ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.287.dut

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 287

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
4 november 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2010/648/EU

 

*

Besluit van de Raad van 14 mei 2010 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005

1

Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005

3

 

 

2010/649/EU

 

*

Besluit van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan betreffende de overname van illegaal verblijvende personen

50

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

52

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2010/650/EU

 

*

Besluit nr. 2/2010 van de ACS-EU-Raad van ministers van 21 juni 2010 betreffende de overgangsmaatregelen die van toepassing zijn tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005

68

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

4.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 287/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 14 mei 2010

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005

(2010/648/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 februari 2009 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan over een tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1) en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (2) (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd).

(2)

De onderhandelingen werden afgesloten door de parafering van de teksten die de basis vormen van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Overeenkomst van Cotonou op een buitengewone vergadering van de ACS-EU-raad van ministers op 19 maart 2010 (hierna „de Overeenkomst” genoemd).

(3)

Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is.

(4)

De Overeenkomst dient te worden ondertekend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (hierna „de Overeenkomst” genoemd), samen met de gemeenschappelijke verklaringen en de verklaring van de Unie gehecht aan de slotakte, wordt namens de Unie onder voorbehoud van sluiting van genoemde Overeenkomst goedgekeurd.

De tekst van de Overeenkomst en de slotakte zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de Overeenkomst namens de Unie onder voorbehoud van sluiting te ondertekenen, en namens de Unie de volgende verklaring af te leggen, die aan de slotakte van de Overeenkomst wordt gehecht:

„Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is; vanaf die datum oefent de Europese Unie alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en treedt zij in alle verplichtingen van de Europese Gemeenschap. Derhalve dienen alle verwijzingen in de tekst van de overeenkomst naar „de Europese Gemeenschap” waar passend gelezen te worden als „de Europese Unie”.

De Europese Unie zal de ACS-staten een voorstel van briefwisseling voorleggen teneinde de Overeenkomst in overeenstemming te brengen met de institutionele wijzigingen in de Europese Unie die het gevolg zijn van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.”.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 14 mei 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

D. LÓPEZ GARRIDO


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.


OVEREENKOMST

tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,

DE PRESIDENT VAN IERLAND,

DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,

DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

en

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd,

enerzijds, en

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,

HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,

HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,

DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BURUNDI,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,

DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE UNIE DER COMOREN,

DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,

DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,

DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,

DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,

DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIË,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FIJI-EILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,

DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,

DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,

HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,

DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,

DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,

DE REGERING VAN NIUE,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,

HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,

DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,

DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,

DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN TONGA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK UGANDA,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,

wier staten hierna „ACS-staten” worden genoemd,

anderzijds,

GEZIEN het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, enerzijds, en de Overeenkomst van Georgetown tot oprichting van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACP), anderzijds,

GEZIEN de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, zoals gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd),

OVERWEGENDE dat in artikel 95, lid 1, van de Overeenkomst van Cotonou is bepaald dat deze wordt gesloten voor een periode van twintig jaar, die aanvangt op 1 maart 2000,

OVERWEGENDE dat de Overeenkomst tot eerste wijziging van de Overeenkomst van Cotonou op 25 juni 2005 in Luxemburg is ondertekend en op 1 juli 2008 in werking is getreden,

VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,

VOOR DE PRESIDENT VAN IERLAND,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,

VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,

VOOR ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

VOOR DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,

VOOR DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,

VOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

VOOR DE EUROPESE UNIE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,

VOOR HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,

VOOR HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,

VOOR DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BURUNDI,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE UNIE DER COMOREN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,

VOOR DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,

VOOR DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIË,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FIJI-EILANDEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,

VOOR DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,

VOOR HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,

VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,

VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,

VOOR DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,

VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,

VOOR DE REGERING VAN NIUE,

VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,

VOOR HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

ZIJN VOOR E MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,

VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN TONGA,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,

VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK UGANDA,

VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,

VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,

VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,

ALS VOLGT ZIJN OVEREENGEKOMEN:

Enig artikel

Overeenkomstig de procedure van artikel 95 van de Overeenkomst van Cotonou wordt deze als volgt gewijzigd:

A.   PREAMBULE

1)

De elfde overweging, die begint met „VERWIJZENDE naar de verklaringen van de staatshoofden en regeringsleiders…”, wordt vervangen door:

„VERWIJZENDE naar de verklaringen van de successieve topontmoetingen van de staatshoofden en regeringsleiders van de ACS-staten;”.

2)

De twaalfde overweging, die begint met „OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling…”, wordt vervangen door:

„OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals die zijn vastgelegd in de Millenniumverklaring die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2000 heeft vastgesteld, met name de uitroeiing van extreme armoede en honger, alsmede de ontwikkelingsdoelen en de beginselen die zijn overeengekomen op de Conferenties van de Verenigde Naties, een duidelijke visie bieden en aan de samenwerking tussen de ACS en de EU in het kader van deze Overeenkomst ten grondslag moeten liggen; Erkennende dat de EU en de ACS-staten een gezamenlijke inspanning moeten leveren om sneller vooruitgang te boeken met betrekking tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen;”.

3)

Na de twaalfde overweging die begint met „OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling …”, wordt de volgende overweging toegevoegd:

„INSTEMMENDE met de agenda voor de doeltreffendheid van hulp, die in Rome van start is gegaan, in Parijs is voortgezet en met de Actieagenda van Accra verder is ontwikkeld;”.

4)

De dertiende overweging, die begint met „BIJZONDERE AANDACHT SCHENKENDE aan de verbintenissen …”, wordt vervangen door:

„BIJZONDERE AANDACHT SCHENKENDE aan de verbintenissen die zijn aangegaan en de doelstellingen die zijn overeengekomen op grote VN-conferenties en andere internationale conferenties, en erkennende dat verdere maatregelen nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen en de uitvoering van de actieprogramma's die in die fora zijn vastgesteld;”.

5)

Na de dertiende overweging, die begint met „BIJZONDERE AANDACHT SCHENKENDE aan de verbintenissen…”, wordt de volgende overweging toegevoegd:

„ZICH BEWUST van de ernstige wereldwijde milieuproblemen die klimaatverandering teweegbrengt, en diep bezorgd dat de kwetsbaarste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden leven, met name de minst ontwikkelde landen en de kleine eilandstaten van de ACS, waar klimaatverschijnselen zoals stijging van de zeespiegel, kusterosie, overstromingen, droogte en woestijnvorming een bedreiging vormen voor de bestaansmiddelen van de bevolking en duurzame ontwikkeling;”.

B.   TEKST VAN DE ARTIKELEN VAN DE OVEREENKOMST VAN COTONOU

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de derde alinea wordt vervangen door:

„Deze doelstellingen en de internationale verbintenissen van de partijen, met inbegrip van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, liggen aan alle ontwikkelingsstrategieën ten grondslag; zij worden verwezenlijkt volgens een geïntegreerde benadering, die de politieke, economische, maatschappelijke, culturele en milieuaspecten van de ontwikkeling tegelijkertijd in aanmerking neemt. Het partnerschap biedt een samenhangend kader voor de ondersteuning van de ontwikkelingsstrategieën van elke ACS-staat.”;

b)

de vierde alinea wordt vervangen door:

„Elementen van dit kader zijn duurzame economische groei, ontwikkeling van de particuliere sector, stimulering van de werkgelegenheid en verbetering van de toegang tot productiemiddelen. Steun wordt verleend ter bevordering van de eerbiediging van de rechten van het individu en de vervulling van basisbehoeften, de bevordering van sociale ontwikkeling en de vervulling van de voorwaarden voor rechtvaardige verdeling van de vruchten van de groei. Regionale en subregionale integratieprocessen die de integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie bevorderen, zowel wat handel als wat particuliere investeringen betreft, worden aangemoedigd en gesteund. Integrerende onderdelen van deze benadering zijn de opbouw van de capaciteit van de actoren van het ontwikkelingsproces en de verbetering van het institutionele kader dat vereist is voor sociale cohesie, voor het functioneren van een democratische samenleving en een markteconomie en voor het ontstaan van een actieve, georganiseerde civiele samenleving. De situatie van vrouwen en gendervraagstukken worden systematisch in aanmerking genomen op alle gebieden — politiek, economisch en sociaal. De beginselen van duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen en het milieu en de beheersing van klimaatverandering worden op elk niveau van het partnerschap geïntegreerd toegepast.”.

2)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Grondbeginselen

De samenwerking tussen ACS en EG, die gegrondvest is op een bindende rechtsregeling en gezamenlijke instellingen, wordt geleid door de internationaal overeengekomen agenda voor de doeltreffendheid van hulp, met als uitgangspunten eigen inbreng, onderlinge afstemming, harmonisatie, resultaatgericht beheer en wederzijdse verantwoording, en wordt uitgevoerd aan de hand van de volgende grondbeginselen:

gelijkheid van de partners en hun inbreng in de ontwikkelingsstrategieën: ter uitvoering van de doelstellingen van het partnerschap bepaalt iedere ACS-staat de ontwikkelingsstrategie voor zijn economie en zijn samenleving in volledige soevereiniteit, daarbij alle in artikel 9 genoemde essentiële en fundamentele elementen in aanmerking nemende; het partnerschap stimuleert de inbreng van de betrokken landen en volkeren in de eigen ontwikkelingsstrategie; de ontwikkelingspartners van de EU stemmen hun programma's af op deze strategieën;

deelname: naast de centrale overheid als belangrijkste partner, staat het partnerschap open voor de parlementen van de ACS-staten, de plaatselijke overheden in de ACS-staten en andere actoren, teneinde de integratie in de hoofdstroom van het politieke, economische en maatschappelijke leven te bevorderen van alle geledingen van de samenleving, waaronder de particuliere sector en organisaties van het maatschappelijk middenveld;

een centrale rol voor dialoog, de naleving van wederzijdse verplichtingen en verantwoording: de verplichtingen die de partijen in het kader van hun dialoog zijn aangegaan vormen een kernpunt van hun partnerschaps- en samenwerkingsbetrekkingen; de partijen werken nauw samen bij het bepalen en uitvoeren van de noodzakelijke donorafstemming en harmonisatie, teneinde bij deze processen een sleutelrol voor de ACS-staten te waarborgen;

differentiëring en regionalisering: de regelingen en prioriteiten voor samenwerking worden afgestemd op het ontwikkelingsniveau, de behoeften, de prestaties en de ontwikkelingsstrategie voor de lange termijn van de partner. De minst ontwikkelde landen krijgen een bijzondere behandeling. Rekening wordt gehouden met de kwetsbaarheid van niet aan zee grenzende en insulaire landen. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan regionale integratie, ook op continentale schaal.”.

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Algemene benadering

De ACS-staten bepalen de beginselen, strategieën en modellen voor de ontwikkeling van hun economie en hun samenleving in volledige soevereiniteit. Zij stellen samen met de Gemeenschap de samenwerkingsprogramma's vast waarin de Overeenkomst voorziet. De partijen erkennen echter dat niet-overheidsactoren, nationale parlementen van de ACS-staten en plaatselijke gedecentraliseerde overheden in het ontwikkelingsproces een complementaire rol kunnen spelen en daartoe een bijdrage kunnen leveren, met name op nationaal en regionaal niveau. Niet-overheidsactoren, nationale parlementen van de ACS-staten en plaatselijke gedecentraliseerde overheden worden daartoe in voorkomend geval, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de Overeenkomst, op de volgende wijze bij het proces betrokken:

zij worden ingelicht en betrokken bij overleg over samenwerkingsbeleid en samenwerkingsstrategie, over samenwerkingsprioriteiten, met name op terreinen die hen aangaan of rechtstreeks betreffen, en over de politieke dialoog;

hun wordt op kritieke gebieden steun verleend ter versterking van hun capaciteiten en vermogens, met name ten aanzien van organisatie en representatie en de instelling van mechanismen voor overleg, met inbegrip van communicatielijnen en dialoog, alsmede ter bevordering van strategische allianties.

Niet-overheidsactoren en plaatselijke gedecentraliseerde overheden:

krijgen, waar nodig, op de voorwaarden als in de Overeenkomst vastgesteld, financiële middelen ter beschikking gesteld om het proces van plaatselijke ontwikkeling te steunen;

worden waar nodig betrokken bij de tenuitvoerlegging van samenwerkingsprojecten en -programma's op terreinen die hen aangaan of waarop zij een relatief voordeel hebben.”.

4)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De actoren van de samenwerking zijn:

a)

overheden (plaatselijk, regionaal en nationaal), alsmede nationale parlementen van de ACS-staten;

b)

regionale ACS-organisaties en de Afrikaanse Unie; voor de toepassing van deze Overeenkomst worden onder „regionale organisaties” en „het regionale niveau” tevens subregionale organisaties en het subregionale niveau verstaan;

c)

buiten de overheid:

de particuliere sector;

de economische en sociale partners, onder andere vakbondsorganisaties;

de civiele samenleving in al haar verschijningsvormen, overeenkomstig de nationale kenmerken.”;

b)

[Niet van toepassing op de Nederlandse versie.]

5)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Politieke dialoog

1.   De partijen gaan regelmatig een brede, evenwichtige en diepgaande politieke dialoog aan, die tot verbintenissen van beide zijden leidt.

2.   Het doel van deze dialoog is het uitwisselen van informatie, het bevorderen van het wederzijdse begrip en het vereenvoudigen van de totstandkoming van overeengekomen prioriteiten en gemeenschappelijke agendapunten, met name door te erkennen dat de verschillende aspecten van de betrekkingen tussen de partijen verband houden, met de diverse samenwerkingsterreinen waarin deze Overeenkomst voorziet. De dialoog dient het overleg tussen de partijen in internationale fora te vereenvoudigen en hun samenwerking te versterken, en een stelsel van effectief multilateralisme te bevorderen en in stand te houden. De dialoog moet tevens voorkomen dat situaties ontstaan waarin een partij het noodzakelijk acht een beroep te doen op de overlegprocedures van de artikelen 96 en 97.

3.   De dialoog heeft betrekking op alle doelstellingen van de Overeenkomst, alsmede alle vraagstukken van gemeenschappelijk, algemeen of regionaal belang, met inbegrip van vraagstukken betreffende regionale of continentale integratie. Door middel van de dialoog dragen de partijen bij tot vrede, veiligheid en stabiliteit, en bevorderen zij de totstandkoming van een stabiel en democratisch politiek klimaat. De dialoog omvat samenwerkingsstrategieën, waaronder de agenda voor de doeltreffendheid van hulp, en wereldwijde en sectorale beleidsvraagstukken, zoals milieu, klimaatverandering, gendervraagstukken, migratie en vraagstukken in verband met het culturele erfgoed. De dialoog betreft voorts algemeen en sectoraal beleid van beide partijen dat van invloed kan zijn op de verwezenlijking van de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking.

4.   De dialoog concentreert zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van gemeenschappelijk belang of van algemene betekenis voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst, zoals de wapenhandel, buitensporige militaire uitgaven, drugs, georganiseerde criminaliteit en kinderarbeid, alsook discriminatie op welke grond dan ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of sociale afkomst, vermogen, geboorte of andere status. In het kader van de dialoog wordt voorts regelmatig geëvalueerd welke de ontwikkelingen zijn ten aanzien van de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur.

5.   Een op brede basis gestoeld beleid ter bevordering van de vrede en ter voorkoming, beheersing en oplossing van gewelddadige conflicten is een belangrijk onderdeel van de dialoog; het streven naar vrede en democratische stabiliteit dient bij de vaststelling van de prioriteitsgebieden voor de samenwerking volledig in aanmerking te worden genomen. Bij de dialoog in dit verband worden de relevante regionale ACS-organisaties en de Afrikaanse Unie, waar van toepassing, ten volle betrokken.

6.   De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd. De dialoog verloopt naargelang de behoefte formeel of informeel, en wordt gevoerd zowel binnen als buiten het institutionele kader, met inbegrip van de ACS-groep en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, in een passende vorm en op passend niveau, onder meer op nationaal, regionaal en continentaal niveau of voor de gehele ACS.

7.   Regionale organisaties en vertegenwoordigers van organisaties van het maatschappelijk middenveld worden bij de dialoog betrokken, alsook waar van toepassing de nationale parlementen van de ACS-staten.

8.   Waar dat passend is, en om situaties te vermijden waarin een partij het noodzakelijk acht een beroep te doen op de overlegprocedure van artikel 96, dient overeenkomstig de modaliteiten van bijlage VII, een systematische en geformaliseerde dialoog te worden gevoerd die betrekking heeft op de essentiële elementen.”.

6)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Goed bestuur, waarop het partnerschap tussen ACS en EU berust, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen, en is een fundamenteel element van deze Overeenkomst. De partijen komen overeen dat ernstige gevallen van corruptie, met inbegrip van omkoping die tot dergelijke corruptie leidt, als bedoeld in artikel 97, een schending van dit element inhouden.”;

b)

aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De beginselen die ten grondslag liggen aan de in dit artikel vastgestelde essentiële en fundamentele elementen zijn gelijkelijk van toepassing op enerzijds de ACS-staten en anderzijds de Europese Unie en haar lidstaten.”.

7)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, tweede streepje, wordt vervangen door:

„—

sterkere betrokkenheid van de nationale parlementen van de ACS-staten, plaatselijke gedecentraliseerde overheden en een actieve, georganiseerde civiele samenleving en de particuliere sector.”;

b)

in lid 2 wordt voor het woord „markteconomie” het woord „sociale” ingevoegd.

8)

Artikel 11 wordt vervangen door:

„Artikel 11

Vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing, respons op onstabiele situaties

1.   De partijen erkennen dat duurzame vrede en veiligheid niet mogelijk zijn zonder ontwikkeling en zonder terugdringing van de armoede en dat duurzame ontwikkeling niet mogelijk is zonder vrede en veiligheid. De partijen voeren een actief, veelomvattend en geïntegreerd beleid inzake vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing en menselijke veiligheid, en pakken onstabiele situaties aan in het kader van het partnerschap. Dit beleid wordt gebaseerd op het beginsel van eigen inbreng en richt zich met name op de opbouw van capaciteiten op nationaal, regionaal en continentaal vlak en op het voorkomen van gewelddadige conflicten in een vroeg stadium, door de onderliggende oorzaken, waaronder armoede, op gerichte wijze en met een passende combinatie van alle beschikbare instrumenten aan te pakken.

De partijen erkennen dat moet worden opgetreden tegen nieuwe of zich uitbreidende bedreigingen voor de veiligheid, zoals georganiseerde misdaad, piraterij en de smokkel van met name mensen, drugs en wapens. Ook moeten de gevolgen van mondiale problemen, zoals turbulentie op de internationale financiële markt, klimaatverandering en pandemieën, in aanmerking worden genomen.

De partijen onderstrepen de belangrijke rol van regionale organisaties bij vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing en bij het aanpakken van nieuwe of zich uitbreidende bedreigingen voor de veiligheid; in Afrika, heeft de Afrikaanse Unie een sleutelverantwoordelijkheid in dit verband.

2.   De onderlinge afhankelijkheid van veiligheid en ontwikkeling is het uitgangspunt van de activiteiten op het gebied van vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing, waarbij een combinatie van benaderingen voor de korte en lange termijn wordt toegepast, die verder gaat dan uitsluitend crisisbeheersing. De activiteiten voor de aanpak van nieuwe of zich uitbreidende bedreigingen voor de veiligheid bieden steun voor onder andere de wetshandhaving, met inbegrip van samenwerking op het gebied van grenscontroles, verbetering van de veiligheid van de internationale toeleveringsketen en versterking van de bescherming van lucht-, zee- en wegvervoer.

De activiteiten op het gebied van vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing houden met name in: steun voor de evenwichtige verdeling van politieke, economische, sociale en culturele kansen onder alle geledingen van de samenleving, steun voor versterking van de democratische legitimiteit en de effectiviteit van het bestuur, steun voor de totstandbrenging van effectieve instrumenten voor de vreedzame verzoening van groepsbelangen, steun voor de actieve betrokkenheid van vrouwen, steun voor het overbruggen van scheidslijnen tussen verschillende geledingen van de samenleving en steun voor een actieve en georganiseerde civiele samenleving. In dit verband wordt bijzondere aandacht gegeven aan de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en mechanismen voor vredesopbouw waarmee wordt bijgedragen tot het voorkomen van conflicten.

3.   Andere relevante activiteiten in dit verband zijn onder meer: steun voor bemiddeling, onderhandelingen en verzoening, steun voor effectief regionaal beheer van gedeelde schaarse natuurlijke hulpbronnen, steun voor demobilisatie van voormalige strijdenden en hun reïntegratie in de samenleving, steun voor het aanpakken van het probleem van kindsoldaten en het geweld tegen vrouwen en kinderen. Er worden passende maatregelen getroffen om de militaire uitgaven en de wapenhandel tot een verantwoord niveau terug te brengen, onder meer door steun te verlenen ter bevordering en toepassing van overeengekomen gedragsnormen en gedragscodes, en om activiteiten die conflicten aanjagen tegen te gaan.

3 bis.   Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestrijding van antipersoneelmijnen en ontplofbare oorlogsresten en de aanpak van de illegale vervaardiging, de illegale overdracht, het illegale verkeer en de illegale accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, met inbegrip van de aanpak van ondeugdelijk beveiligde en beheerde voorraden en hun ongecontroleerde verspreiding.

De partijen komen overeen hun respectieve verplichtingen krachtens alle desbetreffende internationale verdragen en instrumenten te coördineren, na te komen en ten volle ten uitvoer te leggen, en daartoe op nationaal, regionaal en continentaal niveau samen te werken.

3 ter.   De partijen komen tevens overeen samen te werken bij het voorkomen van activiteiten van huurlingen, overeenkomstig hun verplichtingen op grond van alle desbetreffende internationale verdragen en instrumenten en hun respectieve wet- en regelgeving.

4.   Teneinde onstabiele situaties op strategische en doeltreffende wijze aan te pakken, wisselen de partijen informatie uit en faciliteren zij een preventieve aanpak, waarbij diplomatieke middelen, beveiliging en ontwikkelingssamenwerking op samenhangende wijze worden ingezet. Zij bereiken overeenstemming over de beste manier om het vermogen van staten om hun kerntaken te vervullen te versterken en de politieke wil tot hervorming te stimuleren met inachtneming van het beginsel van eigen inbreng. In onstabiele situaties is politieke dialoog van bijzonder belang en moet deze verder worden uitgebouwd en versterkt.

5.   In gewelddadige conflictsituaties nemen de partijen alle passende maatregelen om escalatie van het geweld te voorkomen en de territoriale uitbreiding ervan te beperken, en een vreedzame beslechting van geschillen te bevorderen. In het bijzonder moet erop worden toegezien dat de voor samenwerking bestemde financiële middelen benut worden in overeenstemming met de beginselen en doelstellingen van de Overeenkomst, en moet worden voorkomen dat deze middelen voor offensieve doeleinden worden misbruikt.

6.   In postconflictsituaties nemen de partijen alle passende maatregelen om de situatie tijdens het overgangsproces te stabiliseren, teneinde het herstel van een niet-gewelddadige, stabiele en democratische situatie te bevorderen. De partijen zien toe op de totstandkoming van de noodzakelijke koppeling tussen noodmaatregelen, herstel en ontwikkelingssamenwerking.

