ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.314.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1158/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
LA |
36,8 |
MA |
36,7 |
|
MK |
52,7 |
|
TR |
63,0 |
|
ZZ |
47,3 |
|
0707 00 05 |
MA |
59,4 |
TR |
80,0 |
|
ZZ |
69,7 |
|
0709 90 70 |
MA |
34,1 |
TR |
128,4 |
|
ZZ |
81,3 |
|
0805 20 10 |
MA |
72,6 |
ZZ |
72,6 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
CN |
49,3 |
HR |
39,1 |
|
MA |
63,0 |
|
TR |
78,0 |
|
ZZ |
57,4 |
|
0805 50 10 |
AR |
64,7 |
MA |
61,1 |
|
TR |
70,7 |
|
ZZ |
65,5 |
|
0808 10 80 |
AU |
142,2 |
CA |
70,1 |
|
CN |
108,9 |
|
MK |
22,6 |
|
US |
100,5 |
|
ZA |
125,2 |
|
ZZ |
94,9 |
|
0808 20 50 |
CN |
39,2 |
TR |
91,0 |
|
US |
258,9 |
|
ZZ |
129,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1159/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 december 2009
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 december 2009, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 december 2009, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.
BIJLAGE I
Vanaf 1 december 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
van lage kwaliteit |
14,17 |
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
1002 00 00 |
ROGGE |
37,85 |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
17,53 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
17,53 |
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
37,85 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, |
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
13.11.2009-27.11.2009
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 1160/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1146/2009 van de Commissie (4). |
(2) |
Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 december 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.
(3) PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.
(4) PB L 312 van 27.11.2009, blz. 40.
BIJLAGE
Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 1 december 2009
(EUR) |
||
GN-code |
Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product |
Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product |
1701 11 10 (1) |
35,70 |
0,58 |
1701 11 90 (1) |
35,70 |
4,19 |
1701 12 10 (1) |
35,70 |
0,44 |
1701 12 90 (1) |
35,70 |
3,90 |
1701 91 00 (2) |
40,56 |
5,30 |
1701 99 10 (2) |
40,56 |
2,17 |
1701 99 90 (2) |
40,56 |
2,17 |
1702 90 95 (3) |
0,41 |
0,27 |
(1) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(2) Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.
(3) Vaststelling per procent sacharose.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 1161/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de informatie over de voedselketen die moet worden verstrekt aan exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheren
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 10, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 stelt specifieke voorschriften voor de hygiëne van levensmiddelen van dierlijke oorsprong vast. In sectie III van bijlage II bij die verordening wordt met name voorgeschreven dat exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheren, de informatie over de voedselketen aangaande alle andere dieren dan vrij wild die naar het slachthuis worden gebracht of daarvoor bestemd zijn, moeten opvragen, ontvangen, controleren en er actief gebruik van maken. |
(2) |
In punt 2 van die sectie wordt bepaald dat die exploitanten ten minste 24 uur voordat de dieren bij het slachthuis aankomen, in het bezit moeten zijn van de informatie over de voedselketen, behalve in de in punt 7 van die sectie genoemde omstandigheden. In punt 7 wordt bepaald dat, indien de bevoegde autoriteit dit toestaat, die informatie bepaalde in dat punt vermelde dieren mag vergezellen en niet uiterlijk 24 uur vóór hun aankomst hoeft te worden verstrekt. |
(3) |
Aangezien de verstrekking van informatie over de voedselketen een nieuw voorschrift voor exploitanten van een levensmiddelenbedrijf is, dat is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 853/2004, wordt een overgangsperiode voor de volledige naleving van dat voorschrift vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2). |
(4) |
De vlotte stroom van informatie over de voedselketen van de boerderij naar het slachthuis wordt met name vergemakkelijkt door artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2076/2005 dat voorziet in een afwijking van het voorschrift in punt 2 van sectie III van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 om de informatie over de voedselketen 24 uur vóór de aankomst van de dieren in het slachthuis te verstrekken, indien de bevoegde autoriteit dit toestaat en voor zover dit geen afbreuk doet aan de doelstellingen van die verordening. |
(5) |
Uit de ervaring is gebleken dat, wanneer de bevoegde autoriteiten in staat worden gesteld om in meer situaties van geval tot geval te beslissen om de informatie over de voedselketen naar het slachthuis te sturen tezamen met de dieren waarop zij betrekking heeft in plaats van deze 24 uur van tevoren te verstrekken, de voorschriften inzake de informatie over de voedselketen vlot worden uitgevoerd. Bijgevolg moet deze overgangsregeling permanent worden gemaakt. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.
(2) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83.
BIJLAGE
In bijlage II, sectie III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt punt 7 vervangen door:
„7. |
Indien de bevoegde autoriteit dit toestaat en voor zover dit geen afbreuk doet aan de doelstellingen van deze verordening, mag de informatie over de voedselketen minder dan 24 uur vóór de aankomst van de dieren van alle soorten waarop zij betrekking heeft, aan het slachthuis worden verstrekt of die dieren naar het slachthuis vergezellen. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheert, moet voldoende tijd vóór de aankomst van de dieren in het slachthuis in kennis worden gesteld van informatie over de voedselketen waarvan de kennis kan leiden tot een ernstige ontwrichting van de werkzaamheden van het slachthuis, om de exploitant van het levensmiddelenbedrijf in staat te stellen de werkzaamheden van het slachthuis dienovereenkomstig te plannen. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheert, moet de relevante informatie evalueren en moet de ontvangen informatie over de voedselketen aan de officiële dierenarts voorleggen. De dieren mogen niet geslacht of verder behandeld worden zolang de officiële dierenarts daarvoor geen toestemming heeft gegeven.”. |
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/10 |
VERORDENING (EG) Nr. 1162/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9, eerste alinea,
Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 16, lid 1,
Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (3), en met name op artikel 63, lid 1, eerste alinea en tweede alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Verordeningen (EG) nr. 852/2004 (4), (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad houden aanzienlijke wijzigingen in voor de voorschriften en procedures voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Deze verordeningen zijn sinds 1 januari 2006 van toepassing. De onmiddellijke toepassing op die datum van een aantal van die maatregelen zou in een aantal gevallen evenwel praktische problemen hebben veroorzaakt. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) voorziet dan ook in bepaalde overgangsmaatregelen tijdens een overgangsperiode die op 31 december 2009 afloopt, om een soepele overgang naar de volledige toepassing van de nieuwe voorschriften en procedures mogelijk te maken. Bij de vaststelling van de duur van de overgangsperiode is rekening gehouden met de evaluatie van het regelgevingskader inzake hygiëne. |
(3) |
Overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 852/2004, (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 moet de Commissie uiterlijk op 20 mei 2009 bij het Europees Parlement en bij de Raad verslag uitbrengen over de met de toepassing van het nieuwe regelgevingskader inzake hygiëne opgedane ervaring. |
(4) |
Het verslag is in juli 2009 overgelegd. In dit verslag worden evenwel geen gedetailleerde oplossingen voorgesteld voor de gemelde moeilijkheden; daarom gaat het niet vergezeld van voorstellen. Op grond van de vastgestelde problemen zal de Commissie overwegen of er voorstellen moeten worden gedaan ter verbetering van de verordeningen inzake levensmiddelenhygiëne. |
(5) |
Ondertussen blijkt uit informatie van het Voedsel- en Veterinair Bureau, de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en relevante Europese levensmiddelensectoren dat bepaalde overgangsregelingen waarin Verordening (EG) nr. 2076/2005 voorziet moeten worden gehandhaafd tot het evaluatieproces is voltooid. |
(6) |
Daarom moet worden voorzien in een nieuwe overgangsperiode tijdens welke bepaalde overgangsregelingen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 blijven gelden. Ter wille van een geharmoniseerde benadering dient deze overgangsperiode in beginsel vier jaar te duren; zij zou, indien gerechtvaardigd, echter ook korter kunnen zijn. |
(7) |
De rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die dergelijk vlees rechtstreeks als vers vlees aan de eindverbruiker levert, valt buiten de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 853/2004. Indien deze bepaling voor het eind van de evaluatieprocedure evenwel tot vers vlees wordt beperkt, zou dat voor kleine producenten een extra last betekenen. Verordening (EG) nr. 2076/2005 voorziet dan ook in een afwijking van de algemene voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 voor de rechtstreekse levering van dergelijke producten onder bepaalde voorwaarden, zonder beperking tot vers vlees. Die mogelijkheid moet behouden blijven tijdens de extra overgangsperiode waarin deze verordening voorziet. |
(8) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 zijn bepaalde voorschriften vastgesteld voor de invoer in de Gemeenschap van producten van dierlijke oorsprong en van levensmiddelen die zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong bevatten. Verordening (EG) nr. 2076/2005 voorziet in overgangsregelingen die afwijken van bepaalde van die voorschriften voor bepaalde invoer waarvoor de gezondheidsvoorschriften op communautair niveau nog niet zijn geharmoniseerd. Die gezondheidsvoorschriften zullen voor 31 december 2009 niet volledig zijn geharmoniseerd. Daarom moet in afwachting van de toekomstige harmonisatie van de communautaire wetgeving worden voorzien in afwijkingen tijdens de bij deze verordening vastgestelde extra overgangsperiode. |
(9) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 stelt bepaalde voorschriften vast voor de grondstoffen die worden gebruikt bij de vervaardiging van gehakt en voor de etikettering. Verordening (EG) nr. 2076/2005 voorziet evenwel in overgangsregelingen die afwijken van bepaalde van die voorschriften tijdens een overgangsperiode tijdens welke de criteria voor de samenstelling van gehakt vlees, met name wat het vetgehalte en de verhouding bindweefsel/vleeseiwit betreft moesten worden beoordeeld. Op grond van die beoordeling werden deze criteria opgenomen in het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan de consumenten (6). De Commissie heeft dit voorstel op 30 januari 2008 goedgekeurd en aan het Europees Parlement en de Raad overgelegd. In afwachting van de uitkomst van dit voorstel dienen dergelijke afwijkingen van bepaalde voorschriften inzake gehakt vlees te worden gehandhaafd tijdens de extra overgangsperiode waarin deze verordening voorziet. |
(10) |
Verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt dat laboratoria die analyses van in het kader van officiële controles genomen monsters uitvoeren, geaccrediteerd moeten zijn. Verordening (EG) nr. 2076/2005 voorziet in een overgangsregeling waarbij van dat voorschrift wordt afgeweken voor bepaalde laboratoria die onder de vroegere communautaire wetgeving niet geaccrediteerd hoefden te zijn. Uit ervaring is gebleken dat laboratoria die officiële Trichinellatests uitvoeren en in slachthuizen of wildverwerkingsinrichtingen gevestigd zijn, extra tijd nodig hebben om volledige accreditering te verkrijgen, aangezien de procedure complex en arbeidsintensief is. Bijgevolg moet deze verordening voor deze laboratoria onder bepaalde voorwaarden in extra overgangsmaatregelen voorzien. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALING
Artikel 1
De overgangsperiode
Bij deze verordening worden overgangsmaatregelen vastgesteld voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad voor een overgangsperiode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 (de overgangsperiode).
HOOFDSTUK II
OVERGANGSMAATREGELEN TER UITVOERING VAN VERORDENING (EG) Nr. 853/2004
Artikel 2
Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van pluimvee en lagomorfen
In afwijking van artikel 1, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 en onverminderd artikel 1, lid 4, van die verordening gelden de bepalingen van die verordening niet voor de rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die dergelijk vlees rechtstreeks aan de eindverbruiker levert.
Artikel 3
Gezondheidsvoorschriften voor de invoer
1. Artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 is niet van toepassing op de invoer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong waarvoor geen geharmoniseerde volksgezondheidsvoorschriften voor invoer, met inbegrip van lijsten van derde landen, van delen van derde landen en van inrichtingen waaruit invoer is toegestaan, zijn vastgesteld.
De invoer van deze producten moet voldoen aan de volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer van de betrokken lidstaat.
2. In afwijking van artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven die levensmiddelen invoeren die zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong bevatten, vrijgesteld van de verplichting van dat artikel.
De invoer van dergelijke producten moet in voorkomend geval voldoen aan de geharmoniseerde communautaire voorschriften, en in andere gevallen aan de nationale voorschriften die de lidstaten toepassen.
Artikel 4
Criteria voor de samenstelling van gehakt vlees en etiketteringsvoorschriften daarvoor
1. In afwijking van de voorschriften overeenkomstig sectie V, hoofdstuk II, punt 1, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 controleert de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de grondstoffen die in zijn bedrijf worden aangevoerd om te waarborgen dat het eindproduct met de criteria voor de producten in onderstaande tabel overeenkomt.
Tabel
Criteria voor de controle op de samenstelling van gehakt vlees op basis van een dagelijks gemiddelde
|
Vetgehalte |
Verhouding bindweefsel/vleeseiwit |
mager gehakt |
≤ 7 % |
≤ 12 |
puur rundergehakt |
≤ 20 % |
≤ 15 |
gehakt dat varkensvlees bevat |
≤ 30 % |
≤ 18 |
gehakt van andere soorten |
≤ 25 % |
≤ 15 |
2. In afwijking van de voorschriften overeenkomstig sectie V, hoofdstuk IV, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt op het etiket het volgende opschrift aangebracht:
— |
„vetgehalte minder dan…”, |
— |
„verhouding bindweefsel/vleeseiwit minder dan …”. |
3. De lidstaten kunnen toestaan dat op hun binnenlandse markt gehakt vlees dat niet aan deze criteria beantwoordt met een nationaal merk dat niet met de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde merken kan worden verward, in de handel wordt gebracht.
HOOFDSTUK III
OVERGANGSMAATREGELEN TER UITVOERING VAN VERORDENING (EG) Nr. 854/2004
Artikel 5
Gezondheidsvoorschriften voor de invoer
Hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 854/2004 is niet van toepassing op de invoer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong waarvoor geen geharmoniseerde volksgezondheidsvoorschriften voor invoer, met inbegrip van lijsten van derde landen, van delen van derde landen en van inrichtingen waaruit invoer is toegestaan, zijn vastgesteld.
De invoer van dergelijke producten moet voldoen aan de volksgezondheidsvoorschriften voor de invoer van de betrokken lidstaat.
HOOFDSTUK IV
OVERGANGSMAATREGELEN TER UITVOERING VAN VERORDENING (EG) Nr. 882/2004
Artikel 6
Accreditering van officiële laboratoria die Trichinellatests uitvoeren
In afwijking van artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 kan de bevoegde autoriteit een laboratorium aanwijzen dat officiële Trichinellatests uitvoert en in een slachthuis of een wildverwerkingsinrichting gevestigd is, mits dat, hoewel het niet is geaccrediteerd:
a) |
aantoont dat het de noodzakelijke accrediteringsprocedures is begonnen en voortzet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004; |
b) |
de bevoegde autoriteit afdoende garanties biedt dat de regelingen voor kwaliteitsborging voor de analyses die het in het kader van de officiële controles verricht, zijn ingevoerd. |
Aan het eind van elk jaar brengen de lidstaten die deze overgangsmaatregel toepassen verslag uit aan de Commissie over de vooruitgang die is geboekt bij de accreditering van dergelijke aangewezen laboratoria.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 7
Verordening (EG) nr. 2076/2005 wordt ingetrokken.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.
(2) PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.
(3) PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.
(4) PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.
(5) PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83.
(6) COM(2008) 40 definitief.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 1163/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de versnelde invoering van eisen inzake dubbelwandige uitvoering of gelijkwaardig ontwerp van enkelwandige olietankschepen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 417/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 betreffende de versnelde invoering van eisen inzake dubbelwandige uitvoering of gelijkwaardig ontwerp van enkelwandige olietankschepen (1), en met name op artikel 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 417/2002 wordt verwezen naar de definities en normen in bijlage I van het internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (hierna „het Marpol-verdrag” genoemd). |
(2) |
Op 15 oktober 2004 heeft de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de Internationale Maritieme Organisatie bijlage I bij het Marpol-verdrag volledig opnieuw bezien, zonder essentiële wijzigingen aan te brengen. Deze herziene bijlage is op 1 januari 2007 van kracht geworden. |
(3) |
Op 24 maart 2006 heeft de MEPC ook de definitie van zware oliesoorten, zoals vastgesteld in voorschrift 21.2 van bijlage I bij het Marpol-verdrag, gewijzigd. Deze aanpassing is op 1 augustus 2007 van kracht geworden. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 417/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 417/2002 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1. „Marpol 73/78”: de meest recente versie van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, als gewijzigd bij het Protocol van 1978 daarbij, alsmede de wijzigingen daarvan; 2. „olietankschip”: een olietankschip als omschreven in voorschrift 1.5 van bijlage I bij Marpol 73/78; 3. „draagvermogen”: het draagvermogen als omschreven in voorschrift 1.23 van bijlage I bij Marpol 73/78; 4. „olietankschip van categorie 1”: een olietankschip met een draagvermogen van 20 000 ton of meer dat ruwe olie, stookolie, zware dieselolie/gasolie of smeerolie als vracht vervoert of met een draagvermogen van 30 000 ton of meer dat andere dan bovengenoemde olie vervoert en dat niet voldoet aan de vereisten in de voorschriften 18.1 tot en met 18.9, 18.12 tot en met 18.15, 30.4, 33.1, 33.2, 33.3, 35.1, 35.2 en 35.3 van bijlage I bij Marpol 73/78; 5. „olietankschip van categorie 2”: een olietankschip met een draagvermogen van 20 000 ton of meer dat ruwe olie, stookolie, zware dieselolie/gasolie of smeerolie als vracht vervoert of met een draagvermogen van 30 000 ton of meer dat andere dan bovengenoemde olie vervoert en dat voldoet aan de vereisten in de voorschriften 18.1 tot en met 18.9, 18.12 tot en met 18.15, 30.4, 33.1, 33.2, 33.3, 35.1, 35.2 en 35.3 van bijlage I bij Marpol 73/78 en is uitgerust met beschermend geplaatste gescheiden ballasttanks (SBT/ PL); 6. „olietankschip van categorie 3”: een olietankschip met een draagvermogen van 5 000 ton of meer, maar minder dan vermeld in de definities 4 en 5; 7. „enkelwandig olietankschip”: een olietankschip dat niet voldoet aan de vereisten inzake dubbelwandige uitvoering of gelijkwaardige ontwerpvereisten van voorschriften 19 en 28.6 van bijlage I bij Marpol 73/78; 8. „dubbelwandig olietankschip”:
9. „leeftijd”: de leeftijd van het schip uitgedrukt in jaren en gerekend vanaf de datum van oplevering; 10. „zware dieselolie/gasolie”: dieselolie/gasolie als omschreven in voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78; 11. „stookolie”: zware destillaten van ruwe olie of residuen daarvan of mengsels van dergelijke materialen, als omschreven in voorschrift 20 van bijlage I bij Marpol 73/78; 12. „zware oliesoorten”:
|
2. |
In artikel 4, lid 2, wordt „lid 1, onder c), van het herziene Voorschrift 13G van bijlage I bij Marpol 73/78” vervangen door „voorschrift 20.1.3 van bijlage I bij Marpol 73/78”. |
3. |
In artikel 7, lid 2, wordt „punt 5 van het herziene Voorschrift 13G van bijlage I bij Marpol 73/78” vervangen door „voorschrift 20.5 van bijlage I bij Marpol 73/78”. |
4. |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Antonio TAJANI
Vicevoorzitter
(1) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 1.
(2) Dit stemt overeen met een API-klasse lager dan 25.7.
(3) Dit komt overeen met een kinematische viscositeit van meer dan 180 cSt.”;
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 1164/2009 VAN DE COMMISSIE
van 27 november 2009
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van Interpretatie 18 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC)
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 29 januari 2009 heeft het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) IFRIC-interpretatie 18 Overdracht van activa van klanten (hierna „IFRIC 18” genoemd) gepubliceerd. IFRIC 18 is een interpretatie die meer duidelijkheid over en leidraden voor de administratieve verwerking van overdrachten van materiële vaste activa van klanten of van geldmiddelen voor de bouw of verwerving van een materieel vast actief verschaft. |
(3) |
Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat IFRIC 18 beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is. |
(4) |
De goedkeuring van IFRIC 18 brengt met zich mee dat International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 moet worden gewijzigd teneinde de eerste toepassing van IFRS te vergemakkelijken. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de in de bijlage bij deze verordening opgenomen interpretatie 18 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) Overdracht van activa van klanten wordt ingevoegd; |
2) |
International Financial Reporting Standard (IFRS) 1 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen IFRIC 18 en wijzigingen in IFRS 1 toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 31 oktober 2009 van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 november 2009.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.
(3) PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.
