ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.312.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 312

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
27 november 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1139/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot intrekking van een aantal achterhaalde wetsbesluiten van de Raad

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1140/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening)

4

 

 

Verordening (EG) nr. 1141/2009 van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

6

 

*

Verordening (EG) nr. 1142/2009 van de Commissie van 26 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van Interpretatie 17 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) ( 1 )

8

 

*

Verordening (EG) nr. 1143/2009 van de Commissie van 26 november 2009 houdende niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Picodon de l’Ardèche of Picodon de la Drôme (BOB))

14

 

*

Verordening (EG) nr. 1144/2009 van de Commissie van 26 november 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap ( 1 )

16

 

*

Verordening (EG) nr. 1145/2009 van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van een verbod op de visserij op diepzeehaaien in gebied V, VI, VII, VIII, IX (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

38

 

 

Verordening (EG) nr. 1146/2009 van de Commissie van 26 november 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

40

 

 

Verordening (EG) nr. 1147/2009 van de Commissie van 26 november 2009 houdende vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde openbare inschrijving

42

 

 

Verordening (EG) nr. 1148/2009 van de Commissie van 26 november 2009 betreffende de offertes voor de invoer van maïs die zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 677/2009 bedoelde openbare inschrijving

43

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van groenterassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, en voor het in de handel brengen van zaaizaad van die landrassen en rassen ( 1 )

44

 

*

Richtlijn 2009/146/EG van de Commissie van 26 november 2009 tot rectificatie van Richtlijn 2008/125/EG tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG om aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol op te nemen als werkzame stoffen ( 1 )

55

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/851/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 25 november 2009 tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9105)  ( 1 )

56

 

 

2009/852/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerking van rauwe melk die niet aan de voorschriften voldoet in bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in Roemenië en de structurele voorschriften voor dergelijke inrichtingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9083)  ( 1 )

59

 

 

2009/853/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 november 2009 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om een overeenkomst te sluiten met Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna teneinde geldovermakingen tussen Frankrijk en elk van deze gebieden te behandelen als geldovermakingen binnen Frankrijk, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9254)

71

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/854/GBVB van de Raad van 20 november 2009 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

73

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/1


VERORDENING (EG) Nr. 1139/2009 VAN DE RAAD

van 20 november 2009

tot intrekking van een aantal achterhaalde wetsbesluiten van de Raad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het transparanter maken van de communautaire wetgeving is een essentieel onderdeel van de strategie voor beter wetgeven die de communautaire instellingen ten uitvoer leggen. In deze context is het dienstig besluiten die niet langer een reëel effect hebben, uit de geldende regelgeving te verwijderen.

(2)

Besluit 91/373/EEG van de Raad van 8 juli 1991 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken betreffende een kredietgarantie voor de uitvoer van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Gemeenschap naar de Sovjet-Unie (1) en Verordening (EEG) nr. 599/91 van de Raad van 5 maart 1991 betreffende een kredietgarantie voor de uitvoer van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Gemeenschap, Bulgarije, Tsjechoslowakije, Hongarije, Polen, Roemenië, Joegoslavië, Litouwen, Letland en Estland naar de Sovjet-Unie (2) hadden betrekking op een tijdelijke situatie en hebben bijgevolg niet langer effect.

(3)

Verordening (EG) nr. 3093/95 van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling van de uit de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT voortvloeiende rechten die de Gemeenschap dient toe te passen als gevolg van de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden tot de Europese Unie (3) is geïntegreerd in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (4) en heeft bijgevolg niet langer effect.

(4)

Besluit 96/620/EG van de Raad van 1 oktober 1996 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko tot vaststelling, met ingang van 1 januari 1994, van het aanvullend bedrag dat in mindering moet worden gebracht op de heffing of de douanerechten die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing is respectievelijk zijn op niet-behandelde olijfolie van oorsprong uit Marokko (5) strekte tot uitvoering van een overeenkomst die inmiddels is opgeheven, en Besluit 2002/958/EG van de Raad van 28 november 2002 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko waarbij tijdelijk wordt afgeweken, wat betreft de invoer in de Gemeenschap van tomaten van oorsprong uit Marokko, van Landbouwprotocol nr. 1 bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (6), waren tijdelijk van aard; deze besluiten hebben bijgevolg niet langer effect.

(5)

Verordening (EG) nr. 1804/98 van de Raad van 14 augustus 1998 tot vaststelling van een autonoom recht voor residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, en houdende invoering van een tariefcontingent voor de invoer van residuen van de vervaardiging van maïszetmeel, van de GN-codes 2303 10 19 en 2309 90 20, (maïsglutenvoer), van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (7) is vastgesteld in het kader van een handelsgeschil met de Verenigde Staten van Amerika waarvoor inmiddels een regeling is gevonden; deze verordening heeft bijgevolg niet langer enig praktisch nut.

(6)

Verordening (EG) nr. 2249/1999 van de Raad van 22 oktober 1999 houdende opening van een communautair tariefcontingent voor de invoer van rundvlees zonder been, gedroogd (8) was tijdelijk van aard en heeft bijgevolg niet langer effect.

(7)

De volgende maatregelen betreffende een aantal staten zijn achterhaald doordat deze staten inmiddels tot de Europese Unie zijn toegetreden: i) Besluit 85/211/EEG van de Raad van 26 maart 1985 betreffende de sluiting van de briefwisseling tot verlenging van de regeling met betrekking tot punt 2 van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Socialistische Republiek Roemenië inzake de handel in de sector schapen en geiten (9); ii) Besluit 93/722/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Bulgarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen (10); iii) Besluit 93/724/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen (11); iv) Besluit 93/726/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Roemenië betreffende de wederzijdse bescherming van en de controle op wijnbenamingen (12); v) Verordening (EG) nr. 933/95 van de Raad van 10 april 1995 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde wijnsoorten van oorsprong uit Bulgarije, Hongarije en Roemenië (13); vi) Verordening (EG) nr. 1926/96 van de Raad van 7 oktober 1996 houdende vaststelling, in verband met de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw, van bepaalde concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en van een autonome overgangsregeling tot aanpassing van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de Overeenkomsten met Estland, Letland en Litouwen betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken (14); vii) Verordening (EG) nr. 410/97 van de Raad van 24 februari 1997 houdende bepaalde voorwaarden voor de toepassing van de Interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en de Republiek Slovenië, anderzijds (15); viii) Verordening (EG) nr. 2658/98 van de Raad van 19 januari 1998 betreffende de goedkeuring van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Hongarije inzake bepaalde regelingen voor de invoer van landbouwproducten (16); ix) Besluit 1999/86/EG van de Raad van 18 mei 1998 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europa-overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Estland, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie en met de resultaten van de landbouwonderhandelingen van de Uruguay-ronde, waaronder ook de verbeteringen van de bestaande preferentieregeling (17); x) Verordening (EG) nr. 1037/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de uitvoering van specifieke maatregelen voor de invoer van druivensap en druivenmost van oorsprong uit Cyprus (18); xi) Verordening (EG) nr. 678/2001 van de Raad van 26 februari 2001 betreffende de sluiting van overeenkomsten in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Bulgarije, de Republiek Hongarije en Roemenië betreffende wederzijdse handelsconcessies voor bepaalde wijnen en gedistilleerde dranken (19); xii) Besluit 2002/63/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende de sluiting van het Protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europa-overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Polen, anderzijds, in verband met de toetreding van de Republiek Finland, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie en de resultaten van de landbouwonderhandelingen van de Uruguay-ronde, met inbegrip van de verbeteringen van de huidige preferentiële regeling (20); xiii) Verordening (EG) nr. 1361/2002 van de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van concessies in de vorm van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouwproducten en tot aanpassing, via een autonome overgangsregeling, van bepaalde landbouwconcessies die zijn opgenomen in de Europaovereenkomst met Litouwen (21); xiv) Besluit 2003/18/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (22); xv) Besluit 2003/285/EG van de Raad van 18 maart 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (23); xvi) Besluit 2003/463/EG van de Raad van 18 maart 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (24); xvii) Besluit 2003/286/EG van de Raad van 8 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (25); xviii) Besluit 2003/298/EG van de Raad van 14 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Tsjechische Republiek, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (26); xix) Besluit 2003/299/EG van de Raad van 14 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Slowaakse Republiek, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (27); xx) Besluit 2003/452/EG van de Raad van 26 mei 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, optredend in het kader van de Europese Unie, enerzijds, en de Republiek Slovenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (28); xxi) Besluit 2004/484/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (29).

(8)

Omwille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten deze achterhaalde verordeningen en besluiten worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Verordeningen (EEG) nr. 599/91, (EG) nr. 933/95, (EG) nr. 3093/95, (EG) nr. 1926/96, (EG) nr. 410/97, (EG) nr. 1804/98, (EG) nr. 2658/98, (EG) nr. 1037/1999, (EG) nr. 2249/1999, (EG) nr. 678/2001 en (EG) nr. 1361/2002, alsmede de Besluiten 85/211/EEG, 91/373/EEG, 93/722/EG, 93/724/EG, 93/726/EG, 96/620/EG, 1999/86/EG, 2002/63/EG, 2002/958/EG, 2003/18/EG, 2003/285/EG, 2003/286/EG, 2003/298/EG, 2003/299/EG, 2003/452/EG, 2003/463/EG en 2004/484/EG worden ingetrokken.

2.   Met de intrekking van de in lid 1 genoemde verordeningen en besluiten wordt geen afbreuk gedaan aan de geldigheid van de wetsbesluiten van de Gemeenschap die op basis van die verordeningen en besluiten zijn aangenomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB L 202 van 25.7.1991, blz. 39.

(2)  PB L 67 van 14.3.1991, blz. 21.

(3)  PB L 334 van 30.12.1995, blz. 1.

(4)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(5)  PB L 277 van 30.10.1996, blz. 35.

(6)  PB L 333 van 10.12.2002, blz. 21.

(7)  PB L 233 van 20.8.1998, blz. 1.

(8)  PB L 275 van 26.10.1999, blz. 2.

(9)  PB L 96 van 3.4.1985, blz. 30.

(10)  PB L 337 van 31.12.1993, blz. 11.

(11)  PB L 337 van 31.12.1993, blz. 93.

(12)  PB L 337 van 31.12.1993, blz. 177.

(13)  PB L 96 van 28.4.1995, blz. 1.

(14)  PB L 254 van 8.10.1996, blz. 1.

(15)  PB L 62 van 4.3.1997, blz. 5.

(16)  PB L 336 van 11.12.1998, blz. 1.

(17)  PB L 29 van 3.2.1999, blz. 9.

(18)  PB L 127 van 21.5.1999, blz. 5.

(19)  PB L 94 van 4.4.2001, blz. 1.

(20)  PB L 27 van 30.1.2002, blz. 1.

(21)  PB L 198 van 27.7.2002, blz. 1.

(22)  PB L 8 van 14.1.2003, blz. 18.

(23)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 32.

(24)  PB L 156 van 25.6.2003, blz. 31.

(25)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 60.

(26)  PB L 107 van 30.4.2003, blz. 12.

(27)  PB L 107 van 30.4.2003, blz. 36.

(28)  PB L 152 van 20.6.2003, blz. 22.

(29)  PB L 162 van 30.4.2004, blz. 78.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/4


VERORDENING (EG) Nr. 1140/2009 VAN DE RAAD

van 20 november 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 75, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (2) is bepaald dat, om de herstructurering van de melkproductie tot een goed einde te brengen, de lidstaten aan producenten die zich ertoe verbinden de melkproductie geheel of ten dele definitief te staken, een vergoeding kunnen toekennen en de aldus vrijgekomen individuele quota aan de nationale reserve kunnen toevoegen.

(2)

Teneinde de noodzakelijke herstructurering nog meer te stimuleren, moet de op grond van artikel 78, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 door melkproducenten verschuldigde overschotheffing worden berekend op basis van het nationale quotum, na aftrek van de op grond van artikel 75, lid 1, onder a), opgekochte individuele quota, op voorwaarde dat de aldus vrijgekomen quota aan de nationale reserve worden toegevoegd en daar in het betrokken quotumjaar ook blijven.

(3)

Aangezien de financiële instrumenten voor de verdere herstructurering van de sector extra zuurstof moeten krijgen, moet het de lidstaten worden toegestaan het extra geld dat door toepassing van de nieuwe berekeningsmethode beschikbaar komt, aan te wenden voor diezelfde herstructurering.

(4)

Om de maatregel enkel toe te passen waar hij nodig is, moet deze berekeningsmethode tijdelijk worden toegepast, en wel voor de perioden van twaalf maanden die ingaan op 1 april 2009 en op 1 april 2010, en enkel voor de melkleveringen.

(5)

In artikel 186 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de Commissie maatregelen kan nemen wanneer de markt wordt verstoord, en met name als de prijzen voor een of meer landbouwproducten op de markt van de Gemeenschap aanzienlijk stijgen of dalen. Dat artikel is evenwel niet van toepassing op melk en zuivelproducten.

(6)

Gezien de ernstige problemen en de steeds sterkere prijsschommelingen op de zuivelmarkt, moet de werkingssfeer van artikel 186 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden uitgebreid met melk en zuivelproducten, zodat Commissie voortaan snel en flexibel kan reageren op verstoringen van de markt.

(7)

Verordening (EG) nr. 1234/2007 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

a)

na lid 1 wordt het volgende lid ingevoegd:

„1 bis.   In afwijking van lid 1, eerste alinea, is, voor de perioden van twaalf maanden die ingaan op 1 april 2009 en op 1 april 2010, en enkel voor de melkleveringen, de overschotheffing verschuldigd voor melk die wordt vermarkt boven het overeenkomstig subsectie II vastgestelde nationale quotum, verminderd met de individuele quota voor leveringen die overeenkomstig artikel 75, lid 1, onder a), vanaf 30 november 2009 aan de nationale reserve worden toegevoegd en daar ook blijven tot en met 31 maart van de betrokken periode van twaalf maanden.”;

b)

na lid 2 wordt het volgende lid ingevoegd:

„2 bis.   Het verschil tussen het bedrag van de overschotheffing dat voortvloeit uit de toepassing van lid 1 bis en het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van lid 1, eerste alinea, wordt door de lidstaat gebruikt voor de financiering van herstructureringsmaatregelen in de zuivelsector.”.

2)

Aan artikel 79 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor de perioden van twaalf maanden die ingaan op 1 april 2009 en op 1 april 2010, en enkel voor de melkleveringen, wordt de overschotheffing overeenkomstig de artikelen 80 en 83 volledig omgeslagen over de producenten die hebben bijgedragen aan de overschrijding van het nationale quotum, vastgesteld overeenkomstig artikel 78, lid 1 bis.”.

3)

Artikel 186, onder a), wordt vervangen door:

„a)

met betrekking tot de producten van de sectoren suiker, hop, rundvlees, melk en zuivelproducten, en schapen- en geitenvlees, als de prijzen voor een of meer van die producten op de markt van de Gemeenschap aanzienlijk stijgen of dalen;”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  Advies uitgebracht op 22 oktober 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/6


VERORDENING (EG) Nr. 1141/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

37,9

MK

54,6

TR

61,2

ZZ

51,2

0707 00 05

MA

52,9

TR

76,1

ZZ

64,5

0709 90 70

MA

40,4

TR

124,9

ZZ

82,7

0805 20 10

MA

67,6

ZZ

67,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

48,0

HR

67,0

MA

63,0

TR

74,1

ZZ

63,0

0805 50 10

AR

64,7

TR

68,8

ZZ

66,8

0808 10 80

AU

142,2

CA

105,6

CN

108,9

MK

20,3

US

97,5

XS

24,5

ZA

115,0

ZZ

87,7

0808 20 50

CN

68,5

TR

91,0

US

163,7

ZZ

107,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/8


VERORDENING (EG) Nr. 1142/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van Interpretatie 17 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 27 november 2008 heeft het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) IFRIC-interpretatie 17 Uitkeringen van activa in natura aan eigenaars (hierna „IFRIC 17” genoemd) gepubliceerd. IFRIC 17 is een interpretatie die meer duidelijkheid over en leidraden voor de administratieve verwerking van uitkeringen van activa in natura aan eigenaars van een entiteit verschaft.

