ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.287.dut |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 287 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
|
2010/648/EU |
|
|
* |
||
|
|
2010/649/EU |
|
|
* |
||
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2010/650/EU |
|
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
4.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 287/1 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 14 mei 2010
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005
(2010/648/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 23 februari 2009 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan over een tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1) en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (2) (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd). |
(2) |
De onderhandelingen werden afgesloten door de parafering van de teksten die de basis vormen van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Overeenkomst van Cotonou op een buitengewone vergadering van de ACS-EU-raad van ministers op 19 maart 2010 (hierna „de Overeenkomst” genoemd). |
(3) |
Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is. |
(4) |
De Overeenkomst dient te worden ondertekend, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De ondertekening van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (hierna „de Overeenkomst” genoemd), samen met de gemeenschappelijke verklaringen en de verklaring van de Unie gehecht aan de slotakte, wordt namens de Unie onder voorbehoud van sluiting van genoemde Overeenkomst goedgekeurd.
De tekst van de Overeenkomst en de slotakte zijn aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de Overeenkomst namens de Unie onder voorbehoud van sluiting te ondertekenen, en namens de Unie de volgende verklaring af te leggen, die aan de slotakte van de Overeenkomst wordt gehecht:
„Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is; vanaf die datum oefent de Europese Unie alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en treedt zij in alle verplichtingen van de Europese Gemeenschap. Derhalve dienen alle verwijzingen in de tekst van de overeenkomst naar „de Europese Gemeenschap” waar passend gelezen te worden als „de Europese Unie”.
De Europese Unie zal de ACS-staten een voorstel van briefwisseling voorleggen teneinde de Overeenkomst in overeenstemming te brengen met de institutionele wijzigingen in de Europese Unie die het gevolg zijn van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.”.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 14 mei 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
D. LÓPEZ GARRIDO
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.
OVEREENKOMST
tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,
en
DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd,
enerzijds, en
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BURUNDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE UNIE DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FIJI-EILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK UGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
wier staten hierna „ACS-staten” worden genoemd,
anderzijds,
GEZIEN het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, enerzijds, en de Overeenkomst van Georgetown tot oprichting van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACP), anderzijds,
GEZIEN de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, zoals gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd),
OVERWEGENDE dat in artikel 95, lid 1, van de Overeenkomst van Cotonou is bepaald dat deze wordt gesloten voor een periode van twintig jaar, die aanvangt op 1 maart 2000,
OVERWEGENDE dat de Overeenkomst tot eerste wijziging van de Overeenkomst van Cotonou op 25 juni 2005 in Luxemburg is ondertekend en op 1 juli 2008 in werking is getreden,
VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
VOOR DE PRESIDENT VAN IERLAND,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
VOOR ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
VOOR DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
VOOR DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
VOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
VOOR DE EUROPESE UNIE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
VOOR HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S,
VOOR HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
VOOR DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BURUNDI,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE UNIE DER COMOREN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
VOOR DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
VOOR DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIË,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FIJI-EILANDEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
VOOR DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
VOOR HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
VOOR DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
VOOR DE REGERING VAN NIUE,
VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
VOOR HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJN VOOR E MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
VOOR ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN TONGA,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
VOOR HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK UGANDA,
VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
VOOR DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
ALS VOLGT ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Enig artikel
Overeenkomstig de procedure van artikel 95 van de Overeenkomst van Cotonou wordt deze als volgt gewijzigd:
A. PREAMBULE
1) |
De elfde overweging, die begint met „VERWIJZENDE naar de verklaringen van de staatshoofden en regeringsleiders…”, wordt vervangen door: „VERWIJZENDE naar de verklaringen van de successieve topontmoetingen van de staatshoofden en regeringsleiders van de ACS-staten;”. |
2) |
De twaalfde overweging, die begint met „OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling…”, wordt vervangen door: „OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals die zijn vastgelegd in de Millenniumverklaring die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 2000 heeft vastgesteld, met name de uitroeiing van extreme armoede en honger, alsmede de ontwikkelingsdoelen en de beginselen die zijn overeengekomen op de Conferenties van de Verenigde Naties, een duidelijke visie bieden en aan de samenwerking tussen de ACS en de EU in het kader van deze Overeenkomst ten grondslag moeten liggen; Erkennende dat de EU en de ACS-staten een gezamenlijke inspanning moeten leveren om sneller vooruitgang te boeken met betrekking tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen;”. |
3) |
Na de twaalfde overweging die begint met „OVERWEGENDE dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling …”, wordt de volgende overweging toegevoegd: „INSTEMMENDE met de agenda voor de doeltreffendheid van hulp, die in Rome van start is gegaan, in Parijs is voortgezet en met de Actieagenda van Accra verder is ontwikkeld;”. |
4) |
De dertiende overweging, die begint met „BIJZONDERE AANDACHT SCHENKENDE aan de verbintenissen …”, wordt vervangen door: „BIJZONDERE AANDACHT SCHENKENDE aan de verbintenissen die zijn aangegaan en de doelstellingen die zijn overeengekomen op grote VN-conferenties en andere internationale conferenties, en erkennende dat verdere maatregelen nodig zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen en de uitvoering van de actieprogramma's die in die fora zijn vastgesteld;”. |
5) |
Na de dertiende overweging, die begint met „BIJZONDERE AANDACHT SCHENKENDE aan de verbintenissen…”, wordt de volgende overweging toegevoegd: „ZICH BEWUST van de ernstige wereldwijde milieuproblemen die klimaatverandering teweegbrengt, en diep bezorgd dat de kwetsbaarste bevolkingsgroepen in ontwikkelingslanden leven, met name de minst ontwikkelde landen en de kleine eilandstaten van de ACS, waar klimaatverschijnselen zoals stijging van de zeespiegel, kusterosie, overstromingen, droogte en woestijnvorming een bedreiging vormen voor de bestaansmiddelen van de bevolking en duurzame ontwikkeling;”. |
B. TEKST VAN DE ARTIKELEN VAN DE OVEREENKOMST VAN COTONOU
1) |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 Grondbeginselen De samenwerking tussen ACS en EG, die gegrondvest is op een bindende rechtsregeling en gezamenlijke instellingen, wordt geleid door de internationaal overeengekomen agenda voor de doeltreffendheid van hulp, met als uitgangspunten eigen inbreng, onderlinge afstemming, harmonisatie, resultaatgericht beheer en wederzijdse verantwoording, en wordt uitgevoerd aan de hand van de volgende grondbeginselen:
|
3) |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4 Algemene benadering De ACS-staten bepalen de beginselen, strategieën en modellen voor de ontwikkeling van hun economie en hun samenleving in volledige soevereiniteit. Zij stellen samen met de Gemeenschap de samenwerkingsprogramma's vast waarin de Overeenkomst voorziet. De partijen erkennen echter dat niet-overheidsactoren, nationale parlementen van de ACS-staten en plaatselijke gedecentraliseerde overheden in het ontwikkelingsproces een complementaire rol kunnen spelen en daartoe een bijdrage kunnen leveren, met name op nationaal en regionaal niveau. Niet-overheidsactoren, nationale parlementen van de ACS-staten en plaatselijke gedecentraliseerde overheden worden daartoe in voorkomend geval, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in de Overeenkomst, op de volgende wijze bij het proces betrokken:
Niet-overheidsactoren en plaatselijke gedecentraliseerde overheden:
|
4) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 8 wordt vervangen door: „Artikel 8 Politieke dialoog 1. De partijen gaan regelmatig een brede, evenwichtige en diepgaande politieke dialoog aan, die tot verbintenissen van beide zijden leidt. 2. Het doel van deze dialoog is het uitwisselen van informatie, het bevorderen van het wederzijdse begrip en het vereenvoudigen van de totstandkoming van overeengekomen prioriteiten en gemeenschappelijke agendapunten, met name door te erkennen dat de verschillende aspecten van de betrekkingen tussen de partijen verband houden, met de diverse samenwerkingsterreinen waarin deze Overeenkomst voorziet. De dialoog dient het overleg tussen de partijen in internationale fora te vereenvoudigen en hun samenwerking te versterken, en een stelsel van effectief multilateralisme te bevorderen en in stand te houden. De dialoog moet tevens voorkomen dat situaties ontstaan waarin een partij het noodzakelijk acht een beroep te doen op de overlegprocedures van de artikelen 96 en 97. 3. De dialoog heeft betrekking op alle doelstellingen van de Overeenkomst, alsmede alle vraagstukken van gemeenschappelijk, algemeen of regionaal belang, met inbegrip van vraagstukken betreffende regionale of continentale integratie. Door middel van de dialoog dragen de partijen bij tot vrede, veiligheid en stabiliteit, en bevorderen zij de totstandkoming van een stabiel en democratisch politiek klimaat. De dialoog omvat samenwerkingsstrategieën, waaronder de agenda voor de doeltreffendheid van hulp, en wereldwijde en sectorale beleidsvraagstukken, zoals milieu, klimaatverandering, gendervraagstukken, migratie en vraagstukken in verband met het culturele erfgoed. De dialoog betreft voorts algemeen en sectoraal beleid van beide partijen dat van invloed kan zijn op de verwezenlijking van de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking. 4. De dialoog concentreert zich onder meer op specifieke politieke vraagstukken van gemeenschappelijk belang of van algemene betekenis voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst, zoals de wapenhandel, buitensporige militaire uitgaven, drugs, georganiseerde criminaliteit en kinderarbeid, alsook discriminatie op welke grond dan ook, zoals ras, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of sociale afkomst, vermogen, geboorte of andere status. In het kader van de dialoog wordt voorts regelmatig geëvalueerd welke de ontwikkelingen zijn ten aanzien van de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen, de rechtsstaat en goed bestuur. 5. Een op brede basis gestoeld beleid ter bevordering van de vrede en ter voorkoming, beheersing en oplossing van gewelddadige conflicten is een belangrijk onderdeel van de dialoog; het streven naar vrede en democratische stabiliteit dient bij de vaststelling van de prioriteitsgebieden voor de samenwerking volledig in aanmerking te worden genomen. Bij de dialoog in dit verband worden de relevante regionale ACS-organisaties en de Afrikaanse Unie, waar van toepassing, ten volle betrokken. 6. De dialoog wordt op flexibele wijze gevoerd. De dialoog verloopt naargelang de behoefte formeel of informeel, en wordt gevoerd zowel binnen als buiten het institutionele kader, met inbegrip van de ACS-groep en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, in een passende vorm en op passend niveau, onder meer op nationaal, regionaal en continentaal niveau of voor de gehele ACS. 7. Regionale organisaties en vertegenwoordigers van organisaties van het maatschappelijk middenveld worden bij de dialoog betrokken, alsook waar van toepassing de nationale parlementen van de ACS-staten. 8. Waar dat passend is, en om situaties te vermijden waarin een partij het noodzakelijk acht een beroep te doen op de overlegprocedure van artikel 96, dient overeenkomstig de modaliteiten van bijlage VII, een systematische en geformaliseerde dialoog te worden gevoerd die betrekking heeft op de essentiële elementen.”. |
6) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
