ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.052.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 52

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
25 februari 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/116/EU

 

*

Besluit van de Raad van 13 december 2010 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

1

Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en financiële tegenprestaties als bedoeld in de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

3

 

 

2011/117/EU

 

*

Besluit van de Raad van 18 januari 2011 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

33

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

34

 

 

2011/118/EU

 

*

Besluit van de Raad van 18 januari 2011 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

45

Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

47

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 156/2011 van de Raad van 13 december 2010 betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

66

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

25.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 december 2010

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

(2011/116/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, juncto artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 april 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 805/2006 betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia (1) (hierna „de partnerschapsovereenkomst”) vastgesteld.

(2)

Een protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en financiële tegenprestaties als bedoeld in de partnerschapsovereenkomst (hierna „het vorige protocol”) was gehecht aan de partnerschapsovereenkomst. Het vorige protocol is op 25 februari 2010 verstreken.

(3)

De Unie en de Federale Staten van Micronesia (hierna „Micronesia”) hebben vervolgens onderhandeld over een nieuw protocol (hierna „het protocol”) bij de partnerschapsovereenkomst waarbij aan EU-vaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover Micronesia de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezit.

(4)

Na afloop van die onderhandelingen is op 7 mei 2010 het protocol bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd.

(5)

Overeenkomstig artikel 15 van het protocol dient het vanaf de datum van ondertekening ervan voorlopig te worden toegepast.

(6)

Gelet op het feit dat het vorige protocol reeds is verstreken, is het van essentieel belang dat het protocol zo spoedig mogelijk wordt toegepast, teneinde de snelle hervatting van de visserijactiviteiten van EU-vaartuigen te verzekeren.

(7)

Het protocol dient te worden ondertekend en voorlopig te worden toegepast in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en financiële tegenprestaties als bedoeld in de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia (hierna „het protocol”) wordt namens de Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van het protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Unie het Protocol te ondertekenen, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

Artikel 3

In afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan, wordt het protocol overeenkomstig artikel 15 ervan voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening ervan (2).

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 13 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

K. PEETERS


(1)  PB L 151 van 6.6.2006, blz. 1.

(2)  De datum van ondertekening van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad worden bekendgemaakt.


PROTOCOL

tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en financiële tegenprestaties als bedoeld in de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

Artikel 1

Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden

1.   Op grond van artikel 6 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij verlenen de FSM jaarlijkse vangstmogelijkheden aan EU-vaartuigen voor de tonijnvisserij in overeenstemming met titel 24 van het Wetboek van de FSM en binnen de grenzen die zijn vastgesteld in het kader van de instandhoudings- en beheersmaatregelen (CMM — conservation and management measures) van de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC — Western and Central Pacific Fisheries Commission), en met name CMM 2008-01.

2.   Voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit protocol voorzien de vangstmogelijkheden als bedoeld in artikel 5 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij in de afgifte van jaarlijkse vismachtigingen om in de EEZ van de FSM te vissen voor 6 ringzegenvaartuigen en 12 beugvisserijvaartuigen.

3.   De leden 1 en 2 zijn van toepassing onverminderd de artikelen 5, 6, 8 en 10 van dit protocol.

Artikel 2

Financiële tegenprestatie — Betalingswijze

1.   De in artikel 7 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij bedoelde financiële tegenprestatie wordt voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde periode vastgesteld op 559 000 EUR per jaar.

2.   Deze financiële tegenprestatie omvat:

a)

een jaarlijks bedrag van 520 000 EUR voor de toegang tot de EEZ van de FSM, wat overeenkomt met een referentiehoeveelheid van 8 000 ton per jaar minus 111 800 EUR, en

b)

een specifiek bedrag van 150 800 EUR per jaar voor de ondersteuning en tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van de FSM.

3.   Lid 1 van dit artikel is van toepassing onverminderd de artikelen 4, 5 en 6 van dit protocol en de artikelen 13 en 14 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij.

4.   Indien de totale hoeveelheid door EU-vaartuigen in de EEZ van de FSM gevangen tonijn meer dan 8 000 ton per jaar bedraagt, wordt het totale bedrag van de jaarlijkse financiële tegenprestatie met 65 EUR per extra ton gevangen tonijn verhoogd. Het door de Europese Unie te betalen jaarlijkse totaalbedrag mag evenwel niet meer bedragen dan het dubbele van het in lid 2, onder a), genoemde bedrag van de financiële tegenprestatie. Indien de vangsten van de EU-vaartuigen meer bedragen dan het dubbele van de in lid 2, onder a), genoemde hoeveelheid, plegen beide partijen zo spoedig mogelijk overleg om het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag vast te stellen.

5.   Voor het eerste jaar gebeurt de betaling uiterlijk 45 dagen na de inwerkingtreding van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij, en voor de volgende jaren uiterlijk op de verjaardatum van het protocol.

6.   De beslissing over de bestemming van de in artikel 2, lid 2, onder a), gespecificeerde financiële tegenprestatie valt onder de exclusieve bevoegdheid van de FSM.

7.   Het bedrag van de financiële tegenprestatie wordt overgemaakt op de rekening van de regering van de FSM bij de Bank of FSM Micronesia in Honolulu, Hawaï. Bankgegevens:

Bank of FSM Micronesia, Honolulu Hawaï

ABA-nummer 1213-02373

Rekeningnummer 08-18-5018

Rekeninghouder: Regering van de FSM.

8.   Ten bewijze van de betalingen worden kopieën van betalingen of elektronische overschrijvingen aan de nationale autoriteit voor het beheer van de oceanische rijkdommen (National Oceanic Resource Management Authority — NORMA) van de FSM toegezonden.

Artikel 3

Bevordering van een verantwoorde visserij in de wateren van de FSM

1.   Uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit protocol komen de Europese Unie en de FSM in de gemengde commissie als bedoeld in artikel 9 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen overeen, die met name het volgende omvatten:

a)

jaarlijkse en meerjarige richtsnoeren voor het gebruik van de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie voor de jaarlijks uit te voeren initiatieven;

b)

de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om op termijn een duurzame en verantwoorde visserij tot stand te brengen en te bevorderen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten in de nationale beleidslijnen van de FSM op het gebied van visserij en andere gebieden die met de bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij in verband staan of deze kunnen beïnvloeden;

c)

criteria en procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten.

2.   Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten in het gemengde comité door beide partijen worden goedgekeurd.

3.   Met het oog op de tenuitvoerlegging van het meerjarige programma wijzen de FSM in voorkomend geval jaarlijks een extra bedrag toe aan de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde financiële tegenprestatie. Deze toewijzing dient te worden gemeld aan de Europese Unie. De FSM stellen de Europese Commissie uiterlijk 45 dagen vóór de verjaardatum van het protocol, in kennis van de nieuwe toewijzing.

4.   Wanneer de jaarlijkse beoordeling van de resultaten van de tenuitvoerlegging van het meerjarige sectorale programma zulks rechtvaardigt, kan de Europese Commissie verzoeken het in artikel 2, lid 2, onder b), van dit protocol vastgestelde deel van de financiële tegenprestatie te verlagen om het daadwerkelijk voor de tenuitvoerlegging van het programma toegewezen bedrag aan te passen aan die resultaten.

Artikel 4

Wetenschappelijke samenwerking voor een verantwoorde visserij

1.   Beide partijen verbinden zich tot het bevorderen van een verantwoorde visserij in de EEZ van de FSM zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in deze wateren vissen.

2.   Gedurende de door dit protocol bestreken periode garanderen de Europese Unie en de FSM een duurzaam gebruik van de visbestanden in de EEZ van de FSM.

3.   De partijen verbinden zich ertoe de subregionale samenwerking op het gebied van verantwoorde visserij te bevorderen, met name in het kader van de WCPFC en iedere andere betrokken subregionale of internationale organisatie.

4.   Overeenkomstig artikel 4 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij, artikel 4, lid 1, van dit protocol en in het licht van het beste beschikbare wetenschappelijke advies plegen de partijen overleg in de gemengde commissie als bedoeld in artikel 9 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij en stellen waar nodig maatregelen vast ten aanzien van de activiteiten van op grond van het protocol visgerechtigde EU-vaartuigen waaraan overeenkomstig de bijlage een vismachtiging is afgegeven, met het oog op een duurzaam beheer van de in de EEZ van de FSM beviste bestanden.

Artikel 5

Aanpassing van de vangstmogelijkheden in onderlinge overeenstemming

De in artikel 1 van dit protocol bedoelde vangstmogelijkheden kunnen in onderlinge overeenstemming worden aangepast, mits de door de WCPFC vastgestelde aanbevelingen bevestigen dat deze aanpassing het duurzame beheer van de visbestanden van de FSM ten goede zal komen. De in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig en pro rata temporis aangepast.

Artikel 6

Nieuwe vangstmogelijkheden

1.   Indien EU-vaartuigen belangstelling hebben voor andere dan in artikel 1 van dit protocol bedoelde vangstmogelijkheden, dienen de FSM hiervan in kennis te worden gesteld in de vorm van een blijk van belangstelling of een verzoek. Een dergelijk verzoek wordt slechts ingewilligd overeenkomstig de wet- en regelgeving van de FSM en kan aanleiding geven tot een nieuwe overeenkomst.

2.   De partijen mogen gezamenlijke experimentele visserijsurveys in de EEZ van de FSM verrichten voor zover deze in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving van de FSM. Met het oog hierop en onder voorbehoud van een wetenschappelijke beoordeling plegen zij overleg op verzoek van één van de partijen en bepalen zij per geval de nieuwe bestanden, voorwaarden en andere parameters.

3.   De partijen oefenen experimentele visserijactiviteiten uit in onderling overleg, in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de FSM. Machtigingen voor experimentele visserij worden afgegeven voor testdoeleinden en de looptijd en begindatum ervan worden in onderlinge overeenstemming door beide partijen vastgesteld.

4.   Wanneer de partijen vaststellen dat de experimentele surveys positieve resultaten hebben opgeleverd zonder aantasting van de ecosystemen en met instandhouding van de levende mariene rijkdommen, kunnen na overleg tussen beide partijen nieuwe vangstmogelijkheden aan EU-vaartuigen worden toegekend.

Artikel 7

Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij — exclusiviteitsclausule

1.   EU-vaartuigen mogen slechts visserijactiviteiten uitoefenen in de EEZ van de FSM als zij in het bezit zijn van een geldige vismachtiging die door de NORMA van de FSM in het kader van dit protocol is afgegeven.

2.   Voor visserijcategorieën die niet onder het van kracht zijnde protocol vallen, en voor de experimentele visserij kan de NORMA van de FSM vismachtigingen afgeven aan EU-vaartuigen. Deze machtigingen worden evenwel slechts in onderling overleg en in overeenstemming met de wet- en regelgeving van de FSM afgegeven.

Artikel 8

Opschorting en herziening van de betaling van de financiële tegenprestatie

1.   De in artikel 2, lid 2, onder a) en b), bedoelde financiële tegenprestatie wordt opgeschort of herzien wanneer:

a)

abnormale omstandigheden, met uitzondering van natuurverschijnselen, de visserij in de EEZ van de FSM onmogelijk maken, of

b)

één van de partijen na ingrijpende wijzigingen in de beleidslijnen die tot de sluiting van dit protocol hebben geleid, om herziening van deze bepalingen verzoekt met het oog op een eventuele wijziging daarvan, of

c)

de Europese Unie in de FSM een inbreuk vaststelt op essentiële en fundamentele aspecten van de mensenrechten zoals verankerd in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou.

2.   De Europese Unie behoudt zich het recht voor om de betaling van het in artikel 2, lid 2, onder b), van dit protocol bedoelde specifieke bedrag geheel of gedeeltelijk op te schorten wanneer:

a)

de resultaten na de evaluatie in de gemengde commissie niet in overeenstemming met de programmering blijken te zijn, of

b)

de FSM hun verplichtingen ten aanzien van dit specifieke bedrag niet zijn nagekomen.

3.   De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de situatie, zoals die was vóór de vorengenoemde omstandigheden, weer is hersteld en na overleg en overeenstemming tussen beide partijen, die bevestigen dat normale visserijactiviteiten opnieuw mogelijk zijn.

Artikel 9

Opschorting en wederafgifte van de vismachtiging

De FSM behouden zich het recht voor om de in artikel 1, lid 2, van dit protocol bedoelde vismachtigingen op te schorten wanneer:

a)

een bepaald vaartuig een ernstige inbreuk op de wet- en regelgeving van de FSM heeft begaan, of

b)

door de reder geen gevolg is gegeven aan een rechterlijk bevel met betrekking tot de inbreuk van een bepaald vaartuig. Zodra gevolg is gegeven aan het rechterlijk bevel, wordt de vismachtiging voor het vaartuig opnieuw afgegeven voor de resterende geldigheidsduur ervan.

Artikel 10

Opschorting van de toepassing van het protocol

1.   De toepassing van dit protocol wordt op initiatief van één van beide partijen opgeschort wanneer:

a)

abnormale omstandigheden, met uitzondering van natuurverschijnselen, de visserij in de EEZ van de FSM onmogelijk maken, of

b)

de Europese Unie de in artikel 2, lid 2, onder a), van dit protocol bedoelde betalingen niet verricht om redenen die niet in artikel 8 van dit protocol worden genoemd, of

c)

er een geschil tussen de partijen ontstaat inzake de interpretatie of de toepassing van dit protocol, of

d)

één van de partijen de in dit protocol vastgelegde bepalingen niet naleeft, of

e)

één van de partijen na ingrijpende wijzigingen in de beleidslijnen die tot de sluiting van dit protocol hebben geleid, om herziening van deze bepalingen verzoekt met het oog op een eventuele wijziging daarvan, of

f)

één van de partijen een inbreuk vaststelt op essentiële en fundamentele aspecten van de mensenrechten zoals verankerd in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou.

2.   De toepassing van het protocol kan op initiatief van een partij worden opgeschort wanneer het geschil tussen de partijen als ernstig wordt beschouwd en het overleg tussen beide partijen niet tot een minnelijke schikking heeft geleid.

3.   De toepassing van het protocol kan slechts worden opgeschort indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum waarop de opschorting van kracht wordt, kenbaar maakt.

4.   In geval van schorsing van de toepassing blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van hun geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig verlaagd pro rata temporis, afhankelijk van de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is opgeschort.

Artikel 11

Nationale wet- en regelgeving

1.   De activiteiten van EU-vissersvaartuigen die in de EEZ van de FSM actief zijn, vallen onder de in de FSM geldende wet- en regelgeving, tenzij anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol en de bijbehorende bijlage en aanhangsels.

2.   De FSM stellen de Europese Commissie in kennis van alle nieuwe wetgeving of wijzigingen in bestaande wetgeving op het gebied van het visserijbeleid, en dit uiterlijk 3 maanden vóór de inwerkingtreding daarvan.

Artikel 12

Intrekking van het vorige protocol

Het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de Federale Staten van Micronesia, dat op 26 februari 2007 in werking is getreden, wordt ingetrokken en vervangen door het onderhavige protocol en de bijbehorende bijlagen.