(3)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat IFRIC 17 beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is.

(4)

De goedkeuring van IFRIC 17 brengt met zich mee dat International Financial Reporting Standard (IFRS) 5 en International Accounting Standard (IAS) 10 moeten worden gewijzigd teneinde de samenhang tussen de internationale standaarden voor jaarrekeningen te waarborgen.

(5)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

de in de bijlage bij deze verordening opgenomen interpretatie 17 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) Uitkeringen van activa in natura aan eigenaars wordt ingevoegd;

2)

International Financial Reporting Standard (IFRS) 5 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

3)

International Accounting Standard (IAS) 10 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen IFRIC 17 en wijzigingen in IFRS 5 en IAS 10 toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 31 oktober 2009 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.


BIJLAGE

INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN

IFRIC 17

IFRIC-interpretatie 17 Uitkeringen van activa in natura aan eigenaars

Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org

IFRIC-INTERPRETATIE 17

Uitkeringen van activa in natura aan eigenaars

REFERENTIES

IFRS 3 Bedrijfscombinaties (herziene versie van 2008)

IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten

IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing

IAS 1 Presentatie van de jaarrekening (herziene versie van 2007)

IAS 10 Gebeurtenissen na de verslagperiode

IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening (herziene versie van mei 2008)

ACHTERGROND

1

Soms keert een entiteit andere activa dan geldmiddelen (activa in natura) uit als dividenden aan haar eigenaars (1) in hun hoedanigheid van eigenaars. Hierbij kan een entiteit haar eigenaars eventueel ook de keuze bieden tussen ontvangst van activa in natura of een alternatief in contanten. Het IFRIC heeft vragen ontvangen om leidraden te verschaffen over hoe een entiteit dergelijke uitkeringen moet verwerken.

2

De International Financial Reporting Standards (IFRSs) verschaffen geen leidraden voor de wijze waarop een entiteit uitkeringen aan haar eigenaars (gewoonlijk dividenden genoemd) moet waarderen. Op basis van IAS 1 moet een entiteit informatie presenteren over dividenden die zijn opgenomen als uitkeringen aan eigenaars, ofwel in het mutatieoverzicht van het eigen vermogen ofwel in de toelichting bij de jaarrekening.

TOEPASSINGSGEBIED

3

Deze interpretatie is van toepassing op de volgende soorten niet-wederkerige uitkeringen van activa door een entiteit aan haar eigenaars in hun hoedanigheid van eigenaars:

(a)

uitkeringen van activa in natura (bijv. materiële vaste activa, bedrijven zoals gedefinieerd in IFRS 3, eigendomsbelangen in een andere entiteit of groepen activa die worden afgestoten zoals gedefinieerd in IFRS 5); en

(b)

uitkeringen die eigenaars de keuze laten tussen ontvangst van activa in natura of een alternatief in contanten.

4

Deze interpretatie is slechts van toepassing op uitkeringen waarbij alle eigenaars van dezelfde klasse van eigen-vermogensinstrumenten gelijk worden behandeld.

5

Deze interpretatie is niet van toepassing op een uitkering van een actief in natura waarover dezelfde partij of partijen zowel vóór als na de uitkering de uiteindelijke zeggenschap heeft/hebben. Deze uitsluiting is van toepassing op de enkelvoudige, individuele en geconsolideerde jaarrekening van een entiteit die de uitkering doet.

6

In overeenstemming met alinea 5 is deze interpretatie niet van toepassing als dezelfde partijen zowel vóór als na de uitkering de uiteindelijke zeggenschap over het actief in natura hebben. In alinea B2 van IFRS 3 is het volgende bepaald: „Een groep personen moet worden geacht zeggenschap uit te oefenen over een entiteit indien die personen als gevolg van contractuele afspraken gezamenlijk de macht hebben om het financiële en operationele beleid van die entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten”. Wil een uitkering buiten het toepassingsgebied van deze interpretatie vallen op basis van het feit dat dezelfde partijen zowel vóór als na de uitkering de zeggenschap hebben over het actief, dan moet een groep individuele aandeelhouders die de uitkering ontvangen, als gevolg van contractuele afspraken, dergelijke uiteindelijke gezamenlijke macht hebben over de entiteit die de uitkering doet.

7

In overeenstemming met alinea 5 is deze interpretatie niet van toepassing als een entiteit een aantal van haar eigendomsbelangen in een dochteronderneming uitkeert maar de zeggenschap over de dochteronderneming behoudt. Een entiteit die een uitkering doet die ertoe leidt dat de entiteit een minderheidsbelang in haar dochteronderneming opneemt, moet de uitkering verwerken overeenkomstig IAS 27 (herziene versie van 2008).

8

Deze interpretatie behandelt alleen de administratieve verwerking door een entiteit die activa in natura uitkeert. Ze behandelt niet de administratieve verwerking door aandeelhouders die een dergelijke uitkering ontvangen.

PROBLEEMSTELLING

9

Als een entiteit een uitkering aankondigt en een verplichting heeft de desbetreffende activa aan haar eigenaars uit te keren, moet ze een verplichting opnemen voor dit uit te keren dividend. In deze interpretatie worden de volgende vragen behandeld:

(a)

Wanneer moet de entiteit de dividendverplichting opnemen?

(b)

Hoe moet een entiteit de dividendverplichting waarderen?

(c)

Wanneer een entiteit de dividendverplichting afwikkelt, hoe moet ze dan een eventueel verschil tussen de boekwaarde van de uitgekeerde activa en de boekwaarde van de dividendverplichting administratief verwerken?

CONSENSUS

Wanneer een dividendverplichting opnemen

10

De verplichting om een dividend uit te keren moet worden opgenomen wanneer het dividend op de juiste wijze is goedgekeurd en de entiteit er niet langer over beschikt, zijnde de datum:

(a)

waarop de dividendaankondiging, gedaan door bijvoorbeeld het management of de raad van bestuur, wordt goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, bijvoorbeeld de aandeelhouders, indien dergelijke goedkeuring in het betrokken rechtsgebied vereist is, of

(b)

waarop de dividendaankondiging wordt gedaan, bijvoorbeeld door het management of de raad van bestuur, indien in het betrokken rechtsgebied geen verdere goedkeuring vereist is.

Waardering van een dividendverplichting

11

Een entiteit moet een verplichting om activa in natura als dividend aan haar eigenaars uit te keren, waarderen tegen de reële waarde van de uit te keren activa.

12

Als een entiteit haar eigenaars de keuze laat tussen ontvangst van een actief in natura of een alternatief in contanten, moet ze bij het schatten van de dividendverplichting rekening houden met zowel de reële waarde van elk alternatief als de waarschijnlijkheid dat het door eigenaars wordt gekozen.

13

Aan het eind van elke verslagperiode en op de datum van afwikkeling moet de entiteit de boekwaarde van de dividendverplichting beoordelen en aanpassen, waarbij eventuele veranderingen in de boekwaarde van de dividendverplichting in het eigen vermogen moeten worden opgenomen als aanpassingen aan het uit te keren bedrag.

Administratieve verwerking van een eventueel verschil tussen de boekwaarde van de uitgekeerde activa en de boekwaarde van de dividendverplichting wanneer een entiteit de dividendverplichting afwikkelt

14

Wanneer een entiteit de dividendverplichting afwikkelt, moet ze het verschil, in voorkomend geval, tussen de boekwaarde van de uitgekeerde activa en de boekwaarde van de dividendverplichting in de winst of het verlies opnemen.

Presentatie en informatieverschaffing

15

Een entiteit moet het in alinea 14 beschreven verschil presenteren als een afzonderlijke post in de winst-en-verliesrekening.

16

Een entiteit moet de volgende informatie verschaffen, indien van toepassing:

(a)

de boekwaarde van de dividendverplichting aan het begin en einde van de periode; en

(b)

de toename of afname van de boekwaarde opgenomen in de periode overeenkomstig alinea 13 als gevolg van een verandering van de reële waarde van de uit te keren activa.

17

Als een entiteit na het einde van een verslagperiode maar vóór de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie aankondigt een actief in natura als dividend te willen uitkeren, moet ze het volgende vermelden:

(a)

de aard van het uit te keren actief;

(b)

de boekwaarde van het uit te keren actief aan het eind van de verslagperiode; en

(c)

de geschatte reële waarde van het uit te keren actief aan het eind van de verslagperiode, indien deze verschilt van zijn boekwaarde, en de informatie die op grond van IFRS 7, alinea's 27(a) en (b), moet worden verschaft over de methode die werd gebruikt om die reële waarde te bepalen.

INGANGSDATUM

18

Entiteiten moeten deze interpretatie prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Retroactieve toepassing is niet toegestaan. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze interpretatie toepast op een periode die vóór 1 juli 2009 aanvangt, moet ze dat feit vermelden en moet ze eveneens IFRS 3 (herziene versie van 2008), IAS 27 (herziene versie van mei 2008) en IFRS 5 (gewijzigd door deze interpretatie) toepassen.


(1)  In Alinea 7 van IAS 1 worden eigenaars gedefinieerd als houders van als eigen vermogen geclassificeerde instrumenten.

Bijlage

Wijzigingen in IFRS 5

Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten

Alinea 5A wordt toegevoegd.

TOEPASSINGSGEBIED

5A

De in deze IFRS vermelde classificatie-, presentatie- en waarderingsvereisten die van toepassing zijn op een vast actief (of groep activa die wordt afgestoten) dat is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop, zijn ook van toepassing op een vast actief (of groep activa die wordt afgestoten) dat is geclassificeerd als aangehouden voor uitkering aan eigenaars in hun hoedanigheid van eigenaars (aangehouden voor uitkering aan eigenaars).

Na alinea 5A worden het kopje en alinea 8 gewijzigd, en wordt alinea 12A toegevoegd.

CLASSIFICATIE VAN VASTE ACTIVA (OF GROEPEN ACTIVA DIE WORDEN AFGESTOTEN) ALS AANGEHOUDEN VOOR VERKOOP OF ALS AANGEHOUDEN VOOR UITKERING AAN EIGENAARS

8

Er kan pas sprake zijn van een zeer waarschijnlijke verkoop als het bevoegde managementniveau zich heeft verbonden tot een plan voor de verkoop van het actief (of groep activa die wordt afgestoten) en als een operationeel plan om een koper te vinden en het plan te voltooien, opgestart is. Bovendien moet het actief (of de groep activa die wordt afgestoten) op actieve wijze voor verkoop op de markt gebracht worden tegen een prijs die redelijk is ten opzichte van zijn actuele reële waarde. Bovendien moet de verkoop naar verwachting in aanmerking komen voor opname als een voltooide verkoop binnen één jaar na de datum van de classificatie, behoudens zoals toegestaan door alinea 9, en moet uit handelingen die nodig zijn om het plan te voltooien blijken dat het onwaarschijnlijk is dat aan het plan belangrijke wijzigingen zullen worden aangebracht of dat het plan zal worden ingetrokken. Bij de beoordeling van het feit of de verkoop zeer waarschijnlijk is, moet de waarschijnlijkheid dat de aandeelhouders hun goedkeuring geven (indien die goedkeuring in het betrokken rechtsgebied vereist is) in aanmerking worden genomen.

12A

Een vast actief (of groep activa die wordt afgestoten) moet worden geclassificeerd als aangehouden voor uitkering aan eigenaars wanneer de entiteit zich ertoe verbonden heeft om het actief (of de groep activa die wordt afgestoten) aan de eigenaars uit te keren. Wil hiervan sprake zijn, dan moeten de activa beschikbaar zijn voor onmiddellijke uitkering in hun huidige staat en moet de uitkering zeer waarschijnlijk zijn. De uitkering is zeer waarschijnlijk indien handelingen zijn gestart om de uitkering te voltooien en die handelingen naar verwachting binnen één jaar vanaf de datum van classificatie voltooid zullen zijn. Uit handelingen die nodig zijn om de uitkering te voltooien moet blijken dat het onwaarschijnlijk is dat aan de uitkering belangrijke wijzigingen zullen worden aangebracht of dat de uitkering zal worden ingetrokken. Bij de beoordeling van het feit of de uitkering zeer waarschijnlijk is, moet de waarschijnlijkheid dat de aandeelhouders hun goedkeuring geven (indien die goedkeuring in het betrokken rechtsgebied vereist is) in aanmerking worden genomen.

Alinea 15A en een voetnoot worden toegevoegd.

WAARDERING VAN VASTE ACTIVA (OF GROEPEN ACTIVA DIE WORDEN AFGESTOTEN) DIE ZIJN GECLASSIFICEERD ALS AANGEHOUDEN VOOR VERKOOP

15A

Een entiteit moet een vast actief (of groep activa die wordt afgestoten) dat is geclassificeerd als aangehouden voor uitkering aan eigenaars waarderen tegen de laagste waarde van zijn boekwaarde en zijn reële waarde minus de verkoopkosten (1).

Alinea 44D wordt toegevoegd.

INGANGSDATUM

44D

Alinea's 5A, 12A en 15A werden toegevoegd en alinea 8 werd gewijzigd door IFRIC 17 Uitkeringen van activa in natura aan eigenaars in november 2008. Deze wijzigingen moeten prospectief worden toegepast op vaste activa (of groepen activa die worden afgestoten) die zijn geclassificeerd als aangehouden voor uitkering aan eigenaars in jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Retroactieve toepassing is niet toegestaan. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen toepast op een periode die vóór 1 juli 2009 aanvangt, moet ze dat feit vermelden en moet ze eveneens IFRS 3 Bedrijfscombinaties (herziene versie van 2008), IAS 27 (herziene versie van mei 2008) en IFRIC 17 toepassen.

Wijzigingen in IAS 10

Gebeurtenissen na de verslagperiode

Alinea 13 wordt gewijzigd.

DIVIDENDEN

13

Als dividenduitkeringen worden aangekondigd na de verslagperiode maar vóór de datum waarop de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie, worden de dividenden niet opgenomen als een verplichting aan het eind van de verslagperiode omdat er op dat moment geen verplichting bestaat. Deze dividenden worden vermeld in de toelichting in overeenstemming met IAS 1 Presentatie van de jaarrekening.


(1)  Uitkeringskosten zijn de marginale kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de uitkering, met uitzondering van financieringskosten en lasten uit hoofde van winstbelastingen.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/14


VERORDENING (EG) Nr. 1143/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

houdende niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Picodon de l’Ardèche of Picodon de la Drôme (BOB))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Frankrijk onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Picodon de l’Ardèche of Picodon de la Drôme”, die op grond van Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie is geregistreerd (2).

(2)

De wijzigingsaanvraag betreft onder andere de wijziging van de productnaam „Picodon de l’Ardèche of Picodon de la Drôme” in „Picodon”. Het gaat om een traditionele benaming die overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 als een oorsprongsbenaming wordt beschouwd en voldoet aan dezelfde voorwaarden als voor een beschermde oorsprongsbenaming. De benaming Picodon is de verkorte, gebruikelijke vorm die traditioneel in de handel en de omgangstaal wordt gebruikt om het volgens het productdossier vervaardigde product aan te duiden.

(3)

Voorts hebben de wijzigingen betrekking op preciseringen die zijn aangebracht in de beschrijving en in de door de producenten gevolgde werkwijze voor het verkrijgen van het product. De formele inschrijving in het productdossier heeft tot doel de benaming te beschermen tegen potentiële ontsporingen en het product beter te karakteriseren door meer nadruk te leggen op het verband met de oorsprong. Tot slot is ook de naam bijgewerkt van het nationale besluit waarbij de benaming is beschermd.

