ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.321.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties ( 1 ) |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Raad |
|
|
|
2009/895/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/896/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/897/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/898/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/899/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/900/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/901/EG |
|
|
* |
|
|
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag |
|
|
|
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG |
|
|
* |
|
|
V Besluiten die zijn aangenomen vanaf 1 december 2009 op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag |
|
|
|
BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE VERPLICHT IS |
|
|
|
||
|
* |
||
|
|
BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE NIET VERPLICHT IS |
|
|
|
2009/903/EU |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1193/2009 VAN DE COMMISSIE
van 3 november 2009
houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 15, lid 8, eerste streepje, en artikel 16, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De productieheffingen zijn als volgt vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker (2):
|
(2) |
In zijn uitspraak van 8 mei 2008 over de gevoegde zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06 concludeert het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dat op grond van artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 alle hoeveelheden uitgevoerde producten die onder dat artikel vallen, ongeacht of al dan niet restituties zijn betaald, in aanmerking moeten worden genomen in de berekening van het verwachte gemiddelde verlies per ton product. Het Hof heeft op grond daarvan Verordening (EG) nr. 1762/2003 van de Commissie van 7 oktober 2003 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2002/2003 en Verordening (EG) nr. 1775/2004 van de Commissie van 14 oktober 2004 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2003/2004 ongeldig verklaard. |
(3) |
Krachtens dezelfde interpretatie met betrekking tot de methode voor de berekening van het verwachte gemiddelde verlies als bedoeld in artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 heeft het Hof, in zijn uitspraken van 6 oktober 2008 over de gevoegde zaken C-175/07 tot en met C-184/07 en in de zaken C-466/06 en C-200/06, Verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 ongeldig verklaard. |
(4) |
De methode die het Hof voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2004/2005 ongeldig heeft verklaard, is tevens toegepast voor het verkoopseizoen 2005/2006. Bijgevolg moeten voor dat verkoopseizoen nieuwe bedragen van de productieheffingen in de sector suiker worden vastgesteld volgens de nieuwe berekeningsmethode. |
(5) |
In zijn arrest van 8 mei 2008 over de gevoegde zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06 heeft het Hof geconcludeerd dat bij onderzoek van Verordening (EG) nr. 1837/2002 van de Commissie van 15 oktober 2002 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en van de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2001/2002 (7) geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de geldigheid ervan kunnen aantasten. Met het oog op de vaststelling van de productieheffingen in dat verkoopseizoen is de Commissie voor de berekening van het gemiddelde verlies immers uitgegaan van alle in de vorm van verwerkte producten uitgevoerde hoeveelheden suiker, ongeacht of daarvoor daadwerkelijk restituties waren toegekend. |
(6) |
Daarom dient de Commissie voor de vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en, in voorkomend geval, van de coëfficiënt voor de aanvullende heffing gebruik te maken van de berekeningsmethode die in het verkoopseizoen 2001/2002 is toegepast. |
(7) |
Op basis van het voor het verkoopseizoen 2002/2003 overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde verwachte totale verlies moesten op grond van de leden 3 en 4 van dat artikel de basisproductieheffing en de B-heffing worden vastgesteld. De basisproductieheffing werd op 2 % en de B-heffing op 19,962 % vastgesteld. Tegelijkertijd werd het op basis van de gekende gegevens overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde totale verlies volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing en de B-heffing, en was het niet nodig om voor het verkoopseizoen 2002/2003 de in artikel 16, lid 2, van die verordening bedoelde coëfficiënt te berekenen. Toepassing van de in overweging 5 bedoelde berekeningsmethode levert een basisproductieheffing van 2 % en een B-heffing van 19,958 % op. Het overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 op basis van de gekende gegevens geconstateerde totale verlies wordt volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor het verkoopseizoen 2002/2003 moet de in lid 16, lid 2, van die verordening bedoelde coëfficiënt derhalve niet worden vastgesteld. |
(8) |
Op basis van het voor het verkoopseizoen 2003/2004 overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde verwachte totale verlies moesten op grond van de leden 3 en 4 van dat artikel de basisproductieheffing en de B-heffing worden vastgesteld. De basisproductieheffing werd op 2 % en de B-heffing op 27,050 % vastgesteld. Tegelijkertijd werd het op basis van de gekende gegevens overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde totale verlies volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing en de B-heffing, en was het niet nodig om voor het verkoopseizoen 2003/2004 de in artikel 16, lid 2, van die verordening bedoelde coëfficiënt te berekenen. Toepassing van de in overweging 5 bedoelde berekeningsmethode levert een basisproductieheffing van 2 % en een B-heffing van 27,169 % op. Het overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 op basis van de gekende gegevens geconstateerde totale verlies wordt volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor het verkoopseizoen 2003/2004 moet de in lid 16, lid 2, van die verordening bedoelde coëfficiënt derhalve niet worden vastgesteld. |
(9) |
Bij Verordening (EG) nr. 1462/2004 van de Commissie van 17 augustus 2004 houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2004/2005, van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten (8) is het in artikel 15, lid 4, tweede alinea, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde maximumbedrag van de B-heffing verhoogd tot 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker. In dat verkoopseizoen moest op basis van het overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde verwachte totale verlies een maximumbedrag voor de basisproductieheffing en voor de B-heffing worden vastgesteld van respectievelijk 2 % en 37,5 %. Toepassing van de in overweging 5 bedoelde berekeningsmethode levert geen wijziging van de voor dat verkoopseizoen geldende basisproductieheffing en B-heffing op. In artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 is bepaald dat een aanvullende heffing wordt geïnd wanneer het overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, van die verordening geconstateerde totale verlies niet volledig door de ontvangsten uit de basisproductieheffing en de B-heffing wordt gedekt. Voor het verkoopseizoen 2004/2005 bedraagt dit niet-gedekte totale verlies na toepassing van de nieuwe berekeningsmethode 125 129 948 EUR. Derhalve dient de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt te worden vastgesteld. Bij de bepaling van die coëfficiënt moet rekening worden gehouden met de bedragen van de heffingen die voor het verkoopseizoen 2003/2004 te hoog zijn vastgesteld voor de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004. |
(10) |
Op basis van het voor het verkoopseizoen 2005/2006 overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde verwachte totale verlies moest op grond van lid 3 van dat artikel een basisproductieheffing van 1,0022 % worden vastgesteld. Tegelijkertijd werd het op basis van de gekende gegevens overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde totale verlies volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing, en was het niet nodig om voor het verkoopseizoen 2005/2006 een B-heffing of een coëfficiënt voor de berekening van een aanvullende heffing vast te stellen. Toepassing van de in overweging 5 bedoelde berekeningsmethode levert een basisheffing van 0,9706 % op, zonder dat een B-heffing is vereist. Het op basis van de gekende gegevens overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 geconstateerde totale verlies wordt volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing, en vaststelling van de in artikel 16, lid 2, van die verordening bedoelde coëfficiënt is niet vereist. |
(11) |
Gezien het voorgaande moeten de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 dienovereenkomstig worden gerectificeerd. |
(12) |
Met het oog op de rechtszekerheid moeten de voorgestelde rectificaties van toepassing zijn met ingang van de data waarop de te rectificeren bepalingen in werking zijn getreden. |
(13) |
Met het oog op de rechtszekerheid en de gelijke behandeling van de lidstaten moet een gemeenschappelijk tijdstip worden vastgesteld waarop de overeenkomstig de onderhavige verordening gerectificeerde heffingen worden vastgesteld in de zin van artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom, betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (9). |
(14) |
Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft een negatief advies uitgebracht over de in deze verordening vervatte maatregelen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1762/2003 wordt vervangen door:
„Artikel 1
De bedragen van de productieheffingen in de sector suiker worden voor het verkoopseizoen 2002/2003 vastgesteld op:
a) |
12,638 EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker; |
b) |
126,113 EUR per ton witte suiker als B-heffing op B-suiker; |
c) |
5,330 EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose; |
d) |
55,082 EUR per ton droge stof als B-heffing op B-isoglucose; |
e) |
12,638 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop; |
f) |
126,113 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als B-heffing op B-inulinestroop.”. |
Artikel 2
Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1775/2004 wordt vervangen door:
„Artikel 1
De bedragen van de productieheffingen in de sector suiker worden voor het verkoopseizoen 2003/2004 vastgesteld op:
a) |
12,638 EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker; |
b) |
171,679 EUR per ton witte suiker als B-heffing op B-suiker; |
c) |
5,330 EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose; |
d) |
73,310 EUR per ton droge stof als B-heffing op B-isoglucose; |
e) |
12,638 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop; |
f) |
171,679 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als B-heffing op B-inulinestroop.”. |
Artikel 3
De artikelen 1 en 2 van Verordening (EG) nr. 1686/2005 worden vervangen door:
„Artikel 1
De bedragen van de productieheffingen in de sector suiker worden voor het verkoopseizoen 2004/2005 vastgesteld op:
a) |
12,638 EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker; |
b) |
236,963 EUR per ton witte suiker als B-heffing op B-suiker; |
c) |
5,330 EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose; |
d) |
99,424 EUR per ton droge stof als B-heffing op B-isoglucose; |
e) |
12,638 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop; |
f) |
236,963 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als B-heffing op B-inulinestroop. |
Artikel 2
Voor het verkoopseizoen 2004/2005 wordt de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt vastgesteld op 0,25466 voor Tsjechië, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Slovenië en Slowakije en op 0,14911 voor de overige lidstaten.”.
