ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.123.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 123

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
19 mei 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EU) nr. 425/2010 van de Commissie van 18 mei 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/278/EU

 

*

Besluit van de Raad van 10 mei 2010 houdende benoeming van een Duits lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

3

 

*

Besluit 2010/279/GBVB van de Raad van 18 mei 2010 over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)

4

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

19.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/1


VERORDENING (EU) Nr. 425/2010 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 mei 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

65,9

MK

66,4

TN

111,8

TR

96,5

ZZ

85,2

0707 00 05

MA

46,5

MK

48,7

TR

117,1

ZZ

70,8

0709 90 70

TR

114,2

ZZ

114,2

0805 10 20

EG

59,0

IL

55,9

MA

57,6

PY

48,3

TN

51,1

TR

49,3

ZA

74,5

ZZ

56,5

0805 50 10

AR

97,0

TR

83,7

ZA

103,0

ZZ

94,6

0808 10 80

AR

79,1

BR

78,6

CA

69,6

CL

82,2

CN

74,8

CR

59,1

MK

24,7

NZ

117,5

US

123,6

UY

77,5

ZA

85,5

ZZ

79,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

19.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 10 mei 2010

houdende benoeming van een Duits lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité

(2010/278/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 302,

Gelet op Besluit 2006/524/EG, Euratom (1),

Gezien de voordracht van de Duitse regering,

Gezien het advies van de Commissie,

Overwegende dat in het Europees Economisch en Sociaal Comité een zetel van lid is vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Wilfried WOLLER,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Egbert BIERMANN, Hauptvorstand IG BCE (hoofdbestuur van de industrievakbond van werknemers in de mijnbouw, de chemische industrie en de energievoorziening), wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 20 september 2010.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn vaststelling.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB L 207 van 28.7.2006, blz. 30.


19.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 123/4


BESLUIT 2010/279/GBVB VAN DE RAAD

van 18 mei 2010

over de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28 en artikel 43, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 mei 2007 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2007/369/GBVB (1) inzake de totstandbrenging van de politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan (EUPOL AFGHANISTAN) vastgesteld. Dit gemeenschappelijk optreden verstrijkt op 30 mei 2010.

(2)

Op 8 maart 2010 heeft het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) aanbevolen EUPOL AFGHANISTAN met drie jaar te verlengen.

(3)

De commando- en controlestructuur van EUPOL AFGHANISTAN dient de contractuele verantwoordelijkheden van het hoofd van de missie jegens de Commissie voor de uitvoering van de begroting onverlet te laten.

(4)

Het wachtdienstvermogen moet in werking worden gesteld voor EUPOL AFGHANISTAN.

(5)

EUPOL AFGHANISTAN zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 21 van het Verdrag kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De politiemissie van de Europese Unie in Afghanistan („EUPOL AFGHANISTAN” of de „Missie”), ingesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2007/369/GBVB, wordt verlengd van 31 mei 2010 tot en met 31 mei 2013.

2.   EUPOL AFGHANISTAN treedt op in overeenstemming met de doelstellingen vervat in artikel 2 en verricht de taken als omschreven in artikel 3.

Artikel 2

Doelstellingen

EUPOL AFGHANISTAN dient een belangrijke bijdrage te leveren aan de totstandbrenging onder Afghaans gezag van een duurzame en doeltreffende civielepolitiestructuur die zorgt voor een passende interactie met het strafrechtsysteem in ruimere zin in overeenstemming met de werkzaamheden van de Unie, de lidstaten en andere internationale actoren op het gebied van politieke advisering en institutionele opbouw. De missie ondersteunt voorts het proces van hervorming naar een vertrouwen genietende en efficiënte politiedienst, die, in overeenstemming met de internationale normen, binnen het rechtsstatelijk kader opereert en de mensenrechten eerbiedigt.

Artikel 3

Taken

1.   Om de doelstellingen van artikel 3 te bereiken zal EUPOL AFGHANISTAN:

a)

de regering van Afghanistan steunen bij het op coherente wijze uitvoeren van haar strategie op weg naar een duurzame en doeltreffende civielepolitiestructuur, vooral met betrekking tot de Afghaanse geüniformeerde (civiele) politie en de Afghaanse recherche, zoals bepaald in de nationale politiestrategie;

b)

de samenhang en coördinatie tussen de internationale actoren vergroten;

c)

werken aan de ontwikkeling van strategieën en de nadruk leggen op het toewerken naar een gezamenlijke totaalstrategie van de internationale gemeenschap voor politiehervorming en de samenwerking versterken met belangrijke partners op het gebied van politiehervorming en -opleiding, waaronder de door de NAVO geleide ISAF-missie en de NAVO-opleidingsmissie en andere contribuanten;

d)

de koppelingen tussen de politie en het breder rechtsstatelijk verband ondersteunen.