Artikel 13

Looptijd

Dit protocol en de bijlagen daarbij zijn van toepassing voor een periode van vijf jaar, tenzij zij overeenkomstig artikel 14 van dit protocol worden opgezegd.

Artikel 14

Opzegging

1.   In geval van opzegging van het protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging van kracht wordt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het protocol op te zeggen. De verzending van de in het voorgaande lid bedoelde kennisgeving geeft aanleiding tot het aanvatten van raadplegingen tussen partijen.

2.   De in artikel 2 van dit protocol bedoelde financiële tegenprestatie voor het jaar waarin de opzegging van kracht wordt, wordt evenredig en pro rata temporis verlaagd.

Artikel 15

Voorlopige toepassing

Dit protocol is voorlopig van toepassing vanaf de datum van ondertekening.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit protocol en de bijlage daarbij treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen van de voltooiing van de hiertoe noodzakelijke procedures.

BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ DOOR EU-VAARTUIGEN IN DE VISSERIJZONE VAN DE FSM

HOOFDSTUK I

BEHEERSMAATREGELEN

AFDELING 1

Afgifte van vismachtigingen (vergunningen)

1.

Alleen visgerechtigde vaartuigen komen in aanmerking voor een vismachtiging om in de exclusieve economische zone (EEZ) van de Federale Staten van Micronesia (EEZ van de FSM) te vissen.

2.

Een vaartuig wordt slechts gemachtigd indien de reder en de kapitein alle voorafgaande verplichtingen in verband met visserijactiviteiten in de Federale Staten van Micronesia (FSM) uit hoofde van de overeenkomst zijn nagekomen. Het vaartuig zelf moet geregistreerd zijn in het regionaal FFA-register van vissersvaartuigen en het WCPFC-register van vissersvaartuigen.

3.

Alle EU-vaartuigen waarvoor een vismachtiging wordt aangevraagd, moeten zijn vertegenwoordigd door een in de FSM verblijvende agent. De naam, het adres en de contactgegevens van deze vertegenwoordiger worden in de vismachtigingsaanvraag vermeld.

4.

De Europese Commissie dient ten minste 30 dagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidstermijn van de vismachtiging bij de directeur (Executive Director) van de nationale autoriteit voor het beheer van de oceanische rijkdommen (National Oceanic Resource Management Authority, NORMA FSM), per e-mail (norma@mail.fm) een aanvraag in voor elk vaartuig dat in het kader van de overeenkomst de visserij wenst te beoefenen, en bezorgt een kopie daarvan aan de delegatie van de Europese Unie voor de FSM (hierna „de delegatie” genoemd).

5.

Aanvragen worden bij de directeur ingediend op het formulier volgens het model in aanhangsel 1a voor een eerste vismachtigingsaanvraag en volgens het model in aanhangsel 1b voor de verlenging van een vismachtiging.

6.

De NORMA van de FSM neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in het kader van de vismachtigingsaanvraag ontvangen gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Deze gegevens worden uitsluitend in het kader van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst gebruikt.

7.

Elke vismachtigingsaanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens en documenten:

a)

de betaling of het bewijs van betaling van de visrechten voor de geldigheidsduur van de vismachtiging;

b)

een door de vlaggenstaat voor eensluidend gewaarmerkte kopie van de meetbrief waarop in BRT of BT de tonnage van het vaartuig is aangegeven;

c)

een recente, gecertificeerde kleurenfoto van ten minste 15 × 10 cm met een zijaanzicht van het vaartuig in de huidige staat;

d)

elk ander document of attest dat op grond van de bijzondere bepalingen voor het betrokken vaartuigtype in het kader van dit protocol vereist is;

e)

een bewijs van registratie in het regionaal FFA-register van vaartuigen en het WCPFC-register van vissersvaartuigen;

f)

een kopie van het verzekeringsbewijs in het Engels voor de hele looptijd van de vismachtiging;

g)

een bewijs van betaling van de aanvraagkosten ten belope van 460 EUR per vaartuig;

h)

een waarnemersbijdrage van 1 500 EUR per vaartuig.

8.

Alle bedragen worden overgemaakt op de rekening van de regering van de FSM bij de Bank of FSM Micronesia in Honolulu, Hawaï:

Bank of FSM Micronesia, Honolulu Hawaï

ABA-nummer 1213-02373

Rekeningnummer 08-18-5018

Rekeninghouder: Regering van de FSM.

9.

De rechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van havenbelastingen, kosten voor dienstverlening en rechten voor overlading.

10.

De vismachtigingen voor alle vaartuigen worden uiterlijk 30 werkdagen na de datum waarop de directeur alle in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 7, van deze bijlage bedoelde documenten ontvangt, aan de reders afgegeven in elektronische en papieren versie (met een elektronische kopie aan de Europese Commissie en de delegatie). De elektronische kopie wordt na ontvangst ervan alsnog vervangen door een papieren versie.

11.

De vismachtiging wordt afgegeven voor een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

12.

Wanneer wordt geconstateerd dat er sprake is van overmacht, kan de vismachtiging van een bepaald vaartuig op verzoek van de Europese Unie voor de resterende geldigheidsduur ervan worden vervangen door een nieuwe vismachtiging op naam van een ander vaartuig met vergelijkbare kenmerken, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten hoeven te worden betaald. De totale vangst van beide vaartuigen wordt in aanmerking genomen bij de bepaling van de eventueel door de Europese Unie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van het protocol op basis van de vangsten van de Europese Unie te verrichten aanvullende betalingen.

13.

De reder van het eerste vaartuig zendt de te annuleren vismachtiging via de delegatie terug aan de directeur.

14.

De nieuwe vismachtiging gaat in op de datum van afgifte ervan door de directeur en is geldig voor de resterende geldigheidsduur van de eerste vismachtiging. De delegatie wordt van de nieuwe vismachtiging in kennis gesteld.

15.

De vismachtiging moet te allen tijde aan boord worden gehouden, duidelijk zichtbaar in de stuurhut, onverminderd hoofdstuk V, afdeling 3, punt 1, van deze bijlage. Gedurende een redelijke periode na de afgifte van de vismachtiging, die niet meer dan 45 dagen mag bedragen, en in afwachting van de ontvangst van de originele vismachtiging geldt een elektronisch ontvangen document of een ander door de directeur erkend document als een geldig document en als toereikend bewijs ten behoeve van controle, toezicht en handhaving in verband met de overeenkomst. Het elektronisch ontvangen formulier wordt na ontvangst ervan alsnog vervangen door de papieren versie.

16.

De twee partijen komen overeen de invoering van een vismachtigingssysteem te bevorderen dat uitsluitend is gebaseerd op elektronische uitwisseling van alle hierboven genoemde gegevens en documenten. De twee partijen komen overeen ervoor te zorgen dat de papieren vismachtiging snel wordt vervangen door een elektronisch equivalent zoals de lijst van de in punt 1 van deze afdeling bedoelde vaartuigen die in de EEZ van de FSM mogen vissen.

AFDELING 2

Voorwaarden betreffende de vismachtiging — visrechten en voorschotten

1.

De vismachtigingen zijn één jaar geldig. De geldigheidsduur kan worden verlengd. Vismachtigingen kunnen slechts worden verlengd binnen de grenzen van de in het protocol vastgestelde beschikbare vangstmogelijkheden.

2.

De rechten bedragen 35 EUR per ton in de EEZ van de FSM gevangen vis.

3.

De vismachtigingen worden afgegeven na overmaking van de volgende forfaitaire bedragen op de in hoofdstuk 1, afdeling 1, punt 8, van deze bijlage vermelde rekening:

a)

15 000 EUR per vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 428 ton tonijn en tonijnachtigen per jaar. Voor het eerste toepassingsjaar van dit protocol is het voorschot dat de reders van EU-vaartuigen reeds hebben betaald in het kader van het vorige protocol van toepassing, en

b)

4 200 EUR per vaartuig voor de visserij met de drijvende beug, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 120 ton tonijn en tonijnachtigen per jaar.

4.

Uiterlijk op 30 juni van elk jaar stelt de Europese Commissie op basis van de door de reders opgestelde vangstaangiften de eindafrekening van de voor een bepaald visseizoen verschuldigde rechten vast voor de vangsten van het voorgaande jaar. De gegevens moeten zijn bevestigd door de voor de verificatie van vangstgegevens bevoegde wetenschappelijke instellingen van de Europese Unie, zoals het Institut de recherche pour le développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografia (IEO) of het Instituto de Investigação das Pescas e do Mar (IPIMAR).

5.

De door de Europese Commissie vastgestelde afrekening wordt ter controle en goedkeuring toegezonden aan de directeur.

De NORMA van de FSM kan bezwaar aantekenen tegen de afrekening tot 30 dagen na ontvangst daarvan en bij onenigheid de gemengde commissie bijeenroepen.

Indien binnen 30 dagen na ontvangst van de afrekening geen bezwaar wordt aangetekend, wordt de afrekening geacht door de NORMA van de FSM te zijn aanvaard.

6.

De eindafrekening wordt onverwijld en gelijktijdig meegedeeld aan de directeur en de delegatie en, via de nationale overheden, aan de reders.

7.

Eventuele aanvullende betalingen worden uiterlijk vijfenveertig (45) dagen na de kennisgeving van de bevestigde eindafrekening door de reders aan de FSM overgemaakt op de in hoofdstuk 1, afdeling 1, punt 8, van deze bijlage vermelde rekening.

8.

Als het bedrag van de eindafrekening kleiner is dan het in punt 3 van deze afdeling bedoelde voorschot, wordt het verschil echter niet aan de reder terugbetaald.

HOOFDSTUK II

VISSERIJZONES EN VISSERIJACTIVITEITEN

AFDELING 1

Visserijzones

1.

De in artikel 1 van het protocol bedoelde vaartuigen mogen visserijactiviteiten uitoefenen in de EEZ van de FSM, met uitzondering van de territoriale wateren en de banken die zijn aangegeven op de volgende kaarten: DMAHTC NO. 81019 (2e uitgave van maart 1945; herzien op 17 juli 1972, gecorrigeerd bij NM 3/78 van 21 juni 1978), DMAHTC NO. 81023 (3e uitgave van 7 augustus 1976) en DMAHATC NO. 81002 (4e uitgave van 26 januari 1980, gecorrigeerd bij NM 4/48). De directeur stelt de Europese Commissie ten minste twee maanden van tevoren in kennis van elke eventuele wijziging van deze gesloten gebieden.

2.

In geen geval zijn visserijactiviteiten toegestaan binnen 2 zeemijlen van door de regering van de FSM of enige andere natuurlijke of rechtspersoon beheerde geankerde visaantrekkende voorzieningen, waarvan de ligging aan de hand van de geografische coördinaten wordt meegedeeld, noch binnen 1 zeemijl van de onderwaterriffen die zijn aangegeven op de in lid 1 hierboven vermelde kaarten.

AFDELING 2

Visserijactiviteiten

1.

Ringzegenvaartuigen of beugvisserijvaartuigen mogen uitsluitend op tonijn en tonijnachtigen vissen. Alle incidentele bijvangsten van vis van andere soorten moeten worden gemeld aan de NORMA van de FSM.

2.

De visserijactiviteiten van EU-vaartuigen worden uitgeoefend in overeenstemming met de voorschriften in het kader van de instandhoudings- en beheersmaatregelen van de WCPFC, waaronder CMM-2008-01.

3.

Bodem- of koraalvisserij is in de EEZ van de FSM niet toegestaan.

4.

EU-vaartuigen moeten al hun vistuig vastsjorren wanneer zij zich in de binnenwateren van een staat, in de territoriale wateren of binnen 1 zeemijl van onderwaterriffen begeven.

5.

EU-vaartuigen zorgen ervoor dat hun visserijactiviteiten de traditionele plaatselijke visserij niet verstoren en laten alle schildpadden, zeezoogdieren, zeevogels en rifvissen op zodanige wijze vrij dat deze bijvangsten optimale overlevingskansen hebben.

6.

EU-vaartuigen en hun kapiteins en exploitanten zorgen ervoor dat hun visserijactiviteiten de activiteiten van andere vissersvaartuigen niet verstoren en het vistuig van andere vissersvaartuigen niet belemmeren.

HOOFDSTUK III

MONITORING

AFDELING 1

Regeling inzake de vangstregistratie

1.

De kapiteins van vaartuigen registreren in hun logboek de in aanhangsels 2a en 2b vermelde gegevens. Vaartuigen met een lengte van meer dan 24 meter kunnen vangst/logboekgegevens met ingang van 1 januari 2010 elektronisch indienen; voor vaartuigen met een lengte van meer dan 12 meter wordt de elektronische indiening geleidelijk ingevoerd vanaf 2012. De partijen komen overeen de invoering van een systeem voor vangstgegevens te bevorderen dat uitsluitend is gebaseerd op elektronische uitwisseling van alle hierboven beschreven gegevens. Beide partijen komen overeen ervoor te zorgen dat de papieren versies van de logboeken snel worden vervangen door elektronische versies.

2.

Indien een vaartuig op een bepaalde dag geen vistuig heeft uitgezet, of indien er bij het uitzetten niets is gevangen, vermeldt de kapitein van het vaartuig deze informatie ook op het logboekformulier voor die dag. Indien een vaartuig op een bepaalde dag (tot middernacht plaatselijke tijd) geen visserijactiviteiten verricht, moet dit voor de betrokken dag in het logboek van het vaartuig worden vermeld.

3.

Tijdstip en datum van het binnenvaren en verlaten van de EEZ van de FSM worden onmiddellijk na het binnenvaren en verlaten van de EEZ van de FSM in het logboek geregistreerd.

4.

Voor incidentele bijvangsten van andere soorten dan tonijn registreren EU-vaartuigen per gevangen soort de grootte en de hoeveelheid, uitgedrukt in gewicht of aantal, zoals aangegeven in het logboek, zowel voor aan boord gehouden als voor teruggegooide exemplaren.

5.

De logboeken worden dagelijks leesbaar ingevuld en door de kapitein van het vaartuig ondertekend.

AFDELING 2

Regeling inzake de vangstaangiften

1.

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder de duur van een visreis van een EU-vaartuig het volgende verstaan:

a)

de periode tussen het binnenvaren en het verlaten van de EEZ van de FSM, of

b)

de periode tussen het binnenvaren van de EEZ van de FSM en het overladen, of

c)

de periode tussen het binnenvaren van de EEZ van de FSM en het aanlanden in een haven van de FSM.

2.

Alle EU-vaartuigen die in het kader van de overeenkomst in de EEZ van de FSM mogen vissen, geven hun vangsten in de EEZ van de FSM als volgt aan bij de directeur:

a)

alle ondertekende logboekformulieren worden binnen 5 dagen na elke aanlanding of overlading via het Centrum voor visserijmonitoring van de vlaggenlidstaat elektronisch toegezonden aan het Centrum voor visserijtoezicht van de FSM en de Europese Commissie,

b)

de kapiteins van vaartuigen doen de directeur en de Europese Commissie wekelijks een vangstaangifte toekomen met de in aanhangsel 3, deel 3, vermelde gegevens. Wekelijkse berichten betreffende de positie en de vangst worden aan boord gehouden tot de aanlandingen of overladingen zijn beëindigd.