7.   De partijen bevorderen het versterken van vrede en internationale gerechtigheid en bevestigen hun vastberadenheid om:

ervaringen te delen inzake de vaststelling van juridische aanpassingen ten behoeve van de bekrachtiging en tenuitvoerlegging van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof, en

internationale criminaliteit te bestrijden overeenkomstig het internationale recht, met inachtneming van het Statuut van Rome.

De partijen streven ernaar maatregelen te nemen ten behoeve van de bekrachtiging en tenuitvoerlegging van het Statuut van Rome en daarmee samenhangende instrumenten.”.

9)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Coherentie van het Gemeenschapsbeleid en de impact daarvan op de uitvoering van de overeenkomst

De partijen verbinden zich ertoe de beleidscoherentie inzake ontwikkeling op doelgerichte, strategische en op partnerschap berustende wijze te bevorderen, onder andere door versterking van de dialoog op het gebied van beleidscoherentie inzake ontwikkeling. De Unie erkent dat de Unie met haar beleid op andere gebieden dan ontwikkeling steun kan verlenen aan de ontwikkelingsprioriteiten van de ACS-staten, overeenkomstig de doelstellingen van deze Overeenkomst. Op deze grondslag verbetert de Unie de samenhang van die beleidsgebieden teneinde de doelstellingen van deze Overeenkomst te bereiken.

Onverminderd artikel 96 stelt de Gemeenschap, indien zij voornemens is bij de uitvoering van haar bevoegdheden een maatregel te nemen die, gelet op de doelstellingen van de Overeenkomst, van invloed kan zijn op de belangen van de ACS-staten, de ACS-groep daarvan tijdig in kennis. Met het oog hierop houdt de Commissie het secretariaat van de ACS-groep op de hoogte van geplande voorstellen en doet zij haar voorstellen voor maatregelen van deze aard tegelijkertijd aan dit secretariaat toekomen. Zo nodig kan ook op initiatief van de ACS-staten een verzoek om inlichtingen worden ingediend.

Op verzoek van deze staten vindt onverwijld overleg plaats opdat, voordat een definitief besluit wordt genomen, rekening kan worden gehouden met hun bezwaren ten aanzien van de gevolgen van deze maatregelen.

Na dit overleg kunnen de ACS-staten en de ACS-groep hun bezwaren bovendien schriftelijk aan de Gemeenschap zo vlug mogelijk kenbaar maken en voorstellen voor wijzigingen doen die aangeven hoe hun bezwaren ondervangen moeten worden.

Indien de Gemeenschap geen gevolg geeft aan de voorstellen van de ACS-staten, stelt zij de ACS-staten daar zo spoedig mogelijk van in kennis, onder opgave van redenen.

De ACS-groep wordt tevens, indien mogelijk tevoren, toereikende informatie verstrekt over de inwerkingtreding van deze besluiten.”.

10)

Artikel 14 wordt vervangen door:

„Artikel 14

Gezamenlijke instellingen

1.   De instellingen in het kader van deze Overeenkomst zijn de raad van ministers, het Comité van Ambassadeurs en de Paritaire Parlementaire Vergadering.

2.   De gezamenlijke instellingen, alsmede de instellingen die bij economische partnerschapsovereenkomsten zijn ingesteld, streven naar coördinatie, coherentie en complementariteit en doeltreffende wederzijdse informatieverstrekking, onverminderd de desbetreffende bepalingen van reeds bestaande of toekomstige economische partnerschapsovereenkomsten.”

11)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 14 bis

Bijeenkomsten van staatshoofden en regeringsleiders

De partijen komen bijeen op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders in een door de partijen overeen te komen passende vorm.”.

12)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

„De raad van ministers komt, op initiatief van de voorzitter, in de regel eenmaal per jaar bijeen, alsmede in alle gevallen wanneer zulks noodzakelijk wordt geacht, in een vorm en een geografische samenstelling die passend zijn voor de te bespreken vraagstukken. Dergelijke bijeenkomsten bieden de gelegenheid tot overleg op hoog niveau over aangelegenheden die voor de partijen van specifiek belang zijn, ter aanvulling van de werkzaamheden van het bij artikel 38 ingestelde Gemengd Ministerieel Handelscomité en het bij artikel 83 ingestelde ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, die als input dienen voor de reguliere jaarlijkse bijeenkomsten van de raad van ministers.”;

b)

in lid 3 wordt de tweede alinea vervangen door:

„De raad van ministers kan besluiten nemen die voor de partijen bindend zijn en op de reguliere jaarlijkse bijeenkomsten of door middel van een schriftelijke procedure resoluties, aanbevelingen en adviezen formuleren. Hij brengt over de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst jaarlijks verslag uit aan de Paritaire Parlementaire Vergadering. Hij bestudeert resoluties en aanbevelingen van de Paritaire Parlementaire Vergadering en neemt die in overweging.”.

13)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het derde en het vierde streepje worden vervangen door:

„—

bespreking van vraagstukken met betrekking tot ontwikkeling en het partnerschap tussen ACS en EU, zoals economische partnerschapsovereenkomsten, andere handelsregelingen, het Europees Ontwikkelingsfonds en landenstrategiedocumenten en regionale strategiedocumenten. Met het oog hierop doet de Commissie deze strategiedocumenten ter informatie toekomen aan de Paritaire Parlementaire Vergadering;

bespreking van het jaarverslag van de raad van ministers over de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst en aanneming van resoluties en formulering van aanbevelingen aan de raad van ministers met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst;”;

ii)

het volgende streepje wordt toegevoegd:

„—

bevordering van institutionele ontwikkeling en versterking van de capaciteit van de nationale parlementen overeenkomstig artikel 33, lid 1, van deze Overeenkomst.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De Paritaire Parlementaire Vergadering komt twee maal per jaar in voltallige vergadering bijeen, bij toerbeurt in de Europese Unie en in een ACS-staat. Teneinde de regionale integratie te versterken en de samenwerking tussen de nationale parlementen te bevorderen, worden op regionaal niveau bijeenkomsten tussen parlementsleden van de EU en de ACS-staten gehouden.

Bij de organisatie van deze bijeenkomsten op regionaal niveau worden de doelstellingen van artikel 14, lid 2, in aanmerking genomen.”.

14)

Artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Bij de samenwerking wordt uitgegaan van de conclusies van de conferenties van de Verenigde Naties en de op internationaal niveau overeengekomen doelstellingen, oogmerken en actieprogramma's, alsmede van de follow-up daarvan, als basis voor ontwikkelingsprincipes. Bij de samenwerking wordt mede uitgegaan van de doelstellingen van de internationale ontwikkelingssamenwerking; voorts wordt bijzondere aandacht geschonken aan de totstandbrenging van kwalitatieve en kwantitatieve voortgangsindicatoren. De partijen streven gezamenlijk naar snellere vooruitgang met betrekking tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.”.

15)

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het inleidend gedeelte wordt vervangen door:

„1.   De doelstellingen van de ACS-EG-ontwikkelingssamenwerking dienen te worden bereikt door middel van geïntegreerde strategieën waarvan de economische, maatschappelijke, culturele, institutionele en milieuelementen in de lokale gemeenschap geworteld zijn. De samenwerking vormt aldus een samenhangend kader op basis waarvan steun kan worden verleend ten behoeve van de eigen ontwikkelingsstrategieën van de ACS-staten, waarbij gezorgd dient te worden voor complementariteit en interactie tussen de verschillende elementen, met name op nationaal en regionaal niveau en tussen die niveaus. In deze context, en binnen het kader van het ontwikkelingsbeleid en de hervormingen van de ACS-staten, zijn de ACS-EG-samenwerkingsstrategieën op nationaal en waar van toepassing regionaal niveau gericht op:”;

ii)

punt a) wordt vervangen door:

„a)

de verwezenlijking van snelle en duurzame, werkgelegenheid creërende economische groei, de ontwikkeling van de particuliere sector, de bevordering van de werkgelegenheid, de verbetering van de toegang tot productieve economische activiteiten en hulpmiddelen;”;

iii)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„aa)

stimulering van regionale samenwerking en integratie;”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Er dient systematisch op te worden toegezien dat de volgende thematische of algemene onderwerpen aan de orde worden gesteld op alle samenwerkingsgebieden: mensenrechten, gendervraagstukken, democratie, goed bestuur, milieuduurzaamheid, klimaatverandering, overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten en institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw. Deze gebieden komen tevens in aanmerking voor steun van de Gemeenschap.”.

16)

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in het inleidend gedeelte van lid 1 wordt voor het woord „investeringen” het woord „particuliere” geschrapt;

b)

[Niet van toepassing op de Nederlandse versie.];

c)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De steun voor investeringen en ontwikkeling van de particuliere sector omvat acties en initiatieven op macro-, meso- en micro-economisch niveau en bevordert het streven naar innovatieve financieringsmechanismen, waaronder het combineren en benutten van particuliere en openbare bronnen van ontwikkelingsfinanciering.”;

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„6.   De samenwerking ondersteunt investeringen van de openbare sector in basisinfrastructuur, die gericht zijn op ontwikkeling van de particuliere sector, economische groei en uitroeiing van de armoede.”.

17)

In artikel 22, lid 1, onder b), wordt het inleidend gedeelte vervangen door:

„b)

de tenuitvoerlegging van structureel beleid dat erop is gericht de rol van de verschillende actoren, in het bijzonder van de particuliere sector, te versterken en een voor een sterkere mobilisatie van binnenlandse middelen en de groei van bedrijfsleven, investeringen en werkgelegenheid bevorderlijk klimaat te creëren, en tevens is gericht op:”.

18)

Artikel 23 wordt vervangen door:

„Artikel 23

Economische en sectorale ontwikkeling

In het kader van de samenwerking dient steun te worden verleend voor duurzame beleidslijnen en institutionele hervormingen en voor de nodige investeringen voor een gelijke toegang tot economische activiteiten en productiemiddelen, in het bijzonder:

a)

de ontwikkeling van opleidingssystemen die bijdragen tot de verhoging van de productiviteit in de formele en informele sector;

b)

kapitaal, krediet, grond, met name wat eigendomsrechten en gebruik betreft;

c)

de ontwikkeling van plattelandsstrategieën gericht op de totstandkoming van een kader voor participatieve gedecentraliseerde planning, toewijzing en beheer van hulpbronnen;

d)

de ontwikkeling van strategieën ter verbetering van de landbouwproductie en -productiviteit in de ACS-staten door met name de noodzakelijke financiering te verstrekken voor landbouwonderzoek, landbouwinputs en -diensten, ondersteunende plattelandsinfrastructuur en risicovermindering en -beheersing. De steun omvat openbare en particuliere investeringen in de landbouw, stimulering van de ontwikkeling van landbouwbeleid en -strategieën, versterking van organisaties van landbouwers en de particuliere sector, beheer van natuurlijke hulpbronnen, en ontwikkeling en werking van de landbouwmarkten. De strategieën voor de landbouwproductie versterken het nationale en regionale beleid voor voedselzekerheid en de regionale integratie. De samenwerking in dit verband ondersteunt de inspanningen van de ACS-staten om de concurrentiepositie van hun grondstoffenexport te versterken en hun strategieën voor de grondstoffenexport aan te passen aan de ontwikkeling van de handelsvoorwaarden;

e)

duurzame ontwikkeling van de watervoorraden op basis van de beginselen van geïntegreerd beheer van de watervoorraden, waardoor een rechtvaardige en duurzame verdeling van gemeenschappelijke watervoorraden over de verschillende soorten gebruik daarvan wordt gewaarborgd;

f)

duurzame ontwikkeling van aquacultuur en visserij, met inbegrip van zowel de binnenvisserij als de mariene rijkdommen binnen de exclusieve economische zones van de ACS-staten;

g)

economische en technologische infrastructuur en diensten, inclusief vervoer, telecommunicatiesystemen, communicatiediensten en ontwikkeling van de informatiemaatschappij;

h)

ontwikkeling van een concurrerende industrie-, mijnbouw- en energiesector, inclusief stimulering van de betrokkenheid en ontwikkeling van de particuliere sector;

i)

ontwikkeling van de handel, inclusief de bevordering van eerlijke handel;

j)

ontwikkeling van het bedrijfsleven, de financiële sector en het bankwezen; en andere dienstensectoren;

k)

ontwikkeling van het toerisme;

l)

ontwikkeling van infrastructuur en diensten ten behoeve van wetenschap, technologie en onderzoek; inclusief stimulering, overdracht en toepassing van nieuwe technologieën;

m)

versterking van de capaciteit in productieve sectoren, met name in de publieke en particuliere sector;

n)

bevordering van traditionele kennis, en

o)

ontwikkeling en tenuitvoerlegging van specifieke aanpassingsstrategieën ter vermindering van de gevolgen van het verlies van preferenties, zo mogelijk met inachtneming van de activiteiten onder a) tot en met n).”.

19)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 23 bis

Visserij

Gezien de sleutelrol die visserij en aquacultuur in de ACS-staten spelen door hun positieve bijdrage aan de werkgelegenheid, het genereren van inkomsten, de voedselzekerheid en de middelen van bestaan van plattelands- en kustgemeenschappen en daardoor aan de bestrijding van armoede, wordt de samenwerking gericht op de verdere ontwikkeling van de aquacultuursector en de visserijsector in de ACS-staten, teneinde de sociale en economische voordelen van deze sectoren op duurzame wijze te vergroten.

De samenwerkingsprogramma's en -activiteiten ondersteunen onder andere de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van strategieën en beheersplannen voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur en de visserij in de ACS-staten en -regio's, de integratie van de aquacultuur en de visserij in de nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën, de ontwikkeling van de infrastructuur en de technische kennis om de ACS-staten in staat te stellen een maximale duurzame opbrengst te behalen uit hun visserij en aquacultuur, de opbouw van de capaciteit van de ACS-staten om externe problemen te overwinnen die verhinderen dat zij hun visserijrijkdommen ten volle kunnen valoriseren, en de stimulering en ontwikkeling van gemeenschappelijke ondernemingen voor investeringen in de visserij- en de aquacultuursector in de ACS-staten. In alle via onderhandelingen tot stand te komen visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de ACS-staten dient rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsstrategieën op dit gebied.

Met wederzijdse instemming kan op hoog niveau, inclusief ministerieel niveau, overleg worden gevoerd over ontwikkeling, verbetering en/of versterking van de ACS-EU-ontwikkelingssamenwerking op het gebied van duurzame aquacultuur en visserij.”.

20)

In artikel 25, lid 1, worden de punten a) en b) vervangen door:

„a)

de verbetering van onderwijs en opleiding op alle niveaus, waarbij gestreefd wordt naar erkenning van hogeronderwijskwalificaties, totstandbrenging van systemen voor kwaliteitsborging in het onderwijs, ook voor onderwijs dat online of met andere niet-conventionele middelen wordt gegeven, en opbouw van technische capaciteit en vaardigheden;

b)

de verbetering van de stelsels voor gezondheidszorg, in het bijzonder de rechtvaardige toegang tot alomvattende en hoogwaardige gezondheidszorg, en voeding, de uitroeiing van honger en ondervoeding en het garanderen van de voedselvoorziening en de voedselzekerheid, onder meer door het ondersteunen van vangnetten;”.

21)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Cultuur en ontwikkeling”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

de erkenning, het behoud en de bevordering van de waarde van cultureel erfgoed; de ondersteuning van de ontwikkeling van de capaciteit in deze sector;”;

c)

de volgende punten worden toegevoegd:

„e)

de erkenning en ondersteuning van de rol van cultuuractoren en cultuurnetwerken en hun bijdrage aan duurzame ontwikkeling, en

f)

de bevordering van de culturele dimensie in het onderwijs en de deelname van jongeren aan culturele activiteiten.”.

22)

De artikelen 28, 29 en 30 worden vervangen door:

„Artikel 28

Algemene benadering

1.   In het kader van de samenwerking tussen EU en ACS wordt effectieve bijstand verleend ter verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de ACS-staten in de context van regionale samenwerking en integratie.

2.   Overeenkomstig de in de artikelen 1 en 20 vastgestelde algemene doelstellingen beoogt de samenwerking tussen ACS en EU:

a)

bevordering van vrede en stabiliteit en de preventie en oplossing van conflicten;

b)

bevordering van economische ontwikkeling en economische samenwerking door opbouw van grotere markten, vrij verkeer van personen, goederen, diensten, kapitaal, arbeid en technologie tussen de ACS-staten, snellere diversifiëring van de economieën van de ACS-staten, bevordering en uitbreiding van het handelsverkeer tussen de ACS-staten onderling en met derde landen, en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie;

c)

bevordering van het beheer van uitdagingen op het gebied van duurzame ontwikkeling met een transnationale dimensie door onder andere coördinatie en harmonisatie van regionaal samenwerkingsbeleid.

3.   In overeenstemming met de voorwaarden van artikel 58 biedt de samenwerking tevens ondersteuning voor interregionale en intra-ACS-samenwerking, waarbij bijvoorbeeld betrokken zijn:

a)

een of meer regionale ACS-organisaties, ook op continentaal niveau;

b)

Europese landen en gebieden overzee en ultraperifere regio's;

c)

ontwikkelingslanden die niet tot de ACS-groep behoren.

Artikel 29

ACS-EU-samenwerking ter ondersteuning van regionale samenwerking en integratie

1.   De samenwerking op het gebied van stabiliteit, vrede en conflictpreventie ondersteunt:

a)

de bevordering en ontwikkeling van een regionale politieke dialoog op gebieden als conflictpreventie en -oplossing, mensenrechten en democratisering, uitwisseling, netwerkvorming en bevordering van de mobiliteit van de verschillende actoren van de ontwikkeling, met name de civiele samenleving;

b)

de bevordering van regionale initiatieven en regionaal beleid inzake veiligheidsgerelateerde vraagstukken, zoals wapenbeheersing, bestrijding van drugs, georganiseerde misdaad, witwassen van geld, omkoping en corruptie.

2.   De samenwerking op het gebied van regionale economische integratie ondersteunt:

a)

de betrokkenheid van de minst ontwikkelde ACS-staten bij de totstandbrenging van regionale markten en het delen in de voordelen daarvan;

b)

de tenuitvoerlegging van beleid op het gebied van sectorale economische hervorming op regionaal niveau;

c)

de liberalisering van handel en betalingen;

d)

de stimulering van binnenlandse en buitenlandse grensoverschrijdende investeringen en andere initiatieven voor regionale of subregionale economische integratie;

e)

de vermindering van de gevolgen van de netto-overgangskosten van de regionale integratie in de begrotingsmiddelen en op de betalingsbalans, en

f)

infrastructuur, met name vervoer en communicatie, veiligheid daarvan en diensten, met inbegrip van de ontwikkeling van regionale kansen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologieën (ICT).

3.   De samenwerking op het gebied van regionaal beleid inzake duurzame ontwikkeling ondersteunt de prioriteiten van de ACS-regio's, en met name:

a)

het milieu en het duurzame beheer van natuurlijke rijkdommen, waaronder water en energie, en de aanpak van klimaatverandering;

b)

voedselzekerheid en landbouw;

c)

gezondheid, onderwijs en opleiding;

d)

onderzoek en technologische ontwikkeling, en

e)

regionale initiatieven voor rampenparaatheid, vermindering van de gevolgen van rampen en wederopbouw na een ramp.

Artikel 30

Capaciteitsopbouw ter ondersteuning van regionale samenwerking en integratie binnen de ACS-groep

Teneinde de doeltreffendheid en doelmatigheid van het regionale beleid te versterken, is de samenwerking gericht op ontwikkeling en versterking van de capaciteit van:

a)

instellingen en organisaties voor regionale integratie die door de ACS-staten zijn opgericht, of waarin ACS-staten participeren en die regionale samenwerking en integratie bevorderen;

b)

de nationale regeringen en parlementen met betrekking tot vraagstukken op het gebied van regionale integratie, en

c)

niet-overheidsactoren, met inbegrip van de particuliere sector.”.

23)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 31 bis

Hiv/aids

De samenwerking ondersteunt de inspanningen van de ACS-staten ter ontwikkeling en versterking van beleid en programma's in alle sectoren om de hiv/aidspandemie aan te pakken en te voorkomen dat deze de ontwikkeling belemmert. Steun wordt verleend aan de ACS-staten om de universele toegang tot hiv/aidspreventie, -behandeling, -verzorging en -steun tot stand te brengen en in stand te houden, en is met name gericht op:

a)

prioritaire ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van alomvattende multisectorale strategieën en plannen inzake hiv/aids in het kader van nationale en regionale ontwikkelingsplannen;

b)

betrokkenheid van alle passende sectoren bij de nationale respons op hiv/aids en de brede inzet van belanghebbenden op alle niveaus;

c)

versterking van de stelsels voor volksgezondheid en de aanpak van personeelstekorten in de gezondheidszorg teneinde de universele toegang tot en de effectieve integratie van hiv/aidspreventie, behandeling, verzorging en andere zorgdiensten te waarborgen;

d)

aanpak van genderongelijkheid en seksueel geweld en misbruik, factoren die de hiv/aidspandemie versterken, alsmede intensivering van de inspanningen om de rechten van meisjes en vrouwen te garanderen, doeltreffende gendersensitieve hiv/aidsprogramma's en -diensten voor meisjes en vrouwen te ontwikkelen, ook met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en te bevorderen dat vrouwen ten volle worden betrokken bij de planning en besluitvorming inzake hiv/aidsstrategieën en -programma's;

e)

ontwikkeling van juridische en beleidsmatige ondersteunende kaders en afschaffing van bestraffende wetten, beleidslijnen, praktijken, stigmatisering en discriminatie waardoor de rechten van de mens worden ondermijnd, de kwetsbaarheid voor hiv/aids wordt vergroot en de toegang tot doeltreffende hiv/aidspreventie, -behandeling, -verzorging en -steun, waaronder geneesmiddelen, voorzieningen en diensten voor hiv/aidspatiënten en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, wordt belemmerd;

f)

verbetering van de toegang tot wetenschappelijk onderbouwde, brede hiv/aidspreventie die zich richt op de plaatselijke factoren van de epidemie en de specifieke behoeften van vrouwen, jongeren en de meest kwetsbare bevolkingsgroepen, en

g)

betrouwbare toegang voor iedereen tot veilige, hoogwaardige en betaalbare geneesmiddelen en tot gezondheidsvoorzieningen, met inbegrip van voorzieningen voor seksuele en reproductieve gezondheid.”.