BIJLAGE
INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN
IFRIC 18 |
IFRIC-interpretatie 18 Overdracht van activa van klanten |
„Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org”
IFRIC-INTERPRETATIE 18
Overdracht van activa van klanten
REFERENTIES
— |
Raamwerk voor de opstelling en presentatie van jaarrekeningen |
— |
IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards (herziene versie van 2008) |
— |
IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten |
— |
IAS 16 Materiële vaste activa |
— |
IAS 18 Opbrengsten |
— |
IAS 20 Administratieve verwerking van overheidssubsidies en informatieverschaffing over overheidssteun |
— |
IFRIC 12 Dienstverlening uit hoofde van concessieovereenkomsten |
ACHTERGROND
1 |
In de nutssector gebeurt het dat een entiteit van haar klanten materiële vaste activa ontvangt die nodig zijn om die klanten op een net aan te sluiten en hen continue toegang te geven tot nutsvoorzieningen als elektriciteit, gas of water. Als alternatief kan een entiteit van klanten geldmiddelen ontvangen voor de verwerving of bouw van dergelijke materiële vaste activa. Gewoonlijk zijn klanten verplicht extra te betalen voor de aankoop van goederen of diensten op basis van het gebruik. |
2 |
Een overdracht van activa van klanten kan ook plaatsvinden in andere sectoren dan de nutssector. Bijvoorbeeld een entiteit die haar IT-functies outsourcet, kan haar bestaande materiële vaste activa overdragen aan de outsourcingleverancier. |
3 |
In sommige gevallen is de overdrager van het actief niet de entiteit die uiteindelijk continue toegang zal hebben tot goederen of diensten en die de ontvanger van deze goederen of diensten zal zijn. Gemakshalve verwijst deze interpretatie echter naar de entiteit die het actief overdraagt als de klant. |
TOEPASSINGSGEBIED
4 |
Deze interpretatie is van toepassing op de administratieve verwerking van overdrachten van materiële vaste activa door entiteiten die dergelijke activa van hun klanten ontvangen. |
5 |
Overeenkomsten binnen het toepassingsgebied van deze interpretatie zijn overeenkomsten waarbij een entiteit van een klant een materieel vast actief ontvangt dat de entiteit vervolgens moet gebruiken om de klant aan te sluiten op een net en/of om de klant continue toegang te geven tot goederen of diensten. |
6 |
Deze interpretatie is ook van toepassing op overeenkomsten waarbij een entiteit van een klant geldmiddelen ontvangt indien dat bedrag aan geldmiddelen alleen mag worden aangewend voor de bouw of verwerving van een materieel vast actief en de entiteit dat actief vervolgens moet gebruiken om de klant aan te sluiten op een net en/of om de klant continue toegang te geven tot goederen of diensten. |
7 |
Deze interpretatie is niet van toepassing op overeenkomsten waarbij de overdracht een overheidssubsidie betreft zoals gedefinieerd in IAS 20, of infrastructuur betreft die wordt gebruikt bij dienstverlening uit hoofde van een concessieovereenkomst die binnen het toepassingsgebied van IFRIC 12 valt. |
PROBLEEMSTELLING
8 |
In deze interpretatie worden de volgende vragen behandeld:
|
CONSENSUS
Is aan de definitie van een actief voldaan?
9 |
Wanneer een klant een materieel vast actief overdraagt aan een entiteit, moet de entiteit beoordelen of het overgedragen actief voldoet aan de definitie van een actief zoals in het Raamwerk uiteengezet. Alinea 49(a) van het Raamwerk stelt dat „een actief een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel is waarover de entiteit de zeggenschap uitoefent en waaruit in de toekomst naar verwachting economische voordelen naar de entiteit zullen vloeien”. In de meeste gevallen verkrijgt de entiteit het eigendomsrecht van het overgedragen materieel vast actief. Bij het vaststellen van het bestaan van een actief is het eigendomsrecht echter niet essentieel. Als de klant de zeggenschap over het overgedragen actief behoudt, is niet aan de definitie van een actief voldaan, ondanks de overdracht van eigendom. |
10 |
Een entiteit die de zeggenschap heeft over een actief, kan er over het algemeen mee doen wat ze wil. De entiteit zou dat actief bijvoorbeeld kunnen ruilen voor andere activa, aanwenden om goederen te produceren of diensten te verrichten, laten gebruiken door derden tegen een vergoeding, gebruiken om verplichtingen af te wikkelen, aanhouden of distribueren aan eigenaars. Een entiteit die van een klant een materieel vast actief ontvangt, moet alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking nemen bij de beoordeling van de zeggenschap over het overgedragen actief. Hoewel de entiteit het overgedragen materieel vast actief bijvoorbeeld moet gebruiken om een of meer diensten te leveren aan de klant, kan zij eventueel vrij beslissen hoe het overgedragen materieel vast actief wordt gebruikt en onderhouden, en wanneer het wordt vervangen. In dit geval zou de entiteit normaal gesproken concluderen dat zij de zeggenschap heeft over het overgedragen materieel vast actief. |
Hoe moet het overgedragen materieel vast actief bij eerste opname worden gewaardeerd?
11 |
Als de entiteit tot de conclusie komt dat aan de definitie van een actief is voldaan, moet zij het overgedragen actief opnemen als een materieel vast actief in overeenstemming met alinea 7 van IAS 16 en moet zij de kostprijs van dat actief bij eerste opname waarderen tegen de reële waarde ervan in overeenstemming met alinea 24 van IAS 16. |
Hoe moet de creditering worden verwerkt?
12 |
In de volgende uiteenzetting wordt ervan uitgegaan dat de entiteit die een materieel vast actief heeft ontvangen tot het besluit is gekomen dat het overgedragen actief moet worden opgenomen en gewaardeerd in overeenstemming met alinea's 9, 10 en 11. |
13 |
Alinea 12 van IAS 18 stelt dat „indien goederen worden verkocht of diensten worden verricht in ruil voor goederen of diensten die in aard of waarde verschillen, de ruil wordt beschouwd als een transactie die opbrengsten genereert”. Volgens de voorwaarden van de overeenkomsten binnen het toepassingsgebied van deze interpretatie zou een overdracht van een materieel vast actief een ruil zijn voor goederen of diensten die in aard of waarde verschillen. Bijgevolg moet de entiteit opbrengsten opnemen in overeenstemming met IAS 18. |
Identificatie van de afzonderlijk identificeerbare diensten
14 |
Een entiteit kan ermee instemmen om een of meer diensten te leveren in ruil voor het overgedragen materieel vast actief, zoals de klant aansluiten op een net en/of de klant continue toegang geven tot goederen of diensten. In overeenstemming met alinea 13 van IAS 18 moet de entiteit de in de overeenkomst opgenomen afzonderlijk identificeerbare diensten identificeren. |
15 |
Kenmerken die aangeven dat de aansluiting van de klant op een net een afzonderlijk identificeerbare dienst is, omvatten:
|
16 |
Een kenmerk dat aangeeft dat het aan de klant verschaffen van continue toegang tot goederen of diensten een afzonderlijk identificeerbare dienst is, is dat de klant die het actief overdraagt in de toekomst de continue toegang en/of de goederen of diensten ontvangt tegen een prijs die lager is dan wat zonder de overdracht van het materieel vast actief zou worden aangerekend. |
17 |
Een kenmerk dat daarentegen aangeeft dat de verplichting om de klant continue toegang te verschaffen tot goederen of diensten voortvloeit uit de voorwaarden van de exploitatievergunning van de entiteit of een andere regeling en niet uit de overeenkomst met betrekking tot de overdracht van een materieel vast actief, is dat klanten die de activa overdragen dezelfde prijs betalen voor de continue toegang en/of de goederen of diensten als klanten die geen activa overdragen. |
Opname van opbrengsten
18 |
Als slechts één dienst wordt geïdentificeerd, dan moet de entiteit opbrengsten opnemen wanneer de dienst wordt uitgevoerd in overeenstemming met alinea 20 van IAS 18. |
19 |
Als er meer dan één afzonderlijk identificeerbare dienst wordt geïdentificeerd, moet de reële waarde van de totale ontvangen of te ontvangen vergoeding voor de overeenkomst op grond van alinea 13 van IAS 18 worden toegerekend aan elke dienst, waarbij op elke dienst de opnamecriteria van IAS 18 moeten worden toegepast. |
20 |
Als een continue dienst wordt geïdentificeerd als onderdeel van de overeenkomst, wordt de periode waarover opbrengsten moeten worden opgenomen voor die dienst over het algemeen bepaald door de voorwaarden van de overeenkomst met de klant. Als in de overeenkomst geen periode is gespecificeerd, moeten de opbrengsten worden opgenomen over een periode die niet langer is dan de gebruiksduur van het overgedragen actief dat wordt gebruikt om de continue dienst te verlenen. |
Hoe moet een entiteit een overdracht van geldmiddelen van een klant administratief verwerken?
21 |
Wanneer een entiteit geldmiddelen ontvangt van een klant, moet zij beoordelen of de overeenkomst binnen het toepassingsgebied van deze interpretatie valt in overeenstemming met alinea 6. Als dat zo is, moet de entiteit beoordelen of het gebouwde of verworven materieel vast actief voldoet aan de definitie van een actief in overeenstemming met alinea's 9 en 10. Als aan de definitie van een actief is voldaan, moet de entiteit het materieel vast actief opnemen tegen kostprijs in overeenstemming met IAS 16 en moet ze de opbrengsten opnemen in overeenstemming met alinea's 13 tot en met 20 tegen het bedrag aan geldmiddelen dat ze van de klant heeft ontvangen. |
INGANGSDATUM EN OVERGANGSBEPALINGEN
22 |
Entiteiten moeten deze interpretatie prospectief toepassen op overdrachten van activa die ze op of na 1 juli 2009 van klanten hebben ontvangen. Eerdere toepassing is toegestaan op voorwaarde dat de waarderingen en andere informatie die nodig is voor de toepassing van de interpretatie op vroegere overdrachten werden verkregen op het moment dat deze overdrachten plaatsvonden. Entiteiten moeten in de toelichting vermelden vanaf welke datum de interpretatie werd toegepast. |
Bijlage
Wijzigingen in IFRS 1
Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards (herziene versie van 2008)
A1 |
In Bijlage D wordt alinea D1 als volgt gewijzigd.
|
A2 |
Onder alinea D23 worden een kopje en alinea D24 toegevoegd. „Overdrachten van activa van klanten
|
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/21 |
VERORDENING (EG) Nr. 1165/2009 VAN DE COMMISSIE
van 27 november 2009
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 4 en IFRS 7 betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 5 maart 2009 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen in International Financial Reporting Standard (IFRS) 4 Verzekeringscontracten en IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing (hierna „wijzigingen in IFRS 4 en IFRS 7” genoemd) gepubliceerd. Met de wijzigingen in IFRS 4 en IFRS 7 wordt beoogd dat meer en betere informatie wordt verschaft over waarderingen tegen reële waarde en over het aan financiële instrumenten verbonden liquiditeitsrisico. |
(3) |
Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de wijzigingen in IFRS 4 en IFRS 7 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
International Financial Reporting Standard (IFRS) 4 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening; |
2) |
IFRS 7 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen wijzigingen in IFRS 4 en IFRS 7 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 31 december 2008 van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 27 november 2009.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.
(3) PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.
BIJLAGE
INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN
IFRS 4 |
Wijziging in International Financial Reporting Standard 4 Verzekeringscontracten |
IFRS 7 |
Wijzigingen in International Financial Reporting Standard 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing |
Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org
Wijzigingen in International Financial Reporting Standard 7
Financiële instrumenten: informatieverschaffing
Alinea 27 wordt gewijzigd. Alinea's 27A en 27B worden toegevoegd.
BELANG VAN FINANCIËLE INSTRUMENTEN VOOR DE FINANCIËLE POSITIE EN PRESTATIES
Overige informatieverschaffing
Reële waarde
27 |
Voor elke klasse van financiële instrumenten moet een entiteit toelichten welke methoden ze heeft toegepast en, indien ze een waarderingstechniek heeft gebruikt, van welke veronderstellingen ze is uitgegaan bij het bepalen van de reële waarde van elke klasse van financiële activa of financiële verplichtingen. Een entiteit vermeldt bijvoorbeeld, indien van toepassing, informatie over de veronderstellingen met betrekking tot het percentage vervroegde aflossingen, het percentage geschatte kredietverliezen en de rente- of disconteringsvoeten. Als een entiteit een waarderingstechniek heeft gewijzigd, moet ze die wijziging en de redenen ervoor in de toelichting uiteenzetten. |
27A |
Om de informatie te verschaffen die op grond van alinea 27B vereist is, moet een entiteit waarderingen tegen reële waarde classificeren volgens een reëlewaardehiërarchie die het belang van de bij de waarderingen gebruikte inputs weerspiegelt. De reëlewaardehiërarchie moet de volgende niveaus hebben:
Het niveau in de reëlewaardehiërarchie waarbinnen de waardering tegen reële waarde in haar geheel wordt gecategoriseerd, moet worden bepaald op basis van de input van het laagste niveau dat van belang is voor de waardering tegen reële waarde in haar geheel. In dit verband wordt het belang van een input afgemeten aan de waardering tegen reële waarde in haar geheel. Als bij een waardering tegen reële waarde waarneembare inputs worden gebruikt die een van belang zijnde aanpassing op basis van niet-waarneembare inputs vereisen, gaat het om een waardering van niveau 3. De beoordeling van het belang van een bepaalde input voor de waardering tegen reële waarde in haar geheel vereist oordeelsvorming, waarbij factoren die specifiek zijn voor het actief of de verplichting in aanmerking moeten worden genomen. |
27B |
Voor in de balans opgenomen waarderingen tegen reële waarde moet een entiteit voor elke klasse van financiële instrumenten het volgende vermelden:
Een entiteit moet de kwantitatieve toelichting die op grond van deze alinea vereist is presenteren in tabelvorm, tenzij een andere opmaak meer geëigend is. Alinea 39 wordt gewijzigd. Alinea 44G wordt toegevoegd. |
Liquiditeitsrisico
39 |
Een entiteit moet in de toelichting het volgende opnemen:
|
INGANGSDATUM EN OVERGANGSBEPALINGEN
44G |
Verbetering van de informatieverschaffing over financiële instrumenten (wijzigingen in IFRS 7), uitgegeven in maart 2009, wijzigde alinea's 27, 39 en B11 en voegde alinea's 27A, 27B, B10A en B11A tot en met B11F toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. In het eerste toepassingsjaar hoeft een entiteit geen vergelijkende informatie te verstrekken voor de informatie die op grond van de wijzigingen moet worden verstrekt. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet ze dat feit vermelden. |
Bijlage A
Definities
Het volgende begrip wordt gewijzigd.
liquiditeitsrisico |
Het risico dat een entiteit het moeilijk zal hebben om verplichtingen die verband houden met de afwikkeling van financiële verplichtingen door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief na te komen. |
Bijlage B
Toepassingsleidraad
Een kopje en alinea B11 worden gewijzigd. Alinea's B10A en B11A tot en met B11F worden toegevoegd en alinea's B12 tot en met B16 worden verwijderd. Alinea's B12 en B13 worden vervangen door alinea's B11C(a) en (b). Alinea's B14 en B16 worden vervangen door alinea B11D.
Aard en omvang van risico's die voortvloeien uit financiële instrumenten (alinea's 31 tot en met 42)
Kwantitatieve toelichting van het liquiditeitsrisico (alinea's 34(a) en 39(a) en (b))
B10A |
In overeenstemming met alinea 34(a) vermeldt een entiteit samenvattende kwantitatieve gegevens over haar blootstelling aan liquiditeitsrisico op basis van de informatie die ze intern aan managers op sleutelposities verstrekt. Een entiteit moet toelichten hoe deze gegevens worden bepaald. Als de in deze gegevens opgenomen uitstroom van kasmiddelen (of een ander financieel actief):
moet de entiteit dat feit vermelden en kwantitatieve informatie verstrekken die de gebruikers van haar jaarrekening in staat stelt de omvang van dit risico te beoordelen, tenzij die informatie is opgenomen in de contractuele-looptijdanalyses die op grond van alinea 39(a) of (b) vereist zijn. |
B11 |
Bij het opstellen van de looptijdanalyses die op grond van alinea 39(a) en (b) vereist zijn, moet een entiteit op oordeelkundige wijze een geëigend aantal tijdsintervallen vaststellen. Zo zou een entiteit kunnen besluiten dat de volgende tijdsintervallen geëigend zijn:
|
B11A |
Bij de naleving van alinea 39(a) en (b) mag een entiteit een in een contract besloten derivaat niet scheiden van een hybridisch (samengesteld) financieel instrument. Voor een dergelijk instrument moet een entiteit alinea 39(a) toepassen. |
B11B |
Alinea 39(b) vereist dat een entiteit voor afgeleide financiële verplichtingen een kwantitatieve looptijdanalyse presenteert waaruit de resterende contractuele looptijden blijken als deze contractuele looptijden essentieel zijn om inzicht te krijgen in het tijdstip van de kasstromen. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn voor:
|
B11C |
Alinea's 39(a) en (b) vereisen dat een entiteit voor financiële verplichtingen looptijdanalyses presenteert waaruit de resterende contractuele looptijden voor bepaalde financiële verplichtingen blijken. Daarbij geldt het volgende:
|
B11D |
De contractuele bedragen die op grond van alinea's 39(a) en (b) in de looptijdanalyses moeten worden vermeld, zijn de contractuele niet-gedisconteerde kasstromen, bijvoorbeeld:
Dergelijke niet-gedisconteerde kasstromen verschillen van het in de balans opgenomen bedrag, aangezien dat bedrag gebaseerd is op gedisconteerde kasstromen. Als het te betalen bedrag niet vast is, wordt het te vermelden bedrag bepaald op basis van de omstandigheden aan het eind van de verslagperiode. Als bijvoorbeeld het te betalen bedrag varieert naar gelang de veranderingen in een index, kan het te vermelden bedrag worden gebaseerd op de stand van de index aan het eind van de periode. |
B11E |
Alinea 39(c) vereist dat een entiteit beschrijft hoe ze het liquiditeitsrisico beheert dat inherent is aan de posten die vermeld zijn in de kwantitatieve toelichting die op grond van alinea's 39(a) en (b) vereist is. Een entiteit moet een looptijdanalyse presenteren voor financiële activa die ze aanhoudt om het liquiditeitsrisico te beheren (bijv. financiële activa die onmiddellijk kunnen worden verkocht of die naar verwachting kasmiddelen zullen genereren om te voldoen aan de uitstroom van kasmiddelen voor financiële verplichtingen), als die informatie nodig is om de gebruikers van haar jaarrekening in staat te stellen de aard en omvang van het liquiditeitsrisico te beoordelen. |
B11F |
Andere factoren die een entiteit zou kunnen overwegen bij het verschaffen van de informatie die op grond van alinea 39(c) vereist is, zijn onder meer het feit of de entiteit:
|
B12 tot en met B16 |
[Verwijderd] |
Wijziging in International Financial Reporting Standard 4
Verzekeringscontracten
Alinea 39(d) wordt gewijzigd.
INFORMATIEVERSCHAFFING
Aard en omvang van risico's die voortvloeien uit verzekeringscontracten
39 |
|
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/27 |
VERORDENING (EG) Nr. 1166/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
houdende wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad, wat betreft de wijncategorieën, de oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 113 quinquies, lid 2, en artikel 121, derde en vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De beschermde oorsprongsbenamingen „Prosecco di Conegliano Valdobbiadene” en „Montello e Colli Asolani” zijn vermeld in Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie (2). Als gevolg van het Italiaanse decreet van 17 juli 2009, dat in het Italiaanse staatsblad Gazzetta Ufficiale della Repubblica italiana nr. 173 van 28 juli 2009 is gepubliceerd, zijn deze benamingen vervangen door de beschermde oorsprongsbenamingen „Prosecco”, „Conegliano Valdobbiadene — Prosecco”, „Colli Asolani — Prosecco” en „Asolo — Prosecco”. |
(2) |
In datzelfde decreet wordt het wijndruivenras „Prosecco” nu „Glera” genoemd. Om verwarring tussen de oorsprongsbenaming „Prosecco” en de naam van het wijndruivenras te voorkomen, moet in Verordening (EG) nr. 606/2009 het begrip „Prosecco” door het begrip „Glera” worden vervangen als het wijndruivenras wordt bedoeld. |
(3) |
De Italiaanse autoriteiten hebben officieel te kennen gegeven dat het wijndruivenras „Prosecco/Glera” niet in de regio „Trentino-Alto Adige” mag worden geteeld; bijgevolg mag deze regio niet langer in Verordening (EG) nr. 606/2009 worden vermeld als één van de regio’s waar dit wijndruivenras mag worden geproduceerd. |
(4) |
In bijlage IA, aanhangsel 7, van Verordening (EG) nr. 606/2009 is een tikfout geslopen in de voorschriften voor de behandeling door elektrodialyse. De eenheden voor het maximumgehalte in de simulatievloeistof moeten worden uitgedrukt in μg/l, en niet in g/l. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 606/2009 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 606/2009 is van toepassing vanaf 1 augustus 2009. Met het oog op de coherentie met de Italiaanse nationale wetgeving en om te garanderen dat er voor de oogst 2009 identieke oenologische procedés worden toegepast, moeten deze wijzigingen en deze rectificatie retroactief van toepassing worden vanaf 1 augustus 2009. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 195, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ingestelde regelgevend comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Verordening (EG) nr. 606/2009
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In deel B, punt 4, onder a), wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin: „Aromatische mousserende kwaliteitswijn mag evenwel op traditionele wijze worden bereid door voor de samenstelling van de cuvée wijnen te gebruiken die zijn verkregen uit het druivenras „Glera”, geoogst in de regio’s Veneto en Friuli-Venezia Giulia.”. |
2) |
Deel C wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In aanhangsel 1 wordt het begrip „Glera” ingevoegd na het begrip „Girò N” en wordt het begrip „Prosecco” geschrapt. |
Artikel 2
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 606/2009
In bijlage IA, aanhangsel 7, punt 1.4, zesde alinea, van Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt de derde zin vervangen door:
„Het gehalte in de simulatievloeistof moet in totaal, voor alle bestanddelen samen, lager zijn dan 50 μg/l.”.
