ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.107.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 107

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
29 april 2010


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 363/2010 van de Raad van 26 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1001/2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Maleisië

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 364/2010 van de Raad van 26 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1487/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China

6

 

*

Verordening (EU) nr. 365/2010 van de Commissie van 28 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen wat betreft Enterobacteriaceae in gepasteuriseerde melk en andere gepasteuriseerde vloeibare zuivelproducten en Listeria monocytogenes in keuken- en tafelzout ( 1 )

9

 

*

Verordening (EU) nr. 366/2010 van de Commissie van 28 april 2010 tot 125e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

12

 

 

Verordening (EU) nr. 367/2010 van de Commissie van 28 april 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

15

 

 

Verordening (EU) nr. 368/2010 van de Commissie van 28 april 2010 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

17

 

 

BESLUITEN

 

 

2010/241/EU

 

*

Besluit van de Raad van 26 april 2010 houdende benoeming van een Nederlands plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

19

 

 

2010/242/EU

 

*

Besluit van de Raad van 26 april 2010 houdende benoeming van een Oostenrijks lid en een Oostenrijkse plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

20

 

 

2010/243/EU

 

*

Besluit van de Raad van 26 april 2010 houdende benoeming van een Spaanse plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

21

 

 

2010/244/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 26 april 2010 houdende de principiële erkenning dat de dossiers die zijn ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van 1,4-dimethylnaftaleen en cyflumetofen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig zijn (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2518)  ( 1 )

22

 

 

2010/245/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 28 april 2010 tot toekenning aan Frankrijk van een gedeeltelijke afwijking op Beschikking 2006/66/EG betreffende de technische specificaties voor interoperabiliteit inzake het subsysteem rollend materieel — geluidsemissies van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem en op Beschikking 2006/861/EG betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem rollend materieel — goederenwagens van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2588)

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 363/2010 VAN DE RAAD

van 26 april 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1001/2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Maleisië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 4,

Gezien het voorstel dat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

In oktober 2008 werden — naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening — bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad (2) opnieuw antidumpingmaatregelen ingesteld met betrekking tot de invoer van bepaalde hulpstukken voor buisleidingen („het betrokken product”) van oorsprong uit onder meer Maleisië. De geldende antidumpingrechten voor Maleisië zijn 59,2 % voor Anggerik Laksana Sdn Bhd en 75 % voor alle overige ondernemingen.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(2)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur. Het verzoek werd ingediend door Pantech Steel Industries Sdn Bhd („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit Maleisië („het betrokken land”).

(3)

De indiener van het verzoek beweert dat hij het betrokken product niet naar de Unie heeft uitgevoerd in het onderzoektijdvak waarop de thans geldende antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, dat wil zeggen de periode van 1 april 2000 tot en met 31 maart 2001 („het oorspronkelijke onderzoektijdvak”), en dat hij niet verbonden is met producenten-exporteurs van het betrokken product die aan de in overweging 1 beschreven antidumpingmaatregelen zijn onderworpen.

(4)

De indiener van het verzoek voert verder aan dat hij een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om het betrokken product in de nabije toekomst naar de Unie uit te voeren.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur

(5)

De Commissie heeft het door de indiener van het verzoek ingediende voorlopige bewijsmateriaal onderzocht en achtte dit toereikend om overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen. Na raadpleging van het Raadgevend Comité en na de betrokken bedrijfstak van de Unie de gelegenheid te hebben gegeven opmerkingen te maken, heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 692/2009 (3) een nieuw onderzoek geopend betreffende Verordening (EG) nr. 1001/2008 met betrekking tot de indiener van het verzoek.

(6)

Krachtens Verordening (EG) nr. 692/2009 werd het bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 ingestelde antidumpingrecht van 75 % ingetrokken voor het betrokken product dat door de indiener van het verzoek wordt geproduceerd en voor uitvoer naar de Unie verkocht. Tegelijkertijd werd de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om deze invoer te registreren.

(7)

Verordening (EG) nr. 692/2009 bepaalt dat als uit het onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek aan de voorwaarden voor de vaststelling van een individueel recht voldeed, het noodzakelijk kan zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het betrokken product afkomstig van ondernemingen die niet met naam zijn vermeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1001/2008.

1.4.   Betrokken product

(8)

Het verzoek heeft betrekking op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen en voor andere doeleinden, van oorsprong uit Maleisië („het betrokken product”) en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19, ex 7307 99 30 en ex 7307 99 90.

1.5.   Betrokken partijen

(9)

De Commissie heeft de bedrijfstak van de Unie, de indiener van het verzoek en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te worden gehoord.

(10)

Het Defence Committee of the Steel Butt-Welding Fittings Industry of the European Union, dat de bedrijfstak van de Unie („de bedrijfstak van de Unie”) vertegenwoordigt, heeft zijn standpunten schriftelijk aan de diensten van de Commissie meegedeeld. Het Defence Committee vocht de betrouwbaarheid van de basis voor de uitvoerprijs aan. Er werden ook documenten voorgelegd waaruit zou blijken dat gepoogd is de maatregelen te ontwijken. Voorts werd informatie verstrekt over het prijsniveau van het betrokken product voor EU-importeurs.

(11)

De Commissie heeft een antidumpingvragenlijst naar de indiener van het verzoek en de met hem verbonden ondernemingen gestuurd en binnen de vastgestelde termijn een antwoord ontvangen.

(12)

De Commissie heeft ook antidumpingvragenlijsten naar niet-verbonden importeurs in de Europese Unie gestuurd maar zij hebben geen medewerking verleend.

(13)

De Commissie heeft geprobeerd alle gegevens te controleren die zij nodig achtte om vast te stellen of er sprake is van een nieuwe exporteur en van dumping. Bovendien zijn er controles ter plaatse uitgevoerd bij de indiener van het verzoek en een verbonden onderneming in Maleisië:

Pantech Steel Industries Sdn Bhd (de indiener van het verzoek),

Pantech Corporation Sdn Bhd (de verbonden handelsonderneming).

