ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.336.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2009/974/EG |
|
|
* |
||
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1244/2009 VAN DE RAAD
van 30 november 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De lijst van landen in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 (2) moet in overeenstemming zijn en blijven met de criteria die zijn vastgesteld in overweging 5 van die verordening. Sommige derde landen, waarvan de situatie ten aanzien van deze criteria is gewijzigd, moeten van de ene naar de andere bijlage worden overgebracht. |
(2) |
Op 1 januari 2008 zijn visumversoepelingsovereenkomsten met vijf westelijke Balkanlanden — Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië — in werking getreden, als een eerste concrete stap op de in de agenda van Thessaloniki geschetste weg naar een visumvrije regeling voor de burgers van westelijke Balkanlanden. Met elk van deze landen is in 2008 een dialoog over visumliberalisatie gestart, waarna er stappenplannen zijn opgesteld. In haar beoordeling van de tenuitvoerlegging van de stappenplannen van mei 2009 concludeerde de Commissie dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië aan alle ijkpunten van haar stappenplan voldeed en in haar beoordeling van november 2009 verklaarde zij dat Montenegro en Servië inmiddels eveneens voldoen aan verreweg de meeste ijkpunten van hun respectieve stappenplannen. |
(3) |
De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro en Servië dienen te worden overgebracht naar bijlage II bij Verordening (EG) nr. 539/2001. De visumvrijstelling dient uitsluitend te gelden voor houders van een biometrisch paspoort dat is afgegeven door een van de drie betrokken landen. |
(4) |
Voor personen die wonen in Kosovo als gedefinieerd bij Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999 (hierna: „Kosovo (UNSCR 1244” genoemd) en personen met een burgerschapscertificaat voor het grondgebied van Kosovo overeenkomstig UNSCR 1244 wordt een specifiek coördinatiedirectoraat in Belgrado belast met de inontvangstneming van paspoortaanvragen en de afgifte van paspoorten. Uit veiligheidsoverwegingen betreffende met name mogelijke illegale migratie dienen houders van Servische paspoorten die zijn afgegeven door dit specifieke coördinatiedirectoraat, worden uitgesloten van de visumvrijstelling voor Servië. |
(5) |
Omwille van rechtszekerheid en veiligheid, en overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 539/2001 dient Kosovo overeenkomstig VN-Resolutie 1244 te worden toegevoegd aan bijlage I bij die verordening. Dit laat de status van Kosovo overeenkomstig Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad onverlet. |
(6) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop de twee laatstgenoemde staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (3), vallend onder het in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst bedoelde gebied (4). |
(7) |
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), vallend onder artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 4, lid 1, van Besluit 2008/146/EG (6). |
(8) |
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst gesloten tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/261/EG (7). |
(9) |
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (8), niet deelneemt. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. |
(10) |
Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (9), niet deelneemt. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. |
(11) |
Deze verordening vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of anderszins daaraan gerelateerd rechtsbesluit in de zin van artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003. |
(12) |
Deze verordening vormt een op het Schengenacquis voortbouwend of anderszins daaraan gerelateerd rechtsbesluit in de zin van artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 539/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage II, deel 1, worden de volgende landen ingevoegd: „voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (10) Montenegro (10) Servië (uitgezonderd de houders van een Servisch paspoort dat is afgegeven door het Servisch coördinatiedirectoraat (in het Servisch: Koordinaciona uprava)) (10) |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 19 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) Advies van 12 november 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1.
(3) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(4) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
(5) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(6) Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(7) Besluit 2008/261/EG van de Raad van 28 februari 2008 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3).
(8) PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
(9) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
(10) De visumvrijstelling geldt alleen voor houders van een biometrisch paspoort.”.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/4 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 november 2009
inzake de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mongolië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten
(2009/974/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft de Commissie op 5 juni 2003 gemachtigd met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst. |
(2) |
Overeenkomstig de mechanismen en richtsnoeren in de bijlage bij het besluit van de Raad waarbij de Commissie werd gemachtigd om met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een communautaire overeenkomst, heeft de Commissie namens de Gemeenschap met Mongolië onderhandeld over een Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mongolië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (hierna „de overeenkomst” genoemd). |
(3) |
De overeenkomst is op 3 april 2009 namens de Gemeenschap ondertekend. |
(4) |
De overeenkomst dient te worden goedgekeurd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mongolië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om de in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving te verrichten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) Advies van 15 september 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
OVEREENKOMST
tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Mongolië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten
DE EUROPESE GEMEENSCHAP
enerzijds, en
DE REGERING VAN MONGOLIË
anderzijds,
(hierna „de partijen” genoemd)
VASTSTELLEND dat verscheidene lidstaten van de Europese Gemeenschap met Mongolië bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten hebben gesloten die bepalingen bevatten welke in strijd zijn met de Gemeenschapswetgeving;
VASTSTELLEND dat de Europese Gemeenschap exclusief bevoegd is voor diverse aspecten die mogelijk zijn opgenomen in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en derde landen;
VASTSTELLEND dat in een lidstaat gevestigde communautaire luchtvervoerders overeenkomstig de wetgeving van de Europese Gemeenschap het recht hebben op niet-discriminerende toegang tot luchtrouten tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap en derde landen;
GELET OP de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en bepaalde derde landen waarin onderdanen van deze derde landen de mogelijkheid wordt geboden eigendom te verwerven in luchtvervoerders die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig de wetgeving van de Europese Gemeenschap;
ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en Mongolië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die in strijd zijn met de wetgeving van de Europese Gemeenschap met deze wetgeving in overeenstemming moeten worden gebracht om een solide rechtsgrond voor luchtdiensten tussen de Europese Gemeenschap en Mongolië tot stand te brengen en om de continuïteit van dergelijke luchtdiensten te garanderen;
ONDERKENNENDE dat, wanneer een lidstaat een luchtvervoerder heeft aangewezen die onder het wettelijke toezicht van een andere lidstaat staat, de rechten van Mongolië uit hoofde van de veiligheidsvoorschriften van de overeenkomst tussen de lidstaat die de luchtvervoerder heeft aangewezen en Mongolië zowel van toepassing zijn op de vaststelling, naleving of handhaving van veiligheidsnormen door die andere lidstaat als op de exploitatievergunning van die luchtvervoerder;
VASTSTELLEND dat luchtvervoerders volgens de wetgeving van de Europese Gemeenschap in principe geen overeenkomsten mogen sluiten die de handel tussen de lidstaten van de Europese Gemeenschap kunnen beïnvloeden en die tot doel of als gevolg hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of verstoord;
VASTSTELLEND dat de Europese Gemeenschap er in het kader van deze onderhandelingen niet naar streeft het totale volume aan luchtverkeer tussen de Europese Gemeenschap en Mongolië te doen toenemen, noch om het evenwicht tussen communautaire luchtvervoerders en luchtvervoerders uit Mongolië te wijzigen, noch om te onderhandelen over wijzigingen van de bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten inzake verkeersrechten;
ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en Mongolië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die i) luchtvaartmaatschappijen verplichten of aanzetten tot overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de relevante routen wordt verhinderd, beperkt of vervalst; of ii) de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen versterken; of iii) waarbij de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen op de relevante routen verhinderen, beperken of vervalsen, wordt toevertrouwd aan luchtvaartmaatschappijen of andere particuliere economische operatoren, het effect van de op de ondernemingen toepasselijke mededingingsregels ongedaan kunnen maken,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Algemene bepalingen
1. In deze overeenkomst wordt onder „lidstaten” de lidstaten van de Europese Gemeenschap verstaan.
2. Wanneer in de in bijlage I vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar onderdanen van de lidstaat die partij is bij de overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschap.
3. Wanneer in de in bijlage I vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen van de lidstaat die partij is bij de overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar de door die lidstaat aangewezen luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen.
4. Deze overeenkomst brengt geen andere verkeersrechten tot stand dan die welke zijn vastgelegd in bilaterale regelingen tussen de respectieve lidstaten en Mongolië. Het verlenen van verkeersrechten blijft geschieden op basis van bilaterale overeenkomsten tussen de respectieve lidstaten en Mongolië.
Artikel 2
Aanwijzing door een lidstaat
1. De bepalingen van de leden 2 en 3 van dit artikel hebben voorrang op de overeenkomstige bepalingen van de in bijlage II, onder a) en b), genoemde artikelen wat betreft de aanwijzing van een luchtvervoerder door de desbetreffende lidstaat, de vergunningen en machtigingen die door Mongolië aan deze luchtvervoerder zijn toegekend en de weigering, intrekking, opschorting of beperking van de vergunningen en machtigingen van de luchtvervoerder.
2. Wanneer Mongolië een aanwijzing door een lidstaat ontvangt, verleent zij zo spoedig mogelijk de passende vergunningen en machtigingen wanneer:
i) |
de luchtvervoerder, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd en beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht; |
ii) |
de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft en wanneer de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk in de aanwijzing is vermeld; en |
iii) |
de luchtvervoerder rechtstreeks of door een meerderheidsbelang eigendom is van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten, of van andere in bijlage III vermelde landen en/of onderdanen van die landen, en deze landen en/of onderdanen daadwerkelijk zeggenschap uitoefenen over de luchtvervoerder. |
3. Mongolië mag de vergunningen of machtigingen van een door een lidstaat aangewezen luchtvervoerder weigeren, intrekken, opschorten of beperken wanneer:
i) |
de luchtvervoerder, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd en niet beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het Europese Gemeenschapsrecht; |
ii) |
de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate niet op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft, of wanneer de relevante luchtvaartautoriteit niet duidelijk in de aanwijzing is vermeld; |
iii) |
de luchtvervoerder niet rechtstreeks of door een meerderheidsbelang eigendom is van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of van andere in bijlage III vermelde landen en/of onderdanen van die landen, of deze landen en/of onderdanen niet daadwerkelijk zeggenschap uitoefenen over de luchtvervoerder; |
iv) |
de luchtvervoerder reeds over een exploitatievergunning beschikt krachtens een bilaterale overeenkomst tussen Mongolië en een andere lidstaat en Mongolië kan aantonen dat de luchtvervoerder, door krachtens de onderhavige overeenkomst verkeersrechten uit te oefenen op een traject dat een punt in een andere lidstaat omvat, de krachtens een bilaterale overeenkomst tussen Mongolië en die andere lidstaat opgelegde beperkingen van de verkeersrechten omzeilt; of |
v) |
de luchtvervoerder houder is van een Air Operators Certificate dat is afgegeven door een lidstaat en er geen bilaterale overeenkomst voor luchtdiensten bestaat tussen Mongolië en die lidstaat, en die lidstaat verkeersrechten heeft geweigerd aan de door Mongolië aangewezen luchtvervoerders. |
Bij de uitoefening van de rechten die haar krachtens dit lid zijn verleend, mag Mongolië geen onderscheid maken tussen communautaire luchtvervoerders op grond van nationaliteit.
Artikel 3
Veiligheid
1. De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de desbetreffende bepalingen in de in bijlage II, onder c), vermelde artikelen.
2. Wanneer een lidstaat een luchtvervoerder heeft aangewezen die onder het wettelijke toezicht van een andere lidstaat staat, zijn de rechten van Mongolië uit hoofde van de veiligheidsvoorschriften van de overeenkomst tussen de lidstaat die de luchtvervoerder heeft aangewezen en Mongolië zowel van toepassing op de vaststelling, naleving of handhaving van veiligheidsnormen door die andere lidstaat als op de exploitatievergunning van die luchtvervoerder.
Artikel 4
Verenigbaarheid met de mededingingsregels
1. Onverminderd andersluidende bepalingen mag niets in de in bijlage I vermelde overeenkomsten i) aanzetten tot overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de mededinging verhinderen of verstoren, ii) de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen versterken, of iii) de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging verhinderen, verstoren of beperken, toevertrouwen aan particuliere economische operatoren.
2. De bepalingen in de in bijlage I vermelde overeenkomsten die niet verenigbaar zijn met lid 1 van dit artikel worden niet toegepast.
Artikel 5
Bijlagen bij de overeenkomst
De bijlagen bij deze overeenkomst maken integrerend deel uit van de overeenkomst.
Artikel 6
Herziening of wijziging
De overeenkomstsluitende partijen mogen deze overeenkomst op elk ogenblik met wederzijdse instemming wijzigen.
Artikel 7
Inwerkingtreding
Deze overeenkomst treedt in werking op de dag volgende op de datum van ontvangst van de laatste schriftelijke kennisgeving langs diplomatieke weg waarbij de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding van de overeenkomst benodigde interne procedures.
Artikel 8
Beëindiging
1. Deze overeenkomst kan te allen tijde door een van de partijen worden beëindigd door een schriftelijke opzegging aan de andere partij langs diplomatieke weg. De beëindiging wordt van kracht zes maanden na de datum van ontvangst van deze opzegging door de andere partij.
2. Wanneer een in bijlage I vermelde overeenkomst wordt beëindigd, worden ook alle bepalingen van de onderhavige overeenkomst die betrekking hebben op de desbetreffende in bijlage I vermelde overeenkomst tegelijkertijd beëindigd.
3. Wanneer alle in bijlage I vermelde overeenkomsten worden beëindigd, wordt de onderhavige overeenkomst tegelijkertijd beëindigd.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Ulaanbaatar in tweevoud, de derde april tweeduizend negen, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Mongoolse taal.
