ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.320.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 320

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
5 december 2009


Inhoud

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

Bladzijde

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/889/EG

 

*

Besluit van de Raad van 30 november 2009 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Georgië

1

 

 

2009/890/EG

 

*

Besluit van de Raad van 30 november 2009 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Armenië

3

 

 

2009/891/EG

 

*

Besluit van de Raad van 30 november 2009 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Bosnië-Herzegovina

6

 

 

2009/892/EG

 

*

Besluit van de Raad van 30 november 2009 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Servië

9

 

 

Commissie

 

 

2009/893/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 november 2009 betreffende de invoer van sperma van als landbouwhuisdier gehouden varkens in de Gemeenschap wat betreft lijsten van derde landen en van spermacentra, en certificeringsvoorschriften (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9354)  ( 1 )

12

 

 

2009/894/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor houten meubelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9522)  ( 1 )

23

 

 

V   Besluiten die zijn aangenomen vanaf 1 december 2009 op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag

 

 

BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE VERPLICHT IS

 

 

Verordening (EU) nr. 1192/2009 van de Commissie van 4 december 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

33

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad van 27 juni 2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, uit Kroatië, Oekraïne, Roemenië en Rusland, tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2320/97 en (EG) nr. 348/2000 van de Raad, tot beëindiging van de tussentijdse procedure en de procedure bij het vervallen van de maatregelen voor de eventuele herziening van de antidumpingrechten op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, uit onder meer Roemenië en Rusland en tot beëindiging van de tussentijdse procedures voor de eventuele herziening van de antidumpingrechten op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, uit onder meer Roemenië en Rusland en uit Kroatië en Oekraïne (PB L 175 van 29.6.2006)

35

 

*

Rectificaties van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007)

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Georgië

(2009/889/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen tussen Georgië en de Europese Unie verlopen in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid, dat wordt versterkt door het onlangs gelanceerde oostelijk partnerschap.

(2)

De buitengewone Europese Raad van 1 september 2008 heeft bevestigd dat de Europese Unie bereid is de banden met Georgië aan te halen na het gewapende conflict met Rusland in augustus 2008.

(3)

Het economische herstel- en stabilisatieprogramma van Georgië wordt ondersteund door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) middels een stand-by-overeenkomst die op 15 september 2008 is goedgekeurd.

(4)

Tijdens de donorconferentie van 22 oktober 2008 heeft de internationale gemeenschap steun toegezegd voor het economische herstel van Georgië in overeenstemming met de door de Verenigde Naties en de Wereldbank gezamenlijk uitgevoerde behoeftenevaluatie.

(5)

De Europese Gemeenschap heeft aangekondigd tot 500 miljoen EUR aan bijstand aan Georgië te zullen toekennen voor de periode 2008 tot en met 2010.

(6)

Gelet op het feit dat er voor 2009 en 2010 nog van een aanzienlijke resterende financieringsbehoefte op de betalingsbalans sprake is, wordt de macrofinanciële bijstand in het Gemeenschapspakket voor Georgië opgenomen.

(7)

Met het oog op een efficiënte bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in het kader van deze MFB moet Georgië passende maatregelen nemen met het oog op de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot de bijstand. Er moet eveneens worden gezorgd voor controles door de Commissie en audits door de Rekenkamer.

(8)

De uitkering van de communautaire financiële bijstand laat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet.

(9)

Deze bijstand moet worden beheerd door de Commissie, in overleg met het Economisch en Financieel Comité.

(10)

Afgezien van artikel 308 voorziet het Verdrag niet in bevoegdheden voor de aanneming van dit besluit,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De Gemeenschap stelt Georgië macrofinanciële bijstand beschikbaar in de vorm van giften ten belope van een maximumbedrag van 46 miljoen EUR, enerzijds, ter ondersteuning van de inspanningen van Georgië met het oog op het bewerkstelligen van een naoorlogs economisch herstel, dat onder meer wordt bemoeilijkt door de internationale financiële crisis, en, anderzijds, tot verlichting van de financiële druk op de uitvoering van het economische hervormingsprogramma van de regering.

2.   De communautaire financiële bijstand wordt in overleg met het Economisch en Financieel Comité door de Commissie beheerd op een wijze die in overeenstemming is met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Georgië.

3.   De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt voor twee jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het memorandum van overeenstemming bedoeld in artikel 2, lid 1. Indien de omstandigheden hiertoe nopen kan de Commissie evenwel, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, besluiten de beschikbaarheidsperiode met maximaal één jaar te verlengen.

Artikel 2

1.   De Commissie wordt gemachtigd, na overleg met het Economisch en Financieel Comité, met de autoriteiten van Georgië overeenstemming te bereiken over de aan de communautaire financiële bijstand te verbinden financiële en economische beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming en in een subsidieovereenkomst moeten worden vastgelegd. Deze voorwaarden stroken met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Georgië.

2.   Tijdens de tenuitvoerlegging van de communautaire financiële bijstand controleert de Commissie de deugdelijkheid van de voor deze bijstand relevante financiële en administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Georgië.

3.   De Commissie onderzoekt periodiek of het economische beleid van Georgië verenigbaar is met de doelstellingen van de communautaire bijstand en of op bevredigende wijze aan de daaraan verbonden financiële en economische beleidsvoorwaarden is voldaan. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank en, wanneer nodig, met het Economisch en Financieel Comité.

Artikel 3

1.   De Commissie stelt de communautaire financiële bijstand in twee tranches beschikbaar aan Georgië.

2.   De Commissie besluit tot uitkering van de tranches bij een bevredigende naleving van het door het IMF ondersteunde economische programma en van de andere voorwaarden die Georgië en de Gemeenschap volgens artikel 2, lid 1, overeenkomen. De tweede tranche wordt niet eerder dan drie maanden na de eerste tranche uitbetaald.

3.   De communautaire middelen worden aan de Nationale Bank van Georgië uitgekeerd. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoefte, kan de tegenwaarde ervan in plaatselijke valuta aan de Schatkist van Georgië als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 4

De communautaire financiële bijstand wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan (2). In het bijzonder wordt in het memorandum van overeenstemming en in de subsidieovereenkomst met de autoriteiten van Georgië bepaald dat Georgië passende maatregelen vaststelt met het oog op de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de bijstand. Tevens wordt bepaald dat de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het recht heeft controles ter plaatse te verrichten en dat de Rekenkamer het recht heeft om, eventueel ter plaatse, audits uit te voeren.

Artikel 5

Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen, waarin een evaluatie van de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar is opgenomen. In dit verslag wordt het verband gespecificeerd tussen de in een krachtens artikel 2, lid 1, te sluiten memorandum van overeenstemming vastgelegde beleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Georgië en het besluit van de Commissie om de bijstandstranches uit te betalen.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie, PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Armenië

(2009/890/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen tussen Armenië en de Europese Unie ontwikkelen zich in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB). Op 14 november 2006 bereikten de Europese Unie en Armenië overeenstemming over een ENB-actieplan waarin prioriteiten op middellange termijn voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Armenië en voor de daarmee samenhangende beleidsterreinen worden vastgesteld, die naar verwacht zullen leiden tot een verdergaande economische integratie. Het kader van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Armenië wordt versterkt door het recente oostelijk partnerschap.

(2)

De Armeense economie wordt sinds de tweede helft van 2008 steeds harder getroffen door de internationale financiële crisis: de productie is gedaald, de overheidsontvangsten zijn teruggelopen en de externe financieringsbehoefte neemt toe.

(3)

Armeniës economische aanpassing en herstel worden ondersteund met financiële bijstand van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). In maart 2009 sloten de Armeense autoriteiten met het IMF een stand-by-overeenkomst voor 540 miljoen USD die bedoeld is om Armenië te helpen de economische crisis het hoofd te bieden.

(4)

Na een verdere verslechtering van de economische situatie, een noodzakelijke herziening van de aan het programma ten grondslag liggende economische aannames en een toegenomen externe financieringsbehoefte kwamen Armenië en het IMF een verhoging van de IMF-middelen met 250 miljoen USD overeen, die op 22 juni door de raad van bestuur van het IMF 2009 is goedgekeurd.

(5)

De Gemeenschap is voornemens in 2009 en 2010 uit hoofde van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) een gift van in totaal 32 miljoen EUR toe te kennen ter financiering van de begroting.

(6)

Wegens de verslechterende economische situatie en vooruitzichten heeft Armenië de Gemeenschap om aanvullende macrofinanciële bijstand verzocht.

(7)

Aangezien er in 2010 sprake is van een resterend financieringstekort op de betalingsbalans, wordt de toekenning van macrofinanciële bijstand als passende reactie aangemerkt op Armeniës verzoek om in de huidige buitengewone omstandigheden de economische stabilisatie te steunen in samenhang met het lopende IMF-programma. Tevens wordt verwacht dat de onderhavige financiële bijstand de financieringsbehoefte van de overheidsbegroting zal verminderen.

(8)

Met het oog op een efficiënte bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in het kader van deze MFB moet Armenië passende maatregelen nemen voor de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot deze bijstand. Er moet eveneens worden gezorgd voor controles door de Commissie en audits door de Rekenkamer.

(9)

De uitbetaling van de communautaire financiële bijstand laat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet.

(10)

Deze bijstand moet door de Commissie in overleg met het Economisch en Financieel Comité worden beheerd.

(11)

In het Verdrag zijn voor de goedkeuring van het voorliggende besluit geen andere bevoegdheden voorzien dan die van artikel 308,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De Gemeenschap stelt Armenië macrofinanciële bijstand in de vorm van een leningsfaciliteit en een gift beschikbaar om de economische stabilisatie van het land te ondersteunen en de in het lopende IMF-programma vastgestelde budgettaire en betalingsbalansbehoefte te lenigen.