1.6.   Onderzoektijdvak

(14)

Het nieuwe onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 („tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

2.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

2.1.   Status van nieuwe exporteur

(15)

Uit het onderzoek is gebleken dat de onderneming het betrokken product in het oorspronkelijke onderzoektijdvak niet had uitgevoerd en pas na dit tijdvak met de uitvoer naar de Europese Unie was begonnen. De onderneming is een onherroepelijke contractuele verplichting aangegaan om het betrokken product tijdens het TNO uit te voeren. Concreet ging het om drie bestellingen van dezelfde importerende groep in de EU.

(16)

Deze bestellingen werden na het TNO uitgevoerd in het kader van uitvoertransacties onder nagenoeg dezelfde omstandigheden met verwaarloosbare verschillen in prijs en hoeveelheid. Hoewel het om beperkte hoeveelheden ging, werden ze toch voldoende geacht om een betrouwbare dumpingmarge vast te stellen, omdat de diensten van de Commissie beschikten over andere gegevens, onder meer over de prijzen die de betrokken exporteur aanrekent bij uitvoer naar derde landen, die het patroon van de onderzochte transacties bevestigden.

(17)

Wat betreft de andere voorwaarden om als nieuwe exporteur te worden erkend, bleek uit het voorgelegde bewijsmateriaal dat de onderneming geen directe of indirecte banden had met een van de Maleisische producenten-exporteurs die onderworpen zijn aan de bestaande antidumpingmaatregelen met betrekking tot het betrokken product.

(18)

Bijgevolg wordt overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening bevestigd dat de onderneming als een nieuwe exporteur moet worden beschouwd en een individuele dumpingmarge voor de onderneming moet worden vastgesteld.

2.2.   Dumping

(19)

De indiener van het verzoek produceert de hulpstukken en verkoopt het betrokken product op de binnenlandse markt en op exportmarkten. Uit het onderzoek is gebleken dat er op de binnenlandse markt sprake is van een complexe verkooporganisatie, waarbij niet-verbonden distributeurs en verbonden handelsondernemingen zijn betrokken en de niet-verbonden distributeurs het betrokken product van de producent kopen en het aan de verbonden handelaren doorverkopen, die de goederen op hun beurt aan niet-verbonden afnemers op de binnenlandse markt verkopen. De niet-verbonden distributeurs fungeren de facto als tussenpersonen van de indiener van het verzoek.

(20)

Op basis van het bovenstaande en rekening houdend met het feit dat de verkoop van de verbonden handelsondernemingen aan de indiener van het verzoek kan worden teruggekoppeld, worden de door deze verbonden handelsondernemingen aan de eindafnemer aangerekende prijzen beschouwd als de eerste prijs in het kader van normale handelstransacties. Ze vormen daarom de basis voor de vaststelling van de normale waarde.

(21)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd de verkoop op de binnenlandse markt representatief geacht wanneer de totale omvang ervan tenminste 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer naar de Unie. De Commissie stelde vast dat de omvang van de binnenlandse verkoop van hulpstukken voor buisleidingen door de indiener van het verzoek over het geheel genomen representatief was.

(22)

Vervolgens heeft de Commissie de productsoorten hulpstukken voor buisleidingen geïdentificeerd die de betrokken handelsondernemingen op de binnenlandse markt verkopen en die identiek of rechtstreeks vergelijkbaar zijn met de soorten die naar de Europese Unie worden uitgevoerd.

(23)

Bovendien heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening onderzocht of de verkoop van hulpstukken voor buisleidingen die in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt worden verkocht, kan worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. Aangezien werd vastgesteld dat er voldoende verkoop in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs.

(24)

In de weinige gevallen waarbij de productsoort tijdens het TNO niet op de binnenlandse markt werd verkocht, werd de normale waarde vastgesteld door een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en een redelijke winstmarge toe te voegen aan de kosten van de exporteur bij de productie van de uitgevoerde soorten.

(25)

Het betrokken product werd rechtstreeks uitgevoerd naar onafhankelijke afnemers in de Unie. De uitvoerprijs werd daarom vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. op basis van de in overweging 16 bedoelde werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijzen.

(26)

De normale waarde en de uitvoerprijzen werden vergeleken af fabriek.

(27)

Met het oog op een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs werden — overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening — correcties toegepast voor verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties voor verzekeringen, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, en kredietkosten toegepast in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd.

(28)

Volgens de indiener van het verzoek zou ook een correctie voor verschillen in handelsstadium tussen de binnenlandse en de EU-markt moeten worden toegepast, als de Commissie de normale waarde baseerde op de binnenlandse verkoop van de verbonden handelsondernemingen. Hij beweerde ook dat de verkoop aan de EU-markt op het niveau van de distributeurs gebeurt, terwijl een belangrijk deel van de hulpstukken voor buisleidingen op de binnenlandse markt wordt verkocht als onderdeel van grotere zendingen voor de markten van olie- en gasprojecten waar de hulpstukken vaak slechts een bijkomstige rol spelen vergeleken met de hoofdbuizen, kleppen en andere belangrijke onderdelen, en dat deze markt bijgevolg een ander handelsstadium vormt.

(29)

Nadat de verkoopvoorwaarden op de binnenlandse markt — en met name de verkoopprijspatronen — waren geanalyseerd, bleek dat de indiener van het verzoek er niet in was geslaagd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening aan te tonen dat er een permanent en duidelijk verschil bestaat tussen de functies en de prijzen in de onderscheiden handelsstadia op de binnenlandse markt van het land van uitvoer. Bijgevolg werd geen correctie toegepast.

(30)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening en gezien het feit dat er tijdens het TNO slechts drie bestellingen op nagenoeg hetzelfde tijdstip waren en dat de prijs van de grondstof, die het leeuwendeel van de productiekosten uitmaakt, tijdens het TNO aanzienlijk fluctueerde, werd de dumpingmarge vastgesteld op basis van een vergelijking per transactie tussen de normale waarde en de uitvoerprijs.

(31)

Uit de vergelijking bleek dat de dumping 49,9 % bedroeg, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie.