За Европейската общност
Por la Comunidad Europea
Za Evropské společenství
For Det Europæiske Fællesskab
Für die Europäische Gemeinschaft
Euroopa Ühenduse nimel
Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα
For the European Community
Pour la Communauté européenne
Per la Comunità europea
Eiropas Kopienas vārdā
Europos bendrijos vardu
Az Európai Közösség részéről
Għall-Komunitá Ewropea
Voor de Europese Gemeenschap
W imieniu Wspólnoty Europejskiej
Pela Comunidade Europeia
Pentru Comunitatea Europeană
Za Európske spoločenstvo
Za Evropsko skupnost
Euroopan yhteisön puolesta
För Europeiska gemenskapen
За Правителството на Монголия
Por el Gobierno de Mongolia
Za vládu Mongolska
For Mongoliets regering
Für die Regierung der Mongolei
Mongoolia valitsuse nimel
Για την Κυβέρνηση της Μογγολίας
For the Government of Mongolia
Pour le gouvernement de la Mongolie
Per il governo della Mongolia
Mongolijas valdības vārdā
Mongolijos Vyriausybės vardu
Mongólia kormánya részéről
Għall-Gvern tal-Mongolja
Voor de Regering van Mongolië
W imieniu Rządu Mongolii
Pelo Governo da Mongólia
Pentru Guvernul Mongoliei
Za vládu Mongolska
Za vlado Mongolije
Mongolian hallituksen puolesta
För Mongoliets regering
BIJLAGE I
Lijst van de overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van deze overeenkomst
Overeenkomsten voor luchtdiensten tussen Mongolië en lidstaten van de Europese Gemeenschap die, op de datum van ondertekening van onderhavige overeenkomst, zijn gesloten, ondertekend en/of geparafeerd, als gewijzigd:
— |
Luchtvervoersovereenkomst tussen de federale regering van Oostenrijk en de regering van Mongolië, ondertekend te Wenen op 2 oktober 2007, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Oostenrijk” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk Denemarken en de regering van Mongolië, opgesteld te Peking op 19 juni 1997, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Denemarken” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van de Republiek Finland en de regering van Mongolië, opgesteld te Helsinki op 10 februari 2000, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Finland” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de regering van Mongolië, opgesteld te Bonn op 29 mei 1998, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Duitsland” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van de Republiek Hongarije en de regering van Mongolië, opgesteld te Ulaanbaatar op 13 september 1994, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Hongarije” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van het Groothertogdom Luxemburg en de regering van Mongolië, opgesteld te Luxemburg op 18 maart 1995, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Luxemburg” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van Mongolië, opgesteld te Den Haag op 9 maart 1995, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Nederland” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van de Volksrepubliek Polen en de regering van de Volksrepubliek Mongolië, opgesteld te Ulaanbaatar op 26 mei 1989, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Polen” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van Roemenië en de regering van Mongolië, opgesteld te Ulaanbaatar op 10 juli 1990, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Roemenië” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van het Koninkrijk Zweden en de regering van Mongolië, opgesteld te Peking op 19 juni 1997, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en Zweden” genoemd, in bijlage II; |
— |
Overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de regering van Mongolië, opgesteld te Londen op 1 maart 2000, hierna de „Overeenkomst tussen Mongolië en het Verenigd Koninkrijk” genoemd, in bijlage II. |
BIJLAGE II
Lijst van de artikelen van de in bijlage I vermelde overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in de artikelen 2 en 3 van de onderhavige overeenkomst
a) |
Aanwijzing door een lidstaat:
|
b) |
Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen en machtigingen:
|
c) |
Veiligheid:
|
BIJLAGE III
Lijst van andere landen waarnaar wordt verwezen in artikel 2 van deze overeenkomst
a) |
De Republiek IJsland (in het kader van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte); |
b) |
Het Vorstendom Liechtenstein (in het kader van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte); |
c) |
Het Koninkrijk Noorwegen (in het kader van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte); |
d) |
De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat). |
V Besluiten die zijn aangenomen vanaf 1 december 2009 op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag
BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE VERPLICHT IS
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/12 |
VERORDENING (EU) Nr. 1245/2009 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2009.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
44,1 |
MA |
76,0 |
|
TN |
125,1 |
|
TR |
69,3 |
|
ZZ |
78,6 |
|
0707 00 05 |
MA |
59,4 |
TR |
102,6 |
|
ZZ |
81,0 |
|
0709 90 70 |
MA |
44,2 |
TR |
98,1 |
|
ZZ |
71,2 |
|
0709 90 80 |
EG |
175,4 |
ZZ |
175,4 |
|
0805 10 20 |
MA |
56,0 |
TR |
67,7 |
|
ZA |
81,6 |
|
ZZ |
68,4 |
|
0805 20 10 |
MA |
78,3 |
TR |
58,0 |
|
ZZ |
68,2 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
HR |
52,1 |
IL |
76,1 |
|
TR |
71,9 |
|
ZZ |
66,7 |
|
0805 50 10 |
TR |
67,7 |
ZZ |
67,7 |
|
0808 10 80 |
CA |
99,8 |
CN |
88,3 |
|
MK |
22,6 |
|
US |
91,1 |
|
ZZ |
75,5 |
|
0808 20 50 |
CN |
47,6 |
TR |
97,0 |
|
US |
168,6 |
|
ZZ |
104,4 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/14 |
VERORDENING (EU) Nr. 1246/2009 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2009
tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1230/2009 van de Commissie (4). |
(2) |
Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2009.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
(3) PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.
(4) PB L 330 van 16.12.2009, blz. 63.
BIJLAGE
Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 18 december 2009
(EUR) |
||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
1701 11 10 (1) |
41,66 |
0,00 |
1701 11 90 (1) |
41,66 |
2,41 |
1701 12 10 (1) |
41,66 |
0,00 |
1701 12 90 (1) |
41,66 |
2,11 |
1701 91 00 (2) |
45,73 |
3,75 |
1701 99 10 (2) |
45,73 |
0,62 |
1701 99 90 (2) |
45,73 |
0,62 |
1702 90 95 (3) |
0,46 |
0,24 |
(1) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(3) Vaststelling per procent sacharose.
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/16 |
VERORDENING (EU) Nr. 1247/2009 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2009
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (‘de basisverordening’), en met name op artikel 7,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Inleiding van de procedure
(1) |
Op 23 februari 2009 heeft de Europese Commissie (Commissie) een klacht ontvangen betreffende de invoer van molybdeendraad van oorsprong uit de Volksrepubliek China (‘China’ of ‘het betrokken land’). |
(2) |
De klacht werd overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening ingediend door de European Association of Metals (Eurometaux) (‘de klager’) namens een producent die een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van molybdeendraad in de Gemeenschap voor zijn rekening neemt. |
(3) |
Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal inzake dumping en daardoor veroorzaakte aanmerkelijke schade werd voldoende geacht om tot inleiding van een procedure over te gaan. |
(4) |
Op 8 april 2009 werd een procedure ingeleid met de publicatie van een bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
1.2. Bij de procedure betrokken partijen
(5) |
De Commissie heeft de haar bekende betrokken producenten-exporteurs in China, importeurs, handelaren, gebruikers en verenigingen in de Gemeenschap, de Chinese autoriteiten, de klager en andere haar bekende betrokken communautaire producenten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden kregen de gelegenheid om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. |
(6) |
Om de producenten-exporteurs in staat te stellen desgewenst om een behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of een individuele behandeling (IB) te verzoeken, heeft de Commissie de haar bekende betrokken producenten-exporteurs en de Chinese autoriteiten de desbetreffende formulieren toegezonden. Slechts één groep ondernemingen, bestaande uit Jinduicheng Molybdenum Co., Ltd en zijn verbonden onderneming Jinduicheng Molybdenum Mining Guangming Co., Ltd (‘Jinduicheng-groep’), heeft zich gemeld en om een IB verzocht. |
(7) |
Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in China en importeurs in de Gemeenschap heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangegeven dat overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik kon worden gemaakt van steekproeven. |
(8) |
Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was – en, zo ja, deze ook samen te stellen – werd aan alle bekende producenten-exporteurs in China en importeurs in de Gemeenschap gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar, zoals vermeld in het bericht van inleiding, basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product. |
(9) |
Gezien het beperkte aantal reacties bij de steekproefprocedure werd besloten dat steekproeven voor de Chinese producenten-exporteurs en voor de importeurs in de Gemeenschap niet nodig waren. |
(10) |
Er werden speciale vragenlijsten toegezonden aan alle bekende betrokken partijen, namelijk de bekende producenten-exporteurs in China en de producenten, importeurs, handelaren en gebruikers in de Gemeenschap. Er zijn antwoorden ontvangen van één groep producenten-exporteurs in China, de klagende communautaire producent, één importeur/handelaar en één gebruiker. |
(11) |
De Commissie heeft alle gegevens die voor een voorlopige vaststelling van dumping, schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig werden geacht, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
(12) |
Daar voor het vaststellen van de normale waarde voor Chinese producenten-exporteurs, die geen van alle om een BMO hebben verzocht, gebruik moet worden gemaakt van de gegevens van een referentieland, in dit geval de VS, heeft bij onderstaande onderneming een controlebezoek plaatsgevonden:
|
1.3. Onderzoektijdvak
(13) |
Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009 (‘het onderzoektijdvak’ of ‘OT’). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van maart 2005 tot het eind van het onderzoektijdvak (‘de beoordelingsperiode’). |
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Betrokken product
(14) |
Bij het product gaat het om molybdeendraad met ten minste 99,5 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm in diameter, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (‘het betrokken product’ of ‘molybdeendraad’), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00. |
(15) |
Molybdeendraad wordt hoofdzakelijk gebruikt in de automobielindustrie voor het thermisch opspuiten van een metaallaag op motoronderdelen die aan sterke slijtage onderhevig zijn, zoals zuigerveren, synchronisatieringen of transmissieonderdelen, ter vergroting van hun slijtvastheid. |
2.2. Soortgelijk product
(16) |
Er werden geen verschillen geconstateerd tussen het betrokken product en het door de bedrijfstak van de Gemeenschap geproduceerde en op de communautaire markt verkochte molybdeendraad. Daar China een overgangseconomie heeft en geen enkele exporteur om een BMO heeft verzocht, zoals in overweging 6 vermeld, diende de normale waarde te worden vastgesteld aan de hand van de gegevens uit een derde land met markteconomie, i.c. de VS. Volgens de beschikbare informatie heeft het molybdeendraad dat op de Amerikaanse binnenlandse markt wordt geproduceerd en verkocht, en het molybdeendraad dat uit de VS naar andere markten wordt geëxporteerd, dezelfde fundamentele fysische en chemische eigenschappen als het molybdeendraad dat in China wordt geproduceerd en naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd. |
(17) |
Daarom luidt de voorlopige conclusie dat alle soorten molybdeendraad als gelijk worden beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)
(18) |
Krachtens artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening moet bij antidumpingonderzoeken naar producten van oorsprong uit China de normale waarde voor producenten-exporteurs die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel worden vastgesteld. |
(19) |
Zoals in overweging 6 hierboven vermeld, heeft de Jinduicheng-groep echter alleen om een individuele behandeling (IB) verzocht. Deze criteria werden daarom niet onderzocht. |
3.2. Individuele behandeling (IB)
(20) |
Gewoonlijk wordt overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening voor landen waarop dat artikel van toepassing is, in voorkomend geval een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen en voor een IB in aanmerking komen, daarvan worden uitgezonderd. |
(21) |
Voor de duidelijkheid zijn deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:
|
(22) |
Wat criterium c) betreft, bleek dat de moederonderneming, Jingduicheng Molybdenum Co., Ltd, staatseigendom was. Gebleken was immers dat tijdens het OT slechts 20 % van de aandelen in particuliere handen was en dat deze aandelen slechts 2,4 % van de stemrechten vertegenwoordigden. De overige 80 % van de aandelen, goed voor 97,6 % van de stemrechten, was in het bezit van staatsondernemingen. |
(23) |
Op grond van bovenstaande bevindingen werd voorlopig vastgesteld dat aan de Jinduicheng-groep geen IB kon worden toegekend zoals vermeld in artikel 9, lid 5, van de basisverordening. |
3.3. Normale waarde
(24) |
In het bericht van inleiding werd overwogen de VS als referentieland te gebruiken. Een Amerikaanse producent, Global Tungsten & Powders Corp (‘Global Tungsten’), zegde medewerking toe en heeft alle voor de vaststelling van de normale waarde voor China benodigde informatie verstrekt. De Jinduicheng-groep betwistte deze keuze en stelde producenten in Mexico en India voor. De ondernemingen waarmee in deze landen contact werd opgenomen, weigerden echter mee te werken, zoals in het geval van India, of gaven te kennen dat zij niet het soortgelijk product vervaardigden. Daarom werden de VS bevestigd als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor China. |
(25) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening zij opgemerkt dat, aangezien de producent in het referentieland slechts marginaal op de Amerikaanse binnenlandse markt verkoopt, het onredelijk werd gevonden deze verkoopgegevens te gebruiken voor de vaststelling of berekening van de normale waarde. Bijgevolg werd de normale waarde voor China voorlopig vastgesteld aan de hand van de prijzen bij uitvoer uit de VS naar andere derde landen, waaronder de Gemeenschap. |
3.4. Uitvoerprijs
(26) |
Zoals in overweging 9 reeds gezegd, verleende slechts één groep ondernemingen, de Jinduicheng-groep, die tussen 60 en 75 % (3) van de invoer uit China in de Gemeenschap voor haar rekening neemt, medewerking aan het onderzoek. Op grond daarvan werd de mate van medewerking als laag beschouwd. Bijgevolg werden de uitvoerprijzen voor alle Chinese exporteurs voorlopig vastgesteld aan de hand van de door de medewerkende groep verstrekte cijfers, aangevuld met invoergegevens van Eurostat, naar behoren gecorrigeerd zoals toegelicht in overweging 34 hieronder. |
3.5. Vergelijking
(27) |
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Op grond hiervan werden in voorkomend geval correcties toegepast voor de kosten van vervoer, zeevracht, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, en indirecte belastingen, waar die gerechtvaardigd waren. |
3.6. Dumpingmarge
(28) |
Zoals in overweging 23 hierboven uiteengezet, voldeed de Jinduicheng-groep niet aan de voorwaarden voor een IB als vermeld in artikel 9, lid 5, van de basisverordening. Bijgevolg werd voor China een voor het gehele land geldende dumpingmarge vastgesteld. |