(4)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB C 74 van 28.3.2009, blz. 74.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.3.   Kaas

FRANKRIJK

Picodon (BOB)


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/16


VERORDENING (EG) Nr. 1144/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name op artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 is de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 (2) bedoelde communautaire lijst opgesteld van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2111/2005 heeft een aantal lidstaten de Commissie informatie verstrekt die relevant is voor de bijwerking van de communautaire lijst. Ook derde landen hebben relevante informatie meegedeeld. De communautaire lijst moet op basis daarvan worden bijgewerkt.

(3)

De Commissie heeft alle betrokken luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks of, wanneer dit praktisch niet mogelijk was, via de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op die maatschappijen, in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen die aan de basis liggen van haar beslissing om aan deze luchtvaartmaatschappijen een exploitatieverbod op te leggen in de Gemeenschap of om de voorwaarden te wijzigen van een exploitatieverbod voor een luchtvaartmaatschappij op de communautaire lijst.

(4)

De Commissie heeft de betrokken luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid gegeven om de door de lidstaten overgemaakte documenten te raadplegen, om schriftelijke opmerkingen in te dienen en om binnen tien werkdagen een mondelinge uiteenzetting te geven aan de Commissie en aan het bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (3) ingestelde Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(5)

De autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van het regelgevend toezicht op de betrokken luchtvaartmaatschappijen zijn door de Commissie en, in specifieke gevallen, door een aantal lidstaten geraadpleegd.

(6)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart heeft uiteenzettingen bijgewoond van het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en de Commissie over de projecten voor technische bijstand in landen waarop Verordening (EG) nr. 2111/2005 betrekking heeft. Het comité is in kennis gesteld van de verzoeken om verdere technische bijstand en samenwerking, teneinde de administratieve en technische capaciteit van burgerluchtvaartautoriteiten te verbeteren zodat alle gevallen van niet-naleving van toepasselijke internationale normen kunnen worden opgelost.

(7)

Het comité is ook in kennis gesteld van handhavingsacties van het EASA en lidstaten om de blijvende luchtwaardigheid en het onderhoud te garanderen van luchtvaartuigen die in de Europese Gemeenschap zijn geregistreerd en worden geëxploiteerd door luchtvaartmaatschappijen die door de burgerluchtvaartautoriteiten van derde landen zijn gecertificeerd.

(8)

Verordening (EG) nr. 474/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Sommige lidstaten hebben bepaalde handhavingsmaatregelen genomen op basis van de resultaten van SAFA-platforminspecties van luchtvaartuigen van bepaalde communautaire luchtvaartmaatschappijen en op basis van door hun nationale luchtvaartautoriteiten uitgevoerde inspecties en audits van specifieke punten. Zij hebben de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in kennis gesteld van deze maatregelen: de bevoegde autoriteiten van Litouwen hebben het Air Operator Certificate (AOC) van de luchtvaartmaatschappij FLYLAL Lithuanian Airlines ingetrokken en de bevoegde autoriteiten van Spanje hebben op 30 oktober 2009 de procedure opgestart om het AOC van de luchtvaartmaatschappij Euro Continental op te schorten.

(10)

Controles hebben ernstige veiligheidstekortkomingen bij het in Albanië gecertificeerde Albanian Airlines MAK aan het licht gebracht. Deze tekortkomingen zijn door Frankrijk, Duitsland, Italië en andere ECAC-lidstaten vastgesteld tijdens platforminspecties in het kader van het SAFA-programma (4). De tekortkomingen hebben vooral betrekking op luchtvaartuigen van het type MD82.

(11)

Albanian Airlines MAK heeft adequaat en tijdig gereageerd op het verzoek van de burgerluchtvaartautoriteiten van Frankrijk, Duitsland en Italië om corrigerende maatregelen te nemen teneinde deze veiligheidstekortkomingen te verhelpen.

(12)

De bevoegde autoriteiten van Albanië (DGCA) hebben echter bevestigd dat de tijdens de SAFA-inspecties vastgestelde tekortkomingen eigenlijk wijzen op systematische tekortkomingen in de activiteiten en het kwaliteitssysteem van Albanian Airlines MAK. De DGCA hebben grondig onderzocht of de luchtvaartmaatschappij in kwestie de toepasselijke veiligheidsnormen naleeft, en hebben vervolgens exploitatiebeperkingen opgelegd en de maatschappij verplicht structurele wijzigingen door te voeren. De DGCA hebben het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart meegedeeld dat de vloot van Albanian Airlines Mak is teruggebracht van 3 tot 2 luchtvaartuigen omdat het luchtvaartuig van het type MD-82 met registratiekenteken ZA-ASA uit het AOC van deze maatschappij en uit het register is geschrapt op 1 oktober 2009. Bovendien hebben de DGCA op 23 oktober de activiteiten van deze luchtvaartmaatschappij beperkt tot het niveau en de bestemmingen die op die dag van toepassing waren en hebben zij de maatschappij verzocht onmiddellijk haar management te wijzigen en haar systemen voor kwaliteits- en veiligheidsbeheer te versterken.

(13)

De DGCA hebben op 11 november een uiteenzetting gegeven aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, dat bevestigde dat deze corrigerende maatregelen ten uitvoer zijn gelegd en worden geacht de vastgestelde veiligheidproblemen effectief te verhelpen.

(14)

De bevoegde autoriteiten van Albanië hebben aangetoond dat zij maatregelen hebben genomen om het veiligheidstoezicht op Albanian Airlines MAK te garanderen.

(15)

De bevoegde autoriteiten van Albanië worden verzocht de tenuitvoerlegging van het in overweging (32) van Verordening (EG) nr. 787/2007 (5) vermelde actieplan te versnellen, en worden herinnerd aan de verbintenis die zij in overweging (33) van die verordening zijn aangegaan om geen AOC’s meer af te geven zolang het herstructureringsprogramma niet volledig ten uitvoer is gelegd. Gezien het voorgaande wordt Albanië verzocht de capaciteitsopbouw van de DGCA te versnellen om te garanderen dat permanent en op duurzame wijze toezicht wordt uitgeoefend op in Albanië gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsnormen.

(16)

Het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart zal begin 2010 een normaliseringsinspectie van Albanië uitvoeren om na te gaan of de toepasselijke veiligheidseisen worden toegepast door de bevoegde autoriteiten en de ondernemingen die onder hun toezicht staan.

(17)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 619/2009 (6) en ingevolge de presentatie van het actieplan met corrigerende maatregelen in juni 2009 hebben de bevoegde autoriteiten van Egypte vier maandelijkse verslagen voor juli, augustus, september en oktober 2009 ingediend om aan te tonen hoever de tenuitvoerlegging van dit plan is gevorderd, zoals geverifieerd door deze autoriteiten. In aanvulling op deze verslagen, waarin vooral aandacht wordt besteed aan platforminspecties van luchtvaartuigen van Egypt Air, werden de bevoegde autoriteiten van Egypte verzocht om de verslagen van de door hen uitgevoerde audits van het onderhoud, de blijvende luchtwaardigheid en de vluchtactiviteiten van deze luchtvaartmaatschappij in te dienen. De bevoegde autoriteiten van Egypte hebben op 10 november het verslag ingediend van de basisinspectie van Egypt Air uit oktober 2009, op basis waarvan het AOC van de luchtvaartmaatschappij is vernieuwd. De auditverslagen met betrekking tot blijvende luchtwaardigheid en vlucht- en grondactiviteiten zijn niet ingediend. Uit de ingediende documenten blijkt dat de luchtvaartmaatschappij aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt, maar dat verdere verbeteringen worden verwacht op het gebied van onderhoud, engineering en exploitatie.

(18)

De bevoegde autoriteiten van Egypte hebben ook informatie verschaft over de sluiting van bevindingen die tijdens platforminspecties van luchtvaartuigen van Egypt Air in 2008 en 2009 zijn gedaan. Zij hebben dit gedaan door de relevante correspondentie te versturen naar bepaalde lidstaten waar tussen 1 januari 2008 en 30 september 2009 platforminspecties van luchtvaartuigen van Egypt Air zijn uitgevoerd. De procedure voor het sluiten van deze bevindingen is aan de gang en wordt regelmatig geverifieerd.

(19)

Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart erkent dat de luchtvaartmaatschappij inspanningen heeft geleverd om de acties te voltooien die nodig zijn om de veiligheidsproblemen te verhelpen en dat zowel de maatschappij als de bevoegde autoriteiten van Egypte zich zeer bereidwillig hebben opgesteld. Gezien het toepassingsgebied en de omvang van het actieplan met corrigerende maatregelen en de behoefte aan duurzame oplossingen voor de eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen, worden de bevoegde autoriteiten van Egypte echter verzocht om maandelijks verslagen te blijven indienen over de controle op de tenuitvoerlegging van het actieplan en de sluiting van de tijdens de SAFA-inspecties vastgestelde bevindingen, samen met eventuele andere verslagen van door hen uitgevoerde audits van Egypt Air.

(20)

Als het actieplan met corrigerende maatregelen volledig is uitgevoerd, moeten de bevoegde autoriteiten van Egypte een eindaudit uitvoeren en de resultaten daarvan, samen met eventuele aanbevelingen, meedelen aan de Commissie. De Commissie behoudt zich het recht voor om de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen door de luchtvaartmaatschappij te controleren door middel van een bezoek van het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, bijgestaan door lidstaten. Ondertussen blijven de lidstaten erop toezien dat het aantal inspecties van Egypt Air wordt opgedreven zodat de situatie van deze maatschappij opnieuw kan worden beoordeeld tijdens de volgende bijeenkomst van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart.

(21)

Overeenkomstig Verordeningen (EG) nr. 715/2008 en 1131/2008 (7) zijn de lidstaten aan de hand van regelmatige platformcontroles van luchtvaartuigen van Yemenia die op communautaire luchthavens zijn geland, blijven controleren of deze maatschappij aan de relevante veiligheidsnormen voldoet. In 2009 hebben Frankrijk, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij dergelijke inspecties hebben uitgevoerd. De Commissie heeft documenten ontvangen waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij passend en tijdig heeft gereageerd om de bevindingen die tijdens deze inspecties aan het licht zijn gekomen, te verhelpen.

(22)

Ingevolge de vaststelling van Verordening (EG) nr. 619/2009 heeft de Commissie van de bevoegde autoriteiten van de Republiek Jemen en van de luchtvaartmaatschappij Yemenia Yemen Airways aanvullende informatie ontvangen over de tenuitvoerlegging van het actieplan met corrigerende maatregelen op het gebied van onderhoud en exploitatie.

(23)

De bevoegde autoriteiten van de Republiek Jemen hebben de Commissie meegedeeld dat zij de onderhoudsfaciliteiten van Yemenia hebben gecontroleerd ingevolge de opschorting van de onderhoudsgoedkeuring EASA.145.0177, teneinde na te gaan of Yemenia aan de Jemenitische norm YCAR-145 voldoet. De bevoegde autoriteiten van de Republiek Jemen hebben op 15 september 2009 een herzien actieplan met corrigerende maatregelen van Yemenia overgemaakt, gebaseerd op een door de Civil Aviation and Meteorology Authority (CAMA) overeenkomstig de nationale voorschriften (YCAR-145) uitgevoerde audit van de onderhoudsorganisatie van Yemenia; op 20 september 2009 heeft de CAMA een follow-upaudit uitgevoerd, waarvan eveneens verslag is uitgebracht. Uit beide documenten blijkt dat alle bevindingen zijn gesloten. Bovendien heeft CAMA tijdens de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart van 10 november 2009 afzonderlijke documenten ter staving van de sluiting van de bevindingen ingediend.

(24)

Voorts is het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart ervan in kennis gesteld dat de tenuitvoerlegging van corrigerende maatregelen door Yemenia, teneinde opnieuw een Europese onderhoudsgoedkeuring te krijgen, in deze fase positief is beoordeeld door het EASA en de bevoegde autoriteiten van Frankrijk.

(25)

De inspanningen die door Yemenia zijn geleverd om de tijdens diverse audits vastgestelde veiligheidstekortkomingen te verhelpen, worden erkend. Voorts wordt nota genomen van het feit dat Yemenia het actieplan met corrigerende maatregelen op onderhoudsgebied, waarover verslag is uitgebracht in de beoordelingen die de CAMA op dit gebied heeft uitgevoerd, volledig is uitgevoerd. Het EASA en de lidstaten zullen zo snel mogelijk een bezoek ter plaatse organiseren om de veiligheidssituatie van Yemenia te controleren, na te gaan of de internationale veiligheidsnormen worden nageleefd en te beoordelen of de CAMA in staat is het toezicht op de veiligheid van de burgerluchtvaart in Jemen te garanderen.

(26)

De lidstaten zullen systematisch nagaan of Yemenia effectief voldoet aan de relevante veiligheidsnormen door, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 351/2008, bij de platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van deze maatschappij. Het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart zal deze zaak tijdens zijn volgende zitting opnieuw beoordelen.

(27)

De Democratische Republiek Congo heeft de Commissie meegedeeld dat de exploitatievergunningen van de volgende luchtvaartmaatschappijen zijn ingetrokken: Virunga Air Charter, Air Navette, Air Beni, Air Boyoma, Butembo Airlines, Sun Air services, Rwakabika Bushi Express, Aigle Aviation, Kivu Air, Comair, Free Airlines, Great Lake Business Company, Air Infini, Bel Glob Airlines, Safari Logistics, Tembo Air Services, Katanga Airways, Cargo Bull, Africa One, Malila Airlift, Transport Aérien Congolais (TRACO), El Sam Airlift, Thom's Airways, Piva Airlines, Espace Aviation Service. Deze luchtvaartmaatschappijen hebben hun activiteiten op 30 juli 2009 stopgezet.

(28)

Bovendien hebben de bevoegde autoriteiten van de Democratische Republiek Congo meegedeeld dat zij de exploitatievergunningen hebben ingetrokken van luchtvaartmaatschappijen waarvan de Commissie nog niet op de hoogte was gebracht dat ze over een exploitatievergunning beschikten: Air Fox, Trans Kasai Air, Wetrafa, Adala Airways, Executive Aviation, Flight Express, Katana Airways, Showa Air Cargo, Gloria Airways, Soft Trans Air, Lomami Aviation, Pegassus Aviation, African Trading and Transport, Brooks Trading. Deze luchtvaartmaatschappijen hebben hun activiteiten op 30 juli 2009 stopgezet.

(29)

Gezien het voorgaande wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat de bovengenoemde, in de Democratische Republiek Congo geregistreerde luchtvaartmaatschappijen uit bijlage A moeten worden geschrapt.

(30)

Uit verificaties is gebleken dat de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in Djibouti geregistreerde luchtvaartmaatschappijen niet in staat zijn de veiligheidstekortkomingen te verhelpen; dit is aan het licht gekomen tijdens de audit van Djibouti die in maart 2008 door de ICAO is uitgevoerd in het kader van haar Universal Safety Oversight Audit Programme (USOAP). Deze audit heeft een groot aantal belangrijke tekortkomingen aan het licht gebracht, waaruit blijkt dat de burgerluchtvaartautoriteiten van Djibouti onvoldoende in staat zijn om hun taken inzake toezicht op de veiligheid van de luchtvaart uit te voeren. Op het ogenblik dat de ICAO-audit werd uitgevoerd, werd meer dan 96 % van de ICAO-normen niet nageleefd.