Deze taken worden in het Operationeel Plan (OPLAN) verder uitgewerkt. De missie voert haar taken uit door onder andere toezicht, begeleiding, advies en opleiding.

2.   EUPOL AFGHANISTAN is een niet-uitvoerende missie.

3.   EUPOL AFGHANISTAN beschikt over een projectcel voor het opstellen en uitvoeren van projecten. Op gebieden die verband houden met de missie en ter ondersteuning van de doelstellingen ervan, zal EUPOL AFGHANISTAN, in voorkomend geval, projecten die door de lidstaten of derde landen onder hun verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, coördineren, faciliteren en van advies voorzien.

Artikel 4

Structuur van de missie

1.   De missie heeft een hoofdkwartier in Kabul. De missie bestaat uit:

i)

het hoofd van de missie en zijn bureau, onder andere een speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris;

ii)

een politieonderdeel;

iii)

een rechtsstaatonderdeel;

iv)

opleidingscapaciteit;

v)

missieondersteuning;

vi)

externe kantoren buiten Kabul;

vii)

een ondersteunend element in Brussel.

2.   Missiepersoneel wordt ingezet op centraal, regionaal en provinciaal niveau en kan, indien nodig, met het districtsniveau werken ter uitvoering van het mandaat in het licht van de veiligheidsbeoordeling en wanneer aan de randvoorwaarden, zoals een passende logistieke en veiligheidsondersteuning, is voldaan. Er wordt gestreefd naar technische regelingen met de ISAF en de landen die een leidende rol spelen in de regionale commandoposten en provinciale wederopbouwteams voor informatie-uitwisseling, medische, veiligheids- en logistieke ondersteuning, waaronder inkwartiering bij regionale commandoposten en provinciale wederopbouwteams.

3.   Daarnaast wordt een gedeelte van het personeel van de missie ingezet ter verbetering van de strategische coördinatie bij de politiehervorming in Afghanistan, indien nodig, en met name bij het secretariaat van de Internationale politiecoördinatieraad (IPCB) in Kabul. Het secretariaat van de IPCB wordt, in voorkomend geval, in het hoofdkwartier van EUPOL AFGHANISTAN gevestigd.

Artikel 5

Civiele bevelhebber

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele bevelhebber van EUPOL AFGHANISTAN.

2.   Op strategisch niveau voert de civiele bevelhebber het commando over en oefent hij de controle uit op EUPOL AFGHANISTAN, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het PVC en onder het algemene gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

3.   De civiele bevelhebber zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad, alsmede van het PVC, ook, waar nodig, door middel van instructies op strategisch niveau aan het hoofd van de missie.

4.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de zendstaat of de EU-instelling. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele bevelhebber.

5.   De civiele bevelhebber heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

6.   De civiele bevelhebber en de Speciale Vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) plegen indien nodig onderling overleg.

Artikel 6

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie neemt de verantwoordelijkheid voor de missie op zich en voert het commando over en oefent de controle uit op de missie op het terrein.

2.   Het hoofd van de missie voert het commando over en oefent de controle uit op het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele bevelhebber ter beschikking zijn gesteld, en heeft de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid over de aan de missie ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

3.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van de missie, waaronder in dit geval ook het personeel van het ondersteunend element in Brussel, met het oog op de effectieve uitvoering van de operatie EUPOL AFGHANISTAN op het terrein, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de operatie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele bevelhebber.

4.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe ondertekent het hoofd van de missie een contract met de Commissie.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel wordt het tuchtrecht uitgeoefend door de betrokken nationale of EU-autoriteit.

6.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUPOL AFGHANISTAN in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van de missie.

7.   Het hoofd van de missie zorgt, in voorkomend geval, voor coördinatie met andere EU-actoren op het terrein. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbiediging van de commandostructuur, ter plaatse politieke richtsnoeren van de SVEU.

