ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.242.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 242

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
15 september 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 805/2010 van de Raad van 13 september 2010 betreffende het opnieuw instellen van antidumpingrechten op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geproduceerd door Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 806/2010 van de Raad van 13 september 2010 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1292/2007 en (EG) nr. 367/2006, voor wat betreft de vrijstelling van de bij deze verordeningen ingestelde maatregelen voor één Israëlische importeur van polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India en tot beëindiging van de registratie van de invoer door deze exporteur

6

 

*

Verordening (EU) nr. 807/2010 van de Commissie van 14 september 2010 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Unie

9

 

 

Verordening (EU) nr. 808/2010 van de Commissie van 14 september 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

21

 

 

Verordening (EU) nr. 809/2010 van de Commissie van 14 september 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

23

 

 

IV   Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

 

 

2010/487/Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 9 oktober 2009 betreffende de sluiting door de Commmissie van een Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Republiek India bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

25

Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Republiek India bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

26

 

 

2010/488/Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 16 november 2009 houdende goedkeuring van de sluiting door de Commissie van een overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Federale Republiek Brazilië bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

33

Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Federale Republiek Brazilië bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

34

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

15.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 805/2010 VAN DE RAAD

van 13 september 2010

betreffende het opnieuw instellen van antidumpingrechten op strijkplanken van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geproduceerd door Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

(1)

De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 452/2007 (2) („de betwiste verordening”) definitieve antidumpingrechten ingesteld, variërend van 9,9 % tot 38,1 % op de invoer van strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (de treeft), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) en Oekraïne.

(2)

Op 12 juni 2007 diende een medewerkende Chinese producent-exporteur, namelijk Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd („Foshan Shunde”) een aanvraag in bij het Gerecht („het Gerecht van eerste aanleg” vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon) met het oog op de nietigverklaring van Verordening (EG) nr. 452/2007 voor zover zij van toepassing is op de indiener van het verzoek (3).

(3)

Op 29 januari 2008 wees het Gerecht de aanvraag van Foshan Shunde af.

(4)

Op 3 april 2008 stelde Foshan Shunde een beroep in bij het Hof met het verzoek om het arrest van het Gerecht te vernietigen en met het oog op de nietigverklaring van Verordening (EG) nr. 452/2007 voor zover zij de indiener van het verzoek betreft.

(5)

Op 1 oktober 2009 vernietigde het Hof in zijn arrest in zaak C-141/08 P („het arrest van het Hof”) het vorige arrest van het Gerecht op 29 januari 2008. In zijn arrest vond het Hof dat de rechten van verdediging van Foshan Shunde waren aangetast door de schending van artikel 20, lid 5, van de basisverordening. Daarom verklaarde het Hof de betwiste verordening nietig voor zover zij een antidumpingrecht instelt op invoer van strijkplanken die door Foshan Shunde worden geproduceerd.

(6)

In zaak T-2/95 („de zaak-IPS”) (4) heeft het Gerecht erkend dat, wanneer een procedure uit verschillende administratieve stappen bestaat, de nietigverklaring van een van deze stappen niet de volledige procedure nietig verklaart. De antidumpingprocedure is een voorbeeld van een dergelijke uit verschillende stappen bestaande procedure. Bijgevolg houdt de nietigverklaring van de betwiste verordening met betrekking tot één partij niet de nietigverklaring van de gehele procedure vóór de vaststelling van de verordening in kwestie in. Bovendien zijn de instellingen van de Europese Unie overeenkomstig artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verplicht het arrest van 1 oktober 2009 van het Hof uit te voeren. Dit houdt ook de mogelijkheid in om de aspecten van de betwiste verordening die nietig zijn verklaard, te corrigeren en de niet-betwiste delen waarop het arrest van het Hof geen betrekking heeft, ongewijzigd te laten — zoals gebeurde in zaak C-458/98 P (5) („de zaak-IPS in hoger beroep”). Er zij op gewezen dat behalve de bevindingen van een schending van artikel 20, lid 5, van de basisverordening alle andere bevindingen in de betwiste verordening automatisch van kracht blijven aangezien het Hof alle argumenten op dit gebied afgewezen heeft.

(7)

Ingevolge het arrest van 1 oktober 2009 van het Hof werd een bericht (6) gepubliceerd over de gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van strijkplanken van oorsprong uit onder meer de VRC. De heropening was beperkt tot de tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof voor zover het betrekking heeft op Foshan Shunde.

(8)

De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers, en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de bedrijfstak van de Unie officieel in kennis gesteld van de gedeeltelijke heropening van het onderzoek. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden binnen de in het bericht vermelde termijn een verzoek indienen om te worden gehoord.

(9)

Alle partijen die daarom binnen de gestelde termijn hadden verzocht en die konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hen te horen, werden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

(10)

Er werden reacties ontvangen van twee producenten-exporteurs in de VRC (een daarvan kwam van de rechtstreeks betrokken partij, namelijk Foshan Shunde), de bedrijfstak van de Unie en twee niet-verbonden importeurs.

(11)

Alle betrokken partijen werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was aan te bevelen definitieve antidumpingrechten op Foshan Shunde in te stellen. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. De opmerkingen van de partijen werden onderzocht en zo nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

B.   TENUITVOERLEGGING VAN HET ARREST VAN HET HOF

1.   Opmerking vooraf

(12)

Er zij aan herinnerd dat de betwiste verordening werd nietig verklaard omdat de Commissie haar voorstel tot instelling van een definitief antidumpingrecht vóór het einde van de in artikel 20, lid 5, van de basisverordening vastgestelde termijn van 10 dagen aan de Raad had verzonden, waarin belanghebbende partijen de gelegenheid hebben opmerkingen kenbaar te maken na de verzending van de mededeling van de definitieve bevindingen.

2.   Opmerkingen van belanghebbenden

(13)

Foshan Shunde voerde aan dat het arrest van het Hof geen uitvoeringsmaatregelen vereist. Volgens de onderneming is de heropening illegaal aangezien er in de basisverordening geen specifieke bepaling is die een dergelijke benadering toestaat en aangezien een dergelijke heropening in strijd zou zijn met de voorgeschreven termijn voor de beëindiging van het onderzoek, zoals vastgesteld in artikel 6, lid 9, van de basisverordening (15 maanden) en artikel 5.10, van de WTO-antidumpingovereenkomst (18 maanden). Foshan Shunde voerde aan dat de zaak-IPS niet als precedent kon dienen aangezien zij gebaseerd was op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiering uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (7) krachtens welke geen verplichte termijnen van toepassing waren. Foshan Shunde voerde ook aan dat indien de Commissie besliste om door te gaan met de uitvoering van het arrest van het Hof dit zou moeten gebeuren op basis van de mededeling van de definitieve bevindingen van 20 februari 2007 van de Commissie (waarin aan de partij behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) werd toegekend en geen dumping voor deze onderneming werd gevonden) en niet op basis van de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 (waarin de Commissie haar voorlopige bevindingen in verband met de niet-toekenning van de BMO aan Foshan Shunde en een dumpingmarge van 18,1 % bevestigde).

(14)

De andere Chinese producent-exporteur, Zheijiang Harmonic Hardware Products Co. Ltd („Zheijiang Harmonic”) diende een aantal argumenten in die in wezen identiek waren met die van Foshan Shunde, namelijk dat er geen rechtsgrondslag is voor de heropening van de procedure, dat het niet opnieuw instellen van antidumpingrechten bij wet mogelijk is buiten de door de basisverordening en de WTO-antidumpingovereenkomst vastgestelde termijn. Zij voerde ook aan dat het opnieuw publiceren van een herziene mededeling van feiten en overwegingen, en het toekennen van een reactieperiode overeenkomstig artikel 20, lid 5, van de basisverordening de schending van de rechten van verdediging van Zheijiang Harmonic en de onwettige instelling van maatregelen niet kan corrigeren. Ten slotte gaf zij aan dat de Commissie antidumpingmaatregelen niet opnieuw kon instellen gebaseerd op de informatie met betrekking tot 2005, vier jaar vóór de aanvang van de gedeeltelijke heropening van het onderzoek aangezien dit niet in overeenstemming zou zijn met artikel 6, lid 1, van de basisverordening. Bovendien voerde Zheijang Harmonic aan dat de Commissie de zaak niet kon heropenen aangezien zij haar objectiviteit en onpartijdigheid had verloren doordat de betwiste verordening die de Commissie had voorgesteld door het Hof gedeeltelijk nietig was verklaard.

(15)

De twee niet-verbonden EU-producenten-importeurs dienden geen informatie en gegevens in over de juridische aspecten van het heropende onderzoek maar benadrukten eerder hun rol als spelers op de strijkplankenmarkt van de Europese Unie. Een van hen wees ook op de gevolgen van de nietigverklaring van het Hof en de daaropvolgende gedeeltelijke heropening van het onderzoek voor hun ondernemingen.

(16)

De bedrijfstak van de Unie voerde aan dat de producenten in de Europese Unie de gevolgen moeten dragen voor de onregelmatigheden die door het Hof werden vastgesteld aangezien zij niet langer bescherming krijgen tegen de invoer die bleek plaats te vinden met dumping en schade bleek te veroorzaken. De bedrijfstak van de Unie stelde voor dat de procedure hervat zou worden in het stadium waarin de onregelmatigheden van de Commissie plaatsvonden, namelijk op het moment dat de Chinese onderneming haar opmerkingen over de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 moest indienen, de standpunten van de belanghebbende partij in overweging moest worden genomen en een nieuw voorstel beperkt tot de situatie van Foshan Shunde naar de Raad moest worden gestuurd met het oog op het opnieuw instellen van de antidumpingrechten op strijkplanken die geproduceerd worden door Foshan Shunde. De bedrijfstak van de Unie merkte ook op dat in het verleden een soortgelijke benadering was gevolgd (namelijk in het arrest van de zaak-IPS, de zaak-IPS in hoger beroep en in Verordening (EG) nr. 235/2004 van de Raad (8) die werd vastgesteld na het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-76/00 P Petrotub SA and Republica SA/Raad). Volgens deze partij is de in de basisverordening vastgestelde termijn van 15 maanden niet van toepassing op de wijziging van een verordening tot instelling van antidumpingrechten met het oog op de tenuitvoerlegging van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

3.   Analyse van de opmerkingen

(17)

Er zij aan herinnerd dat het Hof alle materiële argumenten van Foshan Shunde met betrekking tot de gegrondheid van de zaak heeft afgewezen. De verplichting van de instellingen van de Unie is dus gericht op het corrigeren van het gedeelte van de administratieve procedure waar de onregelmatigheden in het oorspronkelijke onderzoek hebben plaatsgevonden.

(18)

Het argument dat de invoering van termijnen (namelijk 15 respectievelijk 18 maanden) om antidumpingonderzoeken uit te voeren de Commissie ervan kan weerhouden de benadering van de IPS te volgen, werd ongegrond bevonden. Deze termijn wordt niet relevant beschouwd voor de tenuitvoerlegging van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Deze termijn bepaalt alleen het einde van het oorspronkelijke onderzoek, vanaf de begindatum tot de datum waarop definitieve maatregelen worden getroffen, en heeft geen betrekking op eventuele vervolgmaatregelen die indien nodig moeten getroffen worden als gevolg van een rechterlijke toetsing. Er zij verder op gewezen dat een andere interpretatie zou betekenen dat een door de bedrijfstak van de Unie aangespannen succesvolle zaak geen praktisch effect zou hebben voor deze partij als aanvaard wordt dat het verstrijken van de termijn om het oorspronkelijke onderzoek af te sluiten de tenuitvoerlegging van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie niet mogelijk zou maken. Dit zou in strijd zijn met het beginsel dat alle partijen het recht hebben op een doeltreffende rechterlijke toetsing.

(19)

Er zij ook aan herinnerd dat het Gerecht in zijn arrest in de gevoegde zaken T-163/94 en T-165/94 (9) heeft geoordeeld dat zelfs de minder stringente termijn die van toepassing was in de oude basisverordening niet langer dan redelijk verlengd kon worden en een onderzoek van meer dan drie jaar te lang was. Dit staat in contrast met de zaak-IPS, waarbij de tenuitvoerlegging van het arrest van het Hof zeven jaar na het begin van het oorspronkelijke onderzoek plaatsvond en het arrest van het Hof bevat geen aanwijzing dat termijnen een probleem waren.

(20)

Daarom wordt geconcludeerd dat artikel 6, lid 9, van de basisverordening alleen van toepassing is op de inleiding van procedures en de afsluiting van het ingeleide onderzoek overeenkomstig artikel 5, lid 9, van de basisverordening en niet op een gedeeltelijke heropening van een onderzoek met het oog op de tenuitvoerlegging van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(21)

Deze conclusie is in overeenstemming met de benadering voor de tenuitvoerlegging van de uitspraakrapporten van de WTO-panels en -beroepsinstanties waar aanvaard wordt dat instellingen tekortkomingen van een verordening tot instelling van antidumpingrechten kunnen wijzigen om te voldoen aan de rapporten van de organen voor geschillenbeslechting, wat ook geldt voor zaken met betrekking tot de Europese Unie (10). In dergelijke zaken werd het nodig geacht een speciale procedure goed te keuren om de rapporten van het WTO-panel en de -beroepsinstanties uit te voeren wegens een gebrek aan rechtstreekse toepasselijkheid van dergelijke rapporten in de rechtsorde van de Europese Unie, in tegenstelling tot de arresten van het Hof van Justitie die rechtstreeks toepasselijk zijn.

(22)

In verband met de ingediende argumenten betreffende de toepassing van artikel 6, lid 1, van de basisverordening, kan er geen schending van artikel 6, lid 1, van de basisverordening hebben plaatsgevonden aangezien de Commissie nog geen nieuwe procedure heeft ingeleid maar het oorspronkelijke onderzoek heeft heropend om een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie uit te voeren.

(23)

In verband met het argument dat Foshan Shunde de mededeling van 20 februari 2007 en niet de herziene mededeling van 23 maart 2007 had moeten ontvangen, moet de Commissie in overeenstemming met het arrest van het Hof de onregelmatigheid in de procedure corrigeren. Deze administratieve onregelmatigheid deed zich alleen voor toen Foshan Shunde minder dan 10 dagen kreeg om opmerkingen in te dienen over de herziene mededeling. De geldigheid van de vorige stappen van het oorspronkelijke onderzoek is niet aangetast door het arrest van het Hof en daarom hoeft zij in het kader van de huidige gedeeltelijke heropening niet te worden herzien.

4.   Conclusie

(24)

Rekening houdend met de opmerkingen van de partijen en een analyse daarvan werd geconcludeerd dat het arrest van het Hof moet worden uitgevoerd door middel van een nieuwe mededeling van feiten en overwegingen aan Foshan Shunde en alle andere belanghebbende partijen met betrekking tot de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 op grond waarvan was voorgesteld opnieuw een antidumpingrecht in te stellen op de invoer van strijkplanken geproduceerd door Foshan Shunde.

(25)

Op basis van het bovenvermelde werd ook geconcludeerd dat de Commissie Foshan Shunde en alle andere belanghebbende partijen genoeg tijd moet geven om opmerkingen over de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 in te dienen zodat zij daarna deze opmerkingen kan evalueren om te bepalen of zij een voorstel aan de Raad doet betreffende het opnieuw instellen van een antidumpingrecht op strijkplanken die door Foshan Shunde worden geproduceerd op basis van de feiten tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak.

C.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(26)

De Commissie heeft de belanghebbenden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was het arrest van het Hof uit te voeren.

(27)

Alle belanghebbenden hebben de gelegenheid gekregen hun opmerkingen in te dienen (met toepassing van de in artikel 20, lid 5, van de basisverordening voorgeschreven termijn van 10 dagen). Hun opmerkingen werden in overweging genomen en waar nodig werd er rekening mee gehouden. Ze waren echter niet van dien aard dat de bovenvermelde conclusies nog werden gewijzigd.

(28)

Foshan Shunde en alle andere belanghebbenden ontvingen de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007 op basis waarvan werd voorgesteld om het antidumpingrecht op strijkplanken van Foshan Shunde opnieuw in te stellen op basis van de feiten tijdens het oorspronkelijke onderzoektijdvak.