2.   Voor de leningcomponent van deze bijstand geldt een hoofdsom van ten hoogste 65 miljoen EUR en een maximale looptijd van vijftien jaar. Hiertoe wordt de Commissie gemachtigd namens de Europese Gemeenschap de nodige middelen op te nemen.

3.   De giftcomponent van deze bijstand bedraagt ten hoogste 35 miljoen EUR.

4.   De uitbetaling van de communautaire financiële bijstand wordt door de Commissie beheerd in nauwe samenwerking met het Economisch en Financieel Comité en op een wijze die verenigbaar is met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Armenië.

5.   De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt voor twee jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming. Indien de omstandigheden daartoe nopen, kan de Commissie evenwel, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, besluiten de beschikbaarheidsperiode met maximaal één jaar te verlengen.

Artikel 2

1.   De Commissie komt, na overleg met het Economisch en Financieel Comité, met de autoriteiten van Armenië de aan de communautaire macrofinanciële bijstand te verbinden economische beleidsvoorwaarden overeen, die in een memorandum van overeenstemming, in een giftovereenkomst en in een leningsovereenkomst moeten worden vastgelegd. Deze voorwaarden stroken met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Armenië. De gedetailleerde financiële voorwaarden van de bijstand worden vastgelegd in de tussen de Commissie en de autoriteiten van Armenië te sluiten giftovereenkomst en leningsovereenkomst.

2.   Tijdens de tenuitvoerlegging van de communautaire financiële bijstand controleert de Commissie de deugdelijkheid van de voor deze bijstand relevante financiële en administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Armenië.

3.   De Commissie onderzoekt periodiek of het economische beleid van Armenië verenigbaar is met de doelstellingen van de communautaire bijstand en of op bevredigende wijze aan de overeengekomen economische beleidsvoorwaarden is voldaan. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank en, wanneer nodig, met het Economisch en Financieel Comité.

Artikel 3

1.   De Commissie stelt de communautaire financiële bijstand in twee tranches beschikbaar aan Armenië, mits aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan. De omvang van de tranches wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.   De Commissie besluit tot de uitbetaling van de tranches bij een bevredigende naleving van de in het memorandum van overeenstemming vastgelegde economische beleidsvoorwaarden en volgens de voorwaarden van de giftovereenkomst en de leningsovereenkomst. De tweede tranche wordt niet eerder dan drie maanden na de eerste tranche uitbetaald.

3.   De communautaire middelen worden aan de centrale bank van Armenië uitgekeerd. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoefte, kan de tegenwaarde in de plaatselijke valuta aan de Schatkist van Armenië als eindbegunstigde worden overgemaakt.

Artikel 4

1.   De transacties tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro, worden met dezelfde valutadatum afgesloten en mogen voor de Gemeenschap geen looptijdtransformatie, wisselkoers- of renterisico, of enig ander commercieel risico met zich brengen.

2.   Indien Armenië daarom verzoekt, neemt de Commissie de nodige maatregelen om in de voorwaarden van de lening een clausule inzake vervroegde aflossing op te nemen en deze toe te passen.

3.   De Commissie kan, op verzoek van Armenië en indien de omstandigheden een gunstigere rente op de lening mogelijk maken, haar oorspronkelijk opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk herfinancieren of de desbetreffende financiële voorwaarden herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in lid 1 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de gemiddelde looptijd van de betrokken leningen en evenmin tot een verhoging van het op de dag van de herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande bedrag.

4.   Alle kosten die de Gemeenschap bij het sluiten en uitvoeren van de in dit besluit bedoelde transacties maakt, komen ten laste van Armenië.

5.   Het Economisch en Financieel Comité wordt in kennis gesteld van de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 5

De communautaire financiële bijstand wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan (2). In het bijzonder wordt in het memorandum van overeenstemming, in de giftovereenkomst en in de leningsovereenkomst die met de autoriteiten van Armenië moeten worden gesloten, bepaald dat Armenië passende maatregelen moet vaststellen met het oog op de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de bijstand. Tevens wordt bepaald dat de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het recht heeft controles ter plaatse te verrichten en dat de Rekenkamer het recht heeft om, eventueel ter plaatse, audits te verrichten.

Artikel 6

Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen, waarin een evaluatie van de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar is opgenomen. In dit verslag wordt het verband aangegeven tussen de in een krachtens artikel 2, lid 1, te sluiten memorandum van overeenstemming vastgelegde beleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Armenië en het besluit van de Commissie om de bijstandstranches uit te betalen.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(2)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie, PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.


5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/6


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Bosnië-Herzegovina

(2009/891/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen tussen Bosnië-Herzegovina en de Europese Unie (EU) ontwikkelen zich in het kader van het stabilisatie- en associatieproces en het Europees partnerschap; op 16 juni 2008 hebben Bosnië-Herzegovina en de Commissie een stabilisatie- en associatieovereenkomst en de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken ondertekend.

(2)

Sinds het vierde kwartaal van 2008 wordt de Bosnische economie steeds harder geraakt door de internationale economische en financiële crisis, hetgeen tot een afnemende productie, een dalend handelsverkeer en teruglopende begrotingsontvangsten heeft geleid.

(3)

De economische stabilisatie en het herstel van Bosnië-Herzegovina worden ondersteund door de financiële bijstand van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). In mei 2009 hebben de Bosnische autoriteiten met het IMF overeenstemming bereikt over een nieuw programma in het kader waarvan over een periode van drie jaar 1,15 miljard EUR zou worden uitbetaald. Het programma is in juli 2009 door de raad van bestuur van het IMF goedgekeurd.

(4)

In het licht van de versomberende economische situatie en vooruitzichten heeft Bosnië-Herzegovina om aanvullende communautaire macrofinanciële bijstand verzocht.

(5)

Aangezien er volgens de aannames van het IMF in 2010 van een resterend financieringstekort op de betalingsbalans sprake is, wordt de toekenning van macrofinanciële bijstand als een passende reactie aangemerkt op het verzoek van Bosnië-Herzegovina om in de huidige uitzonderlijke omstandigheden parallel met het lopende IMF-programma de economische stabilisatie te ondersteunen. Tevens wordt verwacht dat de onderhavige financiële bijstand de financieringsbehoefte van de overheidsbegroting zal helpen verminderen.

(6)

Met het oog op een efficiënte bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in het kader van deze financiële bijstand moet Bosnië-Herzegovina passende maatregelen nemen voor de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot de bijstand. Er moet eveneens worden gezorgd voor controles door de Commissie en audits door de Rekenkamer.

(7)

De uitbetaling van de communautaire financiële bijstand laat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet.

(8)

Deze bijstand moet door de Commissie in overleg met het Economisch en Financieel Comité worden beheerd.

(9)

Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van het onderhavige besluit in geen andere bevoegdheden van die van artikel 308,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De Gemeenschap stelt Bosnië-Herzegovina macrofinanciële bijstand beschikbaar in de vorm van een leningsfaciliteit met een hoofdsom van ten hoogste 100 miljoen EUR en een maximale gemiddelde looptijd van 15 jaar om de economische stabilisatie van Bosnië-Herzegovina te ondersteunen en de in het kader van het lopende IMF-programma vastgestelde budgettaire en betalingsbalansbehoefte te lenigen.

2.   Hiertoe wordt de Commissie gemachtigd namens de Gemeenschap de nodige middelen op te nemen.

3.   De uitbetaling van de communautaire financiële bijstand wordt door de Commissie, in nauwe samenwerking met het Economisch en Financieel Comité, beheerd op een wijze die verenigbaar is met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Bosnië-Herzegovina.

4.   De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt voor twee jaar beschikbaar gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming. Indien de omstandigheden daartoe nopen, kan de Commissie evenwel, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, besluiten de beschikbaarheidsperiode met maximaal één jaar te verlengen.

Artikel 2

1.   De Commissie wordt gemachtigd om, na overleg met het Economisch en Financieel Comité, met de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina overeenstemming te bereiken over de aan de communautaire macrofinanciële bijstand te verbinden economische beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. Deze voorwaarden stroken met de overeenkomsten of afspraken tussen het IMF en Bosnië-Herzegovina. De gedetailleerde financiële voorwaarden van de bijstand worden vastgelegd in een tussen de Commissie en de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina te sluiten leningsovereenkomst.

2.   Tijdens de tenuitvoerlegging van de communautaire financiële bijstand controleert de Commissie de deugdelijkheid van de voor deze bijstand relevante financiële en administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Bosnië-Herzegovina.

3.   De Commissie onderzoekt periodiek of het economische beleid van Bosnië-Herzegovina verenigbaar is met de doelstellingen van de communautaire bijstand en of op bevredigende wijze aan de daaraan verbonden economische beleidsvoorwaarden is voldaan. De Commissie werkt daarbij nauw samen met het IMF en de Wereldbank en, wanneer nodig, met het Economisch en Financieel Comité.

Artikel 3

1.   De communautaire financiële bijstand wordt door de Commissie aan Bosnië-Herzegovina beschikbaar gesteld in twee leningstranches, mits aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan. De omvang van de leningstranches wordt in het memorandum van overeenstemming vastgelegd.

2.   De Commissie besluit tot de uitbetaling van de tranches bij een bevredigende naleving van de economische beleidsvoorwaarden die in het memorandum van overeenstemming zijn overeengekomen. De tweede tranche wordt niet eerder dan drie maanden na de eerste tranche uitbetaald.