Artikel 4
Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 164/2007 wordt vervangen door:
„Artikel 1
De bedragen van de productieheffingen in de sector suiker worden voor het verkoopseizoen 2005/2006 vastgesteld op:
a) |
6,133 EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker; |
b) |
2,726 EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose; |
c) |
6,133 EUR per ton suiker/isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop.”. |
Artikel 5
Het in artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 bedoelde tijdstip voor vaststelling van de op grond van de onderhavige verordening gerectificeerde heffingen is uiterlijk de laatste dag van de tweede maand na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 is van toepassing met ingang van 8 oktober 2003.
Artikel 2 is van toepassing met ingang van 15 oktober 2004.
Artikel 3 is van toepassing met ingang van 18 oktober 2005.
Artikel 4 is van toepassing met ingang van 23 februari 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 november 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening (EG) nr. 1260/2001 is met ingang van het verkoopseizoen 2006/2007 ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, die is ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40. Verordening (EG) nr 314/2002 is ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EG) nr. 952/2006 van de Commissie (PB L 178 van 1.7.2006, blz. 39).
(3) PB L 254 van 8.10.2003, blz. 4.
(4) PB L 316 van 15.10.2004, blz. 64.
(5) PB L 271 van 15.10.2005, blz. 12.
(6) PB L 51 van 20.2.2007, blz. 17.
(7) PB L 278 van 16.10.2002, blz. 13.
(8) PB L 270 van 18.8.2004, blz. 4.
(9) PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 1194/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gelet op Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name op artikel 5, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om een hoog en uniform niveau van veiligheid van het luchtverkeer in Europa te behouden, moeten er wijzigingen aangebracht worden aan de voorschriften en procedures voor de certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken en van ontwerp- en productieorganisaties, met name om er de definitie van het concept hoofdvestiging van een organisatie in op te nemen; moet de inhoud van het certificaat van geschiktheid voor gebruik „EASA-formulier 1” worden verbeterd en moeten de bepalingen betreffende de vliegvergunning worden herzien. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie (2) dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(3) |
De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn gebaseerd op de adviezen (3) die door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het Agentschap” genoemd) werden uitgebracht overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(4) |
De in deze verordening vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1, lid 2, worden de volgende punten e), f), g) en h) toegevoegd:
|
2) |
In artikel 3, lid 5, wordt de verwijzing naar „21A.112” vervangen door „21A.112A”. |
3) |
Aan artikel 5 wordt het volgende lid 5 toegevoegd: „5. In afwijking van het gestelde in lid 1 mogen productieorganisaties die een goedkeuring hebben ontvangen in overeenstemming met subdelen F en G van sectie A van de bijlage (deel 21) bij deze verordening, tot 28 september 2010 certificaten van geschiktheid of verklaringen van conformiteit blijven uitvaardigen met de oorspronkelijke versie van het EASA-formulier 1, zoals bepaald in aanhangsel I van de bijlage (deel 21) bij deze verordening.”. |
4) |
De bijlage (deel 21) wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Antonio TAJANI
Vicevoorzitter
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6.
(3) Advies 03/2006 inzake redactionele wijzigingen, Advies 05/2006 inzake de hoofdvestiging van organisaties, Advies 06/2008 inzake EASA-formulier 1, Advies 04/2007 inzake vliegvergunningen.
BIJLAGE
De bijlage (deel 21) van Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de inhoudsopgave wordt vervangen door: „Inhoudsopgave
SECTIE A — TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN SUBDEEL A — ALGEMENE BEPALINGEN
SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING) SUBDEEL D — WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN
SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN
SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID
SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN
SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE
SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN
(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING) SUBDEEL M — REPARATIES
(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING) SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES
SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING
SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN
SECTIE B — PROCEDURES VOOR BEVOEGDE INSTANTIES SUBDEEL A — ALGEMENE VOORZIENINGEN
SUBDEEL B — TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN (SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING) SUBDEEL D — WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN SUBDEEL E — AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN SUBDEEL F — PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
SUBDEEL G — ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE
SUBDEEL H — BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID
SUBDEEL I — GELUIDSCERTIFICATEN
SUBDEEL J — ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE SUBDEEL K — ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN (SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING) SUBDEEL M — REPARATIES (SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING) SUBDEEL O — ETSO-AUTORISATIES SUBDEEL P — VLIEGVERGUNNING
SUBDEEL Q — IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN AANHANGSELS — EASA-FORMULIEREN”; |
2) |
De titel van sectie A wordt vervangen door: |
3) |
In punt 21A.14, onder b), wordt punt 5 vervangen door:
|
4) |
In punt 21A.35, onder b), wordt punt 2 vervangen door:
|
5) |
Punt 21A.112 wordt vervangen door: Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig 21A.112B heeft bewezen, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een aanvullend typecertificaat onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.”; |
