ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.191.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 191

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
23 juli 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EU) nr. 648/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EU) nr. 649/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

3

 

 

Verordening (EU) nr. 650/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

7

 

 

Verordening (EU) nr. 651/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

11

 

 

Verordening (EU) nr. 652/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

12

 

 

Verordening (EU) nr. 653/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector eieren

13

 

 

Verordening (EU) nr. 654/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 tot vaststelling van uitvoerrestituties in de sector varkensvlees

15

 

 

Verordening (EU) nr. 655/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

17

 

 

Verordening (EU) nr. 656/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 waarbij geen minimumverkoopprijs wordt vastgesteld voor boter voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving

19

 

 

Verordening (EU) nr. 657/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 waarbij geen minimumverkoopprijs wordt vastgesteld voor mageremelkpoeder voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving

20

 

 

Verordening (EU) nr. 658/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

21

 

 

Verordening (EU) nr. 659/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

23

 

 

Verordening (EU) nr. 660/2010 van de Commissie van 22 juli 2010 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

25

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2010/410/EU

 

*

Aanbeveling van de Raad van 13 juli 2010 betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie

28

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Publicatieblad van de Europese Unie L 163 van 30 juni 2010

35

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/1


VERORDENING (EU) Nr. 648/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

42,3

TR

66,8

ZZ

54,6

0707 00 05

MK

41,0

TR

114,0

ZZ

77,5

0709 90 70

TR

106,3

ZZ

106,3

0805 50 10

AR

94,5

UY

56,9

ZA

114,7

ZZ

88,7

0806 10 10

CL

98,6

EG

147,8

IL

126,4

MA

162,3

TR

142,4

ZA

130,8

ZZ

134,7

0808 10 80

AR

127,7

BR

80,1

CA

114,8

CL

98,4

CN

73,7

NZ

114,2

US

156,7

UY

111,6

ZA

99,3

ZZ

108,5

0808 20 50

AR

110,6

CL

101,0

CN

98,4

NZ

130,0

ZA

95,1

ZZ

107,0

0809 10 00

TR

193,1

ZZ

193,1

0809 20 95

CL

150,0

TR

239,3

US

520,8

ZZ

303,4

0809 30

AR

75,9

TR

184,3

ZZ

130,1

0809 40 05

BA

78,6

BR

123,2

TR

130,0

XS

91,2

ZZ

105,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/3


VERORDENING (EU) Nr. 649/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector rundvlees

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XV van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie marktsituatie in de rundvleessector moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164 en 167 tot en met 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Unie kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

(5)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie van 21 november 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van bijzondere restituties bij uitvoer van bepaalde soorten rundvlees zonder been (5) wordt de bijzondere restitutie verlaagd wanneer de voor uitvoer bestemde hoeveelheid minder dan 95 %, doch ten minste 85 % van de totale hoeveelheid (in gewicht) door uitbening verkregen stukken bedraagt.

(6)

Verordening (EU) nr. 338/2010 van de Commissie (6) moet derhalve worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De voor de uitvoerrestituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn vervaardigd en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.

Artikel 2

In het in artikel 7, lid 2, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1359/2007 bedoelde geval wordt de restitutie voor producten van code 0201 30 00 9100 verminderd met 7 EUR/100 kg.

Artikel 3

Verordening (EU) nr. 338/2010 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(5)  PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21.

(6)  PB L 102 van 23.4.2010, blz. 29.


BIJLAGE

Met ingang van 23 juli 2010 geldende uitvoerrestituties in de sector rundvlees

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0102 10 10 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

25,9

0102 10 30 9140

B00

EUR/100 kg levend gewicht

25,9

0201 10 00 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 10 00 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

48,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

28,7

0201 20 20 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

48,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

28,7

0201 20 30 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 20 50 9110 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

61,0

B03

EUR/100 kg nettogewicht

35,9

0201 20 50 9130 (2)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

36,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

21,5

0201 30 00 9050

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

0201 30 00 9060 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

22,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

7,5

0201 30 00 9100 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

84,7

B03

EUR/100 kg nettogewicht

49,8

EG

EUR/100 kg nettogewicht

103,4

0201 30 00 9120 (3)  (7)

B04

EUR/100 kg nettogewicht

50,8

B03

EUR/100 kg nettogewicht

29,9

EG

EUR/100 kg nettogewicht

62,0

0202 10 00 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 30 9000

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 50 9900

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 20 90 9100

B02

EUR/100 kg nettogewicht

16,3

B03

EUR/100 kg nettogewicht

5,4

0202 30 90 9100

US (4)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

CA (5)

EUR/100 kg nettogewicht

6,5

0202 30 90 9200 (7)

B02

EUR/100 kg nettogewicht

22,6

B03

EUR/100 kg nettogewicht

7,5

1602 50 31 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

23,3

1602 50 31 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

20,7

1602 50 95 9125 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

23,3

1602 50 95 9325 (6)

B00

EUR/100 kg nettogewicht

20,7

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1).

De bestemmingscodes zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

B00

:

alle bestemmingen (derde landen, andere gebieden, bevoorrading en met uitvoer uit de Unie gelijkgestelde bestemmingen).

B02

:

B04 en bestemming EG.

B03

:

Albanië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro, voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, proviandering en bunkeren (bestemmingen zoals bedoeld in de artikelen 33 en 42 en, indien toepasselijk, artikel 41 van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).

B04

:

Turkije, Oekraïne, Belarus, Moldavië, Rusland, Georgië, Armenië, Azerbeidzjan, Kazachstan, Turkmenistan, Oezbekistan, Tadzjikistan, Kirgizië, Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Libanon, Syrië, Irak, Iran, Israël, Westelijke Jordaanoever/Gazastrook, Jordanië, Saoedi-Arabië, Koeweit, Bahrein, Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Oman, Jemen, Pakistan, Sri Lanka, Myanmar (Birma), Thailand, Vietnam, Indonesië, Filipijnen, China, Noord-Korea, Hongkong, Soedan, Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad, Kaapverdië, Senegal, Gambia, Guinee-Bissau, Guinee, Sierra Leone, Liberia, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Nigeria, Kameroen, Centraal-Afrikaanse Republiek, Equatoriaal-Guinea, Sao Tomé en Principe, Gabon, Congo (Republiek), Congo (Democratische Republiek), Rwanda, Burundi, Sint-Helena en onderhorigheden, Angola, Ethiopië, Eritrea, Djibouti, Somalië, Oeganda, Tanzania, Seychellen en onderhorigheden, Brits gebied in de Indische Oceaan, Mozambique, Mauritius, Comoren, Mayotte, Zambia, Malawi, Zuid-Afrika, Lesotho.


