover binnen die termijn geen besluit is genomen, wordt als afgewezen beschouwd. De lidstaten kunnen een kortere termijn vaststellen.
Artikel 40
Aanvragen tot erkenning als producentenorganisatie
1. Producentengroeperingen die een erkenningsprogramma uitvoeren, kunnen te allen tijde een aanvraag tot erkenning op grond van artikel 125 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007 indienen. Dergelijke aanvragen moeten in elk geval vóór het einde van de in artikel 125 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde overgangsperiode worden ingediend.
2. Vanaf de datum van indiening van de aanvraag kan de betrokken producentengroepering onder de in artikel 63 vastgestelde voorwaarden een ontwerp van operationeel programma indienen.
Artikel 41
Hoofdactiviteiten van de producentengroeperingen
1. De hoofdactiviteit van een producentengroepering betreft de concentratie van het aanbod en de afzet van de producten van haar leden waarvoor zij is erkend.
2. Een producentengroepering mag producten van niet bij een producentengroepering aangesloten producent verkopen, indien zij voor die producten is erkend en indien de economische waarde van die activiteit lager ligt dan de waarde van de afgezette productie van de leden van die producentengroepering en van leden van andere producentengroeperingen.
Artikel 42
Waarde van de afgezette productie
1. Artikel 50, leden 1 tot en met 4, lid 6, eerste zin, en lid 7, zijn van overeenkomstige toepassing op producentengroeperingen.
2. Indien de afgezette productie wegens ten genoegen van de lidstaat gemotiveerde redenen die buiten de verantwoordelijkheid en de controle van de producentengroepering vallen, met ten minste 35 % is gedaald, wordt ervan uitgegaan dat de totale waarde van de afgezette productie 65 % bedraagt van de totale waarde die is opgegeven in de vorige, door de lidstaat gecontroleerde steunaanvraag of steunaanvragen voor de recentste jaarperiode, en bij ontstentenis daarvan, van de oorspronkelijk in het goedgekeurde erkenningsprogramma opgegeven waarde.
3. De waarde van de afgezette productie wordt berekend conform de wetgeving die geldt tijdens de periode waarvoor de steun wordt aangevraagd.
Artikel 43
Financiering van het erkenningsprogramma
1. De in artikel 103 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde steunpercentages worden gehalveerd voor het gedeelte van de waarde van de afgezette productie boven 1 000 000 euro.
2. Voor de in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun geldt een maximum van 100 000 euro per producentengroepering en per jaarperiode.
3. De in artikel 103 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun wordt uitbetaald:
a) |
in jaar- of halfjaartranches aan het eind van elke jaar- of halfjaarperiode voor de uitvoering van het erkenningsprogramma, of |
b) |
in tranches die een deel van een jaarperiode bestrijken wanneer het programma in de loop van een jaarperiode van start gaat of wanneer de erkenning op grond van artikel 125 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vóór het einde van een jaarperiode plaatsvindt. In dat geval wordt het in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde maximum overeenkomstig verlaagd. |
Voor de berekening van de tranches mogen de lidstaten, wanneer dit voor controledoeleinden noodzakelijk is, uitgaan van de afgezette productie in een andere periode dan die waarvoor de tranche wordt uitbetaald. Het verschil tussen de perioden moet kleiner zijn dan de duur van de betrokken periode.
4. De wisselkoers die geldt voor de in de leden 1 en 2 vermelde bedragen, is de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft bekendgemaakt vóór de eerste dag van de periode waarvoor de betrokken steun wordt toegekend.
Artikel 44
Steun voor met het oog op erkenning vereiste investeringen
Indien de uitvoering van een erkenningsprogramma investeringen op grond van artikel 37, onder c), van de onderhavige verordening vergt waarvoor steun wordt verleend op grond van artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden deze investeringen gefinancierd naar evenredigheid van de mate waarin zij worden gebruikt voor de producten van de leden van een producentengroepering waarvoor voorlopige erkenning is verleend.
Investeringen die op het gebied van de andere economische activiteiten van de producentengroepering tot verstoring van de mededinging kunnen leiden, zijn van de EU-steun uitgesloten.
Artikel 45
Steunaanvraag
1. Een producentengroepering dient voor de in artikel 103 bis, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun één enkele aanvraag in binnen drie maanden na afloop van elke in artikel 43, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde jaarperiode of halfjaarperiode. De aanvraag bevat een opgave van de waarde van de afgezette productie voor de periode waarvoor de steun wordt aangevraagd.
2. Steunaanvragen voor halfjaarperioden kunnen slechts worden ingediend wanneer het erkenningsprogramma is opgesplitst in halfjaarperioden als bedoeld in artikel 39, lid 1. Elke steunaanvraag gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring van de producentengroepering waarin staat dat zij:
a) |
Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de onderhavige verordening naleeft en verder zal naleven, en |
b) |
direct noch indirect overlappende financiering uit uniale dan wel nationale bron heeft ontvangen, ontvangt noch zal ontvangen voor in het kader van haar erkenningsprogramma uitgevoerde acties waarvoor op grond van de onderhavige verordening EU-steun wordt verleend. |
3. De lidstaten stellen de termijn voor de betaling van de steun vast, die in geen geval langer mag zijn dan zes maanden, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.
Artikel 46
Subsidiabiliteit
De lidstaten beoordelen of de producentengroeperingen in aanmerking komen voor steun uit hoofde van de onderhavige verordening teneinde zich ervan te vergewissen dat de toekenning van steun gerechtvaardigd is, rekening houdend met de voorwaarden en de datum van eventuele vroegere overheidssteun aan de producentenorganisaties of producentengroeperingen waarvan de leden van de betrokken producentengroepering afkomstig zijn, alsmede met de eventuele overgang van leden tussen producentenorganisaties en producentengroeperingen.
Artikel 47
EU-bijdrage
1. De EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun bedraagt:
a) |
75 % in de regio's die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en |
b) |
50 % in andere regio's. |
De rest van de steun wordt in de vorm van een forfaitaire betaling door de lidstaat betaald. In de steunaanvraag hoeft geen bewijsmateriaal inzake het gebruik van de steun te worden opgenomen.
2. De EU-bijdrage in de financiering van de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun, uitgedrukt in kapitaalsubsidie of kapitaalsubsidie-equivalent, mag in verhouding tot de subsidiabele investeringskosten niet meer bedragen dan:
a) |
50 % in de regio's die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en |
b) |
30 % in andere regio's. |
De betrokken lidstaten verbinden zich ertoe voor ten minste 5 % deel te nemen in de subsidiabele investeringskosten.
De bijdrage van de begunstigden in de subsidiabele investeringskosten bedraagt ten minste:
a) |
25 % in de regio's die in aanmerking komen uit hoofde van de convergentiedoelstelling, en |
b) |
45 % in andere regio's. |
Artikel 48
Fusies
1. De in artikel 103 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun kan worden toegekend of verder worden toegekend aan voorlopig erkende producentengroeperingen die zijn ontstaan door de fusie van twee of meer voorlopig erkende producentengroeperingen.
2. Voor de berekening van het bedrag van de in lid 1 bedoelde steun treedt de door de fusie ontstane producentengroepering in de plaats van de fuserende groeperingen.
3. Wanneer twee of meer producentengroeperingen fuseren, neemt de nieuwe entiteit de rechten en plichten van de producentengroepering die het eerst een voorlopige erkenning heeft gekregen, over.
4. Wanneer een voorlopig erkende producentengroepering fuseert met een erkende producentenorganisatie, komt de uit deze fusie ontstane entiteit niet langer in aanmerking voor een voorlopige erkenning als producentengroepering, noch voor de in artikel 103 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun. De uit de fusie ontstane entiteit wordt verder als erkende producentenorganisatie behandeld, mits zij aan de geldende voorschriften voldoet. Zo nodig verzoekt de producentenorganisatie om wijziging van het operationele programma van de nieuwe entiteit en hiertoe is artikel 29 van overeenkomstige toepassing.
Door producentengroeperingen vóór een dergelijke fusie uitgevoerde acties komen evenwel verder in aanmerking voor steun onder de in het erkenningsprogramma vastgestelde voorwaarden.
Artikel 49
Gevolgen van de erkenning
1. Na verlening van de erkenning wordt de in artikel 103 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde steun niet langer toegekend.
2. Bij de indiening van een operationeel programma overeenkomstig de onderhavige verordening ziet de betrokken lidstaat erop toe dat voor de in het kader van het erkenningsprogramma gefinancierde maatregelen geen overlappende steun wordt toegekend.
3. Investeringen die in aanmerking komen voor steun voor de in artikel 103 bis, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde kosten, kunnen worden overgedragen naar de operationele programma's op voorwaarde dat de aard ervan strookt met de voorschriften van de onderhavige verordening.
4. De lidstaten stellen de na de uitvoering van het erkenningsprogramma ingaande termijn vast waarbinnen de producentengroepering moet worden erkend als producentenorganisatie. Deze termijn mag niet meer dan vier maanden bedragen.
HOOFDSTUK II
Actiefondsen en operationele programma's
Artikel 50
Grondslag voor de berekening
1. De waarde van de door een producentenorganisatie afgezette productie wordt berekend op basis van de door de producentenorganisatie en haar leden geproduceerde groenten en fruit waarvoor de producentenorganisatie is erkend. In de waarde van de afgezette productie mogen groenten en fruit worden meegerekend die overeenkomstig artikel 4 niet aan de handelsnormen hoeven te voldoen.
2. In de waarde van de afgezette productie wordt de productie van leden meegerekend die tot de producentenorganisatie toetreden of deze verlaten. De lidstaten stellen voorwaarden vast om dubbeltelling te voorkomen.
3. In de waarde van de afgezette productie wordt de waarde van verwerkte groenten en fruit of van enig ander product dat geen product van de groente- en fruitsector is, niet meegerekend.
Indien producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, daarbij aangesloten producenten of dochterondernemingen als bedoeld in lid 9 van dit artikel, voor verwerking bestemde groenten en fruit zelf of via uitbesteding hebben verwerkt tot groente- en fruitproducten als bedoeld in bijlage I, deel X, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, of tot enig ander verwerkt product als bedoeld in dit artikel en nader omschreven in bijlage VI bij deze verordening, wordt de waarde van de afgezete productie van voor verwerking bestemde groenten en fruit berekend als forfaitair percentage van de gefactureerde waarde van die verwerkte producten. Dit forfaitaire percentage bedraagt:
a) |
53 % voor vruchtensappen; |
b) |
73 % voor geconcentreerde vruchtensappen; |
c) |
77 % voor tomatenconcentraat; |
d) |
62 % voor ingevroren groenten en fruit; |
e) |
48 % voor groenten- en fruitconserven; |
f) |
70 % voor conserven van paddenstoelen van het geslacht Agaricus; |
g) |
81 % voor voorlopig in pekel verduurzaamde vruchten; |
(h) |
81 % voor gedroogde vruchten; |
i) |
27 % voor andere verwerkte groenten en fruit; |
j) |
12 % voor verwerkte aromatische kruiden; |
k) |
41 % voor paprikapoeder. |
4. De lidstaten mogen de producentenorganisaties toestaan de waarde van de bijproducten te verrekenen in de waarde van de afgezette productie.
5. De waarde van de afgezette productie omvat de waarde van de uit de markt genomen en overeenkomstig artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 weggewerkte producten, die wordt geschat op basis van de gemiddelde prijs waartegen de producentenorganisatie deze producten tijdens de vorige referentieperiode heeft afgezet.
6. Alleen de door de producentenorganisatie afgezette productie die door haar zelf en/of door de bij haar aangesloten producenten is geproduceerd, wordt meegerekend in de waarde van de afgezette productie. De productie van de bij een bepaalde producentenorganisatie aangesloten producenten die overeenkomstig artikel 125 bis, lid 2, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt afgezet door een tweede, daartoe door die bepaalde producentenorganisatie aangewezen producentenorganisatie, wordt verrekend in de waarde van de afgezette productie van de tweede producentenorganisatie.
7. De afgezette productie van groenten en fruit wordt, indien van toepassing, in het stadium „af producentenorganisatie” gefactureerd als in bijlage I, deel IX, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen product dat is verwerkt en verpakt, exclusief:
a) |
btw; |
b) |
kosten voor intern transport wanneer de verzamel- of verpakkingscentra van de producentenorganisatie op een aanzienlijke afstand van haar distributiecentrum gelegen zijn. De lidstaten bepalen welke verlagingen moeten worden toegepast op de factuurwaarde van producten die in verschillende stadia van levering of vervoer zijn gefactureerd, en zetten in hun nationale strategie nauwkeurig uiteen welke afstand als aanzienlijk wordt beschouwd. |
8. De waarde van de afgezette productie kan ook worden berekend in het stadium „af unie van producentenorganisaties”, op dezelfde grondslag als is vastgesteld in lid 7.
9. De waarde van de afgezette productie kan ook worden berekend in het stadium „af dochteronderneming”, op dezelfde grondslag als is vastgesteld in lid 7, op voorwaarde dat ten minste 90 % van het kapitaal van de dochteronderneming in handen is:
a) |
van één of meer producentenorganisatie of unies van producentenorganisaties, en/of |
b) |
van bij de producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties aangesloten producenten, indien dit wordt goedgekeurd door de lidstaat en indien zo wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de in artikel 122, eerste alinea, onder c), en artikel 125 ter, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen doelstellingen. |
10. Bij uitbesteding wordt de waarde van de afgezette productie berekend in het stadium „af producentenorganisatie” en zij omvat dan de toegevoegde economische waarde van de activiteit die de producentenorganisatie heeft uitbesteed aan haar leden, aan derde partijen of aan een andere dan een in lid 9 bedoelde dochteronderneming.
11. Wanneer de productie als gevolg van weersomstandigheden, dier- of plantenziekten of plagen afneemt, mogen de op grond daarvan door de verzekering uitgekeerde vergoedingen in het kader van oogstverzekeringsmaatregelen uit hoofde van hoofdstuk III, sectie 6, of door de producentenorganisatie beheerde gelijkwaardige maatregelen worden verrekend in de waarde van de afgezette productie.
Artikel 51
Referentieperiode
1. Het in artikel 103 quinquies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde jaarlijkse maximum van de steun wordt elk jaar berekend op basis van de waarde van de productie die in een door de lidstaten vast te stellen referentieperiode van 12 maanden is afgezet.
2. De referentieperiode wordt door de lidstaten voor elke producentenorganisatie vastgesteld als:
a) |
een periode van 12 maanden die niet eerder begint dan op 1 januari drie jaar voor het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, en uiterlijk afloopt op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, of |
b) |
de gemiddelde waarde over drie opeenvolgende perioden van 12 maanden die niet eerder beginnen dan op 1 januari vijf jaar voor het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, en uiterlijk afloopt op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd. |
3. De periode van 12 maanden is het boekjaar van de betrokken producentenorganisatie.
De methode voor de vaststelling van de referentieperiode mag gedurende de looptijd van een operationeel programma niet worden gewijzigd, tenzij daarvoor gegronde redenen worden aangevoerd.
4. Indien de waarde van een product met ten minste 35 % is gedaald om redenen die buiten de verantwoordelijkheid en de controle van de producentenorganisatie vallen, wordt ervan uitgegaan dat de waarde van de afgezette productie van dat product 65 % van de waarde van het betrokken product in de vorige referentieperiode bedraagt.
De producentenorganisatie licht de in de eerste alinea bedoelde redenen toe ten genoegen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat.
5. Wanneer recentelijk erkende producentenorganisaties voor de toepassing van lid 2 over onvoldoende historische gegevens betreffende de afgezette productie beschikken, kan de waarde van de afzetbare productie die de producentenorganisatie met het oog op haar erkenning heeft opgegeven, worden beschouwd als waarde van de afgezette productie.
De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing op nieuwe leden van een producentenorganisatie die zich voor het eerst bij een producentenorganisatie aansluiten.
6. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gegevens te verzamelen over de waarde van de afgezette productie van producentenorganisaties die geen operationeel programma hebben ingediend.
7. In afwijking van de leden 1 en 6 wordt de waarde van de afgezette productie voor de referentieperiode berekend conform de in die referentieperiode geldende wetgeving.
Voor uiterlijk op 20 januari 2010 goedgekeurde operationele programma's echter wordt de waarde van de afgezette productie voor de jaren tot en met 2007 berekend op basis van de in de referentieperiode geldende wetgeving, terwijl de waarde van de afgezette productie voor de jaren vanaf 2008 wordt berekend op basis van de in 2008 geldende wetgeving.
Voor operationele programma's die zijn goedgekeurd na 20 januari 2010, wordt de waarde van de afgezette productie voor de jaren vanaf 2008 berekend op basis van de bij de goedkeuring van het operationele programma geldende wetgeving.
Artikel 52
Beheer
De lidstaten zorgen ervoor dat de actiefondsen zo worden beheerd dat de uitgaven en inkomsten ervan jaarlijks door externe accountants kunnen worden geïdentificeerd, gecontroleerd en gecertificeerd.
Artikel 53
Financiering van de actiefondsen
1. De financiële bijdragen in het actiefonds als bedoeld in artikel 103 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden vastgesteld door de producentenorganisatie.
2. Alle producenten hebben de gelegenheid om gebruik te maken van het actiefonds en op democratische wijze deel te nemen aan de besluitvorming over het gebruik van het actiefonds van de producentenorganisatie en over de financiële bijdragen in de actiefondsen.
Artikel 54
Mededeling van het geraamde bedrag
1. De producentenorganisaties delen de lidstaten uiterlijk op 15 september, samen met de operationele programma's of de verzoeken tot goedkeuring van wijzigingen daarvan, de geraamde bedragen van de EU-bijdrage en de bijdrage van haar leden en van de producentenorganisatie zelf in de actiefondsen voor het volgende jaar mee.
De lidstaten mogen een latere termijn dan 15 september vaststellen.
2. Het geraamde bedrag van de actiefondsen wordt berekend op basis van de operationele programma's en de waarde van de afgezette productie. De berekening wordt opgesplitst in uitgaven voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen enerzijds en uitgaven voor andere maatregelen anderzijds.
Artikel 55
Nationale strategie
1. De algemene structuur en inhoud van de in artikel 103 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde nationale strategie worden vastgesteld overeenkomstig de in bijlage VII opgenomen richtsnoeren. De nationale strategie mag regionale elementen bevatten.
De nationale strategie bevat alle besluiten en bepalingen die de lidstaat heeft vastgesteld krachtens deel II, titel II, hoofdstuk II, secties I en I bis, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de onderhavige titel.
2. De nationale strategie, die ook het in artikel 103 septies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde nationale kader bevat, wordt vastgesteld voordat de ontwerpen van operationele programma's in een bepaald jaar worden ingediend. Het nationale kader wordt eerst bij de Commissie ingediend en, na eventuele wijziging ervan overeenkomstig artikel 103 septies, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, in de nationale strategie opgenomen.
3. Het opstellen van de nationale strategie omvat een analyse van de uitgangssituatie die wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat. Deze analyse bestaat uit het identificeren en evalueren van de behoeften waaraan moet worden voldaan, de rangschikking van de behoeften naar prioriteit, de via de operationele programma's te bereiken doelen om aan deze prioritaire behoeften te voldoen, de verwachte resultaten en de gekwantificeerde streefdoelen ten opzichte van de uitgangssituatie, alsook de selectie van de meest geschikte instrumenten en acties om deze doelen te bereiken.
4. De lidstaten zorgen voorts voor controle en evaluatie van de nationale strategie en van de uitvoering ervan via operationele programma's.
De nationale strategie kan worden gewijzigd, met name in het licht van de controle en evaluatie. Dergelijke wijzigingen worden aangebracht voordat de ontwerpen van operationele programma's in een bepaald jaar worden ingediend.
5. Met het oog op een passend evenwicht tussen de verschillende maatregelen stellen de lidstaten in de nationale strategie per maatregel en/of soort actie en/of uitgaven maximumpercentages vast voor financiering uit het fonds.
Artikel 56
Nationaal kader voor milieuacties
1. De lidstaten doen de Commissie een voorstel voor een kader toekomen overeenkomstig artikel 103 septies, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en melden daarbovenop elke wijziging van het nationale kader waarvoor de in die alinea bedoelde procedure geldt, aan de Commissie. De Commissie zorgt er op de door haar passend geachte wijze voor dat de nationale kaders beschikbaar zijn voor andere lidstaten.
2. In een apart deel van het nationale kader worden de in artikel 103 septies, lid 1, eerste alinea, tweede zin, bedoelde algemene eisen inzake complementariteit, coherentie en conformiteit opgegeven waaraan de in het kader van een operationeel programma geselecteerde milieuacties moeten voldoen. De Commissie stelt de lidstaten een model van dit deel ter beschikking.
Met het oog op de toepassing van artikel 103 quater, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bevat het nationale kader een niet-limitatieve lijst van de milieuacties en de daarvoor in de lidstaat geldende voorwaarden. Voor elke milieuactie worden in het nationale kader de volgende gegevens vermeld:
a) |
de motivering van de actie, uitgaande van de impact ervan op het milieu, en |
b) |
de specifieke aangegane verbintenis of verbintenissen. |
3. Milieuacties die vergelijkbaar zijn met op grond van een plattelandsontwikkelingsprogramma gesteunde agromilieuverbintenissen hebben dezelfde looptijd als die verbintenissen. Indien de looptijd van de agromilieuverbintenissen die van het oorspronkelijke operationele programma overschrijdt, worden de milieuacties voortgezet in een volgend operationeel programma. In naar behoren gemotiveerde gevallen, met name op basis van de resultaten van de in artikel 126, lid 3, bedoelde tussentijdse evaluatie, mogen de lidstaten de looptijd van milieuacties echter inkorten of dergelijke acties zelfs stopzetten.
De in de eerste alinea bedoelde looptijd van de acties en, in voorkomend geval, de verplichting om de actie in een volgend operationeel programma voort te zetten, dienen in het nationale kader te worden opgenomen.
Artikel 57
Aanvullende voorschriften van de lidstaten
De lidstaten kunnen ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de onderhavige verordening voorschriften vaststellen met betrekking tot de subsidiabiliteit van maatregelen, acties of uitgaven in het kader van operationele programma's.
Artikel 58
Verband met plattelandsontwikkelingsprogramma's
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2 wordt geen steun uit hoofde van één of meer bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (9) goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma's van de lidstaat verleend voor acties in het kader van bij de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen.
2. Wanneer op grond van artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 uitzonderlijk steun is verleend voor maatregelen die anders in aanmerking zouden kunnen komen voor steun op grond van de onderhavige verordening, garanderen de lidstaten dat een begunstigde voor een bepaalde actie slechts steun ontvangt op grond van één regeling.
Met het oog hierop zien de lidstaten, wanneer zij in hun plattelandsontwikkelingsprogramma's maatregelen met dergelijke uitzonderingen opnemen, erop toe dat in de in artikel 55 van de onderhavige verordening bedoelde nationale strategie de criteria en administratieve voorschriften worden vastgesteld die zij in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma's zullen toepassen.
3. In voorkomend geval en onverminderd artikel 103 bis, lid 3, artikel 103 quinquies, leden 1 en 3, en artikel 103 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en artikel 47 van de onderhavige verordening, mag het steunniveau voor onder de onderhavige verordening vallende maatregelen niet hoger zijn dan voor maatregelen in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma.
4. De steun voor milieuacties, andere dan de verwerving van vaste activa, mag niet hoger zijn dan de maximumbedragen die voor agromilieubetalingen zijn vastgesteld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1698/2005. Deze bedragen mogen in uitzonderlijke gevallen worden verhoogd om rekening te houden met specifieke omstandigheden die naar behoren moeten worden gemotiveerd in de in artikel 55 van de onderhavige verordening bedoelde nationale strategie en in de operationele programma's van de producentenorganisaties. De voor milieuacties bestemde bedragen mogen tevens worden verhoogd ter ondersteuning van concrete acties in verband met de in artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde prioriteiten.
5. Het bepaalde in lid 4 geldt niet voor milieuacties die niet direct of indirect betrekking hebben op een specifiek perceel.
Artikel 59
Inhoud van de operationele programma's
De operationele programma's bevatten de volgende gegevens:
a) |
een beschrijving van de uitgangssituatie, in voorkomend geval gebaseerd op de in bijlage VIII vermelde gemeenschappelijke uitgangssituatie-indicatoren; |
b) |
de doelen van het programma, rekening houdend met de verwachte ontwikkelingen inzake productie en afzetmogelijkheden, een toelichting over hoe het programma bijdraagt tot de nationale strategie, en de bevestiging dat het programma consistent is met de nationale strategie, onder andere wat het evenwicht tussen de activiteiten betreft. In de beschrijving van de doelen wordt verwezen naar in de nationale strategie vastgestelde doelstellingen en worden meetbare streefdoelen aangegeven om het toezicht op de geleidelijke voortgang bij de uitvoering van het programma te vergemakkelijken; |
c) |
voor elk jaar van uitvoering van het programma, een gedetailleerde beschrijving van de voor het verwezenlijken van de doelen te nemen maatregelen, inclusief die voor crisispreventie en crisisbeheer, die afzonderlijke acties omvatten, en van de daarvoor aan te wenden middelen. In de beschrijving wordt aangegeven in welke mate de verschillende voorgestelde maatregelen:
|
d) |
de looptijd van het programma, en |
e) |
de financiële aspecten, namelijk:
|
Artikel 60
Subsidiabiliteit van acties in het kader van operationele programma’s
1. Operationele programma's omvatten geen acties of uitgaven als bedoeld in de lijst in bijlage IX.
2. Uitgaven uit hoofde van subsidiabele operationele programma's worden beperkt tot de daadwerkelijk gemaakte kosten. De lidstaten kunnen evenwel in de volgende gevallen vooraf en op naar behoren gemotiveerde wijze forfaitaire standaardtarieven vaststellen:
a) |
wanneer naar dergelijke forfaitaire standaardtarieven wordt verwezen in bijlage IX; |
b) |
wanneer bij vervoer per spoor en/of per schip als onderdeel van een milieubeschermingsmaatregel, in vergelijking met de kosten voor wegvervoer extra externe vervoerskosten per kilometer worden gemaakt, en |
c) |
wanneer als gevolg van milieuacties extra kosten worden gemaakt en extra inkomen wordt gederfd, berekend overeenkomstig artikel 53, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie (10). |
De lidstaten herzien deze tarieven ten minste om de vijf jaar.