3.   De communautaire middelen worden aan de centrale bank van Bosnië-Herzegovina uitgekeerd. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenstemming vast te leggen bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoefte, kan de tegenwaarde ervan in plaatselijke valuta aan de Schatkisten van Bosnië-Herzegovina en haar entiteiten als eindbegunstigden worden overgemaakt.

Artikel 4

1.   De in dit besluit bedoelde communautaire transacties tot het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro, worden met dezelfde valutadatum afgesloten en mogen voor de Gemeenschap geen looptijdtransformatie, valuta- of renterisico, of enig ander commercieel risico met zich brengen.

2.   Indien Bosnië-Herzegovina daarom verzoekt, neemt de Commissie de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in de leningsvoorwaarden een clausule inzake vervroegde aflossing is opgenomen en dat in de voorwaarden verbonden aan de opgenomen leningen een overeenkomstige clausule voorkomt.

3.   De Commissie kan, op verzoek van Bosnië-Herzegovina en wanneer de omstandigheden een gunstigere rente op de lening mogelijk maken, haar oorspronkelijk opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk herfinancieren of de desbetreffende financiële voorwaarden herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in lid 1 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de gemiddelde looptijd van de betrokken opgenomen leningen en evenmin tot een verhoging van het op de dag van deze herfinancieringen of herstructureringen uitstaande bedrag.

4.   Alle kosten die de Gemeenschap bij het sluiten en uitvoeren van de in dit besluit bedoelde transacties maakt, komen ten laste van Bosnië-Herzegovina.

5.   Het Economisch en Financieel Comité wordt in kennis gesteld van de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 5

De communautaire financiële bijstand wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en de uitvoeringsvoorschriften (2) daarvan. In het bijzonder wordt in het memorandum van overeenstemming en in de leningsovereenkomst die met de autoriteiten van Bosnië-Herzegovina moeten worden gesloten, bepaald dat Bosnië-Herzegovina passende maatregelen moet vaststellen met het oog op de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de bijstand. Tevens wordt bepaald dat de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het recht heeft controles ter plaatse te verrichten en dat de Rekenkamer het recht heeft om, eventueel ter plaatse, audits uit te voeren.

Artikel 6

Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar. In dit verslag wordt het verband gespecificeerd tussen de in een krachtens artikel 2, lid 1, te sluiten memorandum van overeenstemming vastgelegde beleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Bosnië-Herzegovina en het besluit van de Commissie om de bijstandstranches uit te betalen.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

B. ASK


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).


5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/9


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 november 2009

tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Servië

(2009/892/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De betrekkingen tussen Servië en de Europese Unie (EU) ontwikkelen zich in het kader van het stabilisatie- en associatieproces en het Europees partnerschap; Servië en de Commissie hebben op 29 april 2008 een Stabilisatie- en associatieovereenkomst en de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken ondertekend.

(2)

De Servische economie wordt sinds de tweede helft van 2008 in toenemende mate getroffen door de internationale financiële crisis, waardoor de productie is gedaald, de begrotingsontvangsten zijn teruggelopen en de externe financieringsbehoeften zijn gestegen.

(3)

Serviës economische stabilisatie en herstel wordt ondersteund met financiële bijstand van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). In november 2008 kwamen de Servische autoriteiten met het IMF aanvankelijk een nieuwe stand-by-overeenkomst overeen, die in januari 2009 is goedgekeurd.

(4)

Na verdere verslechtering van de economische situatie en een noodzakelijke herziening van de economische aannames van het programma, en gelet op de gestegen externe financieringsbehoeften, kwamen Servië en het IMF in maart 2009 overeen de stand-by-overeenkomst om te zetten in een programma waarbij een bedrag van 3 miljard euro wordt uitbetaald, welk programma op 15 mei 2009 is goedgekeurd door de raad van bestuur van het IMF.

(5)

De Gemeenschap is voornemens in 2009 en 2010 uit hoofde van het instrument voor pretoetredingssteun een bedrag van in totaal 100 miljoen euro te schenken ter financiering van de begroting.

(6)

Servië heeft de Gemeenschap verzocht om aanvullende macrofinanciële bijstand in verband met de verslechterende economische situatie en vooruitzichten.

(7)

Gelet op het feit dat er nog een resterend financieringstekort is op de betalingsbalans voor 2010, wordt macrofinanciële bijstand gezien als een passend antwoord op het verzoek dat Servië in de huidige buitengewone omstandigheden heeft gedaan om de economische stabilisatie in samenhang met het lopende IMF-programma te ondersteunen. De huidige financiële bijstand zal naar verwachting tevens verlichting brengen in de budgettaire financieringsbehoeften.

(8)

Met het oog op een efficiënte bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in het kader van deze financiële bijstand moet Servië maatregelen nemen om fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met deze bijstand te voorkomen en te bestrijden. Er moet eveneens worden gezorgd voor controles door de Commissie en audits door de Rekenkamer.

(9)

De vrijgave van de communautaire financiële bijstand laat de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet.

(10)

Deze bijstand moet worden beheerd door de Commissie, in overleg met het Economisch en Financieel Comité.

(11)

Afgezien van artikel 308 voorziet het Verdrag niet in bevoegdheden voor de aanneming van dit besluit,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De Gemeenschap stelt aan Servië macrofinanciële bijstand beschikbaar in de vorm van een lening met een hoofdsom van ten hoogste 200 miljoen euro en een maximale looptijd van vijftien jaar, ter ondersteuning van de economische stabilisatie van het land en ter verlichting van de betalingsbalans- en begrotingsmoeilijkheden als aangegeven in het lopende IMF-programma.

2.   Hiertoe wordt de Commissie gemachtigd namens de Gemeenschap de benodigde middelen te lenen.

3.   De vrijgave van de communautaire financiële bijstand wordt door de Commissie, in nauwe samenwerking met het Economisch en Financieel Comité, beheerd op een wijze die in overeenstemming is met de overeenkomsten en afspraken tussen het IMF en Servië.

4.   De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt voor twee jaar ter beschikking gesteld, met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, bedoelde memorandum van overeenstemming. Indien de omstandigheden hiertoe nopen, kan de Commissie evenwel, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité, besluiten de beschikbaarheidsperiode met maximaal één jaar te verlengen.

Artikel 2

1.   De Commissie wordt gemachtigd, na overleg met het Economisch en Financieel Comité, met de Servische autoriteiten overeenstemming te bereiken over de aan de communautaire macrofinanciële bijstand te verbinden economische beleidsvoorwaarden. Deze voorwaarden worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming. De voorwaarden zijn in overeenstemming met de overeenkomsten en afspraken tussen het IMF en Servië. De financiële voorwaarden van de bijstand worden in detail vastgelegd in een tussen de Commissie en de Servische autoriteiten te sluiten leningovereenkomst.

2.   Tijdens de tenuitvoerlegging van de communautaire financiële bijstand controleert de Commissie de deugdelijkheid van de voor deze bijstand relevante financiële en administratieve procedures en interne en externe controlemechanismen van Servië.

3.   De Commissie onderzoekt op gezette tijden of het economisch beleid van Servië in overeenstemming is met de doelstellingen van de communautaire bijstand en of op bevredigende wijze aan de overeengekomen economische beleidsvoorwaarden wordt voldaan. Daarbij zal de Commissie in nauwe coördinatie werken met de Bretton Woods-instellingen en, wanneer nodig, met het Economisch en Financieel Comité.

Artikel 3

1.   De Commissie stelt de communautaire financiële bijstand in twee tranches beschikbaar aan Servië, met inachtneming van de voorwaarden van lid 2. De omvang van de tranches wordt vastgelegd in het memorandum van overeenkomst.

2.   De Commissie besluit over de vrijgave van de tranches als op bevredigende wijze aan de in het memorandum van overeenkomst vastgelegde economische beleidsvoorwaarden is voldaan. De tweede tranche wordt niet eerder dan drie maanden na de eerste tranche vrijgegeven.

3.   De communautaire middelen worden overgemaakt aan de Nationale Bank van Servië. Met inachtneming van de in het memorandum van overeenkomst nader te omschrijven bepalingen, onder andere betreffende een bevestiging van de resterende budgettaire financieringsbehoefte, kan de tegenwaarde in plaatselijke valuta worden overgemaakt aan de Schatkist van Servië als eindbegunstigde.

Artikel 4

1.   De in dit besluit bedoelde communautaire transacties tot het aangaan en het verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro met dezelfde valutadatum en mogen voor de Gemeenschap geen looptijdtransformatie, wisselkoers- of renterisico, noch enig ander commercieel risico met zich brengen.

2.   De Commissie neemt, indien Servië dit verlangt, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een beding inzake vervroegde aflossing wordt opgenomen in de voorwaarden voor het verstrekken van leningen en dat een soortgelijk beding wordt opgenomen in de voorwaarden voor het aangaan van leningen.

3.   De Commissie kan, op verzoek van Servië en indien de omstandigheden een verbetering van de rente op de verstrekte leningen mogelijk maken, de oorspronkelijk opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk herfinancieren of de desbetreffende financiële voorwaarden herstructureren. De herfinancieringen of herstructureringen geschieden onder de in lid 1 gestelde voorwaarden en mogen niet leiden tot een verlenging van de gemiddelde looptijd van de betrokken opgenomen leningen, noch tot een verhoging van het op de dag van deze herfinancieringen of herstructureringen nog uitstaande kapitaal.

4.   Alle kosten die de Gemeenschap bij het sluiten en uitvoeren van de in dit besluit bedoelde transacties maakt, komen ten laste van Servië.

5.   Het Economisch en Financieel Comité wordt in kennis gesteld van de ontwikkelingen met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde verrichtingen.

