ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.026.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 26

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
29 januari 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/56/EU

 

*

Besluit van de Raad van 26 juli 2010 inzake de ondertekening namens de Unie van een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 68/2011 van de Commissie van 28 januari 2011 tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag voor de particuliere opslag van varkensvlees

2

 

 

Verordening (EU) nr. 69/2011 van de Commissie van 28 januari 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

5

 

 

Verordening (EU) nr. 70/2011 van de Commissie van 28 januari 2011 tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

7

 

 

Verordening (EU) nr. 71/2011 van de Commissie van 28 januari 2011 inzake de verkoopprijzen voor granen in reactie op de 5e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving

9

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2011/8/EU van de Commissie van 28 januari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG wat de beperking op het gebruik van bisfenol A in zuigflessen van kunststof voor zuigelingen betreft ( 1 )

11

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/57/EU

 

*

Besluit van de Raad van 20 december 2010 houdende wijziging van Besluit 2010/320/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

15

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

29.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 juli 2010

inzake de ondertekening namens de Unie van een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

(2011/56/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 168, lid 5, juncto artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (1) bepaalt in artikel 21 dat het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving openstaat voor deelneming door derde landen die het belang van de Unie en van haar lidstaten bij de doelstellingen en het werk van het Centrum delen.

(2)

Op 11 juli 2006 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te voeren met de Republiek Kroatië over een Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (hierna „de overeenkomst” genoemd). De onderhandelingen werden succesvol afgesloten met de parafering van de overeenkomst.

(3)

Onder voorbehoud van de sluiting moet de overeenkomst namens de Unie worden ondertekend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de deelneming van de Republiek Kroatië aan de werkzaamheden van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (hierna „de overeenkomst” genoemd) wordt goedgekeurd namens de Unie, onder voorbehoud van de sluiting van deze overeenkomst.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen, onder voorbehoud van sluiting (2).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juli 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

S. VANACKERE


(1)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1.

(2)  De tekst van de overeenkomst zal samen met het besluit betreffende de sluiting ervan worden bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

29.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/2


VERORDENING (EU) Nr. 68/2011 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2011

tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag voor de particuliere opslag van varkensvlees

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (“Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder a) en d), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat, wanneer de gemiddelde communautaire marktprijs van geslachte varkens, die wordt vastgesteld op basis van de prijzen die in elke lidstaat op de representatieve markten van de Gemeenschap worden genoteerd en worden gewogen door middel van coëfficiënten die de relatieve omvang van de varkensstapel van elke lidstaat uitdrukken, lager ligt dan 103 % van de referentieprijs en naar verwachting op dat niveau zal blijven, de Commissie kan besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen.

(2)

De marktprijzen zijn onder dat niveau gedaald en in verband met seizoens- en cyclische schommelingen zou die situatie kunnen voortduren. Daarom verdient het aanbeveling steun voor particuliere opslag te verlenen.

(3)

In artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat steun voor de particuliere opslag van varkensvlees kan worden verleend en dat die steun door de Commissie wordt vastgesteld, hetzij vooraf, hetzij door middel van een inschrijvingsprocedure.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 826/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de verlening van steun voor de particuliere opslag van bepaalde landbouwproducten (2) zijn gemeenschappelijke bepalingen voor de toepassing van de steunregeling voor particuliere opslag vastgesteld.

(5)

Op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 826/2008 moet een vooraf vastgesteld steunbedrag worden verleend overeenkomstig de in hoofdstuk III van die verordening opgenomen nadere bepalingen en voorwaarden.

(6)

Om het beheer van de maatregel te vergemakkelijken, worden de varkensvleesproducten ingedeeld in categorieën waarvoor de opslagkosten ongeveer even hoog zijn.

(7)

De einddatum voor de indiening van aanvragen dient afhankelijk te zijn van de marktsituatie en moet worden bepaald volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

(8)

Ter vergemakkelijking van de administratieve en controlewerkzaamheden die met de sluiting van contracten gepaard gaan, dient de minimumhoeveelheid producten te worden vastgesteld waarop elke aanvraag betrekking moet hebben.

(9)

Een zekerheid dient te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers hun contractuele verplichtingen nakomen en dat de maatregel het beoogde effect op de markt sorteert.

(10)

De uitvoer van varkensvleesproducten draagt bij tot het herstel van het marktevenwicht. Daarom moet de opslagperiode overeenkomstig artikel 28, lid 3, van Verordening (EG) nr. 826/2008 kunnen worden bekort met het oog op uitvoer van de uitgeslagen producten. De bedragen per dag moeten worden vastgesteld die gelden voor de verlaging van het steunbedrag waarin dat artikel voorziet.

(11)

Met het oog op toepassing van artikel 28, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 826/2008 en in het belang van de nodige coherentie en duidelijkheid voor de marktdeelnemers moet de in dat artikel genoemde periode van twee maanden worden uitgedrukt in dagen.

(12)

Artikel 35 van Verordening (EG) nr. 826/2008 heeft betrekking op de gegevens die de lidstaten aan de Commissie moeten meedelen. De voorschriften inzake deze mededelingen moeten in de onderhavige verordening worden gespecificeerd.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt steun verleend voor de particuliere opslag van varkensvlees als bedoeld in artikel 31, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

2.   De lijst van productcategorieën die voor deze steun in aanmerking komen, en de desbetreffende bedragen worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Toe te passen bepalingen

Verordening (EG) nr. 826/2008 is van toepassing tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

Indiening van aanvragen

1.   Met ingang van 01.02.2011 mogen aanvragen worden ingediend voor steun voor de particuliere opslag van de categorieën varkensvleesproducten die op grond van artikel 1 voor steun in aanmerking komen.

2.   De aanvragen hebben betrekking op een opslagperiode van 90, 120 of 150 dagen.

3.   Elke aanvraag betreft slechts één van de in de bijlage vermelde categorieën producten onder vermelding van de desbetreffende GN-code binnen die categorie.