6) |
In punt 21A.124, onder b), wordt punt 2 vervangen door:
|
7) |
Punt 21A.125 wordt vervangen door: De aanvrager heeft recht op een door de bevoegde instantie afgegeven akkoordverklaring waarin deze zich akkoord verklaart met het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig dit subdeel, nadat:
|
8) |
In punt 21A.125B, onder c), wordt de verwijzing naar „21B.143”vervangen door de verwijzing naar „punt 21B.125”. |
9) |
Punt 21A.126 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
In punt 21A.127(a), wordt „21A.125(a)”vervangen door „21A.125A(a)”; |
11) |
In punt 21A.128 wordt „21A.125(a)”vervangen door „21A.125A(a)”; |
12) |
Punt 21A.165 wordt als volgt gewijzigd:
|
13) |
In punt 21A.174(b)3(ii) wordt „21A.184(c)”vervangen door „21B.327(c)”; |
14) |
Punt 21A.183 wordt geschrapt. |
15) |
Punt 21A.184 wordt geschrapt. |
16) |
Punt 21A.205 wordt geschrapt. |
17) |
In punt 21A.245 wordt punt a) vervangen door:
|
18) |
Punt 21A.263 wordt als volgt gewijzigd:
|
19) |
In punt 21A.265 wordt punt g) vervangen door:
|
20) |
In punt 21A.307 wordt punt a) vervangen door:
|
21) |
Punt 21A.432 wordt vervangen door:
|
22) |
In punt 21A.601 wordt punt b) geschrapt; |
23) |
In punt 21A.605 onder d), wordt „21A.125(b)”vervangen door „21A.125A(b)”; |
24) |
In punt 21A.606 wordt punt c) vervangen door:
|
25) |
In punt 21A.609 wordt punt f) vervangen door:
|
26) |
Punt 21A.701 wordt vervangen door:
|
27) |
Punt 21A.703 wordt vervangen door:
|
28) |
Punt 21.710, onder c), wordt vervangen door:
|
29) |
Punt 21A.711 wordt vervangen door:
|
30) |
In punt 21A.723 wordt punt a) vervangen door:
|
31) |
In punt 21A.801 wordt punt d) vervangen door:
|
32) |
In punt 21A.804 wordt punt a) vervangen door:
|
33) |
Punt 21B.125 wordt toegevoegd als volgt:
|
34) |
In punt 21B.135(b)2, wordt „21A.125(b)”vervangen door „21A.125A(b)”; |
35) |
Punt 21B.143 wordt geschrapt. |
36) |
Punt 21B.145 wordt vervangen door:
|
37) |
Punt 21B. 225 wordt vervangen door:
|
38) |
In punt 21B.235 wordt punt a) vervangen door:
|
39) |
Punt 21B.325 wordt vervangen door:
|
40) |
De volgende paragraaf 21B.326 wordt toegevoegd: De bevoegde instantie van de lidstaat van registratie geeft een bewijs van luchtwaardigheid af:
|
41) |
De volgende paragraaf 21B.327 wordt toegevoegd:
|
42) |
Punt 21B.525 wordt vervangen door: De bevoegde instantie gaat zonder onnodig uitstel over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel):
|
43) |
Aanhangsel I wordt vervangen door: „Aanhangsel I Certificaat van geschiktheid voor gebruik — EASA-formulier 1, waarnaar in de bijlage (deel 21) wordt verwezen
Instructies voor het gebruik van EASA-formulier 1 Deze instructies gelden slechts voor het gebruik van EASA-formulier 1 voor productiedoeleinden. De aandacht wordt gevestigd op aanhangsel II bij bijlage I (deel M) van Verordening (EG) nr. 2042/2003 dat het gebruik beschrijft van EASA-formulier 1 voor onderhoudsdoeleinden. 1. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED
2. ALGEMEEN
3. AFSCHRIFTEN
4. FOUT(EN) OP EEN CERTIFICAAT
5. INVULLEN VAN HET CERTIFICAAT DOOR DE OPSTELLER Vak 1 Bevoegde instantie /land van afgifte erkenning Vermeld de naam en het land van de bevoegde instantie onder wier bevoegdheid dit certificaat wordt afgegeven. Indien de bevoegde instantie het Agentschap is, moet alleen „EASA” vermeld worden. Vak 2 Koptekst EASA-formulier 1 „CERTIFICAAT VAN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK EASA-FORMULIER 1” Vak 3 Volgnummer formulier In dit vak moet een uniek nummer staan dat wordt vastgesteld door het nummeringssysteem of de nummeringsprocedure van de in vak 4 vermelde organisatie; dit nummer mag alfanumerieke en numerieke tekens bevatten. Vak 4 Naam en adres organisatie Vul de volledige naam en het adres in van de productieorganisatie (raadpleeg EASA-formulier 55 blad A) die het artikel of de artikelen waarover het certificaat handelt, vrijgeeft. Logo’s e.d. van de organisatie zijn toegestaan als ze in het vak passen. Vak 5 Werkopdracht/contract/factuur Vul het werkopdrachtnummer, contractnummer, factuurnummer of een gelijkaardig referentienummer in om de traceerbaarheid van het artikel of de artikelen te vergemakkelijken. Vak 6 Artikel Vul regelartikelnummers in wanneer er meer dan een regelartikel is. Dit vak maakt het mogelijk om kruisverwijzingen aan te brengen met de opmerkingen in vak 12. Vak 7 Omschrijving Hier moet de naam of een omschrijving van het artikel worden ingevuld. Het verdient de voorkeur de benaming te gebruiken uit de instructies voor permanente luchtwaardigheid of onderhoudsgegevens (bv. geïllustreerde onderdelencatalogus, handleiding voor luchtvaartuigonderhoud, onderhoudsrapport, handleiding voor onderdelenonderhoud). Vak 8 Onderdeelnummer Vul het onderdeelnummer in zoals dit wordt vermeld op het artikel of het label/de verpakking. Voor een motor of propeller mag de benaming van het type worden gebruikt. Vak 9 Aantal Vermeld het aantal artikelen. Vak 10 Serienummer Als het artikel volgens de regelgeving moet worden geïdentificeerd met een serienummer, moet dit hier worden vermeld. Bovendien mogen alle andere serienummers worden vermeld die niet door de regelgeving worden vereist. Vul „n.v.t.” in als het artikel geen serienummer draagt. Vak 11 Status/werk Vermeld hier „PROTOTYPE” of „NIEUW”. Vermeld „PROTOTYPE” voor:
Vermeld „NIEUW” voor:
Vak 12 Opmerkingen Beschrijf het werk vermeld in vak 11, ofwel direct, ofwel met verwijzing naar ondersteunende documentatie, dat voor de gebruiker of installateur nodig is bij de bepaling van de luchtwaardigheid van het artikel of de artikelen met betrekking tot het werk dat gecertificeerd wordt. Indien nodig mag er een afzonderlijk blad worden gebruikt met verwijzing naar EASA-formulier 1. Van iedere verklaring moet duidelijk zijn naar welk(e) artikel(en) in vak 6 zij verwijst. Indien geen verklaring wordt gegeven, moet „Geen” worden ingevuld. Vermeld de verantwoording voor vrijgave voor niet-goedgekeurde ontwerpgegevens in vak 12 (bv. in afwachting van een typecertificaat, bestemd voor testdoeleinden, in afwachting van goedgekeurde gegevens). Als de gegevens van een elektronisch EASA-formulier 1worden afgedrukt, moeten alle gegevens die niet in andere vakken passen in dit vak worden ingevuld. Vak 13a Kruis slechts een van de twee vakjes aan.