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 193 van 24.7.2009, blz. 1.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/29 |
VERORDENING (EG) Nr. 1167/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
inzake de weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name op artikel 17, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1924/2006 bepaalt tevens dat aanvragen om verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim door exploitanten van levensmiddelenbedrijven aan de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat kunnen worden toegezonden. De bevoegde nationale autoriteit moet geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), hierna „de Autoriteit” genoemd. |
(3) |
Na ontvangst van een aanvraag moet de Autoriteit de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen en een advies over de desbetreffende gezondheidsclaim uitbrengen. |
(4) |
De Commissie dient bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening te houden met het advies van de Autoriteit. |
(5) |
Op 13 februari 2009 hebben de Commissie en de lidstaten vier adviezen van de Autoriteit ontvangen over aanvragen voor de verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim. Op 16 maart 2009 hebben de Commissie en de lidstaten één advies van de Autoriteit ontvangen over een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim. |
(6) |
Twee adviezen hadden betrekking op aanvragen voor claims inzake ziekterisicobeperking, zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, en drie adviezen hadden betrekking op aanvragen voor gezondheidsclaims over de ontwikkeling en gezondheid van kinderen, zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006. Over één aanvraag om verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim zal een nader besluit worden genomen. |
(7) |
Na ontvangst van een door UNICER Bebidas de Portugal SGPS ingediende aanvraag overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 moest de Autoriteit een advies uitbrengen over een gezondheidsclaim in verband met de effecten van het mineraalwater Melgaço® op het verlagen van de glykemie (vraag nr. EFSA-Q-2008-219) (2). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Het regelmatige gebruik van het mineraalwater Melgaço verlaagt de hyperglykemiewaarden van het lichaam”. |
(8) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de Autoriteit dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van het mineraalwater Melgaço® en het beweerde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(9) |
Na ontvangst van een door Ocean Spray International Services (UK) Ltd ingediende aanvraag overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 moest de Autoriteit een advies uitbrengen over een gezondheidsclaim in verband met de effecten van Ocean Spray Cranberry Products® op urineweginfecties bij vrouwen (vraag nr. EFSA-Q-2008-117) (3). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Het regelmatige gebruik van twee porties van een Ocean Spray-product per dag die elk standaard 80 mg proanthocyanidines van cranberry’s bevatten, draagt bij tot een vermindering van het risico van urineweginfecties bij vrouwen door te verhinderen dat bepaalde bacteriën zich in de urinewegen vastzetten”. |
(10) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de Autoriteit dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van Ocean Spray Cranberry Products® en het beweerde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(11) |
Na ontvangst van een door Soremartec Italia S.R.L. ingediende aanvraag overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 moest de Autoriteit een advies uitbrengen over een gezondheidsclaim in verband met de effecten van Kinder Chocolate® op de groei (vraag nr. EFSA-Q-2008-283) (4). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Kinder Chocolate, de chocolade die de groei stimuleert”. |
(12) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de Autoriteit dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van Kinder Chocolate® en het beweerde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(13) |
Na ontvangst van een door Plada Industriale S.R.L. ingediende aanvraag overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 moest de Autoriteit een advies uitbrengen over een gezondheidsclaim in verband met de effecten van opvolgzuigelingenvoeding met bioactieve bestanddelen op darmaandoeningen (vraag nr. EFSA-Q-2008-270) (5). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Helpt bij lichte darmaandoeningen (zoals kolieken, constipatie, spijsverteringssymptomen)”. |
(14) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de Autoriteit dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van opvolgzuigelingenvoeding met een vaste combinatie van kortketenige galacto-oligosachariden, aangezuurde melk, nucleotiden en bètapalmitaat en het beweerde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(15) |
Met de opmerkingen van de aanvragers en van het publiek die de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening nr. 1924/2006 heeft ontvangen, is rekening gehouden bij het nemen van de in deze verordening vastgelegde maatregelen. |
(16) |
Overeenkomstig artikel 28, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 mogen de gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b), van die verordening die niet door een besluit krachtens artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 worden toegestaan, verder worden gebruikt tot uiterlijk zes maanden na de vaststelling van deze verordening. Aangezien de desbetreffende aanvragen echter niet voor 19 januari 2008 zijn ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 28, lid 6, onder b), en is de in dat artikel bedoelde overgangsperiode niet van toepassing. Er dient derhalve een overgangsperiode van zes maanden te worden vastgesteld om exploitanten van levensmiddelenbedrijven in staat te stellen zich aan te passen aan de voorschriften van deze verordening. |
(17) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze verordening opgenomen gezondheidsclaims worden niet in de communautaire lijst van toegestane claims zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 opgenomen.
De gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 die in de bijlage bij deze verordening zijn opgenomen, mogen echter tot uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
(2) The EFSA Journal (2009) 944, 1-9.
(3) The EFSA Journal (2009) 943, 1-16.
(4) The EFSA Journal (2009) 940, 1-8.
(5) The EFSA Journal (2009) 939, 1-10.
BIJLAGE
AFGEWEZEN GEZONDHEIDSCLAIMS
Aanvraag — Toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 |
Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelencategorie |
Claim |
Referentie EFSA-advies |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), inzake ziekterisicobeperking |
Mineraalwater Melgaço® |
Het regelmatige gebruik van het mineraalwater Melgaço verlaagt de hyperglykemiewaarden van het lichaam |
Q-2008-219 |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), inzake ziekterisicobeperking |
Ocean Spray Cranberry Products® |
Het regelmatige gebruik van twee porties van een Ocean Spray-product per dag die elk standaard 80 mg proanthocyanidines van cranberry’s bevatten, draagt bij tot een vermindering van het risico van urineweginfecties bij vrouwen door te verhinderen dat bepaalde bacteriën zich in de urinewegen vastzetten |
Q-2008-117 |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), inzake de ontwikkeling en gezondheid van kinderen |
Kinder Chocolate® |
Kinder Chocolate, de chocolade die de groei stimuleert |
Q-2008-283 |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), inzake de ontwikkeling en gezondheid van kinderen |
Opvolgzuigelingenvoeding met een vaste combinatie van kortketenige galacto-oligosachariden, aangezuurde melk, nucleotiden en bètapalmitaat |
Helpt bij lichte darmaandoeningen (zoals kolieken, constipatie, spijsverteringssymptomen) |
Q-2008-270 |
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/32 |
VERORDENING (EG) Nr. 1168/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot weigering van een vergunning voor een gezondheidsclaim voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaat
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name op artikel 18, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1924/2006 bepaalt tevens dat aanvragen om verlening van een vergunning voor een gezondheidsclaim door exploitanten van levensmiddelenbedrijven aan de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat kunnen worden toegezonden. De bevoegde nationale autoriteit moet geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), hierna „de Autoriteit” genoemd. |
(3) |
Na ontvangst van een aanvraag moet de Autoriteit de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen en een advies over de desbetreffende gezondheidsclaim uitbrengen. |
(4) |
De Commissie dient bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening te houden met het advies van de Autoriteit. |
(5) |
Na ontvangst van een op 9 oktober 2008 door Brudy Technology S.L ingediende aanvraag overeenkomstig artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 moest de Autoriteit een advies uitbrengen over een gezondheidsclaim in verband met de effecten van Algatrium® op de antioxidantreactie (vraag nr. EFSA-Q-2008-705) (2). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Algatrium® bevordert uw antioxidantreactie: een bijzondere voedingsstof waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat zij bij mensen de antioxidantverdediging van de eigen cellen stimuleert”. |
(6) |
Op 16 maart 2009 hebben de Commissie en de lidstaten het wetenschappelijk advies van de Autoriteit ontvangen, waarin op grond van de overgelegde gegevens is geconcludeerd dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van Algatrium® en het geclaimde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(7) |
Met de door de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 ontvangen opmerkingen van de aanvragers en van het publiek is rekening gehouden bij het nemen van de in deze verordening vastgelegde maatregelen. |
(8) |
Voor gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 gelden de in artikel 28, lid 5, van die verordening vastgestelde overgangsmaatregelen. Voor de gezondheidsclaim „Algatrium® bevordert uw antioxidantreactie: een bijzondere voedingsstof waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat zij bij mensen de antioxidantverdediging van de eigen cellen stimuleert” heeft de Autoriteit echter geconcludeerd dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen het gebruik van Algatrium® en het geclaimde effect. Bijgevolg voldoet de claim niet aan Verordening (EG) nr. 1924/2006, zodat de in artikel 28, lid 5, van die verordening vermelde overgangsperiode niet van toepassing is. Er dient een overgangsperiode van zes maanden te worden vastgesteld om exploitanten van levensmiddelenbedrijven in staat te stellen zich aan te passen aan de voorschriften van deze verordening. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij deze verordening opgenomen gezondheidsclaim wordt niet in de communautaire lijst van toegestane claims zoals bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 opgenomen.
Hij mag evenwel tot uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
(2) The EFSA Journal (2009) 942, 1-9.
BIJLAGE
AFGEWEZEN GEZONDHEIDSCLAIM
Aanvraag — Toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 |
Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelencategorie |
Claim |
Referentie EFSA-advies |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 13, lid 5, die is gebaseerd op nieuw wetenschappelijk bewijs en/of die een verzoek om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens inhoudt |
Algatrium® |
Algatrium® bevordert uw antioxidantreactie: een bijzondere voedingsstof waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat zij bij mensen de antioxidantverdediging van de eigen cellen stimuleert |
Q-2008-705 |
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/34 |
VERORDENING (EG) Nr. 1169/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 353/2008 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor aanvragen van een vergunning voor gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name op artikel 15, lid 4,
Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Om te zorgen dat van alle categorieën gezondheidsclaims voor levensmiddelen alleen gezondheidsclaims die aan de algemene beginselen en voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1924/2006 voldoen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, hierna „de Autoriteit” genoemd, worden ingediend en aldus aan de vergunningsprocedure worden onderworpen, moet worden bepaald onder welke voorwaarden aanvragen van een vergunning voor gezondheidsclaims als geldig zijn aan te merken en moet de verantwoordelijkheid van de lidstaten op dit gebied worden verduidelijkt overeenkomstig artikel 15, lid 2, en artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 moet de lijst van toegestane en afgewezen claims met het oog op transparantie in een repertorium worden gepubliceerd. Zoals in overweging 31 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 wordt vermeld, is het doel hiervan meerdere aanvragen te vermijden met betrekking tot claims die reeds zijn beoordeeld en aan de vergunningsprocedures waren onderworpen. Daarom moeten, wat de voorwaarden voor indiening van een aanvraag betreft, ook de voorschriften voor de intrekking van aanvragen en de tijdslimieten voor de indiening van een verzoek om intrekking worden verduidelijkt. |
(3) |
De intrekking van een aanvraag door de aanvrager mag slechts worden toegestaan tot het moment waarop de Autoriteit haar advies uitbrengt overeenkomstig artikel 16, lid 1, of artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006. Deze tijdslimiet is noodzakelijk om te zorgen dat de beoordeling van claims door de Autoriteit zinvol blijft en de procedure voor het toestaan en afwijzen van claims doelmatig blijft en om te voorkomen dat aanvragen voor reeds beoordeelde claims worden ingediend. In dit verband mogen alleen intrekkingen van aanvragen die volgens de in deze verordening vastgestelde voorwaarden zijn ingediend de vergunningsprocedure beëindigen; anders wordt deze voortgezet nadat de Autoriteit haar advies heeft uitgebracht. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 353/2008 van de Commissie (2) wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Na artikel 7 wordt het volgende artikel 7 bis ingevoegd: „Artikel 7 bis Verificatie van de geldigheid van aanvragen door de lidstaten 1. Overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder a), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 verifiëren de lidstaten de geldigheid van de aanvragen alvorens deze ter beschikking van de Autoriteit te stellen. 2. Voor de toepassing van lid 1 verifieert de bevoegde nationale autoriteit dat aanvragen die op grond van artikel 15 of 18 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn ingediend, de gegevens zoals bedoeld in artikel 15, lid 3, van die verordening omvatten. 3. De bevoegde nationale autoriteit verifieert eveneens:
|
2) |
Na artikel 7 bis worden het volgende artikel 7 ter ingevoegd: „Artikel 7 ter Intrekking van aanvragen 1. Een aanvraag die op grond van artikel 15 of 18 van Verordening (EG) nr. 1924/2006 is ingediend, mag door de aanvrager worden ingetrokken tot het moment waarop de Autoriteit haar advies uitbrengt overeenkomstig artikel 16, lid 1, of artikel 18, lid 3, van die verordening. 2. Een verzoek tot intrekking van een aanvraag moet worden ingediend bij de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat, waaraan de aanvraag overeenkomstig artikel 15, lid 2, of artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 was voorgelegd. 3. De bevoegde nationale autoriteit stelt de Autoriteit, de Commissie en de andere lidstaten onverwijld in kennis van de intrekking. Alleen de intrekking van de aanvraag volgens de in lid 1 en in dit lid genoemde voorwaarden beëindigt de procedure.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
(2) PB L 109 van 19.4.2008, blz. 11.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/36 |
VERORDENING (EG) Nr. 1170/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de lijsten van vitaminen en mineralen en vormen daarvan die aan levensmiddelen, met inbegrip van voedingssupplementen, mogen worden toegevoegd
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (1), en met name op artikel 4, lid 5,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (2), en met name op artikel 3, lid 3,
Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/46/EG bevatten de lijsten van de vitaminen en mineralen, en voor elk daarvan de vormen, die voor de vervaardiging van voedingssupplementen mogen worden gebruikt. Die lijsten kunnen overeenkomstig artikel 4 van die richtlijn worden gewijzigd volgens de in artikel 13, lid 3, bedoelde procedure. |
(2) |
De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 1925/2006 bevatten de lijsten van de vitaminen en mineralen, en voor elk daarvan de vormen, die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd. Die lijsten kunnen overeenkomstig artikel 3 van die verordening worden gewijzigd volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde procedure. |
(3) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft nieuwe vormen van vitaminen en mineralen beoordeeld. De stoffen waarover een positief wetenschappelijk advies is uitgebracht en waarvoor aan de eisen van Richtlijn 2002/46/EG en Verordening (EG) nr. 1925/2006 wordt voldaan, moeten op de desbetreffende lijsten worden geplaatst. |
(4) |
De belanghebbende partijen zijn geraadpleegd en hun opmerkingen zijn in aanmerking genomen. |
(5) |
Op grond van de wetenschappelijke evaluatie van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid moeten specificaties voor de identificatie van sommige vitaminen en mineralen worden vastgesteld. |
(6) |
Richtlijn 2002/46/EG en Verordening (EG) nr. 1925/2006 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/46/EG worden vervangen door de tekst in de bijlagen I en II bij deze verordening.
Artikel 2
Verordening (EG) nr. 1925/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt bij punt 2 het woord „Boor” toegevoegd. |
2) |
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.
(2) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.
BIJLAGE I
„BIJLAGE I
Vitaminen en mineralen die bij de vervaardiging van voedingssupplementen mogen worden gebruikt
1. Vitaminen
Vitamine A (μg RE)
Vitamine D (μg)
Vitamine E (mg α-TE)
Vitamine K (μg)
Vitamine B1 (mg)
Vitamine B2 (mg)
Niacine (mg NE)
Pantotheenzuur (mg)
Vitamine B6 (mg)
Foliumzuur (μg) (1)
Vitamine B12 (μg)
Biotine (μg)
Vitamine C (mg)
2. Mineralen
Calcium (mg)
Magnesium (mg)
IJzer (mg)
Koper (μg)
Jood (μg)
Zink (mg)
Mangaan (mg)
Natrium (mg)
Kalium (mg)
Seleen (μg)
Chroom (μg)
Molybdeen (μg)
Fluoride (mg)
Chloride (mg)
Fosfor (mg)
Boor (mg)
Silicium (mg)
(1) Foliumzuur is de naam die is opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2008/100/EG van de Commissie van 28 oktober 2008 tot wijziging van Richtlijn 90/496/EEG van de Raad inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen wat betreft de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden, de omrekeningsfactoren en de definities, en omvat alle vormen van folaten.”
BIJLAGE II
„BIJLAGE II
Verbindingen van vitaminen en mineralen die bij de vervaardiging van voedingssupplementen mogen worden gebruikt
A. Vitaminen
1. VITAMINE A
a) |
retinol |
b) |
retinylacetaat |
c) |
retinylpalmitaat |
d) |
bètacaroteen |
2. VITAMINE D
a) |
cholecalciferol |
b) |
ergocalciferol |
3. VITAMINE E
a) |
D-alfa-tocoferol |
b) |
DL-alfa-tocoferol |
c) |
D-alfa-tocoferylacetaat |
d) |
DL-alfa-tocoferylacetaat |
e) |
D-alfa-tocoferylwaterstofsuccinaat |
f) |
gemengde tocoferolen (1) |
g) |
tocotrienol-tocoferol (2) |
4. VITAMINE K
a) |
fyllochinon (fytomenadion) |
b) |
menachinon (3) |
5. VITAMINE B1
a) |
thiaminehydrochloride |
b) |
thiaminemononitraat |
c) |
thiaminemonofosfaatchloride |
d) |
thiaminepyrofosfaatchloride |
6. VITAMINE B2
a) |
riboflavine |
b) |
natriumriboflavine-5′-fosfaat |
7. NIACINE
a) |
nicotinezuur |
b) |
nicotinamide |
c) |
inositolhexanicotinaat (inositolhexaniacinaat) |
8. PANTOTHEENZUUR
a) |
calcium-D-pantothenaat |
b) |
natrium-D-pantothenaat |
c) |
dexpanthenol |
d) |
pantethine |
9. VITAMINE B6
a) |
pyridoxinehydrochloride |
b) |
pyridoxine-5′-fosfaat |
c) |
pyridoxal-5′-fosfaat |
10. FOLAAT
a) |
pteroylmonoglutaminezuur |
b) |
calcium-L-methylfolaat |
11. VITAMINE B12
a) |
cyanocobalamine |
b) |
hydroxocobalamine |
c) |
5′-deoxyadenosylcobalamine |
d) |
methylcobalamine |
12. BIOTINE
a) |
D-biotine |
13. VITAMINE C
a) |
L-ascorbinezuur |
b) |
natrium-L-ascorbaat |
c) |
calcium-L-ascorbaat (4) |
d) |
kalium-L-ascorbaat |
e) |
6-palmitoyl-L-ascorbinezuur |
f) |
magnesium-L-ascorbaat |
g) |
zink-L-ascorbaat |
B. Mineralen
calciumacetaat
calcium-L-ascorbaat
calciumbisglycinaat
calciumcarbonaat
calciumchloride
calciumcitraatmalaat
calciumzouten van citroenzuur
calciumgluconaat
calciumglycerofosfaat
calciumlactaat
calciumpyruvaat
calciumzouten van orthofosforzuur
calciumsuccinaat
calciumhydroxide
calcium-L-lysinaat
calciummalaat
calciumoxide
calcium-L-pidolaat
calcium-L-threonaat
calciumsulfaat
magnesiumacetaat
magnesium-L-ascorbaat
magnesiumbisglycinaat
magnesiumcarbonaat
magnesiumchloride
magnesiumzouten van citroenzuur
magnesiumgluconaat
magnesiumglycerofosfaat
magnesiumzouten van orthofosforzuur
magnesiumlactaat
magnesium-L-lysinaat
magnesiumhydroxide
magnesiummalaat
magnesiumoxide
magnesium-L-pidolaat
kaliummagnesiumcitraat
magnesiumpyruvaat
magnesiumsuccinaat
magnesiumsulfaat
magnesiumtauraat
magnesiumacetyltauraat
ijzer(II)carbonaat
ijzer(II)citraat
ijzer(III)ammoniumcitraat
ijzer(II)gluconaat
ijzer(II)fumaraat
natriumijzer(III)difosfaat
ijzer(II)lactaat
ijzer(II)sulfaat
ijzer(III)difosfaat (ijzer(III)pyrofosfaat)
ijzer(III)sacharaat
elementair ijzer (uit carbonyl + elektrolytisch bereid + met waterstof gereduceerd)
ijzer(II)bisglycinaat
ijzer(II)-L-pidolaat
ijzer(II)fosfaat
ijzer(II)tauraat
koper(II)carbonaat
koper(II)citraat
koper(II)gluconaat
koper(II)sulfaat
koper-L-aspartaat
koperbisglycinaat
koper-lysinecomplex
koper(II)oxide
natriumjodide
natriumjodaat
kaliumjodide
kaliumjodaat
zinkacetaat
zink-L-ascorbaat
zink-L-aspartaat
zinkbisglycinaat
zinkchloride
zinkcitraat
zinkgluconaat
zinklactaat
zink-L-lysinaat
zinkmalaat
zinkmono-L-methioninesulfaat
zinkoxide
zinkcarbonaat
zink-L-pidolaat
zinkpicolinaat
zinksulfaat
mangaanascorbaat
mangaan-L-aspartaat
mangaanbisglycinaat
mangaancarbonaat
mangaanchloride
mangaancitraat
mangaangluconaat
mangaanglycerofosfaat
mangaanpidolaat
mangaansulfaat
natriumwaterstofcarbonaat
natriumcarbonaat
natriumchloride
natriumcitraat
natriumgluconaat
natriumlactaat
natriumhydroxide
natriumzouten van orthofosforzuur
kaliumwaterstofcarbonaat
kaliumcarbonaat
kaliumchloride
kaliumcitraat
kaliumgluconaat
kaliumglycerofosfaat
kaliumlactaat
kaliumhydroxide
kalium-L-pidolaat
kaliummalaat
kaliumzouten van orthofosforzuur
L-selenomethionine
met seleen verrijkte gist (5)
selenigzuur
natriumselenaat
natriumwaterstofseleniet
natriumseleniet
chroom(III)chloride
chroom(III)lactaat-trihydraat
chroomnitraat
chroompicolinaat
chroom(III)sulfaat
ammoniummolybdaat (molybdeen (VI))
kaliummolybdaat (molybdeen (VI))
natriummolybdaat (molybdeen (VI))
calciumfluoride
kaliumfluoride
natriumfluoride
natriummonofluorofosfaat
boorzuur
natriumboraat
choline-gestabiliseerd orthokiezelzuur
siliciumdioxide
kiezelzuur (6)
(1) alfa-tocoferol < 20 %, bèta-tocoferol < 10 %, gamma-tocoferol 50-70 % en delta-tocoferol 10-30 %.
