ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.341.dut

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 341

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
22 december 2009


Inhoud

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

Bladzijde

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/965/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 november 2009 betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8680)  ( 1 )

1

 

 

2009/966/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap voor bepaalde chemische stoffen krachtens Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad en houdende wijziging van de Besluiten 2000/657/EG, 2001/852/EG, 2003/508/EG, 2004/382/EG en 2005/416/EG van de Commissie

14

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

22.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/1


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2009

betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 8680)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/965/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name op artikel 27, lid 4,

Gezien aanbeveling nr. ERA/REC/XA/01-2009 van het Europees Spoorwegbureau van 17 april 2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomst artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG dient het Europees Spoorwegbureau een aanbeveling voor een referentiedocument op te stellen waarin wordt verwezen naar alle nationale voorschriften die door de lidstaten worden toegepast om voertuigen in dienst te nemen. Dit document bevat voor elke in bijlage VII van Richtlijn 2008/57/EG vermelde parameter de nationale voorschriften van elke lidstaat alsmede de in sectie 2 van die bijlage vermelde groep waartoe deze voorschriften behoren. Tot deze voorschriften behoren die waarvan kennisgeving is gedaan op grond van artikel 17, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG, met inbegrip van die waarvan kennisgeving is gedaan na de vaststelling van de TSI’s (specifieke gevallen, open punten, afwijkingen) en die waarvan kennisgeving is gedaan op grond van artikel 8 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). De eerste versie van het referentiedocument dient uiterlijk 1 januari 2010 bij de Commissie te worden ingediend.

(2)

Om, met betrekking tot een bepaalde parameter, de vergelijking en de onderlinge verwijzing mogelijk te maken tussen de in de TSI opgenomen eisen en de eisen die in de nationale voorschriften zijn vastgesteld, dient de lijst van voor de indienststelling van niet-TSI-conforme voertuigen te controleren parameters enerzijds verenigbaar te zijn met en voort te bouwen op bestaande overeenkomsten die op nationale voorschriften zijn gebaseerd en anderzijds een weergave te zijn van de TSI’s. Derhalve dient een lijst van parameters te worden vastgesteld die aanmerkelijk gedetailleerder is dan de huidige lijst in sectie 1 van bijlage VII bij Richtlijn 2008/57/EG. De gedetailleerde lijst van parameters in de bijlage bij deze beschikking dient te worden vastgesteld als basis voor het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG.

(3)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG dient te worden opgesteld op basis van de in de bijlage bij deze beschikking opgenomen lijst van parameters.

In het referentiedocument wordt voor elke lidstaat de belangrijkste informatie opgenomen betreffende de nationale wetgeving inzake de indienststelling van spoorwegvoertuigen.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten en tot het Europees Spoorwegbureau, vertegenwoordigd door de uitvoerend directeur van het Bureau.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44.


BIJLAGE

Lijst van de parameters voor de classificatie van nationale voorschriften in het referentiedocument als bedoeld in artikel 27 van Richtlijn 2008/57/EG

Referentie

Parameters

Toelichting

1.0

Algemene documentatie

Algemene documentatie (waaronder de beschrijving van een nieuw, vernieuwd of aangepast voertuig en het beoogde gebruik daarvan, het ontwerp, de reparatie, exploitatie- en onderhoudsinformatie, het technisch dossier, enz.)

1.1

Algemene documentatie

Algemene documentatie, technische beschrijving van het voertuig, het ontwerp en het beoogde gebruik in het verkeer (langeafstands-, voorstads-, pendelverkeer, enz.) met inbegrip van geplande en maximale ontwerpsnelheid, algemene plannen, tekeningen en de nodige gegevens voor registers, bv. lengte van het voertuig, asopstelling, asafstand, massa per eenheid, enz.

1.2

Onderhoudsinstructies en -voorschriften

 

1.2.1

Onderhoudsinstructies

Onderhoudsboeken en -fiches, met inbegrip van de nodige eisen om het ontwerpveiligheidsniveau van het voertuig in stand te houden

Elke passende opleiding, namelijk de nodige vaardigheden voor het onderhoud van de apparatuur

1.2.2

De gegevens betreffende het ontwerp van het onderhoud

 

1.3

Exploitatie-instructies en -documentatie

 

1.3.1

Instructies voor de exploitatie van het voertuig bij normaal en gestoord bedrijf

 

1.4

Test van het volledige voertuig op het spoor

 

2.0

Structuur en mechanische onderdelen

Mechanische integriteit en interface tussen voertuigen (met inbegrip van buffers en tractieorganen, doorgangen), stevigheid van de voertuigstructuur en toebehoren (bv. stoelen), de laadcapaciteit, de passieve veiligheid (met inbegrip van de botsbestendigheid van de binnen- en buitenzijde)

2.1

Voertuigstructuur

 

2.1.1

Stijfheid en integriteit

Deze parameter omvat bv. eisen inzake de mechanische stijfheid van de wagenbak, het onderstel, de veersystemen, koppelingen, de baanruimer en de sneeuwploeg. De mechanische stijfheid van afzonderlijke onderdelen van deze lijst, zoals draaistellen/loopwerk, aspotten, assen, wielen en pantografen wordt afzonderlijk gedefinieerd.