4.   Over de einddatum van de periode voor indiening van aanvragen wordt beslist volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

5.   Elke aanvraag heeft betrekking op een minimumhoeveelheid van ten minste 10 ton voor producten zonder been en 15 ton voor andere producten.

Artikel 4

Zekerheden

Het bedrag van de overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder i), van Verordening (EG) nr. 826/2008 te stellen zekerheid bedraagt 20 % van de in de kolommen 3, 4 en 5 van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde steunbedragen.

Artikel 5

Uitslag van voor uitvoer bestemde producten

1.   Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 826/2008 is vereist dat een minimale opslagperiode van 60 dagen is verstreken.

2.   Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 826/2008 worden de bedragen per dag vastgesteld in kolom 6 van de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 6

Mededelingen

De lidstaten delen elke maandag en donderdag uiterlijk om 12.00 u (Brusselse tijd) aan de Commissie mee voor welke hoeveelheden aanvragen tot het sluiten van contracten zijn ingediend.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 223 van 21.8.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Categorie producten

Producten waarvoor steun wordt toegekend

Steun voor een opslagtermijn van

(EUR/ton)

Bedragen per dag

(EUR/ton/dag)

90 dagen

120 dagen

150 dagen

1

2

3

4

5

6

Categorie 1

ex 0203 11 10

Halve dieren zonder voorpoot, staart, nier, middenrif en ruggenmerg (1)

376

398

420

0,74

Categorie 2

ex 0203 12 11

Hammen

416

435

455

0,65

ex 0203 12 19

Schouders

ex 0203 19 11

Voorstukken

ex 0203 19 13

Karbonadestrengen met of zonder halskarbonade, of halskarbonaden alleen, karbonadestrengen met of zonder heup (2)  (3)

Categorie 3

ex 0203 19 55

Hammen, schouders, voorstukken, karbonadestrengen met of zonder halskarbonade, of halskarbonaden alleen, karbonadestrengen met of zonder heup, zonder been (2)  (3)

459

479

499

0,67

Categorie 4

ex 0203 19 15

Buik, als zodanig of rechthoekig gesneden

343

362

381

0,65

Categorie 5

ex 0203 19 55

Buik, als zodanig of rechthoekig gesneden, zonder zwoerd en ribben

369

389

408

0,66

Categorie 6

ex 0203 19 55

Deelstukken overeenstemmend met „middles”, met of zonder zwoerd of vet, zonder been (4)

373

395

416

0,73


(1)  Voor steun komen ook in aanmerking halve dieren, versneden volgens de „Wiltshire”-methode, d.w.z. ontdaan van de kop, de wang, het kinnebakspek, de poten, de staart, de bladreuzel, de nier, het haasje, het schouderblad, het borstbeen, de wervelkolom, het heupbeen en het middenrif.

(2)  De karbonadestrengen en de halskarbonaden mogen opgeslagen worden met of zonder zwoerd; het vastzittend spek mag echter niet dikker zijn dan 25 mm.

(3)  De in het contract vastgelegde hoeveelheid kan iedere samenstelling van de genoemde producten betreffen.

(4)  Dezelfde aanbiedingsvorm als die van GN-code 0210 19 20.


29.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/5


VERORDENING (EU) Nr. 69/2011 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

116,3

JO

73,2

MA

61,8

TN

128,8

TR

98,6

ZZ

95,7

0707 00 05

EG

182,1

JO

82,9

MA

100,1

TR

113,0

ZZ

119,5

0709 90 70

MA

68,4

TR

130,5

ZZ

99,5

0709 90 80

EG

66,7

ZZ

66,7

0805 10 20

AR

41,5

BR

41,5

EG

51,7

MA

54,7

TN

50,4

TR

72,2

ZA

41,5

ZZ

50,5

0805 20 10

IL

163,3

MA

75,3

TR

79,6

ZZ

106,1

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

69,9

IL

93,5

JM

94,5

MA

108,5

PK

51,5

TR

63,9

US

79,6

ZZ

80,2

0805 50 10

AR

45,3

EG

41,5

TR

52,6

UY

45,3

ZZ

46,2

0808 10 80

BR

55,2

CA

96,6

CL

90,0

CN

131,0

MK

46,1

NZ

78,5

US

123,2

ZZ

88,7

0808 20 50

CN

49,8

US

125,5

ZA

101,1

ZZ

92,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


29.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/7


VERORDENING (EU) Nr. 70/2011 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2011

tot wijziging van de bij Verordening (EU) nr. 867/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2010/11

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2010/11 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 867/2010 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 33/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2010/11 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 867/2010 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 259 van 1.10.2010, blz. 3.

(4)  PB L 13 van 18.1.2011, blz. 57.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 29 januari 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

63,16

0,00

1701 11 90 (1)

63,16

0,00

1701 12 10 (1)

63,16

0,00

1701 12 90 (1)

63,16

0,00

1701 91 00 (2)

60,23

0,00

1701 99 10 (2)

60,23

0,00

1701 99 90 (2)

60,23

0,00

1702 90 95 (3)

0,60

0,17


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


29.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/9


VERORDENING (EU) Nr. 71/2011 VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2011

inzake de verkoopprijzen voor granen in reactie op de 5e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder f), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van granen.

(2)

Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 en artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1017/2010 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen.

(3)

Besloten is dat op grond van de voor de 5e bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs moet worden vastgesteld voor sommige granen en voor sommige lidstaten.