24)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 32 bis

Klimaatverandering

De partijen erkennen dat klimaatverandering een ernstig wereldwijd milieuprobleem is, dat de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in gevaar brengt en toereikende, voorspelbare en tijdige financiële ondersteuning vereist. Om deze redenen dient de samenwerking, in overeenstemming met artikel 32 en met name lid 2, onder a), daarvan:

a)

te erkennen dat de ACS-staten, en met name kleine eilanden en laaggelegen ACS-staten, kwetsbaar zijn voor klimaatgerelateerde verschijnselen zoals kusterosie, cyclonen, overstromingen en door milieuomstandigheden veroorzaakte bevolkingsverplaatsingen, en dat in het bijzonder de minst ontwikkelde en niet aan zee grenzende ACS-staten kwetsbaar zijn voor toenemende overstromingen, droogte, ontbossing en woestijnvorming;

b)

beleid en programma's te versterken en ondersteunen tot vermindering van klimaatverandering en tot aanpassing aan de gevolgen daarvan en de dreiging die uit klimaatverandering voortvloeit, onder andere door middel van institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw;

c)

de capaciteit van de ACS-staten te versterken op het gebied van de ontwikkeling van en de deelname aan de wereldwijde koolstofmarkt, en

d)

zich te concentreren op de volgende activiteiten:

i)

opneming van klimaatverandering in de ontwikkelingsstrategieën en de inspanningen om armoede te bestrijden;

ii)

versterking van het politieke profiel van klimaatverandering binnen de ontwikkelingssamenwerking, onder meer door een passende beleidsdialoog;

iii)

bijstand aan de ACS-staten bij de aanpassing aan klimaatverandering in de desbetreffende sectoren, zoals landbouw, waterbeheer en infrastructuur, onder andere door overdracht en overname van relevante en milieuvriendelijke technologieën;

iv)

bevordering van rampenpreventie, aangezien er bij steeds meer rampen een verband is met klimaatverandering;

v)

verlening van financiële en technische steun voor bestrijdingsmaatregelen van de ACS-staten, in lijn met doelstellingen inzake armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling; dit omvat tevens het terugdringen van emissies die het gevolg zijn van ontbossing en aantasting van de bossen en het terugdringen van emissies in de landbouw;

vi)

verbetering van de informatieverstrekking over weer en klimaat en de weersvoorspellingen en van systemen voor vroegtijdige waarschuwing;

vii)

bevordering van hernieuwbare energiebronnen en koolstofarme technologieën die bevorderlijk zijn voor duurzame ontwikkeling.”.

25)

In artikel 33, lid 3, wordt punt c) vervangen door:

„c)

de verbetering en versterking van het beheer van de overheidsfinanciën en de begroting, teneinde de economische activiteiten in de ACS-staten verder te ontwikkelen en de belastingopbrengsten te vergroten, met volledige inachtneming van de soevereiniteit van de ACS-staten op dit gebied.

Onder meer kunnen de volgende maatregelen worden genomen:

i)

versterking van de capaciteit op het gebied van het beheer van de binnenlandse overheidsinkomsten, met inbegrip van de opbouw van een doeltreffend, efficiënt en duurzaam belastingstelsel;

ii)

bevordering van de deelname aan internationale structuren en processen voor fiscale samenwerking, teneinde de verdere ontwikkeling van en de effectieve naleving van internationale normen te vergemakkelijken;

iii)

ondersteuning van de toepassing van internationale goede praktijken op fiscaal gebied, waaronder transparantie en informatie-uitwisseling, in de ACS-staten die zich daartoe verbonden hebben;”.

26)

De leden 2, 3 en 4 van artikel 34 worden vervangen door:

„2.   Het uiteindelijk doel van economische en commerciële samenwerking is de ACS-staten in staat te stellen ten volle aan de internationale handel deel te nemen. In deze context wordt bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak dat de ACS-staten actief aan de multilaterale handelsbesprekingen deelnemen. Gezien het huidige ontwikkelingsniveau van de ACS-landen moet de economische en commerciële samenwerking worden gericht op het de ACS-staten in staat stellen de uitdagingen van globalisering aan te kunnen en zich geleidelijk aan te passen aan de nieuwe voorwaarden van de internationale handel, zodat hun overgang naar de geliberaliseerde wereldeconomie wordt vergemakkelijkt. In dit verband wordt nauwe aandacht geschonken aan de kwetsbaarheid van vele ACS-staten door hun afhankelijkheid van grondstoffen of een klein aantal sleutelproducten, waaronder agro-industriële producten met toegevoegde waarde, en door het risico van het verlies van preferenties.

3.   Door middel van de in titel I bedoelde strategieën voor nationale en regionale ontwikkeling beoogt de economische en commerciële samenwerking daartoe de versterking van de productie-, aanbod- en handelscapaciteit van de ACS-landen en hun vermogen om investeringen aan te trekken. Voorts is deze samenwerking gericht op de totstandbrenging van een nieuwe handelsdynamiek tussen de partijen, de versterking van het handels- en investeringsbeleid van de ACS-landen, de vermindering van hun afhankelijkheid van grondstoffen, de bevordering van sterker gediversifieerde economieën en de verbetering van het vermogen van deze landen om alle met de handel verband houdende zaken af te handelen.

4.   De economische en commerciële samenwerking wordt in volledige overeenstemming met de bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), inclusief die met betrekking tot bijzondere en aan de omstandigheden aangepaste behandeling, uitgevoerd met inachtneming van de wederzijdse belangen van de partijen en hun respectieve ontwikkelingsniveaus. De samenwerking betreft tevens de gevolgen van het verlies van preferenties, in volledige overeenstemming met de multilaterale verbintenissen.”.

27)

De leden 1 en 2 van artikel 35 worden vervangen door:

„1.   De economische en commerciële samenwerking is gebaseerd op een waarlijk, versterkt en strategisch partnerschap. Zij is voorts gebaseerd op een integrale aanpak, die voortbouwt op de sterke punten en het succes van de voorgaande ACS-EG-overeenkomsten.

2.   De economische en commerciële samenwerking bouwt voort op regionale integratie-initiatieven van de ACS-staten. De samenwerking ter ondersteuning van regionale samenwerking en integratie, zoals bedoeld in titel I, en de economische en commerciële samenwerking versterken elkaar onderling. Ter versterking van het concurrentievermogen van de ACS-staten pakt de economische en commerciële samenwerking met name knelpunten aan de vraag- en de aanbodzijde aan, in het bijzonder koppeling van infrastructuur, diversificatie van de economie en maatregelen tot ontwikkeling van het handelsverkeer. Derhalve wordt passende aandacht geschonken aan de overeenkomstige maatregelen in de ontwikkelingsstrategieën van de ACS-staten en -regio's, die door de Gemeenschap worden gesteund, in het bijzonder door verlening van hulp voor handel.”.

28)

De artikelen 36 en 37 worden vervangen door:

„Artikel 36

Modaliteiten

1.   Met het oog op bovenstaande doelstellingen en beginselen komen de partijen overeen alle noodzakelijke maatregelen te treffen voor de sluiting van nieuwe, met de WTO verenigbare economische partnerschapsovereenkomsten, die de tussen hen bestaande handelsbelemmeringen geleidelijk opheffen en de samenwerking op alle voor de handel van belang zijnde terreinen versterken.

2.   De economische partnerschapsovereenkomsten zijn, als ontwikkelingsinstrumenten, bedoeld om de soepele en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de mondiale economie te bevorderen, vooral door volledig gebruik te maken van het potentieel van de regionale integratie en de zuid-zuidhandel.

3.   De partijen komen overeen deze nieuwe handelsregelingen geleidelijk in te voeren.

Artikel 37

Procedures

1.   Gedurende de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten wordt overeenkomstig titel I en artikel 35 steun verleend voor capaciteitsopbouw in de openbare en de particuliere sector van de ACS-landen, onder meer door middel van maatregelen ter versterking van het concurrentievermogen, ter versterking van regionale organisaties en ter ondersteuning van initiatieven voor regionale handelsintegratie, waarbij zo nodig bijstand wordt verleend voor budgettaire aanpassing en fiscale hervorming, verbetering en ontwikkeling van infrastructuur en bevordering van investeringen.

2.   De partijen toetsen regelmatig de voortgang van de onderhandelingen overeenkomstig artikel 38.

3.   Er zullen onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten worden gevoerd met de ACS-landen die zich daartoe in staat achten op een door hen geschikt geacht niveau en in overeenstemming met de door de ACS-groep overeengekomen procedures, en met het oog op ondersteuning van regionale integratieprocessen binnen de ACS.

4.   De onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten beogen met name vaststelling van het tijdschema voor de geleidelijke opheffing van handelsbelemmeringen tussen de partijen in overeenstemming met de desbetreffende WTO-regels. Aan Gemeenschapszijde bouwt de handelsliberalisatie voort op het acquis en heeft zij de verbetering van de huidige markttoegang voor de ACS-landen ten doel via onder meer een herziening van de oorsprongsregels. In de onderhandelingen wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van de ACS-staten en de sociaaleconomische gevolgen van handelsmaatregelen voor deze staten, en hun vermogen hun economieën aan het liberalisatieproces aan te passen en daarop af te stemmen. Bij de onderhandelingen zal derhalve een zo groot mogelijke soepelheid worden betracht bij de vaststelling van een voldoende lange overgangsperiode, de definitieve lijst van in aanmerking komende producten, met inachtneming van de gevoelige sectoren, en de mate van asymmetrie wat betreft de tijdschema's voor tariefafbouw, waarbij de op dat moment geldende WTO-regels in acht worden genomen.

5.   De partijen werken nauw samen in WTO-verband met het oog op verduidelijking en motivering van de getroffen regelingen, met name op het punt van de mate van soepelheid.

6.   De partijen zetten de besprekingen voort over vereenvoudiging en herziening van de oorsprongsregels, met inbegrip van cumulatiebepalingen, die op hun uitvoer van toepassing zijn.

7.   Wanneer ACS-staten een economische partnerschapsovereenkomst hebben gesloten, kunnen de ACS-staten die bij die overeenkomst geen partij zijn, te allen tijde om toetreding daartoe verzoeken.

8.   In het kader van de ACS-EU-samenwerking ter ondersteuning van de regionale samenwerking en integratie in ACS-verband, zoals in titel I omschreven, schenken de partijen overeenkomstig artikel 35 bijzondere aandacht aan de behoeften die door de tenuitvoerlegging van de economische partnerschapsovereenkomsten ontstaan. De in artikel 1 van bijlage IV bij deze Overeenkomst uiteengezette beginselen zijn van toepassing. Met het oog hierop bereiken de partijen overeenstemming over de toepassing van een bestaand of nieuw regionaal financieringsmechanisme voor de toekenning van middelen uit het meerjarige financiële kader voor de samenwerking en andere aanvullende middelen.”.

29)

Het volgende artikel 37 wordt ingevoegd:

„Artikel 37 bis

Andere handelsregelingen

1.   In de context van de huidige handelspolitieke ontwikkeling naar sterkere liberalisering van het handelsverkeer kunnen de EU en de ACS-staten deelnemen aan onderhandelingen over en tenuitvoerlegging van overeenkomsten voor sterkere liberalisering van het multilaterale en bilaterale handelsverkeer. Deze liberalisering kan leiden tot het verlies van de aan de ACS-staten toegekende preferenties en tot aantasting van hun concurrentiepositie op de EU-markt en hun ontwikkelingsinspanningen, die de EU wenst te ondersteunen.

2.   Overeenkomstig de doelstellingen van de economische en commerciële samenwerking streeft de EU naar maatregelen om mogelijke negatieve gevolgen van de liberalisering op te vangen, teneinde binnen het multilaterale handelsstelsel zo lang mogelijk een significante preferentiële toegang voor de ACS-staten te behouden en te bewerkstelligen dat elke onvermijdelijke vermindering van de preferenties geleidelijk wordt ingevoerd over een zo lang mogelijke periode.”.

30)

In artikel 38 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het Ministeriële Handelscomité bespreekt alle handelsgerelateerde vraagstukken die voor alle ACS-staten van belang zijn, en houdt met name regelmatig toezicht op de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van economische partnerschapsovereenkomsten. Het geeft bijzondere aandacht aan de lopende multilaterale handelsbesprekingen en bestudeert de gevolgen die de initiatieven voor sterkere liberalisatie hebben voor de handel tussen ACS en EU en de ontwikkeling van de economieën van de ACS-staten. Het brengt verslag uit en doet passende aanbevelingen aan de raad van ministers, ook wat steunmaatregelen betreft, om de voordelen van de ACS-EG-handelsregelingen te versterken.”.

31)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 38 bis

Overleg

1.   Wanneer nieuwe maatregelen, of maatregelen die zijn voorzien in programma's van de Gemeenschap ter harmonisering van wetgeving met het oog op handelsfacilitering, de belangen van een of meer ACS-staten kunnen schaden, stelt de Gemeenschap, alvorens zij dergelijke maatregelen neemt, het secretariaat van de ACS-groep en de betrokken ACS-staten hiervan in kennis.

2.   Om het de Gemeenschap mogelijk te maken de belangen van de ACS-groep in aanmerking te nemen, wordt op verzoek van de ACS-groep overleg gepleegd overeenkomstig artikel 12 van deze Overeenkomst om tot een bevredigende oplossing te komen.

3.   Indien bestaande regelgeving van de Gemeenschap op het gebied van handelsfacilitering de belangen van een of meer ACS-staten schaadt of indien deze belangen worden geschaad door de interpretatie, de toepassing of de uitvoering van deze regelgeving, wordt op verzoek van de betrokken ACS-staten overleg gepleegd overeenkomstig artikel 12 om tot een bevredigende oplossing te komen.

4.   Om een bevredigende oplossing te vinden, kunnen de partijen in het Gemengd Ministerieel Handelscomité ook andere handelsproblemen aan de orde stellen die het gevolg zijn van door de lidstaten getroffen of voorgenomen maatregelen.

5.   Teneinde effectief overleg mogelijk te maken, stellen de partijen elkaar van dergelijke maatregelen in kennis.

6.   De partijen komen overeen dat overleg binnen de instellingen van een economische partnerschapsovereenkomst en informatieverstrekking via deze instellingen, over aangelegenheden die onder een dergelijke overeenkomst vallen, geacht worden te voldoen aan dit artikel en aan artikel 12 van deze overeenkomst, mits alle mogelijk betrokken ACS-staten ondertekenaars zijn van de economische partnerschapsovereenkomst in het kader waarvan het overleg is gehouden of de informatie is verstrekt.”.

32)

In artikel 41 wordt lid 5 vervangen door:

„5.   De Gemeenschap steunt, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de inspanningen van de ACS-staten ter versterking van hun dienstverleningscapaciteit. Bijzondere aandacht wordt besteed aan diensten op het gebied van arbeidskrachten, bedrijven, distributie, financiën, toerisme, cultuur en de bouw en de daarmee verband houdende technische diensten met het oog op verhoging van het concurrentievermogen van deze landen zodat de handel in goederen en diensten van deze landen in waarde en omvang toeneemt.”.

33)

In artikel 42 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   De Gemeenschap steunt, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de inspanningen van de ACS-staten om kosteneffectieve en efficiënte zeevervoerdiensten in de ACS-staten te ontwikkelen en te bevorderen met het oog op verhoging van de deelneming van ACS-ondernemers in internationale scheepvaartdiensten.”.

34)

In artikel 43 wordt lid 5 vervangen door:

„5.   De partijen komen tevens overeen de onderlinge samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën en de informatiemaatschappij te intensiveren. Deze samenwerking is, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, met name gericht op sterkere complementariteit en harmonisatie van de communicatiesystemen op nationaal, regionaal en internationaal niveau en hun aanpassing aan de nieuwe technologieën.”.

35)

In artikel 44 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De Gemeenschap steunt, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de inspanningen van de ACS-staten tot versterking van hun vermogen om alle handelsgerelateerde terreinen aan te pakken, inclusief, zo nodig, met verbetering en ondersteuning van het institutionele kader.”.

36)

In artikel 45 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   De partijen komen eveneens overeen de samenwerking op dit terrein te versterken teneinde een effectief mededingingsbeleid met de passende nationale mededingingsorganisaties uit te stippelen en te ondersteunen dat geleidelijk zorgt voor het op efficiënte wijze doen naleven van de mededingingsregels door zowel particuliere als staatsondernemingen. De samenwerking op dit terrein omvat, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, met name hulp bij het ontwerpen van een passend wettelijk kader en de administratieve uitvoering daarvan waarbij de bijzondere situatie van de minst ontwikkelde landen speciale aandacht krijgt.”.

37)

In artikel 46 wordt lid 6 vervangen door:

„6.   De partijen komen voorts overeen om hun samenwerking op dit terrein te versterken. Desgewenst omvat de samenwerking, op onderling overeengekomen voorwaarden en in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, onder meer de volgende gebieden: formulering van wet- en regelgeving inzake bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, voorkoming van misbruik van deze rechten door de houders en schending van deze rechten door concurrenten, en van wet- en regelgeving tot instelling en versterking van binnenlandse en regionale kantoren en andere instanties; dit houdt mede in dat steun wordt verleend aan regionale instellingen voor intellectuele eigendom die belast zijn met de toepassing en bescherming van deze rechten, onder meer voor de opleiding van personeel.”.

38)

In artikel 47, lid 2, wordt het inleidende gedeelte vervangen door:

„2.   De samenwerking op het gebied van normalisatie en certificering heeft, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, ten doel compatibele systemen tussen de partijen te bevorderen en omvat met name:”.

39)

In artikel 48 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   De partijen komen overeen om, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, hun samenwerking uit te breiden met het oog op versterking van de capaciteit van de openbare en de particuliere sector van de ACS-landen op dit gebied.”.

40)

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De partijen herbevestigen hun verbintenis tot bevordering van de ontwikkeling van de internationale handel op zodanige wijze dat wordt gezorgd voor een duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu in overeenstemming met de internationale verdragen en toezeggingen op dit terrein en met inachtneming van hun respectieve ontwikkelingsniveaus. Zij komen overeen dat er bij het ontwerpen en de uitvoering van milieumaatregelen rekening moet worden gehouden met de bijzondere behoeften van de ACS-staten, ook met betrekking tot het bepaalde in artikel 32 bis.”;

b)

het volgende lid toegevoegd:

„3.   De partijen komen overeen dat milieumaatregelen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische doeleinden.”.

41)

In artikel 50 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   De partijen komen overeen dat arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische doeleinden.”.

42)

In artikel 51 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De samenwerking heeft met name ten doel om, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de institutionele en technische capaciteit op dit gebied te verbeteren, snelle alarmsystemen voor wederzijdse voorlichting over gevaarlijke producten tot stand te brengen, informatie en ervaringen uit te wisselen over de totstandbrenging en het doen functioneren van toezicht na het op de markt brengen van producten en productveiligheid, de aan de consument verstrekte informatie over prijzen, kenmerken van producten en geboden diensten te verbeteren, het opzetten van onafhankelijke consumentenverenigingen en contacten tussen vertegenwoordigers van de belangen van consumenten aan te moedigen, de compatibiliteit van consumentenbeleid en -systemen te verbeteren, kennis te geven van de uitvoering en samenwerking bij het onderzoek naar schadelijke of oneerlijke handelspraktijken te bevorderen en het geven van uitvoering aan exportverboden in de handel tussen partijen ten aanzien van goederen en diensten waarvan de afzet in het land van productie werd verboden.”.

43)

In artikel 56 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering wordt uitgevoerd op basis van en in overeenstemming met de door de ACS-staten op nationaal, regionaal en intra-ACS-niveau vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, -strategieën en -prioriteiten. Daarbij worden hun respectieve geografische, sociale en culturele kenmerken en hun specifieke vermogens in aanmerking genomen. De samenwerking wordt gestuurd door de internationaal overeengekomen agenda voor de doeltreffendheid van hulp en is gebaseerd op eigen inbreng, onderlinge afstemming, donorcoördinatie en -harmonisatie, resultaatgestuurde ontwikkeling en wederzijdse verantwoording. Voor de samenwerking geldt met name:

a)

de eigen plaatselijke inbreng, op alle niveaus, in het ontwikkelingsproces wordt bevorderd;

b)

de samenwerking weerspiegelt een op wederzijdse rechten en plichten gebaseerd partnerschap;

c)

de samenwerking benadrukt het belang van voorspelbaarheid en zekerheid ten aanzien van de verstrekking van middelen, die op zeer gunstige voorwaarden en op permanente basis dient te geschieden;

d)

de samenwerking is flexibel en toegesneden op de situatie van iedere ACS-staat en op het specifieke karakter van het betrokken project of programma, en

e)

er wordt toegezien op efficiency, coördinatie en consistentie.”.

44)

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt punt b) vervangen door:

„b)

regionale of interstatelijke instanties waarvan een of meer ACS-staten deel uitmaken, met inbegrip van de Afrikaanse Unie of andere instanties waarvan ook niet-ACS-landen deel uitmaken, en die door deze ACS-staten zijn gemachtigd, en”;

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

financiële tussenpersonen uit de ACS of de Gemeenschap die particuliere of publieke investeringen in ACS-staten verstrekken, bevorderen en financieren;”;

ii)

punt f) wordt vervangen door:

„f)

ontwikkelingslanden die niet tot de ACS-groep behoren, indien zij tezamen met ACS-staten participeren in een gemeenschappelijk initiatief of een regionale organisatie, overeenkomstig artikel 6 van bijlage IV bij deze Overeenkomst.”.

45)

Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

compensatie van de ongunstige kortetermijngevolgen van exogene schokken, waaronder instabiliteit van exportopbrengsten, voor de sociaaleconomische hervormingen en het sociaaleconomische beleid;”;

b)

punt g) wordt vervangen door:

„g)

humanitaire bijstand en noodhulp, met inbegrip van hulp aan vluchtelingen en ontheemden, interventies die in crisissituaties of postcrisissituaties een overgangsfase vormen van spoedmaatregelen voor herstel naar langetermijnontwikkeling, alsmede voorbereiding op rampen.”.

46)

Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Rechtstreekse begrotingssteun ter ondersteuning van macro-economische of sectorale hervormingen wordt verleend indien:

a)

goed uitgewerkte, op armoedebestrijding gerichte nationale of sectorale ontwikkelingsstrategieën aanwezig of in uitvoering zijn;

b)

een goed uitgewerkt, op stabiliteit gericht macro-economisch of sectoraal beleid, dat door het land zelf is ingesteld en door de belangrijkste donors, waaronder indien van toepassing de internationale financiële instellingen, positief is beoordeeld, aanwezig of in uitvoering is, en

c)

het financieel beheer van de overheid voldoende transparant, verantwoordelijk en doeltreffend is.

De Gemeenschap stemt systemen en procedures specifiek op elk ACS-land af, houdt samen met het partnerland toezicht op haar begrotingssteun en steunt de inspanningen van de partnerlanden ter versterking van de nationale verantwoording, het toezicht door het parlement, de auditcapaciteiten en de toegang tot informatie voor het publiek.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De middelen die in het kader van de Overeenkomst ter financiering van projecten, programma's en andere activiteiten die tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst bijdragen worden ingezet, zijn de middelen die zijn uitgetrokken in het meerjarige financiële kader voor de samenwerking waarin deze Overeenkomst voorziet, de eigen middelen van de Europese Investeringsbank (hierna „de Bank” genoemd), en waar toepasselijk andere middelen uit de begroting van de Europese Gemeenschap.”.

47)

In artikel 66 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Teneinde de schuldenlast en de betalingsbalansproblemen van de ACS-staten te verlichten, komen de partijen overeen de middelen waarin het meerjarige financiële kader voor de samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst voorziet, in te zetten als bijdrage tot internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting ten behoeve van de ACS-staten. De Gemeenschap verbindt zich ertoe te onderzoeken hoe op de langere termijn andere communautaire middelen kunnen worden benut ter ondersteuning van internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting.”.

48)

In artikel 67 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De Overeenkomst voorziet in steun voor de macro-economische en structurele hervormingen die door de ACS-staten worden uitgevoerd. De partijen zien er in dit verband op toe dat de aanpassing economisch uitvoerbaar en politiek en sociaal aanvaardbaar is. De steun wordt verleend in het kader van een door de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat gezamenlijk verrichte beoordeling van de uitgevoerde of overwogen hervormingen op macro-economisch of sectoraal niveau, en dient een algehele evaluatie van de hervormingsinspanningen mogelijk te maken. De gezamenlijke beoordeling wordt zo veel mogelijk afgestemd op voor het land specifieke regelingen en de steun wordt beoordeeld aan de hand van de bereikte resultaten. Een van de hoofdkenmerken van de steunprogramma's is dat de hulp snel beschikbaar moet zijn.”.