3.

Binnenvaren en verlaten van de zone:

a)

EU-vaartuigen stellen de directeur ten minste 24 uur van tevoren in kennis van hun voornemen om de EEZ van de FSM binnen te varen en melden hem onverwijld wanneer zij deze verlaten. Zodra het vaartuig de EEZ van de FSM binnenvaart, stelt de kapitein de directeur daarvan per fax of e-mail volgens het model in aanhangsel 3 of per radio in kennis.

b)

Wanneer het vaartuig zijn vertrek meldt, deelt het tevens zijn positie en de aan boord gehouden gevangen hoeveelheden en soorten mee volgens het model in aanhangsel 3. Deze kennisgevingen gebeuren bij voorkeur per fax, maar voor vaartuigen die niet over een fax beschikken, zijn kennisgevingen per e-mail of radio toegestaan.

4.

Vaartuigen die hun aanwezigheid niet bij de directeur hebben gemeld en toch op de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen zonder vismachtiging.

5.

Faxnummer, telefoonnummer en e-mailadres van de NORMA van de FSM worden aan de vaartuigen meegedeeld bij de afgifte van de vismachtiging.

6.

Ieder vaartuig van de Europese Unie stelt de logboeken en vangstaangiften onverwijld voor controle ter beschikking van door de NORMA van de FSM erkende handhavingsambtenaren en andere personen en instanties.

AFDELING 3

Monitoringsysteem voor vaartuigen

1.

Alle EU-vaartuigen moeten bij het vissen in de EEZ van de FSM voldoen aan de momenteel in de EEZ van de FSM geldende voorschriften van het monitoringsysteem voor vaartuigen (vessel monitoring system — VMS) van de FFA. Elk EU-vaartuig moet een door de FFA goedgekeurde mobiele transmissie-eenheid (mobile transmission unit — MTU) aan boord hebben, deze onderhouden en te allen tijde operationeel houden. De exploitant verbindt zich ertoe de MTU na installatie niet te manipuleren, noch van het vaartuig te verwijderen of te laten verwijderen, behalve indien nodig voor onderhoud of reparatie. De exploitant van ieder vaartuig is verantwoordelijk voor de aanschaf, het onderhoud en de operationele kosten van de MTU, en werkt volledig samen met de NORMA van de FSM bij het gebruik ervan.

2.

Onverminderd het bepaalde in punt 1 kunnen de partijen alternatieve VMS-opties in overweging nemen die verenigbaar zijn met het VMS van de WCPFC.

AFDELING 4

Aanlanding

1.

EU-vaartuigen die hun vangsten in de havens van de FSM willen aanlanden, doen dat in een door de FSM aangewezen haven. Aanhangsel 4 bevat een lijst van aangewezen havens.

2.

De reders van dergelijke vaartuigen stellen de directeur en het FMC van de vlaggenlidstaat minstens 48 uur van tevoren in kennis van de volgende gegevens volgens het model in aanhangsel 3, deel 4. Vindt de aanlanding plaats in een haven buiten de EEZ van de FSM, dan gebeurt de kennisgeving (volgens dezelfde voorwaarden) aan de havenstaat van aanlanding en het FMC van de vlaggenlidstaat.

3.

Kapiteins van EU-vaartuigen die hun vangst in een haven van de FSM aanlanden, moeten de controle op deze verrichtingen door inspecteurs van de FSM toestaan en vergemakkelijken. Na de controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

4.

EU-vaartuigen lossen in geen enkele haven vis of bijvangsten en schenken geen vis of bijvangsten aan personen of instanties zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit in de betrokken staat van de FSM en voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de NORMA van de FSM.

AFDELING 5

Overlading

1.

EU-vaartuigen die hun vangsten in de wateren van de FSM willen overladen, doen dat in een aangewezen haven van de FSM. Aanhangsel 4 bevat een lijst van aangewezen havens.

2.

De reders van die vaartuigen stellen de directeur ten minste 48 uur van tevoren in kennis van de volgende gegevens.

3.

Het overladen staat gelijk aan het einde van een visreis. De vaartuigen moeten derhalve hun vangstaangiften bij de directeur indienen en meedelen of zij voornemens zijn door te gaan met vissen, dan wel de EEZ van de FSM te verlaten.

4.

EU-vaartuigen die in de EEZ van de FSM vissen, mogen onder geen beding hun vangsten op zee overladen.

5.

Overladen op een andere dan hierboven beschreven wijze is niet toegestaan in de EEZ van de FSM. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de wet- en regelgeving van de FSM voorzien.

6.

Kapiteins van EU-vaartuigen die hun vangst in een haven van de FSM overladen, moeten de controle op deze verrichtingen door inspecteurs van de FSM toestaan en vergemakkelijken. Na de controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

7.

EU-vaartuigen lossen in geen enkele haven vis of bijvangsten en schenken geen vis of bijvangsten aan personen of instanties zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit in de betrokken staat van de FSM en voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de NORMA van de FSM.

HOOFDSTUK IV

WAARNEMERS

1.

Bij de indiening van een vismachtigingsaanvraag maakt ieder EU-vaartuig de in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 7, onder h), vastgestelde bijdrage voor het waarnemersprogramma over op de in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 8, van deze bijlage vermelde rekening.

2.

EU-vaartuigen die op grond van de overeenkomst in de EEZ van de FSM mogen vissen, nemen waarnemers aan boord overeenkomstig de onderstaande bepalingen:

A.

voor ringzegenvaartuigen:

EU-ringzegenvaartuigen hebben tijdens hun visserijactiviteiten in de EEZ van de FSM te allen tijde een waarnemer aan boord die is aangewezen in het kader van het waarnemersprogramma van de FSM of het regionaal waarnemersprogramma van de WCPFC (WCPFC ROP);

B.

voor beugvisserijvaartuigen:

a)

de directeur stelt ieder jaar de inhoud van het waarnemersprogramma vast op basis van het aantal vaartuigen dat in de EEZ van de FSM mag vissen, en van de toestand van de bestanden waarop deze vaartuigen vissen. Hij/zij bepaalt voorts welk aantal of percentage vaartuigen een waarnemer aan boord moet nemen;

b)

de directeur stelt een lijst van vaartuigen vast die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen en een lijst van waarnemers die zijn aangewezen om aan boord te gaan. Deze lijsten worden regelmatig bijgewerkt. Zij worden meteen na de opstelling ervan en vervolgens, rekening houdend met de eventuele bijwerking ervan, elke drie maanden aan de Europese Commissie meegedeeld;

c)

bij de afgifte van de vismachtiging of uiterlijk vijftien (15) dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord moet gaan, stelt de directeur de betrokken reder of diens vertegenwoordiger in kennis van zijn voornemen om een aangewezen waarnemer aan boord van het betrokken vaartuig te laten gaan, wiens naam zo spoedig mogelijk wordt meegedeeld;

d)

hoelang de waarnemer aan boord dient te blijven, wordt vastgesteld door de directeur, maar in het algemeen zal dit niet langer zijn dan nodig is voor de uitvoering van zijn taak. De directeur deelt dit aan de betrokken reder of diens vertegenwoordiger mee wanneer de naam van de waarnemer wordt meegedeeld.

3.

Onder voorbehoud van het bepaalde in punt 2A van dit hoofdstuk, meldt de betrokken reder 10 dagen vóór de geplande datum voor het aan boord nemen van de waarnemer bij het begin van de visreis de data en de havens van de FSM die voor het aan boord nemen van de waarnemer zijn vastgesteld.

4.

Indien de waarnemer in een ander land aan boord wordt genomen, zijn de reiskosten van de waarnemer voor rekening van de reder. Als een vaartuig met een waarnemer van de FSM aan boord de EEZ van de FSM verlaat, wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de waarnemer zo spoedig mogelijk naar de FSM kan terugkeren; de kosten hiervan zijn voor rekening van de reder.

5.

Indien de waarnemer zich binnen zes (6) uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht hem aan boord te nemen.

6.

De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Hij verricht de volgende taken:

a)

hij observeert de visserijactiviteiten van de vaartuigen;

b)

hij controleert de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn;

c)

hij verricht bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma’s;

d)

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

e)

hij verifieert de in het logboek geregistreerde gegevens over de vangsten in de EEZ van de FSM;

f)

hij verifieert de percentages van de bijvangsten en schat de hoeveelheden teruggegooide verkoopbare vis, schaaldieren, koppotigen en zeezoogdieren;

g)

hij deelt eenmaal per week per radio de visserijgegevens mee, waaronder de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst.

7.

De kapitein van een aangewezen vaartuig dat in de EEZ van de FSM actief is, verleent gemachtigde waarnemers toestemming om aan boord te komen en neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke veiligheid en het welzijn van de waarnemer bij de uitoefening van zijn taken te garanderen:

a)

de kapitein verleent gemachtigde waarnemers toestemming en bijstand om voor wetenschappelijke, controle- en andere doeleinden aan boord van het vaartuig te gaan;

b)

de kapitein verleent de waarnemer volledige toegang tot en laat hem gebruik maken van alle voorzieningen en apparatuur aan boord die de waarnemer nodig acht voor de uitvoering van zijn taken;

c)

waarnemers hebben vrije toegang tot de brug, de vis aan boord en alle delen van het vaartuig die kunnen worden gebruikt om vis te bewaren, te verwerken, te wegen en op te slaan;

d)

waarnemers mogen een redelijk aantal monsters nemen en hebben volledige toegang tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de logboeken, vangstaangiften en andere bewijsstukken om deze te controleren en te kopiëren, en

e)

waarnemers mogen alle overige informatie verzamelen die verband houdt met de visserij in de EEZ van de FSM.

8.

Tijdens zijn verblijf aan boord:

a)

zorgt de waarnemer ervoor dat zijn aanwezigheid aan boord de normale activiteiten van het vaartuig niet hindert, en

b)

gaat de waarnemer zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord van het vaartuig, en neemt hij de vertrouwelijkheid van alle aan het vaartuig toebehorende documenten in acht.

9.

Aan het einde van de waarnemingsperiode stelt de waarnemer, na een debriefing, een activiteitenverslag op dat hij ondertekent in aanwezigheid van de kapitein, die er nuttig geachte opmerkingen aan kan toevoegen en daarbij zijn handtekening plaatst. De waarnemer verstrekt bij het verlaten van het vaartuig een kopie van het verslag aan de kapitein en aan de delegatie.

10.

De reder zorgt, op zijn kosten, voor kost en logies van de waarnemers, onder dezelfde voorwaarden als voor de officieren.

11.

Het salaris en de sociale premies voor de waarnemer zijn voor rekening van de NORMA van de FSM wanneer het vaartuig in de EEZ van de FSM actief is.

HOOFDSTUK V

CONTROLE EN HANDHAVING

AFDELING 1

Identificatie van het vaartuig

1.

Voor visserijdoeleinden en omwille van de veiligheid van de zeevaart dient elk vaartuig overeenkomstig de „Standard Specifications for the Marking and Identification of Fishing Vessels” van de Voedsel- en landbouworganisatie (Food and Agricultural Organisation — FAO) gemerkt en geïdentificeerd te zijn.

2.

De letter(s) van de haven of het district waarin het vaartuig is geregistreerd, en het nummer (of de nummers) waaronder het vaartuig is geregistreerd, moeten in een kleur die contrasteert met de ondergrond, aan weerszijden van de boeg zo hoog mogelijk boven de waterlijn zijn geschilderd of worden getoond, ten einde vanaf zee en vanuit de lucht duidelijk zichtbaar te zijn. De naam van het vaartuig en de haven van registratie moet ook op de boeg en de achtersteven van het vaartuig zijn geschilderd.

3.

De FSM en de Europese Unie kunnen zo nodig verlangen dat de internationale radioroepnaam (international radio call sign — IRCS), het IMO-nummer (Internationale Maritieme Organisatie) of de externe registratieletters en -nummers zodanig op het dak van het stuurhuis worden geschilderd dat zij, in een kleur die contrasteert met de ondergrond, vanuit de lucht duidelijk zichtbaar zijn:

a)

de contrasterende kleuren zijn wit en zwart, en

b)

de externe registratieletters en -cijfers die op de romp van het vaartuig zijn geschilderd of worden getoond, mogen niet verwijderbaar zijn en mogen niet worden uitgewist, worden gewijzigd, onleesbaar worden gelaten, worden bedekt of aan het gezicht worden onttrokken.

4.

Vaartuigen die hun naam en radioroepnaam of -signaal niet overeenkomstig de voorschriften kenbaar maken, kunnen voor verder onderzoek naar een haven in de FSM worden geëscorteerd.

5.

De exploitant van het vaartuig zorgt ervoor dat de internationale nood- en oproepfrequentie 2 182 kHz (HF) en/of de internationale veiligheids- en oproepfrequentie 156,8 MHz (kanaal 16, VHF-FM) doorlopend wordt bewaakt om communicatie met de beheers-, toezicht- en handhavingsautoriteiten van de FSM op visserijgebied te vergemakkelijken.

6.

De exploitant van het vaartuig zorgt ervoor dat een recent en bijgewerkt exemplaar van het internationale seinboek (INTERCO) te allen tijde aan boord beschikbaar is.

AFDELING 2

Ccommunicatie met controlevaartuigen van de Federale Staten van Micronesia

1.

De communicatie tussen de vaartuigen met een vismachtiging en de controlevaartuigen van de regering verloopt door middel van de volgende internationale signalen:

Internationaal signaal — Betekenis:

L

Stop onmiddellijk

SQ3

Stop of vertraag, ik wil aan boord komen

QN

Gelieve langszij te komen aan stuurboordzijde

QN1

Gelieve langszij te komen aan bakboordzijde

TD2

Bent u een vissersvaartuig?

C

Ja

N

Neen

QR

Wij kunnen niet langszij komen

QP

Wij zullen langszij komen

2.

De FSM verstrekken de Europese Commissie een lijst van alle controlevaartuigen die voor visserijcontroledoeleinden worden ingezet. Deze lijst bevat alle details van deze vaartuigen, met name: naam, vlag, type, foto, externe identificatietekens, IRCS en communicatiecapaciteit.

3.

Controlevaartuigen zijn duidelijk gemarkeerd en identificeerbaar als overheidsvaartuigen.

AFDELING 3

Lijst van vaartuigen

De Europese Commissie houdt een lijst bij van vaartuigen waaraan een vismachtiging is afgegeven in het kader van dit protocol. Deze lijst wordt meteen na de vaststelling ervan en vervolgens na elke bijwerking ervan meegedeeld aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van de FSM.

AFDELING 4

Geldende wetten en procedures

Het vaartuig en de exploitant ervan leven de bepalingen van deze bijlage en de wet- en regelgeving van de FSM en de afzonderlijke staten van de FSM stipt na. Zij leven ook de internationale verdragen, overeenkomsten en visserijbeheersovereenkomsten waarbij zowel de FSM als de Europese Unie partij zijn, na. Niet-naleving van de bepalingen van deze bijlage en van de wet- en regelgeving van de FSM en de afzonderlijke staten kan aanleiding geven tot aanzienlijke boetes of andere civiel- of strafrechtelijke sancties.

AFDELING 5

Controleprocedures

1.