Artikel 5

De communautaire financiële bijstand wordt ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en de uitvoeringsbepalingen daarvan (2). In het bijzonder wordt in het memorandum van overeenstemming en in de met de autoriteiten van Servië te sluiten leningovereenkomst bepaald dat Servië passende maatregelen vaststelt om fraude, corruptie en andere onregelmatigheden in verband met de bijstand te voorkomen en te bestrijden. Tevens wordt bepaald dat de Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het recht heeft controles ter plaatse te verrichten en dat de Rekenkamer het recht heeft om, indien nodig, ter plaatse audits te verrichten.

Artikel 6

Uiterlijk op 31 augustus van elk jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag toekomen over de uitvoering van dit besluit in het voorgaande jaar. In dit verslag wordt het verband aangegeven tussen de in een krachtens artikel 2, lid 1, overeen te komen memorandum van overeenstemming vastgelegde beleidsvoorwaarden, de actuele economische en budgettaire prestaties van Servië en het besluit van de Commissie om de bijstandstranches vrij te geven.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie (PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1).


Commissie

5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/12


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2009

betreffende de invoer van sperma van als landbouwhuisdier gehouden varkens in de Gemeenschap wat betreft lijsten van derde landen en van spermacentra, en certificeringsvoorschriften

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9354)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/893/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (1), en met name op artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 1, artikel 9, leden 2 en 3, en artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 90/429/EEG zijn de veterinairrechtelijke voorwaarden vastgesteld voor het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan uit derde landen. Die richtlijn bepaalt dat de lidstaten de invoer van dat sperma alleen mogen toestaan wanneer dit afkomstig is uit derde landen die voorkomen op een lijst die volgens de in de richtlijn vastgestelde procedure is opgesteld. Voorts bepaalt de richtlijn dat volgens dezelfde procedure een lijst wordt opgesteld van erkende spermacentra van waaruit de lidstaten de invoer van sperma van oorsprong uit die derde landen mogen toestaan.

(2)

Bovendien bepaalt Richtlijn 90/429/EEG dat zendingen sperma vergezeld moeten gaan van een gezondheidscertificaat waarvan het model moet overeenkomen met een overeenkomstig die richtlijn opgesteld model.

(3)

Beschikking 2002/613/EG van de Commissie van 19 juli 2002 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van sperma van als huisdier gehouden varkens (2) bevat onder meer een lijst van derde landen van waaruit de lidstaten de invoer van sperma moeten toestaan. Die lijst wordt vastgesteld op basis van de diergezondheidsstatus van die derde landen.

(4)

Beschikking 2002/613/EG bevat ook een lijst van spermacentra van waaruit de lidstaten de invoer van sperma moeten toestaan.

(5)

Een aantal spermacentra in Canada en de Verenigde Staten is momenteel in die lijst opgenomen. Die derde landen hebben verzocht om aanbrenging van talrijke wijzigingen in de vermeldingen voor hun in de lijst opgenomen spermacentra. Sommige van die wijzigingen betreffen administratieve gegevens of het schrappen van reeds erkende centra, andere wijzigingen betreffen de toevoeging van nieuwe centra.

(6)

Canada en de Verenigde Staten hebben passende garanties gegeven betreffende de conformiteit van de nieuwe spermacentra met de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 90/429/EEG en de betrokken spermacentra zijn door de veterinaire diensten van die derde landen officieel erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap. De lijst van erkende spermacentra in Beschikking 2002/613/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Het model van veterinair certificaat in bijlage III bij Beschikking 2002/613/EG bevat de veterinairrechtelijke voorwaarden voor de invoer van sperma in de Gemeenschap. Die voorwaarden stroken niet helemaal met die in de Gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (hierna „Gezondheidscode voor landdieren” genoemd) en moeten daarom worden geactualiseerd.

(8)

Bovendien bepaalt Beschikking 2007/240/EG van de Commissie (3) dat voor de verschillende veterinaire en gezondheidscertificaten die vereist zijn om levende dieren, sperma, embryo’s, eicellen en producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap binnen te brengen, de in bijlage I daarbij opgenomen geüniformiseerde modellen voor veterinaire certificaten moeten worden gebruikt.

(9)

Dienovereenkomstig moet het model van gezondheidscertificaat in bijlage III bij Beschikking 2002/613/EG worden gewijzigd om rekening te houden met de desbetreffende delen van de Gezondheidscode voor landdieren en met het desbetreffende geüniformiseerde model in bijlage I bij Beschikking 2007/240/EG.

(10)

Bijlage IV bij Beschikking 2002/613/EG bevat een model van veterinair certificaat dat moet worden gebruikt wanneer zendingen sperma uit Zwitserland in de Gemeenschap worden ingevoerd. Bijlage 11, aanhangsel 2, hoofdstuk VIII, deel B, punt 3, onder b), van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (4) bevat echter specifieke certificeringsvoorschriften. Die overeenkomst is goedgekeurd bij Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en, wat betreft de overeenkomst inzake Wetenschappelijke en Technologische samenwerking, van de Commissie van 4 april 2002 betreffende de sluiting van zeven overeenkomsten met de Zwitserse Bondsstaat (5).

(11)

Gezien die specifieke voorschriften is het passend dat zendingen sperma die uit Zwitserland in de Gemeenschap worden ingevoerd, vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat dat is opgesteld overeenkomstig het model dat voor het intracommunautaire handelsverkeer in sperma wordt gebruikt en is opgenomen in bijlage D bij Richtlijn 90/429/EEG, met de aanpassingen die zijn vermeld in bijlage 11, aanhangsel 2, hoofdstuk VIII, deel B, punt 3, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondstaat inzake de handel in landbouwproducten. Bijlage IV bij Beschikking 2002/613/EG moet daarom worden geschrapt.

(12)

Bij de uitvoering van deze beschikking moet rekening worden gehouden met de specifieke certificeringsvoorschriften en modellen van gezondheidsverklaringen die kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Canada inzake sanitaire maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid en de diergezondheid bij de handel in levende dieren en dierlijke producten (6), als goedgekeurd bij Besluit 1999/201/EG van de Raad (7).

(13)

Bij de uitvoering van deze beschikking moet ook rekening worden gehouden met de specifieke certificeringsvoorschriften en modellen van gezondheidsverklaringen die kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (8), als goedgekeurd bij Besluit 97/132/EG van de Raad (9).

(14)

Voor de duidelijkheid en de samenhang van de communautaire wetgeving moet Beschikking 2002/613/EG worden ingetrokken en door deze beschikking worden vervangen.

(15)

Om te vermijden dat het handelsverkeer wordt onderbroken, moet het gebruik van overeenkomstig Beschikking 2002/613/EG afgegeven gezondheidscertificaten tijdens een overgangsperiode worden toegestaan.

(16)

Bij Richtlijn 2008/73/EG van de Raad (10) is Richtlijn 90/429/EEG gewijzigd en is een vereenvoudigde procedure vastgesteld voor het opstellen en bekendmaken van de lijst van spermacentra in derde landen die voor de invoer van sperma in de Gemeenschap zijn erkend.

(17)

Volgens die nieuwe procedure, die geldt vanaf 1 januari 2010, ligt de bevoegdheid voor de vaststelling van de lijst niet langer bij de Commissie. De lijst van spermacentra die de bevoegde autoriteit van het derde land overeenkomstig de voorwaarden van Richtlijn 90/429/EEG heeft erkend en van waaruit sperma naar de Gemeenschap mag worden verzonden, hoeft alleen nog maar te worden meegedeeld aan de Commissie, die hem ter informatie bekend moet maken.

(18)

Als gevolg van de bij Richtlijn 2008/73/EG ingevoerde nieuwe procedure moet de in deze beschikking opgenomen bepaling betreffende de lijst van erkende spermacentra op 31 december 2009 aflopen.

(19)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Invoer van sperma

Zendingen sperma uit derde landen mogen alleen in de Gemeenschap worden binnengebracht als zij voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

zij zijn afkomstig uit de in bijlage I vermelde derde landen;

b)

zij gaan vergezeld van een gezondheidscertificaat dat overeenkomstig het model van gezondheidscertificaat in bijlage II, deel 1, is opgesteld en overeenkomstig de toelichting van bijlage II, deel 2, is ingevuld; als echter in bilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen specifieke certificeringsvoorschriften worden vastgesteld, zijn die voorschriften van toepassing;

c)

zij voldoen aan de voorschriften in het onder b) bedoelde gezondheidscertificaat;

d)

zij zijn afkomstig uit een in de lijst van bijlage III opgenomen spermacentrum.

Artikel 2

Algemene voorwaarden voor het vervoer van zendingen sperma naar de Gemeenschap

1.   Zendingen sperma mogen niet worden vervoerd in dezelfde recipiënt als andere zendingen sperma die:

a)

niet bestemd zijn om in de Gemeenschap te worden binnengebracht, of

b)

een lagere gezondheidsstatus hebben.

2.   Zendingen sperma worden tijdens het vervoer naar de Gemeenschap in gesloten en verzegelde recipiënten bewaard en het zegel mag tijdens het vervoer niet worden verbroken.

Artikel 3

Intrekking

Beschikking 2002/613/EG wordt ingetrokken.

Artikel 4

Overgangsbepaling

In afwijking van artikel 1, onder b), worden zendingen sperma waarvoor vóór 31 mei 2010 overeenkomstig de modellen in de bijlagen III en IV bij Beschikking 2002/613/EG gezondheidscertificaten zijn afgegeven, tot en met 30 juni 2010 aanvaard voor invoer in de Gemeenschap.

Artikel 5

Toepasselijkheid

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 15 december 2009.

Artikel 1, onder d), is echter slechts van toepassing van 15 december 2009 tot en met 31 december 2009.