49)

De titel van hoofdstuk 3 van titel II van deel 4 wordt vervangen door:

50)

Artikel 68 wordt vervangen door:

„Artikel 68

1.   De partijen erkennen dat macro-economische instabiliteit als gevolg van exogene schokken de ontwikkeling van de ACS-staten negatief kan beïnvloeden en de verwezenlijking van hun ontwikkelingsdoelen in gevaar kan brengen. Derhalve wordt, binnen het meerjarige financiële kader voor de samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst, een stelsel voor aanvullende steun opgezet teneinde de negatieve kortetermijneffecten van exogene schokken, waaronder de gevolgen voor de exportopbrengsten, te reduceren.

2.   Deze steun heeft ten doel het veiligstellen van sociaaleconomische hervormingen en beleid op gebieden die door de terugval van de opbrengsten negatief kunnen worden beïnvloed, en het reduceren van de negatieve kortetermijneffecten van dergelijke schokken.

3.   De zeer sterke afhankelijkheid van de economieën van de ACS-staten van de export, met name die van landbouw- en mijnbouwproducten, moet in aanmerking worden genomen bij de toewijzing van middelen. In dit verband wordt aan minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende, insulaire en zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevindende ACS-staten een gunstiger behandeling verleend.

4.   Op de verstrekking van de aanvullende middelen zijn de specifieke procedures van toepassing van het steunmechanisme dat in bijlage II bij deze Overeenkomst (Financieringsvoorwaarden) is omschreven.

5.   De Gemeenschap verleent tevens steun voor marktconforme verzekeringsregelingen die bestemd zijn voor ACS-staten die zich tegen de kortetermijneffecten van exogene schokken wensen te beschermen.”.

51)

De titel van hoofdstuk 6 van titel II van deel 4 wordt vervangen door:

52)

Artikel 72 wordt vervangen door:

„Artikel 72

Algemeen beginsel

1.   Humanitaire bijstand, noodhulp en bijstand na de noodfase worden verleend in crisissituaties. Het doel van humanitaire bijstand en noodhulp is het redden en behouden van mensenlevens en het voorkomen en verlichten van menselijk lijden overal waar dat noodzakelijk is. Bijstand na de noodfase is gericht op herstel en wordt verleend in de overgangsfase naar programma's voor langeretermijnontwikkeling.

2.   Crisissituaties, met inbegrip van situaties van langdurige structurele instabiliteit of kwetsbaarheid, zijn situaties die de openbare orde of de veiligheid van personen bedreigen en die dreigen in een gewapend conflict te ontaarden of het land te destabiliseren. Crisissituaties kunnen ook het gevolg zijn van natuurrampen, door de mens veroorzaakte crises, zoals oorlogen en andere conflicten, of buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen, die onder andere betrekking hebben op klimaatverandering, milieuschade, toegang tot energie en natuurlijke rijkdommen of extreme armoede.

3.   De humanitaire hulp, noodhulp en bijstand na de noodfase worden verleend zo lang als noodzakelijk is om te voorzien in de behoeften die van dergelijke omstandigheden het gevolg zijn voor de slachtoffers, waarmee een koppeling tot stand wordt gebracht tussen noodhulp, herstel en ontwikkeling.

4.   Humanitaire bijstand wordt uitsluitend verleend volgens de behoeften en belangen van de slachtoffers van de crisissituatie en in overeenstemming met de beginselen van het internationale humanitaire recht, op basis van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. In het bijzonder mag er geen sprake zijn van discriminatie van slachtoffers op grond van ras, etnische afkomst, godsdienst, geslacht, leeftijd, nationaliteit of politieke overtuiging, en dienen de vrije toegang tot en de bescherming van de slachtoffers, alsmede de veiligheid van de hulpverleners en hun uitrusting, te worden gewaarborgd.

5.   De financiering van de humanitaire bijstand, noodhulp en bijstand na de noodfase geschiedt volgens het meerjarige financiële kader voor de samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst, indien de bijstand niet uit de begroting van de Unie kan worden gefinancierd. Bij de uitvoering van de humanitaire bijstand, noodhulp en bijstand na de noodfase wordt toegezien op complementariteit en coördinatie met de inspanningen van de lidstaten en op de toepassing van de beste praktijken op het gebied van de doeltreffendheid van de hulp.”.

53)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 72 bis

Doel

1.   Het doel van humanitaire bijstand en noodhulp is:

a)

mensenlevens te redden tijdens en onmiddellijk na crisissituaties;

b)

bij te dragen tot de financiering en verstrekking van humanitaire hulp en de directe toegang daartoe van degenen voor wie deze bestemd is, met gebruikmaking van alle beschikbare logistieke middelen;

c)

maatregelen voor herstel op korte termijn en wederopbouw uit te voeren, teneinde de slachtoffers opnieuw een minimum aan sociaaleconomische integratie te kunnen bieden en zo snel mogelijk de voorwaarden te scheppen voor hervatting van de ontwikkeling overeenkomstig de doelstellingen voor de lange termijn die door de betrokken ACS-staten en -regio's zijn bepaald;

d)

een oplossing te vinden voor de behoeften die zijn ontstaan door de verplaatsing van personen (vluchtelingen, ontheemden en repatrianten) als gevolg van rampen van natuurlijke of menselijke oorsprong, teneinde zo lang als noodzakelijk is te kunnen voorzien in alle behoeften van vluchtelingen en ontheemden (ongeacht hun verblijfplaats) en hun vrijwillige repatriëring en herintegratie in hun land van herkomst te bevorderen, en

e)

de ACS-staten of -regio's te helpen bij het opzetten of verbeteren van mechanismen voor rampenpreventie en rampenparaatheid, met inbegrip van systemen voor voorspelling en vroegtijdige waarschuwing, teneinde de gevolgen van dergelijke rampen te reduceren.

2.   Steun kan worden verleend aan ACS-staten of -regio's die vluchtelingen of repatrianten opvangen, teneinde te voorzien in dringende behoeften waarin niet is voorzien door de noodhulp.

3.   Maatregelen die na de noodfase worden ondernomen, zijn gericht op materiële en sociale rehabilitatie na de crisis en kunnen worden uitgevoerd als overgangsfase van kortetermijnherstel naar de relevante programma's voor langeretermijnontwikkeling die in het kader van de nationale of regionale indicatieve programma's of het intra-ACS-programma worden gefinancierd. Deze activiteiten dienen noodzakelijk te zijn voor de overgang van de noodfase naar de ontwikkelingsfase, de sociaaleconomische herintegratie van de getroffen bevolkingsgroepen te bevorderen, de oorzaken van de crisis zoveel mogelijk weg te nemen, de instellingen te versterken en de eigen inbreng van plaatselijke en nationale actoren in de formulering van een duurzaam ontwikkelingsbeleid voor het betrokken ACS-land te stimuleren.

4.   Waar nodig worden de in lid 1, onder e), bedoelde mechanismen voor rampenpreventie en rampenparaatheid gecoördineerd met andere aanwezige mechanismen voor rampenpreventie en rampenparaatheid.

De ontwikkeling en versterking van de nationale, regionale en voor de gehele ACS bestemde mechanismen voor risicovermindering en risicobeheersing bieden de ACS-staten bijstand bij de opbouw van hun vermogen om de gevolgen van rampen te boven te komen. Alle activiteiten in dit verband kunnen worden uitgevoerd in samenwerking met regionale en internationale organisaties en programma's die hebben bewezen goede prestaties te leveren op het gebied van risicobeperkende maatregelen bij rampen.”.

54)

Artikel 73 wordt vervangen door:

„Artikel 73

Tenuitvoerlegging

1.   Bijstandsacties worden uitgevoerd op verzoek van een ACS-land dat of een ACS-regio die door een crisissituatie is getroffen, op initiatief van de Commissie, of op advies van internationale organisaties of plaatselijke of internationale niet-overheidsorganisaties.

2.   De Gemeenschap treft de nodige maatregelen om snel ingrijpen mogelijk te maken, zodat kan worden voorzien in de onmiddellijke behoeften waarvoor de bijstand nodig is. Beheer en uitvoering van de steun geschieden volgens procedures die soepel, snel en doeltreffend ingrijpen mogelijk maken.

3.   Gezien de ontwikkelingsdoelstelling van de overeenkomstig dit hoofdstuk verstrekte bijstand, kan deze op verzoek van de betrokken staat of regio in uitzonderlijke gevallen worden gebruikt samen met het indicatieve programma.”.

55)

In artikel 76, lid 1, wordt punt d) vervangen door:

„d)

leningen uit de eigen middelen van de Bank en de Investeringsfaciliteit, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage II bij deze Overeenkomst. Dergelijke leningen mogen tevens worden gebruikt ter financiering van overheidsinvesteringen in basisinfrastructuur.”.

56)

In artikel 95, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door:

„3.   Uiterlijk 12 maanden vóór het verstrijken van elke periode van vijf jaar stellen de Gemeenschap en de lidstaten, enerzijds, en de ACS-staten, anderzijds, elkaar in kennis van de bepalingen van de Overeenkomst die zij met het oog op eventuele wijziging van deze Overeenkomst opnieuw willen bezien. Indien een Partij verzoekt bepalingen van de Overeenkomst opnieuw te bezien, beschikt de andere Partij in weerwil van bovengenoemde tijdslimiet over een termijn van twee maanden om te verzoeken ook andere bepalingen die verband houden met die waarvoor het eerste verzoek is ingediend, opnieuw te bezien.”.

57)

In artikel 100 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Deze Overeenkomst, opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in de archieven van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en het secretariaat van de ACS-staten, die beide een voor eensluitend gewaarmerkt afschrift aan elk van de ondertekenende staten zal doen toekomen.”.

C.   BIJLAGEN

1)

Bijlage II als gewijzigd door Besluit 1/2009 van de ACS-EG-raad van ministers van 29 mei 2009 (1), wordt als volgt gewijzigd:

a)

artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

1.   De financieringsvoorwaarden voor maatregelen in het kader van de Investeringsfaciliteit, leningen uit de eigen middelen van de Europese Investeringsbank en speciale maatregelen worden in dit hoofdstuk vastgesteld. Deze middelen worden verstrekt aan daarvoor in aanmerking komende ondernemingen, direct dan wel indirect, via daarvoor in aanmerking komende investeringsfondsen en/of financiële tussenpersonen.

2.   Middelen voor rentesubsidies, als bedoeld in deze bijlage, worden beschikbaar gesteld uit de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage I ter, lid 2, onder c), bij deze Overeenkomst.

3.   Rentesubsidies kunnen worden gekapitaliseerd of gebruikt in de vorm van niet-terugvorderbare hulp. Het bedrag van de rentesubsidie wordt, na berekening van de waarde op het tijdstip van de overboeking van de lening, afgeboekt op het bedrag van de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage I ter, artikel 2, onder c), en rechtstreeks overgemaakt aan de Bank. Maximaal 10 % van deze toewijzing voor rentesubsidies mag ook worden gebruikt voor de ondersteuning van projectgerelateerde technische bijstand in ACS-landen.

4.   Deze voorwaarden gelden onverminderd de voorwaarden die kunnen worden opgelegd aan ACS-landen waarvoor beperkende leningsvoorwaarden gelden in het kader van het initiatief voor arme landen met een zware schuldenlast („HIPC”) of een andere internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast. Wanneer dergelijke regelingen een reductie vereisen van het rentetarief voor leningen met meer dan 3 %, zoals is toegestaan krachtens de artikelen 2 en 4 van dit hoofdstuk, tracht de Bank de gemiddelde kosten van de middelen door passende medefinanciering met andere donors te verminderen. Indien dit niet mogelijk wordt geacht, kan de rentevoet van de banklening zodanig worden verlaagd dat deze overeenstemt met het niveau in het kader van het HIPC-initiatief of een internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast.”;

b)

in artikel 2 worden de leden 7 en 8 vervangen door:

„7.   Voor gewone leningen in landen waarvoor geen beperkende leningsvoorwaarden gelden in het kader van het HIPC-initiatief of een andere internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast, gelden in de volgende gevallen concessionele voorwaarden:

a)

in het geval van infrastructuurprojecten die een voorwaarde zijn voor de ontwikkeling van de particuliere sector in de minst ontwikkelde landen, in landen die zich in een postconflictsituatie bevinden en in landen die door een natuurramp zijn getroffen. In deze gevallen wordt de rentevoet van de lening verlaagd met maximaal 3 %;

b)

in het geval van projecten die betrekking hebben op herstructureringsmaatregelen in het kader van privatisering of projecten met aanmerkelijke en duidelijk aantoonbare sociale of milieuvoordelen. In deze gevallen worden de leningen verstrekt met een rentesubsidie waarvan de omvang en vorm afhankelijk zijn van de bijzondere kenmerken van het project. De rentesubsidie bedraagt echter niet meer dan 3 %.

De uiteindelijke rentevoet van leningen die onder a) of b) vallen, bedraagt in geen geval minder dan 50 % van het referentietarief.

8.   De voor deze concessionele doeleinden ter beschikking gestelde middelen zijn afkomstig uit de toewijzing voor rentesubsidies als bepaald in bijlage I ter, lid 2, onder c), bij deze Overeenkomst.”;

c)

in artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Voor leningen uit de eigen middelen van de Bank gelden de volgende voorwaarden:

a)

het referentierentetarief is het tarief dat door de Bank wordt toegepast voor leningen tegen dezelfde voorwaarden wat munteenheid en aflossingsperiode betreft op de dag van ondertekening van de overeenkomst of op de datum van overboeking;

b)

voor landen waarvoor geen beperkende leningsvoorwaarden gelden in het kader van het HIPC-initiatief of een andere internationaal overeengekomen regeling voor de houdbaarheid van de schuldenlast, geldt echter het volgende:

i)

projecten in de overheidssector komen in principe in aanmerking voor een rentesubsidie van maximaal 3 %;

ii)

projecten in de particuliere sector, vallende onder de categorieën gespecificeerd in artikel 2, lid 7, onder b), komen in aanmerking voor rentesubsidies onder dezelfde voorwaarden als gespecificeerd in genoemde bepaling.

De uiteindelijke rentevoet bedraagt in geen geval minder dan 50 % van het referentietarief;

c)

de aflossingsperiode van door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen wordt vastgesteld op basis van de economische en financiële kenmerken van het project. Voor deze leningen geldt gewoonlijk een aflossingsvrije periode, die wordt vastgesteld onder verwijzing naar de periode die voor de uitvoering van het project nodig is.”.

2)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

in artikel 1 worden de punten a) en b) vervangen door:

„a)

versterking van de rol van het Centrum voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven (COB) teneinde de particuliere sector de nodige steun te bieden bij de stimulering van activiteiten inzake de ontwikkeling van de particuliere sector in ACS-staten en -regio's, en

b)

versterking van de rol van het Technisch Centrum voor Landbouwsamenwerking en Plattelandsontwikkeling (TCLP) bij de institutionele capaciteitsopbouw in de ACS, met name wat betreft informatiemanagement, ter verbetering van de toegang tot technologieën om productiviteit en afzetmogelijkheden in de landbouw te verhogen en voedselzekerheid en plattelandsontwikkeling te versterken.”;

b)

artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

COB

1.   Het COB stimuleert een ondernemingsklimaat dat bevorderlijk is voor de ontwikkeling van de particuliere sector en steunt de uitvoering van strategieën voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven in de ACS-staten door het verstrekken van niet-financiële diensten, waaronder adviesdiensten, aan ondernemingen uit ACS-staten en het steunen van gezamenlijke initiatieven van bedrijven uit de Gemeenschap en de ACS-staten. In dit verband wordt de nodige rekening gehouden met behoeften die door de uitvoering van de economische partnerschapsovereenkomsten ontstaan.

2.   Het COB streeft ernaar particuliere ondernemingen uit de ACS te helpen hun concurrentievermogen in alle sectoren van de economie te versterken. Hiertoe doet het in het bijzonder het volgende:

a)

het vereenvoudigt en stimuleert samenwerking en partnerschappen tussen ondernemingen uit de ACS en de EU;

b)

het helpt bij de ontwikkeling van zakelijke ondersteunende diensten door steun te verlenen ten behoeve van de capaciteitsopbouw in particuliere organisaties of ten behoeve van verleners van ondersteunende technische, professionele, commerciële, management- en opleidingsdiensten;

c)

het verleent bijstand ten behoeve van activiteiten ter stimulering van investeringen, bijvoorbeeld organisaties voor stimulering van investeringen, investeringsconferenties, opleidingsprogramma's, strategische workshops en follow-upactiviteiten voor de stimulering van investeringen;

d)

het steunt initiatieven die bijdragen tot het stimuleren van innovatie en de overdracht van technologieën, knowhow en goede praktijken in alle aspecten van de bedrijfseconomie;

e)

het verzorgt voorlichting over de inhoud van deze Overeenkomst aan de particuliere sector in de ACS-staten, en

f)

het verstrekt informatie aan Europese ondernemingen en organisaties in de particuliere sector over handelsmogelijkheden en -procedures in de ACS-landen.

3.   Het COB draagt voorts bij tot de verbetering van het ondernemingsklimaat op nationaal en regionaal niveau, zodat ondernemingen kunnen profiteren van de vooruitgang die wordt geboekt in het kader van processen voor regionale integratie en openstelling van het handelsverkeer. Deze taak omvat:

a)

het verlenen van bijstand aan ondernemingen zodat zij kunnen voldoen aan bestaande en nieuwe kwaliteitsnormen en andere normen die als gevolg van de vooruitgang op het gebied van regionale integratie en de tenuitvoerlegging van de economische partnerschapsovereenkomsten zijn vastgesteld;

b)

het verspreiden van informatie in de lokale particuliere sector van de ACS-staten over de op buitenlandse markten verlangde productkwaliteit en verplichte normen;

c)

het bevorderen van nationale en regionale hervormingen van het ondernemingsklimaat, onder andere door facilitering van de dialoog tussen de particuliere sector en de overheid, en

d)

het stimuleren van de rol en de functie van nationale en/of regionale dienstverlenende tussenpersonen.

4.   De activiteiten van het COB zijn gebaseerd op coördinatie, complementariteit en toegevoegde waarde ten aanzien van initiatieven voor de ontwikkeling van de particuliere sector, ondernomen door openbare of particuliere entiteiten. In het bijzonder zijn de activiteiten van het COB in overeenstemming met de nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën, zoals vastgesteld in deel 3 van deze Overeenkomst. Het COB gaat bij het uitvoeren van zijn taken selectief te werk en zorgt voor financiële duurzaamheid bij het uitvoeren van zijn taken. Het ziet toe op een passende taakverdeling tussen het hoofdkantoor en de regionale kantoren.

5.   De activiteiten van het COB worden periodiek geëvalueerd.

6.   Het Comité van Ambassadeurs is belast met het toezicht op het COB. Het Comité van Ambassadeurs neemt na de ondertekening van de Overeenkomst de volgende maatregelen:

a)

het stelt de statuten van het COB vast;

b)

het benoemt de leden van de raad van bestuur;

c)

het benoemt het management van het COB op voorstel van de raad van bestuur;

d)

het houdt toezicht op de algemene strategie van het COB en heeft de supervisie over de werkzaamheden van de raad van bestuur.

7.   De raad van bestuur heeft overeenkomstig de statuten van het COB de volgende taken:

a)

hij stelt het financieel reglement, het personeelsreglement en de werkwijze vast;

b)

hij houdt toezicht op de werkzaamheden;

c)

hij stelt het programma en de begroting van het COB vast;

d)

hij dient periodieke verslagen en evaluaties in aan de toezichthoudende autoriteit, en

e)

hij voert alle andere taken uit die hem door de statuten van het COB zijn opgelegd.

8.   De begroting van het Centrum wordt gefinancierd volgens de in de Overeenkomst vastgestelde regels voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.”;

c)

artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

TCLP

1.   De taak van het TCLP is het versterken van de ontwikkeling van beleids- en institutionele capaciteit en het versterken van de managementcapaciteiten op het gebied van informatie en communicatie bij ACS-organisaties voor landbouw- en plattelandsontwikkeling. Het helpt die organisaties bij het formuleren en uitvoeren van beleid en programma's om armoede te bestrijden, duurzame voedselzekerheid te bevorderen, natuurlijke hulpbronnen in stand te houden en zo bij te dragen tot zelfvoorziening in de landbouw- en plattelandsontwikkeling in de ACS.

2.   De taken van het TCLP zijn:

a)

het ontwikkelen en verstrekken van informatiediensten en het verbeteren van de toegang tot onderzoek, opleiding en innovatie op het gebied van landbouw- en plattelandsontwikkeling, teneinde de ontwikkeling van de landbouw en het platteland te stimuleren, en

b)

het ontwikkelen en versterken van de capaciteiten in de ACS, met het oog op:

i)

verbetering van formulering en beheer van beleid en strategieën voor de ontwikkeling van de landbouw en het platteland op nationaal en regionaal niveau, onder meer ter verbetering van capaciteiten voor het verzamelen van gegevens en voor beleidsonderzoek, -analyse en -formulering;

ii)

verbetering van informatie- en communicatiemanagement, met name in het kader van de nationale landbouwstrategie;

iii)

bevordering van effectieve intra-institutioneel informatie- en communicatiemanagement (ICM) ten behoeve van het meten van prestaties, en bevordering van de vorming van consortia met regionale en internationale partners;

iv)

stimulering van gedecentraliseerd ICM op plaatselijk en nationaal niveau;

v)

versterking van initiatieven door middel van regionale samenwerking, en

vi)

ontwikkeling van werkwijzen om de beleidsimpact op het gebied van landbouw- en plattelandsontwikkeling te meten.

3.   Het Centrum ondersteunt regionale initiatieven en netwerken en voert geleidelijk programma's voor capaciteitsontwikkeling uit samen met geschikte organisaties uit de ACS. Hiertoe verleent het centrum steun aan gedecentraliseerde regionale informatienetwerken. Deze netwerken worden geleidelijk en op efficiënte wijze tot stand gebracht.

4.   De activiteiten van het TCLP worden periodiek geëvalueerd.

5.   Het Comité van Ambassadeurs is belast met het toezicht op het TCLP. Het Comité van Ambassadeurs neemt na de ondertekening van de Overeenkomst de volgende maatregelen:

a)

het stelt de statuten van het TCLP vast;

b)

het benoemt de leden van de raad van bestuur;

c)

het benoemt het management van het TCLP op voorstel van de raad van bestuur, en

d)

het houdt toezicht op de algemene strategie van het TCLP en heeft de supervisie over de werkzaamheden van de raad van bestuur.

6.   De raad van bestuur heeft overeenkomstig de statuten van het TCLP de volgende taken:

a)

hij stelt het financieel reglement, het personeelsreglement en de werkwijze vast;

b)

hij houdt toezicht op de werkzaamheden;

c)

hij stelt het programma en de begroting van het TCLP vast;

d)

hij dient periodieke verslagen en evaluaties in aan de toezichthoudende autoriteit, en

e)

hij voert alle andere taken uit die hem door de statuten van het TCLP zijn opgelegd.