(4)

Om de markt snel een signaal te geven en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel, moet de onderhavige verordening van kracht worden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 5e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 1017/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van granen, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 26 januari 2011 is verstreken, wordt de verkoopprijs per graansoort en per lidstaat vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 293 van 11.11.2010, blz. 41

(3)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Besluiten over verkoop

(EUR/t)

Lidstaat

Minimumverkoopprijs

Zachte tarwe

Gerst

Mais

GN-code 1001 90

GN-code 1003 00

GN-code 1005 90 00

België/Belgique

X

X

X

България

X

X

X

Česká republika

X

185,51

X

Danmark

X

200,51

X

Deutschland

X

197,85

X

Eesti

X

X

X

Eire/Ireland

X

X

X

Ellάda

X

X

X

España

X

X

X

France

X

o

X

Italia

X

X

X

Κύproς

X

X

X

Latvija

X

X

X

Lietuva

X

X

X

Luxembourg

X

X

X

Magyarország

X

X

X

Malta

X

X

X

Nederland

X

X

X

Österreich

X

X

X

Polska

X

X

X

Portugal

X

X

X

România

X

X

X

Slovenija

X

X

X

Slovensko

X

190,00

X

Suomi/Finland

X

178,02

X

Sverige

X

191,06

X

United Kingdom

X

198,01

X

(—)

Geen minimumverkoopprijs vastgesteld (alle inschrijvingen afgewezen).

(°)

Geen inschrijvingen.

(X)

Geen granen beschikbaar voor verkoop.

(#)

Niet van toepassing.


RICHTLIJNEN

29.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/11


RICHTLIJN 2011/8/EU VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2011

tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG wat de beperking op het gebruik van bisfenol A in zuigflessen van kunststof voor zuigelingen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), en met name artikel 18, lid 3,

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/72/EG van de Commissie van 6 augustus 2002 inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (2) staat het gebruik van 2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan, gewoonlijk bisfenol A genoemd en hierna als „BPA” aangeduid, als monomeer voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanmerking te komen, toe in overeenstemming met de adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding („het SCF”) (3) en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („de EFSA”) (4).

(2)

BPA wordt als monomeer gebruikt bij de vervaardiging van polycarbonaatkunststoffen. Polycarbonaatkunststoffen worden onder andere gebruikt bij de vervaardiging van zuigflessen voor zuigelingen. Bij verhitting onder bepaalde omstandigheden kunnen kleine hoeveelheden BPA uit levensmiddelenverpakkingen logen en zo in levensmiddelen of dranken en vervolgens in het menselijk lichaam terechtkomen.

(3)

De Deense regering heeft op 29 maart 2010 de Commissie en de lidstaten meegedeeld dat zij heeft besloten de vrijwaringsmaatregelen van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 toe te passen en het gebruik van BPA bij de vervaardiging van materialen van kunststof, bestemd om in aanraking te komen met levensmiddelen die voor kinderen van 0-3 jaar zijn bedoeld, tijdelijk te verbieden (5).

(4)

De Deense regering heeft het toepassen van de vrijwaringsmaatregel gestaafd met een op 22 maart 2010 door het National Food Institute van de Technical University of Denmark („DTU Food”) verstrekte risicobeoordeling. De risicobeoordeling betreft de evaluatie van uitgebreid onderzoek dat is uitgevoerd op in lage doseringen aan BPA blootgestelde dieren en waarbij de ontwikkeling van het zenuwstelsel en het gedrag van pasgeboren ratten werden gevolgd. DTU Food heeft ook beoordeeld of de nieuwe gegevens iets veranderen aan zijn eerdere evaluatie van de toxische effecten die BPA mogelijk heeft op de ontwikkeling van het zenuwstelsel en het gedrag.

(5)

Overeenkomstig de procedure van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 heeft de Commissie de EFSA op 30 maart 2010 gevraagd advies uit te brengen over de door Denemarken aangevoerde argumenten dat het gebruik van het materiaal gevaar zou opleveren voor de gezondheid van de mens, hoewel aan de relevante bijzondere maatregelen is voldaan.

(6)

De Franse regering heeft op 6 juli 2010 de Commissie en op 9 juli 2010 de lidstaten meegedeeld dat zij heeft besloten de vrijwaringsmaatregelen van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1935/2004 toe te passen en de vervaardiging, invoer, uitvoer en het in de handel brengen van BPA bevattende zuigflessen tijdelijk te verbieden (6).

(7)

De Franse regering heeft het toepassen van de vrijwaringsmaatregel gestaafd met twee op 29 januari 2010 en 7 juni 2010 door de Franse autoriteit voor voedselveiligheid (AFSSA) verstrekte adviezen en het op 3 juni 2010 door het Franse nationale instituut voor gezondheid en medisch onderzoek (INSERM) gepubliceerde verslag.

(8)

Op 23 september 2010 heeft de EFSA het advies van het panel voor materialen die met levensmiddelen in aanraking komen, enzymen, aroma's en technische hulpstoffen („het panel”) inzake BPA goedgekeurd, dat beantwoordt aan het verzoek van de Commissie van 30 maart 2010 en tevens betrekking heeft op de evaluatie van het specifieke neuro-ethiologische onderzoek dat in de Deense risicobeoordeling is geëvalueerd, alsmede op de toetsing en evaluatie van andere recent gepubliceerde onderzoeken naar BPA (7).

(9)

In zijn advies concludeert het panel dat op basis van een uitgebreide evaluatie van recente gegevens over de humane en diertoxiciteit geen nieuw onderzoek kan worden aangewezen dat aanleiding zou geven tot herziening van de huidige toelaatbare dagelijkse inname („tolerable daily intake” of „TDI”) van 0,05 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Deze TDI is gebaseerd op een niveau zonder schadelijke effecten van 5 mg/kg lichaamsgewicht per dag, zoals vastgesteld in een multigeneratieonderzoek naar de reproductietoxiciteit bij ratten, en de toepassing van een onzekerheidsfactor van 100, hetgeen met het oog op alle gegevens over de toxicokinetiek van BPA als voorzichtig beschouwd wordt. Een van de leden van het panel nam echter het minderheidsstandpunt in dat de in bepaalde studies waargenomen effecten duiden op onzekerheden die wellicht niet door de huidige TDI worden gedekt, en dat deze TDI dus als tijdelijk moet worden beschouwd totdat er meer gedegen gegevens beschikbaar zijn op de punten waarover onzekerheid bestaat.