(32)

Het onderzoek bevestigde bovendien dat de prijzen van de indiener van het verzoek bij de uitvoer van belangrijke hoeveelheden naar andere derde landen aanzienlijk lager zijn dan bij uitvoer naar de Europese Unie, wat lijkt te wijzen op dumping op derde markten.

3.   WIJZIGING VAN DE ONDERZOCHTE MAATREGELEN

(33)

Gezien de resultaten van het onderzoek moet een definitief antidumpingrecht worden ingesteld dat gelijk is aan de vastgestelde dumpingmarge.

(34)

De voor het TNO vastgestelde dumpingmarge van 49,9 % is lager dan de schademarge van 75 % die bij het oorspronkelijke onderzoek voor geheel Maleisië is vastgesteld. Daarom wordt voorgesteld een op de dumpingmarge van 49,9 % gebaseerd recht in te stellen en Verordening (EG) nr. 1001/2008 dienovereenkomstig te wijzigen.

4.   HEFFING VAN HET ANTIDUMPINGRECHT MET TERUGWERKENDE KRACHT

(35)

Gezien de bovenstaande bevindingen moet het op de aanvrager van toepassing zijnde antidumpingrecht met terugwerkende kracht worden geheven op de overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 692/2009 geregistreerde invoer van het betrokken product.

5.   MONITORINGCLAUSULE EN EVENTUEEL VERDER ONDERZOEK

(36)

Opgemerkt zij dat de betrokken ondernemingen er een complex distibutiesysteem op nahouden, waarbij het betrokken product onder meer wordt ingevoerd uit andere landen waarvoor maatregelen gelden. Bovendien bestaat het risico dat het recht wordt ontweken als gevolg van het grote verschil in rechten tussen de verschillende exportbedrijven in Maleisië. Daarom zijn er bijzondere maatregelen nodig om de correcte toepassing van de antidumpingrechten te waarborgen.

(37)

Op grond van deze bijzondere maatregelen moet aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur worden voorgelegd die voldoet aan de vereisten van de bijlage bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere exporteurs.

(38)

De Raad merkt bovendien op dat de Commissie heeft meegedeeld dat zij de betrokken onderneming zal verzoeken op gezette tijden verslagen bij de Commissie in te dienen — zodat voor een adequate follow-up van de verkoop van het betrokken product aan de Unie, de prijs en andere hiermee samenhangende voorwaarden kan worden gezorgd —, evenals informatie over de ontwikkeling van de verkoopprijzen van de onderneming op de binnenlandse markt. De Raad merkt met name op dat als dergelijke verslagen niet worden ingediend of uit deze verslagen blijkt dat de maatregelen geen einde hebben gemaakt aan de gevolgen van schade veroorzakende dumping, een tussentijds nieuw onderzoek kan worden geopend overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening. De Raad merkt ook op dat de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening ambtshalve een tussentijds nieuw onderzoek kan openen, met name één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening (hoewel al eerder een nieuw onderzoek mogelijk is). De Commissie verwacht dat het — gezien de omstandigheden van deze zaak — raadzaam zal zijn een dergelijk nieuw onderzoek na verloop van één jaar uit te voeren. In dit verband zij erop gewezen dat het recht dat bij deze verordening voor de betrokken onderneming wordt vastgesteld, op slechts een beperkt aantal bestellingen is gebaseerd.

6.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN EN DUUR VAN DE MAATREGELEN

(39)

De betrokken partijen werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan werd overwogen een gewijzigd definitief antidumpingrecht op door de indiener van het verzoek vervaardigde hulpstukken voor buisleidingen in te stellen en dit recht met terugwerkende kracht op de geregistreerde invoer te heffen. Hun opmerkingen werden onderzocht en waar nodig in aanmerking genomen.

(40)

Dit nieuwe onderzoek is niet van invloed op de datum waarop de bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 ingestelde maatregelen verstrijken overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1001/2008 wordt de volgende rij toegevoegd aan de tabel van producenten in Maleisië:

„Land

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Maleisië

Pantech Steel Industries Sdn Bhd

49,9

A961”

2.   Het hierbij ingestelde recht wordt ook met terugwerkende kracht geheven op de overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 692/2009 geregistreerde invoer van het betrokken product.

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie te beëindigen van de invoer van het door Pantech Steel Industries Sdn Bhd vervaardigde betrokken product van oorsprong uit Maleisië.

3.   Aan artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1001/2008 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   De individuele rechten voor Pantech Steel Industries Sdn Bhd zijn uitsluitend van toepassing als aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die conform de bijlage is opgesteld. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht toegepast dat voor alle andere ondernemingen geldt.”.

4.   Door de toevoeging van het bovenstaande lid aan Verordening (EG) nr. 1001/2008 wordt artikel 1, lid 3, van die verordening hernummerd tot artikel 1, lid 4.

5.   In Verordening (EG) nr. 1001/2008 wordt de volgende bijlage toegevoegd:

„BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

1)

de naam en de functie van de bevoegde medewerker van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

2)

de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) [betrokken product] die voor uitvoer naar de Europese Unie wordt verkocht en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ik verklaar dat de gegevens in deze factuur volledig en juist zijn en dat de gefactureerde prijs definitief is en niet op enigerlei wijze geheel of gedeeltelijk zal worden gecompenseerd.

Datum en handtekening”.”.

6.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 275 van 16.10.2008, blz. 18.

(3)  PB L 199 van 31.7.2009, blz. 9.


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 364/2010 VAN DE RAAD

van 26 april 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1487/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op de invoer van afgewerkte weefsels van polyesterfilamentgarens uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9,

Gelet op artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1487/2005 van de Raad (2),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1487/2005 heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Europese Unie van weefsels van kunststoffilamentgarens, bevattende 85 of meer gewichtspercenten getextureerde en/of niet-getextureerde filamenten van polyesters, geverfd (inclusief witgeverfd) of bedrukt, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 5407 51 00, 5407 52 00, 5407 54 00, ex 5407 61 10, 5407 61 30, 5407 61 90, ex 5407 69 10 en ex 5407 69 90 („het betrokken product”).

