ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.218.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 218

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
19 augustus 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Berbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 744/2010 van de Commissie van 18 augustus 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen, wat betreft de kritische toepassingen van halonen ( 1 )

2

 

*

Verordening (EU) nr. 745/2010 van de Commissie van 18 augustus 2010 tot vaststelling, voor 2010, van de begrotingsmaxima voor bepaalde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening waarin Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad voorziet

9

 

 

Verordening (EU) nr. 746/2010 van de Commissie van 18 augustus 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

19

 

 

Verordening (EU) nr. 747/2010 van de Commissie van 18 augustus 2010 met betrekking tot invoercertificaten waarvoor de aanvragen in de eerste 7 dagen van augustus 2010 zijn ingediend in het kader van het tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit, dat wordt beheerd bij Verordening (EG) nr. 620/2009

21

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/456/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 17 augustus 2010 tot afwijking, voor het verkoopseizoen 2009/2010, van Verordening (EG) nr. 687/2008 wat betreft de termijnen voor levering en overname van granen voor interventie in Finland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5659)

22

 

 

2010/457/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 17 augustus 2010 waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stoffen Candida oleophila stam O, kaliumjodide en kaliumthiocyanaat te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5662)  ( 1 )

24

 

 

2010/458/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 18 augustus 2010 tot verlening van toestemming voor de uitvoering van materiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 669/2009 in goedgekeurde bedrijfsruimten van exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven in Malta (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5684)  ( 1 )

26

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Berbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Berbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf is op 1 mei 2010 in werking getreden, aangezien de in artikel 8 van de overeenkomst bedoelde procedure op 22 maart 2010 is voltooid.


VERORDENINGEN

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/2


VERORDENING (EU) Nr. 744/2010 VAN DE COMMISSIE

van 18 augustus 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen, wat betreft de kritische toepassingen van halonen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (1), en met name op artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Halon 1301, halon 1211 en halon 2402 (hierna „halonen” genoemd) zijn stoffen die de ozonlaag afbreken en die als gereguleerde stoffen zijn opgenomen in groep III van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1005/2009. De productie daarvan in de lidstaten is sinds 1994 verboden overeenkomstig de eisen van het Protocol van Montreal. Het gebruik ervan blijft evenwel toegestaan voor bepaalde kritische toepassingen als vermeld in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1005/2009.

(2)

De Commissie heeft bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (2) overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder iv), van die verordening getoetst. Daartoe heeft zij de bestaande toepassingen van halonen en de beschikbaarheid en de toepassing van technisch en economisch haalbare alternatieven of uit een oogpunt van milieu en gezondheid aanvaardbare technologieën (hierna „alternatieven” genoemd) onderzocht. Ondertussen is Verordening (EG) nr. 2037/2000 vervangen door Verordening (EG) nr. 1005/2009, waardoor bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 2037/2000 zonder enige wijziging bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1005/2009 is geworden.

(3)

Bij de herziening is aan het licht gekomen dat de lidstaten verschillende interpretaties hanteren ten aanzien van de vraag welke toepassingen van halonen kritische toepassingen zijn in de zin van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1005/2009. Alle toepassingen van halonen moeten derhalve nauwkeuriger worden omschreven, waarbij de categorie van de betrokken apparatuur of installatie, het doel van de toepassing, het type halonblusapparaat en het soort halon moeten worden gespecificeerd.

(4)

Bij de herziening is ook gebleken dat halonen, op een beperkt aantal uitzonderingen na, niet meer nodig zijn om aan de brandbeveiligingsbehoeften in nieuwe apparatuurontwerpen en nieuwe installaties te voldoen, en dat tegenwoordig in de regel alternatieve stoffen of technologieën worden toegepast. Niettemin zijn halonblussers en -brandbeveiligingssystemen nog steeds nodig in sommige apparatuur die nu of in de toekomst volgens bestaande ontwerpen wordt geproduceerd.

(5)

De herziening heeft ook aan het licht gebracht dat halonen voor de meeste brandbeveiligingstoepassingen die deel uitmaken van bestaande apparatuur en installaties of van apparatuur die volgens bestaande ontwerpen wordt geproduceerd, mettertijd en tegen een redelijke prijs worden vervangen of kunnen worden vervangen door alternatieven.

(6)

Daarom moeten met het oog op de toegenomen beschikbaarheid van alternatieven en de invoering daarvan op ruimere schaal voor alle toepassingen afsluitingsdatums worden vastgesteld, waarna het gebruik van halonen voor nieuwe apparatuur en installaties geen kritische toepassing meer is en de installatie van halonblusapparatuur of -brandbeveiligingssystemen derhalve niet meer is toegestaan. Bij de definitie van de begrippen „nieuwe apparatuur” en „nieuwe installaties” moet terdege rekening worden gehouden met de fase in de levenscyclus van apparatuur en installaties waarvoor het ontwerp van de ruimte waarvoor brandbeveiliging nodig is, daadwerkelijk wordt vastgesteld.

(7)

Ook moet voor elke toepassing een einddatum worden vastgesteld waarna het gebruik van halonen voor brandblusapparatuur en brandbeveiligingssystemen in alle apparatuur en installaties, of dit nu bestaande apparatuur en bestaande installaties zijn dan wel apparatuur die nu of in de toekomst volgens bestaande ontwerpen wordt geproduceerd, ophoudt een kritische toepassing te zijn. Na die einddatum zou het gebruik van halonen derhalve overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 niet zijn toegestaan en zouden alle brandblusapparatuur en brandbeveiligingssystemen vervangen, omgebouwd of buiten gebruik gesteld moeten zijn.