Kapiteins van EU-vaartuigen die in de EEZ van de FSM vissen, moeten te allen tijde binnen de EEZ, de territoriale wateren of de binnenwateren van één van de FSM, iedere met de inspectie en controle van de visserij belaste ambtenaar van de FSM het aan boord gaan toestaan en vergemakkelijken, en hem bijstaan bij het vervullen van zijn taken.

2.

Met het oog op veilige controleprocedures dient het aan boord gaan te worden voorafgegaan door een kennisgeving aan het vaartuig met vermelding van de identiteit van het inspectieplatform en de naam van de inspecteur.

3.

Handhavingsambtenaren hebben volledige toegang tot de documenten van het vaartuig, met inbegrip van de logboeken, vangstaangiften, documenten en elektronische apparatuur voor het registreren en opslaan van gegevens, en de kapitein van het vaartuig geeft bevoegde ambtenaren inzage in alle door de NORMA van de FSM afgegeven vismachtigingen of andere in het kader van de overeenkomst vereiste documenten.

4.

De kapitein geeft onmiddellijk gevolg aan iedere redelijke instructie van bevoegde ambtenaren, vergemakkelijkt het veilig aan boord gaan en de controle van het vaartuig, het vistuig, de apparatuur, de logboeken, de vis en de visproducten.

5.

De kapitein en de leden van de bemanning vallen de bevoegde ambtenaar tijdens de uitoefening van zijn taken niet aan, verzetten zich niet, belemmeren of hinderen hem niet, weigeren niet hem aan boord te laten, intimideren hem niet en mengen zich niet in zijn werkzaamheden.

6.

Deze ambtenaren mogen niet langer aan boord blijven dan voor de uitoefening van hun taken nodig is.

7.

Wanneer de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd, behoudt de regering van de FSM zich het recht voor om de vismachtiging van het betrokken vaartuig op te schorten totdat de formaliteiten zijn vervuld, en de sanctie toe te passen waarin de geldende wet- en regelgeving van de FSM voorzien. De Europese Commissie wordt hiervan in kennis gesteld.

8.

Na de controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

9.

De FSM zorgen ervoor dat al het personeel dat rechtstreeks bij de controle van vissersvaartuigen in het kader van deze overeenkomst is betrokken, over de noodzakelijke vaardigheden beschikt om een visserijcontrole uit te voeren, en vertrouwd zijn met de betrokken visserijtakken. Tijdens de controle aan boord van de vissersvaartuigen waarop deze overeenkomst van toepassing is, zorgen de visserij-inspecteurs van de FSM ervoor dat de bemanning, het vaartuig en de lading worden behandeld met volledige eerbiediging van de internationale bepalingen van de aanhoudings- en inspectieprocedures van de WCPFC.

AFDELING 6

Aanhoudingsprocedure

1.   Aanhouding van vissersvaartuigen

a)

Wanneer een EU-vaartuig in de EEZ van de FSM wordt aangehouden of een sanctie op een dergelijk vaartuig wordt toegepast, stelt de directeur de delegatie daarvan binnen 24 uur in kennis.

b)

De delegatie ontvangt tegelijk een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding.

2.   Proces-verbaal van de aanhouding

a)

De kapitein van het vaartuig ondertekent het proces-verbaal waarin de geconstateerde feiten door de inspecteur zijn opgetekend.

b)

Deze ondertekening heeft geen consequenties ten aanzien van de rechten en de middelen die de kapitein te zijner verdediging kan doen gelden met betrekking tot de vermoedelijke overtreding die hem ten laste wordt gelegd.

c)

De kapitein brengt zijn vaartuig naar de door de inspecteur opgegeven haven. Indien het een lichte overtreding betreft, kan de directeur het aangehouden vaartuig toestaan zijn visserijactiviteiten voort te zetten.

3.   Overlegvergadering bij aanhouding

a)

Voordat ten aanzien van de kapitein, de bemanning van het vaartuig, de lading of de uitrusting van het vaartuig maatregelen in overweging worden genomen — tenzij het maatregelen betreft om bewijsmateriaal over de vermoedelijke overtreding veilig te stellen — wordt één werkdag na ontvangst van de hierboven bedoelde gegevens een overlegvergadering gehouden tussen de delegatie en de directeur, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken vlaggenlidstaten.

b)

Tijdens deze vergadering verstrekken de partijen elkaar alle documenten of inlichtingen die de omstandigheden van de geconstateerde feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of diens vertegenwoordiger wordt in kennis gesteld van de resultaten van het overleg en van de maatregelen die uit de aanhouding van het vaartuig kunnen voortvloeien.

4.   Afwikkeling van de aanhouding

a)

Voordat een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, wordt ernaar gestreefd de vermoedelijke overtreding via een schikkingsprocedure af te handelen. Deze procedure moet uiterlijk binnen vier (4) werkdagen na de aanhouding zijn afgewikkeld.

b)

Bij een minnelijke schikking wordt het bedrag van de boete vastgesteld overeenkomstig de wet- en regelgeving van de FSM.

c)

Als de zaak niet via een minnelijke schikking kan worden afgehandeld en door een bevoegde rechterlijke instantie in behandeling moet worden genomen, stelt de reder op de in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 8, van deze bijlage vermelde rekening een bankgarantie die wordt vastgesteld met inachtneming van de met de aanhouding gepaard gaande kosten, de boetesom en de vergoedingen die moeten worden betaald door degenen die verantwoordelijk zijn voor de overtreding.

d)

De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid. Zij wordt vrijgegeven zodra de procedure is beëindigd zonder veroordeling. Als bij veroordeling de boete kleiner is dan de gestelde bankgarantie, wordt het saldo na de uitspraak vrijgegeven door de voor de juridische procedure verantwoordelijke gerechtelijke instantie.

e)

Het vaartuig wordt vrijgegeven en de bemanning wordt gemachtigd de haven te verlaten:

1)

zodra aan de bij de minnelijke schikking vastgestelde verplichtingen is voldaan, of

2)

zodra, in afwachting van de voltooiing van de gerechtelijke procedure, een bankgarantie als bedoeld in punt 4, onder c), is gesteld en deze door de bevoegde gerechtelijke instantie is aanvaard.

HOOFDSTUK VI

VERANTWOORDELIJKHEID VOOR HET MILIEU

1.

De vaartuigen van de Europese Unie erkennen dat het kwetsbare (mariene) milieu in de lagunes en atollen van de FSM moet worden beschermd en zij lossen derhalve geen stoffen die de kwaliteit van de mariene hulpbronnen zouden kunnen schaden of nadelig zouden kunnen beïnvloeden.

2.

Indien tijdens een visreis in de EEZ van de FSM bunkering of overlading van een in de internationale code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee (IMDG-code) (International Maritime Dangerous Goods — IMDG) opgenomen product plaatsvindt, wordt dit door de EU-vaartuigen gemeld overeenkomstig het model in aanhangsel 3, deel 5.

HOOFDSTUK VII

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.

Elk EU-vaartuig dat vist in het kader van de overeenkomst, verbindt zich ertoe ten minste één (1) onderdaan van de FSM als bemanningslid aan boord te nemen.

2.

De reders kiezen de op hun vaartuigen aan te monsteren zeelui vrij uit op basis van een door de directeur overgelegde lijst.

3.

De reder of diens vertegenwoordiger deelt aan de directeur de namen van de op het betrokken vaartuig aangemonsterde zeelui van de FSM mee, met vermelding van hun inschrijving op de bemanningslijst.

4.

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op EU-vaartuigen. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

5.

De arbeidsovereenkomsten van de zeelieden van de FSM, waarvan de ondertekenende partijen een afschrift ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in overleg met de directeur. Deze overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

6.

Het loon van de zeelieden van de FSM komt ten laste van de reder. Het loon wordt vóór de afgifte van de vismachtigingen vastgesteld in onderling overleg tussen de reders of hun vertegenwoordigers enerzijds en de directeur anderzijds. De bezoldigingsvoorwaarden van de zeelieden van de FSM mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die welke worden toegepast voor bemanningen van de FSM, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen.

7.

Alle op de vaartuigen van de Europese Unie aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Indien de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering afgesproken datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren.

HOOFDSTUK VIII

AANSPRAKELIJKHEID VAN DE EXPLOITANT

1.

De exploitant ziet erop toe dat zijn vaartuig zeewaardig is en adequate reddings- en overlevingsmiddelen voor alle passagiers en bemanningsleden aan boord heeft.

2.

Ter bescherming van de FSM, de staten van de FSM en de onderdanen en inwoners daarvan, zorgt de exploitant voor een adequate en volledige verzekering van het vaartuig door middel van een internationale verzekeraar die de NORMA aanvaardbaar acht voor de EEZ van de FSM, met inbegrip van lagunes en atollen, de territoriale wateren en onderwaterriffen, gestaafd door het in hoofdstuk I, afdeling 1, punt 7, onder f), van deze bijlage bedoelde verzekeringsbewijs.

3.

Indien een vaartuig van de Europese Unie betrokken raakt bij een maritiem ongeval of incident in de EEZ van de FSM (met inbegrip van de binnenwateren en de territoriale wateren) met enige vorm van schade aan milieu, goederen of personen tot gevolg, delen het vaartuig en de exploitant dit onverwijld mee aan de NORMA van de FSM en aan het secretariaat van het ministerie van Vervoer, communicatie en infrastructuur van de FSM.

Aanhangsels

1.

Aanvraagformulieren voor de vismachtiging

a.

Registratie- en vismachtigingsaanvraag

b.

Aanvraag om verlenging van de vismachtiging

2.

Vangstaangifteformulieren

a.

Logboekformulier voor de ringzegenvisserij

b.

Logboekformulier voor de beugvisserij

3.

Mededelingen

4.

Lijst van aangewezen havens in de FSM

Aanhangsel 1a

Image

Image

Image

Image

Aanhangsel 1b

Image

Image

Aanhangsel 2a

Image

Image

Aanhangsel 2b

Image

Image

Aanhangsel 3

Image

Image

Image

Image

Aanhangsel 4

AANGEWEZEN HAVENS

1.

Tomil Harbor in de staat Yap

2.

Weno Anchorage in de staat Chuuk

3.

Mesenieng Harbour in de staat Pohnpei

4.

Okat Harbour in de staat Kosrae


25.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/33


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 januari 2011

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

(2011/117/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit 2010/706/EU van de Raad (1) is de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa („de overeenkomst”) namens de Europese Unie ondertekend op 17 juni 2010, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(2)

Bij de overeenkomst wordt een gemengd comité opgericht, dat zijn reglement van orde kan vaststellen. In dit geval is het passend in een vereenvoudigde procedure te voorzien voor de vaststelling van het standpunt van de Unie.

(3)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (2). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(4)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(5)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(6)

Derhalve dient de overeenkomst te worden gesloten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa („de overeenkomst”) wordt goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die gemachtigd is om namens de Unie de in artikel 14, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te doen, waarmee de instemming van de Unie om door de overeenkomst gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht (4).

Artikel 3

De Commissie, bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten, vertegenwoordigt de Unie in het bij artikel 12 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité.

Artikel 4

Het standpunt dat de Unie in het gemengd comité inneemt met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 12, lid 4, van de overeenkomst, wordt bepaald door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad ingesteld bijzonder comité.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MATOLCSY Gy.


(1)  PB L 308 van 24.11.2010, blz. 1.

(2)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(3)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(4)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

en

GEORGIË,

hierna de „partijen” genoemd,

GELEID DOOR DE WENS in het belang van een gestage ontwikkeling van economische, humanitaire, culturele, wetenschappelijke en andere banden de contacten tussen mensen te vergemakkelijken door de afgifte van visa aan burgers van Georgië te versoepelen;

BEVESTIGEND dat zij voornemens zijn op lange termijn een visumvrije regeling te treffen voor hun burgers, op voorwaarde dat aan alle voorwaarden voor een goed beheerde en veilige mobiliteit wordt voldaan;

BEDENKEND dat alle burgers van de Unie vanaf 1 juni 2006 zijn vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij voor maximaal 90 dagen naar Georgië reizen of op doorreis over het grondgebied van Georgië reizen;

ERKENNEND dat indien Georgië de visumplicht voor burgers van de Unie of bepaalde categorieën daarvan weer invoert, op basis van wederkerigheid voor de betrokken burgers van de Unie automatisch dezelfde versoepelingen gelden als die welke krachtens deze overeenkomst gelden voor de burgers van Georgië;

BEDENKEND dat deze visumplicht alleen opnieuw kan worden ingevoerd voor alle burgers van de Unie of voor bepaalde categorieën burgers van de Unie;

ERKENNEND dat visumversoepeling niet mag leiden tot illegale migratie, en bijzondere aandacht bestedend aan veiligheid en overname;

REKENING HOUDEND met het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en met het Protocol betreffende het Schengenacquis dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen, beide gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland;

REKENING HOUDEND met het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst niet van toepassing zijn op het Koninkrijk Denemarken,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1.   Deze overeenkomst is bedoeld om de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van Georgië te versoepelen.

2.   Indien Georgië de visumplicht voor de burgers van alle lidstaten of voor bepaalde categorieën burgers van alle lidstaten weer invoert, gelden op basis van wederkerigheid voor de betrokken burgers van de Unie automatisch dezelfde versoepelingen als die welke krachtens deze overeenkomst gelden voor de burgers van Georgië.

Artikel 2

Algemene bepaling

1.   De bij deze overeenkomst geregelde soepeler afgifte van visa geldt voor burgers van Georgië voor zover zij niet zijn vrijgesteld van de visumplicht op grond van de wet- en regelgeving van de Unie of de lidstaten, deze overeenkomst of andere internationale overeenkomsten.

2.   Op kwesties die niet onder deze overeenkomst vallen, zoals de weigering om een visum af te geven, de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, inreisverboden en uitzettingsmaatregelen, is de nationale wetgeving van Georgië, de nationale wetgeving van de lidstaten of het recht van de Unie van toepassing.

Artikel 3

Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „lidstaat”: elke lidstaat van de Unie, met uitzondering van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk;

b)   „burger van de Unie”: een onderdaan van een lidstaat als bedoeld onder a);

c)   „burger van Georgië”: een persoon die het staatsburgerschap van Georgië bezit of heeft verworven overeenkomstig de nationale Georgische wetgeving;

d)   „visum”: een machtiging die door een lidstaat wordt afgegeven voor een doorreis over of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, gerekend vanaf de datum van de eerste binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten;

e)   „legaal verblijvende persoon”: een burger van Georgië die op grond van het recht van de Unie of de nationale wetgeving gemachtigd is of toestemming heeft om langer dan 90 dagen op het grondgebied van een lidstaat te verblijven.

