ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.064.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 64

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
11 maart 2011


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 233/2011 van de Raad van 10 maart 2011 houdende uitvoering van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

13

 

*

Verordening (EU) nr. 234/2011 van de Commissie van 10 maart 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s ( 1 )

15

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 235/2011 van de Commissie van 10 maart 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

25

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 236/2011 van de Commissie van 10 maart 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

27

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit 2011/156/GBVB van de Raad van 10 maart 2011 tot uitvoering van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

11.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 64/1


RICHTLIJN 2011/16/EU VAN DE RAAD

van 15 februari 2011

betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 113 en 115,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In dit tijdperk van globalisering moeten de lidstaten steeds vaker een beroep doen op wederzijdse bijstand bij belastingheffing. De mobiliteit van de belastingplichtigen, het aantal grensoverschrijdende transacties en de internationalisering van de financiële instrumenten hebben een hoge vlucht genomen, waardoor het voor de lidstaten steeds moeilijker wordt de juiste belastinggrondslag te bepalen. Dit belemmert de goede werking van de belastingstelsels en leidt tot dubbele heffing, hetgeen op zich al aanzet tot belastingfraude en belastingontwijking, terwijl de controlebevoegdheid een nationale zaak blijft. De werking van de interne markt komt aldus in het gedrang.

(2)

Een lidstaat afzonderlijk kan bijgevolg zijn eigen belastingstelsel, met name wat de directe belastingen betreft, niet meer beheren zonder inlichtingen van andere lidstaten. Teneinde de negatieve gevolgen van deze ontwikkeling tot staan te brengen, is het absoluut zaak een nieuwe administratieve samenwerking tussen de belastingdiensten van de lidstaten op te zetten. Er is behoefte aan instrumenten die voor alle lidstaten in dezelfde regels, rechten en verplichtingen voorzien en aldus onderling vertrouwen kunnen wekken.

(3)

Daarom moet er een volledig nieuwe aanpak komen, op basis van een nieuwe tekst die de lidstaten de bevoegdheid te verlenen tot een efficiënte samenwerking op internationaal niveau om de negatieve gevolgen van een almaar toenemende globalisering voor de interne markt te ondervangen.

(4)

In deze context biedt de vigerende Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en heffingen op verzekeringspremies (3) niet langer de passende middelen. De grote tekortkomingen van deze richtlijn zijn aan de orde gesteld in het verslag van 22 mei 2000 van de ad hoc-raadsgroep fraudebestrijding en meer recentelijk in de mededeling van de Commissie van 27 september 2004 inzake het voorkomen en bestrijden van financiële wanpraktijken van ondernemingen en de mededeling van de Commissie van 31 mei 2006 over de noodzaak om een gecoördineerde strategie te ontwikkelen ter verbetering van de bestrijding van belastingfraude.

(5)

Richtlijn 77/799/EEG is, ook in haar gewijzigde vorm, geschreven in een context die niet aan de huidige eisen van de interne markt beantwoordt. Richtlijn 77/799/EEG kan niet meer voldoen aan de nieuwe eisen die aan de administratieve samenwerking worden gesteld.

(6)

Gelet op het aantal en het belang van de aanpassingen die moeten worden doorgevoerd, zou een loutere wijziging van Richtlijn 77/799/EEG niet volstaan om de hoger omschreven doelstellingen te verwezenlijken. Daarom moet Richtlijn 77/799/EEG worden ingetrokken en door een nieuwe wettekst worden vervangen. Deze tekst moet van toepassing zijn op de directe en de indirecte belastingen die nog niet onder andere uniale wetgeving vallen. In dit verband wordt deze nieuwe richtlijn geacht het passende instrument voor een doeltreffende administratieve samenwerking te zijn.

(7)

Deze richtlijn bouwt voort op de verwezenlijkingen van Richtlijn 77/799/EEG, maar voorziet waar nodig in duidelijker en preciezer voorschriften voor de administratieve samenwerking tussen de lidstaten, teneinde de werkingssfeer van deze samenwerking te verruimen, meer bepaald wat de uitwisseling van inlichtingen betreft. Duidelijker voorschriften moeten het met name ook mogelijk maken alle natuurlijke en rechtspersonen in de Unie te bestrijken, rekening gehouden met het steeds bredere scala aan wettelijke regelingen, waaronder niet alleen traditionele constructies zoals trusts, stichtingen en beleggingsfondsen, maar ook nieuwe instrumenten waarvan belastingbetalers in de lidstaten zich zouden kunnen bedienen.

(8)

De contacten tussen de lokale of nationale bureaus die met de administratieve samenwerking zijn belast, moet directer verlopen, waarbij communicatie tussen de centrale verbindingsbureaus de regel dient te zijn. Het ontbreken van directe contacten leidt tot inefficiëntie, onderbenutting van de regelingen voor administratieve samenwerking en vertraging bij het doorgeven van inlichtingen. Er dient derhalve te worden voorzien in directere contacten, om de samenwerking efficiënter en sneller te doen verlopen. De toedeling van bevoegdheden aan de verbindingsdiensten moet door de nationale wetgever worden geregeld.

(9)

De lidstaten moeten op verzoek van een andere lidstaat inlichtingen uitwisselen over welbepaalde zaken en het onderzoek verrichten dat noodzakelijk is om dergelijke inlichtingen te kunnen verkrijgen. Doel van het criterium „verwacht belang” is te voorzien in een zo ruim mogelijke uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied en tegelijkertijd te verduidelijken dat de lidstaten niet vrijelijk fishing expeditions kunnen verrichten of om inlichtingen kunnen verzoeken die waarschijnlijk niet relevant zijn voor de belastingaangelegenheden van een bepaalde belastingplichtige. Hoewel artikel 20 van deze richtlijn procedurele vereisten bevat, moeten deze bepalingen ruim worden geïnterpreteerd om de effectieve uitwisseling van inlichtingen niet te belemmeren.

(10)

Het besef leeft dat verplichte, niet aan voorwaarden gebonden automatische uitwisseling van inlichtingen het meest doeltreffende middel is om een correcte vaststelling van de belastingschuld in grensoverschrijdende gevallen te bevorderen en fraude te bestrijden. Daartoe moet een stapsgewijze methode worden gevolgd, te beginnen met de automatische uitwisseling van beschikbare inlichtingen betreffende vijf categorieën, waarna de desbetreffende bepalingen, na een verslag van de Commissie, worden getoetst.

(11)

Ook het eigener beweging uitwisselen van inlichtingen tussen de lidstaten moet geïntensiveerd en gestimuleerd worden.

(12)

Er dienen termijnen voor het verstrekken van inlichtingen op grond van deze richtlijn te worden vastgesteld met het oog op een tijdige en derhalve effectieve inlichtingenuitwisseling.

(13)

Het is belangrijk dat ambtenaren van de belastingdienst van een lidstaat aanwezig kunnen zijn op het grondgebied van een andere lidstaat.

(14)

De belastingsituatie van een of meer in verschillende lidstaten gevestigde belastingplichtigen is vaak van gezamenlijk of complementair belang. Daarom moet de mogelijkheid gecreëerd worden dat twee of meer lidstaten met wederzijdse instemming en op vrijwillige basis bij de personen in kwestie gelijktijdige controles uitvoeren.

(15)

Gezien het in bepaalde lidstaten bestaande wettelijke vereiste een belastingbetaler in kennis te stellen van besluiten of akten met betrekking tot zijn belastingplicht, en de daarmee samenhangende problemen voor belastingdiensten, onder meer indien de belastingbetaler naar een andere lidstaat verhuisd is, is het in die omstandigheden wenselijk dat de belastingdiensten de medewerking kunnen inroepen van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat waarheen de belastingbetaler verhuisd is.

(16)

Terugmelding betreffende verstrekte inlichtingen zal de administratieve samenwerking tussen de lidstaten stimuleren.

(17)

Samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie is noodzakelijk om de samenwerkingsprocedures doorlopend te kunnen bestuderen en ervaringen en de beste praktijken met elkaar te kunnen delen.

(18)

Het is van belang dat, met het oog op een efficiënte administratieve samenwerking, de krachtens deze richtlijn verkregen inlichtingen en bescheiden in de ontvangende lidstaat, met inachtneming van de in deze richtlijn opgenomen beperkingen, ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt. Het is voorts belangrijk dat de lidstaten deze inlichtingen onder bepaalde voorwaarden aan een derde land kunnen doorgeven.

(19)

De gevallen waarin een aangezochte lidstaat het verstrekken van inlichtingen kan weigeren, moeten duidelijk omschreven en beperkt worden, rekening gehouden met bepaalde particuliere belangen die bescherming behoeven, alsook met het algemeen belang.

(20)

Een lidstaat zou evenwel niet mogen weigeren inlichtingen door te geven omdat hij hier geen nationaal belang bij heeft, omdat de inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of omdat de inlichtingen betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

(21)

Deze richtlijn bevat minimumvoorschriften en mag derhalve geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om een verdergaande samenwerking met andere lidstaten aan te gaan overeenkomstig hun nationale wetgeving of in het kader van met andere lidstaten gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten.

(22)

Er moet voorts duidelijk worden gemaakt dat de lidstaat die een derde land verder reikende samenwerking verleent dan die waarin deze richtlijn voorziet, deze samenwerking niet kan weigeren aan andere lidstaten welke ze willen aangaan.

(23)

De uitwisseling van inlichtingen dient te geschieden via gestandaardiseerde formulieren, formats en communicatiekanalen.