2.1.2

Beladingscapaciteit

 

2.1.2.1

Beladingsvoorschriften en gewogen massa

 

2.1.2.2

As- en wielbelasting

Per wiel/as overeenkomstig de beladingsvoorschriften van punt 2.1.2.1

2.1.3

Verbindingstechnologie

 

2.1.4

Heffen en opvijzelen

 

2.1.5

Bevestiging van onderdelen aan de wagenbakstructuur

 

2.1.7

Gebruikte verbindingen tussen verschillende delen van het voertuig

Bijvoorbeeld verbinding/vering tussen wagenbak en draaistel

2.2

Mechanische interfaces voor eind- en treinstelkoppelingen

 

2.2.1

Automatische koppeling

 

2.2.2

Kenmerken van koppelingen voor het wegtakelen van treinen

Voor operationele eisen inzake het wegtakelen van treinen zie 13.1 en 13.3

2.2.3

Schroefkoppelingen

 

2.2.4

Onderdelen van de treinstelkoppeling en het stoot- en trekwerk

Met inbegrip van het ontwerp, de functies en kenmerken, bv. de elasticiteit van de buffers

2.2.5

Buffermarkeringen

 

2.2.6

Trekhaak

 

2.2.7

Doorgangen

 

2.3

Passieve veiligheid

Met inbegrip van bv. een baanschuiver, de beheersing van de remvertraging, overlevingsruimte, de structurele integriteit van zones waar zich mensen bevinden, de reductie van het risico op ontsporing en over elkaar schuiven van rijtuigen, het beperken van de gevolgen van botsing tegen een obstakel, interieurvoorzieningen voor passieve veiligheid

3

Wisselwerking voertuig-spoor en omgrenzingsprofiel

Mechanische interfaces met de infrastructuur (met inbegrip van statisch en dynamisch gedrag, speling en toleranties, het omgrenzingsprofiel, de tractieorganen enz.)

3.1

Omgrenzingsprofiel

Compatibiliteit van het omgrenzingsprofiel van het voertuig met de infrastructuur en andere voertuigen (statisch en dynamisch omgrenzingsprofiel) op basis van een statisch en dynamisch referentieomgrenzingsprofiel

3.1.1

Specifiek geval

Specifiek geval (bv. voertuigen die aan boord van een ferry worden vervoerd)

3.2

Voertuigdynamica

Dynamisch gedrag van het rollend materieel, met inbegrip van de equivalente coniciteit, het instabiliteitscriterium, de kantelmodus, de beveiliging tegen ontsporing op scheluw spoor, de spoorbelasting, enz.

3.2.1

Rijveiligheid en -dynamica

Met inbegrip van de tolerantie van het voertuig ten aanzien van spoorvervorming, rijden op bogen of scheluw spoor, veilig rijden op wissels en kruisingen, enz.

3.2.2

Equivalente coniciteit, wielprofiel en grenswaarden

 

3.2.3

Compatibiliteitsparameters spoorbelasting

Bijvoorbeeld dynamische wielkracht, door het wiel op het spoor uitgeoefende krachten (quasi statische wielkracht, maximale totale dynamische laterale krachten, quasi statische geleidingskracht)

3.2.4

Verticale acceleratie

Bijvoorbeeld. impact van dynamische krachten op brugdekken, met inbegrip van resonantie in de brugdekken

3.3

Draaistellen/loopwerk

 

3.3.1

Draaistellen

 

3.3.2

Wielstel (as + wielen)

Met inbegrip van verstelbare wielstellen, aslichaam, enz.

3.3.3

Wiel

 

3.3.4

Interface wiel/spoor (met inbegrip van de smering van de wielflens en zandstrooien)

Interface wiel/spoor (met inbegrip van de smering van de wielflens, interactie opwaarts slingeren/spoorslijtage en eisen inzake zandstrooien in het kader van tractie, remming en treindetectie)

3.3.5

Wielstellagers

 

3.3.6

Minimumboogstraal

Waarden en voorschriften (bv. gekoppeld/niet-gekoppeld rijtuig)

3.3.7

Geleiderail

Bescherming van de wielen tegen obstakels op de sporen

3.4

Grenswaarden van de maximale positieve en negatieve longitudinale versnelling

 

4

Remsysteem

Aspecten in verband met het remsysteem (waaronder de antiblokkeerinrichting, remregeling en remprestaties in bedrijf, nood- en stilstandmodus)

4.1

Functionele eisen inzake de remming van de trein

Bijvoorbeeld automatisme, continuïteit, uithoudingsvermogen …

4.2

Veiligheidseisen inzake de remming van de trein

 

4.2.1

Tractie-/remmingsvergrendeling

Bijvoorbeeld de uitschakeling van tractie door remmen

4.3

Remsysteem

Erkende architectuur en bijbehorende normen

Verwijzing naar bestaande oplossingen, bv. UIC

4.4

Remopdracht

Eisen inzake remopdracht per type rem, bv. aantal en type apparaten, toegestane tijd tussen opdracht en het begin van de remming

4.4.1

Inschakelen van de noodrem

 

4.4.2

Inschakelen van de dienstrem

 

4.4.3

Inschakelen van de directe rem

 

4.4.4

Inschakelen van de weerstandrem

 

4.4.5

Inschakelen van vastzetrem

 

4.5

Remprestatie

 

4.5.1

Noodremming

 

4.5.2

Dienstremming

 

4.5.3

Berekeningen in verband met thermische capaciteit

 

4.5.4

Vastzetrem

 

4.6

Beheer remadhesie

 

4.6.1

Grenswaarde voor adhesie tussen wiel en spoor

 

4.6.2

Antiblokkeerinrichting

 

4.7

Remkrachtontwikkeling

Eisen inzake de uitrusting voor de ontwikkeling van de remkracht per remtype

4.7.1

Wrijvingsrem

Met inbegrip van materiaaleigenschappen, bv. voor composiet remblokken

4.7.1.1

Remblokken

 

4.7.1.2

Remschijven

 

4.7.1.3

Remvoeringen

 

4.7.2

Aan de tractie gekoppelde dynamische rem

 

4.7.3

Magneetschoenrem

 

4.7.4

Wervelstroomrem

 

4.7.5

Vastzetrem

 

4.8

Remtoestand en foutmelding

 

4.9

Remvoorschriften voor noodgevallen

 

5.0

Passagiergerelateerde aspecten

Passagiersfaciliteiten en passagiersomgeving (met inbegrip van de passagiersramen en -deuren en eisen voor personen met beperkte mobiliteit, enz.)