(8)

Bij de vaststelling van de afsluitingsdatums moet rekening worden gehouden met de beschikbaarheid van alternatieven voor nieuwe apparatuur en installaties en met de belemmeringen voor de toepassing daarvan. Ook moeten die datums voldoende tijd laten om zo nodig alternatieven te ontwikkelen, maar tevens moet de ontwikkeling van alternatieven erdoor worden gestimuleerd. Aangezien de burgerluchtvaart op internationaal niveau wordt gereguleerd, moet ten aanzien van vliegtuigen terdege rekening worden gehouden met initiatieven die de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) neemt ten aanzien van de installatie en het gebruik van halonen voor brandblusapparatuur aan boord van vliegtuigen.

(9)

De einddatums moeten bovendien voldoende tijd laten voor de vervanging van halonen of de ombouw als onderdeel van routinematige of geplande programma’s voor onderhoud of verbetering van apparatuur of installaties, zonder het functioneren van die apparatuur of die installaties onnodig te hinderen en zonder dat een en ander tot buitensporige kosten leidt. Ook moet bij de vaststelling van die datums rekening worden gehouden met de tijd die nodig is voor de certificering, toelating of goedkeuring die eventueel nodig is voor de installatie van alternatieven in de betrokken apparatuur of installaties.

(10)

Voor de meeste toepassingen van nieuwe apparatuur en installaties waarin halonbrandblusapparatuur en -brandbeveiligingssystemen niet meer nodig zijn of niet meer worden geïnstalleerd, is het dienstig 2010 te kiezen als afsluitingsdatum. Het is echter dienstig 2011 te kiezen als afsluitingsdatum voor sommige toepassingen voor militaire landvoertuigen en vliegtuigen waarvoor ervan wordt uitgegaan dat er momenteel alternatieven beschikbaar zijn, die echter nog niet zijn ingevoerd gedurende ontwikkelingsprogramma’s die nu hun voltooiing naderen en waarvoor aanpassingen technisch en economisch niet meer haalbaar zijn. Het is dienstig 2014 te kiezen als afsluitingsdatum voor blustoepassingen voor de vliegtuigmotorgondel en draagbare blustoepassingen voor vliegtuigcabines, wat overeenkomt met het tijdschema voor de verwachte invoering van een vergelijkbare beperking via de ICAO. Het is dienstig 2018 te kiezen als afsluitingsdatum voor de toepassingen voor vrachtruimten van vliegtuigen, waarvoor nog geen alternatieven zijn gevonden, maar waarvoor redelijkerwijs kan worden verwacht dat er tegen die tijd door meer onderzoek en ontwikkeling alternatieven beschikbaar komen om te worden geïnstalleerd in nieuwe vliegtuigen waarvoor typecertificering wordt aangevraagd.

(11)

Voor veel toepassingen moet de einddatum tussen 2013 en 2025 worden vastgesteld, afhankelijk van het niveau van de technische en economische problemen die door de vervanging van halonen of de ombouw ontstaan. Die einddatums moeten voldoende tijd laten voor de vervanging van halonen tijdens routinematige onderhoudsprogramma’s voor de meeste apparatuur en installaties waarvoor nu alternatieven beschikbaar zijn. Het is dienstig 2030 of 2035 te kiezen als einddatum voor toepassingen in bepaalde militaire landvoertuigen en militaire schepen waarvoor de vervanging van halonen technisch en economisch waarschijnlijk alleen haalbaar is als onderdeel van geplande verbeterings- of renovatieprogramma’s voor apparatuur, en waarvoor in sommige lidstaten wellicht aanvullend onderzoek moet plaatsvinden om na te gaan of de alternatieven passend zijn.

(12)

Voor sommige toepassingen in bestaande militaire voertuigen, in bestaande militaire oppervlakteschepen, in bestaande militaire onderzeeërs, in bestaande militaire vliegtuigen en in dergelijke vervoermiddelen die nu of in de toekomst volgens bestaande ontwerpen worden geproduceerd, zijn nog geen alternatieven gevonden. Redelijkerwijs kan echter worden verwacht dat een groot deel van de betrokken apparatuur tegen 2040 het einde van zijn nuttige leven zal hebben bereikt of dat tegen die tijd door meer onderzoek en ontwikkeling alternatieven beschikbaar zullen zijn. Het is derhalve dienstig 2040 als einddatum voor die toepassingen vast te stellen.

(13)

Voor brandbeveiligingssystemen in vrachtruimten, motorgondels en hulpaggregaten, in bestaande vliegtuigen voor de burgerluchtvaart of in die welke overeenkomstig een bestaande typecertificering worden geproduceerd, zijn nog geen alternatieven gevonden. Bovendien zal een aanzienlijk aantal vliegtuigen voor de burgerluchtvaart voor die toepassingen in de nabije toekomst geproduceerd blijven worden met en afhankelijk blijven van halonen. Hoewel wordt aanvaard dat er aanzienlijke technische, economische en uit de regelgeving voortvloeiende beperkingen zijn die de vervanging van halonen voor die toepassingen hinderen, is het ook dienstig, met het oog op de onzekerheid ten aanzien van de beschikbaarheid van gerecycleerde halonen op de lange termijn en de noodzaak van extra onderzoek en ontwikkeling om passende alternatieven te vinden en tot ontwikkeling te brengen, 2040 vast te stellen als redelijke einddatum.

(14)

Bijlage VI en de daarin opgenomen tijdsschema’s voor de eliminatie van de kritische toepassingen zal regelmatig worden getoetst om rekening te houden met de stand van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van alternatieven en van nieuwe informatie over de beschikbaarheid daarvan. Verder kunnen afwijkingen van de einddatums en afsluitingsdatums worden toegestaan voor specifieke gevallen waarin is aangetoond dat geen alternatieven beschikbaar zijn.

(15)

Verordening (EG) nr. 1005/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2009 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1005/2009 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 augustus 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 286 van 31.10.2009, blz. 1.

(2)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1.