(2)

Gezien het grote aantal medewerkende partijen werd een steekproef van Chinese producenten-exporteurs geselecteerd tijdens het onderzoek dat tot instelling van de maatregelen leidde.

(3)

Aan de in de steekproef opgenomen ondernemingen is een individueel antidumpingrecht toegekend dat tijdens het onderzoek werd vastgesteld. Aan de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen die als marktgerichte onderneming konden worden beschouwd overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (3) werd het gewogen gemiddelde recht van 14,1 % toegekend, dat was vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen die als marktgerichte onderneming werden beschouwd. Voor de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen die een individuele behandeling hadden gekregen overeenkomstig artikel 9, lid 5, van die verordening werd een gewogen gemiddeld antidumpingrecht van 37,1 % ingesteld, als vastgesteld voor in de steekproef opgenomen ondernemingen die een individuele behandeling hadden gekregen. Voor alle andere ondernemingen werd een antidumpingrecht van 56,2 % voor het gehele land ingesteld.

(4)

Ingevolge een nieuw onderzoek in verband met de absorptie van het recht overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 384/96 heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1087/2007 (4) het recht voor het gehele land verhoogd tot 74,8 %. Bovendien werden voor Chinese producenten-exporteurs met individuele rechten die niet aan het nieuwe onderzoek meewerkten hogere antidumpingrechten ingesteld overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96.

(5)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1487/2005 kunnen Chinese producenten-exporteurs die voldoen aan de vier in dat artikel genoemde criteria, dezelfde behandelding krijgen als die vermeld in overweging 3 voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen („behandeling als nieuwe producent-exporteur” of „BNPE”).

2.   VERZOEK VAN NIEUWE PRODUCENT-EXPORTEUR

(6)

Een groep van ondernemingen, bestaande uit twee verbonden ondernemingen, namelijk AlbaChiara Printing and Dyeing (Jiaxing) Co. Ltd en Jiaxing E. Boselli Textile Trading Co. Ltd („de indiener van het verzoek”), verzocht om een behandeling als nieuwe producent-exporteur.

(7)

Om te bepalen of de indiener van een verzoek voldoet aan de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1487/2005 vermelde criteria om als nieuwe producent-exporteur te worden behandeld, werd een onderzoek uitgevoerd waarbij werd nagegaan of hij:

a)

het betrokken product in het onderzoektijdvak waarop de maatregelen gebaseerd zijn (1 april 2003 tot en met 31 maart 2004), niet naar de Europese Unie heeft uitgevoerd („eerste criterium”);

b)

geen banden heeft met exporteurs of producenten in de Volksrepubliek China waarop de bij die verordening ingestelde antidumpingmaatregelen van toepassing zijn („tweede criterium”);

c)

het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen gebaseerd zijn, daadwerkelijk naar de Europese Unie heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een significante hoeveelheid van het product naar de Europese Unie uit te voeren („derde criterium”);

d)

op marktvoorwaarden werkt zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening dan wel aan de voorwaarden voldoet om voor een individueel recht in aanmerking te komen overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening („vierde criterium”).

(8)

Er werden vragenlijsten gestuurd naar de indiener van het verzoek, aan wie ook werd gevraagd om bewijsmateriaal te verstrekken waaruit blijkt dat hij aan de eerste drie criteria voldoet.

(9)

Aangezien het vierde criterium inhoudt dat de indieners een verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming of om individuele behandeling moeten indienen, heeft de Commissie aan de indiener van het verzoek de desbetreffende formulieren toegezonden. De indiener van het verzoek heeft verzocht om de status van marktgerichte onderneming op grond van artikel 2, lid 7, van de basisverordening.

(10)

Voor het gemak zijn de BMO-criteria hieronder kort samengevat:

a)

besluiten van ondernemingen en de door hen gemaakte kosten zijn een reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; en de kosten van de voornaamste productiefactoren weerspiegelen de marktprijzen;

b)

de onderneming beschikt over een duidelijke basisboekhouding die alle terreinen bestrijkt en die door een onafhankelijke accountant wordt gecontroleerd in overeenstemming met de hiervoor geldende internationale normen (5);

c)

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

d)

de betrokken onderneming is onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die rechtszekerheid en stabiliteit verschaffen;

e)

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(11)

Aan de producenten-exporteurs die aan de in overweging 7 hierboven vermelde criteria voldoen, kan overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1487/2005 het recht van 14,1 % worden toegekend, dat van toepassing is op de ondernemingen die als marktgerichte onderneming worden beschouwd overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van Verordening (EG) nr. 384/96, dan wel het gewogen gemiddelde recht van 37,1 %, dat van toepassing is op ondernemingen die een individuele behandeling hebben gekregen overeenkomstig artikel 9, lid 5, van die verordening.

(12)

De Europese Commissie verzamelde en verifieerde alle gegevens die zij noodzakelijk achtte om vast te stellen of de ondernemingen voldeden aan de vier criteria van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1487/2005. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:

AlbaChiara Printing and Dyeing (Jiaxing) Co. Ltd, Jiaxing,

Jiaxing E. Boselli Textile Trading Co. Ltd, Jiaxing.

3.   BEVINDINGEN

(13)

De indiener van het verzoek verstrekte voldoende bewijsmateriaal om aan te tonen dat hij voldoet aan alle vier criteria van voornoemde overweging 7. De indiener van het verzoek kon in feite aantonen dat hij i) het betrokken product niet naar de Europese Unie heeft uitgevoerd in de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004, ii) geen banden heeft met een exporteur of producent in de Volksrepubliek China op wie de bij Verordening (EG) nr. 1487/2005 ingestelde antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, iii) vanaf 2008 daadwerkelijk een significante hoeveelheid van het betrokken product naar de Europese Unie heeft uitgevoerd, en iv) voldoet aan alle vereisten voor een marktgerichte onderneming, zodat hem overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening een individueel recht kan worden toegekend. Bijgevolg kon aan de indiener van het verzoek overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1487/2005 het gewogen gemiddelde recht voor als marktgerichte onderneming beschouwde ondernemingen worden toegekend dat van toepassing is op de niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen (d.w.z. 14,1 %). Deze onderneming kan worden toegevoegd aan de lijst van producenten-exporteurs in artikel 1, lid 2, van die verordening.