5.1

Toegankelijkheid

Functionele en technische specificaties, bv. voor personen met beperkte mobiliteit

5.1.1

Buitendeuren

 

5.1.2

Binnendeuren

 

5.1.3

Vrije doorgangen

 

5.1.4

Treden en verlichting

 

5.1.5

Verandering vloerhoogte

 

5.1.6

Leuningen

 

5.1.7

Instaphulpmiddelen

 

5.2

Ramen

Bijvoorbeeld mechanische kenmerken van ramen en glas, voorschriften voor noodsituaties

Voor mechanische kenmerken van frontramen zie 9.1.3.1.

5.3

Toiletten

Zie 6.2.1.1 voor toiletemissies

5.4

Reizigersinformatie

 

5.4.1

Omroepinstallatie

 

5.4.2

Pictogrammen en informatie

Met inbegrip van veiligheidsinstructies en evacuatiesymbolen voor passagiers

5.5

Stoelen en specifieke voorzieningen voor PBM

Behalve toegankelijkheid (zie 5.1)

5.6

Specifieke passagiersfaciliteiten

 

5.6.1

Liftsystemen

Conformiteit met de EU-wetgeving of de eventuele nationale wetgeving

5.6.2

Verwarmings-, ventilatie- en airconditioningsystemen

Bijvoorbeeld luchtkwaliteit in het interieur, eis in geval van brand (uitschakeling)

5.6.3

Overige

Bijvoorbeeld drankautomaten

6.0

Milieuvoorschriften en aerodynamische effecten

Impact van het milieu op het voertuig en impact van het voertuig op het milieu (met inbegrip van de aerodynamische aspecten en zowel de interface tussen het voertuig en de baancomponent van het spoorwegsysteem als de interface met het externe milieu)

6.1

Impact van het milieu op het voertuig

 

6.1.1

Milieufactoren die een invloed hebben op het voertuig

 

6.1.1.1

Hoogte

 

6.1.1.2

Temperatuur

 

6.1.1.3

Vochtigheid

Bijvoorbeeld maatregelen tegen condensatie en bevriezing

6.1.1.4

Regen

 

6.1.1.5

Sneeuw, ijs en hagel

Bijvoorbeeld sneeuwruimers, sneeuwploeg, verwarming om de trein ijsvrij te houden

6.1.1.6

Zonnestraling

 

6.1.1.7

Chemische en vaste deeltjes

Impact van chemische en kleine zwevende deeltjes (bv. ballast) op de voertuiguitrusting en het functioneren daarvan

6.1.2

Aerodynamische effecten op het voertuig

Aerodynamische effecten op de uitrusting en het functioneren van het voertuig

6.1.2.1

Zijwindgevoeligheid

Impact van zijwind op de uitrusting en het functioneren van het voertuig

6.1.2.2

Maximumdrukvariaties in tunnels

Impact van snelle verandering van de externe druk op de uitrusting en het functioneren van het voertuig

6.2

Impact van het voertuig op het milieu

 

6.2.1

Uitstoot van chemische en vaste deeltjes

Grenswaarden voor de uitstoot van chemische en vaste deeltjes door het voertuig

6.2.1.1

Toiletemissies

Emissies van de toiletafvoer in het milieu

6.2.1.2

Motoruitlaatgassen

Emissies van motoruitlaatgassen in het milieu

6.2.2

Grenswaarden voor geluidsemissies

Maximale geluidsemissies van het voertuig in het milieu

6.2.2.1

Effecten van het buitengeluid

Door het voertuig veroorzaakte geluidseffecten op de omgeving buiten het spoorwegsysteem

6.2.2.2

Effecten van het stationair geluid

Effecten van het stationair geluid van het voertuig op de omgeving buiten het spoorwegsysteem

6.2.2.3

Effecten van het optrekgeluid

Effecten van het door het voertuig veroorzaakte optrekgeluid op de omgeving buiten het spoorwegsysteem

6.2.2.4

Effecten van het passeergeluid

Effecten van het passeergeluid van het voertuig op de omgeving buiten het spoorwegsysteem

6.2.3

Grenswaarden voor de impact van aerodynamische krachten

Grenswaarden voor de impact van door het voertuig veroorzaakte aerodynamische krachten op andere delen van het spoorwegsysteem en op het milieu

6.2.3.1

Druktoename door de trein

Effect van de door het rijden van de trein langs het spoor veroorzaakte druktoename

6.2.3.2

Aerodynamische belasting van passagiers/voorwerpen op het perron

Aerodynamische belasting van passagiers/voorwerpen op het perron, met inbegrip van evaluatiemethoden en operationele bedrijfsbelasting

6.2.3.3

Aerodynamische belasting van spoorwegarbeiders

Aerodynamische belasting van spoorwegarbeiders

6.2.3.4

Opvliegen van ballast en ballastspatten op naburig terrein

 

7.0

Tyfoon, functies van aangebrachte markeringen en eisen inzake software-integriteit

Tyfoon, markeringen en integriteit van de software, bv. veiligheidsgerelateerde functies die het gedrag, waaronder de treinbus, beïnvloeden

7.1

Integriteit van de voor veiligheidsfuncties gebruikte software

Bijvoorbeeld integriteit treinbussoftware

7.2

Visuele en auditieve voertuigidentificatie en waarschuwingsfuncties

 

7.2.1

Markeringen op het voertuig

 

7.2.2

Lichtseinen op de trein

 

7.2.2.1

Koplampen

 

7.2.2.2

Frontseinen

 

7.2.2.3

Sluitseinen

 

7.2.2.4

Bediening van de lampen

 

7.2.3

Tyfoon

 

7.2.3.1

Toonhoogten van de tyfoon

 

7.2.3.2

Geluidsniveau van de tyfoon

Buiten de stuurpost — voor het geluidsniveau binnen, zie 9.2.1.2

7.2.3.3

Tyfoons, beschermingsmiddelen

 

7.2.3.4

Tyfoons, bediening

 

7.2.3.5

Tyfoons, controle van het geluidsniveau

 

7.2.4

Haakjes

Bijvoorbeeld eisen inzake front- en sluitseinen: lampen, vlaggen, enz.