Artikel 4

Bewijsstukken betreffende het doel van de reis

1.   Voor de hieronder genoemde categorieën burgers van Georgië volstaan de volgende documenten als rechtvaardiging van het doel van de reis naar de andere partij:

a)

voor naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van Georgië die legaal in de lidstaten verblijven:

een schriftelijke uitnodiging van de gastheer of -vrouw;

b)

voor leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden:

een brief van een Georgische instantie waarin wordt bevestigd dat de aanvrager lid is van een Georgische delegatie die naar de lidstaten afreist om deel te nemen aan een hierboven bedoeld evenement, en een kopie van de officiële uitnodiging;

c)

voor scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma’s, en andere schoolgerelateerde activiteiten:

een schriftelijke uitnodiging of een inschrijvingsbewijs van de gastuniversiteit, het gastcollege of de gastschool, of een studentenkaart of inschrijvingsbewijs van de te volgen cursussen;

d)

voor personen die om medische redenen naar de lidstaten reizen en hun noodzakelijke begeleiders:

een officieel document van de medische instelling waaruit blijkt dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is en dat de betrokkene onder begeleiding moet reizen, en bewijs van voldoende financiële middelen om de behandeling te betalen;

e)

voor journalisten en geaccrediteerde personen die hen beroepsmatig vergezellen:

een certificaat of ander document van een beroepsorganisatie waaruit blijkt dat de betrokken persoon een gekwalificeerd journalist is of beroepsmatig een journalist vergezelt, en een document van de werkgever van de betrokkene waarin staat vermeld dat de reis is bedoeld om journalistiek werk te verrichten of daarbij te assisteren;

f)

voor deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, de bevoegde instanties, de nationale sportfederatie of het nationale olympisch comité van een van de lidstaten;

g)

voor zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties:

een schriftelijke uitnodiging van een in het gastland gevestigde rechtspersoon of onderneming of organisatie, of een bureau of filiaal daarvan, van nationale of lokale autoriteiten van de lidstaten of van organisatiecomités van handels- en industrietentoonstellingen, -conferenties en -symposia die worden gehouden op het grondgebied van de lidstaten en de instemming genieten van de Nationale Kamer van Koophandel van Georgië;

h)

voor beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die in de lidstaten worden gehouden:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie waaruit blijkt dat de betrokkene deelneemt aan het evenement;

i)

voor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma’s:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, een bevestiging dat de betrokkene de maatschappelijke organisatie vertegenwoordigt en het oprichtingsdocument van de organisatie uit het desbetreffende register, afgegeven door een nationale instantie overeenkomstig de nationale wetgeving;

j)

voor deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma’s:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie om deel te nemen aan deze activiteiten;

k)

voor chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Georgië:

een schriftelijke uitnodiging van de nationale onderneming of vereniging van vervoerders van Georgië die internationaal goederenvervoer over de weg verzorgen, waarin het doel, de duur en de frequentie van de reizen staan vermeld;

l)

voor deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma’s van zustersteden:

een schriftelijke uitnodiging van het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van deze gemeenten en steden;

m)

voor bezoekers van militaire of civiele begraafplaatsen:

een officieel document waaruit blijkt dat het graf bestaat en blijft voortbestaan en dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvrager en de overledene.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde schriftelijke uitnodiging moet de volgende onderdelen bevatten:

a)

voor degene die wordt uitgenodigd: voor- en achternaam, geboortedatum, geslacht, staatsburgerschap, paspoortnummer, tijdstip en doel van de reis, aantal inreizen en waar nodig de naam van de echtgenoot en kinderen die met de uitgenodigde persoon meereizen;

b)

voor degene die uitnodigt: voor- en achternaam en adres;

c)

voor de rechtspersoon, onderneming of organisatie die uitnodigt: volledige naam en adres en

indien de uitnodiging afkomstig is van een organisatie of instantie: naam en positie van de persoon die de uitnodiging ondertekent;

indien de uitnodiging afkomstig is van een in een lidstaat gevestigde rechtspersoon of onderneming of een bureau of filiaal daarvan: het in de betrokken lidstaat wettelijk voorgeschreven registratienummer.

3.   Voor de in lid 1 van dit artikel genoemde categorieën burgers worden alle soorten visa verstrekt volgens de vereenvoudigde procedure en zijn geen andere door de wetgeving van de lidstaten voorgeschreven vormen van motivering, uitnodiging of validering betreffende het doel van de reis nodig.

Artikel 5

Afgifte van meervoudige visa

1.   De diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van maximaal vijf jaar aan de volgende categorieën burgers:

a)

echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen) die jonger zijn dan 21 jaar of ten laste komen van de aanvrager, alsmede ouders die op bezoek gaan bij Georgische burgers die legaal in de lidstaten verblijven; de geldigheidsduur blijft beperkt tot de looptijd van de verblijfsvergunning;

b)

leden van nationale en regionale regeringen en van constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties in de uitoefening van hun functie, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht; de geldigheidsduur blijft beperkt tot hun ambtstermijn, indien deze minder dan vijf jaar beloopt;

c)

permanente leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging regelmatig zullen deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden.

2.   De diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van maximaal één jaar aan de volgende categorieën burgers, mits deze in het voorafgaande jaar ten minste één visum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte lidstaat en er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen:

a)

leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging regelmatig zullen deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden;

b)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die regelmatig naar de lidstaten reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma’s;

c)

beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die regelmatig naar de lidstaten reizen;

d)

deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, waaronder universitaire en andere uitwisselingsprogramma’s, die regelmatig naar de lidstaten reizen;

e)

studenten en postdoctoraal studenten die regelmatig reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma’s;

f)

deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma’s van zustersteden of gemeenten;

g)

personen die om medische redenen regelmatig naar de lidstaten moeten reizen en hun noodzakelijke begeleiders;

h)

journalisten en geaccrediteerde personen die hen beroepsmatig vergezellen;

i)

zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties die regelmatig naar de lidstaten reizen;

j)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden;

k)

chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Georgië.

3.   De diplomatieke en consulaire beroepsposten van de lidstaten verstrekken de in lid 2 van dit artikel bedoelde personen meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de gastlidstaat gebruik hebben gemaakt van het meervoudig visum voor één jaar en de redenen om een meervoudig visum aan te vragen nog steeds gelden.

4.   De in de leden 1 tot en met 3 van dit artikel bedoelde personen mogen in totaal ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.

Artikel 6

Tarief voor het behandelen van een visumaanvraag

1.   Voor het behandelen van een visumaanvraag van burgers van Georgië wordt 35 EUR in rekening gebracht.

Het hierboven genoemde bedrag kan worden aangepast volgens de procedure van artikel 14, lid 4.

Indien Georgië de visumplicht voor burgers van de Unie opnieuw invoert, mag het burgers van de Unie niet meer dan 35 EUR in rekening brengen voor de behandeling van een visumaanvraag, of het bedrag dat is overeengekomen bij een aanpassing volgens de procedure van artikel 14, lid 4.

2.   Wanneer de lidstaten gebruikmaken van een externe dienstverlener mogen extra kosten in rekening worden gebracht. De dienstverleningskosten staan in verhouding tot de kosten die de externe dienstverlener moet maken voor het uitvoeren van zijn taken en mogen ten hoogste 30 EUR bedragen. De betrokken lidstaten behouden voor alle aanvragers de mogelijkheid rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat.

3.   Aan de volgende categorieën burgers worden geen kosten in rekening gebracht voor de behandeling van een visumaanvraag:

a)

gepensioneerden;

b)

kinderen jonger dan 12 jaar;

c)

leden van nationale en regionale regeringen en van constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht;

d)

gehandicapten en personen die hen indien nodig begeleiden;

e)

naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van Georgië die legaal in de lidstaten verblijven;

f)

leden van officiële delegaties van Georgië die op officiële uitnodiging zullen deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma’s of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden;

g)

scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, zoals uitwisselingsprogramma’s en andere schoolgerelateerde activiteiten;

h)

journalisten en geaccrediteerde personen die hen beroepsmatig vergezellen;

i)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden;

j)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma’s;

k)

deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma’s;

l)

personen die documenten hebben overgelegd waaruit blijkt dat hun reis om humanitaire redenen noodzakelijk is, bijvoorbeeld om een dringende medische behandeling te ondergaan, in welk geval de vrijstelling ook geldt voor degene die de betrokkene begeleidt, of om een begrafenis van een naast familielid bij te wonen of een ernstig ziek naast familielid te bezoeken.

Artikel 7

Duur van de visumaanvraagprocedure

1.   De diplomatieke en consulaire diensten van de lidstaten nemen binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de visumaanvraag en de benodigde bewijsstukken een beslissing over de visumaanvraag.

2.   De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in individuele gevallen worden verlengd tot 30 kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag nodig is.

3.   De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in dringende gevallen worden beperkt tot twee werkdagen of minder.

Artikel 8

Vertrek in geval van verloren of gestolen documenten

Burgers van de Unie en Georgië die hun identiteitsbewijs hebben verloren of van wie het identiteitsbewijs is gestolen tijdens hun verblijf op het grondgebied van Georgië respectievelijk van de lidstaten, kunnen dat grondgebied zonder visum of een andere machtiging verlaten met een geldig identiteitsbewijs waarmee de grens mag worden overschreden, dat is afgegeven door een diplomatieke of consulaire beroepspost van de lidstaten respectievelijk Georgië.

Artikel 9

Verlenging van het visum in buitengewone omstandigheden

De geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf met een afgegeven visum wordt voor burgers van Georgië verlengd indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat oordeelt dat de visumhouder heeft aangetoond dat hij wegens overmacht of om humanitaire redenen niet in staat was het grondgebied van de lidstaat vóór het verstrijken van de geldigheidsduur of het einde van de toegestane verblijfsduur te verlaten. Deze verlenging is gratis.

Artikel 10

Diplomatieke paspoorten

1.   Burgers van Georgië die houder zijn van een geldig diplomatiek paspoort hebben geen visum nodig voor een inreis in, een uitreis uit of een doorreis over het grondgebied van de lidstaten.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde personen mogen ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.

Artikel 11

Territoriale geldigheid van visa

Onverminderd nationale veiligheidsregels en -voorschriften van de lidstaten en onverminderd regels van de Unie inzake visa met een beperkte territoriale geldigheid, hebben de burgers van Georgië het recht om volgens dezelfde voorwaarden als de burgers van de Unie op het grondgebied van de lidstaten te reizen.

Artikel 12

Gemengd comité voor het beheer van de overeenkomst

1.   De partijen richten een gemengd comité van deskundigen op (hierna „het comité” genoemd) dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en Georgië. De Unie wordt vertegenwoordigd door de Commissie, die wordt bijgestaan door deskundigen van de lidstaten.

2.   Het comité heeft met name de volgende taken:

a)

toezien op de toepassing van deze overeenkomst;

b)

wijzigingen van of toevoegingen aan deze overeenkomst voorstellen;

c)

geschillen beslechten die voortvloeien uit de interpretatie of de toepassing van de bepalingen van deze overeenkomst.

3.   Het comité komt zo vaak als nodig is op verzoek van een van de partijen bijeen, maar ten minste eens per jaar.

4.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 13

Verband tussen deze overeenkomst en bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Georgië

Zodra deze overeenkomst in werking treedt, heeft zij voorrang op de bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Georgië, voor zover de bepalingen daarvan betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.

Artikel 14

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de laatste partij de andere partij ervan in kennis stelt dat de hierboven bedoelde procedures zijn voltooid.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel treedt deze overeenkomst pas in werking op de datum van de inwerkingtreding van de overnameovereenkomst tussen de Europese Unie en Georgië indien dit later is dan de in lid 1 bedoelde datum.

3.   Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten, tenzij zij wordt opgezegd overeenkomstig lid 6 van dit artikel.

4.   Deze overeenkomst kan met wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen treden in werking nadat de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

5.   Elk van beide partijen kan deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten in verband met de openbare orde, de bescherming van de nationale veiligheid of de bescherming van de volksgezondheid. Het besluit tot opschorting wordt uiterlijk 48 uur voor de inwerkingtreding ervan meegedeeld aan de andere partij. De partij die de toepassing van de overeenkomst heeft opgeschort, stelt de andere partij onverwijld in kennis van het feit dat de redenen voor de opschorting zijn vervallen zodra dit het geval is.

6.   Elk van beide partijen kan deze overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Deze overeenkomst wordt 90 dagen na de datum van deze kennisgeving beëindigd.

Opgesteld te Brussel, op 17 juni 2010 in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Georgische taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

За Европейския съюз

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

Image

За Грузия

Por Georgia

Za Gruzii

For Georgien

Für Georgien

Gruusia nimel

Για τη Γεωργία

For Georgia

Pour la Géorgie

Per la Georgia

Gruzijas vārdā –

Gruzijos vardu

Grúzia részéről

Għall-Georġja

Voor Georgië

W imieniu Gruzji

Pela Geórgia

Pentru Georgia

Za Gruzínsko

Za Gruzijo

Georgian puolesta

För Georgien

Image

Image

BIJLAGE

PROTOCOL BIJ DE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE LIDSTATEN DIE HET SCHENGENACQUIS NIET VOLLEDIG TOEPASSEN

De lidstaten die gebonden zijn door het Schengenacquis maar nog geen Schengenvisa afgeven omdat zij in afwachting zijn van het daarvoor benodigde besluit van de Raad, verstrekken nationale visa die alleen geldig zijn op hun eigen grondgebied.

Overeenkomstig Beschikking nr. 582/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door Bulgarije, Cyprus en Roemenië van bepaalde documenten als gelijkwaardig met hun nationale visa, met het oog op doorreis over hun grondgebied (1) zijn geharmoniseerde maatregelen genomen om de doorreis van houders van Schengenvisa en -verblijfstitels over het grondgebied van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, te vereenvoudigen.


(1)  PB L 161 van 20.6.2008, blz. 30.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 10 OVER DIPLOMATIEKE PASPOORTEN

De Europese Unie kan de overeenkomst volgens de procedure van artikel 14, lid 5, van de overeenkomst gedeeltelijk opschorten, met name artikel 10, indien de toepassing van artikel 10 wordt misbruikt door de andere partij of tot een bedreiging van de openbare veiligheid leidt.

Indien de toepassing van artikel 10 wordt opgeschort, voeren de partijen in het kader van het bij de overeenkomst opgerichte gemengd comité overleg om de problemen die tot de opschorting hebben geleid, op te lossen.

Beide partijen verklaren prioriteit te geven aan het goed beveiligen van diplomatieke paspoorten, in het bijzonder met behulp van biometrische identificatiemiddelen. Wat de Unie betreft, zal dit worden gedaan overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (1).


(1)  PB L 385 van 29.12.2004, blz. 1.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DE HARMONISATIE VAN INFORMATIE OVER PROCEDURES VOOR DE AFGIFTE VAN VISA VOOR KORT VERBLIJF EN OVER DE DOCUMENTEN DIE MOETEN WORDEN OVERGELEGD BIJ HET AANVRAGEN VAN EEN VISUM VOOR KORT VERBLIJF

De partijen bij de overeenkomst erkennen het belang van transparantie voor visumaanvragers en overwegen de volgende maatregelen:

algemene informatie voor visumaanvragers opstellen over de procedures en voorwaarden voor het aanvragen van een visum, de soorten visa en de geldigheid van verstrekte visa;

de Europese Unie stelt een lijst van minimumvereisten op zodat Georgische visumaanvragers samenhangende en gelijkluidende basisinformatie krijgen en in principe dezelfde bewijsstukken moeten overleggen.