Artikel 6

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 62.

(2)  PB L 196 van 25.7.2002, blz. 45.

(3)  PB L 104 van 21.4.2007, blz. 37.

(4)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.

(5)  PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1.

(6)  PB L 71 van 18.3.1999, blz. 3.

(7)  PB L 71 van 18.3.1999, blz. 1.

(8)  PB L 57 van 26.2.1997, blz. 5.

(9)  PB L 57 van 26.2.1997, blz. 4.

(10)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 40.


BIJLAGE I

Lijst van derde landen van waaruit de lidstaten de invoer van sperma van als landbouwhuisdier gehouden varkens moeten toestaan

ISO-code

Naam van het derde land

Opmerkingen

CA

Canada

 

CH

Zwitserland (1)

 

NZ

Nieuw-Zeeland

 

US

Verenigde Staten

 


(1)  Certificaten volgens de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132).


BIJLAGE II

DEEL 1

Model van gezondheidscertificaat voor de invoer van sperma van als landbouwhuisdier gehouden varkens

Image

Image

Image

Image

Image

DEEL 2

Toelichting voor de certificering

a)

De gezondheidscertificaten worden overeenkomstig het model in bijlage II afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land van uitvoer.

Indien de lidstaat van bestemming daarom verzoekt, worden de aanvullende certificeringsvoorschriften en verklaringen dat aan die voorschriften is voldaan, ook opgenomen in het origineel van het gezondheidscertificaat.

b)

Het origineel van het gezondheidscertificaat bestaat uit één blad of, indien nodig, een formulier waarvan alle bladen één ondeelbaar geheel vormen.

c)

Indien in het model van gezondheidscertificaat staat dat een verklaring in bepaalde gevallen kan worden doorgehaald, houdt dit in dat niet ter zake doende verklaringen mogen worden doorgehaald, met paraaf en stempel van de certificerende ambtenaar, of helemaal uit het certificaat mogen worden weggelaten.

d)

Het gezondheidscertificaat wordt opgesteld in ten minste een van de officiële talen van de lidstaat waarin de grensinspectiepost van binnenkomst van de zending in de Gemeenschap gelegen is, en van de lidstaat van bestemming. Deze lidstaten kunnen evenwel toestaan dat het certificaat in de officiële taal van een andere lidstaat wordt opgesteld, zo nodig met een officiële vertaling.

e)

Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending (zie punt I.28 van het model van gezondheidscertificaat) extra bladen aan het gezondheidscertificaat worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele gezondheidscertificaat en worden alle bladzijden voorzien van de handtekening en het stempel van de certificerende ambtenaar.

f)

Indien het gezondheidscertificaat, inclusief de onder e) bedoelde aanvullingen, meer dan één bladzijde beslaat, wordt elke bladzijde onderaan genummerd — (bladzijdenummer) van (totaal aantal bladzijden) — en wordt elke bladzijde bovenaan voorzien van het referentienummer van het certificaat dat door de bevoegde autoriteit is toegekend.

g)

Het origineel van het gezondheidscertificaat moet door een officiële dierenarts worden ingevuld en ondertekend op de laatste werkdag vóór het laden van de zending voor uitvoer naar de Gemeenschap. De bevoegde autoriteiten van het derde land van uitvoer zien erop toe dat certificeringsvoorschriften worden toegepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 96/93/EG van de Raad (1).

De kleur van de handtekening en het stempel van de officiële dierenarts moet verschillen van die van de gedrukte tekst op het gezondheidscertificaat. Dat geldt ook voor andere stempels dan reliëfstempels en watermerken.

h)

Het origineel van het gezondheidscertificaat moet de zending tot in de grensinspectiepost van binnenkomst in de Gemeenschap vergezellen.

i)

Het in de punten I.2 en II.a van het model van gezondheidscertificaat vermelde referentienummer van het certificaat moet worden toegekend door de bevoegde autoriteit van het derde land van uitvoer.


(1)  PB L 13 van 16.1.1997, blz. 28.


BIJLAGE III

Lijst van erkende spermacentra van waaruit de lidstaten de invoer van sperma van als landbouwhuisdier gehouden varkens moeten toestaan

ISO-code

Erkenningsnummer

Naam en adres van het centrum

CANADA

CA

7-AI-100

Aurora GTC

Box 177

Kipling, Saskatchewan

Location SW 15-10-6 W2

CA

8-AI-05

Alberta Swine Genetics Corp.

Box 3310

Leduc

Alberta T9E 6M3

CA

7-AI-96

Hypor

Box 323

Ituna

Saskatchewan S0A 1V0

CA

7-AI-105

Topigs Canada Inc

201-1465 Buffalo Place

Manitoba R3T 1L8

ZWITSERLAND

CH

CH-LU-AI-01S

Suisag, 6213 Knuttwil, Schaubern

A: 041 462 65 50 B: 041 462 65 49

info@suisag.ch

CH

CH-TG-AI-01S

Suisag, 9545 Wängi, Eggetsbühl

A: 041 462 65 50 B: 041 462 65 49

kca@suisag.ch

VERENIGDE STATEN

US

09IL002

INET * AI, INC.

2429 N. 1950th Avenue

Camp Point, IL 62320


5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/23


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2009

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor houten meubelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9522)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/894/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1980/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 inzake een herzien communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 kan de communautaire milieukeur worden toegekend aan een product waarvan de eigenschappen werkelijk kunnen bijdragen tot verbeteringen van essentiële milieuaspecten.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1980/2000 wordt bepaald dat per productengroep specifieke criteria voor de milieukeur, opgesteld op grond van de door het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie vastgelegde criteria, worden vastgesteld.

(3)

De milieucriteria alsmede de eisen inzake beoordeling en controle moeten vier jaar geldig zijn vanaf de datum van vaststelling van deze beschikking.

(4)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1980/2000 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De productgroep „houten meubelen” omvat vrijstaande of ingebouwde huishoudelijke meubelstukken, gebruikt voor opbergen, ophangen, liggen, zitten, werken en eten, binnenshuis of buitenshuis dan wel binnenshuis voor zakelijke doeleinden. Zakelijke doeleinden omvatten kantoor- en schoolmeubilair evenals meubilair voor restaurants en hotels.

Aan de volgende voorwaarden dient te worden voldaan:

a)

Het product moet voor ten minste 90 gewichtsprocent zijn gemaakt uit massief hout of uit materiaal op houtbasis. Glas, indien dit in geval van schade of breuk gemakkelijk vervangbaar is, alsmede technische uitrusting en beslag mogen voor de berekening van het gewicht worden uitgesloten.

b)

Het gewicht van elke willekeurige andere grondstof dan hout en materiaal op houtbasis, mag niet meer dan 3 % van het totaalgewicht van het product bedragen. Het totale gecombineerde gewicht van dergelijke materialen mag niet meer dan 10 % van het totaalgewicht van het product bedragen.

Artikel 2

Om de communautaire milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 1980/2000 te kunnen verkrijgen moet een meubelstuk vallen binnen de productengroep „meubelen”, zoals gedefinieerd in artikel 1 van deze beschikking, en voldoen aan de in de bijlage vermelde milieucriteria.

Artikel 3

De milieucriteria voor de productengroep „houten meubelen” en de eisen voor beoordeling en controle zijn vier jaar geldig vanaf de datum van kennisgeving van deze beschikking.

Artikel 4

Het voor administratieve doeleinden aan de productengroep „houten meubelen” toegekende codenummer is „36”.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 november 2009.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 237 van 21.9.2000, blz. 1.


BIJLAGE

KADER

Doelstellingen van de criteria

Deze criteria zijn met name gericht op het verminderen van de effecten van houten meubelen op het milieu en op de volksgezondheid tijdens hun hele levenscyclus.

Meer in het bijzonder:

het gebruik van materialen die op een duurzamere wijze worden geproduceerd;

een beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen en van de emissies van verontreinigende stoffen;

een op zijn duurzaamheid getest product.

Eisen inzake beoordeling en controle

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld. In voorkomend geval mogen andere testmethoden worden gebruikt dan voor elk criterium wordt vermeld, indien deze door de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt als gelijkwaardig worden geaccepteerd.

Wanneer de aanvrager verplicht is documentatie, analyses, testverslagen of ander bewijsmateriaal in te dienen waaruit blijkt dat aan de criteria wordt voldaan, wordt ervan uitgegaan dat deze afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s) enz.

Zo mogelijk dient een overeenstemmingsbeoordeling te worden uitgevoerd door ter zake erkende laboratoria die voldoen aan de algemene eisen van EN ISO 17025.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie verlangen en onafhankelijke controles uitvoeren.

De bevoegde instanties wordt aangeraden bij de beoordeling van aanvragen en het toezicht op de inachtneming van de criteria rekening te houden met de toepassing van erkende milieuzorgsystemen, zoals EMAS of ISO14001, en milieuverklaringen voor producten (NB: deze verklaringen en zorgsystemen zijn niet verplicht, maar worden aangemoedigd).

CRITERIA

Vrijstellingen

Voor zekere criteria inzake materialen zijn de volgende vrijstellingen van toepassing:

i)

Ander materiaal dan massief hout en materiaal op houtbasis, en ander materiaal dan waarop de criteria voor oppervlaktebehandeling en voor montage van meubelen van toepassing zijn, dat minder dan 3 % bedraagt van het totaalgewicht van het product waaraan de milieukeur is toegekend, kan worden vrijgesteld van de verplichting te voldoen aan de „eisen van hout en materiaal op houtbasis”.

ii)

Bevestigingsmiddelen, zoals schroeven en spijkers, en metalen beslag voor schuifdeuren en laden zijn vrijgesteld van de verplichting om te voldoen aan materiaalvereisten.