4.   WIJZIGING VAN DE LIJST VAN ONDERNEMINGEN WAARVOOR EEN INDIVIDUEEL RECHT GELDT

(14)

Gelet op de bevindingen van het onderzoek zoals vermeld in overweging 13, werd besloten dat de ondernemingen AlbaChiara Printing and Dyeing (Jiaxing) Co. Ltd en Jiaxing E. Boselli Textile Trading Co. Ltd moeten worden toegevoegd aan de lijst van individuele ondernemingen in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1487/2005, met een recht van 14,1 %.

(15)

De indiener van het verzoek en de bedrijfstak van de Unie zijn in kennis gesteld van de bevindingen van het onderzoek en zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen in te dienen. Er werden geen aanvullende gegevens ingediend die tot een andere conclusie konden leiden voor de indiener van het verzoek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1487/2005 wordt gewijzigd door toevoeging van de volgende ondernemingen in de tabel van ondernemingen met individuele rechten:

Onderneming

Definitief antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

„AlbaChiara Printing and Dyeing (Jiaxing) Co. Ltd

14,1 %

A617

Jiaxing E. Boselli Textile Trading Co. Ltd

14,1 %

A617”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB L 240 van 16.9.2005, blz. 1.

(3)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(4)  PB L 246 van 21.9.2007, blz. 1.

(5)  „Internationale boekhoudnormen” verwijst naar alle belangrijke erkende internationale boekhoudnormen, inclusief US GAAP en de werkzaamheden van de International Accounting Standard Committee Foundation (IASCF), uitgevoerd door de International Accounting Standards Board (IASB), met betrekking tot het International Accounting Standard Board Framework (IASBF), de International Accounting Standard (IAS), de International Financial Reporting Standards (IFRS) en de publicaties van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC).


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/9


VERORDENING (EU) Nr. 365/2010 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2073/2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen wat betreft Enterobacteriaceae in gepasteuriseerde melk en andere gepasteuriseerde vloeibare zuivelproducten en Listeria monocytogenes in keuken- en tafelzout

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (1), en met name op artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (2) worden de microbiologische criteria voor bepaalde micro-organismen en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen vastgesteld waaraan exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen bij de toepassing van de algemene en specifieke hygiënemaatregelen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 852/2004.

(2)

Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 moeten de microbiologische criteria opnieuw worden bezien in het licht van de vooruitgang in wetenschap, technologie en methodiek, opduikende pathogene micro-organismen in levensmiddelen en uit risicobeoordelingen verkregen informatie.

(3)

In hoofdstuk 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 worden voedselveiligheidscriteria voor Listeria monocytogenes in bepaalde kant-en-klare levensmiddelen vastgesteld. Deel 1.3 stelt grenswaarden vast voor kant-en-klare levensmiddelen die niet als voedingsbodem voor L. monocytogenes kunnen dienen, met uitzondering van zuigelingenvoeding en voeding voor medisch gebruik. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven wordt verzocht aan te tonen dat zij voldoen aan de criteria in producten die in de handel zijn gebracht, voor de duur van de houdbaarheidstermijn.

(4)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (3), is keuken- en tafelzout een kant-en-klaar levensmiddel. Uit wetenschappelijk bewijsmateriaal blijkt dat de aanwezigheid en het overleven van L. monocytogenes in zout onder normale omstandigheden onwaarschijnlijk is. Daarom moet keuken- en tafelzout worden toegevoegd aan voetnoot 4 van hoofdstuk 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 die bepaalt voor welke kant-en-klare levensmiddelen regelmatig testen op L. monocytogenes niet vereist is.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2073/2005 geldt voor Enterobacteriaceae in gepasteuriseerde melk en andere gepasteuriseerde vloeibare zuivelproducten een proceshygiënecriterium, inclusief een referentieanalysemethode en grenswaarden.

(6)

Het gebruik van de voor Enterobacteriaceae in gepasteuriseerde melk en andere gepasteuriseerde vloeibare zuivelproducten vastgestelde referentieanalysemethode ISO 21528-1 is moeilijk gebleken voor routineanalysen bij eigen controles, aangezien zij zeer bewerkelijk en tijdrovend is. Ingevolge de methodologische ontwikkeling moet de referentieanalysemethode voor Enterobacteriaceae in gepasteuriseerde melk en andere gepasteuriseerde vloeibare zuivelproducten worden vervangen door ISO 21528-2, die sneller en gemakkelijker toe te passen is.

(7)

De referentieanalysemethoden hebben een effect op de testresultaten. Daarom moet de criteriumgrenswaarde voor Enterobacteriaceae in gepasteuriseerde melk en andere gepasteuriseerde vloeibare zuivelproducten dienovereenkomstig worden gewijzigd. Deze wijziging zou nog steeds een toereikende aantoonbaarheidsgrens voor de proceshygiëne garanderen, aangezien mogelijke problemen in het productieproces een veel hogere groei van Enterobacteriaceae zouden veroorzaken.

(8)

Als gevolg van een recente wijziging van de taxonomie moet de benaming Enterobacter sakazakii in Verordening (EG) nr. 2073/2005 worden gewijzigd in Cronobacter spp. (Enterobacter sakazakii).

(9)

Sommige bepalingen waren van toepassing tot 1 januari 2010 en daarna zullen reeds in de verordening vastgestelde nieuwe bepalingen gelden. Om de leesbaarheid van deze bepalingen te vergemakkelijken moeten de oude bepalingen worden geschrapt.