3. Een actie is slechts subsidiabel indien meer dan 50 % van de waarde van de bij de actie betrokken producten afkomstig is van de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend. Om in het percentage van 50 % te worden verrekend, moeten de producten afkomstig zijn van leden van de producentenorganisatie of van bij een andere producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aangesloten leden. Artikel 50 is van overeenkomstige toepassing op de berekening van de waarde.
4. Voor milieuacties gelden de volgende voorschriften:
a) |
verscheidene milieuacties mogen met elkaar worden gecombineerd mits zij elkaar aanvullen en onderling verenigbaar zijn. In geval van een combinatie van milieuacties wordt bij de bepaling van het steunniveau rekening gehouden met de specifieke gederfde inkomsten en de specifieke extra kosten die het gevolg zijn van de combinatie; |
b) |
verbintenissen om het gebruik van meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen of andere productiemiddelen te beperken, worden slechts aanvaard indien de toepassing van die beperkingen kan worden beoordeeld op een wijze die een redelijke zekerheid over het al dan niet naleven van de verbintenissen verschaft; |
c) |
acties in verband met het milieubeheer van verpakkingen moeten naar behoren worden gemotiveerd en moeten verder gaan dan de vereisten die de betrokken lidstaat heeft vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (11). |
In de in artikel 55 bedoelde nationale strategie stellen de lidstaten vast hoeveel procent van de jaarlijkse uitgaven die in het kader van een operationeel programma worden gedaan, maximaal mag worden besteed aan acties in verband met het milieubeheer van verpakkingen. Dat percentage mag niet hoger liggen dan 20 %, behalve om rekening te houden met specifieke nationale/regionale omstandigheden die dan in de nationale strategie dienen te worden gemotiveerd.
5. Investeringen, ook die in het kader van leaseovereenkomsten, met een aflossingstermijn die langer is dan de looptijd van het operationele programma, mogen vanwege gegronde economische redenen, en meer in het bijzonder bij een fiscale afschrijvingsperiode van meer dan vijf jaar, ook voor het volgende operationele programma in aanmerking worden genomen.
Bij vervanging van investeringen wordt de restwaarde van de vervangen investeringen:
a) |
toegevoegd aan het actiefonds van de producentenorganisatie, of |
b) |
in mindering gebracht op de vervangingskosten. |
6. Investeringen of acties die bijdragen aan de doelstellingen van het operationele programma, mogen worden uitgevoerd in individuele ondernemingen en/of bedrijfsruimten van bij een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties aangesloten producenten, ook wanneer de acties worden uitbesteed aan leden van de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties. De lidstaten zien erop toe dat de investering of de restwaarde ervan wordt gerecupereerd wanneer een bij de producentenorganisatie aangesloten producent de producentenorganisatie verlaat. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de lidstaten bepalen dat de producentenorganisatie er niet toe verplicht is de investering of de restwaarde ervan terug te vorderen.
7. Investeringen en acties die verband houden met de verwerking van groenten en fruit tot verwerkte groenten en fruit, komen in aanmerking voor steun indien die investeringen en acties gericht zijn op de verwezenlijking van de in artikel 103 quater, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde doelen, met inbegrip van de in artikel 122, eerste alinea, onder c), van die verordening vastgestelde doelstellingen, en indien die investeringen en acties zijn opgenomen in de in artikel 103 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde nationale strategie.
Artikel 61
In te dienen documenten
Operationele programma's dienen vergezeld te gaan van met name:
a) |
het bewijs dat een actiefonds is opgericht; |
b) |
een schriftelijke verbintenis van de producentenorganisatie waarin zij aangeeft dat zij Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de onderhavige verordening in acht neemt, en |
c) |
een schriftelijke verbintenis van de producentenorganisatie waarin zij aangeeft dat zij direct noch indirect overlappende financiering uit uniale dan wel nationale bron heeft ontvangen, noch zal ontvangen voor acties die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van deze verordening. |
Artikel 62
Operationele programma's van unies van producentenorganisaties
1. De lidstaten kunnen toestaan dat unies van producentenorganisaties een operationeel programma of deelprogramma indienen met acties die door twee of meer aangesloten producentenorganisaties in hun respectieve operationele programma worden opgenomen, maar die niet door hen worden uitgevoerd in het kader van die programma's.
2. Het operationele programma van unies van producentenorganisaties wordt samen met het operationele programma van de bij die unie aangesloten producentenorganisaties bekeken, onder meer wat de naleving van de in artikel 103 quater van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde doelen en beperkingen betreft.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) |
de acties volledig worden gefinancierd met bijdragen van de bij unies van producentenorganisaties aangesloten leden die producentenorganisatie zijn, in de vorm van betalingen uit de actiefondsen van die producentenorganisaties. De acties mogen evenwel ook met een aan de bijdrage van de aangesloten producentenorganisaties evenredig bedrag worden gefinancierd door in artikel 34 bedoelde bij een unie van producentenorganisaties aangesloten producenten die geen producentenorganisatie zijn; |
b) |
de acties en de overeenkomstige financiële bijdrage worden aangegeven in het operationele programma van elke deelnemende producentenorganisatie; |
c) |
overlappende steun uitgesloten is. |
4. De artikelen 58, 59 en 60, artikel 61, onder b) en c), en de artikelen 63 tot en met 67 zijn van overeenkomstige toepassing op de operationele programma's van unies van producentenorganisaties. Het in artikel 59, onder b), bedoelde evenwicht tussen de acties is echter niet vereist voor operationele deelprogramma's van unies van producentenorganisaties.
Artikel 63
Uiterste indieningsdatum
1. Operationele programma's worden door de producentenorganisatie uiterlijk op 15 september van het jaar vóór dat van de uitvoering van die programma's ter goedkeuring overgelegd aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de producentenorganisatie haar hoofdzetel heeft. De lidstaten mogen die termijn evenwel verlengen.
2. Wanneer een rechtspersoon of een duidelijk omschreven onderdeel van een rechtspersoon, die ook een producentengroepering kan zijn, een aanvraag tot erkenning als producentenorganisatie indient, kan terzelfder tijd het in lid 1 bedoelde operationele programma ter goedkeuring worden ingediend. De goedkeuring van het operationele programma wordt afhankelijk gesteld van de erkenning binnen de in artikel 64, lid 2, vastgestelde termijn.
Artikel 64
Besluit
1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat besluit, naargelang van het geval:
a) |
de bedragen van de actiefondsen en de operationele programma's die aan de eisen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en die van het onderhavige hoofdstuk voldoen, goed te keuren; |
b) |
de operationele programma's goed te keuren op voorwaarde dat de betrokken producentenorganisaties instemmen met bepaalde wijzigingen, of |
c) |
het operationele programma in zijn geheel of gedeeltelijk af te wijzen. |
2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat neemt haar besluit over de operationele programma's en actiefondsen uiterlijk op 15 december van het jaar waarin deze zijn ingediend.
De lidstaten melden dat besluit uiterlijk op 15 december aan de betrokken producentenorganisaties.
Om naar behoren gemotiveerde redenen kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat haar besluit over de operationele programma’s en actiefondsen evenwel nemen uiterlijk op 20 januari na de datum waarop deze zijn ingediend. In het goedkeuringsbesluit kan worden bepaald dat de uitgaven met ingang van 1 januari na de datum van indiening subsidiabel zijn.
Artikel 65
Wijzigingen in de operationele programma's voor de volgende jaren
1. Producentenorganisaties kunnen uiterlijk op 15 september een verzoek indienen om in de operationele programma's wijzigingen, inclusief betreffende de looptijd, te mogen aanbrengen die op 1 januari van het volgende jaar ingaan.
De lidstaten mogen de termijn voor indiening van verzoeken evenwel verlengen.
2. Elk wijzigingsverzoek gaat vergezeld van bewijsstukken waarin de reden voor en de aard en de gevolgen van de voorgestelde wijzigingen nader zijn omschreven.
3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat neemt uiterlijk op 15 december van het jaar waarin het verzoek tot wijziging van een operationeel programma wordt ingediend, een besluit over dat verzoek.
Om naar behoren gemotiveerde redenen kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat evenwel een besluit over de wijziging van operationele programma’s en actiefondsen nemen uiterlijk op 20 januari na het jaar waarin om deze wijziging is verzocht. In het goedkeuringsbesluit kan worden bepaald dat de uitgaven met ingang van 1 januari na de datum van indiening van het verzoek subsidiabel zijn.
Artikel 66
Wijzigingen van operationele programma's in de loop van het jaar
1. De lidstaten kunnen wijzigingen van de operationele programma's in de loop van het jaar toestaan onder door hen te bepalen voorwaarden.
2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat neemt uiterlijk op 20 januari na het jaar waarin een verzoek tot wijziging van een operationeel programma als bedoeld in lid 1 is ingediend, een besluit over dat verzoek.
3. De bevoegde autoriteit van de lidstaat kan de producentenorganisaties in de loop van het jaar toestaan om:
a) |
hun operationele programma slechts gedeeltelijk uit te voeren; |
b) |
de inhoud van het operationele programma te wijzigen; |
c) |
het bedrag van het actiefonds met ten hoogste 25 % van het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag te verhogen of met een door de lidstaten vast te stellen percentage van het oorspronkelijk goedgekeurde bedrag te verlagen, op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de algemene doelen van het operationele programma. In het geval van fusies van producentenorganisaties als bedoeld in artikel 29, lid 1, kunnen de lidstaten dit percentage verhogen; |
d) |
bij toepassing van artikel 93 nationale financiële steun aan het actiefonds toe te voegen. |
4. De lidstaten stellen vast onder welke voorwaarden operationele programma's tijdens het jaar mogen worden gewijzigd zonder voorafgaande goedkeuring door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Deze wijzigingen komen slechts voor steun in aanmerking voor zover de producentenorganisatie ze onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit meedeelt.
Artikel 67
Formaat van de operationele programma's
1. Operationele programma's worden uitgevoerd in jaarperiodes die lopen van 1 januari tot en met 31 december.
2. Met de uitvoering van een uiterlijk op 15 december goedgekeurd operationeel programma wordt op 1 januari van het volgende jaar begonnen.
De uitvoering van een na 15 december goedgekeurd operationeel programma wordt met een jaar uitgesteld.
In afwijking van de eerste en de tweede alinea van dit lid wordt, in geval van toepassing van artikel 64, lid 2, derde alinea, of artikel 65, lid 3, tweede alinea, met de uitvoering van overeenkomstig deze bepalingen goedgekeurde operationele programma's begonnen uiterlijk op 31 januari na de goedkeuring ervan.
Artikel 68
Goedgekeurd steunbedrag
1. Overeenkomstig artikel 103 octies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 melden de lidstaten het goedgekeurde steunbedrag uiterlijk op 15 december vóór het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, aan de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties.
2. Bij toepassing van artikel 64, lid 2, derde alinea, of artikel 65, lid 3, tweede alinea, van de onderhavige verordening melden de lidstaten het goedgekeurde steunbedrag uiterlijk op 20 januari van het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd.
Artikel 69
Steunaanvragen
1. Voor elk operationeel programma waarvoor steun wordt aangevraagd, dient de producentenorganisatie uiterlijk op 15 februari na het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat een aanvraag om toekenning van de steun of van het saldo van de steun in.
2. Bij de steunaanvraag worden bewijsstukken gevoegd met betrekking tot:
a) |
de aangevraagde steun; |
b) |
de waarde van de afgezette productie; |
c) |
de van de leden ontvangen financiële bijdragen en de bijdragen van de producentenorganisatie zelf; |
d) |
de voor het operationele programma verrichte uitgaven; |
e) |
de naar actie uitgesplitste uitgaven voor crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen; |
f) |
het naar actie uitgesplitste deel van het actiefonds dat is besteed aan crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen; |
g) |
de naleving van artikel 103 quater, lid 2, artikel 103 quater, lid 3, eerste alinea, en artikel 103 quinquies van Verordening (EG) nr. 1234/2007; |
h) |
een schriftelijke verbintenis waarin wordt aangegeven dat zij geen overlappende financiering uit uniale dan wel nationale bron heeft ontvangen voor maatregelen en/of acties die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van de onderhavige verordening, en |
i) |
in het geval van een aanvraag voor een betaling die is gebaseerd op een in artikel 60, lid 2, bedoeld forfaitair standaardtarief, het bewijs van uitvoering van de betrokken actie. |
3. De steunaanvraag mag betrekking hebben op geprogrammeerde, maar niet daadwerkelijk gedane uitgaven indien de volgende elementen worden aangetoond:
a) |
de betrokken acties konden om redenen die buiten de controle van de betrokken producentenorganisatie vielen, niet worden uitgevoerd tegen 31 december van het jaar van uitvoering van het operationele programma; |
b) |
die acties kunnen wel worden uitgevoerd tegen 30 april na het jaar waarvoor de steun wordt aangevraagd, en |
c) |
een gelijkwaardige bijdrage van de producentenorganisatie blijft in het actiefonds. |
De steun wordt slechts uitbetaald en de overeenkomstig artikel 71, lid 3, gestelde zekerheid slechts vrijgegeven, als het bewijs wordt geleverd dat de in de eerste alinea, onder b), bedoelde geprogrammeerde uitgaven zijn verricht uiterlijk op 30 april na het jaar waarvoor de betrokken uitgaven waren geprogrammeerd, en voor zover wordt vastgesteld dat daadwerkelijk aanspraak op de steun kan worden gemaakt.
4. Wanneer de aanvraag na de in lid 1 vastgestelde datum wordt ingediend, wordt de steun per dag overschrijding met 1 % gekort.
In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat aanvragen die na de in lid 1 vastgestelde datum zijn ingediend, toch aanvaarden indien de nodige controles zijn uitgevoerd en de in artikel 70 vastgestelde betalingstermijn in acht wordt genomen.
5. Unies van producentenorganisaties mogen een in lid 1 bedoelde steunaanvraag indienen namens hun leden, mits deze leden producentenorganisaties zijn en mits voor alle leden afzonderlijk lid de krachtens lid 2 vereiste bewijsstukken worden ingediend. De producentenorganisaties zijn de eindbegunstigden van de steun.
Artikel 70
Betaling van de steun
De lidstaten betalen de aangevraagde steun uiterlijk op 15 oktober na het jaar waarin het programma is uitgevoerd.
Artikel 71
Voorschotten
1. De lidstaten kunnen de producentenorganisaties toestaan een voorschot te vragen ten bedrage van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de verwachte uitgaven voor het operationele programma in de periode van drie of vier maanden die begint in de maand waarin de aanvraag voor een voorschot wordt ingediend.
2. Aanvragen voor voorschotten worden onder de door de lidstaten vastgestelde voorwaarden ingediend, hetzij op driemaandelijkse basis in januari, april, juli en oktober, hetzij op viermaandelijkse basis in januari, mei en september.
Het totale bedrag van de voorschotten voor een bepaald jaar mag niet meer bedragen dan 80 % van het oorspronkelijk goedgekeurde steunbedrag voor het operationele programma.
3. De voorschotten worden betaald nadat overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (12) een zekerheid is gesteld die overeenkomt met 110 % van het bedrag van het voorschot.
De lidstaten stellen de voorwaarden vast die moeten garanderen dat de financiële bijdragen in het actiefonds geheven zijn overeenkomstig de artikelen 52 en 53 van de onderhavige verordening en dat eerdere voorschotten en de overeenkomstige bijdrage van de producentenorganisatie daadwerkelijk zijn besteed.
4. Aanvragen om vrijgave van de zekerheden mogen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, zoals facturen en documenten waaruit blijkt dat de betalingen zijn verricht, worden ingediend tijdens het lopende programmajaar.
De vrijgegeven zekerheden bedragen maximaal 80 % van de betaalde voorschotten.
5. Als primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 geldt de uitvoering van de in het operationele programma opgenomen acties, met inachtneming van de in artikel 61, onder b) en c), van de onderhavige verordening bedoelde verbintenissen.
Indien niet aan de primaire eis wordt voldaan of bij ernstig verzuim ten aanzien van de in artikel 61, onder b) en c), bedoelde verbintenissen, wordt de zekerheid verbeurd, onverminderd andere op grond van hoofdstuk V, sectie 3, toe te passen sancties.
Indien aan andere eisen niet wordt voldaan, wordt de zekerheid in evenredigheid met de ernst van de geconstateerde onregelmatigheid verbeurd.
6. De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de voorschotten en termijnen voor de betaling ervan vaststellen.
Artikel 72
Gedeeltelijke betalingen
De lidstaten kunnen producentenorganisaties toestaan te verzoeken om de betaling van het gedeelte van de steun dat overeenkomt met de reeds in het kader van het operationele programma bestede bedragen.
Aanvragen kunnen te allen tijde worden ingediend, doch niet vaker dan driemaal per jaar. De aanvragen gaan vergezeld van bewijsstukken, zoals facturen en documenten waaruit blijkt dat de betalingen zijn verricht.
De betalingen op grond van aanvragen om gedeelten van de steun mogen niet meer bedragen dan 80 % van het deel van de steun dat overeenkomt met de bedragen die in het kader van het operationele programma reeds zijn besteed voor de betrokken periode. De lidstaten kunnen een minimumbedrag voor de gedeeltelijke betalingen en termijnen voor het aanvragen ervan vaststellen.
HOOFDSTUK III
Crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
Artikel 73
Selectie van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
De lidstaten mogen bepalen dat één of meer van de in artikel 103 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde maatregelen niet van toepassing zijn op hun eigen grondgebied.
Artikel 74
Leningen ter financiering van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen
Leningen die op grond van artikel 103 quater, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ter financiering van crisispreventie- en crisisbeheersmaatregelen worden aangegaan en die een terugbetalingstermijn hebben die de looptijd van het operationele programma overschrijdt, mogen om gegronde economische redenen worden overgeheveld naar het volgende operationele programma.
Artikel 75
Definitie
In deze sectie worden regels vastgesteld voor het in artikel 103 quater, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uit de markt nemen van producten.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „uit de markt genomen producten” en „niet te koop aangeboden producten” verstaan, de producten die aldus uit de markt worden genomen.
Artikel 76
Handelsnormen
1. Wanneer voor een bepaald product een in titel II bedoelde handelsnorm is vastgesteld, dient dat product, wanneer het uit de markt wordt genomen, aan die norm te voldoen, behalve wat de presentatie- en de aanduidingsvoorschriften betreft. De producten mogen los en zonder sortering naar grootte of gewicht uit de markt worden genomen op voorwaarde dat de minimumeisen van klasse II, met name wat de kwaliteit en de grootte of het gewicht betreft, in acht worden genomen.
De in de betrokken norm omschreven miniproducten moeten echter voldoen aan de geldende handelsnorm met inbegrip van de voorschriften inzake presentatie en aanduidingen.
2. Wanneer voor een bepaald product geen handelsnorm geldt, dient dit product, wanneer het uit de markt wordt genomen, te voldoen aan de in bijlage X vastgestelde minimumeisen. De lidstaten kunnen bepalingen ter aanvulling van die minimumeisen vaststellen.
Artikel 77
Driejaarsgemiddelde voor producten die voor gratis uitreiking uit de markt worden genomen
1. Het in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde maximumpercentage van 5 % van de hoeveelheid van de afgezette productie wordt berekend op basis van het wiskundige gemiddelde van de totale hoeveelheden van de producten waarvoor de producentenorganisatie is erkend en die tijdens de vorige drie jaar via de producentenorganisatie zijn afgezet.
2. Voor recentelijk erkende producentenorganisaties wordt gebruik gemaakt van de volgende gegevens over de verkoopseizoenen die aan de erkenning voorafgingen:
a) |
met betrekking tot organisaties die voordien producentengroeperingen waren, de overeenkomstige gegevens voor die producentengroepering, in voorkomend geval, of |
b) |
de hoeveelheid die van toepassing was in het kader van de erkenningsaanvraag. |
Artikel 78
Voorafgaande melding van het uit de markt nemen van producten
1. Telkens wanneer de producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties van plan zijn producten uit de markt te nemen, melden zij dit aan de nationale bevoegde autoriteiten aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bericht.
Deze melding bevat met name de lijst van de producten waarvoor interventie wordt toegepast, alsmede de belangrijkste kenmerken van die producten uit het oogpunt van de betrokken handelsnormen, een schatting van de hoeveelheid van elk betrokken product, de beoogde bestemming van de uit de markt genomen producten en de plaats waar zij overeenkomstig artikel 108 kunnen worden gecontroleerd.
De melding bevat tevens een certificaat waarin staat dat de uit de markt genomen producten voldoen aan de in artikel 76 bedoelde handelsnormen of minimumeisen.
2. De lidstaten stellen de door de producentenorganisaties in acht te nemen uitvoeringsbepalingen vast met betrekking tot de in lid 1 bedoelde meldingen, met name wat de termijnen betreft.
3. Binnen de in lid 2 bedoelde termijnen handelt de lidstaat als volgt:
a) |
hij verricht een in artikel 108, lid 1, bedoelde controle, waarna hij, indien geen onregelmatigheid is ontdekt, toestemming geeft voor de uitdemarktneming die aan het einde van de controle is geconstateerd, of |
b) |
hij verricht in de in artikel 108, lid 3, bedoelde gevallen geen in artikel 108, lid 1, bedoelde controle, meldt dit aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bericht aan de producentenorganisatie en geeft toestemming voor de gemelde uitdemarktneming. |
Artikel 79
Steun
1. De steun voor het uit de markt nemen van producten, waaronder zowel de bijdrage van de Unie als die van de producentenorganisatie valt, mag niet hoger zijn dan de bedragen die in bijlage XI zijn vastgesteld voor de in die bijlage bedoelde producten. Voor andere producten stellen de lidstaten maximale steunbedragen vast.
Wanneer een producentenorganisatie van derde partijen een vergoeding voor de uit de markt genomen producten heeft ontvangen, worden de netto-inkomsten die de producentenorganisatie met de uit de markt genomen producten heeft verdiend, in mindering gebracht op de in de eerste alinea bedoelde steun. Om voor steun in aanmerking te komen, moeten de betrokken producten uit de commerciële markt voor groenten en fruit worden genomen.
2. Niet meer dan 5 % van de hoeveelheid van de productie van een bepaald product die een bepaalde producentenorganisatie afzet, mag uit de markt worden genomen. Voor de bepaling van de met dat percentage overeenstemmende hoeveelheid wordt evenwel geen rekening gehouden met de hoeveelheden die overeenkomstig artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of op een andere door de lidstaten krachtens artikel 80, lid 2, van de onderhavige verordening goedgekeurde wijze worden weggewerkt.
Het volume van de afgezette productie wordt berekend als het gemiddelde van de hoeveelheden van de in de voorafgaande drie jaren afgezette productie. Indien deze informatie niet beschikbaar is, wordt gebruik gemaakt van de hoeveelheden van de afgezette productie waarvoor de producentenorganisatie is erkend.
Het in de eerste alinea genoemde percentage is een jaargemiddelde over een periode van drie jaar dat in een gegeven jaar met ten hoogste 5 procentpunten mag worden overschreden.
3. De financiële steun van de Unie voor uit de markt genomen hoeveelheden groenten en fruit die worden weggewerkt of gratis worden uitgereikt aan in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde liefdadigheidsinstellingen en -organisaties, mag slechts worden gebruikt voor de betaling van de weggewerkte producten overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel en voor de betaling van de in artikel 81, lid 1, en artikel 82, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde kosten.
Artikel 80
Bestemmingen voor uit de markt genomen producten
1. De lidstaten bepalen de toegestane bestemmingen voor uit de markt genomen producten. Zij stellen bepalingen vast om te voorkomen dat noch het uit de markt nemen van de producten, noch de bestemming van de betrokken producten, een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft. De kosten die de producentenorganisaties maken als gevolg van de naleving van deze bepalingen, komen in aanmerking voor de steun voor het uit de markt nemen van producten in het kader van het operationele programma.
2. De in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde bestemmingen omvatten de gratis uitreikingen als bedoeld in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en andere door de lidstaten goedgekeurde gelijkwaardige bestemmingen.
De lidstaten mogen de in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde liefdadigheidsinstellingen en -organisaties toestaan de eindontvangers van de uit de markt genomen producten een symbolische bijdrage te vragen indien die producten zijn verwerkt.