Artikel 11 wordt vervangen door: „Artikel 11 Vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing, respons op onstabiele situaties 1. De partijen erkennen dat duurzame vrede en veiligheid niet mogelijk zijn zonder ontwikkeling en zonder terugdringing van de armoede en dat duurzame ontwikkeling niet mogelijk is zonder vrede en veiligheid. De partijen voeren een actief, veelomvattend en geïntegreerd beleid inzake vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing en menselijke veiligheid, en pakken onstabiele situaties aan in het kader van het partnerschap. Dit beleid wordt gebaseerd op het beginsel van eigen inbreng en richt zich met name op de opbouw van capaciteiten op nationaal, regionaal en continentaal vlak en op het voorkomen van gewelddadige conflicten in een vroeg stadium, door de onderliggende oorzaken, waaronder armoede, op gerichte wijze en met een passende combinatie van alle beschikbare instrumenten aan te pakken. De partijen erkennen dat moet worden opgetreden tegen nieuwe of zich uitbreidende bedreigingen voor de veiligheid, zoals georganiseerde misdaad, piraterij en de smokkel van met name mensen, drugs en wapens. Ook moeten de gevolgen van mondiale problemen, zoals turbulentie op de internationale financiële markt, klimaatverandering en pandemieën, in aanmerking worden genomen. De partijen onderstrepen de belangrijke rol van regionale organisaties bij vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing en bij het aanpakken van nieuwe of zich uitbreidende bedreigingen voor de veiligheid; in Afrika, heeft de Afrikaanse Unie een sleutelverantwoordelijkheid in dit verband. 2. De onderlinge afhankelijkheid van veiligheid en ontwikkeling is het uitgangspunt van de activiteiten op het gebied van vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing, waarbij een combinatie van benaderingen voor de korte en lange termijn wordt toegepast, die verder gaat dan uitsluitend crisisbeheersing. De activiteiten voor de aanpak van nieuwe of zich uitbreidende bedreigingen voor de veiligheid bieden steun voor onder andere de wetshandhaving, met inbegrip van samenwerking op het gebied van grenscontroles, verbetering van de veiligheid van de internationale toeleveringsketen en versterking van de bescherming van lucht-, zee- en wegvervoer. De activiteiten op het gebied van vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing houden met name in: steun voor de evenwichtige verdeling van politieke, economische, sociale en culturele kansen onder alle geledingen van de samenleving, steun voor versterking van de democratische legitimiteit en de effectiviteit van het bestuur, steun voor de totstandbrenging van effectieve instrumenten voor de vreedzame verzoening van groepsbelangen, steun voor de actieve betrokkenheid van vrouwen, steun voor het overbruggen van scheidslijnen tussen verschillende geledingen van de samenleving en steun voor een actieve en georganiseerde civiele samenleving. In dit verband wordt bijzondere aandacht gegeven aan de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en mechanismen voor vredesopbouw waarmee wordt bijgedragen tot het voorkomen van conflicten. 3. Andere relevante activiteiten in dit verband zijn onder meer: steun voor bemiddeling, onderhandelingen en verzoening, steun voor effectief regionaal beheer van gedeelde schaarse natuurlijke hulpbronnen, steun voor demobilisatie van voormalige strijdenden en hun reïntegratie in de samenleving, steun voor het aanpakken van het probleem van kindsoldaten en het geweld tegen vrouwen en kinderen. Er worden passende maatregelen getroffen om de militaire uitgaven en de wapenhandel tot een verantwoord niveau terug te brengen, onder meer door steun te verlenen ter bevordering en toepassing van overeengekomen gedragsnormen en gedragscodes, en om activiteiten die conflicten aanjagen tegen te gaan. 3 bis. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestrijding van antipersoneelmijnen en ontplofbare oorlogsresten en de aanpak van de illegale vervaardiging, de illegale overdracht, het illegale verkeer en de illegale accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, met inbegrip van de aanpak van ondeugdelijk beveiligde en beheerde voorraden en hun ongecontroleerde verspreiding. De partijen komen overeen hun respectieve verplichtingen krachtens alle desbetreffende internationale verdragen en instrumenten te coördineren, na te komen en ten volle ten uitvoer te leggen, en daartoe op nationaal, regionaal en continentaal niveau samen te werken. 3 ter. De partijen komen tevens overeen samen te werken bij het voorkomen van activiteiten van huurlingen, overeenkomstig hun verplichtingen op grond van alle desbetreffende internationale verdragen en instrumenten en hun respectieve wet- en regelgeving. 4. Teneinde onstabiele situaties op strategische en doeltreffende wijze aan te pakken, wisselen de partijen informatie uit en faciliteren zij een preventieve aanpak, waarbij diplomatieke middelen, beveiliging en ontwikkelingssamenwerking op samenhangende wijze worden ingezet. Zij bereiken overeenstemming over de beste manier om het vermogen van staten om hun kerntaken te vervullen te versterken en de politieke wil tot hervorming te stimuleren met inachtneming van het beginsel van eigen inbreng. In onstabiele situaties is politieke dialoog van bijzonder belang en moet deze verder worden uitgebouwd en versterkt. 5. In gewelddadige conflictsituaties nemen de partijen alle passende maatregelen om escalatie van het geweld te voorkomen en de territoriale uitbreiding ervan te beperken, en een vreedzame beslechting van geschillen te bevorderen. In het bijzonder moet erop worden toegezien dat de voor samenwerking bestemde financiële middelen benut worden in overeenstemming met de beginselen en doelstellingen van de Overeenkomst, en moet worden voorkomen dat deze middelen voor offensieve doeleinden worden misbruikt. 6. In postconflictsituaties nemen de partijen alle passende maatregelen om de situatie tijdens het overgangsproces te stabiliseren, teneinde het herstel van een niet-gewelddadige, stabiele en democratische situatie te bevorderen. De partijen zien toe op de totstandkoming van de noodzakelijke koppeling tussen noodmaatregelen, herstel en ontwikkelingssamenwerking. 7. De partijen bevorderen het versterken van vrede en internationale gerechtigheid en bevestigen hun vastberadenheid om:
De partijen streven ernaar maatregelen te nemen ten behoeve van de bekrachtiging en tenuitvoerlegging van het Statuut van Rome en daarmee samenhangende instrumenten.”. |
9) |
Artikel 12 wordt vervangen door: „Artikel 12 Coherentie van het Gemeenschapsbeleid en de impact daarvan op de uitvoering van de overeenkomst De partijen verbinden zich ertoe de beleidscoherentie inzake ontwikkeling op doelgerichte, strategische en op partnerschap berustende wijze te bevorderen, onder andere door versterking van de dialoog op het gebied van beleidscoherentie inzake ontwikkeling. De Unie erkent dat de Unie met haar beleid op andere gebieden dan ontwikkeling steun kan verlenen aan de ontwikkelingsprioriteiten van de ACS-staten, overeenkomstig de doelstellingen van deze Overeenkomst. Op deze grondslag verbetert de Unie de samenhang van die beleidsgebieden teneinde de doelstellingen van deze Overeenkomst te bereiken. Onverminderd artikel 96 stelt de Gemeenschap, indien zij voornemens is bij de uitvoering van haar bevoegdheden een maatregel te nemen die, gelet op de doelstellingen van de Overeenkomst, van invloed kan zijn op de belangen van de ACS-staten, de ACS-groep daarvan tijdig in kennis. Met het oog hierop houdt de Commissie het secretariaat van de ACS-groep op de hoogte van geplande voorstellen en doet zij haar voorstellen voor maatregelen van deze aard tegelijkertijd aan dit secretariaat toekomen. Zo nodig kan ook op initiatief van de ACS-staten een verzoek om inlichtingen worden ingediend. Op verzoek van deze staten vindt onverwijld overleg plaats opdat, voordat een definitief besluit wordt genomen, rekening kan worden gehouden met hun bezwaren ten aanzien van de gevolgen van deze maatregelen. Na dit overleg kunnen de ACS-staten en de ACS-groep hun bezwaren bovendien schriftelijk aan de Gemeenschap zo vlug mogelijk kenbaar maken en voorstellen voor wijzigingen doen die aangeven hoe hun bezwaren ondervangen moeten worden. Indien de Gemeenschap geen gevolg geeft aan de voorstellen van de ACS-staten, stelt zij de ACS-staten daar zo spoedig mogelijk van in kennis, onder opgave van redenen. De ACS-groep wordt tevens, indien mogelijk tevoren, toereikende informatie verstrekt over de inwerkingtreding van deze besluiten.”. |
10) |
Artikel 14 wordt vervangen door: „Artikel 14 Gezamenlijke instellingen 1. De instellingen in het kader van deze Overeenkomst zijn de raad van ministers, het Comité van Ambassadeurs en de Paritaire Parlementaire Vergadering. 2. De gezamenlijke instellingen, alsmede de instellingen die bij economische partnerschapsovereenkomsten zijn ingesteld, streven naar coördinatie, coherentie en complementariteit en doeltreffende wederzijdse informatieverstrekking, onverminderd de desbetreffende bepalingen van reeds bestaande of toekomstige economische partnerschapsovereenkomsten.” |
11) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 14 bis Bijeenkomsten van staatshoofden en regeringsleiders De partijen komen bijeen op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders in een door de partijen overeen te komen passende vorm.”. |
12) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Artikel 19, lid 2, wordt vervangen door: „2. Bij de samenwerking wordt uitgegaan van de conclusies van de conferenties van de Verenigde Naties en de op internationaal niveau overeengekomen doelstellingen, oogmerken en actieprogramma's, alsmede van de follow-up daarvan, als basis voor ontwikkelingsprincipes. Bij de samenwerking wordt mede uitgegaan van de doelstellingen van de internationale ontwikkelingssamenwerking; voorts wordt bijzondere aandacht geschonken aan de totstandbrenging van kwalitatieve en kwantitatieve voortgangsindicatoren. De partijen streven gezamenlijk naar snellere vooruitgang met betrekking tot de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.”. |
15) |
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
In artikel 22, lid 1, onder b), wordt het inleidend gedeelte vervangen door:
|
18) |
Artikel 23 wordt vervangen door: „Artikel 23 Economische en sectorale ontwikkeling In het kader van de samenwerking dient steun te worden verleend voor duurzame beleidslijnen en institutionele hervormingen en voor de nodige investeringen voor een gelijke toegang tot economische activiteiten en productiemiddelen, in het bijzonder:
|
19) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 23 bis Visserij Gezien de sleutelrol die visserij en aquacultuur in de ACS-staten spelen door hun positieve bijdrage aan de werkgelegenheid, het genereren van inkomsten, de voedselzekerheid en de middelen van bestaan van plattelands- en kustgemeenschappen en daardoor aan de bestrijding van armoede, wordt de samenwerking gericht op de verdere ontwikkeling van de aquacultuursector en de visserijsector in de ACS-staten, teneinde de sociale en economische voordelen van deze sectoren op duurzame wijze te vergroten. De samenwerkingsprogramma's en -activiteiten ondersteunen onder andere de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van strategieën en beheersplannen voor de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur en de visserij in de ACS-staten en -regio's, de integratie van de aquacultuur en de visserij in de nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën, de ontwikkeling van de infrastructuur en de technische kennis om de ACS-staten in staat te stellen een maximale duurzame opbrengst te behalen uit hun visserij en aquacultuur, de opbouw van de capaciteit van de ACS-staten om externe problemen te overwinnen die verhinderen dat zij hun visserijrijkdommen ten volle kunnen valoriseren, en de stimulering en ontwikkeling van gemeenschappelijke ondernemingen voor investeringen in de visserij- en de aquacultuursector in de ACS-staten. In alle via onderhandelingen tot stand te komen visserijovereenkomsten tussen de Gemeenschap en de ACS-staten dient rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsstrategieën op dit gebied. Met wederzijdse instemming kan op hoog niveau, inclusief ministerieel niveau, overleg worden gevoerd over ontwikkeling, verbetering en/of versterking van de ACS-EU-ontwikkelingssamenwerking op het gebied van duurzame aquacultuur en visserij.”. |
20) |
In artikel 25, lid 1, worden de punten a) en b) vervangen door:
|
21) |
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
De artikelen 28, 29 en 30 worden vervangen door: „Artikel 28 Algemene benadering 1. In het kader van de samenwerking tussen EU en ACS wordt effectieve bijstand verleend ter verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van de ACS-staten in de context van regionale samenwerking en integratie. 2. Overeenkomstig de in de artikelen 1 en 20 vastgestelde algemene doelstellingen beoogt de samenwerking tussen ACS en EU:
3. In overeenstemming met de voorwaarden van artikel 58 biedt de samenwerking tevens ondersteuning voor interregionale en intra-ACS-samenwerking, waarbij bijvoorbeeld betrokken zijn:
Artikel 29 ACS-EU-samenwerking ter ondersteuning van regionale samenwerking en integratie 1. De samenwerking op het gebied van stabiliteit, vrede en conflictpreventie ondersteunt:
2. De samenwerking op het gebied van regionale economische integratie ondersteunt:
3. De samenwerking op het gebied van regionaal beleid inzake duurzame ontwikkeling ondersteunt de prioriteiten van de ACS-regio's, en met name:
Artikel 30 Capaciteitsopbouw ter ondersteuning van regionale samenwerking en integratie binnen de ACS-groep Teneinde de doeltreffendheid en doelmatigheid van het regionale beleid te versterken, is de samenwerking gericht op ontwikkeling en versterking van de capaciteit van:
|
23) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 31 bis Hiv/aids De samenwerking ondersteunt de inspanningen van de ACS-staten ter ontwikkeling en versterking van beleid en programma's in alle sectoren om de hiv/aidspandemie aan te pakken en te voorkomen dat deze de ontwikkeling belemmert. Steun wordt verleend aan de ACS-staten om de universele toegang tot hiv/aidspreventie, -behandeling, -verzorging en -steun tot stand te brengen en in stand te houden, en is met name gericht op:
|
24) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 32 bis Klimaatverandering De partijen erkennen dat klimaatverandering een ernstig wereldwijd milieuprobleem is, dat de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in gevaar brengt en toereikende, voorspelbare en tijdige financiële ondersteuning vereist. Om deze redenen dient de samenwerking, in overeenstemming met artikel 32 en met name lid 2, onder a), daarvan:
|
25) |
In artikel 33, lid 3, wordt punt c) vervangen door:
|
26) |