(10)

Het panel heeft opgemerkt dat sommige op dieren in ontwikkeling uitgevoerde studies lijken te wijzen op andere met BPA verbonden effecten die toxicologisch relevant kunnen zijn, met name biochemische veranderingen in de hersenen, immunomodulerende effecten en verhoogde vatbaarheid voor borsttumoren. Deze studies vertonen veel tekortkomingen. In hoeverre deze onderzoeksresultaten relevant zijn voor de menselijke gezondheid kan op dit moment niet worden beoordeeld. Indien er in de toekomst nieuwe gegevens beschikbaar komen, dan zal het panel zijn advies heroverwegen.

(11)

Zuigelingenvoeding of moedermelk is de enige voedingsbron voor zuigelingen tot vier maanden en blijft daarna nog enkele maanden de belangrijkste voedingsbron. In haar advies van 2006 kwam de EFSA tot de conclusie dat de blootstelling aan BPA het hoogste is voor zuigelingen van drie tot zes maanden die met behulp van zuigflessen van polycarbonaat voor zuigelingen worden gevoed, hoewel deze nog wel onder de TDI ligt. Voor deze groep zuigelingen neemt de mate van blootstelling aan BPA af zodra het voeden met behulp van flessen van polycarbonaat geleidelijk wordt beëindigd en andere voedingsbronnen belangrijker worden.

(12)

De EFSA wijst er in haar advies op dat, ook al is de zuigeling ook bij de voor het slechtste geval berekende blootstelling voldoende in staat BPA af te breken, het systeem voor de afbraak van BPA bij een zuigeling nog niet zo sterk is ontwikkeld als bij een volwassene en dat het tijdens de eerste zes maanden slechts geleidelijk tot volledige ontwikkeling komt.

(13)

De potentiële toxicologische effecten hebben mogelijk grotere gevolgen voor het zich ontwikkelende organisme. Volgens de adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van 1997 (8) en 1998 (9) zijn bepaalde effecten, met name endocriene effecten en effecten op de voortplanting, het immuunsysteem en de ontwikkeling van het zenuwstelsel, van bijzondere relevantie voor zuigelingen. De effecten van BPA op de voortplanting en de ontwikkeling van het zenuwstelsel zijn uitgebreid bestudeerd in het kader van gestandaardiseerd multigeneratieonderzoek naar de toxiciteit en andere studies, waarbij rekening is gehouden met het zich ontwikkelende organisme en geen effecten zijn aangetoond bij lagere doseringen dan de TDI. Sommige van de studies waarmee geen rekening kon worden gehouden bij het vaststellen van de TDI omdat ze teveel tekortkomingen vertoonden, bevatten aanwijzingen voor het optreden van met BPA verbonden effecten die toxicologisch relevant kunnen zijn. Bij deze effecten, en met name bij de effecten op biochemische veranderingen in de hersenen, die de ontwikkeling van het zenuwstelsel en de immunomodulatie kunnen beïnvloeden, gaat het om de punten van bijzondere zorg wat zuigelingen betreft waar in de adviezen van het SCF van 1997 en 1998 de nadruk op is gelegd. In het advies van de EFSA van 2010 is bovendien sprake van het versterkende effect dat een blootstelling aan BPA op jonge leeftijd heeft bij het ontstaan van tumoren bij blootstelling aan een carcinogeen op latere leeftijd. Ook in dit geval betreft de gevoelige fase het zich ontwikkelende organisme. Zuigelingen kunnen dus als het meest kwetsbare deel van de bevolking worden beschouwd waar het gaat om die onderzoeksresultaten waarvan de relevantie voor de menselijke gezondheid nog niet volledig kon worden beoordeeld.

(14)

Volgens het advies van de EFSA van 2006 vormen zuigflessen van polycarbonaat de belangrijkste bron van blootstelling aan BPA voor zuigelingen. Er zijn in de EU andere materialen in de handel die een alternatief vormen voor polycarbonaat en geen BPA bevatten, met name uit andere kunststoffen of uit glas vervaardigde zuigflessen. Deze alternatieve materialen moeten voldoen aan de strenge veiligheidsvoorschriften die gelden voor materialen die met levensmiddelen in aanraking komen. Het is dus niet nodig om BPA bevattend polycarbonaat te blijven gebruiken voor zuigflessen voor zuigelingen.

(15)

Aangezien zuigelingen mogelijk extra kwetsbaar zijn voor de potentiële effecten van BPA, en hoewel ook zuigelingen geacht worden in staat te zijn BPA af te breken en het risico, met name voor de menselijke gezondheid, nog niet volledig is aangetoond, is het wenselijk de blootstelling van zuigelingen aan BPA zoveel als redelijkerwijs mogelijk te beperken, totdat er aanvullende wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn waarmee de toxicologische relevantie van sommige waargenomen effecten van BPA, met name met betrekking tot biochemische veranderingen in de hersenen, immunomodulerende effecten en verhoogde vatbaarheid voor borsttumoren, kan worden verduidelijkt.

(16)

Het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (10) bedoelde voorzorgsbeginsel stelt de Unie in staat in afwachting van een aanvullende risicoanalyse op basis van de beschikbare relevante informatie voorlopige maatregelen te treffen, welke binnen een redelijke termijn opnieuw moeten worden bezien.

(17)

Omdat er bij de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek naar de schadelijkheid van blootstelling aan BPA voor zuigelingen (11) door het gebruik van zuigflessen van polycarbonaat voor zuigelingen onzekerheden bestaan die moeten worden opgehelderd, kan de Commissie een preventieve maatregel nemen met betrekking tot het gebruik van BPA in zuigflessen van polycarbonaat voor zuigelingen, op basis van het voorzorgsbeginsel dat geldt in gevallen waarin wetenschappelijke onzekerheid bestaat, zelfs als het risico, met name voor de menselijke gezondheid, nog niet volledig is aangetoond.

(18)

Om de fundamentele doelstelling van een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te realiseren is het dus noodzakelijk en gepast mogelijke gevaren voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van zuigelingen als gevolg van blootstelling aan BPA in zuigflessen uit de weg te ruimen.