8.   Het hoofd van de missie ziet erop toe dat EUPOL AFGHANISTAN, in voorkomend geval, nauw samenwerkt en coördineert met de regering van Afghanistan en de betrokken internationale actoren, waaronder de door de NAVO geleide ISAF-missie en de NAVO-opleidingsmissie, de landen die een leidende rol spelen in de provinciale wederopbouwteams, de Bijstandsmissie van de Verenigde Naties voor Afghanistan (UNAMA), en de derde staten die op dit moment betrokken zijn bij de politiehervorming in Afghanistan.

Artikel 7

Personeel

1.   Het aantal en het niveau van de EUPOL AFGHANISTAN-personeelsleden zijn in overeenstemming met de in artikel 2 bedoelde doelstellingen, met de in artikel 3 bedoelde taken en met de in artikel 4 bedoelde structuur.

2.   EUPOL AFGHANISTAN bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten of de instellingen van de Europese Unie wordt gedetacheerd.

3.   Elke lidstaat of instelling van de Europese Unie draagt de kosten in verband met elk door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen, en ongemakken en gevarentoeslagen.

4.   EUPOL AFGHANISTAN kan ook, naar behoefte, op contractuele basis, internationaal burgerpersoneel en plaatselijk personeel aanwerven, indien de vereiste functies niet worden vervuld door personeel dat door de lidstaten is gedetacheerd. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, kunnen in voorkomend geval onderdanen van deelnemende derde landen op contractuele basis worden aangeworven wanneer er geen geschikte kandidaten uit de lidstaten beschikbaar zijn.

5.   Alle personeelsleden vervullen hun plichten en handelen in het belang van de missie. Alle personeelsleden nemen de beveiligingsbeginselen en minimumnormen als bedoeld in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 (2) tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad in acht.

Artikel 8

Status van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN

1.   Over de status van het personeel van EUPOL AFGHANISTAN, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUPOL AFGHANISTAN, wordt een overeenkomst gesloten conform artikel 37 van het Verdrag.

2.   De staat of EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende het personeelslid. De betrokken staat of EU-instelling stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerde personeelslid in.

3.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke civiele personeel zijn vervat in contracten tussen het hoofd van de missie en de betrokken personeelsleden.

Artikel 9

Commandostructuur

1.   EUPOL AFGHANISTAN heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische leiding over EUPOL AFGHANISTAN uit.

3.   De civiele bevelhebber is, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het PVC en onder het algemene gezag van de HV, de bevelhebber van EUPOL AFGHANISTAN op strategisch niveau en geeft, in die hoedanigheid, instructies aan het hoofd van de missie en verleent hem advies en technische ondersteuning.

4.   De civiele bevelhebber brengt via de HV verslag uit aan de Raad.

5.   Het hoofd van de missie voert het commando over en oefent de controle uit op EUPOL AFGHANISTAN op het terrein en legt rechtstreeks verantwoording af aan de civiele bevelhebber.

Artikel 10

Politiek toezicht en strategische aansturing

1.   Het PVC zorgt, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, voor het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de missie. Hierbij machtigt de Raad het PVC de relevante besluiten te nemen overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om, op voorstel van de HV, een hoofd van de missie te benoemen en het CONOPS en het OPLAN te wijzigen. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijven berusten bij de Raad.

2.   Het PVC brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad.

3.   Het PVC ontvangt in voorkomend geval op geregelde tijdstippen door de civiele bevelhebber en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun respectieve bevoegdheden vallen.

Artikel 11

Beveiliging

1.   De civiele bevelhebber neemt de leiding over de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie op zich en zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering daarvan voor EUPOL AFGHANISTAN overeenkomstig de artikelen 5 en 9, in overleg met de dienst Beveiliging van de Raad.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de operatie en voor de naleving van de minimumbeveiligingsvereisten die op de operatie van toepassing zijn, overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van EU-personeel dat op grond van titel V van het Verdrag en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de EU.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris, die verslag uitbrengt aan het hoofd van de missie en die voorts nauwe betrekkingen onderhoudt met de dienst Beveiliging van de Raad.

4.   Het hoofd van de missie wijst veiligheidsfunctionarissen aan voor de provinciale en regionale missielocaties die, onder het gezag van de hoge veiligheidsfunctionaris, verantwoordelijk zijn voor het dagelijks beheer van alle veiligheidsaspecten van de respectieve missie-onderdelen.