(24)

De doeltreffendheid van de administratieve samenwerking moet worden geëvalueerd, met name op basis van statistieken.

(25)

De maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4).

(26)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(27)

Elke uitwisseling van inlichtingen in de zin van deze richtlijn is onderworpen aan de bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5) en aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6). Er dient evenwel te worden overwogen de reikwijdte te beperken van bepaalde rechten en verplichtingen die zijn neergelegd in Richtlijn 95/46/EG, teneinde de in artikel 13, lid 1, onder e), van die richtlijn bedoelde belangen te vrijwaren. Deze beperkingen zijn noodzakelijk en proportioneel gelet op de potentiële inkomstenderving voor de lidstaten en het cruciale belang van onder deze richtlijn vallende gegevens voor een efficiënte fraudebestrijding.

(28)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

(29)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten om de negatieve gevolgen van de toenemende globalisering voor de interne markt te ondervangen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de vereiste uniformiteit en doeltreffendheid beter op uniaal niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.   Deze richtlijn legt de voorschriften en procedures vast voor de onderlinge samenwerking van de lidstaten met het oog op de uitwisseling van inlichtingen die naar verwachting van belang zijn voor de administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.

2.   Deze richtlijn legt tevens de bepalingen vast voor de elektronische uitwisseling van de in lid 1 bedoelde inlichtingen, alsook de voorschriften en procedures voor de samenwerking van de lidstaten en de Commissie op het gebied van coördinatie en evaluatie.

3.   Deze richtlijn laat de toepassing in de lidstaten van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet. Zij laat eveneens onverlet de verplichtingen van de lidstaten inzake ruimere administratieve samenwerking, welke voortvloeien uit andere rechtsinstrumenten, waaronder bilaterale en multilaterale overeenkomsten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op elke vorm van belastingen die door of namens een lidstaat of de territoriale of bestuurlijke onderdelen van een lidstaat, met inbegrip van de lokale overheden, worden geheven.

2.   Onverminderd lid 1 is deze richtlijn niet van toepassing op de belasting over de toegevoegde waarde en op de douanerechten, noch op de accijnzen, die vallen onder andere uniale wetgeving inzake administratieve samenwerking tussen de lidstaten. Deze richtlijn is evenmin van toepassing op de verplichte socialezekerheidsbijdragen, te betalen aan een lidstaat of een onderdeel van een lidstaat dan wel aan een publiekrechtelijke socialezekerheidsinstelling.

3.   In geen geval worden de in lid 1 bedoelde belastingen uitgelegd als omvattende:

a)

leges, bijvoorbeeld voor certificaten en andere door autoriteiten uitgereikte stukken;

b)

contractueel verschuldigde bedragen, zoals retributies voor openbare nutsvoorzieningen.

4.   Deze richtlijn is van toepassing op de in lid 1 bedoelde belastingen die worden geheven op het grondgebied waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is.

Artikel 3

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.

„bevoegde autoriteit” van een lidstaat, de door die lidstaat als zodanig aangewezen autoriteit. In het kader van deze richtlijn worden het centrale verbindingsbureau, de verbindingsdiensten en de bevoegde ambtenaren beschouwd als bevoegde autoriteiten bij delegatie overeenkomstig artikel 4;

2.

„centraal verbindingsbureau”, het bureau dat als zodanig is aangewezen en is belast met de primaire zorg voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;

3.

„verbindingsdienst”, elk ander bureau dan het centrale verbindingsbureau dat als zodanig is aangewezen om op grond van deze richtlijn rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

4.

„bevoegde ambtenaar”, elke ambtenaar die op grond van deze richtlijn gemachtigd is rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;

5.

„verzoekende autoriteit”, het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst, of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;

6.

„aangezochte autoriteit”, het centrale verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elke bevoegde ambtenaar van een lidstaat die namens de bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;

7.

„administratief onderzoek”, alle door de lidstaten bij het vervullen van hun taken verrichte controles, onderzoeken en acties ter waarborging van de juiste toepassing van de belastingwetgeving;

8.

„uitwisseling van inlichtingen op verzoek”, de uitwisseling van inlichtingen in antwoord op een verzoek van de verzoekende lidstaat aan de aangezochte lidstaat met betrekking tot een specifiek geval;

9.

„automatische uitwisseling”, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. In de context van artikel 8 betekent „beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat;

10.

„spontane uitwisseling”, het niet-systematisch, te eniger tijd en ongevraagd verstrekken van inlichtingen aan een andere lidstaat;

11.

„persoon”,

a)

een natuurlijk persoon;

b)

een rechtspersoon;

c)

indien de geldende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de status van rechtspersoon bezit, of

d)

een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, bezit of beheert welke aan belastingen in de zin van deze richtlijn zijn onderworpen;

12.

„langs elektronische weg”, door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking — met inbegrip van digitale compressie — en gegevensopslag, met gebruikmaking van kabels, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;

13.

„CCN-netwerk”, het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk (common communication network — CCN) gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Unie heeft ontwikkeld voor het elektronische berichtenverkeer tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen.

Artikel 4

Organisatie

1.   Elke lidstaat deelt de Commissie uiterlijk één maand na 11 maart 2011 mee welke de bevoegde autoriteit is in de zin van deze richtlijn, en stelt de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging.

De Commissie stelt de informatie beschikbaar voor de andere lidstaten en maakt de lijst van de autoriteiten van de lidstaten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

2.   De bevoegde autoriteit wijst één centraal verbindingsbureau aan. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie en de lidstaten van de aanwijzing in kennis te stellen.

Het centrale verbindingsbureau kan tevens worden aangewezen als zijnde belast met de contacten met de Commissie. Het is de taak van de bevoegde autoriteit de Commissie van de aanwijzing in kennis te stellen.

3.   De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan verbindingsdiensten met de volgens de nationale wetgeving of het nationale beleid toegedeelde bevoegdheid aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van de verbindingsdiensten bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere lidstaten en de Commissie.

4.   De bevoegde autoriteit van elke lidstaat kan bevoegde ambtenaren aanwijzen. Het centrale verbindingsbureau houdt de lijst van bevoegde ambtenaren bij en stelt deze beschikbaar voor de centrale verbindingsbureaus van de andere lidstaten en de Commissie.

5.   De ambtenaren die bij de administratieve samenwerking in de zin van deze richtlijn zijn betrokken, worden in elk geval geacht daartoe overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde regelingen bevoegd te zijn.

6.   De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek of een antwoord op een verzoek om samenwerking verzendt of ontvangt, stelt volgens de procedures van zijn lidstaat het centrale verbindingsbureau van deze lidstaat hiervan in kennis.

7.   De verbindingsdienst of de bevoegde ambtenaar die een verzoek om samenwerking ontvangt dat een optreden vereist buiten de hem krachtens de nationale wetgeving of het nationale beleid verleende bevoegdheid, geeft het verzoek onverwijld door aan het centrale verbindingsbureau van zijn lidstaat en stelt de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval gaat de in artikel 7 gestelde termijn in op de dag nadat het verzoek om samenwerking aan het centrale verbindingsbureau is doorgezonden.

HOOFDSTUK II

UITWISSELING VAN INLICHTINGEN

AFDELING I

Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Artikel 5

Procedure voor de uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Op verzoek van de verzoekende autoriteit, deelt de aangezochte autoriteit alle in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen die deze in haar bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkrijgt, aan de verzoekende autoriteit mee.

Artikel 6

Administratief onderzoek

1.   De aangezochte autoriteit laat elk administratief onderzoek verrichten dat noodzakelijk is om de in artikel 5 bedoelde inlichtingen te kunnen verkrijgen.

2.   Het in artikel 5 bedoelde verzoek kan een met redenen omkleed verzoek om een bepaald administratief onderzoek omvatten. In voorkomend geval deelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij een administratief onderzoek niet noodzakelijk acht.

3.   Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratieve onderzoek gaat de aangezochte autoriteit te werk volgens dezelfde procedures als handelde zij uit eigen beweging of op verzoek van een andere autoriteit van de eigen lidstaat.

4.   Op specifiek verzoek van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit originele stukken aan de verzoekende autoriteit mee, tenzij de geldende voorschriften van de lidstaat van de aangezochte autoriteit zich hiertegen verzetten.

Artikel 7

Termijnen

1.   De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek verstrekt.

Indien de aangezochte autoriteit evenwel de inlichtingen al in haar bezit heeft, verstrekt zij deze binnen twee maanden.

2.   In bijzondere gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere dan de in lid 1 vastgestelde termijnen overeenkomen.

3.   De ontvangst van het verzoek wordt door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg bevestigd.

4.   De aangezochte autoriteit laat in voorkomend geval, uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit weten welke tekortkomingen het verzoek vertoont en welke aanvullende achtergrondinformatie zij verlangt. De in lid 1 gestelde termijnen gaan in dit geval in op de datum waarop de aangezochte autoriteit de nodige aanvullende informatie ontvangt.

5.   Indien de aangezochte autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee, met vermelding van de datum waarop zij denkt aan het verzoek te kunnen voldoen.

6.   Indien de aangezochte autoriteit niet over de gevraagde inlichtingen beschikt en niet aan het verzoek om inlichtingen kan voldoen of het verzoek om de in artikel 17 genoemde redenen afwijst, deelt zij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee.

AFDELING II

Verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

Artikel 8

Reikwijdte en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

1.   De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2014 automatisch de inlichtingen waarover zij ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat beschikt inzake de volgende specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt:

a)

arbeidsinkomen;

b)

directiehonoraria;

c)

levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere uniale rechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;

d)

pensioenen;

e)

eigendom van en inkomsten uit onroerend goed.