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.

(2)  Indeling onder deze onderverdeling is afhankelijk van de overlegging van het attest dat is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 433/2007 van de Commissie (PB L 104 van 21.4.2007, blz. 3).

(3)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1359/2007 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 21) en, indien van toepassing, aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1741/2006 van de Commissie (PB L 329 van 25.11.2006, blz. 7).

(4)  Zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1643/2006 van de Commissie (PB L 308 van 8.11.2006, blz. 7).

(5)  Zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1041/2008 van de Commissie (PB L 281 van 24.10.2008, blz. 3).

(6)  De restitutie wordt toegekend mits voldaan is aan de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1731/2006 van de Commissie (PB L 325 van 24.11.2006, blz. 12).

(7)  Het gehalte aan mager rundvlees met uitzondering van vet wordt bepaald aan de hand van de analyseprocedure die is opgenomen in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2429/86 van de Commissie (PB L 210 van 1.8.1986, blz. 39).

Het begrip „gemiddeld gehalte” verwijst naar de hoeveelheid van het monster zoals bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 765/2002 van de Commissie (PB L 117 van 4.5.2002, blz. 6). Het monster wordt genomen uit het deel van de betrokken partij met het hoogste risico.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/7


VERORDENING (EU) Nr. 650/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor melk en zuivelproducten dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

In artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie kan variëren naargelang van de bestemming, met name indien de situatie in de internationale handel, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, dit noodzakelijk maken.

(4)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde producten en bedragen, onder de voorwaarden van artikel 3, van Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie (2).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 318 van 4.12.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Vanaf 23 juli 2010 geldende uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 31 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 31 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 39 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 39 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 39 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 91 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 99 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0401 30 99 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 10 11 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 10 19 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 10 99 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 11 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 17 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 19 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 19 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 19 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 91 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 91 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 91 9350

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9600

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 21 99 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 15 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 15 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 15 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 19 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 19 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 19 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 99 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 29 99 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 91 10 9370

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 91 30 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 91 99 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 99 10 9350

L20

EUR/100 kg

0,00

0402 99 31 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 11 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9200

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 13 9900

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 33 9400

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 59 9310

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 59 9340

L20

EUR/100 kg

0,00

0403 90 59 9370

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 21 9120

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 21 9160

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9120

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9130

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9140

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 23 9150

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 81 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9110

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9130

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9150

L20

EUR/100 kg

0,00

0404 90 83 9170

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 11 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 11 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 19 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 19 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 30 9100

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 30 9300

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 30 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 50 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 50 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 10 90 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 20 90 9500

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 20 90 9700

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 90 10 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0405 90 90 9000

L20

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9640

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9650

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9830

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 10 20 9850

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9913

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9915

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9917

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 20 90 9919

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 31 9730

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 31 9930

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 31 9950

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9500

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9700

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9930

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 30 39 9950

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 40 50 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 40 90 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 13 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 15 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 17 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 21 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 23 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 25 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 27 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 29 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 29 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 32 9119

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 35 9190

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 35 9990

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 37 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 61 9000

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 63 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 63 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 69 9910

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 73 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 75 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 76 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 76 9400

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 76 9500

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 78 9100

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 78 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 79 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 81 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 85 9930

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 85 9970

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 86 9200

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 86 9400

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 86 9900

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9400

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9951

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9971

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9973

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9974

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9975

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 87 9979

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 88 9300

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

0406 90 88 9500

L04

EUR/100 kg

0,00

L40

EUR/100 kg

0,00

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Unie: Gibraltar;

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 33, lid 1, artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: L04, Andorra, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitserland, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Unie: Gibraltar;

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 33, lid 1, artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/11


VERORDENING (EU) Nr. 651/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) en na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, dient te worden besloten geen restitutie toe te kennen voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 20 juli 2010.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 20 juli 2010, geen restitutie toegekend voor de in artikel 1, onder a) en b), respectievelijk artikel 2 van die verordening bedoelde producten en bestemmingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/12


VERORDENING (EU) Nr. 652/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

houdende het besluit om geen uitvoerrestitutie toe te kennen voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) en na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, dient te worden besloten geen restitutie toe te kennen voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 20 juli 2010.

(3)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 20 juli 2010, geen restitutie toegekend voor de in artikel 1, onder c), respectievelijk artikel 2 van die verordening bedoelde producten en bestemmingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/13


VERORDENING (EU) Nr. 653/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector eieren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Europese Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige situatie op de eiermarkt, moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

De restituties moeten slechts worden toegekend voor producten die vrij in de Europese Unie mogen worden verhandeld en die voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) en van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3), alsmede aan de voorwaarden inzake het merken die zijn vastgesteld in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De voor de restituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de vereisten van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn bereid en voldoen aan de voorwaarden voor het merken, die zijn vastgesteld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en in bijlage XIV, punt A, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.


BIJLAGE

Uitvoerrestituties in de sector eieren van toepassing vanaf 23 juli 2010

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

0407 00 11 9000

A02

EUR/100 st.

0,39

0407 00 19 9000

A02

EUR/100 st.

0,20

0407 00 30 9000

E09

EUR/100 kg

0,00

E10

EUR/100 kg

22,00

E19

EUR/100 kg

0,00

0408 11 80 9100

A03

EUR/100 kg

84,72

0408 19 81 9100

A03

EUR/100 kg

42,53

0408 19 89 9100

A03

EUR/100 kg

42,53

0408 91 80 9100

A03

EUR/100 kg

53,67

0408 99 80 9100

A03

EUR/100 kg

9,00

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.