(2) Typische niveaus van afzonderlijke tocoferolen en tocotrienolen:
— |
115 mg/g alfa-tocoferol (101 mg/g minimaal) |
— |
5 mg/g bèta-tocoferol (< 1 mg/g minimaal) |
— |
45 mg/g gamma-tocoferol (25 mg/g minimaal) |
— |
12 mg/g delta-tocoferol (3 mg/g minimaal) |
— |
67 mg/g alfa-tocotrienol (30 mg/g minimaal) |
— |
< 1 mg/g bèta-tocotrienol (< 1 mg/g minimaal) |
— |
82 mg/g gamma-tocotrienol (45 mg/g minimaal) |
— |
5 mg/g delta-tocoferol (< 1 mg/g minimaal). |
(3) Menachinon komt hoofdzakelijk voor als menachinon-7 en in mindere mate als menachinon-6.
(4) Kan maximaal 2 % threonaat bevatten.
(5) Met seleen verrijkte gisten die in aanwezigheid van natriumseleniet als seleenbron door kweek worden geproduceerd en in de gedroogde vorm, zoals in de handel gebracht, niet meer dan 2,5 mg Se/g bevatten. De meest in de gist voorkomende organische seleenverbinding is selenomethionine (tussen 60 en 85 % van het totaal geëxtraheerde seleen in het product). Het gehalte aan andere organische seleenverbindingen, waaronder selenocysteïne, mag niet meer dan 10 % van het totaal geëxtraheerde seleen bedragen. Anorganisch seleen mag in de regel niet meer dan 1 % van het totaal geëxtraheerde seleen uitmaken.
(6) In de vorm van gel.”
BIJLAGE III
„BIJLAGE II
Vitamineformuleringen en mineraalverbindingen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd
1. Vitamineformuleringen
VITAMINE A
retinol
retinylacetaat
retinylpalmitaat
bètacaroteen
VITAMINE D
cholecalciferol
ergocalciferol
VITAMINE E
D-alfa-tocoferol
DL-alfa-tocoferol
D-alfa-tocoferylacetaat
DL-alfa-tocoferylacetaat
D-alfa-tocoferylwaterstofsuccinaat
VITAMINE K
fyllochinon (fytomenadion)
menachinon (1)
VITAMINE B1
thiaminehydrochloride
thiaminemononitraat
VITAMINE B2
riboflavine
natriumriboflavine-5′-fosfaat
NIACINE
nicotinezuur
nicotinamide
PANTOTHEENZUUR
calcium-D-pantothenaat
natrium-D-pantothenaat
dexpanthenol
VITAMINE B6
pyridoxinehydrochloride
pyridoxine-5′-fosfaat
pyridoxinedipalmitaat
FOLIUMZUUR
pteroylmonoglutaminezuur
calcium-L-methylfolaat
VITAMINE B12
cyanocobalamine
hydroxocobalamine
BIOTINE
D-biotine
VITAMINE C
L-ascorbinezuur
natrium-L-ascorbaat
calcium-L-ascorbaat
kalium-L-ascorbaat
6-palmitoyl-L-ascorbinezuur
2. Mineralen
calciumcarbonaat
calciumchloride
calciumcitraatmalaat
calciumzouten van citroenzuur
calciumgluconaat
calciumglycerofosfaat
calciumlactaat
calciumzouten van orthofosforzuur
calciumhydroxide
calciummalaat
calciumoxide
calciumsulfaat
magnesiumacetaat
magnesiumcarbonaat
magnesiumchloride
magnesiumzouten van citroenzuur
magnesiumgluconaat
magnesiumglycerofosfaat
magnesiumzouten van orthofosforzuur
magnesiumlactaat
magnesiumhydroxide
magnesiumoxide
kaliummagnesiumcitraat
magnesiumsulfaat
ijzer(II)bisglycinaat
ijzer(II)carbonaat
ijzer(II)citraat
ijzer(III)ammoniumcitraat
ijzer(II)gluconaat
ijzer(II)fumaraat
natriumijzer(III)difosfaat
ijzer(II)lactaat
ijzer(II)sulfaat
ijzer(III)difosfaat (ijzer(III)pyrofosfaat)
ijzer(III)sacharaat
elementair ijzer (uit carbonyl + elektrolytisch bereid + met waterstof gereduceerd)
koper(II)carbonaat
koper(II)citraat
koper(II)gluconaat
koper(II)sulfaat
koper-lysinecomplex
natriumjodide
natriumjodaat
kaliumjodide
kaliumjodaat
zinkacetaat
zinkbisglycinaat
zinkchloride
zinkcitraat
zinkgluconaat
zinklactaat
zinkoxide
zinkcarbonaat
zinksulfaat
mangaancarbonaat
mangaanchloride
mangaancitraat
mangaangluconaat
mangaanglycerofosfaat
mangaansulfaat
natriumwaterstofcarbonaat
natriumcarbonaat
natriumcitraat
natriumgluconaat
natriumlactaat
natriumhydroxide
natriumzouten van orthofosforzuur
met seleen verrijkte gist (2)
natriumselenaat
natriumwaterstofseleniet
natriumseleniet
natriumfluoride
kaliumfluoride
kaliumwaterstofcarbonaat
kaliumcarbonaat
kaliumchloride
kaliumcitraat
kaliumgluconaat
kaliumglycerofosfaat
kaliumlactaat
kaliumhydroxide
kaliumzouten van orthofosforzuur
chroom(III)chloride en het hexahydraat daarvan
chroom(III)sulfaat en het hexahydraat daarvan
ammoniummolybdaat (molybdeen (VI))
natriummolybdaat (molybdeen (VI))
boorzuur
natriumboraat
(1) Menachinon komt hoofdzakelijk voor als menachinon-7 en in mindere mate als menachinon-6.
(2) Met seleen verrijkte gisten die in aanwezigheid van natriumseleniet als seleenbron door kweek worden geproduceerd en in de gedroogde vorm, zoals in de handel gebracht, niet meer dan 2,5 mg Se/g bevatten. De meest in de gist voorkomende organische seleenverbinding is selenomethionine (tussen 60 en 85 % van het totaal geëxtraheerde seleen in het product). Het gehalte aan andere organische seleenverbindingen, waaronder selenocysteïne, mag niet meer dan 10 % van het totaal geëxtraheerde seleen bedragen. Anorganisch seleen mag in de regel niet meer dan 1 % van het totaal geëxtraheerde seleen uitmaken.”
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/43 |
VERORDENING (EG) Nr. 1171/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) en International Accounting Standard (IAS) 39 betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd. |
(2) |
Op 12 maart 2009 heeft de International Accounting Standard Board (IASB) wijzigingen in Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) Herbeoordeling van in contracten besloten derivaten en in International Accounting Standard (IAS) 39 Financiële instrumenten: opname en waardering (hierna „wijzigingen in IFRIC 9 en IAS 39” genoemd) gepubliceerd. De wijzigingen in IFRIC 9 en IAS 39 verduidelijken hoe in andere contracten besloten afgeleide financiële instrumenten moeten worden behandeld wanneer een hybride financieel actief uit de categorie gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening wordt geherclassificeerd. |
(3) |
Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de wijzigingen in IFRIC 9 en IAS 39 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 worden Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) Herbeoordeling van in contracten besloten derivaten en International Accounting Standard (IAS) 39 Financiële instrumenten: opname en waardering gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen wijzigingen in IFRIC 9 en IAS 39 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 31 december 2008 van start gaat.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.
(3) PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.
BIJLAGE
INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN
IFRIC 9 |
Wijzigingen in IFRIC-interpretatie 9 Herbeoordeling van in contracten besloten derivaten |
IAS 39 |
Wijzigingen in International Accounting Standard 39 Financiële instrumenten: opname en waardering |
„Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org”
Wijzigingen in IFRIC-interpretatie 9
Herbeoordeling van in contracten besloten derivaten
Alinea 7 wordt gewijzigd. Alinea's 7A en 10 worden toegevoegd.
CONSENSUS
7 |
Een entiteit moet beoordelen of het vereist is een in een contract besloten derivaat van het basiscontract te scheiden en het als een derivaat te verwerken op het moment dat zij voor het eerst partij wordt bij het contract. Latere herbeoordeling is verboden, behalve in geval van (a) een wijziging van de contractvoorwaarden die een belangrijke verandering teweegbrengt in de kasstromen die anders op grond van het contract vereist zouden zijn, of (b) een herclassificatie van een financieel actief uit de categorie gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening; hierbij is een beoordeling vereist. Een entiteit bepaalt of een verandering in de kasstromen belangrijk is door na te gaan in hoeverre de verwachte toekomstige kasstromen die verbonden zijn aan het in het contract besloten derivaat, het basiscontract of beide veranderd zijn, en of de verandering belangrijk is ten opzichte van de eerder verwachte kasstromen uit het contract. |
7A |
De beoordeling of het vereist is een in een contract besloten derivaat te scheiden van het basiscontract en het als een derivaat te verwerken bij herclassificatie van een financieel actief uit de categorie gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening in overeenstemming met alinea 7, moet gebeuren op basis van de omstandigheden die bestonden op de recentste van de volgende datums:
Voor het doel van deze beoordeling mag alinea 11(c) van IAS 39 niet worden toegepast (d.w.z. het hybridische (samengestelde) contract moet worden behandeld alsof het niet gewaardeerd was tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening). Als een entiteit dit niet kan beoordelen, moet het hybridische (samengestelde) contract in zijn geheel geclassificeerd blijven als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening. |
INGANGSDATUM EN OVERGANGSBEPALINGEN
10 |
In contracten besloten derivaten (wijzigingen in IFRIC 9 en IAS 39), uitgegeven in maart 2009, wijzigde alinea 7 en voegde alinea 7A toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 30 juni 2009 eindigen. |
Wijzigingen in International Accounting Standard 39
Financiële instrumenten: opname en waardering
Alinea 12 wordt gewijzigd. Alinea 103J wordt toegevoegd.
IN CONTRACTEN BESLOTEN DERIVATEN
12 |
Als een entiteit op grond van deze standaard verplicht is een in een contract besloten derivaat te scheiden van het basiscontract, maar bij verwerving of aan het eind van een latere verslagperiode de waarde van dat derivaat niet individueel kan bepalen, moet zij het gehele hybridische (samengestelde) contract aanwijzen als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening. Zo ook geldt dat als een entiteit de waarde van een in een contract besloten derivaat dat bij herclassificatie van een hybridisch (samengesteld) contract uit de categorie gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening zou moeten worden gescheiden niet individueel kan bepalen, die herclassificatie verboden is. In dergelijke omstandigheden blijft het hybridische (samengestelde) contract in zijn geheel geclassificeerd als gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening. |
INGANGSDATUM EN OVERGANGSBEPALINGEN
103J |
Entiteiten moeten alinea 12, zoals gewijzigd door In contracten besloten derivaten (wijzigingen in IFRIC 9 en IAS 39), uitgegeven in maart 2009, toepassen op jaarperioden die op of na 30 juni 2009 eindigen. |
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/47 |
VERORDENING (EG) nr. 1172/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot vaststelling van de verdeling, voor het verkoopseizoen 2009/2010, van 5 000 t korte vlasvezels en hennepvezels in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden over Denemarken, Griekenland, Ierland, Italië en Luxemburg
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (1), en met name op artikel 95 juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 507/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep (2) dient de in artikel 94, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 voor het verkoopseizoen 2009/2010 bedoelde verdeling van 5 000 t korte vlasvezels en hennepvezels in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden te worden uitgevoerd vóór 16 november van het lopende verkoopseizoen. |
(2) |
In dat verband heeft Denemarken de Commissie in kennis gesteld van de oppervlakten die vallen onder een aankoop-verkoopcontract, een verwerkingsverbintenis of een contract voor loonverwerking, en van een schatting van de opbrengsten aan stro en vezels van vlas en hennep. |
(3) |
In Italië, Griekenland, Ierland en Luxemburg daarentegen zullen in het verkoopseizoen 2009/2010 geen vlas- en hennepvezels worden geproduceerd. |
(4) |
Uit de meegedeelde schattingen van de opbrengsten blijkt dat de totale productie in de vijf betrokken lidstaten onder de hun toegewezen totale hoeveelheid van 5 000 t zal blijven, zodat de gegarandeerde nationale hoeveelheden moeten worden vastgesteld zoals hierna is aangegeven. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het verkoopseizoen 2009/2010 wordt de in artikel 94, lid 1 bis, juncto bijlage XI, punt A.II, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde verdeling in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden vastgesteld als volgt:
— |
Denemarken |
95,2 t; |
— |
Ierland |
0 t; |
— |
Griekenland |
0 t; |
— |
Italië |
0 t; |
— |
Luxemburg |
0 t. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 16 november 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 149 van 7.6.2008, blz. 38.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/48 |
VERORDENING (EG) Nr. 1173/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot aanwijzing van de interventiecentra voor durumtarwe en rijst
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 41, juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie moet de interventiecentra van de lidstaten aanwijzen die voldoen aan de minimumvoorwaarden welke zijn vastgesteld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 670/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft openbare interventie via openbare inschrijving voor de aankoop van durumtarwe of padie (2). |
(2) |
Overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 670/2009 hebben de lidstaten de diensten van de Commissie de lijst van de interventiecentra meegedeeld met het oog op de daadwerkelijke aanwijzing daarvan, alsmede de lijst van de bij die centra horende opslagplaatsen die door de lidstaten zijn erkend als opslagplaatsen welke voldoen aan de bij de communautaire regelgeving vastgestelde minimumvoorwaarden. |
(3) |
Om de goede werking van de regeling voor openbare interventie te garanderen is het dienstig dat de Commissie de interventiecentra volgens hun geografische ligging aanwijst en de lijst bekendmaakt van de bijbehorende opslaginstallaties, met vermelding van alle informatie die de bij de openbare interventie betrokken marktdeelnemers nodig hebben. |
(4) |
Aangezien deze gegevens vaak kunnen wijzigen is het, met het oog op een goed beheer van de interventie, dienstig dat de Commissie de gebruikers een voortdurend bijgewerkte versie daarvan ter beschikking stelt en hiertoe voorziet in een eerste bekendmaking van de gedetailleerde gegevens van de lijst van de opslagplaatsen in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-serie) en vervolgens in een bijwerking van die gegevens overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 670/2009, via de door de Commissie geïnstalleerde informatiesystemen aan de hand van adequate technische middelen, waaronder bekendmaking op het internet. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 670/2009 bedoelde interventiecentra worden aangewezen in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Het adres van de bij elk interventiecentrum horende opslagplaatsen en de gedetailleerde gegevens over deze ruimten en interventiecentra worden ter kennis van de gebruikers gebracht via een mededeling van de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-serie).
Deze gegevens worden gewijzigd en bijgewerkt overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 670/2009.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Mariann Fischer BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 194 van 25.7.2009, blz. 22.
BIJLAGE
A: Interventiecentra voor durumtarwe
GRIEKENLAND
Θράκη
Ανατολική Μακεδονία
Κεντρική Μακεδονία
Κεντρική Ελλάδα
Στερεά Ελλάδα
SPANJE
Cádiz
Córdoba
Sevilla
Huesca
Teruel
Zaragoza
Burgos
Palencia
Salamanca
Soria
Valladolid
Zamora
Albacete
Ciudad Real
Cuenca
Guadalajara
Badajoz
Cáceres
Navarra
FRANKRIJK
Le Pouzin
Castelnaudary
Angoulême
Moulins-sur-Yevre
Orgères-en-Beauce
Saint Sauveur
Toury
Voves
Fourques
Aigues-Mortes
Baziège
Lespinasse
Sainte Christie
L’isle-Jourdain
Sète
Issoudun
La Ville-aux-Dames
Mer
Artenay
La Crèche
Lavaur
Beaumont de Lomagne
Fontenay-le-Comte
PORTUGAL
Beja
B: Interventiecentra voor rijst
BULGARIJE
Plovdiv
GRIEKENLAND
Κεντρική Ελλάδα
Μακεδονία
SPANJE
Cádiz
Córdoba
Sevilla
Zaragoza
Albacete
Ciudad real
Cuenca
Lerida
Badajoz
Cáceres
Navarra
FRANKRIJK
Arles
Fourques
Aigues-Mortes
ITALIË
Piemonte
PORTUGAL
Beja
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/50 |
VERORDENING (EG) Nr. 1174/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de artikelen 34 bis en 37 van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad wat betreft de teruggaaf van btw krachtens Richtlijn 2008/9/EG van de Raad
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad van 7 oktober 2003 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 218/92 (1), en met name op de artikelen 34 bis en 37,
Gelet op Richtlijn 2008/9/EG van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling van nadere voorschriften voor de in Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van teruggaaf maar in een andere lidstaat gevestigd zijn (2), en met name op artikel 11,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2008/9/EG kan de lidstaat van teruggaaf verlangen dat de aanvrager langs elektronische weg aanvullende gegevens verstrekt met betrekking tot de in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2008/9/EG vermelde codes, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn wegens beperkingen van het recht op aftrek krachtens Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (3) of voor de toepassing van een krachtens de artikelen 395 of 396 van die richtlijn aan de lidstaat van teruggaaf verleende derogatie. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 34 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1798/2003 stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van teruggaaf de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg in kennis van alle gegevens die zij verlangen krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2008/9/EG. |
(3) |
Te dien einde moeten de technische specificaties worden vastgesteld voor de verzending van de aanvullende gegevens die krachtens artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2008/9/EG door de lidstaten worden verlangd. Met name de daartoe benodigde codes dienen te worden gespecificeerd. De in de bijlage bij deze verordening opgenomen codes zijn opgesteld door het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking (SCAC) op basis van de gegevens die de lidstaten verlangen met het oog op de toepassing van artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2008/9/EG. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2008/9/EG kan van aanvragers worden verlangd dat zij hun beroepsactiviteit omschrijven aan de hand van geharmoniseerde codes. Daartoe moeten zij gebruikmaken van de gangbare codes die zijn vastgesteld in artikel 2, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (4). |
(5) |
In artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1798/2003 is bepaald dat de aangezochte autoriteit op verzoek van de verzoekende autoriteit overgaat tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle akten en beslissingen die uitgaan van de administratieve autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de btw-wetgeving in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit gevestigd is. |
(6) |
Wanneer een lidstaat van teruggaaf de lidstaat van vestiging vraagt om de aanvrager kennis te geven van zijn akten en beslissingen met het oog op de toepassing van Richtlijn 2008/9/EG, moet die kennisgeving om redenen van gegevensbescherming kunnen geschieden via het gemeenschappelijk communicatienetwerk met gemeenschappelijke interface (CCN/CSI) zoals omschreven in artikel 2, lid 1, punt 19, van Verordening (EG) nr. 1798/2003. |
(7) |
Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld ter uitvoering van onder meer artikel 34 bis, dat is ingevoegd in Verordening (EG) nr. 1798/2003 bij artikel 1 van Verordening (EG) nr. 143/2008 van de Raad van 12 februari 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1798/2003 met betrekking tot de invoering van een regeling voor administratieve samenwerking en informatie-uitwisseling in het kader van de bepalingen betreffende de plaats van een dienst, de speciale systemen en de btw-teruggaafprocedure (5). Deze verordening moet derhalve in werking treden op dezelfde datum als die waarop artikel 1 van Verordening (EG) nr. 143/2008 van toepassing wordt. |
(8) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wanneer een lidstaat van teruggaaf andere lidstaten ervan kennis geeft dat hij overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2008/9/EG aanvullende gegevens in elektronische vorm nodig heeft, dienen de in de bijlage bij deze verordening opgenomen codes te worden gebruikt om deze gegevens door te zenden.