De begunstigden van de gratis uitreiking van groenten en fruit mogen de verwerkers van de betrokken producten in natura betalen, wanneer met die betaling enkel de verwerkingskosten worden vergoed en wanneer de lidstaat waar de betaling wordt verricht, regels heeft vastgesteld die garanderen dat de verwerkte producten inderdaad zijn bestemd om door de in de tweede alinea bedoelde eindontvangers te worden verbruikt.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de contacten en de samenwerking tussen de producentenorganisaties en de in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde liefdadigheidsinstellingen en -organisaties die door de lidstaten zijn erkend, te vergemakkelijken.
3. Levering van producten aan de verwerkende industrie is mogelijk in dit verband. De lidstaten moeten bepalingen vaststellen om ervoor te zorgen dat dit voor de betrokken bedrijfstakken in de Unie of voor ingevoerde producten geen verstoring van de mededinging veroorzaakt, en dat de uit de markt genomen producten niet opnieuw in het commerciële handelscircuit worden gebracht. Uit distillatie verkregen alcohol wordt uitsluitend gebruikt voor industriële of energiedoeleinden.
Artikel 81
Vervoerskosten
1. De vervoerskosten die gepaard gaan met de gratis uitreiking van uit de markt genomen producten, komen in het kader van het operationele programma in aanmerking voor vergoeding op basis van de forfaitaire bedragen die in bijlage XII zijn vastgesteld op basis van de afstand tussen de plaats van de uitdemarktneming en de plaats van levering.
In het geval van zeevervoer bepalen de lidstaten de afstand tussen de plaats van de uitdemarktneming en de plaats van levering. De vergoeding mag niet hoger zijn dan de kosten die in aanmerking zouden komen bij landvervoer – waar landvervoer mogelijk is – over de kortste afstand tussen de plaats van lading en de theoretische plaats van uitgang. Op de in bijlage XII vastgestelde bedragen wordt een correctiecoëfficiënt van 0,6 toegepast.
2. De vervoerskostenvergoeding wordt betaald aan degene die de financiële kosten van het betrokken vervoer daadwerkelijk draagt.
De betaling van deze vergoeding vindt plaats tegen overlegging van bewijsstukken waarin met name de volgende gegevens zijn vermeld:
a) |
de naam van de begunstigde organisaties; |
b) |
de hoeveelheid betrokken producten; |
c) |
de overname door de begunstigde organisaties en de gebruikte vervoermiddelen, en |
d) |
de afstand tussen de plaats van de uitdemarktneming en de plaats van levering. |
Artikel 82
Sorteer- en verpakkingskosten
1. De kosten voor het sorteren en verpakken van voor gratis uitreiking uit de markt genomen groenten en fruit in verpakkingen van minder dan 25 kg nettogewicht komen in het kader van het operationele programma in aanmerking voor vergoeding tegen de in bijlage XIII, deel A, opgenomen forfaitaire bedragen.
2. De verpakkingen van de voor gratis uitreiking bestemde producten moeten zijn voorzien van het Europese embleem en één of meer van de in bijlage XIII, deel B, opgenomen vermeldingen.
3. De vergoeding van de kosten voor het sorteren en verpakken wordt betaald aan de producentenorganisatie die deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.
De betaling van deze vergoeding vindt plaats tegen overlegging van bewijsstukken waarin met name de volgende gegevens zijn vermeld:
a) |
de naam van de begunstigde organisaties; |
b) |
de hoeveelheid betrokken producten, en |
c) |
de overname door de begunstigde organisaties, met vermelding van de presentatie. |
Artikel 83
Voorwaarden voor de ontvangers van uit de markt genomen producten
1. De in artikel 103 quinquies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde ontvangers van uit de markt genomen producten verbinden zich ertoe:
a) |
de bij deze verordening vastgestelde regels in acht te nemen; |
b) |
een aparte voorraadboekhouding en financiële boekhouding van de betrokken transacties te voeren; |
c) |
zich te onderwerpen aan de in de EU-wetgeving voorgeschreven controles, en |
d) |
de bewijsstukken betreffende de eindbestemming van elk betrokken product te verstrekken in de vorm van een overnamecertificaat (of een gelijkwaardig document) waarin staat dat de uit de markt genomen producten door een derde zijn overgenomen om gratis te worden uitgereikt. |
De lidstaten kunnen bepalen dat de verplichting om de in de eerste alinea, onder b), bedoelde voorraadboekhouding en financiële boekhouding te voeren, niet geldt voor ontvangers die slechts kleine hoeveelheden in ontvangst nemen en voor gevallen waarin het risico volgens de lidstaten gering is. Dit besluit en de motivering ervan worden geregistreerd.
2. De ontvangers van voor andere bestemmingen uit de markt genomen producten verbinden zich ertoe:
a) |
de bij deze verordening vastgestelde regels in acht te nemen; |
b) |
een aparte voorraadboekhouding en financiële boekhouding voor de betrokken verrichtingen te voeren indien de lidstaat dat gepast acht ondanks het feit dat het product vóór levering werd gedenatureerd; |
c) |
zich te onderwerpen aan de in de EU-wetgeving voorgeschreven controles, en |
d) |
geen aanvullende steun aan te vragen voor de uit de betrokken producten verkregen alcohol indien de uit de markt genomen producten voor distillatie bestemd zijn. |
Artikel 84
Definitie van groen oogsten en niet oogsten
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
a) „groen oogsten”: het oogsten van de totale hoeveelheid niet-afzetbare producten op een bepaalde oppervlakte voordat de normale oogst van start gaat. De betrokken producten mogen vóór het groen oogsten niet beschadigd zijn als gevolg van klimaatomstandigheden, ziekte of andere oorzaken;
b) „niet oogsten”: de situatie waarin de betrokken oppervlakte tijdens de normale productiecyclus geen commerciële productie oplevert. De vernietiging van producten als gevolg van klimaatomstandigheden of ziekte wordt evenwel niet als niet oogsten beschouwd.
2. Groen oogsten en niet oogsten vullen de normale teeltpraktijken aan als een daarvan verschillende praktijk.
Artikel 85
Voorwaarden voor de toepassing van groen oogsten en niet oogsten
1. De lidstaten moeten met betrekking tot groen oogsten en niet oogsten:
a) |
bepalingen voor de uitvoering van de maatregelen vaststellen, onder meer inzake de voorafgaande meldingen van niet oogsten en groen oogsten, de desbetreffende inhoud en termijnen, de te betalen vergoeding en de toepassing van de maatregelen, alsmede de lijst van voor de maatregelen in aanmerking komende producten, |
b) |
bepalingen vaststellen om te voorkomen dat de uitvoering van deze maatregelen een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft; |
c) |
de nodige controles op de correcte uitvoering van de maatregelen verrichten, onder meer met betrekking tot de bepalingen onder a) en b), en bij niet-correcte uitvoering, de toepassing van de maatregelen niet goedkeuren. |
2. Producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die van plan zijn groen te oogsten of niet te oogsten, melden dit aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bericht aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat.
De eerste melding van een bepaald jaar en voor een bepaald product dient een op de verwachte marktsituatie gebaseerde analyse te bevatten die groen oogsten als een crisispreventiemaatregel rechtvaardigt.
3. Groen oogsten en niet oogsten mogen niet samen worden toegepast voor hetzelfde product en dezelfde oppervlakte in een bepaald jaar, noch in twee opeenvolgende jaren.
4. De voor groen oogsten en niet oogsten toegepaste vergoedingen, waaronder zowel de bijdrage van de Unie als die van de producentenorganisatie valt, zijn hectarebetalingen die de lidstaat in het kader van lid 1, onder a), vaststelt:
a) |
op een niveau dat slechts de uit de toepassing van de maatregel voortvloeiende aanvullende kosten dekt, rekening houdend met het milieu- en fytosanitaire beheer dat nodig is om te voldoen aan de krachtens lid 1, onder b), vastgestelde bepalingen, of |
b) |
op een niveau dat niet meer dekt dan 90 % van het in artikel 79 bedoelde maximale steunniveau voor het uit de markt nemen van producten. |
Artikel 86
Uitvoering van afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen
1. De lidstaten stellen bepalingen vast voor de uitvoering van afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen. Deze bepalingen moeten, zo nodig, een snelle toepassing van de maatregelen mogelijk maken.
2. Acties in het kader van afzetbevorderings- en communicatiemaatregelen moeten een aanvulling vormen op reeds lopende afzetbevorderings- en communicatieacties van de betrokken producentenorganisatie op andere gebieden dan crisispreventie en -beheer.
Artikel 87
Uitvoering van opleidingsacties
De lidstaten stellen bepalingen vast voor de uitvoering van opleidingsacties.
Artikel 88
Doelstelling van oogstverzekeringsacties
Oogstverzekeringsacties worden beheerd door een producentenorganisatie en dragen bij tot het vrijwaren van het producenteninkomen en het dekken van marktverliezen die de producentenorganisatie en/of haar leden hebben geleden als gevolg van natuurrampen, ongunstige klimaatomstandigheden en, in voorkomend geval, ziekten of plagen.
Artikel 89
Uitvoering van oogstverzekeringsacties
1. De lidstaten stellen bepalingen vast voor de uitvoering van oogstverzekeringsacties, met inbegrip van bepalingen om te voorkomen dat de oogstverzekeringsacties de mededinging op de verzekeringsmarkt verstoren.
2. De lidstaten mogen aanvullende, nationale financiering verlenen voor onder het actiefonds vallende oogstverzekeringsacties. De totale overheidssteun voor oogstverzekeringen mag evenwel niet meer bedragen dan:
a) |
80 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die kunnen worden gelijkgesteld met natuurrampen; |
b) |
50 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen:
|
Het in de eerste alinea, onder b), vastgestelde maximum geldt zelfs voor gevallen waarin de uniale financiële steun in het kader van het actiefonds normaliter 60 % bedraagt op grond van artikel 103 quinquies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
3. Oogstverzekeringsacties hebben geen betrekking op verzekeringsuitkeringen die meer dan 100 % van het door de producent geleden inkomensverlies dekken, inclusief vergoedingen die de producent ontvangt op grond van andere steunregelingen voor het verzekerde risico.
4. Voor de toepassing van het onderhavige artikel geldt de in artikel 2, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie (13) vastgestelde definitie van „ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld”.
Artikel 90
Voorwaarden inzake de steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen
1. De lidstaten stellen uitvoeringsbepalingen vast betreffende de steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen.
2. De steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen omvat zowel de bijdrage van de Unie als die van de producentenorganisatie. Het totale bedrag van de steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen bedraagt tijdens respectievelijk het eerste, het tweede en het derde jaar van de werking van het onderlinge fonds, een deel van de bijdrage van de producentenorganisatie in het onderlinge fonds ten belope van maximaal:
a) |
respectievelijk 10 %, 8 % en 4 % in de lidstaten die op 1 mei 2004 of later tot de Europese Unie zijn toegetreden; |
b) |
respectievelijk 5 %, 4 % en 2 % in de andere lidstaten. |
3. Een producentenorganisaties mag de in lid 2 bedoelde steun slechts één keer en uitsluitend in de loop van de eerste drie jaar van de werking van het fonds ontvangen. Als een producentenorganisatie slechts in het tweede of het derde jaar van de werking van het fonds steun aanvraagt, bedraagt de steun:
a) |
respectievelijk 8 % en 4 % in de lidstaten die op 1 mei 2004 of later tot de Europese Unie zijn toegetreden; |
b) |
respectievelijk 4 % en 2 % in de andere lidstaten. |
4. De lidstaten mogen maxima vaststellen voor de bedragen die een producentenorganisatie mag ontvangen als steun voor de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen.
HOOFDSTUK IV
Nationale financiële steun
Artikel 91
Mate van organisatie van de producenten
1. Voor de toepassing van artikel 103 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de mate van organisatie van de producenten in een regio van een lidstaat berekend aan de hand van de waarde van de groente- en fruitproductie van de regio die is afgezet door producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en producentengroeperingen, gedeeld door de totale waarde van de groente- en fruitproductie van die regio.
2. De mate van organisatie van de producenten in een regio van een lidstaat wordt als bijzonder zwak beschouwd wanneer de overeenkomstig lid 1 berekende gemiddelde mate van organisatie voor de laatste drie jaar waarover gegevens beschikbaar zijn, minder bedraagt dan 20 %.
Alleen voor de groente- en fruitproductie van de in dit artikel bedoelde regio mag nationale financiële steun worden verleend. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder regio verstaan een gebied dat vanwege zijn administratieve, geografische of economische kenmerken als een duidelijk op zich staand deel van het grondgebied van een lidstaat wordt beschouwd.
Artikel 92
Toestemming voor de betaling van nationale financiële steun
1. Uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar vragen de lidstaten toestemming aan de Commissie om op grond van artikel 103 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 nationale financiële steun te verlenen voor tijdens dat kalenderjaar uit te voeren operationele programma's.
Dit verzoek gaat enerzijds vergezeld van bewijsstukken waaruit blijkt dat de producenten in de betrokken regio bijzonder zwak georganiseerd zijn in de zin van artikel 91 van de onderhavige verordening en dat alleen steun wordt verleend voor producten van de sector groenten en fruit die in die regio geproduceerd zijn, en gaat anderzijds vergezeld van gegevens over de betrokken producentenorganisatie, het betrokken steunbedrag en het niveau van de financiële bijdragen op grond van artikel 103 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
2. Het verzoek wordt uiterlijk drie maanden na de indiening ervan door de Commissie goedgekeurd of afgewezen. Indien de Commissie niet binnen deze termijn reageert, wordt het verzoek als goedgekeurd beschouwd.
Indien het verzoek onvolledig is, wordt de periode van drie maanden opgeschort en wordt de geconstateerde niet-naleving aan de lidstaat gemeld. De opschorting gaat in op de dag waarop de opschorting aan de lidstaat wordt gemeld en loopt tot het vervolledigde verzoek wordt ontvangen.
Artikel 93
Wijziging van het operationele programma
Een producentenorganisatie die nationale financiële steun wil aanvragen, moet desnoods zijn operationele programma wijzigen overeenkomstig artikel 65 of artikel 66.
Artikel 94
Het aanvragen en betalen van nationale financiële steun
1. Het aanvragen van nationale financiële steun door de producentenorganisaties en het betalen van deze steun door de lidstaten vinden plaats overeenkomstig de artikelen 69 en 70.
2. De lidstaten mogen aanvullende regels inzake het betalen van de nationale financiële steun vaststellen, onder meer betreffende de mogelijkheid voorschotten te betalen en gedeeltelijke betalingen te verrichten.
Artikel 95
Vergoeding van de nationale financiële steun door de Unie
1. Vóór 1 januari van het tweede jaar na het jaar van uitvoering van het operationele programma mogen de lidstaten de Unie verzoeken om vergoeding van de goedgekeurde nationale financiële steun die daadwerkelijk aan de producentenorganisaties is betaald.
Dit verzoek gaat vergezeld van, enerzijds, bewijsstukken waaruit blijkt dat tijdens drie van de voorafgaande vier jaren aan de in artikel 103 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde voorwaarden is voldaan, en, anderzijds, gegevens over de betrokken producentenorganisaties, het daadwerkelijk betaalde steunbedrag en een beschrijving van het actiefonds, met aparte vermelding van het totale bedrag en de bijdragen van de Unie, de lidstaat (nationale financiële steun) en de producentenorganisaties en hun leden.
2. De Commissie beslist over de goedkeuring of de afwijzing van het verzoek. Het verzoek wordt afgewezen wanneer de verzoekende lidstaat de voorschriften inzake het toestaan en het vergoeden van de nationale financiële steun niet is nagekomen of de voorschriften inzake producentenorganisaties, actiefondsen en operationele programma's die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de onderhavige verordening, niet in acht heeft genomen.
3. Wanneer het verzoek tot vergoeding van de steun door de Unie is goedgekeurd, worden de subsidiabele uitgaven bij de Commissie aangegeven overeenkomstig de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (14) vastgestelde procedure.
4. De Unie vergoedt maximaal 60 % van de aan de producentenorganisaties verleende nationale financiële steun.
HOOFDSTUK V
Algemene bepalingen
Artikel 96
Verslagen van producentengroeperingen en producentenorganisaties
1. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat verstrekken producentengroeperingen en producentenorganisaties alle gegevens die nodig zijn voor het opstellen van het in artikel 97, onder b), bedoelde jaarverslag.
2. De producentenorganisaties dienen, samen met de steunaanvragen, jaarverslagen in over de uitvoering van de operationele programma's.
Deze verslagen hebben betrekking op:
a) |
tijdens het vorige jaar uitgevoerde operationele programma's; |
b) |
de belangrijkste wijzigingen van de operationele programma's, en |
c) |
verschillen tussen het geraamde en het aangevraagde steunbedrag. |
3. Het jaarverslag bevat voor elk uitgevoerd operationeel programma:
a) |
de verwezenlijkingen en resultaten van het operationele programma, in voorkomend geval op basis van de in bijlage VIII vastgestelde gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren, en eventuele aanvullende output- en resultaatindicatoren die in de nationale strategie zijn vastgelegd, en |
b) |
een samenvatting van de voornaamste problemen bij het beheer van het programma, en van maatregelen die getroffen zijn om de kwaliteit en de doeltreffendheid van de uitvoering van het programma te waarborgen. |
In voorkomend geval wordt in het jaarverslag aangegeven welke doeltreffende maatregelen overeenkomstig de nationale strategie en artikel 103 quater, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van toepassing zijn om het milieu te beschermen tegen potentiële hogere druk die wordt veroorzaakt door de in het kader van het operationele programma gesteunde investeringen.
4. Voor het laatste jaar van uitvoering van een operationeel programma wordt in plaats van het in lid 1 bedoelde jaarverslag een eindverslag ingediend.
In het eindverslag wordt aangetoond in hoeverre de doelen van het programma zijn bereikt. Tevens moet er worden ingegaan op wijzigingen van de acties en/of methoden en op factoren met een impact op het slagen of mislukken van de uitvoering van het programma die in overweging zijn of zullen worden genomen bij het opstellen van volgende operationele programma's of bij het wijzigen van bestaande operationele programma's.
5. Wanneer een producentengroepering of een producentenorganisatie de in de onderhavige verordening of in Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde meldingsplicht ten aanzien van de lidstaat niet nakomt of wanneer de melding onjuist lijkt in het licht van objectieve gegevens waarover de lidstaat beschikt, schort de lidstaat, onverminderd specifieke bepalingen in de onderhavige verordening, de voorlopige erkenning van de producentengroepering of de erkenning van de producentenorganisatie op totdat de melding correct is gedaan.
Gegevens over dergelijke gevallen worden door de lidstaat opgenomen in het in artikel 97, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde jaarverslag.
Artikel 97
Meldingen van de lidstaten inzake producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en producentengroeperingen
De lidstaten verstrekken de volgende gegevens en documenten aan de Commissie:
a) |
uiterlijk op 31 januari: het totale bedrag van de actiefondsen die dat jaar voor alle operationele programma's zijn goedgekeurd. In deze meldingen worden duidelijk het totale bedrag van elk actiefonds en het totale bedrag van de EU-steun voor dat fonds vermeld. Deze bedragen worden verder uitgesplitst naar crisispreventiemaatregelen, crisisbeheersmaatregelen en andere maatregelen; |
b) |
uiterlijk op 15 november: een jaarverslag betreffende de producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en producentengroeperingen en betreffende de actiefondsen, operationele programma's en erkenningsprogramma's die tijdens het vorige jaar liepen. De in dit jaarverslag te vermelden gegevens zijn opgenomen in bijlage XIV; |
c) |
uiterlijk op 31 januari: het financiële bedrag dat overeenkomt met de jaarlijkse uitvoering van de erkenningsprogramma's die dat jaar lopen. De opgegeven bedragen zijn goedgekeurd, dan wel geraamd. De melding dient voor elke producentengroepering de volgende gegevens te bevatten:
|
Artikel 98
Meldingen van de lidstaten inzake producentenprijzen van groenten en fruit op de interne markt
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten melden elke woensdag uiterlijk om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) voor elke marktdag aan de Commissie welke gemiddelde prijzen op de in bijlage XV, deel A, opgenomen representatieve markten zijn genoteerd voor groenten en fruit.
Voor groenten en fruit die onder de algemene handelsnorm vallen, worden slechts de prijzen van de producten die aan die norm voldoen, gemeld, terwijl voor onder een specifieke handelsnorm vallende producten slechts de genoteerde prijzen van producten van klasse I worden gemeld.
Gemeld worden de prijzen af verpakkingsstation van gesorteerde, verpakte en eventueel op pallets aangeboden producten, uitgedrukt in euro per 100 kg nettogewicht.
Zo mogelijk melden de lidstaten de prijzen per type en variëteit van het product, per grootteklasse en/of per presentatie conform bijlage XV, deel A. Indien de genoteerde prijzen betrekking hebben op andere types, variëteiten, grootteklassen en/of presentatievormen dan die in bijlage XV, deel A, melden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie met welke types, variëteiten, grootteklassen en/of presentatievormen van de producten de prijzen overeenkomen.
2. De lidstaten wijzen in het gebied waar de betrokken groenten en fruit worden geproduceerd, representatieve markten aan, hetzij op basis van transacties op fysiek identificeerbare markten, zoals groothandelsmarkten, veilingen of andere concrete plaatsen waar vraag en aanbod samenkomen, hetzij op basis van rechtstreekse transacties tussen producenten, waaronder producentenorganisaties, en individuele kopers, zoals groothandelaren, andere handelaren, distributiecentra of andere relevante marktdeelnemers. De representatieve markten mogen ook worden aangewezen op basis van een combinatie van transacties op fysiek identificeerbare markten en rechtstreekse transacties.
3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen op vrijwillige basis de producentenprijzen van groenten en fruit en andere in bijlage XV, deel B, opgenomen producten melden aan de Commissie.
4. Bij de melding van de in lid 3 bedoelde prijzen moeten richtsnoeren in acht worden genomen die de Commissie vaststelt en op de door haar passend geachte wijze bekendmaakt.
Artikel 99
Eén enkel identificatiesysteem
De lidstaten zien erop toe dat op alle steunaanvragen die door een bepaalde producentenorganisatie of producentengroepering worden ingediend, één enkel identificatiesysteem wordt toegepast. De identificatie moet in overeenstemming zijn met het in artikel 15, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (15) bedoelde systeem voor de registratie van de identiteit.
Artikel 100
Indieningsprocedure
Onverminderd specifieke bepalingen in deze verordening voorzien de lidstaten in de nodige procedures voor de indiening van steunaanvragen, erkenningsaanvragen, aanvragen tot goedkeuring van operationele programma's en betalingsaanvragen.
Artikel 101
Monsterneming
Voor zover het passend is om op basis van monsterneming controles te verrichten, stemmen de lidstaten aan de hand van een risicoanalyse de aard en frequentie van de controles af op de betrokken maatregel.
Artikel 102
Administratieve controles
Alle steun- of betalingsaanvragen worden administratief gecontroleerd op alle ter zake relevante elementen. De procedures moeten voorzien in de registratie van de verrichte werkzaamheden, de verificatieresultaten en de ten aanzien van anomalieën genomen maatregelen.
Artikel 103
Controles ter plaatse
1. Van elke controle ter plaatse wordt een controleverslag opgesteld aan de hand waarvan de bijzonderheden van de uitgevoerde controle kunnen worden nagetrokken. Dit verslag bevat met name de volgende informatie:
a) |
de gecontroleerde steunregeling en -aanvraag; |
b) |
de aanwezige personen; |
c) |
de gecontroleerde acties, maatregelen en documenten, en |
d) |
de resultaten van de controle. |
2. De begunstigde kan in de gelegenheid worden gesteld het verslag te ondertekenen om zijn aanwezigheid bij de controle te bevestigen en er opmerkingen aan toe te voegen. Wanneer onregelmatigheden worden geconstateerd, kan aan de begunstigde een kopie van het controleverslag worden verstrekt.
3. De controles ter plaatse mogen worden aangekondigd, op voorwaarde dat de doelstelling van de controle daardoor niet in het gedrang komt. De aankondiging mag niet vroeger worden gedaan dan strikt noodzakelijk is.
4. Voor zover dat mogelijk is, worden de in deze verordening bedoelde controles ter plaatse tegelijk verricht met andere in de EU-wetgeving inzake landbouwsubsidies voorgeschreven controles.
Artikel 104
Verlening van erkenning en goedkeuring van operationele programma's
1. Alvorens een producentenorganisatie op grond van artikel 125 ter, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 te erkennen, gaan de lidstaten bij de producentenorganisatie ter plaatse na of deze aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.
2. Alvorens een operationeel programma op grond van artikel 64 goed te keuren, controleert de bevoegde autoriteit van de lidstaat met alle passende middelen, waaronder controles ter plaatse, het voor goedkeuring ingediende operationele programma en, in voorkomend geval, de wijzigingsverzoeken. De controles hebben met name betrekking op:
a) |
de juistheid van de in artikel 59, onder a), b) en e), bedoelde gegevens die in het ontwerp van operationeel programma moeten worden opgenomen; |
b) |
de overeenstemming van het programma met artikel 103 quater van Verordening (EG) nr. 1234/2007, met het nationale kader en met de nationale strategie; |
c) |
de subsidiabiliteit van de acties en van de voorgestelde uitgaven; |
d) |
de coherentie en de technische kwaliteit van het programma, de deugdelijkheid van de ramingen en van het steunprogramma, en de planning van de uitvoering ervan. In het kader van de controles wordt nagegaan of meetbare streefdoelen zijn vastgesteld aan de hand waarvan kan worden getoetst of de doelstellingen zijn gehaald, en of de streefdoelen haalbaar zijn via de uitvoering van de voorgestelde acties, en |
e) |
de overeenstemming van de acties waarvoor steun wordt aangevraagd, met de desbetreffende nationale en uniale wetgeving over, met name en voor zover dat relevant is, overheidsopdrachten, staatssteun en andere toepasselijke dwingende normen in de nationale wetgeving, het nationale kader of de nationale strategie. |
Artikel 105
Administratieve controles van aanvragen tot steunverlening in het kader van operationele programma's
1. Alvorens de steun te verlenen, voeren de lidstaten administratieve controles van alle steunaanvragen uit, aangevuld met controles ter plaatse op basis van monsterneming als bedoeld in artikel 106.