De leden 2, 3 en 4 van artikel 34 worden vervangen door: „2. Het uiteindelijk doel van economische en commerciële samenwerking is de ACS-staten in staat te stellen ten volle aan de internationale handel deel te nemen. In deze context wordt bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak dat de ACS-staten actief aan de multilaterale handelsbesprekingen deelnemen. Gezien het huidige ontwikkelingsniveau van de ACS-landen moet de economische en commerciële samenwerking worden gericht op het de ACS-staten in staat stellen de uitdagingen van globalisering aan te kunnen en zich geleidelijk aan te passen aan de nieuwe voorwaarden van de internationale handel, zodat hun overgang naar de geliberaliseerde wereldeconomie wordt vergemakkelijkt. In dit verband wordt nauwe aandacht geschonken aan de kwetsbaarheid van vele ACS-staten door hun afhankelijkheid van grondstoffen of een klein aantal sleutelproducten, waaronder agro-industriële producten met toegevoegde waarde, en door het risico van het verlies van preferenties. 3. Door middel van de in titel I bedoelde strategieën voor nationale en regionale ontwikkeling beoogt de economische en commerciële samenwerking daartoe de versterking van de productie-, aanbod- en handelscapaciteit van de ACS-landen en hun vermogen om investeringen aan te trekken. Voorts is deze samenwerking gericht op de totstandbrenging van een nieuwe handelsdynamiek tussen de partijen, de versterking van het handels- en investeringsbeleid van de ACS-landen, de vermindering van hun afhankelijkheid van grondstoffen, de bevordering van sterker gediversifieerde economieën en de verbetering van het vermogen van deze landen om alle met de handel verband houdende zaken af te handelen. 4. De economische en commerciële samenwerking wordt in volledige overeenstemming met de bepalingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), inclusief die met betrekking tot bijzondere en aan de omstandigheden aangepaste behandeling, uitgevoerd met inachtneming van de wederzijdse belangen van de partijen en hun respectieve ontwikkelingsniveaus. De samenwerking betreft tevens de gevolgen van het verlies van preferenties, in volledige overeenstemming met de multilaterale verbintenissen.”. |
27) |
De leden 1 en 2 van artikel 35 worden vervangen door: „1. De economische en commerciële samenwerking is gebaseerd op een waarlijk, versterkt en strategisch partnerschap. Zij is voorts gebaseerd op een integrale aanpak, die voortbouwt op de sterke punten en het succes van de voorgaande ACS-EG-overeenkomsten. 2. De economische en commerciële samenwerking bouwt voort op regionale integratie-initiatieven van de ACS-staten. De samenwerking ter ondersteuning van regionale samenwerking en integratie, zoals bedoeld in titel I, en de economische en commerciële samenwerking versterken elkaar onderling. Ter versterking van het concurrentievermogen van de ACS-staten pakt de economische en commerciële samenwerking met name knelpunten aan de vraag- en de aanbodzijde aan, in het bijzonder koppeling van infrastructuur, diversificatie van de economie en maatregelen tot ontwikkeling van het handelsverkeer. Derhalve wordt passende aandacht geschonken aan de overeenkomstige maatregelen in de ontwikkelingsstrategieën van de ACS-staten en -regio's, die door de Gemeenschap worden gesteund, in het bijzonder door verlening van hulp voor handel.”. |
28) |
De artikelen 36 en 37 worden vervangen door: „Artikel 36 Modaliteiten 1. Met het oog op bovenstaande doelstellingen en beginselen komen de partijen overeen alle noodzakelijke maatregelen te treffen voor de sluiting van nieuwe, met de WTO verenigbare economische partnerschapsovereenkomsten, die de tussen hen bestaande handelsbelemmeringen geleidelijk opheffen en de samenwerking op alle voor de handel van belang zijnde terreinen versterken. 2. De economische partnerschapsovereenkomsten zijn, als ontwikkelingsinstrumenten, bedoeld om de soepele en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de mondiale economie te bevorderen, vooral door volledig gebruik te maken van het potentieel van de regionale integratie en de zuid-zuidhandel. 3. De partijen komen overeen deze nieuwe handelsregelingen geleidelijk in te voeren. Artikel 37 Procedures 1. Gedurende de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten wordt overeenkomstig titel I en artikel 35 steun verleend voor capaciteitsopbouw in de openbare en de particuliere sector van de ACS-landen, onder meer door middel van maatregelen ter versterking van het concurrentievermogen, ter versterking van regionale organisaties en ter ondersteuning van initiatieven voor regionale handelsintegratie, waarbij zo nodig bijstand wordt verleend voor budgettaire aanpassing en fiscale hervorming, verbetering en ontwikkeling van infrastructuur en bevordering van investeringen. 2. De partijen toetsen regelmatig de voortgang van de onderhandelingen overeenkomstig artikel 38. 3. Er zullen onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten worden gevoerd met de ACS-landen die zich daartoe in staat achten op een door hen geschikt geacht niveau en in overeenstemming met de door de ACS-groep overeengekomen procedures, en met het oog op ondersteuning van regionale integratieprocessen binnen de ACS. 4. De onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten beogen met name vaststelling van het tijdschema voor de geleidelijke opheffing van handelsbelemmeringen tussen de partijen in overeenstemming met de desbetreffende WTO-regels. Aan Gemeenschapszijde bouwt de handelsliberalisatie voort op het acquis en heeft zij de verbetering van de huidige markttoegang voor de ACS-landen ten doel via onder meer een herziening van de oorsprongsregels. In de onderhandelingen wordt rekening gehouden met het ontwikkelingsniveau van de ACS-staten en de sociaaleconomische gevolgen van handelsmaatregelen voor deze staten, en hun vermogen hun economieën aan het liberalisatieproces aan te passen en daarop af te stemmen. Bij de onderhandelingen zal derhalve een zo groot mogelijke soepelheid worden betracht bij de vaststelling van een voldoende lange overgangsperiode, de definitieve lijst van in aanmerking komende producten, met inachtneming van de gevoelige sectoren, en de mate van asymmetrie wat betreft de tijdschema's voor tariefafbouw, waarbij de op dat moment geldende WTO-regels in acht worden genomen. 5. De partijen werken nauw samen in WTO-verband met het oog op verduidelijking en motivering van de getroffen regelingen, met name op het punt van de mate van soepelheid. 6. De partijen zetten de besprekingen voort over vereenvoudiging en herziening van de oorsprongsregels, met inbegrip van cumulatiebepalingen, die op hun uitvoer van toepassing zijn. 7. Wanneer ACS-staten een economische partnerschapsovereenkomst hebben gesloten, kunnen de ACS-staten die bij die overeenkomst geen partij zijn, te allen tijde om toetreding daartoe verzoeken. 8. In het kader van de ACS-EU-samenwerking ter ondersteuning van de regionale samenwerking en integratie in ACS-verband, zoals in titel I omschreven, schenken de partijen overeenkomstig artikel 35 bijzondere aandacht aan de behoeften die door de tenuitvoerlegging van de economische partnerschapsovereenkomsten ontstaan. De in artikel 1 van bijlage IV bij deze Overeenkomst uiteengezette beginselen zijn van toepassing. Met het oog hierop bereiken de partijen overeenstemming over de toepassing van een bestaand of nieuw regionaal financieringsmechanisme voor de toekenning van middelen uit het meerjarige financiële kader voor de samenwerking en andere aanvullende middelen.”. |
29) |
Het volgende artikel 37 wordt ingevoegd: „Artikel 37 bis Andere handelsregelingen 1. In de context van de huidige handelspolitieke ontwikkeling naar sterkere liberalisering van het handelsverkeer kunnen de EU en de ACS-staten deelnemen aan onderhandelingen over en tenuitvoerlegging van overeenkomsten voor sterkere liberalisering van het multilaterale en bilaterale handelsverkeer. Deze liberalisering kan leiden tot het verlies van de aan de ACS-staten toegekende preferenties en tot aantasting van hun concurrentiepositie op de EU-markt en hun ontwikkelingsinspanningen, die de EU wenst te ondersteunen. 2. Overeenkomstig de doelstellingen van de economische en commerciële samenwerking streeft de EU naar maatregelen om mogelijke negatieve gevolgen van de liberalisering op te vangen, teneinde binnen het multilaterale handelsstelsel zo lang mogelijk een significante preferentiële toegang voor de ACS-staten te behouden en te bewerkstelligen dat elke onvermijdelijke vermindering van de preferenties geleidelijk wordt ingevoerd over een zo lang mogelijke periode.”. |
30) |
In artikel 38 wordt lid 2 vervangen door: „2. Het Ministeriële Handelscomité bespreekt alle handelsgerelateerde vraagstukken die voor alle ACS-staten van belang zijn, en houdt met name regelmatig toezicht op de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van economische partnerschapsovereenkomsten. Het geeft bijzondere aandacht aan de lopende multilaterale handelsbesprekingen en bestudeert de gevolgen die de initiatieven voor sterkere liberalisatie hebben voor de handel tussen ACS en EU en de ontwikkeling van de economieën van de ACS-staten. Het brengt verslag uit en doet passende aanbevelingen aan de raad van ministers, ook wat steunmaatregelen betreft, om de voordelen van de ACS-EG-handelsregelingen te versterken.”. |
31) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 38 bis Overleg 1. Wanneer nieuwe maatregelen, of maatregelen die zijn voorzien in programma's van de Gemeenschap ter harmonisering van wetgeving met het oog op handelsfacilitering, de belangen van een of meer ACS-staten kunnen schaden, stelt de Gemeenschap, alvorens zij dergelijke maatregelen neemt, het secretariaat van de ACS-groep en de betrokken ACS-staten hiervan in kennis. 2. Om het de Gemeenschap mogelijk te maken de belangen van de ACS-groep in aanmerking te nemen, wordt op verzoek van de ACS-groep overleg gepleegd overeenkomstig artikel 12 van deze Overeenkomst om tot een bevredigende oplossing te komen. 3. Indien bestaande regelgeving van de Gemeenschap op het gebied van handelsfacilitering de belangen van een of meer ACS-staten schaadt of indien deze belangen worden geschaad door de interpretatie, de toepassing of de uitvoering van deze regelgeving, wordt op verzoek van de betrokken ACS-staten overleg gepleegd overeenkomstig artikel 12 om tot een bevredigende oplossing te komen. 4. Om een bevredigende oplossing te vinden, kunnen de partijen in het Gemengd Ministerieel Handelscomité ook andere handelsproblemen aan de orde stellen die het gevolg zijn van door de lidstaten getroffen of voorgenomen maatregelen. 5. Teneinde effectief overleg mogelijk te maken, stellen de partijen elkaar van dergelijke maatregelen in kennis. 6. De partijen komen overeen dat overleg binnen de instellingen van een economische partnerschapsovereenkomst en informatieverstrekking via deze instellingen, over aangelegenheden die onder een dergelijke overeenkomst vallen, geacht worden te voldoen aan dit artikel en aan artikel 12 van deze overeenkomst, mits alle mogelijk betrokken ACS-staten ondertekenaars zijn van de economische partnerschapsovereenkomst in het kader waarvan het overleg is gehouden of de informatie is verstrekt.”. |
32) |
In artikel 41 wordt lid 5 vervangen door: „5. De Gemeenschap steunt, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de inspanningen van de ACS-staten ter versterking van hun dienstverleningscapaciteit. Bijzondere aandacht wordt besteed aan diensten op het gebied van arbeidskrachten, bedrijven, distributie, financiën, toerisme, cultuur en de bouw en de daarmee verband houdende technische diensten met het oog op verhoging van het concurrentievermogen van deze landen zodat de handel in goederen en diensten van deze landen in waarde en omvang toeneemt.”. |
33) |
In artikel 42 wordt lid 4 vervangen door: „4. De Gemeenschap steunt, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de inspanningen van de ACS-staten om kosteneffectieve en efficiënte zeevervoerdiensten in de ACS-staten te ontwikkelen en te bevorderen met het oog op verhoging van de deelneming van ACS-ondernemers in internationale scheepvaartdiensten.”. |
34) |
In artikel 43 wordt lid 5 vervangen door: „5. De partijen komen tevens overeen de onderlinge samenwerking op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën en de informatiemaatschappij te intensiveren. Deze samenwerking is, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, met name gericht op sterkere complementariteit en harmonisatie van de communicatiesystemen op nationaal, regionaal en internationaal niveau en hun aanpassing aan de nieuwe technologieën.”. |
35) |
In artikel 44 wordt lid 2 vervangen door: „2. De Gemeenschap steunt, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de inspanningen van de ACS-staten tot versterking van hun vermogen om alle handelsgerelateerde terreinen aan te pakken, inclusief, zo nodig, met verbetering en ondersteuning van het institutionele kader.”. |
36) |
In artikel 45 wordt lid 3 vervangen door: „3. De partijen komen eveneens overeen de samenwerking op dit terrein te versterken teneinde een effectief mededingingsbeleid met de passende nationale mededingingsorganisaties uit te stippelen en te ondersteunen dat geleidelijk zorgt voor het op efficiënte wijze doen naleven van de mededingingsregels door zowel particuliere als staatsondernemingen. De samenwerking op dit terrein omvat, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, met name hulp bij het ontwerpen van een passend wettelijk kader en de administratieve uitvoering daarvan waarbij de bijzondere situatie van de minst ontwikkelde landen speciale aandacht krijgt.”. |
37) |
In artikel 46 wordt lid 6 vervangen door: „6. De partijen komen voorts overeen om hun samenwerking op dit terrein te versterken. Desgewenst omvat de samenwerking, op onderling overeengekomen voorwaarden en in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, onder meer de volgende gebieden: formulering van wet- en regelgeving inzake bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, voorkoming van misbruik van deze rechten door de houders en schending van deze rechten door concurrenten, en van wet- en regelgeving tot instelling en versterking van binnenlandse en regionale kantoren en andere instanties; dit houdt mede in dat steun wordt verleend aan regionale instellingen voor intellectuele eigendom die belast zijn met de toepassing en bescherming van deze rechten, onder meer voor de opleiding van personeel.”. |
38) |