Artikel 2
Wanneer een lidstaat van teruggaaf een omschrijving van de beroepsactiviteit van de aanvrager nodig heeft overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2008/9/EG, dient deze informatie te worden verstrekt op het vierde niveau van de NACE Rev. 2-codes overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1893/2006.
Artikel 3
Wanneer een lidstaat van teruggaaf een lidstaat van vestiging van een geadresseerde verzoekt om de geadresseerde kennis te geven van akten en beslissingen met betrekking tot een teruggaaf in het kader van Richtlijn 2008/9/EG, kan dit verzoek om kennisgeving worden verzonden via het CCN/CSI-netwerk, zoals omschreven in artikel 2, lid 1, punt 19, van Verordening (EG) nr. 1798/2003.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
László KOVÁCS
Lid van de Commissie
(1) PB L 264 van 15.10.2003, blz. 1.
(2) PB L 44 van 20.2.2008, blz. 23.
(3) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(4) PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.
(5) PB L 44 van 20.2.2008, blz. 1.
BIJLAGE
Codes voor de verzending van gegevens overeenkomstig artikel 34 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1798/2003
Code 1. Brandstof |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 2. Verhuur van vervoermiddelen |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 3. Uitgaven in verband met vervoermiddelen, andere dan die voor de goederen en diensten waarnaar wordt verwezen met de code 1 en 2 |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 4. Wegentol en andere heffingen met betrekking tot het gebruik van de weginfrastructuur |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 5. Reiskosten, zoals taxikosten, kosten van het openbaar vervoer |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 6. Logies |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 7. Spijzen, dranken en restaurantdiensten |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 8. Toegang tot beurzen en tentoonstellingen |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 9. Weelde-uitgaven en uitgaven voor ontspanning of representatie |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
Code 10. Andere |
|||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
||||||||||||||||
|
|
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/60 |
VERORDENING (EG) Nr. 1175/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Aglio Bianco Polesano (BOB))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Aglio Bianco Polesano” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 104 van 6.5.2009, blz. 16.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.6. Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt
ITALIË
Aglio Bianco Polesano (BOB)
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/62 |
VERORDENING (EG) Nr. 1176/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Redykołka (BOB))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Redykołka” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
(2) PB C 103 van 5.5.2009, blz. 21.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.3. Kaas
POLEN
Redykołka (BOB)
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/64 |
VERORDENING (EG) Nr. 1177/2009 VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van de Richtlijnen 2004/17/EG, 2004/18/EG en 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft hun toepassingsdrempels inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name op artikel 69,
Gelet op Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (2), en met name op artikel 78,
Gelet op Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (3), en met name op artikel 68,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 94/800/EG van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (4) heeft de Raad de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (hierna „de overeenkomst” genoemd) gesloten. De overeenkomst moet gelden voor elke overheidsopdracht met een waarde die gelijk is aan of hoger dan de bedragen (hierna „drempels” genoemd) die in de overeenkomst zijn vastgesteld en in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt. |
(2) |
Een van de doelstellingen van de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG is dat de aanbestedende diensten die deze richtlijnen volgen, tevens aan de verplichtingen van de overeenkomst voldoen. Daarvoor is het nodig dat de drempels die in deze richtlijnen zijn vastgesteld voor overheidsopdrachten die ook onder de overeenkomst vallen, zodanig worden aangepast dat zij overeenkomen met de tegenwaarde in euro van de drempels die in de overeenkomst zijn vastgesteld, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro. |
(3) |
Omwille van de samenhang is het raadzaam ook de niet onder de overeenkomst vallende drempels in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG aan te passen. Tegelijkertijd moeten de drempels die in Richtlijn 2009/81/EG zijn vastgesteld, worden aangepast aan de herziene drempels die in artikel 16 van Richtlijn 2004/17/EG zijn vastgesteld. |
(4) |
De Richtlijnen 2004/17/EG, 2004/18/EG en 2009/81/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2004/17/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Richtlijn 2004/18/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 8, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 56 wordt „5 150 000 EUR” vervangen door „4 845 000 EUR”. |
4) |
In artikel 63, lid 1, eerste alinea, wordt „5 150 000 EUR” vervangen door „4 845 000 EUR”. |
5) |
Artikel 67, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 3
Artikel 8 van Richtlijn 2009/81/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Onder a) wordt „412 000 EUR” vervangen door „387 000 EUR”. |
2) |
Onder b) wordt „5 150 000 EUR” vervangen door „4 845 000 EUR”. |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.
(2) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.
(3) PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76.
(4) PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1.
RICHTLIJNEN
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/66 |
RICHTLIJN 2009/152/EG VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de geldigheidsduur van de opneming van de werkzame stof carbendazim in bijlage I
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, tweede streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2006/135/EG van de Commissie (2) is carbendazim als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Die opneming verstrijkt op 31 december 2009. |
(2) |
Op verzoek kan de opneming van een werkzame stof voor een periode van maximaal tien jaar worden verlengd. Op 6 augustus 2007 heeft de Commissie een verzoek van de kennisgever ontvangen betreffende de verlenging van de opneming voor deze stof. |
(3) |
Op 10 januari 2008 heeft de kennisgever ter staving van zijn verzoek bij de als rapporteur optredende lidstaat Duitsland een technisch dossier ingediend. Duitsland heeft zijn ontwerp-reëvaluatieverslag op 27 juli 2009 overgelegd. Het is nodig dat de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid een intercollegiale toetsing uitvoert. |
(4) |
Aangezien het niet mogelijk is de verlengingsprocedure af te ronden vóór de datum waarop de opneming van carbendazim verstrijkt en aangezien het verzoek om verlenging tijdig is ingediend, moet overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Richtlijn 91/414/EEG een verlenging worden toegekend voor de periode die nodig is voor de voltooiing van die procedure. |
(5) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt in rij nr. 149 (carbendazim (niet-gespecificeerde stereochemie) CAS-nr. 10605-21-7 CIPAC-nr. 263) in de zesde kolom (geldigheidsduur) „31 december 2009” vervangen door „31 december 2010”.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2010.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 349 van 12.12.2006, blz. 37.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/67 |
RICHTLIJN 2009/153/EG VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de benaming en de zuiverheid van de werkzame stof gehydrolyseerde eiwitten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, tweede streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 91/414/EEG werd gewijzigd bij Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie (2) om daarin bepaalde gehydrolyseerde eiwitten op te nemen. |
(2) |
De als rapporteur optredende lidstaat heeft nadere informatie over gehydrolyseerde eiwitten ontvangen. Daaruit blijkt dat gehydrolyseerde eiwitten kunnen worden voortgebracht door veel verschillende organische verbindingen. Daarom moet worden verwezen naar de benaming en de zuiverheidsspecificaties, als vastgesteld in het evaluatieverslag over gehydrolyseerde eiwitten. |
(3) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2010 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 maart 2010.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 344 van 20.12.2008, blz. 89.
BIJLAGE
In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt rij nr. 240 vervangen door:
Nr. |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Bijzondere bepalingen |
„240 |
Gehydrolyseerde eiwitten CAS-nr.: niet toegewezen CIPAC-nr.: niet toegewezen |
Niet beschikbaar |
Evaluatieverslag (SANCO/2615/2008) |
1 september 2009 |
31 augustus 2019 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als lokstof. Gehydrolyseerde eiwitten van dierlijke oorsprong moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1774/2002. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over gehydrolyseerde eiwitten (SANCO/2615/2008) (en met name met de aanhangsels I en II), dat door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd. De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stoffen.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/69 |
RICHTLIJN 2009/154/EG VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde cyflufenamid op te nemen als werkzame stof
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Verenigd Koninkrijk heeft overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG op 17 maart 2003 van Nisso Chemical Europe GmbH een aanvraag ontvangen om opneming van de werkzame stof cyflufenamid in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2003/636/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier volledig is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG. |
(2) |
Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaat heeft op 30 januari 2006 een ontwerpevaluatieverslag ingediend. |
(3) |
Het evaluatieverslag is door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en op 8 april 2009 bij de Commissie ingediend in de vorm van het wetenschappelijk verslag van de EFSA voor cyflufenamid (3). Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 2 oktober 2009 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor cyflufenamid. |
(4) |
Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die cyflufenamid bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Cyflufenamid moet derhalve in bijlage I bij die richtlijn worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. |
(5) |
Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die cyflufenamid bevatten, opnieuw te onderzoeken en om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande voorlopige toelatingen in volwaardige toelatingen omzetten, wijzigen of intrekken overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elk beoogd gebruik overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen. |
(6) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 30 september 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 oktober 2010.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
1. De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die cyflufenamid als werkzame stof bevatten, vóór 30 september 2010 wijzigen of intrekken. Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot cyflufenamid is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13, lid 2, van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende cyflufenamid in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat cyflufenamid bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 maart 2010 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
als cyflufenamid de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 september 2011 wordt gewijzigd of ingetrokken, of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast cyflufenamid nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 september 2011 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken. |
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op 1 april 2010.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 221 van 4.9.2003, blz. 42.
(3) Conclusion on pesticide peer review regarding the risk assessment of the active substance cyflufenamid. EFSA Scientific Report (2009) 258, 1-99.
BIJLAGE
In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt aan het einde van de tabel de volgende vermelding toegevoegd:
Nr. |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-naam |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Bijzondere bepalingen |
„302 |
Cyflufenamid CAS-nr.: 180409-60-3 CIPAC-nr.: 759 |
(Z)-N-[α-(cyclopropylmethoxyimino)- 2,3-difluor-6-(trifluormethyl)benzyl]-2-fenylacetamide |
≥ 980 g/kg |
1 april 2010 |
31 maart 2020 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als fungicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over cyflufenamid dat op 2 oktober 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van het grondwater wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodem en/of klimaat kwetsbare regio’s. De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten.” |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stoffen.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/72 |
RICHTLIJN 2009/155/EG VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft het vereiste zuiverheidsgehalte van de werkzame stof metazachloor
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, tweede streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Na een onderzoek waarbij het Verenigd Koninkrijk als rapporterende lidstaat optrad, is bij Richtlijn 2008/116/EG van de Commissie (2) de werkzame stof metazachloor opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Voor die stof is in Richtlijn 2008/116/EG een maximumgehalte van 0,01 % voor tolueen als fabricageonzuiverheid vastgesteld. Dat gehalte was gebaseerd op de door de kennisgever ingediende specificatie. |
(2) |
De kennisgever heeft verzocht om een wijziging van Richtlijn 91/414/EEG om dat maximumgehalte te verhogen tot 0,05 %. Hij heeft de nodige informatie ter ondersteuning van zijn verzoek verstrekt. Op 2 februari 2009 heeft de rapporterende lidstaat een addendum (3) op het ontwerpbeoordelingsverslag ingediend, waarin wordt geconcludeerd dat een maximumgehalte van 0,05 % geen extra risico veroorzaakt boven op de risico’s waarmee reeds rekening is gehouden in het evaluatieverslag van de Commissie voor die stof. |
(3) |
Het maximumgehalte aan tolueen als fabricageonzuiverheid van metazachloor moet daarom worden verhoogd tot 0,05 %. |
(4) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Aangezien deze richtlijn van toepassing moet worden op dezelfde datum als Richtlijn 2008/116/EG, moet deze richtlijn zo spoedig mogelijk in werking treden. |
(6) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
In rij 223 (metazachloor) van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt in kolom 4 (zuiverheid) „0,01 %” vervangen door „0,05 %”.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 februari 2010.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 337 van 16.12.2008, blz. 86.
(3) Addendum 2 — januari 2009 — bij deel 4, bijlage C bij het verslag en het voorgestelde besluit van het Verenigd Koninkrijk, ingediend bij de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/73 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 13 december 2007
betreffende de uitvoering van artikel 9 C, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 205, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie tussen 1 november 2014 en 31 maart 2017, enerzijds, en vanaf 1 april 2017, anderzijds
(2009/857/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Er dienen bepalingen te worden vastgesteld die een vlotte overgang mogelijk maken van het systeem van besluitvorming in de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen — als omschreven in artikel 3, lid 3, van het protocol betreffende de overgangsbepalingen, dat tot en met 31 oktober 2014 van toepassing zal blijven — naar de stemprocedure als bepaald bij artikel 9 C, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 205, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die vanaf 1 november 2014 van toepassing zal zijn, met inbegrip van de in artikel 3, lid 2, van dat protocol vastgestelde specifieke bepalingen, die gedurende een overgangsperiode tot en met 31 maart 2017, van toepassing zullen zijn. |
(2) |
Er zij aan herinnerd dat het gebruikelijk is dat de Raad zich zoveel mogelijk inspant om de democratische legitimiteit van met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgestelde handelingen te versterken. |
BESLUIT:
DEEL 1
TUSSEN 1 NOVEMBER 2014 EN 31 MAART 2017 TOEPASSELIJKE BEPALINGEN
Artikel 1
Indien, tussen 1 november 2014 en 31 maart 2017, leden van de Raad die:
a) |
ten minste driekwart van de bevolking, of |
b) |
ten minste driekwart van het aantal lidstaten |
vertegenwoordigen, zoals vereist voor het vormen van een blokkerende minderheid ingevolge de toepassing van artikel 9 C, lid 4, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 205, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangeven zich ertegen te verzetten dat de Raad een handeling met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vaststelt, bespreekt de Raad de kwestie.
Artikel 2
De Raad doet tijdens deze besprekingen alles wat in zijn vermogen ligt om, binnen een redelijke tijd en zonder afbreuk te doen aan de dwingende termijnen die door het recht van de Unie worden voorgeschreven, een bevredigende oplossing te vinden om tegemoet te komen aan de bezwaren van de in artikel 1 bedoelde leden van de Raad.
Artikel 3
De voorzitter van de Raad neemt hiertoe, met de hulp van de Commissie en met inachtneming van het reglement van orde van de Raad, ieder initiatief dat nodig is om een grotere mate van overeenstemming in de Raad te vergemakkelijken. De leden van de Raad zijn hem daarbij behulpzaam.
DEEL 2
VANAF 1 APRIL 2017 TOEPASSELIJKE BEPALINGEN
Artikel 4
Indien, vanaf 1 april 2017, leden van de Raad die:
a) |
ten minste 55 % van de bevolking, of |
b) |
ten minste 55 % van het aantal lidstaten |
vertegenwoordigen, zoals vereist voor het vormen van een blokkerende minderheid ingevolge de toepassing van artikel 9 C, lid 4, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie of artikel 205, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangeven zich ertegen te verzetten dat de Raad een handeling met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vaststelt, bespreekt de Raad de kwestie.
Artikel 5
De Raad doet tijdens deze besprekingen alles wat in zijn vermogen ligt om, binnen een redelijke tijd en zonder afbreuk te doen aan de dwingende termijnen die door het recht van de Unie worden voorgeschreven, een bevredigende oplossing te vinden om tegemoet te komen aan de bezwaren van de in artikel 4 bedoelde leden van de Raad.
Artikel 6
De voorzitter van de Raad neemt hiertoe, met de hulp van de Commissie en met inachtneming van het reglement van orde van de Raad, ieder initiatief dat nodig is om een grotere mate van overeenstemming in de Raad te vergemakkelijken. De leden van de Raad zijn hem daarbij behulpzaam.
DEEL 3
INWERKINGTREDING VAN HET BESLUIT
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Gedaan te Brussel, 13 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
L. AMADO
Commissie
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/75 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 27 november 2009
tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2009 en tot wijziging van Beschikking 2008/897/EG wat betreft de herverdeling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor programma’s die bij die beschikking en bij Beschikking 2009/560/EG zijn goedgekeurd
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9193)
(2009/858/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 27, leden 5 en 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2009/470/EG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen. |
(2) |
Beschikking 2008/897/EG van de Commissie van 28 november 2008 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2009 en volgende jaren ingediende jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (2) keurt bepaalde nationale programma’s goed en stelt het percentage en het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk door de lidstaten ingediend programma vast. |
(3) |
Beschikking 2009/560/EG van de Commissie van 22 juli 2009 tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2009 en tot wijziging van Beschikking 2008/897/EG wat betreft de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor programma’s die bij die beschikking zijn goedgekeurd (3) keurt de gewijzigde versies van bepaalde bij Beschikking 2008/897/EG goedgekeurde nationale programma’s goed. |
(4) |
De Commissie heeft de door de lidstaten ingediende verslagen over de uitgaven voor die programma’s beoordeeld. Daaruit blijkt dat sommige lidstaten het voor 2009 aan hen toegewezen bedrag niet in zijn geheel zullen besteden, terwijl andere lidstaten meer zullen uitgeven dan het toegewezen bedrag. |
(5) |
Derhalve dient de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor een aantal van die nationale programma’s te worden aangepast. Er moeten financiële middelen worden overgeheveld van programma’s die het toegewezen bedrag niet volledig besteden, naar programma’s waarbij het toegewezen bedrag wordt overschreden. De herverdeling moet zijn gebaseerd op de meest recente gegevens betreffende de daadwerkelijk door de betrokken lidstaten gedane uitgaven. |
(6) |
Bovendien hebben Roemenië en Slowakije gewijzigde programma’s voor de uitroeiing van rabiës en Polen en Slovenië gewijzigde programma’s voor bluetongue ingediend. |
(7) |
De Commissie heeft die gewijzigde programma’s uit zowel veterinair als financieel oogpunt beoordeeld. Die programma’s zijn in overeenstemming bevonden met de desbetreffende communautaire veterinaire wetgeving, met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG. De gewijzigde programma’s van die vier lidstaten moeten daarom worden goedgekeurd. |
(8) |
Beschikking 2008/897/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Het op 30 april 2009 door Polen ingediende gewijzigde programma voor de bewaking en uitroeiing van bluetongue wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.
Artikel 2
Het op 23 juli 2009 door Slovenië ingediende gewijzigde programma voor de bewaking en uitroeiing van bluetongue wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.
Artikel 3
Het op 20 augustus 2009 door Roemenië ingediende gewijzigde programma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.
Artikel 4
Het op 3 augustus 2009 door Slowakije ingediende gewijzigde programma voor de uitroeiing van rabiës wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.
Artikel 5
Beschikking 2008/897/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
2) |
In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door: „2. De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt 50 % van de kosten die door elke in lid 1 bedoelde lidstaat worden gemaakt voor tuberculinatie, gamma-interferontests en de schadeloosstelling van eigenaars van dieren die in het kader van die programma’s zijn geslacht, met een maximum van:
|
3) |
In artikel 3, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
|
4) |
In artikel 4 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
5) |
In artikel 5 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
6) |
In artikel 6, lid 2, wordt punt c) vervangen door:
|
7) |
In artikel 8 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
8) |
In artikel 9 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
9) |
In artikel 10 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:
|
10) |
In artikel 11, lid 2, wordt punt d) wordt vervangen door:
|
11) |
In artikel 12, lid 2, wordt punt c) vervangen door:
|
12) |
In artikel 13, lid 2, worden de punten c), d) en e) vervangen door:
|
13) |
In artikel 14, lid 2, wordt „175 000 EUR” vervangen door „310 000 EUR”. |
14) |
In artikel 15, lid 2, wordt punt c) vervangen door:
|
15) |
In artikel 15 bis, lid 4, wordt „5 400 000 EUR” vervangen door „3 000 000 EUR”. |
Artikel 6
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 27 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.
(2) PB L 322 van 2.12.2008, blz. 39.