2. In het kader van de administratieve controles van de steunaanvragen worden met name, en voor zover dat relevant is voor de ingediende aanvraag, de volgende elementen geverifieerd:
a) |
het samen met de betalingsaanvraag ingediende jaarverslag of, in voorkomend geval, eindverslag over de uitvoering van het operationele programma; |
b) |
de waarde van de afgezette productie, de bijdragen in het actiefonds en de gedane uitgaven; |
c) |
de levering van de producten en diensten en de waarheidsgetrouwheid van de uitgaven waarvoor een steunaanvraag wordt ingediend; |
d) |
de overeenstemming tussen de uitgevoerde acties en de in het goedgekeurde operationele programma opgenomen acties; |
e) |
de naleving van de opgelegde financiële of andere beperkingen en maxima. |
3. Met betrekking tot de in het kader van het operationele programma gedane uitgaven worden facturen en documenten, zoals bankafschriften, overgelegd waaruit blijkt dat de betalingen zijn verricht. Wanneer dit niet mogelijk is, worden de betalingen gestaafd door documenten met een gelijkwaardige bewijskracht. De gebruikte facturen moeten zijn opgesteld op naam van de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of de dochteronderneming indien artikel 50, lid 9, van toepassing is, of, indien de lidstaat dat goedkeurt, op naam van één of meer aangesloten producenten. Waar relevant moeten de facturen met betrekking tot de in bijlage IX, punt 2, onder b), bedoelde personeelskosten echter worden opgesteld op naam van de producentenorganisatie, de unie van producentenorganisaties of de dochteronderneming indien artikel 50, lid 9, van toepassing is.
Artikel 106
Controles ter plaatse van aanvragen tot steunverlening in het kader van operationele programma's
1. In het kader van de verificatie van de in artikel 69, lid 1, bedoelde steunaanvragen voeren de lidstaten controles ter plaatse uit bij de producentenorganisaties om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden voor de verlening van de steun of het saldo van de steun voor het betrokken jaar worden nageleefd.
Deze controles hebben met name betrekking op:
a) |
de inachtneming van de erkenningscriteria voor het betrokken jaar; |
b) |
het gebruik van de actiefondsen in het betrokken jaar, met inbegrip van de uitgaven die zijn opgegeven in aanvragen tot betaling van voorschotten of gedeeltelijke betalingen, de waarde van de afgezette productie, de bijdragen in het actiefonds en de opgegeven uitgaven zoals gestaafd door boekhoudkundige of andere documenten; |
c) |
controles van het tweede niveau voor de uitgaven betreffende het uit de markt nemen, groen oogsten en niet oogsten van producten. |
2. Jaarlijks moet een significant monster van de aanvragen worden gecontroleerd overeenkomstig lid 1. In lidstaten met meer dan tien erkende producentenorganisaties heeft het monster betrekking op ten minste 30 % van de totale aangevraagde steun. In andere gevallen wordt elke producentenorganisatie ten minste één keer om de drie jaar bezocht.
Bij elke producentenorganisatie wordt ten minste één controle uitgevoerd vóór de betaling van de steun of het saldo daarvan voor het laatste jaar van haar operationele programma.
3. De resultaten van de controles ter plaatse worden geëvalueerd om vast te stellen of eventueel geconstateerde problemen systematisch voorkomen en daardoor een risico voor andere vergelijkbare acties, begunstigden of instanties met zich meebrengen. Tevens moet de evaluatie duidelijkheid verschaffen over de oorzaken van dergelijke situaties, over eventueel vereist nader onderzoek en over de noodzakelijke corrigerende en preventieve maatregelen.
Indien bij de controles significante onregelmatigheden in een regio, in een deel van een regio of bij een bepaalde producentenorganisatie aan het licht komen, voert de lidstaat in het betrokken jaar aanvullende controles uit en verhoogt hij het percentage overeenkomstige aanvragen dat het volgende jaar moet worden gecontroleerd.
4. De lidstaat stelt op basis van een risicoanalyse vast welke producentenorganisaties moeten worden gecontroleerd.
Bij de risicoanalyse wordt met name rekening gehouden met:
a) |
het steunbedrag; |
b) |
de bevindingen tijdens de controles in de voorafgaande jaren; |
c) |
een willekeurig element, en |
d) |
andere door de lidstaten vast te stellen parameters. |
Artikel 107
Controles ter plaatse van maatregelen in het kader van operationele programma's
1. Tijdens de controles ter plaatse van maatregelen in het kader van operationele programma's, verifiëren de lidstaten met name het volgende:
a) |
de uitvoering van de in het operationele programma opgenomen acties; |
b) |
de overeenstemming van de uitvoering of geplande uitvoering van de actie met de beschrijving van de toepassing van de actie in het goedgekeurde operationele programma; |
c) |
voor een adequaat aantal uitgavenposten, de overeenstemming van de aard en het tijdstip van de betrokken uitgaven met de EU-bepalingen en de goedgekeurde specificaties; |
d) |
de mogelijkheid de gedane uitgaven te staven aan de hand van boekhoudkundige of andere documenten, en |
e) |
de waarde van de afgezette productie. |
2. De waarde van de afgezette productie wordt geverifieerd op basis van het krachtens de nationale wetgeving gecontroleerde en gecertificeerde financiële boekhoudsysteem.
Met het oog daarop kunnen de lidstaten beslissen dat de opgave van de waarde van de afgezette productie op dezelfde manier wordt gecertificeerd als de financiële boekhoudkundige gegevens.
De controle van de opgave van de waarde van de afgezette productie mag worden uitgevoerd vóór de betrokken steunaanvraag wordt ingediend. De controles worden uiterlijk vóór de betaling van de steun uitgevoerd.
3. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden omvat de controle ter plaatse een bezoek aan de actie of, indien de actie niet tastbaar is, de promotor van de actie. Met name acties in individuele bedrijven die tot het in artikel 106, lid 2, bedoelde monster behoren, worden ten minste één keer per jaar bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren.
De lidstaat kan echter besluiten van een dergelijk bezoek af te zien wanneer de acties kleinschalig zijn of wanneer volgens de lidstaat slechts een gering risico bestaat dat de voorwaarden voor het ontvangen van steun niet zijn vervuld of niet is voldaan aan de eis dat de actie een reëel karakter moet hebben. Dit besluit en de motivering ervan worden geregistreerd.
4. De controle ter plaatse heeft betrekking op alle door de producentenorganisatie of de leden ervan aangegane verbintenissen en verplichtingen die tijdens het bezoek kunnen worden gecontroleerd.
5. Alleen controles die aan alle eisen van het onderhavige artikel voldoen, mogen worden meegerekend om te bepalen of het in artikel 106, lid 2, vastgestelde controlepercentage is bereikt.
Artikel 108
Controles van het eerste niveau met betrekking tot het uit de markt nemen van producten
1. Bij elke producentenorganisatie verrichten de lidstaten met betrekking tot het uit de markt nemen van producten en overeenkomstig de procedures van titel II, hoofdstuk II, controles van het eerste niveau die bestaan uit een documenten- en overeenstemmingscontrole, een eventueel aan de hand van monsterneming uitgevoerde fysieke controle van het gewicht van de uit de markt genomen producten en een controle van de naleving van de in artikel 76 vastgestelde voorschriften. De controle vindt plaats nadat de in artikel 78, lid 1, bedoelde melding binnen de in artikel 78, lid 2, bedoelde termijnen is ontvangen.
2. De in lid 1 bedoelde controles van het eerste niveau hebben betrekking op 100 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten. Na deze controle worden de uit de markt genomen producten, met uitzondering van de voor gratis uitreiking bestemde producten, onder toezicht van de bevoegde autoriteiten gedenatureerd of via levering aan de verwerkingsindustrie weggewerkt overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden die de lidstaat op grond van artikel 80 heeft vastgesteld.
3. Wanneer de producten voor gratis uitreiking zijn bestemd, mogen de lidstaten een lager dan het in lid 2 vastgestelde percentage controleren, op voorwaarde dat per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd. De controles mogen worden verricht bij de producentenorganisatie en/of op de plaats waar de ontvangers van de producten zich bevinden. Wanneer bij de controles belangrijke onregelmatigheden aan het licht komen, voeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaat extra controles uit.
Artikel 109
Controles van het tweede niveau met betrekking tot het uit de markt nemen van producten
1. In het kader van de in artikel 106 bedoelde controles voeren de lidstaten controles van het tweede niveau uit op het uit de markt nemen van producten.
De lidstaten stellen criteria vast om te analyseren en beoordelen of voor een bepaalde producentenorganisatie het risico bestaat dat deze bij het uit de markt nemen van producten de regelgeving niet in acht heeft genomen. Deze criteria hebben onder meer betrekking op de bevindingen bij eerdere controles van het eerste en het tweede niveau en op de vraag of de producentenorganisatie over een kwaliteitsborgingsprocedure beschikt. Aan de hand van deze criteria stellen de lidstaten voor elke producentenorganisatie een minimale frequentie van de controles van het tweede niveau vast.
2. De in lid 1 bedoelde controles omvatten controles ter plaatse bij de producentenorganisaties en bij de ontvangers van de uit de markt genomen producten, en hebben tot doel vast te stellen of de voorwaarden voor de betaling van de EU-steun in acht zijn genomen. Deze controles omvatten:
a) |
een verificatie van de aparte voorraadboekhouding en financiële boekhouding die moeten worden gevoerd door elke producentenorganisatie die tijdens het betrokken verkoopseizoen ten minste één keer producten uit de markt neemt; |
b) |
een verificatie van de in de steunaanvragen opgegeven afgezette hoeveelheden, door met name de voorraad- en financiële boekhouding en de facturen – desnoods tevens op waarheidsgetrouwheid – te controleren en na te gaan of die opgaven in overeenstemming zijn met de boekhoudkundige en/of fiscale gegevens van de betrokken producentenorganisaties; |
c) |
controles op de juistheid van de boekhouding, met name door na te gaan of de opgaven van de door de producentenorganisaties verkregen netto-ontvangsten in de betalingsaanvragen waarheidsgetrouw zijn, of de kosten die eventueel voor het uit de markt nemen van producten in rekening zijn gebracht, evenredig zijn en of deze bedragen correct zijn, en |
d) |
controles van de in de betalingsaanvragen opgegeven bestemming van de uit de markt genomen producten en van de passende denaturering van deze producten, om na te gaan of de bepalingen van deze verordening door de producentenorganisaties en de ontvangers zijn nageleefd. |
3. De in lid 2 bedoelde controles worden verricht bij de betrokken producentenorganisaties en de ontvangers waarmee deze organisaties samenwerken. Elke controle heeft onder meer betrekking op een monster van ten minste 5 % van de in de loop van het verkoopseizoen door de producentenorganisatie uit de markt genomen hoeveelheden.
4. In de in de lid 2, onder a), bedoelde aparte voorraadboekhouding en financiële boekhouding worden voor elk uit de markt genomen product de volgende stromen, uitgedrukt in hoeveelheden, afzonderlijk vermeld:
a) |
de overeenkomstig artikel 125 bis, lid 2, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 door leden van de producentenorganisatie en door leden van andere producentenorganisaties geleverde productie; |
b) |
de door de producentenorganisatie verkochte hoeveelheden, uitgesplitst naar producten die zijn gereedgemaakt voor de markt voor verse producten en andere soorten producten, met inbegrip van voor verwerking bestemde basisproducten, en |
c) |
de uit de markt genomen producten. |
5. De controles van de bestemming van de in de lid 4, onder c), bedoelde producten omvatten onder meer:
a) |
een controle, op basis van monsterneming, van de door de ontvangers bij te houden aparte boekhouding en, in voorkomend geval, een controle op de overeenstemming daarvan met de krachtens de nationale wetgeving voorgeschreven boekhouding, en |
b) |
controles op de inachtneming van de geldende milieueisen. |
6. Wanneer bij de controles van het tweede niveau significante onregelmatigheden aan het licht komen, verrichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat grondiger controles van het tweede niveau voor het betrokken verkoopseizoen en verhogen zij in het volgende verkoopseizoen de frequentie van de controles van het tweede niveau bij de betrokken producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties.
Artikel 110
Groen oogsten en niet oogsten
1. Alvorens tot groen oogsten wordt overgegaan, controleren de lidstaten ter plaatse of de betrokken producten niet beschadigd zijn en of de betrokken oppervlakte goed is onderhouden. Na het groen oogsten controleren de lidstaten of de gewassen op de betrokken oppervlakte volledig zijn geoogst en het geoogste product is gedenatureerd.
Na afloop van de oogstperiode controleren de lidstaten de betrouwbaarheid van de in artikel 85, lid 2, bedoelde op de verwachte marktsituatie gebaseerde analyse. Zij verrichten tevens een analyse van eventuele verschillen tussen de verwachte en de reële marktsituatie.
2. Alvorens tot niet oogsten wordt overgegaan, controleren de lidstaten ter plaatse of de betrokken oppervlakte goed is onderhouden, of de gewassen nog niet gedeeltelijk zijn geoogst en of het product goed ontwikkeld is en van een deugdelijke handelskwaliteit zou zijn.
De lidstaten vergewissen zich ervan dat de productie is gedenatureerd. Indien dat niet mogelijk is, vergewissen zij zich tijdens controles ter plaatse of bezoeken gedurende het oogstseizoen ervan dat niet wordt geoogst.
3. Artikel 109, leden 1, 2, 3 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 111
Controles voorafgaand aan de goedkeuring van erkenningsprogramma's van producentengroeperingen
1. Alvorens een erkenningsprogramma van een producentengroepering overeenkomstig artikel 125 sexies, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 goed te keuren, voeren de lidstaten een controle ter plaatse uit bij de betrokken rechtspersoon of het duidelijk omschreven onderdeel van de betrokken rechtspersoon.
2. De lidstaat vergewist zich met alle passende middelen, waaronder controles ter plaatse, van:
a) |
de juistheid van de in het erkenningsprogramma verstrekte gegevens; |
b) |
de commerciële coherentie en de technische kwaliteit van het programma, de deugdelijkheid van de ramingen en de planning van de uitvoering; |
c) |
de subsidiabiliteit van de acties en de subsidiabiliteit en redelijkheid van de voorgestelde uitgaven, en |
d) |
de overeenstemming van de concrete acties waarvoor steun wordt aangevraagd, met de geldende nationale en uniale wetgeving over, met name, overheidsopdrachten, staatssteun en andere toepasselijke dwingende normen die in de nationale wetgeving, het nationale kader of de nationale strategie zijn vastgesteld. |
Artikel 112
Controles van steunaanvragen van producentengroeperingen
1. Alvorens de betaling toe te kennen, verrichten de lidstaten administratieve controles van alle door producentengroeperingen ingediende steunaanvragen, alsmede controles ter plaatse op basis van monsterneming.
2. Na de indiening van de steunaanvraag als bedoeld in artikel 45, voeren de lidstaten controles ter plaatse uit bij de producentengroeperingen om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden voor de verlening van steun voor het betrokken jaar worden nageleefd.
Deze controles hebben met name betrekking op:
a) |
de inachtneming van de erkenningscriteria voor het betrokken jaar, en |
b) |
de waarde van de afgezette productie, de uitvoering van de in het erkenningsprogramma opgenomen maatregelen en de gedane uitgaven. |
3. Jaarlijks moet een significant monster van de aanvragen worden gecontroleerd overeenkomstig lid 2. Het monster dient betrekking te hebben op ten minste 30 % van het totale steunbedrag.
Elke producentengroepering wordt ten minste één keer om de vijf jaar gecontroleerd.
4. De artikelen 105 en 107 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 113
Transnationale producentenorganisaties en transnationale unies van producentenorganisaties
1. De lidstaat waar de hoofdzetel van een transnationale producentenorganisatie of een transnationale unie van producentenorganisaties is gevestigd, draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de organisatie van controles van die organisatie of unie, met name met betrekking tot het operationele programma en het actiefonds, en past, waar nodig, sancties op deze organisatie of unie toe.
2. De andere lidstaten die overeenkomstig artikel 28, lid 2, onder c), en artikel 35, lid 2, onder c), administratieve samenwerking moeten verlenen, voeren overeenkomstig de voorschriften van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde lidstaat deze administratieve controles en controles ter plaatse uit en stellen de laatstbedoelde lidstaat in kennis van de resultaten ervan. Deze lidstaten nemen alle door de in lid 1 bedoelde lidstaat vastgestelde termijnen in acht.
3. Met betrekking tot de producentenorganisatie, het operationele programma en het actiefonds gelden de regels van de in lid 1 bedoelde lidstaat. Met betrekking tot milieu- en fytosanitaire aangelegenheden en het wegwerken van uit de markt genomen producten geldt evenwel de wetgeving van de lidstaat waar de productie plaatsvindt.
Artikel 114
Niet-naleving van de erkenningscriteria
1. De erkenning van een producentenorganisatie die opzettelijk of uit grove nalatigheid een ernstige inbreuk op de erkenningscriteria pleegt, wordt door de lidstaten ingetrokken.
De lidstaten trekken de erkenning van een producentenorganisatie met name in wanneer de niet-naleving van de erkenningscriteria betrekking heeft op:
a) |
een inbreuk op de voorschriften van artikel 21, artikel 23, artikel 26, leden 1 en 2, of artikel 31, of |
b) |
een situatie waarin de waarde van de afgezette productie gedurende twee opeenvolgende jaren onder het minimum ligt dat de lidstaat overeenkomstig artikel 125 ter, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 heeft vastgesteld. |
De intrekking van de erkenning op grond van dit lid treedt in werking op de datum waarop de erkenningsvoorwaarden niet langer werden vervuld, onverminderd eventuele nationale horizontale wetgeving over termijnbeperkingen.
2. Wanneer lid 1 niet van toepassing is, schorsen de lidstaten de erkenning van een producentenorganisatie indien de inbreuk op de erkenningscriteria weliswaar ernstig, maar slechts tijdelijk is.
Tijdens de schorsingsperiode wordt geen steun betaald. De schorsing treedt in werking op de dag waarop de controle heeft plaatsgevonden en eindigt op de dag van de controle die aantoont dat de betrokken criteria weer worden nageleefd.
De schorsingsperiode duurt niet langer dan 12 maanden. Indien de betrokken criteria na 12 maanden nog steeds niet worden nageleefd, wordt de erkenning ingetrokken.
De lidstaten mogen na de in artikel 70 vastgestelde termijn betalingen verrichten, indien dat voor de toepassing van dit lid noodzakelijk is. Deze latere betalingen mogen echter in geen geval plaatsvinden ná 15 oktober van het tweede jaar volgende op het jaar van uitvoering van het programma.
3. Bij niet onder de leden 1 en 2 vallende inbreuken op de erkenningscriteria sturen de lidstaten een waarschuwingsbrief waarin wordt bepaald welke corrigerende maatregelen moeten worden genomen. De lidstaten mogen de steunbetalingen uitstellen totdat de corrigerende maatregelen zijn genomen.
De lidstaten mogen na de in artikel 70 vastgestelde termijn betalingen verrichten, indien dat voor de toepassing van dit lid noodzakelijk is. Deze latere betalingen mogen echter in geen geval plaatsvinden ná 15 oktober van het tweede jaar volgende op het jaar van uitvoering van het programma.
Indien binnen 12 maanden geen corrigerende maatregelen zijn genomen, wordt dit beschouwd als een ernstige inbreuk op de criteria en is lid 2 van toepassing.
Artikel 115
Fraude
1. Indien een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een producentengroepering aantoonbaar fraude heeft gepleegd met betrekking tot steun in het kader van Verordening (EG) nr. 1234/2007, gaat de lidstaat, onverminderd andere sancties die op grond van de uniale en nationale wetgeving van toepassing zijn, over tot:
a) |
intrekking van de erkenning van de producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of producentengroepering; |
b) |
uitsluiting van de betrokken acties of concrete acties van steunverlening in het kader van het betrokken operationele programma of erkenningsprogramma, en terugvordering van eventueel reeds voor die concrete actie betaalde steun, en |
c) |
uitsluiting van de producentenorganisatie, unie van producentenorganisaties of producentengroepering van steunverlening in het kader van het betrokken operationele programma of erkenningsprogramma gedurende het volgende jaar. |
2. Wanneer een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een producentengroepering wordt verdacht van fraude met betrekking tot steun in het kader van Verordening (EG) nr. 1234/2007, mogen de lidstaten de erkenning van die organisatie, unie of groepering schorsen of de voor die organisatie, unie of groepering bestemde betalingen opschorten.
Artikel 116
Producentengroeperingen
1. De lidstaten passen de in artikel 114 en/of artikel 117 vermelde sancties en boetes overeenkomstig toe op erkenningsprogramma's.
2. Aanvullend op het bepaalde in lid 1 geldt dat, indien de producentengroepering na afloop van de overeenkomstig artikel 49, lid 4, door de lidstaat bepaalde periode niet als producentenorganisatie wordt erkend, de lidstaat overgaat tot terugvordering van:
a) |
100 % van de aan de producentengroepering betaalde steun, indien de niet-erkenning een gevolg is van opzet of grove nalatigheid van de producentengroepering, of |
b) |
50 % van de aan de producentengroepering betaalde steun, in alle andere gevallen. |
Artikel 117
Operationeel programma
1. De betalingen worden berekend op basis van wat subsidiabel blijkt te zijn.
2. De lidstaat onderzoekt de van de begunstigde ontvangen steunaanvraag en stelt de subsidiabele bedragen vast. De volgende bedragen worden door de lidstaat vastgesteld:
a) |
het bedrag dat louter op basis van de aanvraag aan de begunstigde zou moeten worden betaald; |
b) |
het bedrag dat op basis van het onderzoek van de subsidiabiliteit van de aanvraag aan de begunstigde moet worden betaald. |
3. Indien het in lid 2, onder a), bedoelde bedrag meer dan 3 % hoger is dan het in lid 2, onder b), bedoelde bedrag, wordt een boete opgelegd. Het bedrag van de boete komt overeen met het verschil tussen de in lid 2, onder a) en b), bedoelde bedragen.
Indien de producentenorganisatie of de producentengroepering kan aantonen niet verantwoordelijk te zijn voor de opname van het niet-subsidiabele bedrag, wordt evenwel geen boete opgelegd.
4. De leden 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op niet-subsidiabele uitgaven die tijdens de controles ter plaatse of controles achteraf aan het licht komen.
5. Indien de waarde van de afgezette productie vóór het indienen van de steunaanvraag wordt opgegeven en gecontroleerd, worden de opgegeven en goedgekeurde waarden gebruikt voor de vaststelling van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde bedragen.
Artikel 118
Sancties naar aanleiding van controles van het eerste niveau met betrekking tot het uit de markt nemen van producten
Indien naar aanleiding van de in artikel 108 bedoelde controles onregelmatigheden worden geconstateerd met betrekking tot de handelsnormen of de in artikel 76 bedoelde minimumeisen, wordt de begunstigde verplicht tot:
a) |
betaling van een boete die overeenkomt met de bijdrage van de Unie voor de hoeveelheid uit de markt genomen producten die niet aan de handelsnormen of de minimumeisen voldoet, indien deze hoeveelheid minder bedraagt dan 10 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten die op grond van artikel 78 is gemeld; |
b) |
betaling van een boete die overeenkomt met het dubbele van de bijdrage van de Unie, indien de hierboven bedoelde hoeveelheid minimaal 10 % en maximaal 25 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten bedraagt die op grond van artikel 78 is gemeld, of |
c) |
betaling van een boete die overeenkomt met de bijdrage van de Unie voor de hele op grond van artikel 78 gemelde hoeveelheid, indien de hierboven bedoelde hoeveelheid meer dan 25 % bedraagt van de hoeveelheid uit de markt genomen producten die op grond van artikel 78 is gemeld. |
Artikel 119
Andere voor producentenorganisaties geldende sancties met betrekking tot het uit de markt nemen van producten
1. De in artikel 117 bedoelde sancties hebben tevens betrekking op steun die wordt aangevraagd voor het uit de markt nemen van producten als integraal onderdeel van de uitgaven in het kader van het operationele programma.
2. Uitgaven voor het uit de markt nemen van producten worden als niet-subsidiabel beschouwd indien de niet te koop aangeboden producten niet zijn weggewerkt volgens de door de lidstaat overeenkomstig artikel 80, lid 1, vastgestelde bepalingen of indien het uit de markt nemen, dan wel de bestemming van de uit de markt genomen producten een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen heeft gehad en daarom in strijd is met de op grond van artikel 80, lid 1, vastgestelde bepalingen.