(10)

Verordening (EG) nr. 2073/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Hoofdstuk 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Rij 1.5 wordt vervangen door:

„1.5

Gehakt vlees en vleesbereidingen van pluimvee, bedoeld om na verhitting te worden gegeten

Salmonella

5

0

Afwezig in 25 g

EN/ISO 6579

Producten die in de handel zijn gebracht, voor de duur van de houdbaarheidstermijn”

b)

Rij 1.9 wordt vervangen door:

„1.9

Vleesproducten van pluimvee, bedoeld om na verhitting te worden gegeten

Salmonella

5

0

Afwezig in 25 g

EN/ISO 6579

Producten die in de handel zijn gebracht, voor de duur van de houdbaarheidstermijn”

c)

Rij 1.24 wordt vervangen door:

„1.24

Gedroogde volledige zuigelingenvoeding en gedroogde dieetvoeding voor medisch gebruik voor zuigelingen jonger dan zes maanden (14)

Cronobacter spp. (Enterobacter sakazakii)

30

0

Afwezig in 10 g

ISO/TS 22964

Producten die in de handel zijn gebracht, voor de duur van de houdbaarheidstermijn”

2)

In voetnoot 4 van hoofdstuk 1 wordt het volgende steepje toegevoegd:

„—

keuken- en tafelzout”.

3)

Deel 2.2 van hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Rij 2.2.1 wordt vervangen door:

„2.2.1

Gepasteuri-seerde melk en andere gepasteuri-seerde vloeibare zuivel-producten(4)

Entero-bacteriaceae

5

0

10 cfu/ml

ISO 21528-2

Einde van het productieproces

Controle van de doeltreffendheid van de warmtebehandeling, preventie van herbesmetting en kwaliteit van de grondstoffen”

b)

Voetnoot 2 wordt vervangen door:

(2)

Voor de punten 2.2.1, 2.2.7, 2.2.9 en 2.2.10 geldt m = M.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1.

(3)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/12


VERORDENING (EU) Nr. 366/2010 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2010

tot 125e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qa‘ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (1), en met name op artikel 7, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 12 april 2010 besloten tot wijziging van de identificatiegegevens betreffende zeven natuurlijke personen van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen moeten worden bevroren.

(3)

Bijlage I dient derhalve dienovereenkomstig te worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag die volgt op haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2010.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João VALE DE ALMEIDA

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De vermelding: „Ahmadullah (ook bekend als Ahmadulla). Titel: Qari. Functie: minister van Veiligheid (Inlichtingen) van het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1975. Geboorteplaats: district Qarabagh, provincie Ghazni, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

Ahmadullah (ook bekend als Ahmadulla) Titel: Qari. Functie: minister van Veiligheid (Inlichtingen) van het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1975. Geboorteplaats: district Qarabagh, provincie Ghazni, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Overige informatie: naar verluidt overleden in december 2001. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.1.2001.

2.

De vermelding: „Ahmad Jan Akhunzada. Titel: Maulavi. Functie: gouverneur van de provincie Zabol (Afghanistan) onder het Taliban-regime. Geboorteplaats: provincie Urazgan, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

Ahmad Jan Akhundzada Shukoor Akhundzada (ook bekend als a) Ahmad Jan Akhunzada, b) Ahmad Jan Akhund Zada). Titel: a) Maulavi, b) Mullah. Functie: gouverneur van de provincie Zabol (Afghanistan) onder het Taliban-regime. Geboorteplaats: provincie Uruzgan, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Overige informatie: Taliban-lid aan het hoofd van de provincie Uruzgan, Afghanistan, begin 2007. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.1.2001.

3.

De vermelding: „Hassan Abdullah Hersi Al-Turki (alias Hassan Turki). Titel: Sjeik. Geboortedatum: circa 1944. Geboorteplaats: Regio V, Ethiopië (de regio Ogaden in het oosten van Ethiopië). Nationaliteit: Somalisch. Overige informatie: a) naar verluidt actief in het zuiden van Somalië, in de regio Jubbada Hoose bij Kismayo, met name in Jilibe en Burgabo (november 2007); b) behoort tot de clan Ogaden, subclan Reer-Abdille; c) maakt deel uit van de leiding van Al-Itihaad Al-Islamiya (AIAI); d) vermoedelijk betrokken bij de aanvallen op de ambassades van de Verenigde Staten in Nairobi en Dar es Salaam in augustus 1998” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

Hassan Abdullah Hersi Al-Turki (ook bekend als a) Hassan Turki, b) Hassen Abdelle Fihiye, c) Sheikh Hassan Abdullah Fahaih). Titel: a) Sjeik, b) Kolonel. Geboortedatum: rond 1944. Geboortedatum: Regio V, Ethiopië (de regio Ogaden in het oosten van Ethiopië). Nationaliteit: Somalisch. Overige informatie: a) naar verluidt actief in het zuiden van Somalië, in de regio Jubbada Hoose bij Kismayo, met name in Jilibe en Burgabo (november 2007); b) behoort tot de clan Ogaden, subclan Reer-Abdille; c) maakt deel uit van de leiding van Al-Itihaad Al-Islamiya (AIAI); d) vermoedelijk betrokken bij de aanvallen op de ambassades van de Verenigde Staten in Nairobi en Dar es Salaam in augustus 1998. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.1.2001.

4.

De vermelding: „Khairullah Khairkhwah (ook bekend als Khairullah Mohammad Khairkhwah). Titel: Maulavi. Functie: gouverneur van de provincie Herat (Afghanistan) onder het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1963. Geboorteplaats: district Arghistan, provincie Kandahar, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

Khairullah Khairkhwah (ook bekend als Mullah Khairullah Khairkhwah). Titel: a) Maulavi, b) Mullah. Functie: a) gouverneur van de provincie Herat (Afghanistan) onder het Taliban-regime, b) woordvoerder van het Taliban-regime, c) gouverneur van de provincie Kabul onder het Taliban-regime, d) minister van Binnenlandse Zaken onder het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1963. Geboorteplaats: district Arghistan, provincie Kandahar, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Overige informatie: in hechtenis sinds juni 2007. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.1.2001.

5.

De vermelding: „Abdul Manan Nyazi (ook bekend als a) Abdul Manan Nayazi, b) Abdul Manan Niazi, c) Baryaly, d) Baryalai). Titel: Mullah. Functie: gouverneur van de provincie Kabul onder het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1968. Geboorteplaats: district Pashtoon Zarghoon, provincie Herat, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Overige informatie: houdt zich vermoedelijk op in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

Abdul Manan Nyazi (ook bekend als a) Abdul Manan Nayazi, b) Abdul Manan Niazi, c) Baryaly, d) Baryalai). Titel: Mullah. Functie: gouverneur van de provincie Kabul onder het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1968. Geboorteplaats: district Pashtoon Zarghoon, provincie Herat, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Overige informatie: Taliban-lid belast met de provincie Herat. Houdt zich vermoedelijk op in het grensgebied. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.1.2001.