De andere bestemmingen worden als volgt vastgesteld:

E09

:

Uitvoer naar Koeweit, Bahrein, Oman, Qatar, de Verenigde Arabische Emiraten, Jemen, Hongkong SAR, Rusland en Turkije

E10

:

Uitvoer naar Zuid-Korea, Japan, Maleisië, Thailand, Taiwan en de Filipijnen

E19

:

Uitvoer naar alle bestemmingen, met uitzondering van Zwitserland en de bestemmingen bedoeld onder E09 en E10


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/15


VERORDENING (EU) Nr. 654/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

tot vaststelling van uitvoerrestituties in de sector varkensvlees

DE EUROPESE COMMISSIE

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, laatste alinea, en artikel 170,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVII van bijlage I die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Europese Unie worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gezien de huidige marktsituatie in de varkensvleessector moeten uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Krachtens artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kunnen de restituties naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

(4)

Restituties mogen uitsluitend worden toegekend voor producten die vrij in de Europese Unie kunnen circuleren en die zijn voorzien van een gezondheidsmerk zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2). Deze producten moeten ook voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (3) en van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De voor de uitvoerrestituties als bedoeld in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in aanmerking komende producten, alsmede het bedrag van die restituties zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening, en gelden onder voorbehoud van de naleving van de in lid 2 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De op grond van lid 1 voor restituties in aanmerking komende producten moeten voldoen aan de desbetreffende eisen van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004, en moeten met name in een erkende inrichting zijn vervaardigd en voldoen aan de in bijlage I, sectie I, hoofdstuk III, van Verordening (EG) nr. 854/2004 vastgestelde bepalingen inzake gezondheidsmerken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.


BIJLAGE

Uitvoerrestituties in de sector varkensvlees voor de periode vanaf 23 juli 2010

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Restitutiebedrag

0210 11 31 9110

A00

EUR/100 kg

54,20

0210 11 31 9910

A00

EUR/100 kg

54,20

0210 19 81 9100

A00

EUR/100 kg

54,20

0210 19 81 9300

A00

EUR/100 kg

54,20

1601 00 91 9120

A00

EUR/100 kg

19,50

1601 00 99 9110

A00

EUR/100 kg

15,20

1602 41 10 9110

A00

EUR/100 kg

29,00

1602 41 10 9130

A00

EUR/100 kg

17,10

1602 42 10 9110

A00

EUR/100 kg

22,80

1602 42 10 9130

A00

EUR/100 kg

17,10

1602 49 19 9130

A00

EUR/100 kg

17,10

NB: De codes van de producten en de codes van de bestemmingen serie „A” zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie (PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1), zoals gewijzigd.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/17


VERORDENING (EU) Nr. 655/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143,

Gelet op Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8.

(3)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 22 juli 2010 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

137,4

0

BR

137,9

0

AR

122,5

0

TH

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

132,9

0

BR

141,0

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

217,9

25

BR

257,2

13

AR

316,3

0

CL

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

255,0

0

BR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

147,2

0

BR

0207 25 10

Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren

184,0

0

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

276,4

6

BR

293,9

1

CL

0408 11 80

Eigeel

323,9

0

AR

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

341,4

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

339,1

0

BR

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

566,9

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/19


VERORDENING (EU) Nr. 656/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

waarbij geen minimumverkoopprijs wordt vastgesteld voor boter voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder j), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 446/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van boter.

(2)

Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1272/2009 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen.

(3)

Op grond van de voor de 4e bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen hoeft geen minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 446/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van boter, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 20 juli 2010 is verstreken, wordt geen minimumverkoopprijs vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 126 van 22.5.2010, blz. 17.

(3)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/20


VERORDENING (EU) Nr. 657/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

waarbij geen minimumverkoopprijs wordt vastgesteld voor mageremelkpoeder voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder j), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 447/2010 van de Commissie (2) is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1272/2009 van de Commissie van 11 december 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de aankoop en de verkoop van landbouwproducten in het kader van de openbare interventie (3) een openbare inschrijving geopend voor de verkoop van mageremelkpoeder.

(2)

Op grond van artikel 46, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1272/2009 moet de Commissie op basis van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen een minimumverkoopprijs vaststellen of besluiten geen minimumverkoopprijs vast te stellen.

(3)

Op grond van de voor de 4e bijzondere inschrijving ontvangen inschrijvingen hoeft geen minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 4e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EU) nr. 447/2010 geopende openbare inschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder, waarvoor de termijn voor de indiening van inschrijvingen op 20 juli 2010 is verstreken, wordt geen minimumverkoopprijs vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 126 van 22.5.2010, blz. 19.

(3)  PB L 349 van 29.12.2009, blz. 1.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/21


VERORDENING (EU) Nr. 658/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 645/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 187 van 21.7.2010, blz. 26.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 23 juli 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

42,48

0,00

1701 11 90 (1)

42,48

2,16

1701 12 10 (1)

42,48

0,00

1701 12 90 (1)

42,48

1,86

1701 91 00 (2)

42,48

5,07

1701 99 10 (2)

41,32

1,94

1701 99 90 (2)

41,32

1,94

1702 90 95 (3)

0,41

0,27


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/23


VERORDENING (EU) Nr. 659/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op eieren en eigeel, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 164, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder s), en in deel XIX van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Unie anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in deel V van bijlage XX bij die verordening worden genoemd.

(2)

In Verordening (EU) nr. 578/2010 van de Commissie van 29 juni 2010 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 578/2010 dient de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten te worden vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd.

(4)

In artikel 11 van de in het kader van de Uruguayronde gesloten landbouwovereenkomst is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 578/2010 en in artikel 1, lid 1, onder s), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel V van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 vermelde goederen, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 171 van 6.7.2010, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties die met ingang van 23 juli 2010 van toepassing zijn op eieren en eigeel die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Bestemming (1)

Restituties

0407 00

Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt:

 

 

– van pluimvee:

 

 

0407 00 30

– – andere:

 

 

a)

in geval van uitvoer van ovoalbumine van de GN-codes 3502 11 90 en 3502 19 90

02

0,00

03

22,00

04

0,00

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

01

0,00

0408

Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:

 

 

– eigeel:

 

 

0408 11

– – gedroogd:

 

 

ex 0408 11 80

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ongezoet

01

84,72

0408 19

– – andere:

 

 

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ex 0408 19 81

– – – – vloeibaar:

 

 

ongezoet

01

42,53

ex 0408 19 89

– – – – bevroren:

 

 

ongezoet

01

42,53

– andere:

 

 

0408 91

– – gedroogd:

 

 

ex 0408 91 80

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ongezoet

01

53,67

0408 99

– – andere:

 

 

ex 0408 99 80

– – – geschikt voor menselijke consumptie:

 

 

ongezoet

01

9,00


(1)  De bestemmingen zijn:

01

derde landen. Voor Zwitserland en Liechtenstein gelden deze restituties niet voor de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

02

Bahrein, Hongkong SAR, Jemen, Koeweit, Oman, Qatar, Rusland, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten;

03

de Filipijnen, Japan, Maleisië, Taiwan, Thailand en Zuid-Korea, en

04

alle bestemmingen, met uitzondering van Zwitserland en van de bestemmingen bedoeld onder 02 en 03.