BIJLAGE

„BIJLAGE VI

KRITISCHE TOEPASSINGEN VAN HALONEN

Voor deze bijlage gelden de volgende definities:

1.   „Afsluitingsdatum”: de datum waarna halonen niet meer voor brandblusapparatuur en brandbeveiligingsinstallaties in nieuwe apparatuur en nieuwe installaties voor de betrokken toepassing mogen worden gebruikt.

2.   „Nieuwe apparatuur”: apparatuur waarvoor op de afsluitingsdatum geen van de volgende gebeurtenissen heeft plaatsgevonden:

a)ondertekening van het betrokken aanbestedings- of ontwikkelingscontract;b)indiening van een verzoek om typegoedkeuring of typecertificering bij de betrokken regelgevende instantie.

3.   „Nieuwe installaties”: installaties waarvoor op de afsluitingsdatum geen van de volgende gebeurtenissen heeft plaatsgevonden:

a)ondertekening van het betrokken ontwikkelingscontract;b)indiening van een vergunningsaanvraag bij de betrokken regelgevende instantie.

4.   „Einddatum”: de datum waarna halonen niet meer voor de betrokken toepassing gebruikt mogen worden en waarna brandblusapparatuur en brandbeveiligingssystemen die halonen bevatten buiten gebruik moeten zijn gesteld.

5.   „Inert maken”: voorkomen dat een ontvlambare of explosieve atmosfeer tot ontbranding komt door toevoeging van een vertrager of een verdunner.

6.   „Vrachtschip”: een schip van meer dan 500 t brutogewicht dat geen passagiersschip is en dat een internationale reis maakt, overeenkomstig de definitie van deze termen in het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (SOLAS). Het SOLAS-verdrag definieert een „passagiersschip” als „een schip dat meer dan twaalf passagiers vervoert”, en een „internationale reis” als „een reis van een land waarop dit verdrag van toepassing is naar een haven buiten dat land, of omgekeerd”.

7.   „Normaal gesproken bezette ruimte”: een beveiligde ruimte waar personen zich meestal of altijd moeten ophouden om de apparatuur of de installatie doeltreffend te laten werken. Bij militaire toepassingen is de normaal gesproken bezette ruimte doorgaans de beveiligde ruimte die in een gevechtssituatie wordt gebruikt.

8.   „Normaal gesproken niet-bezette ruimte”: een beveiligde ruimte die alleen voor beperkte perioden wordt bezet, met name in verband met onderhoudswerkzaamheden, en waar de voortdurende aanwezigheid van personen niet nodig is voor de doeltreffende werking van de apparatuur of de installatie.

KRITISCHE TOEPASSINGEN VAN HALONEN

Toepassing

Afsluitingsdatum

(31 december van het genoemde jaar)

Einddatum

(31 december van het genoemde jaar)

Categorie apparatuur of installatie

Doel

Soort blusapparaat

Soort halon

1.

In militaire landvoertuigen

1.1.

Beveiliging van motorkamers

Vaste installatie

1301

1211

2402

2010

2035

1.2.

Beveiliging van bemanningscabines

Vaste installatie

1301

2402

2011

2040

1.3.

Beveiliging van bemanningscabines

Draagbare blusapparaten

1301

1211

2011

2020

2.

In militaire oppervlakteschepen

2.1.

Beveiliging van normaal gesproken bezette machineruimten

Vaste installatie

1301

2402

2010

2040

2.2.

Beveiliging van normaal gesproken niet-bezette machineruimten

Vaste installatie

1301

1211

2402

2010

2035

2.3.

Beveiliging van normaal gesproken niet-bezette elektrische kamers

Vaste installatie

1301

1211

2010

2030

2.4.

Beveiliging van commandocentra

Vaste installatie

1301

2010

2030

2.5.

Beveiliging van brandstofpompkamers

Vaste installatie

1301

2010

2030

2.6.

Beveiliging van opslagruimten voor brandbare vloeistoffen

Vaste installatie

1301

1211

2402

2010

2030

2.7.

Beveiliging van vliegtuigen in hangars en onderhoudsruimten

Draagbare blusapparaten

1301

1211

2010

2016

3.

In militaire onderzeeërs

3.1.

Beveiliging van machineruimten

Vaste installatie

1301

2010

2040

3.2.

Beveiliging van commandocentra

Vaste installatie

1301

2010

2040

3.3.

Beveiliging van dieselgeneratorruimten

Vaste installatie

1301

2010

2040

3.4.

Beveiliging van elektrische kamers

Vaste installatie

1301

2010

2040

4.

In vliegtuigen

4.1.

Beveiliging van normaal gesproken niet-bezette vrachtruimten

Vaste installatie

1301

1211

2402

2018

2040

4.2.

Beveiliging van cabines en bemanningscabines

Draagbare blusapparaten

1211

2402

2014

2025

4.3.

Beveiliging van motorgondels en hulpaggregaten

Vaste installatie

1301

1211

2402

2014

2040

4.4.

Inert maken van brandstoftanks

Vaste installatie

1301

2402

2011

2040

4.5.

Beveiliging van toiletafvalrecipiënten

Vaste installatie

1301

1211

2402

2011

2020

4.6.

Beveiliging van droge ruimten (dry bays)

Vaste installatie

1301

1211

2402

2011

2040

5.

In aardolie-, aardgas- en petrochemische installaties

5.1.

Beveiliging van ruimten waar ontvlambare vloeistoffen of gassen kunnen ontsnappen

Vaste installatie

1301

2402

2010

2020

6.

In commerciële vrachtschepen

6.1.

Inert maken van normaal gesproken bezette ruimten waar ontvlambare vloeistoffen of gassen kunnen ontsnappen

Vaste installatie

1301

2402

1994

2016

7.

In communicatie- en commandoposten op land die essentieel zijn voor de nationale veiligheid

7.1.