(31)

Er zijn aanwijzingen dat de bevoegde autoriteiten van Djibouti onvoldoende in staat zijn om door de ICAO vastgestelde gevallen van niet-naleving efficiënt te verhelpen; in haar eindverslag van februari 2009 is de ICAO namelijk van oordeel dat een aanzienlijk gedeelte van de door deze autoriteiten voorgestelde of uitgevoerde corrigerende maatregelen eigenlijk geen betrekking hebben op de vastgestelde tekortkomingen. Met name op het gebied van de exploitatie van luchtvaartuigen werd meer dan tweederde van de door Djibouti voorgestelde maatregelen niet volledig aanvaardbaar geacht door de ICAO.

(32)

Bovendien heeft de ICAO alle landen die partij zijn bij het Verdrag van Chicago gewaarschuwd dat Djibouti geen betrouwbaar systeem heeft opgezet voor toezicht op de luchtvaartmaatschappijen waaraan de bevoegde autoriteiten van dat land een Air Operator Certificate (AOC) hebben afgegeven, noch een aanvaardbaar actieplan om deze problemen te verhelpen.

(33)

Gezien het voorgaande heeft de Commissie overleg gepleegd met de bevoegde autoriteiten van Djibouti, haar ernstige bezorgdheid uitgesproken over de veiligheid van de activiteiten van de in dat land geregistreerde luchtvaartmaatschappijen en om nadere informatie verzocht over de maatregelen die de bevoegde autoriteiten van Djibouti hebben genomen als reactie op de ICAO-bevindingen en de vaststellingen met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de corrigerende maatregelen.

(34)

De bevoegde autoriteiten van Djibouti (DACM) hebben de Commissie meegedeeld dat de tenuitvoerlegging van het actieplan dat tot doel heeft de door de ICAO vastgestelde problemen op te lossen, vertraging heeft opgelopen en dat tot nu toe slechts een beperkt aantal bevindingen als gesloten wordt beschouwd. De DACM hebben geen bijzonderheden verstrekt over de genomen maatregelen, noch bewijzen ingediend van de sluiting van de desbetreffende bevindingen. De DACM hebben niet gereageerd op de opmerkingen van de ICAO inzake de relevantie van 34 maatregelen die door de ICAO als onvoldoende worden beschouwd om de vastgestelde problemen op te lossen.

(35)

De DACM hebben bevestigd dat in 2002 en 2007 twee dodelijke ongevallen hebben plaatsgevonden met luchtvaartuigen het type Let 410 en Antonov 26. Zij hebben echter geen informatie verstrekt over het onderzoek naar deze ongevallen, noch over maatregelen om de oorzaken van deze ongevallen te weg te nemen.

(36)

De DACM hebben de Commissie meegedeeld dat zij het AOC van Djibouti Airlines op 30 juli 2009 hebben ingetrokken en dat de luchtvaartmaatschappij haar activiteiten met ingang van die datum heeft stopgezet. Zij hebben ook meegedeeld dat zij het AOC van Daallo Airlines op 15 september hebben ingetrokken. Daallo Airlines heeft echter nog steeds een exploitatievergunning en gebruikt luchtvaartuigen van het type DC9 die in de Comoren zijn geregistreerd, luchtvaartuigen van het type Antonov 24 die in Armenië zijn geregistreerd en luchtvaartuigen van het type Ilyushin 18 die in Kazachstan zijn geregistreerd. De identiteit van de echte exploitanten van deze luchtvaartuigen werd niet meegedeeld. De bevoegde autoriteiten van Djibouti hebben niet aangetoond dat ze in staat zijn hun taken op het gebied van toezicht op de in Djibouti geregistreerde luchtvaartmaatschappijen effectief uit te oefenen.

(37)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria is de Commissie dan ook van oordeel dat alle in Djibouti gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen in bijlage A moeten worden opgenomen.

(38)

De ICAO heeft in november 2008 een USOAP-audit uitgevoerd in de Republiek Congo. De volgende bevinding gaf aanleiding tot een ernstige veiligheidswaarschuwing: „Het ANAC (Nationaal Agentschap voor de Burgerluchtvaart) heeft een aantal Air Operator Certificates (AOC) afgegeven zonder eerst een procedure voor de certificering van het permanente toezicht op luchtvaartmaatschappijen vast te stellen. Deze AOC’s zijn dus afgegeven zonder dat het ANAC is nagegaan of de maatschappijen voldoen aan de normen van bijlage 6 bij het Verdrag van Chicago of aan de bepalingen van ICAO Doc 8335. Bovendien zijn er maatschappijen actief met een voorlopige exploitatievergunning en zonder AOC”. Deze ernstige veiligheidswaarschuwing is nog steeds van kracht.

(39)

Tijdens deze ICAO-audit zijn 63 bevindingen gedaan waaruit blijkt dat de effectieve toepassing van internationale veiligheidsnormen te wensen overlaat. De Republiek Congo heeft daarop een actieplan met corrigerende maatregelen ingediend. Meer dan een derde van de voorgestelde corrigerende maatregelen zijn echter niet aanvaard door de ICAO.

(40)

Op 26 augustus 2009 heeft op de luchthaven van Brazzaville een ongeval plaatsgevonden met een vrachtvliegtuig dat werd geëxploiteerd door de in de Republiek Congo gecertificeerde maatschappij Aero Fret Business; bij dat ongeval kwamen alle zes inzittenden om het leven. Als land waarin het ongeval heeft plaatsgevonden, is de Republiek Congo verantwoordelijk voor het veiligheidsonderzoek dat krachtens de bepalingen van bijlage 13 bij het Verdrag van Chicago moet worden uitgevoerd om na te gaan wat de oorzaak van het ongeval was en herhaling te voorkomen. De ICAO-audit heeft ook 11 tekortkomingen op het vlak van ongevallenonderzoek in de Republiek Congo aan het licht gebracht; de voorgestelde corrigerende maatregelen voor 6 van deze tekortkomingen werden ontoereikend geacht.

(41)

De bevoegde autoriteiten van de Republiek Congo hebben de Commissie tijdens twee vergaderingen in Brussel meegedeeld dat zij voornemens waren de drie maatschappijen met de hulp van ICAO-deskundigen opnieuw te certificeren. Zij hebben ook hun besluiten van 15 oktober 2009 overgemaakt waarbij zij de maatschappijen Aero-Service, Equaflight Services, Société Nouvelle Air Congo en Trans Air Congo voor een periode van een jaar een Air Operator’s Certificate hebben verleend. Op dezelfde datum hebben de bevoegde autoriteiten van de Republiek Congo de maatschappijen Aero fret Business, Canadian Airways, Congo Airways (WAC), Emeraude, Equajet, Heli-Union Congo, Mani Air Fret, Mistral Aviation en Protocole Aviation meegedeeld dat hun AOC's zijn ingetrokken in afwachting van het onderzoek van de documenten die nodig zijn om een nieuw AOC te krijgen. Bovendien zijn de Air Operator’s Certificates van de volgende maatschappijen ingetrokken: Air Cargo International, BIP Congo, Brazza Airways, Clesh Aviation, Finalair, Heavy Lift Congo, Ligne Aérienne Colombe, Locair Craft, Maouene, Natalco Airlines en United Express Service. Deze autoriteiten hebben echter niet aangetoond dat het certificeringsproces dat wordt gevolgd voor de afgifte van AOC’s voldoet aan de relevante ICAO-normen, noch dat het toezicht op de luchtvaartmaatschappijen waaraan zij AOC’s hebben afgegeven, wordt uitgevoerd overeenkomstig deze normen.

(42)

De bevoegde autoriteiten van de Republiek Congo hebben bij het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart documenten ingediend betreffende maatregelen die zijn genomen om de oorzaken van de ernstige veiligheidswaarschuwing van de ICAO en andere in het USOAP-auditverslag van de ICAO vermelde gevallen van niet-naleving te verhelpen. De Commissie neemt nota van alle maatregelen die de bevoegde autoriteiten van de Republiek Congo tot op heden hebben genomen en spoort deze autoriteiten aan hun inspanningen om duurzame corrigerende maatregelen ten uitvoer te leggen, verder op te drijven. In samenwerking met de ICAO zal de Commissie van nabij toezicht houden op de ontwikkelingen op burgerluchtvaartgebied in de Republiek Congo; zij is ook bereid technische bijstand te leveren om de administratieve en technische capaciteit van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht in dit land te versterken.

(43)

De bevoegde autoriteiten van de Republiek Congo hebben echter onvoldoende aangetoond in staat te zijn de relevante veiligheidsnormen toe te passen. Gezien het bovenstaande, en in afwachting van een duurzame oplossing voor de gevallen van niet-naleving van internationale normen, zoals de ernstige veiligheidswaarschuwing, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat een exploitatieverbod moet worden opgelegd aan alle in de Republiek Congo gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen en dat deze maatschappijen derhalve moeten worden opgenomen in bijlage A.

(44)

Controles hebben ernstige veiligheidstekortkomingen bij het in Sao Tomé en Principe gecertificeerde Executive Jet Services aan het licht gebracht. Deze tekortkomingen zijn door België en Frankrijk vastgesteld tijdens platforminspecties in het kader van het SAFA-programma (8). Executive Jet Services heeft niet adequaat gereageerd en niet aangetoond dat deze tekortkomingen succesvol en op duurzame wijze zijn verholpen.

(45)

Controles hebben ernstige veiligheidstekortkomingen bij het in Sao Tomé en Principe gecertificeerde STP Airways aan het licht gebracht. Deze tekortkomingen zijn door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk vastgesteld tijdens platforminspecties in het kader van het SAFA-programma (9). STP Airways heeft adequaat en tijdig gereageerd op de vraag van de Franse burgerluchtvaartautoriteiten over de veiligheid van zijn activiteiten.

(46)

Er zijn aanwijzingen dat sommige luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Europese Gemeenschap een gedeelte van hun activiteiten hebben verhuisd naar Sao Tomé en Principe.

(47)

Er zijn met name geverifieerde aanwijzingen dat de luchtvaartmaatschappij Hewa Bora Airways, die gecertificeerd is in de Democratische Republiek Congo en waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, nog steeds het luchtvaartuig van het type Boeing 767 met serienummer 23178 gebruikt in het kader van een lease-backovereenkomst; dit luchtvaartuig is echter geschrapt uit het register van de Democratische Republiek Congo en ingeschreven in het register van Sao Tomé en Principe met registratiekenteken S9-TOP (10).

(48)

De luchtvaartmaatschappij Africa’s Connection maakt gebruik van het luchtvaartuig van het type Dornier 228 met serienummer 8068, dat geregistreerd is in Sao Tomé en Principe onder registratiekenteken S9-RAS; dit luchtvaartuig was vroeger geregistreerd in Gabon en werd geëxploiteerd door de in Gabon gecertificeerde maatschappij SCD Aviation, waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap.

(49)

Bovendien zijn er geverifieerde aanwijzingen dat de in Sao Tomé gecertificeerde luchtvaartmaatschappij British Gulf International dezelfde is als de vroeger in Kirgizië gecertificeerde maatschappij British Gulf International, waaraan in oktober 2006 een exploitatieverbod is opgelegd (11). British Gulf International gebruikt ook nog steeds het luchtvaartuig van het type Antonov 12 met serienummer 401901. Een door British Gulf International geëxploiteerd luchtvaartuig van dit type heeft op 13 november 2008 een ongeval gehad in Al Habniaya (Irak), met het totale verlies van het luchtvaartuig en zes doden tot gevolg.

(50)

Gezien deze situatie heeft de Commissie overleg gepleegd met de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé and Principe en haar ernstige bezorgdheid uitgedrukt over de veiligheid van de activiteiten van Executive Jet Services en STP Airways, en over de verhuizing naar het register van Sao Tomé van luchtvaartuigen die worden gebruikt door maatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap; zij heeft de bevoegde autoriteiten gevraagd toe te lichten welke maatregelen zij hebben genomen om deze problemen op te lossen.

(51)

De bevoegde autoriteiten van Sao Tomé (INAC) hebben de Commissie meegedeeld dat zij, in het kader van de hercertificering van Executive Jet Services, op 26 oktober 2009 hebben besloten de activiteiten van het door deze maatschappij geëxploiteerde luchtvaartuig van het type Boeing 767 met serienummer 23178 en registratiekenteken S9-TOP op te schorten.

(52)

De luchtvaartmaatschappij Executive Jet Services heeft verzocht een uiteenzetting te mogen geven aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart en heeft verslag uitgebracht over de maatregelen die zij heeft genomen om de in het kader van het SAFA-programma vastgestelde tekortkomingen te verhelpen.

(53)

INAC heeft de Commissie meegedeeld dat zij, in het kader van de hercertificering van STP Airways, hebben besloten de activiteiten van twee luchtvaartuigen van het type Boeing 767 met serienummers 25411 (onbekend registratiekenteken) en 26208 (registratiekenteken S9-DBY) met ingang van 26 oktober op te schorten; deze luchtvaartuigen zijn vervolgens uit het register geschrapt. INAC heeft meegedeeld dat STP Airways wel houder is van een geldig AOC, maar dat momenteel geen luchtvaartuigen op dit AOC zijn vermeld.

(54)

De luchtvaartmaatschappij STP Airways heeft verzocht een uiteenzetting te mogen geven aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart en heeft verslag uitgebracht over de maatregelen die zij heeft genomen om de in het kader van het SAFA-programma vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De maatschappij heeft bevestigd geen luchtvaartuigen meer te exploiteren en voornemens te zijn de opschorting van haar AOC te vragen.

(55)

INAC heeft meegedeeld dat zij 13 AOC’s hebben afgegeven, waarvan 3 zijn opgeschort of ingetrokken. INAC heeft echter geen bewijzen voorgelegd van de opschorting of intrekking van de AOC's van de luchtvaartmaatschappijen Sky Wind, Styron Trading en Jet Line.

(56)

Uit de door INAC ingediende documenten blijkt dat meer dan de helft van de luchtvaartmaatschappijen met door deze autoriteiten afgegeven geldige AOC's, hun hoofdvestiging buiten Sao Tomé en Principe hebben. Met name de hoofdvestiging van British Gulf International Company Ltd, Global Aviation Operation, Goliaf Air, Transafrik International Ltd, Transcargo en Transliz Aviation is niet in Sao Tomé en Principe gelegen, zoals blijkt uit hun antwoord op een vraag van de Commissie en uit de adressen op hun respectieve AOC's.

(57)

INAC heeft niet aangetoond dat het zijn verplichtingen inzake veiligheidstoezicht op de in Sao Tomé en Principe gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen is nagekomen overeenkomstig de internationale veiligheidseisen, aangezien een aanzienlijk deel van deze maatschappijen niet op regelmatige basis actief zijn in Sao Tomé en INAC heeft aangegeven dat het zich gedeeltelijk baseert op het toezicht van de bevoegde autoriteiten van de landen waarin de activiteiten werkelijk worden uitgevoerd. INAC heeft echter geen passende overeenkomsten gesloten met deze autoriteiten.

(58)

Bovendien heeft een analyse van de door de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe afgegeven AOC’s aanzienlijke onverenigbaarheden aan het licht gebracht met betrekking tot de goedkeuring van de blijvende luchtwaardigheid van de geëxploiteerde vloten, de goedkeuring voor het vervoer van gevaarlijke goederen en de toestemming voor activiteiten bij slecht zicht, die tijdens het overleg niet konden worden verklaard.

(59)

Er zijn aanwijzingen dat in Sao Tomé en Principe gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen vaak bij ongevallen zijn betrokken. INAC heeft bevestigd dat vier dodelijke ongevallen hebben plaatsgevonden met luchtvaartuigen van het type Antonov 12, Ilyushin 76 en DHC 6 die werden geëxploiteerd door in Sao Tomé en Principe geregistreerde luchtvaartmaatschappijen. In reactie op deze situatie heeft INAC aangegeven dat het op 21 februari 2009 heeft besloten alle activiteiten met luchtvaartuigen van het type Antonov 12 die in Sao Tomé en Principe zijn geregistreerd, op te schorten. INAC heeft echter bevestigd dat luchtvaartuigen van dit type nog steeds worden geëxploiteerd door de in Sao Tomé en Principe gecertificeerde maatschappijen British Gulf International, Transliz Aviation en Goliaf Air.