6.

De vermelding „Nooruddin Turabi. Titel: Mullah. Functie: minister van Justitie van het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1963. Geboorteplaats: Kandahar, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

Nooruddin Turabi Muhammad Qasim (ook bekend als Noor ud Din Turabi). Titel: a) Mullah, b) Maulavi. Functie: minister van Justitie van het Taliban-regime. Geboortedatum: rond 1963. Geboorteplaats: a) Kandahar, Afghanistan, b) district Chora, provincie Uruzgan, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 25.1.2001.

7.

De vermelding „Shams Ur-Rahman. Titel: Mullah. Functie: vice-minister van Landbouw van het Taliban-regime. Nationaliteit: Afghaans” in de lijst „Natuurlijke personen” wordt vervangen door:

Shams Ur-Rahman Sher Alam (ook bekend als a) Shamsurrahman, b) Shams-u-Rahman). Titel: a) Mullah, b) Maulavi. Functie: vice-minister van Landbouw van het Taliban-regime. Geboorteplaats: district Suroobi, provincie Kabul, Afghanistan. Nationaliteit: Afghaans. Overige informatie: houdt zich vermoedelijk op in het grensgebied tussen Afghanistan en Pakistan. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 23.2.2001.


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/15


VERORDENING (EU) Nr. 367/2010 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

98,8

MA

92,8

TN

108,1

TR

95,1

ZZ

98,7

0707 00 05

MA

80,4

TR

118,2

ZZ

99,3

0709 90 70

MA

86,8

TR

87,5

ZZ

87,2

0805 10 20

EG

47,9

IL

57,8

MA

45,8

TN

61,8

TR

51,6

ZZ

53,0

0805 50 10

IL

58,2

TR

69,0

ZA

72,5

ZZ

66,6

0808 10 80

AR

89,8

BR

80,3

CA

80,5

CL

83,9

CN

83,7

MK

22,1

NZ

104,5

US

120,8

UY

68,9

ZA

83,3

ZZ

81,8

0808 20 50

AR

87,5

CL

104,8

CN

96,0

NZ

167,4

ZA

90,4

ZZ

109,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/17


VERORDENING (EU) Nr. 368/2010 VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2010

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 325/2010 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 29 april 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 april 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 99 van 21.4.2010, blz. 5.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 29 april 2010

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

33,32

1,29

1701 11 90 (1)

33,32

4,91

1701 12 10 (1)

33,32

1,16

1701 12 90 (1)

33,32

4,61

1701 91 00 (2)

35,01

7,73

1701 99 10 (2)

35,01

3,83

1701 99 90 (2)

35,01

3,83

1702 90 95 (3)

0,35

0,31


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/19


BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 april 2010

houdende benoeming van een Nederlands plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s

(2010/241/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 305,

Gezien de voordracht van de Nederlandse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 en 18 januari 2010 heeft de Raad de Besluiten 2009/1014/EU en 2010/29/EU aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 (1).

(2)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Harry DIJKSMA,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wordt benoemd als plaatsvervanger in het Comité van de Regio’s voor de resterende duur van de lopende ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2015:

de heer M.F.A. (René) VAN DIESSEN, gedeputeerde van de provincie Flevoland.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22 en PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/20


BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 april 2010

houdende benoeming van een Oostenrijks lid en een Oostenrijkse plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

(2010/242/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 305,

Gezien de voordracht van de Oostenrijkse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 en op 18 januari 2010 heeft de Raad respectievelijk Besluit 2009/1014/EU en Besluit 2010/29/EU vastgesteld houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 (1).

(2)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van lid vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Herbert SAUSGRUBER. Een zetel van plaatsvervanger is vrijgekomen door de benoeming van de heer Markus WALLNER tot lid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen benoemd voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015:

a)

als lid:

de heer Landesstatthalter Mag. Markus WALLNER, Stellvertretender Landeshauptmann von Vorarlberg (ambtswijziging),

en

b)

als plaatsvervanger:

mevrouw Landtagspräsidentin Dr. Bernadette MENNEL, Präsidentin des Vorarlberger Landtags.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2010.

Voor de Raad

De vorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22 en PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/21


BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 april 2010

houdende benoeming van een Spaanse plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s

(2010/243/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 305,

Gezien de voordracht van de Spaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 en op 18 januari 2010 heeft de Raad respectievelijk Besluit 2009/1014/EU en Besluit 2010/29/EU vastgesteld houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 (1).

(2)

In het Comité van de Regio’s is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van mevrouw Anna TERRÓN I CUSÍ,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s wordt de volgende persoon benoemd voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2015:

de heer Albert MORENO HUMET

Secretario para la Unión Europea de la Generalitat de Catalunya.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

M. Á. MORATINOS


(1)  PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22 en PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/22


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2010

houdende de principiële erkenning dat de dossiers die zijn ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van 1,4-dimethylnaftaleen en cyflumetofen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig zijn

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2518)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/244/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 91/414/EEG voorziet in de opstelling van een EU-lijst van werkzame stoffen die mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen.

(2)

Ten aanzien van de werkzame stof 1,4-dimethylnaftaleen is op 25 juni 2009 door DormFresh Ltd een dossier bij de autoriteiten van Nederland ingediend met een aanvraag om opneming van deze stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Ten aanzien van de werkzame stof cyflumetofen is op 21 juli 2009 door Otsuka Chemical Co. Ltd een dossier bij de autoriteiten van Nederland ingediend met een aanvraag om opneming van deze stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(4)

De Nederlandse autoriteiten hebben de Commissie meegedeeld dat de dossiers betreffende deze werkzame stoffen op grond van een eerste onderzoek blijken te voldoen aan de in bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. De ingediende dossiers blijken ook aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen met betrekking tot één gewasbeschermingsmiddel dat deze werkzame stoffen bevat. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG hebben de aanvragers de dossiers aan de Commissie en de andere lidstaten doen toekomen en heeft de Commissie deze dossiers bij het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid ingediend.