2.   De lidstaten stellen de Commissie voor 1 januari 2014 in kennis van de in lid 1 vermelde categorieën ten aanzien waarvan zij over inlichtingen beschikken. Zij stellen de Commissie in kennis van latere wijzigingen dienaangaande.

3.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan aan de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat meedelen dat zij geen inlichtingen inzake de in lid 1 vermelde inkomsten- en vermogenscategorieën of inzake inkomsten en vermogens onder een minimumbedrag wenst te ontvangen. Zij stelt ook de Commissie hiervan in kennis. Een lidstaat die de Commissie niet in kennis stelt van enige categorie ten aanzien waarvan hij over inlichtingen beschikt, kan worden geacht geen inlichtingen overeenkomstig lid 1 te willen ontvangen.

4.   Voor 1 juli 2016 doen de lidstaten de Commissie jaarlijks statistieken over de omvang van de automatische uitwisseling van inlichtingen toekomen, alsook, in de mate van het mogelijke, gegevens betreffende administratieve en andere toepasselijke kosten en baten die voor belastingdiensten en derden zijn gerezen met betrekking tot de verrichte uitwisselingen, en mogelijke veranderingen.

5.   Voor 1 juli 2017 presenteert de Commissie een verslag met een overzicht en een beoordeling van de ontvangen statistieken en gegevens betreffende, onder meer, de administratieve en andere relevante kosten en de baten van automatische uitwisseling van inlichtingen, alsook de daarmee samenhangende praktische aspecten. Voor zover dienstig dient de Commissie bij de Raad een voorstel in betreffende de categorieën inkomsten en vermogens en/of de in lid 1 gestelde voorwaarden, met inbegrip van de voorwaarde dat inlichtingen betreffende ingezetenen van andere lidstaten beschikbaar moeten zijn.

De Raad zal bij de behandeling van een door de Commissie ingediend voorstel beoordelen of de doeltreffendheid en de werking van de automatische uitwisseling van informatie verder moeten worden verbeterd en of deze aan een strenger criterium moeten gaan beantwoorden, teneinde erin te voorzien dat:

a)

de bevoegde autoriteit van elke lidstaat de bevoegde autoriteit van elke andere lidstaat met betrekking tot belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2017 automatisch de inlichtingen verstrekt waarover zij ten aanzien van ingezetenen van die andere lidstaat beschikt, inzake ten minste drie van de specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, en

b)

de in lid 1 vermelde lijst van categorieën wordt verruimd tot dividenden, vermogenswinsten en royalty’s.

6.   De inlichtingen worden ten minste eenmaal per jaar verstrekt, binnen zes maanden na het verstrijken van het belastingjaar van de lidstaat in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn gekomen.

7.   De Commissie stelt, binnen de in artikel 29, lid 1, bepaalde termijnen, volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure de nadere regels betreffende de automatische uitwisseling van inlichtingen vast.

8.   Lidstaten die langs bilaterale of multilaterale weg met andere lidstaten overeenkomen automatisch inlichtingen over bijkomende inkomsten- en vermogenscategorieën uit te wisselen, doen mededeling van deze overeenkomsten aan de Commissie, die ze aan de overige lidstaten ter beschikking stelt.

AFDELING III

Spontante uitwisseling van inlichtingen

Artikel 9

Reikwijdte en voorwaarden van de spontane uitwisseling van inlichtingen

1.   De bevoegde autoriteit van elke lidstaat verstrekt, in elk van de volgende gevallen, de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen aan de bevoegde autoriteit van elke andere betrokken lidstaat:

a)

de bevoegde autoriteit van de ene lidstaat heeft redenen om aan te nemen dat in de andere lidstaat een derving van belasting bestaat;

b)

een belastingplichtige verkrijgt in de ene lidstaat een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem een belastingplicht of een hogere belasting in de andere lidstaat zou moeten meebrengen;

c)

transacties tussen een belastingplichtige in de ene lidstaat en een belastingplichtige in de andere lidstaat worden over een of meer andere landen geleid, op zodanige wijze dat daardoor in een van beide of in beide lidstaten een belastingbesparing kan ontstaan;

d)

de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft redenen om aan te nemen dat er belastingbesparing ontstaat door een kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep van ondernemingen;

e)

de aan de ene lidstaat door de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat verstrekte inlichtingen hebben informatie opgeleverd die voor de vaststelling van de belastingschuld in de andere lidstaat van nut kan zijn.

2.   De bevoegde overheden van elke lidstaat kunnen met de bevoegde overheden van de andere lidstaten spontaan alle inlichtingen uitwisselen waarvan zij kennis hebben en die de bevoegde overheden van de andere lidstaten van nut kunnen zijn.

Artikel 10

Termijnen

1.   De in artikel 9, lid 1, bedoelde inlichtingen worden door de bevoegde autoriteit zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen een maand nadat zij deze beschikbaar krijgt, aan de autoriteit van elke andere betrokken lidstaat verstrekt.

2.   De ontvangst van de in artikel 9 bedoelde inlichtingen wordt door de bevoegde autoriteit onmiddellijk en in elk geval binnen zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg, aan de verstrekkende bevoegde autoriteit bevestigd.

HOOFDSTUK III

ANDERE VORMEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

AFDELING I

Aanwezigheid in de administratiekantoren en deelname aan administratief onderzoek

Artikel 11

Reikwijdte en voorwaarden

1.   De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit kunnen overeenkomen dat, ter uitwisseling van de in artikel 1, lid 1, bedoelde inlichtingen, door de verzoekende autoriteit gemachtigde ambtenaren onder de door de aangezochte autoriteit gestelde voorwaarden:

a)

aanwezig kunnen zijn in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de lidstaat van de aangezochte autoriteit hun taken vervullen;

b)

aanwezig kunnen zijn bij administratief onderzoek op het grondgebied van de aangezochte lidstaat.

Indien de verlangde inlichtingen vermeld staan in bescheiden waartoe de ambtenaren van de aangezochte autoriteit toegang hebben, ontvangen de ambtenaren van de verzoekende autoriteit een afschrift van die bescheiden.

2.   Voor zover het in de lidstaat van de aangezochte autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen, op grond van de in lid 1 bedoelde overeenkomst, de bij een administratief onderzoek aanwezige ambtenaren van de verzoekende autoriteit personen ondervragen en bescheiden onderzoeken.

Weigering door de te controleren persoon zich aan de controlemaatregelen van de ambtenaren van de verzoekende autoriteit te onderwerpen, wordt door de aangezochte autoriteit als een weigering jegens haar eigen ambtenaren aangemerkt.

3.   De door de verzoekende lidstaat gemachtigde ambtenaren die overeenkomstig lid 1 in een andere lidstaat aanwezig zijn, dienen te allen tijde een schriftelijke opdracht te kunnen overleggen waaruit hun identiteit en hun officiële hoedanigheid blijken.

AFDELING II

Gelijktijdige controles

Artikel 12

Gelijktijdige controles

1.   In de gevallen waarin twee of meer lidstaten overeenkomen om gelijktijdig, elk op het eigen grondgebied, bij een of meer personen te wier aanzien zij een gezamenlijk of complementair belang hebben, controles te verrichten en de aldus verkregen inlichtingen uit te wisselen, zijn de leden 2, 3 en 4 van toepassing.

2.   De bevoegde autoriteit van elke lidstaat bepaalt autonoom welke personen zij voor een gelijktijdige controle wil voorstellen. Zij deelt de bevoegde autoriteit van de andere betrokken lidstaten met opgave van redenen mee welke dossiers zij voor een gelijktijdige controle voorstelt.

Zij bepaalt binnen welke termijn die controles moeten plaatsvinden.

3.   De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat beslist of zij aan de gelijktijdige controles wenst deel te nemen. Zij doet de autoriteit die de controle voorstelt een bevestiging van deelname of een gemotiveerde weigering toekomen.

4.   De bevoegde autoriteit van elke betrokken lidstaat wijst een vertegenwoordiger aan die wordt belast met de leiding en de coördinatie van de controle.

AFDELING III

Administratieve kennisgeving

Artikel 13

Verzoek tot kennisgeving

1.   Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat gaat de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat, overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende voorschriften voor de kennisgeving van soortgelijke akten, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle door de administratieve autoriteiten van de verzoekende lidstaat afgegeven akten en besluiten die betrekking hebben op de toepassing op haar grondgebied van wetgeving betreffende belastingen in de zin van deze richtlijn.

2.   Het verzoek tot kennisgeving vermeldt de naam en het adres van de geadresseerde, evenals alle overige informatie ter identificatie van de geadresseerde, en het onderwerp van de akte of het besluit waarvan kennis moet worden gegeven.

3.   De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het aan het verzoek gegeven gevolg en, in het bijzonder, van de datum waarop de akte of het besluit de geadresseerde ter kennis is gebracht.

4.   Het verzoek tot kennisgeving wordt door de verzoekende autoriteit slechts gedaan indien de kennisgeving van de akten niet volgens de regels van de verzoekende lidstaat kan geschieden, of buitensporige problemen zou veroorzaken. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, per aangetekende brief of langs elektronische weg, rechtstreeks van een document kennis geven aan een persoon op het grondgebied van een andere lidstaat.