23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/25


VERORDENING (EU) Nr. 660/2010 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2010

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder p) en in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Unie anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij die verordening.

(2)

In Verordening (EU) nr. 578/2010 van de Commissie van 29 juni 2010 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten (2), uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer deze worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1,van Verordening (EU) nr. 578/2010 wordt de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd.

(4)

In artikel 162, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen, zonder evenwel langetermijncontracten uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(6)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 578/2010 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 578/2010 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

(7)

Overeenkomstig artikel 100, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt steun verleend aan in de Unie geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(8)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 578/2010 en in deel XVI van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 23 juli 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 171 van 6.7.2010, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn van 23 juli 2010 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen  (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

0,00

0,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

0,00

0,00

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

0,00

0,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

b)

gebieden van de lidstaten van de EU die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Unie: Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese gebieden waarvoor buitenlandse betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat vallen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Unie: Gibraltar;

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 33, lid 1, artikel 41, lid 1, en artikel 42, lid 1, van Verordening (EG) nr. 612/2009 van de Commissie (PB L 186 van 17.7.2009, blz. 1).


AANBEVELINGEN

23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/28


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 13 juli 2010

betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie

(2010/410/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 121, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens het Verdrag dienen de lidstaten hun economische beleid te beschouwen als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang en dit beleid in het kader van de Raad te coördineren. In overeenstemming met de Verdragsbepalingen heeft de Europese Unie coördinatie-instrumenten ontwikkeld en ingevoerd voor het begrotingsbeleid (het stabiliteits- en groeipact) en het macrostructurele beleid.

(2)

Volgens het Verdrag dient de Raad werkgelegenheidsrichtsnoeren en globale richtsnoeren voor het economische beleid vast te stellen teneinde het beleid van de lidstaten aan te sturen.

(3)

De Lissabonstrategie, die in 2000 is gestart, berustte op het inzicht dat de Europese Unie haar werkgelegenheid, productiviteit en concurrentievermogen moest opvoeren en daarbij haar sociale cohesie moest versterken, gezien de wereldwijde concurrentie, de technologische veranderingen, de milieuproblemen en de vergrijzing. De Lissabonstrategie is opnieuw gestart in 2005, na een tussentijdse evaluatie die leidde tot een sterker accent op groei en op meer en betere banen.

(4)

De Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid heeft bijgedragen tot een consensus over de algemene richting waarin het economische en werkgelegenheidsbeleid van de Unie zich moet ontwikkelen. In het kader van de strategie heeft de Raad in 2005 (1) zowel globale richtsnoeren voor het economische beleid als werkgelegenheidsrichtsnoeren vastgesteld, en deze in 2008 (2) aangepast. Deze 24 richtsnoeren lagen ten grondslag aan de nationale hervormingsprogramma’s en omvatten de belangrijkste prioriteiten voor de macro-economische, micro-economische en arbeidsmarkthervormingen voor de Unie als geheel. De ervaring wijst echter uit dat de prioriteiten in de richtsnoeren niet duidelijk genoeg waren en dat de dwarsverbanden hechter hadden kunnen zijn. Dit beperkte de impact van de richtsnoeren op de nationale beleidsvorming.

(5)

Door de in 2008 begonnen financiële en economische crisis zijn de werkgelegenheid en het productiepotentieel sterk gedaald en zijn de overheidsfinanciën enorm verslechterd. Mede door het Europese economische herstelplan (3) hebben de lidstaten echter het hoofd kunnen bieden aan de crisis — dankzij onder meer een gecoördineerde begrotingsstimulans, met de euro als anker voor macro-economische stabiliteit. De crisis heeft dan ook duidelijk gemaakt dat krachtiger en doelmatiger coördinatie van het economische beleid op het niveau van de Unie goede resultaten oplevert. De crisis heeft ook laten zien dat de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten onderling nauw vervlochten zijn.

(6)

De Commissie heeft voorgesteld om voor de komende tien jaar een nieuwe strategie vast te stellen. Deze Europa 2020-strategie (4) moet de Unie in staat stellen sterker uit de crisis tevoorschijn te komen en haar economie af te stemmen op slimme, duurzame en inclusieve groei. Uitgangspunt voor het beleid van de lidstaten, met inachtneming van hun uiteenlopende uitgangsposities en nationale omstandigheden, en van de Unie zijn de gedeelde doelstellingen, die in de vorm van vijf centrale streefcijfers zijn vervat in de desbetreffende richtsnoeren. De lidstaten dienen alles in het werk te stellen om de nationale streefcijfers te halen en belemmeringen voor groei weg te nemen.

(7)

Als onderdeel van bredere „exitstrategieën” voor de economische crisis dienen de lidstaten ambitieuze hervormingsprogramma’s uit te voeren, om voor macro-economische stabiliteit te zorgen, de overheidsfinanciën op lange termijn op orde te kunnen houden, het concurrentievermogen op te voeren, macro-economische onevenwichtigheden terug te dringen en de arbeidsmarktprestaties te verbeteren. Wanneer het herstel bestendig blijkt, dienen de tijdelijke crisismaatregelen, waar mogelijk, op gecoördineerde wijze te worden ingetrokken. De afbouw van de begrotingsstimulans moet in het kader van het groei- en stabiliteitspact worden doorgevoerd en gecoördineerd.