(29)

Foshan Shunde en alle andere belanghebbenden kregen de gelegenheid opmerkingen in te dienen over deze herziene mededeling van de definitieve bevindingen. Met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werd, zo nodig, rekening gehouden. Rekening houdend met de gemaakte opmerkingen, kan het volgende worden opgemerkt. De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn gebaseerd op het feit dat het Hof in zijn arrest benadrukte dat artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening niet zodanig geïnterpreteerd kan worden dat de Commissie ertoe verplicht wordt aan de Raad definitieve maatregelen voor te stellen die een beoordelingsfout in de oorspronkelijke beoordeling van de materiële criteria van die bepaling zouden laten bestaan (11). Hoewel het Hof deze opmerking in verband met een fout ten nadele van de indiener van het verzoek in die zaak maakte, is het duidelijk dat deze interpretatie op evenwichtige wijze moet worden toegepast, wat inhoudt dat ook een fout ten nadele van de bedrijfstak van de Unie niet kan worden gehandhaafd. Zoals aangegeven in de herziene mededeling van de definitieve bevindingen van 23 maart 2007, in het herziene specifieke informatiedocument van dezelfde datum en in eerdere brieven door de Commissie aan de indiener van het verzoek waarop deze documenten zijn gebaseerd, moet Foshan Shunde de status van markteconomie geweigerd worden, aangezien zijn boekhoudpraktijken verscheidene serieuze tekortkomingen vertoonden en daarom niet met de internationale standaarden voor jaarrekeningen in overeenstemming waren. Deze schending van het tweede criterium in artikel 2, lid 7, kan niet worden gecorrigeerd door de statistieken waarnaar in de laatste zin van punt 12 van het arrest van het Hof wordt verwezen. De benadering in de oorspronkelijke mededeling van de definitieve bevindingen van 2007 moet daarom worden beschouwd als een fout die gecorrigeerd moet worden. Omwille van de bescherming van de bedrijfstak van de Unie tegen dumping, moet het antidumpingrecht op de indiener van het verzoek zo snel mogelijk opnieuw worden ingesteld.

(30)

Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan zou worden aanbevolen opnieuw definitieve antidumpingrechten in te stellen, stelde één Chinese producent-exporteur overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening een prijsverbintenis voor. Dit aanbod kon echter geen oplossing bieden voor de problemen waarop in overweging 68 van de betwiste verordening werd gewezen, namelijk de noodzaak om voor elk van de talrijke productsoorten zinvolle minimuminvoerprijzen vast te stellen waarop door de Commissie toezicht kan worden uitgeoefend, zonder dat er ernstig gevaar voor ontwijking bestaat. Bovendien stelde de aangeboden prijsverbintenis ofwel één gemiddelde minimumprijs voor slechts één naar de Europese Unie uitgevoerde productsoort voor, ofwel verscheidene minimuminvoerprijzen die ook in dit geval gebaseerd waren op gewogen gemiddelde verkoopprijzen voor combinaties van sommige producten. Ook waren alle voorgestelde combinaties voor de minimuminvoerprijs beduidend lager dan de hoogste vastgestelde uitvoerprijzen. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat een dergelijke verbintenis niet praktisch en derhalve onaanvaardbaar is. Het bedrijf is hiervan in kennis gesteld en is in de gelegenheid gesteld om hierover opmerkingen te maken. Zijn opmerkingen hebben evenwel geen aanleiding gegeven tot wijziging van bovenstaande conclusie.

D.   DUUR VAN DE MAATREGELEN

(31)

Deze procedure is niet van invloed op de datum waarop de bij de betwiste verordening ingestelde maatregelen ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisverordening verstrijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt opnieuw een definitief antidumpingrecht ingesteld op strijkplanken, al dan niet op poten, al dan niet met een stoomafzuigend, verwarmd en/of blazend werkblad, met inbegrip van mouwplanken, en belangrijke onderdelen daarvan, zoals de poten, het werkblad en de strijkijzersteun (de treeft), die huidig vallen onder de GN-codes ex 3924 90 00, ex 4421 90 98, ex 7323 93 90, ex 7323 99 91, ex 7323 99 99, ex 8516 79 70 en ex 8516 90 00 (Taric-codes 3924900010, 4421909810, 7323939010, 7323999110, 7323999910, 8516797010 en 8516900051), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en geproduceerd door Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware Co. Ltd, Foshan (aanvullende Taric-code A785).

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Unie, vóór inklaring, is 18,1 %.

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 september 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

S. VANACKERE


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 12.

(3)  Zaak T-206/07 Foshan Shunde Yongjian Housewares and Hardware/Raad.

(4)  Zaak T-2/95 Industrie des poudres sphériques (IPS)/Raad, Jurispr. [1998] ECR II-3939.

(5)  Zaak C-458/98 P Industrie des poudres sphériques (IPS)/Raad, Jurispr. [2000] ECR I-08147.

(6)  PB C 308 van 18.12.2009, blz. 44.

(7)  PB L 209 van 2.8.1988, blz. 1.

(8)  PB L 40 van 12.2.2004, blz. 11.

(9)  Gevoegde zaken T-163/94 en T-165/94 NTN Corporation en Koyo Seiko Co. Ltd/Raad, Jurispr. [1995] ECR II-01381.

(10)  Europese Gemeenschappen — Antidumpingrechten op de invoer van katoenen bedlinnen uit India: Beroep op artikel 21.5 van het Orgaan voor geschillenbeslechting door India WT/DS141/AB/RW (8 april 2003), punten 82-86; Verordening (EG) nr. 1515/2001 van de Raad van 23 juli 2001 inzake de maatregelen die de Gemeenschap kan nemen naar aanleiding van een rapport van het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen (PB L 201 van 26.7.2001, blz. 10); Verordening (EG) nr. 436/2004 van de Raad van 8 maart 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1784/2000 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve invordering van het voorlopige recht op de invoer van bepaalde hulpstukken (fittings) van smeedbaar gietijzer voor buisleidingen uit Brazilië, Tsjechië, Japan, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand (PB L 72 van 11.3.2004, blz. 15) na verslagen van het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO.

(11)  Punt 111 van het arrest van het Hof.


15.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 806/2010 VAN DE RAAD

van 13 september 2010

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1292/2007 en (EG) nr. 367/2006, voor wat betreft de vrijstelling van de bij deze verordeningen ingestelde maatregelen voor één Israëlische importeur van polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India en tot beëindiging van de registratie van de invoer door deze exporteur

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisantidumpingverordening”), en met name artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (2) („de basisantisubsidieverordening”), en met name artikel 20 en artikel 23, leden 5 en 6,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 1676/2001 (3) en (EG) nr. 2597/1999 (4) heeft de Raad antidumpingmaatregelen, respectievelijk compenserende maatregelen, vastgesteld ten aanzien van petfolie van oorsprong uit onder meer India („de oorspronkelijke maatregelen”). Bij de Verordeningen (EG) nr. 1975/2004 (5) en (EG) nr. 1976/2004 (6) heeft de Raad deze maatregelen uitgebreid tot petfolie die vanuit Israël en Brazilië wordt verzonden („de uitgebreide maatregelen”), met uitzondering van petfolie die wordt geproduceerd door één Braziliaanse onderneming, Terphane Ltd, en één Israëlische onderneming, Jolybar Ltd, die in beide verordeningen met name worden genoemd.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 101/2006 (7) heeft de Raad de Verordeningen (EG) nr. 1975/2004 en (EG) nr. 1976/2004 gewijzigd teneinde nog een Israëlische onderneming, Hanita Coatings Rural Cooperative Association Ltd, van de uitgebreide maatregelen vrij te stellen.

(3)

Na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1292/2007 (8) een antidumpingrecht ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India en de uitbreiding van dat recht tot hetzelfde product dat verzonden wordt vanuit Brazilië of Israël gehandhaafd, ongeacht of dit al dan niet wordt aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël, met uitzondering van bepaalde in artikel 2, lid 4, van die verordening met name genoemde producenten („de geldende antidumpingmaatregelen”).

(4)

Na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 367/2006 (9) een compenserend recht ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India en de uitbreiding van dat recht tot hetzelfde product dat verzonden wordt vanuit Brazilië of Israël gehandhaafd, ongeacht of dit al dan niet wordt aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël, met uitzondering van bepaalde in artikel 1, lid 3, van die verordening met name genoemde producenten („de geldende compenserende maatregelen”). De geldende antidumpingmaatregelen en de geldende compenserende maatregelen worden hierna samen aangeduid met „de geldende antidumping- en compenserende maatregelen”.

(5)

De Verordeningen (EG) nr. 1292/2007 en (EG) nr. 367/2006 werden laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 15/2009 van de Raad (10).

B.   HUIDIG ONDERZOEK

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(6)

De Commissie heeft vervolgens een verzoek ontvangen om vrijstelling van de uitgebreide maatregelen op grond van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, van de antidumpingbasisverordening en van artikel 20 en artikel 23, leden 5 en 6, van de antisubsidiebasisverordening. De aanvraag werd ingediend door S.Z.P. Plastic Packaging Products Ltd („SZP”), een producent in Israël („het betrokken land”).

2.   Opening van een nieuw onderzoek

(7)

Na onderzoek van het door SZP ingediende bewijsmateriaal is de Commissie tot de conclusie gekomen dat dit voldoende is om over te gaan tot een onderzoek op grond van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, van de basisantidumpingverordening en artikel 20 en artikel 23, leden 5 en 6, van de basisantisubsidieverordening om vast te stellen of SZP van de uitgebreide maatregelen kan worden vrijgesteld. Na raadpleging van het Raadgevend Comité en na de betrokken bedrijfstak van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken, heeft de Commissie bij Verordening (EU) nr. 6/2010 (11) („de openingsverordening”) een nieuw onderzoek geopend naar Verordeningen (EG) nr. 1292/2007 en (EG) nr. 367/2006 met betrekking tot SZP.

(8)

De verordening waarbij het onderzoek werd geopend, trok het bij Verordening (EG) nr. 1292/2007 ingestelde antidumpingrecht in voor het door SZP vanuit Israël verzonden onderzochte product. Tegelijkertijd werd de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisantidumpingverordening opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om deze invoer te registreren.

3.   Betrokken product

(9)

Het betrokken product is hetzelfde als het product dat is gedefinieerd in de verordeningen waarbij de oorspronkelijke maatregelen worden ingesteld, namelijk polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90 („het betrokken product”).

(10)

Uit Israël naar de Unie verzonden petfolie met de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90 („het onderzochte product”) wordt geacht dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken te hebben en voor dezelfde doeleinden te worden gebruikt als het betrokken product. Daarom wordt het beschouwd als een soortgelijk product in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisantidumpingverordening en artikel 2, onder c), van de basisantisubsidieverordening.

4.   Onderzoek

(11)

De Commissie heeft SZP en de vertegenwoordigers van het betrokken land in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werd verzocht hun standpunt kenbaar te maken; zij werden ook ingelicht over de mogelijkheid om te verzoeken te worden gehoord. De Commissie heeft evenwel geen dergelijk verzoek ontvangen.

(12)

De Commissie heeft SZP ook een vragenlijst toegezonden en binnen de gestelde termijn een antwoord ontvangen. De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en gecontroleerd die zij voor het nieuwe onderzoek nodig achtte. Bij SZP is een controle ter plaatse verricht.

5.   Onderzoektijdvak

(13)

Het onderzoek bestreek de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 („het OT”). Er zijn gegevens verzameld van 2006 tot het einde van het OT teneinde te onderzoeken of zich een verandering in de structuur van het handelsverkeer heeft voorgedaan.

C.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

(14)

Tijdens het onderzoek is bevestigd dat SZP het product waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft niet naar de Europese Unie heeft uitgevoerd tijdens het tijdvak van het onderzoek dat tot de uitgebreide maatregelen heeft geleid, namelijk van 1 januari tot en met 31 december 2003. SZP heeft het product waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft voor het eerst uitgevoerd nadat de maatregelen tot onder meer Israël waren uitgebreid.

(15)

Voorts kon SZP met de bewijsstukken die het had overgelegd genoegzaam aantonen dat het geen directe of indirecte banden had met Indische producenten-exporteurs of Israëlische ondernemingen waarop antidumping- en compenserende maatregelen van toepassing zijn.

(16)

Zoals reeds vermeld in overweging 14 voerde SZP het betrokken product pas naar de Unie uit na het tijdvak van het onderzoek dat tot de uitgebreide maatregelen heeft geleid. SZP produceert petfolie en verkoopt die of gebruikt die zelf om verschillende verpakkingsproducten te vervaardigen.

(17)

SZP gebruikt onder meer grondstoffen uit India voor de productie van petfolie die naar de Unie wordt uitgevoerd, maar dat wordt niet als een ontwijkingspraktijk beschouwd. De Indische grondstoffen maakten slechts een klein deel uit van de grondstoffen die SZP tegen marktprijzen aankocht en zij werden gemengd met andere grondstoffen die hoofdzakelijk op de binnenlandse markt werden aangekocht. De Indische producent van de grondstoffen levert sinds jaar en dag aan SZP.

(18)

Bovendien kon niet worden aangetoond dat SZP in India afgewerkte petfolie kocht om die vervolgens over te laden en in de Europese Unie door te verkopen.

D.   WIJZIGING VAN DE MAATREGELEN

(19)

Aangezien SZP volgens de bovenstaande bevindingen de maatregelen niet heeft ontweken, dient de onderneming van de geldende antidumping- en compenserende maatregelen te worden vrijgesteld.

(20)

De registratie van door SZP uit Israël verzonden petfolie, zoals opgelegd bij de openingsverordening, moet worden stopgezet. Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisantidumpingverordening, dat bepaalt dat met ingang van de datum van registratie met betrekking tot de geregistreerde invoer maatregelen worden genomen, en aangezien de onderneming van maatregelen wordt vrijgesteld, mag geen antidumpingrecht worden geïnd op door SZP uit Israël verzonden petfolie die de Unie onder de bij de openingsverordening opgelegde registratie is binnengekomen.

(21)

Wat betreft de compenserende maatregelen is vastgesteld dat de onderneming de van kracht zijnde maatregelen niet heeft ontweken, zodat de vrijstelling ingaat overeenkomstig artikel 23, lid 6, van de basisantisubsidieverordening op de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 6/2010. De terugbetaling of kwijtschelding dient overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten te worden aangevraagd.

(22)

De vrijstelling van de uitgebreide maatregelen, die overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisantidumpingverordening en artikel 23, lid 6, van de basisantisubsidieverordening voor door SZP geproduceerde petfolie wordt verleend, moet blijven gelden op voorwaarde dat de uiteindelijk vastgestelde feiten de vrijstelling rechtvaardigen en bijvoorbeeld niet wordt vastgesteld dat de vrijstelling is verleend op basis van verkeerde of misleidende informatie van de onderneming. Mocht uit voorlopig bewijsmateriaal het tegenovergestelde blijken, dan kan de Commissie een onderzoek openen om vast te stellen of de intrekking van de vrijstelling gerechtvaardigd is.

(23)

De invoer van petfolie van SZP is op grond van de bevindingen van dit nieuwe onderzoek vrijgesteld van de uitgebreide maatregelen. Deze vrijstelling geldt bijgevolg uitsluitend voor de invoer van petfolie die uit Israël wordt verzonden en door die specifieke rechtspersoon wordt geproduceerd. Ingevoerde petfolie die wordt geproduceerd of verzonden door een onderneming die niet uitdrukkelijk met naam en adres in artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1292/2007 en artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 367/2006 is vermeld, met inbegrip van ondernemingen die verbonden zijn met die welke uitdrukkelijk zijn vermeld, geniet geen vrijstelling en moet worden onderworpen aan het residuele recht dat bij die verordeningen is ingesteld.

E.   PROCEDURE

(24)

SZP en alle andere belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie van plan is SZP van de uitgebreide maatregelen vrij te stellen. Er werden geen opmerkingen ontvangen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Verordening (EG) nr. 1292/2007 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 2, lid 4, wordt de volgende onderneming toegevoegd aan de lijst van ondernemingen die in Brazilië en India polyethyleentereftalaatfolie produceren en wier invoer van polyethyleentereftalaatfolie is vrijgesteld van het uitgebreide definitieve residuele antidumpingrecht:

„S.Z.P. Plastic Packaging Products Ltd, PO Box 53, Shavei Zion, 22086 Israël (aanvullende Taric-code A964)”.

2.   Verordening (EG) nr. 367/2006 wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 1, lid 3, wordt de volgende onderneming toegevoegd aan de lijst van ondernemingen die in Brazilië en India polyethyleentereftalaatfolie produceren en wier invoer van polyethyleentereftalaatfolie is vrijgesteld van het uitgebreide definitieve compenserende recht:

„S.Z.P. Plastic Packaging Products Ltd, PO Box 53, Shavei Zion, 22086 Israël (aanvullende Taric-code A964)”.