(19)

De Commissie heeft de markt voor zuigflessen voor zuigelingen onderzocht en is er door de betrokken producenten op gewezen dat de bedrijfstak al vrijwillige maatregelen neemt om te zorgen voor vervanging op de markt en dat de economische effecten van de voorgestelde maatregel beperkt zijn. Alle BPA bevattende zuigflessen voor zuigelingen die in de EU in de handel zijn zouden dus vóór medio 2011 moeten zijn vervangen.

(20)

Totdat er aanvullende wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn waarmee de toxicologische relevantie van sommige waargenomen effecten van BPA, met name met betrekking tot biochemische veranderingen in de hersenen, immunomodulerende effecten en verhoogde vatbaarheid voor borsttumoren, kan worden verduidelijkt, moet het gebruik van BPA bij de vervaardiging en het in de handel brengen van zuigflessen van polycarbonaat voor zuigelingen tijdelijk worden verboden. Richtlijn 2002/72/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. De EFSA heeft als opdracht te volgen wat er aan nieuw onderzoek wordt gedaan om duidelijkheid over deze eindpunten te verkrijgen.

(21)

De evaluatie van de technische en economische haalbaarheid van het toepassen van de voorgestelde maatregel leidt tot de conclusie dat de maatregel de handel niet meer beperkt dan nodig om het in de Unie gekozen hoge niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken.

(22)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In deel A van bijlage II bij Richtlijn 2002/72/EG wordt de tekst in kolom 4 onder referentienummer 13480, die betrekking heeft op de monomeer 2,2-bis(4-hydroxyfenyl)propaan, vervangen door:

„SML(T) = 0,6 mg/kg. Niet gebruiken voor de vervaardiging van zuigflessen van polycarbonaat voor zuigelingen (12).

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 15 februari 2011 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten de in lid 1 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten passen de in lid 1 bedoelde bepalingen zo toe dat zij met ingang van 1 maart 2011 de vervaardiging van, en vanaf 1 juni 2011 het in de handel brengen en de invoer in de Unie van materialen en voorwerpen van kunststof die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen, maar die niet aan deze richtlijn voldoen, verbieden.

3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op 1 februari 2011

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.

(2)  PB L 220 van 15.8.2002, blz. 18.

(3)  Opinion of the Scientific Committee on Food on Bisphenol A van 17 april 2002. SCF/CS/PM/3936 Final van 3 mei 2002. http://ec.europa.eu/food/fs/sc/scf/out128_en.pdf.

(4)  Opinion of the Scientific Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Materials in Contact with Food on a request from the Commission related to 2,2-BIS(4-HYDROXYPHENYL)PROPANE (Bisphenol A) Question number EFSA-Q-2005-100, aangenomen op 29 november 2006, The EFSA Journal (2006) 428, blz. 1 and Toxicokinetics of Bisphenol A, Scientific Opinion of the Panel on Food additives, Flavourings, Processing aids and Materials in Contact with Food (AFC) (Question No EFSA-Q-2008-382), aangenomen op 9 juli 2008, The EFSA Journal (2008) 759, blz. 1.

(5)  Bekendtgørelse om ændring af bekendtgørelse om materialer og genstande bestemt til kontakt med fødevarer, Lovtidende A, Nr.286, 27.3.2010.

(6)  LOI no 2010-729 du 30 juin 2010 tendant à suspendre la commercialisation de biberons produits à base de bisphénol A, JORF no 0150 van 1 juli 2010, blz. 11857.

(7)  Scientific Opinion on Bisphenol A: evaluation of a study investigating its neurodevelopmental toxicity, review of recent scientific literature on its toxicity and advice on the Danish risk assessment of Bisphenol A EFSA Panel on food contact materials, enzymes, flavourings and processing aids (CEF) (Question Nos: EFSA-Q-2009-00864, EFSA-Q-2010-01023 and EFSA-Q-2010-00709), aangenomen op 23 september 2010, EFSA Journal 2010; 8(9):1829.

(8)  Opinion of the Scientific Committee for Food on: A maximum residue limit (MRL) of 0.01 mg/kg for pesticides in foods intended for infants and young children (van 19 september 1997).

(9)  Further advice on the opinion of the Scientific Committee for Food expressed on the 19 September 1997 on a Maximum Residue Limit (MRL) of 0.01 mg/kg for pesticides in foods intended for infants and young children (aangenomen door het SCF op 4 juni 1998).

(10)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(11)  Volgens de definitie van Richtlijn 2006/141/EG (PB L 401 van 30.12.2006, blz. 1).

(12)  Volgens de definitie van zuigelingen van Richtlijn 2006/141/EG (PB L 401 van 30.12.2006, blz. 1).”.


BESLUITEN

29.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/15


BESLUIT VAN DE RAAD

van 20 december 2010

houdende wijziging van Besluit 2010/320/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

(2011/57/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 126, lid 9, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 136, lid 1, onder a), van het VWEU voorziet in de mogelijkheid specifieke maatregelen ter versterking van de coördinatie en de bewaking van de begrotingsdiscipline vast te stellen voor de lidstaten die de euro als munt hebben.

(2)

Overeenkomstig artikel 126 van het VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden; daartoe is in datzelfde artikel een buitensporigtekortprocedure vastgelegd. Het stabiliteits- en groeipact, waarvan het correctieve deel bestaat in de tenuitvoerlegging van de buitensporigtekortprocedure, verschaft een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(3)

Op 27 april 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond.

(4)

Op 10 mei 2010 heeft de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 9, en artikel 136 van het VWEU, Besluit 2010/320/EU (1) (hierna „het besluit”), dat gericht is tot Griekenland, vastgesteld met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort uiterlijk in 2014 te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen. De Raad stelde het volgende traject voor de correctie van het tekort vast: een overheidstekort van niet meer dan 18 508 miljoen EUR in 2010, 17 065 miljoen EUR in 2011, 14 916 miljoen EUR in 2012, 11 399 miljoen EUR in 2013 en 6 385 miljoen EUR in 2014.