(8)

Binnen de Europa 2020-strategie dienen de lidstaten en de Unie hervormingen ten uitvoer te leggen die gericht zijn op „slimme groei”, ofwel groei aangedreven door kennis en innovatie. Teneinde innovatie en kennisoverdracht in de hele Unie te stimuleren, dienen deze hervormingen de kwaliteit van het onderwijs te verhogen, iedereen toegang tot scholing te bieden, en de onderzoeks- en bedrijfsresultaten te verbeteren en de regelgeving verder te verbeteren. Zij dienen het ondernemerschap te bevorderen en creatieve ideeën te helpen omzetten in innovatieve producten, diensten en processen die groei, kwaliteitsbanen en zowel territoriale, economische als sociale cohesie opleveren en die Europese en mondiale maatschappelijke problemen doeltreffender oplossen. Hierbij komt het erop aan optimaal gebruik te maken van informatie- en communicatietechnologie.

(9)

Het beleid van de Unie en van de lidstaten dient, mede door middel van hun hervormingsprogramma’s, op „duurzame groei” gericht te zijn. Voor duurzame groei dient economische groei te worden losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen, dient een duurzame, competitieve economie te worden opgebouwd waarin efficiënt met energie, mensen en middelen wordt omgegaan, dienen kosten en baten billijk te worden verdeeld, en dient in de race om de ontwikkeling van nieuwe processen en (onder meer groene) technologieën te worden gebruikgemaakt van de leidende positie van Europa. De lidstaten en de Unie dienen de nodige hervormingen ten uitvoer te leggen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken en hulpbronnen efficiënt te gebruiken, waarmee schade aan het milieu en verlies van biodiversiteit worden tegengegaan. Ook dienen zij het ondernemingsklimaat te bevorderen, groene werkgelegenheid te stimuleren en hun industriële basis te helpen moderniseren.

(10)

Ten slotte dienen de lidstaten en de Unie met hun hervormingsprogramma’s ook „inclusieve groei” na te streven. Inclusieve groei veronderstelt een hechte samenleving waarin mensen de kans krijgen om zich voor te bereiden op en om te gaan met verandering, zodat zij actief kunnen deelnemen aan het sociale en economische leven. De hervormingen van de lidstaten dienen dan ook te waarborgen dat iedereen zijn leven lang kansen en mogelijkheden krijgt, zodat armoede en sociale uitsluiting worden tegengegaan, door drempels voor arbeidsparticipatie weg te nemen voor met name vrouwen, oudere werknemers, jongeren, gehandicapten en legale migranten.

Bij al deze beleidsmaatregelen moeten zij rekening houden met het genderperspectief. Ook moeten zij verzekeren dat economische groei alle burgers en alle regio’s ten goede komt. De hervormingsprogramma’s van de lidstaten dienen er dan ook bovenal voor te zorgen dat de arbeidsmarkten doeltreffend functioneren, door te investeren in arbeidsmobiliteit, in de ontwikkeling van de juiste vaardigheden en in betere arbeidsvoorwaarden, en door segmentering, structurele werkloosheid en inactiviteit terug te dringen; tegelijkertijd zijn passende en houdbare sociale zekerheid en actieve integratie geboden voor de bestrijding van armoede, terwijl tegelijkertijd de overeengekomen begrotingsconsolidatie moet worden uitgevoerd.

(11)

Het is essentieel dat de lidstaten en de Unie zich nog meer inzetten voor een betere regelgeving, vooral voor Europese ondernemingen. Door hun slimme regelgeving te versterken moeten de lidstaten en de Unie garanderen dat de wetgeving weldoordacht is, in verhouding staat tot het doel, regelmatig geëvalueerd wordt en geen onnodige lasten met zich meebrengt. Het verminderen van de beoogde administratieve lasten blijft een prioriteit.

(12)

De Unie en de lidstaten kunnen met hun structurele hervormingen daadwerkelijk groei en werkgelegenheid creëren door het mondiale concurrentievermogen van de Unie te versterken, de Europese export nieuwe mogelijkheden te verschaffen en concurrerende toegang te bieden tot de belangrijkste importgoederen. Bij de hervormingen dient dan ook rekening te worden gehouden met de gevolgen voor het concurrentievermogen, teneinde de Europese groei via open en eerlijke wereldmarkten te bevorderen.

(13)

De Europa 2020-strategie moet worden gebaseerd op een aantal geïntegreerde Europese en nationale beleidslijnen, die de lidstaten en de Unie onverkort en gelijktijdig ten uitvoer dienen te leggen, om de positieve spill-overeffecten van gecoördineerde structurele hervormingen te bereiken, alsmede een samenhangendere bijdrage van het Europese beleid aan de doelstellingen van de strategie, met inachtneming van de nationale beginposities.

(14)

Hoewel deze richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Europese Unie, dient de Europa 2020-strategie ten uitvoer te worden gelegd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, die moeten worden betrokken bij het uitwerken en uitvoeren van de nationale hervormingsprogramma’s en bij de algemene berichtgeving over de strategie.

(15)

In de Europa 2020-strategie hebben de 24 eerdere richtsnoeren plaatsgemaakt voor een kleiner aantal richtsnoeren, die werkgelegenheid en brede economische beleidskwesties op coherente wijze benaderen. De richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en van de Unie, opgenomen als bijlage bij deze aanbeveling, hangen wezenlijk samen met de ter zake doende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Samen vormen zij de geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020.

(16)

Deze nieuwe geïntegreerde richtsnoeren stemmen overeen met de conclusies van de Europese Raad. Aan de hand van deze richtsnoeren kunnen de lidstaten op samenhangende wijze en in overeenstemming met het groei- en stabiliteitspact hun nationale hervormingsprogramma’s opstellen en hervormingen doorvoeren. De richtsnoeren vormen de basis voor landenspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten kan richten, of, in het geval van de globale richtsnoeren voor het economische beleid, voor beleidswaarschuwingen die de Commissie kan geven ingeval de respectieve landenspecifieke aanbevelingen onvoldoende gevolg krijgen.

(17)

Deze richtsnoeren dienen tot 2014 grotendeels stabiel te blijven, zodat alle aandacht kan uitgaan naar de uitvoering,

BEVEELT AAN:

1.

De lidstaten en, indien nodig, de Europese Unie, dienen bij hun economische beleid rekening te houden met de in de bijlage opgenomen richtsnoeren.

2.

De lidstaten dienen nationale hervormingsprogramma’s op te stellen die in overeenstemming zijn met de „Geïntegreerde richtsnoeren van Europa 2020”.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

D. REYNDERS


(1)  COM(2005) 141.

(2)  COM(2007) 803.

(3)  COM(2009) 615 van 19.11.2009.