Beveiliging van normaal gesproken bezette ruimten

Vaste installatie

1301

2402

2010

2025

7.2.

Beveiliging van normaal gesproken bezette ruimten

Draagbare blusapparaten

1211

2010

2013

7.3.

Beveiliging van normaal gesproken niet-bezette ruimten

Vaste installatie

1301

2402

2010

2020

8.

Op vliegvelden en luchthavens

8.1.

Reddingsvoertuigen

Draagbare blusapparaten

1211

2010

2016

8.2.

Beveiliging van vliegtuigen in hangars en onderhoudsruimten

Draagbare blusapparaten

1211

2010

2016

9.

In nucleaire energie- en onderzoeksfaciliteiten

9.1.

Beveiliging van ruimten indien nodig om het risico op verspreiding van radioactief materiaal te minimaliseren

Vaste installatie

1301

2010

2020

10.

In de Kanaaltunnel

10.1.

Beveiliging van technische faciliteiten

Vaste installatie

1301

2010

2016

10.2.

Beveiliging van motorwagens en shuttlewagens van de Kanaaltunneltreinen

Vaste installatie

1301

2010

2020

11.

Overige

11.1.

Eerste bluswerk door brandweerlieden, indien essentieel voor de persoonlijke veiligheid

Draagbare blusapparaten

1211

2010

2013

11.2.

Bescherming van personen door militair en politiepersoneel

Draagbare blusapparaten

1211

2010

2013


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/9


VERORDENING (EU) Nr. 745/2010 VAN DE COMMISSIE

van 18 augustus 2010

tot vaststelling, voor 2010, van de begrotingsmaxima voor bepaalde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening waarin Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad voorziet

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), en met name op artikel 51, lid 2, eerste alinea, artikel 69, lid 3, artikel 87, lid 3, artikel 123, lid 1, artikel 128, lid 1, tweede alinea, artikel 128, lid 2, tweede alinea, en artikel 131, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor de lidstaten die in 2010 de bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde bedrijfstoeslagregeling toepassen, dienen voor 2010 de begrotingsmaxima voor elk van de in de artikelen 52, 53 en 54 van die verordening bedoelde betalingen te worden vastgesteld.

(2)

Voor de lidstaten die in 2010 gebruikmaken van de bij artikel 87 van Verordening (EG) nr. 73/2009 geboden mogelijkheid, dienen voor 2010 de begrotingsmaxima te worden vastgesteld voor de van de bedrijfstoeslagregeling uitgesloten rechtstreekse betalingen.

(3)

Voor de lidstaten die in 2010 gebruikmaken van de bij artikel 69, lid 1, of artikel 131, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 geboden mogelijkheden, dienen voor 2010 de begrotingsmaxima te worden vastgesteld voor de specifieke steun als bedoeld in titel III, hoofdstuk 5, van Verordening (EG) nr. 73/2009.

(4)

Bij artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 73/2009 worden de middelen die gebruikt mogen worden voor gekoppelde maatregelen als bedoeld in artikel 68, lid 1, onder a), i), ii), iii) en iv), en artikel 68, lid 1, onder b) en e), beperkt tot 3,5 % van het nationale maximum bedoeld in artikel 40 van die verordening. Duidelijkheidshalve moet de Commissie het maximum bekendmaken dat voortvloeit uit de bedragen die de lidstaten voor de betrokken maatregelen hebben meegedeeld.

(5)

Overeenkomstig artikel 69, lid 6, onder a), van Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn de bedragen die berekend zijn op grond van artikel 69, lid 7, van die verordening vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1120/2009 van de Commissie van 29 oktober 2009 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (2). Duidelijkheidshalve moet de Commissie de door de lidstaten meegedeelde bedragen bekendmaken die deze lidstaten overeenkomstig artikel 69, lid 6, onder a), van Verordening (EG) nr. 73/2009 willen gebruiken.

(6)

Duidelijkheidshalve dienen de begrotingsmaxima voor de bedrijfstoeslagregeling voor 2010 te worden bekendgemaakt die resteren nadat de maxima die zijn vastgesteld voor de in de artikelen 52, 53, 54, 68 en 87 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde betalingen, in mindering zijn gebracht op de maxima van bijlage VIII bij die verordening. Het bedrag dat in verband met de financiering van de specifieke steun als bedoeld in artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009 in mindering moet worden gebracht op voornoemde bijlage VIII, is gelijk aan het verschil tussen het totale bedrag aan specifieke steun dat de lidstaten hebben meegedeeld, en de bedragen die zijn meegedeeld voor de financiering van de specifieke steun overeenkomstig artikel 69, lid 6, onder a), van die verordening. Wanneer een lidstaat die de bedrijfstoeslagregeling toepast, besluit de in artikel 68, lid 1, onder c), bedoelde steun te verlenen, moet het bedrag dat aan de Commissie is meegedeeld, worden opgenomen in het maximum voor de bedrijfstoeslagregeling, omdat deze steun wordt verleend in de vorm van een verhoging van het eenheidsbedrag van de toeslagrechten en/of het aantal toeslagrechten van de landbouwer.

(7)

Voor de lidstaten die in 2010 de bij titel V, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, dienen ingevolge artikel 123, lid 1, van die verordening de jaarlijkse totaalbedragen te worden vastgesteld.

(8)

Duidelijkheidshalve dienen de maximumbedragen te worden bekendgemaakt die voor de toekenning in 2010 van de in artikel 126 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde afzonderlijke suikerbetaling ter beschikking worden gesteld van de lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, welke maximumbedragen op basis van de door die lidstaten verstrekte gegevens zijn vastgesteld.

(9)

Duidelijkheidshalve dienen de maximumbedragen te worden bekendgemaakt die voor de toekenning in 2010 van de in artikel 127 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde afzonderlijke betaling voor groenten en fruit ter beschikking worden gesteld van de lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, welke maximumbedragen op basis van de door die lidstaten verstrekte gegevens zijn vastgesteld.