(29) |
De voor het gehele land geldende dumpingmarge voor China werd voorlopig vastgesteld op 68,4 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap, vóór inklaring. |
4. SCHADE
4.1. Communautaire productie
(30) |
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de Gemeenschap twee producenten telt die het soortgelijke product voor de vrije markt vervaardigen. Eén producent verklaarde zich in deze procedure neutraal op te stellen en verstrekte algemene gegevens over zijn productie en verkoop. De andere producent, namens wie de klacht werd ingediend, werkte volledig aan het onderzoek mee en beantwoordde de vragenlijst volledig. Teneinde de vertrouwelijke bedrijfsinformatie van die producent te beschermen, worden hieronder alle cijfers betreffende gevoelige gegevens in geïndexeerde vorm of als orde van grootte gepresenteerd. De cijfers tussen haakjes zijn negatieve cijfers. |
(31) |
Gezien het bovenstaande werd de omvang van de communautaire productie voor de toepassing van artikel 4, lid 1, van de basisverordening berekend door bij de productie van de volledig medewerkende communautaire producent het door de andere communautaire producent opgegeven productievolume op te tellen. |
4.2. Definitie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(32) |
Het onderzoek wees uit dat de productie van de communautaire producent die volledig aan het onderzoek heeft meegewerkt, meer dan 80 % uitmaakte van het tijdens het OT in de Gemeenschap geproduceerde molybdeendraad. Deze producent kan derhalve worden geacht „de bedrijfstak van de Gemeenschap” te vormen in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. |
(33) |
Daar die communautaire producent werkt met een boekjaar dat loopt van 1 maart tot en met 28 februari van het volgende jaar, worden alle cijfers hierna weergegeven voor boekjaren (BJ) in plaats van kalenderjaren (bv. BJ2005 betreft de periode van 1 maart 2004 tot en met 28 februari 2005). De gegevens echter die voor het OT zijn gebruikt, hebben, zoals vermeld in overweging 13, betrekking op de periode van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2009. De gegevens over de invoer zijn op dezelfde basis vastgesteld. |
4.3. Verbruik in de Gemeenschap
(34) |
Het verbruik in de Gemeenschap werd vastgesteld door bij het verkoopvolume van de bekende producenten in de Gemeenschap alle uit Eurostat-gegevens geëxtraheerde importen uit derde landen op te tellen. Er zij aan herinnerd dat de GN-code waaronder het betrokken product wordt aangegeven, ook andere producten dan het betrokken product omvat. Bij gebrek aan specifieke invoerstatistieken voor het betrokken product werden de Eurostat-gegevens gecorrigeerd volgens de in de klacht voorgestelde methode. Deze methode bleek betrouwbaar voor het verkrijgen van gegevens betreffende het betrokken product. |
(35) |
Uit de gegevens in tabel 1 hieronder blijkt dat de vraag naar het betrokken product in de Gemeenschap in de beoordelingsperiode met 10 % is gedaald. Tot 2008 steeg de vraag met 4 %, waarna zij terugviel als gevolg van de economische crisis, die vooral de automobielsector treft. Tabel 1
|
4.4. Invoer in de Gemeenschap uit China
4.4.1. Omvang en marktaandeel van de invoer uit China
(36) |
Om de in overweging 34 hierboven vermelde redenen werd de omvang van de invoer van het betrokken product uit China tijdens de beoordelingsperiode gebaseerd op gegevens van Eurostat, gecorrigeerd volgens de in de klacht voorgestelde methode. Op grond daarvan was de ontwikkeling van de invoer uit China als volgt: Tabel 2
|
(37) |
De invoer met dumping uit China is aanmerkelijk toegenomen van 36 ton in 2005 tot 116 ton in 2008, d.w.z. meer dan verdrievoudigd. Na een piek in 2008 is deze invoer in het OT gedaald in overeenstemming met de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap. Niettemin is het marktaandeel van de invoer met dumping op de communautaire markt tussen 2005 en het OT bijna verdrievoudigd. |
(38) |
De gemiddelde prijs bij invoer uit China lag in 2005 op zijn laagste niveau. Hij bereikte een piek in 2006 en daalde vervolgens tussen 2006 en het OT geleidelijk met 19 %. |
4.4.2. Prijsonderbieding
(39) |
Voor de beoordeling van de prijsonderbieding werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap voor niet-verbonden afnemers op de communautaire markt, af fabriek, vergeleken met de gewogen gemiddelde prijzen van de invoer uit China aan de eerste onafhankelijke afnemer, op cif-niveau, gecorrigeerd voor de kosten na invoer. |
(40) |
Uit de vergelijking is gebleken dat tijdens het OT de prijzen bij invoer uit China de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, uitgedrukt als percentage van deze laatste, met 30 tot 35 % onderboden. |
4.5. Economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
4.5.1. Opmerkingen vooraf
(41) |
Ingevolge artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een evaluatie van alle economische indicatoren die een beoordeling van de situatie van deze bedrijfstak vanaf 2005 tot het eind van het OT mogelijk maken. |
4.5.2. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
Tabel 3
|
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
OT |
Productie Index |
100 |
98 |
96 |
73 |
67 |
Capaciteit Index |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
Bezettingsgraad Index |
100 |
98 |
96 |
73 |
67 |
Bron: Antwoorden op de vragenlijst |
(42) |
Zoals bovenstaande tabel laat zien, is de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens de beoordelingsperiode geleidelijk met 33 % gedaald, parallel aan een aanzienlijke stijging van de invoer uit China met meer dan drie keer tijdens dezelfde periode. In eerste instantie werd de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tussen 2005 en 2008 met 27 % verlaagd. Deze dalende tendens zette tussen 2008 en het OT door met een productiedaling van nog eens 8 %. |
(43) |
Aangezien de productiecapaciteit onveranderd bleef, volgde de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode dezelfde dalende tendens als de productie. |
4.5.3. Verkoop, marktaandeel, groei en gemiddelde prijs per eenheid in de Gemeenschap
(44) |
De cijfers hieronder geven in geïndexeerde vorm de verkoop weer van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap. Tabel 4
|
(45) |
De omvang van de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap aan onafhankelijke afnemers op de communautaire markt is tijdens de beoordelingsperiode met 32 % aanmerkelijk gedaald. Deze daling was veel groter dan de daling van het verbruik (– 10 %) in dezelfde periode. Bijgevolg heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap in dezelfde periode ook een aanzienlijk marktaandeel verloren. |
(46) |
De gemiddelde verkoopprijs af fabriek van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan niet-verbonden afnemers op de communautaire markt vertoonde in de beoordelingsperiode een dalende tendens. Tijdens deze periode werd in 2007 een lichte stijging geconstateerd ten opzichte van 2006 in overeenstemming met de stijging van de grondstoffenprijzen in dat jaar, waarna de verkoopprijzen opnieuw daalden. Over het geheel genomen moest de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn gemiddelde verkoopprijzen op de communautaire markt met 8 % verlagen. |
4.5.4. Voorraden
(47) |
Onderstaande cijfers geven de omvang van de voorraden aan het einde van elke periode weer. Tabel 5
|
(48) |
De voorraden groeiden tijdens de beoordelingsperiode met 133 % fors aan; dat wijst erop dat de bedrijfstak zijn producten op de Gemeenschapsmarkt steeds moeilijker kan verkopen. De waargenomen daling van de voorraden tussen 2006 en 2007 volgde de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap tijdens dezelfde periode. |
4.5.5. Werkgelegenheid, lonen en productiviteit
(49) |
In de tabel hierna wordt de ontwikkeling van de werkgelegenheid, de loonkosten en de productiviteit in de bedrijfstak van de Gemeenschap weergegeven: Tabel 6
|
(50) |
Het aantal werknemers in de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde sterk tussen 2005 en het onderzoektijdvak. Dat kwam enerzijds door een daling van de output en anderzijds door de inspanningen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om de productie te rationaliseren en de productiviteit op te drijven. Dat rationaliseringproces in de bedrijfstak van de Gemeenschap had dus tot gevolg dat de productiviteit tijdens de beoordelingsperiode eerder stabiel is gebleven. |
(51) |
Het gemiddelde loonniveau steeg aan het begin van de beoordelingsperiode maar daalde vervolgens tussen 2007 en het OT. |
4.5.6. Winstgevendheid en kasstroom
(52) |
Het winstpeil en de kasstroom uit de verkoop van molybdeendraad door de bedrijfstak van de Gemeenschap vertoonde tijdens de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling, met uitzondering van het jaar 2007. Tabel 7
|
(53) |
De winstgevendheid verslechterde tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk, met name tussen 2007 en het OT, toen zij op het laagste niveau lag. Het onderzoek wees uit dat de verbeterde winstgevendheid in 2007 verband hield met de positieve ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, de rationalisatie-inspanningen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en het feit dat de bedrijfstak van de Gemeenschap erin geslaagd was dat jaar zijn verkoopprijzen te verhogen. |
(54) |
De trend van de kasstroom, die het vermogen van de bedrijfstak om haar activiteiten zelf te financieren weergeeft, weerspiegelde in grote mate de ontwikkeling van winstgevendheid. Over het geheel genomen bleek uit het onderzoek dat de kasstroom in de beoordelingsperiode verslechterde. |
4.5.7. Investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(55) |
Aan het begin van de beoordelingsperiode heeft de bedrijfstak van de Gemeenschap aanzienlijk in de betrokken productsector geïnvesteerd. Maar vanaf 2006 moesten de investeringen worden verminderd. |
(56) |
Uit het onderzoek bleek dat het vermogen van de bedrijfstak van de Gemeenschap om kapitaal aan te trekken, dezelfde ontwikkeling volgde als de winstgevendheid. Tabel 8
|
4.5.8. Hoogte van de werkelijke dumpingmarge
(57) |
De vastgestelde dumpingmarge, vermeld in overweging 32 hierboven, lag aanmerkelijk boven de de minimis-drempel. Bovendien kunnen de gevolgen van de werkelijke dumpingmarge voor de communautaire markt, gezien de omvang van de invoer met dumping en de prijzen van de ingevoerde producten, met name tijdens het OT, niet als te verwaarlozen worden beschouwd. |
4.6. Conclusie inzake schade
(58) |
Tussen 2005 en OT is het volume van de invoer met dumping van het betrokken product uit China met meer dan 150 % gestegen tot een marktaandeel van 27,0 % tegen het einde van de beoordelingsperiode. Tijdens het OT onderbood de laaggeprijsde invoer met dumping uit China de verkoopprijzen in de Gemeenschap aanzienlijk. De gewogen gemiddelde onderbiedingsmarge lag tijdens het OT maar liefst tussen de 30 en 35 %. |
(59) |
Tijdens dezelfde periode daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap met 32 %, terwijl het verbruik in de Gemeenschap met 10 % daalde. De bedrijfstak van de Gemeenschap zag zijn marktaandeel met 17 procentpunten slinken en zag zich genoodzaakt zijn verkoopprijzen met 8 % te verlagen om de afbrokkeling van de verkoop en het marktaandeel te beperken. |
(60) |
Bijgevolg is de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode sterk verslechterd. De productie daalde in het OT, net als de bezettingsgraad, met 33 % tot een zeer laag niveau terwijl de voorraden meer dan verdubbelden. De verslechterende situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de beoordelingsperiode werd overigens mede bevestigd door de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid, de kasstroom, de werkgelegenheid en de investeringen. |
(61) |
Gezien het bovenstaande, werd voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3 van de basisverordening. |
5. OORZAKELIJK VERBAND
5.1. Inleiding
(62) |
Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping van het betrokken product uit China zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Gemeenschap terzelfder tijd schade kon hebben geleden, werden eveneens onderzocht, om te voorkomen dat mogelijke schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping wordt toegeschreven. |
5.2. Gevolgen van de invoer met dumping
(63) |
De verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap viel samen met de sterke stijging van de invoer met dumping uit China. Die nam tussen 2005 en het OT met meer dan 150 % toe en het marktaandeel verdrievoudigde bijna tijdens de beoordelingsperiode. In die periode daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap fors met 32 %. Tegelijkertijd ging een aanzienlijk deel van het marktaandeel verloren en bijna alle andere schade-indicatoren, zoals productie, bezettingsgraad, investeringen, winstgevendheid, kasstroom en werkgelegenheid, vertoonden tijdens de beoordelingsperiode een aanzienlijke negatieve ontwikkeling. |
(64) |
Hoewel de prijzen van de invoer met dumping aan het begin van de beoordelingsperiode stegen, daalden zij in de resterende periode gestaag en fors met 19 %. Ofschoon de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn prijzen met 8 % heeft verlaagd, bleef de invoer met dumping uit China constant onder de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap en onderbood die tijdens het OT met 30 tot 35 %. |
(65) |
Tegen de achtergrond van een negatieve economische situatie, met name tijdens het OT, die verband houdt met de economische crisis die vooral de automobielindustrie heeft getroffen, daalden de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Gemeenschap drie keer zoveel als het verbruik in de Gemeenschap. Dit heeft geleid tot een scherpe daling van het marktaandeel, dat volledig werd ingenomen door de invoer uit China. Tegelijkertijd liepen ook de productie en bezettingsgraad sterk terug en namen de voorraden met meer dan 100 % toe. |
(66) |
De conclusie luidt dan ook dat in de negatieve economische context het grote volume aan laaggeprijsde invoer met dumping uit China een aanzienlijke negatieve invloed heeft gehad op de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT. |
5.3. Gevolgen van andere factoren
(67) |
De andere factoren die bij de analyse van het oorzakelijk verband zijn onderzocht, waren de ontwikkeling van het verbruik in de Gemeenschap, de kostenontwikkeling binnen de bedrijfstak van de Gemeenschap en met name van de grondstoffenprijzen (molybdeenoxyde), zijn uitvoerprestaties en de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode. |
5.3.1. Ontwikkeling van de vraag
(68) |
Uit het onderzoek bleek dat de vraag op de communautaire markt tijdens de beoordelingsperiode met 10 % is teruggelopen. In eerste instantie steeg het verbruik tussen 2005 en 2008 met 4 %, om vervolgens in de context van de economische crisis en de gevolgen daarvan voor de automobielsector, tussen 2008 en het OT met 14 % te dalen. |
(69) |
Zoals uitgelegd in overweging 65 hierboven, daalden de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Gemeenschap veel meer (- 32 %) dan het verbruik in de Gemeenschap (- 10 %) toen de invoer uit China in de beoordelingsperiode spectaculair toenam. Het door de bedrijfstak van de Gemeenschap verloren marktaandeel werd volledig ingenomen door de invoer uit China. Vandaar dat de negatieve ontwikkeling van het verbruik de spectaculaire verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het OT niet kan verklaren. |
5.3.2. Grondstofprijzen op de communautaire markt
(70) |
Tijdens de beoordelingsperiode slaagde de bedrijfstak van de Gemeenschap erin zijn kostprijs per eenheid met 6 % te verlagen. Opgemerkt zij dat de prijs van molybdeenoxide, de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het betrokken product, tijdens de beoordelingsperiode een dalende tendens vertoonde. Daarom moeten de negatieve economische situatie en de tijdens het OT geleden financiële verliezen niet aan de hogere kosten worden toegeschreven, maar eerder aan de daling van de verkoopprijzen in die periode (- 8 %). |