(4)  COM(2010) 2020 van 3.3.2010.


BIJLAGE

Globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en van de Unie

Richtsnoer 1:   De kwaliteit en houdbaarheid van de overheidsfinanciën waarborgen

De lidstaten dienen op krachtige wijze uitvoering te geven aan de in het groei- en stabiliteitspact (GSP) opgenomen strategieën voor begrotingsconsolidatie, en met name aan de aanbevelingen die tot hen zijn gericht in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten, en/of in memoranda van overeenstemming, in het geval van betalingsbalanssteun. De lidstaten dienen met name tot een consolidering te komen die aansluit bij de aanbevelingen van de Raad en voldoen aan de doelstellingen voor de middellange termijn conform het GSP. Ongeacht het regelgevingskader van het GSP, betekent dit dat de meeste lidstaten tot een structurele consolidering moeten komen die aanzienlijk verder gaat dan de benchmark van 0,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) per jaar, totdat de overheidsschuld aanzienlijk afneemt. Mits de prognoses van de Commissie blijven uitwijzen dat het herstel toeneemt en duurzaam blijkt, dient uiterlijk in 2011 aan begrotingsconsolidatie te worden begonnen (en eerder in bepaalde lidstaten, als de economische situatie hier rijp voor is).

De lidstaten dienen bij het vaststellen en uitvoeren van strategieën voor begrotingsconsolidatie prioriteit te geven aan uitgavencategorieën die groei bevorderen, zoals onderwijs, vaardigheden en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, onderzoek en ontwikkeling (O&O), innovatie, investering in netwerken met een positieve invloed op de productiviteit, zoals snel internet, energienetwerken en vervoersverbindingen en infrastructuur. Als belastingverhogingen nodig blijken, dienen deze zoveel mogelijk vergezeld te gaan van maatregelen die het belastingstelsel „werkgelegenheids-, groei en milieuvriendelijker” maken bijvoorbeeld door de belastingdruk te verschuiven naar activiteiten die het milieu schaden. De belasting- en uitkeringsstelsels dienen er beter voor te zorgen dat werken loont.

Bovendien dienen de lidstaten hun nationale begrotingskaders te verstevigen, de kwaliteit van de overheidsuitgaven te verbeteren en de overheidsfinanciën beter houdbaar te maken door middel van een overtuigende schuldafbouw, hervorming van de leeftijdsgerelateerde overheidsuitgaven (zoals die voor pensioenen en gezondheidszorg) en een beleid dat bijdraagt aan een verhoging van de werkgelegenheid en de daadwerkelijke pensioenleeftijd. Gewaarborgd dient te worden dat de leeftijdsgerelateerde overheidsmaatregelen en de socialezekerheidsstelsels financieel haalbaar zijn.

Begrotingsefficiëntie en kwaliteit van de overheidsfinanciën zijn ook op het niveau van de Unie van belang.

Richtsnoer 2:   Macro-economische onevenwichtigheden verhelpen

De lidstaten dienen te voorkomen dat de ontwikkelingen op het gebied van met name lopende rekeningen, activamarkten en de vermogenspositie van huishoudens en het bedrijfsleven tot onhoudbare macro-economische onevenwichtigheden leiden. lidstaten waarvan de lopende rekening door een aanhoudend gebrek aan concurrentievermogen of door andere oorzaken grote onevenwichtigheden vertoont, dienen de onderliggende oorzaken aan te pakken bijvoorbeeld door werk te maken van het begrotingsbeleid, de loonontwikkeling, structurele hervormingen op het gebied van de financiële en productmarkten (zoals de stroom van kapitaal dat de productiviteit stimuleert), de arbeidsmarkt (overeenkomstig de werkgelegenheidsrichtsnoeren), en elk ander relevant beleidsterrein. In dit kader dienen de lidstaten de juiste randvoorwaarden voor loononderhandelingen te bevorderen, alsmede een ontwikkeling van de arbeidskosten die in overeenstemming is met prijsstabiliteit, productiviteitstrends voor de middellange termijn en de vereiste beperking van macro-economische onevenwichtigheden. Waar nodig, moet een adequate loonvorming in de overheidssector gebruikt worden als een belangrijk signaal om loonmatiging in de privésector te bewerkstelligen, om zo het concurrentievermogen te vergroten. De kaders voor de vaststelling van de lonen, ook de minimumlonen, moeten leiden tot een loonvorming waarbij rekening wordt gehouden met de verschillen in vaardigheden en de lokale arbeidsmarktomstandigheden, en beantwoorden aan de grote verschillen in economische prestaties tussen de regio’s, sectoren en ondernemingen in een land. De sociale partners hebben hierbij een belangrijke rol te vervullen. Lidstaten met grote overschotten op de lopende rekening moeten structurele hervormingen doorvoeren die de potentiële groei versterken en daarmee ook de binnenlandse vraag stimuleren. Het wegnemen van macro-economische onevenwichtigheden, onder meer tussen de lidstaten, zou de economische cohesie ten goede komen.

Richtsnoer 3:   Onevenwichtigheden in de eurozone beperken

Lidstaten die de euro als munt hebben dienen grote en aanhoudende verschillen op de lopende rekeningen en andere macro-economische onevenwichtigheden als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang te beschouwen en snel actie te ondernemen om deze onevenwichtigheden zo nodig te beperken. Actie is vereist in alle lidstaten van de eurozone, maar de aard, de omvang en de urgentie van de beleidstaken verschillen per land aanzienlijk. Gelet op de zwakke punten en de omvang van de vereiste aanpassing, is actie vooral dringend in de lidstaten met aanhoudende tekorten op de betalingsbalans en met een tanend concurrentievermogen. Zij moeten het tekort op de lopende rekening structureel aanmerkelijk verlagen. Deze eurolanden moeten ook de loonkosten per eenheid product verlagen, rekening houdend met de ontwikkelingen in de productiviteit op het niveau van de regio, de sector en de bedrijven, en zij moeten de concurrentie op de productmarkten vergroten. Lidstaten in de eurozone met grote overschotten op de lopende rekening moeten structurele hervormingen doorvoeren die de potentiële groei versterken en daarmee ook de binnenlandse vraag stimuleren. Daarnaast dienen de lidstaten in de eurozone ook alle andere macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken, zoals buitensporig hoge particuliere schulden en inflatieverschillen. Institutionele hinderpalen voor flexibele loon- en prijsaanpassingen aan de marktsituatie moeten weggenomen worden. De eurogroep dient de macro-economische onevenwichtigheden daarom nauwkeurig te controleren en, zo nodig, corrigerende maatregelen voor te stellen.