Artikel 2

Compenserende rechten die vanaf 7 januari 2010 zijn geïnd krachtens artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 367/2006 op de invoer van S.Z.P. Plastic Packaging Products Ltd, zullen aan de betrokken importeur(s) worden terugbetaald. De terugbetaling of kwijtschelding dient overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten te worden aangevraagd.

Artikel 3

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 6/2010 te beëindigen. Er wordt geen antidumpingrecht geïnd op de reeds geregistreerde invoer.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 2, is van toepassing met ingang van 7 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 september 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

S. VANACKERE


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(3)  PB L 227 van 23.8.2001, blz. 1.

(4)  PB L 316 van 10.12.1999, blz. 1.

(5)  PB L 342 van 18.11.2004, blz. 1.

(6)  PB L 342 van 18.11.2004, blz. 8.

(7)  PB L 17 van 21.1.2006, blz. 1.

(8)  Verordening (EG) nr. 1292/2007 van de Raad van 30 oktober 2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) van oorsprong uit India naar aanleiding van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad in verband met het vervallen van de desbetreffende maatregel en tot beëindiging van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 3, inzake de invoer van dat product (PB L 288 van 6.11.2007, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 367/2006 van de Raad van 27 februari 2006 tot instelling van een definitief compenserend recht op polyethyleentereftalaatfolie (petfolie) uit India naar aanleiding van een herzieningsonderzoek op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2026/97 (PB L 68 van 8.3.2006, blz. 15).

(10)  PB L 6 van 10.1.2009, blz. 1.

(11)  PB L 2 van 6.1.2010, blz. 5.


15.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/9


VERORDENING (EU) Nr. 807/2010 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2010

houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Unie

(codificatie)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder g) en h), in combinatie met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 3149/92 van de Commissie van 29 oktober 1992 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan de meest behoeftigen in de Gemeenschap (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De procedure en de voorschriften inzake de opstelling van het jaarprogramma voor de distributie van producten uit de interventievoorraden, dat door de Commissie op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens wordt opgesteld, dienen eenvoudig te zijn en het vastgestelde tijdschema dient te worden gewijzigd, daarbij rekening houdend met enerzijds de vereisten inzake de distributie van producten aan de begunstigden en anderzijds die inzake het financieel beheer van de interventievoorraden.

(3)

Met het oog op een meer uniforme toepassing in de lidstaten die aan deze actie deelnemen, moet het begrip „begunstigden” of „uiteindelijke begunstigden” van de maatregel worden gepreciseerd. Om het beheer van het jaarprogramma en de controle op de uitvoering ervan te vergemakkelijken, moet worden bepaald dat de door de nationale autoriteiten aangewezen liefdadigheidsorganisaties kunnen worden beschouwd als uiteindelijke begunstigden wanneer zij zelf op lokaal niveau zorgen voor de distributie van de levensmiddelen aan de meest behoeftigen.

(4)

De levering van landbouwproducten en levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie geschiedt in het algemeen uit interventievoorraden, in de vorm van verpakte of verwerkte producten. Het gestelde doel kan evenwel ook worden bereikt door levering van landbouwproducten en levensmiddelen die tot dezelfde categorie van op de markt van de Unie beschikbaar gestelde producten behoren. In een dergelijk geval geschiedt de betaling voor de levering door overdracht van aan de interventieopslagplaatsen te onttrekken producten.

(5)

Voor het geval dat bij de goedkeuring of tijdens de uitvoering van het jaarprogramma bepaalde basisproducten tijdelijk niet beschikbaar zijn in de interventievoorraden, voorziet artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in de mogelijkheid om de betrokken producten op de markt van de Unie aan te kopen onder voorwaarden die evenwel geen afbreuk mogen doen aan het beginsel van levering uit de interventievoorraden. Er moet worden bepaald hoe die aankoop moet plaatsvinden.

(6)

Teneinde het principe in acht te nemen dat de aan de meest behoeftigen te verstrekken producten bij voorkeur uit de interventievoorraden worden geleverd, moeten de bij de goedkeuring van het programma bestaande openbare voorraden zo goed mogelijk verdeeld worden over de lidstaten die aan de regeling deelnemen en moeten de in verband met het ontbreken van de gevraagde producten in een of meer lidstaten noodzakelijke overdrachten gecoördineerd worden. Voor de toepassing van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 moet eveneens de minimumhoeveelheid worden vastgesteld waaronder, om economische redenen, geen overdracht binnen de Unie dient plaats te vinden.

(7)

Met het oog op een oordeelkundig beheer van de regeling en op de uitvoering van het jaarprogramma van de Unie is het dienstig enerzijds bij de goedkeuring van dat programma te bepalen welke producten wegens tijdelijke onbeschikbaarheid op de markt aangehouden mogen worden of vervangen door op de markt aangekochte producten van dezelfde categorie en anderzijds het bedrag vast te stellen dat daarvoor aan de betrokken lidstaat ter beschikking wordt gesteld. Dit bedrag moet, wil het aan bovengenoemde doelstellingen voldoen, gebaseerd zijn op de hoeveelheden die de betrokken lidstaat in het kader van het jaarprogramma heeft aangevraagd, de hoeveelheden van de nodige producten die in de interventievoorraden niet beschikbaar zijn en de bedragen die in de voorgaande begrotingsjaren zijn toegewezen en de daadwerkelijke besteding daarvan.

(8)

Met het oog op het reeds genoemde doel, namelijk om in de eerste plaats interventievoorraden te gebruiken, moet ook worden bepaald dat de uit die voorraden geleverde producten moeten zijn toegewezen voordat producten van dezelfde categorie op de markt van de Unie mogen worden aangekocht.

(9)

De best mogelijke voorwaarden moeten worden geschapen voor de diverse typen van leveranties en er moet duidelijk worden aangegeven dat inschrijvingsberichten moeten worden gepubliceerd, om in de Unie gevestigde marktdeelnemers gelijke toegang te waarborgen.

(10)

Het verdient aanbeveling te preciseren dat de inschrijvingsberichten alle nodige bepalingen met betrekking tot de uitvoering van de leveringen moeten bevatten en ook moeten voorzien in de mogelijkheid van aanpassing van de betalingen voor de leveringen naar gelang van de inachtneming van de vastgestelde voorschriften.

(11)

De in het kader van het jaarprogramma aan de interventievoorraden te onttrekken producten kunnen in ongewijzigde staat worden geleverd, worden verwerkt met het oog op de productie van levensmiddelen of aan de voorraad worden onttrokken bij wijze van betaling voor de levering of de productie van op de markt van de Unie aangekochte levensmiddelen. Voor dit laatste type levering moet worden bepaald welke in de interventievoorraden beschikbare producten aan die voorraden kunnen worden onttrokken als betaling voor de productie van graan-, rijst- en zuivelproducten.

(12)

Om beter aan de vraag van liefdadigheidsinstellingen te kunnen voldoen en om het assortiment geleverde levensmiddelen uit te breiden, moet worden bepaald dat de producten uit interventievoorraden, met het oog op de productie van levensmiddelen, tegen bepaalde voorwaarden mogen worden gemengd met andere producten.

(13)

Er dienen bepalingen te worden vastgesteld inzake de vergoeding van de liefdadigheidsinstellingen, binnen de perken van de beschikbare kredieten, voor de kosten voor het vervoer van de producten en, in voorkomend geval, voor de administratiekosten. Ook dient te worden bepaald tegen welke waarde de uit de interventievoorraden uitgeslagen producten als uitgavenpost voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) moeten worden geboekt en welke regeling bij overdracht van voorraden van een lidstaat aan een andere lidstaat dient te worden gevolgd.

(14)

De vervoerskosten dienen te worden vergoed op basis van de werkelijke kosten zoals bepaald volgens een inschrijvingsprocedure. Gepreciseerd dient evenwel te worden dat de kosten van het vervoer van de pakhuizen van de liefdadigheidsorganisaties naar de plaatsen van de uiteindelijke uitreiking worden vergoed tegen overlegging van bewijsstukken.

(15)

Met het oog op een beter gebruik van de beschikbare hoeveelheden, is het dienstig uitdrukkelijk te bepalen dat de kosten voor het vervoer van de producten nooit met producten mogen worden betaald.

(16)

Er moet worden gepreciseerd welke controles het geschiktst zijn in het kader van de uitvoering van het jaarprogramma, en met name hoeveel controles door de bevoegde autoriteiten moeten worden uitgevoerd. Op basis van de jaarlijkse verslagen over de uitvoering van het programma moet men zich een oordeel kunnen vormen over de resultaten van deze controles en over de uitvoering van de actie.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten die de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde actie ten gunste van de meest behoeftigen in de Unie wensen toe te passen, stellen de Commissie daarvan in kennis telkens uiterlijk op 1 februari voorafgaand aan de periode van uitvoering van het in artikel 2 van deze verordening bedoelde jaarprogramma.

2.   De betrokken lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 31 mei de volgende gegevens mede:

a)

per soort product de in ton uitgedrukte hoeveelheden die nodig zijn om op hun grondgebied het programma voor het betrokken boekjaar uit te voeren;

b)

de vorm waarin de producten aan de begunstigden zullen worden gedistribueerd;

c)

de criteria om als begunstigde in aanmerking te komen;

d)

in voorkomend geval de hoogte van de kosten tot betaling waarvan op grond van artikel 27, lid 1, tweede alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 de begunstigden kunnen worden verplicht.

3.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „meest behoeftigen” verstaan: natuurlijke personen — individuen en gezinnen of uit dergelijke personen samengestelde groepen — die zich in een situatie van sociale en financiële afhankelijkheid bevinden die is vastgesteld of erkend op basis van door de bevoegde autoriteiten vastgestelde criteria om als begunstigde in aanmerking te komen, of die wordt beoordeeld aan de hand van door de liefdadigheidsorganisaties gehanteerde criteria die door de bevoegde autoriteiten zijn goedgekeurd.

Artikel 2

1.   De Commissie stelt jaarlijks vóór 1 oktober een naar lidstaat gespecificeerd jaarprogramma vast voor de distributie van levensmiddelen voor de meest behoeftigen, hierna „het programma” genoemd. Met het oog op de verdeling van de beschikbare middelen over de lidstaten houdt de Commissie rekening met de betrouwbaarste ramingen van het aantal meest behoeftigen in de betrokken lidstaten. Zij houdt daarbij tevens rekening met uitvoering en gebruik in de voorgaande begrotingsjaren, daarbij met name uitgaande van de in artikel 11, bedoelde verslagen.

2.   Vóór de opstelling van het programma raadpleegt de Commissie de belangrijkste organisaties die met de problematiek van de meest behoeftigen in de Unie vertrouwd zijn.

3.   Het programma bevat met name:

a)

voor elk van de lidstaten die aan de actie deelnemen:

i)

de voor de uitvoering van zijn deel van het programma beschikbaar gestelde maximale financiële middelen;

ii)

de hoeveelheid die voor elke soort producten uit de interventievoorraden mag worden genomen;

iii)

het bedrag dat hem voor elk product wordt toegewezen voor de aankoop op de markt van de Unie ingeval bij de goedkeuring van het programma geconstateerd wordt dat genoemd product tijdelijk niet beschikbaar is in de interventievoorraden.

Bij de vaststelling van dit bedrag wordt voor elk product rekening gehouden met de hoeveelheid die vermeld is in de mededeling als bedoeld in artikel 1, lid 2, met de hoeveelheden die niet beschikbaar zijn in de interventievoorraden, de in de voorgaande begrotingsjaren gevraagde en beschikbaar gestelde producten en met het daadwerkelijke gebruik dat daarvan is gemaakt.

Het bedoelde bedrag wordt uitgedrukt in euro, daarbij uitgaande van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, vastgestelde boekwaarde van de producten die niet in de interventievoorraden beschikbaar zijn;

iv)

eventueel een bedrag dat wordt toegewezen met het oog op de aankoop, op de markt van de Unie, van één of meer producten dat/die niet beschikbaar is/zijn in de lidstaat waar er behoefte aan is, als de overdracht binnen de Unie die nodig zou zijn om het programma in die lidstaat ten uitvoer te leggen betrekking zou hebben op maximaal 60 t per niet-beschikbaar product.

Dit bedrag wordt uitgedrukt in euro, daarbij uitgaande van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, vastgestelde boekwaarde van het betrokken product;

b)

de benodigde kredieten om de kosten te dekken van de overdracht binnen de Unie van producten die in het bezit zijn van een betaalorgaan of interventiebureau, hierna beide „interventiebureau” genoemd, in een andere lidstaat.

4.   De Commissie draagt zorg voor een zo spoedig mogelijke publicatie van het programma.

Artikel 3

1.   De periode van uitvoering van het programma begint op 1 oktober en eindigt op 31 december van het daaropvolgende jaar.

2.   De uitslag van de producten uit de interventievoorraden vindt plaats van 1 oktober tot en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar volgens een regelmatig ritme dat is afgestemd op de uitvoering van het programma.

70 % van de in artikel 2, lid 3, onder a), ii), bedoelde hoeveelheden moet vóór 1 juli van het jaar van uitvoering van het programma worden uitgeslagen uit de voorraden. Deze verplichting geldt evenwel niet voor de toewijzingen die betrekking hebben op hoeveelheden van maximaal 500 t. De hoeveelheden die op 30 september van het jaar van uitvoering van het programma niet uit de interventievoorraden zijn uitgeslagen ten voordele van de lidstaat waaraan zij zijn toegewezen, worden in het kader van het betrokken programma niet meer aan die lidstaat toegewezen.

In het geval van boter en magere melkpoeder moet evenwel 70 % van de producten uit de interventievoorraden worden uitgeslagen vóór 1 februari van het jaar van uitvoering van het programma. Deze verplichting geldt niet voor de toewijzingen die betrekking hebben op hoeveelheden van maximaal 500 t.

Bij overschrijding van de in de eerste, tweede en derde alinea vastgestelde termijnen komen de kosten van de opslag van de interventieproducten niet meer ten laste van de Unie. Deze bepaling is niet van toepassing op producten die uiterlijk op 30 september van het jaar van uitvoering van het programma niet uit de interventievoorraden zijn uitgeslagen.

De voor uitslag bestemde producten moeten uiterlijk 60 dagen na de datum van ondertekening van het contract door de opdrachtnemer zijn uitgeslagen of, wanneer het overdrachten betreft, uiterlijk 60 dagen vanaf de datum van de melding die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming wordt gedaan aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van levering.

3.   Met betrekking tot producten die overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), iii) en iv), op de markt worden aangekocht, moeten de transacties voor de betaling van de door de marktdeelnemer te leveren producten vóór 1 september van het jaar van uitvoering van het programma worden afgesloten.

4.   Tijdens de periode van uitvoering van het programma stellen de lidstaten de Commissie onverwijld in kennis van wijzigingen die, met inachtneming van de grenzen van de aan hen ter beschikking gestelde financiële middelen, zijn aangebracht aan de uitvoering van het programma op hun grondgebied. Deze kennisgeving dient vergezeld te gaan van alle mogelijke nuttige inlichtingen. Wanneer de met redenen omklede wijzigingen betrekking hebben op ten minste 5 % van de hoeveelheden of de waarden die voor elk product in het programma van de Unie zijn ingeschreven, wordt het programma herzien.

5.   De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de bij de uitvoering van het programma te verwachte besparingen. De Commissie kan de ongebruikte middelen aan andere lidstaten toewijzen, rekening houdend met de aanvragen van die lidstaten, het daadwerkelijke gebruik van de ter beschikking gestelde producten en de tijdens de afgelopen jaren verrichte toewijzingen.

Artikel 4

1.   De uitvoering van het programma omvat:

a)

de levering van de uit de interventievoorraden uitgeslagen producten;

b)

de levering van overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), iii) en iv), op de markt van de Unie aangekochte producten;

c)

de levering van verwerkte landbouwproducten of levensmiddelen die beschikbaar zijn, dan wel op de markt kunnen worden verkregen tegen levering, bij wijze van betaling, van producten uit de interventievoorraden.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde op de markt aangekochte producten moeten behoren tot dezelfde productgroep als het product dat tijdelijk niet in de interventievoorraden beschikbaar is.