AFDELING IV

Terugmelding

Artikel 14

Voorwaarden

1.   De bevoegde autoriteit die overeenkomstig artikel 5 of artikel 9 inlichtingen verstrekt, kan de ontvangende bevoegde autoriteit om terugmelding betreffende de ontvangen inlichtingen verzoeken. De bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft ontvangen doet in dat geval, zonder afbreuk te doen aan de in haar lidstaat geldende voorschriften inzake fiscale geheimhoudingsplicht en gegevensbescherming, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het gebruik van de verlangde inlichtingen bekend is, een terugmelding aan de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verzonden. De Commissie stelt volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure de nadere regels vast.

2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten doen eenmaal per jaar, overeenkomstig bilateraal overeengekomen praktische afspraken, een terugmelding over de automatische inlichtingenuitwisseling naar de andere betrokken lidstaten.

AFDELING V

Delen van de beste praktijken en ervaringen

Artikel 15

Reikwijdte en voorwaarden

1.   De lidstaten onderzoeken en evalueren, samen met de Commissie, de administratieve samenwerking op grond van deze richtlijn en delen onderling hun ervaringen, teneinde de samenwerking te verbeteren en in voorkomend geval voorschriften op de betrokken gebieden vast te stellen.

2.   De lidstaten kunnen, samen met de Commissie, instructies opstellen betreffende al hetgeen noodzakelijk wordt geacht om de beste praktijken en ervaringen te kunnen delen.

HOOFDSTUK IV

VOORWAARDEN INZAKE DE ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 16

Openbaarmaking van inlichtingen en bescheiden

1.   De inlichtingen die de lidstaten elkaar krachtens deze richtlijn in enigerlei vorm verstrekken, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin het nationale recht van de ontvangende lidstaat met betrekking tot soortgelijke inlichtingen voorziet. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt voor de administratie en de handhaving van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde belastingen.

De inlichtingen kunnen tevens worden gebruikt voor de vaststelling en invordering van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 2 van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde belastingen, rechten en andere maatregelen (7), en voor de vaststelling en invordering van verplichte socialezekerheidsbijdragen.

De inlichtingen kunnen voorts worden gebruikt in mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving, onverminderd de algemene regels en de bepalingen betreffende de rechten van de verdachten en getuigen in dergelijke procedures.

2.   Met toestemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat die overeenkomstig deze richtlijn inlichtingen verstrekt, en voor zover het in de lidstaat van de ontvangende bevoegde autoriteit wettelijk is toegestaan, kunnen de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen en bescheiden voor andere dan de in lid 1 bedoelde doeleinden worden gebruikt. De toestemming wordt verleend indien de inlichtingen, in de lidstaat van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen verstrekt, voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.

3.   De bevoegde autoriteit die van oordeel is dat de van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat verkregen inlichtingen de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat van nut kunnen zijn voor de in lid 1 beoogde doelen, mag de inlichtingen aan deze autoriteit doorgeven, op voorwaarde dat dat in overeenstemming is met de in deze richtlijn vastgelegde voorschriften en procedures. Zij stelt de bevoegde autoriteit van de inlichtingen verstrekkende lidstaat in kennis van haar voornemen om die inlichtingen met een derde lidstaat te delen. De inlichtingen verstrekkende lidstaat kan zich hiertegen verzetten binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat die de inlichtingen wenst te delen.

4.   Toestemming voor het gebruik overeenkomstig lid 2 van de overeenkomstig lid 3 doorgegeven inlichtingen kan slechts worden verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarvan de inlichtingen afkomstig zijn.

5.   Inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden, alsook voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de aangezochte autoriteit zijn verkregen en overeenkomstig deze richtlijn aan de verzoekende autoriteit zijn doorgegeven, kunnen door de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat op dezelfde voet als bewijs worden aangevoerd als soortgelijke inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden die door een andere autoriteit van die lidstaat zijn verstrekt.

Artikel 17

Beperkingen

1.   De in artikel 5 bedoelde inlichtingen worden door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit van een andere lidstaat verstrekt, op voorwaarde dat de verzoekende autoriteit de inlichtingen eerst heeft trachten te verkrijgen uit alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden kon aanspreken zonder dat het bereiken van de beoogde doelstellingen in het gedrang dreigde te komen.

2.   De aangezochte lidstaat is op grond van deze richtlijn niet verplicht onderzoek in te stellen of inlichtingen te verstrekken, indien zijn wetgeving hem niet toestaat voor eigen doeleinden het onderzoek in te stellen of de gevraagde inlichtingen te verzamelen.

3.   De bevoegde autoriteit van de aangezochte lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken, indien de verzoekende lidstaat, op juridische gronden, soortgelijke inlichtingen niet kan verstrekken.

4.   Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze, of indien het inlichtingen betreft waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.

5.   De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden zij het verzoek om inlichtingen afwijst.

Artikel 18

Verplichtingen

1.   De lidstaat die door een andere lidstaat overeenkomstig deze richtlijn om inlichtingen wordt verzocht, wendt de middelen aan waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verzamelen, zelfs indien hij de inlichtingen niet voor eigen belastingdoeleinden nodig heeft. Die verplichting geldt onverminderd de leden 2, 3 en 4 van artikel 17, die, wanneer er een beroep op wordt gedaan, in geen geval zo kunnen worden uitgelegd dat een lidstaat kan weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat hij geen binnenlands belang bij deze inlichtingen heeft.

2.   In geen geval worden de leden 2 en 4 van artikel 17 zo uitgelegd dat een aangezochte autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend op grond dat deze berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of dat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

3.   Onverminderd lid 2 kan een lidstaat weigeren de gevraagde inlichtingen toe te zenden indien deze betrekking hebben op belastingtijdvakken vóór 1 januari 2011 en de toezending van de inlichtingen geweigerd had kunnen worden op grond van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 77/799/EEG indien daarom was verzocht vóór 11 maart 2011.

Artikel 19

Verder reikende samenwerking

De lidstaat die voorziet in een samenwerking met een derde land welke verder reikt dan de bij deze richtlijn geregelde samenwerking, kan de verder reikende samenwerking niet weigeren aan een andere lidstaat die met hem deze verder reikende, wederzijdse samenwerking wenst aan te gaan.

Artikel 20

Standaardformulieren en geautomatiseerde formaten

1.   Het verzoek om inlichtingen of om een administratief onderzoek op grond van artikel 5 en het desbetreffende antwoord, de ontvangstbevestiging, het verzoek om aanvullende achtergrondinformatie en de mededeling dat aan het verzoek niet kan of zal worden voldaan, zoals bepaald in artikel 7, worden voor zover mogelijk verzonden met gebruikmaking van het door de Commissie volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen standaardformulier.

Het standaardformulier kan vergezeld gaan van verslagen, verklaringen en andere bescheiden, of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan.

2.   Het in lid 1 bedoelde standaardformulier bevat ten minste de volgende door de verzoekende autoriteit te verstrekken informatie:

a)

de identiteit van de persoon naar wie het onderzoek of de controle is ingesteld;

b)

het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd.

De verzoekende autoriteit kan namen en adressen van personen die worden verondersteld in het bezit te zijn van de verlangde informatie, alsook andere elementen die het verzamelen van de informatie door de aangezochte autoriteit vereenvoudigen, doorgeven, voor zover deze bekend zijn en deze praktijk aansluit bij internationale ontwikkelingen.

3.   Voor de spontane uitwisseling van inlichtingen en de desbetreffende ontvangstbevestiging, op grond van respectievelijk de artikelen 9 en 10, het in artikel 13 bedoelde verzoek tot administratieve kennisgeving, en de in artikel 14 bedoelde terugmelding, wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen standaardformulier.

4.   Bij de automatische inlichtingenuitwisseling in de zin van artikel 8 wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie volgens de procedure van artikel 26, lid 2, vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat dergelijke automatische uitwisseling moet vergemakkelijken, en gebaseerd is op het bestaande geautomatiseerde formaat in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (8), dat bij elke vorm van automatische inlichtingenuitwisseling moet worden gebruikt.

Artikel 21

Nadere regels

1.   De krachtens deze richtlijn verstrekte inlichtingen worden zoveel mogelijk verzonden langs elektronische weg, via het CCN-netwerk.

De Commissie stelt in voorkomend geval, volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure, de nadere regels voor de uitvoering van de eerste alinea vast.

2.   De Commissie heeft tot taak het CCN-netwerk in die zin aan te passen dat die inlichtingen tussen de lidstaten kunnen worden uitgewisseld.

De lidstaten hebben tot taak hun systemen in die zin aan te passen dat die inlichtingen met behulp van het CCN-netwerk kunnen worden uitgewisseld.

De lidstaten zien af van iedere eis tot terugbetaling van de uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende kosten, behalve, in voorkomend geval, de kosten van aan deskundigen betaalde vergoedingen.

3.   De door de instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Commissie gemachtigde personen hebben slechts toegang tot de inlichtingen voor zover dat met het oog op het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van het CCN-netwerk noodzakelijk is.

4.   Het verzoek om samenwerking, waaronder het verzoek tot kennisgeving, en de bijgevoegde bescheiden kunnen in elke door de aangezochte en de verzoekende autoriteit overeengekomen taal zijn gesteld.

Het verzoek gaat slechts in bijzondere gevallen, op met redenen omkleed verzoek van de aangezochte autoriteit, vergezeld van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat van de aangezochte autoriteit.

Artikel 22

Specifieke verplichtingen

1.   De lidstaten nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om:

a)

een effectieve interne coördinatie binnen de in artikel 4 bedoelde organisatie te garanderen;

b)

rechtstreekse samenwerking met de in artikel 4 bedoelde autoriteiten van de andere lidstaten tot stand te brengen;

c)

de goede werking van de bij deze richtlijn ingestelde regelingen voor administratieve samenwerking te garanderen.