(60)

Er zijn aanwijzingen dat de bevoegde autoriteiten van Sao Tomé en Principe onvoldoende bereid zijn de internationale veiligheidsnormen na te leven, zoals blijkt uit het feit dat Sao Tomé en Principe de ICAO-audit in het kader van het Universal Safety Oversight Audit Programme (USOAP) blijft uitstellen. De in mei 2007 en vervolgens in april 2008 geplande ICAO-audit heeft tot op heden nog steeds niet kunnen plaatsvinden.

(61)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt dan ook geoordeeld dat alle in Sao Tomé en Principe gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen niet aan de relevante veiligheidsnormen voldoen en derhalve in bijlage A moeten worden opgenomen.

(62)

De bevoegde autoriteiten van Oekraïne hebben de Commissie op 22 september in kennis gesteld van hun besluit nr. 574 van 17 augustus 2009 waarbij de activiteiten uit hoofde van AOC nr. 145 van 20 november 2008, waarvan Ukraine Cargo Airways houder is, met ingang van de datum van het besluit zijn stopgezet. Tijdens hun uiteenzetting aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 11 november 2009 hebben de bevoegde autoriteiten van Oekraïne bevestigd dat „het bedrijf Ukraine Cargo Airways niet tot de in Oekraïne geregistreerde luchtvaartmaatschappijen behoort”.

(63)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria moet Ukraine Cargo Airways derhalve uit bijlage A worden geschrapt.

(64)

De bevoegde autoriteiten van Oekraïne hebben de Commissie op 31 juli 2009 in kennis gesteld van hun besluit nr. 357 van 25 mei 2009 om het AOC van de Oekraïense luchtvaartmaatschappij Volare met onmiddellijke ingang in te trekken.

(65)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria moet de maatschappij Volare derhalve uit bijlage A worden geschrapt.

(66)

Ingevolge de vaststelling van Verordening nr. 619/2009 heeft een team van EG-deskundigen, onder leiding van het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, op 27 oktober 2009 een bezoek gebracht aan de Oekraïense luchtvaartmaatschappij Motor Sich (MSI) om na te gaan hoever het gesteld is met de tenuitvoerlegging van corrigerende maatregelen en om te controleren of eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen op duurzame wijze zijn verholpen.

(67)

In het verslag van het bezoek van het team is vermeld dat MSI heeft aangetoond dat zij de fundamentele redenen van de tijdens SAFA-inspecties vastgestelde bevindingen hebben geanalyseerd. De analyse van de fundamentele redenen en de daarop gebaseerde actieplannen met corrigerende maatregelen lijken een passende oplossing te vormen voor de vastgestelde bevindingen. Tijdens het bezoek heeft MSI verklaard dat de eerder tijdens SAFA-inspecties vastgestelde problemen met hun vloot allemaal zijn opgelost, inclusief het probleem met de Enhanced Ground Proximity Warning Systems (EGPWS), de veiligheidsuitrusting van de cockpitstoelen en de netten om de vracht op zijn plaats te houden. MSI verklaarde ook dat berekeningsschema’s voor de opstijgprestaties waren opgesteld voor alle types gebruikte luchtvaartuigen en startbanen. Het team onder leiding van het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart is, na fysieke inspectie en/of onderzoek van documenten, tevreden over: a) de vernieuwing van de veiligheidsuitrusting van de cockpitstoelen in luchtvaartuigen van de types AN-12, AN-72 en YAK-40; b) de uitrusting van de cockpit van AN-12 met zuurstofmaskers die snel kunnen worden opgezet (op het ogenblik van het bezoek was de installatie van deze maskers in het luchtvaartuig UR-11316 aan de gang; deze installatie is geëvalueerd door het team); c) de installatie van EGPWS in de luchtvaartuigen van de types AN-12 en AN-140; d) opstijgprestatieschema’s voor alle startbanen die momenteel worden gebruikt door luchtvaartuigen van de types AN-12 en YAK-40. Tijdens hun uiteenzetting aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart hebben de bevoegde autoriteiten van Oekraïne bevestigd dat de luchtvaartmaatschappij over de nodige capaciteiten beschikt om het kwaliteitsbeheersysteem toe te passen, en hebben zij zich ertoe verbonden de Commissie in kennis te stellen van de resultaten van de verificatie die op dit gebied zal worden uitgevoerd.

(68)

Wat vluchtactiviteiten betreft, heeft het team tijdens het bezoek monsters genomen van de minimumuitrustingslijsten (Minimum Equipment List, MEL), de vluchthandleidingen, de schema’s met vluchttijdbeperkingen, de documenten en procedures betreffende de controle op de activiteiten en de vluchtdispatch, en ingevulde en teruggestuurde mappen met vluchtdocumenten. Er werden geen afwijkingen van de ICAO-normen vastgesteld. Tijdens dit bezoek heeft MSI ook aangetoond aan het team dat het analyses van geregistreerde vluchtgegevens uitvoert voor alle vluchten met alle geëxploiteerde luchtvaartuigen.

(69)

De luchtvaartmaatschappij heeft verzocht te worden gehoord door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart en heeft tijdens zijn uiteenzetting op 11 november 2009 schriftelijke informatie ingediend ter ondersteuning van de corrigerende maatregelen die ten uitvoer worden gelegd om de eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen te verhelpen.

(70)

Ingevolge de uiteenzettingen die de bevoegde autoriteiten van Oekraïne en de betrokken luchtvaartmaatschappij op 11 november 2009 hebben gegeven, heeft het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart de luchtvaartinstanties van Oekraïne gevraagd de volgende documenten in te dienen teneinde te kunnen bepalen of Motor Sich in deze fase uit de zwarte lijst kan worden geschrapt: a) de verificatieaudit van het kwaliteitsbeheersysteem van de luchtvaartmaatschappij; b) bevestiging dat alle luchtvaartuigen waarmee Motor Sich internationale vluchten uitvoert, zijn uitgerust overeenkomstig de ICAO-normen, met name: i) veiligheidsuitrusting op de cockpitstoelen in luchtvaartuigen van de types AN-12, AN-72 en YAK-40; ii) zuurstofmaskers die snel kunnen worden opgezet in de cockpit van AN-12; iii) EGPWS in de luchtvaartuigen van de types AN-12 en AN-140; c) bevestiging dat in de exploitatiehandleiding van de maatschappij opstijgprestatiegegevens zijn opgenomen voor alle startbanen die momenteel worden gebruikt door luchtvaartuigen van de types AN-12 en YAK-40 van Motor Sich; d) bewijzen dat Motor Sich de 38 bevindingen die de luchtvaartinstanties van Oekraïne tijdens hun toezichtsactiviteiten in de loop van 2009 hebben vastgesteld, hebben verholpen. De bevoegde autoriteiten van Oekraïne hebben deze informatie op 16 november ingediend.

(71)

Na ontvangst van de gevraagde informatie van de bevoegde autoriteiten van Oekraïne, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat Motor Sich uit bijlage A moet worden geschrapt.

(72)

Ingevolge de vaststelling van Verordening nr. 619/2009 heeft een team van EG-deskundigen op 28 oktober 2009 een bezoek gebracht aan de Oekraïense luchtvaartmaatschappij UMAir om na te gaan hoever het gesteld is met de tenuitvoerlegging van corrigerende maatregelen en om te controleren of eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen op duurzame wijze zijn verholpen.

(73)

Tijdens het bezoek werd een bijgewerkt actieplan met corrigerende maatregelen aan het team gepresenteerd, waaruit bleek dat hun kwaliteitsbeheerder de door de maatschappij ten uitvoer gelegde corrigerende maatregelen opnieuw had beoordeeld. Uit verificatie van de status van bevindingen die tijdens een bezoek aan deze luchtvaartmaatschappij op 28 mei 2009 zijn gedaan door een team van EG-deskundigen blijkt dat sinds dit bezoek weliswaar aanzienlijke inspanningen zijn geleverd om vastgestelde problemen op te lossen, maar dat bepaalde bevindingen op het gebied van de veiligheid van vluchten (vluchtgegevensregistratie in luchtvaartuigen van het type DC-9), blijvende luchtwaardigheid, onderhoud en engineering (voor luchtvaartuigen van het type DC-9 en MD-80 wordt nog geen programma voor de monitoring van de staat van de motoren gebruikt) nog niet als gesloten kunnen worden beschouwd. Met betrekking tot vluchtexploitatie is ook een nieuwe bevinding gedaan ten gevolge van een vastgestelde tegenstrijdigheid in de goedgekeurde minimumuitrustingslijst van het luchtvaartuig van het type DC-9.

(74)

Tijdens de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart van 11 november 2009 heeft de maatschappij UMAir verklaard dat zij gevraagd heeft haar AOC zodanig te beperken dat vluchten naar de Gemeenschap met luchtvaartuigen van het type DC-9 worden uitgesloten. De bevoegde autoriteiten van Oekraïne hebben op 11 november 2009 een nieuw AOC afgegeven, waarbij vluchten naar de EU met dit type luchtvaartuigen zijn uitgesloten.

(75)

Het comité heeft nota genomen van de verbeteringen die UMAir heeft gerealiseerd sinds het bezoek van de EG-deskundigen in mei 2009 en van de beperkingen van het AOC van deze luchtvaartmaatschappij. Gezien de aanzienlijke inspanningen die de luchtvaartmaatschappij heeft geleverd om te garanderen dat de veiligheid van haar activiteiten in overeenstemming is met de internationale normen, moet zij toestemming krijgen om opnieuw vluchten naar de Gemeenschap uit te voeren met een gedeelte van haar vloot.

(76)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria moet UMAir dan ook van bijlage A naar bijlage B worden overgeheveld, en krijgt het dus de toestemming om opnieuw vluchten naar de Gemeenschap uit te voeren met het luchtvaartuig van het type MD-83 met registratiekenteken UR-CFF.

(77)

Zoals bepaald in Verordening nr. 619/2009 is de Commissie van nabij toezicht blijven houden op de tenuitvoerlegging van de diverse maatregelen die tijdens de bijeenkomst van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart van 1 juli 2009 door de bevoegde autoriteiten van Oekraïne zijn gepresenteerd. Hiertoe hebben EG-deskundigen van 26 tot 29 oktober een bezoek gebracht aan de nationale luchtvaartadministratie van Oekraïne. Het doel van dit bezoek was na te gaan hoever het gesteld was met de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen die waren voorgesteld om de bevindingen te kunnen sluiten in het verslag van het bezoek van de EG-deskundigen van 25 tot 29 mei 2009 en in het actieplan met corrigerende maatregelen dat de nationale luchtvaartadministratie van Oekraïne op 23 juni heeft gepresenteerd om het veiligheidstoezicht te verbeteren van de luchtvaartmaatschappijen die onder haar regelgevend toezicht staan.

(78)

Uit het verslag van het bezoek blijkt dat 14 van de 33 bevindingen die tijdens het bezoek in mei 2009 aan de orde waren gesteld, als gesloten kunnen worden beschouwd op basis van de bewijsstukken die de bevoegde autoriteiten van Oekraïne tijdens het bezoek hebben voorgelegd. 19 bevindingen staan nog steeds open.

(79)

Er wordt nota genomen van de verbeteringen die de bevoegde autoriteiten sinds het bezoek in mei 2009 hebben gerealiseerd, en met name de versterking van het toezicht op Oekraïense luchtvaartmaatschappijen en de schrapping van een aanzienlijk aantal luchtvaartuigen uit het Oekraïense register (in 2008 is het aantal luchtvaartuigen teruggebracht van 1 600 tot 800). De autoriteiten worden verzocht hun inspanningen om hun veiligheidstoezicht te versterken, verder op te drijven.

(80)

Op basis van de documenten die Ariana Afghan Airlines bij de Commissie heeft ingediend, heeft de Commissie vastgesteld dat deze maatschappij een managementswijziging heeft ondergaan, externe deskundigen in dienst heeft genomen om bijstand te verlenen bij de herziening van haar beleid, procedures en handleidingen, twee luchtvaartuigen van het type Airbus A310 heeft gekocht en bijstand krijgt van Turkish Technic bij het uitvoeren van haar activiteiten. De Commissie heeft ook nota genomen van het voornemen van de maatschappij om een audit door de Internationale Luchtvaartassociatie (IATA) te laten uitvoeren.

(81)

Het Afghaanse ministerie van vervoer en burgerluchtvaart heeft in een brief uiteengezet welke vooruitgang zowel het ministerie zelf als Ariana hebben geboekt bij de naleving van internationale normen. Het ministerie heeft bevestigd dat Ariana Afghan Airlines aanzienlijke wijzigingen heeft ondergaan wat betreft uitrusting van luchtvaartuigen, beheer en documenten, maar eveneens dat het nog een audit van deze maatschappij moet uitvoeren, hoewel deze volgens de planning eind 2009 voltooid had moeten zijn. Het ministerie verkeert dus nog niet in de positie om te bevestigen dat Ariana Afghan Airlines voldoet aan de ICAO-normen en beschikt over een effectief systeem voor veiligheidsbeheer. Hoewel het ministerie heeft verklaard dat dit jaar diverse toezichtsactiviteiten (bijv. vlucht- en basisinspecties) hebben plaatsgevonden, hebben zijn geen bewijzen van de resultaten van die inspecties voorgelegd.

(82)

De Commissie neemt nota van de vooruitgang die Ariana Afghan Airlines heeft geboekt bij de naleving van de internationale veiligheidsnormen. In afwachting van aanvullende bewijzen waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij de fundamentele oorzaken van eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen heeft aangepakt, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat deze luchtvaartmaatschappij in bijlage A moet blijven.

(83)

Sinds juli 2009 mag TAAG Angolan Airlines alleen vluchten naar Portugal exploiteren met de luchtvaartuigen van het type Boeing 777-200 met registratiekentekens D2-TED, D2-TEE en D2-TEF, onder de voorwaarden van overwegingen (58) en (59) van Verordening (EG) nr. 619/2009 (12).

(84)

De Commissie heeft de bevoegde autoriteiten van Angola (INAVIC) verzocht informatie te verstrekken over het toezicht op de luchtvaartmaatschappij TAAG Angolan Airlines, met name wat het verstrengde toezicht op de vluchten naar Portugal en de resultaten daarvan betreft.

(85)

INAVIC heeft de Commissie meegedeeld dat het het permanente toezicht op TAAG Angolan Airlines heeft verstrengd, met name via platforminspecties, en dat de resultaten daarvan niet wijzen op veiligheidstekortkomingen of herhaalde tekortkomingen.

(86)

TAAG Angolan Airlines heeft verzocht door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart te worden gehoord en heeft op 10 november 2009 een presentatie gegeven teneinde informatie te verstrekken over de voortgang van zijn actieplan en over de veiligheidsprestaties van zijn vluchten naar Lissabon. Er werd op gewezen dat meer dan 100 vluchten met luchtvaartuigen van het type Boeing 777 naar Lissabon zijn uitgevoerd, zonder veiligheidsproblemen, en dat TAAG op 23 oktober 2009 door INAVIC is gecertificeerd om ETOPS 120 min-activiteiten uit te voeren met de Boeing 777. De maatschappij heeft ook gevraagd dat de bepalingen die van toepassing zijn op haar B777-vloot ook zouden worden toegepast op haar vloot B737-700’s.

(87)

De bevoegde autoriteiten van Portugal hebben bevestigd dat de resultaten van de platforminspecties van TAAG Angolan Airlines die zij sinds het hernemen van de vluchten naar Lissabon hebben uitgevoerd, geen veiligheidstekortkomingen of herhaalde problemen aan het licht hebben gebracht.