(3) PB L 194 van 25.7.2009, blz. 56.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/79 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
betreffende de niet-opneming van difenylamine in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9262)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/859/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat een lidstaat gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van die richtlijn mag toestaan dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I bij die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht terwijl deze stoffen in het kader van een werkprogramma geleidelijk worden onderzocht. |
(2) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Difenylamine is in die lijst opgenomen. |
(3) |
Voor difenylamine zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgever voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor difenylamine was de rapporterende lidstaat Ierland en werd alle relevante informatie ingediend op 20 juni 2007. |
(4) |
Het evaluatieverslag is door de lidstaten en de EFSA (in haar werkgroep Evaluatie) intercollegiaal getoetst en op 30 september 2008 bij de Commissie ingediend in de vorm van de conclusie van de EFSA betreffende de intercollegiale toetsing van de risico-evaluatie van de werkzame stof difenylamine als bestrijdingsmiddel (4). Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 26 februari 2009 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor difenylamine. |
(5) |
Tijdens de evaluatie van deze werkzame stof is een aantal problemen geconstateerd. Het was met name niet mogelijk om een betrouwbare evaluatie van de blootstelling van de consumenten uit te voeren, aangezien gegevens ontbreken over de aanwezigheid en toxiciteit van niet-geïdentificeerde metabolieten van de stof, alsook over de mogelijke vorming van nitrosaminen tijdens de opslag van de werkzame stof en tijdens de verwerking van behandelde appelen. Bovendien zijn geen gegevens beschikbaar over het mogelijke afbraak- of reactieproduct van difenylamineresiduen in verwerkte waren. Bijgevolg kon op basis van de beschikbare informatie niet worden geconcludeerd dat difenylamine voldeed aan de criteria voor opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. |
(6) |
De Commissie heeft de kennisgever verzocht haar zijn opmerkingen over de resultaten van de intercollegiale toetsing te doen toekomen en aan te geven of hij al dan niet van plan was de stof verder te ondersteunen. De kennisgever heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. Ondanks de door de kennisgever aangevoerde argumenten blijven de hierboven vermelde problemen echter bestaan en de evaluaties op basis van de verstrekte en tijdens de vergaderingen van deskundigen van de EFSA beoordeelde gegevens hebben niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen. |
(7) |
Difenylamine mag daarom niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen. |
(8) |
De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de verleende toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten, binnen een bepaalde termijn worden ingetrokken en niet worden verlengd, en dat voor dergelijke producten geen nieuwe toelatingen worden verleend. |
(9) |
De looptijd van eventuele door de lidstaten toegestane termijnen voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten, moet worden beperkt tot twaalf maanden, zodat de bestaande voorraden nog gedurende één extra groeiseizoen mogen worden gebruikt, waardoor ervoor wordt gezorgd dat landbouwers nog gedurende een periode van achttien maanden na de goedkeuring van deze beschikking kunnen beschikken over gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten. |
(10) |
Deze beschikking laat de indiening van een aanvraagdossier voor difenylamine overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG, waarvan de uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (5), met het oog op de eventuele opneming van deze stof in bijlage I onverlet. |
(11) |
Daar het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies over de in deze beschikking vastgestelde maatregelen had uitgebracht, heeft de Commissie bij de Raad een voorstel betreffende deze maatregelen ingediend. Aangezien de Raad bij het verstrijken van de in artikel 19, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde periode de voorgestelde maatregelen niet heeft goedgekeurd, noch te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen de maatregelen verzet, dienen de maatregelen door de Commissie te worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Difenylamine wordt niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen.
Artikel 2
De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) |
toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die difenylamine bevatten, uiterlijk op 30 mei 2010 worden ingetrokken; |
b) |
met ingang van de datum van bekendmaking van deze beschikking geen toelatingen voor difenylamine bevattende gewasbeschermingsmiddelen meer worden verleend of verlengd. |
Artikel 3
Eventuele door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG toegestane termijnen moeten zo snel mogelijk aflopen en in elk geval op 30 mei 2011.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.
(3) PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.
(4) EFSA Scientific Report (2008) 18. Conclusion on the peer review of diphenylamine (afgerond op 30 september 2008).
(5) PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/81 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
betreffende de niet-opneming van triazoxide in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9271)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/860/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat een lidstaat gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van die richtlijn mag toestaan dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I bij die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht terwijl deze stoffen in het kader van een werkprogramma geleidelijk worden onderzocht. |
(2) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Triazoxide is in die lijst opgenomen. |
(3) |
Voor triazoxide zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgever voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende beoordelingsverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor triazoxide was het Verenigd Koninkrijk de als rapporteur optredende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 25 juni 2007. |
(4) |
Het evaluatieverslag is door de lidstaten en de EFSA (in haar werkgroep Evaluatie) intercollegiaal getoetst en op 30 september 2008 bij de Commissie ingediend in de vorm van de conclusie van de EFSA betreffende de intercollegiale toetsing van de risico-evaluatie van de werkzame stof triazoxide als bestrijdingsmiddel (4). Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 26 februari 2009 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor triazoxide. |
(5) |
Tijdens de evaluatie van deze werkzame stof is een aantal problemen vastgesteld. Het was met name niet mogelijk om een betrouwbare evaluatie van de risico’s voor de consumenten uit te voeren, aangezien gegevens ontbreken voor de bepaling van de aard van de residuen in plantenproducten en de mogelijke overdracht van residuen in dierlijke producten. Bovendien is uit de beschikbare gegevens niet gebleken dat de risico’s op de lange termijn voor zoogdieren, vogels, vissen en regenwormen aanvaardbaar zijn. Bijgevolg kon op basis van de beschikbare informatie niet worden geconcludeerd dat triazoxide voldeed aan de criteria voor opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. |
(6) |
De Commissie heeft de kennisgever verzocht haar zijn opmerkingen over de resultaten van de intercollegiale toetsing te doen toekomen en aan te geven of hij al dan niet van plan was de stof verder te ondersteunen. De kennisgever heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. Ondanks de door de kennisgever aangevoerde argumenten blijven de hierboven vermelde problemen echter bestaan en de evaluaties op basis van de verstrekte en tijdens de vergaderingen van deskundigen van de EFSA beoordeelde gegevens hebben niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die triazoxide bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen. |
(7) |
Triazoxide mag daarom niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen. |
(8) |
De nodige maatregelen moeten worden genomen om erop toe te zien dat de verleende toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die triazoxide bevatten, binnen een bepaalde termijn worden ingetrokken en niet worden verlengd, en dat voor dergelijke producten geen nieuwe toelatingen worden verleend. |
(9) |
De eventuele door de lidstaten toegestane termijnen voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen en het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen die triazoxide bevatten, moeten worden beperkt tot twaalf maanden om het mogelijk te maken dat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen worden gebruikt, zodat gewasbeschermingsmiddelen die triazoxide bevatten nog gedurende achttien maanden na de vaststelling van deze beschikking beschikbaar blijven voor de landbouwers. |
(10) |
Deze beschikking laat de indiening van een aanvraagdossier voor triazoxide overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG, waarvan de uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (5), met het oog op de eventuele opneming van deze stof in bijlage I onverlet. |
(11) |
Daar het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies over de in deze beschikking vastgestelde maatregelen had uitgebracht, heeft de Commissie bij de Raad een voorstel betreffende deze maatregelen ingediend. Aangezien de Raad bij het verstrijken van de in artikel 19, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde periode de voorgestelde maatregelen niet heeft goedgekeurd, noch te kennen heeft gegeven dat hij zich tegen de maatregelen verzet, dienen de maatregelen door de Commissie te worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Triazoxide wordt niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen.
Artikel 2
De lidstaten zorgen ervoor dat:
a) |
toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die triazoxide bevatten, uiterlijk op 30 mei 2010 worden ingetrokken; |
b) |
met ingang van de datum van bekendmaking van deze beschikking geen toelatingen voor triazoxide bevattende gewasbeschermingsmiddelen meer worden verleend of verlengd. |
Artikel 3
Eventuele door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG toegestane termijnen moeten zo snel mogelijk aflopen en in elk geval op 30 mei 2011.
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.
(3) PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.
(4) EFSA Scientific Report (2008) 193. Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance triazoxide (afgerond op 26 september 2008).
(5) PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/83 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot vaststelling van overgangsmaatregelen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerking van rauwe melk die niet aan de voorschriften voldoet in bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in Bulgarije
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9282)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/861/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2) worden op basis van de HACCP-beginselen (Hazard Analysis and Critical Control Points — risicoanalyse en kritische controlepunten) de algemene voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven vastgesteld. In die verordening wordt bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen aan bepaalde op die beginselen gebaseerde procedures. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 853/2004 stelt specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven vast en vult de in Verordening (EG) nr. 852/2004 vastgestelde voorschriften aan. Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat hygiënevoorschriften voor rauwe melk en zuivelproducten. |
(3) |
Overeenkomstig punt c) van afdeling B van hoofdstuk 4 van bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië (toetredingsakte) is aan Bulgarije een overgangsperiode toegekend, die afloopt op 31 december 2009, om bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in staat te stellen aan die hygiënevoorschriften te voldoen. |
(4) |
Bepaalde inrichtingen die rauwe melk mogen verwerken die niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 („melk die niet aan de voorschriften voldoet”) zijn opgenomen in de lijst van hoofdstuk I van het aanhangsel van bijlage VI bij de toetredingsakte. Bepaalde inrichtingen die zowel melk die wel als melk die niet aan de voorschriften voldoet mogen verwerken, mits de verwerking wordt uitgevoerd in afzonderlijke productielijnen, zijn opgenomen in de lijst van hoofdstuk II van dat aanhangsel. |
(5) |
Melkproductiebedrijven die niet voldoen aan de hygiënevoorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 liggen verspreid over het gehele grondgebied van Bulgarije. Het aandeel van de aan melkverwerkingsinrichtingen in Bulgarije geleverde rauwe melk die aan die voorschriften voldoet, is de laatste jaren slechts licht gestegen. |
(6) |
Rekening houdend met de huidige situatie moet worden voorzien in een in de tijd beperkte afwijking van de hygiënevoorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 om Bulgarije in staat te stellen zijn melksector in overeenstemming te brengen met die voorschriften. |
(7) |
In het licht van deze situatie moeten bepaalde in bijlage I bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen in staat worden gesteld om in afwijking van Verordening (EG) nr. 853/2004 ook na 31 december 2009 melk die wel en melk die niet aan de voorschriften voldoet te blijven verwerken, mits de verwerking wordt uitgevoerd in afzonderlijke productielijnen. Bovendien moeten bepaalde in bijlage II bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen in staat worden gesteld om melk die niet aan de voorschriften voldoet zonder afzonderlijke productielijnen te blijven verwerken. |
(8) |
Zuivelproducten die zijn afgeleid van melk die niet aan de voorschriften voldoet, mogen echter alleen in Bulgarije in de handel worden gebracht of alleen worden gebruikt voor verwerking in de melkverwerkingsinrichtingen waarop de in deze beschikking vastgestelde afwijking betrekking heeft. |
(9) |
De bij deze beschikking toegestane overgangsperiode moet worden beperkt tot 24 maanden met ingang van 1 januari 2010. De situatie in de melksector in Bulgarije moet vóór het einde van die periode opnieuw worden bekeken. Bulgarije moet daarom bij de Commissie jaarlijkse verslagen indienen met betrekking tot de vooruitgang bij de modernisering van de melkproductiebedrijven die rauwe melk leveren aan melkverwerkingsinrichtingen in die lidstaat en het systeem voor de verzameling en het vervoer van melk die niet aan de voorschriften voldoet. |
(10) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Voor de uitvoering van deze beschikking wordt onder „melk die niet aan de voorschriften voldoet” verstaan: rauwe melk die niet voldoet aan de voorschriften van bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subhoofdstukken II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.
Artikel 2
In afwijking van de voorschriften, vastgesteld in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subhoofdstukken II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, mogen de in bijlage I bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen tot en met 31 december 2011 melk die wel en melk die niet aan de voorschriften voldoet blijven verwerken, mits de verwerking van de melk die wel en de melk die niet aan de voorschriften voldoet in afzonderlijke productielijnen wordt uitgevoerd.
Artikel 3
In afwijking van de voorschriften, vastgesteld in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subhoofdstukken II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, mogen de in bijlage II bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen tot en met 31 december 2011 melk die niet aan de voorschriften voldoet zonder afzonderlijke productielijnen blijven verwerken.
Artikel 4
Zuivelproducten die zijn afgeleid van melk die niet aan de voorschriften voldoet, mogen alleen:
a) |
in de binnenlandse handel in Bulgarije worden gebracht, of |
b) |
worden gebruikt voor verdere verwerking in de melkverwerkingsinrichtingen in Bulgarije, als bedoeld in de artikelen 2 en 3. |
Op deze zuivelproducten wordt een gezondheids- of identificatiemerk aangebracht dat verschilt van het gezondheids- of identificatiemerk, bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 853/2004.
Artikel 5
Bulgarije dient bij de Commissie jaarlijkse verslagen in over de vooruitgang die is geboekt bij het in overeenstemming brengen met Verordening (EG) nr. 853/2004 van:
a) |
productiebedrijven die melk produceren die niet aan de voorschriften voldoet; |
b) |
het systeem voor de verzameling en het vervoer van melk die niet aan de voorschriften voldoet. |
Het eerste jaarlijkse verslag wordt uiterlijk 31 december 2010 en het tweede jaarlijkse verslag uiterlijk 31 oktober 2011 bij de Commissie ingediend.
Voor deze verslagen wordt gebruikgemaakt van het model in bijlage III.
Artikel 6
Deze beschikking is van toepassing van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011.
Artikel 7
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.
(2) PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.
BIJLAGE I
Lijst van de melkinrichtingen die melk mogen verwerken die wel en die niet aan de voorschriften voldoet, als bedoeld in artikel 2
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam inrichting |
Stad/straat of dorp/regio |
1 |
BG 0412010 |
„Bi Si Si Handel” OOD |
gr. Elena ul. „Treti mart” 19 |
2 |
BG 0512025 |
„El Bi Bulgarikum” EAD |
gr. Vidin YUPZ |
3 |
BG 0612027 |
„Mlechen ray — 99” EOOD |
gr. Vratsa |
4 |
BG 0612043 |
ET „Zorov- 91 -Dimitar Zorov” |
gr. Vratsa |
5 |
BG 1912013 |
„ZHOSI” OOD |
s. Chernolik |
6 |
BG 2012020 |
„Yotovi” OOD |
gr. Sliven kv. „Rechitsa” |
7 |
BG 2512020 |
„Mizia-Milk” OOD |
gr. Targovishte Industrialna zona |
8 |
BG 0812009 |
„Serdika — 90” AD |
gr. Dobrich ul. „25 septemvri” 100 |
9 |
BG 2112001 |
„Rodopeya — Belev” EOOD |
4700 town Smolyan, „Traciya” 1 str. |
10 |
BG 1212001 |
„S i S — 7” EOOD |
gr. Montana „Vrachansko shose” 1 |
11 |
BG 2812003 |
„Balgarski yogurt” OOD |
s. Veselinovo, obl. Yambolska |
BIJLAGE II
Lijst van de melkverwerkingsinrichtingen die melk mogen verwerken die niet aan de voorschriften voldoet, als bedoeld in artikel 3
Nr. |
Veterinair nr. |
Naam inrichting |
Stad/straat of dorp/regio |
1 |
BG 1312002 |
„Milk Grup“ EOOD |
s. Yunacite |
2 |
0112014 |
ET „Veles — Kostadin Velev“ |
gr. Razlog ul. „Golak“ 14 |
3 |
2312041 |
„Danim — D. Stoyanov“ EOOD |
gr. Elin Pelin m-st Mansarovo |
4 |
2712010 |
„Kamadzhiev — milk“ EOOD |
s. Kriva reka obsht. N. Kozlevo |
5 |
BG 1212029 |
SD „Voynov i sie“ |
gr. Montana ul. „N.Yo. Vaptsarov“ 8 |
6 |
0712001 |
„Ben Invest“ OOD |
s. Kostenkovtsi obsht. Gabrovo |
7 |
1512012 |
ET „Ahmed Tatarla“ |
s. Dragash voyvoda, obsht. Nikopol |
8 |
2212027 |
„Ekobalkan“ OOD |
gr. Sofia bul „Evropa“ 138 |
9 |
2312030 |
ET „Favorit — D. Grigorov“ |
s. Aldomirovtsi |
10 |
2312031 |
ET „Belite kamani“ |
s. Dragotintsi |
11 |
BG 1512033 |
ET „Voynov — Ventsislav Hristakiev“ |
s. Milkovitsa obsht. Gulyantsi |
12 |
BG 1612020 |
ET „Bor — Chvor“ |
s. Dalbok izvor obsht. Parvomay |
13 |
BG 1512029 |
„Lavena“ OOD |
s. Dolni Dabnik obl. Pleven |
14 |
BG 1612028 |
ET „Slavka Todorova“ |
s. Trud obsht. Maritsa |
15 |
BG 1612051 |
ET „Radev — Radko Radev“ |
s. Kurtovo Konare obl. Plovdiv |
16 |
BG 1612066 |
„Lakti ko“ OOD |
s. Bogdanitza |
17 |
BG 2112029 |
ET „Karamfil Kasakliev“ |
gr. Dospat |
18 |
BG 0912004 |
„Rodopchanka“ OOD |
s. Byal izvor obsht. Ardino |
19 |
0112003 |
ET „Vekir“ |
s. Godlevo |
20 |
0112013 |
ET „Ivan Kondev“ |
gr. Razlog Stopanski dvor |
21 |
0212028 |
„Vester“ OOD |
s. Sigmen |
22 |
0212037 |
„Megakomers“ OOD |
s. Lyulyakovo obsht. Ruen |
23 |
0512003 |
SD „LAF — Velizarov i sie“ |
s. Dabravka obsht. Belogradchik |
24 |
0612035 |
OOD „Nivego“ |
s. Chiren |
25 |
0612041 |
ET „Ekoprodukt — Megiya — Bogorodka Dobrilova“ |
gr. Vratsa ul. „Ilinden“ 3 |
26 |
0612042 |
ET „Mlechen puls — 95 — Tsvetelina Tomova“ |
gr. Krivodol ul. „Vasil Levski“ |
27 |
1012008 |
„Kentavar“ OOD |
s. Konyavo obsht. Kyustendil |
28 |
1212022 |
„Milkkomm“ EOOD |
gr. Lom ul. „Al. Stamboliyski“ 149 |
29 |
1212031 |
„ADL“ OOD |
s. Vladimirovo obsht. Boychinovtsi |
30 |
1512006 |
„Mandra“ OOD |
s. Obnova obsht. Levski |
31 |
1512008 |
ET „Petar Tonovski-Viola“ |
gr. Koynare ul. „Hr. Botev“ 14 |
32 |
1512010 |
ET „Militsa Lazarova — 90“ |
gr. Slavyanovo, ul. „Asen Zlatarev“ 2 |
33 |
1612024 |
SD „Kostovi — EMK“ |
gr. Saedinenie ul. „L. Karavelov“ 5 |
34 |
1612043 |
ET „Dimitar Bikov“ |
s. Karnare obsht. „Sopot“ |
35 |
1712046 |
ET „Stem — Tezdzhan Ali“ |
gr. Razgrad ul. „Knyaz Boris“ 23 |
36 |
2012012 |
ET „Olimp- P. Gurtsov“ |
gr. Sliven m — t „Matsulka“ |
37 |
2112003 |
„Milk — inzhenering“ OOD |
gr. Smolyan ul. „Chervena skala“ 21 |
38 |
2112027 |
„Keri“ OOD |
s. Borino, obsht. Borino |
39 |
2312023 |
„Mogila“ OOD |
gr. Godech, ul. „Ruse“ 4 |
40 |
2512018 |
„Biomak“ EOOD |
gr. Omurtag ul. „Rodopi“2 |
41 |
2712013 |
„Ekselans“ OOD |
s. Osmar, obsht. V. Preslav |
42 |
2812018 |
ET „Bulmilk — Nikolay Nikolov“ |
s. General Inzovo, obl. Yambolska |
43 |
2812010 |
ET „Mladost — 2 — Yanko Yanev“ |
gr. Yambol, ul. „Yambolen“ 13 |
44 |
BG 1012020 |
ET „Petar Mitov-Universal“ |
s. Gorna Grashtitsa obsht. Kyustendil |
45 |
BG 1112016 |
Mandra „IPZHZ“ |
gr. Trojan ul. „V.Levski“ 281 |
46 |
BG 1712042 |
ET „Madar“ |
s. Terter |
47 |
BG 2612042 |
„Bulmilk“ OOD |
s. Konush obl. Haskovska |
48 |
BG 0912011 |
ET „Alada — Mohamed Banashak“ |
s. Byal izvor obsht. Ardino |
49 |
1112026 |
„ABLAMILK“ EOOD |
gr. Lukovit, ul. „Yordan Yovkov“ 13 |
50 |
1312005 |
„Ravnogor“ OOD |
s. Ravnogor |
51 |
1712010 |
„Bulagrotreyd — chastna kompaniya“ EOOD |
s. Yuper Industrialen kvartal |
52 |
1712013 |
ET „Deniz“ |
s. Ezerche |
53 |
2012011 |
ET „Ivan Gardev 52“ |
gr. Kermen ul. „Hadzhi Dimitar“ 2 |
54 |
2012024 |
ET „Denyo Kalchev 53“ |
gr. Sliven ul. „Samuilovsko shose“ 17 |
55 |
2112015 |
OOD „Rozhen Milk“ |
s. Davidkovo, obsht. Banite |
56 |
2112026 |
ET „Vladimir Karamitev“ |
s. Varbina obsht. Madan |
57 |
2312007 |
ET „Agropromilk“ |
gr. Ihtiman, ul. „P.Slaveikov“ 19 |
58 |
2412041 |
„Mlechen svyat 2003“ OOD |
s. Bratya Daskalovi obsht. Bratya Daskalovi |
59 |
2612038 |
„Bul Milk“ EOOD |
gr. Haskovo Sev. industr. zona |
60 |
2612049 |
ET „Todorovi — 53“ |
gr. Topolovgrad ul. „Bulgaria“ 65 |
BIJLAGE III
Model voor het verslag, als bedoeld in artikel 5
Regio |
Totaal aantal zuivel-bedrijven 31.12.2009 |
Aantal zuivelbedrijven met melk die niet aan de voorschriften voldoet 31.12.2009 |
% niet-conforme zuivelbedrijven ten opzichte van het totale aantal 31.12.2009 |
Totaal aantal zuivelbedrijven 30.11.2010 |
Aantal zuivelbedrijven met melk die niet aan de voorschriften voldoet 30.11.2010 |
% niet-conforme zuivelbedrijven ten opzichte van het totale aantal 30.11.2010 |
Totaal aantal zuivelbedrijven 30.9.2011 |
Aantal zuivelbedrijven met melk die niet aan de voorschriften voldoet 30.9.2011 |
% niet-conforme zuivelbedrijven ten opzichte van het totale aantal 30.9.2011 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Samenvatting BG |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Regio |
Totaal aantal melkverzamelingspunten 31.12.2009 |
Aantal verzamelings-punten voor melk die niet aan de voorschriften voldoet 31.12.2009 |
% niet-conforme verzamelingspunten ten opzichte van het totale aantal 31.12.2009 |
Totaal aantal melkverzamelingspunten 30.11.2010 |
Aantal verzamelings-punten voor melk die niet aan de voorschriften voldoet 30.11.2010 |
% niet-conforme verzamelingspunten ten opzichte van het totale aantal 30.11.2010 |
Totaal aantal melkverzamelingspunten 30.9.2011 |
Aantal verzamelingspunten voor melk die niet aan de voorschriften voldoet 30.9.2011 |
% niet-conforme verzamelingspunten ten opzichte van het totale aantal 30.9.2011 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Samenvatting BG |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/90 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de toepassingsperiode betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9326)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/862/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder b), i),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2008/866/EG van de Commissie van 12 november 2008 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer uit Peru van bepaalde tweekleppige weekdieren bestemd voor menselijke consumptie (2) werd vastgesteld naar aanleiding van de besmetting met het hepatitis A-virus (HAV) van bepaalde uit Peru ingevoerde tweekleppige weekdieren die de oorzaak bleken te zijn van een uitbraak van hepatitis A bij de mens. Die beschikking was oorspronkelijk van toepassing tot en met 31 maart 2009, maar deze toepassingsperiode werd bij Beschikking 2009/297/EG van de Commissie van 26 maart 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft (3) tot en met 30 november 2009 verlengd. |
(2) |
De Peruviaanse autoriteiten hebben informatie verstrekt over de genomen corrigerende maatregelen tot verbetering van de controle van de productie van voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemde tweekleppige weekdieren. |
(3) |
Van 7 tot en met 18 september 2009 heeft de Commissie een inspectiebezoek afgelegd om de bestaande controlesystemen voor de productie van voor uitvoer naar de Europese Unie bestemde tweekleppige weekdieren en visserijproducten te evalueren. |
(4) |
Tijdens het inspectiebezoek is nagegaan of de Peruviaanse autoriteiten de corrigerende maatregelen nemen die staan vermeld in de informatie die zij na de uitbraak van hepatitis A hebben verstrekt. Zij zijn met name bezig met de volledige herziening van de indeling van de productiegebieden en zullen ook de monitoring van de productiegebieden opnieuw bekijken wat de bemonsteringsprocedure en de frequentie daarvan betreft. Deze herzieningen zijn nog aan de gang. |
(5) |
Om de gezondheid van de consumenten te beschermen is het nodig dat de bij Beschikking 2008/866/EG vastgestelde beschermingsmaatregelen worden gehandhaafd totdat de Peruviaanse autoriteiten de implementatie van de corrigerende maatregelen hebben voltooid en de Commissie een verdere inspectie ter plekke heeft uitgevoerd. Daarom moet de toepassingsperiode van Beschikking 2008/866/EG tot en met 30 november 2010 worden verlengd, onverminderd de bevoegdheid van de Commissie om die maatregelen te wijzigen, in te trekken of uit te breiden in het licht van eventuele nieuwe informatie over de ontwikkeling van de situatie in Peru en de resultaten van de inspecties door haar diensten. |
(6) |
Beschikking 2008/866/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In artikel 5 van Beschikking 2008/866/EG wordt de datum „30 november 2009” vervangen door de datum „30 november 2010”.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
(2) PB L 307 van 18.11.2008, blz. 9.