Een mengeling van artikelen die worden vrijgegeven op grond van goedgekeurde en niet-goedgekeurde ontwerpgegevens, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat. Vak 13b Bevoegde handtekening In deze ruimte moet de handtekening van de bevoegde persoon worden gezet. Alleen personen die specifiek gemachtigd zijn volgens de regels en het beleid van de bevoegde instantie, mogen dit vak ondertekenen. Ter vergroting van de herkenbaarheid mag een uniek nummer worden toegevoegd dat de bevoegde persoon identificeert. Vak 13c Nummer erkenning/autorisatie Vermeld het nummer/de referentie van de erkenning/autorisatie. Dit nummer of deze referentie wordt afgegeven door de bevoegde instantie. Vak 13d Naam Vermeld de naam van de persoon wiens handtekening in vak 13b wordt gezet in een leesbare vorm. Vak 13e Datum Hier moet de datum waarop vak 13b wordt ondertekend, worden ingevuld in de volgende vorm: dd = 2 cijfers voor de dag, mmm = de 3 eerste letters van de maand, jjjj = 4 cijfers voor het jaartal. Vak 14a-14e Algemene vereisten voor de vakken 14a-14e: worden niet gebruikt voor productievrijgave. Breng schaduw of een donkere kleur aan of markeer deze vakken zodanig dat er geen onopzettelijk of onbevoegd gebruik van kan worden gemaakt. Verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur Zet de volgende verklaring op het certificaat om de eindgebruikers erop te wijzen dat zij niet van hun verantwoordelijkheden ontheven worden betreffende installatie en gebruik van een artikel dat door dit formulier wordt vergezeld: „DIT CERTIFICAAT HOUDT NIET AUTOMATISCH TOESTEMMING TOT INSTALLATIE IN. INDIEN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR TE WERK GAAT VOLGENS DE VOORSCHRIFTEN VAN EEN ANDERE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DAN DE IN VAK 1 VERMELDE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT, IS HET VAN ESSENTIEEL BELANG DAT DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR ZICH ERVAN VERGEWIST DAT ZIJN/HAAR LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DE ARTIKELEN VAN DE IN VAK 1 VERMELDE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT ACCEPTEERT. DE VERKLARINGEN IN VAKKEN 13a EN 14a VORMEN GEEN INSTALLATIECERTIFICERING. HET ONDERHOUDSRAPPORT VOOR LUCHTVAARTUIGEN MOET IN ALLE GEVALLEN EEN INSTALLATIECERTIFICERING BEVATTEN DIE OVEREENKOMSTIG DE NATIONALE VOORSCHRIFTEN AAN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR IS AFGEGEVEN VOORDAT ER MET HET LUCHTVAARTUIG GEVLOGEN MAG WORDEN.””. |
44) |
Aanhangsel II wordt vervangen door: „Aanhangsel II Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid — EASA-formulier 15a
|
45) |
Aanhangsel IV wordt vervangen door: „Aanhangsel IV Beperkt bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 24 LOGO Bevoegde instantie BEPERKT BEWIJS VAN LUCHTWAARDIGHEID
EASA-formulier 24 Versie 2 Dit bewijs moet aan boord worden meegenomen tijdens alle vluchten |
46) |
Aanhangsel V wordt vervangen door: „Aanhangsel V Bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 25 LOGO Bevoegde instantie BEWIJS VAN LUCHTWAARDIGHEID
EASA-formulier 25 Versie 2 Dit bewijs moet aan boord worden meegenomen tijdens alle vluchten |
47) |
Aanhangsel VII wordt vervangen door: „Aanhangsel VII Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52
EASA-formulier 52 Versie 2 Instructies voor het gebruik van het EASA-formulier 52 Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen 1. DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED
2. ALGEMEEN
3. INVULLEN VAN DE CONFORMITEISTSVERKLARING DOOR DE OPSTELLER
Vak 1 Vul hier de naam van de lidstaat van vervaardiging in. Vak 2 Hier moet de bevoegde instantie worden vermeld uit hoofde waarvan de conformiteitsverklaring wordt afgegeven. Vak 3 Een uniek serienummer moet worden voorgedrukt in dit vak ten behoeve van controle en traceerbaarheid van de verklaring. In het geval van een per computer gegenereerd document hoeft het nummer niet voorgedrukt te zijn, als de computer zodanig geprogrammeerd is dat het een uniek nummer kan produceren en printen. Vak 4 Hier komt de volledige naam en het adres van de organisatie die de verklaring afgeeft. Dit vak mag voorgedrukt zijn. Logo's e.d. zijn toegestaan mits deze in het vak passen. Vak 5 Schrijf het luchtvaartuigtype voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijbehorende gegevensblad. Vak 6 Referentienummers van het typecertificaat en datum van afgifte voor het desbetreffende luchtvaartuig. Vak 7 Indien het luchtvaartuig geregistreerd is, moeten hier de registratietekens worden ingevuld. Indien het luchtvaartuig niet geregistreerd is, moet hier een teken worden ingevuld dat door de bevoegde instantie van de lidstaat aanvaard wordt en, indien van toepassing, door de bevoegde instantie van een derde land. Vak 8 Vermeld hier het identificatienummer van de fabrikant ten behoeve van controle, traceerbaarheid en productondersteuning. Soms wordt hiernaar verwezen als serienummer van de fabrikant of nummer van de constructeur. Vak 9 Schrijf het type motor en propeller voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijhorende gegevensblad. Het identificatienummer van de fabrikant en het bijbehorende adres moeten ook worden vermeld. Vak 10 Goedgekeurde wijzigingen in het ontwerp van de definitie van het luchtvaartuig. Blok 11 Een opsomming van alle toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen (of equivalente voorschriften) en een verklaring omtrent naleving hiervan, samen met een beschrijving van de wijze van naleving voor individuele luchtvaartuigen inclusief producten en gemonteerde onderdelen, uitrustingsstukken en apparatuur. Eventuele toekomstige vereisten wat betreft uitvoeringstijd moeten worden vermeld. Vak 12 Goedgekeurde, niet-opzettelijke afwijking van het goedgekeurde typeontwerp waarnaar soms verwezen wordt als concessie, divergentie of niet-conform ontwerp. Vak 13 Uitsluitend overeengekomen vrijstellingen, afstandsverklaringen of derogaties mogen hier worden opgenomen. Vak 14 Opmerkingen. Eventuele verklaringen, informatie, bijzondere gegevens of beperkingen die van invloed kunnen zijn op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. Indien dergelijke informatie of gegevens ontbreken, vul „GEEN” in. Vak 15 Vul in „Bewijs van luchtwaardigheid” of „Beperkt bewijs van luchtwaardigheid” al naargelang de toepassing. Vak 16 Bijkomende vereisten zoals meegedeeld door een importerend land moeten in dit vak worden vermeld. Vak 17 De conformiteitsverklaring is geldig als alle vakken op het formulier zijn ingevuld. Een kopie van het testvluchtrapport dient samen met eventueel geregistreerde defecten en rectificatiegegevens door de EPO-houder te worden gearchiveerd. Het rapport moet worden ondertekend als voldoende door het ter zake kundige certificeringspersoneel en een lid van de bemanning, bv. de testpiloot of de boordwerkdeskundige tijdens de testvlucht. De uitgevoerde testvluchten gebeuren overeenkomstig de bepalingen van het kwaliteitssysteem, zoals vastgesteld door 21A.139 en met name 21A.139 b) 1) vi) teneinde te waarborgen dat het luchtvaartuig overeenstemt met de toepasselijke ontwerpgegevens en geschikt is voor veilig gebruik. De opsomming van verschafte (of beschikbaar gestelde) artikelen om te voldoen aan de veilige exploitatieaspecten van deze verklaring moeten door de EPO-houder worden gearchiveerd. Vak 18 De conformiteitsverklaring mag worden ondertekend door de persoon die daartoe geautoriseerd is door de houder van de erkenning als productieorganisatie in overeenstemming met 21A.145(d). Gebruik van een stempel is niet toegestaan. Vak 19 Hier moet de naam van de ondertekenaar worden ingevuld in een leesbare vorm, gedrukt of getypt. Vak 20 Hier moet de datum worden vermeld waarop de conformiteitsverklaring is ondertekend. Vak 21 Vermeld hier het door de bevoegde instantie verstrekte erkenningsnummer.”. |
48. |
Aanhangsel IX wordt vervangen door: „Aanhangsel IX Certificaten erkenning als productieorganisatie waaraan in subdeel G van de bijlage (deel 21) wordt gerefereerd — EASA-formulier 55
|
49. |
Aanhangsel X wordt vervangen door: „Aanhangsel X Akkoordverklaring — EASA-formulier 65 — waaraan in subdeel F van de bijlage (deel 21) wordt gerefereerd
|
(1) Ten gebruike van de staat van registratie.