5.3.3. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(71) |
Het schadeonderzoek richtte zich op de analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt, de kernmarkt van die bedrijfstak. De analyse van zijn uitvoerprestaties als factor die schade zou kunnen hebben veroorzaakt, wees uit dat de verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap in het buitenland tijdens de beoordelingsperiode betrekkelijk bescheiden is gebleven. Deze uitvoer maakte minder dan 10 % van de totale verkoop in het OT uit. Tabel 9
|
(72) |
Ofschoon er tijdens de beoordelingsperiode sprake was van een dalende ontwikkeling van de uitvoer in overeenstemming met de wereldwijde negatieve situatie in de automobielsector vanaf 2008, is de communautaire markt altijd de kernmarkt van de bedrijfstak van de Gemeenschap gebleven. Vandaar dat een negatief effect van de daling van het exportvolume op de economische situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap slechts te verwaarlozen kon zijn. |
5.3.4. Invoer uit andere derde landen
(73) |
Wereldwijd is het aantal producenten van molybdeendraad zeer beperkt. Naast China zijn de VS de belangrijkste exporteur naar de Gemeenschap. Verder was er tijdens de beoordelingsperiode sprake van een te verwaarlozen invoer uit India en Japan. |
(74) |
Uit de exportgegevens die werden ingediend door de enige producent van het soortgelijke product in de VS die zijn medewerking aan het onderzoek verleende, bleek dat de invoer van het betrokken product uit de VS tijdens het OT tussen 15 en 20 % uitmaakte van de communautaire markt, maar dat deze invoer tijdens de beoordelingsperiode met 21 % was afgenomen. De grootste daling, met maar liefst 17 %, deed zich voor tussen 2008 en het OT. Om redenen van vertrouwelijkheid worden de gegevens in tabel 9 hieronder in geïndexeerde vorm gegeven. Tabel 10
|
(75) |
Het onderzoek wees ook uit dat tijdens het OT de prijzen bij invoer uit de VS niet alleen aanzienlijk hoger waren dan de Chinese dumpingprijzen maar ook in dezelfde orde van grootte lagen als de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap, wat erop duidt dat ook de Amerikaanse invoerprijzen door de invoer met dumping uit China zijn getroffen. Een negatief effect van de invoer uit de VS op de communautaire markt is daarom niet van dien aard dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit China en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade wordt verbroken. |
5.3.5. Andere communautaire producent
(76) |
Uit de beschikbare informatie bleek dat de andere communautaire producent slechts een beperkte afzet op de communautaire markt had. Daarom kan de aanwezigheid van die producent op de communautaire markt niet de oorzaak zijn van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. |
5.4. Conclusie inzake het oorzakelijk verband
(77) |
De door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade kwam hoofdzakelijk tot uiting in verliezen aan productie, verkoopvolume en marktaandeel. De door de lage bezettingsgraad verloren gegane schaalvoordelen leidden tot een algemene negatieve situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Uit het onderzoek bleek ook dat de door de invoer met dumping uitgeoefende prijsdruk de bedrijfstak van de Gemeenschap ertoe noopte zijn prijzen met 8 % te verlagen en zo zijn financiële situatie met name tijdens het OT verzwakte. |
(78) |
De verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap viel samen met een sterke stijging van de uit China ingevoerde hoeveelheden tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap voortdurend onderboden. Dit verklaart waarom de invoer uit China een aanzienlijk marktaandeel op de communautaire markt innam. |
(79) |
Het onderzoek van de andere bekende factoren die schade hadden kunnen veroorzaken aan de bedrijfstak van de Gemeenschap wees uit dat geen daarvan een aanzienlijk effect had kunnen hebben op die bedrijfstak en het oorzakelijk verband tussen invoer met dumping en de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap niet zou kunnen verbreken, met name tijdens het OT. |
(80) |
Op grond van bovenstaande analyse, waarbij de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden onderscheiden van de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, was de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping uit China aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden. |
6. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
6.1. Opmerking vooraf
(81) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of er dwingende redenen waren die tot de conclusie konden leiden dat het niet in het belang van de Gemeenschap is om antidumpingrechten op de invoer uit het betrokken land in te stellen. De Commissie heeft vragenlijsten verzonden naar alle in de klacht vermelde importeurs, handelaren en gebruikers. De vragenlijst werd door één handelaar en één gebruiker beantwoord. |
(82) |
Op basis van de aldus ingewonnen gegevens werden de volgende voorlopige conclusies getrokken. |
6.2. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(83) |
Molybdeendraad is een essentieel product in alle commerciële activiteiten van de klagende producent. In wezen moet dit bedrijf voldoende produceren om de productie van hoogwaardigere producten in dezelfde productieketen, die bijvoorbeeld in de verlichtingsindustrie gebruikt worden, te ondersteunen. Zulks voornamelijk om de vaste kosten per eenheid laag te houden. |
(84) |
Gezien het bovenstaande zou niet-instelling van antidumpingrechten nog meer negatieve gevolgen voor de handel in molybdeendraad hebben en tot een situatie kunnen leiden waarin de invoer uit China de bedrijfstak van de Gemeenschap voor molybdeendraad uit de markt drukt. |
(85) |
Geconcludeerd wordt dat instelling van de voorgestelde maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in de gelegenheid stelt de productievolumes te vergroten, een deel van het door dumping verloren marktaandeel terug te veroveren en zo van de schade veroorzakende dumping te herstellen. |
(86) |
Daarom wordt geconcludeerd dat de instelling van voorlopige antidumpingmaatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat zal stellen de levensvatbaarheid van zijn molybdeendraadsector en bijgevolg van de hele sector die van dit belangrijke product afhankelijk is, veilig te stellen. |
6.3. Belang van de importeurs, handelaren en gebruikers in de Gemeenschap
(87) |
Hoewel met tal van partijen, waaronder verenigingen van importeurs en gebruikers alsook individuele ondernemingen contact werd opgenomen, was de medewerking zeer gering. |
(88) |
Uit het onderzoek bleek dat er handelaren zijn die molybdeendraad hetzij van de bedrijfstak van de Gemeenschap, hetzij van Chinese producenten betrekken en het direct doorverkopen aan de automobielindustrie. Enkele andere ondernemingen leveren diensten aan de automobielindustrie. Overigens had niet één gebruiker binnen de automobielindustrie zich in het onderzoek gemeld. Dit leek het argument van de bedrijfstak van de Gemeenschap te staven dat het aandeel van de kosten van het betrokken product in de totale kosten van de automobielindustrie uiterst gering is. |
(89) |
Aan de drie in de klacht genoemde bekende importeurs werden vragenlijsten toegezonden. Eén importeur verklaarde uitdrukkelijk dat hij geen medewerking aan het onderzoek wilde verlenen en een andere importeur reageerde niet op ons verzoek. Slechts één handelaar, gevestigd in Duitsland, meldde zich en verleende medewerking. |
(90) |
De vragenlijsten werden ook opgestuurd aan de 18 in de klacht genoemde gebruikers. Slechts één gebruiker echter, gevestigd in Italië en tijdens het OT goed voor tussen de 35 en 50 % van de invoer van molybdeendraad uit China, verleende medewerking aan het onderzoek. |
(91) |
De importeurs en handelaren betrokken hun molybdeendraad volgens de door de medewerkende handelaar verstrekte gegevens uitsluitend van communautaire producenten. Vandaar dat instelling van de voorgestelde maatregelen niet op hun activiteiten van invloed zal zijn. |
(92) |
De geringe belangstelling die door de communautaire importeurs van en handelaren in het betrokken product voor dit onderzoek aan de dag is gelegd, doet vermoeden dat instelling van de voorgestelde voorlopige antidumpingmaatregelen geen aanmerkelijk effect op hun activiteiten zal hebben. |
(93) |
Wat de medewerkende gebruiker in Italië betreft, heeft het onderzoek uitgewezen dat die grote hoeveelheden molybdeendraad uit China heeft ingevoerd. Deze onderneming voert oppervlaktebehandelingen uit, voornamelijk voor de automobielindustrie. De handel in het betrokken product maakt tussen de 15 en 25 % van de totale omzet uit. |
(94) |
Instelling van het voorgestelde antidumpingrecht zal dus waarschijnlijk tot hogere kosten bij de coatingdivisie van die gebruiker leiden. Dit zou echter niet significant van invloed zijn op de totale winst van de onderneming. In het slechtste geval, aangenomen dat deze gebruiker niet in staat zou een deel van de kostenstijging aan zijn klanten door te berekenen, zou de tijdens het OT op divisieniveau gemaakte winst enigszins negatief uitvallen en op ondernemingsniveau enkele procentpunten lager. |
(95) |
Gelet op het bovenstaande is het duidelijk dat instelling van antidumpingmaatregelen een negatief effect zal hebben op de coatingdivisie van deze specifieke gebruiker, die zijn producten uitsluitend van China betrekt. Aangezien deze gebruiker echter qua betrouwbaarheid en aanbodzekerheid voor zijn klanten een sterke positie in deze nichemarkt inneemt, zou hij in staat moeten zijn althans een deel van de kostenstijging aan zijn klanten door te berekenen en/of molybdeendraad van andere bronnen te betrekken. Dit zou het negatieve effect van de voorgestelde maatregelen deels beperken. |
(96) |
Daarom luidde de voorlopige conclusie dat, alles in aanmerking genomen, de antidumpingmaatregelen hoogstwaarschijnlijk geen significante gevolgen zullen hebben voor algemene situatie van de gebruikers van het betrokken product in de Gemeenschap. |
6.4. Verstoring van concurrentie en handel
(97) |
Uit het onderzoek is gebleken dat er wereldwijd een beperkt aantal ondernemingen is die het betrokken product vervaardigen en verkopen. Daarom werd onderzocht of het gevaar bestaat dat de instelling van antidumpingmaatregelen leidt tot verstoring van de handel op de communautaire markt en met name tot tekorten. Ofschoon het waarschijnlijk is dat de invoer van molybdeendraad uit China met de instelling van antidumpingmaatregelen zal dalen, ziet het ernaar uit dat er geen tekort op de communautaire markt zal ontstaan aangezien het onderzoek heeft uitgewezen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap capaciteit beschikbaar heeft om aan de vraag te voldoen. Daarnaast zijn er enkele alternatieve leveranciers, zoals de VS. |
(98) |
Aangezien het voorgestelde antidumpingrecht opnieuw gelijke spelregels tot stand zou brengen, valt te verwachten dat de Chinese producenten-exporteurs in de Gemeenschap molybdeendraad zullen kunnen blijven verkopen, zij het tegen geen schade veroorzakende prijzen. |
(99) |
Anderzijds zal, indien geen antidumpingmaatregelen worden ingesteld, de bedrijfstak van de Gemeenschap, zoals uiteengezet in overweging 86 hierboven, niet in staat zijn verdere verliezen aan productie en verkoopvolume op zijn kernmarkt te dragen. Het overleven van de bedrijfstak in een sector die verder gaat dan het soortgelijk product, zou daarom op het spel staan. Aangezien de bedrijfstak van de Gemeenschap meer dan 50 % van de communautaire markt belevert, zou het verdwijnen ervan zeer waarschijnlijk leiden tot een tekort aan molybdeendraad op de communautaire markt, in ieder geval tot wanneer de invoer de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft vervangen. |
6.5. Conclusie inzake het belang van de Gemeenschap
(100) |
Gezien deze overwegingen luidt de voorlopige conclusie dat er, gezien de beschikbare informatie over het belang van de Gemeenschap, over het geheel genomen geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van voorlopige maatregelen op de invoer van molybdeendraad van oorsprong uit China pleiten. |
7. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
7.1. Schademarge
(101) |
Gezien de conclusies inzake dumping, de door die dumping veroorzaakte schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door de invoer met dumping uit China. |
(102) |
Om de hoogte van de voorlopige rechten te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap op te heffen. |
(103) |
Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Gemeenschap in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Gemeenschap door een dergelijke bedrijfstak kan worden behaald. Er zij aan herinnerd dat 2007 een jaar in de beoordelingsperiode was waarin de bedrijfstak van de Gemeenschap winst maakte. De winstmarge vóór belasting die voor deze berekening is gebruikt, ligt derhalve in de orde van grootte van 0-5 %; dit percentage is gebaseerd op de in bovengenoemd jaar gemaakte winst. Op basis hiervan werd voor het soortgelijke product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Gemeenschap geen schade lijdt. |
(104) |
De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens berekend door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs, gecorrigeerd voor de kosten na invoer en de douanerechten, die bij de berekening van de prijsonderbieding was vastgesteld, met de geen schade veroorzakende prijs van producten die door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt worden verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt als percentage van de totale waarde bij invoer. |
7.2. Voorlopige maatregelen
(105) |
Gelet op het voorgaande wordt geoordeeld dat, overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening, een voorlopig antidumpingrecht moet worden ingesteld op invoer uit China die overeen moeten stemmen met de dumpingmarge of met de schademarge indien deze lager is. In dit geval moet het recht bijgevolg worden vastgesteld op het niveau van de vastgestelde schademarge. |
(106) |
Het voorgestelde antidumpingrecht is als volgt:
|
8. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(107) |
Bovenstaande voorlopige bevindingen worden meegedeeld aan alle belanghebbenden, die de gelegenheid zullen krijgen hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te vragen te worden gehoord. Hun opmerkingen worden geanalyseerd en, wanneer dat gerechtvaardigd is, in aanmerking genomen vooraleer tot een definitieve vaststelling wordt overgegaan. Voorts dient te worden vermeld dat alle bevindingen betreffende de instelling van antidumpingrechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de vaststelling van definitieve bevindingen kunnen worden herzien, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op molybdeendraad met ten minste 99,5 gewichtspercenten molybdeen en een grootste afmeting der dwarsdoorsnede van meer dan 1,35 mm doch niet meer dan 4,0 mm in diameter, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8102 96 00 (TARIC-code 8102960010).
2. Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, grens Gemeenschap, voor inklaring, van het in lid 1 genoemde product bedraagt 64,3 %.
3. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Gemeenschap van de in lid 1 genoemde producten moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen betreffende douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.
Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 kunnen belanghebbenden, binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening, opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2009.
Voor de Commissie
De Voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(2) PB C 84 van 8.4.2009, blz. 5.
(3) Gebaseerd op een vergelijking van de totale uitvoer van de Jinduicheng-groep met gecorrigeerde Eurostat-gegevens over de desbetreffende GN-code. Om redenen van vertrouwelijkheid wordt het aandeel van haar uitvoer in de totale uit China geïmporteerde hoeveelheid als orde van grootte gegeven.