(10)

Ingevolge artikel 128, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 dienen voor 2010 de begrotingsmaxima voor de overgangsbetalingen voor groenten en fruit in 2010 te worden bekendgemaakt voor de lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, welke begrotingsmaxima op basis van de door die lidstaten verstrekte gegevens zijn vastgesteld.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 51, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde begrotingsmaxima worden voor 2010 vastgesteld in bijlage I bij de onderhavige verordening.

2.   De in artikel 87, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde begrotingsmaxima worden voor 2010 vastgesteld in bijlage II bij de onderhavige verordening.

3.   De in artikel 69, lid 3, en artikel 131, lid 4, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde begrotingsmaxima worden voor 2010 vastgesteld in bijlage III bij de onderhavige verordening.

4.   De begrotingsmaxima voor de steun als bedoeld in artikel 68, lid 1, onder a), i), ii), iii) en iv), en in artikel 68, lid 1, onder b) en e), van Verordening (EG) nr. 73/2009 worden voor 2010 vastgesteld in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

5.   De bedragen die de lidstaten overeenkomstig artikel 69, lid 6, onder a), van Verordening (EG) nr. 73/2009 mogen gebruiken voor de financiering van de specifieke steun als bedoeld in artikel 68, lid 1, van die verordening, worden vastgesteld in bijlage V bij de onderhavige verordening.

6.   De begrotingsmaxima voor de bij titel III van Verordening (EG) nr. 73/2009 ingestelde bedrijfstoeslagregeling worden voor 2010 vastgesteld in bijlage VI bij de onderhavige verordening.

7.   De in artikel 123, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde jaarlijkse totaalbedragen worden voor 2010 vastgesteld in bijlage VII bij de onderhavige verordening.

8.   De maximumbedragen die aan Tsjechië, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije ter beschikking worden gesteld voor de toekenning van de in artikel 126 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde afzonderlijke suikerbetaling, worden voor 2010 vastgesteld in bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

9.   De maximumbedragen die aan Tsjechië, Hongarije, Polen en Slowakije ter beschikking worden gesteld voor de toekenning van de in artikel 127 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde afzonderlijke betaling voor groenten en fruit, worden voor 2010 vastgesteld in bijlage IX bij de onderhavige verordening.

10.   De in artikel 128, lid 1, tweede alinea, en artikel 128, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde begrotingsmaxima worden voor 2010 vastgesteld in bijlage X bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 augustus 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(2)  PB L 316 van 2.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE I

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE OP GROND VAN DE ARTIKELEN 52, 53 EN 54 VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009 TE VERLENEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Kalenderjaar 2010

(in duizend EUR)

 

BE

DK

EL

ES

FR

IT

AT

PT

SI

FI

SE

Ooien- en geitenpremie

 

855

 

 

 

 

 

21 892

 

600

 

Aanvullende ooien- en geitenpremie

 

 

 

 

 

 

 

7 184

 

200

 

Zoogkoeienpremie

77 565

 

 

261 153

525 622

 

70 578

78 695

 

 

 

Aanvullende zoogkoeienpremie

19 389

 

 

26 000

 

 

99

9 462

 

 

 

Speciale premie voor mannelijke runderen

 

33 085

 

 

 

 

 

 

8 817

 

37 446

Slachtpremie, volwassen runderen

 

 

 

47 175

 

 

 

8 657

 

 

 

Slachtpremie, kalveren

6 384

 

 

560

 

 

 

946

 

 

 

Tomaten — artikel 54, lid 1

 

 

10 720

28 117

4 017

91 984

 

16 667

 

 

 

Groenten en fruit, andere dan tomaten — artikel 54, lid 2

 

 

 

 

43 152

9 700

 

 

 

 

 


BIJLAGE II

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE OP GROND VAN ARTIKEL 87 VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009 TE VERLENEN RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Kalenderjaar 2010

(in duizend EUR)

 

Spanje

Frankrijk

Italië

Nederland

Portugal

Finland

Steun voor zaaizaad

10 347

2 310

13 321

726

272

1 150


BIJLAGE III

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE SPECIFIEKE STEUN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 68, LID 1, VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009

Kalenderjaar 2010

Lidstaat

(in duizend EUR)

België

6 389

Bulgarije

11 761

Tsjechië

31 826

Denemarken

15 800

Duitsland

2 000

Estland

1 253

Ierland

25 000

Griekenland

107 600

Spanje

247 865

Frankrijk

472 600

Italië

316 250

Letland

5 130

Hongarije

77 290

Nederland

22 020

Oostenrijk

11 900

Polen

40 800

Portugal

32 411

Roemenië

25 545

Slovenië

10 237

Slowakije

8 700

Finland

45 140

Zweden

3 434

Verenigd Koninkrijk

29 800

(*)

Door de lidstaten meegedeelde en in het maximum voor de bedrijfstoeslagregeling opgenomen bedragen voor de verlening van de steun als bedoeld in artikel 68, lid 1, onder c).