(2) Schrappen indien niet van toepassing.”;
(3) Ten gebruike van de staat van registratie.”;
(4) of EASA indien EASA de bevoegde instantie is.
(5) Schrappen voor niet-EU-lidstaten of EASA.
(6) Schrappen wat niet van toepassing is.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/36 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 26 november 2009
met betrekking tot het standpunt dat de Europese Gemeenschap zal innemen bij de heronderhandeling van de monetaire overeenkomst met Vaticaanstad
(2009/895/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 111, lid 3,
Gezien de aanbeveling van de Commissie,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met ingang van de datum van de invoering van de euro is de Gemeenschap bevoegd voor monetaire en wisselkoersaangelegenheden. |
(2) |
Het is aan de Raad om besluiten te nemen over de regelingen voor de onderhandelingen over en de sluiting van overeenkomsten inzake aangelegenheden betreffende het monetaire of wisselkoersregime. |
(3) |
Op 29 december 2000 heeft de Italiaanse Republiek, namens de Gemeenschap, een monetaire overeenkomst met Vaticaanstad gesloten. |
(4) |
In zijn conclusies van 10 februari 2009 heeft de Raad de Commissie verzocht de werking van de bestaande monetaire overeenkomsten te evalueren en te bezien of de maxima voor de uitgifte van munten kunnen worden verhoogd. |
(5) |
In de mededeling over de werking van de monetaire overeenkomsten met Monaco, San Marino en Vaticaanstad heeft de Commissie geconcludeerd dat de monetaire overeenkomst met Vaticaanstad in zijn huidige vorm dient te worden gewijzigd om tot een consequentere benadering te komen van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en de landen die een monetaire overeenkomst hebben ondertekend. |
(6) |
Er dient bijgevolg zo spoedig mogelijk opnieuw over de monetaire overeenkomst met Vaticaanstad te worden onderhandeld, zodat de nieuwe regeling op 1 januari 2010 in werking treedt, samen met de nieuwe regels voor het in omloop brengen van euromunten welke zijn neergelegd in de op 10 februari 2009 door de Raad in zijn conclusies onderschreven aanbeveling van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (1), |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
De Italiaanse Republiek stelt Vaticaanstad ervan in kennis dat het noodzakelijk is de bestaande monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en Vaticaanstad (hierna „de overeenkomst” genoemd genoemd) zo spoedig mogelijk te wijzigen en biedt aan te heronderhandelen over de desbetreffende bepalingen van de overeenkomst.
Artikel 2
Bij de heronderhandeling van de overeenkomst met Vaticaanstad streeft de Gemeenschap de volgende wijzigingen na:
a) |
De overeenkomst wordt gesloten tussen de Gemeenschap en Vaticaanstad. De tekst van de overeenkomst is een gecodificeerde tekst van de huidige overeenkomst en de wijzigingen. |
b) |
Vaticaanstad verbindt zich ertoe door middel van directe omzettingen of eventuele gelijkwaardige instrumenten alle passende maatregelen te nemen voor de toepassing van alle relevante Gemeenschapswetgeving betreffende de voorkoming van witwassen van geld en de preventie van fraude en vervalsing van contante en girale betaalmiddelen. Zij verbindt zich er ook toe alle relevante Gemeenschapswetgeving betreffende het bankwezen en de financien aan te nemen, wanneer er in Vaticaanstad een banksector wordt gecreeerd. |
c) |
De methode voor de berekening van de plafonds voor de uitgifte van euromunten door Vaticaanstad wordt herzien. Voor de berekening van het nieuwe uitgifteplafond wordt een methode gehanteerd waarbij een vast en een variabel deel worden gecombineerd: met het vaste deel wordt beoogd buitensporige speculatie door muntverzamelaars met muntstukken van Vaticaanstad te vermijden door aan de vraag van de verzamelaarsmarkt te voldoen, terwijl het variabele deel wordt berekend op basis van de gemiddelde muntuitgifte per hoofd van de bevolking van de Republiek Italië in het jaar n-1, vermenigvuldigd met het aantal inwoners van Vaticaanstad. Zonder afbreuk te doen aan de uitgifte van munten voor verzamelaars, wordt het minimumaandeel van de euromunten van Vaticaanstad dat tegen nominale waarde in omloop zal worden gebracht, in de overeenkomst op 51 % vastgesteld. |
d) |
Er wordt een gemengd comité ingesteld om de bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomst gemaakte vorderingen te monitoren. Het comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van Vaticaanstad, de Italiaanse Republiek, de Commissie en de Europese Centrale Bank. Het beschikt over de mogelijkheid jaarlijks het vaste deel te herzien om met de inflatie en de ontwikkeling van de verzamelaarsmarkt rekening te houden. Het onderzoekt om de vijf jaar of het minimumaandeel van de munten dat tegen nominale waarde in omloop zal worden gebracht, voldoende is en het kan eventueel besluiten deze te verhogen. Het neemt zijn besluiten met eenparigheid van stemmen. Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde vast. |
e) |
De euromunten van Vaticaanstad worden geslagen door het Instituto Poligrafico e Zecca dello Stato. Vaticaanstad beschikt echter over de mogelijkheid een andere contractant aan te wijzen onder de Munten van de Europese Unie die euromunten slaan, mits het gemengd comité daarmee instemt. Met het oog op de goedkeuring door de Europese Centrale Bank van de totale omvang van de uitgifte wordt de hoeveelheid munten die Vaticaanstad uitgeeft, opgeteld bij de hoeveelheid munten die wordt uitgegeven door de Republiek Italië. |
f) |
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen wordt aangewezen als de instantie die verantwoordelijk is voor het beslechten van geschillen die uit de toepassing van de overeenkomst kunnen rijzen. |
Indien de Gemeenschap of Vaticaanstad van mening is dat de andere partij een uit de monetaire overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, kan de zaak aanhangig worden gemaakt bij het Hof van Justitie. Het arrest van het Hof van Justitie is bindend voor de partijen, die gehouden zijn de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest binnen de termijn die het Hof van Justitie in zijn arrest heeft vastgesteld. Ingeval de Gemeenschap of Vaticaanstad nalaat om binnen de gestelde termijn de maatregelen te nemen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest, kan de andere partij de overeenkomst onmiddellijk opzeggen.
Artikel 3
De onderhandelingen met Vaticaanstad worden namens de Gemeenschap gevoerd door de Italiaanse Republiek en de Commissie. De Italiaanse Republiek en de Commissie zijn bevoegd, de overeenkomst in naam van de Gemeenschap te paraferen. De ECB wordt volledig betrokken bij de onderhandelingen en haar instemming is vereist voor onderwerpen die binnen haar bevoegdheidssfeer vallen. De Italiaanse Republiek en de Commissie leggen de ontwerpovereenkomst ter advies voor aan het Economisch en Financieel Comité (hierna: „EFC” genoemd).
Artikel 4
Bij de parafering van de overeenkomst verwerft de Commissie de bevoegdheid om namens de Gemeenschap de overeenkomst te sluiten, tenzij het EFC of de ECB van mening is dat de overeenkomst aan de Raad moet worden voorgelegd.
Artikel 5
Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek, de Commissie en de ECB.