Indien evenwel geen rijst beschikbaar is in de interventievoorraden, mag de Commissie toestemming verlenen voor de uitslag uit de interventievoorraden van granen die vervolgens worden gebruikt om de levering van op de markt aangekochte rijst en producten op basis van rijst te betalen.

Indien geen granen beschikbaar zijn in de interventievoorraden, mag de Commissie toestemming verlenen voor de uitslag uit de interventievoorraden van rijst die vervolgens wordt gebruikt om de levering van op de markt aangekochte granen en producten op basis van granen te betalen.

Een bepaald product mag slechts op de markt worden aangekocht als alle hoeveelheden van het product van dezelfde groep die overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), ii), zijn uitgeslagen uit interventievoorraden, met inbegrip van de hoeveelheden die op grond van artikel 8 zijn overgedragen, reeds zijn toegekend. De bevoegde nationale autoriteit stelt de Commissie in kennis van de aanvang van de procedures voor aankoop op de markt.

3.   Wanneer de levering betrekking heeft op uit interventievoorraden uitgeslagen producten, houdt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat een inschrijving of laat zij een inschrijving houden om de voordeligste voorwaarden voor de levering te bepalen. In het inschrijvingsbericht worden de aard en de kenmerken van het te leveren product nauwkeurig beschreven. Het te leveren product is hetzij in ongewijzigde staat of na verpakking en/of verwerking aan de interventievoorraden onttrokken, hetzij op de markt aangekocht door een product te onttrekken aan de interventievoorraad bij wijze van betaling voor de levering.

De inschrijving heeft betrekking op:

a)

hetzij de kosten voor de verwerking en/of de verpakking van de uit de interventievoorraden afkomstige producten;

b)

hetzij de hoeveelheid verwerkte landbouwproducten of de hoeveelheid levensmiddelen of, in voorkomend geval, de hoeveelheid verpakte producten die kan worden verkregen door gebruikmaking van producten uit de interventievoorraden met levering van dergelijke producten bij wijze van betaling;

c)

hetzij de hoeveelheid verwerkte landbouwproducten of levensmiddelen die beschikbaar is, dan wel op de markt kan worden verkregen tegen levering, bij wijze van betaling, van producten uit de interventievoorraden. Deze levensmiddelen moeten een ingrediënt bevatten dat behoort tot dezelfde productgroep als die van het interventieproduct dat bij wijze van betaling wordt geleverd.

In het in de tweede alinea, onder c), bedoelde geval en wanneer het de levering van granen of graanproducten betreft, wordt in de inschrijving bepaald dat het aan de interventievoorraad te onttrekken product een bepaald graanproduct is dat in het bezit is van een interventiebureau. Wanneer het de levering van zuivelproducten betreft wordt in de inschrijving bepaald welk product, boter of melkpoeder, aan de voorraden van een interventiebureau moet worden onttrokken, afhankelijk van de beschikbare voorraden van dat bureau.

In het in de tweede alinea, onder c), bedoelde geval en wanneer het de levering betreft van rijst of producten op basis van rijst in ruil voor aan de interventievoorraden onttrokken granen, wordt in de inschrijving bepaald dat het aan de interventievoorraad te onttrekken product een bepaald graanproduct is dat in het bezit is van een interventiebureau. Evenzo wordt, wanneer het de levering betreft van granen of producten op basis van granen in ruil voor aan de interventievoorraden onttrokken rijst, in de inschrijving bepaald dat het aan de interventievoorraden te onttrekken product rijst is die in het bezit is van een interventiebureau.

Indien de levering ook de verwerking en/of verpakking van het product omvat, wordt in het inschrijvingsbericht vermeld dat de inschrijver verplicht is om, vóór de overname, overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (4), ten behoeve van het interventiebureau een zekerheid te stellen waarvan het bedrag gelijk is aan de interventieprijs die van toepassing is op de dag die is vastgesteld voor de overname, plus 10 %. Voor de toepassing van titel V van de genoemde verordening geldt als primaire eis de levering van het product op de vastgestelde bestemming. Indien de levering plaatsvindt na het in artikel 3, lid 1, van de onderhavige verordening vastgestelde einde van de uitvoeringsperiode van het programma, wordt 15 % van de zekerheid verbeurd. Van het resterende bedrag van de zekerheid wordt bovendien 2 % extra verbeurd per dag waarmee de termijn wordt overschreden. Deze alinea is niet van toepassing indien het uit de interventievoorraden uitgeslagen product ter betaling van een reeds gedane levering ter beschikking wordt gesteld van de opdrachtnemer.

4.   Wanneer de levering betrekking heeft op voor op de markt aan te kopen landbouwproducten of levensmiddelen, houdt de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat een inschrijving om de voordeligste voorwaarden voor deze levering te bepalen. In het inschrijvingsbericht worden de aard en de kenmerken van het aan te kopen product of levensmiddel en de voorschriften betreffende de verpakking en etikettering vermeld, alsmede de andere verplichtingen die verbonden zijn aan de levering. De toewijzing van het leveringscontract aan de gekozen inschrijver is onderworpen aan de voorwaarde dat deze inschrijver overeenkomstig titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85 ten name van het interventiebureau een zekerheid stelt die overeenstemt met 110 % van het door hem geboden bedrag.

De inschrijving heeft betrekking op alle aan de levering verbonden kosten en is bedoeld om offertes te ontvangen die naar gelang van het geval betrekking hebben op:

a)

de maximale hoeveelheid landbouwproducten of levensmiddelen die op de markt moet worden aangekocht voor een in het inschrijvingsbericht vastgesteld bedrag, of

b)

op het bedrag dat nodig is om een in het inschrijvingsbericht vermelde hoeveelheid op de markt aan te kopen.

5.   Producten die uit de interventievoorraden komen of op de markt worden aangekocht overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), iii) en iv), of overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder c), van het onderhavige artikel, mogen worden gemengd met of toegevoegd aan andere producten die op de markt worden aangekocht voor de productie van levensmiddelen ten behoeve van de uitvoering van het programma.

6.   De vervoerskosten worden bepaald via inschrijving.

De lidstaten kunnen bepalen dat de levering ook het vervoer van de producten tot aan de opslagplaatsen van de liefdadigheidsorganisatie omvat. In dat geval wordt in het inschrijvingsbericht een afzonderlijke bepaling gewijd aan het vervoer, dat een speciaal element vormt in de offerte van de inschrijver.

Offertes voor het vervoer moeten zijn uitgedrukt in geldbedragen.

De vervoerskosten mogen in geen geval met producten worden betaald.

7.   De inschrijvingsberichten moeten gelijke behandeling van alle in de Unie gevestigde handelaren garanderen. Daarom worden zij bekendgemaakt in de officiële publicatiebladen en moet op verzoek van belangstellende handelaren de volledige tekst beschikbaar worden gesteld.

8.   De inschrijvingsberichten bevatten de nodige bepalingen met betrekking tot de uitvoering van de levering, in het bijzonder wat de kwaliteit, de verpakking en de merking van de producten betreft. Zij bevatten ook een bepaling dat, indien de kwaliteit, de verpakking of de merking van de producten zoals geconstateerd in het voor de levering vastgestelde stadium niet precies aan de vastgestelde voorschriften voldoet, maar niettemin aanvaarding van de goederen voor het beoogde gebruik niet in de weg staat, de bevoegde autoriteit bij de bepaling van het te betalen bedrag kortingen kan toepassen.

Artikel 5

1.   Voor de boeking door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en onverminderd bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie (5), is de boekwaarde van de in het kader van deze verordening ter beschikking gestelde interventieproducten, voor elk begrotingsjaar, de op 1 oktober geldende interventieprijs.

Voor de lidstaten die de euro niet hebben aangenomen, wordt de boekwaarde van de interventieproducten in nationale valuta omgerekend aan de hand van de op 1 oktober geldende wisselkoers.

2.   Wanneer interventieproducten van een lidstaat aan een andere lidstaat worden overgedragen, boekt de lidstaat van levering het afgeleverde product tegen nulwaarde en boekt de lidstaat van bestemming dat product als ontvangst voor de maand van uitslag tegen de overeenkomstig lid 1 bepaalde prijs.

Artikel 6

Voor de uitvoering van de distributie van de levensmiddelen aan de meest behoeftigen en voor de uitvoering van de controles worden de liefdadigheidsorganisaties die de begunstigden rechtstreeks helpen, beschouwd als de uiteindelijke begunstigden van de distributie indien zij daadwerkelijk de distributie van de levensmiddelen op zich nemen. Als gedistribueerd worden beschouwd de levensmiddelen die op lokaal niveau en zonder enige andere tussenkomst rechtstreeks en, naar gelang van de behoeften van de begunstigden, dagelijks of wekelijks worden geleverd in de vorm van pakketten of maaltijden.

Artikel 7

1.   Op een naar behoren gestaafd, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat gericht verzoek worden aan de voor de distributie van de producten aangewezen organisaties de kosten vergoed voor het vervoer, op het grondgebied van de lidstaat, tussen de opslagplaatsen van de liefdadigheidsorganisaties en de plaatsen waar de producten aan de begunstigden worden uitgereikt.

2.   Op een naar behoren gestaafd verzoek van de in lid 1 bedoelde liefdadigheidsorganisaties kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat aan deze tot een beloop van ten hoogste 1 % van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, bepaalde waarde van de aan deze organisaties ter beschikking gestelde producten, de administratiekosten vergoeden die met de in deze verordening bedoelde leveringen gemoeid zijn.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde kosten worden aan de lidstaten vergoed tot het bedrag van de voor de uitvoering van het programma in elke lidstaat toegewezen financiële middelen.

De in de leden 1 en 2 bedoelde kosten mogen niet worden betaald met producten.

Artikel 8

1.   Indien een in het programma opgenomen product niet in de lidstaat waar het nodig is, uit interventievoorraden beschikbaar is, geeft de Commissie volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure toestemming voor de overdracht van dit product uit een lidstaat waar het in de interventievoorraden voorhanden is, naar de lidstaat waar het voor de uitvoering van het programma zal worden gebruikt.

De lidstaat waarvoor het product bestemd is, houdt een inschrijving of laat een inschrijving houden om de voordeligste voorwaarden voor de levering te bepalen. Voor de kosten van het vervoer binnen de Unie wordt een in geldbedragen luidende offerte ingediend en deze kosten mogen niet met producten worden betaald. Op deze inschrijving is artikel 4, lid 7, van deze verordening van toepassing.

2.   De kosten van het vervoer binnen de Unie worden door de Unie gedragen en aan de lidstaat vergoed. Daartoe moet de vergoedingsaanvraag alle nodige bewijsstukken, inzonderheid met betrekking tot het vervoer, bevatten. De uitgave wordt ten laste gebracht van de in artikel 2, lid 3, onder b), bedoelde kredieten. Wanneer de kredieten volledig zijn toegewezen, geldt het bepaalde in artikel 7, lid 3, voor alle verdere financiering door de Unie van het vervoer binnen de Unie.

3.   In het bericht van inschrijving wordt gewezen op de mogelijkheid voor een inschrijver om een offerte in te dienen die alleen betrekking heeft op de beschikbaarstelling op de markt van de Unie van de te leveren landbouwproducten of levensmiddelen en de afhaling van deze producten bij het interventiebureau dat de producten levert, exclusief het vervoer naar de aanvragende lidstaat. In dat geval worden geen kosten voor vervoer binnen de Unie vergoed aan degene aan wie de levering is toegewezen.

De aanvragende lidstaat stelt de lidstaat van levering in kennis van de identiteit van degene aan wie de levering is toegewezen.

4.   Vóór de afhaling van de goederen stelt degene aan wie de levering is gegund een zekerheid waarvan het bedrag gelijk is aan de interventieaankoopprijs die geldt op de voor de overname vastgestelde dag, vermeerderd met 10 %.

Deze zekerheid wordt gesteld overeenkomstig het bepaalde in titel III van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Voor de toepassing van titel V van Verordening (EEG) nr. 2220/85 geldt als primaire eis de uitvoering van de levering in de lidstaat van bestemming.

Het bewijs van de uitvoering van de levering van de producten wordt geacht te zijn geleverd door het overnamedocument dat wordt afgegeven door het interventiebureau waarvoor de producten zijn bestemd.

5.   Met betrekking tot overdrachten stelt de lidstaat van bestemming de lidstaat van levering in kennis van de identiteit van de opdrachtnemer die de overdracht uitvoert.

Het interventiebureau van de lidstaten die de producten levert, stelt de betrokken producten pas ter beschikking van de opdrachtnemer of van diens daartoe naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger, nadat een door het interventiebureau van de lidstaat van bestemming opgestelde afhaalbon is overgelegd.

De bevoegde autoriteit vergewist zich ervan dat de producten naar behoren zijn verzekerd.

Op de door het interventiebureau van de lidstaat van levering afgegeven aangifte tot verzending wordt een van de in bijlage I opgenomen vermeldingen aangebracht.

Het interventiebureau van de lidstaat van levering stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming zo spoedig mogelijk in kennis van de datum van beëindiging van de uitslag.

De kosten van het vervoer binnen de Unie worden door de lidstaat van bestemming van de betrokken producten betaald voor de werkelijk overgenomen hoeveelheden.

6.   Eventuele verliezen worden geboekt overeenkomstig bijlage X, onder c), bij Verordening (EG) nr. 884/2006.

Artikel 9

De betalingsaanvragen worden bij de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat ingediend binnen vier maanden na afloop van de betrokken transactie. Behoudens overmacht wordt voor aanvragen die buiten deze termijn worden ingediend, het verschuldigde bedrag met 20 % verminderd. Aanvragen die meer dan tien maanden na afloop van de transactie worden ingediend, worden niet aanvaard.

De bevoegde autoriteiten betalen het verschuldigde bedrag uit binnen twee maanden na de indiening van de aanvraag.

Indien de bewijsstukken ernstige tekortkomingen vertonen, kan de in de tweede alinea bedoelde termijn evenwel worden opgeschort mits de marktdeelnemer of de voor de distributie van de producten aangewezen organisatie daarvan schriftelijk in kennis wordt gesteld. De termijn loopt weer verder vanaf de datum van ontvangst van de gevraagde documenten, die binnen 30 kalenderdagen moeten worden verstrekt. Worden de documenten niet binnen deze termijn verstrekt, dan wordt het in de eerste alinea vastgestelde verminderingspercentage toegepast.

Behalve in gevallen van overmacht en rekening houdend met de in de derde alinea bedoelde opschortingsmogelijkheid, leidt de niet-naleving van de in de tweede alinea bedoelde termijn van twee maanden tot een verlaging van de betaling aan de lidstaat overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (6).

Artikel 10

1.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat:

a)

de interventieproducten en, in voorkomend geval, de toewijzingen voor aankopen op de levensmiddelenmarkt dienen voor het gebruik en de doeleinden die zijn vastgesteld in artikel 27, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007;

b)

op de verpakking van de producten die niet in bulk aan de begunstigden worden geleverd, de vermelding „EU-hulp” duidelijk zichtbaar wordt aangebracht, evenals de overeenkomstig de instructies in bijlage II weergegeven vlag van de Europese Unie;

c)

de voor de uitvoering van de acties aangewezen liefdadigheidsorganisaties de nodige boekingsbescheiden en bewijsstukken bewaren en de bevoegde autoriteiten daartoe toegang verschaffen met het oog op de uitvoering van de vereiste controles;

d)

de inschrijvingen in overeenstemming zijn met de artikelen 3 en 4 en de producten overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige verordening worden geleverd; de lidstaten stellen met name de sancties vast die moeten worden toegepast wanneer de uitslag van de producten niet heeft plaatsgevonden in de in artikel 3, lid 2, vermelde periode.

2.   De controles door de bevoegde autoriteiten worden in alle stadia van uitvoering van het programma en op alle niveaus van de distributieketen uitgevoerd vanaf het moment dat de producten bij uitslag uit de interventievoorraden worden overgenomen, of, in voorkomend geval, vanaf het moment dat de producten op de markt worden aangekocht overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), iii) en iv), of overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c). De controles vinden plaats tijdens de volledige uitvoeringsperiode van het programma en in alle stadia, inclusief op lokaal niveau.

Ten minste 5 % van de hoeveelheid van elke in artikel 2, lid 3, onder a), ii), bedoelde soort producten wordt gecontroleerd. Dit controlepercentage geldt voor elk stadium van de uitvoering, met uitzondering van het stadium van de verstrekking aan de meest behoeftigen, rekening houdend met de risicocriteria.