(3) PB L 81 van 27.3.2009, blz. 22.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/91 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het jaar 2010 aan bepaalde communautaire referentielaboratoria op het gebied van voeder- en levensmiddelencontroles
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9343)
(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)
(2009/863/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name op artikel 32, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Aan de communautaire referentielaboratoria op het gebied van voeder- en levensmiddelencontroles kan een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend overeenkomstig artikel 28 van Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (2). |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1754/2006 van de Commissie van 28 november 2006 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van financiële steun van de Gemeenschap aan de communautaire referentielaboratoria voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid (3) bepaalt dat de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt toegekend op voorwaarde dat de goedgekeurde werkprogramma’s efficiënt worden uitgevoerd en de begunstigden de vereiste gegevens binnen de vastgestelde termijnen meedelen. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1754/2006 worden de relaties tussen de Commissie en elk communautair referentielaboratorium vastgelegd in een partnerschapsovereenkomst, die vergezeld gaat van een meerjarig werkprogramma. |
(4) |
De Commissie heeft de door de communautaire referentielaboratoria ingediende werkprogramma’s en bijbehorende begrotingsramingen voor het jaar 2010 geëvalueerd. |
(5) |
Bijgevolg moet een financiële bijdrage van de Gemeenschap aan de aangewezen communautaire referentielaboratoria worden toegekend met het oog op de medefinanciering van hun activiteiten voor het vervullen van de in Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken. De financiële bijdrage van de Gemeenschap moet 100 % bedragen van de subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1754/2006. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 1754/2006 stelt de subsidievoorwaarden voor de door de communautaire referentielaboratoria georganiseerde workshops vast. Zij beperkt ook de financiële steun tot maximaal 32 deelnemers aan workshops. Afwijkingen van deze beperking moeten overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1754/2006 worden toegestaan aan sommige communautaire referentielaboratoria die met het oog op de maximale rentabiliteit van hun workshops steun voor meer dan 32 deelnemers nodig hebben. Er kunnen afwijkingen worden toegestaan ingeval een communautair referentielaboratorium het leiderschap en de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de organisatie van een workshop met een ander communautair referentielaboratorium. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (4) moeten programma’s om dierziekten uit te roeien of te bewaken (veterinaire maatregelen) worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). Voorts bepaalt artikel 13, tweede alinea, van die verordening dat in deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen de door de lidstaten en door de begunstigden van steun uit het ELGF verrichte uitgaven voor administratieve en personeelskosten voor onder Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (5) vallende maatregelen en programma’s door het ELGF worden gefinancierd. Met het oog op de financiële controles zijn de artikelen 9, 36 en 37 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van toepassing. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Laboratoire d’Études et de Recherches sur la Qualité des Aliments et sur les Procédés Agroalimentaires (LERQAP) van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA) in Maisons-Alfort (Frankrijk) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse en het testen van melk en melkproducten.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 302 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 23 000 EUR.
Artikel 2
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven (Nederland) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op zoönosen (salmonella).
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 354 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.
Artikel 3
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Laboratorio de Biotoxinas Marinas, Agencia Española de Seguridad Alimentaria (Ministerio de Sanidad y Consumo) in Vigo (Spanje) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de monitoring van mariene biotoxines.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 260 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 25 000 EUR.
Artikel 4
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het laboratorium van het Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science in Weymouth (Verenigd Koninkrijk) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de monitoring van virale en bacteriologische besmettingen bij tweekleppige weekdieren.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 265 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 35 000 EUR.
Artikel 5
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Laboratoire d’Études et de Recherches sur la Qualité des Aliments et sur les Procedés Agroalimentaires (LERQAP) van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA) in Maisons-Alfort (Frankrijk) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op Listeria monocytogenes.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 309 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 22 500 EUR.
Artikel 6
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Laboratoire d’Études et de Recherches sur la Qualité des Aliments et sur les Procédés Agroalimentaires (LERQAP) van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA) in Maisons-Alfort (Frankrijk) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op coagulasepositieve stafylokokken, inclusief Staphylococcus aureus.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 291 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 22 500 EUR.
Artikel 7
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Istituto Superiore di Sanità (ISS) in Rome (Italië) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op Escherichia coli, inclusief verocytotoxine-producerende E. coli (VTEC).
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 250 381 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 20 000 EUR.
Artikel 8
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA) in Uppsala (Zweden) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de monitoring van Campylobacter.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 275 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.
Artikel 9
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Istituto Superiore di Sanità (ISS) in Rome (Italië) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op parasieten (met name Trichinella, Echinococcus en Anisakis).
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 312 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.
Artikel 10
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Fødevareinstitut, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), in Kopenhagen (Denemarken) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de monitoring van antimicrobiële resistentie.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 370 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 27 000 EUR.
Artikel 11
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W) in Gembloux (België) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op dierlijke eiwitten in diervoeders.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 525 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 30 000 EUR.
Artikel 12
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven (Nederland) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot residuen van bepaalde stoffen, opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG van de Raad (6) en bedoeld in bijlage VII, afdeling I, punt 12, onder a), van Verordening (EG) nr. 882/2004.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 450 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 25 000 EUR.
Artikel 13
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Laboratoire d’Études et de Recherches sur les Médicaments Vétérinaires et les Désinfectants van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments in Fougères (Frankrijk) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot residuen van bepaalde stoffen, opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG en bedoeld in bijlage VII, afdeling I, punt 12, onder a), van Verordening (EG) nr. 882/2004.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 450 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 25 000 EUR.
Artikel 14
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (BVL) in Berlijn (Duitsland) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot residuen van bepaalde stoffen, opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG en bedoeld in bijlage VII, afdeling I, punt 12, onder a), van Verordening (EG) nr. 882/2004.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 450 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 25 000 EUR.
Artikel 15
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Istituto Superiore di Sanità in Rome (Italië) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot residuen van bepaalde stoffen, opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 96/23/EG en bedoeld in bijlage VII, afdeling I, punt 12, onder a), van Verordening (EG) nr. 882/2004.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 275 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 25 000 EUR.
Artikel 16
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA) in Freiburg (Duitsland) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong en producten met een hoog vetgehalte.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 198 900 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 25 000 EUR.
Artikel 17
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Fødevareinstitut, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), in Kopenhagen (Denemarken) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in graangewassen en diervoeders.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 198 900 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 25 000 EUR.
Artikel 18
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Laboratorio Agrario de la Generalitat Valenciana (LAGV)/Grupo de Residuos de Plaguicidas de la Universidad de Almería (PRRG) in Spanje voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in fruit en groenten, met inbegrip van producten met een hoog water- en zuurgehalte.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 445 840 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 45 000 EUR.
In afwijking van artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1754/2006 kan het in lid 1 vermelde laboratorium aanspraak maken op financiële steun voor de deelname van maximaal 50 personen aan een van de in lid 2 van dit artikel vermelde workshops, aangezien het een gezamenlijke workshop zal organiseren.
Artikel 19
De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA) in Stuttgart (Duitsland) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen met „single residue”-methoden.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 352 000 EUR.
Artikel 20
1. De Gemeenschap verleent een financiële bijdrage aan het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA) in Freiburg (Duitsland) voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken met betrekking tot de analyse van en het testen op dioxinen en pcb’s in levensmiddelen en diervoeders.
Voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 bedraagt die financiële bijdrage ten hoogste 432 000 EUR.
2. Naast het in lid 1 vastgestelde maximumbedrag verleent de Gemeenschap een financiële bijdrage aan het in lid 1 vermelde laboratorium voor de organisatie van workshops. Die bijdrage bedraagt maximaal 55 410 EUR.
Artikel 21
De in de artikelen 1 tot en met 21 bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1754/2006.
Artikel 22
Deze beschikking is gericht tot:
— |
voor melk en melkproducten: Laboratoire d’Études et de Recherches sur la Qualité des Aliments et sur les Procédés Agroalimentaires (LERQAP) van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA), 23 avenue du Général de Gaulle, 94700 Maisons-Alfort, Frankrijk; |
— |
voor de analyse van en het testen op zoönosen (salmonella): Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Postbus 1, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, Nederland; |
— |
voor de monitoring van mariene biotoxinen: Laboratorio de Biotoxinas Marinas, Agencia Española de Seguridad Alimentaria (Ministerio de Sanidad y Consumo), Estación Marítima, s/n, 36200 Vigo, Spanje; |
— |
voor de monitoring van virale en bacteriologische besmettingen bij tweekleppige weekdieren: Laboratory of the Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science (CEFAS), Weymouth laboratory, Barrack Road, The Nothe, Weymouth, Dorset, DT4 8UB, Verenigd Koninkrijk; |
— |
voor Listeria monocytogenes: Laboratoire d’Études et de Recherches sur la Qualité des Aliments et sur les Procédés Agroalimentaires (LERQAP) van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA), 23 avenue du Général de Gaulle, 94700 Maisons-Alfort, Frankrijk; |
— |
voor coagulasepositieve stafylokokken, inclusief Staphylococcus aureus: Laboratoire d’Études et de Recherches sur la Qualité des Aliments et sur les Procédés Agroalimentaires (LERQAP) van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA), 23 avenue du Général de Gaulle, 94700 Maisons-Alfort, Frankrijk; |
— |
voor Escherichia coli, inclusief verocytotoxine-producerende E. coli (VTEC): Istituto Superiore di Sanità (ISS), Viale Regina Elena 299, 00161 Roma, Italië; |
— |
voor Campylobacter: Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA), Ulls väg 2 B, 751 89 Uppsala, Zweden; |
— |
voor parasieten (met name Trichinella, Echinococcus en Anisakis): Istituto Superiore di Sanità (ISS), Viale Regina Elena 299, 00161 Roma, Italië; |
— |
voor antimicrobiële resistentie: Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), Bülowsvej 27, 1790 Copenhagen V, Denemarken; |
— |
voor dierlijke eiwitten in diervoeders: Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W), Chaussée de Namur 24, 5030 Gembloux, België; |
— |
voor residuen: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Postbus 1, Antonie van Leeuwenhoeklaan 9, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, Nederland; |
— |
voor residuen: Laboratoire d’Études et de Recherches sur les Médicaments Vétérinaires et les Désinfectants van het Agence Française de Sécurité Sanitaire des Aliments (AFSSA), Site de Fougères, BP 90203, 35302 Fougères, Frankrijk; |
— |
voor residuen: Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit, Postfach 100214, Mauerstrasse 39-42, 10562 Berlin, Duitsland; |
— |
voor residuen: Istituto Superiore di Sanità (ISS), Viale Regina Elena 299, 00161 Roma, Italië; |
— |
voor de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong: Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Postfach 100462, Bissierstrasse 5, 79114 Freiburg, Duitsland; |
— |
voor de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in graangewassen: Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), Department of Food Chemistry, Moerkhoej Bygade 19, 2860 Soeborg, Denemarken; |
— |
voor de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen in fruit en groenten: Laboratorio Agrario de la Generalitat Valenciana (LAGV)/Grupo de Residuos de Plaguicidas de la Universidad de Almería (PRRG), Ctra. Sacramento s/n, La Canada de San Urbano, 04120 Almería, Spanje; |
— |
voor de analyse van en het testen op residuen van bestrijdingsmiddelen met „single residue”-methoden: Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Postfach 1206, Schaflandstrasse 3/2, 70736 Stuttgart, Duitsland; |
— |
voor de analyse van en het testen op dioxinen en pcb’s in levensmiddelen en diervoeders: Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Postfach 100462, Bissierstrasse 5, 79114 Freiburg, Duitsland. |
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.
(2) PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.
(3) PB L 331 van 29.11.2006, blz. 8.
(4) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(5) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.
(6) PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/97 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot wijziging van Beschikking 2007/777/EG wat betreft de invoer in de Gemeenschap van biltong uit bepaalde delen van Zuid-Afrika en uit Uruguay
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9362)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/864/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, artikel 8, punt 4, en artikel 9, lid 2, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoorschriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie (2) bevat voorschriften voor de invoer van zendingen van bepaalde vleesproducten voor menselijke consumptie in de Gemeenschap. Die beschikking bevat ook de lijsten van derde landen en delen daarvan waaruit die producten mogen worden ingevoerd alsmede de modellen van de volksgezondheids- en diergezondheidscertificaten en de voorschriften inzake de oorsprong en de voor die producten vereiste behandeling. |
(2) |
Deel 3 van bijlage II bij die beschikking bevat een lijst van derde landen en delen daarvan waaruit biltong/jerky en gepasteuriseerde vleesproducten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd. |
(3) |
Krachtens Beschikking 2007/777/EG mag biltong van vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen, schapen en geiten en van gekweekt evenhoevig wild (met uitzondering van wilde varkens) dat een specifieke behandeling heeft ondergaan, uit een van mond-en-klauwzeer vrije regio in Zuid-Afrika in de Gemeenschap worden ingevoerd. |
(4) |
Zuid-Afrika heeft de Commissie verzocht de invoer in de Gemeenschap toe te staan van biltong van vrij evenhoevig wild uit dezelfde regio in Zuid-Afrika waaruit de invoer van gekweekt evenhoevig wild al is toegestaan. |
(5) |
Uit verschillende communautaire inspecties in Zuid-Afrika is gebleken dat de bevoegde veterinaire autoriteit van dat derde land overeenkomstig artikel 8, punt 1, eerste alinea, van Richtlijn 2002/99/EG passende garanties biedt voor de naleving van de communautaire wetgeving. |
(6) |
Het is daarom gepast de invoer van biltong van vrij evenhoevig wild (met uitzondering van wilde varkens) in de Gemeenschap toe te staan uit de regio in Zuid-Afrika die dergelijke producten van gekweekte dieren al mag uitvoeren, mits de biltong de in deel 4 van bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG vermelde specifieke behandeling „E” heeft ondergaan. |
(7) |
Uruguay wordt momenteel vermeld in deel 2 van bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG. Bijgevolg mogen producten van vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen dat een specifieke behandeling heeft ondergaan, uit dat derde land in de Gemeenschap worden ingevoerd. |
(8) |
Uruguay heeft de Commissie verzocht ook de invoer in de Gemeenschap toe te staan van biltong van vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen uit dat derde land dat de gepaste specifieke behandeling heeft ondergaan. |
(9) |
Gezien de diergezondheidssituatie in Uruguay is het dienstig de invoer uit dat derde land in de Gemeenschap toe te staan van biltong van vlees van als landbouwhuisdier gehouden runderen dat de in deel 4 van bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG vermelde specifieke behandeling „E” heeft ondergaan. |
(10) |
Beschikking 2007/777/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(11) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De vermelding „Uruguay” in deel 2 wordt vervangen door „Uruguay (1)”; |
2) |
Deel 3 wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking. |
Artikel 2
Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(2) PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49.
BIJLAGE
„DEEL 3
Derde landen of delen daarvan waaruit invoer voor bepaalde soorten na niet-specifieke behandeling (A) niet is toegestaan, maar waaruit biltong/jerky en gepasteuriseerde vleesproducten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd
ISO-code |
Land van oorsprong of deel daarvan |
|
Als landbouwhuisdier gehouden schapen en geiten |
|
Als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen |
|
Loopvogels |
Tamme konijnen en gekweekte leporidae |
Vrij evenhoevig wild (met uitzondering van wilde varkens) |
Wilde varkens |
Wilde eenhoevigen |
Wilde leporidae (konijnen en hazen) |
Vrij vederwild |
Niet als landbouwhuisdier gehouden landzoogdieren (met uitzondering van hoefdieren en leporidae) |
||||||||||||
AR |
Argentinië — AR |
F |
F |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
A |
XXX |
XXX |
XXX |
A |
XXX |
XXX |
||||||||||||
NA |
Namibië |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
E |
E |
A |
XXX |
XXX |
A |
A |
E |
XXX |
||||||||||||
Namibië NA-1 |
E |
E |
XXX |
XXX |
E |
E |
A |
XXX |
XXX |
A |
A |
E |
||||||||||||||
UY |
Uruguay |
E |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
||||||||||||
ZA |
Zuid-Afrika |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
E |
E |
A |
XXX |
XXX |
A |
A |
E |
XXX |
||||||||||||
Zuid Afrika ZA-1 |
E |
E |
XXX |
XXX |
E |
E |
A |
E |
XXX |
A |
A |
E |
|
|||||||||||||
ZW |
Zimbabwe |
XXX |
XXX |
XXX |
XXX |
E |
E |
A |
XXX |
XXX |
E |
A |
E |
XXX |
||||||||||||
|
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/100 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
waarbij aan de lidstaten toestemming wordt verleend om de geldigheidsduur van voorlopige toelatingen voor de nieuwe werkzame stoffen metaflumizon en gamma-cyhalothrin te verlengen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9366)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/865/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 1, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft het Verenigd Koninkrijk in maart 2005 van BASF Agro S.A.S, Frankrijk, een aanvraag ontvangen voor de opname van de werkzame stof metaflumizon in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bij Beschikking 2006/517/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier volledig is en geacht wordt in beginsel te voldoen aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij die richtlijn. |
(2) |
In augustus 2001 ontving het Verenigd Koninkrijk een aanvraag van Pytech Chemicals GmbH met betrekking tot gamma-cyhalothrin. Bij Beschikking 2004/686/EG van de Commissie (3) is bevestigd dat het dossier volledig is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG. |
(3) |
De bevestiging dat de dossiers volledig zijn, was nodig om deze grondig te kunnen onderzoeken en om de lidstaten de mogelijkheid te geven gewasbeschermingsmiddelen die de betrokken werkzame stoffen bevatten, voorlopig toe te laten voor een periode van ten hoogste drie jaar, met inachtneming van de voorwaarden van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG en met name de voorwaarde dat de werkzame stoffen en de gewasbeschermingsmiddelen worden onderworpen aan een gedetailleerde evaluatie aan de hand van de voorschriften van de richtlijn. |
(4) |
De uitwerking van deze werkzame stoffen op de gezondheid van de mens en op het milieu is overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvragers voorgestelde toepassingen. De als rapporteur optredende lidstaat heeft de respectieve ontwerpevaluatieverslagen op 15 april 2008 (metaflumizon) en 25 januari 2008 (gamma-cyhalothrin) bij de Commissie ingediend. |
(5) |
Nadat de betrokken rapporterende lidstaat de ontwerpevaluatieverslagen had ingediend, bleek het telkens nodig de aanvrager om aanvullende informatie te vragen en moest de rapporterende lidstaat deze informatie bestuderen en de evaluatie indienen. Daardoor is het onderzoek van de dossiers nog aan de gang en kunnen de evaluaties niet voor het verstrijken van de in artikel 8, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde termijn van drie jaar worden afgerond. |
(6) |
Aangezien de evaluaties tot nu toe geen aanleiding tot onmiddellijke bezorgdheid hebben gegeven, moet aan de lidstaten toestemming worden verleend om de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen met de desbetreffende werkzame stof overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 91/414/EEG voor een periode van 24 maanden te verlengen, zodat het onderzoek van het dossier kan worden voortgezet. Verwacht wordt dat voor metaflumizon en gamma-cyhalothrin 24 maanden zullen volstaan om de evaluatie en de besluitvorming met betrekking tot de eventuele opname in bijlage I af te ronden. |
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De lidstaten mogen de geldigheidsduur van de voorlopige toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die metaflumizon of gamma-cyhalothrin bevatten, verlengen met ten hoogste 24 maanden te rekenen vanaf de datum van vaststelling van deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
(2) PB L 201 van 25.7.2006, blz. 34.