8.0

Stroomvoorziening- en regelsystemen aan boord

Aandrijf-, stroom- en regelsystemen aan boord plus de interface van het voertuig met de stroomvoorzieningsinfrastructuur en (alle aspecten van) EMC

8.1

Eisen inzake tractie-eigenschappen

 

8.1.1

Resterende acceleratie bij topsnelheid

 

8.1.2

Resterend tractievermogen bij gestoord bedrijf

 

8.1.3

Eisen inzake tractiewiel/spoorstaafadhesie

 

8.2

Functionele en technische specificatie met betrekking tot de interface tussen het voertuig en het subsysteem energie

 

8.2.1

Functionele en technische specificatie inzake de stroomvoorziening

 

8.2.1.1

Stroomvoorziening

 

8.2.1.2

Impedantie tussen stroomafnemer en wielen

 

8.2.1.3

Voltage en frequentie van door de rijdraad geleverde stroom

 

8.2.1.4

Energierecuperatie

 

8.2.1.5

Maximaal vermogen en maximale stroom die aan de bovenleiding mogen worden opgenomen

Met inbegrip van maximale stroom bij stilstand

8.2.1.6

Vermogensfactor

 

8.2.1.7

Stroomstoringen

 

8.2.1.7.1

Karakteristieken van harmonische en aanverwante overspanningen van de rijdraad

 

8.2.1.7.2

De effecten van gelijkstroomcomponenten in wisselstroomvoeding

 

8.2.1.8

Elektrische beveiliging

Bijvoorbeeld selectiviteit van beveiligingssystemen aan boord en in onderstations

8.2.2

Functionele en ontwerpparameters voor stroomafnemers

 

8.2.2.1

Algemeen ontwerp van stroomafnemers

 

8.2.2.2

Afmetingen stroomafnemerkop

 

8.2.2.3

Statische opdrukkracht stroomafnemer

 

8.2.2.4

Opdrukkracht stroomafnemer (met inbegrip van dynamisch gedrag en aerodynamische effecten)

Met inbegrip van de kwaliteit van de stroomafname

8.2.2.5

Werkbereik van stroomafnemers

 

8.2.2.6

Stroomvoerend vermogen

 

8.2.2.7

Opstelling van stroomafnemers

 

8.2.2.8

Isolatie tussen stroomafnemer en voertuig

 

8.2.2.9

Het strijken van de stroomafnemers

 

8.2.2.10

Het passeren van fasescheidingssecties

 

8.2.2.11

Het passeren van systeemscheidingssecties

 

8.2.3

Functionele en ontwerpparameters sleepstuk

 

8.2.3.1

Afmetingen sleepstuk

 

8.2.3.2

Materiaal sleepstuk

 

8.2.3.3

Beoordeling sleepstuk

 

8.2.3.4

Detectie van sleepstukbreuk

 

8.2.3.5

Stroomvoerend vermogen

 

8.3

Stroomvoorziening en tractiesysteem

 

8.3.1

Meting energieverbruik

 

8.3.2

Configuratie elektrisch hoofdcircuit

 

8.3.3

Hoogspanningscomponenten

 

8.3.4

Aarding

 

8.4

Elektromagnetische compatibiliteit

De elektromagnetische compatibiliteit tussen de stroomvoorzienings- en regelsystemen aan boord en:

andere delen van het stroomvoorzienings- en regelsysteem aan boord van hetzelfde voertuig;

andere voertuigen;

de baancomponent van het spoorsysteem;

de externe omgeving

8.4.1

Elektromagnetische compatibiliteit binnen de stroomvoorzienings- en regelsystemen aan boord

De elektromagnetische compatibiliteit tussen de onderdelen van de stroomvoorzienings- en regelsystemen aan boord

8.4.2

Elektromagnetische compatibiliteit met het seingevings- en telecommunicatienetwerk

Elektromagnetische compatibiliteit tussen het stroomvoorzienings- en regelsysteem aan boord en het seingevings- en telecommunicatienetwerk langs de baan

8.4.3

Elektromagnetische compatibiliteit met andere voertuigen en met de baancomponent van het spoorwegsysteem

Elektromagnetische compatibiliteit tussen het stroomvoorzienings- en regelsysteem aan boord en andere voertuigen en de andere onderdelen van de baan dan het seingevings- en telecommunicatienetwerk

8.4.4

Elektromagnetische compatibiliteit met de omgeving

Elektromagnetische compatibiliteit tussen het stroomvoorzienings- en regelsysteem aan boord en de externe omgeving van het spoorwegsysteem (met inbegrip van mensen in de omgeving of op het perron, passagiers, bestuurders, personeel)

8.5

Beveiliging tegen elektrische gevaren

 

8.6

Eisen inzake dieseltractie en andere vormen van thermische tractie

 

8.7

Systemen waarvoor bijzondere toezichts- en beschermingsmaatregelen moeten worden genomen

 

8.7.1

Tanks en leidingen voor ontvlambare vloeistoffen

Bijzondere eisen voor tanks en leidingen voor ontvlambare vloeistoffen (zoals brandstof)

8.7.2

Drukvaten/drukapparatuur

 

8.7.3

Stoomgeneratoren

 

8.7.4

Technische systemen in omgevingen met ontploffingsgevaar

Bijzondere eisen voor technische systemen in omgevingen met ontploffingsgevaar (bv. systemen op vloeibaar gas, aardgas of batterijen, met inbegrip van de bescherming van de transformatorbak)

8.7.5

Ionisatiedetectoren

 

8.7.6

Hydraulische/pneumatische kracht- en regelsystemen

Functionele en technische specificaties, bv. toevoer van perslucht, capaciteit, type, temperatuurbereik, luchtdrogers (torens), dauwpuntindicatoren, isolatie, kenmerken luchtinlaat, foutmelders, enz.