7.   De begroting van het Centrum wordt gefinancierd volgens de in de Overeenkomst vastgestelde regels voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.”.

3)

Bijlage 4, als gewijzigd bij Besluit 3/2008 van de ACS-EG-raad van ministers van 4 december 2008 (2), wordt als volgt gewijzigd:

a)

de artikelen 1, 2 en 3 worden vervangen door:

„Artikel 1

Activiteiten die gefinancierd worden met uit hoofde van de Overeenkomst verleende subsidies worden geprogrammeerd aan het begin van de periode waarop het meerjarige financiële kader voor de samenwerking betrekking heeft.

De programmering is gebaseerd op de beginselen van eigen inbreng, onderlinge afstemming, donorcoördinatie en -harmonisatie, resultaatgestuurde ontwikkeling en wederzijdse verantwoording.

Voor de toepassing hiervan houdt programmering in:

a)

formulering en ontwikkeling van landenstrategiedocumenten, regionale strategiedocumenten of intra-ACS-strategiedocumenten, op basis van de ontwikkelingsdoelstellingen en -strategieën van de ACS-staten, de ACS-regio's of de ACS-groep voor de middellange termijn en rekening houdend met de beginselen van gezamenlijke programmering en taakverdeling onder de donors; dit proces dient zoveel mogelijk gestuurd te worden door een partnerland of -regio;

b)

een duidelijke indicatie van de kant van de Gemeenschap betreffende de indicatieve programmeerbare financiële middelen waarover het land, de regio of het intra-ACS-samenwerkingsverband kan beschikken gedurende de periode die door het meerjarige financiële kader voor de samenwerking wordt bestreken, alsmede alle andere nuttige inlichtingen, waaronder een mogelijke reserve voor onvoorziene behoeften;

c)

opstelling en goedkeuring van een indicatief programma voor de tenuitvoerlegging van het strategiedocument, rekening houdende met de verbintenissen van andere donors, en met name de lidstaten van de Europese Unie, en

d)

een evaluatieproces dat betrekking heeft op het strategiedocument, het indicatieve programma en de daarvoor toegewezen middelen.

Artikel 2

Landenstrategiedocument

Het landenstrategiedocument wordt opgesteld door de betrokken ACS-staat en de EU. Het wordt opgesteld na overleg met een ruime selectie van actoren, waaronder niet-overheidsactoren, plaatselijke overheden en waar van toepassing ACS-parlementen, en wordt gebaseerd op ervaringen en de beste praktijk. Het landenstrategiedocument wordt aangepast aan de behoeften en de specifieke omstandigheden van elke ACS-staat. Met het landenstrategiedocument wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de samenwerkingsprogramma's versterkt. Discrepanties tussen de analyse van het land zelf en die van de Gemeenschap worden aangegeven. Het landenstrategiedocument omvat de volgende standaardonderdelen:

a)

een analyse van de politieke, economische, sociale en ecologische achtergrond van het land, de beperkingen, capaciteiten en vooruitzichten en een beoordeling van de basisbehoeften, zoals het inkomen per hoofd van de bevolking, de bevolkingsomvang en de sociale indicatoren en kwetsbaarheid;

b)

een gedetailleerd overzicht van de ontwikkelingsstrategie van het land voor de middellange termijn, met duidelijk gestelde prioriteiten en vermelding van de verwachte financiële vereisten;

c)

een overzicht van de relevante plannen en maatregelen van andere donoren die in het land actief zijn, met name de EU-lidstaten als bilaterale donoren;

d)

responsstrategieën die de specifieke bijdrage van de EU in detail omschrijven. Deze moeten waar mogelijk complementair zijn met activiteiten die worden gefinancierd door de ACS-staat zelf en de andere donoren die in het land actief zijn, en

e)

een indicatie van de meest geschikte steun- en uitvoeringsmechanismen voor deze strategieën.

Artikel 3

Toewijzing van middelen

1.   De indicatieve toewijzing van middelen aan de ACS-staten gebeurt op basis van genormeerde, objectieve en transparante behoeften en prestatiecriteria. In dit verband geldt het volgende:

a)

de behoeften worden geëvalueerd aan de hand van criteria inzake inkomen per hoofd van de bevolking, bevolkingsomvang, sociale indicatoren, schuldniveau en kwetsbaarheid voor exogene schokken. Er wordt voorzien in een bijzondere behandeling voor de minst ontwikkelde ACS-staten en rekening gehouden met de kwetsbaarheid van niet aan zee grenzende en insulaire ACS-staten. Ook wordt rekening gehouden met de bijzondere moeilijkheden van landen die een conflictsituatie of een natuurramp hebben doorgemaakt, en

b)

de prestaties worden beoordeeld aan de hand van criteria betreffende bestuur, voortgang bij de tenuitvoerlegging van institutionele hervormingen, prestaties van het land bij het benutten van rijkdommen, effectieve tenuitvoerlegging van lopende maatregelen, verlichting of bestrijding van armoede, vooruitgang in de richting van de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, duurzame ontwikkeling en macro-economische en sectorale beleidsprestaties.

2.   De toegewezen middelen bestaan uit:

a)

een programmeerbare toewijzing voor macro-economische steunmaatregelen, sectoraal beleid, programma's en projecten ter ondersteuning van concentratiesectoren en andere sectoren van de bijstand van de Gemeenschap. Met deze programmeerbare toewijzing moet het betrokken land de steun van de Gemeenschap op de lange termijn beter kunnen programmeren. Deze toewijzing vormt, samen met eventuele andere communautaire middelen, de basis voor het opstellen van het indicatieve programma voor het betrokken land, en

b)

een toewijzing voor onvoorziene behoeften zoals vastgesteld in de artikelen 66 en 68 en de artikelen 72, 72 bis en 73 van deze Overeenkomst, die benut kan worden op de voorwaarden die in die artikelen worden vastgesteld, indien de steun niet uit de begroting van de Unie kan worden gefinancierd.

3.   Op basis van de reserve voor onvoorziene behoeften wordt een regeling getroffen voor landen die door uitzonderlijke omstandigheden geen toegang hebben tot normale programmeerbare middelen.

4.   Onverminderd het bepaalde in artikel 5, lid 7, van deze bijlage betreffende de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan de Gemeenschap de programmeerbare toewijzing of de toewijzing voor onvoorziene behoeften van een land verhogen, teneinde rekening te houden met nieuwe behoeften of uitzonderlijke prestaties:

a)

nieuwe behoeften kunnen ontstaan door uitzonderlijke omstandigheden, zoals een crisis- en postcrisissituatie, of door onvoorziene behoeften als bedoeld in lid 2, onder b);

b)

met uitzonderlijke prestaties wordt een situatie bedoeld waarin, buiten de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie, de programmeerbare toewijzing van een land volledig is vastgelegd en aanvullende financiering uit het nationale indicatieve programma kan worden geabsorbeerd, en het land een doeltreffend beleid voor armoedebestrijding voert en zijn financiën goed beheert.”;

b)

in artikel 4 worden de leden 1 tot en met 4 vervangen door:

„1.   Na ontvangst van bovengenoemde gegevens stelt elke ACS-staat, op basis van en overeenkomstig zijn ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten zoals geformuleerd in het landenstrategiedocument, een ontwerp voor een indicatief programma op en legt dit voor aan de Gemeenschap. Het ontwerp voor het indicatieve programma vermeldt:

a)

de algemene begrotingssteun en/of een beperkt aantal concentratiesectoren of -gebieden waarop de steun dient te worden gericht;

b)

de meest geschikte maatregelen en activiteiten om de doelstellingen voor de concentratiesector(en) of -gebied(en) te verwezenlijken;

c)

de middelen die eventueel voor een beperkt aantal projecten en programma's buiten de concentratiesector(en) of -gebied(en) gereserveerd zijn en/of de hoofdlijnen van die activiteiten, alsmede een indicatie van de voor elk van deze elementen in te zetten middelen;

d)

welke soorten niet-overheidsactoren overeenkomstig de door de raad van ministers vastgestelde criteria voor financiering in aanmerking komen, de middelen die aan niet-overheidsactoren zijn toegewezen en het soort activiteiten die gesteund moeten worden, waarbij het om niet-winstgevende activiteiten moet gaan;

e)

voorstellen voor mogelijke deelname aan regionale programma's en projecten, en

f)

eventuele voorzieningen ter dekking van mogelijke claims en stijgingen van kosten en onvoorziene uitgaven.

2.   Het ontwerp voor een indicatief programma omvat waar nodig middelen voor versterking van de menselijke, materiële en institutionele capaciteit van de ACS-staten om nationale indicatieve programma's uit te werken en ten uitvoer te leggen, mogelijk deel te nemen aan uit regionale indicatieve programma's te financieren programma's en projecten, en het beheer van de projectcyclus van de overheidsinvesteringen van de ACS-staten te verbeteren.

3.   De betrokken ACS-staat en de Gemeenschap wisselen van gedachten over het ontwerp voor een indicatief programma. Het indicatieve programma wordt door de Commissie namens de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in onderling overleg vastgesteld. Het is voor de Gemeenschap en die staat bindend. Het indicatieve programma wordt aan het landenstrategiedocument gehecht en omvat bovendien:

a)

een indicatie van specifieke en duidelijk geïdentificeerde activiteiten, met name die waarvoor betalingsverplichtingen kunnen worden aangegaan vóór de eerstkomende evaluatie;

b)

een indicatief tijdschema voor tenuitvoerlegging en evaluatie van het indicatieve programma, inclusief betalingsverplichtingen en betalingen, en

c)

resultaatgerichte criteria voor de evaluaties.

4.   De Gemeenschap en de betrokken ACS-staat nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de programmering op zo kort mogelijke termijn wordt afgerond en wel, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, binnen twaalf maanden na de goedkeuring van het meerjarige financiële kader voor de samenwerking. De uitwerking van het landenstrategiedocument en het indicatieve programma moet geschieden in het kader van een voortdurend proces dat uitmondt in de vaststelling van één document.”;

c)

artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   In verband met nieuwe behoeften of uitzonderlijke prestaties kan in uitzonderlijke omstandigheden, als bedoeld in artikel 3, lid 4, op verzoek van elk der partijen een ad-hoc-evaluatie worden verricht.”;

ii)

in lid 4 wordt het inleidend gedeelte vervangen door:

„4.   De jaarlijkse operationele, tussentijdse en eindevaluaties van het indicatieve programma bestaan uit een gezamenlijke beoordeling van de tenuitvoerlegging van het programma, waarbij de resultaten van relevante monitoring- en evaluatieactiviteiten in aanmerking worden genomen. De evaluaties worden ter plaatse uitgevoerd en door de nationale ordonnateur en de Commissie afgerond in overleg met de belanghebbenden, waaronder niet-overheidsactoren, plaatselijke overheden en waar van toepassing ACS-parlementen. Het belangrijkste onderdeel is beoordeling van:”;

iii)

de leden 5, 6 en 7 worden vervangen door:

„5.   De Commissie dient eenmaal per jaar bij het Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering een samenvattend verslag in over de afronding van de jaarlijkse operationele evaluatie. Het Comité bestudeert hun rapport in overeenstemming met zijn taken en bevoegdheden krachtens deze Overeenkomst.

6.   In het licht van de jaarlijkse operationele evaluaties kunnen de nationale ordonnateur en de Commissie het landenstrategiedocument bij de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie herzien en aanpassen:

a)

indien bij de operationele evaluaties specifieke problemen zijn geconstateerd, en/of

b)

in het licht van gewijzigde omstandigheden in een ACS-staat.

Tot wijziging van het landenstrategiedocument kan ook worden besloten naar aanleiding van het in lid 2 bedoelde ad-hoc-evaluatieproces.

De eindevaluatie kan tevens een aanpassing omvatten met het oog op het nieuwe meerjarige financiële kader voor de samenwerking, ten aanzien van zowel de toewijzing van middelen als de voorbereiding op het volgende programma.

7.   Na de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie kan de Commissie namens de Gemeenschap de toewijzing van middelen aan een land verhogen of verlagen in het licht van de behoeften en de prestaties van de betrokken ACS-staat.

Na een ad-hoc-evaluatie als bedoeld in lid 2 kan de Commissie eveneens, namens de Gemeenschap, de toewijzing van de middelen verhogen in het licht van nieuwe behoeften of uitzonderlijke prestaties van de betrokken ACS-staat, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 4.”;

d)

artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

„Toepassingsgebied”;

ii)

de volgende leden worden toegevoegd:

„3.   Verzoeken om financiering van regionale programma's worden ingediend door:

a)

een regionaal lichaam of een regionale organisatie met een passend mandaat, of

b)

een subregionaal lichaam of een subregionale organisatie met een passend mandaat, of een ACS-staat in de betrokken regio in de programmeringsfase, mits de activiteit in het regionale indicatieve programma is aangegeven.

4.   De deelname aan regionale programma's door ontwikkelingslanden die geen ACS-staat zijn, kan slechts worden overwogen indien:

a)

het zwaartepunt van de projecten en programma's die volgens het meerjarige financiële kader voor de samenwerking worden gefinancierd, in een ACS-staat blijft liggen;

b)

in de financieringsinstrumenten van de Gemeenschap gelijkwaardige bepalingen zijn opgenomen, en

c)

het evenredigheidsbeginsel wordt geëerbiedigd.”;

e)

de artikelen 7, 8 en 9 worden vervangen door:

„Artikel 7

Regionale programma's

De betrokken ACS-staten besluiten over de definitie van geografische regio's. Regionale integratieprogramma's dienen zo veel mogelijk overeen te stemmen met de programma's van bestaande regionale organisaties. Wanneer de ledenbestanden van verschillende relevante regionale organisaties elkaar overlappen, moeten integratieprogramma's in beginsel betrekking hebben op het gecombineerde ledental van die organisaties.

Artikel 8

Regionale programmering

1.   De programmering vindt plaats op het niveau van elke regio. Aan de programmering ligt een gedachtewisseling ten grondslag tussen de Commissie en een regionale organisatie met een passend mandaat, of bij ontbreken van een dergelijk mandaat, de nationale ordonnateurs van de landen in de regio. Waar nuttig kan in het kader van de programmering ook overleg worden gepleegd met niet-overheidsactoren die vertegenwoordigd zijn op regionaal niveau en waar van toepassing met regionale parlementen.

2.   Het regionale strategiedocument wordt opgesteld door de Commissie en de regionale organisatie(s) met een passend mandaat, in samenwerking met de ACS-staten in de betrokken regio, met inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en complementariteit en rekening houdend met de programmering van de landenstrategiedocumenten.

3.   Het regionale strategiedocument ROS wordt opgesteld door de Commissie en een regionale organisatie met een passend mandaat, in samenwerking met de ACS-staten in de betrokken regio. Met het regionale strategiedocument wordt een prioriteitsrangorde aangebracht in de activiteiten en wordt de eigen plaatselijke inbreng in de ondersteunde programma's versterkt. het regionale strategiedocument omvat de volgende standaardonderdelen:

a)

een analyse van de politieke, economische, sociale en ecologische achtergrond van de regio;

b)

een beoordeling van het regionale economische integratieproces en het proces van integratie in de wereldeconomie en van de vooruitzichten daarvoor;

c)

een overzicht van de regionale strategieën en prioriteiten en van de te verwachten financieringsvereisten;

d)

een overzicht van relevante activiteiten van andere externe partners in de regionale samenwerking;

e)

een overzicht van de specifieke EU-bijdrage tot de verwezenlijking van de doeleinden van de regionale integratie, die zoveel mogelijk een aanvulling moeten zijn op de activiteiten die gefinancierd worden door de ACS-staten zelf en door andere externe partners, met name de EU-lidstaten, en

f)

een indicatie van de meest geschikte steun- en uitvoeringsmechanismen voor deze strategieën.

Artikel 9

Toewijzing van middelen

1.   De indicatieve toewijzing van middelen aan ACS-regio's wordt gebaseerd op een genormeerde, objectieve en transparante schatting van de behoeften en van de voortgang en vooruitzichten van het regionale samenwerkings- en integratieproces.

2.   De toegewezen middelen bestaan uit:

a)

een programmeerbare toewijzing voor regionale integratie, sectoraal beleid, programma's en projecten ter ondersteuning van concentratiesectoren en andere sectoren van de bijstand van de Gemeenschap, en

b)

een toewijzing aan elke ACS-regio voor onvoorziene behoeften zoals vastgesteld in de artikelen 72, 72 bis en 73 van deze Overeenkomst, indien de steun door de grensoverschrijdende aard of reikwijdte van de onvoorziene behoefte doeltreffender op regionaal niveau kan worden verleend. Deze middelen kunnen worden benut op de voorwaarden van de artikelen 72, 72 bis en 73 van deze Overeenkomst, indien de steun niet uit de begroting van de Unie kan worden gefinancierd. Er dient te worden gezorgd voor complementariteit van de bijdragen uit deze toewijzing en mogelijke bijdragen op nationaal niveau.

3.   Met de programmeerbare toewijzing moet de betrokken regio de steun van de Gemeenschap op de lange termijn beter kunnen programmeren. Om op toereikende schaal te kunnen opereren en de efficiëntie te versterken, kunnen regionale en nationale fondsen worden gecombineerd voor het financieren van regionale activiteiten met een duidelijke nationale component.

Een regionale toewijzing voor onvoorziene behoeften kan worden ingezet voor de betrokken regio en ACS-landen buiten die regio, indien de aard van de onvoorziene behoefte hun betrokkenheid vereist en het zwaartepunt van de voorgenomen projecten en programma's binnen de regio blijft liggen.

4.   Onverminderd het bepaalde in artikel 11 betreffende de evaluaties kan de Gemeenschap de programmeerbare toewijzing of de toewijzing voor onvoorziene behoeften van een regio verhogen, teneinde rekening te houden met nieuwe behoeften of uitzonderlijke prestaties:

a)

nieuwe behoeften zijn behoeften die ontstaan door uitzonderlijke omstandigheden, zoals crisis- en postcrisissituaties, of door onvoorziene behoeften als bedoeld in lid 2, onder b);

b)

met uitzonderlijke prestaties wordt een situatie bedoeld waarin, buiten de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie, de programmeerbare toewijzing van een regio volledig is vastgelegd en aanvullende financiering uit het regionale indicatieve programma kan worden geabsorbeerd, en er sprake is van doeltreffende regionale integratie en gezond financieel beheer.”;

f)

artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De regionale indicatieve programma's worden in onderling overleg vastgesteld door de Gemeenschap en de naar behoren gemachtigde regionale organisatie(s), of bij ontbreken van een dergelijk mandaat, de betrokken ACS-staten.”;

g)

in artikel 11 wordt de bestaande alinea lid 1 en wordt het volgende lid toegevoegd:

„2.   In verband met nieuwe behoeften of uitzonderlijke prestaties kan in uitzonderlijke omstandigheden, als bedoeld in artikel 9, lid 4, de evaluatie op verzoek van elk der partijen worden verricht. Naar aanleiding van een ad-hoc-evaluatie kan door beide partijen worden besloten tot wijziging van het regionale strategiedocument en/of door de Commissie, namens de Gemeenschap, tot verhoging van de toewijzing van middelen.

De eindevaluatie kan tevens een aanpassing omvatten met het oog op het nieuwe meerjarige financiële kader voor de samenwerking, ten aanzien van zowel de toewijzing van middelen als de voorbereiding op het volgende regionale indicatieve programma.”;

h)

artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Intra-ACS-samenwerking

1.   De intra-ACS-samenwerking dient als ontwikkelingsinstrument bij te dragen aan de doelstellingen van het ACS-EG-partnerschap. Intra-ACS-samenwerking is een vorm van supraregionale samenwerking. Intra-ACS-samenwerking is bedoeld om de gemeenschappelijke uitdagingen waar de ACS-staten voor staan, aan te pakken met maatregelen die het begrip geografische ligging overschrijden en ten goede kunnen komen aan vele of alle ACS-staten.

2.   In overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en complementariteit wordt een intra-ACS-maatregel overwogen wanneer nationale of regionale maatregelen onmogelijk of minder effectief blijken, teneinde in vergelijking met de maatregelen in het kader van andere samenwerkingsinstrumenten een meerwaarde te bieden.

3.   Wanneer de ACS-groep besluit uit het intra-ACS-fonds een bijdrage te leveren aan internationale of interregionale initiatieven, dient ervoor te worden gezorgd dat deze bijdrage voldoende zichtbaar is.”;

i)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 12 bis

Intra-ACS-strategiedocument

1.   De programmering van de intra-ACS-samenwerking vloeit voort uit een gedachtewisseling tussen de Commissie en het ACS-Comité van Ambassadeurs en wordt gezamenlijk verricht door de diensten van de Commissie en het ACS-secretariaat, na overleg met de betrokken actoren en belanghebbenden.

2.   In het intra-ACS-strategiedocument worden de prioritaire maatregelen in het kader van de intra-ACS-samenwerking vastgelegd, alsook de maatregelen die nodig zijn om te zorgen dat de betrokkenen voldoende inbreng hebben in de gesteunde programma's. Het intra-ACS-strategiedocument bevat de volgende standaardelementen:

a)

een analyse van de politieke, economische, sociale en ecologische achtergrond van de ACS-groep van staten;

b)

een beoordeling van de bijdrage die intra-ACS-samenwerking kan leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst, en van de lessen die hieruit kan worden getrokken;

c)

een overzicht van de intra-ACS-strategie en doelstellingen en van de te verwachten financieringsvereisten;

d)

een overzicht van relevante activiteiten van andere externe partners in de samenwerking;

e)

een indicatie van de EU-bijdrage aan de verwezenlijking van de doeleinden van de intra-ACS-samenwerking en de mate waarin deze complementair is met de activiteiten die op nationaal en regionaal niveau en door andere externe partners, met name de EU-lidstaten, gefinancierd worden.

Artikel 12 ter

Financieringsverzoeken

Verzoeken om financiering van intra-ACS-programma's worden ingediend:

a)

rechtstreeks door de ACS-raad van ministers of het ACS-Comité van Ambassadeurs, of

b)

indirect door:

i)

ten minste drie regionale lichamen of organisaties met een passend mandaat, die tot verschillende geografische regio's behoren, of ten minste twee ACS-staten uit elk van deze drie regio's;

ii)

internationale organisaties, zoals de Afrikaanse Unie, die activiteiten uitvoeren die bijdragen tot de verwezenlijking van de doeleinden van regionale samenwerking en integratie, mits het ACS-Comité van Ambassadeurs daartoe voorafgaand toestemming heeft verleend, of

iii)

het Caribische gebied of het gebied van de Stille Oceaan, in verband met hun bijzondere geografische ligging, mits voorafgaand toestemming is verleend door de ACS-raad van ministers of het ACS-Comité van Ambassadeurs.

Artikel 12 quater

Toewijzing van middelen

De indicatieve toewijzing van middelen wordt gebaseerd op schattingen van de behoeften en van de voortgang en vooruitzichten van de intra-ACS-samenwerking. Er wordt voorzien in een reserve van niet-geprogrammeerde middelen.”;

j)

de artikelen 13 en 14 worden vervangen door:

„Artikel 13

Indicatief intra-ACS-programma

1.   Het indicatieve intra-ACS-programma omvat de volgende standaardcomponenten:

a)

de sectoren en onderwerpen waarop de communautaire steun wordt geconcentreerd;

b)

de meest geschikte maatregelen en acties voor de verwezenlijking van de voor die sectoren en onderwerpen aangegeven doelstellingen, en

c)

de programma's en projecten waarmee deze doeleinden moeten worden verwezenlijkt, als die duidelijk zijn geïdentificeerd, alsmede een indicatie van de middelen die voor elk van die programma's en projecten zullen worden ingezet en een tijdschema voor de uitvoering.