De hierboven bedoelde informatie moet op grote schaal worden verspreid (via informatieborden van consulaten, folders, websites enz.).

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DENEMARKEN

De partijen nemen er nota van dat de overeenkomst niet van toepassing is op de procedures voor de afgifte van visa door de diplomatieke en consulaire diensten van het Koninkrijk Denemarken.

Daarom is het wenselijk dat de autoriteiten van Denemarken en van Georgië onverwijld een bilaterale overeenkomst sluiten over de versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf, die vergelijkbaar is met de overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE HET VERENIGD KONINKRIJK EN IERLAND

De partijen nemen er nota van dat de overeenkomst niet van toepassing is op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk en van Ierland.

Daarom is het wenselijk dat de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Georgië bilaterale overeenkomsten sluiten over de versoepeling van de afgifte van visa.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE IJSLAND, NOORWEGEN, ZWITSERLAND EN LIECHTENSTEIN

De partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, met name uit hoofde van de overeenkomsten van 18 mei 1999 en 26 oktober 2004 inzake de wijze waarop die landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

Daarom is het wenselijk dat de autoriteiten van het Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein en Georgië onverwijld bilaterale overeenkomsten sluiten over de versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf, die vergelijkbaar zijn met de overeenkomst tussen de Unie en Georgië.

VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE OVER VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA AAN FAMILIELEDEN

De Europese Unie neemt nota van het voorstel van Georgië om de categorie familieleden op wie de visumversoepeling van toepassing is, ruimer te definiëren en van het belang dat Georgië hecht aan vereenvoudiging van het verkeer van deze categorie personen.

Ter bevordering van de mobiliteit van een grotere groep personen met familiebanden met burgers van Georgië die legaal in de lidstaten verblijven (met name zussen en broers en hun kinderen), verzoekt de Europese Unie de consulaire posten van de lidstaten ten volle gebruik te maken van de in het acquis bestaande mogelijkheden om de afgifte van visa aan deze categorie personen te vereenvoudigen, met name door middel van vereenvoudigingen ten aanzien van de vereiste bewijsstukken, vrijstelling van leges en zo mogelijk de afgifte van meervoudige visa.

VERKLARING VAN DE EUROPESE UNIE OVER DE OPSCHORTING VAN DE VISUMVERSOEPELINGSOVEREENKOMST

Indien Georgië in strijd met artikel 1, lid 2, van de overeenkomst de visumplicht weer invoert voor de burgers van één of meer lidstaten van de Europese Unie of voor bepaalde categorieën van deze burgers, schort de Europese Unie de toepassing van de overeenkomst op.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING OVER DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN REISDOCUMENTEN

De partijen komen overeen dat het bij artikel 12 van deze overeenkomst opgerichte gemengd comité bij het toezicht op de uitvoering van de overeenkomst nagaat welk effect het beveiligingsniveau van de respectieve reisdocumenten hebben op de werking van de overeenkomst. Daartoe komen de partijen overeen elkaar regelmatig op de hoogte te houden van de maatregelen om de wildgroei van reisdocumenten tegen te gaan, de technische aspecten van reisdocumentenbeveiliging te ontwikkelen en de afgifte van reisdocumenten verder te personaliseren.


25.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/45


BESLUIT VAN DE RAAD

van 18 januari 2011

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

(2011/118/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), onder v),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit 2010/687/EG van de Raad 8 november 2010 (1) is de overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de versoepeling van de afgifte van visa („de overeenkomst”) namens de Europese Unie ondertekend op 17 juni 2010, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(2)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

(3)

Bij de overnameovereenkomst wordt een Gemengd Comité overname opgericht, dat zijn reglement van orde kan vaststellen. Het is wenselijk dat een vereenvoudigde procedure wordt gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Unie.

(4)

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft het Verenigd Koninkrijk te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van dit besluit wenst deel te nemen.

(5)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(6)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven (hierna „de overeenkomst”), wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die gemachtigd is om namens de Unie de in artikel 23, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te doen, waarmee de instemming van de Unie om door de overeenkomst gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht. (2)

Artikel 3

De Commissie, bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten, vertegenwoordigt de Unie in het bij artikel 18 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité overname.

Artikel 4

Het standpunt dat de Unie in het Gemengd Comité overname inneemt met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 18, lid 5, van de overeenkomst, wordt vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

MATOLCSY Gy.


(1)  PB L 294 van 12.11.2010, blz. 9.

(2)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en Georgië inzake de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

en

GEORGIË,

VASTBESLOTEN hun samenwerking te versterken teneinde illegale immigratie doeltreffender te bestrijden;

VERLANGEND door middel van deze overeenkomst en op basis van wederkerigheid snelle en doeltreffende procedures vast te stellen voor de identificatie en de veilige en ordelijke overdracht van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Georgië of een van de lidstaten van de Europese Unie, en de doorgeleiding van dergelijke personen in een geest van samenwerking te vergemakkelijken;

EROP WIJZEND dat deze overeenkomst geen afbreuk doet aan de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de Unie, haar lidstaten en Georgië die voortvloeien uit het internationaal recht en met name uit het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, gewijzigd bij het protocol van 31 januari 1967;

OVERWEGENDE dat Ierland, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, niet deelneemt aan deze overeenkomst, tenzij deze lidstaat zijn wens dienaangaande te kennen geeft overeenkomstig dat protocol;

OVERWEGENDE dat de bepalingen van deze overeenkomst, die onder de werkingssfeer van deel III, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie valt, niet van toepassing zijn op het Koninkrijk Denemarken overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „overeenkomstsluitende partijen”: Georgië en de Unie;

b)   „onderdaan van Georgië”: elke persoon die het staatsburgerschap van Georgië bezit;

c)   „onderdaan van een lidstaat”: elke persoon die de nationaliteit van een lidstaat bezit, zoals in het kader van de Unie gedefinieerd;

d)   „lidstaat”: elke lidstaat van de Europese Unie die door deze overeenkomst gebonden is;

e)   „onderdaan van een derde land”: iedere persoon die een andere nationaliteit bezit dan die van Georgië of een van de lidstaten;

f)   „staatloze persoon”: een persoon die van geen enkel land de nationaliteit bezit;

g)   „verblijfsvergunning”: een door Georgië of een van de lidstaten afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, die een persoon het recht geeft om op het grondgebied van Georgië, respectievelijk een van de lidstaten, te verblijven. Hieronder vallen niet de tijdelijke vergunningen om op het grondgebied van een van die staten te verblijven in verband met de behandeling van een asielverzoek of een aanvraag van een verblijfsvergunning;

h)   „visum”: een door Georgië of een van de lidstaten afgegeven vergunning of genomen beslissing die vereist is om het grondgebied van Georgië, respectievelijk een van de lidstaten, binnen te komen of door te reizen. Luchthaventransitvisa vallen hier niet onder;

i)   „verzoekende staat”: de staat (Georgië of een van de lidstaten) die een overnameverzoek in de zin van artikel 7 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 14 van deze overeenkomst indient;

j)   „aangezochte staat”: de staat (Georgië of een van de lidstaten) waaraan een overnameverzoek in de zin van artikel 7 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 14 van deze overeenkomst is gericht;

k)   „bevoegde autoriteit”: elke nationale autoriteit van Georgië of van een van de lidstaten die is belast met de uitvoering van deze overeenkomst op basis van artikel 19, lid 1, onder a);

l)   „doorgeleiding”: de doorreis van een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon over het grondgebied van de aangezochte staat op weg van de verzoekende staat naar het land van bestemming;

m)   „grensregio”: een maximaal 5 km breed gebied vanaf het grondgebied van zeehavens, met inbegrip van douanezones, en internationale luchthavens van de lidstaten en Georgië.

AFDELING I

OVERNAMEVERPLICHTINGEN VOOR GEORGIË

Artikel 2

Overname van eigen onderdanen

1.   Georgië neemt, op verzoek van een lidstaat en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, alle personen over die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de verzoekende lidstaat, mits wordt aangetoond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan worden gemaakt dat zij onderdaan zijn van Georgië.

2.   Georgië neemt ook de volgende personen over:

a)

minderjarige ongehuwde kinderen van de in lid 1 vermelde personen, ongeacht hun geboorteplaats of nationaliteit, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in de verzoekende lidstaat hebben of over een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning beschikken, en

b)

echtgenoten van de in lid 1 vermelde personen die een andere nationaliteit bezitten, mits zij het recht hebben of krijgen om op het grondgebied van Georgië binnen te komen en te verblijven, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in de verzoekende lidstaat hebben of over een door een andere lidstaat afgegeven geldige verblijfsvergunning beschikken.

3.   Georgië neemt ook personen over aan wie de nationaliteit van Georgië is ontnomen, die hun nationaliteit hebben verloren of die daarvan afstand hebben gedaan sinds zij het grondgebied van een lidstaat zijn binnengekomen, tenzij die personen ten minste een naturalisatietoezegging van die lidstaat hebben gekregen.

4.   Nadat Georgië het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post van Georgië de over te nemen persoon, ongeacht diens wil, onverwijld en uiterlijk binnen drie werkdagen het voor zijn terugkeer vereiste reisdocument met een geldigheidsduur van negentig dagen. Indien Georgië niet binnen drie werkdagen het reisdocument heeft afgegeven, wordt het geacht in te stemmen met het gebruik van het standaardreisdocument van de Europese Unie voor verwijderingsdoeleinden (1).

5.   Indien de betrokken persoon om juridische of feitelijke redenen niet binnen de geldigheidstermijn van het oorspronkelijk afgegeven reisdocument kan worden overgedragen, verlengt de bevoegde diplomatieke of consulaire post van Georgië binnen drie werkdagen de geldigheidstermijn van het reisdocument of verstrekt hij zo nodig een nieuw reisdocument met dezelfde geldigheidstermijn. Indien Georgië niet binnen drie werkdagen het nieuwe reisdocument heeft afgegeven of de geldigheidsduur heeft verlengd, wordt het geacht in te stemmen met het gebruik van het standaardreisdocument van de Europese Unie voor verwijderingsdoeleinden (2).

Artikel 3

Overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen

1.   Georgië neemt, op verzoek van een lidstaat en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, alle onderdanen van derde landen en staatloze personen over die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de verzoekende lidstaat, mits wordt aangetoond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan worden gemaakt dat de betrokkene:

a)

op het ogenblik van de indiening van het overnameverzoek in het bezit is van een door Georgië afgegeven geldig visum of geldige verblijfsvergunning, of

b)

het grondgebied van een lidstaat illegaal en rechtstreeks is binnengekomen na verblijf op of doorreis via het grondgebied van Georgië.

2.   De in lid 1 bedoelde overnameplicht is niet van toepassing wanneer:

a)

de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon slechts in luchthaventransit is geweest via een internationale luchthaven in Georgië, of

b)

de verzoekende lidstaat aan de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon vóór of na de binnenkomst op zijn grondgebied een visum of verblijfsvergunning heeft afgegeven, tenzij:

i)

die persoon in het bezit is van een door Georgië afgegeven visum of verblijfsvergunning met een langere geldigheidstermijn;

ii)

het visum dat of de verblijfsvergunning die door de verzoekende lidstaat is afgegeven, verkregen is door gebruikmaking van nagemaakte of vervalste documenten of door middel van valse verklaringen, of

iii)

die persoon nalaat de aan het visum verbonden voorwaarden na te leven;

c)

de onderdaan van een derde land of staatloze persoon door de aangezochte staat is uitgewezen naar zijn land van herkomst of naar een derde staat.

3.   Nadat Georgië het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt het de over te nemen persoon onverwijld en uiterlijk binnen drie werkdagen een reisdocument voor verwijderingsdoeleinden. Indien Georgië niet binnen drie werkdagen het reisdocument heeft afgegeven, wordt het geacht in te stemmen met het gebruik van het standaardreisdocument van de Europese Unie voor verwijderingsdoeleinden.

AFDELING II

OVERNAMEVERPLICHTINGEN VOOR DE UNIE

Artikel 4

Overname van eigen onderdanen

1.   Een lidstaat neemt, op verzoek van Georgië en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, alle personen over die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Georgië, mits wordt aangetoond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan worden gemaakt dat zij onderdaan zijn van die lidstaat.

2.   Een lidstaat neemt ook de volgende personen over:

a)

minderjarige ongehuwde kinderen van de in lid 1 vermelde personen, ongeacht hun geboorteplaats of nationaliteit, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in Georgië hebben, en

b)

echtgenoten van de in lid 1 vermelde personen die een andere nationaliteit bezitten, mits zij het recht hebben of krijgen om op het grondgebied van de aangezochte lidstaat binnen te komen en te verblijven, tenzij zij een zelfstandig verblijfsrecht in Georgië hebben.

3.   Een lidstaat neemt ook personen over aan wie de nationaliteit van een lidstaat is ontnomen of die daarvan afstand hebben gedaan sinds zij het grondgebied van Georgië zijn binnengekomen, tenzij die personen ten minste een naturalisatietoezegging van Georgië hebben gekregen.

4.   Nadat de aangezochte lidstaat het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt de ter zake bevoegde diplomatieke of consulaire post van die lidstaat de over te nemen persoon, ongeacht diens wil, onverwijld en uiterlijk binnen drie werkdagen het voor zijn terugkeer vereiste reisdocument met een geldigheidsduur van negentig dagen. Indien de aangezochte lidstaat niet binnen drie werkdagen het reisdocument heeft afgegeven, wordt hij geacht in te stemmen met het gebruik van het Georgische standaardreisdocument voor verwijderingsdoeleinden.

5.   Indien de betrokken persoon om juridische of feitelijke redenen niet binnen de geldigheidstermijn van het oorspronkelijk afgegeven reisdocument kan worden overgedragen, verlengt de bevoegde diplomatieke of consulaire post van de aangezochte lidstaat binnen drie werkdagen de geldigheidstermijn van het reisdocument of verstrekt hij zo nodig een nieuw reisdocument met dezelfde geldigheidstermijn. Indien de aangezochte lidstaat niet binnen drie werkdagen het nieuwe reisdocument heeft afgegeven of de geldigheidsduur heeft verlengd, wordt hij geacht in te stemmen met het gebruik van het Georgische standaardreisdocument voor verwijderingsdoeleinden.

Artikel 5

Overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen

1.   Een lidstaat neemt, op verzoek van Georgië en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overeenkomst zijn genoemd, alle onderdanen van derde landen en staatloze personen over die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Georgië, mits wordt aangetoond of op basis van prima facie bewijs aannemelijk kan worden gemaakt dat de betrokkene:

a)

op het ogenblik van de indiening van het overnameverzoek in het bezit is van een door de aangezochte lidstaat afgegeven geldig visum of geldige verblijfsvergunning, of

b)

het grondgebied van Georgië illegaal en rechtstreeks is binnengekomen na verblijf op of doorreis over het grondgebied van de aangezochte lidstaat.