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/27 |
VERORDENING (EU) Nr. 1248/2009 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2009
houdende vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 676/2009 van de Commissie (2) is een inschrijving geopend voor de vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in Spanje, van oorsprong uit derde landen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), kan de Commissie, volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure, besluiten een maximumkorting op het invoerrecht vast te stellen. Voor de vaststelling van die korting moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 vastgestelde criteria. |
(3) |
Toegewezen wordt aan inschrijvers wier offerte gelijk is aan of lager is dan de maximumkorting op het invoerrecht. |
(4) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de van 4 december tot en met 17 december 2009 meegedeelde offertes in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde inschrijving wordt de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 16,60 EUR/t voor een totale hoeveelheid van maximaal 91 450 t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2009.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 196 van 28.7.2009, blz. 6.
(3) PB L 340 van 19.12.2008, blz. 57.
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/28 |
VERORDENING (EU) Nr. 1249/2009 VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2009
houdende vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in het kader van de in Verordening (EG) nr. 677/2009 bedoelde openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 677/2009 van de Commissie (2) is een inschrijving geopend voor de vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in Portugal, van oorsprong uit derde landen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), kan de Commissie, volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure, besluiten een maximumkorting op het invoerrecht vast te stellen. Voor de vaststelling van die korting moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 vastgestelde criteria. |
(3) |
Toegewezen wordt aan inschrijvers wier offerte gelijk is aan of lager is dan de maximumkorting op het invoerrecht. |
(4) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de van 4 december tot en met 17 december 2009 meegedeelde offertes in het kader van de in Verordening (EG) nr. 677/2009 bedoelde inschrijving wordt de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 15,60 EUR/t voor een totale hoeveelheid van maximaal 31 000 t.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 18 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2009.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal voor Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 196 van 28.7.2009, blz. 7.
(3) PB L 340 van 19.12.2008, blz. 57.
BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE NIET VERPLICHT IS
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/29 |
RICHTLIJN 2009/159/EU VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2009
tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (1), en met name op artikel 8, lid 2,
Na raadpleging van het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig de veiligheidsbeoordelingsstrategie voor haarkleurstoffen is met de lidstaten en de belanghebbenden overeengekomen dat de wetenschappelijke gegevens over de reactieproducten die door oxiderende haarkleurstoffen op de hoofdhuid worden gevormd en de veiligheid van die stoffen voor de consument op 31 december 2007 aan het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) voorgelegd zouden moeten zijn. |
(2) |
Momenteel is het gebruik van 31 haarkleurstoffen in cosmetische producten voorlopig toegestaan tot en met 31 december 2009, met inachtneming van de grenzen en voorwaarden in het tweede deel van bijlage III bij Richtlijn 76/768/EEG. De cosmetica-industrie heeft de gevraagde wetenschappelijke gegevens over de veiligheid van de reactieproducten die door oxiderende haarkleurstoffen worden gevormd, vóór de afgesproken datum van 31 december 2007 aan het WCCV verstrekt. |
(3) |
Het WCCV heeft de overgelegde veiligheidsgegevens geëvalueerd. In januari 2009 concludeerde het WCCV in zijn advies dat het niet in staat was een definitief oordeel te geven over het risico van de reactieproducten van oxiderende haarkleurstoffen, omdat de door de industrie verstrekte gegevens onvolledig waren. De cosmetica-industrie heeft eind september 2009 de ontbrekende gegevens verstrekt. |
(4) |
Gezien het bovenstaande zullen de risicobeoordeling van de nieuwe ingediende gegevens en het definitieve advies van het WCCV over de veiligheid van de reactieproducten niet gereed zijn vóór 31 december 2009, de voorlopige einddatum voor het gebruik van de in het tweede deel van bijlage III opgenomen stoffen. |
(5) |
De definitieve regeling voor de 31 haarkleurstoffen in het tweede deel van bijlage III op basis van een risicobeoordeling van de reactieproducten ervan, en de omzetting daarvan in de wetgeving van de lidstaten zullen dus niet vóór die voorlopige einddatum hun beslag krijgen. Daarom moet het voorlopige gebruik van die stoffen in cosmetische producten met inachtneming van de huidige grenzen en voorwaarden in het tweede deel van bijlage III worden verlengd. De nieuwe voorgestelde termijn tot 31 december 2010 wordt voldoende geacht om deze stoffen definitief te regelen. |
(6) |
Richtlijn 76/768/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 76/768/EEG
In het tweede deel van bijlage III bij Richtlijn 76/768/EEG wordt bij de rangnummers 3, 4, 5, 6, 10, 11, 12, 16, 19, 20, 21, 22, 25, 26, 27, 29, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 44, 48, 49, 50, 55 en 56 in kolom g de datum „31.12.2009” vervangen door „31.12.2010”.
Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2010.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 december 2009.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/31 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 14 december 2009
tot wijziging van Beschikking 2009/177/EG wat betreft uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status van bepaalde lidstaten, gebieden en compartimenten voor bepaalde ziekten bij waterdieren
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9888)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/975/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (1), en met name op artikel 44, lid 2, eerste alinea, en artikel 49, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking 2009/177/EG van de Commissie van 31 oktober 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad wat betreft bewakings- en uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status van lidstaten, gebieden en compartimenten (2) zijn modelformulieren vastgesteld voor de indiening door de lidstaten van uitroeiingsprogramma’s ter goedkeuring overeenkomstig Richtlijn 2006/88/EG en voor de indiening van stukken ter erkenning van de ziektevrije status overeenkomstig die richtlijn. |
(2) |
Deel B van bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG bevat lijsten van lidstaten, gebieden en compartimenten waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2006/88/EG goedgekeurde uitroeiingsprogramma’s gelden. Deel C van die bijlage bevat lijsten van lidstaten, gebieden en compartimenten die overeenkomstig die richtlijn ziektevrij zijn verklaard. |
(3) |
Denemarken heeft overeenkomstig Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (3) bij de Commissie een meerjarenprogramma ingediend voor de uitroeiing van virale hemorragische septikemie (VHS) voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. Dat programma werd goedgekeurd bij Beschikking 2008/897/EG van de Commissie van 28 november 2008 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2009 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (4). Dat programma voldoet aan de in Beschikking 2009/177/EG vastgestelde voorschriften voor goedkeuring en dient daarom te worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG. Daarom moeten de onder dat programma vallende gebieden worden opgenomen in deel B van de lijst in bijlage I bij die beschikking. |
(4) |
Artikel 12 van Beschikking 2009/177/EG voorziet in een afwijking van Richtlijn 2006/88/EG op grond waarvan lidstaten onder bepaalde voorwaarden geen uitroeiingsprogramma’s ter goedkeuring hoeven in te dienen die met het oog op het verkrijgen van de status van erkend gebied ten aanzien van VHS zijn goedgekeurd bij Beschikking 2003/634/EG van de Commissie van 28 augustus 2003 houdende goedkeuring van programma’s ter verkrijging van de status van erkend gebied of erkend bedrijf in een niet-erkend gebied ten aanzien van virale hemorragische septikemie (VHS) en infectieuze hematopoëtische necrose (IHN) bij vis (5). |
(5) |
Bij Beschikking 2003/634/EG is een door Finland ingediend programma goedgekeurd ter verkrijging van de status van erkend gebied ten aanzien van VHS. Finland heeft nu een verslag over dat programma ingediend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2009/177/EG. Daarom moeten de onder dat programma vallende gebieden worden opgenomen in de lijst in deel B van bijlage I bij die beschikking. |
(6) |
Duitsland heeft overeenkomstig Beschikking 90/424/EEG bij de Commissie een meerjarenprogramma ingediend voor de uitroeiing van het koi-herpesvirus (KHV). Dat programma werd bij Beschikking 2008/897/EG goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. Dat programma voldoet aan de in Beschikking 2009/177/EG vastgestelde voorschriften voor goedkeuring en dient daarom te worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG. Daarom moeten de onder dat programma vallende gebieden worden opgenomen in deel B van de lijst in bijlage I bij die beschikking. |
(7) |
Het gehele grondgebied van het Verenigd Koninkrijk is momenteel opgenomen in deel C van bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG als ziektevrij verklaard overeenkomstig Richtlijn 2006/88/EG ten aanzien van infectieuze zalmanemie (ISA). Het Verenigd Koninkrijk heeft gemeld dat er ISA is geconstateerd in een compartiment dat tot dan toe ISA-vrij was verklaard. Daarom moet de vermelding voor die lidstaat wat ISA betreft in de lijst in deel C van bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG worden gewijzigd. |
(8) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft nu ter goedkeuring een programma ingediend voor de uitroeiing van ISA in de zuidwestelijke Shetlandeilanden. Dat programma voldoet aan de voorschriften van Beschikking 2009/177/EG. Daarom moet het worden goedgekeurd en moeten de zuidwestelijke Shetlandeilanden worden opgenomen in deel B van de lijst in bijlage I bij die beschikking. |
(9) |
Bij Beschikking 2003/634/EG is een door het Verenigd Koninkrijk ingediend programma goedgekeurd ter verkrijging van de status van erkend gebied ten aanzien van VHS. Het Verenigd Koninkrijk heeft nu een verslag over dat programma ingediend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2009/177/EG teneinde voor die gebieden de ziektevrije status te verkrijgen. Dat verslag voldoet aan de voorschriften van Beschikking 2009/177/EG. Daarom moeten die gebieden worden opgenomen in de lijst in deel C van bijlage I bij die beschikking. |
(10) |
Daarnaast is de hele kustlijn van Noord-Ierland, met uitzondering van Lough Foyle, momenteel opgenomen in de lijst in deel C van bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG als zijnde ziektevrij verklaard ten aanzien van besmetting met Bonamia ostreae. Het Verenigd Koninkrijk heeft nu gemeld dat er besmetting met Bonamia ostreae is geconstateerd in Strangforth Lough op die kustlijn. Strangforth Lough moet daarom worden uitgesloten van het ziektevrij verklaarde grondgebied in de lijst in deel C van bijlage I bij die beschikking. |
(11) |
Beschikking 2009/177/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Beschikking 2009/177/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 14 december 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.
(2) PB L 63 van 7.3.2009, blz. 15.
(3) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.
(4) PB L 322 van 2.12.2008, blz. 39.
(5) PB L 220 van 3.9.2003, blz. 8.
BIJLAGE
De delen B en C van bijlage I komen als volgt te luiden:
„DEEL B
Lidstaten, gebieden en compartimenten waarvoor goedgekeurde uitroeiingsprogramma’s gelden
Ziekte |
Lidstaat |
ISO-code |
Geografische begrenzing van het gebied waarvoor een uitroeiingsprogramma geldt (lidstaat, gebieden of compartimenten) |
Virale hemorragische septikemie (VHS) |
Denemarken |
DK |
De volgende stroomgebieden: Tim Å, Hover Å, Heager Å, Velling Å, Skjern Å, Hemmet Mølle Bæk, Lydum Å, Kongeå, Kolding Å, Vejle Å en Holmsland Klit |
|
Finland |
FI |
De provincie Åland De gemeenten Uusikaupunki, Pyhäranta en Rauma |
Infectieuze hematopoëtische necrose (IHN) |
|
|
|
Koi-herpesvirus (KHV) |
Duitsland |
DE |
De deelstaat Saksen |
Infectieuze zalmanemie (ISA) |
Verenigd Koninkrijk |
UK |
Zuidwestelijke Shetlandeilanden |
Besmetting met Marteilia refringens |
|
|
|
Besmetting met Bonamia ostreae |
|
|
|
White spot disease |
|
|
|
DEEL C
Ziektevrij verklaarde lidstaten, gebieden en compartimenten
Ziekte |
Lidstaat |
ISO-code |
Geografische begrenzing van het ziektevrije gebied (lidstaat, gebieden of compartimenten) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Virale hemorragische septikemie (VHS) |
Denemarken |
DK |
De stroomgebieden en de kustgebieden van:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ierland |
IE |
Alle continentale en kustgebieden op Iers grondgebied, met uitzondering van:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cyprus |
CY |
Alle continentale gebieden op Cypriotisch grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Finland |
FI |
Alle continentale en kustgebieden op Fins grondgebied, met uitzondering van:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zweden |
SE |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigd Koninkrijk |
UK |
Alle continentale en kustgebieden in Groot-Brittannië, Noord-Ierland, Guernsey, het eiland Man en Jersey |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Infectieuze hematopoëtische necrose (IHN) |
Denemarken |
DK |
Het hele grondgebied |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ierland |
IE |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cyprus |
CY |
Alle continentale gebieden op Cypriotisch grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Finland |
FI |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zweden |
SE |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigd Koninkrijk |
UK |
Alle continentale en kustgebieden in Groot-Brittannië, Noord-Ierland, Guernsey, het eiland Man en Jersey |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koi-herpesvirus (KHV) |
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Infectieuze zalmanemie (ISA) |
België |
BE |
Het hele grondgebied |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bulgarije |
BG |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tsjechië |
CZ |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Denemarken |
DK |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Duitsland |
DE |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Estland |
EE |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ierland |
IE |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Griekenland |
EL |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Spanje |
ES |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Frankrijk |
FR |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Italië |
IT |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cyprus |
CY |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Letland |
LV |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Litouwen |
LT |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luxemburg |
LU |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hongarije |
HU |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Malta |
MT |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederland |
NL |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oostenrijk |
AT |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Polen |
PL |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Portugal |
PT |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Roemenië |
RO |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slovenië |
SI |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slowakije |
SK |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Finland |
FI |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zweden |
SE |
Het hele grondgebied |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigd Koninkrijk |
UK |
Alle continentale en kustgebieden in Groot-Brittannië, Noord-Ierland, Guernsey, het eiland Man en Jersey, met uitzondering van de zuidwestelijke Shetlandeilanden |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Besmetting met Marteilia refringens |
Ierland |
IE |
Het gehele grondgebied |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigd Koninkrijk |
UK |
De gehele kustlijn van Groot-Brittannië De gehele kustlijn van Noord-Ierland De gehele kustlijn van Guernsey en Herm Het kustgebied van de Staten van Jersey: het gebied bestaat uit het gebied dat bij eb droogvalt en het kustgebied tussen de gemiddelde hoogwaterlijn op het eiland Jersey en een denkbeeldige lijn op drie zeemijl van de gemiddelde laagwaterlijn van het eiland Jersey. Het gebied ligt in de Normandisch-Bretonse golf, in het zuidelijke deel van het Kanaal. De gehele kustlijn van het eiland Man |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Besmetting met Bonamia ostreae |
Ierland |
IE |
De gehele kustlijn van Ierland, met uitzondering van:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigd Koninkrijk |
UK |
De gehele kustlijn van Groot-Brittannië, met uitzondering van:
De gehele kustlijn van Noord-Ierland, met uitzondering van:
De gehele kustlijn van Guernsey, Herm en het eiland Man Het kustgebied van de Staten van Jersey: het gebied bestaat uit het gebied dat bij eb droogvalt en het kustgebied tussen de gemiddelde hoogwaterlijn op het eiland Jersey en een denkbeeldige lijn op drie zeemijl van de gemiddelde laagwaterlijn van het eiland Jersey. Het gebied ligt in de Normandisch-Bretonse golf, in het zuidelijke deel van het Kanaal. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
White spot disease” |
|
|
|
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/36 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 15 december 2009
tot wijziging van bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG van de Raad wat betreft diagnosestests voor endemische runderleukose
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9951)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/976/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op artikel 16, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 64/432/EEG is van toepassing op het handelsverkeer in runderen binnen de Unie en hoofdstuk II van bijlage D stelt de diagnosetests voor endemische runderleukose (EBL) vast die moeten worden gebruikt voor de bestrijding en uitroeiing van die ziekte en voor toezicht en bewaking, alsmede voor de vaststelling en handhaving van de officieel endemischerunderleukosevrije status van een rundveebeslag en de voor het handelsverkeer in runderen binnen de Unie vereiste certificering. |
(2) |
Hoofdstuk II van bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG bepaalt dat de tests voor EBL moeten worden uitgevoerd met de agargel-immunodiffusietest (AGID) met gebruik van antigeen dat is gestandaardiseerd ten opzichte van het officiële EG-standaardserum (EI-serum) of met enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) dat is gestandaardiseerd ten opzichte van het E4-serum. Beide standaardsera worden geleverd door het National Veterinary Institute, Technical University of Denmark. |
(3) |
Er is onlangs een nieuw EBL-standaardserum (E05-serum) ontwikkeld door het referentielaboratorium voor endemische runderleukose van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) in Duitsland (Friedrich-Loeffler-Institut) in samenwerking met de referentielaboratoria van de OIE in het Verenigd Koninkrijk (Veterinary Laboratories Agency) en Polen (National Veterinary Research Institute) na te zijn getest in een ringonderzoek tussen die laboratoria. Het E05-serum is ten opzichte van de EI- en E4-sera met verschillende AGID's en ELISA's gevalideerd en vervolgens als een geaccrediteerd OIE-standaardserum opgenomen in deel B(2) van hoofdstuk 2.4.11 van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE, zesde editie, 2008. Dit serum is verkrijgbaar bij het referentielaboratorium van de OIE voor endemische runderleukose in Duitsland. |
(4) |
Bovendien heeft het National Veterinary Institute, Technical University of Denmark, de Commissie meegedeeld dat het niet langer in staat is zijn verplichtingen na te komen wat betreft de levering van de standaardsera, als momenteel bepaald in hoofdstuk II van bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG. |
(5) |
De Duitse bevoegde autoriteiten en het Friedrich-Loeffler-Institut hebben ermee ingestemd om leverancier te worden van het E05-serum dat bijgevolg het nieuwe officiële standaardserum van de Europese Unie (EU) voor EBL zal worden. |
(6) |
Richtlijn 64/432/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Hoofdstuk II van bijlage D bij Beschikking 64/432/EEG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 15 december 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.