2.   De Commissie en het ACS-secretariaat worden belast met de vaststelling en beoordeling van de uit te voeren acties. Het indicatieve intra-ACS-programma wordt daarom gezamenlijk opgesteld door de diensten van de Commissie en het ACS-secretariaat en voorgelegd aan het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs. Het wordt goedgekeurd door de Commissie, namens de Gemeenschap, en het ACS-Comité van Ambassadeurs.

3.   Onverminderd artikel 12 ter, onder iii), dient het ACS-Comité van Ambassadeurs jaarlijks een geconsolideerde lijst in van financieringsverzoeken voor de prioritaire acties waarin het indicatieve intra-ACS-programma voorziet. De Commissie bepaalt samen met het ACS-secretariaat de uit te voeren acties en bereidt deze voor, en stelt het jaarlijkse actieprogramma vast. Financieringsverzoeken voor acties die niet in het indicatieve intra-ACS-programma voorkomen, worden voor zover mogelijk, rekening gehouden met de toegewezen middelen, in het jaarlijkse actieprogramma opgenomen. In uitzonderlijke gevallen worden deze verzoeken goedgekeurd bij een bijzonder financieringsbesluit van de Commissie.

Artikel 14

Evaluatieproces

1.   De intra-ACS-samenwerking dient zodanig flexibel en responsief te zijn dat gewaarborgd wordt dat acties in het kader van die samenwerking te allen tijde in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze Overeenkomst en rekening wordt gehouden met elke wijziging van de prioriteiten en doelstellingen van de ACS-groep van staten.

2.   Het ACS-Comité van Ambassadeurs en de Commissie verrichten een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van de intra-ACS-samenwerkingsstrategie en het indicatieve intra-ACS-programma, teneinde deze aan de omstandigheden aan te passen en de juiste uitvoering ervan te waarborgen. Indien noodzakelijk kunnen tevens ad-hoc-evaluaties worden uitgevoerd om rekening te houden met nieuwe behoeften die het gevolg zijn van uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden, zoals die welke voortvloeien uit gemeenschappelijke nieuwe uitdagingen voor de ACS-staten.

3.   Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie, de eindevaluatie of een ad-hoc-evaluatie kunnen het ACS-Comité van Ambassadeurs en de Commissie het strategiedocument voor de intra-ACS-samenwerking herzien en aanpassen.

4.   Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie, de eindevaluatie of een ad-hoc-evaluatie kunnen het ACS-Comité van Ambassadeurs en de Commissie de toewijzingen uit hoofde van het indicatieve intra-ACS-programma aanpassen en de niet-geprogrammeerde intra-ACS-reserve inzetten.”;

k)

artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

i)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De programma's en projecten die zijn ingediend door de betrokken ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau, worden gezamenlijk onderzocht. Het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering stelt richtsnoeren en criteria op voor de beoordeling van programma's en projecten. De programma's en projecten zijn doorgaans meerjarig en kunnen een reeks beperkte activiteiten op een bepaald gebied omvatten.”;

ii)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Bij het onderzoek van programma's en projecten wordt de eis inzake nationale personele middelen in acht genomen en wordt een strategie opgezet voor een betere benutting van deze middelen. Bovendien wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken en beperkingen van elke ACS-staat or regio.”;

iii)

in lid 4 wordt de uitdrukking „de nationale ordonnateur” vervangen door „de bevoegde ordonnateur”;

l)

in artikel 16 worden de woorden „de betrokken ACS-staat” vervangen door de woorden „de betrokken ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau”;

m)

artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

Financieringsovereenkomst

1.   De algemene regel is dat voor ieder uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking gefinancierd programma of project een financieringsovereenkomst wordt opgesteld door de Commissie en de betrokken ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau.

2.   De financieringsovereenkomst wordt binnen 60 dagen na de kennisgeving van het financieringsbesluit van de Commissie opgesteld. In de financieringsovereenkomst:

a)

worden met name de financiële bijdrage van de Gemeenschap, de financieringsregeling en -voorwaarden en de algemene en specifieke bepalingen in verband met het betrokken programma of project gespecificeerd, alsook de verwachte impact en resultaten, en

b)

worden toereikende voorzieningen getroffen voor de dekking van onvoorziene hogere kosten en uitgaven, audits en evaluaties.

3.   Resterende bedragen die worden geconstateerd bij de afsluiting van programma's en projecten, die binnen de termijn vallen voor vastleggingen uit hoofde van het meerjarige financiële kader voor samenwerking waaruit die programma's en projecten zijn gefinancierd, komen de betrokken ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau toe.”;

n)

in artikel 18 wordt de uitdrukking „de nationale ordonnateur” vervangen door „de bevoegde ordonnateur”;

o)

artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in lid 1 worden de woorden „de ACS-staten” vervangen door „de ACS-staten of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau”;

ii)

in lid 3 worden de woorden „de ACS-staat” vervangen door „de ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau”;

p)

artikel 19 bis wordt als volgt gewijzigd:

i)

het inleidend gedeelte wordt vervangen door:

„1.   De uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking gefinancierde programma's en projecten, worden in hoofdzaak door de volgende methoden uitgevoerd:”;

ii)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

directe uitbetalingen in de vorm van begrotingssteun, steun voor sectorale programma's, steun voor schuldverlichting en steun om de negatieve effecten van exogene kortetermijnschokken, waaronder fluctuaties van de exportopbrengsten, te reduceren.”;

q)

in artikel 19 bis worden de woorden „de ACS-staten” vervangen door „de ACS-staten of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau”;

r)

de artikelen 19 quater en 20 worden vervangen door:

„Artikel 19 quater

Gunning van opdrachten, toekenning van subsidies en uitvoering van opdrachten

1.   Behalve in gevallen zoals bedoeld in artikel 26 worden opdrachten gegund en uitgevoerd en subsidies toegekend en uitgevoerd volgens de communautaire regels en, behalve in de specifieke gevallen zoals bedoeld in deze regels, volgens de door de Commissie vastgestelde en gepubliceerde standaardprocedures en -documenten voor de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten met derde landen die van kracht zijn op het moment dat de desbetreffende procedure wordt ingeleid.

2.   Wanneer uit een gezamenlijke evaluatie is gebleken dat procedures voor de gunning van opdrachten en de toekenning van subsidies van de ACS-staat of de begunstigde regio of de door de financiers goedgekeurde procedures voldoen aan de beginselen van transparantie, evenredigheid, gelijke behandeling en non-discriminatie en alle belangenconflicten uitsluiten, maakt de Commissie bij gedecentraliseerd beheer gebruik van deze procedures, overeenkomstig de Verklaring van Parijs en onverminderd artikel 26, met volledige inachtneming van de toepasselijke regels inzake de uitoefening van haar bevoegdheden op dit vlak.

3.   De ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau gaat geregeld na of de uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst gefinancierde acties correct zijn uitgevoerd, treft de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en onderneemt in voorkomend geval juridische stappen om onverschuldigde betalingen terug te vorderen.

4.   Bij gedecentraliseerd beheer zijn de ACS-staten of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau verantwoordelijk voor de onderhandelingen over en de opstelling, ondertekening en uitvoering van overeenkomsten voor opdrachten. Deze ACS-staten of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau kunnen de Commissie echter verzoeken namens hen te onderhandelen over opdrachten of de desbetreffende overeenkomst op te stellen, te ondertekenen en uit te voeren.

5.   Overeenkomstig de in artikel 50 van de Overeenkomst genoemde gehechtheid aan de internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen worden de door het meerjarige financiële kader voor samenwerking gefinancierde opdrachten en subsidies uitgevoerd overeenkomstig die internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen.

6.   Er wordt een groep van deskundigen samengesteld met vertegenwoordigers van het secretariaat van de Groep van ACS-staten en de Commissie, die op verzoek van een van de partijen passende veranderingen kan identificeren en wijzigingen en verbeteringen kan voorstellen voor de in de leden 1 en 2 bedoelde regels en procedures.

Deze groep van deskundigen brengt regelmatig verslag uit aan het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering om dit comité bij te staan bij zijn taak om problemen met betrekking tot de uitvoering van de samenwerkingsactiviteiten te onderzoeken en passende maatregelen voor te stellen.

Artikel 20

Deelnemingsvoorwaarden

Tenzij overeenkomstig artikel 22 een uitzondering is toegestaan en onverminderd het bepaalde in artikel 26, gelden de volgende regels:

1.

De deelname aan aanbestedingen en aan procedures voor de toekenning van subsidies uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst staat open voor:

a)

alle natuurlijke personen die onderdaan zijn van, of alle rechtspersonen die gevestigd zijn in, een ACS-staat, een lidstaat van de Europese Gemeenschap, een kandidaat-lidstaat van de Europese Gemeenschap of een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

b)

alle natuurlijke personen die onderdaan zijn van, of alle rechtspersonen die gevestigd zijn in, een van de minst ontwikkelde landen volgens de definitie van de Verenigde Naties.

1 bis.

De deelname aan procedures voor de gunning van overeenkomsten voor de plaatsing van opdrachten of de toekenning van subsidies die uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst worden gefinancierd, staat open voor alle natuurlijke personen die onderdaan zijn van, of alle rechtspersonen die gevestigd zijn in, een ander land dan de in lid 1 genoemde, in die gevallen waarin wederzijdse toegang tot buitenlandse hulp tot stand is gebracht. Aan de OESO/DAC-leden wordt automatisch wederzijdse toegang verleend in de minst ontwikkelde landen volgens de definitie van de Verenigde Naties.

De wederzijdse toegang wordt vastgelegd in een apart besluit van de Commissie voor een bepaald land of regionale groep landen. Dit besluit wordt door de Commissie vastgesteld in overleg met de ACS-staten en is ten minste één jaar van kracht.

2.

Diensten in het kader van een opdracht die gefinancierd wordt uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst mogen verleend worden door deskundigen van elke nationaliteit, onverminderd de kwalitatieve en financiële vereisten die zijn opgenomen in de communautaire regels voor overheidsopdrachten.

3.

Leveringen en materialen die zijn verkregen uit hoofde van een uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking gefinancierde overeenkomst moeten van oorsprong zijn uit een staat die krachtens de leden 1 of 1 bis mag deelnemen. In dit verband wordt de definitie van „producten van oorsprong” beoordeeld aan de hand van de relevante internationale overeenkomsten en worden leveringen van oorsprong uit de landen en gebieden overzee aangemerkt als leveringen van oorsprong uit de Gemeenschap.

4.

De deelname aan aanbestedingen en aan procedures voor de toekenning van subsidies uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking staat open voor internationale organisaties.

5.

Wanneer de financiering uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking betrekking heeft op een transactie die door een internationale organisatie wordt uitgevoerd, staat deelname aan aanbestedingen en aan procedures voor de toekenning van subsidies open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die krachtens de leden 1 of 1 bis mogen deelnemen, en voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die krachtens het reglement van die organisatie mogen deelnemen, waarbij alle donoren op gelijke voet moeten worden behandeld. Dezelfde regels gelden voor leveringen en materialen.

6.

Wanneer de financiering uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking betrekking heeft op een transactie die in het kader van een regionaal initiatief wordt uitgevoerd, staat de deelname aan aanbestedingen en de procedures voor de toekenning van subsidies open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die krachtens de leden 1 of 1 bis mogen deelnemen, en voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen van de landen die aan het betrokken initiatief deelnemen. Dezelfde regels gelden voor leveringen en materialen.

7.

Wanneer de financiering uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking betrekking heeft op een transactie die door een derde staat wordt medegefinancierd, staat de deelname aan aanbestedingen en de procedures voor de toekenning van subsidies open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die krachtens de leden 1 of 1 bis mogen deelnemen, en voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen die krachtens de regelgeving van die derde staat mogen deelnemen. Dezelfde regels gelden voor leveringen en materialen.”;

s)

artikel 21 wordt geschrapt (3);

t)

artikel 22, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   In deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen staat de deelname aan aanbestedingen en de procedures voor de toekenning van subsidies die door de Gemeenschap uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst worden gefinancierd, op gemotiveerd verzoek van de betrokken ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau, evenwel open voor natuurlijke personen of rechtspersonen uit derde landen die niet mogen deelnemen uit hoofde van artikel 20. De betrokken ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau verstrekt de Commissie voor elk geval de noodzakelijke gegevens om over deze uitzonderingsgevallen een besluit te nemen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan:

a)

de geografische ligging van de betrokken ACS-staat of de betrokken regio;

b)

het concurrentievermogen van aannemers, leveranciers en adviseurs uit de lidstaten en de ACS-staten;

c)

de noodzaak om buitensporige stijging van de uitvoeringskosten van de overeenkomst te vermijden;

d)

vervoersproblemen en vertragingen in verband met levertijden of soortgelijke problemen;

e)

de meest geschikte en aan de lokale omstandigheden optimaal aangepaste technologie;

f)

uiterst dringende gevallen;

g)

de beschikbaarheid van goederen en diensten op de betrokken markten.”;

u)

de artikelen 23 en 25 worden geschrapt (4);

v)

in artikel 26, lid 1, wordt het inleidend gedeelte vervangen door:

„1.   Om optimaal gebruik van de fysieke en menselijke middelen van de ACS-staten mogelijk te maken, worden maatregelen getroffen om zo breed mogelijke deelname van natuurlijke personen en rechtspersonen uit die staten aan de uitvoering van door het meerjarige financiële kader voor samenwerking gefinancierde opdrachten aan te moedigen. Hiertoe geldt het volgende:”;

w)

de artikelen 27, 28 en 29 worden geschrapt (5);

x)

in artikel 30 wordt het inleidend gedeelte vervangen door:

„Geschillen tussen enerzijds de overheidsinstanties van een ACS-staat of bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau en anderzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener bij de uitvoering van een uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst gefinancierde overeenkomst worden beslecht:”;

y)

de artikelen 33 en 34 worden vervangen door:

„Artikel 33

Modaliteiten

1.   Zonder afbreuk te doen aan de evaluaties die worden uitgevoerd door de ACS-staten of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau of de Commissie, worden deze werkzaamheden door de ACS-staat (staten) of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau en de Gemeenschap gezamenlijk verricht. Het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering ziet erop toe dat de gezamenlijke activiteiten in het kader van de opvolging en evaluatie gezamenlijk worden uitgevoerd. Om het ACS-EG-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering bij te staan, worden de gezamenlijke opvolging en evaluaties door de Commissie en het Secretariaat-generaal van de ACS voorbereid en uitgevoerd en zij brengen daarover verslag uit aan het comité. Het comité stelt, bij de eerste bijeenkomst na de ondertekening van de overeenkomst, de werkwijze vast waardoor het gezamenlijke karakter van de werkzaamheden wordt gewaarborgd en keurt jaarlijks het werkprogramma goed.

2.   De activiteiten in het kader van de opvolging en evaluatie moeten met name:

a)

regelmatige en onafhankelijke beoordelingen van de uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking gefinancierde transacties en activiteiten verschaffen door de bereikte resultaten met de doelstellingen te vergelijken, en aldus

b)

de ACS-staten of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau en de Commissie en de gemeenschappelijke instellingen in staat stellen de opgedane ervaring te gebruiken bij het ontwerp en de uitvoering van het toekomstig beleid en toekomstige activiteiten.

Artikel 34

Commissie

1.   De Commissie verzekert de financiële uitvoering van de uit hoofde van deze Overeenkomst uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking gefinancierde activiteiten, met uitzondering van de Investeringsfaciliteit en de rentesubsidies, hoofdzakelijk aan de hand van de volgende beheersmethoden:

a)

gecentraliseerd beheer;

b)

gedecentraliseerd beheer.

2.   De Commissie zorgt in beginsel via gedecentraliseerd beheer voor de financiële uitvoering van de middelen uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst.

In dat geval worden de uitvoeringstaken door de ACS-staten overeenkomstig artikel 35 verricht.

3.   Om te zorgen voor de financiële uitvoering van de middelen uit het meerjarige financiële kader voor samenwerking uit hoofde van deze overeenkomst delegeert de Commissie haar uitvoeringsbevoegdheden binnen haar diensten. De Commissie stelt de ACS-staten en het ACS-EG-Comité voor Samenwerking inzake Ontwikkelingsfinanciering in kennis van deze delegatie.”;

z)

artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in lid 1 wordt het inleidend gedeelte vervangen door:

„1.   De regering van elke ACS-staat wijst een nationale ordonnateur aan die haar vertegenwoordigt bij alle transacties voor rekening van het door de Commissie en de Bank beheerde meerjarige financiële kader voor samenwerking. De nationale ordonnateur wijst een of meer plaatsvervangende nationale ordonnateurs aan voor het geval hij zijn taken niet kan verrichten en brengt de Commissie hiervan op de hoogte. De nationale ordonnateur kan, wanneer de voorwaarden inzake institutionele capaciteit en gezond financieel beheer vervuld zijn, zijn taken in verband met de uitvoering van de betrokken programma's en projecten delegeren aan de dienst die binnen de nationale administratie verantwoordelijk is. Hij stelt Commissie in kennis van de delegaties die hij verricht.

Bij regionale programma's en projecten wijst de betrokken organisatie of instantie een regionale ordonnateur aan, wiens taken mutatis mutandis overeenkomen met die van de nationale ordonnateur.

Bij intra-ACS-programma's en -projecten wijst het ACS-Comité van Ambassadeurs een intra-ACS-ordonnateur aan, wiens taken mutatis mutandis overeenkomen met die van de nationale ordonnateur. Indien het ACS-secretariaat niet de ordonnateur is, wordt het ACS-Comité van Ambassadeurs overeenkomstig de financieringsovereenkomst op de hoogte gesteld van de tenuitvoerlegging van programma's en projecten.

Wanneer de Commissie bekend is met problemen in het verloop van de procedures voor het beheer van de middelen van het meerjarige financiële kader voor samenwerking, neemt zij met de bevoegde ordonnateur contact op teneinde deze problemen te verhelpen; zij neemt alle passende maatregelen.

De bevoegde ordonnateur draagt als enige de financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoeringstaken die hem zijn toevertrouwd.

In het kader van het gedecentraliseerde beheer van de middelen van het meerjarige financiële kader voor samenwerking en onder voorbehoud van de aanvullende bevoegdheden die aan de Commissie kunnen worden toegekend, heeft de bevoegde ordonnateur de volgende taken:”;

ii)

in lid 2 wordt de uitdrukking „de nationale ordonnateur” vervangen door „de bevoegde ordonnateur”;

z bis)

artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in lid 2 worden de woorden „ACS-staten” vervangen door „ACS-staten of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau”;

ii)

in lid 4 worden de woorden „nationale ordonnateur” vervangen door „bevoegde ordonnateur”;

iii)

in lid 6 worden de woorden „nationale ordonnateur” vervangen door „bevoegde ordonnateur”;

iv)

in lid 7 worden de woorden „de betrokken ACS-staat of -staten” vervangen door „de betrokken ACS-staat of de bevoegde organisatie of instantie op regionaal of intra-ACS-niveau”.

4)

Bijlage V en de daaraan gehechte protocollen worden geschrapt.

5)

In bijlage VII wordt artikel 3, lid 4, vervangen door:

„4.   De partijen erkennen de rol van de ACS-groep in de politieke dialoog op basis van modaliteiten die de ACS-groep vaststelt en aan de Europese Gemeenschap en haar lidstaten meedeelt. Het ACS-secretariaat en de Europese Commissie wisselen alle nodige informatie uit over de politieke dialoog die voor, tijdens en na het overleg op grond van de artikelen 96 en 97 van deze Overeenkomst wordt gevoerd.”.

D.   PROTOCOLLEN

Protocol nr. 3 betreffende Zuid-Afrika, als gewijzigd door Besluit nr. 4/2007 van de ACS-EG-raad van ministers van 20 december 2007 (6) wordt als volgt gewijzigd:

1)

In Artikel 1 wordt lid 2 vervangen door: „De bepalingen van de bilaterale overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, hierna” TDCA „(Agreement on Trade, Development and Cooperation between the European Community and its Member States, of the one part, and the Republic of South Africa, of the other part) genoemd, zoals gewijzigd bij de overeenkomst die op 11 september 2009 is ondertekend, prevaleren boven de bepalingen van deze Overeenkomst.”.

2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   In afwijking van dit beginsel heeft Zuid-Afrika evenwel het recht met inachtneming van de beginselen van wederkerigheid en evenredigheid deel te nemen aan de ACS-EG-samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering op de gebieden vermeld in artikel 8 van dit protocol, met dien verstande dat de deelname van Zuid-Afrika wordt gefinancierd uit de middelen waarin wordt voorzien onder Titel VII van de TDCA. Voor zover TDCA-middelen worden aangewend voor het deelnemen aan maatregelen in het kader van de ACS-EG-samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering heeft Zuid-Afrika het recht volwaardig deel te nemen aan de besluitvormingsprocedures betreffende de tenuitvoerlegging van bedoelde steunmaatregelen.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„4.   Ten aanzien van de financiering van investeringen, zoals bedoeld in bijlage II, hoofdstuk 1, bij deze Overeenkomst, komen in Zuid-Afrika gevestigde investeringsfondsen en financiële en niet-financiële tussenpersonen in aanmerking.”.

3)

In artikel 5 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Dit protocol vormt voor Zuid-Afrika geen beletsel voor onderhandelingen over en ondertekening van een van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO) als bedoeld in deel 3, titel II, van deze Overeenkomst, als de andere partijen bij die EPO daarmee akkoord gaan.”.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben geplaatst.

Настоящото споразумение е открито за подписване в Ouagadougou на 22 юни 2010 г. и след това от 1 юли 2010 г. до 31 октомври 2010 г. в Генералния секретариат на Съвета на Европейския съюз в Брюксел.

El presente Acuerdo quedará abierto a la firma en Uagadugu el 22 de junio de 2010 y, a continuación, del 1 de julio de 2010 al 31 de octubre de 2010 en la Secretaría General del Consejo de la Unión Europea, en Bruselas.

Tato dohoda je otevřena k podpisu dne 22. června v Ouagadougou a poté od 1. července 2010 do 31. října 2010 v generálním sekretariátu Rady Evropské unie v Bruselu.

Denne aftale er åben for undertegnelse den 22. juni 2010 i Ouagadougou og derefter fra den 1. juli 2010 til den 31. oktober 2010 i Generalsekretariatet for Rådet for Den Europæiske Union i Bruxelles

Dieses Abkommen liegt am 22. Juni 2010 in Ouagadougou und danach vom 1. Juli bis 31. Oktober 2010 beim Generalsekretariat des Rates der Europäischen Union in Brüssel zur Unterzeichnung auf.

Käesolev leping on allakirjutamiseks avatud 22. juunil 2010 Ouagadougous ning seejärel 1. juulist 2010 kuni 31. oktoobrini 2010 Euroopa Liidu Nõukogu peasekretariaadis Brüsselis.