Aan de hand van deze controles wordt toezicht uitgeoefend op de in- en uitslag van de producten en op de overdracht ervan tussen de opeenvolgende betrokken partijen. Bovendien kan op basis van de controles een vergelijking worden gemaakt tussen de boekhoudkundige en de feitelijke voorraden van de voor de controles geselecteerde producten.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de transacties voor de uitvoering van het programma regelmatig verlopen en dat onregelmatigheden worden voorkomen en, in voorkomend geval, bestraft. Hiertoe mogen zij met name de deelname van marktdeelnemers aan inschrijvingsprocedures of de deelname van voor de distributie aangewezen organisaties aan de programma’s opschorten, met inachtneming van de aard en de ernst van de geconstateerde tekortkomingen of onregelmatigheden.

Artikel 11

De lidstaten zenden de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 juni een verslag over de uitvoering van het programma op hun grondgebied in het afgelopen boekjaar. In dit verslag wordt een balans van de uitvoering gegeven waarin worden vermeld:

a)

de uit de interventievoorraden van de diverse producten beschikbaar gestelde hoeveelheden;

b)

de aard, de hoeveelheid en de waarde van de aan de begunstigden gedistribueerde producten, met een specificatie volgens producten die zijn gedistribueerd in ongewijzigde staat, in de vorm van verwerkte producten en in de vorm van door substitutie verkregen producten, alsmede opgave van de verwerkingscoëfficiënten;

c)

de kosten van vervoer en overdracht;

d)

de administratiekosten;

e)

het aantal begunstigden in de loop van het boekjaar.

In het verslag wordt vermeld welke controlemaatregelen zijn getroffen om na te gaan of de goederen de aangegeven bestemming en de uiteindelijke begunstigden hebben bereikt. Het verslag maakt met name melding van het soort en het aantal verrichte controles en de resultaten ervan, alsmede van de gevallen waarin de in artikel 10, lid 3, bedoelde sancties zijn toegepast. Het verslag wordt als bepalend element in aanmerking genomen bij de uitwerking van volgende programma’s.

Artikel 12

De onderhavige verordening is van toepassing onverminderd Verordening (EG) nr. 1130/2009 van de Commissie (7).

Artikel 13

Verordening (EEG) nr. 3149/92 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 14

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 313 van 30.10.1992, blz. 50.

(3)  Zie bijlage III.

(4)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(5)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35.

(6)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(7)  PB L 310 van 25.11.2009, blz. 5.


BIJLAGE I

In artikel 8, lid 5, vierde alinea, bedoelde vermeldingen

In het Bulgaars

:

Прехвърляне на интервенционни продукти — прилагане на член 8, параграф 5 от Регламент (EC) № 807/2010.

In het Spaans

:

Transferencia de productos de intervención — aplicación del artículo 8, apartado 5, del Reglamento (UE) no 807/2010.

In het Tsjechisch

:

Přeprava intervenčních produktů – Použití čl. 8 odst. 5 nařízení (EU) č. 807/2010.

In het Deens

:

Overførsel af interventionsprodukter — Anvendelse af artikel 8, stk. 5, i forordning (EU) nr. 807/2010.

In het Duits

:

Transfer von Interventionserzeugnissen — Anwendung von Artikel 8 Absatz 5 der Verordnung (EU) Nr. 807/2010.

In het Ests

:

Sekkumistoodete üleandmine – määruse (EL) nr 807/2010 artikli 8 lõike 5 rakendamine.

In het Grieks

:

Μεταφορά προϊόντων παρέμβασης — Εφαρμογή του άρθρου 8 παράγραφος 5 του κανονισμού (EE) αριθ. 807/2010.

In het Engels

:

Transfer of intervention products — Application of Article 8(5) of Regulation (EU) No 807/2010.

In het Frans

:

Transfert de produits d’intervention — Application de l’article 8, paragraphe 5, du règlement (UE) no 807/2010.

In het Italiaans

:

Trasferimento di prodotti d’intervento — Applicazione dell’articolo 8, paragrafo 5, del regolamento (UE) n. 807/2010.

In het Lets

:

Intervences produktu transportēšana – Piemērojot Regulas (ES) Nr. 807/2010 8. panta 5. punktu.

In het Litouws

:

Intervencinių produktų vežimas – taikant Reglamento (ES) Nr. 807/2010 8 straipsnio 5 dalį.

In het Hongaars

:

Intervenciós termékek átszállítása – A 807/2010/EU rendelet 8. cikke (5) bekezdésének alkalmazása.

In het Maltees

:

Trasferiment ta’ prodotti ta’ l-intervent – Applikazzjoni ta’ l-Artikolu 8 (5) tar-Regolament (UE) Nru 807/2010.

In het Nederlands

:

Overdracht van interventieproducten — Toepassing van artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 807/2010.

In het Pools

:

Przekazanie produktów objętych interwencją – stosuje się art. 8 ust. 5 rozporządzenia (UE) nr 807/2010.

In het Portugees

:

Transferência de produtos de intervenção — aplicação do n.o 5 do artigo 8.o do Regulamento (UE) n.o 807/2010.

In het Roemeens

:

Transfer de produse de interventie — Aplicare a articolului 8 alineatul (5) din Regulamentul (UE) nr. 807/2010.

In het Slowaaks

:

Premiestnenie intervenčných výrobkov – uplatnenie článku 8 ods 5 nariadenia (EÚ) č.807/2010.

In het Sloveens

:

Prenos intervencijskih proizvodov – Uporaba člena 8(5) Uredbe (EU) št. 807/2010.

In het Fins

:

Interventiotuotteiden siirtäminen – Asetuksen (EU) N:o 807/2010 8 artiklan 5 kohdan soveltaminen.

In het Zweeds

:

Överföring av interventionsprodukter – Tillämpning av artikel 8.5 i förordning (EU) nr 807/2010.


BIJLAGE II

Grondregels voor de opbouw van het embleem en aanwijzingen voor de genormaliseerde kleuren

1.   Heraldische beschrijving

Een cirkel van twaalf vijfpuntige gouden sterren, waarvan de punten elkaar niet raken, tegen een azuurblauwe achtergrond.

2.   Geometrische beschrijving

Image

Het embleem heeft de vorm van een rechthoekige vlag waarvan de lange zijde gelijk is aan anderhalve keer de korte zijde. Twaalf gouden sterren, op regelmatige afstanden geplaatst, vormen een onzichtbare cirkel waarvan het middelpunt op het snijpunt van de diagonalen van de rechthoek ligt. De straal van de cirkel is gelijk aan een derde van de korte zijde van de rechthoek. Elk van de vijfpuntige sterren is in een onzichtbare cirkel gevat, waarvan de straal gelijk is aan 1/18e van de korte zijde van de rechthoek. Alle sterren zijn verticaal geplaatst, d.w.z. dat één punt naar boven is gericht en de twee onderste punten op een onzichtbare lijn rusten die loodrecht op de korte zijde van de rechthoek staat. De sterren bevinden zich op de cirkel zoals de cijfers op de wijzerplaat van een klok. Het aantal sterren blijft onveranderlijk.

3.   Kleurenregel

Het embleem is samengesteld uit de volgende kleuren: PANTONE REFLEX BLUE voor het oppervlak van de rechthoek en PANTONE YELLOW voor de sterren. Het internationale kleurensysteem van PANTONE is overal beschikbaar en gemakkelijk te gebruiken, ook door niet-professionals.

Vierkleurendruk: de twee standaardkleuren kunnen bij vierkleurendruk niet worden gebruikt. De vereiste kleuren moeten op basis van de vier beschikbare kleuren worden aangemaakt. Voor het PANTONE YELLOW kan 100 % „Process Yellow” worden gebruikt. Door 100 % „Process Cyan” te mengen met 80 % „Process Magenta” wordt een blauwe kleur verkregen die PANTONE REFLEX BLUE zeer dicht benadert.

Afdruk in één kleur: wanneer alleen met zwart kan worden gewerkt, worden zwarte sterren tegen een witte achtergrond in een zwart omlijnde rechthoek gezet. Wanneer alleen blauw beschikbaar is (Reflex Blue uiteraard), worden de sterren in negatief wit op een achtergrond van 100 % Reflex Blue geplaatst.

Afdruk op gekleurde achtergrond: het embleem wordt bij voorkeur tegen een witte achtergrond afgedrukt. Achtergronden met verschillende kleuren of met kleuren die niet bij het blauw passen, moeten worden vermeden. Wanneer een gekleurde achtergrond onvermijdelijk is, moet de rechthoek met een wit kader worden omgeven waarvan de breedte gelijk is aan 1/25e van de korte zijde van de rechthoek.


BIJLAGE III

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3149/92 van de Commissie

(PB L 313 van 30.10.1992, blz. 50)

Verordening (EEG) nr. 3550/92 van de Commissie

(PB L 361 van 10.12.1992, blz. 19)

Verordening (EEG) nr. 2826/93 van de Commissie

(PB L 258 van 16.10.1993, blz. 11)

Verordening (EG) nr. 267/96 van de Commissie

(PB L 36 van 14.2.1996, blz. 2)

Verordening (EG) nr. 2760/1999 van de Commissie

(PB L 331 van 23.12.1999, blz. 55)

Verordening (EG) nr. 1098/2001 van de Commissie

(PB L 150 van 6.6.2001, blz. 37)

Verordening (EG) nr. 1921/2002 van de Commissie

(PB L 293 van 29.10.2002, blz. 9)

Verordening (EG) nr. 2339/2003 van de Commissie

(PB L 346 van 31.12.2003, blz. 29)

Verordening (EG) nr. 1903/2004 van de Commissie

(PB L 328 van 30.10.2004, blz. 77)

Verordening (EG) nr. 537/2005 van de Commissie

(PB L 89 van 8.4.2005, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 1608/2005 van de Commissie

(PB L 256 van 1.10.2005, blz. 13)

Verordening (EG) nr. 133/2006 van de Commissie

(PB L 23 van 27.1.2006, blz. 11)

Verordening (EG) nr. 208/2007 van de Commissie

(PB L 61 van 28.2.2007, blz. 19)

Verordening (EG) nr. 209/2007 van de Commissie

(PB L 61 van 28.2.2007, blz. 21)

Verordening (EG) nr. 724/2007 van de Commissie

(PB L 165 van 27.6.2007, blz. 2)

Verordening (EG) nr. 725/2007 van de Commissie

(PB L 165 van 27.6.2007, blz. 4)

Verordening (EG) nr. 758/2007 van de Commissie

(PB L 172 van 30.6.2007, blz. 47)

Verordening (EG) nr. 1127/2007 van de Commissie

(PB L 255 van 29.9.2007, blz. 18)


BIJLAGE IV

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 3149/92

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3, aanhef

Artikel 2, lid 3, aanhef

Artikel 2, lid 3, punt 1, aanhef

Artikel 2, lid 3, onder a), aanhef

Artikel 2, lid 3, punt 1, onder a)

Artikel 2, lid 3, onder a), i)

Artikel 2, lid 3, punt 1, onder b)

Artikel 2, lid 3, onder a), ii)

Artikel 2, lid 3, punt 1, onder c)

Artikel 2, lid 3, onder a), iii)

Artikel 2, lid 3, punt 1, onder d)

Artikel 2, lid 3, onder a), iv)

Artikel 2, lid 3, punt 2

Artikel 2, lid 3, onder b)

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 4

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 2 bis

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 3, lid 5

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1 bis

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2, onder a), eerste alinea

Artikel 4, lid 3, eerste alinea

Artikel 4, lid 2, onder a), tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 2, onder a), tweede alinea, eerste streepje

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, onder a)

Artikel 4, lid 2, onder a), tweede alinea, tweede streepje

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, onder b)

Artikel 4, lid 2, onder a), tweede alinea, derde streepje

Artikel 4, lid 3, tweede alinea, onder c)

Artikel 4, lid 2, onder a), derde alinea

Artikel 4, lid 3, derde alinea

Artikel 4, lid 2, onder a), vierde alinea

Artikel 4, lid 3, vierde alinea

Artikel 4, lid 2, onder a), vijfde alinea

Artikel 4, lid 3, vijfde alinea

Artikel 4, lid 2, onder b), eerste alinea

Artikel 4, lid 4, eerste alinea

Artikel 4, lid 2, onder b), tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 4, tweede alinea, aanhef

Artikel 4, lid 2, onder b), tweede alinea, eerste streepje

Artikel 4, lid 4, tweede alinea, onder a)

Artikel 4, lid 2, onder b), tweede alinea, tweede streepje

Artikel 4, lid 4, tweede alinea, onder b)

Artikel 4, lid 2 bis

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 6

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 7

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 8

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 5 bis

Artikel 6

Artikel 6, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 6, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 6, lid 4

Artikel 7, lid 3

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8 bis

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10, eerste alinea, aanhef

Artikel 11, eerste alinea, aanhef

Artikel 10, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 11, eerste alinea, onder a)

Artikel 10, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 11, eerste alinea, onder b)

Artikel 10, eerste alinea, derde streepje

Artikel 11, eerste alinea, onder c)

Artikel 10, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 11, eerste alinea, onder d)

Artikel 10, eerste alinea, vijfde streepje

Artikel 11, eerste alinea, onder e)

Artikel 10, tweede alinea

Artikel 11, tweede alinea

Artikel 10 bis

Artikel 12

Artikel 11

Artikel 13

Artikel 12, eerste alinea

Artikel 14

Artikel 12, tweede alinea

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV


15.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/21


VERORDENING (EU) Nr. 808/2010 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 september 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

70,0

XS

45,6

ZZ

57,8

0707 00 05

MK

57,0

TR

142,5

ZZ

99,8

0709 90 70

TR

112,1

ZZ

112,1

0805 50 10

AR

139,0

BR

122,7

CL

129,2

IL

141,4

TR

144,0

UY

131,5

ZA

132,5

ZZ

134,3

0806 10 10

EG

148,1

IL

122,3

TR

112,6

ZA

92,1

ZZ

118,8

0808 10 80

AR

60,8

BR

70,5

CL

96,7

CN

64,4

NZ

97,9

US

87,4

ZA

83,5

ZZ

80,2

0808 20 50

AR

80,1

CL

150,5

CN

69,9

ZA

83,2

ZZ

95,9

0809 30

TR

156,2

ZZ

156,2

0809 40 05

BA

57,0

IL

165,3

XS

52,3

ZZ

91,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


15.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/23


VERORDENING (EU) Nr. 809/2010 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 804/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 september 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 241 van 14.9.2010, blz. 10.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 15 september 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

55,39

0,00

1701 11 90 (1)

55,39

0,00

1701 12 10 (1)

55,39

0,00

1701 12 90 (1)

55,39

0,00

1701 91 00 (2)

48,18

3,02

1701 99 10 (2)

48,18

0,00

1701 99 90 (2)

48,18

0,00

1702 90 95 (3)

0,48

0,23


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


IV Handelingen die vóór 1 december 2009 zijn aangenomen krachtens het EG-Verdrag, het EU-Verdrag en het Euratom-Verdrag

15.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/25


BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 oktober 2009

betreffende de sluiting door de Commmissie van een Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Republiek India bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

(2010/487/Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In overeenstemming met de richtsnoeren van de Raad van 22 juli 2008 heeft de Commissie onderhandelingen gevoerd over een Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Republiek India bij onderzoek op het gebied van fusie-energie.

(2)

De sluiting van de Overeenkomst door de Commissie dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Enig artikel

De sluiting, door de Commissie, voor en namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Republiek India bij onderzoek op het gebied van fusie-energie, wordt goedgekeurd.

De tekst van deze overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Gedaan te Brussel, 9 oktober 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

Å. TORSTENSSON


OVEREENKOMST

inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Republiek India bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (Euratom),

en

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA,

(hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd);

OVERWEGEND dat in de op 20 december 1993 gesloten Samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India de partijen overeenkomen de onderlinge samenwerking te bevorderen op het gebied van energie en milieubescherming;

VERLANGEND de ontwikkeling van fusie-energie als potentieel milieuvriendelijke, economisch concurrerende en vrijwel onbeperkte energiebron te blijven bevorderen,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel I

Doelstelling

Doel van deze overeenkomst is de samenwerking tussen de partijen op de door hun respectieve kernfusieprogramma’s bestreken gebieden te intensiveren op basis van wederzijds voordeel en algemene wederkerigheid, teneinde het wetenschappelijk inzicht en de technologische bekwaamheid die aan een systeem voor het opwekken van fusie-energie ten grondslag liggen, te ontwikkelen.