2.   De in lid 1 bedoelde overnameplicht is niet van toepassing wanneer:

a)

de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon slechts in luchthaventransit is geweest via een internationale luchthaven in de aangezochte lidstaat, of

b)

Georgië aan de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon vóór of na de binnenkomst op zijn grondgebied een visum of verblijfsvergunning heeft afgegeven, tenzij:

i)

die persoon in het bezit is van een door de aangezochte lidstaat afgegeven visum of verblijfsvergunning met een langere geldigheidstermijn;

ii)

het visum dat of de verblijfsvergunning die door Georgië is afgegeven, is verkregen door gebruikmaking van nagemaakte of vervalste documenten of door middel van valse verklaringen, of

iii)

die persoon nalaat de aan het visum verbonden voorwaarden na te leven;

c)

de onderdaan van een derde land of staatloze persoon door de aangezochte lidstaat is uitgewezen naar zijn land van herkomst of naar een derde staat.

3.   De in lid 1 vervatte overnameverplichting rust op de lidstaat die een visum of verblijfsvergunning heeft afgegeven. Indien twee of meer lidstaten een visum of verblijfsvergunning hebben afgegeven, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat die het document met de langste geldigheidsduur heeft afgegeven of, indien een of meer daarvan reeds zijn vervallen, het document dat nog steeds geldig is. Indien alle documenten reeds zijn vervallen, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat die het document met de meest recente vervaldatum heeft afgegeven. Indien dergelijke documenten niet kunnen worden overgelegd, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat waarvan het grondgebied op de meest recente datum is verlaten.

4.   Nadat de aangezochte lidstaat het overnameverzoek heeft ingewilligd, verstrekt hij de over te nemen persoon onverwijld en uiterlijk binnen drie werkdagen een reisdocument voor verwijderingsdoeleinden. Indien de lidstaat niet binnen drie werkdagen het reisdocument heeft afgegeven, wordt hij geacht in te stemmen met het gebruik van het Georgische standaardreisdocument voor verwijderingsdoeleinden.

AFDELING III

OVERNAMEPROCEDURE

Artikel 6

Beginselen

1.   Onder voorbehoud van lid 2, wordt voor elke overdracht van een op grond van een verplichting als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 over te nemen persoon een overnameverzoek ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat.

2.   Indien de over te nemen persoon in het bezit is van een geldig reisdocument of een geldige identiteitskaart kan de overdracht plaatsvinden zonder dat de verzoekende staat bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat een overnameverzoek of schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 11, lid 1, hoeft in te dienen.

3.   Onverminderd lid 2 kan de verzoekende staat, indien een persoon in de grensregio (met inbegrip van luchthavens) van de verzoekende staat is aangehouden nadat hij op illegale wijze de grens heeft overschreden rechtstreeks komend van het grondgebied van de aangezochte staat, binnen twee dagen na de aanhouding van deze persoon een overnameverzoek indienen (versnelde procedure).

Artikel 7

Overnameverzoek

1.   Het overnameverzoek bevat, voor zover mogelijk, de volgende gegevens:

a)

de persoonsgegevens van de over te nemen persoon (bijv. naam, voornamen, geboortedatum en zo mogelijk geboorteplaats en laatste verblijfplaats) en, in voorkomend geval, de persoonsgegevens van minderjarige ongehuwde kinderen en/of echtgeno(o)t(e);

b)

voor eigen onderdanen: vermelding van de middelen waarmee het bewijs van of het prima facie bewijs inzake de nationaliteit zal worden geleverd;

c)

voor onderdanen van derde landen en staatloze personen: vermelding van de middelen waarmee het bewijs van of het prima facie bewijs inzake het voldoen aan de voorwaarden voor de overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen, de illegale binnenkomst en het illegale verblijf zal worden geleverd;

d)

een foto van de over te nemen persoon;

e)

vingerafdrukken.

2.   Het overnameverzoek bevat, voor zover mogelijk, ook de volgende gegevens:

a)

een verklaring waaruit blijkt dat de over te dragen persoon hulp of verzorging nodig kan hebben, mits de betrokken persoon uitdrukkelijk met die verklaring heeft ingestemd;

b)

andere beschermings- of veiligheidsmaatregelen dan wel gegevens over de gezondheid van de persoon die voor de overdracht van die persoon nodig kunnen zijn.

3.   Een gemeenschappelijk formulier voor overnameverzoeken is in bijlage 5 bij deze overeenkomst opgenomen.

4.   Een overnameverzoek kan met behulp van elk communicatiemiddel worden ingediend, ook elektronisch.

Artikel 8

Bewijsmiddelen met betrekking tot de nationaliteit

1.   Het bewijs van de nationaliteit in de zin van artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 1 vermelde documenten, ook indien de geldigheidsduur ervan is verstreken, mits dit niet langer dan zes maanden is. Wanneer dergelijke documenten worden overgelegd, erkennen de lidstaten en Georgië de nationaliteit zonder dat daarvoor verder onderzoek wordt verlangd. Het bewijs van de nationaliteit kan niet door middel van valse documenten worden geleverd.

2.   Prima facie bewijs van de nationaliteit in de zin van artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 2 vermelde documenten, ook indien de geldigheidsduur ervan is verstreken. Wanneer dergelijke documenten worden overgelegd, nemen de lidstaten en Georgië aan dat de nationaliteit is vastgesteld, tenzij zij het tegendeel kunnen bewijzen. Valse documenten kunnen niet als prima facie bewijs inzake de nationaliteit dienen.

3.   Indien geen van de in bijlage 1 of 2 vermelde documenten kan worden overgelegd, of als deze ontoereikend zijn, neemt de bevoegde diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging van de betrokken aangezochte staat op basis van een in het overnameverzoek opgenomen verzoek daartoe, de nodige maatregelen om de over te nemen persoon onverwijld en uiterlijk binnen vier werkdagen na ontvangst van het overnameverzoek te ondervragen teneinde diens nationaliteit vast te stellen. De procedure voor dergelijke ondervragingen kan worden vastgesteld in de op basis van artikel 19 vastgestelde uitvoeringsprotocollen.

Artikel 9

Bewijsmiddelen met betrekking tot onderdanen van derde landen en staatloze personen

1.   Het bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 3 vermelde bewijsmiddelen; dit bewijs kan niet door middel van valse documenten worden geleverd. Het bewijs wordt door de lidstaten en Georgië zonder verder onderzoek erkend.

2.   Prima facie bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, en artikel 5, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage 4 vermelde bewijsmiddelen; dit bewijs kan niet door middel van valse documenten worden geleverd. Wanneer prima facie bewijsmateriaal wordt overgelegd, nemen de lidstaten en Georgië aan dat aan de voorwaarden is voldaan, tenzij zij het tegendeel kunnen bewijzen.

3.   Het illegale karakter van de binnenkomst, de aanwezigheid of het verblijf wordt vastgesteld aan de hand van de reisdocumenten van de betrokken persoon waarin het vereiste visum of de vereiste verblijfsvergunning voor het grondgebied van de verzoekende staat ontbreekt. Een verklaring van de verzoekende staat dat de betrokken persoon niet in het bezit was van de vereiste reisdocumenten, het vereiste visum of de vereiste verblijfsvergunning kan evenzo als prima facie bewijs dienen voor het illegale karakter van de binnenkomst, de aanwezigheid of het verblijf.

Artikel 10

Termijnen

1.   Het overnameverzoek moet bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat worden ingediend uiterlijk zes maanden nadat de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat kennis heeft gekregen van het feit dat een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon niet of niet meer aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf voldoet. Indien er juridische of praktische belemmeringen zijn waardoor het verzoek niet tijdig kan worden ingediend, wordt de termijn op verzoek van de verzoekende staat verlengd, doch uiterlijk totdat de belemmeringen zijn opgeheven.

2.   Het overnameverzoek moet schriftelijk worden beantwoord

a)

binnen twee werkdagen wanneer het overnameverzoek in het kader van de versnelde procedure is ingediend (artikel 6, lid 3), of

b)

binnen twaalf kalenderdagen in alle overige gevallen.

Deze termijn begint te lopen vanaf de datum van ontvangst van het overnameverzoek. Wordt binnen deze termijn niet geantwoord, dan wordt aangenomen dat met de overdracht wordt ingestemd.

3.   De afwijzing van een overnameverzoek wordt schriftelijk gemotiveerd.

4.   Nadat de instemming is gegeven of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de in lid 2 bedoelde termijnen wordt de betrokken persoon binnen drie maanden overgedragen. Deze termijn kan op verzoek van de verzoekende staat worden verlengd met de periode die nodig is om juridische of praktische belemmeringen op te heffen.

Artikel 11

Wijze van overdracht en van vervoer

1.   Onverminderd artikel 6, lid 2, stellen de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat de bevoegde autoriteiten van de aangezochte staat ten minste drie werkdagen voordat een persoon wordt overgedragen schriftelijk in kennis van de datum van overdracht, de plaats van binnenkomst, eventuele begeleiders en andere voor de overdracht relevante informatie.

2.   Vervoer kan plaatsvinden door de lucht of over land. Bij overdracht door de lucht hoeft niet uitsluitend gebruik te worden gemaakt van de nationale luchtvaartmaatschappijen van Georgië of de lidstaten; er kan ook gebruik worden gemaakt van lijnvluchten of, in het geval van onderdanen van de aangezochte staat, chartervluchten. In het geval van begeleide overdracht mogen naast de gemachtigde personen van de verzoekende staat ook gemachtigde personen uit Georgië of een van de lidstaten de over te dragen persoon begeleiden.

Artikel 12

Onterechte overname

De verzoekende staat neemt een persoon die door de aangezochte staat is overgenomen terug, indien binnen zes maanden, en in geval van onderdanen van derde landen of staatloze personen binnen twaalf maanden na de overdracht van de betrokken persoon wordt vastgesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden van de artikelen 2 tot en met 5.

In dergelijke gevallen zijn de procedurevoorschriften van deze overeenkomst van overeenkomstige toepassing en worden tevens alle beschikbare gegevens met betrekking tot de werkelijke identiteit en nationaliteit van de terug te nemen persoon meegedeeld.

AFDELING IV

DOORGELEIDING

Artikel 13

Beginselen

1.   De lidstaten en Georgië moeten doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen beperken tot gevallen waarin die personen niet rechtstreeks aan de staat van bestemming kunnen worden overgedragen.

2.   Georgië staat de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen over zijn grondgebied toe indien een lidstaat daarom verzoekt, en een lidstaat staat de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen over zijn grondgebied toe indien Georgië daarom verzoekt, wanneer de verdere reis in eventuele andere staten van doorgeleiding en de overname door de staat van bestemming verzekerd zijn.

3.   Doorgeleiding kan door Georgië of een lidstaat worden geweigerd:

a)

indien de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon een reëel gevaar loopt in de staat van bestemming of een andere staat van doorgeleiding te worden onderworpen aan marteling, aan onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, aan de doodstraf of aan vervolging op grond van ras, godsdienst, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groep, of politieke overtuiging;

b)

indien de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon in de aangezochte staat of een andere staat van doorgeleiding blootstaat aan strafrechtelijke sancties, of

c)

om redenen van volksgezondheid, binnenlandse veiligheid, openbare orde of andere nationale belangen van de aangezochte staat.

4.   Georgië of een lidstaat kan elke afgegeven vergunning intrekken indien zich later omstandigheden zoals bedoeld in lid 3 voordoen of aan het licht komen die de doorgeleiding belemmeren of indien de verdere reis in eventuele staten van doorreis of de overname door de staat van bestemming niet meer gewaarborgd is. In dat geval neemt de verzoekende staat de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon zo nodig onverwijld terug.

Artikel 14

Doorgeleidingsprocedure

1.   Een doorgeleidingsverzoek moet schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat en moet de volgende gegevens bevatten:

a)

type van doorgeleiding (door de lucht of over land); eventuele andere staten van doorgeleiding en beoogde eindbestemming;

b)

de persoonsgegevens van de betrokken persoon (bijv. naam, voornaam, meisjesnaam, andere namen die de betrokken persoon gebruikt of waaronder hij bekend staat of aliassen, geboortedatum, geslacht en zo mogelijk geboorteplaats, nationaliteit, taal, aard en nummer van het reisdocument);

c)

voorgenomen plaats van binnenkomst, tijdstip van overdracht en eventueel gebruik van begeleiders;

d)

een verklaring waarin wordt gesteld dat volgens de verzoekende staat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, en dat er geen redenen bekend zijn voor een afwijzing op grond van artikel 13, lid 3.

Een gemeenschappelijk formulier voor doorgeleidingsverzoeken is opgenomen in bijlage 6.

2.   Binnen vijf kalenderdagen na ontvangst van het verzoek brengt de aangezochte staat de verzoekende staat schriftelijk op de hoogte van de toelating, met bevestiging van de plaats van binnenkomst en het geplande tijdstip van toelating, of van de afwijzing van de toelating en de redenen daarvoor.

3.   Indien de doorgeleiding door de lucht gebeurt, worden de over te nemen persoon en eventuele begeleiders vrijgesteld van de verplichting een luchthaventransitvisum aan te vragen.

4.   De bevoegde autoriteiten van de aangezochte staat verlenen na wederzijds overleg steun bij de doorgeleiding, met name door toezicht te houden op de betrokken personen en door geschikte faciliteiten ter beschikking te stellen.

5.   De doorgeleiding vindt plaats binnen dertig dagen na ontvangst van de instemming met het verzoek.

AFDELING V

KOSTEN

Artikel 15

Kosten van vervoer en van doorgeleiding

Onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten om de aan de overname verbonden kosten van de over te nemen persoon of derde partijen terug te vorderen, komen alle vervoerskosten in verband met overname en doorgeleiding uit hoofde van deze overeenkomst tot aan de grens van de staat van eindbestemming ten laste van de verzoekende staat.

AFDELING VI

GEGEVENSBESCHERMING EN ONVERMINDERDE TOEPASSELIJKHEID

Artikel 16

Gegevensbescherming

Persoonsgegevens worden alleen verstrekt wanneer dit nodig is voor de uitvoering van deze overeenkomst door, naar gelang van het geval, de bevoegde autoriteiten van Georgië of een lidstaat. De verwerking en de behandeling van persoonsgegevens in een bepaald geval zijn onderworpen aan de wetgeving van Georgië en, wanneer de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie een bevoegde autoriteit van een lidstaat is, aan de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG en de nationale wetgeving van die lidstaat die uit hoofde van deze richtlijn is vastgesteld. Daarnaast zijn de volgende beginselen van toepassing:

a)

de persoonsgegevens moeten eerlijk en rechtmatig worden verwerkt;

b)

de persoonsgegevens moeten voor het welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doel van de uitvoering van deze overeenkomst worden verkregen en mogen door de meedelende of ontvangende autoriteit niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel;

c)

de persoonsgegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn in verhouding tot het doel waarvoor zij worden verkregen en/of verder verwerkt; de verstrekte persoonsgegevens mogen met name uitsluitend betrekking hebben op:

i)

de identiteit van de betrokken persoon (bijv. voornamen, familienaam, vroegere namen, andere namen die de betrokken persoon gebruikt of onder welke hij bekend staat, aliassen, geslacht, burgerlijke staat, plaats en datum van geboorte, huidige en eventuele vroegere nationaliteit);

ii)

paspoort, identiteitskaart of rijbewijs (nummer, geldigheidstermijn, datum van afgifte, afgevende autoriteit, plaats van afgifte);

iii)

stopplaatsen en reisroutes;

iv)

andere voor identificatie van de over te dragen persoon of voor het onderzoek van de overnamevereisten uit hoofde van deze overeenkomst dienstige gegevens;

d)

de persoonsgegevens moeten nauwkeurig zijn en moeten in voorkomend geval worden bijgewerkt;

e)

de persoonsgegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij werden verkregen of vervolgens werden verwerkt;

f)

de meedelende en de ontvangende autoriteit treffen alle redelijke maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor een passende correctie, uitwissing of afscherming van persoonsgegevens wanneer de verwerking ervan niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, met name omdat deze persoonsgegevens niet toereikend, ter zake dienend of nauwkeurig zijn, of omdat zij bovenmatig zijn in verhouding tot het doel van de verwerking. Dit behelst tevens de kennisgeving van elke correctie, uitwissing of afscherming aan de andere partij;

g)

op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de meedelende autoriteit in kennis van het gebruik dat van de verstrekte gegevens is gemaakt en van de daardoor verkregen resultaten;

h)

de persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de bevoegde autoriteiten worden verstrekt. Voor de mededeling aan andere instanties is de voorafgaande toestemming van de meedelende autoriteit vereist;

i)

de meedelende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht de mededeling en ontvangst van persoonsgegevens schriftelijk te registreren.