(88)

Daarom wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat TAAG in bijlage B moet blijven, op voorwaarde dat de maatschappij niet meer dan tien vluchten per week met de luchtvaartuigen van het type Boeing B-777 met registratiekentekens D2-TED, D2-TEE en D2-TEF of met luchtvaartuigen van het type Boeing B-737-700 met registratiekentekens D2-TBF, D2-TBG, D2-TBH en D2-TBJ uitvoert van Luanda naar Lissabon. Deze vluchten mogen alleen worden uitgevoerd nadat de Angolese autoriteiten vóór elke vlucht vanuit Angola en de Portugese autoriteiten vóór elke vlucht vanuit Portugal een platforminspectie van het luchtvaartuig hebben uitgevoerd. Dit is een tijdelijke maatregel en de Commissie zal de situatie opnieuw bekijken op basis van alle beschikbare informatie, en met name op basis van een beoordeling door de bevoegde autoriteiten van Portugal.

(89)

INAVIC heeft aanzienlijke vooruitgang gemeld bij het oplossen van de bevindingen die nog open stonden na de laatste veiligheidsbeoordeling van 8 tot 11 juni 2009. Het heeft met name de specifieke exploitatieregels overeenkomstig de ICAO-eisen geactualiseerd en is gekwalificeerd personeel in dienst blijven nemen, met name vluchtexploitatie-inspecteurs die gekwalificeerd zijn voor luchtvaartuigen van het type Boeing 737-700, waardoor de toezichtsactiviteiten in totaal met 30 % zijn gestegen.

(90)

INAVIC heeft vooruitgang gemeld bij de hercertificering van Angolese luchtvaartmaatschappijen, die zij verwacht tegen eind 2010 af te ronden; behalve TAAG Angolan Airlines is echter nog geen enkele maatschappij opnieuw gecertificeerd.

(91)

De Commissie spoort INAVIC aan om de hercertificering van de Angolese luchtvaartmaatschappijen met vastberadenheid en aandacht voor de in dit kader geïdentificeerde veiligheidsrisico's voort te zetten. In afwachting van de hercertificering van Aerojet, Air26, Air Gemini, Air Gicango, Air Jet, Air Nave, Alada, Angola Air Services, Diexim, Gira Globo, Heliang, Helimalongo, Mavewa, Pha, Rui & Conceicao, Sal, Servisair en Sonair, in volledige overeenstemming met de nieuwe Angolese regels inzake veiligheid van de luchtvaart, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat deze 18 luchtvaartmaatschappijen in bijlage A moeten blijven.

(92)

Berkut State Aircompany heeft de Commissie meegedeeld dat het een luchtvaartuig van het type IL-76 en een luchtvaartuig van het type AN-12 uit zijn vloot heeft verwijderd en dat het in augustus 2009 heeft besloten alleen nog overheidsvluchten uit te voeren.

(93)

De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben deze situatie bevestigd en bewijzen voorgelegd dat zij op 30 oktober 2009 een „exploitatiecertificaat” hebben afgegeven aan Berkut State Aircompany waarbij commerciële vluchten zijn uitgesloten.

(94)

Gezien het voorgaande wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat Berkut State Aircompany uit bijlage A moet worden geschrapt.

(95)

De in Kazachstan gecertificeerde maatschappij Prime Aviation heeft gevraagd door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart te worden gehoord en heeft op 11 november 2009 een uiteenzetting gegeven. De maatschappij heeft verklaard dat haar commerciële vloot beperkt is tot een luchtvaartuig van het type Challenger 604 met registratiekenteken P4-CHV, dat buiten Kazachstan (in Aruba) is geregistreerd.

(96)

De bevoegde autoriteiten van Aruba zijn verantwoordelijk voor het toezicht op het luchtvaartuig van het type Challenger 604 met registratiekenteken P4-CHV, in overeenstemming met de bepalingen van bijlagen 1 en 8 bij het Verdrag van Chicago, en van bijlage 6 wat de blijvende luchtwaardigheid aangaat. Zij hebben in maart 2009 een audit van de maatschappij Prime Aviation uitgevoerd, die talrijke tekortkomingen aan het licht heeft gebracht. De documenten die door de luchtvaartmaatschappij bij het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart zijn ingediend, bevatten geen bewijzen dat alle corrigerende maatregelen volledig zijn uitgevoerd. Wat de eisen van ICAO-bijlage 6 betreft, heeft deze audit geen bewijzen opgeleverd dat het toezicht op de activiteiten effectief wordt uitgevoerd. Er werden met name geen bewijzen voorgelegd dat de minimumuitrustingslijst op passende wijze is goedgekeurd en ook de voorwaarden voor het uitstellen van herstellingen van defecten moeten worden verduidelijkt.

(97)

Gezien het voorgaande wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat deze maatschappij in bijlage A moet blijven.

(98)

De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben gevraagd door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart te worden gehoord en hebben op 11 november 2009 een uiteenzetting gegeven teneinde verslag uit te brengen over de verbeteringen van hun veiligheidstoezicht.

(99)

Zij hebben het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in kennis gesteld van de maatregelen die zij hebben genomen om de oorzaken van de twee ernstige veiligheidswaarschuwingen weg te nemen, welke op 30 oktober 2009 bij de ICAO zijn ingediend. Deze maatregelen worden geleidelijk ten uitvoer gelegd, teneinde de acties met betrekking tot luchtvaartuigen die worden ingezet voor commercieel luchtvervoer tegen oktober 2010 te voltooien.

(100)

De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben ook meegedeeld dat zij een reeks handhavingsmaatregelen hebben opgestart die geleid hebben tot de opschorting of intrekking van verscheidene Air Operator’s Certificates. Ze hebben met name de AOC’s van de maatschappijen Pankh Center Kazakhstan, Air Flamingo, Arkhabay, Air Company Atyrau Aue Joly en Turgay Avia opgeschort. Ze hebben ook de luchtwaardigheidscertificaten van 66 luchtvaartuigen van het type Antonov 2 opgeschort, 13 luchtvaartuigen uit het register van Kazachstan geschrapt, waarvan 10 van het type Ilyushin 76, een van het type Ilyushin 62, een van het type Antonov 28 en een van het type Antonov 2.

(101)

De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben ook informatie en bewijzen voorgelegd dat het AOC van de volgende tien in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen is ingetrokken: Irbis, Aerotur, MAK Air, Excellent Glide, Tulpar Avia Service, Takhmid Air, Starline KZ, Olimp Air, EOL Air (ingetrokken op 1 april 2009), en Sayat Air (ingetrokken op 19 augustus 2009). Op basis van de gemeenschappelijke criteria moeten deze maatschappijen dan ook uit bijlage A worden geschrapt.

(102)

Alle in Kazachstan geregistreerde luchtvaartmaatschappijen, behalve Air Astana, moeten op basis van de gemeenschappelijke criteria in bijlage A blijven.

(103)

Er wordt nota genomen van het feit dat Kazachstan begonnen is met ambitieuze hervormingen van zijn luchtvaartsector, met name om de veiligheid te verbeteren. De Commissie is verheugd over de aan de gang zijnde herziening van de luchtvaartwetgeving en over de oprichting van het Flight Assessment Centre; dit zal zorgen voor een betere regeling van de burgerluchtvaart in Kazachstan en leiden tot sterk verbeterde naleving van de internationale veiligheidsnormen. De bevoegde autoriteiten van Kazachstan worden verzocht volledig met de ICAO mee te werken om te garanderen dat de voorgestelde actieplannen aanvaardbaar zijn voor de ICAO en tijdig ten uitvoer worden gelegd.

(104)

De bevoegde autoriteiten van Kirgizië hebben op 11 november 2009 een uiteenzetting gegeven en verslag uitgebracht over hun vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van het actieplan dat zij hebben opgesteld om de vastgestelde veiligheidsproblemen op te lossen. Ze hebben met name aangegeven dat de wetgeving inzake veiligheid van de luchtvaart is herzien, dat een onafhankelijk agentschap voor de veiligheid van de burgerluchtvaart wordt opgericht en dat de voorwaarden om als luchtvaartmaatschappij te worden gecertificeerd, zijn verstrengd. Ze hebben ook verklaard dat een aanzienlijk gedeelte van de AOC's is ingetrokken en dat de meeste luchtvaartuigen uit het register zijn geschrapt.

(105)

De bevoegde autoriteiten van Kirgizië hebben meegedeeld dat zij een nieuw AOC hebben afgegeven aan de luchtvaartmaatschappij Asian Air. Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt geoordeeld dat Asian Air moet worden opgenomen in bijlage A.

(106)

De Commissie erkent dat Kirgizië begonnen is met een ambitieuze hervorming van zijn luchtvaartsector, met name om de veiligheid te verbeteren. Daarbij wordt het belang benadrukt van de audit die de ICAO in april 2009 heeft uitgevoerd in het kader van haar Universal Safety Oversight Audit Programme (USOAP). De bevoegde autoriteiten van Kirgizië worden verzocht volledig met de ICAO mee te werken om te garanderen dat de voorgestelde actieplannen aanvaardbaar zijn voor de ICAO en tijdig ten uitvoer worden gelegd.

(107)

Voorts werd besloten dat het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart begin 2010 een inspectie van Kirgizië zal uitvoeren om na te gaan of de toepasselijke veiligheidseisen worden toegepast door de bevoegde autoriteiten en de ondernemingen die onder hun toezicht staan. De inspectie zal worden uitgevoerd zodra met de ICAO overeenstemming is bereikt over het actieplan en dit plan ten uitvoer is gelegd.

(108)

Op basis van geverifieerde bewijzen (13) van ernstige veiligheidstekortkomingen bij de exploitatie van vluchten van de door de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie gecertificeerde luchtvaartmaatschappij YAK Service, heeft de Commissie op 15 juli 2009 een formeel onderzoek van die maatschappij opgestart. De bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie hebben de Commissie op 4 augustus 2009 meegedeeld dat hun inspecties deze bevindingen bevestigden en dat zij daarom de activiteiten van deze luchtvaartmaatschappij met de luchtvaartuigen van het type YAK-42 en YAK-40 bij besluit van 24 juli 2009 hebben beperkt.

(109)

De bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie hebben de Commissie op 6 oktober 2009 meegedeeld dat zij de exploitatiebeperkingen op de luchtvaartuigen van deze maatschappij hebben opgeheven omdat de maatschappij corrigerende maatregelen heeft genomen. Op 30 oktober is de luchtvaartmaatschappij, bijgestaan door de luchtvaartautoriteit, gehoord door de Commissie en een lidstaat.

(110)

De bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie hebben op 11 november een uiteenzetting gegeven aan het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, waar zij toelichting hebben gegeven bij de diverse toezichtsactiviteiten en handhavingsacties die zijn hebben uitgevoerd om te garanderen dat de luchtvaartmaatschappij de vastgestelde veiligheidstekortkomingen op duurzame wijze zou verhelpen. Ze hebben bovendien verklaard dat regelmatig platformcontroles zullen worden uitgevoerd van de door YAK Service geëxploiteerde luchtvaartuigen om te garanderen dat deze beantwoorden aan de internationale normen. Op basis van deze informatie zijn de Commissie en de leden van het Comité voor de veiligheid van de luchtvaart van oordeel dat de eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen van YAK Service zijn verholpen onder verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie.

(111)

Gezien de informatie die deze autoriteiten hebben ingediend, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat in deze fase geen verdere maatregelen hoeven te worden genomen. De lidstaten zullen systematisch nagaan of YAK Service effectief voldoet aan de relevante veiligheidsnormen door, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 351/2008, bij de platforminspecties prioriteit te geven aan luchtvaartuigen van deze maatschappij.

(112)

Bij schrijven van 9 november 2009 hebben de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie de Commissie in kennis gesteld van het besluit dat hun certificeringscomité op 6 november 2009 heeft genomen om de exploitatiebeperkingen die eerder waren opgelegd aan de luchtvaartmaatschappij Aeroflot Nord op te heffen.

(113)

De bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie hebben de Commissie op 9 november 2009 meegedeeld dat ze hun besluit van 25 april 2008, waarbij ze 13 Russische luchtvaartmaatschappijen hebben verboden om vluchten naar de Gemeenschap uit te voeren met bepaalde luchtvaartuigen op hun AOC, hebben gewijzigd. Deze luchtvaartuigen waren niet uitgerust om internationale vluchten volgens de ICAO-normen uit te voeren (niet uitgerust met TAWS/E-GPWS) en hun luchtwaardigheidscertificaat was verstreken en was niet vernieuwd.

(114)

Volgens het nieuwe besluit mogen geen vluchten naar, in of uit de Gemeenschap worden uitgevoerd met de volgende luchtvaartuigen:

a)

Aircompany Yakutia: Tupolev TU-154: RA-85007; Antonov AN-140: RA-41250; AN-24RV: RA-46496, RA-46665, RA-47304, RA-47352, RA-47353, RA-47360; AN-26: RA-26660.

b)

Atlant Soyuz: Tupolev TU-154M: RA-85672 en RA-85682.

c)

Gazpromavia: Tupolev TU-154M: RA-85625 en RA-85774; Yakovlev Yak-40: RA-87511, RA-88186 en RA-88300; Yak-40K: RA-21505 en RA-98109; Yak-42D: RA-42437; alle (22) helikopters Kamov Ka-26 (registratiekentekens onbekend); alle (49) helikopters Mi-8 (registratiekentekens onbekend); alle (11) helikopters Mi-171 (registratiekentekens onbekend); alle (8) helikopters Mi-2 (registratiekentekens onbekend); alle (1) helikopters EC-120B: RA-04116.

d)

Kavminvodyavia: Tupolev TU-154B: RA-85494 en RA-85457.

e)

Krasnoyarsky Airlines: het luchtvaartuig van het type TU-154M RA-85683 dat voorheen was ingeschreven op het AOC van Krasnoyarsky Airlines, dat eerder dit jaar werd ingetrokken, wordt momenteel geëxploiteerd door een andere in de Russische Federatie gecertificeerde luchtvaartmaatschappij.

f)

Kuban Airlines: Yakovlev Yak-42: RA-42331, RA-42336, RA-42350, RA-42538, en RA-42541.

g)

Orenburg Airlines: Tupolev TU-154B: RA-85602; alle TU-134 (registratiekentekens onbekend); alle Antonov An-24 (registratiekentekens onbekend); alle An-2 (registratiekentekens onbekend); alle helikopters Mi-2 (registratiekentekens onbekend); alle helikopters Mi-8 (registratiekentekens onbekend).

h)

Siberia Airlines: Tupolev TU-154M: RA-85613, RA-85619, RA-85622 en RA-85690.

i)

Tatarstan Airlines: Yakovlev Yak-42D: RA-42374, RA-42433; alle Tupolev TU-134A inclusief: RA-65065, RA-65102, RA-65691, RA-65970 en RA-65973; alle Antonov AN-24RV inclusief: RA-46625 en RA-47818; de luchtvaartuigen van het type AN24RV met registratiekentekens RA-46625 en RA-47818 worden momenteel geëxploiteerd door een andere Russische maatschappij.

j)

Ural Airlines: Tupolev TU-154B: RA-85319, RA-85337, RA-85357, RA-85375, RA-85374, RA-85432 en RA-85508.

k)

UTAir: Tupolev TU-154M: RA-85813, RA-85733, RA-85755, RA-85806, RA-85820; alle (25) TU-134: RA-65024, RA-65033, RA-65127, RA-65148, RA-65560, RA-65572, RA-65575, RA-65607, RA-65608, RA-65609, RA-65611, RA-65613, RA-65616, RA-65620, RA-65622, RA-65728, RA-65755, RA-65777, RA-65780, RA-65793, RA-65901, RA-65902, en RA-65977; de luchtvaartuigen RA-65143 en RA-65916 worden geëxploiteerd door een andere Russische maatschappij; alle (1) TU-134B: RA-65726 worden geëxploiteerd door een andere Russische maatschappij; alle (10) Yakovlev Yak-40: RA-87292, RA-87348, RA-87907, RA-87941, RA-87997, RA-88209, RA 88210, RA-88227, RA-88244 en RA-88280; alle helikopters Mil-26: (registratiekentekens onbekend); alle helikopters Mil-10: (registratiekentekens onbekend); alle helikopters Mil-8 (registratiekentekens onbekend); alle helikopters AS-355 (registratiekentekens onbekend); alle helikopters BO-105 (registratiekentekens onbekend); de luchtvaartuigen van het type AN-24B (RA-46267 en RA-47289 en de luchtvaartuigen van het type AN-24RV (RA-46509, RA-46519 en RA-47800) worden geëxploiteerd door een andere Russische maatschappij.

l)

Rossija (STC Russia): Tupolev TU-134: , RA-65904, RA-65905, RA-65911, RA-65921 en RA-65979; TU-214: RA-64504, RA-64505; Ilyushin IL-18: RA-75454 en RA-75464; Yakovlev Yak-40: RA-87203, RA-87968, RA-87971, en RA-88200; het luchtvaartuig RA-65555 wordt geëxploiteerd door een andere Russische maatschappij.