Artikel II

Gebieden waarop wordt samengewerkt

De gebieden waarop in het kader van deze overeenkomst wordt samengewerkt, zijn onder meer:

a)

tokamaks, met inbegrip van de grote projecten van de huidige generatie en van activiteiten in verband met die van de volgende generatie;

b)

alternatieven voor tokamaks;

c)

de technologie van fusie-energie met magnetische opsluiting;

d)

plasmatheorie en toegepaste plasmafysica;

e)

programmabeleid en planning, en

f)

andere gebieden, zoals onderling schriftelijk overeengekomen door de partijen, voor zover zij onder hun respectieve programma’s vallen.

Artikel III

Vormen van samenwerking

1.   De samenwerking in het kader van deze overeenkomst kan, zonder zich daartoe te beperken, de volgende vormen aannemen:

a)

de uitwisseling en verstrekking van informatie en gegevens over wetenschappelijke en technische activiteiten, ontwikkelingen, praktijken en resultaten, alsmede over programmabeleid en planning, met inbegrip van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie onder de in de artikelen VI en VII bedoelde voorwaarden;

b)

de uitwisseling van wetenschappers, technici en andere specialisten voor overeengekomen periodes om deel te nemen aan experimenten, analyses, het maken van ontwerpen en andere onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten overeenkomstig artikel VIII;

c)

de organisatie van seminars en andere bijeenkomsten om informatie over overeengekomen onderwerpen op de in artikel II genoemde gebieden te bespreken en uit te wisselen en om te bepalen welke activiteiten nuttig gezamenlijk kunnen worden ondernomen overeenkomstig artikel V;

d)

de uitwisseling en verstrekking van monsters, materialen en uitrusting (instrumenten en onderdelen) voor experimenten, tests en evaluaties overeenkomstig de artikelen IX en X;

e)

de uitvoering van gezamenlijke studies, projecten of experimenten, inclusief het gezamenlijk ontwerpen, bouwen en beheren ervan;

f)

het opzetten van datacommunicatieverbindingen zoals, maar niet beperkt tot, tools voor de analyse van gegevens op afstand, en

g)

andere specifieke vormen van samenwerking zoals onderling schriftelijk door de partijen overeengekomen.

2.   De partijen coördineren de activiteiten in het kader van deze overeenkomst in voorkomend geval met andere internationale activiteiten in verband met onderzoek en ontwikkeling van kernfusie, teneinde doublures zoveel mogelijk te vermijden. Niets in deze overeenkomst wordt zo opgevat dat het afbreuk doet aan bestaande of toekomstige samenwerkingsregelingen tussen partijen.

Artikel IV

Coördinatiecommissie en uitvoerende secretarissen

1.   De partijen richten een coördinatiecommissie op om de uitvoering van activiteiten in het kader van deze overeenkomst te coördineren en te controleren. Elk van de partijen benoemt een gelijk aantal leden in de coördinatiecommissie en stelt één van de benoemde leden aan als hoofd van de delegatie. De coördinatiecommissie komt jaarlijks bijeen, beurtelings in de Republiek India en in de Europese Unie, of op een andere overeengekomen tijd en plaats. Het hoofd van de delegatie van de ontvangende partij zit de bijeenkomst voor.

2.   Door de coördinatiecommissie worden de in het kader van deze overeenkomst bereikte vooruitgang en geplande activiteiten bestudeerd en worden in de toekomst binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst gezamenlijk te ondernemen activiteiten voorgesteld, gecoördineerd en goedgekeurd, waarbij rekening wordt gehouden met de technische merite en vereiste inspanning, zodat de overeenkomst tot wederzijds voordeel strekt en over het geheel genomen op wederkerigheid berust.

3.   Alle besluiten van de coördinatiecommissie worden met eenparigheid van stemmen genomen.

4.   Voor de periodes tussen de bijeenkomsten van de coördinatiecommissie wijst elke partij een uitvoerend secretaris aan die in alle aangelegenheden welke verband houden met de samenwerking in het kader van deze overeenkomst, namens haar optreedt. De uitvoerende secretarissen zijn verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van de samenwerking.

Artikel V

Uitvoering

1.   Elke partij wijst passende organen aan voor de tenuitvoerlegging van de onder deze overeenkomst vallende activiteiten.

2.   Als de coördinatiecommissie overeenkomt gezamenlijk een activiteit uit te voeren, keurt zij een projectplan bij de onderhavige overeenkomst goed, die door de onderhavige overeenkomst wordt beheerst.

3.   Elk projectplan vermeldt de organen die zijn aangewezen om het project ten uitvoer te leggen en bevat gedetailleerde bepalingen inzake de tenuitvoerlegging van de gezamenlijke activiteit die, zonder zich daartoe te beperken, in voorkomend geval betrekking hebben op het technische werkterrein, het beheer, de verantwoordelijkheid voor de contaminatie, de uitwisseling van geheime informatie, de uitwisseling van uitrusting, de behandeling van intellectuele eigendom, de totale kosten, de verdeling van de kosten en het tijdschema.

Artikel VI

Beschikbaarheid en verspreiding van kennis

1.   Onverminderd de toepasselijke wetten en voorschriften en de bepalingen van deze overeenkomst geven elke partij en haar vertegenwoordigers de andere partij en haar vertegenwoordigers vrije toegang tot alle kennis waarover zij beschikken die voor de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst vereist is.

2.   De partijen en hun vertegenwoordigers bevorderen een zo ruim mogelijke verspreiding van de kennis die zij openbaar mogen maken en die ofwel gezamenlijk is ontwikkeld, ofwel bestemd is om in het kader van deze overeenkomst te worden verstrekt of uitgewisseld, met dien verstande dat vertrouwelijke kennis en uit deze overeenkomst voortvloeiende intellectuele eigendom moeten worden beschermd.

3.   Kennis die op grond van deze overeenkomst door een partij aan de andere partij wordt overgedragen, dient naar beste weten van de overdragende partij nauwkeurig te zijn, maar de overdragende partij garandeert niet dat de overgedragen kennis geschikt is voor een bepaalde aanwending of toepassing door de ontvangende partij of door derden. Kennis die door beide partijen gezamenlijk is ontwikkeld, dient naar beste weten van beide partijen nauwkeurig te zijn. Geen van beide partijen garandeert dat de gezamenlijk ontwikkelde kennis nauwkeurig is of geschikt is voor een bepaalde aanwending of toepassing door één van beide partijen of door derden.

Artikel VII

Intellectuele eigendom

Intellectuele eigendom die in de loop van gezamenlijke activiteiten in het kader van deze overeenkomst is ontstaan of beschikbaar gesteld, wordt beschermd en toegewezen overeenkomstig het bepaalde in bijlage A, die een integrerend deel van deze overeenkomst vormt en van toepassing is op alle activiteiten welke in het kader van deze overeenkomst worden uitgevoerd.

Artikel VIII

Uitwisseling van personeel

De volgende bepalingen zijn van toepassing op de uitwisseling van personeel in het kader van deze overeenkomst:

a)

elke partij zorgt ervoor dat voor de uitvoering van de in het kader van deze overeenkomst voorgenomen activiteiten gekwalificeerd personeel wordt geselecteerd met de vereiste bekwaamheden en deskundigheid. Elke uitwisseling van personeel wordt van tevoren schriftelijk overeengekomen in een briefwisseling tussen de partijen, waarin naar deze overeenkomst, de toepasselijke bepalingen inzake intellectuele eigendom en de relevante samenwerkingsactiviteit wordt verwezen;

b)

elke partij is verantwoordelijk voor de aan haar uitgewisselde personeel te betalen bezoldigingen, verzekeringen en vergoedingen;

c)

de detacherende partij betaalt de reis- en verblijfkosten van haar bij de gastinstelling verblijvende uitgewisselde personeel, tenzij anderszins wordt overeengekomen;

d)

de ontvangende partij zorgt op basis van wederkerigheid en op een voor alle betrokkenen bevredigende wijze voor geschikte woningen ten behoeve van het uitgewisselde personeel (en de gezinnen daarvan) van de andere partij;

e)

wat de administratieve formaliteiten (bv. het verkrijgen van visa) betreft, verleent de ontvangende partij alle nodige bijstand overeenkomstig haar relevante wet- en regelgeving aan het uitgewisselde personeel van de andere partij;

f)

elke partij zorgt ervoor dat het uitgewisselde personeel de algemene arbeids- en veiligheidsvoorschriften die voor de gastinstelling gelden, nakomt;

g)

elke partij kan voor eigen rekening als waarnemer optreden bij testactiviteiten en analytische werkzaamheden van de andere partij op de in artikel II genoemde gebieden waarop wordt samengewerkt. Onder voorbehoud van de bij elke gelegenheid verleende voorafgaande instemming van de ontvangende partij kan dit waarnemerschap plaatsvinden in de vorm van bezoeken.

Artikel IX

Uitwisseling van uitrusting, monsters enz.

Wanneer uitrusting, instrumenten, monsters, materialen of noodzakelijke reserveonderdelen (hierna „uitrusting enz.” genoemd) moeten worden uitgewisseld, uitgeleend of geleverd door een partij of haar vertegenwoordigers aan de andere partij of haar vertegenwoordigers, gelden de volgende bepalingen voor de verzending en het gebruik van de uitrusting enz.:

a)

de verzendende partij verstrekt zo spoedig mogelijk een gedetailleerde opgave van de uitrusting enz. die beschikbaar zal worden gesteld, tezamen met de relevante specificaties en technische documentatie en informatie;

b)

de door de verzendende partij verschafte uitrusting enz. blijft haar eigendom en wordt op een door de coördinatiecommissie te bepalen datum aan de verzendende partij teruggezonden, tenzij anderszins overeengekomen in het in artikel V bedoelde projectplan;

c)

de uitrusting enz. wordt in de ontvangende vestiging slechts in onderlinge overeenstemming tussen de partijen in gebruik gesteld, en

d)

de ontvangende partij voorziet in de nodige ruimten voor de uitrusting enz. en zorgt voor voorzieningen zoals elektriciteit, water en gas in overeenstemming met de onderling overeengekomen technische vereisten.

Artikel X

Algemene bepalingen

1.   Elke partij voert de activiteiten waarin deze overeenkomst voorziet uit met inachtneming van haar toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en stelt middelen beschikbaar afhankelijk van de beschikbaarheid van toegewezen geldmiddelen.

2.   Tenzij de partijen uitdrukkelijk schriftelijk anderszins overeenkomen, worden alle uit de samenwerking in het kader van deze overeenkomst voortvloeiende kosten gedragen door de partij die deze maakt.

3.   Alle vraagstukken in verband met de interpretatie of tenuitvoerlegging van de overeenkomst die zich tijdens de looptijd voordoen, worden door partijen in onderling overleg geregeld.

4.   Deze overeenkomst is wat Euratom betreft van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van Euratom van toepassing is en op het grondgebied van de landen die als volledig geassocieerde derde staten aan het kernfusieprogramma van Euratom deelnemen.

Artikel XI

Looptijd, wijziging en opzegging

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat hun onderscheiden interne procedures voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn voltooid, en blijft van kracht gedurende vijf (5) jaar. Tenzij één van beide partijen de andere partij ten minste zes maanden voor het aflopen van de overeenkomst in kennis stelt van haar voornemen de overeenkomst op te zeggen, wordt deze overeenkomst automatisch met een volgende periode van vijf (5) jaar verlengd.

2.   Deze overeenkomst kan met wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd.

3.   Alle gezamenlijke activiteiten en experimenten die op het tijdstip waarop deze overeenkomst wordt beëindigd of afloopt, nog niet zijn voltooid, kunnen volgens de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid.

4.   Deze overeenkomst en al haar eventuele projectplannen kunnen steeds worden beëindigd indien één van beide partijen zulks wenst; de partij die de overeenkomst of het projectplan wenst te beëindigen, deelt zulks schriftelijk mee met inachtneming van een opzeggingstermijn van zes (6) maanden. Een dergelijke beëindiging doet geen afbreuk aan de rechten die beide partijen uit hoofde van de overeenkomst of het projectplan tot de datum waarop zij wordt beëindigd, hebben verworven.

5.   Deze overeenkomst is opgesteld in afschriften in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te New Delhi, de zesde dag van november tweeduizend negen.

Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

BENITA FERRERO-WALDNER

Voor de regering van de Republiek India

ANIL KADOKKAR

BIJLAGE A

INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN

Rechten met betrekking tot intellectuele eigendom die in het kader van deze overeenkomst is voortgekomen of geleverd, worden als volgt toegekend:

I.   Toepassingsgebied

Deze bijlage is van toepassing op alle gezamenlijke activiteiten die in het kader van deze overeenkomst worden ondernomen, tenzij uitdrukkelijk anderszins is overeengekomen.

II.   Houderschap, toekenning en uitoefening van rechten

A.   In de zin van deze overeenkomst heeft „intellectuele eigendom” de betekenis als vermeld in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, Stockholm, 14 juli 1967.

B.   In deze bijlage wordt de toekenning van rechten, belangen en royalty’s aan de partijen behandeld. Elke partij zorgt ervoor dat de andere partij de rechten op intellectuele eigendom ontvangt overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage. Deze bijlage laat de onderlinge verdeling van dergelijke rechten, belangen en royalty’s tussen een partij en de staatsburgers daarvan, welke door de bij die partij gangbare wetten en praktijken bepaald wordt, ongewijzigd en onverlet.

C.   De beëindiging of het aflopen van deze overeenkomst zijn van generlei invloed op de uit deze bijlage voortvloeiende rechten of verplichtingen.

(1)

In het geval van gezamenlijke activiteiten van de partijen wordt intellectuele eigendom die voortkomt uit gemeenschappelijk onderzoek, d.w.z. onderzoek dat door beide partijen wordt gesteund, volgens onderstaande beginselen in een technologiebeheersplan behandeld:

a)

De partijen stellen elkaar binnen een redelijke termijn in kennis van eventuele intellectuele-eigendomsrechten welke uit deze overeenkomst (of toepasselijke uitvoeringsovereenkomsten) voortkomen.

b)

Tenzij dit anderszins wordt overeengekomen, kunnen de rechten en belangen met betrekking tot intellectuele eigendom die uit gemeenschappelijk onderzoek is voortgekomen, zonder territoriale belemmering door elk van beide partijen worden benut.

c)

Elke partij neemt tijdig de nodige stappen om de intellectuele eigendom waarop zij overeenkomstig het technologiebeheersplan rechten en belangen verwerft, te beschermen.

d)

Elke partij heeft recht op een niet-uitsluitende, onherroepelijke licentie, vrij van royalty’s, om elke intellectuele eigendom die uit deze overeenkomst voortkomt, te gebruiken voor activiteiten die uitsluitend betrekking hebben op onderzoek, en

e)

Bezoekende wetenschappers die hebben deelgenomen aan de totstandbrenging van intellectuele eigendom, verkrijgen intellectuele-eigendomsrechten en aandelen in de royalty’s die door de gastinstellingen worden verworven uit de terbeschikkingstelling van dat soort intellectuele-eigendomsrechten in het kader van het door de gastinstellingen gevoerde beleid. Wat bovengenoemde intellectuele-eigendomsrechten en aandelen in de royalty’s betreft, verleent een partij bezoekende wetenschappers geen minder gunstige behandeling dan zij aan haar eigen staatsburgers verleent. Bovendien heeft elke bezoekende, tot uitvinder benoemde wetenschapper het recht op een behandeling als een staatsburger van de gastheerpartij wat prijzen, bonussen, voordelen of andere beloningen betreft, in overeenstemming met het beleid van de gastinstelling en de respectieve relevante wetgevingen van de partijen.

(2)

In het geval van gezamenlijke activiteiten die geen gemeenschappelijk onderzoek zijn als bedoeld in punt II, onder D. (1), verlangt elke partij, voor zover zulks volgens haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vereist is, van al haar deelnemers dat zij specifieke overeenkomsten aangaan met betrekking tot de uitvoering van gemeenschappelijk onderzoek en de onderscheiden rechten en plichten van de deelnemers. Wat intellectuele eigendom betreft, hebben de overeenkomsten doorgaans onder meer betrekking op eigendom, bescherming, gebruiksrechten ten behoeve van onderzoek, exploitatie en verspreiding, met inbegrip van regelingen voor gezamenlijke publicatie, rechten en plichten van bezoekende wetenschappers en procedures voor de regeling van geschillen. De overeenkomsten kunnen ook betrekking hebben op andere kwesties, zoals toegang tot nieuwe en bestaande kennis, vergunningen en te leveren prestaties.