Η παρούσα συμφωνία κατατίθεται προς υπογραφή στο Ουαγκαντούγκου, στις 22 Ιουνίου 2010 και στη συνέχεια, από την 1η Ιουλίου 2010 έως τις 31 Οκτωβρίου 2010, στη Γενική Γραμματεία του Συμβουλίου της Ευρωπαϊκής Ένωσης, στις Βρυξέλλες.

This Agreement shall be open for signature in Ouagadougou on 22 June 2010 and thereafter from 1 July 2010 to 31 October 2010 at the General Secretariat of the Council of the European Union in Brussels.

Le présent accord est ouvert à la signature à Ouagadougou le 22 juin 2010 et ensuite du 1er juillet 2010 au 31 octobre 2010 au Secrétariat général du Conseil de l’Union européenne, à Bruxelles.

Il presente accordo è aperto alla firma a Ouagadougou il 22 giugno 2010 e successivamente a Bruxelles presso il Segretariato generale del Consiglio dell’Unione europea, dal 1o luglio 2010 al 31 ottobre 2010.

Šo nolīgumu dara pieejamu parakstīšanai 2010. gada 22. jūnijā Vagadugu (Ouagadougou) un pēc tam no 2010. gada 1. jūlija līdz 2010. gada 31. oktobrim Briselē, Eiropas Savienības Padomes Ģenerālsekretariātā.

Šis susitarimas pateiktas pasirašyti 2010 m. birželio 22 d. Uagadugu, o paskui, 2010 m. liepos 1 d.- 2010 m. spalio 31 d., Europos Sąjungos Tarybos generaliniame sekretoriate Briuselyje.

Ez a megállapodás 2010. június 22-én Ouagadougouban, majd 2010. július 1. és 2010. október 31. között Brüsszelben, az Európai Unió Tanácsának Főtitkárságán aláírásra nyitva áll.

Dan il-Ftehim huwa miftuħ għall-iffirmar f’Ouagadougou fit-22 ta’ Ġunju 2010 u wara dan mill-1 ta’ Lulju 2010 sal-31 ta’ Ottubru 2010, fis-Segretarjat Ġenerali tal-Kunsill tal-Unjoni Ewropea, fi Brussell.

Deze overeenkomst staat open voor ondertekening op 22 juni 2010 te Ouagadougou en vervolgens met ingang van 1 juli tot en met 31 oktober 2010 bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie in Brussel.

Niniejsza Umowa będzie otwarta do podpisu w Wagadugu w dniu 22 czerwca 2010 r., a następnie od 1 lipca 2010 r. do 31 października 2010 r. w Sekretariacie Generalnym Rady Unii Europejskiej w Brukseli.

O presente Acordo está aberto para assinatura em Uagadugu, em 22 de Junho de 2010 e, posteriormente, de 1 de Julho a 31 de Outubro de 2010, no Secretariado-Geral do Conselho da União Europeia, em Bruxelas.

Acest acord va fi deschis pentru semnare în Ouagadougou, la 22 iunie 2010, iar ulterior, începând cu 1 iulie 2010 până la 31 octombrie 2010, la Secretariatul General al Consiliului Uniunii Europene din Bruxelles.

Táto dohoda je otvorená na podpis 22. júna 2010 v Ouagadougou a potom od 1. júla 2010 do 31. októbra 2010 na Generálnom sekretariáte Rady Európskej únie v Bruseli.

Ta sporazum bo na voljo za podpis 22. junija 2010 v Ouagadougouju in nato od 1. julija 2010 do 31. oktobra 2010 v generalnem sekretariatu Sveta Evropske unije v Bruslju.

Tämä sopimus on avoinna allekirjoittamista varten Ouagadougoussa 22 päivänä kesäkuuta 2010 ja sen jälkeen 1 päivästä heinäkuuta 201031 päivään lokakuuta 2010 Euroopan unionin neuvoston pääsihteeristössä Brysselissä.

Detta avtal är öppet för undertecknande i Ouagadougou den 22 juni 2010 och sedan från och med den 1 juli till och med den 31 oktober 2010 vid generalsekretariatet för Europeiska unionens råd i Bryssel.


(1)  PB L 168 van 30.6.2009, blz. 48.

(2)  PB L 352 van 31.12.2008, blz. 59.

(3)  Artikel 21 is geschrapt bij Besluit nr. 3/2008 van de ACS-EG-Raad.

(4)  De artikelen 23 en 25 zijn geschrapt door Besluit nr. 3/2008.

(5)  De artikelen 27, 28 en 29 zijn geschrapt door Besluit nr. 3/2008.

(6)  PB L 25 van 30.1.2008, blz. 11.

SLOTAKTE

De gevolmachtigden van:

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,

DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,

DE PRESIDENT VAN IERLAND,

DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,

DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,

DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,

en DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van:

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,

HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA’S,

HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,

DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BURUNDI,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,

DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE UNIE DER COMOREN,

DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,

DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,

DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,

DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,

DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIË,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FIJI-EILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,

DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,

DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,

HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,

DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,

DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,

DE REGERING VAN NIUE,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,

HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,

DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,

DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,

DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN TONGA,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK UGANDA,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,

wier staten hierna „ACS-staten” worden genoemd,

anderzijds,

op de tweeëntwintigste dag van juni in het jaar tweeduizend tien bijeengekomen te Ouagadougou voor de ondertekening van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005,

hebben bij de ondertekening van deze overeenkomst hun goedkeuring gehecht aan de volgende aan deze Slotakte gehechte verklaringen:

Verklaring I:

Gemeenschappelijke Verklaring over steun voor markttoegang in het kader van het EG-ACS-partnerschap

Verklaring II:

Gemeenschappelijke verklaring betreffende migratie en ontwikkeling (artikel 13)

Verklaring III:

Verklaring van de Europese Unie betreffende institutionele wijzigingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon

De partijen hebben voorts overeenstemming bereikt om de volgende bestaande verklaringen naar aanleiding van de schrapping van bijlage V als achterhaald te beschouwen:

Verklaring XXII:

Gemeenschappelijke Verklaring over de in artikel 1, lid 2, onder a), van bijlage V bedoelde landbouwproducten

Verklaring XXIII:

Gemeenschappelijke Verklaring over toegang tot de markt in het kader van het EG-ACS-Partnerschap

Verklaring XXIV:

Gemeenschappelijke Verklaring over rijst

Verklaring XXV:

Gemeenschappelijke Verklaring over rum

Verklaring XXVI:

Gemeenschappelijke Verklaring over rund- en kalfsvlees

Verklaring XXVII:

Gemeenschappelijke Verklaring over de regelingen betreffende de toegang van de in artikel 1, lid 2, van bijlage V genoemde producten uit de ACS-staten tot de markten van de Franse overzeese departementen

Verklaring XXIX:

Gemeenschappelijke Verklaring over producten waarop het gemeenschappelijke landbouwbeleid van toepassing is

Verklaring XXX:

Verklaring van de ACS-staten over artikel 1 van bijlage V

Verklaring XXXI:

Verklaring van de Gemeenschap over artikel 5, lid 2, onder a), van bijlage V

Verklaring XXXII:

Gemeenschappelijke Verklaring over non-discriminatie

Verklaring XXXIII:

Verklaring van de Gemeenschap over artikel 8, lid 3, van bijlage V

Verklaring XXXIV:

Gemeenschappelijke Verklaring over artikel 12 van bijlage V

Verklaring XXXV:

Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol nr. 1 bij bijlage V

Verklaring XXXVI:

Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol nr. 1 bij bijlage V

Verklaring XXXVII:

Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol nr. 1 bij bijlage V inzake de oorsprong van visserijproducten

Verklaring XXXVIII:

Verklaring van de Gemeenschap over Protocol nr. 1 bij bijlage V inzake de reikwijdte van territoriale wateren

Verklaring XXXIX:

Verklaring van de ACS-staten over Protocol nr. 1 bij bijlage V inzake de oorsprong van visserijproducten

Verklaring XL:

Gemeenschappelijke Verklaring over de toepassing van de afwijkende waarderegel voor tonijn

Verklaring XLI:

Gemeenschappelijke Verklaring over artikel 6, lid 11, van Protocol nr. 1 bij bijlage V

Verklaring XLII:

Gemeenschappelijke Verklaring over de oorsprongsregels: cumulatie met Zuid-Afrika

Verklaring XLIII:

Gemeenschappelijke Verklaring over bijlage 2 bij Protocol nr. 1 bij bijlage V

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben geplaatst.

VERKLARING I

Gemeenschappelijke verklaring over steun voor markttoegang in het kader van het EG-ACS-partnerschap

De partijen erkennen de aanzienlijke waarde voor de ACS-economieën van preferentiële voorwaarden voor markttoegang, met name voor de grondstoffensector en de agro-industriële sector, die cruciaal zijn voor de economische en sociale ontwikkeling van de ACS-staten en een grote bijdrage leveren aan de werkgelegenheid, de exportopbrengsten en de overheidsinkomsten.

De partijen erkennen dat enkele sectoren met steun van de Europese Unie een omschakelingsproces hebben doorgemaakt, dat erop gericht is ACS-exporteurs in staat te stellen in de Europese Unie en op internationale markten te concurreren, onder andere door de ontwikkeling van merkproducten en andere producten met een toegevoegde waarde.

De partijen erkennen tevens dat aanvullende steun noodzakelijk kan zijn wanneer sterkere liberalisering van het handelsverkeer de voorwaarden voor markttoegang voor ACS-producenten nog ingrijpender wijzigt. De partijen komen derhalve overeen alle nodige maatregelen te onderzoeken om de concurrentiepositie van de ACS-staten op de EU-markt in stand te houden. Dit onderzoek kan onder meer betrekking hebben op oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire maatregelen en de toepassing van bijzondere maatregelen om aanbodproblemen in de ACS-staten aan te pakken. Het onderzoek heeft tot doel de ACS-staten in staat te stellen te profiteren van hun bestaande en potentiële comparatieve voordeel op de EU-markt.

Bij het ontwikkelen van bijstandsprogramma’s en het verstrekken van middelen zullen de partijen periodieke evaluaties uitvoeren om de voortgang en de bereikte resultaten te beoordelen en passende aanvullende maatregelen vast te stellen.

Het Gemengd Ministerieel Handelscomité houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verklaring en zal de nodige verslagen uitbrengen en aanbevelingen doen aan de Raad van ministers.

VERKLARING II

Gemeenschappelijke verklaring over migratie en ontwikkeling (artikel 13)

De partijen komen overeen hun dialoog en hun samenwerking op het gebied van migratie te versterken en te verdiepen op basis van de hierna genoemde drie themagroepen, die de pijlers vormen van een brede en evenwichtige benadering van migratie:

1.

Migratie en ontwikkeling, met inbegrip van vraagstukken betreffende diasporagroepen, braindrain en overmakingen;

2.

Legale migratie, met inbegrip van toelating, mobiliteit en verkeer van vaardigheden en diensten, en

3.

Illegale migratie, met inbegrip van mensensmokkel en mensenhandel en grensbeheer, alsmede overname.

Onverminderd het huidige artikel 13 verbinden de partijen zich ertoe deze versterkte samenwerking op het gebied van migratie nader uit te werken.

Zij komen voorts overeen te streven naar tijdige afronding van deze dialoog en over de voortgang verslag uit te brengen aan de volgende vergadering van de ACS-EG-Raad.

VERKLARING III

Verklaring van de Europese Unie betreffende de institutionele wijzigingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon

Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is; vanaf die datum oefent de Europese Unie alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en treedt zij in alle verplichtingen van de Europese Gemeenschap. Derhalve dienen alle verwijzingen in de tekst van de overeenkomst naar „de Europese Gemeenschap” waar passend gelezen te worden als „de Europese Unie”.

De Europese Unie zal de ACS-staten een voorstel van briefwisseling voorleggen teneinde de Overeenkomst in overeenstemming te brengen met de institutionele wijzigingen in de Europese Unie die het gevolg zijn van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.


4.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 287/50


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 oktober 2010

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan betreffende de overname van illegaal verblijvende personen

(2010/649/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 3, juncto artikel 218, lid 6, onder a) v),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met de Islamitische Republiek Pakistan onderhandeld over een overeenkomst betreffende de overname van illegaal verblijvende personen (hierna „de overeenkomst” genoemd).

(2)

De overeenkomst is, onder voorbehoud van sluiting, op 26 oktober 2009 namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

(3)

Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is.

(4)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd.

(5)

Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité overname opgericht, dat zijn reglement van orde kan vaststellen. Het is passend een vereenvoudigde procedure te voorzien voor de vaststelling van het standpunt van de Europese Unie op dit punt.

(6)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft het Verenigd Koninkrijk kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van bedoeld protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Ierland.

(8)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan (hierna „de overeenkomst” genoemd) betreffende de overname van illegaal verblijvende personen wordt hierbij namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 20, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving teneinde daardoor de Unie te binden (1) en legt de volgende verklaring af:

„Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is, en vanaf die datum oefent zij alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en neemt zij alle verplichtingen van de Europese Gemeenschap over. Bijgevolg dienen alle verwijzingen naar „de Europese Gemeenschap” of „de Gemeenschap” in de tekst van de overeenkomst waar nodig te worden gelezen als verwijzingen naar „de Europese Unie”.”

Artikel 3

De Commissie, bijgestaan door op haar verzoek uitgenodigde deskundigen uit de lidstaten, vertegenwoordigt de Unie in het bij artikel 16 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité overname.

Artikel 4

Het standpunt dat de Unie in het Gemengd Comité overname inneemt met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 16, lid 2, van de overeenkomst, wordt vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. WATHELET


(1)  De datum van inwerkingtreding van de overnameovereenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven

DE HOGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna „de Gemeenschap” genoemd,

en

DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK PAKISTAN,

hierna „Pakistan” genoemd,

hierna afzonderlijk ook „de partij” of gezamenlijk „de partijen” genoemd,

GELEID DOOR DE WENS hun samenwerking te versterken teneinde illegale immigratie effectief te bestrijden,

VERLANGEND door middel van deze overnameovereenkomst en op basis van wederkerigheid snelle en doeltreffende procedures vast te stellen voor de identificatie en de veilige en ordelijke overdracht van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Pakistan of een van de lidstaten van de Europese Unie en de doorgeleiding van dergelijke personen in een geest van samenwerking te vergemakkelijken,

EROP WIJZEND dat deze overnameovereenkomst geen afbreuk doet aan de rechten, plichten en verantwoordelijkheden van de lidstaten van de Europese Unie en Pakistan krachtens het internationale recht,

OVERWEGENDE dat de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en alle besluiten die op basis van die titel zijn vastgesteld, niet van toepassing zijn op het Koninkrijk Denemarken,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze overnameovereenkomst wordt verstaan onder:

a)

„lidstaat”: alle lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van het Koninkrijk Denemarken;

b)

„onderdaan van een lidstaat”: iedere persoon die de nationaliteit van een lidstaat bezit, zoals gedefinieerd voor communautaire doeleinden;

c)

„onderdaan van Pakistan”: iedere persoon die de nationaliteit van Pakistan bezit;

d)

„onderdaan van een derde land”: iedere persoon die een andere nationaliteit bezit dan die van Pakistan of een van de lidstaten;

e)

„staatloze persoon”: een persoon die geen nationaliteit bezit;

f)

„verblijfsvergunning”: een door Pakistan of een van de lidstaten afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, die een persoon het recht geeft om op het grondgebied van de staat die de vergunning heeft afgegeven, te verblijven;

g)

„visum”: een door Pakistan of een van de lidstaten afgegeven vergunning of genomen beslissing die vereist is om het grondgebied van Pakistan of een van de lidstaten binnen te komen of door te reizen. Luchthaventransitvisa vallen hier niet onder;

h)

„verzoekende staat”: de staat (Pakistan of een van de lidstaten) die een overnameverzoek in de zin van de artikelen 2 en 3 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 12 indient;

i)

„aangezochte staat”: de staat (Pakistan of een van de lidstaten) waaraan een overnameverzoek in de zin van de artikelen 2 en 3 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 12 is gericht.

AFDELING I

OVERNAMEVERPLICHTINGEN

Artikel 2

Overname van eigen onderdanen

1.   De aangezochte staat neemt op verzoek van de verzoekende staat alle eigen onderdanen over die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de verzoekende staat, nadat hun nationaliteit is aangetoond overeenkomstig artikel 6.

2.   De aangezochte staat verstrekt de persoon van wie hij de overname heeft aanvaard, indien nodig, onverwijld het voor zijn overname vereiste reisdocument met een geldigheidstermijn van ten minste zes maanden. Indien de betrokken persoon om juridische redenen of feitelijk niet binnen de geldigheidsduur van dat reisdocument kan worden overgedragen, verstrekt de aangezochte staat binnen 14 dagen een nieuw reisdocument met dezelfde geldigheidsduur.

Artikel 3

Overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen

1.   De aangezochte staat neemt, op verzoek van de verzoekende staat en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overnameovereenkomst zijn genoemd, elke onderdaan van een derde land en staatloze persoon over die niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de verzoekende staat, mits die persoon:

a)

op het ogenblik van de indiening van het overnameverzoek in het bezit is van een door de aangezochte staat afgegeven geldig visum of geldige verblijfsvergunning, of

b)

rechtstreeks komend van het grondgebied van de aangezochte staat het grondgebied van de verzoekende staat is binnengekomen. Rechtstreeks binnenkomen van het grondgebied van de aangezochte staat in de zin van deze bepaling betekent dat de betrokken persoon door de lucht of over zee op het grondgebied van de verzoekende staat, of indien Pakistan de verzoekende staat is, op het grondgebied van de lidstaten, aankomt zonder dat hij vooraf in een ander land is binnengekomen.

2.   De in lid 1 bedoelde overnameverplichting is niet van toepassing wanneer

a)

de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon slechts in luchthaventransit is geweest via een internationale luchthaven in de aangezochte staat, of

b)

de verzoekende staat aan de onderdaan van een derde land of de staatloze voor of na binnenkomst op zijn grondgebied een visum of verblijfsvergunning heeft afgegeven, tenzij die persoon in het bezit is van een door de aangezochte staat afgegeven visum of verblijfsvergunning met een langere geldigheidstermijn.

3.   Indien de aangezochte staat een lidstaat is, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat die het visum of de verblijfsvergunning heeft afgegeven. Indien twee of meer lidstaten een visum of verblijfsvergunning hebben afgegeven, rust de in lid 1 bedoelde overnameplicht op de lidstaat die het document met de langste geldigheidstermijn heeft afgegeven of, indien één of meer daarvan reeds zijn vervallen, het document dat nog steeds geldig is. Indien alle documenten reeds zijn vervallen, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat die het document met de meest recente vervaldatum heeft afgegeven.

4.   De aangezochte staat verstrekt de persoon van wie hij de overname heeft aanvaard, indien nodig, onverwijld het voor zijn overname vereiste reisdocument met een geldigheidstermijn van ten minste zes maanden. Indien de betrokken persoon om juridische redenen of feitelijk niet binnen de geldigheidsduur van dat reisdocument kan worden overgedragen, verstrekt de aangezochte staat binnen 14 kalenderdagen een nieuw reisdocument met dezelfde geldigheidsduur.

AFDELING II

OVERNAMEPROCEDURE

Artikel 4

Beginselen

1.   Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2, moet voor elke overdracht van een op grond van de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 over te nemen persoon een overnameverzoek worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat.

2.   Onverminderd artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, is geen overnameverzoek vereist wanneer de over te nemen persoon in het bezit is van een geldig reisdocument en, indien van toepassing, een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning van de aangezochte staat.

3.   Niemand wordt uitsluitend op basis van prima facie bewijs van de nationaliteit overgenomen.

Artikel 5

Overnameverzoek

1.   Een overnameverzoek bevat de volgende gegevens:

a)

alle persoonsgegevens van de over te nemen persoon (bijvoorbeeld voornaam, achternaam, geboortedatum en -plaats en laatste verblijfplaats);

b)

vermelding van de bewijsmiddelen voor de nationaliteit, doorreis, het vervullen van de voorwaarden voor de overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen, en illegale binnenkomst en verblijf.

2.   Het overnameverzoek bevat, voor zover mogelijk, ook de volgende gegevens:

a)

een verklaring waaruit blijkt dat de over te nemen persoon hulp of verzorging nodig kan hebben, mits de betrokken persoon uitdrukkelijk met die verklaring heeft ingestemd;

b)

andere beschermings- of veiligheidsmaatregelen die voor de overname van de betrokken persoon nodig kunnen zijn.

3.   Een gemeenschappelijk formulier voor overnameverzoeken is in bijlage V bij deze overnameovereenkomst opgenomen.

Artikel 6

Bewijsmiddelen met betrekking tot de nationaliteit

1.   Het bewijs van de nationaliteit kan niet door middel van valse documenten worden geleverd.

2.   Het bewijs van de nationaliteit in de zin van artikel 2, lid 1, kan worden geleverd door middel van de in bijlage I genoemde documenten, ook indien de geldigheidstermijn ervan is verstreken. Wanneer dergelijke documenten worden voorgelegd, erkennen de aangezochte en de verzoekende staat de nationaliteit zonder dat daarvoor verder onderzoek nodig is.

3.   Het bewijs van de nationaliteit in de zin van artikel 2, lid 1, kan ook worden geleverd door middel van de in bijlage II genoemde documenten, ook indien de geldigheidstermijn ervan is verstreken. Wanneer dergelijke documenten worden voorgelegd, begint de aangezochte staat de procedure voor het vaststellen van de nationaliteit van de betrokken persoon.

4.   Indien geen van de in bijlage I of II vermelde documenten kan worden overgelegd, nemen de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat en de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de aangezochte staat op verzoek de nodige maatregelen om de over te nemen persoon onverwijld te ondervragen.

Artikel 7

Bewijsmiddelen met betrekking tot onderdanen van derde landen en staatloze personen

1.   Het bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage III vermelde bewijsmiddelen; het bewijs kan niet door middel van valse documenten worden geleverd. Dit bewijs is altijd gebaseerd op elementen die wederzijds door de aangezochte en de verzoekende staat worden erkend.

2.   Het bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan ook worden geleverd door middel van de in bijlage IV vermelde bewijsmiddelen. Wanneer dergelijke bewijsmiddelen worden overgelegd, begint de aangezochte staat op basis daarvan met het onderzoek.

3.   Het illegale karakter van de binnenkomst, de aanwezigheid of het verblijf wordt vastgesteld aan de hand van de reisdocumenten van de betrokken persoon waarin het voor het grondgebied van de verzoekende staat vereiste visum of een andere verblijfsvergunning ontbreekt. Een verklaring van de verzoekende staat waarin deze vaststelt dat de betrokken persoon niet in het bezit was van de nodige reisdocumenten, het benodigde visum of de benodigde verblijfsvergunning kan als prima facie bewijs dienen inzake illegale binnenkomst, aanwezigheid of verblijf.

Artikel 8

Termijnen

1.   Het overnameverzoek moet bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat worden ingediend binnen één jaar nadat het de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat ter kennis is gekomen dat een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon niet of niet meer aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf voldoet. Indien er juridische of feitelijke belemmeringen zijn waardoor het verzoek niet tijdig kan worden ingediend, wordt de termijn, op verzoek, verlengd doch uiterlijk totdat de belemmeringen zijn opgeheven.