In artikel 47, lid 2, wordt het inleidende gedeelte vervangen door: „2. De samenwerking op het gebied van normalisatie en certificering heeft, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, ten doel compatibele systemen tussen de partijen te bevorderen en omvat met name:”. |
39) |
In artikel 48 wordt lid 3 vervangen door: „3. De partijen komen overeen om, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, hun samenwerking uit te breiden met het oog op versterking van de capaciteit van de openbare en de particuliere sector van de ACS-landen op dit gebied.”. |
40) |
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
|
41) |
In artikel 50 wordt lid 3 vervangen door: „3. De partijen komen overeen dat arbeidsnormen niet mogen worden gebruikt voor protectionistische doeleinden.”. |
42) |
In artikel 51 wordt lid 2 vervangen door: „2. De samenwerking heeft met name ten doel om, in overeenstemming met de in titel I vastgestelde nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën en overeenkomstig artikel 35, de institutionele en technische capaciteit op dit gebied te verbeteren, snelle alarmsystemen voor wederzijdse voorlichting over gevaarlijke producten tot stand te brengen, informatie en ervaringen uit te wisselen over de totstandbrenging en het doen functioneren van toezicht na het op de markt brengen van producten en productveiligheid, de aan de consument verstrekte informatie over prijzen, kenmerken van producten en geboden diensten te verbeteren, het opzetten van onafhankelijke consumentenverenigingen en contacten tussen vertegenwoordigers van de belangen van consumenten aan te moedigen, de compatibiliteit van consumentenbeleid en -systemen te verbeteren, kennis te geven van de uitvoering en samenwerking bij het onderzoek naar schadelijke of oneerlijke handelspraktijken te bevorderen en het geven van uitvoering aan exportverboden in de handel tussen partijen ten aanzien van goederen en diensten waarvan de afzet in het land van productie werd verboden.”. |
43) |
In artikel 56 wordt lid 1 vervangen door: „1. De samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering wordt uitgevoerd op basis van en in overeenstemming met de door de ACS-staten op nationaal, regionaal en intra-ACS-niveau vastgestelde ontwikkelingsdoelstellingen, -strategieën en -prioriteiten. Daarbij worden hun respectieve geografische, sociale en culturele kenmerken en hun specifieke vermogens in aanmerking genomen. De samenwerking wordt gestuurd door de internationaal overeengekomen agenda voor de doeltreffendheid van hulp en is gebaseerd op eigen inbreng, onderlinge afstemming, donorcoördinatie en -harmonisatie, resultaatgestuurde ontwikkeling en wederzijdse verantwoording. Voor de samenwerking geldt met name:
|
44) |
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
|
45) |
Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:
|
46) |
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
|
47) |
In artikel 66 wordt lid 1 vervangen door: „1. Teneinde de schuldenlast en de betalingsbalansproblemen van de ACS-staten te verlichten, komen de partijen overeen de middelen waarin het meerjarige financiële kader voor de samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst voorziet, in te zetten als bijdrage tot internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting ten behoeve van de ACS-staten. De Gemeenschap verbindt zich ertoe te onderzoeken hoe op de langere termijn andere communautaire middelen kunnen worden benut ter ondersteuning van internationaal overeengekomen initiatieven voor schuldverlichting.”. |
48) |
In artikel 67 wordt lid 1 vervangen door: „1. De Overeenkomst voorziet in steun voor de macro-economische en structurele hervormingen die door de ACS-staten worden uitgevoerd. De partijen zien er in dit verband op toe dat de aanpassing economisch uitvoerbaar en politiek en sociaal aanvaardbaar is. De steun wordt verleend in het kader van een door de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat gezamenlijk verrichte beoordeling van de uitgevoerde of overwogen hervormingen op macro-economisch of sectoraal niveau, en dient een algehele evaluatie van de hervormingsinspanningen mogelijk te maken. De gezamenlijke beoordeling wordt zo veel mogelijk afgestemd op voor het land specifieke regelingen en de steun wordt beoordeeld aan de hand van de bereikte resultaten. Een van de hoofdkenmerken van de steunprogramma's is dat de hulp snel beschikbaar moet zijn.”. |
49) |
De titel van hoofdstuk 3 van titel II van deel 4 wordt vervangen door: |
50) |
Artikel 68 wordt vervangen door: „Artikel 68 1. De partijen erkennen dat macro-economische instabiliteit als gevolg van exogene schokken de ontwikkeling van de ACS-staten negatief kan beïnvloeden en de verwezenlijking van hun ontwikkelingsdoelen in gevaar kan brengen. Derhalve wordt, binnen het meerjarige financiële kader voor de samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst, een stelsel voor aanvullende steun opgezet teneinde de negatieve kortetermijneffecten van exogene schokken, waaronder de gevolgen voor de exportopbrengsten, te reduceren. 2. Deze steun heeft ten doel het veiligstellen van sociaaleconomische hervormingen en beleid op gebieden die door de terugval van de opbrengsten negatief kunnen worden beïnvloed, en het reduceren van de negatieve kortetermijneffecten van dergelijke schokken. 3. De zeer sterke afhankelijkheid van de economieën van de ACS-staten van de export, met name die van landbouw- en mijnbouwproducten, moet in aanmerking worden genomen bij de toewijzing van middelen. In dit verband wordt aan minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende, insulaire en zich in een situatie na een conflict of een natuurramp bevindende ACS-staten een gunstiger behandeling verleend. 4. Op de verstrekking van de aanvullende middelen zijn de specifieke procedures van toepassing van het steunmechanisme dat in bijlage II bij deze Overeenkomst (Financieringsvoorwaarden) is omschreven. 5. De Gemeenschap verleent tevens steun voor marktconforme verzekeringsregelingen die bestemd zijn voor ACS-staten die zich tegen de kortetermijneffecten van exogene schokken wensen te beschermen.”. |
51) |
De titel van hoofdstuk 6 van titel II van deel 4 wordt vervangen door: |
52) |
Artikel 72 wordt vervangen door: „Artikel 72 Algemeen beginsel 1. Humanitaire bijstand, noodhulp en bijstand na de noodfase worden verleend in crisissituaties. Het doel van humanitaire bijstand en noodhulp is het redden en behouden van mensenlevens en het voorkomen en verlichten van menselijk lijden overal waar dat noodzakelijk is. Bijstand na de noodfase is gericht op herstel en wordt verleend in de overgangsfase naar programma's voor langeretermijnontwikkeling. 2. Crisissituaties, met inbegrip van situaties van langdurige structurele instabiliteit of kwetsbaarheid, zijn situaties die de openbare orde of de veiligheid van personen bedreigen en die dreigen in een gewapend conflict te ontaarden of het land te destabiliseren. Crisissituaties kunnen ook het gevolg zijn van natuurrampen, door de mens veroorzaakte crises, zoals oorlogen en andere conflicten, of buitengewone omstandigheden met vergelijkbare gevolgen, die onder andere betrekking hebben op klimaatverandering, milieuschade, toegang tot energie en natuurlijke rijkdommen of extreme armoede. 3. De humanitaire hulp, noodhulp en bijstand na de noodfase worden verleend zo lang als noodzakelijk is om te voorzien in de behoeften die van dergelijke omstandigheden het gevolg zijn voor de slachtoffers, waarmee een koppeling tot stand wordt gebracht tussen noodhulp, herstel en ontwikkeling. 4. Humanitaire bijstand wordt uitsluitend verleend volgens de behoeften en belangen van de slachtoffers van de crisissituatie en in overeenstemming met de beginselen van het internationale humanitaire recht, op basis van menselijkheid, neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. In het bijzonder mag er geen sprake zijn van discriminatie van slachtoffers op grond van ras, etnische afkomst, godsdienst, geslacht, leeftijd, nationaliteit of politieke overtuiging, en dienen de vrije toegang tot en de bescherming van de slachtoffers, alsmede de veiligheid van de hulpverleners en hun uitrusting, te worden gewaarborgd. 5. De financiering van de humanitaire bijstand, noodhulp en bijstand na de noodfase geschiedt volgens het meerjarige financiële kader voor de samenwerking uit hoofde van deze Overeenkomst, indien de bijstand niet uit de begroting van de Unie kan worden gefinancierd. Bij de uitvoering van de humanitaire bijstand, noodhulp en bijstand na de noodfase wordt toegezien op complementariteit en coördinatie met de inspanningen van de lidstaten en op de toepassing van de beste praktijken op het gebied van de doeltreffendheid van de hulp.”. |
53) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 72 bis Doel 1. Het doel van humanitaire bijstand en noodhulp is:
2. Steun kan worden verleend aan ACS-staten of -regio's die vluchtelingen of repatrianten opvangen, teneinde te voorzien in dringende behoeften waarin niet is voorzien door de noodhulp. 3. Maatregelen die na de noodfase worden ondernomen, zijn gericht op materiële en sociale rehabilitatie na de crisis en kunnen worden uitgevoerd als overgangsfase van kortetermijnherstel naar de relevante programma's voor langeretermijnontwikkeling die in het kader van de nationale of regionale indicatieve programma's of het intra-ACS-programma worden gefinancierd. Deze activiteiten dienen noodzakelijk te zijn voor de overgang van de noodfase naar de ontwikkelingsfase, de sociaaleconomische herintegratie van de getroffen bevolkingsgroepen te bevorderen, de oorzaken van de crisis zoveel mogelijk weg te nemen, de instellingen te versterken en de eigen inbreng van plaatselijke en nationale actoren in de formulering van een duurzaam ontwikkelingsbeleid voor het betrokken ACS-land te stimuleren. 4. Waar nodig worden de in lid 1, onder e), bedoelde mechanismen voor rampenpreventie en rampenparaatheid gecoördineerd met andere aanwezige mechanismen voor rampenpreventie en rampenparaatheid. De ontwikkeling en versterking van de nationale, regionale en voor de gehele ACS bestemde mechanismen voor risicovermindering en risicobeheersing bieden de ACS-staten bijstand bij de opbouw van hun vermogen om de gevolgen van rampen te boven te komen. Alle activiteiten in dit verband kunnen worden uitgevoerd in samenwerking met regionale en internationale organisaties en programma's die hebben bewezen goede prestaties te leveren op het gebied van risicobeperkende maatregelen bij rampen.”. |
54) |
Artikel 73 wordt vervangen door: „Artikel 73 Tenuitvoerlegging 1. Bijstandsacties worden uitgevoerd op verzoek van een ACS-land dat of een ACS-regio die door een crisissituatie is getroffen, op initiatief van de Commissie, of op advies van internationale organisaties of plaatselijke of internationale niet-overheidsorganisaties. 2. De Gemeenschap treft de nodige maatregelen om snel ingrijpen mogelijk te maken, zodat kan worden voorzien in de onmiddellijke behoeften waarvoor de bijstand nodig is. Beheer en uitvoering van de steun geschieden volgens procedures die soepel, snel en doeltreffend ingrijpen mogelijk maken. 3. Gezien de ontwikkelingsdoelstelling van de overeenkomstig dit hoofdstuk verstrekte bijstand, kan deze op verzoek van de betrokken staat of regio in uitzonderlijke gevallen worden gebruikt samen met het indicatieve programma.”. |
55) |
In artikel 76, lid 1, wordt punt d) vervangen door:
|
56) |
In artikel 95, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door: „3. Uiterlijk 12 maanden vóór het verstrijken van elke periode van vijf jaar stellen de Gemeenschap en de lidstaten, enerzijds, en de ACS-staten, anderzijds, elkaar in kennis van de bepalingen van de Overeenkomst die zij met het oog op eventuele wijziging van deze Overeenkomst opnieuw willen bezien. Indien een Partij verzoekt bepalingen van de Overeenkomst opnieuw te bezien, beschikt de andere Partij in weerwil van bovengenoemde tijdslimiet over een termijn van twee maanden om te verzoeken ook andere bepalingen die verband houden met die waarvoor het eerste verzoek is ingediend, opnieuw te bezien.”. |
57) |
In artikel 100 wordt de tweede alinea vervangen door: „Deze Overeenkomst, opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in de archieven van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en het secretariaat van de ACS-staten, die beide een voor eensluitend gewaarmerkt afschrift aan elk van de ondertekenende staten zal doen toekomen.”. |
C. BIJLAGEN
1) |
Bijlage II als gewijzigd door Besluit 1/2009 van de ACS-EG-raad van ministers van 29 mei 2009 (1), wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage 4, als gewijzigd bij Besluit 3/2008 van de ACS-EG-raad van ministers van 4 december 2008 (2), wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage V en de daaraan gehechte protocollen worden geschrapt. |
5) |
In bijlage VII wordt artikel 3, lid 4, vervangen door: „4. De partijen erkennen de rol van de ACS-groep in de politieke dialoog op basis van modaliteiten die de ACS-groep vaststelt en aan de Europese Gemeenschap en haar lidstaten meedeelt. Het ACS-secretariaat en de Europese Commissie wisselen alle nodige informatie uit over de politieke dialoog die voor, tijdens en na het overleg op grond van de artikelen 96 en 97 van deze Overeenkomst wordt gevoerd.”. |
D. PROTOCOLLEN
Protocol nr. 3 betreffende Zuid-Afrika, als gewijzigd door Besluit nr. 4/2007 van de ACS-EG-raad van ministers van 20 december 2007 (6) wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In Artikel 1 wordt lid 2 vervangen door: „De bepalingen van de bilaterale overeenkomst inzake handel, ontwikkeling en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Zuid-Afrika, anderzijds, hierna” TDCA „(Agreement on Trade, Development and Cooperation between the European Community and its Member States, of the one part, and the Republic of South Africa, of the other part) genoemd, zoals gewijzigd bij de overeenkomst die op 11 september 2009 is ondertekend, prevaleren boven de bepalingen van deze Overeenkomst.”. |
2) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 5 wordt lid 3 vervangen door: „3. Dit protocol vormt voor Zuid-Afrika geen beletsel voor onderhandelingen over en ondertekening van een van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO) als bedoeld in deel 3, titel II, van deze Overeenkomst, als de andere partijen bij die EPO daarmee akkoord gaan.”. |
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben geplaatst.