9.0

Personeelsfaciliteiten, -interfaces en -omgeving

De faciliteiten, interfaces, arbeidsomstandigheden en inrichting aan boord voor het personeel (met inbegrip van de bestuurderscabine en de interfaces bestuurder/machine)

9.1

Ontwerp van de bestuurderscabine

 

9.1.1

Ontwerp van de cabine

 

9.1.1.1

Binneninrichting

Bijvoorbeeld beschikbare ruimte, inrichting cabine en ergonomische eisen

9.1.1.2

Ergonomie van de stuurpost

 

9.1.1.3

Bestuurderszitplaats

 

9.1.1.4

Middelen voor de bestuurder om documenten uit te wisselen

 

9.1.1.5

Overige faciliteiten om de bediening van de trein te controleren

 

9.1.2

Toegang tot de bestuurderscabine

 

9.1.2.1

Toegang, uitgang en deuren

 

9.1.2.2

Nooduitgangen van bestuurderscabines

 

9.1.3

Frontruiten in de bestuurderscabine

 

9.1.3.1

Mechanische eigenschappen

 

9.1.3.2

Optische kenmerken

 

9.1.3.3

Uitrusting

Bijvoorbeeld ontdooiings-, ontwasemings- en reinigingsinrichting, enz.

9.1.3.4

Voorwaartse zichtbaarheid

 

9.2

Arbeidsomstandigheden

 

9.2.1

Omgevingsomstandigheden

 

9.2.1.1

Verwarmings-, ventilatie- en airconditioningsystemen in de bestuurderscabine

 

9.2.1.2

Geluid in de bestuurderscabine

Met inbegrip van het geluidsniveau van de tyfoon in de bestuurderscabine

9.2.1.3

Verlichting in de bestuurderscabine

 

9.2.2

Overige

 

9.3

Interface treinbestuurder/machine (MMI)

Uitrusting in de bestuurderscabine de veilige bediening van de trein te controleren en te bewaken

9.3.1

Interface treinbestuurder/machine

 

9.3.1.1

Snelheidsindicatie

Snelheidsregistratie, zie 9.6

9.3.1.2

Bestuurdersdisplay en -schermen

 

9.3.1.3

Bedieningsknoppen en indicatoren

 

9.3.2

Toezicht op de bestuurder

Bewaking van de oplettendheid van de bestuurder, bv. dodemansinrichting

9.3.3

Zijdelings uitzicht en zicht naar achter

 

9.4

Opschriften en markeringen in de bestuurderscabine

Statische weergave van belangrijke informatie voor de bestuurder

9.5

Boorduitrusting- en faciliteiten voor personeel

 

9.5.1

Personeelsfaciliteiten aan boord

 

9.5.1.1

Toegang voor het personeel om te koppelen/ontkoppelen

 

9.5.1.2

Treeplanken en handgrepen voor rangeerders

 

9.5.1.3

Bergruimten voor het personeel

 

9.5.1.4

Overige faciliteiten

 

9.5.2

Deuren van bagagecompartimenten en voor dienstgebruik

Deuren die zijn beveiligd zodat ze uitsluitend door het personeel, waaronder cateringpersoneel, kunnen worden geopend

9.5.3

Instrumenten en draagbare uitrusting aan boord

Bijvoorbeeld uitrusting voor het personeel of de bestuurder voor noodsituaties

9.5.4

Auditief communicatiesysteem

Bijvoorbeeld voor communicatie tussen

het treinpersoneel,

het treinpersoneel en mensen binnen/buiten de trein

9.6

Registratieapparatuur

Om toe te zien op de handelingen van de treinbestuurder en de trein

9.8

Bediening van op afstand

 

10

Brandveiligheid en evacuatie

 

10.1

Brandveiligheid

 

10.1.1

Voorkoming van brand

 

10.1.1.1

Classificatie van voertuig/brandveiligheidscategorie

 

10.1.2

Maatregelen te voorkoming van brand

 

10.1.2.1

Algemene maatregelen te voorkoming van brand op voertuigen

 

10.1.2.2

Maatregelen ter voorkoming van brand voor specifieke voertuigtypen

Bijvoorbeeld eisen voor goederen- of passagierstreinen inzake rijvaardigheid, de bescherming van de bestuurder, enz.