Richtsnoer 4:   De steun voor O&O en innovatie optimaliseren, de kennisdriehoek intensiveren en het potentieel van de digitale economie benutten

De lidstaten dienen hun nationale (en regionale) stelsels voor O&O en innovatie te hervormen en te zorgen voor doeltreffende, adequate randvoorwaarden voor overheidsinvesteringen binnen de in het groei- en stabiliteitspact opgenomen strategieën voor begrotingsconsolidatie (richtsnoer 1), en worden gebruikt om de groei te bevorderen en, waar nodig, op kosteneffectieve wijze het hoofd te bieden aan grote maatschappelijke uitdagingen (zoals energie, efficiënt gebruik van hulpbronnen, klimaatverandering, biodiversiteit, sociale en territoriale cohesie, vergrijzing, volksgezondheid en veiligheid). In het bijzonder moeten overheidsinvesteringen dienen om particuliere investeringen in onderzoek en ontwikkeling te genereren. De hervormingen dienen expertise en intelligente specialisatie te stimuleren, wetenschappelijke integriteit te bevorderen, interne en internationale samenwerking aan te moedigen tussen universiteiten, onderzoekscentra en partijen uit de publieke, private en derde sector, en te zorgen voor de ontwikkeling van infrastructuren en netwerken voor kennisverspreiding. Het bestuur van onderzoekscentra dient te worden verbeterd om de nationale onderzoeksstelsels kosteneffectiever en productiever te maken. Dit vereist modernisering van het universitaire onderzoek, de ontwikkeling van een toegankelijke infrastructuur van wereldklasse, en de bevordering van de carrièremogelijkheden en de mobiliteit van onderzoekers en studenten. Regelingen voor financiering en voor het plaatsen van opdrachten dienen te worden aangepast en vereenvoudigd om, waar nodig, dankzij synergieën, grensoverschrijdende samenwerking, kennisoverdracht en selectie op grond van verdiensten te vereenvoudigen, en meerwaarde te creëren.

De lidstaten dienen zich met hun beleid inzake O&O en innovatie rechtstreeks te richten op nationale kansen en problemen, rekening houdend met het kader van de Unie, zodat de publieke en particuliere middelen beter kunnen worden samengebracht op gebieden waarop de Unie een meerwaarde biedt, om synergie met Uniemiddelen te benutten door gebruik te maken van schaalvoordelen en versnippering te voorkomen. De lidstaten en de Unie dienen innovatie op alle relevante beleidsterreinen te integreren en innovatie in ruime zin te bevorderen (met inbegrip van niet-technologische innovatie). Ter bevordering van particuliere investeringen in onderzoek en innovatie dienen de lidstaten en de Unie de randvoorwaarden te verbeteren (met name wat betreft het ondernemingsklimaat en concurrerende en open markten en het grote economische potentieel van de culturele en de creatieve sector), waar mogelijk, kosteneffectieve begrotingsprikkels, afhankelijk van de begrotingsruimte van elke lidstaat, en andere financiële instrumenten te combineren met maatregelen die de toegang tot particuliere financieringsbronnen vergemakkelijken (waaronder risicokapitaal), de toegang voor het mkb verbeteren, de vraag te doen stijgen, vooral op het gebied van eco-innovatie (waar mogelijk, door groene overheidsopdrachten en interoperabele normen), innovatievriendelijke markten en regels te bevorderen, en intellectuele-eigendomsrechten efficiënt en doeltreffend te beschermen en te beheren tegen een betaalbare prijs. Alle zijden van de driehoek onderwijs-onderzoek-innovatie moeten elkaar steunen en voeden. Overeenkomstig de richtsnoeren 8 en 9 dienen de lidstaten de burger in staat te stellen het scala aan vaardigheden te ontwikkelen dat voor innovatie in al haar vormen nodig is, ook eco-innovatie, en ernaar te streven dat er voldoende natuurwetenschappers, mathematici en technologen worden opgeleid.

De lidstaten en de Unie dienen te zorgen voor passende randvoorwaarden voor de snelle ontwikkeling van een digitale interne markt met op ruime schaal toegankelijke online-inhoud en -diensten. De lidstaten dienen de aanleg en het gebruik van snel internet te bevorderen als een wezenlijk middel voor kennisverwerving en -vermeerdering. Publieke financiering moet kosteneffectief zijn en ingezet worden tegen een falende marktwerking. Beleid dient in overeenstemming te zijn met het beginsel van technologische neutraliteit. De lidstaten dienen de aanlegkosten van de netwerken te drukken, met name door een betere coördinatie van de openbare werken. De lidstaten en de Unie dienen het gebruik van moderne onlinediensten te bevorderen door onder meer de e-overheid, e-handtekening, e-identiteit en e-betaling verder te ontwikkelen. Actieve deelname aan de digitale samenleving te ondersteunen, met name door de toegang tot culturele inhoud en diensten te verbeteren (ook door middel van media en digitale geletterdheid), en een klimaat van veiligheid en vertrouwen te bevorderen.

De centrale doelstelling van de Europese Unie, waarop de lidstaten hun nationale streefcijfers zullen afstemmen, is het verbeteren van de voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling, met name om de gecombineerde publieke en private investeringen in deze sector in 2020 met 3 % van het bbp te verhogen. De Commissie zal een indicator ontwikkelen die de O&O- en de innovatie-intensiteit weergeeft.