2.   De Commissie stelt elke lidstaat in kennis van alle algemene inlichtingen die zij in verband met de uitvoering en de toepassing van deze richtlijn ontvangt en kan verstrekken.

HOOFDSTUK V

BETREKKINGEN MET DE COMMISSIE

Artikel 23

Evaluatie

1.   De lidstaten en de Commissie onderzoeken en evalueren de wijze waarop de bij deze richtlijn ingestelde administratieve samenwerking functioneert.

2.   De lidstaten delen de Commissie alle relevante gegevens mee die noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van de administratieve samenwerking overeenkomstig deze richtlijn ter bestrijding van belastingontduiking en belastingontwijking te kunnen evalueren.

3.   De lidstaten doen de Commissie een jaarlijkse beoordeling toekomen van de doeltreffendheid van de in artikel 8 bedoelde automatische inlichtingenuitwisseling en de daarmee bereikte resultaten. De vorm en wijze van mededeling van de jaarlijkse beoordeling worden door de Commissie volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

4.   De Commissie stelt volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure een lijst van statistische gegevens vast die door de lidstaten moeten worden verstrekt voor de evaluatie van deze richtlijn.

5.   De krachtens de leden 2, 3 en 4 aan de Commissie verstrekte gegevens worden door de Commissie, overeenkomstig de op de uniale instanties toepasselijke bepalingen, vertrouwelijk gehouden.

6.   De krachtens de leden 2, 3 en 4 door een lidstaat aan de Commissie verstrekte gegevens, alsmede alle door de Commissie opgestelde rapporten of bescheiden waarin van die gegevens gebruik wordt gemaakt, kunnen aan andere lidstaten worden doorgegeven. De doorgegeven gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin de nationale wetgeving van de ontvangende lidstaat voor soortgelijke inlichtingen voorziet.

De in dit lid bedoelde door de Commissie verstrekte verslagen en bescheiden kunnen door de lidstaten uitsluitend voor analytische doeleinden worden gebruikt, en kunnen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de Commissie bekend worden gemaakt of voor andere personen of organen beschikbaar worden gesteld.

HOOFDSTUK VI

BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Artikel 24

Uitwisseling van inlichtingen met derde landen

1.   De bevoegde autoriteit van een lidstaat die van een derde land inlichtingen ontvangt welke naar verwachting van belang zijn voor de administratie en de handhaving van de binnenlandse wetgeving van die lidstaat betreffende de in artikel 2 bedoelde belastingen, kan deze inlichtingen verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor welke die inlichtingen van nut kunnen zijn, en aan elke verzoekende autoriteit, mits dat krachtens een overeenkomst met dat derde land is toegestaan.

2.   De bevoegde autoriteit kan, met inachtneming van de nationale voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen, de overeenkomstig deze richtlijn ontvangen inlichtingen doorgeven aan een derde land, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd;

b)

het derde land heeft zich ertoe verbonden de medewerking te verlenen die nodig is om bewijsmateriaal bijeen te brengen omtrent het ongeoorloofde of onwettige karakter van verrichtingen die blijken in strijd te zijn met of een misbruik te vormen van de belastingwetgeving.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Gegevensbescherming

Elke uitwisseling van inlichtingen overeenkomstig deze richtlijn is onderworpen aan de bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG. Voor de juiste toepassing van deze verordening beperken de lidstaten evenwel de reikwijdte van de verplichtingen en rechten die zijn neergelegd in artikel 10, artikel 11, lid 1, en de artikelen 12 en 21 van Richtlijn 95/46/EG, voor zover dit noodzakelijk is om de in artikel 13, lid 1, onder e), van die richtlijn bedoelde belangen te vrijwaren.

Artikel 26

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité, genaamd „Comité inzake administratieve samenwerking op belastinggebied”.

2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

Artikel 27

Rapportage

De Commissie dient om de vijf jaar na 1 januari 2013 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de richtlijn.

Artikel 28

Intrekking van Richtlijn 77/799/EEG

Richtlijn 77/799/EEG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.

Artikel 29

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om met ingang van 1 januari 2013 aan deze richtlijn te voldoen.

Wat evenwel artikel 8 van deze richtlijn betreft, doen zij de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om met ingang van 1 januari 2015 aan dat artikel te voldoen.

Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 31

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MATOLCSY Gy.


(1)  Advies van 10 februari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 16 juli 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15.

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(5)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(6)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(7)  PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1.

(8)  PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 64/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 233/2011 VAN DE RAAD

van 10 maart 2011

houdende uitvoering van artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van 2 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (1), en met name artikel 16, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 2 maart 2011 Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië vastgesteld.

(2)

Rekening houdend met de ernst van de situatie in Libië moeten er nog meer personen en entiteiten worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage III bij de genoemde verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De personen en entiteiten in de bijlage bij deze verordening worden opgenomen in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 204/2011.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MARTONYI J.


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Personen en entiteiten bedoeld in artikel 1

Personen

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

de heer Mustafa Zarti

geboren op 29 maart 1970, Oostenrijks staatsburger (paspoortnr. P1362998, geldig van 6 november 2006 tot en met 5 november 2016)

Nauw gelieerd aan het regime en vice-CEO van de „Libyan Investment Authority”, bestuurslid van de National Oil Corporation, hoofd van het oliebedrijf „Tamoil” en vicevoorzitter van de First Energy Bank in Bahrein

 (1)


Entiteiten

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Central Bank of Libya (CBL)

 

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)

2.

Libya Africa Investment Portfolio

Jamahiriya Street, LAP Building, PO Box 91330, Tripoli, Libië

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)

3.

Libyan Foreign Bank

 

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)

4.

Libyan Housing and Infrastructure Board (HIB)

Tajora, Tripoli, Libië Wetgevingsnummer: 60/2006 van het Algemeen Volkscomité van Libië

Tel: +218 21 369 1840,

Fax: +218 21 369 6447

http://www.hib.org.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financier μingsbron voor zijn regime

 (1)

5.

Libyan Investment Authority (LIA, ook bekend als Libyan Arab Foreign Investment Company (LAFICO))

I Fateh Tower Office No.99 22nd Floor, Borgaida Street, Tripoli, 1103 Libië,

Tel.: 218 21.336 2091,

Fax: 218 21 336 2082,

www.lia.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)


(1)  Datum van aanneming


11.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 64/15


VERORDENING (EU) Nr. 234/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2011

ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (1), en met name artikel 9, lid 1,

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1331/2008 stelt de procedurele regelingen vast voor de bijwerking van de lijst van stoffen die in de Unie in de handel mogen worden gebracht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (2), Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen (3) en Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen (4) (hierna de „sectorale levensmiddelenwetten” genoemd).

(2)

Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie de uitvoeringsmaatregelen vaststellen wat betreft de inhoud, de opstelling en de indiening van aanvragen tot bijwerking van de EU-lijsten in het kader van elke sectorale levensmiddelenwet, de regelingen voor de controle van de geldigheid van de aanvragen en de aard van de informatie die in het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna de „EFSA” genoemd) moet worden opgenomen.

(3)

Om de lijsten bij te werken moet worden geverifieerd of het gebruik van de stof voldoet aan de algemene en specifieke gebruiksvoorwaarden, als vastgesteld in de respectieve sectorale levensmiddelenwetten.

(4)

De EFSA heeft op 9 juli 2009 een wetenschappelijk advies over de gegevensvereisten voor de evaluatie van aanvragen voor levensmiddelenadditieven goedgekeurd (5). Deze gegevens moeten worden verstrekt wanneer een aanvraag voor het gebruik van een nieuw levensmiddelenadditief wordt ingediend. Bij een aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief of tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief is het mogelijk dat de voor de risicobeoordeling vereiste gegevens niet worden verlangd, als dit door de aanvrager wordt gemotiveerd.

(5)

De EFSA heeft op 23 juli 2009 een wetenschappelijk advies over de gegevensvereisten voor de evaluatie van aanvragen voor voedingsenzymen goedgekeurd (6). Deze gegevens moeten worden verstrekt wanneer een aanvraag voor het gebruik van een nieuw voedingsenzym wordt ingediend. Bij een aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd voedingsenzym of tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd voedingsenzym is het mogelijk dat de voor de risicobeoordeling vereiste gegevens niet worden verlangd, als dit door de aanvrager wordt gemotiveerd.

(6)

De EFSA heeft op 19 mei 2010 een wetenschappelijk advies over de gegevensvereisten voor de risicobeoordeling van in of op levensmiddelen te gebruiken aroma's goedgekeurd (7). Deze gegevens moeten worden verstrekt wanneer een aanvraag voor het gebruik van een nieuw aroma wordt ingediend. Bij een aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd aroma of tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd aroma is het mogelijk dat de voor de risicobeoordeling vereiste gegevens niet worden verlangd, als dit door de aanvrager wordt gemotiveerd.

(7)

Het is van belang dat de toxicologische tests volgens een bepaalde norm worden uitgevoerd. Daarvoor moet Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (8) worden gevolgd. Wanneer dergelijke tests buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd, moeten zij de beginselen van de OESO voor goede laboratoriumpraktijken (GLP) (OESO, 1998) (9) volgen.

(8)

Het gebruik van levensmiddelenadditieven en voedingsenzymen moet altijd technologisch gerechtvaardigd zijn. De aanvragers moeten voor een levensmiddelenadditief ook aangeven waarom het technologische effect niet met andere economisch en technologisch bruikbare methoden kan worden bereikt.