(115)

Ondanks specifieke verzoeken van de Commissie is zij niet in kennis gesteld van bewijzen dat de overige luchtvaartmaatschappijen die in de communautaire lijst van 13 juli 2009 zijn vermeld en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op die luchtvaartmaatschappijen, passende corrigerende maatregelen volledig ten uitvoer hebben gelegd. Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt geoordeeld dat het exploitatieverbod (bijlage A) of de exploitatiebeperkingen (bijlage B) die aan deze luchtvaartmaatschappijen zijn opgelegd, moeten worden gehandhaafd.

(116)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 474/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage A wordt vervangen door bijlage A bij deze verordening.

2.

Bijlage B wordt vervangen door bijlage B bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15.

(2)  PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14.

(3)  PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.

(4)  DGAC/F-2009-541, -798, LBA/D-2008-805, LBA/D-2009-8, -921, ENAC-IT-2008-602, -750, -648, ENAC-IT-2009-126, -198, -359, -374, -451, -597, -686, -730, DGCATR-2008-519, -347, DGCATR-2009-445, -559.

(5)  PB L 175 van 5.7.2007, blz. 12.

(6)  PB L 182 van 15.7.2009, blz. 4.

(7)  PB L 197 van 25.7.2008, blz. 39 en PB L 306 van 15.11.2008, blz. 49.

(8)  BCAA-2009-122, DGAC/F-2009-2112, DGAC/F-2009-2113.

(9)  CAA-UK-2009-126, DGAC/F-2009-137, DGAC/F-2009-257, DGAC/F-2009-779, DGAC/F-2009-1776.

(10)  BCAA-2009-122, DGAC/F-2009-2112, DGAC/F-2009-2113.

(11)  PB L 283 van 14.10.2006, blz. 28.

(12)  PB L 182 van 15.7.2009, blz. 8.

(13)  FOCA-2008-320, ACG-2009-82, ACG-2009-150, CAA-N-2008-98, CAALAT-2009-11, ACG-2008-300, CAA-NL-2008-72, HCAAGR-2008-53, LBA/D-2008-482, ACG-2009-176, DGAC/F-2008-545, DGAC/F-2008-2646, DGAC/F-2009-372, ENAC-IT-2009-226.


BIJLAGE A

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EEN VOLLEDIG EXPLOITATIEVERBOD IS OPGELEGD IN DE GEMEENSCHAP  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op haar AOC (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC) of van de exploitatievergunning

ICAO-identificatienummer van de luchtvaartmaatschappij

Land van de exploitant

AIR KORYO

GACA-AOC/KOR-01

KOR

Democratische Volksrepubliek Korea

AIR WEST CO. LTD

004/A

AWZ

Republiek Sudan

ARIANA AFGHAN AIRLINES

AOC 009

AFG

Afghanistan

SIEM REAP AIRWAYS INTERNATIONAL

AOC/013/00

SRH

Koninkrijk Cambodja

SILVERBACK CARGO FREIGHTERS

Onbekend

VRB

Republiek Rwanda

Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Angola, behalve TAAG Angola Airlines

 

 

Republiek Angola

AEROJET

015

Onbekend

Republiek Angola

AIR26

004

DCD

Republiek Angola

AIR GEMINI

002

GLL

Republiek Angola

AIR GICANGO

009

Onbekend

Republiek Angola

AIR JET

003

MBC

Republiek Angola

AIR NAVE

017

Onbekend

Republiek Angola

ALADA

005

RAD

Republiek Angola

ANGOLA AIR SERVICES

006

Onbekend

Republiek Angola

DIEXIM

007

Onbekend

Republiek Angola

GIRA GLOBO

008

GGL

Republiek Angola

HELIANG

010

Onbekend

Republiek Angola

HELIMALONGO

011

Onbekend

Republiek Angola

MAVEWA

016

Onbekend

Republiek Angola

PHA

019

Onbekend

Republiek Angola

RUI & CONCEICAO

012

Onbekend

Republiek Angola

SAL

013

Onbekend

Republiek Angola

SERVISAIR

018

Onbekend

Republiek Angola

SONAIR

014

SOR

Republiek Angola

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Benin

 

Republiek Benin

AERO BENIN

PEA No 014/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

Onbekend

Republiek Benin

AFRICA AIRWAYS

Onbekend

AFF

Republiek Benin

ALAFIA JET

PEA No 014/ANAC/MDCTTTATP-PR/DEA/SCS

Niet van toepassing

Republiek Benin

BENIN GOLF AIR

PEA No 012/MDCTTP-PR/ANAC/DEA/SCS.

Onbekend

Republiek Benin

BENIN LITTORAL AIRWAYS

PEA No 013/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS.

LTL

Republiek Benin

COTAIR

PEA No 015/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS.

COB

Republiek Benin

ROYAL AIR

PEA No 11/ANAC/MDCTTP-PR/DEA/SCS

BNR

Republiek Benin

TRANS AIR BENIN

PEA No 016/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

TNB

Republiek Benin

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in de Republiek Congo

 

 

Republiek Congo

AERO SERVICE

RAC06-002

RSR

Republiek Congo

EQUAFLIGHT SERVICES

RAC 06-003

EKA

Republiek Congo

SOCIETE NOUVELLE AIR CONGO

RAC 06-004

Onbekend

Republiek Congo

TRANS AIR CONGO

RAC 06-001

Onbekend

Republiek Congo

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in de Democratische Republiek Congo (RDC)

 

Democratische Republiek Congo (RDC)

AFRICAN AIR SERVICES COMMUTER

409/CAB/MIN/TVC/051/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

AIR KASAI

409/CAB/MIN/ TVC/036/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

AIR KATANGA

409/CAB/MIN/TVC/031/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

AIR TROPIQUES

409/CAB/MIN/TVC/029/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

BLUE AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/028/08

BUL

Democratische Republiek Congo (RDC)

BRAVO AIR CONGO

409/CAB/MIN/TC/0090/2006

BRV

Democratische Republiek Congo (RDC)

BUSINESS AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/048/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

BUSY BEE CONGO

409/CAB/MIN/TVC/052/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

CETRACA AVIATION SERVICE

409/CAB/MIN/TVC/026/08

CER

Democratische Republiek Congo (RDC)

CHC STELLAVIA

409/CAB/MIN/TC/0050/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

COMPAGNIE AFRICAINE D’AVIATION (CAA)

409/CAB/MIN/TVC/035/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

DOREN AIR CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0032/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

ENTREPRISE WORLD AIRWAYS (EWA)

409/CAB/MIN/TVC/003/08

EWS

Democratische Republiek Congo (RDC)

FILAIR

409/CAB/MIN/TVC/037/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

GALAXY KAVATSI

409/CAB/MIN/TVC/027/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

GILEMBE AIR SOUTENANCE (GISAIR)

409/CAB/MIN/TVC/053/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

GOMA EXPRESS

409/CAB/MIN/TC/0051/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

GOMAIR

409/CAB/MIN/TVC/045/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

HEWA BORA AIRWAYS (HBA)

409/CAB/MIN/TVC/038/08

ALX

Democratische Republiek Congo (RDC)

INTERNATIONAL TRANS AIR BUSINESS (ITAB)

409/CAB/MIN/TVC/033/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

KIN AVIA

409/CAB/MIN/TVC/042/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

LIGNES AÉRIENNES CONGOLAISES (LAC)

Ministerial signature (ordonnance No. 78/205)

LCG

Democratische Republiek Congo (RDC)

MALU AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/04008

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

MANGO AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/034/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

SAFE AIR COMPANY

409/CAB/MIN/TVC/025/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

SERVICES AIR

409/CAB/MIN/TVC/030/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

SWALA AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/050/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

TMK AIR COMMUTER

409/CAB/MIN/TVC/044/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

TRACEP CONGO AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/046/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

TRANS AIR CARGO SERVICES

409/CAB/MIN/TVC/024/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

WIMBI DIRA AIRWAYS

409/CAB/MIN/TVC/039/08

WDA

Democratische Republiek Congo (RDC)

ZAABU INTERNATIONAL

409/CAB/MIN/TVC/049/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo (RDC)

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Djibouti

 

 

Djibouti

DAALLO AIRLINES

Onbekend

DAO

Djibouti

DJIBOUTI AIRLINES

Onbekend

DJB

Djibouti

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Equatoriaal Guinea

 

 

Equatoriaal Guinea

CRONOS AIRLINES

Onbekend

Onbekend

Equatoriaal Guinea

CEIBA INTERCONTINENTAL

Onbekend

CEL

Equatoriaal Guinea

EGAMS

Onbekend

EGM

Equatoriaal Guinea

EUROGUINEANA DE AVIACION Y TRANSPORTES

2006/001/MTTCT/DGAC/SOPS

EUG

Equatoriaal Guinea

GENERAL WORK AVIACION

002/ANAC

Niet van toepassing

Equatoriaal Guinea

GETRA — GUINEA ECUATORIAL DE TRANSPORTES AEREOS

739

GET

Equatoriaal Guinea

GUINEA AIRWAYS

738

Niet van toepassing

Equatoriaal Guinea

STAR EQUATORIAL AIRLINES

Onbekend

Onbekend

Equatoriaal Guinea

UTAGE — UNION DE TRANSPORT AEREO DE GUINEA ECUATORIAL

737

UTG

Equatoriaal Guinea

Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Indonesië, behalve Garuda Indonesia, Airfast Indonesia, Mandala Airlines en Ekspres Transportasi Antarbenua

 

 

Republiek Indonesië

AIR PACIFIC UTAMA

135-020

Onbekend

Republiek Indonesië

ALFA TRANS DIRGANTATA

135-012

Onbekend

Republiek Indonesië

ASCO NUSA AIR

135-022

Onbekend

Republiek Indonesië

ASI PUDJIASTUTI

135-028

Onbekend

Republiek Indonesië

AVIASTAR MANDIRI

135-029

Onbekend

Republiek Indonesië

CARDIG AIR

121-013

Onbekend

Republiek Indonesië

DABI AIR NUSANTARA

135-030

Onbekend

Republiek Indonesië

DERAYA AIR TAXI

135-013

DRY

Republiek Indonesië

DERAZONA AIR SERVICE

135-010

DRZ

Republiek Indonesië

DIRGANTARA AIR SERVICE

135-014

DIR

Republiek Indonesië

EASTINDO

135-038

Onbekend

Republiek Indonesië

GATARI AIR SERVICE

135-018

GHS

Republiek Indonesië

INDONESIA AIR ASIA

121-009

AWQ

Republiek Indonesië

INDONESIA AIR TRANSPORT

135-034

IDA

Republiek Indonesië

INTAN ANGKASA AIR SERVICE

135-019

Onbekend

Republiek Indonesië

JOHNLIN AIR TRANSPORT

135-043

Onbekend

Republiek Indonesië

KAL STAR

121-037

KLS

Republiek Indonesië

KARTIKA AIRLINES

121-003

KAE

Republiek Indonesië

KURA-KURA AVIATION

135-016

KUR

Republiek Indonesië

LION MENTARI ARILINES

121-010

LNI

Republiek Indonesië

MANUNGGAL AIR SERVICE

121-020

Onbekend

Republiek Indonesië

MEGANTARA

121-025

MKE

Republiek Indonesië

MERPATI NUSANTARA AIRLINES

121-002

MNA

Republiek Indonesië

METRO BATAVIA

121-007

BTV

Republiek Indonesië

MIMIKA AIR

135-007

Onbekend

Republiek Indonesië

NATIONAL UTILITY HELICOPTER

135-011

Onbekend

Republiek Indonesië

NUSANTARA AIR CHARTER

121-022

Onbekend

Republiek Indonesië

NUSANTARA BUANA AIR

135-041

Onbekend

Republiek Indonesië

NYAMAN AIR

135-042

Onbekend

Republiek Indonesië

PELITA AIR SERVICE

121-008

PAS

Republiek Indonesië

PENERBANGAN ANGKASA SEMESTA

135-026

Onbekend

Republiek Indonesië

PURA WISATA BARUNA

135-025

Onbekend

Republiek Indonesië

REPUBLIC EXPRESS AIRLINES

121-040

RPH

Republiek Indonesië

RIAU AIRLINES

121-016

RIU

Republiek Indonesië

SAMPOERNA AIR NUSANTARA

135-036

SAE

Republiek Indonesië

SAYAP GARUDA INDAH

135-004

Onbekend

Republiek Indonesië

SKY AVIATION

135-044

Onbekend

Republiek Indonesië

SMAC

135-015

SMC

Republiek Indonesië

SRIWIJAYA AIR

121-035

SJY

Republiek Indonesië

SURVEI UDARA PENAS

135-006

Onbekend

Republiek Indonesië

TRANSWISATA PRIMA AVIATION

135-021

Onbekend

Republiek Indonesië

TRAVEL EXPRESS AVIATION SERVICE

121-038

XAR

Republiek Indonesië

TRAVIRA UTAMA

135-009

Onbekend

Republiek Indonesië

TRI MG INTRA ASIA AIRLINES

121-018

TMG

Republiek Indonesië

TRIGANA AIR SERVICE

121-006

TGN

Republiek Indonesië

UNINDO

135-040

Onbekend

Republiek Indonesië

WING ABADI AIRLINES

121-012

WON

Republiek Indonesië

Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Kazachstan, behalve Air Astana

 

 

Republiek Kazachstan

AERO AIR COMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AEROPRAKT KZ

Onbekend

APK

Republiek Kazachstan

AIR ALMATY

AK-0331-07

LMY

Republiek Kazachstan

AIR COMPANY KOKSHETAU

AK-0357-08

KRT

Republiek Kazachstan

AIR DIVISION OF EKA

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AIR FLAMINGO

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AIR TRUST AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AK SUNKAR AIRCOMPANY