Gedaan te Brussel, 26 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
J. BJÖRKLUND
(1) PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/38 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
(2009/896/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met Antigua en Barbuda onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”). |
(2) |
De overeenkomst werd namens de Gemeenschap ondertekend op 28 mei 2009 en werd sindsdien voorlopig toegepast, onder voorbehoud van sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2009/478/EG van de Raad (2). |
(3) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd. |
(4) |
Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht, dat zijn eigen reglement van orde moet vaststellen. Er dient een vereenvoudigde procedure te worden gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap inzake de vaststelling van dit reglement van orde. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van dit besluit en is het bijgevolg niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (3) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (4).
Artikel 3
De Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, in het bij artikel 6 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité van deskundigen.
Artikel 4
In het gemengd comité van deskundigen zal het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) PB C …
(2) PB L 169 van 30.6.2009, blz. 1.
(3) Zie voor de tekst van de overeenkomst PB L 169 van 30.6.2009, blz. 3.
(4) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/39 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Gemenebest van de Bahama's inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
(2009/897/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met het Gemenebest van de Bahama's onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”). |
(2) |
De overeenkomst werd namens de Gemeenschap ondertekend op 28 mei 2009 en werd sindsdien voorlopig toegepast, onder voorbehoud van sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2009/481/EG van de Raad (2). |
(3) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd. |
(4) |
Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht, dat zijn eigen reglement van orde moet vaststellen. Er dient een vereenvoudigde procedure te worden gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap inzake de vaststelling van dit reglement van orde. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van dit besluit en is het bijgevolg niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Gemenebest van de Bahama's inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (3) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (4).
Artikel 3
De Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, in het bij artikel 6 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité van deskundigen.
Artikel 4
In het gemengd comité van deskundigen zal het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) PB C …
(2) PB L 169 van 30.6.2009, blz. 23.
(3) Zie voor de tekst van de overeenkomst PB L 169 van 30.6.2009, blz. 24.
(4) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/40 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Barbados inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
(2009/898/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met Barbados onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”). |
(2) |
De overeenkomst werd namens de Gemeenschap ondertekend op 28 mei 2009 en werd sindsdien voorlopig toegepast, onder voorbehoud van sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2009/479/EG van de Raad (2). |
(3) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd. |
(4) |
Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht, dat zijn eigen reglement van orde moet vaststellen. Er dient een vereenvoudigde procedure te worden gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap inzake de vaststelling van dit reglement van orde. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van dit besluit en is het bijgevolg niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Barbados inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (3) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (4).
Artikel 3
De Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, in het bij artikel 6 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité van deskundigen.
Artikel 4
In het gemengd comité van deskundigen zal het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) Advies van 20 oktober 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 169 van 30.6.2009, blz. 9.
(3) Zie voor de tekst van de overeenkomst PB L 169 van 30.6.2009, blz. 10.
(4) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/41 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mauritius inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
(2009/899/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met de Republiek Mauritius onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”). |
(2) |
De overeenkomst werd namens de Gemeenschap ondertekend op 28 mei 2009 en werd sindsdien voorlopig toegepast, onder voorbehoud van sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2009/480/EG van de Raad (2). |
(3) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd. |
(4) |
Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht, dat zijn eigen reglement van orde moet vaststellen. Er dient een vereenvoudigde procedure te worden gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap inzake de vaststelling van dit reglement van orde. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van dit besluit en is het bijgevolg niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mauritius inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (3) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (4).
Artikel 3
De Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, in het bij artikel 6 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité van deskundigen.
Artikel 4
In het gemengd comité van deskundigen zal het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) PB C …
(2) PB L 169 van 30.6.2009, blz. 16.
(3) Zie voor de tekst van de overeenkomst PB L 169 van 30.6.2009, blz. 17.
(4) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/42 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
(2009/900/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met de Republiek der Seychellen onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”). |
(2) |
De overeenkomst werd namens de Gemeenschap ondertekend op 28 mei 2009 en werd sindsdien voorlopig toegepast, onder voorbehoud van sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2009/482/EG van de Raad (2). |
(3) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd. |
(4) |
Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht, dat zijn eigen reglement van orde moet vaststellen. Er dient een vereenvoudigde procedure te worden gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap inzake de vaststelling van dit reglement van orde. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van dit besluit en is het bijgevolg niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (3) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (4).
Artikel 3
De Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, in het bij artikel 6 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité van deskundigen.
Artikel 4
In het gemengd comité van deskundigen zal het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) Advies van 20 oktober 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 169 van 30.6.2009, blz. 30.
(3) Zie voor de tekst van de overeenkomst PB L 169 van 30.6.2009, blz. 31.
(4) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/43 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federatie van Saint Kitts en Nevis inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf
(2009/901/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder b), i), juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap met de Federatie van Saint Kitts en Nevis onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”). |
(2) |
De overeenkomst werd namens de Gemeenschap ondertekend op 28 mei 2009 en werd sindsdien voorlopig toegepast, onder voorbehoud van sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2009/483/EG van de Raad (2). |
(3) |
De overeenkomst moet worden goedgekeurd. |
(4) |
Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht, dat zijn eigen reglement van orde moet vaststellen. Er dient een vereenvoudigde procedure te worden gevolgd voor de vaststelling van het standpunt van de Gemeenschap inzake de vaststelling van dit reglement van orde. |
(5) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van dat Protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van dit besluit en is het bijgevolg niet bindend voor noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federatie van Saint Kitts en Nevis inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (3) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad verricht de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (4).
Artikel 3
De Gemeenschap wordt vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, in het bij artikel 6 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité van deskundigen.
Artikel 4
In het gemengd comité van deskundigen zal het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 6, lid 4, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) Advies van 20 oktober 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 169 van 30.6.2009, blz. 37.
(3) Zie voor de tekst van de overeenkomst PB L 169 van 30.6.2009, blz. 38.
(4) De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/44 |
BESLUIT 2009/902/JBZ VAN DE RAAD
van 30 november 2009
betreffende de oprichting van een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) en tot intrekking van Besluit 2001/427/JBZ
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 30, lid 1, artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder c),
Gezien het initiatief van het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999 kwam tot de conclusie dat verder dient te worden gewerkt aan de ontwikkeling van preventiemaatregelen en de uitwisseling van beste praktijken, dat het netwerk van bevoegde nationale autoriteiten voor criminaliteitspreventie en de samenwerking tussen de nationale organisaties op het terrein van de criminaliteitspreventie dient te worden versterkt, en dat de eerste prioriteiten voor deze samenwerking jeugdcriminaliteit, stedelijke en drugsgerelateerde criminaliteit zouden kunnen zijn. Daartoe dient de mogelijkheid van een door de Gemeenschap gefinancierd programma te worden onderzocht. |
(2) |
In aanbeveling 6 van de strategie van de Europese Unie voor het begin van het nieuwe millennium inzake de voorkoming en bestrijding van georganiseerde criminaliteit (2) wordt de Raad opgeroepen zich zo nodig te laten bijstaan door gekwalificeerde deskundigen op het gebied van de criminaliteitspreventie, zoals de nationale knooppunten, of door een netwerk op te richten van deskundigen afkomstig uit nationale criminaliteitspreventieorganisaties. |
(3) |
Het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie is opgericht bij Besluit 2001/427/JBZ van de Raad (3). |
(4) |
Bij de externe evaluatie van het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie in 2008-2009 werden mogelijkheden in kaart gebracht om het netwerk te versterken. De raad van bestuur van het ENCP heeft die aanvaard, waardoor het nodig werd Besluit 2001/427/JBZ in te trekken en te vervangen door een nieuw besluit van de Raad inzake het netwerk. |
(5) |
Uit de evaluatie bleek dat een grotere betrokkenheid van de nationale vertegenwoordigers bij de activiteiten van het netwerk nodig is. |
(6) |
Er is een aantal veranderingen nodig om het netwerk te versterken, waaronder wijzigingen van de bepalingen betreffende de aanpak met betrekking tot de contactpunten, het secretariaat, de structuur van de raad van bestuur en zijn taken, onder meer de benoeming van de voorzitter. |
(7) |
Wijzigingen in de samenstelling van het netwerk moeten efficiënt en kosteneffectief zijn, en voortbouwen op eerdere ervaringen van de lidstaten bij de financiering en uitvoering van de secretariële en andere netwerktaken. De raad van bestuur moet de inspanningen opvoeren bij de samenwerking om de mogelijkheden voor financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie te onderzoeken en ten volle te benutten. Dit zou kunnen geschieden op basis van kaderpartnerschappen of doordat het netwerk wordt opgenomen in de lijst van erkende organisaties in een monopoliepositie in het desbetreffende financieringsprogramma. |
(8) |
De overige bepalingen moeten zijn gebaseerd op Besluit 2001/427/JBZ, |
BESLUIT:
Artikel 1
Oprichting
Er wordt een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie opgericht, hierna „netwerk” te noemen. Het is de opvolger van het netwerk dat bij Besluit 2001/427/JBZ werd opgericht.