Artikel 120
Voor ontvangers van uit de markt genomen producten geldende sancties
Wanneer bij de overeenkomstig de artikelen 108 en 109 uitgevoerde controles onregelmatigheden worden geconstateerd die zijn toe te schrijven aan de ontvangers van uit de markt genomen producten, gelden de volgende sancties:
a) |
de ontvangers komen niet meer in aanmerking voor het ontvangen van uit de markt genomen producten, en |
b) |
de ontvangers van de uit de markt genomen producten moeten de waarde van de door hen ontvangen producten en de betrokken sorteer-, verpakkings- en vervoerskosten vergoeden overeenkomstig door de lidstaten vastgestelde voorschriften. |
De onder a) bedoelde sanctie treedt onmiddellijk in werking en blijft ten minste één verkoopseizoen van toepassing. De sanctie kan naargelang van de ernst van de onregelmatigheid worden verlengd.
Artikel 121
Groen oogsten en niet oogsten
1. Indien met betrekking tot groen oogsten wordt geconstateerd dat de producentenorganisatie haar verplichtingen niet is nagekomen, betaalt deze producentenorganisatie een boete ter waarde van het vergoedingsbedrag voor de oppervlakten waarvoor de verplichting niet is nageleefd. Er is onder meer sprake van niet-nakoming van de verplichtingen, wanneer:
a) |
de lidstaat tijdens de in artikel 110, lid 1, tweede alinea, bedoelde controle constateert dat het groen oogsten niet gerechtvaardigd was op basis van de toen bestaande analyse van de verwachte marktsituatie; |
b) |
de voor groen oogsten opgegeven oppervlakte niet voor groen oogsten in aanmerking komt, of |
c) |
de gewassen op de voor groen oogsten opgegeven oppervlakte niet volledig zijn geoogst of de betrokken productie niet is gedenatureerd. |
2. Indien met betrekking tot niet oogsten wordt geconstateerd dat de producentenorganisatie haar verplichtingen niet is nagekomen, betaalt deze producentenorganisatie een boete ter waarde van het vergoedingsbedrag voor de oppervlakten waarvoor de verplichting niet is nageleefd. Er is onder meer sprake van niet-nakoming van de verplichtingen, wanneer:
a) |
de voor niet oogsten opgegeven oppervlakte niet voor niet oogsten in aanmerking komt; |
b) |
de gewassen volledig of gedeeltelijk zijn geoogst, of |
c) |
de producentenorganisatie verantwoordelijk is voor een negatieve milieu-impact of negatieve fytosanitaire gevolgen. |
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde boetes komen bovenop boetes op grond van artikel 117.
Artikel 122
Verhindering van een controle ter plaatse
Indien een producentenorganisatie, een bij die organisatie aangesloten lid of de betrokken vertegenwoordiger van deze producentenorganisatie de uitvoering van een controle ter plaatse verhindert, wordt het deel van de steunaanvraag dat betrekking heeft op de desbetreffende uitgaven, afgewezen.
Artikel 123
Betaling van teruggevorderde steun en boetes
1. Producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties, producentengroeperingen of andere betrokken marktdeelnemers betalen onverschuldigd betaalde steun met rente terug en betalen daarbovenop de in deze sectie bedoelde boetes.
De rente wordt berekend:
a) |
op basis van de periode die is verstreken tussen de betaling en de terugbetaling door de begunstigde; |
b) |
op basis van de op de datum van de onverschuldigde betaling geldende rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale Bank zoals bekendgemaakt in reeks C van het Publicatieblad van de Europese Unie, verhoogd met 3 procentpunten. |
2. De teruggevorderde steun en de opgelegde rente en boetes worden betaald aan het Europees Landbouwgarantiefonds.
Artikel 124
Melding van onregelmatigheden
De in deze sectie bedoelde toepassing van administratieve sancties, boetes en terugvorderingen van onverschuldigd betaalde bedragen vindt plaats onverminderd de melding van onregelmatigheden aan de Commissie op grond van Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie (16).
Artikel 125
Gemeenschappelijke prestatie-indicatoren
1. De controle en de evaluatie van de nationale strategieën en de operationele programma's hebben tot doel na te gaan in hoeverre en hoe efficiënt en doeltreffend vooruitgang wordt geboekt met het nastreven van de voor de operationele programma's vastgestelde doelen.
2. Vooruitgang, efficiëntie en doeltreffendheid worden beoordeeld aan de hand van een in bijlage VIII opgenomen lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren die betrekking hebben op de uitgangssituatie, de financiële uitvoering, de output, de resultaten en de impact van de uitgevoerde operationele programma's.
3. Wanneer een lidstaat dat als passend beschouwt, wordt in de nationale strategie een beperkte reeks aanvullende, op die strategie toegesneden indicatoren opgenomen die overeenstemmen met nationale en/of regionale behoeften, omstandigheden en doelen die specifiek zijn voor de operationele programma's die door de producentenorganisaties worden uitgevoerd. Eventueel beschikbare aanvullende indicatoren inzake milieudoelstellingen die niet door de gemeenschappelijke prestatie-indicatoren worden gedekt, moeten in de nationale strategie worden opgenomen.
Artikel 126
Controle- en evaluatieprocedures voor operationele programma's
1. De producentenorganisaties controleren en evalueren hun operationele programma's aan de hand van de desbetreffende indicatoren in de in artikel 125 bedoelde lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren en, in voorkomend geval, aan de hand van aanvullende, in de nationale strategie vastgestelde indicatoren.
Hiertoe stellen zij een systeem vast om informatie die nuttig is voor de compilatie van deze indicatoren, te verzamelen, te registreren en bij te houden.
2. De controle heeft tot doel na te gaan welke vooruitgang wordt gemaakt ten aanzien van de voor het operationele programma vastgestelde specifieke doelen. De controle wordt uitgevoerd aan de hand van financiële, output- en resultaatindicatoren. De resultaten van de controle dienen om:
a) |
de kwaliteit van de uitvoering van het operationele programma te verifiëren; |
b) |
na te gaan of en waar het operationele programma moet worden aangepast of herzien om de voor het programma vastgestelde doelen te bereiken of om het beheer van het programma, onder meer op financieel gebied, te verbeteren; |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften voor rapportering over de uitvoering van het operationele programma. |
De informatie over de resultaten van de controleactiviteiten wordt opgenomen in elk in artikel 96, lid 1, bedoeld jaarverslag dat de producentenorganisatie moet indienen bij de nationale autoriteit die met het beheer van de nationale strategie is belast.
3. De evaluatie wordt verricht in de vorm van een afzonderlijk tussentijds evaluatieverslag.
In het kader van de tussentijdse evaluatie, die met de hulp van een gespecialiseerd consultancybureau mag worden uitgevoerd, wordt een analyse verricht van het niveau van benutting van de financiële middelen, de efficiëntie en doeltreffendheid van het operationele programma en de vooruitgang ten aanzien van de voor het programma vastgestelde algemene doelen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren betreffende de uitgangssituatie, de resultaten en, in voorkomend geval, de impact.
In voorkomend geval omvat de tussentijdse evaluatie een kwalitatieve beoordeling van de resultaten en de impact van milieuacties die gericht zijn op:
a) |
voorkoming van bodemerosie; |
b) |
verminderd gebruik en/of beter beheer van gewasbeschermingsproducten; |
c) |
bescherming van habitats en van de biodiversiteit, of |
d) |
instandhouding van het landschap. |
De resultaten van de evaluatie dienen om:
a) |
de kwaliteit van het door de producentenorganisatie beheerde operationele programma te verbeteren; |
b) |
na te gaan of en waar het operationele programma ingrijpend moet worden bijgestuurd; |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften voor rapportering over de uitvoering van het operationele programma, en |
d) |
conclusies te trekken die nuttig zijn om de kwaliteit, efficiëntie en doeltreffendheid van toekomstige, door de producentenorganisatie beheerde operationele programma's te verbeteren. |
De tussentijdse evaluatie vindt plaats tijdens de uitvoering van het operationele programma in een fase die nog voldoende tijd laat om de evaluatieresultaten in aanmerking te nemen bij de voorbereiding van het volgende operationele programma.
Het verslag van de tussentijdse evaluatie wordt bij het betrokken, in artikel 96, lid 1, bedoelde jaarverslag gevoegd.
Artikel 127
Controle- en evaluatieprocedures voor de nationale strategie
1. De nationale strategie wordt gecontroleerd en geëvalueerd aan de hand van de desbetreffende indicatoren in de in artikel 125 bedoelde lijst van gemeenschappelijke prestatie-indicatoren en, in voorkomend geval, aan de hand van aanvullende, in de nationale strategie vastgestelde indicatoren.
2. De lidstaten stellen een systeem vast om informatie die nuttig is voor de compilatie van de in artikel 125 bedoelde indicatoren, elektronisch te verzamelen, te registreren en bij te houden. Zij baseren zich hiervoor op de door de producentenorganisaties verstrekte informatie over de controle en evaluatie van hun operationele programma's.
3. De controle heeft tot doel continu na te gaan welke vooruitgang is gemaakt ten aanzien van de voor de operationele programma's vastgestelde doelen en streefcijfers. De controle wordt uitgevoerd aan de hand van financiële, output- en resultaatindicatoren. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de informatie over de controle van de operationele programma's die de producentenorganisaties in de jaarlijkse voortgangsverslagen verstrekken. De resultaten van de controle dienen om:
a) |
de kwaliteit van de uitvoering van de nationale strategie te verifiëren; |
b) |
na te gaan of en waar de nationale strategie moeten worden aangepast of herzien om de voor de strategie vastgestelde doelen te bereiken of om het beheer van de uitvoering van de strategie, onder meer op financieel gebied, te verbeteren, en |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften inzake rapportering over de uitvoering van de nationale strategie. |
4. In het kader van de evaluatie wordt beoordeeld hoeveel vooruitgang ten aanzien van de voor de strategie vastgestelde algemene doelen is geboekt. De evaluatie wordt uitgevoerd aan de hand van indicatoren betreffende de uitgangssituatie, de resultaten en, in voorkomend geval, de impact. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de resultaten van de controle en de tussentijdse evaluatie van de operationele programma's, die zijn opgenomen in de door de producentenorganisaties ingediende jaarlijkse voortgangsverslagen en eindverslagen. De resultaten van de evaluatie dienen om:
a) |
de kwaliteit van de strategie te verbeteren; |
b) |
na te gaan of en waar de strategie ingrijpend moet worden bijgestuurd; en |
c) |
bij te dragen tot de naleving van de voorschriften voor rapportering over de uitvoering van de nationale strategie. |
De evaluatie in 2012 dient tijdig te worden verricht om de resultaten ervan te kunnen opnemen in een afzonderlijk evaluatieverslag dat in hetzelfde jaar bij het in artikel 97, onder b), bedoelde nationale jaarverslag moet worden gevoegd. Dit verslag bevat een analyse van het niveau van benutting van de financiële middelen, de efficiëntie en doeltreffendheid van de uitgevoerde operationele programma's en een beoordeling van de effecten en de impact van deze programma's, getoetst aan de in de strategie vastgestelde doelstellingen en streefcijfers en, in voorkomend geval, aan andere, in artikel 103 quater, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde doelen. De evaluatie heeft tot doel conclusies te trekken die nuttig zijn om de kwaliteit van toekomstige nationale strategieën te verbeteren en, met name, vast te stellen of de voor steun in aanmerking komende doelen, streefcijfers of maatregelen wellicht niet geheel correct zijn gedefinieerd, dan wel of behoefte bestaat aan nieuwe instrumenten.
HOOFDSTUK VI
Uitbreiding van de voorschriften tot producenten van een economische regio
Artikel 128
Melding van de lijst van economische regio's
In het kader van de in artikel 125 septies, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde melding van de lijst van economische regio's moeten alle gegevens worden vermeld die nodig zijn om na te gaan of aan de voorwaarden van artikel 125 septies, lid 2, eerste alinea, van die verordening is voldaan.
Artikel 129
Melding van de bindende voorschriften; representativiteit
1. Lidstaten die de voorschriften die zij voor een bepaald product en een bepaalde economische regio verbindend hebben verklaard, overeenkomstig artikel 125 octies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aan de Commissie meedelen, stellen de Commissie tegelijkertijd in kennis van:
a) |
de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties die om de uitbreiding van de voorschriften heeft verzocht; |
b) |
het aantal bij die producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties aangesloten producenten en het totale aantal producenten in de betrokken economische regio; deze gegevens moeten betrekking hebben op de situatie die geldt wanneer de uitbreiding van de voorschriften wordt aangevraagd; |
c) |
de totale productie in de economische regio en de productie die door de betrokken producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties is afgezet gedurende het laatste verkoopseizoen waarvoor die gegevens beschikbaar zijn; |
d) |
de datum waarop de voorschriften die moeten worden uitgebreid, van toepassing zijn geworden op de betrokken producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties, en |
e) |
de datum waarop de uitbreiding van de voorschriften van kracht wordt en de geldigheidsduur van die uitbreiding. |
2. De lidstaten stellen de voorwaarden voor het bepalen van de representativiteit in de zin van artikel 125 septies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vast, zonder daarbij rekening te houden met:
a) |
producenten wier productie grotendeels bestemd is om op het bedrijf of in het productiegebied rechtstreeks aan de verbruiker te worden verkocht; |
b) |
de onder a) bedoelde rechtstreekse verkoop; |
c) |
producten die voor verwerking worden geleverd, als bedoeld in artikel 125 septies, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007, behalve wanneer de betrokken voorschriften volledig of ten dele voor die producten gelden. |
Artikel 130
Financiële bijdragen
Lidstaten die overeenkomstig artikel 125 decies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 besluiten dat niet bij een producentenorganisatie aangesloten producenten een financiële bijdrage moeten betalen, delen aan de Commissie de gegevens mee die nodig zijn om na te gaan of aan de in dat artikel vastgestelde voorwaarden is voldaan.
Deze gegevens omvatten met name de grondslag voor de berekening van de bijdrage, het betrokken bedrag per eenheid en de begunstigde(n), alsmede de aard van de in artikel 125 decies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde kosten.
Artikel 131
Uitbreiding van de voorschriften voor een periode die langer is dan één verkoopseizoen
Als besloten wordt de uitbreiding van de voorschriften langer dan één verkoopseizoen toe te passen, gaan de lidstaten voor elk verkoopseizoen na of gedurende de hele geldigheidsduur van de uitbreiding wordt voldaan aan de voorwaarden inzake representativiteit die zijn vastgesteld in artikel 125 septies, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
Zodra de lidstaten constateren dat aan deze voorwaarden niet meer wordt voldaan, verklaren zij de uitbreiding nietig met ingang van het begin van het volgende verkoopseizoen.
De lidstaten brengen deze nietigverklaring onmiddellijk ter kennis van de Commissie, die de betrokken informatie op een door haar passend geachte wijze bekendmaakt.
Artikel 132
Verkoop van producten op stam; kopers
1. In geval van verkoop van producten op stam door een producent die niet bij een producentenorganisatie is aangesloten, wordt de koper als producent van de betrokken producten beschouwd voor wat betreft de naleving van de in bijlage XVI bis, punt 1, onder e) en f), en punt 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde voorschriften.
2. De betrokken lidstaat kan besluiten dat andere dan de in lid 1 bedoelde voorschriften die in bijlage XVI bis bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 zijn opgenomen, verbindend kunnen worden verklaard voor de koper, wanneer deze voor het beheer van de betrokken productie verantwoordelijk is.
TITEL IV
HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN
HOOFDSTUK I
Invoerrechten en invoerprijssysteem
Artikel 133
Toepassingsgebied en definities
1. Deze sectie bevat uitvoeringsbepalingen voor artikel 140 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
2. Voor de toepassing van deze sectie wordt verstaan onder:
a) „partij”: de goederen die worden aangeboden met een aangifte voor het vrije verkeer die slechts betrekking heeft op goederen van dezelfde oorsprong en van dezelfde GN-code;
b) „importeur”: de aangever in de zin van artikel 4, lid 18, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (17).
Artikel 134
Melding van prijzen en van hoeveelheden ingevoerde producten
1. Voor elk van de in bijlage XVI, deel A, vermelde producten en perioden melden de lidstaten voor elke marktdag en elke oorsprong uiterlijk de eerstvolgende werkdag om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) de volgende gegevens aan de Commissie:
a) |
de representatieve gemiddelde prijzen van de uit derde landen ingevoerde producten die op de in artikel 135 bedoelde representatieve invoermarkten zijn verkocht, en de significante prijzen die op andere markten voor omvangrijke hoeveelheden ingevoerde producten zijn genoteerd, of, indien prijzen op de representatieve markten ontbreken, de op andere markten genoteerde significante prijzen van ingevoerde producten, en |
b) |
de totale hoeveelheden waarop de onder a) bedoelde prijzen betrekking hebben. |
Als de onder b) bedoelde totale hoeveelheden kleiner zijn dan een ton, worden de betrokken prijzen niet aan de Commissie gemeld.
2. De in lid 1, onder a), bedoelde prijzen worden geregistreerd:
a) |
voor elk van de in bijlage XVI, deel A, genoemde producten; |
b) |
voor alle beschikbare variëteiten en grootteklassen, en |
c) |
in het stadium importeur/groothandelaar of in het stadium groothandelaar/detailhandelaar indien in het stadium importeur/groothandelaar geen prijzen beschikbaar zijn. |
Op deze prijzen worden de volgende bedragen in mindering gebracht:
a) |
een handelsmarge van 15 % voor de handelscentra Londen, Milaan en Rungis en van 8 % voor de andere handelscentra, en |
b) |
de kosten van vervoer en verzekering binnen het douanegebied van de Unie. |
Voor de overeenkomstig de vorige alinea in mindering te brengen vervoers- en verzekeringskosten kunnen de lidstaten forfaitaire bedragen vaststellen. Deze forfaitaire bedragen en de methoden voor de berekening van deze bedragen moeten onmiddellijk aan de Commissie worden gemeld.
3. De overeenkomstig lid 2 geregistreerde prijzen worden, wanneer zij in het stadium groothandelaar/detailhandelaar worden vastgesteld, eerst verminderd met 9 % om rekening te houden met de handelsmarge van de groothandelaar, en vervolgens met 0,7245 euro / 100 kg om rekening te houden met de kosten voor goederenbehandeling, marktgeld en marktbelastingen.
4. Voor in bijlage XVI, deel A, opgenomen producten waarvoor een specifieke handelsnorm geldt, worden de volgende prijzen als representatief beschouwd:
a) |
de prijzen van de producten van klasse I, op voorwaarde dat de hoeveelheden van deze klasse ten minste 50 % van de totale afgezette hoeveelheid uitmaken; |
b) |
wanneer de producten van klasse I minder dan 50 % van de totale hoeveelheid uitmaken, de vastgestelde prijzen van de producten van klasse I, en voorts de vastgestelde prijzen van producten van klasse II voor de hoeveelheden die nodig zijn om aan 50 % van de totale afgezette hoeveelheden te komen; |
c) |
wanneer producten van klasse I ontbreken, de vastgestelde prijzen van producten van klasse II, tenzij wordt besloten daarop een aanpassingscoëfficiënt toe te passen omdat deze producten als gevolg van de productieomstandigheden op de plaats van oorsprong, op grond van hun kwaliteitskenmerken gewoonlijk en traditioneel niet als producten van klasse I worden afgezet. |
De in eerste alinea, onder c), bedoelde aanpassingscoëfficiënt wordt toegepast op de prijzen na aftrek van de in lid 2 bedoelde bedragen.
Voor in bijlage XVI, deel A, opgenomen producten waarvoor geen specifieke handelsnorm geldt, worden de prijzen van producten die aan de algemene handelsnorm voldoen, als representatief beschouwd.
Artikel 135
Representatieve markten
De lidstaten delen de gebruikelijke marktdagen op de in bijlage XVII vermelde en als representatief beschouwde markten mee aan de Commissie.
Artikel 136
Forfaitaire invoerwaarde
1. Voor elk van de in bijlage XVI, deel A, vermelde producten en perioden stelt de Commissie elke werkdag voor elke oorsprong een forfaitaire invoerwaarde vast die gelijk is aan het gewogen gemiddelde van de in artikel 134 bedoelde representatieve prijzen, verminderd met een forfaitair bedrag van 5 euro/100 kg en met de ad-valoremdouanerechten.
2. Wanneer voor de in bijlage XVI, deel A, vermelde producten en toepassingsperioden een forfaitaire invoerwaarde wordt vastgesteld overeenkomstig deze sectie, is de in artikel 152, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (18) bedoelde prijs per eenheid niet van toepassing. De prijs per eenheid wordt dan vervangen door de in lid 1 bedoelde forfaitaire invoerwaarde.
3. Indien voor een product van een bepaalde oorsprong geen forfaitaire invoerwaarde van kracht is, wordt het gemiddelde van de voor dat product geldende forfaitaire invoerwaarden toegepast.
4. Gedurende de in bijlage XVI, deel A, vermelde toepassingsperioden blijven de forfaitaire invoerwaarden van toepassing zolang zij niet worden gewijzigd. Zij gelden echter niet langer wanneer zeven opeenvolgende marktdagen geen gemiddelde representatieve prijs aan de Commissie is gemeld.
Wanneer door de toepassing van de eerste alinea geen forfaitaire invoerwaarde voor een bepaald product van kracht is, geldt het laatste gemiddelde van de geldende forfaitaire invoerwaarden als forfaitaire invoerwaarde voor dat product.
5. In afwijking van lid 1 is, als geen forfaitaire invoerwaarde kon worden berekend, vanaf de eerste dag van de in bijlage XVI, deel A, vermelde toepassingsperioden geen forfaitaire invoerwaarde van toepassing.
6. De representatieve prijzen worden in euro omgerekend met behulp van de voor de betrokken dag berekende representatieve marktkoers.
7. De in euro uitgedrukte forfaitaire invoerwaarden worden door de Commissie op een door haar passend geachte wijze bekendgemaakt.
Artikel 137
Als basis te nemen invoerprijs
1. De invoerprijs op basis waarvan de in bijlage XVI, deel A, vermelde producten in het gemeenschappelijk douanetarief worden ingedeeld, is, naar keuze van de importeur, gelijk aan:
a) |
de fob-prijs van de producten in het land van oorsprong, vermeerderd met de kosten van verzekering en vervoer tot aan de grens van het douanegebied van de Unie, wanneer deze prijs en deze kosten bekend zijn op het ogenblik waarop voor deze producten de aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend. Indien deze prijzen meer dan 8 % hoger zijn dan de forfaitaire waarde die bij de indiening van de aangifte voor het vrije verkeer voor de betrokken producten geldt, moet de importeur de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen. Het uiteindelijk op de goederen toe te passen invoerrecht is hiertoe gelijk aan het bedrag van de rechten dat de importeur zou hebben betaald wanneer de betrokken producten waren ingedeeld op basis van de forfaitaire invoerwaarde, of |
b) |
de overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 berekende douanewaarde, uitsluitend toegepast op de betrokken ingevoerde producten. In dat geval worden de rechten in mindering gebracht overeenkomstig artikel 136, lid 1, van de onderhavige verordening. De importeur moet dan de in artikel 248, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen, die gelijk is aan het bedrag van de rechten dat hij zou hebben betaald indien de producten waren ingedeeld op basis van de voor de betrokken partij geldende forfaitaire invoerwaarde, of |
c) |
de overeenkomstig artikel 136 van de onderhavige verordening berekende forfaitaire invoerwaarde. |
2. De invoerprijs op basis waarvan de in bijlage XVI, deel B, vermelde producten in het gemeenschappelijk douanetarief worden ingedeeld, is, naar keuze van de importeur, gelijk aan:
a) |
de fob-prijs van de producten in het land van oorsprong, vermeerderd met de kosten van verzekering en vervoer tot aan de grens van het douanegebied van de Unie, wanneer deze prijs en deze kosten bekend zijn op het ogenblik waarop de douaneaangifte wordt gedaan. Indien de douaneautoriteiten van oordeel zijn dat een zekerheid moet worden gesteld op grond van artikel 248 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, moet de importeur een zekerheid stellen die gelijk is aan het maximumbedrag van de rechten die voor het betrokken product gelden, of |
b) |
de overeenkomstig artikel 30, lid 2, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 berekende douanewaarde, uitsluitend toegepast op de betrokken ingevoerde producten. In dat geval worden de rechten in mindering gebracht overeenkomstig artikel 136, lid 1, van de onderhavige verordening. De importeur moet dan de in artikel 248 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde zekerheid stellen, die gelijk is aan het maximumbedrag van de rechten die voor het betrokken product gelden. |
3. Wanneer de invoerprijs wordt berekend op basis van de fob-prijs van de producten in het land van oorsprong, wordt voor de vaststelling van de douanewaarde de verkoop in aanmerking genomen waarop deze prijs betrekking heeft.
Wanneer de invoerprijs wordt berekend volgens één van de in lid 1, onder b) of c), of lid 2, onder b), vermelde procedures, wordt de douanewaarde berekend op dezelfde basis als de invoerprijs.
4. De importeur moet binnen een maand, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken producten zijn verkocht, en uiterlijk binnen vier maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de aangifte voor het vrije verkeer is geaccepteerd, hetzij bewijzen dat de partij is afgezet tegen zodanige condities dat de prijzen als bedoeld in lid 1, onder a), of lid 2, onder a), juist zijn, hetzij de douanewaarde als bedoeld in lid 1, onder b), of lid 2, onder b), bepalen. Onverminderd lid 5 wordt bij niet-inachtneming van één van bovengenoemde termijnen de zekerheid verbeurd.