Настоящото споразумение е открито за подписване в Ouagadougou на 22 юни 2010 г. и след това от 1 юли 2010 г. до 31 октомври 2010 г. в Генералния секретариат на Съвета на Европейския съюз в Брюксел.
El presente Acuerdo quedará abierto a la firma en Uagadugu el 22 de junio de 2010 y, a continuación, del 1 de julio de 2010 al 31 de octubre de 2010 en la Secretaría General del Consejo de la Unión Europea, en Bruselas.
Tato dohoda je otevřena k podpisu dne 22. června v Ouagadougou a poté od 1. července 2010 do 31. října 2010 v generálním sekretariátu Rady Evropské unie v Bruselu.
Denne aftale er åben for undertegnelse den 22. juni 2010 i Ouagadougou og derefter fra den 1. juli 2010 til den 31. oktober 2010 i Generalsekretariatet for Rådet for Den Europæiske Union i Bruxelles
Dieses Abkommen liegt am 22. Juni 2010 in Ouagadougou und danach vom 1. Juli bis 31. Oktober 2010 beim Generalsekretariat des Rates der Europäischen Union in Brüssel zur Unterzeichnung auf.
Käesolev leping on allakirjutamiseks avatud 22. juunil 2010 Ouagadougous ning seejärel 1. juulist 2010 kuni 31. oktoobrini 2010 Euroopa Liidu Nõukogu peasekretariaadis Brüsselis.
Η παρούσα συμφωνία κατατίθεται προς υπογραφή στο Ουαγκαντούγκου, στις 22 Ιουνίου 2010 και στη συνέχεια, από την 1η Ιουλίου 2010 έως τις 31 Οκτωβρίου 2010, στη Γενική Γραμματεία του Συμβουλίου της Ευρωπαϊκής Ένωσης, στις Βρυξέλλες.
This Agreement shall be open for signature in Ouagadougou on 22 June 2010 and thereafter from 1 July 2010 to 31 October 2010 at the General Secretariat of the Council of the European Union in Brussels.
Le présent accord est ouvert à la signature à Ouagadougou le 22 juin 2010 et ensuite du 1er juillet 2010 au 31 octobre 2010 au Secrétariat général du Conseil de l’Union européenne, à Bruxelles.
Il presente accordo è aperto alla firma a Ouagadougou il 22 giugno 2010 e successivamente a Bruxelles presso il Segretariato generale del Consiglio dell’Unione europea, dal 1o luglio 2010 al 31 ottobre 2010.
Šo nolīgumu dara pieejamu parakstīšanai 2010. gada 22. jūnijā Vagadugu (Ouagadougou) un pēc tam no 2010. gada 1. jūlija līdz 2010. gada 31. oktobrim Briselē, Eiropas Savienības Padomes Ģenerālsekretariātā.
Šis susitarimas pateiktas pasirašyti 2010 m. birželio 22 d. Uagadugu, o paskui, 2010 m. liepos 1 d.- 2010 m. spalio 31 d., Europos Sąjungos Tarybos generaliniame sekretoriate Briuselyje.
Ez a megállapodás 2010. június 22-én Ouagadougouban, majd 2010. július 1. és 2010. október 31. között Brüsszelben, az Európai Unió Tanácsának Főtitkárságán aláírásra nyitva áll.
Dan il-Ftehim huwa miftuħ għall-iffirmar f’Ouagadougou fit-22 ta’ Ġunju 2010 u wara dan mill-1 ta’ Lulju 2010 sal-31 ta’ Ottubru 2010, fis-Segretarjat Ġenerali tal-Kunsill tal-Unjoni Ewropea, fi Brussell.
Deze overeenkomst staat open voor ondertekening op 22 juni 2010 te Ouagadougou en vervolgens met ingang van 1 juli tot en met 31 oktober 2010 bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie in Brussel.
Niniejsza Umowa będzie otwarta do podpisu w Wagadugu w dniu 22 czerwca 2010 r., a następnie od 1 lipca 2010 r. do 31 października 2010 r. w Sekretariacie Generalnym Rady Unii Europejskiej w Brukseli.
O presente Acordo está aberto para assinatura em Uagadugu, em 22 de Junho de 2010 e, posteriormente, de 1 de Julho a 31 de Outubro de 2010, no Secretariado-Geral do Conselho da União Europeia, em Bruxelas.
Acest acord va fi deschis pentru semnare în Ouagadougou, la 22 iunie 2010, iar ulterior, începând cu 1 iulie 2010 până la 31 octombrie 2010, la Secretariatul General al Consiliului Uniunii Europene din Bruxelles.
Táto dohoda je otvorená na podpis 22. júna 2010 v Ouagadougou a potom od 1. júla 2010 do 31. októbra 2010 na Generálnom sekretariáte Rady Európskej únie v Bruseli.
Ta sporazum bo na voljo za podpis 22. junija 2010 v Ouagadougouju in nato od 1. julija 2010 do 31. oktobra 2010 v generalnem sekretariatu Sveta Evropske unije v Bruslju.
Tämä sopimus on avoinna allekirjoittamista varten Ouagadougoussa 22 päivänä kesäkuuta 2010 ja sen jälkeen 1 päivästä heinäkuuta 201031 päivään lokakuuta 2010 Euroopan unionin neuvoston pääsihteeristössä Brysselissä.
Detta avtal är öppet för undertecknande i Ouagadougou den 22 juni 2010 och sedan från och med den 1 juli till och med den 31 oktober 2010 vid generalsekretariatet för Europeiska unionens råd i Bryssel.
(1) PB L 168 van 30.6.2009, blz. 48.
(2) PB L 352 van 31.12.2008, blz. 59.
(3) Artikel 21 is geschrapt bij Besluit nr. 3/2008 van de ACS-EG-Raad.
(4) De artikelen 23 en 25 zijn geschrapt door Besluit nr. 3/2008.
(5) De artikelen 27, 28 en 29 zijn geschrapt door Besluit nr. 3/2008.
(6) PB L 25 van 30.1.2008, blz. 11.
SLOTAKTE
De gevolmachtigden van:
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN,
DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ESTLAND,
DE PRESIDENT VAN IERLAND,
DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE,
DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LETLAND,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LITOUWEN,
ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HONGARIJE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALTA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,
DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK POLEN,
DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN ROEMENIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE PRESIDENT VAN DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND,
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,
en DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd,
enerzijds, en
de gevolmachtigden van:
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA,
HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA’S,
HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA,
DE PRESIDENT VAN BURKINA FASO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BURUNDI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIË,
DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE UNIE DER COMOREN,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK CONGO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK CONGO,
DE REGERING VAN DE COOKEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI,
DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA,
DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK,
DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FIJI-EILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GABON,
DE PRESIDENT EN HET STAATSHOOFD VAN DE REPUBLIEK GAMBIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU,
DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAÏTI,
HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASKAR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK DER MARSHALLEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIË,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS,
DE REGERING VAN DE FEDERALE STATEN VAN MICRONESIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIË,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK NAURU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER,
DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA,
DE REGERING VAN NIUE,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK PALAU,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT KITTS EN NEVIS,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT LUCIA,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SAINT VINCENT EN DE GRENADINES,
HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT SAMOA,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZUID-AFRIKA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND,
DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD,
DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK OOST-TIMOR,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TOGO,
ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN TONGA,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO,
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK UGANDA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK VANUATU,
DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA,
DE REGERING VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE,
wier staten hierna „ACS-staten” worden genoemd,
anderzijds,
op de tweeëntwintigste dag van juni in het jaar tweeduizend tien bijeengekomen te Ouagadougou voor de ondertekening van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000, en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005,
hebben bij de ondertekening van deze overeenkomst hun goedkeuring gehecht aan de volgende aan deze Slotakte gehechte verklaringen:
Verklaring I: |
Gemeenschappelijke Verklaring over steun voor markttoegang in het kader van het EG-ACS-partnerschap |
Verklaring II: |
Gemeenschappelijke verklaring betreffende migratie en ontwikkeling (artikel 13) |
Verklaring III: |
Verklaring van de Europese Unie betreffende institutionele wijzigingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon |
De partijen hebben voorts overeenstemming bereikt om de volgende bestaande verklaringen naar aanleiding van de schrapping van bijlage V als achterhaald te beschouwen:
Verklaring XXII: |
Gemeenschappelijke Verklaring over de in artikel 1, lid 2, onder a), van bijlage V bedoelde landbouwproducten |
Verklaring XXIII: |
Gemeenschappelijke Verklaring over toegang tot de markt in het kader van het EG-ACS-Partnerschap |
Verklaring XXIV: |
Gemeenschappelijke Verklaring over rijst |
Verklaring XXV: |
Gemeenschappelijke Verklaring over rum |
Verklaring XXVI: |
Gemeenschappelijke Verklaring over rund- en kalfsvlees |
Verklaring XXVII: |
Gemeenschappelijke Verklaring over de regelingen betreffende de toegang van de in artikel 1, lid 2, van bijlage V genoemde producten uit de ACS-staten tot de markten van de Franse overzeese departementen |
Verklaring XXIX: |
Gemeenschappelijke Verklaring over producten waarop het gemeenschappelijke landbouwbeleid van toepassing is |
Verklaring XXX: |
Verklaring van de ACS-staten over artikel 1 van bijlage V |
Verklaring XXXI: |
Verklaring van de Gemeenschap over artikel 5, lid 2, onder a), van bijlage V |
Verklaring XXXII: |
Gemeenschappelijke Verklaring over non-discriminatie |
Verklaring XXXIII: |
Verklaring van de Gemeenschap over artikel 8, lid 3, van bijlage V |
Verklaring XXXIV: |
Gemeenschappelijke Verklaring over artikel 12 van bijlage V |
Verklaring XXXV: |
Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol nr. 1 bij bijlage V |
Verklaring XXXVI: |
Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol nr. 1 bij bijlage V |
Verklaring XXXVII: |
Gemeenschappelijke Verklaring over Protocol nr. 1 bij bijlage V inzake de oorsprong van visserijproducten |
Verklaring XXXVIII: |
Verklaring van de Gemeenschap over Protocol nr. 1 bij bijlage V inzake de reikwijdte van territoriale wateren |
Verklaring XXXIX: |
Verklaring van de ACS-staten over Protocol nr. 1 bij bijlage V inzake de oorsprong van visserijproducten |
Verklaring XL: |
Gemeenschappelijke Verklaring over de toepassing van de afwijkende waarderegel voor tonijn |
Verklaring XLI: |
Gemeenschappelijke Verklaring over artikel 6, lid 11, van Protocol nr. 1 bij bijlage V |
Verklaring XLII: |
Gemeenschappelijke Verklaring over de oorsprongsregels: cumulatie met Zuid-Afrika |
Verklaring XLIII: |
Gemeenschappelijke Verklaring over bijlage 2 bij Protocol nr. 1 bij bijlage V |
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben geplaatst.
VERKLARING I
Gemeenschappelijke verklaring over steun voor markttoegang in het kader van het EG-ACS-partnerschap
De partijen erkennen de aanzienlijke waarde voor de ACS-economieën van preferentiële voorwaarden voor markttoegang, met name voor de grondstoffensector en de agro-industriële sector, die cruciaal zijn voor de economische en sociale ontwikkeling van de ACS-staten en een grote bijdrage leveren aan de werkgelegenheid, de exportopbrengsten en de overheidsinkomsten.
De partijen erkennen dat enkele sectoren met steun van de Europese Unie een omschakelingsproces hebben doorgemaakt, dat erop gericht is ACS-exporteurs in staat te stellen in de Europese Unie en op internationale markten te concurreren, onder andere door de ontwikkeling van merkproducten en andere producten met een toegevoegde waarde.