(3) PB L 313 van 12.10.2004, blz. 21.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/102 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MIR604 (SYN-IR6Ø4-5) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9399)
(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/866/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name op artikel 7, lid 3, en artikel 19, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 23 december 2004 heeft Syngenta Seeds SAS bij de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de artikelen 5 en 17 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een aanvraag ingediend voor het in de handel brengen van levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais MIR604 („de aanvraag”). |
(2) |
De aanvraag heeft ook betrekking op het in de handel brengen van andere producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit mais MIR604 voor dezelfde gebruiksdoeleinden als andere mais, met uitzondering van de teelt. Daarom omvat zij overeenkomstig artikel 5, lid 5, en artikel 17, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 de gegevens en de informatie als voorgeschreven in de bijlagen III en IV bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (2) en de informatie en de conclusies over de risicobeoordeling die is uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG. Zij omvat eveneens een monitoringplan voor de milieueffecten overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG. |
(3) |
Op 21 juli 2009 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) overeenkomstig de artikelen 6 en 18 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een gunstig advies uitgebracht en geconcludeerd dat het onwaarschijnlijk is dat het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais MIR604, als beschreven in de aanvraag („de producten”), schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu zal hebben in de context van de beoogde toepassingen ervan (3). In haar advies heeft de EFSA aandacht besteed aan alle specifieke kwesties en problemen die door de lidstaten aan de orde waren gesteld in de context van de raadpleging van de bevoegde nationale instanties, als bedoeld in artikel 6, lid 4, en artikel 18, lid 4, van die verordening. |
(4) |
De EFSA heeft in haar advies ook geconcludeerd dat het door de aanvrager ingediende monitoringplan voor de milieueffecten, dat bestaat uit een algemeen toezichtsplan, aansluit bij het beoogde gebruik van de producten. |
(5) |
Gezien het bovenstaande moet een vergunning voor de producten worden verleend. |
(6) |
Er moet aan ieder ggo een eenduidig identificatienummer worden toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 65/2004 van de Commissie van 14 januari 2004 tot vaststelling van een systeem voor de ontwikkeling en toekenning van eenduidige identificatienummers voor genetisch gemodificeerde organismen (4). |
(7) |
Op grond van het advies van de EFSA lijken voor levensmiddelen, levensmiddeleningrediënten en diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais MIR604 geen andere specifieke etiketteringsvoorschriften nodig te zijn dan die van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003. Om ervoor te zorgen dat de producten binnen de grenzen van de vergunning worden gebruikt, moet op het etiket van diervoeders en andere producten dan levensmiddelen en diervoeders, die geheel of gedeeltelijk bestaan uit het ggo waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, ook duidelijk worden vermeld dat de producten in kwestie niet voor de teelt mogen worden gebruikt. |
(8) |
Het advies van de EFSA rechtvaardigt evenmin het opleggen van specifieke voorwaarden of beperkingen voor het in de handel brengen en/of specifieke voorwaarden of beperkingen voor het gebruik en de behandeling, met inbegrip van voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen betreffende het gebruik van de levensmiddelen en diervoeders, of specifieke voorwaarden voor de bescherming van bijzondere ecosystemen/het milieu en/of geografische gebieden, als bedoeld onder e) van artikel 6, lid 5, en artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1829/2003. |
(9) |
Alle relevante informatie over de verlening van de vergunning voor de producten moet worden opgenomen in het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1829/2003. |
(10) |
In artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (5) worden etiketteringsvoorschriften vastgesteld voor producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit ggo’s. |
(11) |
Krachtens artikel 9, lid 1, en artikel 15, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1946/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de grensoverschrijdende verplaatsing van genetisch gemodificeerde organismen (6) moeten de partijen bij het aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehechte Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid via het uitwisselingscentrum voor bioveiligheid van deze beschikking in kennis worden gesteld. |
(12) |
De aanvrager is over de in deze beschikking vervatte maatregelen geraadpleegd. |
(13) |
Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht. |
(14) |
Tijdens zijn zitting van 20 november 2009 heeft de Raad geen gekwalificeerde meerderheid kunnen bereiken voor of tegen het voorstel. De Raad heeft aangegeven dat hij zijn besprekingen over dit dossier heeft afgesloten. Bijgevolg moet de Commissie de maatregelen vaststellen, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Genetisch gemodificeerd organisme en eenduidig identificatienummer
Aan de genetisch gemodificeerde mais (Zea mays L.) MIR604, als nader gespecificeerd in punt b) van de bijlage bij deze beschikking, wordt het eenduidige identificatienummer SYN-IR6Ø4-5 toegekend, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 65/2004.
Artikel 2
Vergunning
Voor de volgende producten wordt voor de doeleinden van artikel 4, lid 2, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 een vergunning verleend overeenkomstig de voorwaarden van deze beschikking:
a) |
levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR6Ø4-5; |
b) |
diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR6Ø4-5; |
c) |
andere producten dan levensmiddelen en diervoeders, die geheel of gedeeltelijk bestaan uit mais SYN-IR6Ø4-5 voor dezelfde gebruiksdoeleinden als andere mais, met uitzondering van de teelt. |
Artikel 3
Etikettering
1. Voor de etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme „mais”.
2. De woorden „niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van de in artikel 2, onder b) en c), bedoelde producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit mais SYN-IR6Ø4-5.
Artikel 4
Monitoring van de milieueffecten
1. De vergunninghouder zorgt ervoor dat het in punt h) van de bijlage vermelde monitoringplan voor de milieueffecten wordt vastgesteld en uitgevoerd.
2. De vergunninghouder dient bij de Commissie elk jaar een verslag in over de uitvoering en de resultaten van het monitoringplan.
Artikel 5
Communautair register
De informatie in de bijlage bij deze beschikking wordt opgenomen in het bij artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1829/2003 vastgestelde communautaire register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders.
Artikel 6
Vergunninghouder
De vergunninghouder is Syngenta Seeds SAS, Frankrijk, als vertegenwoordiger van Syngenta Crop Protection AG, Zwitserland.
Artikel 7
Geldigheid
Deze beschikking is van toepassing gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van kennisgeving.
Artikel 8
Adressaat
Deze beschikking is gericht tot Syngenta Seeds SAS, Chemin Hobit 12, BP 27, 31790 Saint-Sauveur, FRANKRIJK.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.
(2) PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.
(3) http://registerofquestions.efsa.europa.eu/roqFrontend/questionLoader?question=EFSA-Q-2005-046
(4) PB L 10 van 16.1.2004, blz. 5.
(5) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24.
(6) PB L 287 van 5.11.2003, blz. 1.
BIJLAGE
a) Aanvrager en vergunninghouder:
Naam |
: |
Syngenta Seeds SAS |
Adres |
: |
Chemin Hobit 12, BP 27, 31790 Saint-Sauveur, FRANKRIJK |
namens Syngenta Crop Protection AG, Schwarzwaldallee 215, 4058 Bazel, ZWITSERLAND.
b) Benaming en specificatie van de producten:
1. |
Levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR6Ø4-5; |
2. |
diervoeders die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met mais SYN-IR6Ø4-5; |
3. |
andere producten dan levensmiddelen en diervoeders, die geheel of gedeeltelijk bestaan uit mais SYN-IR6Ø4-5 voor dezelfde gebruiksdoeleinden als andere mais, met uitzondering van de teelt. |
De genetisch gemodificeerde mais SYN-IR6Ø4-5, als beschreven in de aanvraag, brengt een gemodificeerd Cry3A-eiwit tot expressie, dat bescherming biedt tegen bepaalde schadelijke coleoptera (Diabrotica spp.). Een pmi-gen, dat getransformeerde maiscellen in staat stelt mannose te gebruiken als enige koolstofbron, werd gebruikt als een genetische marker in het genetische modificatieproces.
c) Etikettering:
1. |
Voor de specifieke etiketteringsvoorschriften van artikel 13, lid 1, en artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 en artikel 4, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1830/2003 is de naam van het organisme „mais”. |
2. |
de woorden „niet voor teeltdoeleinden” worden aangebracht op het etiket en in de begeleidende documenten van de in artikel 2, onder b) en c), van deze beschikking bedoelde producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit mais SYN-IR6Ø4-5. |
d) Detectiemethode:
— |
Modificatiespecifieke real-time PCR-methode voor de kwantificering van mais SYN-IR6Ø4-5; |
— |
gevalideerd op zaaizaad door het communautair referentielaboratorium, opgericht bij Verordening (EG) nr. 1829/2003, gepubliceerd op http://gmo-crl.jrc.ec.europa.eu/statusofdoss.htm; |
— |
referentiemateriaal: ERM®-BF423 toegankelijk via het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) van de Commissie, Instituut voor Referentiematerialen en Metingen (IRMM) op http://www.irmm.jrc.be/html/reference_materials_catalogue/index.htm. |
e) Eenduidig identificatienummer:
SYN-IR6Ø4-5
f) Informatie die vereist is krachtens bijlage II bij het Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid dat aan het Verdrag inzake biodiversiteit gehecht is:
Uitwisselingscentrum voor bioveiligheid, Record ID: zie [wordt ingevuld bij de kennisgeving]
g) Voorwaarden of beperkingen met betrekking tot het in de handel brengen, het gebruik en de behandeling van het product:
Niet van toepassing.
h) Monitoringplan:
Monitoringplan voor de milieueffecten overeenkomstig bijlage VII bij Richtlijn 2001/18/EG.
[Link: naar het plan op internet]
i) Voorschriften voor monitoring, na het in de handel brengen, van het gebruik van het levensmiddel voor menselijke consumptie:
Niet van toepassing.
Opmerking: Het kan gebeuren dat de links naar de documenten na verloop van tijd gewijzigd moeten worden. Dergelijke wijzigingen worden bekendgemaakt door het Communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders bij te werken.
1.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 314/106 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 30 november 2009
tot vrijstelling van bepaalde partijen van de uitbreiding tot bepaalde rijwielonderdelen van het antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China dat is ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad, laatstelijk gehandhaafd en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1095/2005, en tot opheffing van de bij Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie vastgestelde schorsing van betaling van het tot bepaalde rijwielonderdelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China uitgebreide antidumpingrecht voor bepaalde partijen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9406)
(2009/867/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (de „basisverordening”),
Gelet op Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van 10 januari 1997 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 voor rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot de invoer van bepaalde onderdelen van rijwielen uit de Volksrepubliek China en tot heffing van het uitgebreide recht op dergelijke uit hoofde van Verordening (EG) nr. 703/96 geregistreerde invoer (2) (de „uitbreidingsverordening”),
Gelet op Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie tot goedkeuring van de vrijstelling van de invoer van bepaalde delen van rijwielen, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad van het bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad ingestelde antidumpingrecht (3) (de „vrijstellingsverordening”), en met name op artikel 7,
Na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Na de inwerkingtreding van de vrijstellingsverordening heeft een aantal rijwielassemblagebedrijven op grond van artikel 3 van die verordening een aanvraag ingediend om vrijstelling van het antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 71/97 was uitgebreid tot de invoer van bepaalde rijwielonderdelen uit de Volksrepubliek China (het „uitgebreide antidumpingrecht”). De Commissie heeft in het Publicatieblad meermaals lijsten van rijwielassemblagebedrijven (4) bekendgemaakt waarvoor de betaling van het uitgebreide antidumpingrecht op voor het vrije verkeer aangegeven hoofdonderdelen van rijwielen was geschorst op grond van artikel 5, lid 1, van de vrijstellingsverordening. |
(2) |
Na de laatste bekendmaking van de lijst van partijen waarvan de aanvraag werd onderzocht (5), werd een onderzoektijdvak gekozen. Dit tijdvak liep van 1 januari 2007 tot en met 31 mei 2009. Aan alle ondernemingen waarvan de aanvraag werd onderzocht, werd een lijst toegezonden met vragen over hun assemblageactiviteiten in het onderzoektijdvak. |
A. VRIJSTELLINGSAANVRAGEN WAARVOOR EERDER SCHORSING WERD VERLEEND
A.1. Ontvankelijke vrijstellingsaanvragen
(3) |
De Commissie heeft van de in tabel 1 hierna vermelde partijen alle informatie ontvangen die nodig is om over de ontvankelijkheid van hun aanvragen te oordelen. Aan die partijen was reeds schorsing verleend met ingang van de datum waarop de Commissie een eerste compleet aanvraagdossier had ontvangen. De na een nieuw verzoek ontvangen informatie werd onderzocht en zo nodig ter plaatse gecontroleerd. De Commissie kwam op basis van deze informatie tot de bevinding dat de aanvragen van de in tabel 1 genoemde partijen op grond van artikel 4, lid 1, van de vrijstellingsverordening ontvankelijk zijn. Tabel 1
|
(4) |
De Commissie heeft kunnen vaststellen dat voor deze aanvragers de waarde van de onderdelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China die bij de assemblage van rijwielen werden gebruikt, minder dan 60 % bedroeg van de totale waarde van de onderdelen die bij de assemblage werden gebruikt en dat artikel 13, lid 2, van de basisverordening daarom niet op hen van toepassing is. |
(5) |
Daarom en overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de vrijstellingsverordening moeten de in de bovenstaande tabel vermelde partijen van het uitgebreide antidumpingrecht worden vrijgesteld. |
(6) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de vrijstellingsverordening moeten de in tabel 1 vermelde partijen met ingang van de datum van ontvangst van hun aanvraag van het uitgebreide antidumpingrecht worden vrijgesteld. Bovendien moet hun douaneschuld uit hoofde van het uitgebreide antidumpingrecht als nietig worden beschouwd vanaf de datum van ontvangst van hun vrijstellingsaanvraag. |
A.2. Afgewezen vrijstellingsaanvraag
(7) |
De in tabel 2 hierna vermelde partij heeft ook een aanvraag ingediend om van het uitgebreide antidumpingrecht te worden vrijgesteld. Tabel 2
|
(8) |
Deze partij heeft geen antwoorden op de vragenlijst ingediend. |
(9) |
Daar de in tabel 2 genoemde partij niet heeft voldaan aan de criteria van artikel 6, lid 2, van de vrijstellingsverordening, moet de Commissie haar aanvraag om vrijstelling afwijzen overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de verordening. Daarom moet de in artikel 5 van de vrijstellingsverordening bedoelde schorsing van betaling van het uitgebreide antidumpingrecht worden opgeheven en moet het uitgebreide antidumpingrecht worden geheven vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag van deze partij. |
B. VRIJSTELLINGSAANVRAGEN WAARVOOR EERDER GEEN SCHORSING WERD VERLEEND
B.1. Ontvankelijke vrijstellingsaanvragen waarvoor schorsing moet worden verleend
(10) |
Van de in tabel 3 hierna vermelde partijen werden eveneens vrijstellingsaanvragen ontvangen op grond van artikel 3 van de vrijstellingsverordening. De schorsing van het uitgebreide recht naar aanleiding van deze aanvragen moet ingaan op de datum die is vermeld in de kolom „datum van inwerkingtreding”. Tabel 3
|
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De in tabel 1 hierna vermelde partijen worden vrijgesteld van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad (6), gehandhaafd bij Verordening (EG) nr. 1524/2000 (7) en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 (8), werd ingesteld op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, tot bepaalde rijwielonderdelen uit de Volksrepubliek China.
De vrijstelling gaat in op de dag die voor elke partij is vermeld in de kolom „datum van inwerkingtreding”.
Tabel 1
Vrijgestelde partijen
Naam |
Adres |
Land |
Vrijstelling op grond van Verordening (EG) nr. 88/97 |
Datum van inwerkingtreding |
Aanvullende Taric-code |
MADIROM PROD SRL |
Bucuresti, Sector 6, Splaiul Independentei no. 319, OB. 152 |
Roemenië |
Artikel 7 |
11.8.2008 |
A896 |
Rose Versand GmbH |
Schersweide 4, 46395 Bocholt |
Duitsland |
Artikel 7 |
16.9.2008 |
A897 |
Winora Staiger GmbH |
Max-Planck-Strasse 6, 97526 Sennfeld |
Duitsland |
Artikel 7 |
27.11.2008 |
A894 |
Artikel 2
De aanvraag om vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht die op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 88/97 werd ingediend door de in tabel 2 hierna vermelde partij wordt afgewezen.
De schorsing van betaling van het uitgebreide antidumpingrecht op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 88/97 wordt voor de betrokken partij opgeheven vanaf de datum die is vermeld in de kolom „datum van inwerkingtreding”.
Tabel 2
Partijen waarvoor de schorsing wordt opgeheven
Naam |
Adres |
Land |
Schorsing op grond van Verordening (EG) nr. 88/97 |
Datum van inwerkingtreding |
Aanvullende Taric-code |
CITIC — MARMES BICYCLE CZ, s.r.o. |
Žichlínské Předměstí, Albrechtická 391, 56301 Lanškroun |
Tsjechië |
Artikel 5 |
23.5.2008 |
A891 |
Artikel 3
Tabel 3 hierna vormt de bijgewerkte lijst van partijen waarvan de aanvraag op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 88/97 wordt onderzocht. De schorsing van het uitgebreide recht naar aanleiding van deze aanvragen is ingegaan op de datum die is vermeld in de kolom „datum van inwerkingtreding” in tabel 3.
Tabel 3
Partijen waarvan de aanvraag wordt onderzocht
Naam |
Adres |
Land |
Schorsing op grond van Verordening (EG) nr. 88/97 |
Datum van inwerkingtreding |
Aanvullende Taric-code |
Eddy Merckx Cycles nv |
Birrebeekstraat 1, 1860 Meise |
België |
Artikel 5 |
30.4.2009 |
A954 |
Sektor SRL |
Via Don Peruzzi 27/B, 36027 Rosa (VI) |
Italië |
Artikel 5 |
27.5.2009 |
A956 |
Artikel 4
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten en tot de in de artikelen 1, 2 en 3 genoemde partijen.
Gedaan te Brussel, 30 november 2009.
Voor de Commissie
Catherine ASHTON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(2) PB L 16 van 18.1.1997, blz. 55.
(3) PB L 17 van 21.1.1997, blz. 17.
(4) PB C 45 van 13.2.1997, blz. 3, PB C 112 van 10.4.1997, blz. 9, PB C 220 van 19.7.1997, blz. 6, PB C 378 van 13.12.1997, blz. 2, PB C 217 van 11.7.1998, blz. 9, PB C 37 van 11.2.1999, blz. 3, PB C 186 van 2.7.1999, blz. 6, PB C 216 van 28.7.2000, blz. 8, PB C 170 van 14.6.2001, blz. 5, PB C 103 van 30.4.2002, blz. 2, PB C 35 van 14.2.2003, blz. 3, PB C 43 van 22.2.2003, blz. 5, PB C 54 van 2.3.2004, blz. 2, PB C 299 van 4.12.2004, blz. 4, PB L 17 van 21.1.2006, blz. 16, PB L 313 van 14.11.2006, blz. 5, PB L 81 van 20.3.2008, blz. 73, PB C 310 van 5.12.2008, blz. 19, PB L 19 van 23.1.2009, blz. 62.
(5) PB L 19 van 23.1.2009, blz. 62.
(6) PB L 228 van 9.9.1993, blz. 1.
(7) PB L 175 van 14.7.2000, blz. 39.
(8) PB L 183 van 14.7.2005, blz. 1.