De zekerheid wordt vrijgegeven voor zover de bewijzen met betrekking tot de afzetvoorwaarden ten genoegen van de douaneautoriteiten zijn geleverd.
Is dat niet het geval, dan wordt de zekerheid verbeurd bij wijze van betaling van de invoerrechten.
5. Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de importeur kan de in lid 4 bedoelde termijn van vier maanden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat met ten hoogste drie maanden worden verlengd.
6. Indien de bevoegde autoriteiten bij verificatie constateren dat niet aan de eisen van dit artikel is voldaan, vorderen zij het verschuldigde recht in overeenkomstig artikel 220 van Verordening (EEG) nr. 2913/92. Bij de vaststelling van het bedrag of het resterende bedrag aan rechten dat moet worden ingevorderd, wordt een rente toegepast voor de periode vanaf de datum waarop de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht tot en met de datum van de invordering. De rentevoet is de rentevoet die volgens het nationale recht bij invorderingen van toepassing is.
Artikel 138
Toepassingsgebied en definities
1. De in artikel 141, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde aanvullende invoerrechten, hierna „aanvullende rechten” genoemd, kunnen tegen de in deze sectie vastgestelde voorwaarden worden toegepast voor de in bijlage XVIII vermelde producten en perioden.
2. De drempelhoeveelheden voor de toepassing van aanvullende rechten worden opgenomen in bijlage XVIII.
Artikel 139
Melding van hoeveelheden
1. Voor elk van de in bijlage XVIII genoemde producten delen de lidstaten tijdens de daar vermelde perioden bijzonderheden over de in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden aan de Commissie mee overeenkomstig de in artikel 308 quinquies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 vastgestelde bepalingen inzake toezicht op preferentiële invoer.
Deze gegevens worden elke woensdag uiterlijk om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) gemeld voor de hoeveelheden die in de voorafgaande week in het vrije verkeer zijn gebracht.
2. De aangiften voor het vrije verkeer voor onder deze sectie vallende producten, die de douaneautoriteiten op verzoek van de importeur kunnen aanvaarden hoewel hierin sommige van de in bijlage 37 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde gegevens ontbreken, dienen naast de in artikel 254 van die verordening bedoelde gegevens, tevens een aanduiding van de nettomassa (in kg) van de betrokken producten te bevatten.
Wanneer voor het in het vrije verkeer brengen van onder deze sectie vallende producten gebruik wordt gemaakt van de in artikel 260 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde vereenvoudigde aangifteprocedure, dienen de vereenvoudigde aangiften, naast de andere vereiste gegevens, tevens een aanduiding van de nettomassa (in kg) van de betrokken producten te bevatten.
Wanneer voor het in het vrije verkeer brengen van onder deze sectie vallende producten gebruik wordt gemaakt van de in artikel 263 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde domiciliëringsprocedure, dient de in artikel 266, lid 1, van die verordening bedoelde kennisgeving aan de douaneautoriteiten alle voor de identificatie van de goederen noodzakelijke gegevens, alsmede een aanduiding van de nettomassa (in kg) van de betrokken producten te bevatten.
Artikel 266, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is niet van toepassing op de invoer van onder deze sectie vallende producten.
Artikel 140
Toepassing van een aanvullend recht
1. Indien voor één van de in bijlage XVIII vermelde producten en perioden wordt geconstateerd dat de in het vrije verkeer gebrachte hoeveelheden de desbetreffende drempelhoeveelheid overschrijden, legt de Commissie een aanvullend recht op, tenzij die invoer de EU-markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.
2. Het aanvullend recht wordt geheven op hoeveelheden die in het vrije verkeer worden gebracht na de datum waarop dit recht van toepassing is geworden, op voorwaarde dat:
a) |
de tariefindeling van de betrokken producten overeenkomstig artikel 137 leidt tot toepassing van de hoogste specifieke invoerrechten die voor invoer met de betrokken oorsprong gelden; |
b) |
de invoer plaatsvindt in de periode waarin het aanvullend recht van toepassing is. |
Artikel 141
Bedrag van het aanvullend recht
Het aanvullend recht dat op grond van artikel 140 wordt opgelegd, bedraagt één derde van het douanerecht dat overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van toepassing is op het betrokken product.
Voor invoer waarvoor tariefpreferenties met betrekking tot het ad-valoremrecht gelden, is het aanvullend recht evenwel gelijk aan één derde van het specifieke recht dat voor het betrokken product geldt, voor zover artikel 140, lid 2, van toepassing is.
Artikel 142
Vrijstellingen van het aanvullend recht
1. Het aanvullend recht wordt niet toegepast voor:
a) |
goederen die worden ingevoerd in het kader van de in bijlage 7 bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (19) (hierna „de gecombineerde nomenclatuur” genoemd), opgenomen tariefcontingenten; |
b) |
goederen die naar de Unie onderweg zijn in de zin van lid 2. |
2. Goederen gelden als onderweg naar de Unie als ze:
a) |
het land van oorsprong hebben verlaten vóór het besluit tot toepassing van het aanvullend recht, en |
b) |
worden vervoerd met een vervoerdocument dat geldt vanaf de plaats van lading in het land van oorsprong tot de plaats van lossing in de Unie, en dat is opgesteld vóór het aanvullend recht van toepassing werd verklaard. |
3. De belanghebbende partijen leveren ten genoegen van de douaneautoriteiten het bewijs dat aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden is voldaan.
Deze autoriteiten mogen er echter van uitgaan dat goederen het land van oorsprong hebben verlaten vóór de datum waarop het aanvullend recht van toepassing is geworden, als één van de volgende documenten wordt overgelegd:
a) |
bij vervoer over zee, het connossement waaruit blijkt dat de lading vóór die datum heeft plaatsgevonden; |
b) |
bij vervoer per spoor, de vrachtbrief die vóór die datum is aanvaard door de spoorwegdiensten van het land van oorsprong; |
c) |
bij vervoer over de weg, het CMR-contract (Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg) of elk ander douanevervoersdocument dat in het land van oorsprong vóór die datum is opgesteld, als aan de voorwaarden wordt voldaan die zijn vastgesteld in de bilaterale of multilaterale regelingen inzake uniaal of gemeenschappelijk douaneverkeer; |
d) |
bij vervoer per vliegtuig, de luchtvrachtbrief waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij de producten vóór die datum heeft overgenomen. |
TITEL V
ALGEMENE BEPALINGEN, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 143
Controles
Onverminderd de specifieke bepalingen van deze verordening of van andere EU-wetgeving voeren de lidstaten controles en maatregelen in voor zover die nodig zijn om de correcte toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en van de onderhavige verordening te garanderen. Deze controles en maatregelen moeten met het oog op een adequate bescherming van de financiële belangen van de Unie voldoende doeltreffend, evenredig en ontradend zijn.
De controles en maatregelen moeten er vooral voor zorgen dat:
a) |
alle subsidiabiliteitscriteria die in de uniale of de nationale wetgeving, het nationale kader of de nationale strategie zijn vastgesteld, kunnen worden gecontroleerd; |
b) |
de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de controles, beschikken over voldoende, naar behoren gekwalificeerd en ervaren personeel om de controles efficiënt uit te voeren, en |
c) |
controles worden uitgevoerd om onregelmatige overlappende financiering van maatregelen in het kader van deze verordening en andere uniale of nationale regelingen te voorkomen. |
Artikel 144
Nationale sancties
Onverminderd eventuele in de onderhavige verordening of in Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde sancties voorzien de lidstaten in sancties die op nationaal niveau worden toegepast voor onregelmatigheden ten aanzien van de voorschriften van de onderhavige verordening en van Verordening (EG) nr. 1234/2007, en die met het oog op een adequate bescherming van de financiële belangen van de Unie voldoende doeltreffend, evenredig en ontradend zijn.
Artikel 145
Kunstmatig tot stand gebrachte situaties
Onverminderd eventuele in de onderhavige verordening of in Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde specifieke bepalingen wordt geen betaling verricht aan begunstigden van wie vaststaat dat zij de voorwaarden voor het ontvangen van de betrokken betaling kunstmatig hebben gecreëerd om een voordeel te verkrijgen dat in strijd is met de doelstellingen van de betrokken steunregeling.
Artikel 146
Meldingen
1. De lidstaten wijzen een autoriteit of instantie aan die als enige bevoegd is voor de meldingen inzake:
a) |
producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en producentengroeperingen, conform artikel 97; |
b) |
producentenprijzen van groenten en fruit op de interne markt, conform artikel 98; |
c) |
prijzen en hoeveelheden van de uit derde landen ingevoerde producten die op de representatieve invoermarkten worden verhandeld, conform artikel 134; |
d) |
in het vrije verkeer gebrachte invoerhoeveelheden, conform artikel 139. |
2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze aanwijzing en van de contactgegevens van de betrokken autoriteit of instantie, alsmede van elke wijziging van deze gegevens.
De lijst van de aangewezen autoriteiten en instanties – met vermelding van naam en adres – wordt via de door de Commissie opgezette informatiesystemen met alle passende middelen, waaronder bekendmaking op het internet, ter beschikking van de lidstaten en van het publiek gesteld.
3. Onverminderd eventuele in deze verordening vastgestelde specifieke bepalingen worden alle gegevens die de lidstaten in het kader van deze verordening aan de Commissie moeten melden, elektronisch en in het door de Commissie gespecificeerde formaat verstuurd via het informatiesysteem dat de Commissie de bevoegde autoriteiten of instanties van de lidstaten ter beschikking heeft gesteld.
Meldingen die niet met de in de eerste alinea bedoelde vastgestelde middelen en in het daar bedoelde formaat worden gedaan, mogen, onverminderd lid 5, als niet gedaan worden beschouwd.
4. Onverminderd eventuele in deze verordening vastgestelde specifieke bepalingen nemen de lidstaten alle maatregelen die nodig zijn om de bij de onderhavige verordening vastgestelde termijnen voor meldingen te kunnen naleven.
5. Als een lidstaat nalaat een melding te doen die vereist is op grond van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of als de melding niet juist blijkt te zijn in het licht van de objectieve gegevens waarover de Commissie beschikt, kan de Commissie de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (20) voor de sector groenten en fruit gedeeltelijk of volledig schorsen totdat de melding op correcte wijze is verricht.
Artikel 147
Kennelijke fouten
Meldingen, vorderingen of verzoeken die in het kader van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aan de lidstaten worden gericht, met inbegrip van steunaanvragen, kunnen op elk ogenblik na de indiening ervan worden aangepast als daarin kennelijke fouten voorkomen die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat als zodanig zijn erkend.
Artikel 148
Overmacht en uitzonderlijke omstandigheden
Als op grond van de onderhavige verordening of van Verordening (EG) nr. 1234/2007 een sanctie of een boete moet worden opgelegd of een voordeel of een erkenning moet worden ontnomen, wordt de sanctie of de boete niet opgelegd of het voordeel of de erkenning niet ontnomen in geval van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 73/2009.
De gevallen van overmacht moeten evenwel, met de bewijzen die daarvan ten genoegen van de bevoegde autoriteit worden geleverd, bij de autoriteit worden gemeld binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop dit voor de betrokken persoon mogelijk is.
Artikel 149
Intrekking
Verordening (EG) nr. 1580/2007 wordt ingetrokken.
Artikel 134 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 blijft evenwel van toepassing tot en met 31 augustus 2011.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XIX.
Artikel 150
Overgangsbepalingen
1. Operationele programma’s waarop artikel 203 bis, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van toepassing is, kunnen doorlopen tot het einde van hun looptijd op voorwaarde dat zij voldoen aan de voorschriften die vóór 1 januari 2008 van kracht waren.
2. Met het oog op de toepassing van artikel 203 bis, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden met de regels inzake de minimumkenmerken van het voor verwerking geleverde basisproduct en de minimumkwaliteitseisen voor de eindproducten die van toepassing blijven op basisproducten die zijn geoogst op het grondgebied van lidstaten die gebruik maken van de in dat lid bedoelde overgangsregeling, de regels bedoeld die vervat zijn in de in bijlage XX van de onderhavige verordening bedoelde verordeningen van de Commissie en de in titel II van de onderhavige verordening bedoelde relevante handelsnormen.
3. Erkenningsprogramma's die op grond van Verordening (EG) nr. 2200/96 zijn aanvaard en die op grond van artikel 203 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aanvaard blijven voor producentengroeperingen in andere lidstaten dan die welke op of na 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden, en die zich niet bevinden in de ultraperifere regio's van de Unie als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag of op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (21), worden gefinancierd aan de hand van de in artikel 103 bis, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde percentages.
Erkenningsprogramma's die in het kader van de Verordening (EG) nr. 2200/96 zijn aanvaard en waarop artikel 14, lid 7, van die verordening van toepassing was en die aanvaard blijven op grond van artikel 203 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden gefinancierd aan de hand van de in artikel 103 bis, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgestelde percentages.
4. De lidstaten wijzigen hun nationale strategie tegen 15 september 2011 indien dat nodig is om:
a) |
naar behoren te motiveren welke afstand als aanzienlijk wordt beschouwd voor de toepassing van artikel 50, lid 7, onder b); |
b) |
vast te stellen hoeveel procent van de jaarlijkse uitgaven in het kader van een operationeel programma maximaal mag worden gespendeerd aan acties op het gebied van het milieubeheer van verpakkingen als bedoeld in artikel 60, lid 4, tweede alinea. |
5. Operationele programma's die zijn goedgekeurd vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, mogen doorlopen tot het einde van de looptijd van deze programma's zonder dat aan het in artikel 60, lid 4, tweede alinea, vermelde percentage wordt voldaan.
Artikel 151
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 juni 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
(3) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.
(4) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29.
(5) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 46.
(6) PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1.
(7) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.
(8) PB L 41 van 14.2.2003, blz. 33.
(9) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(10) PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15.
(11) PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10.
(12) PB L 205 van 3.8. 1985, blz. 5.
(13) PB L 358 van 16.12.2006, blz. 3.
(14) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.
(15) PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.
(16) PB L 355 van 15.12.2006, blz. 56.
(17) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(18) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
(19) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(20) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(21) PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.
BIJLAGE I
HANDELSNORMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3
DEEL A
Algemene handelsnorm
1. Minimumeisen inzake kwaliteit
Onverminderd de toegestane toleranties moeten de producten als volgt zijn:
— |
intact, |
— |
gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
nagenoeg vrij van plagen; |
— |
nagenoeg vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen, |
— |
vrij van abnormaal uitwendig vocht, |
— |
vrij van vreemde geur en/of vreemde smaak. |
De producten moeten in een zodanige conditie zijn dat zij:
— |
bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en |
— |
in goede staat op de plaats van bestemming aankomen. |
2. Minimumeisen inzake rijpheid
De producten moeten voldoende ontwikkeld zijn, maar mogen niet te ontwikkeld zijn, en het fruit moet voldoende rijp zijn, maar mag niet overrijp zijn.
De producten moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en zo een toereikende rijpheidsgraad te bereiken.
3. Tolerantie
10 % van het aantal stuks of van het gewicht van de partij mag bestaan uit producten die niet aan de minimumeisen inzake kwaliteit voldoen. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.
4. Aanduiding van de oorsprong van het product
Volledige naam van het land van oorsprong (1). Met betrekking tot producten van oorsprong uit een lidstaat dient het land van oorsprong te worden vermeld in de taal van het land van oorsprong of in een andere taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming. Met betrekking tot andere producten dient het land van oorsprong te worden vermeld in een taal die begrijpelijk is voor de consumenten in het land van bestemming.
DEEL B
Specifieke handelsnormen
DEEL 1: HANDELSNORM VOOR APPELEN
I. DEFINITIE VAN HET PRODUCT
Deze norm heeft betrekking op appelvariëteiten (cultivars) van Malus domestica Borkh. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.
II. KWALITEITSVOORSCHRIFTEN
In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen appelen na opmaak en verpakking moeten voldoen.
A. Minimumeisen
Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten appelen in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:
— |
intact, |
— |
gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
nagenoeg vrij van plagen; |
— |
vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen, |
— |
vrij van ernstige glazigheid, behalve bij appelen van de variëteit Fuji en de mutanten daarvan, |
— |
vrij van abnormaal uitwendig vocht, |
— |
vrij van vreemde geur en/of vreemde smaak. |
De appelen moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:
— |
bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en |
— |
in goede staat op de plaats van bestemming aankomen. |
B. Rijpheidseisen
De appelen moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.
De appelen moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en de juiste, bij de kenmerken van de betrokken variëteit behorende rijpheidsgraad te bereiken.
De naleving van de minimumeisen inzake rijpheid kan aan verschillende parameters worden getoetst (bijv. morfologie, smaak, vastheid en brekingsindex).
C. Indeling
Appelen worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen.
i) Klasse Extra
In deze klasse ingedeelde appelen moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de specifieke kenmerken van de variëteit (2) hebben en het steeltje moet intact zijn.
Wat de voor de variëteit kenmerkende oppervlaktekleur betreft, moeten de appelen aan de volgende minimumeisen voldoen:
— |
appelen van kleurgroep A moeten op 3/4 van de totale oppervlakte rood zijn, |
— |
appelen van kleurgroep B moeten op 1/2 van de totale oppervlakte gedeeltelijk rood zijn, |
— |
appelen van kleurgroep C moeten op 1/3 van de totale oppervlakte rood, licht rood of rood gestreept zijn. |
Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.
De appelen mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van de volgende zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:
— |
zeer kleine afwijkingen aan de schil, |
— |
zeer geringe ruwschilligheid (3), zoals:
|
ii) Klasse I
In deze klasse ingedeelde appelen moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (4) bezitten.
Wat de voor de variëteit kenmerkende oppervlaktekleur betreft, moeten de appelen aan de volgende minimumeisen voldoen:
— |
appelen van kleurgroep A moeten op 1/2 van de totale oppervlakte rood zijn, |
— |
appelen van kleurgroep B moeten op 1/3 van de totale oppervlakte gemengd rood zijn, |
— |
appelen van kleurgroep C moeten op 1/10 van de totale oppervlakte rood, licht rood of rood gestreept zijn. |
Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.
De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk van het product, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:
— |
een geringe vormafwijking, |
— |
een geringe afwijking in ontwikkeling, |
— |
een geringe kleurafwijking, |
— |
geringe niet-verkleurde kneuzingen op niet meer dan 1 cm2 van de totale oppervlakte, |
— |
geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:
|
— |
geringe ruwschilligheid (5), zoals:
Het steeltje mag ontbreken op voorwaarde dat het breukvlak netjes is en de schil eromheen onbeschadigd is. |
iii) Klasse II
Tot deze klasse behoren appelen die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, maar die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.
Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.
Op voorwaarde dat de appelen nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:
— |
vormafwijkingen, |
— |
afwijkingen in ontwikkeling, |
— |
kleurafwijkingen, |
— |
licht verkleurde kneuzingen met een totale oppervlakte van niet meer dan 1,5 cm2, |
— |
afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:
|
— |
geringe ruwschilligheid (6), zoals:
|
III. SORTERINGSVOORSCHRIFTEN
De appelen worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, of op basis van het gewicht.
De appelen moeten bij sortering op basis van de diameter ten minste 60 mm groot zijn, of bij sortering op basis van het gewicht ten minste 90 g wegen. Kleinere of lichtere vruchten zijn aanvaardbaar, indien de Brix-waarde ervan ten minste 10,5° Brix bedraagt en de vruchten niet kleiner zijn dan 50 mm of niet minder wegen dan 70 g.
Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:
a) |
voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:
|
b) |
voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:
Los in de verpakking of de verkoopverpakking aangeboden vruchten van klasse II hoeven qua grootte niet homogeen te zijn. |
IV. TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN
In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.
A. Toleranties in kwaliteit
i) Klasse Extra
In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de appelen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.
ii) Klasse I
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de appelen zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende appelen mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.
iii) Klasse II
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit appelen die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.
B. Toleranties in grootte
Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit appelen die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering. Deze tolerantie geldt niet voor vruchten die ten minste:
— |
5 mm kleiner zijn dan de minimumdiameter, |
— |
10 g lichter zijn dan het minimumgewicht. |
V. PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN
A. Uniformiteit
De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit appelen van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en rijpheidsgraad.
Bovendien moeten de vruchten van klasse Extra uniform van kleur zijn.
Appelen van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt, op voorwaarde dat zij van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken variëteit homogeen zijn wat de oorsprong betreft.
Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.
B. Verpakking
De verpakking moet de appelen goed beschermen. Met name verkoopverpakkingen met een nettogewicht van meer dan 3 kg moeten stevig genoeg zijn om het product degelijk te beschermen.
Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.
Het op elk product aangebrachte etiket mag bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.
De verpakkingen mogen geen vreemde substanties bevatten.
VI. AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN
Op iedere verpakking moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.
A. Identificatie
De naam en het adres van de verpakker en/of de verzender.
Deze vermelding mag worden vervangen:
— |
voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht; |
— |
uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controlediensten noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code. |
B. Aard van het product
— |
„Appelen” indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is. |
— |
Naam van de variëteit. In het geval van mengsels van appelen van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten. |
— |
De naam van de variëteit mag worden vervangen door een synoniem. Namen van mutanten of handelsbenamingen mogen slechts in aanvulling op de vermelding van de variëteit of het synoniem worden opgegeven. |
C. Oorsprong van het product
Land van oorsprong (7) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.
In het geval van mengsels van duidelijk verschillende appelvariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.
D. Handelskenmerken
— |
Klasse. |
— |
Grootteklasse of, voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten, aantal stuks. |
Als de grootteklasse wordt vermeld, wordt deze als volgt aangegeven:
a) |
voor vruchten waarvoor de uniformiteitsregels gelden: door vermelding van de minimum- en de maximumdiameter of het minimum- en het maximumgewicht; |
b) |
voor vruchten waarvoor de uniformiteitsregels niet gelden: door vermelding van de diameter of het gewicht van de kleinste vrucht in de verpakking, gevolgd door „en meer” of een gelijkwaardige uitdrukking of, eventueel, door de diameter of het gewicht van de grootste vrucht in de verpakking. |
E. Officieel controlemerk (facultatief)
De in punt A genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.
Aanhangsel
Niet-limitatieve lijst van appelvariëteiten
Variëteiten van vruchten die niet in de lijst zijn vermeld, moeten op basis van de kenmerken van de variëteit worden ingedeeld.