De partijen erkennen tevens dat aanvullende steun noodzakelijk kan zijn wanneer sterkere liberalisering van het handelsverkeer de voorwaarden voor markttoegang voor ACS-producenten nog ingrijpender wijzigt. De partijen komen derhalve overeen alle nodige maatregelen te onderzoeken om de concurrentiepositie van de ACS-staten op de EU-markt in stand te houden. Dit onderzoek kan onder meer betrekking hebben op oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire maatregelen en de toepassing van bijzondere maatregelen om aanbodproblemen in de ACS-staten aan te pakken. Het onderzoek heeft tot doel de ACS-staten in staat te stellen te profiteren van hun bestaande en potentiële comparatieve voordeel op de EU-markt.
Bij het ontwikkelen van bijstandsprogramma’s en het verstrekken van middelen zullen de partijen periodieke evaluaties uitvoeren om de voortgang en de bereikte resultaten te beoordelen en passende aanvullende maatregelen vast te stellen.
Het Gemengd Ministerieel Handelscomité houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van deze verklaring en zal de nodige verslagen uitbrengen en aanbevelingen doen aan de Raad van ministers.
VERKLARING II
Gemeenschappelijke verklaring over migratie en ontwikkeling (artikel 13)
De partijen komen overeen hun dialoog en hun samenwerking op het gebied van migratie te versterken en te verdiepen op basis van de hierna genoemde drie themagroepen, die de pijlers vormen van een brede en evenwichtige benadering van migratie:
1. |
Migratie en ontwikkeling, met inbegrip van vraagstukken betreffende diasporagroepen, braindrain en overmakingen; |
2. |
Legale migratie, met inbegrip van toelating, mobiliteit en verkeer van vaardigheden en diensten, en |
3. |
Illegale migratie, met inbegrip van mensensmokkel en mensenhandel en grensbeheer, alsmede overname. |
Onverminderd het huidige artikel 13 verbinden de partijen zich ertoe deze versterkte samenwerking op het gebied van migratie nader uit te werken.
Zij komen voorts overeen te streven naar tijdige afronding van deze dialoog en over de voortgang verslag uit te brengen aan de volgende vergadering van de ACS-EG-Raad.
VERKLARING III
Verklaring van de Europese Unie betreffende de institutionele wijzigingen naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon
Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is; vanaf die datum oefent de Europese Unie alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en treedt zij in alle verplichtingen van de Europese Gemeenschap. Derhalve dienen alle verwijzingen in de tekst van de overeenkomst naar „de Europese Gemeenschap” waar passend gelezen te worden als „de Europese Unie”.
De Europese Unie zal de ACS-staten een voorstel van briefwisseling voorleggen teneinde de Overeenkomst in overeenstemming te brengen met de institutionele wijzigingen in de Europese Unie die het gevolg zijn van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
4.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 287/50 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 7 oktober 2010
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan betreffende de overname van illegaal verblijvende personen
(2010/649/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 3, juncto artikel 218, lid 6, onder a) v),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met de Islamitische Republiek Pakistan onderhandeld over een overeenkomst betreffende de overname van illegaal verblijvende personen (hierna „de overeenkomst” genoemd). |
(2) |
De overeenkomst is, onder voorbehoud van sluiting, op 26 oktober 2009 namens de Europese Gemeenschap ondertekend. |
(3) |
Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009, is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is. |
(4) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd. |
(5) |
Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité overname opgericht, dat zijn reglement van orde kan vaststellen. Het is passend een vereenvoudigde procedure te voorzien voor de vaststelling van het standpunt van de Europese Unie op dit punt. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft het Verenigd Koninkrijk kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van dit besluit. |
(7) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van bedoeld protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van dit besluit dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Ierland. |
(8) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan (hierna „de overeenkomst” genoemd) betreffende de overname van illegaal verblijvende personen wordt hierbij namens de Europese Unie goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 20, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving teneinde daardoor de Unie te binden (1) en legt de volgende verklaring af:
„Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap, waarvan zij de opvolgster is, en vanaf die datum oefent zij alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en neemt zij alle verplichtingen van de Europese Gemeenschap over. Bijgevolg dienen alle verwijzingen naar „de Europese Gemeenschap” of „de Gemeenschap” in de tekst van de overeenkomst waar nodig te worden gelezen als verwijzingen naar „de Europese Unie”.”
Artikel 3
De Commissie, bijgestaan door op haar verzoek uitgenodigde deskundigen uit de lidstaten, vertegenwoordigt de Unie in het bij artikel 16 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité overname.
Artikel 4
Het standpunt dat de Unie in het Gemengd Comité overname inneemt met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 16, lid 2, van de overeenkomst, wordt vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Artikel 6
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2010.
Voor de Raad
De voorzitter
M. WATHELET
(1) De datum van inwerkingtreding van de overnameovereenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
OVEREENKOMST
tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven
DE HOGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,
DE EUROPESE GEMEENSCHAP,
hierna „de Gemeenschap” genoemd,
en
DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK PAKISTAN,
hierna „Pakistan” genoemd,
hierna afzonderlijk ook „de partij” of gezamenlijk „de partijen” genoemd,
GELEID DOOR DE WENS hun samenwerking te versterken teneinde illegale immigratie effectief te bestrijden,
VERLANGEND door middel van deze overnameovereenkomst en op basis van wederkerigheid snelle en doeltreffende procedures vast te stellen voor de identificatie en de veilige en ordelijke overdracht van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van Pakistan of een van de lidstaten van de Europese Unie en de doorgeleiding van dergelijke personen in een geest van samenwerking te vergemakkelijken,
EROP WIJZEND dat deze overnameovereenkomst geen afbreuk doet aan de rechten, plichten en verantwoordelijkheden van de lidstaten van de Europese Unie en Pakistan krachtens het internationale recht,
OVERWEGENDE dat de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en alle besluiten die op basis van die titel zijn vastgesteld, niet van toepassing zijn op het Koninkrijk Denemarken,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze overnameovereenkomst wordt verstaan onder:
a) |
„lidstaat”: alle lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van het Koninkrijk Denemarken; |
b) |
„onderdaan van een lidstaat”: iedere persoon die de nationaliteit van een lidstaat bezit, zoals gedefinieerd voor communautaire doeleinden; |
c) |
„onderdaan van Pakistan”: iedere persoon die de nationaliteit van Pakistan bezit; |
d) |
„onderdaan van een derde land”: iedere persoon die een andere nationaliteit bezit dan die van Pakistan of een van de lidstaten; |
e) |
„staatloze persoon”: een persoon die geen nationaliteit bezit; |
f) |
„verblijfsvergunning”: een door Pakistan of een van de lidstaten afgegeven vergunning, ongeacht van welke aard, die een persoon het recht geeft om op het grondgebied van de staat die de vergunning heeft afgegeven, te verblijven; |
g) |
„visum”: een door Pakistan of een van de lidstaten afgegeven vergunning of genomen beslissing die vereist is om het grondgebied van Pakistan of een van de lidstaten binnen te komen of door te reizen. Luchthaventransitvisa vallen hier niet onder; |
h) |
„verzoekende staat”: de staat (Pakistan of een van de lidstaten) die een overnameverzoek in de zin van de artikelen 2 en 3 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 12 indient; |
i) |
„aangezochte staat”: de staat (Pakistan of een van de lidstaten) waaraan een overnameverzoek in de zin van de artikelen 2 en 3 of een doorgeleidingsverzoek in de zin van artikel 12 is gericht. |
AFDELING I
OVERNAMEVERPLICHTINGEN
Artikel 2
Overname van eigen onderdanen
1. De aangezochte staat neemt op verzoek van de verzoekende staat alle eigen onderdanen over die niet of niet meer voldoen aan de geldende voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de verzoekende staat, nadat hun nationaliteit is aangetoond overeenkomstig artikel 6.
2. De aangezochte staat verstrekt de persoon van wie hij de overname heeft aanvaard, indien nodig, onverwijld het voor zijn overname vereiste reisdocument met een geldigheidstermijn van ten minste zes maanden. Indien de betrokken persoon om juridische redenen of feitelijk niet binnen de geldigheidsduur van dat reisdocument kan worden overgedragen, verstrekt de aangezochte staat binnen 14 dagen een nieuw reisdocument met dezelfde geldigheidsduur.
Artikel 3
Overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen
1. De aangezochte staat neemt, op verzoek van de verzoekende staat en zonder andere formaliteiten dan die welke in deze overnameovereenkomst zijn genoemd, elke onderdaan van een derde land en staatloze persoon over die niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van de verzoekende staat, mits die persoon:
a) |
op het ogenblik van de indiening van het overnameverzoek in het bezit is van een door de aangezochte staat afgegeven geldig visum of geldige verblijfsvergunning, of |
b) |
rechtstreeks komend van het grondgebied van de aangezochte staat het grondgebied van de verzoekende staat is binnengekomen. Rechtstreeks binnenkomen van het grondgebied van de aangezochte staat in de zin van deze bepaling betekent dat de betrokken persoon door de lucht of over zee op het grondgebied van de verzoekende staat, of indien Pakistan de verzoekende staat is, op het grondgebied van de lidstaten, aankomt zonder dat hij vooraf in een ander land is binnengekomen. |
2. De in lid 1 bedoelde overnameverplichting is niet van toepassing wanneer
a) |
de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon slechts in luchthaventransit is geweest via een internationale luchthaven in de aangezochte staat, of |
b) |
de verzoekende staat aan de onderdaan van een derde land of de staatloze voor of na binnenkomst op zijn grondgebied een visum of verblijfsvergunning heeft afgegeven, tenzij die persoon in het bezit is van een door de aangezochte staat afgegeven visum of verblijfsvergunning met een langere geldigheidstermijn. |
3. Indien de aangezochte staat een lidstaat is, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat die het visum of de verblijfsvergunning heeft afgegeven. Indien twee of meer lidstaten een visum of verblijfsvergunning hebben afgegeven, rust de in lid 1 bedoelde overnameplicht op de lidstaat die het document met de langste geldigheidstermijn heeft afgegeven of, indien één of meer daarvan reeds zijn vervallen, het document dat nog steeds geldig is. Indien alle documenten reeds zijn vervallen, rust de in lid 1 bedoelde overnameverplichting op de lidstaat die het document met de meest recente vervaldatum heeft afgegeven.
4. De aangezochte staat verstrekt de persoon van wie hij de overname heeft aanvaard, indien nodig, onverwijld het voor zijn overname vereiste reisdocument met een geldigheidstermijn van ten minste zes maanden. Indien de betrokken persoon om juridische redenen of feitelijk niet binnen de geldigheidsduur van dat reisdocument kan worden overgedragen, verstrekt de aangezochte staat binnen 14 kalenderdagen een nieuw reisdocument met dezelfde geldigheidsduur.
AFDELING II
OVERNAMEPROCEDURE
Artikel 4
Beginselen
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2, moet voor elke overdracht van een op grond van de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 over te nemen persoon een overnameverzoek worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat.
2. Onverminderd artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, is geen overnameverzoek vereist wanneer de over te nemen persoon in het bezit is van een geldig reisdocument en, indien van toepassing, een geldig visum of een geldige verblijfsvergunning van de aangezochte staat.
3. Niemand wordt uitsluitend op basis van prima facie bewijs van de nationaliteit overgenomen.
Artikel 5
Overnameverzoek
1. Een overnameverzoek bevat de volgende gegevens:
a) |
alle persoonsgegevens van de over te nemen persoon (bijvoorbeeld voornaam, achternaam, geboortedatum en -plaats en laatste verblijfplaats); |
b) |
vermelding van de bewijsmiddelen voor de nationaliteit, doorreis, het vervullen van de voorwaarden voor de overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen, en illegale binnenkomst en verblijf. |
2. Het overnameverzoek bevat, voor zover mogelijk, ook de volgende gegevens:
a) |
een verklaring waaruit blijkt dat de over te nemen persoon hulp of verzorging nodig kan hebben, mits de betrokken persoon uitdrukkelijk met die verklaring heeft ingestemd; |
b) |
andere beschermings- of veiligheidsmaatregelen die voor de overname van de betrokken persoon nodig kunnen zijn. |
3. Een gemeenschappelijk formulier voor overnameverzoeken is in bijlage V bij deze overnameovereenkomst opgenomen.
Artikel 6
Bewijsmiddelen met betrekking tot de nationaliteit
1. Het bewijs van de nationaliteit kan niet door middel van valse documenten worden geleverd.
2. Het bewijs van de nationaliteit in de zin van artikel 2, lid 1, kan worden geleverd door middel van de in bijlage I genoemde documenten, ook indien de geldigheidstermijn ervan is verstreken. Wanneer dergelijke documenten worden voorgelegd, erkennen de aangezochte en de verzoekende staat de nationaliteit zonder dat daarvoor verder onderzoek nodig is.
3. Het bewijs van de nationaliteit in de zin van artikel 2, lid 1, kan ook worden geleverd door middel van de in bijlage II genoemde documenten, ook indien de geldigheidstermijn ervan is verstreken. Wanneer dergelijke documenten worden voorgelegd, begint de aangezochte staat de procedure voor het vaststellen van de nationaliteit van de betrokken persoon.
4. Indien geen van de in bijlage I of II vermelde documenten kan worden overgelegd, nemen de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat en de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van de aangezochte staat op verzoek de nodige maatregelen om de over te nemen persoon onverwijld te ondervragen.