BIJLAGE
Hoofdstuk II van bijlage D bij Richtlijn 64/432/EEG wordt vervangen door:
„HOOFDSTUK II
TESTS VOOR HET OPSPOREN VAN ENDEMISCHE RUNDERLEUKOSE
Voor de opsporing van endemische runderleukose wordt gebruikgemaakt van de agargel-immunodiffusietest (AGID) overeenkomstig het bepaalde in de delen A en B hieronder, of van de enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) overeenkomstig het bepaalde in deel C hieronder. De agargel-immunodiffusietest mag alleen worden gebruikt voor het testen van individuele monsters. Indien de testresultaten op een naar behoren gemotiveerde wijze worden betwist, wordt een aanvullende controle verricht met behulp van de agargel-immunodiffusietest.
De AGID en ELISA worden gestandaardiseerd ten opzichte van het E05-serum, dat het officiële EU-standaardserum is en wordt geleverd door:
Friedrich-Loeffler-Institut |
Bundesforschungsinstitut für Tiergesundheit |
Referentielaboratorium van de OIE voor endemische runderleukose (EBL) |
Südufer 10 |
17493 Greifswald — Insel Riems |
DUITSLAND. |
A. Agargel-immunodiffusietest op endemische runderleukose
1. |
Het bij deze test te gebruiken antigeen moet de glycoproteïnen van het runderleukosevirus bevatten. Het antigeen moet worden gestandaardiseerd ten opzichte van het E05-serum. |
2. |
De rijksinstituten, nationale referentielaboratoria of officiële instellingen die overeenkomstig artikel 6 bis zijn aangewezen voor de coördinatie van de diagnosenormen en -methoden van de tests voor endemische runderleukose, moeten worden belast met het standaardiseren van het standaardantigeen van het laboratorium ten opzichte van het E05-serum. |
3. |
Ten minste eenmaal per jaar dienen de in het laboratorium gebruikte standaardantigenen te worden voorgelegd aan de overeenkomstig artikel 6 bis aangewezen rijksinstituten, nationale referentielaboratoria of officiële instellingen om er ten opzichte van het E05-serum te worden getoetst. Bovendien kan het gebruikte antigeen ook worden gestandaardiseerd volgens de in deel B beschreven methode. |
4. |
Voor de uitvoering van de tests zijn de volgende reagentia vereist:
|
5. |
In de agar moeten zeven vochtvrije putjes worden gemaakt tot op de bodem van het schaaltje, en wel zodanig dat één putje in het midden ligt en de zes overige in een cirkel eromheen. Diameter van het centrale putje: 4 mm Diameter van de perifere putjes: 6 mm Afstand tussen het centrale en de perifere putjes: 3 mm |
6. |
Het centrale putje wordt gevuld met het standaardantigeen, de perifere putjes 1 en 4 (beschreven in B.3) met positief serum en de putjes 2, 3, 5 en 6 met testserum. De putjes moeten worden gevuld totdat de meniscus verdwijnt. |
7. |
Dit resulteert in onderstaande hoeveelheden reagentia:
|
8. |
Gedurende 72 uur bij kamertemperatuur (20-27 °C) incuberen in een gesloten vochtige kamer. |
9. |
Aflezing van de test is reeds mogelijk 24 en 48 uur na het begin van de incubatie, maar het definitieve resultaat wordt pas na 72 uur verkregen:
Indien de reactie geen uitsluitsel geeft, kan de test worden overgedaan met geconcentreerd serum. |
10. |
De putjes mogen volgens een ander patroon worden aangebracht, op voorwaarde dat het E05-serum in de verdunning 1:10 (in negatief serum) een positieve reactie te zien geeft. |
B. Methode voor standaardisatie van het antigeen
1. |
Oplossingen en materiaal:
|
2. |
Procedure: De agar (1,6 %) oplossen in de Tris/HCl-buffervloeistof door het mengsel voorzichtig te verwarmen tot 100 °C. Daarna gedurende ongeveer één uur in het waterbad (56 °C) plaatsen. Ook het verdunde runderleukoseserum in het waterbad (56 °C) plaatsen. Vervolgens 15 ml van de agaroplossing (56 °C) vermengen met de 15 ml runderleukoseserum (1:10), snel schudden en het mengsel in twee petrischaaltjes gieten, 15 ml in elk schaaltje. Deze procedure herhalen met het runderleukoseserum in de verdunning 1:5. Wanneer de agar hard is geworden, dienen daarin met het buisje putjes te worden gemaakt volgens onderstaand schema:
|
3. |
Toevoeging van antigeen:
|
4. |
Aanvullende aanwijzingen:
|
C. Enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) voor het opsporen van endemische runderleukose
1. |
De volgende materialen en reagentia moeten worden gebruikt:
|
2. |
Standaardisatie en gevoeligheid van de testmethode De gebruikte ELISA moet zo gevoelig zijn dat het E05-serum een positieve reactie te zien geeft wanneer het (voor serummonsters) 10 keer of (voor melkmonsters) 250 keer sterker is verdund dan de verdunning die met gegroepeerde individuele monsters wordt verkregen. Indien een testmethode wordt toegepast waarbij monsters (serum- en melkmonsters) individueel worden onderzocht, moet het E05-serum in de verdunning 1:10 (in negatief serum) of 1:250 (in negatieve melk) een positieve reactie te zien geven, wanneer het in eenzelfde verdunningsgraad wordt onderzocht als de individuele monsters. De in deel A, punt 2, genoemde instellingen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitscontrole van de ELISA en zij moeten met name voor elke productiepartij bepalen hoeveel monsters, naargelang van het voor het E05-serum verkregen gehalte, moeten worden gegroepeerd. |
3. |
Voorwaarden voor het gebruik van de ELISA bij endemische runderleukose
|
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/42 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2009
inzake een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2009 aan de door de lidstaten gedane uitgaven voor bepaalde projecten op het gebied van de controle, inspectie en bewaking van visserijactiviteiten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9935)
(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Griekse, de Italiaanse, de Letse, de Nederlandse, de Portugese, de Roemeense, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)
(2009/977/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad van 22 mei 2006 houdende communautaire financieringsmaatregelen voor de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid en op het gebied van het zeerecht (1), en met name op artikel 21,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op basis van verzoeken om medefinanciering door de Gemeenschap die door de lidstaten zijn ingediend in hun visserijcontroleprogramma’s voor 2009, heeft de Commissie Beschikking 2009/746/EG (2) goedgekeurd, maar een deel van de voor 2009 beschikbare middelen voor visserijcontrole zijn daardoor niet benut. |
(2) |
Dat onbenutte deel van de begroting voor 2009 moet nu worden toegewezen door middel van een nieuwe beschikking. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EG) nr. 861/2006 is de lidstaten verzocht verzoeken in te dienen voor aanvullende financiering voor de door de Commissie vastgestelde prioritaire gebieden, te weten automatisering en gegevensbeheer, nieuwe technologieën en seminars op het gebied van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO). |
(4) |
Op grond daarvan en met het oog op de budgettaire beperkingen zijn verzoeken om communautaire financiering in verband met acties zoals proefprojecten, alsmede de bouw van patrouillevaartuigen en -vliegtuigen, afgewezen, aangezien die niet gericht waren op de bovengenoemde prioritaire gebieden. |
(5) |
Activiteiten die zijn opgenomen in artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006, kunnen in aanmerking komen voor financiering door de Gemeenschap. |
(6) |
Aanvragen voor communautaire financiering moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 391/2007 van de Commissie (3). |
(7) |
Voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap moeten een maximumbedrag en een steunpercentage worden bepaald binnen de in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 aangegeven grenzen en moeten de voorwaarden voor de toekenning van die bijdrage worden vastgesteld. |
(8) |
Om de investeringen in door de Commissie vastgestelde prioritaire acties te stimuleren en vanwege de negatieve gevolgen van de financiële crisis voor de begroting van de lidstaten, moet voor de uitgaven voor de bovengenoemde prioritaire gebieden een hoog medefinancieringspercentage worden vastgesteld, binnen de bij artikel 15 van Verordening (EG) nr. 861/2006 vastgestelde grenzen. |
(9) |
Automatische plaatsbepalingsapparatuur kan voor een bijdrage in aanmerking komen mits deze voldoet aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (4). |
(10) |
Om voor die bijdrage in aanmerking te komen, moet elektronische registratie- en meldapparatuur voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1077/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1566/2007 (5). |
(11) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze beschikking wordt voor 2009 een financiële bijdrage van de Gemeenschap toegekend voor de door de lidstaten voor 2009 gedane uitgaven in verband met de tenuitvoerlegging van bepaalde projecten inzake de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) geldende toezicht- en controleregeling, als bedoeld in artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 861/2006. Tevens worden het bedrag voor iedere lidstaat, het steunpercentage en de voorwaarden voor toekenning van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld.
Artikel 2
Afsluiting van nog betaalbaar te stellen verplichtingen
Alle betalingen waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, moeten uiterlijk op 30 juni 2013 door de betrokken lidstaat worden voldaan. Betalingen die na die datum door een lidstaat worden gedaan, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Ongebruikte begrotingskredieten die betrekking hebben op deze beschikking, worden uiterlijk op 31 december 2014 geannuleerd.
Artikel 3
Nieuwe technologieën en IT-netwerken
1. Met inachtneming van de in bijlage I vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de in die bijlage bedoelde projecten betreffende de aanschaf en installatie van en technische bijstand voor computertechnologie en de totstandbrenging van IT-netwerken voor een efficiënte en veilige gegevensuitwisseling op het gebied van toezicht, controle en bewaking inzake visserijactiviteiten.
2. Voor uitgaven op grond van bijlage I in verband met satellietvolgsystemen voor vissersvaartuigen (VMS), elektronische registratie- en meldsystemen (ERS) of illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO), wordt het in lid 1 bedoelde medefinancieringspercentage vastgesteld op 95 %.
Artikel 4
Automatische plaatsbepalingsapparatuur
1. Met inachtneming van de in bijlage II vastgestelde grenzen mag een bijdrage van 95 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de in die bijlage bedoelde projecten betreffende de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van automatische plaatsbepalingsapparatuur waarmee visserijtoezichtcentra de vissersvaartuigen met behulp van een VMS op afstand kunnen volgen.
2. De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt beperkt tot 1 500 EUR per vaartuig.
3. Om voor de in lid 1 bedoelde financiële bijdrage in aanmerking te komen, moet de automatische plaatsbepalingsapparatuur aan de in Verordening (EG) nr. 2244/2003 vastgestelde eisen voldoen.
Artikel 5
Elektronische registratie- en meldsystemen
Met inachtneming van de in bijlage III vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage worden toegekend van 95 % van de subsidiabele uitgaven voor de in die bijlage bedoelde projecten betreffende de ontwikkeling, aanschaf en installatie van en de technische bijstand voor de voor ERS benodigde onderdelen, om ervoor te zorgen dat de gegevensuitwisseling op het gebied van toezicht, controle en bewaking inzake visserijactiviteiten efficiënt en veilig verloopt.
Artikel 6
Elektronische registratie- en meldapparatuur
1. Met inachtneming van de in bijlage IV vastgestelde grenzen mag een bijdrage van 95 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor uitgaven voor de in die bijlage bedoelde projecten betreffende de aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van elektronische registratie- en meldapparatuur waarmee vissersvaartuigen gegevens over visserijactiviteiten elektronisch kunnen registreren en aan een visserijtoezichtcentrum kunnen melden.