Variëteit |
Mutant |
Synoniem |
Kleurgroep |
Ruwschilligheid |
African Red |
|
|
B |
|
Akane |
|
Tohoku 3 |
B |
|
Alborz Seedling |
|
|
C |
|
Aldas |
|
|
B |
|
Alice |
|
|
B |
|
Alkmene |
|
Early Windsor |
C |
|
Alro |
|
|
B |
|
Alwa |
|
|
B |
|
Amasya |
|
|
B |
|
Angold |
|
|
C |
|
Antej |
|
Antei |
B |
|
Apollo |
|
Beauty of Blackmoor |
C |
|
Arkcharm |
|
Arkansas nr. 18, A 18 |
C |
|
Arlet |
|
|
B |
R |
Aroma |
|
|
C |
|
Mutanten van Aroma, bijvoorbeeld |
|
C |
|
|
Amorosa |
|
C |
|
|
Auksis |
|
|
B |
|
Beacon |
|
|
A |
|
Belfort |
|
Pella |
B |
|
Belle de Boskoop |
|
|
|
R |
Mutanten van Belle de Boskoop, bijvoorbeeld |
|
|
R |
|
Boskoop rouge |
Red Boskoop Roter Boskoop |
|
R |
|
Belle fleur double |
|
|
|
|
Belorrusskoje Maļinovoje |
|
Belorusskoe Malinovoe, Byelorusskoe Malinovoe |
B |
|
Berlepsch |
|
Freiherr von Berlepsch |
C |
|
Mutanten van Berlepsch, bijvoorbeeld |
|
C |
|
|
Berlepsch rouge |
Red Berlepsch, Roter Berlepsch |
C |
|
|
Blushed Golden |
|
|
|
|
Bogatir |
|
Bogatyr |
|
|
Bohemia |
|
|
B |
|
Braeburn |
|
|
B |
|
Mutanten van Braeburn, bijvoorbeeld. |
|
B |
|
|
Hidala |
|
B |
|
|
Joburn |
|
B |
|
|
Lochbuie Red Braeburn |
|
B |
|
|
Mahana Red |
|
B |
|
|
Mariri Red |
|
B |
|
|
Redfield |
|
B |
|
|
Royal Braeburn |
|
B |
|
|
Bramley's Seedling |
|
Bramley, Triomphe de Kiel |
|
|
Brettacher Sämling |
|
|
|
|
Calville Groupe des |
|
|
|
|
Cardinal |
|
|
B |
|
Carola |
|
Kalco |
C |
|
Caudle |
|
|
B |
|
Charden |
|
|
|
|
Charles Ross |
|
|
|
|
Civni |
|
|
B |
|
Coromandel Red |
|
Corodel |
A |
|
Cortland |
|
|
B |
|
Cox's Orange Pippin |
|
Cox orange |
C |
R |
Mutanten van Cox's Orange Pippin, bijvoorbeeld |
|
C |
R |
|
Cherry Cox |
|
C |
R |
|
Crimson Bramley |
|
|
|
|
Cripps Pink |
|
|
C |
|
Mutanten van Cripps Pink, bijvoorbeeld |
|
C |
|
|
Pink Rose |
|
C |
|
|
Rosy Glow |
|
C |
|
|
Ruby Pink |
|
C |
|
|
Cripps Red |
|
|
C* (8) |
|
Dalinbel |
|
|
B |
R |
Delblush |
|
|
|
|
Delcorf |
|
|
C |
|
Mutanten van Delcorf, bijv. |
|
C |
|
|
Dalili |
|
C |
|
|
Monidel |
|
C |
|
|
Delgollune |
|
|
B |
|
Delicious ordinaire |
|
Ordinary Delicious |
B |
|
Deljeni |
|
|
|
|
Delikates |
|
|
B |
|
Delor |
|
|
C |
|
Discovery |
|
|
C |
|
Doč Melbi |
|
Doch Melbi |
C |
|
Dunn's Seedling |
|
|
|
R |
Dykmanns Zoet |
|
|
C |
|
Egremont Russet |
|
|
|
R |
Elan |
|
|
|
|
Elise |
|
Red Delight |
A |
|
Ellison's orange |
|
Ellison |
C |
|
Elstar |
|
|
C |
|
Mutanten van Elstar, bijv. |
|
|
|
|
Bel-El |
|
C |
|
|
Daliest |
|
C |
|
|
Daliter |
|
C |
|
|
Elshof |
|
C |
|
|
Elstar Armhold |
|
C |
|
|
Elstar Reinhardt |
|
C |
|
|
Goedhof |
|
C |
|
|
Red Elstar |
|
C |
|
|
Valstar |
|
C |
|
|
Empire |
|
|
A |
|
Falstaff |
|
|
C |
|
Fiesta |
|
Red Pippin |
C |
|
Florina |
|
|
B |
|
Forele |
|
|
B |
|
Fortune |
|
|
|
R |
Fuji |
|
|
B |
|
Mutanten van Fuji, bijv. |
|
B |
|
|
Kiku |
|
B |
|
|
Gala |
|
|
C |
|
Mutanten van Gal, bijv. |
|
C |
|
|
Annaglo |
|
C |
|
|
Baigent |
|
C |
|
|
Galaxy |
|
C |
|
|
Mitchgala |
|
C |
|
|
Obrogala |
|
C |
|
|
Regala |
|
C |
|
|
Regal Prince |
|
C |
|
|
Tenroy |
|
C |
|
|
Garcia |
|
|
|
|
Ginger Gold |
|
|
|
|
Gloster |
|
|
B |
|
Goldbohemia |
|
|
|
|
Golden Delicious |
|
|
|
|
Mutanten van Golden Delicious, bijv. |
|
|
|
|
Golden Russet |
|
|
|
R |
Golden Supreme |
|
Gradigold, Golden Extreme |
|
|
Goldrush |
|
Coop 38 |
|
|
Goldstar |
|
|
|
|
Granny Smith |
|
|
|
|
Gravensteiner |
|
Gravenstein |
|
|
Mutanten van Gravensteiner, bijv. |
|
|
|
|
Gravenstein rouge |
Red Gravenstein, Roter Gravensteiner |
|
|
|
Greensleeves |
|
|
|
|
Holsteiner Cox |
|
Holstein |
|
R |
Mutanten van Holsteiner Cox, bijv. |
|
|
R |
|
Holstein rouge |
Red Holstein, Roter Holsteiner Cox |
|
R |
|
Honeycrisp |
|
|
C |
|
Honey gold |
|
|
|
|
Horneburger |
|
|
|
|
Howgate Wonder |
|
Manga |
|
|
Idared |
|
|
B |
|
Iedzēnu |
|
|
B |
|
Ilga |
|
|
B |
|
Ingrid Marie |
|
|
B |
R |
Iron |
|
|
C |
|
Isbranica |
|
|
C |
|
Jacob Fisher |
|
|
|
|
Jacques Lebel |
|
|
|
|
Jamba |
|
|
C |
|
James Grieve |
|
|
|
|
Mutanten van James Grieve, bijv. |
|
|
|
|
James Grieve rouge |
Red James Grieve |
|
|
|
Jarka |
|
|
C |
|
Jerseymac |
|
|
B |
|
Jester |
|
|
|
|
Jonagold (9) |
|
|
C |
|
Mutanten van Jonagold, bijv. |
|
C |
|
|
Crowngold |
|
C |
|
|
Daligo |
|
C |
|
|
Daliguy |
Jonasty |
C |
|
|
Dalijean |
Jonamel |
C |
|
|
Decosta |
|
C |
|
|
Jomar |
|
C |
|
|
Jomured |
Van de Poel |
C |
|
|
Jonabel |
|
C |
|
|
Jonabres |
|
C |
|
|
Jonagold Boerekamp |
|
C |
|
|
Jonagold 2000 |
Excel |
C |
|
|
Jonagored Supra |
|
C |
|
|
Jonaveld |
|
C |
|
|
King Jonagold |
|
C |
|
|
New Jonagold |
Fukushima |
C |
|
|
Novajo |
Veulemanns |
C |
|
|
Primo |
|
C |
|
|
Red Jonaprince |
|
C |
|
|
Romagold |
Surkijn |
C |
|
|
Rubinstar |
|
C |
|
|
Schneica |
Jonica |
C |
|
|
Wilmuta |
|
C |
|
|
Jonalord |
|
|
C |
|
Jonathan |
|
|
B |
|
Julia |
|
|
B |
|
Jupiter |
|
|
|
|
Karmijn de Sonnaville |
|
|
C |
|
Katja |
|
Katy |
B |
|
Kent |
|
|
|
R |
Kidd's orange red |
|
|
C |
R |
Kim |
|
|
B |
|
Koit |
|
|
C |
|
Koričnoje Novoje |
|
Korichnoe Novoe, Korichnevoe Novoe |
C |
|
Kovaļenkovskoje |
|
Kovalenkovskoe |
B |
|
Krameri Tuvioun |
|
|
B |
|
Kulikovskoje |
|
|
B |
|
Lady Williams |
|
|
B |
|
Lane's Prince Albert |
|
|
|
|
Laxton's Superb |
|
|
C |
R |
Ligol |
|
|
B |
|
Lobo |
|
|
B |
|
Lodel |
|
|
A |
|
Lord Lambourne |
|
|
C |
|
Maigold |
|
|
B |
|
McIntosh |
|
|
B |
|
Meelis |
|
|
B |
|
Melba |
|
|
C |
|
Melodie |
|
|
B |
|
Melrose |
|
|
C |
|
Meridian |
|
|
C |
|
Moonglo |
|
|
C |
|
Morgenduft |
|
Imperatore |
B |
|
Mutsu |
|
|
|
|
Noris |
|
|
B |
|
Normanda |
|
|
C |
|
Nueva Europa |
|
|
C |
|
Nueva Orleans |
|
|
B |
|
Odin |
|
|
B |
|
Ontario |
|
|
B |
|
Orlik |
|
|
B |
|
Orlovskoje Polosatoje |
|
|
C |
|
Ozark Gold |
|
|
|
|
Paula Red |
|
|
B |
|
Pero de Cirio |
|
|
|
|
Piglos |
|
|
B |
|
Pikant |
|
|
B |
|
Pikkolo |
|
|
C |
|
Pilot |
|
|
C |
|
Pimona |
|
|
C |
|
Pinova |
|
|
C |
|
Pirella |
|
|
B |
|
Piros |
|
|
C |
|
Prima |
|
|
B |
|
Rafzubex |
|
|
A |
|
Rafzubin |
|
|
C |
|
Rajka |
|
|
B |
|
Rambour d'hiver |
|
|
|
|
Rambour Franc |
|
|
B |
|
Reanda |
|
|
B |
|
Rebella |
|
|
C |
|
Red Delicious |
|
|
A |
|
Mutanten van Red Delicious, bijv. |
|
A |
|
|
Erovan |
Early Red One |
A |
|
|
Fortuna Delicious |
|
A |
|
|
Oregon |
Oregon Spur Delicious |
A |
|
|
Otago |
|
A |
|
|
Red Chief |
|
A |
|
|
Red King |
|
A |
|
|
Red Spur |
|
A |
|
|
Red York |
|
A |
|
|
Richared |
|
A |
|
|
Royal Red |
|
A |
|
|
Shotwell Delicious |
|
A |
|
|
Stark Delicious |
|
A |
|
|
Starking |
|
A |
|
|
Starkrimson |
|
A |
|
|
Starkspur |
|
A |
|
|
Topred |
|
A |
|
|
Well Spur |
|
A |
|
|
Red Dougherty |
|
|
A |
|
Redkroft |
|
|
A |
|
Regal |
|
|
A |
|
Regina |
|
|
B |
|
Reglindis |
|
|
C |
|
Reine des Reinettes |
|
Gold Parmoné, Goldparmäne |
C |
|
Reineta Encarnada |
|
|
B |
|
Reinette Rouge du Canada |
|
|
B |
|
Reinette d'Orléans |
|
|
|
|
Reinette Blanche du Canada |
|
Reinette du Canada, Canada Blanc, Kanadarenette, Renetta del Canada |
|
R |
Reinette de France |
|
|
|
|
Reinette de Landsberg |
|
|
|
|
Reinette grise du Canada |
|
Graue Kanadarenette |
|
R |
Relinda |
|
|
C |
|
Remo |
|
|
B |
|
Renora |
|
|
B |
|
Resi |
|
|
B |
|
Resista |
|
|
|
|
Retina |
|
|
B |
|
Rewena |
|
|
B |
|
Roja de Benejama |
|
Verruga, Roja del Valle, Clavelina |
A |
|
Rome Beauty |
|
Belle de Rome, Rome |
B |
|
Mutanten van Rome Beauty, bijv. |
|
B |
|
|
Red Rome |
|
B |
|
|
Rosana |
|
|
B |
|
Royal Beauty |
|
|
A |
|
Rubin (Czech cultivar) |
|
|
C |
|
Rubin (Kazahstan cultivar) |
|
|
B |
|
Rubinola |
|
|
B |
|
Rudens Svītrainais |
|
Osennee Polosatoe, Rudeninis Dryzuotasis, Rudens Svītrotais, Streifling, Streifling Herbst,Sügisjoonik, Syysjuovikas en talrijke andere |
C |
|
Saltanat |
|
|
B |
|
Sciearly |
|
|
A |
|
Scifresh |
|
|
B |
|
Sciglo |
|
|
A |
|
Sciray |
|
GS48 |
A |
|
Scired |
|
|
A |
R |
Sciros |
|
|
A |
|
Selena |
|
|
B |
|
Shampion |
|
|
B |
|
Sidrunkollane Talioun |
|
|
|
|
Sinap Orlovskij |
|
|
|
|
Snygold |
|
Earlygold |
|
|
Sommerregent |
|
|
C |
|
Spartan |
|
|
A |
|
Splendour |
|
|
A |
|
St. Edmunds Pippin |
|
|
|
R |
Stark's Earliest |
|
|
C |
|
Štaris |
|
Staris |
A |
|
Sturmer Pippin |
|
|
|
R |
Summerred |
|
|
B |
|
Sügisdessert |
|
|
C |
|
Sunrise |
|
|
A |
|
Sunset |
|
|
|
R |
Suntan |
|
|
|
R |
Sweet Caroline |
|
|
C |
|
Talvenauding |
|
|
B |
R |
Tellisaare |
|
|
B |
|
Tiina |
|
Tina |
C |
|
Topaz |
|
|
B |
|
Tydeman's Early Worcester |
|
Tydeman's Early |
B |
|
Veteran |
|
|
B |
|
Vista Bella |
|
Bellavista |
B |
|
Wealthy |
|
|
B |
|
Worcester Pearmain |
|
|
B |
|
York |
|
|
B |
|
Zarja Alatau |
|
Zarya Alatau |
|
|
Zailijskoje |
|
Zailiyskoe |
B |
|
Žigulovskoje |
|
Zhigulovskoe |
C |
|
DEEL 2: HANDELSNORM VOOR CITRUSVRUCHTEN
I. DEFINITIE VAN HET PRODUCT
Deze norm heeft betrekking op de volgende onder de benaming „citrusvruchten” ingedeelde variëteiten (cultivars) die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking:
— |
citroenen van de soort Citrus limon (L.) Burm. f., |
— |
mandarijnen (Citrus reticulata Blanco), met inbegrip van satsuma's (Citrus unshiu Marcow.), clementines (Citrus clementina hort. ex Tanaka.), mediterrane mandarijnen (Citrus deliciosa Ten.) en tangerines (Citrus tangerina Tan.) van deze soorten en van hybriden daarvan, |
— |
sinaasappelen van de soort Citrus sinensis (L.) Osbeck. |
II. KWALITEITSVOORSCHRIFTEN
In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen de citrusvruchten na opmaak en verpakking moeten voldoen.
A. Minimumeisen
Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de citrusvruchten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:
— |
intact, |
— |
vrij van kneuzingen en/of grote dichtgegroeide beschadigingen, |
— |
gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
nagenoeg vrij van plagen; |
— |
vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen, |
— |
vrij van tekenen van verschrompeling en uitdroging, |
— |
vrij van schade als gevolg van vorst of koude, |
— |
vrij van abnormaal uitwendig vocht, |
— |
vrij van vreemde geur en/of vreemde smaak. |
De citrusvruchten moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:
— |
bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en |
— |
in goede staat op de plaats van bestemming aankomen. |
B. Rijpheidseisen
De citrusvruchten moeten volgens de voor de variëteit, de pluktijd en het productiegebied geldende criteria behoorlijk ontwikkeld en gerijpt zijn.
De rijpheid van citrusvruchten wordt vastgesteld aan de hand van de volgende voor iedere soort genoemde parameters:
— |
minimumsapgehalte, |
— |
minimaal totaal gehalte aan oplosbare vaste stoffen, i.e. minimaal suikergehalte, |
— |
minimumverhouding suiker/zuren (10), |
— |
kleur. |
De kleur moet zo zijn dat de citrusvruchten door hun normale verdere ontwikkeling de voor de variëteit kenmerkende kleur bereiken op de plaats van bestemming.
|
Minimumsapgehalte (%) |
Minimumsuikergehalte (°Brix) |
Minimumverhouding suiker/zuren |
Kleur |
Citroenen |
20 |
|
|
De kleur moet kenmerkend zijn voor de variëteit. Groene vruchten die wel het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben, zijn toegestaan, tenzij ze donkergroen zijn. |
Satsuma's, clementines, en andere mandarijnvariëteiten, en de hybriden daarvan |
||||
Satsuma's |
33 |
|
6.5:1 |
De vrucht moet over ten minste een derde van de oppervlakte zijn voor de variëteit kenmerkende kleur hebben. |
Clementines |
40 |
|
7.0:1 |
|
Andere mandarijnvariëteiten, en de hybriden daarvan |
33 |
|
7.5:1 |
|
Sinaasappelen |
||||
Bloedsinaasappelen |
30 |
|
6.5:1 |
De kleur moet kenmerkend zijn voor de variëteit. Vruchten die op maximaal een vijfde van de totale oppervlakte lichtgroen zijn, maar wel het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben, zijn toegestaan. Sinaasappelen die geteeld worden in gebieden waar tijdens de groeiperiode hoge temperaturen en een hoge relatieve vochtigheidsgraad heersen, mogen op meer dan een vijfde van de totale oppervlakte groen gekleurd zijn, op voorwaarde dat zij het voorgeschreven minimumsapgehalte hebben. |
Navelsinaasappelen |
33 |
|
6.5:1 |
|
Andere variëteiten |
35 |
|
6.5:1 |
|
Mosambi, Sathgudi en Pacitan met een groene kleur op meer dan een vijfde van de oppervlakte |
33 |
|
|
|
Andere variëteiten met een groene kleur op meer dan een vijfde van de oppervlakte |
45 |
|
|
Citrusvruchten die aan deze rijpheidscriteria beantwoorden, mogen worden onderworpen aan een behandeling die hun groene kleur doet verdwijnen. Deze behandeling is slechts toegestaan indien de andere natuurlijke organoleptische kenmerken niet worden gewijzigd.
C. Indeling
Citrusvruchten worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:
i) Klasse Extra
In deze klasse ingedeelde citrusvruchten moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.
Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.
ii) Klasse I
In deze klasse ingedeelde citrusvruchten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.
De vruchten mogen evenwel de volgende kleine afwijkingen vertonen, op voorwaarde dat deze afwijkingen het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:
— |
een geringe vormafwijking, |
— |
geringe kleurafwijkingen, inclusief lichte zonnebrandplekken, |
— |
geringe, zich verder ontwikkelende afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze het vruchtvlees niet aantasten, |
— |
geringe afwijkingen aan de schil die tijdens de vorming van de vrucht ontstaan, zoals zilverkleurige korsten, schroeiingen, schade door plagen, enz., |
— |
kleine dichtgegroeide beschadigingen als gevolg van mechanische oorzaken zoals hagel, wrijving en schokken bij de goederenbehandeling, |
— |
in geringe mate en gedeeltelijk loszittende schil voor alle vruchten van de mandarijnengroep. |
iii) Klasse II
Tot deze klasse behoren citrusvruchten die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar wel voldoen aan de eerder genoemde minimumeisen.
Op voorwaarde dat de citrusvruchten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:
— |
vormafwijkingen, |
— |
kleurafwijkingen, inclusief zonnebrandplekken, |
— |
zich verder ontwikkelende afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze het vruchtvlees niet aantasten, |
— |
afwijkingen aan de schil die tijdens de vorming van de vrucht ontstaan, zoals zilverkleurige korsten, schroeiingen of schade door plagen, |
— |
dichtgegroeide beschadigingen als gevolg van mechanische oorzaken zoals hagel, wrijving of schokken bij de goederenbehandeling, |
— |
oppervlakkige dichtgegroeide aantasting van de schil, |
— |
ruwe schil, |
— |
in geringe mate en gedeeltelijk loszittende schil voor sinaasappelen en gedeeltelijk loszittende schil voor alle vruchten van de mandarijnengroep. |
III. SORTERINGSVOORSCHRIFTEN
De citrusvruchten worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede of op basis van het aantal stuks.
A. Minimumgrootte
De volgende minimumgrootten zijn van toepassing:
Vrucht |
Diameter (mm) |
Citroenen |
45 |
Satsuma's, andere mandarijnvariëteiten, en de hybriden daarvan |
45 |
Clementines |
35 |
Sinaasappelen |
53 |
B. Uniformiteit
De citrusvruchten worden aan de hand van één van de volgende opties gesorteerd:
a) |
Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:
|
b) |
Indien grootteklassencodes worden toegepast, dienen de in de volgende tabel aangegeven codes en schalen in acht te worden genomen:
Voor de uniformiteit inzake grootte gelden de hierboven vermelde sorteringsschalen, behalve in de volgende gevallen: bij vruchten in palletdozen of in een verkoopverpakking met een maximaal nettogewicht van 5 kg mag het maximale verschil niet groter zijn dan het uit de samenvoeging van de drie opeenvolgende sorteringsschalen voorvloeiende verschil tussen de minimum- en de maximumdiameter. |
c) |
Voor naar aantal stuks gesorteerde vruchten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a). |
IV. TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN
In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.
A. Toleranties in kwaliteit
i) Klasse Extra
In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de citrusvruchten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.
ii) Klasse I
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de citrusvruchten zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende citrusvruchten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.
iii) Klasse II
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit citrusvruchten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.
B. Toleranties in grootte
Voor alle klassen: 10 % van het aantal stuks of van het gewicht mag behoren tot de sorteringsschaal onmiddellijk boven en/of beneden de op de verpakking vermelde sorteringsschaal (of drie opeenvolgende sorteringsschalen).
De tolerantie van 10 % geldt in ieder geval uitsluitend voor vruchten met een diameter die niet kleiner is dan de onderstaande waarden.
Vrucht |
Diameter (mm) |
Citroenen |
43 |
Satsuma's, andere mandarijnvariëteiten, en de hybriden daarvan |
43 |
Clementines |
34 |
Sinaasappelen |
50 |
V. PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN
A. Uniformiteit
De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en bestaan uit citrusvruchten van dezelfde oorsprong, kwaliteit en grootteklasse en van dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype, met vrijwel dezelfde mate van rijpheid en ontwikkeling.
Bovendien moeten de vruchten van klasse Extra uniform van kleur zijn.
Citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt, op voorwaarde dat zij van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken soort homogeen zijn wat de variëteit of het handelstype en de oorsprong betreft.
Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.
B. Verpakking
De verpakking moet de citrusvruchten goed beschermen.
Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.
Het op elk product aangebrachte etiket mag bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.
Wanneer iedere vrucht afzonderlijk wordt verpakt, moet hiervoor dun, droog, nieuw en reukloos (12) papier worden gebruikt.
Het is verboden stoffen of materiaal te gebruiken waardoor de natuurlijke kenmerken van de citrusvruchten, en met name de geur (13) of de smaak kunnen worden gewijzigd.
De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten. Er mag echter wel een kort (niet-houtachtig) takje met enkele groene bladeren aan de vruchten vastzitten.
VI. AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN
Op iedere verpakking moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.
A. Identificatie
De naam en het adres van de verpakker en/of de verzender.
Deze vermelding mag worden vervangen:
— |
voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht; |
— |
uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controlediensten noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code. |
B. Aard van het product
— |
de gangbare benaming van de soort indien de vruchten van buitenaf niet zichtbaar zijn. |
— |
Naam van de variëteit, voor sinaasappelen. |
— |
Voor de mandarijnengroep:
|
— |
„Mengsel van citrusvruchten” of een gelijkwaardige vermelding, en de gangbare benaming van de verschillende soorten, wanneer het een mengsel van citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten betreft. |
— |
„Zonder pitten” (facultatief) (14). |
C. Oorsprong van het product
— |
Land van oorsprong (15) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam. |
— |
In het geval van mengsels van citrusvruchten van duidelijk verschillende soorten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken soort het land van oorsprong worden vermeld. |
D. Handelskenmerken
— |
Klasse. |
— |
Grootteklasse, uitgedrukt als:
|
E. Officieel controlemerk (facultatief)
De in punt A genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.
DEEL 3: HANDELSNORM VOOR KIWI'S
I. DEFINITIE VAN HET PRODUCT
Deze norm heeft betrekking op kiwi's van variëteiten (cultivars) van Actinidia chinensis (Planch.) en Actinidia deliciosa (A. Chev.), C. F. Liang en A. R. Ferguson die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.
II. KWALITEITSVOORSCHRIFTEN
In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen kiwi's na opmaak en verpakking moeten voldoen.
A. Minimumeisen
Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten kiwi's in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:
— |
intact (maar zonder steel), |
— |
gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
nagenoeg vrij van plagen; |
— |
vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen, |
— |
vast genoeg; niet te zacht, verschrompeld of vol water, |
— |
goed gevormd; geen aaneengegroeide vruchten, |
— |
vrij van abnormaal uitwendig vocht, |
— |
vrij van vreemde geur en/of vreemde smaak. |
De kiwi's moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:
— |
bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en |
— |
in goede staat op de plaats van bestemming aankomen. |
B. Minimumeisen inzake rijpheid
De kiwi's moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn.
Om aan deze eis te voldoen, moeten de kiwi's in het stadium van de verpakking een rijpheidsgraad van ten minste 6,2° Brix of een gemiddeld drogestofgehalte van 15 % hebben bereikt, waardoor zij aan het begin van de afzetketen een Brix-waarde van 9,5 ° halen.
C. Indeling
Kiwi's worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:
i) Klasse Extra
In deze klasse ingedeelde kiwi's moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.
De kiwi's moeten vast zijn en het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.
Zij mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.
De verhouding tussen de minimale en de maximale diameter van de dwarsdoorsnede van de vruchten moet ten minste 0,8 bedragen.
ii) Klasse I
In deze klasse ingedeelde kiwi's moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.
De kiwi's moeten vast zijn en het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.
De vruchten mogen evenwel de volgende kleine afwijkingen vertonen, op voorwaarde dat deze afwijkingen het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:
— |
een geringe vormafwijking (echter geen zwellingen of misvormingen), |
— |
geringe kleurafwijkingen, |
— |
geringe afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat de totale oppervlakte daarvan niet groter is dan 1 cm2, |
— |
kleine „Hayward-merk”-achtige, niet-uitstulpende overlangse lijnen. |
De verhouding tussen de minimale en de maximale diameter van de dwarsdoorsnede van de vruchten moet ten minste 0,7 bedragen.
iii) Klasse II
Tot deze klasse behoren de kiwi's die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.
De vrucht moet vrij vast zijn en het vruchtvlees mag geen ernstige afwijkingen vertonen.
Op voorwaarde dat de kiwi's nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:
— |
vormafwijkingen, |
— |
kleurafwijkingen, |
— |
afwijkingen aan de schil zoals dichtgegroeide scheurtjes of littekenweefsel/schaafplekken, op voorwaarde dat de totale oppervlakte daarvan niet groter is dan 2 cm2, |
— |
verschillende duidelijk zichtbare „Hayward-merken” met een kleine uitstulping, |
— |
lichte kneuzingen. |
III. SORTERINGSVOORSCHRIFTEN
De sortering naar grootte is gebaseerd op het gewicht per stuk.