Artikel 7
Bewijsmiddelen met betrekking tot onderdanen van derde landen en staatloze personen
1. Het bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan met name worden geleverd door middel van de in bijlage III vermelde bewijsmiddelen; het bewijs kan niet door middel van valse documenten worden geleverd. Dit bewijs is altijd gebaseerd op elementen die wederzijds door de aangezochte en de verzoekende staat worden erkend.
2. Het bewijs dat is voldaan aan de in artikel 3, lid 1, vermelde voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan ook worden geleverd door middel van de in bijlage IV vermelde bewijsmiddelen. Wanneer dergelijke bewijsmiddelen worden overgelegd, begint de aangezochte staat op basis daarvan met het onderzoek.
3. Het illegale karakter van de binnenkomst, de aanwezigheid of het verblijf wordt vastgesteld aan de hand van de reisdocumenten van de betrokken persoon waarin het voor het grondgebied van de verzoekende staat vereiste visum of een andere verblijfsvergunning ontbreekt. Een verklaring van de verzoekende staat waarin deze vaststelt dat de betrokken persoon niet in het bezit was van de nodige reisdocumenten, het benodigde visum of de benodigde verblijfsvergunning kan als prima facie bewijs dienen inzake illegale binnenkomst, aanwezigheid of verblijf.
Artikel 8
Termijnen
1. Het overnameverzoek moet bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte staat worden ingediend binnen één jaar nadat het de bevoegde autoriteit van de verzoekende staat ter kennis is gekomen dat een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon niet of niet meer aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf voldoet. Indien er juridische of feitelijke belemmeringen zijn waardoor het verzoek niet tijdig kan worden ingediend, wordt de termijn, op verzoek, verlengd doch uiterlijk totdat de belemmeringen zijn opgeheven.
2. Een overnameverzoek moet zonder uitstel en in ieder geval binnen 30 kalenderdagen worden beantwoord; de afwijzing van een overnameverzoek moet worden gemotiveerd. Deze termijn begint te lopen vanaf de datum van ontvangst van het overnameverzoek. Indien er juridische of feitelijke belemmeringen zijn waardoor het verzoek niet tijdig kan worden beantwoord, wordt de termijn, op gemotiveerd verzoek, verlengd tot maximaal 60 kalenderdagen, tenzij de maximale bewaringstermijn volgens het nationale recht van de verzoekende staat 60 dagen of minder bedraagt. Wordt binnen deze termijn niet geantwoord, dan wordt aangenomen dat met de overdracht wordt ingestemd.
3. Nadat de instemming is gegeven of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de in lid 2 van dit artikel bedoelde termijn wordt de betrokken persoon binnen drie maanden overgedragen. Deze termijn kan op verzoek worden verlengd met de tijd die nodig was om juridische of praktische belemmeringen op te heffen.
Artikel 9
Wijze van overdracht en van vervoer
Voordat een persoon wordt overgedragen, treffen de bevoegde autoriteiten van Pakistan en de betrokken lidstaat vooraf schriftelijk een regeling met betrekking tot de datum van overdracht, de grensdoorlaatpost, eventuele begeleiders en wijze van vervoer.
Artikel 10
Onterechte overname
Een persoon die door een lidstaat is overgenomen, wordt door Pakistan onverwijld teruggenomen en evenzo wordt een persoon die door Pakistan is overgenomen, door een lidstaat onverwijld teruggenomen, indien binnen drie maanden na de overdracht van de betrokken persoon wordt vastgesteld dat niet aan de voorwaarden van de artikelen 2 en 3 is voldaan. In dergelijke gevallen wisselen de bevoegde autoriteiten van Pakistan en de betrokken lidstaat tevens alle beschikbare gegevens uit met betrekking tot de werkelijke identiteit, de nationaliteit en de doorgeleidingsroute van de terug te nemen persoon.
AFDELING III
DOORGELEIDING
Artikel 11
Beginselen
1. Wanneer een onderdaan van een derde land of een staatloze persoon niet rechtstreeks naar de staat van bestemming kan terugkeren, kan de aangezochte staat de doorgeleiding van de betrokken persoon toestaan, nadat hij zich er op basis van schriftelijk bewijs van heeft vergewist dat de staat van bestemming zich ertoe heeft verbonden deze persoon over te nemen.
2. De aangezochte staat kan de toestemming intrekken indien de doorreis door de eventuele doorgeleidingslanden of de overname door de staat van bestemming niet langer is gewaarborgd. In dergelijke gevallen neemt de verzoekende staat de onderdaan van een derde land of de staatloze persoon op eigen kosten terug.
Artikel 12
Doorgeleidingsprocedure
1. Een doorgeleidingsverzoek moet schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde autoriteiten en moet de volgende gegevens bevatten:
a) |
type van doorgeleiding, eventuele andere staten van doorgeleiding en eindbestemming; |
b) |
personalia van de betrokken persoon (bijvoorbeeld naam, voornaam, geboortedatum en, zo mogelijk, geboorteplaats, nationaliteit, aard en nummer van het reisdocument); |
c) |
voorgenomen grensdoorlaatpost, tijdstip van overdracht en eventueel gebruik van begeleiders. |
Een gemeenschappelijk formulier voor doorgeleidingsverzoeken is in bijlage VI bij deze overnameovereenkomst opgenomen.
2. De aangezochte staat brengt de verzoekende staat binnen 14 kalenderdagen schriftelijk op de hoogte van zijn besluit, waarbij, indien doorgeleiding wordt toegestaan, de grensdoorlaatpost en het geplande tijdstip van doorgeleiding worden bevestigd.
3. Indien de doorgeleiding door de lucht gebeurt, worden de door te geleiden persoon en eventuele begeleiders vrijgesteld van de verplichting een luchthaventransitvisum aan te vragen.
4. De bevoegde autoriteiten van de aangezochte staat verlenen na wederzijds overleg steun bij de doorgeleiding, met name door toezicht te houden op de betrokken personen en door geschikte faciliteiten ter beschikking te stellen, overeenkomstig de nationale wetten en voorschriften.
AFDELING IV
KOSTEN
Artikel 13
Kosten van vervoer en van doorgeleiding
Onverminderd het recht van de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat om de aan de overname verbonden kosten van de over te nemen persoon of derde partijen terug te vorderen, komen alle vervoerskosten in verband met overname en doorgeleiding uit hoofde van deze overnameovereenkomst tot aan de grens van de staat van eindbestemming ten laste van de verzoekende staat. In geval van onterechte overname krachtens artikel 10 komen de kosten ten laste van de staat die de betrokken persoon terug moet nemen.
AFDELING V
GEGEVENSBESCHERMING EN SAMENHANG MET ANDERE JURIDISCHE VERPLICHTINGEN
Artikel 14
Persoonsgegevens
1. Er worden alleen persoonsgegevens verwerkt wanneer dit nodig is voor de uitvoering van deze overnameovereenkomst door de bevoegde autoriteiten van Pakistan en de lidstaten. Voor de toepassing van dit artikel zijn de definities in artikel 2 van Richtlijn 95/46/EG (1) van toepassing. Wanneer de voor de verwerking van de gegevens verantwoordelijke instantie een bevoegde autoriteit van een lidstaat is, gelden voor deze verwerking de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG en de nationale wetgeving van die lidstaat die uit hoofde van deze richtlijn is vastgesteld, met inbegrip van de regels betreffende de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen.
2. Daarnaast gelden voor de verwerking van persoonsgegevens bij de uitvoering van deze overnameovereenkomst, en in het bijzonder voor de verstrekking van persoonsgegevens door Pakistan aan een lidstaat en vice versa, de volgende beginselen:
a) |
de persoonsgegevens moeten eerlijk en rechtmatig worden verwerkt; |
b) |
de persoonsgegevens moeten voor het welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doel van de uitvoering van deze overnameovereenkomst worden verkregen en mogen door de mededelende of ontvangende autoriteit niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel; |
c) |
de persoonsgegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn in verhouding tot het doel waarvoor zij worden verkregen en/of verder verwerkt; de verstrekte persoonsgegevens mogen met name uitsluitend betrekking hebben op:
|
d) |
de persoonsgegevens moeten nauwkeurig zijn en moeten in voorkomend geval worden bijgewerkt; |
e) |
de persoonsgegevens mogen in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of vervolgens worden verwerkt; |
f) |
de mededelende en de ontvangende autoriteit treffen alle redelijke maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor een passende correctie, uitwissing of afscherming van persoonsgegevens wanneer de verwerking ervan niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, met name omdat deze persoonsgegevens niet toereikend, ter zake dienend of nauwkeurig zijn, of omdat zij bovenmatig zijn in verhouding tot het doel van de verwerking. Dit behelst tevens de kennisgeving van elke correctie, uitwissing of afscherming aan de andere partij; |
g) |
op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de mededelende autoriteit in kennis van het gebruik dat van de verstrekte gegevens is gemaakt en van de daardoor verkregen resultaten; |
h) |
persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de bevoegde autoriteiten worden verstrekt. Voor de mededeling aan andere instanties is de voorafgaande toestemming van de mededelende autoriteit vereist; |
i) |
de mededelende en ontvangende autoriteiten zijn verplicht de mededeling en ontvangst van persoonsgegevens schriftelijk te registreren. |
Artikel 15
Samenhang met andere juridische verplichtingen
1. Deze overnameovereenkomst doet geen afbreuk aan de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de Gemeenschap, de lidstaten en Pakistan die voortvloeien uit het internationaal recht en internationale verdragen waarbij zij partij zijn.
2. Niets in deze overnameovereenkomst belet de terugkeer van een persoon op basis van andere bilaterale regelingen.
3. Deze overnameovereenkomst laat beroepsmogelijkheden en rechten die de betrokkenen aan het nationale recht van het gastland en het internationale recht kunnen ontlenen, onverlet.
AFDELING VI
TENUITVOERLEGGING EN TOEPASSING
Artikel 16
Gemengd Comité overname
1. De partijen verlenen elkaar wederzijds bijstand bij de toepassing en interpretatie van deze overnameovereenkomst. Daartoe stellen zij een Gemengd Comité overname (hierna „het comité” genoemd) in, dat met name:
a) |
toezicht houdt op de toepassing van deze overnameovereenkomst; |
b) |
de regelingen vaststelt die nodig zijn voor de eenvormige toepassing van deze overnameovereenkomst, waaronder wijzigingen van de bijlagen III en IV; |
c) |
geregeld gegevens uitwisselt over de uitvoeringsprotocollen die door de afzonderlijke lidstaten en Pakistan op grond van artikel 17 zijn opgesteld; |
d) |
wijzigingen voorstelt van deze overnameovereenkomst en de bijlagen I en II. |
2. De besluiten van het comité worden met eenparigheid van stemmen genomen en dienovereenkomstig uitgevoerd.
3. Het comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van Pakistan; de Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten.
4. Het comité komt zo vaak als nodig bijeen op verzoek van een van de partijen, doorgaans eenmaal per jaar.
5. Geschillen die niet door het comité kunnen worden beslecht, worden geregeld door middel van overleg tussen de partijen.
6. Het comité stelt zijn reglement van orde vast en kiest daarbij een gemeenschappelijke werktaal.
Artikel 17
Uitvoeringsprotocollen
1. Pakistan en een lidstaat kunnen uitvoeringsprotocollen opstellen die betrekking hebben op de regels inzake:
a) |
de aanwijzing van de bevoegde autoriteiten, de plaatsen voor het overschrijden van de grenzen en de uitwisseling van contactpunten; |
b) |
de voorwaarden voor begeleide terugkeer, met inbegrip van de doorgeleiding van onderdanen van derde landen en staatloze personen onder begeleiding; |
c) |
andere middelen en documenten dan die vermeld in de bijlagen I tot en met IV bij deze overnameovereenkomst. |
2. De in lid 1 bedoelde uitvoeringsprotocollen treden pas in werking nadat het comité van artikel 16 daarvan in kennis is gesteld.
Artikel 18
Verhouding tot bilaterale overnameovereenkomsten of overnameregelingen van de lidstaten
De bepalingen van deze overnameovereenkomst hebben voorrang boven de bepalingen van alle bilaterale overeenkomsten of regelingen inzake de overname van zonder vergunning op het grondgebied verblijvende personen die op basis van artikel 17 tussen afzonderlijke lidstaten en Pakistan zijn of kunnen worden gesloten, voor zover de bepalingen van die bilaterale overnameovereenkomsten of overnameregelingen onverenigbaar zijn met die van deze overnameovereenkomst.
AFDELING VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 19
Territoriaal toepassingsgebied
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2, is deze overnameovereenkomst van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is alsook op het grondgebied van Pakistan.
2. Deze overnameovereenkomst is niet van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken.
Artikel 20
Inwerkingtreding, duur en opzegging
1. Deze overnameovereenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd.
2. Deze overnameovereenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.
3. Onverminderd de verplichtingen van de partijen op grond van het internationale gewoonterecht om eigen onderdanen terug te nemen, is deze overnameovereenkomst met de uitvoeringsprotocollen van toepassing op personen die het grondgebied van Pakistan en de lidstaten zijn binnengekomen na de inwerkingtreding van de overnameovereenkomst.