10.1.2.3

Bescherming van de bestuurderscabine

 

10.1.2.4

Brandwerende voorzieningen

 

10.1.2.5

Materiaaleigenschappen

 

10.1.2.6

Branddetectoren

 

10.1.2.7

Brandblustoestellen

 

10.2

Noodsituaties

 

10.2.1

Nooduitgangen voor reizigers

 

10.2.2

Informatie, uitrusting en toegang voor hulpverleningsdiensten

 

10.2.3

Alarmmelders voor de reizigers

 

10.2.4

Noodverlichting

 

10.3

Aanvullende maatregelen

 

11

Onderhoudsbeurten

Onderhoudsfaciliteiten en -interfaces aan boord

11.1

Reinigingsinstallaties

 

11.1.1

Wasstraten

Bijvoorbeeld reinigen van de buitenzijde in een wasstraat

11.1.2

Schoonmaken van het interieur

 

11.2

Vul- en ledigingsinstallaties

 

11.2.1

Vuilwaterafvoersysteem

Met inbegrip van de interface met het toiletafvoersysteem

11.2.2

Watertoevoersysteem

Conformiteit met de hygiënische voorschriften

11.2.3

Overige toevoersystemen

Bijvoorbeeld specifieke voor het stallen van treinen

11.2.4

Interface met tankuitrusting voor niet-elektrisch rollend materieel

Bijvoorbeeld spuitstukken voor diesel en andere brandstoffen

12.0

Boorduitrusting voor besturing en seingeving

Alle uitrusting die nodig is voor de veiligheid, de besturing en controle van de bewegingen van de treinen die op het net mogen rijden en de effecten daarvan op de baancomponent van het spoorwegsysteem

12.1

Boordradio

 

12.1.1

Ander radiosysteem dan GSM-R

 

12.1.2

Radiosysteem dat aan de GSM-R-normen voldoet

 

12.1.2.1

Tekstboodschappen

Specifieke voorschriften voor tekstboodschappen (bv. in noodsituaties)

12.1.2.2

Doorschakeling van oproepen

Eisen en voorschriften inzake de doorschakeling van oproepen

12.1.2.3

Uitgezonden oproepen

Eisen en voorschriften inzake uitgezonden oproepen

12.1.2.4

Eisen in verband met de treinradio

Bijvoorbeeld andere op grond van de nationale wetgeving verplichte radioapparatuur die niet verplicht is op grond van de TSI

12.1.2.5

Netwerkselectie door een externe trigger

 

12.1.2.6

Radiofuncties voor algemeen gebruik

Bijvoorbeeld andere op grond van de nationale wetgeving verplichte radiofuncties voor algemeen gebruik die niet verplicht zijn op grond van de TSI

12.1.2.7

Primaire MMI-functionaliteitsregelaar

Van de MMI-functionaliteitsregelaar op de treintelefoon overgedragen eisen

12.1.2.8

Gebruik van draagbare telefoons als mobiele treinradio

Als primaire of reserveradio

12.1.2.9

Capaciteit van de boord-GSM-R

Bijvoorbeeld eisen inzake mogelijkheid tot pakketschakeling

12.1.2.10

GSM-R-ETCS-interface

Bijvoorbeeld trein-ID-synchronisatie

12.1.2.11

Koppeling van GSM-R-netwerken en gebruik van netwerken van andere providers

Van toepassing in afwachting van nieuwe EIRENE-bepalingen in de loop van 2010

12.1.2.12

Grensoverschrijding

Van toepassing in afwachting van nieuwe EIRENE-bepalingen in de loop van 2010

12.1.2.13

GPRS en ASCI

Valt onder wijzigingsverzoek, er worden geen nationale regels verwacht.

12.1.2.14

Interface tussen de bestuurdersbeveiliging van het voertuig, de dodemansinrichting en de GSM-R-boordapparatuur

Van toepassing in afwachting van nieuwe EIRENE-bepalingen in de loop van 2010

12.1.2.15

Testspecificatie voor mobiele GSM-R-uitrusting

Af te sluiten met extra EIRENE-specificaties

12.1.2.16

Gestuurde/automatische netwerkselectie

 

12.1.2.17

Registratie en uitschrijving

 

12.1.2.18

Beheer van GSM-R-versies

Niet langer een open punt — valt onder de procedure van het Bureau — in de TSI te schrappen als open punt. Er worden geen nationale regels verwacht.

12.2

Seingeving aan boord

 

12.2.1

Nationale seingevingssystemen aan boord

Controle- en waarschuwingssystemen, met inbegrip van bv. „zonale noodremming” en andere nationale voorschriften inzake treinbescherming

12.2.2

Compatibiliteit van het seingevingssysteem met de rest van de trein

Compatibiliteit van het seingevingssysteem met andere systemen aan boord, zoals remmen, tractie, enz.

12.2.3

Compatibiliteit tussen rollend materieel en spoorinfrastructuur

Compatibiliteit met baandetectiesystemen of warmloperdetectoren, voor EMC zie 8.4.2

12.2.3.1

Verband tussen asafstand en wieldiameter

 

12.2.3.2

Metaalvrije ruimte rondom wielen

 

12.2.3.3

Metaalmassa van een voertuig

 

12.2.4

ETCS-cabineseinsysteem

 

12.2.4.1

Rijvaardig maken

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.2

Treincategorieën

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.3

Prestatie-eisen met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening voor GSM-R-uitrusting aan boord

Voor ETCS vereist GSM-R-kwaliteitsniveau

12.2.4.4

Gebruik van ETCS-modi

Eisen inzake het gebruik van ETCS-modi die een invloed hebben op de toelating van het voertuig, bovenop de eisen van de TSI

12.2.4.5

ETCS-eisen wanneer het voertuig niet vanuit de cabine wordt bestuurd

Eisen bovenop of strijdig met de TSI inzake besturen van buiten de cabine, bv. radiobesturing door grondpersoneel bij het rangeren

12.2.4.6

Functionaliteit voor overwegen

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.7

Veiligheidsmarges bij het remmen

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.8

Eisen inzake betrouwbaarheid en beschikbaarheid

Op te lossen bij de herziening van de TSI

12.2.4.9

Markeerborden

Eisen overgedragen naar het voertuig om de zichtbaarheid van de borden te waarborgen (spreiding van de frontlichtstraal, zichtbaarheid vanuit de cabine), is gedeeltelijk opgelost in 2.3.0d en moet volledig worden opgelost in baseline 3

12.2.4.10

Ergonomische aspecten van de MMI

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.11

ETCS-waarden van niet-UNISIG gecontroleerde variabelen — Handleiding

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.12

KM-conformiteitseisen

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.13

Eisen inzake vooruitrusting met ETCS-boordapparatuur

Geen open punt meer — valt onder hoofdstuk 7 van het in maart 2009 overeengekomen RISC — wordt geschrapt uit de volgende versie van de TSI. Er worden geen nationale regels verwacht.