2. De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage wordt beperkt tot 3 000 EUR per vaartuig, onverminderd het bepaalde in lid 4.
3. Om voor een financiële bijdrage in aanmerking te komen, moet ERS-apparatuur aan de in Verordening (EG) nr. 1077/2008 vastgestelde eisen voldoen.
4. Voor apparatuur die ERS- en VMS-functies combineert en die aan de in de Verordeningen (EG) nr. 2244/2003 en (EG) nr. 1077/2008 vastgestelde eisen voldoet, wordt de in lid 1 van dit artikel bedoelde financiële bijdrage beperkt tot 4 500 EUR.
Artikel 7
Opleidings- en uitwisselingsprogramma’s
1. Met inachtneming van de in bijlage V vastgestelde grenzen mag een financiële bijdrage van 50 % van de subsidiabele uitgaven worden toegekend voor de in die bijlage bedoelde projecten betreffende opleidings- en uitwisselingsprogramma’s voor ambtenaren die zijn belast met toezicht-, controle- en bewakingstaken op visserijgebied.
2. Voor uitgaven op grond van bijlage V in de vorm van seminars in verband met illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO), wordt het in lid 1 bedoelde medefinancieringspercentage vastgesteld op 95 %.
Artikel 8
Totale maximumbijdrage van de Gemeenschap per lidstaat
De totale geplande uitgaven, de totale uitgaven voor op grond van deze beschikking geselecteerde projecten en de totale maximale bijdrage van de Gemeenschap per lidstaat die op grond van deze beschikking wordt toegewezen, zijn als volgt:
(in EUR) |
|||
Lidstaat |
Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma’s |
Uitgaven voor op grond van deze beschikking geselecteerde projecten |
Communautaire bijdrage |
Denemarken |
3 638 843 |
1 143 733 |
1 057 867 |
Duitsland |
2 426 282 |
1 017 000 |
828 400 |
Ierland |
1 143 000 |
800 000 |
300 000 |
Griekenland |
2 500 000 |
907 895 |
525 000 |
Spanje |
10 695 000 |
3 783 000 |
2 526 000 |
Italië |
4 990 000 |
3 140 000 |
2 897 500 |
Letland |
15 652 |
15 652 |
14 869 |
Nederland |
1 910 000 |
450 000 |
427 500 |
Portugal |
7 439 055 |
4 171 655 |
2 635 194 |
Roemenië |
15 600 |
15 600 |
7 800 |
Zweden |
1 550 000 |
700 000 |
600 000 |
Verenigd Koninkrijk |
1 153 763 |
911 161 |
779 870 |
Totaal |
37 477 195 |
17 055 696 |
12 600 000 |
Artikel 9
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Italiaanse Republiek, de Republiek Letland, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, Roemenië, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
Gedaan te Brussel, 16 december 2009.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 267 van 10.10.2009, blz. 20.
(3) PB L 97 van 12.4.2007, blz. 30.
(4) PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.
(5) PB L 295 van 4.11.2008, blz. 3.
BIJLAGE I
NIEUWE TECHNOLOGIEËN EN IT-NETWERKEN
(in EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma’s |
Uitgaven voor op grond van deze beschikking geselecteerde projecten |
Communautaire bijdrage |
Denemarken |
|||
DK/09/08 |
44 000 |
0 |
0 |
DK/09/09 |
1 333 333 |
0 |
0 |
Subtotaal |
1 377 333 |
0 |
0 |
Duitsland |
|||
DE/09/12 |
3 782 |
0 |
0 |
DE/09/15 |
20 000 |
0 |
0 |
DE/09/16 |
9 000 |
0 |
0 |
DE/09/25 |
12 000 |
0 |
0 |
DE/09/26 |
112 500 |
0 |
0 |
DE/09/27 |
465 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
622 282 |
0 |
0 |
Ierland |
|||
IE/09/03 |
63 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
63 000 |
0 |
0 |
Griekenland |
|||
EL/09/06 |
1 500 000 |
750 000 |
375 000 |
EL/09/07 |
1 000 000 |
157 895 |
150 000 |
Subtotaal |
2 500 000 |
907 895 |
525 000 |
Nederland |
|||
NL/09/18 |
585 000 |
0 |
0 |
NL/09/19 |
875 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
1 460 000 |
0 |
0 |
Portugal |
|||
PT/09/07 |
1 500 000 |
0 |
0 |
PT/09/08 |
1 500 800 |
0 |
0 |
PT/09/09 |
46 600 |
0 |
0 |
PT/09/10 |
220 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
3 267 400 |
0 |
0 |
Roemenië |
|||
RO/09/04 |
15 600 |
15 600 |
7 800 |
Subtotaal |
15 600 |
15 600 |
7 800 |
Zweden |
|||
SE/09/15 |
100 000 |
0 |
0 |
SE/09/16 |
500 000 |
0 |
0 |
SE/09/18 |
250 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
850 000 |
0 |
0 |
Verenigd Koninkrijk |
|||
UK/09/69 |
9 879 |
0 |
0 |
UK/09/71 |
1 395 |
0 |
0 |
UK/09/73 |
5 811 |
0 |
0 |
UK/09/74 |
6 973 |
0 |
0 |
UK/09/75 |
51 578 |
0 |
0 |
UK/09/76 |
5 811 |
0 |
0 |
UK/09/77 |
814 |
0 |
0 |
UK/09/78 |
2 529 |
0 |
0 |
UK/09/79 |
465 |
0 |
0 |
UK/09/80 |
5 113 |
0 |
0 |
UK/09/81 |
5 100 |
0 |
0 |
UK/09/83 |
7 670 |
0 |
0 |
UK/09/86 |
11 622 |
0 |
0 |
Subtotaal |
114 760 |
0 |
0 |
Totaal |
10 270 375 |
923 495 |
532 800 |
BIJLAGE II
AUTOMATISCHE PLAATSBEPALINGSAPPARATUUR
(in EUR) |
|||
Lidstaaten projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma’s |
Uitgaven voor op grond van deze beschikking geselecteerde projecten |
Communautaire bijdrage |
Duitsland |
|||
DE/09/17 |
48 000 |
48 000 |
24 000 |
DE/09/18 |
12 000 |
0 |
0 |
DE/09/19 |
45 000 |
0 |
0 |
DE/09/20 |
20 000 |
0 |
0 |
DE/09/28 |
258 000 |
258 000 |
129 000 |
Subtotaal |
383 000 |
306 000 |
153 000 |
Verenigd Koninkrijk |
|||
UK/09/72 |
197 573 |
197 573 |
102 000 |
Subtotaal |
197 573 |
197 573 |
102 000 |
Totaal |
580 573 |
503 573 |
255 000 |
BIJLAGE III
ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDSYSTEMEN
(in EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma’s |
Uitgaven voor op grond van deze beschikking geselecteerde projecten |
Communautaire bijdrage |
Denemarken |
|||
DK/09/11 |
100 000 |
0 |
0 |
DK/09/12 |
100 000 |
0 |
0 |
DK/09/13 |
133 333 |
0 |
0 |
DK/09/14 |
200 000 |
0 |
0 |
DK/09/15 |
166 667 |
0 |
0 |
DK/09/16 |
133 333 |
0 |
0 |
DK/09/17 |
284 444 |
0 |
0 |
Subtotaal |
1 117 777 |
0 |
0 |
Duitsland |
|||
DE/09/06 |
350 000 |
0 |
0 |
DE/09/07 |
50 000 |
0 |
0 |
DE/09/08 |
60 000 |
0 |
0 |
DE/09/09 |
30 000 |
0 |
0 |
DE/09/10 |
100 000 |
0 |
0 |
DE/09/11 |
120 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
710 000 |
0 |
0 |
Ierland |
|||
IE/09/04 |
80 000 |
0 |
0 |
IE/09/05 |
200 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
280 000 |
0 |
0 |
Letland |
|||
LV/09/01 |
15 652 |
15 652 |
14 869 |
Subtotaal |
15 652 |
15 652 |
14 869 |
Nederland |
|||
NL/09/20 |
450 000 |
450 000 |
427 500 |
Subtotaal |
450 000 |
450 000 |
427 500 |
Verenigd Koninkrijk |
|||
UK/09/68 |
116 220 |
0 |
0 |
UK/09/84 |
11 622 |
0 |
0 |
Subtotaal |
127 842 |
0 |
0 |
Totaal |
2 701 271 |
465 652 |
442 369 |
BIJLAGE IV
ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDAPPARATUUR
(in EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma’s |
Uitgaven voor op grond van deze beschikking geselecteerde projecten |
Communautaire bijdrage |
Denemarken |
|||
DK/09/10 |
1 080 000 |
1 080 000 |
1 026 000 |
Subtotaal |
1 080 000 |
1 080 000 |
1 026 000 |
Duitsland |
|||
DE/09/13 |
84 000 |
84 000 |
79 800 |
DE/09/21 |
105 000 |
105 000 |
99 700 |
DE/09/29 |
522 000 |
522 000 |
495 900 |
Subtotaal |
711 000 |
711 000 |
675 400 |
Ierland |
|||
IE/09/06 |
800 000 |
800 000 |
300 000 |
Subtotaal |
800 000 |
800 000 |
300 000 |
Spanje |
|||
ES/09/36 |
3 753 000 |
3 753 000 |
2 502 000 |
ES/09/37 |
6 912 000 |
0 |
0 |
Subtotaal |
10 665 000 |
3 753 000 |
2 502 000 |
Italië |
|||
ITA/09/14 |
4 800 000 |
2 950 000 |
2 802 500 |
Subtotaal |
4 800 000 |
2 950 000 |
2 802 500 |
Portugal |
|||
PT/09/11 |
2 091 635 |
2 091 635 |
1 224 000 |
PT/09/12 |
1 993 500 |
1 993 500 |
1 329 000 |
Subtotaal |
4 085 135 |
4 085 135 |
2 553 000 |
Zweden |
|||
SWE/09/17 |
700 000 |
700 000 |
600 000 |
Subtotaal |
700 000 |
700 000 |
600 000 |
Verenigd Koninkrijk |
|||
UK/09/70 |
232 439 |
232 439 |
220 800 |
UK/09/82 |
453 256 |
453 256 |
430 572 |
UK/09/85 |
27 893 |
27 893 |
26 498 |
Subtotaal |
713 588 |
713 588 |
677 870 |
Totaal |
23 554 723 |
14 792 723 |
11 136 770 |
BIJLAGE V
OPLEIDINGS- EN UITWISSELINGSPROGRAMMA’S
(in EUR) |
|||
Lidstaat en projectcode |
Uitgaven die zijn gepland in de nationale visserijcontroleprogramma’s |
Uitgaven voor op grond van deze beschikking geselecteerde projecten |
Communautaire bijdrage |
Denemarken |
|||
DK/09/19 |
63 733 |
63 733 |
31 867 |
Subtotaal |
63 733 |
63 733 |
31 867 |
Spanje |
|||
ES/09/38 |
10 000 |
10 000 |
5 000 |
ES/09/39 |
20 000 |
20 000 |
19 000 |
Subtotaal |
30 000 |
30 000 |
24 000 |
Italië |
|||
IT/09/16 |
100 000 |
100 000 |
50 000 |
IT/09/17 |
90 000 |
90 000 |
45 000 |
Subtotaal |
190 000 |
190 000 |
95 000 |
Portugal |
|||
PT/09/13 |
86 520 |
86 520 |
82 194 |
Subtotaal |
86 520 |
86 520 |
82 194 |
Totaal |
370 253 |
370 253 |
233 061 |
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/50 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 16 december 2009
tot wijziging van Besluit 2002/622/EG tot oprichting van een Beleidsgroep radiospectrum
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/978/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1) heeft in de Europese Unie het regelgevingskader voor radiospectrumbeleid ingesteld om de coördinatie van de beleidsbenaderingen en, in voorkomend geval, geharmoniseerde voorwaarden ten aanzien van beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum zoals vereist voor het tot stand brengen en functioneren van de interne markt op beleidsgebieden van de Europese Unie zoals elektronische communicatie, vervoer en onderzoek en ontwikkeling te verzekeren. Die beschikking memoreert dat de Commissie raadplegingen kan organiseren om rekening te houden met de opvattingen van de lidstaten, instellingen van de Europese Unie, industrie en alle betrokken radiospectrumgebruikers, zowel de commerciële als de niet-commerciële, alsmede andere belanghebbenden over technologische, markt- en regelgevingsontwikkelingen die op het gebruik van het radiospectrum betrekking kunnen hebben. Ingevolge deze bepalingen heeft de Commissie op 26 juli 2002 Besluit 2002/622/EG tot oprichting van een Beleidsgroep radiospectrum (2) (hierna „de groep”) vastgesteld. |
(2) |
Naar aanleiding van de herziening van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (3) is het nodig gebleken Besluit 2002/622/EG te wijzigen om de taken van de groep aan dit nieuwe regelgevingskader aan te passen. |
(3) |
Besluit 2002/622/EG moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2002/622/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2 wordt vervangen door het volgende: „Artikel 2 Taken De groep verleent de Commissie bijstand en verstrekt advies betreffende radiospectrumbeleidskwesties, de coördinatie van beleidsbenaderingen, de opstelling van meerjarige radiospectrumbeleidsprogramma's en, waar van toepassing, geharmoniseerde voorwaarden met betrekking tot beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum zoals vereist voor het tot stand brengen en functioneren van de interne markt. Voorts verleent de groep de Commissie bijstand bij het voorstellen van gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen aan het Europees Parlement en de Raad wanneer dit nodig is om de effectieve coördinatie van het belang van de Europese Unie in voor radiospectrumaangelegenheden bevoegde internationale organisaties te waarborgen.”. |
2) |
In artikel 4 wordt een tweede alinea ingevoegd: „Na een verzoek van het Europees Parlement en/of de Raad aan de Commissie om een advies of een verslag van de groep betreffende radiospectrumbeleidsopties in verband met elektronische communicatie stelt de groep volgens dezelfde regels als in de vorige alinea een dergelijk advies of verslag op. Deze adviezen en verslagen worden door de Commissie aan de instelling die daarom verzoekt, toegezonden. In voorkomend geval kunnen deze de vorm aannemen van een mondelinge presentatie door de voorzitter van de groep of een door de groep aangewezen lid ten overstaan van het Europees Parlement en/of de Raad.”. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 16 december 2009.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(2) PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.