Griekenland: 30 000 000 EUR

Slovenië: 4 200 000 EUR


BIJLAGE IV

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE STEUN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 68, LID 1, ONDER a), i), ii), iii) EN iv), EN ARTIKEL 68, LID 1, ONDER b) EN e), VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009

Kalenderjaar 2010

Lidstaat

(in duizend EUR)

België

6 389

Bulgarije

11 761

Tsjechië

31 826

Denemarken

4 300

Duitsland

2 000

Estland

1 253

Ierland

25 000

Griekenland

77 600

Spanje

178 265

Frankrijk

232 600

Italië

147 250

Letland

5 130

Hongarije

46 164

Nederland

15 000

Oostenrijk

11 900

Polen

40 800

Portugal

19 510

Roemenië

25 545

Slovenië

6 037

Slowakije

8 700

Finland

45 140

Zweden

3 434

Verenigd Koninkrijk

29 800


BIJLAGE V

BEDRAGEN DIE DE LIDSTATEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 69, LID 6, ONDER a), VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009 MOGEN GEBRUIKEN VOOR DE FINANCIERING VAN DE SPECIFIEKE STEUN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 68, LID 1, VAN DIE VERORDENING

Kalenderjaar 2010

Lidstaat

(in duizend EUR)

België

6 389

Denemarken

15 800

Ierland

23 900

Griekenland

70 000

Spanje

144 200

Frankrijk

90 000

Italië

144 900

Nederland

22 020

Oostenrijk

11 900

Portugal

21 700

Slovenië

4 200

Finland

4 762


BIJLAGE VI

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE BEDRIJFSTOESLAGREGELING

Kalenderjaar 2010

Lidstaat

(in duizend EUR)

België

508 479

Denemarken

997 381

Duitsland

5 769 981

Ierland

1 339 421

Griekenland

2 210 268

Spanje

4 642 028

Frankrijk

7 465 495

Italië

3 924 520

Luxemburg

37 569

Malta

4 231

Nederland

852 443

Oostenrijk

676 667

Portugal

435 325

Slovenië

92 740

Finland

523 192

Zweden

724 349

Verenigd Koninkrijk

3 946 625


BIJLAGE VII

JAARLIJKSE TOTAALBEDRAGEN VOOR DE REGELING INZAKE ÉÉN ENKELE AREAALBETALING

Kalenderjaar 2010

Lidstaat

(in duizend EUR)

Bulgarije

326 671

Tsjechië

581 177

Estland

70 531

Cyprus

34 898

Letland

95 653

Litouwen

262 311

Hongarije

831 578

Polen

1 994 196

Roemenië

700 424

Slowakije

268 304


BIJLAGE VIII

MAXIMUMBEDRAGEN DIE AAN LIDSTATEN TER BESCHIKKING WORDEN GESTELD VOOR DE TOEKENNING VAN DE AFZONDERLIJKE SUIKERBETALING ALS BEDOELD IN ARTIKEL 126 VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009

Kalenderjaar 2010

Lidstaat

(in duizend EUR)

Tsjechië

44 245

Letland

4 962

Litouwen

10 260

Hongarije

41 010

Polen

159 392

Roemenië

4 041

Slowakije

8 856


BIJLAGE IX

MAXIMUMBEDRAGEN DIE AAN LIDSTATEN TER BESCHIKKING WORDEN GESTELD VOOR DE TOEKENNING VAN DE AFZONDERLIJKE BETALING VOOR GROENTEN EN FRUIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 127 VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009

Kalenderjaar 2010

Lidstaat

(in duizend EUR)

Tsjechië

414

Hongarije

4 756

Polen

6 715

Slowakije

690


BIJLAGE X

BEGROTINGSMAXIMA VOOR DE OVERGANGSBETALINGEN VOOR GROENTEN EN FRUIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 128 VAN VERORDENING (EG) Nr. 73/2009

Kalenderjaar 2010

(in duizend EUR)

Lidstaat

Cyprus

Roemenië

Slowakije

Tomaten — artikel 128, lid 1

 

869

335

Groenten en fruit, andere dan tomaten — artikel 128, lid 2

4 478

 

 


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/19


VERORDENING (EU) Nr. 746/2010 VAN DE COMMISSIE

van 18 augustus 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 augustus 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 augustus 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

50,2

TR

85,0

ZZ

67,6

0707 00 05

MK

41,0

TR

133,3

ZZ

87,2

0709 90 70

TR

98,8

ZZ

98,8

0805 50 10

AR

151,1

CL

92,0

TR

151,4

UY

138,0

ZA

119,8

ZZ

130,5

0806 10 10

EG

153,0

IL

202,2

TR

121,8

ZZ

159,0

0808 10 80

AR

87,2

BR

74,9

CL

91,0

CN

65,6

NZ

104,9

US

87,8

UY

100,6

ZA

90,8

ZZ

87,9

0808 20 50

AR

92,7

CL

150,5

TR

149,8

ZA

92,4

ZZ

121,4

0809 30

TR

139,8

ZZ

139,8

0809 40 05

BA

61,5

IL

154,7

XS

64,6

ZA

172,8

ZZ

113,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/21


VERORDENING (EU) Nr. 747/2010 VAN DE COMMISSIE

van 18 augustus 2010

met betrekking tot invoercertificaten waarvoor de aanvragen in de eerste 7 dagen van augustus 2010 zijn ingediend in het kader van het tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit, dat wordt beheerd bij Verordening (EG) nr. 620/2009

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 620/2009 van de Commissie van 13 juli 2009 tot vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit (3) zijn voorschriften vastgesteld voor het indienen van invoercertificaataanvragen en het afgeven van invoercertificaten.

(2)

In artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 is bepaald dat, in het geval dat certificaataanvragen zijn ingediend voor een grotere hoeveelheid dan die welke beschikbaar is voor de invoertariefcontingentsperiode of de deelperiode daarvan, een toewijzingscoëfficiënt moet worden vastgesteld voor elk van de hoeveelheden waarvoor een certificaataanvraag is ingediend. De invoercertificaataanvragen die op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 620/2009 zijn ingediend tussen 1 en 7 augustus 2010 hebben betrekking op een grotere dan de beschikbare hoeveelheid. Derhalve moet worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven en moet de toewijzingscoëfficiënt worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen voor het contingent met volgnummer 09.4449 die in de periode van 1 tot en 7 augustus 2010 zijn ingediend overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 620/2009, wordt een toewijzingscoëfficiënt toegepast van 79,54388 %.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 augustus 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 182 van 15.7.2009, blz. 25.