Artikel 17

Onverminderde toepasselijkheid

1.   Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de Unie, de lidstaten en Georgië die voortvloeien uit het internationaal recht en met name uit:

a)

het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, gewijzigd bij het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen;

b)

internationale overeenkomsten waarbij wordt bepaald welk land bevoegd is voor de behandeling van ingediende asielaanvragen;

c)

het Europees Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en de bijbehorende protocollen;

d)

het VN-Verdrag van 10 december 1984 tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

e)

internationale verdragen inzake uitwijzing en doorgeleiding;

f)

multilaterale internationale verdragen en overeenkomsten over de overname van vreemde onderdanen, zoals het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944.

2.   Niets in deze overeenkomst belet de terugkeer van een persoon op basis van andere formele of informele regelingen.

AFDELING VII

UITVOERING EN TOEPASSING

Artikel 18

Gemengd Comité overname

1.   De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar wederzijds bijstand bij de toepassing en interpretatie van deze overeenkomst. Daartoe stellen zij een Gemengd Comité overname (hierna „het comité” genoemd) in, dat met name:

a)

toezicht houdt op de toepassing van deze overeenkomst;

b)

uitvoeringsregelingen vaststelt die nodig zijn voor de eenvormige toepassing van deze overeenkomst;

c)

geregeld gegevens uitwisselt over de uitvoeringsprotocollen die door de afzonderlijke lidstaten en Georgië op grond van artikel 19 van deze overeenkomst zijn opgesteld;

d)

aanbevelingen doet voor wijziging van deze overeenkomst en de bijlagen daarbij.

2.   De beslissingen van het comité zijn bindend voor de overeenkomstsluitende partijen.

3.   Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en Georgië.

4.   Het comité komt zo vaak als nodig bijeen op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen.

5.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 19

Uitvoeringsprotocollen

1.   Op verzoek van een lidstaat of van Georgië, stellen Georgië en een lidstaat een uitvoeringsprotocol op dat onder andere betrekking heeft op de regels inzake:

a)

de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten, de plaatsen voor het overschrijden van de grenzen en de uitwisseling van contactpunten;

b)

de voorwaarden voor begeleide terugkeer, met inbegrip van de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen onder begeleiding;

c)

andere middelen en documenten dan die vermeld in de bijlagen 1 tot en met 4;

d)

de wijze van overname in het kader van de versnelde procedure, en

e)

de procedure voor ondervragingen.

2.   De in lid 1 bedoelde uitvoeringsprotocollen treden niet eerder in werking dan nadat het Gemengd Comité overname, bedoeld in artikel 18, daarvan in kennis is gesteld.

3.   Georgië stemt ermee in om alle bepalingen van een met een lidstaat gesloten uitvoeringsprotocol ook toe te passen in zijn betrekkingen met een andere lidstaat, op verzoek van die laatstbedoelde lidstaat.

Artikel 20

Verhouding tot bilaterale overnameovereenkomsten of overnameregelingen van de lidstaten

De bepalingen van deze overeenkomst hebben voorrang boven de bepalingen van andere bilaterale overeenkomsten of regelingen inzake de overname van zonder vergunning op het grondgebied verblijvende personen die op basis van artikel 19 tussen afzonderlijke lidstaten en Georgië zijn of kunnen worden gesloten, voor zover de bepalingen van deze bilaterale overnameovereenkomsten of overnameregelingen onverenigbaar zijn met die van deze overeenkomst.

AFDELING VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Territoriaal toepassingsgebied

1.   Onverminderd lid 2, is deze overeenkomst van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, alsook op het grondgebied van Georgië.

2.   Deze overeenkomst is op het grondgebied van Ierland enkel van toepassing na een desbetreffende kennisgeving van de Europese Unie aan Georgië. Deze overeenkomst is niet van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken.

Artikel 22

Wijziging van de overeenkomst

Deze overeenkomst kan in onderlinge overeenstemming tussen de overeenkomstsluitende partijen worden gewijzigd en aangevuld. Wijzigingen en aanvullingen worden opgesteld in de vorm van afzonderlijke protocollen, die een integrerend onderdeel van deze overeenkomst vormen en in werking treden volgens de in artikel 23 van deze overeenkomst bedoelde procedure.

Artikel 23

Inwerkingtreding, looptijd en beëindiging

1.   Deze overeenkomst wordt door de overeenkomstsluitende partijen bekrachtigd of goedgekeurd volgens hun eigen procedures.

2.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste overeenkomstsluitende partij de andere partij ervan in kennis heeft gesteld dat de in lid 1 bedoelde procedures zijn voltooid.

3.   Deze overeenkomst is van toepassing op Ierland op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de kennisgeving bedoeld in artikel 21, lid 2.

4.   Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

5.   Elke overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst opzeggen door middel van een officiële kennisgeving aan de andere overeenkomstsluitende partij. Deze overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van een dergelijke kennisgeving.

Artikel 24

Bijlagen

De bijlagen 1 tot en met 6 maken een integrerend deel uit van deze overeenkomst.

Opgesteld te Brussel op 22 november 2010 in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Georgische taal, waarbij al deze teksten gelijkelijk authentiek zijn.

За Европейския съюз

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l’Union européenne

Per l’Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

Image

За Грузия

Por Georgia

Za Gruzii

For Georgien

Für Georgien

Gruusia nimel

Για τη Γεωργία

For Georgia

Pour la Géorgie

Per la Georgia

Gruzijas vārdā –

Gruzijos vardu

Grúzia részéről

Għall-Georġja

Voor Georgië

W imieniu Gruzji

Pela Geórgia

Pentru Georgia

Za Gruzínsko

Za Gruzijo

Georgian puolesta

För Georgien

Image

Image


(1)  Overeenkomstig het formulier dat is aangenomen bij de EU-aanbeveling van de Raad van 30 november 1994.

(2)  Ibidem.

BIJLAGE 1

GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN WAARVAN DE OVERLEGGING WORDT BESCHOUWD ALS BEWIJS VAN HET STAATSBURGERSCHAP

(ARTIKEL 2, LID 1, ARTIKEL 4, LID 1, EN ARTIKEL 8, LID 1)

alle soorten paspoorten (nationale paspoorten, diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten, collectieve paspoorten en paspoortvervangende documenten, met inbegrip van paspoorten voor kinderen);

identiteitskaarten (ook tijdelijke en voorlopige identiteitskaarten);

burgerschapscertificaten en andere officiële documenten waaruit duidelijk het staatsburgerschap blijkt.

BIJLAGE 2

GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN WAARVAN DE OVERLEGGING WORDT BESCHOUWD ALS PRIMA FACIE BEWIJS VAN NATIONALITEIT

(ARTIKEL 2, LID 1, ARTIKEL 4, LID 1, EN ARTIKEL 8, LID 2)

Wanneer de aangezochte staat een lidstaat of Georgië is:

de in bijlage 1 vermelde documenten waarvan de geldigheid langer dan zes maanden is verstreken;

fotokopieën van de in bijlage 1 genoemde documenten;

rijbewijzen of fotokopieën daarvan;

geboorteakten of fotokopieën daarvan;

bedrijfspassen of fotokopieën daarvan;

getuigenverklaringen;

verklaringen van de betrokken persoon en verklaring betreffende de taal die hij spreekt, onder meer door middel van een officieel testresultaat;

andere documenten die kunnen bijdragen tot het vaststellen van de nationaliteit van de betrokken persoon;

militaire zakboekjes en militaire identiteitskaarten;

monsterboekjes en schippersbewijzen;

door de aangezochte staat afgegeven laissez-passer.

Wanneer de aangezochte staat Georgië is:

bevestiging van de identiteit na raadpleging van het visuminformatiesysteem (1);

in het geval van lidstaten die het visuminformatiesysteem niet gebruiken: positieve identificatie op basis van visumaanvraagdossiers van die lidstaten.


(1)  Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening), PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

BIJLAGE 3

GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN DIE WORDEN BESCHOUWD ALS BEWIJS DAT IS VOLDAAN AAN DE VOORWAARDEN VOOR OVERNAME VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN EN STAATLOZE PERSONEN

(ARTIKEL 3, LID 1, ARTIKEL 5, LID 1, EN ARTIKEL 9, LID 1)

visum en/of verblijfsvergunning afgegeven door de aangezochte staat;

inreis-/uitreisstempels of soortgelijke aantekeningen in het reisdocument van de betrokkene of andere bewijzen van inreis/uitreis (bijv. fotografische).

BIJLAGE 4

GEMEENSCHAPPELIJKE LIJST VAN DOCUMENTEN DIE WORDEN BESCHOUWD ALS PRIMA FACIE BEWIJS DAT IS VOLDAAN AAN DE VOORWAARDEN VOOR OVERNAME VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN EN STAATLOZE PERSONEN

(ARTIKEL 3, LID 1, ARTIKEL 5, LID 1, EN ARTIKEL 9, LID 2)

door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat verstrekte omschrijving van de plaats waar en de omstandigheden waaronder de betrokken persoon na binnenkomst op het grondgebied van die staat is onderschept;

gegevens met betrekking tot de identiteit en/of het verblijf van een persoon die door een internationale organisatie zijn verstrekt (bijv. UNHCR);

rapportage/bevestiging van de inlichtingen door familieleden, reisgenoten, enz.;

verklaring van de betrokken persoon;

gegevens waaruit blijkt dat de betrokkene gebruik heeft gemaakt van de diensten van een tussenpersoon of reisbureau;

officiële verklaringen van met name grensbeambten en andere personen die kunnen getuigen dat de betrokken persoon de grens heeft overschreden;

officiële verklaring van de betrokken persoon in gerechtelijke of administratieve procedures;

alle soorten documenten, certificaten en rekeningen (bijv. hotelrekeningen, afspraakkaarten voor bezoek aan arts/tandarts, toegangsbewijzen voor openbare/particuliere instellingen, autoverhuurcontracten, kredietkaartkwitantie, enz.) waaruit duidelijk blijkt dat de betrokken persoon op het grondgebied van de aangezochte staat heeft verbleven;

reisbiljetten op naam en/of passagierslijsten voor vlieg-, trein-, bus- of bootreizen waaruit de aanwezigheid van de betrokken persoon en zijn reisroute op het grondgebied van de aangezochte staat kunnen worden afgeleid.

BIJLAGE 5

Image

Image

Image

BIJLAGE 6

Image

Image

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ARTIKEL 3, LID 1, EN ARTIKEL 5, LID 1

De partijen komen overeen dat voor de toepassing van deze bepalingen een persoon „rechtstreeks is binnengekomen” vanuit het grondgebied van Georgië wanneer de betrokken persoon op het grondgebied van een lidstaat aankomt zonder dat hij vooraf in een derde land is binnengekomen of, wanneer de aangezochte staat een van de lidstaten is, op het grondgebied van Georgië aankomt zonder dat hij vooraf in een derde land is binnengekomen. Luchthaventransit in een derde land wordt niet beschouwd als een binnenkomst.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DENEMARKEN

De overeenkomstsluitende partijen nemen er nota van dat deze overeenkomst niet van toepassing is op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, noch op onderdanen van het Koninkrijk Denemarken. Het is daarom wenselijk dat Georgië en Denemarken een overnameovereenkomst sluiten die vergelijkbaar is met deze overeenkomst.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE IJSLAND EN NOORWEGEN

De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en IJsland en Noorwegen, met name uit hoofde van de Overeenkomst van 18 mei 1999 inzake de wijze waarop die landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Het is daarom wenselijk dat Georgië met IJsland en Noorwegen een overnameovereenkomst sluit die vergelijkbaar is met deze overeenkomst.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE ZWITSERLAND

De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en Zwitserland, met name uit hoofde van de op 1 maart 2008 in werking getreden Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Het is daarom wenselijk dat Georgië met Zwitserland een overnameovereenkomst sluit die vergelijkbaar is met deze overeenkomst.


VERORDENINGEN

25.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 52/66


VERORDENING (EU) Nr. 156/2011 VAN DE RAAD

van 13 december 2010

betreffende de toewijzing van de vangstmogelijkheden in het kader van het Protocol bij de Partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesia inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 mei 2010 is een nieuw protocol (hierna „het protocol”) bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Staten van Micronesië inzake de visserij in de visserijzone van de Federale Staten van Micronesië (1) (hierna „de overeenkomst”) geparafeerd. Het protocol kent aan EU-vaartuigen vangstmogelijkheden toe in de wateren waarover de Federale Staten van Micronesië de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezitten.

(2)

Op 13 december 2010 heeft de Raad Besluit nr. 2011/116/EU (2) betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het protocol vastgesteld.

(3)

De methode voor de verdeling van de vangstmogelijkheden over de lidstaten moet worden vastgesteld voor de in artikel 13 van het protocol bedoelde periode van vijf jaar, alsmede voor de periode van de voorlopige toepassing ervan.

(4)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren (3) dient de Commissie, als blijkt dat de krachtens het protocol van de Unie toegewezen vangstmogelijkheden niet volledig worden benut, de betrokken lidstaten daarover in kennis te stellen. Indien binnen een door de Raad vast te stellen termijn niet wordt geantwoord, wordt dit beschouwd als een bevestiging dat de vaartuigen van de betrokken lidstaat hun vangstmogelijkheden in de gegeven periode niet volledig benutten. Deze termijn dient te worden vastgesteld.

(5)

Deze verordening dient op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het protocol bij de overeenkomst worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen

Spanje

5 vaartuigen

Frankrijk

1 vaartuig

b)

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje

12 vaartuigen

2.   Onverminderd de bepalingen van de overeenkomst en het protocol, is Verordening (EG) nr. 1006/2008 van toepassing.

3.   Als met de vismachtigingsaanvragen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 vismachtigingsaanvragen van andere lidstaten in overweging.

De in artikel 10, lid 1, van die verordening bedoelde termijn wordt vastgesteld op 10 werkdagen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

K. PEETERS


(1)  PB L 151 van 6.6.2006, blz. 3.

(2)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33.