(9)

Het gebruik van een stof moet worden toegestaan als het de consument niet misleidt. De aanvragers moeten aangeven dat de gevraagde gebruiksdoeleinden de consument niet misleiden. Voor een levensmiddelenadditief moeten de voordelen en baten voor de consument ook worden aangegeven.

(10)

Onverminderd artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1332/2008, artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1333/2008 en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1334/2008 moet de Commissie de geldigheid van de aanvraag verifiëren en nagaan of zij binnen de werkingssfeer van de respectieve sectorale levensmiddelenwet valt. Zo nodig moet rekening worden gehouden met een advies van de EFSA over de geschiktheid van de ingediende gegevens voor de risicobeoordeling. Een dergelijke verificatie mag de beoordeling van een aanvraag niet vertragen.

(11)

De in het advies van de EFSA verstrekte informatie moet toereikend zijn om te bepalen of de goedkeuring van het voorgestelde gebruik van de stof veilig is voor de consumenten. Deze informatie moet zo nodig conclusies over de toxiciteit van de stof omvatten, alsook de eventuele vaststelling van een aanvaardbare dagelijkse inname (ADI), uitgedrukt in een numerieke vorm met de bijzonderheden van een beoordeling van de blootstelling door voeding voor alle levensmiddelencategorieën, waaronder de blootstelling van kwetsbare consumentengroepen.

(12)

De aanvrager moet ook rekening houden met de door de EFSA opgestelde gedetailleerde richtsnoeren betreffende de voor de risicobeoordeling vereiste gegevens (EFSA Journal (10)).

(13)

Deze verordening houdt rekening met de huidige wetenschappelijke en technische kennis. De Commissie kan deze verordening herzien in het licht van de ontwikkelingen op dit gebied en de publicatie van herziene of aanvullende wetenschappelijke richtsnoeren door de EFSA.

(14)

De praktische regelingen in verband met een aanvraag tot goedkeuring van levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s, zoals adressen, contactpersonen, toezending van documenten enz., moeten worden bekendgemaakt in een afzonderlijke mededeling van de Commissie en/of de EFSA.

(15)

Er moet worden voorzien in een toereikende periode om de aanvragers in staat te stellen aan de bepalingen van deze verordening te voldoen.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op aanvragen, als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s.

HOOFDSTUK II

INHOUD, OPSTELLING EN INDIENING VAN EEN AANVRAAG

Artikel 2

Inhoud van een aanvraag

1.   De in artikel 1 bedoelde aanvraag omvat het volgende:

a)

een brief;

b)

een technisch dossier;

c)

een samenvatting van het dossier.

2.   De in lid 1, onder a), bedoelde brief wordt opgesteld volgens het model in de bijlage.

3.   Het in lid 1, onder b), bedoelde technische dossier bevat:

a)

de administratieve gegevens, als bedoeld in artikel 4;

b)

de voor de risicobeoordeling vereiste gegevens, als bedoeld in de artikelen 5, 6, 8 en 10, en

c)

de voor het risicobeheer vereiste gegevens, als bedoeld in de artikelen 7, 9 en 11.

4.   Bij een aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden voor een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief, voedingsenzym of aroma is het mogelijk dat niet alle in de artikelen 5 tot en met 11 vereiste gegevens worden verlangd. De aanvrager motiveert op verifieerbare wijze waarom de voorgestelde veranderingen niet van invloed zijn op de resultaten van de bestaande risicobeoordeling.

5.   Bij een aanvraag tot wijziging van de specificaties voor een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief, voedingsenzym of aroma:

a)

kunnen de gegevens beperkt worden tot de motivering van het verzoek en de veranderingen in de specificatie;

b)

motiveert de aanvrager op verifieerbare wijze waarom de voorgestelde veranderingen niet van invloed zijn op de resultaten van de bestaande risicobeoordeling.

6.   De samenvatting van het dossier, als bedoeld in lid 1, onder c), omvat een met redenen omklede verklaring dat het gebruik van het product voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in:

a)

artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1332/2008, of

b)

de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1333/2008, of

c)

artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1334/2008.

Artikel 3

Opstelling en indiening

1.   De aanvragen worden naar de Commissie gezonden. De aanvrager houdt rekening met de praktische richtsnoeren voor de indiening van aanvragen, die door de Commissie zijn opgesteld (website van directoraat-generaal Gezondheid en consumenten (11).

2.   Voor de vaststelling van de EU-lijst van voedingsenzymen, als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1332/2008, bedraagt de termijn voor de indiening van aanvragen 24 maanden na de datum van toepassing van de uitvoeringsmaatregelen, als vastgesteld in deze verordening.

Artikel 4

Administratieve gegevens

De in artikel 2, lid 3, onder a), bedoelde administratieve gegevens omvatten:

a)

de naam van de aanvrager (onderneming, organisatie enz.), adres en contactgegevens;

b)

de naam van de producent(en) van de stof, indien verschillend van die van de aanvrager, adres en contactgegevens;

c)

de naam van de voor het dossier verantwoordelijke persoon, adres en contactgegevens;

d)

datum van indiening van het dossier;

e)

soort aanvraag, d.w.z. betreffende een levensmiddelenadditief, een voedingsenzym of een aroma;

f)

indien van toepassing, chemische naam overeenkomstig de IUPAC-nomenclatuur;

g)

indien van toepassing, E-nummer van het additief, als vastgesteld in de wetgeving van de Unie inzake levensmiddelenadditieven;

h)

indien van toepassing, een verwijzing naar soortgelijke goedgekeurde voedingsenzymen;

i)

indien van toepassing, het FL-nummer van een aromastof, als vastgesteld in de wetgeving van de Unie inzake aroma’s;

j)

indien van toepassing, informatie over goedkeuringen die onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders vallen (12);

k)

inhoudstafel van het dossier;

l)

lijst van documenten en andere bijzonderheden; de aanvrager vermeldt het nummer en de titel van de stukken die hij ter staving van de aanvraag indient; er wordt een gedetailleerde index met verwijzing naar de stukken en bladzijden opgenomen;

m)

lijst van de delen van het dossier die als vertrouwelijk moeten worden behandeld; de aanvragers geven aan wat zij als vertrouwelijk behandeld willen zien en motiveren dat op verifieerbare wijze overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1331/2008.

Artikel 5

Algemene bepalingen inzake de voor de risicobeoordeling vereiste gegevens

1.   Het ter staving van een aanvraag ingediende dossier voor de veiligheidsevaluatie van een stof maakt een omvattende risicobeoordeling van de stof mogelijk en stelt de Commissie in staat te verifiëren dat de stof geen gevaar oplevert voor de consumenten in de zin van artikel 6, onder a), van Verordening (EG) nr. 1332/2008, artikel 6, lid 1, onder a) van Verordening (EG) nr. 1333/2008 en artikel 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1334/2008.

2.   Het aanvraagdossier omvat alle beschikbare gegevens die relevant zijn voor de risicobeoordeling (d.w.z. volledige gepubliceerde artikelen van alle geciteerde referenties, volledige kopieën van de originele ongepubliceerde studies).

3.   De aanvrager houdt rekening met de laatste door de EFSA goedgekeurde of bekrachtigde richtsnoeren die op het tijdstip van de indiening van de aanvraag beschikbaar zijn (EFSA Journal).

4.   Er wordt documentatie over de gevolgde procedure bij de verzameling verstrekt, waaronder de literatuurzoekstrategieën (gemaakte veronderstellingen, gebruikte trefwoorden, gebruikte gegevensbanken, bestreken periode, beperkingscriteria enz.) en een omvattende uitkomst van dergelijk zoekwerk.

5.   De veiligheidsevaluatiestrategie en de overeenkomstige teststrategie worden beschreven en gemotiveerd aan de hand van argumenten voor de opneming en de uitsluiting van specifieke studies en/of informatie.

6.   De individuele ruwe gegevens van de ongepubliceerde studies en, zo mogelijk, de gepubliceerde studies alsook de individuele resultaten van de onderzoeken worden op verzoek van de EFSA ter beschikking gesteld.

7.   Voor elke biologische of toxicologische studie wordt verduidelijkt of het testmateriaal beantwoordt aan de voorgestelde of bestaande specificatie. Wanneer het testmateriaal afwijkt van die specificatie, toont de aanvrager de relevantie van die gegevens voor de bestudeerde stof aan.

Toxicologische studies worden uitgevoerd in voorzieningen die voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 2004/10/EG of, indien zij buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd, volgen zij de OESO-beginselen voor goede laboratoriumpraktijken (GLP). De aanvrager verstrekt bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan die voorschriften wordt voldaan. Voor studies die niet overeenkomstig standaardprotocollen worden uitgevoerd, worden een gegevensinterpretatie en een motivering van de geschiktheid van de gegevens voor de risicobeoordeling verstrekt.

8.   De aanvrager stelt een algemene conclusie over de veiligheid van de voorgestelde gebruiksdoeleinden van de stof voor. De algemene evaluatie van het potentiële risico voor de menselijke gezondheid geschiedt in de context van de bekende of waarschijnlijke blootstelling van de mens.