Voor de klasse Extra geldt een minimumgewicht van 90 g, voor klasse I een minimumgewicht van 70 g en voor klasse II een minimumgewicht van 65 g.
Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:
— |
10 g voor vruchten van minder dan 85 g, |
— |
15 g voor vruchten tussen 85 en 120 g, |
— |
20 g voor vruchten tussen 120 en 150 g, |
— |
40 g voor vruchten van 150 g en meer. |
IV. TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN
In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.
A. Toleranties in kwaliteit
i) Klasse Extra
In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de kiwi's zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi's mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.
ii) Klasse I
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de kiwi's zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende kiwi's mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.
iii) Klasse II
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit kiwi's die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.
B. Toleranties in grootte
Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit kiwi's die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.
Evenwel geldt voor de klasse Extra een minimumgewicht van 85 g, voor klasse I een minimumgewicht van 67 g en voor klasse II een minimumgewicht van 62 g.
V. PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN
A. Uniformiteit
De inhoud van iedere verpakkingseenheid moet uniform zijn en mag slechts bestaan uit kiwi's van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit en grootteklasse.
Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.
B. Verpakking
De verpakking moet de kiwi's goed beschermen.
Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of zegels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits voor de bedrukking of de etikettering niet-giftige inkt of lijm wordt gebruikt.
Het op elk product aangebrachte etiket mag bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.
De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.
VI. AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN
Op iedere verpakkingseenheid moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.
A. Identificatie
De naam en het adres van de verpakker en/of de verzender.
Deze vermelding mag worden vervangen:
— |
voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, die vlak bij de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting) wordt aangebracht; |
— |
uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controlediensten noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code. |
B. Aard van het product
— |
„Kiwi's” en/of „Actinidia”, indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is. |
— |
Naam van de variëteit (facultatief). |
C. Oorsprong van het product
Land van oorsprong (16) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.
D. Handelskenmerken
— |
Klasse. |
— |
Grootteklasse, aangegeven aan de hand van het minimum- en het maximumgewicht van de vruchten. |
— |
Aantal vruchten (facultatief). |
E. Officieel controlemerk (facultatief)
De in punt A genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf zichtbaar zijn en elk van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.
DEEL 4: HANDELSNORM VOOR SLA, KRULANDIJVIE EN ANDIJVIE
I. DEFINITIE VAN HET PRODUCT
Deze norm heeft betrekking op:
— |
sla van de variëteiten (cultivars) van:
|
— |
kruisingen van deze variëteiten, en |
— |
krulandijvie van de variëteiten (cultivars) van Cichorium endivia var. crispum Lam. en |
— |
andijvie van de variëteiten (cultivars) van Cichorium endivia var. latifolium Lam. |
die bestemd is voor levering als vers product aan de consument.
Deze norm is niet van toepassing op voor industriële verwerking bestemde producten en op als losse bladeren gepresenteerde producten, noch op sla met kluit en op slaplanten in potten.
II. KWALITEITSVOORSCHRIFTEN
In deze norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen de producten na opmaak en verpakking moeten voldoen.
A. Minimumeisen
Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten de producten in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:
— |
intact, |
— |
gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver en gebruiksklaar, dat wil zeggen nagenoeg vrij van grond of ander substraat en van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
vers van uiterlijk, |
— |
nagenoeg vrij van plagen; |
— |
nagenoeg vrij van beschadiging door plagen, |
— |
turgescent, |
— |
niet geschoten, |
— |
vrij van abnormaal uitwendig vocht, |
— |
vrij van vreemde geur en/of vreemde smaak. |
Voor sla is een roodachtige verkleuring, veroorzaakt door lage temperaturen tijdens de groeiperiode, toegestaan, tenzij het uiterlijk hierdoor in aanzienlijke mate nadelig wordt beïnvloed.
De stronk moet onmiddellijk onder de onderste bladeren zijn afgesneden en het snijvlak moet glad zijn.
De producten moeten normaal ontwikkeld zijn. De producten moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:
— |
bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en |
— |
in goede staat op de plaats van bestemming aankomen. |
B. Indeling
De producten worden ingedeeld in de twee hieronder omschreven klassen:
i) Klasse I
In deze klasse ingedeelde producten moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit en/of het handelstype hebben.
De producten moeten tevens als volgt zijn:
— |
goed gevormd, |
— |
vast, rekening houdend met de teeltwijze en het soort product, |
— |
vrij van beschadiging of aantasting die de eetbaarheid nadelig beïnvloedt, |
— |
vrij van vorstschade. |
Kropsla van deze klasse moet één enkele, goed gevormde krop hebben. Bij glassla mag de krop minder goed gevormd zijn.
Bindsla moet een hart hebben, dat echter wel kleiner mag zijn.
Bij krulandijvie en andijvie moet het hart geel van kleur zijn.
ii) Klasse II
Tot deze klassen behoren producten die niet in klasse I kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.
De producten moeten als volgt zijn:
— |
tamelijk goed gevormd, |
— |
vrij van beschadiging of aantasting die de eetbaarheid in ernstige mate nadelig beïnvloedt. |
Op voorwaarde dat de producten nog hun essentiële kenmerken wat betreft kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:
— |
geringe verkleuring, |
— |
lichte beschadigingen door plagen. |
Kropsla van deze klasse moet een krop hebben, maar deze mag kleiner zijn. Bij glassla mag de krop geheel ontbreken.
Bindsla hoeft geen hart te hebben.
III. SORTERINGSVOORSCHRIFTEN
De producten worden op basis van gewicht per eenheid gesorteerd.
Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:
a) Sla
— |
40 g wanneer de lichtste krop minder dan 150 g weegt, |
— |
100 g wanneer de lichtste krop tussen 150 g en 300 g weegt, |
— |
150 g wanneer de lichtste krop tussen 300 g en 450 g weegt, |
— |
300 g wanneer de lichtste krop meer dan 450 g weegt. |
b) Krulandijvie en andijvie
— |
300 g. |
IV. TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN
In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.
A. Toleranties in kwaliteit
i) Klasse I
In totaal mag 10 % van het aantal stuks afwijken van de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.
ii) Klasse II
In totaal mag 10 % van het aantal stuks bestaan uit producten die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.
B. Toleranties in grootte
Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks bestaan uit producten die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.
V. PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN
A. Uniformiteit
De inhoud van iedere verpakkingseenheid moet uniform zijn en moet bestaan uit producten van dezelfde oorsprong, kwaliteit en grootteklasse en van dezelfde variëteit of hetzelfde handelstype.
Sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten, handelstypes en/of met duidelijk verschillende kleuren mogen echter samen voor verkoop worden verpakt, op voorwaarde dat zij van uniforme kwaliteit zijn en voor elke variëteit, elk handelstype en/of elke kleur homogeen zijn wat de oorsprong betreft.
Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.
B. Verpakking
De verpakking moet de producten goed beschermen. De producten moeten met inachtneming van de verpakkingsomvang en -soort zonder bovenmatige leemten of druk zijn verpakt.
Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.
De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.
VI. AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN
Op iedere verpakkingseenheid moeten aan één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar, de onderstaande gegevens worden vermeld.
A. Identificatie
De naam en het adres van de verpakker en/of de verzender.
Deze vermelding mag worden vervangen:
— |
voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, vergezeld van de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting); |
— |
uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controlediensten noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code. |
B. Aard van het product
— |
„Kropsla”, „Bataviasla”, „IJsbergsla”, „bindsla”, „snijsla”, (of bijvoorbeeld, in voorkomend geval: „eikenbladsla”, „lollo bionda”, „lollo rossa”), „krulandijvie”, „andijvie” of een gelijkwaardige benaming, wanneer de inhoud van buitenaf niet zichtbaar is. |
— |
„Gem-sla” of een gelijkwaardige benaming, in voorkomend geval. |
— |
„Glasteelt” of een gelijkwaardige benaming, in voorkomend geval. |
— |
Naam van de variëteit (facultatief). |
— |
„Mengsel van sla/andijvie” of een gelijkwaardige benaming, voor mengsels van sla en/of andijvie van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypen en/of met duidelijk verschillende kleuren. Indien het product van buitenaf niet zichtbaar is, moeten de in elke verpakking voorkomende variëteiten, handelstypen en/of kleuren worden vermeld, samen met het respectieve aantal. |
C. Oorsprong van het product
— |
Land van oorsprong (17) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam. |
— |
Bij mengsels van sla en/of andijvie van verschillende oorsprong, van duidelijk verschillende variëteiten en/of handelstypes en/of met duidelijk verschillende kleuren, moet dicht bij de betrokken variëteit, het betrokken handelstype en/of de betrokken kleur elk land van oorsprong worden vermeld. |
D. Handelskenmerken
— |
Klasse. |
— |
Grootte, door vermelding van een minimumgewicht per stuk of van het aantal stuks. |
E. Officieel controlemerk (facultatief)
De in punt A genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.
DEEL 5: NORM VOOR PERZIKEN EN NECTARINES
I. DEFINITIE VAN HET PRODUCT
Deze norm heeft betrekking op perziken en nectarines van de variëteiten (cultivars) van Prunus persica Sieb. et Zucc. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.
II. KWALITEITSVOORSCHRIFTEN
In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen perziken en nectarines na opmaak en verpakking moeten voldoen.
A. Minimumeisen
Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten perziken en nectarines in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:
— |
intact, |
— |
gezond; niet toegestaan zijn producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
nagenoeg vrij van plagen, |
— |
vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen, |
— |
vrij van scheuren aan het aanhechtingspunt van de steel, |
— |
vrij van abnormaal uitwendig vocht, |
— |
vrij van vreemde geur en/of vreemde smaak. |
— |
perziken en nectarines moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij: |
— |
bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en |
— |
in goede staat op de plaats van bestemming aankomen. |
B. Rijpheidseisen
De producten moeten voldoende ontwikkeld en rijp genoeg zijn. De vruchten moeten een brekingsindex hebben van ten minste 8° Brix.
C. Indeling
Perziken en nectarines worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:
i) Klasse Extra
In deze klasse ingedeelde perziken en nectarines moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten.
Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.
Zij moeten vrij zijn van afwijkingen, met uitzondering van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.
ii) Klasse I
In deze klasse ingedeelde perziken en nectarines moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit bezitten. Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.
De volgende geringe afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:
— |
een geringe afwijking in vorm, |
— |
een geringe afwijking in ontwikkeling, |
— |
lichte kleurafwijkingen, |
— |
oppervlakkige drukplekken die niet groter zijn dan 1 cm2 van de totale oppervlakte, |
— |
geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:
|
iii) Klasse II
Tot deze klasse behoren perziken en nectarines die niet in de hogere klassen kunnen worden ingedeeld, maar die aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.
Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen. Op voorwaarde dat de perziken en nectarines nog hun kenmerkende eigenschappen inzake kwaliteit, houdbaarheid en presentatie vertonen, zijn evenwel de volgende afwijkingen toegestaan:
— |
afwijkingen in vorm, |
— |
afwijkingen in ontwikkeling, zoals gespleten steen, op voorwaarde dat de vrucht geen scheuren vertoont en het vruchtvlees gezond is, |
— |
kleurafwijkingen, |
— |
licht verkleurde kneuzingen met een totale oppervlakte van niet meer dan 2 cm2, |
— |
afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:
|
III. SORTERINGSVOORSCHRIFTEN
Perziken en nectarines worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, op basis van het gewicht of op basis van het aantal stuks.
De minimumgrootte/het minimumgewicht bedraagt:
— |
56 mm of 85 g voor klasse Extra, |
— |
51 mm of 65 g voor de klassen I en II (wanneer sortering plaatsvindt). |
Vruchten van minder dan 56 mm of 85 g worden echter niet afgezet in de periode van 1 juli tot en met 31 oktober (in het noordelijk halfrond) en in de periode van 1 januari tot en met 30 april (in het zuidelijk halfrond).
De volgende voorschriften zijn facultatief voor klasse II.
Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen producten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:
a) |
Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:
|
b) |
Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:
|
c) |
Voor naar aantal stuks gesorteerde vruchten dient het verschil in grootte in overeenstemming te zijn met het bepaalde onder a) of b). Indien grootteklassencodes worden toegepast, dienen de in de volgende tabel aangegeven codes in acht te worden genomen:
|
IV. TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN
In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.
A. Toleranties in kwaliteit
i) Klasse Extra
In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de perziken of de nectarines zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.
ii) Klasse I
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de perziken of de nectarines zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende perziken of nectarines mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.
iii) Klasse II
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit perziken of nectarines die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende producten mag kwaliteitsvermindering vertonen.
B. Toleranties in grootte
Voor alle klassen (wanneer sortering plaatsvindt): in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit perziken of nectarines die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering.
V. PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN
A. Uniformiteit
De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit perziken of nectarines van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, rijpheidsgraad en grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en, voor de klasse Extra, dezelfde kleur.
Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.
B. Verpakking
De verpakking moet de perziken en de nectarines goed beschermen.
Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.
Het op elk product aangebrachte etiket mag bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.
De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.
VI. AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN
Op iedere verpakking moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld:
A. Identificatie
De naam en het adres van de verpakker en/of de verzender.
Deze vermelding mag worden vervangen:
— |
voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, vergezeld van de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting); |
— |
uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controlediensten noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code. |
B. Aard van het product
— |
„Perziken” of „Nectarines”, indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is. |
— |
Kleur van het vruchtvlees. |
— |
Naam van de variëteit (facultatief). |
C. Oorsprong van het product
Land van oorsprong (18) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam.
D. Handelskenmerken
— |
Klasse. |
— |
Grootteklasse (indien sortering plaatsvindt), aangegeven door middel van minimum- en maximumdiameter (in mm), minimum- en maximumgewicht (in g) of grootteklassencode. |
— |
Aantal stuks (facultatief). |
E. Officieel controlemerk (facultatief)
De in punt A genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.
DEEL 6: HANDELSNORM VOOR PEREN
I. DEFINITIE VAN HET PRODUCT
Deze norm heeft betrekking op perenvariëteiten (cultivars) van Pyrus communis L. die bestemd zijn voor levering als vers product aan de consument en niet voor industriële verwerking.
II. KWALITEITSVOORSCHRIFTEN
In de norm wordt aangegeven aan welke kwaliteitseisen peren na opmaak en verpakking moeten voldoen.
A. Minimumeisen
Onverminderd de voor elke klasse geldende specifieke eisen en toegestane toleranties moeten peren in alle kwaliteitsklassen als volgt zijn:
— |
intact, |
— |
gezond; geen producten die zijn aangetast door rot of die een zodanige kwaliteitsvermindering vertonen dat zij niet meer geschikt zijn voor consumptie, |
— |
zuiver, nagenoeg vrij van zichtbare vreemde stoffen, |
— |
nagenoeg vrij van plagen, |
— |
vrij van aantasting van het vruchtvlees door plagen, |
— |
vrij van abnormaal uitwendig vocht, |
— |
vrij van vreemde geur en/of vreemde smaak. |
De peren moeten zodanig ontwikkeld en in een zodanige conditie zijn dat zij:
— |
bestand zijn tegen vervoer en goederenbehandeling, en |
— |
in goede staat op de plaats van bestemming aankomen. |
B. Rijpheidseisen
De peren moeten zodanig ontwikkeld en gerijpt zijn dat zij in staat zijn het rijpingsproces voort te zetten en de juiste, bij de kenmerken van de betrokken variëteit behorende rijpheidsgraad te bereiken.
C. Indeling
Peren worden ingedeeld in de drie hieronder omschreven klassen:
i) Klasse Extra
In deze klasse ingedeelde peren moeten van voortreffelijke kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (19) bezitten.
Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn, en de schil moet vrij zijn van ruige ruwschilligheid.
De vruchten mogen geen afwijkingen vertonen, afgezien van zeer geringe oppervlakkige afwijkingen aan de schil die het algemene uiterlijk, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden.
Het steeltje moet intact zijn.
De peren mogen niet stenig zijn.
ii) Klasse I
In deze klasse ingedeelde peren moeten van goede kwaliteit zijn. Zij moeten de kenmerken van de variëteit (20) bezitten.
Het vruchtvlees moet volkomen gaaf zijn.
De volgende kleine afwijkingen zijn evenwel toegestaan op voorwaarde dat zij het algemene uiterlijk van het product, de kwaliteit, de houdbaarheid en de presentatie van het product in de verpakking niet nadelig beïnvloeden:
— |
een geringe afwijking in vorm, |
— |
een geringe afwijking in ontwikkeling, |
— |
lichte kleurafwijkingen, |
— |
zeer lichte ruige ruwschilligheid, |
— |
geringe afwijkingen aan de schil, mits deze niet groter zijn dan:
|
— |
lichte kneuzingen die niet groter mogen zijn dan 1 cm2. |
Het steeltje mag licht beschadigd zijn.
De peren mogen niet stenig zijn.
iii) Klasse II
Tot deze klasse behoren peren die niet in een hogere klasse kunnen worden ingedeeld, maar die wel aan de hierboven omschreven minimumeisen voldoen.
Het vruchtvlees moet vrij zijn van ernstige afwijkingen.
Op voorwaarde dat de peren nog hun essentiële kenmerken op het gebied van kwaliteit, houdbaarheid en presentatie bezitten, zijn de volgende afwijkingen toegestaan:
— |
afwijkingen in vorm, |
— |
afwijkingen in ontwikkeling, |
— |
kleurafwijkingen, |
— |
lichte ruige ruwschilligheid, |
— |
afwijkingen aan de schil, op voorwaarde dat deze niet groter zijn dan:
|
III. SORTERINGSVOORSCHRIFTEN
Peren worden gesorteerd op basis van de maximumdiameter van de dwarsdoorsnede, of op basis van het gewicht.
De minimumgrootte bedraagt:
a) |
Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:
|
b) |
Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:
|
In het aanhangsel bij deze norm opgenomen zomerperen hoeven niet aan de eisen inzake minimumgrootte te voldoen.
Om uniformiteit in grootte te garanderen, mag het verschil in grootte tussen vruchten in dezelfde verpakking de volgende waarden niet overschrijden:
a) |
Voor op basis van de diameter gesorteerde vruchten:
|
b) |
Voor op basis van het gewicht gesorteerde vruchten:
|
Los in de verpakking of de verkoopverpakking aangeboden vruchten van klasse II hoeven qua grootte niet homogeen te zijn.
IV. TOLERANTIEVOORSCHRIFTEN
In alle afzetstadia gelden voor elke partij kwaliteits- en groottetoleranties ten aanzien van producten die niet beantwoorden aan de eisen voor de klasse waarin zij zijn ingedeeld.
A. Toleranties in kwaliteit
i) Klasse Extra
In totaal mag 5 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de peren zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse I vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 0,5 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die voldoen aan de kwaliteitseisen van klasse II.
ii) Klasse I
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht afwijken van de eisen voor de klasse waarin de peren zijn ingedeeld, op voorwaarde dat zij voldoen aan de voor klasse II vastgestelde eisen. Niet meer dan in totaal 1 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mogen producten zijn die noch aan de kwaliteitseisen van klasse II, noch aan de minimumeisen voldoen, of die kwaliteitsvermindering vertonen.
iii) Klasse II
In totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit peren die noch aan de eisen voor deze klasse, noch aan de minimumeisen beantwoorden. Niet meer dan in totaal 2 % van de binnen deze tolerantie vallende peren mag kwaliteitsvermindering vertonen.
B. Toleranties in grootte
Voor alle klassen: in totaal mag 10 % van het aantal stuks of van het gewicht bestaan uit peren die niet beantwoorden aan de eisen inzake groottesortering, op voorwaarde dat de onder de tolerantie vallende vruchten niet meer dan:
— |
5 mm kleiner zijn dan de minimumdiameter, |
— |
10 g onder het minimumgewicht liggen. |
V. PRESENTATIEVOORSCHRIFTEN
A. Uniformiteit
De inhoud van iedere verpakking moet uniform zijn en moet bestaan uit peren van dezelfde oorsprong, variëteit, kwaliteit, grootteklasse (wanneer sortering plaatsvindt) en rijpheidsgraad.
Bovendien moeten de vruchten in de klasse Extra uniform van kleur zijn.
Peren van duidelijk verschillende variëteiten mogen echter samen in een verkoopverpakking worden verpakt, op voorwaarde dat de producten in het mengsel van uniforme kwaliteit zijn en voor elke betrokken variëteit homogeen zijn wat de oorsprong betreft.
Het zichtbare gedeelte van de inhoud van de verpakking moet representatief zijn voor het geheel.
B. Verpakking
De verpakking moet de peren goed beschermen.
Het binnenin de verpakking gebruikte materiaal moet schoon zijn en van een zodanige kwaliteit dat de producten niet uitwendig of inwendig worden beschadigd. Er mag materiaal, met name papier of stempels, met handelsaanduidingen worden gebruikt, mits de voor de bedrukking of de etikettering gebruikte inkt of lijm niet giftig is.
Het op elk product aangebrachte etiket mag bij het verwijderen ervan geen zichtbaar spoor van lijm achterlaten en de schil niet beschadigen.
De verpakkingen mogen geen vreemde stoffen bevatten.
VI. AANDUIDINGSVOORSCHRIFTEN
Op iedere verpakking moeten op één kant duidelijk leesbaar, onuitwisbaar en van buitenaf zichtbaar de onderstaande gegevens worden vermeld.
A. Identificatie
De naam en het adres van de verpakker en/of de verzender.
Deze vermelding mag worden vervangen:
— |
voor alle verpakkingen, behalve voorverpakkingen, door de door een officiële dienst afgegeven of erkende code van de verpakker en/of de verzender, vergezeld van de vermelding „Verpakker en/of verzender” (of een gelijkwaardige afkorting); |
— |
uitsluitend voor voorverpakkingen, door de naam en het adres van een in de Unie gevestigde verkoper, die vlak bij de vermelding „Verpakt voor:” of een gelijkwaardige vermelding worden aangebracht. In dat geval moet op het etiket tevens de code van de verpakker en/of de verzender vermeld staan. De verkoper verstrekt alle door de controlediensten noodzakelijk geachte inlichtingen met betrekking tot de betekenis van die code. |
B. Aard van het product
— |
„Peren”, indien de inhoud van de verpakking van buitenaf niet zichtbaar is. |
— |
Naam van de variëteit. Voor mengsels van peren van duidelijk verschillende variëteiten, de naam van de verschillende variëteiten. |
C. Oorsprong van het product
Land van oorsprong (21) en, eventueel, productiegebied of nationale, regionale of lokale plaatsnaam. Voor mengsels van duidelijk verschillende peervariëteiten van verschillende oorsprong moet bij de naam van elke betrokken variëteit het land van oorsprong worden vermeld.
D. Handelskenmerken
— |
Klasse. |
— |
Grootteklasse of, voor op rijen en in lagen gerangschikte vruchten, aantal stuks. |
— |
Als de grootteklasse wordt vermeld, wordt deze als volgt aangegeven:
|
E. Officieel controlemerk (facultatief)
De in punt A genoemde gegevens hoeven niet te worden aangebracht op verpakkingen die verkoopverpakkingen bevatten die van buitenaf duidelijk zichtbaar zijn en elk van die gegevens zijn voorzien. Op deze verpakkingen mag geen enkele aanduiding voorkomen die misverstanden kan veroorzaken. Wanneer deze verpakkingen op een pallet worden aangeboden, moeten de betrokken gegevens worden aangebracht op een blad dat zichtbaar op ten minste twee zijden van de pallet is bevestigd.
Aanhangsel
Grootteklassencriteria voor peren
L |
= |
variëteit met grote vruchten |
SP |
= |
zomerpeer, waarvoor geen minimumgrootte is vereist |
Niet-limitatieve lijst van variëteiten met grote vruchten en zomerperen
De variëteiten met kleine vruchten en de andere variëteiten die niet in de lijst zijn vermeld, mogen worden afgezet mits zij voldoen aan de in afdeling III van de norm vastgestelde sorteringsvoorschriften.
Bepaalde in de onderstaande lijst vermelde variëteiten mogen worden afgezet onder handelsbenamingen waarvoor in één of meerdere landen bescherming is aangevraagd of verkregen. De eerste en de tweede kolom van onderstaande tabel bevatten geen dergelijke namen van handelsmerken. In de derde kolom is, uitsluitend ter informatie, een aantal bekende merken vermeld.
Variëteit |
Synoniem |
Handelsbenaming |
Grootte |
Abbé Fétel |
Abate Fetel |
|
L |
Abugo o Siete en Boca |
|
|
SP |
Akça |
|
|
SP |
Alka |
|
|
L |
Alsa |
|
|
L |
Amfora |
|
|
L |
Alexandrine Douillard |
|
|
L |
Bambinella |
|
|
SP |
Bergamotten |
|
|
SP |
Beurré Alexandre Lucas |
Lucas |
|
L |
Beurré Bosc |
Bosc, Beurré d'Apremont, Empereur Alexandre, Kaiser Alexander |
|
L |
Beurré Clairgeau |
|
|
L |
Beurré d'Arenberg |
Hardenpont |
|
L |
Beurré Giffard |
|
|
SP |
Beurré précoce Morettini |
Morettini |
|
SP |
Blanca de Aranjuez |
Agua de Aranjuez, Espadona, Blanquilla |
|
SP |
Carusella |
|
|
SP |
Castell |
Castell de Verano |
|
SP |
Colorée de Juillet |
Bunte Juli |