(3) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/52 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2009
tot goedkeuring van het door Bulgarije ingediende nationale programma voor de controle en de monitoring van de transportomstandigheden voor levende runderen die uit de Unie via de haven van Boergas worden uitgevoerd en de financiële bijdrage van de Unie voor 2010
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 10004)
(Slechts de tekst in de Bulgaarse taal is authentiek)
(2009/979/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 37,
Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) (hierna het „Financieel Reglement” genoemd), en met name op artikel 75,
Gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) (hierna de „uitvoeringsvoorschriften” genoemd), en met name op artikel 90,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven op veterinair gebied. |
(2) |
Artikel 37, lid 1, van Beschikking 2009/470/EG bepaalt met name dat, indien een lidstaat bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe controlestrategie ingevolge de werking van de interne markt voor het handelsverkeer in levende dieren, uit structureel of geografisch oogpunt moeilijkheden ondervindt op het gebied van personeel en infrastructuur, door de Gemeenschap tijdelijk financiële steun kan worden verleend. Bovendien wordt in artikel 37, lid 2, van Beschikking 2009/470/EG bepaald dat de betrokken lidstaat met het oog op de verbetering van de controleregeling bij de Commissie een nationaal programma indient, samen met de nodige financiële gegevens. |
(3) |
De werking van de interne markt vereist een geharmoniseerd controlesysteem voor levende dieren, ook voor die welke naar derde landen worden uitgevoerd. De tenuitvoerlegging van die strategie moet worden vergemakkelijkt door voor de uitvoering daarvan in financiële bijstand van de Unie te voorzien. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 639/2003 van de Commissie van 9 april 2003 tot vaststelling, op grond van Verordening (EG) nr. 1254/1999, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (4) bepaalt dat de dieren het douanegebied van de Unie mogen verlaten via een plaats van uitgang waar de officiële dierenarts voor de dieren waarvoor een uitvoeraangifte aanvaard is, nagaat of aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (5) is voldaan vanaf de plaats van vertrek tot de plaats van uitgang en dat de vervoersomstandigheden tijdens de verdere reis in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1/2005. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1/2005 bepaalt dat, wanneer dieren op plaatsen van uitgang worden aangeboden, de officiële dierenartsen van de lidstaten controleren of de dieren conform deze verordening worden vervoerd. Indien de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de dieren niet in staat zijn de reis te voltooien, moeten zij in een halteplaats uitgeladen, gedrenkt en gevoederd worden, en rust krijgen. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor halteplaatsen en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema (6) stelt de in de gehele Gemeenschap geldende criteria vast waaraan halteplaatsen moeten voldoen om een optimaal welzijn van de dieren die daar tijdelijk verblijven, te garanderen en rekening te houden met eventuele problemen in verband met de gezondheid van de dieren. |
(7) |
Bulgarije ondervindt moeilijkheden op het gebied van personeel en infrastructuur op de plaats van uitgang in de haven van Boergas bij de uitvoering van de veterinaire controles, binnen de Gemeenschap voorgeschreven bij artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1/2005 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 639/2003, op levende runderen die via deze haven worden uitgevoerd. Er zijn met name noch voorzieningen voor officiële dierenartsen om levende runderen te inspecteren noch een erkende halteplaats overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1255/97 in de onmiddellijke nabijheid waar de dieren uitgeladen, gedrenkt en gevoederd kunnen worden en rust kunnen krijgen, als zij niet in staat zijn de reis te voltooien of niet kunnen worden vervoerd binnen de transporttijden, vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1/2005. |
(8) |
Op 17 september 2009 heeft Bulgarije bij de Commissie voor 2010 een programma ingediend voor de controle en de monitoring van de transportomstandigheden voor levende runderen die uit de Unie via de haven van Boergas worden uitgevoerd, waarvoor Bulgarije een financiële bijdrage van de Unie wenst te ontvangen. |
(9) |
De Commissie heeft het door Bulgarije voor 2010 ingediende programma uit zowel veterinair als financieel oogpunt beoordeeld. Dit programma bleek te voldoen aan de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Unie, met name de criteria vastgesteld in artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2005 en in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1255/97. |
(10) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het nationale programma, op 17 september 2009 voor 2010 ingediend door Bulgarije voor de controle en de monitoring van de transportomstandigheden voor levende runderen die uit de Unie via de haven van Boergas worden uitgevoerd, wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Dit besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 75 van het Financieel Reglement.
Artikel 2
De financiële bijdrage van de Unie bedraagt 80 % van de ontwerp- en bouwkosten die door Bulgarije moeten worden gemaakt voor de bouw van inspectievoorzieningen en een halteplaats met een capaciteit van 120 tot 140 runderen in de haven van Boergas.
De financiële bijdrage mag niet meer bedragen dan 152 000 EUR, te financieren uit het volgende begrotingsonderdeel van de algemene begroting van de Europese Unie voor 2010, op voorwaarde dat die wordt goedgekeurd:
— |
Begrotingsonderdeel 17 04 02. |
Artikel 3
1. De door Bulgarije gedeclareerde uitgaven voor een financiële bijdrage van de Unie worden uitgedrukt in euro, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en andere belastingen.
2. Wanneer de uitgaven van Bulgarije worden gedaan in een andere valuta dan de euro, rekent Bulgarije deze om in euro onder toepassing van de meest recente wisselkoers die de Europese Centrale Bank heeft vastgesteld vóór de eerste dag van de maand waarin de betalingsaanvraag door Bulgarije wordt ingediend.
Artikel 4
1. De financiële bijdrage van de Unie voor het in artikel 1 bedoelde nationale programma wordt toegekend op voorwaarde dat Bulgarije:
a) |
het programma uitvoert overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het EU-recht, waaronder de mededingingsregels en de voorschriften inzake de gunning van overheidsopdrachten; |
b) |
de tussentijdse technische en financiële verslagen voor het in artikel 1 bedoelde programma uiterlijk op 31 juli 2010 bij de Commissie indient overeenkomstig artikel 27, lid 7, onder a), van Beschikking 2009/470/EG; |
c) |
uiterlijk op 30 april 2011 een gedetailleerd technisch verslag met onder meer een beoordeling van de resultaten en een gedetailleerd verslag van de tussen 1 januari 2010 en 31 december 2010 gedane uitgaven bij de Commissie indient overeenkomstig artikel 27, lid 7, onder b), van Beschikking 2009/470/EG; |
d) |
uiterlijk op 30 april 2011 de betalingsaanvraag met betrekking tot de voor het op 17 september 2009 ingediende programma gedane uitgaven bij de Commissie indient overeenkomstig artikel 27, lid 8, van Beschikking 2009/470/EG; |
e) |
voor het in artikel 1 bedoelde programma geen verdere verzoeken om andere bijdragen van de Unie voor deze maatregelen indient en niet eerder zulke verzoeken heeft ingediend. |
2. Bij te laat ingediende aanvragen worden de verlagingen van de financiële bijdrage, als bedoeld in artikel 27, lid 8, van Beschikking 2009/470/EG, toegepast.
Artikel 5
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.
Artikel 6
Dit besluit is gericht tot de Republiek Bulgarije.
Gedaan te Brussel, 17 december 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(3) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.
(4) PB L 93 van 10.4.2003, blz. 10.
(5) PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1.
(6) PB L 174 van 2.7.1997, blz. 1.
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 336/55 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2009
tot verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim inzake het effect van in water oplosbaar tomatenconcentraat op de aggregatie van bloedplaatjes en tot toekenning van de bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 10113)
(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/980/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name op artikel 18, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1924/2006 bepaalt tevens dat aanvragen om verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim door exploitanten van levensmiddelenbedrijven aan de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat kunnen worden toegezonden. De bevoegde nationale autoriteit moet geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), hierna „de Autoriteit” genoemd. |
(3) |
Na ontvangst van een aanvraag moet de Autoriteit de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen en een advies over de desbetreffende gezondheidsclaim uitbrengen. |
(4) |
De Commissie dient bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening te houden met het advies van de Autoriteit. |
(5) |
Om de innovatie te stimuleren ondergaan gezondheidsclaims die op nieuw ontwikkeld wetenschappelijk bewijsmateriaal zijn gebaseerd en/of een verzoek om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens omvatten een versnelde vorm van vergunningverlening. Wanneer de Commissie in reactie op het verzoek van de aanvrager tot bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens voorstelt om het gebruik van dergelijke gegevens ten behoeve van de aanvrager te beperken, verstrijkt een dergelijke beperking overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 na vijf jaar. |
(6) |
Ingevolge een aanvraag van Provexis Natural Products Ltd, die op 7 januari 2009 werd ingediend overeenkomstig artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de Autoriteit een advies uitbrengen over een gezondheidsclaim in verband met de effecten van in water oplosbaar tomatenconcentraat (WSTC) I en II op de bloedplaatjesactiviteit bij gezonde mensen (vraag nr. EFSA-Q-2009-00229) (2). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Helpt bij het behouden van een gezonde bloedstroom en bevordert de bloedsomloop”. |
(7) |
Op 28 mei 2009 hebben de Commissie en de lidstaten het wetenschappelijk advies van de Autoriteit ontvangen, waarin op grond van de overgelegde gegevens is geconcludeerd dat een oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van WSTC I en II en het helpen behouden van de normale aggregatie van de bloedplaatjes. Mits hij anders wordt geformuleerd en rekening houdend met het bepaalde in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moet de claim worden geacht te voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en moet hij in de communautaire lijst van toegestane claims worden opgenomen. |
(8) |
Een van de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is ervoor te zorgen dat gezondheidsclaims waarheidsgetrouw, duidelijk en betrouwbaar zijn en de consument zinvol helpen, en de formulering en de presentatie worden in dat verband in aanmerking genomen. Als de formulering van de door de aanvrager gebruikte claims dezelfde betekenis voor de consumenten heeft als die van een toegestane gezondheidsclaim, doordat deze hetzelfde verband aantonen tussen een levensmiddelencategorie, een levensmiddel of een van de bestanddelen daarvan en de gezondheid, moeten deze claims daarom aan dezelfde gebruiksvoorwaarden voldoen, als aangegeven in de bijlage bij dit besluit. |
(9) |
De Autoriteit heeft in haar advies aangegeven dat zij niet tot haar conclusies was kunnen komen zonder inachtneming van de negen studies waarvoor de aanvrager om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens had verzocht. |
(10) |
Na ontvangst van het advies van de Autoriteit heeft de Commissie de aanvrager om verdere verduidelijkingen gevraagd over de verstrekte rechtvaardiging betreffende de negen studies waarvoor de aanvrager om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens had verzocht, met name wat het artikel 21, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 bedoelde „exclusieve recht om naar de desbetreffende gegevens te verwijzen” betreft. Alle door de aanvrager verstrekte gerechtvaardigde informatie is beoordeeld. Voor de zeven niet-gepubliceerde studies wordt ervan uitgegaan dat de in artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 vastgestelde voorschriften worden nageleefd. Bijgevolg mogen de wetenschappelijke gegevens en de andere informatie in de zeven studies gedurende vijf jaar vanaf de datum van afgifte van de vergunning niet ten behoeve van latere aanvragers worden gebruikt onder de in artikel 21, lid 1, van die verordening vastgestelde voorwaarden. Voor de twee studies die zijn gepubliceerd vóór de indiening van de aanvraag tot verlening van een vergunning voor de gezondheidsclaim (3), wordt ervan uitgegaan dat, aangezien de studies zijn gepubliceerd en aan het publiek bekendgemaakt, de bescherming daarvan niet is gerechtvaardigd in het licht van de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006, waaronder het beschermen van de door innoverende ondernemers gedane investeringen voor het verzamelen van de informatie en gegevens ten behoeve van een aanvraag krachtens die verordening, en bijgevolg niet mag worden toegekend. |
(11) |
Met de door de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 ontvangen opmerkingen van de aanvrager is rekening gehouden bij het nemen van de in dit besluit vastgelegde maatregelen. |
(12) |
De lidstaten zijn geraadpleegd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij dit besluit opgenomen gezondheidsclaim wordt in de communautaire lijst van toegestane claims zoals bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 opgenomen.
Artikel 2
De wetenschappelijke gegevens en de andere informatie in de studies die in de bijlage bij dit besluit worden vermeld, worden gedurende vijf jaar vanaf de datum van de verlening van de vergunning voor gebruik ten behoeve van de aanvrager beperkt onder de in artikel 21, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 gestelde voorwaarden.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot Provexis Natural Products Ltd, Thames Court, 1 Victoria Street, Windsor, Berkshire, SL4 1YB, Verenigd Koninkrijk.
Gedaan te Brussel, 17 december 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
(2) The EFSA Journal (2009) 1101, blz. 1-15.
(3) O’Kennedy N, Crosbie L, Whelam S, Luther V, Horgan G, Broom JI, Webb DJ, Duttaroy AK, Effects of tomato extract on platelet function: a double-blinded crossover study in healthy humans, The American Journal of Chimical Nutrition 2006, vol. 84, blz. 561, en O’Kennedy N, Crosbie L, van Lieshout M, Broom JI, Webb DJ, Duttaroy AK, Effects of antiplatelet components of tomato extract on platelet function in vitro and ex vivo: a time-course cannulation study in healthy humans, The American Journal of Chimical Nutrituion 2006, vol. 84, blz. 570.
BIJLAGE
Aanvrager Adres |
Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelencategorie |
Claim |
Voorwaarden voor het gebruik van de claim |
Voorwaarden voor en/of beperkingen van het gebruik van het levensmiddel en/of aanvullende vermelding of waarschuwing |
Door eigendomsrechten beschermde gegevens beperkt voor gebruik ten behoeve van de aanvrager |
Referentie EFSA-advies |
||||||||||||||
Provexis Natural Products Ltd, Thames Court, 1 Victoria Street, Windsor, Berkshire, SL4 1YB, Verenigd Koninkrijk |
In water oplosbaar tomatenconcentraat (WSTC) I en II |
In water oplosbaar tomatenconcentraat (WSTC) I en II helpt bij het behouden van de normale aggregatie van de bloedplaatjes, die bijdraagt tot een gezonde bloedstroom |
Informatie aan de consument dat het gunstige effect wordt verkregen bij een dagelijkse consumptie van 3 g WSTC I of 150 mg WSTC II in maximaal 250 ml vruchtensappen, gearomatiseerde dranken of yoghurtdranken (tenzij hoog gepasteuriseerd) |
|
|
Q-2009-00229 |