4. Elk van beide partijen kan deze overnameovereenkomst te allen tijde opzeggen door middel van een officiële kennisgeving aan de andere partij. Deze overnameovereenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van een dergelijke kennisgeving.
Artikel 21
Bijlagen
De bijlagen I tot en met VI maken een integrerend deel uit van deze overnameovereenkomst.
Gedaan te Brussel op 26 oktober 2009, in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij al deze teksten gelijkelijk authentiek zijn.
За Европейската общност
Por la Comunidad Europea
Za Evropské společenství
For Det Europæiske Fællesskab
Für die Europäische Gemeinschaft
Euroopa Ühenduse nimel
Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα
For the European Community
Pour la Communauté européenne
Per la Comunità europea
Eiropas Kopienas vārdā
Europos bendrijos vardu
Az Európai Közösség részéről
Għall-Komunità Ewropea
Voor de Europese Gemeenschap
W imieniu Wspólnoty Europejskiej
Pela Comunidade Europeia
Pentru Comunitatea Europeană
Za Európske spoločenstvo
Za Evropsko skupnost
Euroopan yhteisön puolesta
För Europeiska gemenskapen
За Ислямска република Пакистан
Por la República Islámica de Pakistán
Za Pákistánskou islámskou republiku
For Den Islamiske Republik Pakistan
Für die Islamische Republik Pakistan
Pakistani Islamivabariigi nimel
Για την Ισλαμική Δημοκρατία του Πακιστάν
For the Islamic Republic of Pakistan
Pour la République islamique du Pakistan
Per la Repubblica islamica del Pakistan
Pakistānas Islāma Republikas vārdā
Pakistano Islamo Respublikos vardu
A Pakisztáni Iszlám Köztársaság részéről
Għar-Repubblika Iżlamika tal-Pakistan
Voor de Islamitische Republiek Pakistan
W imieniu Islamskiej Republiki Pakistanu
Pela República Islâmica do Paquistão
Pentru Republica Islamică Pakistan
Za Pakistanskú islamskú republiku
Za Islamsko republiko Pakistan
Pakistanin islamilaisen tasavallan puolesta
För Islamiska republiken Pakistan
(1) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
BIJLAGE I
Gemeenschappelijke lijst van documenten die kunnen dienen als bewijsmateriaal inzake de nationaliteit (artikel 2, lid 1, juncto artikel 6, lid 2)
— |
Alle soorten echte paspoorten (nationale paspoorten, diplomatieke paspoorten, dienstpaspoorten, collectieve paspoorten en paspoortvervangende documenten, met inbegrip van paspoorten voor kinderen); |
— |
geautomatiseerde nationale identiteitskaarten; |
— |
echte staatsburgerschapscertificaten. |
BIJLAGE II
Gemeenschappelijke lijst van documenten op basis waarvan met de procedure voor het vaststellen van de nationaliteit wordt begonnen (artikel 2, lid 1, juncto artikel 6, lid 3)
— |
Digitale vingerafdrukken of andere biometrische gegevens; |
— |
tijdelijke en voorlopige nationale identiteitskaarten, militaire identiteitskaarten en geboorteakten die zijn afgegeven door de aangezochte partij; |
— |
fotokopieën (1) van in bijlage I genoemde documenten; |
— |
rijbewijzen of fotokopieën (1) daarvan; |
— |
fotokopieën (1) van andere officiële documenten waaruit het staatsburgerschap blijkt (bijvoorbeeld geboorteakte); |
— |
dienstkaarten, monsterboekjes, schippersbewijzen en fotokopieën (1) daarvan; |
— |
verklaringen van de betrokken persoon. |
(1) In deze bijlage wordt onder „fotokopie” verstaan: fotokopieën die door de autoriteiten van Pakistan of de lidstaten officieel zijn gewaarmerkt.
BIJLAGE III
Gemeenschappelijke lijst van documenten die kunnen dienen als bewijs dat is voldaan aan de voorwaarden voor overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen (artikel 3, lid 1, juncto artikel 7, lid 1)
— |
Inreis- en/of uitreisstempels of -aantekeningen in het reisdocument van de betrokken persoon; |
— |
geldig visum en/of geldige verblijfsvergunning afgegeven door de aangezochte staat. |
BIJLAGE IV
Gemeenschappelijke lijst van documenten die kunnen dienen als bewijs op basis waarvan met het onderzoek in verband met de overname van onderdanen van derde landen en staatloze personen kan worden begonnen (artikel 3, juncto artikel 7, lid 2)
— |
Officiële verklaringen van met name grensbeambten en andere officiële of bona fide personen (zoals personeel van luchtvaartmaatschappijen) die kunnen getuigen dat de betrokkene de grens heeft overschreden; |
— |
door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende staat verstrekte omschrijving van de plaats waar en de omstandigheden waaronder de betrokken persoon na binnenkomst op het grondgebied van die staat is aangetroffen; |
— |
gegevens met betrekking tot de identiteit en/of het verblijf van een persoon die door een internationale organisatie zijn verstrekt (bijvoorbeeld het UNHCR); |
— |
rapportage/bevestiging van de informatie door familieleden; |
— |
verklaring van de betrokken persoon; |
— |
tickets op naam en alle soorten certificaten en rekeningen (bijvoorbeeld hotelrekeningen, afspraakkaarten voor bezoek aan arts/tandarts, toegangsbewijzen voor openbare/particuliere instellingen enz.) waaruit duidelijk blijkt dat de betrokken persoon op het grondgebied van de aangezochte staat heeft verbleven; |
— |
tickets op naam en/of passagierslijsten voor vliegtuig- of bootreizen waaruit de reisroute van de betrokkene op het grondgebied van de aangezochte staat kan worden afgeleid; |
— |
gegevens waaruit blijkt dat de betrokkene gebruik heeft gemaakt van de diensten van een tussenpersoon of reisbureau. |
BIJLAGE V
BIJLAGE VI
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 1, ONDER f)
De partijen komen overeen dat tijdelijke vergunningen om in verband met de behandeling van een asielverzoek of de aanvraag van een verblijfsvergunning op hun grondgebied te verblijven, niet onder artikel 1, onder f), vallen.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 2, LID 1
De partijen nemen er nota van dat Pakistaanse staatsburgers volgens de huidige Pakistaanse wet op het staatsburgerschap (1951) en de regels die op grond daarvan zijn vastgesteld, hun staatsburgerschap niet kunnen opgeven zonder in het bezit te zijn van een geldig document waaruit blijkt dat hun het staatsburgerschap of de nationaliteit van een andere staat is toegekend.
De partijen komen overeen elkaar zo nodig te raadplegen.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 3
Wat artikel 3 betreft, streven de partijen ernaar in beginsel alle onderdanen van derde landen en staatloze personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op hun respectieve grondgebieden, naar hun land van herkomst terug te zenden.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 3, LID 1, ONDER b)
De partijen komen overeen dat louter luchthaventransit in een derde land niet zal worden beschouwd als „vooraf in een ander land […] binnengekomen” in de zin van die bepaling.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING INZAKE ARTIKEL 8, LID 2
De partijen komen overeen dat voor overnameverzoeken die worden ingediend door een lidstaat waarvan de maximale bewaringstermijn volgens nationaal recht 30 dagen of minder bedraagt, binnen de in artikel 8, lid 2, genoemde termijn van 30 kalenderdagen, wanneer het overnameverzoek wordt ingewilligd, ook het in artikel 2, lid 2, en artikel 3, lid 4, van de overnameovereenkomst bedoelde reisdocument moet worden afgegeven.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE EN PAKISTAN BETREFFENDE LEGALE MIGRATIE
Omdat Pakistan graag gebruik wil maken van legale migratiemogelijkheden in de lidstaten van de Europese Unie, zijn de partijen overeengekomen dat de afzonderlijke lidstaten met behulp van deze overeenkomst zullen worden aangemoedigd Pakistaanse staatsburgers legale migratiemogelijkheden te bieden. In dit verband dringt de Commissie er bij de lidstaten op aan overeenkomstig hun nationale wetgeving besprekingen met Pakistan te beginnen over legale migratiemogelijkheden voor Pakistaanse staatsburgers.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE TECHNISCHE BIJSTAND
De partijen verbinden zich ertoe op basis van gedeelde verantwoordelijkheid en een evenwichtig partnerschap in een geest van solidariteit deze overnameovereenkomst uit te voeren en de migratiestromen tussen Pakistan en de Europese Unie te beheren.
Daartoe zal de Europese Unie Pakistan via communautaire bijstandsprogramma’s, zoals het Aeneas-programma, bijstand verlenen bij de tenuitvoerlegging van alle onderdelen van deze overnameovereenkomst, en bijvoorbeeld steun verlenen voor de hervestiging en het welzijn van overgenomen personen.
Dergelijke steun kan in beginsel ook worden gebruikt voor de versterking van het verband tussen migratie en ontwikkeling, het organiseren en bevorderen van legale economische migratie, het beheren van illegale migratie, en het beschermen van migranten tegen uitbuiting en uitsluiting.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE DENEMARKEN
De partijen nemen er nota van dat deze overnameovereenkomst niet van toepassing is op het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, noch op onderdanen van het Koninkrijk Denemarken. Daarom is het wenselijk dat Pakistan en Denemarken een overnameovereenkomst sluiten die vergelijkbaar is met deze overnameovereenkomst.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE IJSLAND EN NOORWEGEN
De partijen nemen nota van de nauwe betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en IJsland en Noorwegen, die met name voortvloeien uit de Overeenkomst van 18 mei 1999 inzake de betrokkenheid van deze twee staten bij de uivoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis. Daarom is het wenselijk dat Pakistan met IJsland en Noorwegen een overnameovereenkomst sluit die vergelijkbaar is met deze overnameovereenkomst.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING BETREFFENDE EEN BREDE DIALOOG OVER MIGRATIEBEHEER
De partijen verbinden zich ertoe, in het kader van de gemengde commissie die wordt opgericht bij de EG-Pakistan-samenwerkingsovereenkomst van de derde generatie, een brede dialoog aan te gaan over migratiebeheer. Deze dialoog zal ook betrekking hebben op het visumbeleid, teneinde de uitwisseling van personen te vergemakkelijken.
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
4.11.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 287/68 |
BESLUIT Nr. 2/2010 VAN DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS
van 21 juni 2010
betreffende de overgangsmaatregelen die van toepassing zijn tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van de Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005
(2010/650/EU)
DE ACS-EU-RAAD VAN MINISTERS,
Gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (1) en voor het eerst gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005 (2) (hierna „de Overeenkomst van Cotonou” genoemd), en met name artikel 95, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst van Cotonou werd op 1 maart 2000 gesloten voor een periode van twintig jaar. De Overeenkomst van Cotonou kan iedere vijf jaar worden gewijzigd door middel van een herzieningsprocedure. |
(2) |
Op 23 februari 2005 werden de onderhandelingen over de eerste wijziging van de Overeenkomst van Cotonou in Brussel afgerond. De wijzigingsovereenkomst is op 25 juni 2005 in Luxemburg ondertekend en op 1 juli 2008 in werking getreden. |
(3) |
De onderhandelingen over de tweede wijziging van de Overeenkomst van Cotonou zijn officieel in gang gezet op de vergadering van de ACS-EU-Raad van ministers van 29 mei 2009 en op 19 maart 2010 zijn de onderhandelingen in Brussel afgerond. De overeenkomst tot tweede wijziging van de Overeenkomst van Cotonou (hierna „de overeenkomst” genoemd), die op 22 juni 2010 in Ouagadougou is ondertekend, zal in werking treden zodra de in artikel 93 van de Overeenkomst van Cotonou bedoelde ratificatieprocedures zijn afgerond. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 95, lid 3, van de Overeenkomst van Cotonou stelt de ACS-EU-Raad van ministers zo nodig overgangsmaatregelen vast voor de periode tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van de overeenkomst. |
(5) |
De Europese Unie, haar lidstaten en de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Ocean (hierna „de partijen” genoemd) achten het wenselijk dat de overeenkomst vanaf de datum van de ondertekening voorlopig wordt toegepast. |
(6) |
De partijen streven ernaar het ratificatieproces binnen twee jaar na de datum van de ondertekening van de overeenkomst af te ronden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorlopige toepassing van de overeenkomst
De Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005 (hierna „de overeenkomst”), wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast.
Artikel 2
Uitvoering van dit besluit en inwerkingtreding van de overeenkomst
De Unie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dit besluit volledig wordt uitgevoerd. De lidstaten van de Unie en de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan worden uitgenodigd de maatregelen te treffen die zij passend achten om dit besluit uit te voeren.
De partijen streven ernaar om binnen twee jaar na de datum van ondertekening van de overeenkomst de vereiste procedures voor de volledige inwerkingtreding ervan te voltooien.
Artikel 3
Inwerkingtreding en geldigheidsduur van dit besluit
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop de overeenkomst wordt ondertekend.
Het is van toepassing tot de inwerkingtreding van de overeenkomst.
Gedaan te Ouagadougou, 21 juni 2010.
Voor de ACS-EU-Raad van ministers
De voorzitter
P. BUNDUKU-LATHA
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.