BESLUITEN

19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/22


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2010

tot afwijking, voor het verkoopseizoen 2009/2010, van Verordening (EG) nr. 687/2008 wat betreft de termijnen voor levering en overname van granen voor interventie in Finland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5659)

(Slechts de teksten in de Finse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2010/456/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder a), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 687/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot vaststelling van de procedures voor de overneming van granen door de betaalorganen of interventiebureaus, en tot vaststelling van de analysemethoden voor de bepaling van de kwaliteit (2) is bepaald dat, als de aanbieding ontvankelijk is, het leveringsschema zo spoedig mogelijk aan de marktdeelnemers wordt meegedeeld. Hiertoe is in artikel 2, lid 4, eerste alinea, van de genoemde verordening bepaald dat voor andere voor de interventie aangeboden graansoorten dan maïs de laatste levering aan het interventiecentrum uiterlijk aan het einde van de vierde maand volgende op de maand van ontvangst van de aanbieding moet plaatsvinden, maar in Finland niet later dan op 31 juli.

(2)

In artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 687/2008 is bepaald dat de laatste overname van andere granen dan maïs uiterlijk moet plaatsvinden aan het einde van de tweede maand na de laatste levering als bedoeld in artikel 2, lid 4, eerste alinea, van die verordening, maar in Finland niet later dan op 31 augustus.

(3)

In artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 687/2008 is bepaald dat de fysische en technische kenmerken van het representatieve monster binnen 20 werkdagen na de samenstelling ervan moeten worden geanalyseerd.

(4)

In Finland is voor het verkoopseizoen 2009/2010 een recordoogst binnengehaald van 4,3 miljoen ton, waarvan 2,2 miljoen ton gerst. Gezien de situatie op de graanmarkt in Finland, waar de producentenprijzen relatief laag liggen en minder hoog zijn dan de interventieprijzen, zijn in dat land tijdens het verkoopseizoen 2009/2010 grote hoeveelheden granen voor interventie aangeboden: ongeveer 823 000 ton, waarvan 796 000 ton gerst en 27 000 ton zachte tarwe. Uit de meest recente beschikbare statistische gegevens, die dateren van 1 juli 2010, blijkt dat sinds het begin van de interventieperiode een totale hoeveelheid van ongeveer 573 000 ton granen voor interventie is overgenomen, waarvan 566 000 ton gerst en 7 000 ton zachte tarwe. Bijgevolg rest er een niet onaanzienlijke hoeveelheid granen die voor interventie is aangeboden, maar nog moet worden geleverd en geanalyseerd met het oog op overname.

(5)

Op 24 juni 2010 heeft Finland de diensten van de Commissie ervan in kennis gesteld dat het zoeken naar extra opslagcapaciteit om de grote hoeveelheden granen die voor interventie zijn aangeboden, te kunnen onderbrengen, veel tijd in beslag genomen heeft en dat daarbij enige vertraging is opgelopen. Bijgevolg vragen de Finse autoriteiten voor het verkoopseizoen 2009/2010 om een verlenging van de leveringstermijn voor granen tot en met 30 september 2010, een verlenging van de termijn voor de overname van die granen tot en met 31 oktober 2010 en een verlenging van de termijn voor het verrichten van de kwaliteitsanalysen.

(6)

Rekening houdend met de aangevoerde omstandigheden lijkt het, met het oog op een adequate overname van de voor het verkoopseizoen 2009/2010 aangeboden granen, gerechtvaardigd om het verzoek van Finland in te willigen door, in afwijking van Verordening (EG) nr. 687/2008, voor dit verkoopseizoen de termijnen te verlengen voor de levering van de voor interventie aangeboden producten, voor de analyse van de kwaliteit van die producten en voor de overname van die producten.

(7)

Er dient te worden bepaald dat de maatregelen waarin dit besluit voorziet, van toepassing zijn voor de hoeveelheden granen die in Finland voor het verkoopseizoen 2009/2010 zijn aangeboden.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 2, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 687/2008 moet de laatste levering van granen die in Finland voor het verkoopseizoen 2009/2010 voor interventie zijn aangeboden, uiterlijk plaatsvinden op 30 september 2010.

Artikel 2

In afwijking van artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 687/2008 moet de laatste overname van granen die in Finland voor het verkoopseizoen 2009/2010 voor interventie zijn aangeboden, uiterlijk plaatsvinden op 31 oktober 2010.

Artikel 3

In afwijking van artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 687/2008 bedraagt, voor het verkoopseizoen 2009/2010, de termijn voor het analyseren van de fysische en technische kenmerken van de monsters in Finland 30 werkdagen.

Artikel 4

Dit besluit is van toepassing op de hoeveelheden granen die voor het verkoopseizoen 2009/2010 voor interventie zijn aangeboden.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de Republiek Finland.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2010.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 192 van 19.7.2008, blz. 20.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/24


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 augustus 2010

waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stoffen Candida oleophila stam O, kaliumjodide en kaliumthiocyanaat te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5662)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/457/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 1, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk in juli 2006 van Bionext sprl een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof Candida oleophila stam O in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2007/380/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Nederland in september 2004 van Koppert Beheer BV een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof kaliumjodide in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2005/751/EG van de Commissie (3) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(3)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft Nederland in september 2004 van Koppert Beheer BV een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof kaliumthiocyanaat in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2005/751/EG is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn.

(4)

De bevestiging dat de dossiers volledig zijn, was nodig om deze grondig te kunnen onderzoeken en de lidstaten de mogelijkheid te geven gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stoffen bevatten, voorlopig toe te laten voor een periode van ten hoogste drie jaar, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG en met name de voorwaarde dat de werkzame stoffen en de gewasbeschermingsmiddelen grondig worden beoordeeld in het licht van de voorschriften van die richtlijn.