Beoordeling en controle: adequate informatie moet worden verschaft aangaande die materialen die zijn vrijgesteld van de verplichting om te voldoen aan zekere criteria. Bij de berekening van het percentage van de materialen die worden vrijgesteld, dient ook de hoeveelheid van deze materialen in composietmaterialen te worden meegerekend, ongeacht het percentage van het composietmateriaal in het eindproduct met de milieukeur. Bij de berekening van het totale gewicht wordt het gewicht van bevestigingsmiddelen niet meegeteld.

1.   Beschrijving van het product

Er dient een beschrijving van het product te worden verstrekt (functionele beschrijving, naam van het product of referentiecode en, als er verschillende types van hetzelfde product verkrijgbaar zijn, een beschrijving van de subtypes waarop de aanvraag betrekking heeft). Er dient informatie te worden verschaft over het totale gewicht van het product, de in het product gebruikte materialen, met inbegrip van bevestigingsmiddelen en beslag, en het respectieve gewicht daarvan.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient bij de bevoegde instantie een beschrijving van het product in te dienen waarin bovengenoemde informatie is opgenomen.

2.   Gevaarlijke stoffen

a)

Er mogen geen stoffen of preparaten aan het houten product worden toegevoegd waarvoor ten tijde van de aanvraag een van de volgende risicozinnen geldt of kan gelden (of combinaties daarvan):

R23: (vergiftig bij inademing),

R24: (vergiftig bij aanraking met de huid),

R25: (vergiftig bij opname door de mond),

R26: (zeer vergiftig bij inademing),

R27: (zeer vergiftig bij aanraking met de huid),

R28: (zeer vergiftig bij opname door de mond),

R39: (gevaar voor ernstige onherstelbare effecten),

R40: (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

R42: (kan overgevoeligheid veroorzaken bij inademing),

R43: (kan overgevoeligheid veroorzaken bij contact met de huid),

R45: (kan kanker veroorzaken),

R46: (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

R48: (gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling),

R49: (kan kanker veroorzaken bij inademing),

R50: (zeer vergiftig voor in het water levende organismen),

R51: (vergiftig voor in het water levende organismen),

R52: (schadelijk voor in het water levende organismen),

R53: (kan in het aquatische milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

R60: (kan de vruchtbaarheid schaden),

R61: (kan het ongeboren kind schaden),

R62: (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

R63: (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

R68: (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

als bepaald in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (1) (richtlijn gevaarlijke stoffen) en de daaropvolgende wijzigingen ervan, en met inachtneming van Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) (richtlijn gevaarlijke preparaten).

Als alternatief kan indeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (3) in overweging worden genomen. In dat geval mogen er aan de grondstoffen geen stoffen of preparaten worden toegevoegd waarvoor op het ogenblik van de aanvraag een van de volgende gevarenaanduidingen (of combinaties daarvan) wordt of kan worden voorgeschreven: H300, H301, H310, H311, H317, H330, H331, H334, H351, H350, H340, H350i, H400, H410, H411, H412, H413, H360F, H360D, H361f, H361d, H360FD, H361fd, H360Fd, H360Df, H341, H370, H372.

b)

Het product mag geen gehalogeneerde organische bindmiddelen, aziridine en polyaziridines bevatten, alsmede pigmenten en additieven op basis van:

lood, cadmium, chroom(VI), kwik en hun verbindingen,

arseen, boor en koper,

organisch tin.

c)

In het product mogen uitsluitend vlamvertragers worden gebruikt die chemisch gebonden zijn aan de matrix/het materiaal of aan het oppervlak van de matrix/het materiaal (reactieve vlamvertragers). Indien voor de gebruikte vlamvertragers één of meer van de onderstaande waarschuwingszinnen is voorgeschreven, moeten deze reactieve vlamvertragers bij toepassing een zodanige chemische verandering ondergaan dat geen van deze waarschuwingszinnen nog op hen van toepassing is. (Minder dan 0,1 % van de vlamvertrager op de matrix/het materiaal mag nog dezelfde vorm hebben als vóór het aanbrengen.)

R40: (carcinogene effecten zijn niet uitgesloten),

R45: (kan kanker veroorzaken),

R46: (kan erfelijke genetische schade veroorzaken),

R49: (kan kanker veroorzaken bij inademing),

R50: (zeer vergiftig voor in het water levende organismen),

R51: (vergiftig voor in het water levende organismen),

R52: (schadelijk voor in het water levende organismen),

R53: (kan in het aquatische milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken),

R60: (kan de vruchtbaarheid schaden),

R61: (kan het ongeboren kind schaden),

R62: (mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid),

R63: (mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind),

R68: (onherstelbare effecten zijn niet uitgesloten),

zoals bepaald in Richtlijn 67/548/EEG en latere wijzigingen daarvan.

Vlamvertragers die uitsluitend fysisch in de matrix/het materiaal worden vermengd, zijn uitgesloten (additieve vlamvertragers).

Als alternatief kan indeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 in overweging worden genomen. In dat geval mogen er aan de grondstoffen geen stoffen of preparaten worden toegevoegd waarvoor op het ogenblik van de aanvraag een van de volgende gevarenaanduidingen (of combinaties daarvan) wordt of kan worden voorgeschreven: H351, H350, H340, H350i, H400, H410, H411, H412, H413, H360F, H360D, H361f, H361d, H360FD, H361fd, H360Fd, H360Df, H341.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring in te dienen dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een lijst van bestanddelen en verwante documentatie, zoals veiligheidsinformatiebladen.

3.   Eisen voor hout en materiaal op houtbasis

a)   Duurzaam bosbeheer

De producent moet een beleid van duurzame houtaanschaf voeren en daarnaast een systeem hanteren om de herkomst van hout te traceren en te controleren alsmede om het van het bos naar het eerste punt van ontvangst te volgen.

Van alle hout moet de oorsprong worden gedocumenteerd. De producent moet ervoor zorgen dat alle hout uit legale bronnen afkomstig is. Het hout mag niet afkomstig zijn uit beschermde gebieden of gebieden waarvoor de officiële beschermingsprocedure loopt, noch uit oude bossen of hoogwaardige bossen zoals gedefinieerd in nationale processen van stakeholders, tenzij de aankopen duidelijk beantwoorden aan de nationale regels aangaande bosbehoud.

Tot 30 juni 2011 moet voor op de markt gebrachte houten producten die de milieukeur dragen, ten minste 50 % van het massieve hout en 20 % van het materiaal op houtbasis afkomstig zijn van hetzij duurzaam beheerde bossen die zijn gecertificeerd door onafhankelijke derde partijen die beantwoorden aan de criteria die zijn opgesomd in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie en verdere ontwikkeling daarvan, hetzij van gerecycleerde materialen.

Van 1 juli 2011 tot 31 december 2012 moet voor op de markt gebrachte houten producten die de milieukeur dragen, ten minste 60 % van het massieve hout en 30 % van het materiaal op houtbasis afkomstig zijn van hetzij duurzaam beheerde bossen die zijn gecertificeerd door onafhankelijke derde partijen die beantwoorden aan de criteria die zijn opgesomd in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie en verdere ontwikkeling daarvan, hetzij van gerecycleerde materialen.

Vanaf 1 januari 2013 moet voor op de markt gebrachte houten producten die de milieukeur dragen, ten minste 70 % van het massieve hout en 40 % van het materiaal op houtbasis afkomstig zijn van hetzij duurzaam beheerde bossen die zijn gecertificeerd door onafhankelijke derde partijen die beantwoorden aan de criteria die zijn opgesomd in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie en verdere ontwikkeling daarvan, hetzij van gerecycleerde materialen.

Beoordeling en controle: om aan deze voorwaarden te voldoen moet de aanvrager aantonen dat elk willekeurig van de milieukeur voorzien houten product dat voor het eerst op de markt wordt gebracht na de in het criterium genoemde data, het juiste gehalte gecertificeerd hout heeft. Als zulks niet kan worden aangetoond, verstrekt de bevoegde instantie de milieukeur slechts voor de periode waarvoor kan worden aangetoond dat aan de voorwaarden is voldaan. De aanvrager dient adequate documentatie voor te leggen van de houtleverancier met opgave van de soorten, hoeveelheden en precieze oorsprong van het hout dat bij de productie van meubelen is gebruikt. De aanvrager dient de nodige certificaten voor te leggen waaruit blijkt dat de certificering voldoet aan de eisen zoals vastgesteld in punt 15 van de Resolutie van de Raad van 15 december 1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie.

Definitie: materiaal op houtbasis: materiaal dat is vervaardigd door één of meer van de volgende materialen met kleefstoffen en/of lijm aan elkaar te binden: houtvezels en/of ontschorste of geschaafde houten platen en/of houtresten uit bossen, plantages, gezaagd hout, resten uit de pulp- en papierindustrie en/of gerecycleerd hout. Onder materiaal op houtbasis kunnen vallen: hardboard, vezelplaat, middelhardboard (mdf), spaanplaat, OSB (Oriented Strand Board), triplex/multiplex en massief houten platen. Onder de term „materiaal op houtbasis” vallen ook composietmaterialen die zijn gemaakt van platen op basis van hout die zijn gecoat met kunststof, kunststoflaminaat, metaal of andere coatingmaterialen, en afgewerkte/halfafgewerkte platen op basis van hout.