Artikel 6

Voor de risicobeoordeling van levensmiddelenadditieven vereiste specifieke gegevens

1.   Naast de krachtens artikel 5 te verstrekken gegevens wordt informatie verstrekt over:

a)

de identiteit en de karakterisering van het additief, inclusief de voorgestelde specificaties en analytische gegevens;

b)

indien van toepassing, de deeltjesgrootte, de deeltjesgrootteverdeling en andere fysisch-chemische kenmerken;

c)

het vervaardigingsproces;

d)

aanwezigheid van verontreinigingen;

e)

de stabiliteit, reactie en lotgevallen in levensmiddelen waaraan het additief wordt toegevoegd;

f)

indien van toepassing, de bestaande goedkeuringen en risicobeoordelingen;

g)

voorgestelde normale en maximale gebruiksniveaus in de in de EU-lijst vermelde levensmiddelencategorieën, in een nieuw voorgestelde levensmiddelencategorie of in een meer specifiek levensmiddel dat tot een van deze categorieën behoort;

h)

een beoordeling van de blootstelling door voeding;

i)

de biologische en toxicologische gegevens.

2.   Wat de in lid 1, onder i), bedoelde biologische en toxicologische gegevens betreft, worden de volgende kerngebieden bestreken:

a)

toxicokinetiek,

b)

subchronische toxiciteit,

c)

genotoxiciteit,

d)

chronische toxiciteit/carcinogeniteit,

e)

voortplantings- en ontwikkelingstoxiciteit.

Artikel 7

Voor het risicobeheer van levensmiddelenadditieven vereiste gegevens

1.   Het ter staving van een aanvraag ingediende dossier omvat de nodige informatie om te verifiëren of er een redelijke technologische behoefte bestaat die niet kan worden vervuld met andere economisch en technologisch bruikbare methoden en of het voorgestelde gebruik de consument niet misleidt in de zin van artikel 6, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1333/2008.

2.   Om te zorgen voor de in lid 1 bedoelde verificatie wordt passende en toereikende informatie verstrekt over:

a)

de identiteit van het levensmiddelenadditief, inclusief verwijzing naar de bestaande specificaties;

b)

de functie van en de technologische behoefte aan het voorgestelde niveau voor elke levensmiddelencategorie of elk product waarvoor om goedkeuring wordt verzocht en een verklaring dat dit niet met andere economisch en technologisch bruikbare methoden redelijkerwijs kan worden bereikt;

c)

de onderzoeken naar de doeltreffendheid van het levensmiddelenadditief voor het beoogde effect op het voorgestelde gebruiksniveau;

d)

voordelen en baten voor de consument. De aanvrager houdt rekening met de voorschriften van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1333/2008;

e)

waarom het gebruik de consument niet misleidt;

f)

voorgestelde normale en maximale gebruiksniveaus in de in de EU-lijst vermelde levensmiddelencategorieën, in een nieuw voorgestelde levensmiddelencategorie of in een meer specifiek levensmiddel dat tot een van deze categorieën behoort;

g)

de blootstellingsbeoordeling, gebaseerd op het normale en maximale beoogde gebruik voor elk van de betrokken categorieën of producten;

h)

de hoeveelheid van het levensmiddelenadditief die aanwezig is in het eindproduct zoals het door de consument wordt geconsumeerd;

i)

analysemethoden voor de identificatie en kwantificering van het additief of de residuen daarvan in levensmiddelen;

j)

indien van toepassing, naleving van de specifieke voorwaarden voor zoetstoffen en kleurstoffen, als vastgesteld in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1333/2008.

Artikel 8

Voor de risicobeoordeling van voedingsenzymen vereiste specifieke gegevens

1.   Naast de krachtens artikel 5 te verstrekken gegevens wordt informatie verstrekt over:

a)

na(a)m(en), synoniemen, afkortingen en classificatie(s);

b)

nummer Enzymcommissie;

c)

de voorgestelde specificaties, waaronder de oorsprong;

d)

de eigenschappen;

e)

de verwijzing naar soortgelijke voedingsenzymen;

f)

het uitgangsmateriaal;

g)

het vervaardigingsproces;

h)

de stabiliteit, reactie en lotgevallen in levensmiddelen waarin het voedingsenzym wordt gebruikt;

i)

indien van toepassing, de bestaande goedkeuringen en evaluaties;

j)

de voorgestelde gebruiksdoeleinden in levensmiddelen en, indien van toepassing, de voorgestelde normale en maximale gebruiksniveaus;

k)

de beoordeling van de blootstelling door voeding;

l)

de biologische en toxicologische gegevens.

2.   Wat de in lid 1, onder l) bedoelde biologische en toxicologische gegevens betreft, worden de volgende kerngebieden bestreken:

a)

subchronische toxiciteit;

b)

genotoxiciteit.

Artikel 9

Voor het risicobeheer van voedingsenzymen vereiste gegevens

1.   Het ter staving van een aanvraag ingediende dossier omvat de nodige informatie om te verifiëren of er een redelijke technologische behoefte bestaat en of het voorgestelde gebruik de consument niet misleidt in de zin van artikel 6, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1332/2008.

2.   Om te zorgen voor de in lid 1 bedoelde verificatie wordt passende en toereikende informatie verstrekt over:

a)

de identiteit van het voedingsenzym, inclusief verwijzing naar de specificaties;

b)

de functie en de technologische behoefte, inclusief een beschrijving van het(de) typische proces(sen) waarin het voedingsenzym kan worden toegepast;

c)

het effect van het voedingsenzym op het eindproduct;

d)

waarom het gebruik de consument niet misleidt;

e)

de voorgestelde normale en maximale gebruiksniveaus, indien van toepassing;

f)

de beoordeling van de blootstelling door voeding, als beschreven in de richtsnoeren van de EFSA over voedingsenzymen (13).

Artikel 10

Voor de risicobeoordeling van aroma's vereiste specifieke gegevens

1.   Naast de krachtens artikel 5 te verstrekken gegevens wordt informatie verstrekt over:

a)

het vervaardigingsproces;

b)

specificaties;

c)

indien van toepassing, informatie over deeltjesgrootte, deeltjesgrootteverdeling en andere fysisch-chemische kenmerken;

d)

indien van toepassing, de bestaande goedkeuringen en evaluaties;

e)

de voorgestelde gebruiksdoeleinden in levensmiddelen en de voorgestelde normale en maximale gebruiksniveaus in de categorieën overeenkomstig de EU-lijst of in een meer gespecificeerde productsoort binnen de categorieën;

f)

de gegevens over de voedingsbronnen;

g)

de beoordeling van de blootstelling door voeding;

h)

de biologische en toxicologische gegevens.

2.   Wat de in lid 1, onder h) bedoelde biologische en toxicologische gegevens betreft, worden de volgende kerngebieden bestreken:

a)

onderzoek naar de structurele/metabolische overeenkomsten met aromastoffen in een bestaande aromagroepevaluatie (FGE);

b)

genotoxiciteit;

c)

subchronische toxiciteit, indien van toepassing;

d)

ontwikkelingstoxiciteit, indien van toepassing;

e)

chronische-toxiciteits- en carcinogeniteitsgegevens, indien van toepassing.

Artikel 11

Voor het risicobeheer van aroma's vereiste gegevens

Het ter staving van een aanvraag ingediende dossier omvat de volgende informatie:

a)

de identiteit van het aroma, inclusief verwijzing naar de bestaande specificaties;

b)

organoleptische eigenschappen van de stof;

c)

de voorgestelde normale en maximale gebruiksniveaus in de levensmiddelencategorieën of in een meer specifiek levensmiddel dat tot een van deze categorieën behoort;

d)

de blootstellingsbeoordeling, gebaseerd op het normale en maximale beoogde gebruik voor elk van de betrokken categorieën of producten.

HOOFDSTUK III

REGELINGEN VOOR HET CONTROLEREN VAN DE GELDIGHEID VAN EEN AANVRAAG

Artikel 12

Procedures

1.   Bij ontvangst van een aanvraag gaat de Commissie onverwijld na of het levensmiddelenadditief, voedingsenzym of aroma onder de werkingssfeer van de desbetreffende sectorale levensmiddelenwet valt en of de aanvraag alle in hoofdstuk II vereiste elementen bevat.

2.   Wanneer de aanvraag alle in hoofdstuk II vereiste elementen bevat, verzoekt de Commissie de EFSA zo nodig om de geschiktheid van de gegevens voor de risicobeoordeling overeenkomstig de wetenschappelijke adviezen over de gegevensvereisten voor de evaluatie van aanvragen in verband met stoffen te verifiëren en zo nodig een advies op te stellen.

3.   Binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek van de Commissie stelt de EFSA de Commissie per brief in kennis van de geschiktheid van de gegevens voor de risicobeoordeling. Als de gegevens geschikt voor de risicobeoordeling worden geacht, gaat de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 bedoelde evaluatieperiode in op de datum waarop de brief van de EFSA door de Commissie wordt ontvangen.

Overeenkomstig artikel 17, lid 4, tweede alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 1332/2008 is bij vaststelling van de EU-lijst van voedingsenzymen artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 niet van toepassing.

4.   Bij indiening van een aanvraag tot bijwerking van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen of aroma's kan de Commissie de aanvrager verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over zaken in verband met de geldigheid van de aanvraag en de aanvrager in kennis stellen van de termijn voor de verstrekking van die informatie. Bij overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1332/2008 ingediende aanvragen stelt de Commissie die termijn tezamen met de aanvrager vast.

5.   Wanneer de aanvraag niet onder de desbetreffende sectorale levensmiddelenwet valt of niet alle krachtens hoofdstuk II vereiste elementen bevat of wanneer de EFSA van mening is dat de gegevens voor de risicobeoordeling niet geschikt zijn, wordt de aanvraag niet als geldig beschouwd. In dat geval stelt de Commissie de aanvrager, de lidstaten en de EFSA hiervan in kennis, onder opgave van de redenen waarom de aanvraag niet als geldig wordt beschouwd.