12.2.4.14

Beheer van ETCS-versies

Niet langer een open punt — valt onder de procedure van het Bureau — in de TSI te schrappen als open punt. Er worden geen nationale regels verwacht.

12.2.4.15

Specificatie van ETCS-variabelen

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.16

RBC — RBC interface

Wordt opgenomen in 2.3.0d, aanbeveling inzake testspecificaties in juni 2009

12.2.4.17

Aanvullende eisen voor locomotieven en motorstellen

 

12.2.4.18

Functionaliteit en interfaces van veiligheidsvoorzieningen voor werknemers in het seinsysteem

Op te lossen in baseline 3

12.2.4.19

Interface met dienstrem

Op te lossen bij de herziening van de TSI besturing en seingevingssystemen

13

Specifieke exploitatievereisten

Specifieke exploitatievereisten voor voertuigen (met inbegrip van gestoord bedrijf, wegtakelen, enz.)

13.1

Specifieke aan boord te installeren apparaten

 

13.2

Veiligheid en gezondheid op de werkplek

 

13.3

Lichtingsdiagram en bergingsinstructies

Lichting, berging en hersporing

14

Goederenaspecten

Specifieke eisen voor goederen en milieu (met inbegrip van vereiste speciale faciliteiten voor gevaarlijke goederen)

14.1

Ontwerp-, exploitatie- en onderhoudsvoorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen

Bijvoorbeeld van het RID afgeleide eisen, nationale voorschriften of andere reglementen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen

14.2

Specifieke faciliteiten voor het vervoer van goederen

 

14.3

Deuren en laadinstallaties

 


22.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/14


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2009

tot vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap voor bepaalde chemische stoffen krachtens Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad en houdende wijziging van de Besluiten 2000/657/EG, 2001/852/EG, 2003/508/EG, 2004/382/EG en 2005/416/EG van de Commissie

(2009/966/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (1), en met name op artikel 12, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het comité dat is ingesteld bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 689/2008 moet de Commissie voor elke aan de PIC-procedure (procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming) onderworpen chemische stof namens de Gemeenschap besluiten of de invoer daarvan in de Gemeenschap al dan niet wordt toegestaan.

(2)

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) en de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) zijn aangewezen voor de verzorging van het secretariaat voor het functioneren van de PIC-procedure die is vastgesteld bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) voor bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, dat door de Gemeenschap is goedgekeurd bij Besluit 2006/730/EG van de Raad van 25 september 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (3).

(3)

De Commissie, die optreedt als gemeenschappelijke aangewezen instantie, dient de invoerbesluiten over aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen namens de Gemeenschap en haar lidstaten toe te zenden aan het secretariaat van het Verdrag van Rotterdam.

(4)

Eerdere invoerbesluiten voor de chemische stoffen ethyleenoxide, fluoraceetamide, HCH (mengsel van isomeren), lindaan, methamidofos, pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan, polybroombifenylen (PBB's), polychloorterfenylen (PCT's), stuifpoederformuleringen die een combinatie van benomyl, carbofuran en thiram bevatten en kwikverbindingen dienen in verband met de uitbreiding van de Gemeenschap op 1 januari 2007 en om rekening te houden met de ontwikkeling van de regelgeving in de Gemeenschap sinds die besluiten zijn vastgesteld, te worden herzien.

(5)

Het op de markt brengen en het gebruik van ethyleenoxide uit hoofde van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (4) worden krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde tienjarige werkprogramma (5) tot bepaalde specifieke gebieden beperkt. Derhalve wordt de invoer alleen voor deze specifieke toepassingen toegestaan. De lidstaten kunnen beslissen voor welke van deze krachtens Richtlijn 98/8/EG toegestane toepassingen zij op hun grondgebied toestemming geven.

(6)

Fluoraceetamide en pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan zijn niet als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (6) of in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG, zodat het gebruik van deze werkzame stoffen als pesticide verboden is. Derhalve is de invoer van fluoraceetamide en pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan voor gebruik als pesticide verboden.

(7)

Sinds 1 juli 2008 is methamidofos niet langer in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen, hetgeen betekent dat alle toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die methamidofos bevatten door de lidstaten moesten worden ingetrokken en dat het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen die methamidofos bevatten, verboden is. Bovendien is methamidofos niet geïdentificeerd of aangemeld krachtens het communautaire programma voor de beoordeling van bestaande stoffen krachtens Richtlijn 98/8/EG en mag het derhalve niet voor gebruik als biocide op de markt worden gebracht.

(8)

De productie, het op de markt brengen en het gebruik van lindaan en HCH (mengsel van isomeren) zijn bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (7) verboden en de krachtens deze verordening toegestane uitzondering is op 31 december 2007 verlopen. De invoer van deze chemische stoffen is derhalve met ingang van deze datum verboden.

(9)

De productie, het op de markt brengen en het gebruik van hexabroom-1,1'-bifenyl zijn verboden. Bovendien behoort deze chemische stof tot de PBB's, die als groep in bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam zijn opgenomen en onder de PIC-procedure vallen.