Afgewerkte of halfafgewerkte materialen op houtbasis en materialen op houtbasis die zijn gecoat met kunststoffen, kunststoflaminaat, metalen of andere coatingmaterialen dienen behalve aan de criteria die in dit deel worden vastgesteld, tevens te voldoen aan de criteria voor oppervlaktebehandeling.

b)   Gerecycleerde houtvezels

Gebruikt hout („postconsumptiehout”), spaanders of vezels die bij de productie van materialen op houtbasis worden gebruikt (grondstof), dienen ten minste te voldoen aan de bepalingen van de EPF-industrienorm, zoals vermeld in hoofdstuk 6 van het document „EPF Standard for delivery conditions of recycled wood” van 24 oktober 2002. De tabel met grenswaarden van de norm is tevens opgenomen in het aanhangsel.

Beoordeling en controle: er dient een verklaring te worden ingediend dat er bij de productie van materialen op houtbasis postconsumptiehout is gebruikt. Daarnaast dienen er testresultaten te worden ingediend om na te gaan of aan de in het aanhangsel vastgestelde grenswaarden wordt voldaan.

c)   Impregneermiddelen en conserveermiddelen

i)

Binnenmeubelen mogen niet worden geïmpregneerd.

Voor alle andere meubelen waarbij impregnering of conserveermiddelen worden gebruikt, moeten deze voldoen aan de eisen inzake gevaarlijke stoffen (deel 2).

ii)

Massief hout mag na het kappen niet worden behandeld met stoffen of preparaten die stoffen bevatten die in een van de volgende lijsten zijn opgenomen:

stoffen die volgens de door de WHO aanbevolen indeling van pesticiden zijn ingedeeld als categorie 1a (uiterst gevaarlijk),

stoffen die volgens de door de WHO aanbevolen indeling van pesticiden zijn ingedeeld als categorie 1b (zeer gevaarlijk).

Daarnaast moet hout worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 79/117/EEG (4) van de Raad en Richtlijn 76/769/EEG van de Raad (5).

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring voor te leggen waaruit blijkt dat aan dit criterium is voldaan, met een lijst van gebruikte stoffen en voor elk van die stoffen een inlichtingenblad.

d)   Gebruik van gevaarlijke stoffen en preparaten bij de productie van materialen op houtbasis

Afgezien van de in deel 2 vermelde eisen voor gevaarlijke stoffen moeten alle stoffen en preparaten die bij de productie van materiaal op houtbasis worden gebruikt, aan de volgende eisen voldoen:

i)

Primair hout mag niet worden behandeld met stoffen of preparaten die stoffen bevatten die in een van de volgende lijsten zijn opgenomen:

stoffen die volgens de door de WHO aanbevolen indeling van pesticiden zijn ingedeeld als categorie 1a (uiterst gevaarlijk),

stoffen die volgens de door de WHO aanbevolen indeling van pesticiden zijn ingedeeld als categorie 1b (zeer gevaarlijk).

Daarnaast moet hout worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 79/117/EEG en Richtlijn 76/769/EEG.

ii)

Het gehalte aan vrij formaldehyde van producten of preparaten die in de platen worden gebruikt, mag niet hoger zijn dan 0,3 % (g/g). Het gehalte aan vrij formaldehyde van bindmiddelen, kleefstoffen en lijmen voor triplex/multiplex platen of gelamineerde houtplaten mag niet hoger zijn dan 0,5 % (g/g).

Beoordeling en controle: de aanvrager dient de nodige verklaringen in te dienen om aan te tonen dat aan bovenstaande eisen wordt voldaan. Voor de chemische producten die bij de productie van materialen op houtbasis worden gebruikt, dient een veiligheidsinformatieblad of gelijkwaardige documentatie te worden ingediend met informatie over de indeling met het oog op de gevaren voor de gezondheid.

e)   Formaldehyde dat vrijkomt uit onbehandelde grondstoffen op houtbasis

Materialen op houtbasis zijn slechts toegestaan in een meubelstuk wanneer zij voldoen aan de volgende eisen:

i)

Spaanplaat: het formaldehyde dat uit spaanplaat in onbewerkte vorm vrijkomt, dus voorafgaand aan machinale bewerking of het aanbrengen van een coating, mag niet meer bedragen dan 50 % van de drempelwaarde waardoor de spaanplaat overeenkomstig EN 312 als E1 kan worden geclassificeerd.

Beoordeling en controle: de aanvrager en/of zijn leverancier moet bewijsmateriaal indienen dat de materialen op houtbasis overeenkomstig de Europese norm EN 312-1 aan deze eis voldoen.

ii)

Vezelplaat: het formaldehyde dat wordt gemeten in een vezelplaat mag niet meer bedragen dan 50 % van de drempelwaarde waardoor de vezelplaat overeenkomstig EN 622-1 kan worden geclassificeerd als vezelplaat met de kwaliteit van klasse A. Als klasse A geclassificeerde vezelplaat wordt echter geaccepteerd indien de vezelplaat niet meer dan 50 % van al het gebruikte hout en alle gebruikte materialen op houtbasis in het product uitmaakt.

Beoordeling en controle: de aanvrager en/of zijn leverancier moet bewijsmateriaal indienen dat de materialen op houtbasis overeenkomstig de Europese norm EN 622-1 aan deze eis voldoen.

f)   Genetisch gemodificeerd hout

Het product mag geen genetisch gemodificeerd hout bevatten.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet een verklaring indienen dat alleen ggo-vrij hout is gebruikt.

4.   Criteria voor oppervlaktebehandeling

Onder oppervlaktebehandeling wordt verstaan het oppervlaktebehandelingsproces van afzonderlijke (onder)delen van de meubelen of van de meubelen als geheel.

a)   Oppervlaktebehandeling met kunststof en metalen

Kunststof en metaal mogen 2 % van het totale gewicht van het meubelstuk uitmaken. Zij moeten voldoen aan de in deel 2 vermelde algemene eisen voor gevaarlijke stoffen.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient de nodige documentatie in te dienen om aan te tonen dat aan deze criteria wordt voldaan.

b)   Andere oppervlaktebehandelingen dan kunststoffen en metalen

Dit criterium houdt verband met de coating van de meubelen en het houtmateriaal.

i)   Gevaarlijke stoffen en preparaten (inclusief het VOS-gehalte)

Alle gebruikte materialen, stoffen en preparaten moeten voldoen aan de in deel 2 vermelde eisen voor gevaarlijke stoffen.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring in te dienen dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede een lijst van bestanddelen en verwante documentatie (bijvoorbeeld een veiligheidsinformatieblad).

Daarnaast moeten chemische stoffen die door de producent/leverancier van de chemische stoffen overeenkomstig het communautair indelingsysteem (28e wijziging van Richtlijn 67/548/EEG) als schadelijk voor het milieu zijn ingedeeld, voldoen aan een van de twee volgende beperkingen:

Aan stoffen en preparaten voor oppervlaktebehandeling mogen geen chemische stoffen worden toegevoegd die overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG als schadelijk voor het milieu zijn ingedeeld. Niettemin mogen de producten tot 5 % vluchtige organische stoffen (VOS) bevatten zoals gedefinieerd in Richtlijn 1999/13/EG van de Raad (6) (VOS: een organische verbinding die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft). Als het product moet worden verdund, mag het gehalte van het verdunde product niet hoger zijn dan voornoemde drempelwaarden.

De aangebrachte hoeveelheid (natte verf/vernis) milieuschadelijke stoffen overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG mag niet meer dan 14 g/m2 oppervlak bedragen en de aangebrachte hoeveelheid (natte verf/vernis) VOS mag niet meer dan 35 g/m2 bedragen.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring in te dienen dat aan dit criterium wordt voldaan, alsmede documenten ter ondersteuning van deze verklaring, met inbegrip van:

een volledig recept met vermelding van de hoeveelheden en de CAS-nummers van de bestanddelen,

de testmethode en testresultaten voor alle in het product aanwezige stoffen overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG,

een verklaring dat alle bestanddelen zijn vermeld,

het aantal lagen en de hoeveelheid die per laag per vierkante meter oppervlak is opgebracht.

De opbrengmethode

Om het verbruik van product voor oppervlaktebehandeling en van de opgebrachte hoeveelheid te berekenen wordt gebruikgemaakt van de volgende efficiëntiewaarden: spuitapparaat zonder recycling 50 %, spuitapparaat met recycling 70 %, elektrostatisch spuiten 65 %, bell/disk spuiten 80 %, opbrengen met roller 95 %, „blanket” opbrengen 95 %, vacuüm opbrengen 95 %, dompelen 95 %, spoelen 95 %.

c)   Formaldehyde

De emissie van formaldehyde uit stoffen en preparaten voor oppervlaktebehandeling waaruit formaldehyde vrijkomt, dient lager dan 0,05 ppm te zijn.

Beoordeling en controle: de aanvrager en/of diens leverancier dient een verklaring in te dienen dat aan bovenstaande eis wordt voldaan, alsmede informatie over de formulering van de oppervlaktebehandeling (bijvoorbeeld een veiligheidsinformatieblad).

d)   Weekmakers

Als een weekmaker bij het productieproces wordt gebruikt, moeten ftalaten voldoen aan de in deel 2 vermelde eisen voor gevaarlijke stoffen.

DNOP (di-n-octylftalaat), DINP (diisononylftalaat) en DIDP (diisodecylftalaat) zijn evenmin in het product toegelaten.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring in te dienen waaruit blijkt dat aan dit criterium wordt voldaan.

e)   Biociden

Uitsluitend biociden die in bijlage IA bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) opgenomen werkzame stoffen bevatten, en die zijn goedgekeurd voor gebruik in meubelen, zijn toegestaan.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet een verklaring indienen dat aan de eisen van dit criterium is voldaan, alsmede een lijst met de gebruikte biociden.