Richtsnoer 5:   Zuiniger omgaan met hulpbronnen en de uitstoot van broeikasgassen beperken

De lidstaten en de Unie moeten maatregelen nemen om de economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen, door milieuproblemen op te vatten als groeimogelijkheden, hun natuurlijke hulpbronnen efficiënter te gebruiken, waarmee schade aan het milieu en verlies van biodiversiteit worden tegengegaan. Zij dienen de nodige structurele hervormingen door te voeren om het hoofd boven water te kunnen houden bij de toenemende beperkingen op het gebied van CO2-uitstoot en het gebruik van hulpbronnen en nieuwe mogelijkheden te scheppen voor bedrijven en werkgelegenheid. De Unie en de lidstaten moeten vaart zetten achter de totstandbrenging van een geïntegreerde, volledig functionerende interne energiemarkt met een onbelemmerde gas- en elektriciteitsvoorziening. Om de uitstoot te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen, dienen de lidstaten op grote schaal gebruik te maken van marktinstrumenten, met doorberekening van externe kosten, zoals belasting, en andere doeltreffende steunmiddelen voor emissievermindering en een betere aanpassing aan de klimaatverandering, duurzame groei en werkgelegenheid en zuinig omgaan met bronnen te steunen, het gebruik van hernieuwbare energie en koolstofarme, klimaatneutrale technologie en het overstappen op meer milieuvriendelijke, op elkaar aansluitende vervoerswijzen te stimuleren en energiebesparing en eco-innovatie te bevorderen. De lidstaten dienen subsidies die schadelijk zijn voor het milieu af te bouwen en ervoor te zorgen dat de kosten en baten billijk worden verdeeld.

De lidstaten en de Unie dienen gebruik te maken van regelgevende, niet-regelgevende en begrotingsinstrumenten (bijvoorbeeld voor de gehele Unie geldende normen voor de energieprestatie van producten en gebouwen, etikettering en „groene overheidsopdrachten”), teneinde een kosteneffectieve overgang van productie- en consumptiepatronen te stimuleren en recyclage te bevorderen, de overgang te maken naar energie-efficiëntie en een zorgvuldig gebruik van bronnen en een veilige, duurzame koolstofarme economie, en stappen te zetten naar een duurzamer vervoer en een veilige, schone energieproductie, door optimaal gebruik te maken van de Europese synergieën op dit gebied en rekening te houden met de bijdrage van de duurzame landbouw. De lidstaten dienen een beslissende stap te zetten op de weg naar een slimme, gemoderniseerde en volledig aaneengesloten vervoers- en energie-infrastructuur, overeenkomstig richtsnoer 4 gebruik te maken van informatie- en communicatietechnologie, productiviteitswinst te waarborgen, te zorgen voor gecoördineerde tenuitvoerlegging van infrastructuurprojecten, en de ontwikkeling van open, concurrerende en geïntegreerde netwerkmarkten te ondersteunen.

De centrale doelstelling van de Europese Unie, waarop de lidstaten hun nationale streefcijfers zullen afstemmen, houdt in dat er in 2020 20 % minder broeikasgassen worden uitgestoten dan in 1990, dat het aandeel hernieuwbare energiebronnen in ons energieverbruik wordt opgevoerd tot 20 %, en dat zij naar een verbetering van de energie-efficiëntie met 20 % toewerken; de Unie zal een besluit nemen om uiterlijk in 2020 tot een verlaging te komen met 30 % ten opzichte van 1990 als voorwaardelijk aanbod met het oog op een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten.

Richtsnoer 6:   Het ondernemings- en consumentenklimaat verbeteren en de industriële basis moderniseren en ontwikkelen voor een optimaal functioneren van de interne markt

De lidstaten dienen te verzekeren dat de markt goed werkt voor burgers, consumenten en ondernemers. De lidstaten en de Unie moeten de consument beschermen en zorgen voor betrouwbare randvoorwaarden en goed functionerende, open en concurrerende markten voor goederen en diensten, Die maatregelen moeten streven naar een betere werking van de interne markt en van de regelgeving, met name in de financiële sector, naar gelijke voorwaarden in de financiële markten in de hele wereld, en naar de gedegen uitvoering en toepassing van de internemarkt- en mededingingsregels, en dienen de nodige fysieke infrastructuur te ontwikkelen, onder meer om regionale verschillen terug te dringen.

De externe dimensie van de interne markt moet verder worden ontwikkeld met het doel handel en investeringen te verbeteren. In de context van de interne markt moet worden nagegaan of het verlenen van diensten van algemeen belang adequaat is. De lidstaten dienen het ondernemingsklimaat verder te verbeteren door hun overheidsapparaat te moderniseren, het ondernemingsbestuur te verbeteren, resterende hinderpalen voor de interne markt te verwijderen, onnodige administratieve lasten af te schaffen en nieuwe onnodige lasten te vermijden met behulp van slimme regelgeving (bijvoorbeeld door interoperabele diensten voor e-overheid verder te ontwikkelen, fiscale belemmeringen weg te nemen en conform de „Small Business Act” voor Europa en het „think small first”-principe kmo’s te ondersteunen en hun toegang tot de interne markt te verbeteren), te zorgen voor stabiele en geïntegreerde markten voor financiële diensten, toegang tot financiering te vergemakkelijken, het eenvoudiger te maken om intellectuele-eigendomsrechten te promoten en te beschermen, de internationalisering van kmo’s te bevorderen en ondernemerschap, ook door vrouwen, aan te moedigen. Overheidsopdrachten moeten innovatie aanmoedigen, met name wat kmo’s betreft, en zij moeten de overgang steunen naar een energie-efficiënte economie die bronnen spaart (conform richtsnoer 5), met inachtneming van de beginselen van marktopenheid, transparantie en effectieve mededinging.

De lidstaten dienen een modernere, innovatieve, gediversifieerde en competitieve koolstofarme industriële basis te ondersteunen, waarin zuinig wordt omgegaan met hulpbronnen en energie; hiertoe dienen zij onder meer de nodige kosteneffectieve herstructureringen mogelijk te maken, met onverkorte inachtneming van de regels van de Unie voor mededinging en andere relevante regelgeving. De lidstaten dienen de Uniemiddelen in de eerste plaats hiervoor in te zetten. Zij dienen in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven en andere belanghebbende partijen bij te dragen tot de leidende en concurrerende positie van de Unie op het gebied van mondiale, duurzame ontwikkeling, en wel door maatschappelijk verantwoord ondernemerschap aan te moedigen, knelpunten te signaleren en veranderingen mogelijk te maken.


Rectificaties

23.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 191/35


Rectificatie van Publicatieblad van de Europese Unie L 163 van 30 juni 2010

In de inhoudsopgave en op bladzijde 1:

in plaats van:

„INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN”,

te lezen:

„VERORDENINGEN”.

In de inhoudsopgave en op bladzijde 2 wordt de titel „VERORDENINGEN” geschrapt.