E.   Zonder afbreuk te doen aan de concurrentievoorwaarden op de gebieden die onder deze overeenkomst vallen, stelt elke partij alles in het werk om ervoor te zorgen dat de rechten die in het kader van deze overeenkomst en de daaronder getroffen regelingen zijn verworven, op zodanige wijze worden uitgeoefend dat met name worden aangemoedigd: i) het gebruik en de verspreiding van informatie die in het kader van deze overeenkomst is ontstaan of op andere wijze beschikbaar is gekomen, voor zover dit in overeenstemming is met de in deze overeenkomst neergelegde voorwaarden, de bepalingen van afdeling IV van deze bijlage en eventuele regels die in het kader van de wetgeving van de partijen inzake de behandeling van gevoelige of geheime informatie op nucleair gebied van toepassing zijn, en ii) de vaststelling en tenuitvoerlegging van internationale normen.

III.   Werken die onder het auteursrecht vallen

Overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst wordt auteursrecht dat aan de partijen toebehoort, behandeld in overeenstemming met de door de Wereldhandelsorganisatie beheerde Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom.

IV.   Wetenschappelijke publicaties

Onverminderd de voor vertrouwelijke informatie geldende bepalingen van afdeling V, zijn de volgende procedures van toepassing:

A.

Elke partij heeft recht op een niet-uitsluitende, onherroepelijke licentie, vrij van royalty’s, om in alle landen informatie uit wetenschappelijke en technische tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken of andere media, die rechtstreeks het resultaat is van uit hoofde van deze overeenkomst door of namens partijen verricht gemeenschappelijk onderzoek, te vertalen, te reproduceren en openbaar te verspreiden.

B.

Op alle openbaar te verspreiden exemplaren van een werk waarop auteursrechten rusten en dat volgens deze bepaling tot stand is gekomen, wordt de naam van de auteurs van het werk vermeld, tenzij naamsvermelding door een auteur uitdrukkelijk wordt geweigerd. Ook moet op een duidelijk zichtbare plaats een vermelding worden opgenomen met betrekking tot de medewerking en de steun van de partijen.

V.   Niet openbaar te maken informatie

A.   Schriftelijke geheime informatie

(1)

Elke partij stelt in een zo vroeg mogelijk stadium vast welke informatie zij geheim wenst te houden met betrekking tot deze overeenkomst. Daarbij moeten onder meer de volgende criteria worden gehanteerd:

a)

de informatie is geheim, in die zin dat de gegevens, als geheel of in de exacte samenstelling van hun bestanddelen, niet algemeen bekend of met wettelijke middelen gemakkelijk toegankelijk zijn;

b)

de informatie heeft werkelijke of potentiële handelswaarde ingevolge de geheimhouding, en

c)

er zijn door de persoon die met de leiding belast is, maatregelen getroffen die onder de omstandigheden redelijk leken om de geheimhouding van de gegevens te waarborgen. In bepaalde gevallen kunnen de partijen overeenkomen dat, behoudens andersluidende bepalingen, informatie die tijdens het gemeenschappelijk onderzoek op basis van deze overeenkomst is verstrekt, uitgewisseld of tot stand gekomen, noch in haar geheel noch gedeeltelijk mag worden bekendgemaakt.

(2)

Elke partij ziet erop toe dat volgens de onderhavige overeenkomst als geheim en dus als vertrouwelijk beschouwde informatie, op eenvoudige wijze door de andere partij als zodanig kan worden herkend, bijvoorbeeld door een kenteken of een opschrift. Dit geldt ook voor de gehele of gedeeltelijke reproductie van de desbetreffende gegevens. Een partij die op grond van een dergelijke overeenkomst vertrouwelijke informatie ontvangt, neemt de vertrouwelijkheid daarvan in acht. Die beperking wordt automatisch opgeheven wanneer de gegevens door de eigenaar ongelimiteerd worden bekendgemaakt.

(3)

Vertrouwelijke gegevens die ingevolge deze overeenkomst zijn meegedeeld, mogen wanneer dat nodig is door de ontvangende partij worden verspreid onder personen die in dienst zijn bij de ontvangende partij, met inbegrip van haar contractanten en andere betrokken departementen van de ontvangende partij welke voor de specifieke doeleinden van het lopende gemeenschappelijk onderzoek gemachtigd zijn, mits de geheime gegevens worden beschermd overeenkomstig deze bijlage en de wetten en voorschriften van elke partij en, zoals boven vermeld, als zodanig gemakkelijk kunnen worden herkend.

B.   Niet-schriftelijke vertrouwelijke informatie

Niet op schrift gestelde vertrouwelijke gegevens of andere beperkt toegankelijke informatie die worden verstrekt tijdens seminars en andere bijeenkomsten welke in het kader van de overeenkomst gehouden worden, of gegevens verkregen door de indiensttreding van personeel, het gebruik van voorzieningen of gemeenschappelijke projecten, worden door partijen of hun vertegenwoordigers behandeld overeenkomstig de beginselen in verband met schriftelijke informatie welke in deze overeenkomst zijn vastgelegd, mits de ontvanger van dergelijke vertrouwelijke of anderszins beperkt toegankelijke gegevens uiterlijk op het moment dat die informatie wordt verstrekt op schriftelijke wijze geattendeerd is op het vertrouwelijke karakter ervan.

C.   Beheer

Elke partij probeert ervoor te zorgen dat niet openbaar te maken informatie die zij uit hoofde van deze overeenkomst ontvangt, wordt beheerd zoals in de overeenkomst is bepaald. Indien een van de partijen zich er rekenschap van geeft dat zij niet in staat is, of redelijkerwijs verwacht niet in staat te zullen zijn, om de in de punten A en B vervatte niet-verspreidingsbepalingen na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onverwijld in kennis. De partijen plegen vervolgens overleg om een passende gedragslijn vast te stellen.

VI.   Regeling van geschillen, nieuwe vormen van intellectuele eigendom en niet-voorziene intellectuele eigendom

A.   Geschillen tussen de partijen onderling betreffende intellectuele eigendom worden geregeld overeenkomstig artikel X, lid 3, van deze overeenkomst. Mits wederzijdse overeenstemming van de partijen kan een dergelijk geschil echter ook worden voorgelegd aan een internationaal arbitragehof met het oog op een bindende arbitrage overeenkomstig de geldende regels van het internationaal recht. Tenzij anderszins overeengekomen, gelden de arbitrageregels van de United Nations Commission on International Trade Law (UNCITRAL).

B.   Indien één van beide partijen vaststelt dat een gezamenlijke activiteit die in het kader van deze overeenkomst is ondernomen, een nieuwe vorm van intellectuele eigendom kan voortbrengen waarin niet is voorzien in een technologiebeheersplan of een overeenkomst tussen aangewezen organen, of indien andere onvoorziene problemen optreden, knopen de partijen onverwijld overleg aan om te waarborgen dat de bescherming, exploitatie en verspreiding van de betrokken intellectuele eigendom op hun onderscheiden grondgebieden naar behoren worden geregeld.


15.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/33


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 november 2009

houdende goedkeuring van de sluiting door de Commissie van een overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Federale Republiek Brazilië bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

(2010/488/Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In overeenstemming met de richtsnoeren van de Raad van 22 juli 2008 heeft de Commissie onderhandelingen gevoerd over een Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Federale Republiek Brazilië bij onderzoek op het gebied van fusie-energie.

(2)

De sluiting van de overeenkomst door de Commissie dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Enig artikel

De sluiting, door de Commissie, voor en namens de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, van de Overeenkomst inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Federale Republiek Brazilië bij onderzoek op het gebied van fusie-energie, wordt goedgekeurd.

De tekst van deze overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Gedaan te Brussel, 16 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


OVEREENKOMST

inzake samenwerking tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de regering van de Federale Republiek Brazilië bij onderzoek op het gebied van fusie-energie

DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE (EURATOM),

en

DE REGERING VAN DE FEDERALE REPUBLIEK BRAZILIË,

(hierna „de partijen” genoemd),

OVERWEGENDE dat in de Overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Federale Republiek Brazilië, ondertekend op 19 januari 2004, de partijen zich ertoe hebben verbonden de samenwerking te bevorderen op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling;

VERLANGEND de ontwikkeling van fusie-energie als uit milieuoogpunt potentieel aanvaardbare, economisch concurrerende en vrijwel onbeperkte energiebron te blijven bevorderen;

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doelstelling

Doel van deze overeenkomst is de samenwerking tussen de partijen op de door hun respectieve kernfusieprogramma’s bestreken gebieden te intensiveren op basis van wederzijds voordeel en algemene wederkerigheid, teneinde het wetenschappelijk inzicht en de technologische bekwaamheid die aan een systeem voor het opwekken van fusie-energie ten grondslag liggen, te ontwikkelen.

Artikel 2

Gebieden waarop wordt samengewerkt

De gebieden waarop in het kader van deze overeenkomst wordt samengewerkt, zijn onder meer:

a)

tokamaks, met inbegrip van de grote projecten van de huidige generatie en van activiteiten in verband met die van de volgende generatie;

b)

alternatieven voor tokamaks;

c)

de technologie van fusie-energie met magnetische opsluiting;

d)

plasmatheorie en toegepaste plasmafysica;

e)

programmabeleid en planning, alsmede

f)

andere gebieden, zoals door de partijen onderling schriftelijk overeengekomen, voor zover zij onder hun respectieve programma’s vallen.

Artikel 3

Vormen van samenwerking

1.   De samenwerking in het kader van deze overeenkomst kan, zonder zich daartoe te beperken, de volgende vormen aannemen:

a)

de uitwisseling en verstrekking van informatie en gegevens over wetenschappelijke en technische activiteiten, ontwikkelingen, praktijken en resultaten, alsmede over programmabeleid en planning, met inbegrip van de uitwisseling van vertrouwelijke informatie onder de in de artikelen 6 en 7 bedoelde voorwaarden;

b)

de uitwisseling van wetenschappers, technici en andere specialisten voor overeengekomen perioden om deel te nemen aan experimenten, analysen, het maken van ontwerpen en andere onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten overeenkomstig artikel 8;

c)

de organisatie van seminars en andere bijeenkomsten om informatie over overeengekomen onderwerpen op de in artikel 2 genoemde gebieden te bespreken en uit te wisselen en om te bepalen welke activiteiten nuttig gezamenlijk kunnen worden ondernomen overeenkomstig artikel 5;

d)

de uitwisseling en verstrekking van monsters, materialen en uitrusting (instrumenten en onderdelen) voor experimenten, tests en evaluaties overeenkomstig de artikelen 9 en 10;

e)

de uitvoering van gezamenlijke studies, projecten of experimenten, inclusief het gezamenlijk ontwerpen, bouwen en beheren daarvan;

f)

het opzetten van datacommunicatieverbindingen zoals, maar niet beperkt tot, hulpmiddelen voor de analyse van gegevens op afstand, alsmede

g)

andere specifieke vormen van samenwerking zoals onderling schriftelijk door de partijen overeengekomen.

2.   De partijen coördineren de activiteiten in het kader van deze overeenkomst in voorkomend geval met andere internationale activiteiten in verband met onderzoek en ontwikkeling van kernfusie, teneinde doublures zoveel mogelijk te vermijden. Niets in deze overeenkomst wordt zo opgevat dat het afbreuk doet aan bestaande of toekomstige samenwerkingsregelingen tussen partijen.

Artikel 4

Coördinatiecommissie en uitvoerende secretarissen

1.   De partijen richten een coördinatiecommissie op om de uitvoering van activiteiten in het kader van deze overeenkomst te coördineren en te controleren. Elk van de partijen benoemt een gelijk aantal leden in de coördinatiecommissie en stelt één van de benoemde leden aan als hoofd van de delegatie. De coördinatiecommissie komt jaarlijks bijeen, beurtelings in de Federale Republiek Brazilië en in de Europese Unie, of op een andere overeengekomen tijd en plaats. Het hoofd van de delegatie van de ontvangende partij zit de bijeenkomst voor.

2.   Door de coördinatiecommissie worden de in het kader van deze overeenkomst bereikte vooruitgang en geplande activiteiten bestudeerd en worden in de toekomst binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst gezamenlijk te ondernemen activiteiten voorgesteld, gecoördineerd en goedgekeurd, waarbij rekening wordt gehouden met de technische verdiensten en vereiste inspanning, zodat de overeenkomst tot wederzijds voordeel strekt en over het geheel genomen op wederkerigheid berust.

3.   Alle besluiten van de coördinatiecommissie worden met eenparigheid van stemmen genomen.

4.   Voor de perioden tussen de bijeenkomsten van de coördinatiecommissie wijst elke partij een uitvoerend secretaris aan die in alle aangelegenheden welke verband houden met de samenwerking in het kader van deze overeenkomst, namens haar optreedt. De uitvoerende secretarissen zijn verantwoordelijk voor het dagelijkse beheer van de samenwerking.

Artikel 5

Tenuitvoerlegging

1.   Elke partij wijst passende organen aan voor de tenuitvoerlegging van de onder deze overeenkomst vallende activiteiten.

2.   Wanneer de coördinatiecommissie een samenwerkingsactiviteit goedkeurt, keurt zij zo nodig ook een projectplan in het kader van deze overeenkomst goed.

3.   In elk projectplan worden de organen vermeld die zijn aangewezen om het project ten uitvoer te leggen en worden gedetailleerde bepalingen opgenomen inzake de tenuitvoerlegging van de samenwerkingsactiviteit, inclusief het technische werkterrein, het beheer, de verantwoordelijkheid voor decontaminatie, de uitwisseling van vertrouwelijke informatie, de uitwisseling van uitrusting, de behandeling van intellectuele eigendom, de totale kosten, de verdeling van de kosten en het tijdschema.

Artikel 6

Beschikbaarheid en verspreiding van kennis

1.   Onverminderd de toepasselijke wetten en voorschriften en de bepalingen van deze overeenkomst geven elke partij en haar vertegenwoordigers de andere partij en haar vertegenwoordigers vrije toegang tot alle kennis waarover zij beschikken die voor de uitvoering van samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst vereist is.

2.   De partijen en hun vertegenwoordigers bevorderen een zo ruim mogelijke verspreiding van de kennis die zij openbaar mogen maken en die ofwel gezamenlijk is ontwikkeld, ofwel bestemd is om in het kader van deze overeenkomst te worden verstrekt of uitgewisseld, met dien verstande dat vertrouwelijke kennis en uit deze overeenkomst voortvloeiende intellectuele eigendom moeten worden beschermd.

3.   Kennis die op grond van deze overeenkomst door een partij aan de andere partij wordt overgedragen, dient naar beste weten van de overdragende partij nauwkeurig te zijn, maar de overdragende partij garandeert niet dat de overgedragen kennis geschikt is voor een bepaalde aanwending of toepassing door de ontvangende partij of door derden. Kennis die door beide partijen gezamenlijk is ontwikkeld, dient naar het beste weten van beide partijen nauwkeurig te zijn. Geen van de partijen waarborgt de geschiktheid van die kennis voor een specifiek doeleinde, specifiek gebruik of specifieke toepassing voor een van de partijen of voor een derde partij.

Artikel 7

Intellectuele eigendom

Intellectuele eigendom die in de loop van samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst is ontstaan of beschikbaar gesteld, wordt beheerd overeenkomstig het bepaalde in de bijlage, die een integrerend deel van deze overeenkomst vormt en van toepassing is op alle activiteiten welke in het kader van deze overeenkomst worden uitgevoerd.