(5)

Volgens de prognoses die ten tijde van de vaststelling door de Raad van het besluit beschikbaar waren, zou het reële bbp in 2010 met 4 % en in 2011 met 2,5 % krimpen, en zich nadien herstellen met groeicijfers van 1,1 % in 2012 en 2,1 % in 2013 en in 2014. Verwacht werd dat de bbp-deflator in de periode 2010-2014 op achtereenvolgens 1,2 %, – 0,5 %, 1,0 %, 0,7 % en 1,0 % zou uitkomen. Gezien de economische ontwikkelingen wordt thans aangenomen dat het reële bbp in 2010 met 4,25 % en in 2011 met 3 % zal krimpen, en zich nadien zal herstellen met groeicijfers van 1,1 % in 2012 en 2,1 % in 2013 en in 2014. Thans wordt ervan uitgegaan dat de bbp-deflator in de periode 2010-2014 op achtereenvolgens 3,0 %, 1,5 %, 0,4 %, 0,8 % en 1,2 % zal uitkomen.

(6)

Op 7 september 2010 heeft de Raad Besluit 2010/486/EU (2) vastgesteld waarbij het besluit wordt gewijzigd.

(7)

Op 15 november 2010 heeft Eurostat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (3) de Griekse statistieken over het overheidstekort en de overheidsschuld gevalideerd. Bij die gelegenheid zijn de tekort- en schuldreeksen voor de jaren 2006-2009 opwaarts herzien. De tekortquote van de overheid voor 2009 is bijgesteld van 13,6 % van het bbp tot 15,4 % van het bbp, terwijl de schuldquote is herzien van 115,1 % van het bbp tot 126,8 % van het bbp.

(8)

Griekenland heeft goede vooruitgang geboekt bij de tenuitvoerlegging van de bij het besluit opgelegde maatregelen, zoals onder meer de vermindering van het overheidstekort. Als gevolg van voornoemde herziening van de statistische reeksen, in combinatie met een inefficiënte inning van ontvangsten en andere problemen bij de begrotingsuitvoering, zoals onder meer de accumulatie van betalingsverplichtingen, zal het voor 2010 vastgestelde maximum voor het overheidstekort meer dan waarschijnlijk worden overschreden. Deze overschrijding zal in de loop van 2011 volledig moeten worden gecompenseerd.

(9)

Op 24 november 2010 heeft Griekenland bij de Raad en de Commissie een verslag ingediend waarin een beschrijving wordt gegeven van de beleidsmaatregelen die zijn genomen om aan het besluit gevolg te geven. De Commissie heeft het verslag geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat Griekenland in bevredigende mate gevolg geeft aan het besluit.

(10)

In het licht van het bovenstaande lijkt het dienstig het besluit op een aantal punten te herzien, met behoud van zowel de uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort als het aanpassingstraject voor het overheidstekort en de nominale stijging van de overheidsschuld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/320/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 3, wordt de tweede zin vervangen door:

„Afgaande op de bbp-prognoses van november 2010 ziet het overeenkomstige traject van de schuldquote er als volgt uit: een schuldquote van niet meer dan 143 % in 2010, 153 % in 2011, 157 % in 2012, 158 % in 2013 en 156 % in 2014.”.

2)

In artikel 2, lid 3, wordt punt b) vervangen door:

„b)

de tenuitvoerlegging van een wet tot versterking van het begrotingskader. Deze wet dient met name in het volgende te voorzien: de totstandbrenging van een begrotingskader voor de middellange termijn, de opneming in de begroting van een verplichte reserve voor onvoorziene uitgaven ter grootte van 5 % van de totale begrotingskredieten van de ministeries, met uitzondering van de lonen, de pensioenen en de intrestbetalingen, de invoering van sterkere mechanismen voor de controle op de uitgaven en de oprichting van een begrotingsdienst die van het parlement afhangt;”.

3)

In artikel 2, lid 3, wordt punt g) geschrapt.

4)

In artikel 2, lid 3, wordt punt k) vervangen door:

„k)

een beter beheer van de overheidsmiddelen met de bedoeling ten minste een opbrengst van 7 miljard EUR te realiseren over de periode 2011-2013 waarvan ten minste 1 miljard EUR in 2011; de opbrengsten van de verkoop van activa (onroerend goed en financiële activa) worden aangewend om schulden af te lossen en niet om de budgettaire consolidatie-inspanningen die nodig zijn om te voldoen aan de in artikel 1, lid 2, vastgelegde maxima voor het overheidstekort te verminderen;”.

5)

In artikel 2, lid 3, wordt punt m) vervangen door:

„m)

een decreet dat lokale overheden tot ten minste 2014 verbiedt tekorten te boeken; een vermindering van de overdrachten aan de lokale overheid conform de geplande besparingen en bevoegdheidsoverdrachten;”.

6)

In artikel 2, lid 3, wordt punt o) vervangen door:

„o)

invoering van een uniform elektronisch receptensysteem; bekendmaking van de volledige prijslijst van de op de markt beschikbare geneesmiddelen; toepassing van de lijst van niet-vergoede geneesmiddelen en van de lijst van receptvrije geneesmiddelen; bekendmaking van de nieuwe lijst van vergoede geneesmiddelen met gebruikmaking van het nieuwe systeem van referentieprijzen; gebruikmaking van de via elektronische recepten en scanning beschikbaar gekomen informatie voor de inning van kortingen van farmaceutische bedrijven; invoering van een bewakingsmechanisme dat een maandelijkse toetsing van de uitgaven voor geneesmiddelen mogelijk maakt; opleggen van eigen bijdragen van 5 EUR voor standaard poliklinische diensten en uitbreiding van eigen bijdragen tot onrechtmatig beroep op spoeddiensten; bekendmaking van gecontroleerde rekeningen van ziekenhuizen en gezondheidscentra; en instelling van een onafhankelijke taskforce van deskundigen op het gebied van het gezondheidszorgbeleid die tot taak heeft tegen eind mei 2011 een gedetailleerd verslag op te stellen met het oog op een algemene hervorming van het gezondheidszorgstelsel teneinde dit stelsel efficiënter en doeltreffender te maken;”.