5.   De personeelsleden van EUPOL AFGHANISTAN krijgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Zij krijgen regelmatig ter plaatse herhalingscursussen, die worden georganiseerd door de hoge veiligheidsfunctionaris.

Artikel 12

Deelname door derde landen

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de Unie en het ene institutionele kader van de Unie kunnen kandidaat-lidstaten en derde staten worden uitgenodigd bij te dragen aan EUPOL AFGHANISTAN, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van door hen gedetacheerde politiedeskundigen en/of civiele personeelsleden, waaronder de salarissen, vergoedingen, ziektekosten, verzekering tegen grote risico’s en reiskosten van en naar Afghanistan, en dat zij in voorkomend geval in de bedrijfskosten van EUPOL AFGHANISTAN bijdragen.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen te nemen.

3.   Alle derde staten die bijdragen aan EUPOL AFGHANISTAN hebben bij de dagelijkse leiding van de operatie dezelfde rechten en plichten als de deelnemende EU-lidstaten.

4.   Het PVC handelt de regelingen voor deelneming af, en legt zo nodig voorstellen daartoe aan de Raad voor; dat geldt ook voor de mogelijke financiële deelneming of bijdragen in natura van derde staten.

5.   Uitvoerige regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in overeenkomsten conform artikel 37 van het Verdrag en in voorkomend geval in aanvullende technische regelingen. Wanneer de Unie en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan EU-crisisbeheersingsoperaties hebben gesloten, zijn in het kader van de onderhavige operatie de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 13

Financiële regelingen

1.   Het financieel referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUPOL AFGHANISTAN tot en met 31 mei 2011 moet dekken, bedraagt 54 600 000 EUR.

2.   Het financiële referentiebedrag voor de daaropvolgende perioden voor EUPOL AFGHANISTAN zal worden vastgesteld door de Raad.

3.   De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.

4.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

5.   Onderdanen van derde staten mogen inschrijven bij aanbestedingen. Behoudens goedkeuring van de Commissie kan het hoofd van de missie met de landen die een leidende rol spelen in de regionale commandoposten en de provinciale wederopbouwteams en met in Afghanistan opererende internationale actoren technische regelingen overeenkomen over de levering van uitrusting, diensten en lokalen aan de missie, met name waar de veiligheidssituatie zulks vereist.

6.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUPOL AFGHANISTAN, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van haar teams, en rekening houden met de plaatsing van personeel bij regionale commandoposten en provinciale wederopbouwteams.

7.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit besluit wordt vastgesteld.

Artikel 14

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

1.   De HV is gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie die ten behoeve van de missie zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de NAVO/ISAF. Te dien einde zullen plaatselijke technische regelingen worden opgesteld.

2.   De HV is gemachtigd om, naar gelang van de behoeften van de missie en met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad, ten behoeve van de missie geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE” vrij te geven aan de bij dit besluit betrokken derde staten.

3.   De HV is gemachtigd om, naar gelang van de operationele behoeften van de missie en met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad, ten behoeve van de missie geproduceerde gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” vrij te geven aan de UNAMA. Te dien einde zullen plaatselijke regelingen worden vastgesteld.

4.   Indien er sprake is van een concrete en onmiddellijke operationele behoefte, is de HV voorts gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de missie zijn opgesteld overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad, vrij te geven aan de gaststaat. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan de gaststaat volgens de procedures voor samenwerking tussen de gaststaat en de Unie.

5.   De HV is gemachtigd om door de Europese Unie niet-gerubriceerde documenten betreffende de beraadslagingen van de Raad over de missie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad vallen, vrij te geven aan derde staten die bij dit besluit betrokken zijn (3).

Artikel 15

Wachtdienst

Het wachtdienstvermogen wordt in werking gesteld voor EUPOL AFGHANISTAN.

Artikel 16

Herziening

1.   Dit besluit wordt ieder halfjaar geëvalueerd, teneinde de omvang en het toepassingsgebied van de missie zo nodig aan te passen.

2.   Dit besluit wordt uiterlijk drie maanden voor het verstrijken ervan geëvalueerd teneinde vast te stellen of de missie moet worden voortgezet.

Artikel 17

Inwerkingtreding en duur

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt aangenomen.

Het is van toepassing van 31 mei 2010 tot en met 31 mei 2013.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

E. SALGADO


(1)  PB L 139 van 31.5.2007, blz. 33.

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.

(3)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).