(5)

Met dit besluit moet op het niveau van de Europese Unie officieel worden bevestigd dat de dossiers in beginsel voldoen aan de in bijlage II vastgestelde voorschriften inzake gegevens en informatie en, voor ten minste één gewasbeschermingsmiddel dat de desbetreffende werkzame stoffen bevat, aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De dossiers betreffende de in de bijlage bij dit besluit genoemde werkzame stoffen, die aan de Commissie en de lidstaten zijn voorgelegd met het oog op opneming van deze stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG, voldoen in beginsel aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van bijlage II bij die richtlijn.

De dossiers voldoen ook aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG met betrekking tot één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, rekening houdend met het voorgestelde gebruik.

Artikel 2

De als rapporteur aangewezen lidstaat bestudeert de in artikel 1 genoemde dossiers grondig en deelt de conclusies van de onderzoeken, vergezeld van eventuele aanbevelingen over het al dan niet opnemen van de in artikel 1 bedoelde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en van eventuele aan die opneming te verbinden voorwaarden, zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 30 april 2011 aan de Commissie mee.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 april 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.


BIJLAGE

ONDER DIT BESLUIT VALLENDE WERKZAME STOFFEN

Nr.

Naam, CIPAC-identificatienummer

Aanvrager

Datum van de aanvraag

Als rapporteur aangewezen lidstaat

1

1,4-dimethylnaftaleen

CIPAC-nr.: niet toegekend

DormFresh Ltd

25 juni 2009

NL

2

Cyflumetofen

CIPAC-nr.: 821

Otsuka Chemical Co. Ltd

21 juli 2009

NL


29.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/24


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2010

tot toekenning aan Frankrijk van een gedeeltelijke afwijking op Beschikking 2006/66/EG betreffende de technische specificaties voor interoperabiliteit inzake het subsysteem „rollend materieel — geluidsemissies” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem en op Beschikking 2006/861/EG betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — goederenwagens” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 2588)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2010/245/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name op artikel 9,

Gezien het verzoek van Frankrijk van 27 augustus 2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder d), van Richtlijn 2008/57/EG heeft Frankrijk op 27 augustus 2009 een verzoek ingediend om een gedeeltelijke afwijking op Beschikking 2006/66/EG van de Commissie (2) (TSI geluidsemissies) en Beschikking 2006/861/EG van de Commissie (3) (TSI goederenwagens) voor wagens van de types NA en AFA van het bedrijf LOHR.

(2)

De gevraagde afwijking heeft betrekking op goederenwagens voor het vervoer van vrachtwagens en waarvan het ontwerp van voor de inwerkingtreding van de beide TSI’s dateert.

(3)

Overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) heeft het Europees Spoorwegbureau op 24 november 2009 een technisch advies uitgebracht over dit verzoek om een gedeeltelijke afwijking.

(4)

In zijn advies stelt het Bureau dat de bepalingen van zes punten van de TSI goederenwagens, namelijk inzake het trekwerk, het heffen en opvijzelen, de bevestiging van uitrusting, het kinematisch omgrenzingsprofiel, het dynamisch gedrag van het voertuig en de parkeerrem (respectievelijk de punten 4.2.2.1.2.2, 4.2.2.3.2.4, 4.2.2.3.2.5, 4.2.3.1, 4.2.3.4 en 4.2.4.1.2.8), niet op de betrokken wagens kunnen worden toegepast vanwege de specifieke constructie van de wagens voor het vervoer van vrachtwagens. Met betrekking tot de TSI geluidsemissies, zijn deze wagens, teneinde de vereiste remprestaties te kunnen leveren, niet alleen uitgerust met composietremblokken, maar ook met luidere gietijzeren remblokken. Derhalve kan, zolang er geen stillere technologie beschikbaar is, niet worden voldaan aan de drempelwaarden voor passeergeluid (punt 4.2.1.1 van de TSI).

(5)

De totale kostprijs voor de toepassing van de twee TSI’s, en in het bijzonder de punten 4.2.3.1 en 4.2.3.4 van de TSI goederenwagens) op de wagens van de types NA en AFA van het bedrijf LOHR wordt op ongeveer 204 miljoen EUR geraamd. Samen met de andere eisen waaraan in het kader van de TSI’s moet worden voldaan, zou dit bedrag niet alleen de economische levensvatbaarheid van het project ernstig in het gedrang brengen maar ook de uitvoering daarvan ernstig vertragen of doen stilvallen.

(6)

De afwijking wordt toegekend voor een beperkte periode, tijdens dewelke Frankrijk wordt geacht de ontwikkeling van innoverende oplossingen die aan de geharmoniseerde specificaties en de betrokken TSI’s voldoen, te versnellen.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De door Frankrijk op 27 augustus 2009 overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder d), van Richtlijn 2008/57/EG gevraagde gedeeltelijke afwijking op de TSI geluidsemissies en de TSI goederenwagens voor LOHR-wagens van de types NA en AFA, wordt toegekend onder de volgende voorwaarden:

a)

de bepalingen van punt 4.2.1.1 van de TSI geluidsemissies zijn niet van toepassing zolang er geen technische oplossingen beschikbaar zijn waarmee aan de TSI kan worden voldaan;

b)

de bepalingen van de punten 4.2.2.1.2.2, 4.2.2.3.2.4, 4.2.2.3.2.5 (alleen type NA), 4.2.3.1, 4.2.3.4 en 4.2.4.1.2.8 van de TSI goederenwagens zijn niet van toepassing tot de herziene TSI goederenwagens van kracht wordt.

Deze gedeeltelijke afwijking is niet van toepassing op wagens van deze twee types die na 1 januari 2015 in gebruik worden genomen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 28 april 2010.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 37 van 8.2.2006, blz. 1.

(3)  PB L 344 van 8.12.2006, blz. 1.

(4)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1.