7)

In artikel 2, lid 3, wordt punt p) geschrapt.

8)

Aan artikel 2, lid 3, worden de volgende punten toegevoegd:

„q)

verdere vermindering van de beleidsuitgaven met ten minste 5 %, wat besparingen ter waarde van ten minste 100 miljoen EUR oplevert;

r)

verdere reductie van de overdrachten, wat voor de overheid als geheel in besparingen ter waarde van ten minste 100 miljoen EUR resulteert. De begunstigde overheidsentiteiten gaan over tot een dienovereenkomstige vermindering van de uitgaven, zodat er geen accumulatie van betalingsachterstanden ontstaat;

s)

invoering vanaf januari 2011 van inkomensafhankelijke gezinsuitkeringen, wat besparingen ter waarde van ten minste 150 miljoen EUR (ongerekend de desbetreffende administratieve kosten) oplevert;

t)

vermindering van de aankoop van militaire uitrusting (leveringen) met ten minste 500 miljoen EUR in vergelijking met het feitelijke niveau van 2010;

u)

reductie van de uitgaven voor geneesmiddelen met 900 miljoen EUR door de socialeverzekeringsinstellingen als gevolg van een bijkomende verlaging van de geneesmiddelenprijzen en nieuwe aankoopprocedures, en met ten minste 350 miljoen EUR door ziekenhuizen (met inbegrip van uitgaven voor apparatuur);

v)

aanbrengen van wijzigingen in het beheer, de prijszetting en de lonen van overheidsbedrijven, wat besparingen ter waarde van ten minste 800 miljoen EUR oplevert;

w)

gelijktrekking van de belastingen op stookolie en diesel na 15 oktober 2011 om fraude tegen te gaan, een maatregel die in 2011 ten minste 400 miljoen EUR opbrengt, ongerekend doelgerichte maatregelen ter bescherming van de minder welvarende bevolkingsgroepen;

x)

verhoging van de verminderde btw-tarieven van 5,5 tot 6,5 % en van 11 tot 13 %, wat ten minste 880 miljoen EUR oplevert en verlaging van het btw-tarief voor geneesmiddelen en hotelaccommodatie van 11 tot 6,5 %, waarvan de kosten niet hoger mogen oplopen dan 250 miljoen EUR, ongerekend de uit het lagere btw-tarief voor geneesmiddelen voortvloeiende besparingen voor socialeverzekeringsinstellingen en ziekenhuizen;

y)

intensivering van de strijd tegen brandstofsmokkel (ten minste 190 miljoen EUR);

z)

verhoging van de kosten van procesvoering (ten minste 100 miljoen EUR);

aa)

tenuitvoerlegging van een actieplan voor een versnelde inning van achterstallige belastingen (ten minste 200 miljoen EUR);

bb)

snellere inning van fiscale boeten (ten minste 400 miljoen EUR);

cc)

inning van inkomsten die uit het nieuwe kader voor fiscale geschillen en processen voortvloeien (ten minste 300 miljoen EUR);

dd)

inkomsten uit hoofde van de verlenging van vervallende telecommunicatievergunningen (ten minste 350 miljoen EUR);

ee)

inkomsten uit concessieovereenkomsten (ten minste 250 miljoen EUR);

ff)

een herstructureringsplan voor het Atheense vervoersnetwerk (OASA). Doel van het plan is de exploitatieverliezen van het vervoersbedrijf te reduceren en het economisch levensvatbaar te maken. Het plan voorziet onder meer in bezuinigingen op de exploitatiekosten van het bedrijf en tariefverhogingen. Uiterlijk in januari 2011 worden de vereiste maatregelen getroffen;

gg)

een wet die de indienstnemingen in de hele overheidssector beperkt tot niet meer dan één indienstneming voor vijf pensioneringen of ontslagen, zonder sectorale uitzonderingen en met inbegrip van het personeel dat van overheidsbedrijven in herstructurering naar overheidsentiteiten wordt overgeheveld;

hh)

wetten die de arbeidsmarktsinstelling versterken en die bepalen dat: overeenkomsten op ondernemingsniveau prevaleren boven sectorale en beroepsovereenkomsten zonder ongerechtvaardigde beperkingen; collectieve arbeidsovereenkomsten op bedrijfsniveau niet beperkt worden door eisen in verband met de minimumgrootte van ondernemingen; de uitbreiding van sectorale en beroepsovereenkomsten tot partijen die niet bij de onderhandelingen betrokken waren, wordt afgeschaft; de proefperiode voor nieuwe arbeidsplaatsen wordt verlengd; dat tijdsbeperkingen bij gebruikmaking van uitzendkantoren worden verlengd; belemmeringen bij grotere gebruikmaking van overeenkomsten voor bepaalde duur worden weggenomen; en een flexibeler arbeidstijdsbeheer, met inbegrip van deeltijdse ploegenarbeid, wordt toegelaten.”.

9)

In artikel 2, lid 4, wordt punt a) geschrapt.

10)

Aan artikel 2, lid 4, worden de volgende punten toegevoegd:

„c)

wegwerken van de in de loop van eerdere jaren opgebouwde betalingsachterstanden;

d)

een meerjarenplan voor structurele begrotingsconsolidatie met maatregelen ter grootte van ten minste 5 % van het bbp die garanderen dat de tekortdoelstellingen tot en met 2014 worden gehaald;

e)

een plan tot bestrijding van belastingontwijking met kwantitatieve prestatie-indicatoren om belastinginningsdiensten op hun verantwoordelijkheid aan te spreken; wetgeving tot stroomlijning van de procedures voor de beslechting van administratieve belastinggeschillen en van de gerechtelijke beroepsprocedures, alsook de nodige wetten en procedures om ernstige beroepsfouten, corruptie en slecht presteren van belastingambtenaren beter te kunnen aanpakken, onder meer door vervolging in gevallen van plichtsverzuim;

f)

een gedetailleerd actieplan met tijdschema voor de volledige uitwerking en invoering van de vereenvoudigde beloningsregeling;

g)