Artikel 2
Doel
1. Het netwerk draagt bij tot de ontwikkeling van de diverse aspecten van criminaliteitspreventie op het niveau van de Europese Unie, rekening houdend met de strategie voor criminaliteitspreventie van de Europese Unie, en ondersteunt de acties ter voorkoming van criminaliteit op nationaal en lokaal niveau.
2. Criminaliteitspreventie omvat alle maatregelen die ten doel hebben criminaliteit en gevoelens van onveiligheid onder de burgers zowel in kwantitatief als in kwalitatief opzicht terug te dringen of mede terug te dringen, hetzij door criminele activiteiten rechtstreeks te ontmoedigen, hetzij door beleidsmaatregelen en acties waardoor de mogelijkheden tot en de oorzaken van criminaliteit worden beperkt. Bij criminaliteitspreventie zijn overheid, bevoegde autoriteiten, strafrechtelijke instanties, lokale autoriteiten en de organisaties van specialisten die zij in Europa hebben opgericht, de particuliere sector, vrijwilligersorganisaties, onderzoekers en het publiek - daarin bijgestaan door de media - betrokken.
Artikel 3
Structuur en samenstelling
1. Het netwerk bestaat uit een raad van bestuur en een secretariaat, alsmede uit contactpunten die door elke lidstaat kunnen worden aangewezen.
2. De raad van bestuur bestaat uit nationale vertegenwoordigers, met een voorzitter en een uitvoerend comité.
3. Iedere lidstaat benoemt een nationale vertegenwoordiger en kan een plaatsvervanger benoemen.
4. De voorzitter wordt benoemd uit de nationale vertegenwoordigers.
5. Het uitvoerend comité staat onder leiding van de voorzitter en bestaat verder uit ten hoogste nog zes leden van de raad van bestuur en een vertegenwoordiger aangewezen door de Commissie.
Artikel 4
Taken
Het netwerk heeft met name de volgende taken:
a) |
het vergemakkelijkt de samenwerking, de contacten en de uitwisseling van informatie en ervaring tussen actoren die werkzaam zijn op het gebied van criminaliteitspreventie; |
b) |
het verzamelt en beoordeelt geëvalueerde informatie, waaronder goede praktijken voor bestaande acties inzake criminaliteitspreventie, en deelt deze mee; |
c) |
het organiseert conferenties, met name een jaarlijkse conferentie over beste praktijken, en andere activiteiten, waaronder de jaarlijkse European Crime Prevention Award, teneinde de doelstellingen van het netwerk te bereiken en de resultaten daarvan breed te verspreiden; |
d) |
het stelt in voorkomend geval zijn expertise ter beschikking van de Raad en de Commissie; |
e) |
het brengt via de raad van bestuur en de bevoegde werkstructuren elk jaar aan de Raad verslag uit over zijn werkzaamheden. De Raad wordt verzocht het verslag goed te keuren en het toe te zenden aan het Europees Parlement; |
f) |
het ontwikkelt een werkprogramma dat berust op een duidelijk omschreven strategie waarin rekening wordt gehouden met het onderkennen van en de respons op van belang zijnde criminaliteitsdreigingen, en voert dit werkprogramma uit. |
Artikel 5
Uitwisseling van informatie
Het netwerk kwijt zich als volgt van zijn taken:
a) |
het kiest voor een multidisciplinaire aanpak; |
b) |
het houdt via de nationale vertegenwoordigers en de contactpunten nauw contact met de instanties voor criminaliteitspreventie, lokale autoriteiten, lokale partnerschappen en de civiele samenleving, alsmede met onderzoekinstellingen en niet-gouvernementele organisaties in de lidstaten; |
c) |
het zet zijn eigen internetsite op, waarop zijn periodieke verslagen worden geplaatst, alsmede alle andere nuttige informatie, met name een overzicht van beste praktijken, en onderhoudt deze internetsite; |
d) |
het tracht de resultaten van de in het kader van programma's van de Unie gefinancierde projecten die voor criminaliteitspreventie van belang zijn, te benutten en te verspreiden. |
Artikel 6
Verantwoordelijkheden
1. Het uitvoerend comité verleent steun aan de voorzitter bij, onder meer:
a) |
het ontwikkelen van de strategie van het netwerk, die ter goedkeuring aan de raad van bestuur wordt voorgelegd; |
b) |
het op een efficiënte wijze leiden van de raad van bestuur, en |
c) |
het ontwikkelen en uitvoeren van het werkprogramma. |
2. De rol van de raad van bestuur is onder meer:
a) |
te zorgen voor de goede werking van het netwerk overeenkomstig dit besluit, onder meer door besluiten te nemen over de praktische organisatie van de taken van het secretariaat; |
b) |
een financiële regeling uit te werken en vast te stellen; |
c) |
zijn goedkeuring te hechten aan de strategie van het netwerk, die bijdraagt tot de ontwikkeling van criminaliteitspreventie op het niveau van de Unie; |
d) |
het werkprogramma van het netwerk vast te stellen en ervoor te zorgen dat het programma wordt uitgevoerd; |
e) |
jaarlijks een verslag over de activiteiten van het netwerk vast te stellen. |
3. De raad van bestuur stelt bij eenparig besluit zijn reglement van orde vast, dat onder meer bepalingen bevat over de aanwijzing en de ambtstermijn van de voorzitter en van de leden van het uitvoerend comité, de regelingen voor de besluitvorming van de raad van bestuur, de talenregeling, de taken, de organisatie en de middelen van het secretariaat en de administratieve regelingen voor de samenwerking met andere entiteiten, als bedoeld in artikel 8.
4. Het secretariaat ondersteunt het bestuur. Het werkt op permanente basis en staat, met inachtneming van de vereiste vertrouwelijkheid, volledig ten dienste van het netwerk. Het heeft de volgende taken:
a) |
administratieve en algemene ondersteuning bij de voorbereiding van vergaderingen, seminars en conferenties verlenen; het jaarverslag en het werkprogramma opstellen, de uitvoering van het werkprogramma ondersteunen en als centraal contactpunt voor communicatie met de leden van het netwerk fungeren; |
b) |
te voorzien in analyse en ondersteuning met het oog op het signaleren van lopende onderzoeksactiviteiten op het gebied van criminaliteitspreventie en verwante informatie die van nut kan zijn voor het netwerk; |
c) |
de algehele verantwoordelijkheid voor de hosting, de ontwikkeling en het onderhoud van de website van het netwerk te dragen. |
5. Elke nationale vertegenwoordiger promoot de activiteiten van het netwerk op nationaal en lokaal niveau en faciliteert het verstrekken, onderhouden en uitwisselen van materiaal inzake criminaliteitspreventie tussen de lidstaat die hij vertegenwoordigt en het netwerk.