5.   Criteria voor de assemblage van meubelen

Dit criterium houdt verband met het lijmen van componenten bij de assemblage van meubelen, dat wil zeggen, kleefstoffen.

a)   Gevaarlijke stoffen in additieven en bindmiddelen

Zij moeten voldoen aan de in deel 2 vermelde eisen voor gevaarlijke stoffen.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient de nodige verklaringen in te dienen om aan te tonen dat aan bovenstaande eisen wordt voldaan. Voor elk chemisch product dat bij de assemblage van meubelen wordt gebruikt, dient een veiligheidsinformatieblad of gelijkwaardige documentatie te worden ingediend met informatie over de indeling met het oog op de gevaren voor de gezondheid. Voor het gehalte aan vrij formaldehyde dienen testverslagen of een verklaring van de leverancier te worden ingediend.

b)   VOS

Het VOS-gehalte van de bij de assemblage van meubelen gebruikte kleefstoffen mag ten hoogste 5 % (g/g) bedragen. (Vluchtige organische stof (VOS): een organische verbinding die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft).

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een verklaring in te dienen waarin alle bij de assemblage van de meubelen gebruikte kleefstoffen worden vermeld en wordt verklaard dat aan bovenstaand criterium wordt voldaan.

6.   Criteria voor het eindproduct

a)   Duurzaamheid en veiligheid

Het product dient te voldoen aan de eisen inzake duurzaamheid, stevigheid, veiligheid en stabiliteit in EN-normen die gelden voor het gebruik van het product. Als er geen EN-norm bestaat, worden de eisen in ISO-normen gehanteerd. Als er geen EN-norm of ISO-norm bestaat, wordt door een onafhankelijk testinstituut op basis van het ontwerp en de keuze van materialen een evaluatie van de duurzaamheid, de stevigheid, de veiligheid en de stabiliteit van het product uitgevoerd.

De gebruiksaanwijzing vermeldt de lijst met normen en standaarden aan de hand waarvan de duurzaamheid wordt beoordeeld.

Gezien het belang van het criterium duurzaamheid en om een product beter te beoordelen op die duurzaamheid, wordt door de BMEU een initiatief genomen om EN-duurzaamheidsnormen te laten aannemen, die beschikbaar moeten zijn voor de volgende herziening van de huidige criteria.

Beoordeling en controle: de producent dient een verklaring in te dienen, aangevuld met documentatie over de door het erkende testinstituut gebruikte testmethoden en de testresultaten.

b)   Onderhoud

De producten moeten zonder organische oplosmiddelen kunnen worden onderhouden.

De fabrikant moet ervoor zorgen dat er op verzoek gedurende de hele productieperiode en een periode van 5 jaar volgend op de datum waarop de productie van het desbetreffende productengamma wordt beëindigd, reserveonderdelen (origineel of gelijkwaardig) kunnen worden verkregen.

Beoordeling en controle: de aanvrager en/of diens leverancier dient een verklaring, aangevuld met documenten, in te dienen om aan te tonen dat aan dit criterium wordt voldaan.

c)   Recycling en afval

Het product moet gemakkelijk recycleerbaar zijn. De consument moet een gedetailleerde beschrijving krijgen van de beste manieren om het product te verwijderen (hergebruik, recycling, terugneemregeling van de aanvrager, energieproductie), gerangschikt volgens de effecten op het milieu. Voor elke keuzemogelijkheid moet duidelijk worden vermeld welke voorzorgen moeten worden genomen om het effect op het milieu te beperken.

Beoordeling en controle: de aanvrager en/of zijn leverancier moeten een voorbeeld van de meegeleverde informatie overleggen, en de aanbevelingen staven.

d)   Informatie voor de consument

Bij het product met de milieukeur dient de volgende informatie te worden verstrekt:

informatie over de geschiktheid voor het gebruik op basis van het gebruik in huishoudens of als projectmeubel (al dan niet intensief, binnenshuis of buitenshuis);

informatie over reiniging en verzorging;

instructies voor het bij schade of breuk op verzoek vervangen van glas (als dat aanwezig is) door fabrikant of kleinhandelaar;

instructies dat de plaatselijke overheid moet worden geraadpleegd over de beste manier om oud meubilair en materiaal als afval te verwijderen;

instructies voor de montage;

indien van toepassing, de manier waarop de meubelen in ergonomisch opzicht het best kunnen worden gebruikt;

naam van de soort massief hout;

vermelden van behandelingen of conserveermiddelen (chemisch, biologisch of fysisch) die zijn toegepast voor producten die bedoeld zijn voor gebruik buitenshuis;

een aanbeveling aan de consument voor het beschermen van het meubel in de toekomst producten met de EU-milieukeur te gebruiken.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een monster in te dienen van de informatie die bij het product met de milieukeur wordt verstrekt.

e)   Verpakking van het eindproduct

De verpakking moet aan de volgende eisen voldoen:

i)

vervaardigd van een van volgende materialen:

gemakkelijk recycleerbaar materiaal;

materialen uit hernieuwbare hulpbronnen;

materialen die zijn bedoeld om opnieuw gebruikt te worden, zoals bekledingen van textiel.

ii)

alle materialen moeten gemakkelijk met de hand scheidbaar zijn in recycleerbare delen die uit één materiaal bestaan (bijvoorbeeld karton, papier, kunststof of textiel).

Beoordeling en controle: bij de aanvraag dient een beschrijving van de verpakking van het product te worden gevoegd, alsmede een bijbehorende verklaring dat aan deze criteria wordt voldaan.

f)   Informatie op de verpakking

Op de verpakking dient de volgende tekst te worden vermeld:

„Meer informatie over de vraag waarom dit product de Bloem heeft gekregen, is te vinden op de website: http://www.ecolabel.eu”.

Op de verpakking en in de gebruiksaanwijzing dient ook de volgende tekst (of een gelijkwaardige tekst) te worden vermeld:

„Meer informatie is te vinden op de website van de Europese milieukeur. Aanvullende informatie is ook verkrijgbaar bij: naam/adres van de afdeling klantenservice van de aanvrager”.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een monster van de verpakking en gebruiksaanwijzing van het product en van de bij het product verstrekte informatie in te dienen, alsmede een verklaring dat aan elk onderdeel van dit criterium wordt voldaan.

g)   Informatie op de milieukeur

Het tweede kader van de milieukeur dient de volgende tekst te bevatten:

hout uit goed beheerde bossen;

beperking van gevaarlijke stoffen;

op duurzaamheid getest product.

Beoordeling en controle: de aanvrager moet een monster van de verpakking van het product met de milieukeur indienen, alsmede een verklaring dat aan dit criterium is voldaan.


(1)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(2)  PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

(3)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(4)  PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36.

(5)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201.

(6)  PB L 85 van 29.3.1999, blz. 1.

(7)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

Aanhangsel

Grenswaarden van elementen en stoffen die zijn toegestaan in gerecycleerde houtvezels voor de productie van materialen op houtbasis

Elementen en verbindingen

Grenswaarden

(mg/kg gerecycleerd materiaal op houtbasis)

Arseen

25

Cadmium

50

Chroom

25

Koper

40

Lood

90

Kwik

25

Fluor

100

Chloor

1 000

Pentachloorfenol (PCP)

5

Teerolie (benzo(a)pyreen)

0,5


V Besluiten die zijn aangenomen vanaf 1 december 2009 op grond van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag

BESLUITEN WAARVAN PUBLICATIE VERPLICHT IS

5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/33


VERORDENING (EU) Nr. 1192/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 december 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2009.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

41,9

MA

40,6

TR

65,6

ZZ

49,4

0707 00 05

MA

49,3

TR

85,0

ZZ

67,2

0709 90 70

MA

46,0

TR

125,4

ZZ

85,7

0805 10 20

AR

70,4

MA

50,6

TR

54,2

ZA

58,0

ZZ

58,3

0805 20 10

MA

71,5

ZZ

71,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

132,8

HR

28,1

TR

77,6

ZZ

79,5

0805 50 10

MA

61,1

TR

66,9

ZZ

64,0

0808 10 80

AU

161,8

CA

56,5

CN

139,8

MK

20,3

US

88,9

ZA

106,2

ZZ

95,6

0808 20 50

CN

36,7

US

218,6

ZZ

127,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


Rectificaties

5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/35


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad van 27 juni 2006 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, uit Kroatië, Oekraïne, Roemenië en Rusland, tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2320/97 en (EG) nr. 348/2000 van de Raad, tot beëindiging van de tussentijdse procedure en de procedure bij het vervallen van de maatregelen voor de eventuele herziening van de antidumpingrechten op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, uit onder meer Roemenië en Rusland en tot beëindiging van de tussentijdse procedures voor de eventuele herziening van de antidumpingrechten op bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal, uit onder meer Roemenië en Rusland en uit Kroatië en Oekraïne

( Publicatieblad van de Europese Unie L 175 van 29 juni 2006 )

Bladzijde 36, voetnoot 17:

in plaats van:

„… IIW doc. IX-535-67, …”,

te lezen:

„… IIW doc. IX-555-67, …”.


5.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/36


Rectificaties van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 263 van 9 oktober 2007 )

Bladzijde 12, artikel 19, lid 2:

in plaats van:

„2.   Naast het EG-typegoedkeuringsmerk brengt de fabrikant ten minste zijn handelsnaam of handelsmerk en de typeaanduiding en/of een identificatienummer aan.”,

te lezen:

„2.   Indien geen EG-typegoedkeuringsmerk vereist is, brengt de fabrikant ten minste zijn handelsnaam of handelsmerk en de typeaanduiding en/of een identificatienummer aan.”.