Artikel 8

Uitwisseling van personeel

De volgende bepalingen zijn van toepassing op de uitwisseling van personeel tussen de partijen of hun vertegenwoordigers in het kader van deze overeenkomst:

a)

elke partij zorgt ervoor dat voor de uitvoering van de in het kader van deze overeenkomst voorgenomen activiteiten gekwalificeerd personeel wordt geselecteerd met de vereiste bekwaamheden en deskundigheid. De uitwisseling van personeel wordt van tevoren schriftelijk overeengekomen in een briefwisseling tussen de partijen, waarin naar deze overeenkomst, de toepasselijke bepalingen inzake intellectuele eigendom en de relevante samenwerkingsactiviteit wordt verwezen;

b)

elke partij is verantwoordelijk voor de aan haar uitgewisselde personeel te betalen bezoldigingen, verzekeringen en vergoedingen;

c)

de detacherende partij betaalt de reis- en verblijfkosten van haar bij de gastinstelling van de ontvangende partij verblijvend uitgewisseld personeel, tenzij anders wordt overeengekomen;

d)

de ontvangende partij zorgt op basis van wederkerigheid en op een voor de andere partij bevredigende wijze voor geschikte woningen ten behoeve van het uitgewisselde personeel (en de gezinnen daarvan) van de andere partij;

e)

wat de administratieve formaliteiten (bijvoorbeeld het verkrijgen van visa) betreft, verleent de ontvangende partij alle nodige bijstand overeenkomstig haar relevante wet- en regelgeving aan het uitgewisselde personeel van de andere partij;

f)

elke partij zorgt ervoor dat het uitgewisselde personeel de algemene arbeids- en veiligheidsvoorschriften die voor de gastinstelling gelden, nakomt;

g)

elke partij mag op haar eigen kosten optreden als waarnemer bij specifieke proeven en analysewerkzaamheden van de andere partij op de in artikel 2 omschreven gebieden van samenwerking. Een dergelijke waarneming kan gebeuren via personeelsbezoeken waarvoor de ontvangende partij bij elke gelegenheid toestemming moet verlenen.

Artikel 9

Uitwisseling van uitrusting, monsters, materialen en reserveonderdelen

Wanneer onder andere uitrusting, instrumenten, monsters, materialen of noodzakelijke reserveonderdelen (hierna „uitrusting” genoemd) moeten worden uitgewisseld of door een partij of haar vertegenwoordigers moeten worden uitgeleend of geleverd aan de andere partij of haar vertegenwoordigers, gelden de volgende bepalingen voor de verzending en het gebruik van de uitrusting:

a)

de verzendende partij verstrekt zo spoedig mogelijk een gedetailleerde opgave van de uitrusting die beschikbaar zal worden gesteld, tezamen met de relevante specificaties en technische documentatie en informatie;

b)

de door de verzendende partij verschafte uitrusting blijft haar eigendom en wordt op een door de coördinatiecommissie te bepalen datum aan de verzendende partij teruggezonden, tenzij anderszins overeengekomen in het in artikel 5 bedoelde projectplan;

c)

de uitrusting wordt in de gastinstelling slechts in onderlinge overeenstemming tussen de partijen in gebruik gesteld, en

d)

de ontvangende partij voorziet in de nodige ruimten voor de uitrusting en zorgt voor voorzieningen zoals elektriciteit, water en gas en andere noodzakelijke middelen in overeenstemming met de onderling overeengekomen technische vereisten.

Artikel 10

Algemene bepalingen

1.   Elke partij voert de activiteiten waarin deze overeenkomst voorziet uit met inachtneming van haar toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en stelt middelen beschikbaar afhankelijk van de beschikbaarheid van toegewezen geldmiddelen.

2.   Tenzij de partijen uitdrukkelijk schriftelijk anderszins overeenkomen, worden alle uit de samenwerking in het kader van deze overeenkomst voortvloeiende kosten gedragen door de partij die deze maakt.

3.   Alle vraagstukken in verband met de interpretatie of tenuitvoerlegging van de overeenkomst die zich tijdens de looptijd voordoen, worden door partijen in onderling overleg geregeld.

4.   Deze overeenkomst is wat Euratom betreft van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van Euratom van toepassing is en op het grondgebied van de landen die als volledig geassocieerde derde staten aan het kernfusieprogramma van Euratom deelnemen.

Artikel 11

Looptijd, wijziging en opzegging

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de dag van de laatste schriftelijke kennisgeving waarbij de partijen elkaar in kennis stellen van het feit dat hun respectieve interne procedures, vereist voor de inwerkingtreding van de overeenkomst, zijn voltooid en van kracht zullen blijven gedurende vijf jaar, een termijn die automatisch wordt verlengd met aanvullende perioden van telkens vijf jaar, tenzij een partij de andere partij schriftelijk in kennis stelt van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen.

2.   Deze overeenkomst kan met wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Deze wijzigingen treden in werking op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving waarbij de partijen elkaar in kennis stellen van het feit dat hun respectieve interne procedures, vereist voor de inwerkingtreding van een wijziging, zijn voltooid.

3.   Alle gezamenlijke activiteiten en experimenten die op het tijdstip waarop deze overeenkomst afloopt, nog niet zijn voltooid, kunnen met inachtneming van de voorwaarden van deze overeenkomst worden voortgezet totdat zij zijn voltooid.

4.   Iedere partij kan deze overeenkomst en elk projectplan op elk moment opzeggen na schriftelijke kennisgeving van dit voornemen aan de andere partij. De opzegging wordt van kracht zes maanden na ontvangst van de kennisgeving, onverlet de rechten die op de datum van beëindiging voor iedere partij zijn voortgekomen uit deze overeenkomst of dit projectplan.

Ondertekend te Brasilia, op 27 november 2009, in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Voor de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

JOÃO JOSÉ SOARES PACHECO

Voor de Regering van de Federale Republiek Brazilië

MARCOS NOGUEIRA MARTINS

BIJLAGE

INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN

Rechten met betrekking tot intellectuele eigendom welke in het kader van deze overeenkomst is voortgebracht of geleverd, worden als volgt toegekend:

I.   Toepassingsgebied

Deze bijlage is van toepassing op alle samenwerkingsactiviteiten die in het kader van deze overeenkomst worden ondernomen, tenzij uitdrukkelijk anderszins is overeengekomen.

II.   Houderschap, toekenning en uitoefening van rechten

A.

In de zin van deze overeenkomst heeft „intellectuele eigendom” de betekenis als vermeld in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, gedaan te Stockholm op 14 juli 1967.

B.

Deze bijlage heeft betrekking op de toekenning van intellectuele-eigendomsrechten, belangen en royalty’s tussen de partijen of hun overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerende organen. Elke partij waarborgt dat de andere partij de rechten op intellectuele eigendom, toegekend aan haar of haar overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerende organen, overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage kan verkrijgen. Deze bijlage laat de onderlinge verdeling van dergelijke rechten, belangen en royalty’s tussen een partij en de onderdanen daarvan, welke door de bij die partij gangbare wetten en praktijken bepaald wordt, ongewijzigd en onverlet.

C.

De beëindiging of het aflopen van deze overeenkomst is van generlei invloed op de uit deze bijlage voortvloeiende rechten of verplichtingen.

D.

(1)

In het geval van samenwerkingsactiviteiten van partijen of overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerende organen wordt intellectuele eigendom die voortkomt uit gemeenschappelijk onderzoek, d.w.z. onderzoek dat door beide partijen wordt gesteund, volgens onderstaande beginselen in een technologiebeheersplan (TBP) behandeld:

a)

de partijen of hun overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerende organen stellen elkaar binnen een redelijke termijn in kennis van intellectuele-eigendomsrechten die voortkomen uit deze overeenkomst;

b)

tenzij dit anderszins is overeengekomen, kunnen de rechten, royalty’s en belangen met betrekking tot intellectuele eigendom die uit gemeenschappelijk onderzoek is voortgekomen, zonder territoriale belemmering door elk van beide partijen of door hun overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerende organen worden benut;

c)

elke partij of overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerend orgaan neemt tijdig de nodige stappen om de intellectuele eigendom waarop zij overeenkomstig het TBP rechten en belangen verwerft, te beschermen;

d)

elke partij of overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerend orgaan heeft recht op een niet-uitsluitende, onherroepelijke licentie, vrij van royalty’s, om elke intellectuele eigendom die uit deze overeenkomst voortkomt, te gebruiken voor activiteiten die uitsluitend betrekking hebben op onderzoek, met inachtneming van de respectieve toepasselijke wetgeving van de partijen;

e)

bezoekende wetenschappers die hebben deelgenomen aan de totstandbrenging van intellectuele eigendom, verkrijgen intellectuele-eigendomsrechten en aandelen in de royalty’s die door de gastinstellingen worden verworven uit de terbeschikkingstelling van dat soort intellectuele-eigendomsrechten in het kader van het door de gastinstellingen gevoerde beleid. Wat bovengenoemde intellectuele-eigendomsrechten en aandelen in de royalty’s betreft, verleent een partij bezoekende wetenschappers geen minder gunstige behandeling dan zij aan haar eigen staatsburgers verleent. Bovendien heeft elke bezoekende, tot uitvinder benoemde wetenschapper het recht op een behandeling als onderdaan van de gastheerpartij wat prijzen, bonussen, voordelen of andere beloningen betreft, in overeenstemming met het beleid van de gastinstelling en de respectieve desbetreffende wetgevingen van de partijen.

(2)

In het geval van samenwerkingsactiviteiten die geen gemeenschappelijk onderzoek zijn als bedoeld in punt II, onder D. (1), verlangt elke partij, voor zover zulks volgens haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vereist is, van al haar deelnemers dat zij specifieke overeenkomsten aangaan met betrekking tot de uitvoering van gemeenschappelijk onderzoek en de onderscheiden rechten en plichten van de deelnemers. Wat intellectuele eigendom betreft, hebben de overeenkomsten doorgaans onder meer betrekking op eigendom, bescherming, gebruiksrechten ten behoeve van onderzoek, benutting en verspreiding, met inbegrip van regelingen voor gezamenlijke publicatie, rechten en plichten van bezoekende wetenschappers en geschillenbeslechtingsprocedures. De overeenkomsten kunnen ook betrekking hebben op andere kwesties, zoals toegang tot nieuwe en bestaande kennis, vergunningen en te leveren prestaties.

E.

Onder handhaving van de mededingingsvoorwaarden op gebieden die door de overeenkomst worden bestreken, tracht elke partij ervoor te zorgen dat de rechten die verkregen zijn uit hoofde van deze overeenkomst en op grond van gemaakte regelingen, op zodanige wijze worden uitgeoefend dat met name i) het gebruik van tot stand gekomen of anderszins beschikbaar gestelde informatie op grond van de overeenkomst en de verspreiding ervan voor zover dit in overeenstemming is met zowel de in de overeenkomst uiteengezette voorwaarden, de bepalingen van afdeling IV van deze bijlage en van alle regels die uit hoofde van de nationale wetten van de partijen zullen kunnen gelden voor de behandeling van gevoelige of vertrouwelijke informatie op nucleair gebied, en ii) de goedkeuring en tenuitvoerlegging van internationale normen worden aangemoedigd.

III.   Werken die onder het auteursrecht vallen

Overeenkomstig de voorwaarden van deze overeenkomst wordt auteursrecht dat aan de partijen of hun overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerende organen toebehoort, behandeld in overeenstemming met de door de Wereldhandelsorganisatie beheerde Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom.

IV.   Wetenschappelijke publicaties

Onverminderd de voor vertrouwelijke informatie geldende bepalingen van afdeling V, zijn de volgende procedures van toepassing:

A.

elke partij of overeenkomstig artikel 5 aangewezen uitvoerend orgaan heeft recht op een niet-uitsluitende, onherroepelijke licentie, vrij van royalty’s, om in alle landen informatie uit wetenschappelijke en technische tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken of andere media, die rechtstreeks het resultaat is van uit hoofde van deze overeenkomst door of namens partijen verricht gemeenschappelijk onderzoek, te vertalen, te reproduceren en openbaar te verspreiden.

B.

Bij alle werken waarop auteursrechten berusten die zijn opgesteld overeenkomstig deze bepaling, moeten de morele rechten van de auteur in acht worden genomen overeenkomstig artikel 6 bis van de Berner Conventie. Ook moet op een duidelijk zichtbare plaats een vermelding worden opgenomen met betrekking tot de medewerking en de steun van de partijen.

V.   Vertrouwelijke informatie

A.   Op schrift gestelde vertrouwelijke informatie

(1)

Elke partij stelt in een zo vroeg mogelijk stadium vast welke informatie zij vertrouwelijk wenst te houden met betrekking tot deze overeenkomst, waarbij onder meer de volgende criteria moeten worden gehanteerd:

a)

de informatie is vertrouwelijk, in die zin dat de gegevens, als geheel of in de exacte samenstelling van hun bestanddelen, niet algemeen bekend of met wettelijke middelen gemakkelijk toegankelijk zijn;

b)

de informatie heeft werkelijke of potentiële handelswaarde ingevolge de vertrouwelijkheid ervan, en

c)

er zijn door de persoon die met de leiding belast is, maatregelen getroffen die onder de omstandigheden redelijk leken om de vertrouwelijkheid van de gegevens te waarborgen. In bepaalde gevallen kunnen de partijen overeenkomen dat, behoudens andersluidende bepalingen, een deel van of alle informatie die tijdens het gemeenschappelijk onderzoek op basis van deze overeenkomst is verstrekt, uitgewisseld of tot stand gekomen, noch in haar geheel noch gedeeltelijk mag worden bekendgemaakt.

(2)

Elke partij ziet erop toe dat volgens de onderhavige overeenkomst als vertrouwelijk en dus als beperkt toegankelijk beschouwde informatie, op eenvoudige wijze door de andere partij als zodanig kan worden herkend, bijvoorbeeld door een kenteken of een opschrift. Dit geldt ook voor de gehele of gedeeltelijke reproductie van de desbetreffende gegevens. Een partij die op grond van een dergelijke overeenkomst vertrouwelijke informatie ontvangt, neemt de vertrouwelijkheid daarvan in acht. Die beperking wordt automatisch opgeheven wanneer de gegevens door de eigenaar ongelimiteerd worden bekendgemaakt.

(3)

Vertrouwelijke gegevens die ingevolge deze overeenkomst zijn medegedeeld, mogen wanneer dat nodig is door de ontvangende partij worden verspreid onder personen die in dienst zijn bij de ontvangende partij, met inbegrip van haar contractanten en andere betrokken departementen van de ontvangende partij welke voor de specifieke doeleinden van het lopende gemeenschappelijk onderzoek gemachtigd zijn, mits de vertrouwelijke gegevens worden beschermd overeenkomstig deze bijlage en de wetten en voorschriften van elke partij en, zoals boven vermeld, als zodanig gemakkelijk kunnen worden herkend.

B.   Niet op schrift gestelde vertrouwelijke informatie

Niet op schrift gestelde vertrouwelijke gegevens of anderszins beperkt toegankelijke informatie die worden verstrekt tijdens seminars en andere bijeenkomsten welke in het kader van de overeenkomst gehouden worden, of gegevens verkregen door de indiensttreding van personeel, het gebruik van voorzieningen of gemeenschappelijke projecten, worden door de partijen of hun vertegenwoordigers behandeld overeenkomstig de beginselen in verband met schriftelijke informatie welke in deze overeenkomst zijn vastgelegd, mits de ontvanger van dergelijke vertrouwelijke of anderszins beperkt toegankelijke gegevens uiterlijk op het moment dat die informatie wordt verstrekt, schriftelijk geattendeerd is op het vertrouwelijke karakter ervan.

C.   Beheer

Elke partij probeert ervoor te zorgen dat vertrouwelijke informatie die zij uit hoofde van deze overeenkomst ontvangt, wordt beheerd zoals in de overeenkomst is bepaald. Indien een van de partijen zich er rekenschap van geeft dat zij niet in staat is, of redelijkerwijs verwacht niet in staat te zullen zijn, om de in de punten A en B vervatte niet-verspreidingsbepalingen na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onverwijld in kennis. De partijen overleggen vervolgens om een passende gedragslijn te bepalen.

VI.   Geschillenbeslechting en nieuwe en onvoorziene typen van intellectuele eigendom

A.

Geschillen tussen de partijen onderling betreffende intellectuele eigendom worden beslecht overeenkomstig artikel 10, lid 3, van deze overeenkomst. Mits wederzijdse overeenstemming van de partijen kan een dergelijk geschil echter ook worden voorgelegd aan een internationaal arbitragehof met het oog op een bindende arbitrage overeenkomstig de geldende regels van het internationaal recht. Tenzij anderszins overeengekomen, gelden de arbitrageregels van de UNCITRAL.

B.

Indien één van beide partijen vaststelt dat een gezamenlijke activiteit die in het kader van deze overeenkomst is ondernomen, een nieuw type van intellectuele eigendom kan voortbrengen waarin niet is voorzien in een TBP of een overeenkomst tussen aangewezen uitvoerende organen, of indien andere onvoorziene problemen optreden, knopen de partijen onverwijld overleg aan om te waarborgen dat de bescherming, benutting en verspreiding van de betrokken intellectuele eigendom op hun onderscheiden grondgebieden naar behoren worden geregeld overeenkomstig hun nationale wetgeving.