(5)

De uitwerking van deze werkzame stoffen op de gezondheid van de mens en op het milieu is overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvragers voorgestelde toepassingen. De als rapporteur optredende lidstaten hebben de respectieve ontwerpevaluatieverslagen op 5 februari 2008 (Candida oleophila stam O) en 27 juli 2007 (kaliumjodide en kaliumthiocyanaat) bij de Commissie ingediend.

(6)

Nadat de rapporterende lidstaten de ontwerpbeoordelingsverslagen hadden ingediend, bleek het nodig de aanvragers om aanvullende informatie te vragen en moesten de rapporterende lidstaten deze informatie bestuderen en beoordelen. Daardoor is het onderzoek van de dossiers nog aan de gang en kan de evaluatie niet binnen de bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde termijn worden afgerond.

(7)

Aangezien de beoordeling tot dusver geen aanleiding tot onmiddellijke bezorgdheid heeft gegeven, moet aan de lidstaten toestemming worden verleend om de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stoffen bevatten, overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 91/414/EEG voor een periode van 24 maanden te verlengen, zodat het onderzoek van de dossiers kan worden voortgezet. Verwacht wordt dat voor Candida oleophila stam O, kaliumjodide en kaliumthiocyanaat 24 maanden zullen volstaan om de beoordeling en de besluitvorming met betrekking tot de eventuele opname in bijlage I bij die richtlijn af te ronden.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lidstaten mogen de geldigheidsduur van de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die Candida oleophila stam O, kaliumjodide of kaliumthiocyanaat bevatten, verlengen tot uiterlijk 31 augustus 2012.

Artikel 2

Dit besluit vervalt op 31 augustus 2012.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 augustus 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 141 van 2.6.2007, blz. 78.

(3)  PB L 282 van 26.10.2005, blz. 18.


19.8.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 218/26


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 augustus 2010

tot verlening van toestemming voor de uitvoering van materiële controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 669/2009 in goedgekeurde bedrijfsruimten van exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven in Malta

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 5684)

(Slechts de teksten in de Engelse en de Maltese taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/458/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (1), en met name op artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 669/2009 stelt voorschriften vast betreffende meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong, inclusief de op aangewezen punten van binnenkomst in de Europese Unie uit te voeren materiële controles. Zij stelt ook minimumvoorschriften voor dergelijke punten van binnenkomst vast en voorziet in een lijst van die punten van binnenkomst die door de lidstaten op internet moet worden bekendgemaakt.

(2)

Artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 669/2009 bepaalt dat de Commissie op verzoek van een lidstaat de bevoegde autoriteiten van bepaalde aangewezen punten van binnenkomst die onder moeilijke specifieke geografische omstandigheden opereren, kan toestaan materiële controles in de bedrijfsruimten van een exploitant van een diervoeder- en levensmiddelenbedrijf uit te voeren, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

(3)

Bij brief van 18 december 2009 heeft Malta gewezen op de specifieke geografische situatie van het aangewezen punt van binnenkomst van de haven van Floriana, op het relatief lage volume van de invoer uit derde landen van producten van niet-dierlijke oorsprong, alsook op de geringe grootte en de nabijheid van de eilanden die zijn grondgebied vormen, en heeft de Commissie verzocht de bevoegde autoriteiten van dat punt van binnenkomst toe te staan de vereiste materiële controles in de bedrijfsruimten van bepaalde exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven uit te voeren.

(4)

Bij brief van 28 februari 2010 en latere correspondentie heeft Malta de Commissie de volgende garanties gegeven: alleen de bedrijfsruimten van exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven die voldoen aan de minimumvoorschriften voor aangewezen punten van binnenkomst, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 669/2009, worden goedgekeurd voor de uitvoering van de materiële controles; aan de bevoegde autoriteiten van de haven van Floriana worden de nodige middelen toegekend om ervoor te zorgen dat de op dat aangewezen punt van binnenkomst uitgevoerde controleactiviteiten niet worden onderbroken of negatief beïnvloed door de mogelijkheid dat materiële controles buiten hun bedrijfsruimten worden uitgevoerd; en de voor materiële controles in de bedrijfsruimten van een exploitant van een diervoeder- en levensmiddelenbedrijf geselecteerde zendingen zullen vanaf de aankomst op dit punt van binnenkomst onder de permanente controle blijven van de bevoegde autoriteiten van de haven van Floriana, zodat er tijdens alle controles op geen enkele wijze mee kan worden geknoeid.

(5)

Rekening houdend met de specifieke geografische omstandigheden van het aangewezen punt van binnenkomst van de haven van Floriana en de bevestiging van Malta dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 669/2009, moet daarom worden toegestaan dat materiële controles kunnen worden uitgevoerd in de bedrijfsruimten van bepaalde exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, die door Malta voor dergelijke controles zijn goedgekeurd.

(6)

Om de nodige bekendheid te geven aan de in dit besluit gegeven machtiging moet een lijst van de bedrijfsruimten van de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 669/2009 voor materiële controles zijn goedgekeurd, op internet worden bekendgemaakt via de nationale link, bedoeld in artikel 5 van die verordening,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De bevoegde autoriteiten van het aangewezen punt van binnenkomst van de haven van Floriana in Malta worden hierbij overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 669/2009 gemachtigd om de in artikel 8, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde materiële controles op de invoer van in bijlage I daarbij opgenomen diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong uit te voeren in de voor dergelijke controles door Malta goedgekeurde bedrijfsruimten van een exploitant van een diervoeder- en levensmiddelenbedrijf, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 9, lid 1, onder a), b) en c), van die verordening.

2.   De lijst van exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven waarvan de bedrijfsruimten door Malta worden goedgekeurd, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt op internet bekendgemaakt via de nationale link, als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 669/2009.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Malta.

Gedaan te Brussel, 18 augustus 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11.