(10)

Bulgarije en Roemenië zijn op 1 januari 2007 lidstaat van de Europese Unie geworden. Aangezien de lidstaten krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 toestemming mogen geven voor specifieke toepassingen van PCT's op hun grondgebied, moet het invoerbesluit worden herzien om daarin rekening te houden met de nationale wetgeving in deze twee nieuwe lidstaten.

(11)

Derhalve dienen de invoerbesluiten voor ethyleenoxide, fluoraceetamide, HCH (mengsel van isomeren), lindaan, methamidofos, pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan, PBB's en PCT's in Besluit 2000/657/EG van de Commissie van 16 oktober 2000 tot vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap voor bepaalde chemische stoffen krachtens Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen (8), Besluit 2001/852/EG van de Commissie van 19 november 2001 tot vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap krachtens Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en tot wijziging van Besluit 2000/657/EG (9), Besluit 2003/508/EG van de Commissie van 7 juli 2003 tot vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap voor bepaalde chemische stoffen krachtens Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Besluiten 2000/657/EG en 2001/852/EG van de Commissie (10) en Besluit 2005/416/EG van de Commissie van 19 mei 2005 tot vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap voor bepaalde chemische stoffen krachtens Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad en houdende wijziging van de Besluiten 2000/657/EG, 2001/852/EG en 2003/508/EG (11) te worden vervangen.

(12)

Benomyl is niet als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG of in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG, zodat het gebruik van deze werkzame stof als pesticide verboden is. Derhalve zijn het op de markt brengen en het gebruik als pesticide van stuifpoederformuleringen die een combinatie van benomyl, carbofuran en thiram bevatten, verboden. Derhalve dient het invoerbesluit voor stuifpoederformuleringen die een combinatie van benomyl, carbofuran en thiram bevatten, in Besluit 2004/382/EG van de Commissie van 26 april 2004 tot vaststelling van invoerbesluiten van de Gemeenschap voor bepaalde chemische stoffen krachtens Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad (12) te worden vervangen.

(13)

Krachtens Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen (13) is het verboden gewasbeschermingsmiddelen die kwikverbindingen als werkzame stof bevatten, op de markt te brengen of te gebruiken. Daarnaast is het krachtens Richtlijn 98/8/EG niet toegestaan biociden die kwikverbindingen bevatten, op de markt te brengen of te gebruiken. Het in PIC-circulaire X gepubliceerde invoerbesluit voor kwikverbindingen dient derhalve te worden vervangen.

(14)

De Besluiten 2000/657/EG, 2001/852/EG, 2003/508/EG, 2004/382/EG en 2005/416/EG dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

BESLUIT:

Artikel 1

De besluiten over de invoer van lindaan, methamidofos en pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan, zoals opgenomen in de bijlage bij Besluit 2000/657/EG, worden vervangen door de invoerbesluiten in de formulieren voor het antwoord van het land van invoer in bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

Het besluit over de invoer van ethyleenoxide, zoals opgenomen in bijlage I bij Besluit 2001/852/EG, wordt vervangen door het invoerbesluit in het formulier voor het antwoord van het land van invoer in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Het besluit over de invoer van polybroombifenylen (PBB's), zoals opgenomen in bijlage III bij Besluit 2003/508/EG, wordt vervangen door het invoerbesluit in het formulier voor het antwoord van het land van invoer in bijlage III bij dit besluit.

Artikel 4

De besluiten over de invoer van fluoraceetamide, HCH (mengsel van isomeren) en polychloorterfenylen (PCT's), zoals opgenomen in bijlage I bij Besluit 2005/416/EG, worden vervangen door de invoerbesluiten in de formulieren voor het antwoord van het land van invoer in bijlage IV bij dit besluit.

Artikel 5

Het voorlopige besluit over de invoer van stuifpoederformuleringen die een combinatie van benomyl, carbofuran en thiram bevatten, zoals opgenomen in bijlage III bij Besluit 2004/382/EG, wordt vervangen door het invoerbesluit in het formulier voor het antwoord van het land van invoer in bijlage V bij dit besluit.

Artikel 6

Het in PIC-circulaire X gepubliceerde besluit over de invoer van kwikverbindingen wordt vervangen door het invoerbesluit in het formulier voor het antwoord van het land van invoer in bijlage VI bij dit besluit.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 204 van 31.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 299 van 28.10.2006, blz. 23.

(4)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(5)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.

(6)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(7)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

(8)  PB L 275 van 27.10.2000, blz. 44.

(9)  PB L 318 van 4.12.2001, blz. 28.

(10)  PB L 174 van 12.7.2003, blz. 10.

(11)  PB L 147 van 10.6.2005, blz. 1.

(12)  PB L 144 van 30.4.2004, blz. 13.

(13)  PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36.


BIJLAGE I

Herziene invoerbesluiten voor lindaan, methamidofos en pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan ter vervanging van de invoerbesluiten in Besluit 2000/657/EG

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

Herzien invoerbesluit voor ethyleenoxide ter vervanging van het invoerbesluit in Besluit 2001/852/EG

Image

Image

Image


BIJLAGE III

Herzien invoerbesluit voor polybroombifenylen (PBB's) ter vervanging van het invoerbesluit in Besluit 2003/508/EG

Image

Image

Image


BIJLAGE IV

Herziene invoerbesluiten voor fluoraceetamide, HCH (mengsel van isomeren) en polychloorterfenylen (PCT's) ter vervanging van de invoerbesluiten in Besluit 2005/416/EG

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE V

Herzien invoerbesluit voor stuifpoederformuleringen die een combinatie van benomyl, carbofuran en thiram bevatten, ter vervanging van het invoerbesluit in Besluit 2004/382/EG

Image

Image

Image


BIJLAGE VI

Herzien invoerbesluit voor kwikverbindingen ter vervanging van het in PIC-circulaire X gepubliceerde invoerbesluit

Image

Image

Image