6. De nationale vertegenwoordigers worden bij het uitwisselen van nationale informatie inzake criminaliteitspreventie en deskundigheid binnen het netwerk ondersteund door contactpunten.
7. Het secretariaat rapporteert aan en functioneert onder toezicht van de voorzitter en het uitvoerend comité.
8. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de financiering van het netwerk en zijn activiteiten. De lidstaten werken, via de raad van bestuur, samen om te zorgen voor de kosteneffectieve financiering van het netwerk en zijn activiteiten.
9. Lid 8 doet geen afbreuk aan de mogelijkheden om financiële steun uit de algemene begroting van de Europese Unie te vragen en te ontvangen.
Artikel 7
Vergaderingen van de raad van bestuur
De raad van bestuur komt ten minste om de zes maanden op uitnodiging van de voorzitter bijeen.
Artikel 8
Samenwerking met andere entiteiten
Het netwerk kan samenwerken met andere entiteiten die bevoegd zijn op het gebied van criminaliteitspreventie, wanneer dit dienstig is voor het bereiken van de doelstellingen van het netwerk.
Artikel 9
Evaluatie
Uiterlijk 30 november 2012 presenteert de Commissie aan de Raad een evaluatieverslag over de werkzaamheden van het netwerk. Daarin wordt speciale aandacht besteed aan de efficiëntie van de werking van het netwerk en zijn secretariaat en wordt naar behoren rekening gehouden met de interactie tussen het netwerk en andere belanghebbenden. Op basis van de resultaten van deze evaluatie wordt nagegaan welke mogelijkheden zich zouden kunnen aanbieden door, bijvoorbeeld, het secretariaat over de brengen naar een bestaand orgaan.
Artikel 10
Intrekking
Besluit 2001/427/JBZ wordt ingetrokken.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
B. ASK
(1) PB C 222 van 15.9.2009, blz. 2.
(2) PB C 124 van 3.5.2000, blz. 1.
(3) PB L 153 van 8.6.2001, blz. 1.
V Besluiten die zijn aangenomen vanaf 1 december 2009 op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag
BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE VERPLICHT IS
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/47 |
VERORDENING (EU) Nr. 1195/2009 VAN DE COMMISSIE
van 7 december 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 8 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 december 2009.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
AL |
43,8 |
MA |
40,6 |
|
TR |
61,8 |
|
ZZ |
48,7 |
|
0707 00 05 |
MA |
49,3 |
TR |
75,7 |
|
ZZ |
62,5 |
|
0709 90 70 |
MA |
41,0 |
TR |
115,8 |
|
ZZ |
78,4 |
|
0805 10 20 |
AR |
70,4 |
MA |
50,6 |
|
TR |
64,6 |
|
ZA |
48,5 |
|
ZZ |
58,5 |
|
0805 20 10 |
MA |
73,0 |
ZZ |
73,0 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
CN |
132,8 |
HR |
67,9 |
|
IL |
68,7 |
|
TR |
77,1 |
|
ZZ |
86,6 |
|
0805 50 10 |
TR |
74,9 |
ZZ |
74,9 |
|
0808 10 80 |
AU |
161,8 |
CA |
65,1 |
|
CN |
83,6 |
|
MK |
20,3 |
|
US |
90,6 |
|
ZA |
106,2 |
|
ZZ |
87,9 |
|
0808 20 50 |
CN |
36,7 |
US |
213,0 |
|
ZZ |
124,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/49 |
VERORDENING (EU) Nr. 1196/2009 VAN DE COMMISSIE
van 4 december 2009
tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaarzen in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag voeren van een van de lidstaten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn de quota voor 2009 vastgesteld, met name voor bepaalde NAFO-bestanden. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen van de Gemeenschap en vaartuigen van andere verdragsluitende partijen, de voor 2009 toegewezen TAC volledig is opgevist. |
(3) |
Derhalve moet het, overeenkomstig voetnoot 1 in bovengenoemde verordening, worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
De TAC die voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening bedoelde verdragsluitende partijen bij NAFO is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van een van de in die bijlage bedoelde lidstaten voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden. Het is tevens verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 december 2009.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.
(3) PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.
BIJLAGE
Nr. |
02/09/NA |
Lidstaat |
Alle lidstaten |
Bestand |
RED/N3M. |
Soort |
Roodbaars (Sebastes spp.) |
Gebied |
NAFO 3M |
Datum |
23.11.2009 |
BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE NIET VERPLICHT IS
8.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 321/51 |
BESLUIT VAN DE RAAD
genomen in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie,
van 4 december 2009
houdende vaststelling van de lijst van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen
(2009/903/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 17, leden 3 en 4 en lid 7, tweede alinea,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 106 bis,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De omstandigheden waarin het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon is verlopen, hebben ertoe geleid dat de Commissie die op 22 november 2004 was benoemd, na 31 oktober 2009 in functie is gebleven, in afwachting van de voltooiing van de procedure voor de benoeming van de nieuwe Commissie, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon. |
(2) |
Er dient een nieuwe Commissie, bestaande uit één onderdaan van iedere lidstaat, met inbegrip van de voorzitter en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, te worden benoemd voor de periode tot en met 31 oktober 2014. |
(3) |
De Europese Raad heeft de heer José Manuel DURÃO BARROSO bij het Europees Parlement voorgedragen voor het ambt van voorzitter van de Commissie, en het Europees Parlement heeft de aldus aangewezen kandidaat verkozen. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie dient de Europese Raad, met instemming van de voorzitter van de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid te benoemen. |
(5) |
De Raad moet, in onderlinge overeenstemming met de verkozen voorzitter van de Commissie, de lijst vaststellen van de overige personen die hij voorstelt tot lid van de Commissie te benoemen voor de periode tot en met 31 oktober 2014. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 17, lid 7, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zullen de voorzitter, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de overige leden van de Commissie, als college, ter goedkeuring aan een stemming van het Europees Parlement worden onderworpen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:
Artikel 1
In onderlinge overeenstemming met de heer José Manuel DURÃO BARROSO, verkozen voorzitter van de Commissie, stelt de Raad voor de volgende personen tot lid van de Commissie te benoemen voor de periode tot en met 31 oktober 2014:
|
de heer Joaquín ALMUNIA AMANN |
|
de heer László ANDOR |
|
de heer Michel BARNIER |
|
de heer Dacian CIOLOȘ |
|
de heer John DALLI |
|
mevrouw Maria DAMANAKI |
|
de heer Karel DE GUCHT |
|
de heer Štefan FÜLE |
|
mevrouw Máire GEOGHEGAN-QUINN |
|
de heer Johannes HAHN |
|
mevrouw Connie HEDEGAARD |
|
mevrouw Rumiana JELEVA |
|
de heer Siim KALLAS |
|
mevrouw Neelie KROES |
|
de heer Janusz LEWANDOWSKI |
|
mevrouw Cecilia MALMSTRÖM |
|
de heer Günther H. OETTINGER |
|
de heer Andris PIEBALGS |
|
de heer Janez POTOČNIK |
|
mevrouw Viviane REDING |
|
de heer Olli REHN |
|
de heer Maroš ŠEFČOVIČ |
|
de heer Algirdas Gediminas ŠEMETA |
|
de heer Antonio TAJANI |
|
mevrouw Androulla VASSILIOU |
Artikel 2
Dit besluit wordt voorgelegd aan het Europees Parlement.
Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 4 december 2009.
Voor de Raad
De voorzitster
E. BJÖRLING