2.   Een overnameverzoek moet zonder uitstel en in ieder geval binnen 30 kalenderdagen worden beantwoord; de afwijzing van een overnameverzoek moet worden gemotiveerd. Deze termijn begint te lopen vanaf de datum van ontvangst van het overnameverzoek. Indien er juridische of feitelijke belemmeringen zijn waardoor het verzoek niet tijdig kan worden beantwoord, wordt de termijn, op gemotiveerd verzoek, verlengd tot maximaal 60 kalenderdagen, tenzij de maximale bewaringstermijn volgens het nationale recht van de verzoekende staat 60 dagen of minder bedraagt. Wordt binnen deze termijn niet geantwoord, dan wordt aangenomen dat met de overdracht wordt ingestemd.

3.   Nadat de instemming is gegeven of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn wordt de betrokken persoon binnen drie maanden overgedragen. Deze termijn kan op verzoek worden verlengd met de tijd die nodig was om juridische of praktische belemmeringen op te heffen.

Artikel 9

Wijze van overdracht en van vervoer

Voordat een persoon wordt overgedragen, treffen de bevoegde autoriteiten van Pakistan en de betrokken lidstaat vooraf schriftelijk een regeling met betrekking tot de datum van overdracht, de grensdoorlaatpost, eventuele begeleiders en wijze van vervoer.

Artikel 10

Onterechte overname

Een persoon die door een lidstaat is overgenomen, wordt door Pakistan onverwijld teruggenomen en evenzo wordt een persoon die door Pakistan is overgenomen, door een lidstaat onverwijld teruggenomen, indien binnen drie maanden na de overdracht van de betrokken persoon wordt vastgesteld dat niet aan de voorwaarden van de artikelen 2 en 3 is voldaan. In dergelijke gevallen wisselen de bevoegde autoriteiten van Pakistan en de betrokken lidstaat tevens alle beschikbare gegevens uit met betrekking tot de werkelijke identiteit, de nationaliteit en de doorgeleidingsroute van de terug te nemen persoon.

AFDELING III

DOORGELEIDING

Artikel 11

Beginselen

1.   Wanneer een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon niet rechtstreeks naar de staat van bestemming kan terugkeren, kan de aangezochte staat de doorgeleiding van de betrokken persoon toestaan, nadat hij zich er op basis van schriftelijk bewijs van heeft vergewist dat de staat van bestemming zich ertoe heeft verbonden deze persoon over te nemen.

2.   De aangezochte staat kan de toestemming intrekken indien de doorreis door de eventuele doorgeleidingslanden of de overname door de staat van bestemming niet langer is gewaarborgd. In dergelijke gevallen neemt de verzoekende staat de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon op eigen kosten terug.

Artikel 12

Doorgeleidingsprocedure

1.   Een doorgeleidingsverzoek moet schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde autoriteiten en moet de volgende gegevens bevatten:

a)

type van doorgeleiding, eventuele andere staten van doorgeleiding en eindbestemming;

b)

personalia van de betrokken persoon (bijvoorbeeld naam, voornaam, geboortedatum en, zo mogelijk, geboorteplaats, nationaliteit, aard en nummer van het reisdocument);

c)

voorgenomen grensdoorlaatpost, tijdstip van overdracht en eventueel gebruik van begeleiders.

Een gemeenschappelijk formulier voor doorgeleidingsverzoeken is in bijlage VI bij deze overnameovereenkomst opgenomen.

2.   De aangezochte staat brengt de verzoekende staat binnen 14 kalenderdagen schriftelijk op de hoogte van zijn besluit, waarbij, indien doorgeleiding wordt toegestaan, de grensdoorlaatpost en het geplande tijdstip van doorgeleiding worden bevestigd.

3.   Indien de doorgeleiding door de lucht gebeurt, worden de door te geleiden persoon en eventuele begeleiders vrijgesteld van de verplichting een luchthaventransitvisum aan te vragen.

4.   De bevoegde autoriteiten van de aangezochte staat verlenen na wederzijds overleg steun bij de doorgeleiding, met name door toezicht te houden op de betrokken personen en door geschikte faciliteiten ter beschikking te stellen, overeenkomstig de nationale wetten en voorschriften.

AFDELING IV

KOSTEN

Artikel 13

Kosten van vervoer en van doorgeleiding

Onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat om de aan de overname verbonden kosten van de over te nemen persoon of derde partijen terug te vorderen, komen alle vervoerskosten in verband met overname en doorgeleiding uit hoofde van deze overnameovereenkomst tot aan de grens van de staat van eindbestemming ten laste van de verzoekende staat. In geval van onterechte overname krachtens artikel 10 komen de kosten ten laste van de staat die de betrokken persoon terug moet nemen.

AFDELING V

GEGEVENSBESCHERMING EN SAMENHANG MET ANDERE JURIDISCHE VERPLICHTINGEN

Artikel 14

Persoonsgegevens

1.   Er worden alleen persoonsgegevens verwerkt wanneer dit nodig is voor de uitvoering van deze overnameovereenkomst door de bevoegde autoriteiten van Pakistan en de lidstaten. Voor de toepassing van dit artikel zijn de definities in artikel 2 van Richtlijn 95/46/EG (1) van toepassing. Wanneer de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie een bevoegde autoriteit van een lidstaat is, gelden voor deze verwerking de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG en de nationale wetgeving van die lidstaat die uit hoofde van deze richtlijn is vastgesteld, met inbegrip van de regels betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen.

2.   Daarnaast gelden voor de verwerking van persoonsgegevens bij de uitvoering van deze overnameovereenkomst, en in het bijzonder voor de verstrekking van persoonsgegevens door Pakistan aan een lidstaat en vice versa, de volgende beginselen:

a)

de persoonsgegevens moeten eerlijk en rechtmatig worden verwerkt;

b)

de persoonsgegevens moeten voor het welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doel van de uitvoering van deze overnameovereenkomst worden verkregen en mogen door de mededelende of ontvangende autoriteit niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel;

c)

de persoonsgegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn in verhouding tot het doel waarvoor zij worden verkregen en/of verder verwerkt; de verstrekte persoonsgegevens mogen met name uitsluitend betrekking hebben op:

de personalia van de over te dragen persoon (bijvoorbeeld naam, voornaam, eventuele vroegere namen, bijnamen of pseudoniemen, plaats en datum van geboorte, geslacht, huidige en eventuele vroegere nationaliteit);

paspoort of identiteitsbewijs (nummer, geldigheidsduur, datum van afgifte, afgevende autoriteit, plaats van afgifte);

stopplaatsen en reisroutes;

andere voor identificatie van de over te dragen persoon of voor het onderzoek van de overnamevereisten uit hoofde van deze overnameovereenkomst dienstige gegevens;

d)

de persoonsgegevens moeten nauwkeurig zijn en moeten in voorkomend geval worden bijgewerkt;

e)

de persoonsgegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of vervolgens worden verwerkt;

f)

de mededelende en de ontvangende autoriteit treffen alle redelijke maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor een passende correctie, uitwissing of afscherming van persoonsgegevens wanneer de verwerking ervan niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, met name omdat deze persoonsgegevens niet toereikend, ter zake dienend of nauwkeurig zijn, of omdat zij bovenmatig zijn in verhouding tot het doel van de verwerking. Dit behelst tevens de kennisgeving van elke correctie, uitwissing of afscherming aan de andere partij;

g)

op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de mededelende autoriteit in kennis van het gebruik dat van de verstrekte gegevens is gemaakt en van de daardoor verkregen resultaten;

h)

persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de bevoegde autoriteiten worden verstrekt. Voor de mededeling aan andere instanties is de voorafgaande toestemming van de mededelende autoriteit vereist;

i)

de mededelende en ontvangende autoriteiten zijn verplicht de mededeling en ontvangst van persoonsgegevens schriftelijk te registreren.

Artikel 15

Samenhang met andere juridische verplichtingen

1.   Deze overnameovereenkomst doet geen afbreuk aan de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de Gemeenschap, de lidstaten en Pakistan die voortvloeien uit het internationaal recht en internationale verdragen waarbij zij partij zijn.

2.   Niets in deze overnameovereenkomst belet de terugkeer van een persoon op basis van andere bilaterale regelingen.

3.   Deze overnameovereenkomst laat beroepsmogelijkheden en rechten die de betrokkenen aan het nationale recht van het gastland en het internationale recht kunnen ontlenen, onverlet.

AFDELING VI

TENUITVOERLEGGING EN TOEPASSING

Artikel 16

Gemengd Comité overname

1.   De partijen verlenen elkaar wederzijds bijstand bij de toepassing en interpretatie van deze overnameovereenkomst. Daartoe stellen zij een Gemengd Comité overname (hierna „het comité” genoemd) in, dat met name:

a)

toezicht houdt op de toepassing van deze overnameovereenkomst;

b)

de regelingen vaststelt die nodig zijn voor de eenvormige toepassing van deze overnameovereenkomst, waaronder wijzigingen van de bijlagen III en IV;

c)

geregeld gegevens uitwisselt over de uitvoeringsprotocollen die door de afzonderlijke lidstaten en Pakistan op grond van artikel 17 zijn opgesteld;

d)

wijzigingen voorstelt van deze overnameovereenkomst en de bijlagen I en II.

2.   De besluiten van het comité worden met eenparigheid van stemmen genomen en dienovereenkomstig uitgevoerd.

3.   Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van Pakistan; de Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten.

4.   Het comité komt zo vaak als nodig bijeen op verzoek van een van de partijen, doorgaans eenmaal per jaar.

5.   Geschillen die niet door het comité kunnen worden beslecht, worden geregeld door middel van overleg tussen de partijen.

6.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast en kiest daarbij een gemeenschappelijke werktaal.

Artikel 17

Uitvoeringsprotocollen

1.   Pakistan en een lidstaat kunnen uitvoeringsprotocollen opstellen die betrekking hebben op de regels inzake:

a)

de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten, de plaatsen voor het overschrijden van de grenzen en de uitwisseling van contactpunten;

b)

de voorwaarden voor begeleide terugkeer, met inbegrip van de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen onder begeleiding;

c)

andere middelen en documenten dan die vermeld in de bijlagen I tot en met IV bij deze overnameovereenkomst.

2.   De in lid 1 bedoelde uitvoeringsprotocollen treden pas in werking nadat het comité van artikel 16 daarvan in kennis is gesteld.

Artikel 18

Verhouding tot bilaterale overnameovereenkomsten of overnameregelingen van de lidstaten

De bepalingen van deze overnameovereenkomst hebben voorrang boven de bepalingen van alle bilaterale overeenkomsten of regelingen inzake de overname van zonder vergunning op het grondgebied verblijvende personen die op basis van artikel 17 tussen afzonderlijke lidstaten en Pakistan zijn of kunnen worden gesloten, voor zover de bepalingen van die bilaterale overnameovereenkomsten of overnameregelingen onverenigbaar zijn met die van deze overnameovereenkomst.

AFDELING VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Territoriaal toepassingsgebied

1.   Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2, is deze overnameovereenkomst van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is alsook op het grondgebied van Pakistan.

2.   Deze overnameovereenkomst is niet van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken.

Artikel 20

Inwerkingtreding, duur en opzegging

1.   Deze overnameovereenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd.

2.   Deze overnameovereenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

3.   Onverminderd de verplichtingen van de partijen op grond van het internationale gewoonterecht om eigen onderdanen terug te nemen, is deze overnameovereenkomst met de uitvoeringsprotocollen van toepassing op personen die het grondgebied van Pakistan en de lidstaten zijn binnengekomen na de inwerkingtreding van de overnameovereenkomst.

4.   Elk van beide partijen kan deze overnameovereenkomst te allen tijde opzeggen door middel van een officiële kennisgeving aan de andere partij. Deze overnameovereenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van een dergelijke kennisgeving.

Artikel 21

Bijlagen

De bijlagen I tot en met VI maken een integrerend deel uit van deze overnameovereenkomst.

Gedaan te Brussel op 26 oktober 2009, in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij al deze teksten gelijkelijk authentiek zijn.

За Европейската общност

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

Az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Pentru Comunitatea Europeană

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

För Europeiska gemenskapen

Image

Image

За Ислямска република Пакистан

Por la República Islámica de Pakistán

Za Pákistánskou islámskou republiku

For Den Islamiske Republik Pakistan

Für die Islamische Republik Pakistan

Pakistani Islamivabariigi nimel

Για την Ισλαμική Δημοκρατία του Πακιστάν

For the Islamic Republic of Pakistan

Pour la République islamique du Pakistan

Per la Repubblica islamica del Pakistan

Pakistānas Islāma Republikas vārdā

Pakistano Islamo Respublikos vardu

A Pakisztáni Iszlám Köztársaság részéről

Għar-Repubblika Iżlamika tal-Pakistan

Voor de Islamitische Republiek Pakistan

W imieniu Islamskiej Republiki Pakistanu

Pela República Islâmica do Paquistão

Pentru Republica Islamică Pakistan

Za Pakistanskú islamskú republiku

Za Islamsko republiko Pakistan

Pakistanin islamilaisen tasavallan puolesta

För Islamiska republiken Pakistan

Image


(1)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

BIJLAGE I

Gemeenschappelijke lijst van documenten die kunnen dienen als bewijsmateriaal inzake de nationaliteit (artikel 2, lid 1, juncto artikel 6, lid 2)

Alle soorten echte paspoorten (nationale paspoorten, diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten, collectieve paspoorten en paspoortvervangende documenten, met inbegrip van paspoorten voor kinderen);

geautomatiseerde nationale identiteitskaarten;

echte staatsburgerschapscertificaten.

BIJLAGE II

Gemeenschappelijke lijst van documenten op basis waarvan met de procedure voor het vaststellen van de nationaliteit wordt begonnen (artikel 2, lid 1, juncto artikel 6, lid 3)

Digitale vingerafdrukken of andere biometrische gegevens;

tijdelijke en voorlopige nationale identiteitskaarten, militaire identiteitskaarten en geboorteakten die zijn afgegeven door de aangezochte partij;

fotokopieën (1) van in bijlage I genoemde documenten;

rijbewijzen of fotokopieën (1) daarvan;

fotokopieën (1) van andere officiële documenten waaruit het staatsburgerschap blijkt (bijvoorbeeld geboorteakte);

dienstkaarten, monsterboekjes, schippersbewijzen en fotokopieën (1) daarvan;

verklaringen van de betrokken persoon.


(1)  In deze bijlage wordt onder „fotokopie” verstaan: fotokopieën die door de autoriteiten van Pakistan of de lidstaten officieel zijn gewaarmerkt.

BIJLAGE III

Gemeenschappelijke lijst van documenten die kunnen dienen als bewijs dat is voldaan aan de voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen (artikel 3, lid 1, juncto artikel 7, lid 1)

Inreis- en/of uitreisstempels of -aantekeningen in het reisdocument van de betrokken persoon;

geldig visum en/of geldige verblijfsvergunning afgegeven door de aangezochte staat.

BIJLAGE IV

Gemeenschappelijke lijst van documenten die kunnen dienen als bewijs op basis waarvan met het onderzoek in verband met de overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan worden begonnen (artikel 3, juncto artikel 7, lid 2)

Officiële verklaringen van met name grensbeambten en andere officiële of bona fide personen (zoals personeel van luchtvaartmaatschappijen) die kunnen getuigen dat de betrokkene de grens heeft overschreden;

door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat verstrekte omschrijving van de plaats waar en de omstandigheden waaronder de betrokken persoon na binnenkomst op het grondgebied van die staat is aangetroffen;

gegevens met betrekking tot de identiteit en/of het verblijf van een persoon die door een internationale organisatie zijn verstrekt (bijvoorbeeld het UNHCR);

rapportage/bevestiging van de informatie door familieleden;

verklaring van de betrokken persoon;

tickets op naam en alle soorten certificaten en rekeningen (bijvoorbeeld hotelrekeningen, afspraakkaarten voor bezoek aan arts/tandarts, toegangsbewijzen voor openbare/particuliere instellingen enz.) waaruit duidelijk blijkt dat de betrokken persoon op het grondgebied van de aangezochte staat heeft verbleven;

tickets op naam en/of passagierslijsten voor vliegtuig- of bootreizen waaruit de reisroute van de betrokkene op het grondgebied van de aangezochte staat kan worden afgeleid;

gegevens waaruit blijkt dat de betrokkene gebruik heeft gemaakt van de diensten van een tussenpersoon of reisbureau.

BIJLAGE V

Image

Image

Image

BIJLAGE VI

Image

Image

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 1, ONDER f)

De partijen komen overeen dat tijdelijke vergunningen om in verband met de behandeling van een asielverzoek of de aanvraag van een verblijfsvergunning op hun grondgebied te verblijven, niet onder artikel 1, onder f), vallen.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 2, LID 1

De partijen nemen er nota van dat Pakistaanse staatsburgers volgens de huidige Pakistaanse wet op het staatsburgerschap (1951) en de regels die op grond daarvan zijn vastgesteld, hun staatsburgerschap niet kunnen opgeven zonder in het bezit te zijn van een geldig document waaruit blijkt dat hun het staatsburgerschap of de nationaliteit van een andere staat is toegekend.

De partijen komen overeen elkaar zo nodig te raadplegen.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 3

Wat artikel 3 betreft, streven de partijen ernaar in beginsel alle onderdanen van derde landen en staatloze personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op hun respectieve grondgebieden, naar hun land van herkomst terug te zenden.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 3, LID 1, ONDER b)

De partijen komen overeen dat louter luchthaventransit in een derde land niet zal worden beschouwd als „vooraf in een ander land […] binnengekomen” in de zin van die bepaling.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 8, LID 2

De partijen komen overeen dat voor overnameverzoeken die worden ingediend door een lidstaat waarvan de maximale bewaringstermijn volgens nationaal recht 30 dagen of minder bedraagt, binnen de in artikel 8, lid 2, genoemde termijn van 30 kalenderdagen, wanneer het overnameverzoek wordt ingewilligd, ook het in artikel 2, lid 2, en artikel 3, lid 4, van de overnameovereenkomst bedoelde reisdocument moet worden afgegeven.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE EN PAKISTAN BETREFFENDE LEGALE MIGRATIE

Omdat Pakistan graag gebruik wil maken van legale migratiemogelijkheden in de lidstaten van de Europese Unie, zijn de partijen overeengekomen dat de afzonderlijke lidstaten met behulp van deze overeenkomst zullen worden aangemoedigd Pakistaanse staatsburgers legale migratiemogelijkheden te bieden. In dit verband dringt de Commissie er bij de lidstaten op aan overeenkomstig hun nationale wetgeving besprekingen met Pakistan te beginnen over legale migratiemogelijkheden voor Pakistaanse staatsburgers.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE TECHNISCHE BIJSTAND

De partijen verbinden zich ertoe op basis van gedeelde verantwoordelijkheid en een evenwichtig partnerschap in een geest van solidariteit deze overnameovereenkomst uit te voeren en de migratiestromen tussen Pakistan en de Europese Unie te beheren.

Daartoe zal de Europese Unie Pakistan via communautaire bijstandsprogramma’s, zoals het Aeneas-programma, bijstand verlenen bij de tenuitvoerlegging van alle onderdelen van deze overnameovereenkomst, en bijvoorbeeld steun verlenen voor de hervestiging en het welzijn van overgenomen personen.

Dergelijke steun kan in beginsel ook worden gebruikt voor de versterking van het verband tussen migratie en ontwikkeling, het organiseren en bevorderen van legale economische migratie, het beheren van illegale migratie, en het beschermen van migranten tegen uitbuiting en uitsluiting.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DENEMARKEN

De partijen nemen er nota van dat deze overnameovereenkomst niet van toepassing is op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, noch op onderdanen van het Koninkrijk Denemarken. Daarom is het wenselijk dat Pakistan en Denemarken een overnameovereenkomst sluiten die vergelijkbaar is met deze overnameovereenkomst.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE IJSLAND EN NOORWEGEN

De partijen nemen nota van de nauwe betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en IJsland en Noorwegen, die met name voortvloeien uit de Overeenkomst van 18 mei 1999 inzake de betrokkenheid van deze twee staten bij de uivoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Daarom is het wenselijk dat Pakistan met IJsland en Noorwegen een overnameovereenkomst sluit die vergelijkbaar is met deze overnameovereenkomst.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE EEN BREDE DIALOOG OVER MIGRATIEBEHEER

De partijen verbinden zich ertoe, in het kader van de gemengde commissie die wordt opgericht bij de EG-Pakistan-samenwerkingsovereenkomst van de derde generatie, een brede dialoog aan te gaan over migratiebeheer. Deze dialoog zal ook betrekking hebben op het visumbeleid, teneinde de uitwisseling van personen te vergemakkelijken.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

4.11.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 287/68


BESLUIT Nr. 2/2010 VAN DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS

van 21 juni 2010

betreffende de overgangsmaatregelen die van toepassing zijn tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005

(2010/650/EU)

DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS,

Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (1) en voor het eerst gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005 (2) (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd), en met name artikel 95, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst van Cotonou werd op 1 maart 2000 gesloten voor een periode van twintig jaar. De Overeenkomst van Cotonou kan iedere vijf jaar worden gewijzigd door middel van een herzieningsprocedure.

(2)

Op 23 februari 2005 werden de onderhandelingen over de eerste wijziging van de Overeenkomst van Cotonou in Brussel afgerond. De wijzigingsovereenkomst is op 25 juni 2005 in Luxemburg ondertekend en op 1 juli 2008 in werking getreden.

(3)

De onderhandelingen over de tweede wijziging van de Overeenkomst van Cotonou zijn officieel in gang gezet op de vergadering van de ACS-EU-Raad van ministers van 29 mei 2009 en op 19 maart 2010 zijn de onderhandelingen in Brussel afgerond. De overeenkomst tot tweede wijziging van de Overeenkomst van Cotonou (hierna „de overeenkomst” genoemd), die op 22 juni 2010 in Ouagadougou is ondertekend, zal in werking treden zodra de in artikel 93 van de Overeenkomst van Cotonou bedoelde ratificatieprocedures zijn afgerond.

(4)

Overeenkomstig artikel 95, lid 3, van de Overeenkomst van Cotonou stelt de ACS-EU-Raad van ministers zo nodig overgangsmaatregelen vast voor de periode tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van de overeenkomst.

(5)

De Europese Unie, haar lidstaten en de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Ocean (hierna „de partijen” genoemd) achten het wenselijk dat de overeenkomst vanaf de datum van de ondertekening voorlopig wordt toegepast.

(6)

De partijen streven ernaar het ratificatieproces binnen twee jaar na de datum van de ondertekening van de overeenkomst af te ronden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorlopige toepassing van de overeenkomst

De Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005 (hierna „de overeenkomst”), wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast.

Artikel 2

Uitvoering van dit besluit en inwerkingtreding van de overeenkomst

De Unie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dit besluit volledig wordt uitgevoerd. De lidstaten van de Unie en de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan worden uitgenodigd de maatregelen te treffen die zij passend achten om dit besluit uit te voeren.

De partijen streven ernaar om binnen twee jaar na de datum van ondertekening van de overeenkomst de vereiste procedures voor de volledige inwerkingtreding ervan te voltooien.

Artikel 3

Inwerkingtreding en geldigheidsduur van dit besluit

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop de overeenkomst wordt ondertekend.

Het is van toepassing tot de inwerkingtreding van de overeenkomst.

Gedaan te Ouagadougou, 21 juni 2010.

Voor de ACS-EU-Raad van ministers

De voorzitter

P. BUNDUKU-LATHA


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.