verbetering van de boekhoudings- en factureringssystemen van ziekenhuizen door: voltooiing van de invoering in alle ziekenhuizen van dubbele boekhoudsystemen op transactiebasis; gebruikmaking van het uniforme codeersysteem en van een gemeenschappelijk register voor medische benodigdheden; berekening van de voorraden en stromen van medische benodigdheden in alle ziekenhuizen met behulp van het uniforme codeerstelsel voor medische benodigdheden; inning van eigen bijdragen van patiënten in alle voorzieningen van de nationale gezondheidsdienst; en de tijdige facturering van behandelingskosten (niet later dan twee maanden) aan Griekse socialeverzekeringsinstellingen, andere lidstaten en particuliere zorgverzekeraars; ervoor zorgen dat ten minste 50 % van de hoeveelheid geneesmiddelen die eind 2011 door openbare ziekenhuizen is gebruikt, uit generieke geneesmiddelen en geneesmiddelen waarop geen octrooi rust, bestaat door alle openbare ziekenhuizen ertoe te verplichten farmaceutische producten per werkzame stof aan te kopen;

h)

om verspilling en wanbeheer in staatsbedrijven tegen te gaan en budgettaire besparingen ter waarde van ten minste 800 miljoen EUR te realiseren, stelt Griekenland uiterlijk eind februari 2011 een wet vast op grond waarvan: de primaire bezoldiging in overheidsbedrijven met ten minste 10 % op ondernemingsniveau wordt verlaagd, de secundaire bezoldiging tot 10 % van de primaire bezoldiging wordt beperkt, een maandelijks plafond van 4 000 EUR voor het brutoloon (12 betalingen per jaar) wordt ingevoerd en de tarieven voor het stadsvervoer met ten minste 30 % worden opgetrokken; andere tarieven worden verhoogd; maatregelen worden genomen die de exploitatiekosten van overheidsbedrijven met 15 à 25 % reduceren; alsook een wet tot herstructurering van het Atheense stedelijke vervoersnetwerk (OASA) tegen maart 2011;

i)

een nieuw regelgevingskader om de sluiting van concessieovereenkomsten voor regionale luchthavens te faciliteren;

j)

instelling van een onafhankelijke taskforce voor onderwijsbeleid om tot een efficiënter openbaar onderwijs (lager, middelbaar en hoger onderwijs) en een efficiënter gebruik van de middelen te komen;

k)

vaststelling van een wet waarbij overeenkomstig het actieplan een centrale autoriteit voor overheidsopdrachten wordt ingesteld.”.

11)

In artikel 2, lid 5, wordt punt b) vervangen door:

„b)

beoordeling van de resultaten van de eerste fase van de onafhankelijke functionele evaluatie van centrale overheidsdiensten, met inbegrip van de praktische beleidsaanbevelingen en voltooiing van de evaluatie van bestaande sociale programma’s;”.

12)

In artikel 2, lid 5, onder d), worden de jaren „2010-2060” vervangen door de jaren „2009-2060”.

13)

Aan artikel 2, lid 5, wordt het volgende punt toegevoegd:

„h)

verdere bevordering van het gebruik van generieke geneesmiddelen door elektronische recepten per werkzame stof verplicht te stellen.”.

14)

In artikel 2, lid 6, wordt punt a) vervangen door:

„a)

de opname van budgettaire consolidatiemaatregelen voor een bedrag van minstens 2,2 % van het bbp in de ontwerpbegroting voor 2012. De begroting omvat met name de volgende maatregelen (of in uitzonderlijke omstandigheden, maatregelen die dezelfde besparingen opleveren): het verbreden van de btw-grondslag door goederen en diensten te verplaatsen van het verminderde tarief naar het normale tarief (met het oog op de inning van minstens 300 miljoen EUR meer); het verminderen van de tewerkstelling bij de overheidssector bovenop de regel volgens dewelke er in de overheidssector slechts één aanwerving plaatsvindt per vijf pensioneringen (met het oog op de besparing van tenminste 600 miljoen EUR); het vaststellen van accijnsrechten op niet-alcoholhoudende dranken (voor een totaal bedrag van minstens 300 miljoen EUR); het uitbreiden van de vastgoedbelasting door het actualiseren van de waarde van de goederen (teneinde minstens 200 miljoen EUR aan extra inkomsten te genereren); het reorganiseren van de gedecentraliseerde overheden (met het oog op de besparing van tenminste 500 miljoen EUR); het invoeren van een nominale bevriezing van de pensioenen; de efficiëntie van de forfaitaire belastingheffing op zelfstandigen te vergroten (met de bedoeling een opbrengst van ten minste 100 miljoen EUR te realiseren); het verminderen van de overdrachten aan overheidsbedrijven (met ten minste 800 miljoen EUR) ingevolge de herstructurering ervan; het afhankelijk stellen van de werkloosheidsuitkeringen van het inkomen (met de bedoeling een besparing van 500 miljoen EUR te realiseren); en het innen van bijkomende ontvangsten uit hoofde van vergunningen voor kansspelen (ten minste 225 miljoen EUR uit hoofde van toekenningen van vergunningen en 400 miljoen EUR in de vorm van royalty’s);”.

15)

In artikel 2, lid 7, wordt punt c) geschrapt.

16)

Aan artikel 2, lid 7, worden de volgende punten toegevoegd:

„d)

invoering vanaf 2013 van een voor budgetteringsdoeleinden te gebruiken systeem voor de berekening per geval van de ziekenhuiskosten;

e)

wetten om uitvoering te geven aan de praktische aanbevelingen van de eerste fase van de functionele evaluatie van de centrale overheidsdiensten en van de volledige evaluatie van bestaande sociale programma’s;

f)

aanvang van de werkzaamheden van de centrale autoriteit voor overheidsopdrachten, die kan beschikken over de middelen die voor haar in het actieplan omschreven opdracht, doelstellingen en bevoegdheden zijn vereist.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 20 december 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

MATOLCSY Gy.


(1)  PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6.

(2)  PB L 241 van 14.9.2010, blz. 12.

(3)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.