6.   In afwijking van lid 5 kan een aanvraag als geldig worden beschouwd, ook al bevat zij niet alle krachtens hoofdstuk II vereiste elementen, als de aanvrager verifieerbare bewijsstukken voor elk ontbrekend element heeft verstrekt.

HOOFDSTUK IV

ADVIES VAN DE EFSA

Artikel 13

In het advies van de EFSA op te nemen informatie

1.   Het advies van de EFSA omvat de volgende informatie:

a)

de identiteit en de karakterisering van het levensmiddelenadditief, voedingsenzym of aroma;

b)

de beoordeling van de biologische en toxicologische gegevens;

c)

een beoordeling van de blootstelling door voeding voor de Europese bevolking, rekening houdend met andere mogelijke bronnen van blootstelling door voeding;

d)

een algemene risicobeoordeling voor de vaststelling, indien mogelijk en relevant, van een gezondheidsgebaseerde richtwaarde, waarbij op eventuele onzekerheden en beperkingen wordt gewezen;

e)

wanneer de blootstelling door voeding de in de algemene risicobeoordeling vastgestelde gezondheidsgebaseerde richtwaarde overschrijdt, wordt de beoordeling van de blootstelling door voeding voor de stof verder gedetailleerd, waarbij zo mogelijk de bijdrage aan de totale blootstelling wordt vermeld van elke levensmiddelencategorie of elk levensmiddel waarvan het gebruik is toegestaan of aangevraagd;

f)

conclusies.

2.   De Commissie kan in haar verzoek om een advies van de EFSA om meer specifieke aanvullende informatie vragen.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 11 september 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(3)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7.

(4)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34.

(5)  http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/1188.pdf

(6)  http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/1305.pdf

(7)  http://www.efsa.europa.eu/en/scdocs/doc/1623.pdf

(8)  PB L 50 van 20.2.2004, blz. 44.

(9)  OECD Series on Principles of Good Laboratory Practice and Compliance Monitoring. Number 1. OECD Principles on Good Laboratory Practice (als herzien in 1997) ENV/MC/CHEM(98)17.

(10)  http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal.htm

(11)  http://ec.europa.eu/dgs/health_consumer/index_en.htm

(12)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(13)  Guidance of EFSA prepared by the Scientific Panel of Food Contact Material, Enzymes, Flavourings and Processing Aids on the Submission of a Dossier on Food Enzymes. EFSA Journal (2009) 1305, p. 1.


BIJLAGE

MODELBRIEF TER BEGELEIDING VAN EEN AANVRAAG VOOR LEVENSMIDDELENADDITIEVEN

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: …

Betreft: Aanvraag tot goedkeuring van een levensmiddelenadditief overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008.

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw levensmiddelenadditief

Aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief

Aanvraag tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

De aanvrager(s) en/of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Europese Unie

(naam, adres, …)

dient(dienen) deze aanvraag in om de EU-lijst van levensmiddelenadditieven bij te werken.

Naam van het levensmiddelenadditief:

ELINCS- of EINECS-nummer (indien toegekend)

CAS-nr. (indien van toepassing)

Functionele klasse(n) van levensmiddelenadditieven (1):

(lijst)

Levensmiddelencategorieën en vereiste niveaus:

Levensmiddelencategorie

Normaal gebruiksniveau

Maximaal voorgesteld gebruiksniveau

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: …

Bijlagen:

Volledig dossier

Openbare samenvatting van het dossier

Gedetailleerde samenvatting van het dossier

Lijst van de delen van het dossier die als vertrouwelijk moeten worden behandeld

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)

MODELBRIEF TER BEGELEIDING VAN EEN AANVRAAG VOOR VOEDINGSENZYMEN

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: …

Betreft: Aanvraag tot goedkeuring van een voedingsenzym overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008.

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw voedingsenzym

Aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd voedingsenzym

Aanvraag tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd voedingsenzym

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

De aanvrager(s) en/of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Europese Unie

(naam, adres, …)

dient(dienen) deze aanvraag in om de EU-lijst van voedingsenzymen bij te werken.

Naam van het voedingsenzym:

Enzymclassificatienummer van de Enzymcommissie van de IUBMB

Uitgangsmateriaal

Naam

Specificaties

Levensmiddelen

Gebruiksvoorwaarden

Beperkingen op de verkoop van het voedingsenzym aan de eindverbruiker

Specifiek voorschrift ten aanzien van de etikettering van levensmiddelen

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: …

Bijlagen:

Volledig dossier

Openbare samenvatting van het dossier

Gedetailleerde samenvatting van het dossier

Lijst van de delen van het dossier die als vertrouwelijk moeten worden behandeld

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)

MODELBRIEF TER BEGELEIDING VAN EEN AANVRAAG VOOR AROMA'S

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: …

Betreft: Aanvraag tot goedkeuring van een aroma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008.

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuwe aromastof

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw aromatiserend preparaat

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuwe aromaprecursor

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw via een thermisch procedé verkregen aroma

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw overig aroma

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw uitgangsmateriaal

Aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd levensmiddelenaroma

Aanvraag tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd levensmiddelenaroma

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

De aanvrager(s) en/of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Europese Unie

(naam, adres, …)

dient(dienen) deze aanvraag in om de EU-lijst van levensmiddelenaroma's bij te werken.

Naam van het aroma of uitgangsmateriaal:

FL-, CAS-, JECFA-, CoE-nummer (indien toegekend)

Organoleptische eigenschappen van het aroma

Levensmiddelencategorieën en vereiste niveaus:

Levensmiddelencategorie

Normaal gebruiksniveau

Maximaal voorgesteld gebruiksniveau

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: …

Bijlagen:

Volledig dossier

Openbare samenvatting van het dossier

Gedetailleerde samenvatting van het dossier

Lijst van de delen van het dossier die als vertrouwelijk moeten worden behandeld

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)


(1)  De functionele klassen van levensmiddelenadditieven in levensmiddelen en van levensmiddelenadditieven in levensmiddelenadditieven en voedselenzymen staan vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. Als het additief niet tot een van de vermelde klassen behoort, kan een nieuwe functioneleklasnaam en definitie worden voorgesteld.


11.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 64/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 235/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 maart 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

122,2

MA

55,0

TN

115,9

TR

82,8

ZZ

94,0

0707 00 05

TR

166,8

ZZ

166,8

0709 90 70

MA

43,0

TR

137,5

ZZ

90,3

0805 10 20

EG

56,5

IL

70,5

JM

51,6

MA

49,2

TN

56,2

TR

69,8

ZZ

59,0

0805 50 10

EG

42,1

MA

42,1

TR

48,3

ZZ

44,2

0808 10 80

AR

99,8

CA

101,6

CL

119,8

CN

101,7

MK

52,3

US

146,4

ZA

67,5

ZZ

98,4

0808 20 50

AR

89,7

CL

103,2

CN

53,6

US

182,7

ZA

88,8

ZZ

103,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


11.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 64/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 236/2011 VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 232/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 maart 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 63 van 10.3.2011, blz. 15.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 11 maart 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

57,95

0,00

1701 11 90 (1)

57,95

0,00

1701 12 10 (1)

57,95

0,00

1701 12 90 (1)

57,95

0,00

1701 91 00 (2)

54,91

1,00

1701 99 10 (2)

54,91

0,00

1701 99 90 (2)

54,91

0,00

1702 90 95 (3)

0,55

0,19


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

11.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 64/29


UITVOERINGSBESLUIT 2011/156/GBVB VAN DE RAAD

van 10 maart 2011

tot uitvoering van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Besluit 2011/137/GBVB van de Raad van 28 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (1), en met name artikel 8, lid 2, in samenhang met artikel 31, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 28 februari 2011 Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië vastgesteld.

(2)

Gelet op de ernst van de situatie in Libië moeten bijkomende personen en entiteiten worden toegevoegd aan de in bijlage IV van genoemd besluit opgenomen lijst van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De personen en entiteiten in de bijlage bij dit besluit worden opgenomen in bijlage IV bij Besluit 2011/137/GBVB.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MARTONYI J.


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 53.


BIJLAGE

Personen en entiteiten bedoeld in artikel 1

Personen

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

de heer Mustafa Zarti

geboren op 29 maart 1970, Oostenrijks staatsburger (paspoortnr. P1362998, geldig van 6 november 2006 tot en met 5 november 2016)

Nauw gelieerd aan het regime en vice-CEO van de „Libyan Investment Authority”, bestuurslid van de National Oil Corporation, hoofd van het oliebedrijf „Tamoil” en vicevoorzitter van de First Energy Bank in Bahrein

 (1)


Entiteiten

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Central Bank of Libya (CBL)

 

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)

2.

Libya Africa Investment Portfolio

Jamahiriya Street, LAP Building, PO Box 91330, Tripoli, Libië

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)

3.

Libyan Foreign Bank

 

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)

4.

Libyan Housing and Infrastructure Board (HIB)

Tajora, Tripoli, Libië Wetgevingsnummer: 60/2006 van het Algemeen Volkscomité van Libië

Tel: +218 21 369 1840,

Fax: +218 21 369 6447

http://www.hib.org.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financier μingsbron voor zijn regime

 (1)

5.

Libyan Investment Authority (LIA, ook bekend als Libyan Arab Foreign Investment Company (LAFICO))

I Fateh Tower Office No.99 22nd Floor, Borgaida Street, Tripoli, 1103 Libië,

Tel.: 218 21.336 2091,

Fax: 218 21 336 2082,

www.lia.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie, en mogelijke financieringsbron voor zijn regime

 (1)


(1)  Datum van aanneming