Onbekend

AKS

Republiek Kazachstan

ALMATY AVIATION

Onbekend

LMT

Republiek Kazachstan

ARKHABAY

Onbekend

KEK

Republiek Kazachstan

ASIA CONTINENTAL AIRLINES

AK-0345-08

CID

Republiek Kazachstan

ASIA CONTINENTAL AVIALINES

AK-0371-08

RRK

Republiek Kazachstan

ASIA WINGS

AK-0390-09

AWA

Republiek Kazachstan

ASSOCIATION OF AMATEUR PILOTS OF KAZAKHSTAN

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ATMA AIRLINES

AK-0372-08

AMA

Republiek Kazachstan

ATYRAU AYE JOLY

AK-0321-07

JOL

Republiek Kazachstan

AVIA-JAYNAR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

BEYBARS AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

BERKUT AIR/BEK AIR

AK-0311-07

BKT/BEK

Republiek Kazachstan

BERKUT KZ

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

BURUNDAYAVIA AIRLINES

AK-0374-08

BRY

Republiek Kazachstan

COMLUX

AK-0352-08

KAZ

Republiek Kazachstan

DETA AIR

AK-0344-08

DET

Republiek Kazachstan

EAST WING

AK-0332-07

EWZ

Republiek Kazachstan

EASTERN EXPRESS

AK-0358-08

LIS

Republiek Kazachstan

EURO-ASIA AIR

AK-0384-09

EAK

Republiek Kazachstan

EURO-ASIA AIR INTERNATIONAL

Onbekend

KZE

Republiek Kazachstan

FENIX

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

FLY JET KZ

AK-0391-09

FJK

Republiek Kazachstan

IJT AVIATION

AK-0335-08

DVB

Republiek Kazachstan

INVESTAVIA

AK-0342-08

TLG

Republiek Kazachstan

IRTYSH AIR

AK-0381-09

MZA

Republiek Kazachstan

JET AIRLINES

AK-0349-09

SOZ

Republiek Kazachstan

JET ONE

AK-0367-08

JKZ

Republiek Kazachstan

KAZAIR JET

AK-0387-09

KEJ

Republiek Kazachstan

KAZAIRTRANS AIRLINE

AK-0347-08

KUY

Republiek Kazachstan

KAZAIRWEST

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

KAZAVIA

Onbekend

KKA

Republiek Kazachstan

KAZAVIASPAS

Onbekend

KZS

Republiek Kazachstan

KOKSHETAU

AK-0357-08

KRT

Republiek Kazachstan

MEGA AIRLINES

AK-0356-08

MGK

Republiek Kazachstan

MIRAS

AK-0315-07

MIF

Republiek Kazachstan

NAVIGATOR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ORLAN 2000 AIRCOMPANY

Onbekend

KOV

Republiek Kazachstan

PANKH CENTER KAZAKHSTAN

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

PRIME AVIATION

 

 

Republiek Kazachstan

SALEM AIRCOMPANY

Onbekend

KKS

Republiek Kazachstan

SAMAL AIR

Onbekend

SAV

Republiek Kazachstan

SAYAKHAT AIRLINES

AK-0359-08

SAH

Republiek Kazachstan

SEMEYAVIA

Onbekend

SMK

Republiek Kazachstan

SCAT

AK-0350-08

VSV

Republiek Kazachstan

SKYBUS

AK-0364-08

BYK

Republiek Kazachstan

SKYJET

AK-0307-09

SEK

Republiek Kazachstan

SKYSERVICE

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

TYAN SHAN

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

UST-KAMENOGORSK

AK-0385-09

UCK

Republiek Kazachstan

ZHETYSU AIRCOMPANY

Onbekend

JTU

Republiek Kazachstan

ZHERSU AVIA

Onbekend

RZU

Republiek Kazachstan

ZHEZKAZGANAIR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Kirgizië

 

 

Kirgizië

AIR MANAS

17

MBB

Kirgizië

ASIAN AIR

Onbekend

AAZ

Kirgizië

AVIA TRAFFIC COMPANY

23

AVJ

Kirgizië

AEROSTAN (EX BISTAIR-FEZ BISHKEK)

08

BSC

Kirgizië

CLICK AIRWAYS

11

CGK

Kirgizië

DAMES

20

DAM

Kirgizië

EASTOK AVIA

15

EEA

Kirgizië

GOLDEN RULE AIRLINES

22

GRS

Kirgizië

ITEK AIR

04

IKA

Kirgizië

KYRGYZ TRANS AVIA

31

KTC

Kirgizië

KYRGYZSTAN

03

LYN

Kirgizië

MAX AVIA

33

MAI

Kirgizië

S GROUP AVIATION

6

SGL

Kirgizië

SKY GATE INTERNATIONAL AVIATION

14

SGD

Kirgizië

SKY WAY AIR

21

SAB

Kirgizië

TENIR AIRLINES

26

TEB

Kirgizië

TRAST AERO

05

TSJ

Kirgizië

VALOR AIR

07

VAC

Kirgizië

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Liberia

 

Liberia

Alle luchtvaartmaatschappijen die zijn gecertificeerd door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in de Republiek Gabon, behalve Gabon Airlines, Afrijet en SN2AG

 

 

Republiek Gabon

AIR SERVICES SA

0002/MTACCMDH/SGACC/DTA

AGB

Republiek Gabon

AIR TOURIST (ALLEGIANCE)

0026/MTACCMDH/SGACC/DTA

NIL

Republiek Gabon

NATIONALE ET REGIONALE TRANSPORT (NATIONALE)

0020/MTACCMDH/SGACC/DTA

Onbekend

Republiek Gabon

SCD AVIATION

0022/MTACCMDH/SGACC/DTA

Onbekend

Republiek Gabon

SKY GABON

0043/MTACCMDH/SGACC/DTA

SKG

Republiek Gabon

SOLENTA AVIATION GABON

0023/MTACCMDH/SGACC/DTA

Onbekend

Republiek Gabon

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Sao Tomé en Principe

Sao Tomé en Principe

AFRICA CONNECTION

10/AOC/2008

Onbekend

Sao Tomé en Principe

BRITISH GULF INTERNATIONAL COMPANY LTD

01/AOC/2007

BGI

Sao Tomé en Principe

EXECUTIVE JET SERVICES

03/AOC/2006

EJZ

Sao Tomé en Principe

GLOBAL AVIATION OPERATION

04/AOC/2006

Onbekend

Sao Tomé en Principe

GOLIAF AIR

05/AOC/2001

GLE

Sao Tomé en Principe

ISLAND OIL EXPLORATION

01/AOC/2008

Onbekend

Sao Tomé en Principe

STP AIRWAYS

03/AOC/2006

STP

Sao Tomé en Principe

TRANSAFRIK INTERNATIONAL LTD

02/AOC/2002

TFK

Sao Tomé en Principe

TRANSCARG

01/AOC/2009

Onbekend

Sao Tomé en Principe

TRANSLIZ AVIATION (TMS)

02/AOC/2007

TMS

Sao Tomé en Principe

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Sierra Leone

Sierra Leone

AIR RUM, LTD

Onbekend

RUM

Sierra Leone

DESTINY AIR SERVICES, LTD

Onbekend

DTY

Sierra Leone

HEAVYLIFT CARGO

Onbekend

Onbekend

Sierra Leone

ORANGE AIR SIERRA LEONE LTD

Onbekend

ORJ

Sierra Leone

PARAMOUNT AIRLINES, LTD

Onbekend

PRR

Sierra Leone

SEVEN FOUR EIGHT AIR SERVICES LTD

Onbekend

SVT

Sierra Leone

TEEBAH AIRWAYS

Onbekend

Onbekend

Sierra Leone

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Swaziland

Swaziland

AERO AFRICA (PTY) LTD

Onbekend

RFC

Swaziland

JET AFRICA SWAZILAND

Onbekend

OSW

Swaziland

ROYAL SWAZI NATIONAL AIRWAYS CORPORATION

Onbekend

RSN

Swaziland

SCAN AIR CHARTER, LTD

Onbekend

Onbekend

Swaziland

SWAZI EXPRESS AIRWAYS

Onbekend

SWX

Swaziland

SWAZILAND AIRLINK

Onbekend

SZL

Swaziland

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht in Zambia

 

 

Zambia

ZAMBEZI AIRLINES

Z/AOC/001/2009

ZMA

Zambia


(1)  De in bijlage A vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.


BIJLAGE B

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EXPLOITATIEBEPERKINGEN ZIJN OPGELEGD IN DE GEMEENSCHAP  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op haar AOC (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC)

ICAO-identificatienummer van de luchtvaartmaatschappij

Land van de exploitant

Type luchtvaartuig

Registratiekenteken(s) en, indien beschikbaar, serienummer(s)

Land waarin het luchtvaartuig is geregistreerd

AFRIJET (2)

CTA 0002/MTAC/ANAC-G/DSA

 

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 2 luchtvaartuigen van het type Falcon 50; 1 luchtvaartuig van het type Falcon 900

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-LGV; TR-LGY; TR-AFJ

Republiek Gabon

AIR ASTANA (3)

AK-0388-09

KZR

Kazachstan

De volledige vloot, met uitzondering van: 2 luchtvaartuigen van het type B767; 4 luchtvaartuigen van het type B757; 10 luchtvaartuigen van het type A319/320/321; 5 luchtvaartuigen van het type Fokker 50

De volledige vloot, met uitzondering van: P4-KCA, P4-KCB; P4-EAS, P4-FAS, P4-GAS, P4-MAS; P4-NAS, P4-OAS, P4-PAS, P4-SAS, P4-TAS, P4-UAS, P4-VAS, P4-WAS, P4-YAS, P4-XAS; P4-HAS, P4-IAS, P4-JAS, P4-KAS, P4-LAS

Aruba (Koninkrijk der Nederlanden)

AIR BANGLADESH

17

BGD

Bangladesh

B747-269B

S2-ADT

Bangladesh

AIR SERVICE COMORES

06-819/TA-15/DGACM

KMD

Comoren

De volledige vloot, met uitzondering van: LET 410 UVP

De volledige vloot, met uitzondering van: D6-CAM (851336)

Comoren

GABON AIRLINES (4)

CTA 0001/MTAC/ANAC

GBK

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 1 luchtvaartuig van het type B-767-200

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-LHP

Republiek Gabon

NOUVELLE AIR AFFAIRES GABON (SN2AG)

CTA 0003/MTAC/ANAC-G/DSA

NVS

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 1 luchtvaartuig van het type Challenger; CL601 1 luchtvaartuig van het type HS-125-800

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-AAG, ZS-AFG

Republiek Gabon; Republiek Zuid-Afrika

TAAG ANGOLA AIRLINES (5)

001

DTA

Republiek Angola

De volledige vloot, met uitzondering van: 3 luchtvaartuigen van het type Boeing B-777 en 4 luchtvaartuigen van het type Boeing B-737-700

De volledige vloot, met uitzondering van: D2-TED, D2-TEE, D2-TEF, D2-TBF, D2, TBG, D2-TBG, D2-TBJ

Republiek Angola

UKRAINIAN MEDITERRANEAN

164

UKM

Oekraïne

De volledige vloot, met uitzondering van een luchtvaartuig van het type MD-83

De volledige vloot, met uitzondering van: UR-CFF

Oekraïne


(1)  De in bijlage B vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.

(2)  Afrijet mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de gespecificeerde luchtvaartuigen.

(3)  Air Astana mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de gespecificeerde luchtvaartuigen.

(4)  Gabon Airlines mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Gemeenschap alleen gebruikmaken van het vermelde specifieke luchtvaartuig.

(5)  TAAG Angola Airlines mag alleen naar Portugal vliegen met het vermelde specifieke luchtvaartuig, onder de voorwaarden die zijn uiteengezet in overwegingen (58) en (59) van deze verordening.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/38


VERORDENING (EG) Nr. 1145/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

tot vaststelling van een verbod op de visserij op diepzeehaaien in gebied V, VI, VII, VIII, IX (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1359/2008 van de Raad van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009 en 2010, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (3) zijn quota voor 2009 en 2010 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, de betrokken, voor 2009 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 352 van 31.12.2008, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

8/DSS

Lidstaat

Spanje

Bestand

DWS/56789-

Soort

Diepzeehaaien

Gebied

V, VI, VII, VIII en IX (wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen)

Datum

17 oktober 2009


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/40


VERORDENING (EG) Nr. 1146/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/10

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/10 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1104/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/10 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 303 van 18.11.2009, blz. 62.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 27 november 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

34,42

0,96

1701 11 90 (1)

34,42

4,58

1701 12 10 (1)

34,42

0,82

1701 12 90 (1)

34,42

4,28

1701 91 00 (2)

40,56

5,30

1701 99 10 (2)

40,56

2,17

1701 99 90 (2)

40,56

2,17

1702 90 95 (3)

0,41

0,27


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/42


VERORDENING (EG) Nr. 1147/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

houdende vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 676/2009 van de Commissie (2) is een inschrijving geopend voor de vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in Spanje, van oorsprong uit derde landen.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), kan de Commissie, volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure, besluiten een maximumkorting op het invoerrecht vast te stellen. Voor de vaststelling van die korting moet met name rekening worden gehouden met de in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 vastgestelde criteria.

(3)

Toegewezen wordt aan inschrijvers wier offerte gelijk is aan of lager is dan de maximumkorting op het invoerrecht.

(4)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de van 13 november tot en met 26 november 2009 meegedeelde offertes in het kader van de in Verordening (EG) nr. 676/2009 bedoelde inschrijving wordt de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs vastgesteld op 15,49 EUR/t voor een totale hoeveelheid van maximaal 25 500 t.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 196 van 28.7.2009, blz. 6.

(3)  PB L 340 van 19.12.2008, blz. 57.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/43


VERORDENING (EG) Nr. 1148/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

betreffende de offertes voor de invoer van maïs die zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 677/2009 bedoelde openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 677/2009 van de Commissie (2) is een inschrijving geopend voor de vaststelling van de maximumkorting op het recht bij invoer van maïs in Portugal, van oorsprong uit derde landen.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008 van de Commissie van 18 december 2008 houdende uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de tariefcontingenten voor de invoer van maïs en sorgho in Spanje enerzijds en maïs in Portugal anderzijds (3), kan de Commissie, volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure, besluiten geen gevolg te geven aan de inschrijving.

(3)

Met name rekening houdend met de criteria van de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1296/2008, is het niet wenselijk een maximumkorting van het recht vast te stellen.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de offertes die van 13 november tot en met 26 november 2009 zijn meegedeeld in het kader van de in Verordening (EG) nr. 677/2009 bedoelde inschrijving voor de vaststelling van de korting op het recht bij invoer van maïs, wordt geen gevolg gegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 196 van 28.7.2009, blz. 7.

(3)  PB L 340 van 19.12.2008, blz. 57.


RICHTLIJNEN

27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/44


RICHTLIJN 2009/145/EG VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van groenterassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, en voor het in de handel brengen van zaaizaad van die landrassen en rassen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (1), en met name op artikel 4, lid 4, artikel 44, lid 2, en artikel 48, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De thema’s biodiversiteit en instandhouding van plantaardige genetische hulpbronnen zijn de laatste jaren steeds meer op de voorgrond getreden, zoals blijkt uit verschillende ontwikkelingen op internationaal en communautair niveau. Voorbeelden daarvan zijn Besluit 93/626/EEG van de Raad van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (2), Besluit 2004/869/EG van de Raad van 24 februari 2004 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Internationaal Verdrag inzake plantgenetische hulpbronnen voor voeding en landbouw (3), Verordening (EG) nr. 870/2004 van de Raad van 24 april 2004 tot vaststelling van een communautair programma inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 1467/94 (4), en Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (5). Krachtens Richtlijn 2002/55/EG moeten specifieke voorwaarden worden vastgesteld om met deze thema’s rekening te houden wat betreft het in de handel brengen van groentezaad.

(2)

Teneinde de instandhouding in situ en het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen te garanderen, moeten landrassen en rassen die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd (instandhoudingsrassen), worden geteeld en in de handel gebracht zelfs als zij niet voldoen aan de algemene eisen voor de toelating van rassen en het in de handel brengen van zaaizaad. Naast het algemene doel, de bescherming van plantaardige genetische hulpbronnen, ligt het bijzondere belang van het behoud van deze rassen in het feit dat zij bijzonder goed zijn aangepast aan bijzondere lokale omstandigheden.

(3)

Om het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen te garanderen, moeten rassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden (voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen), worden geteeld en in de handel gebracht zelfs als zij niet voldoen aan de algemene eisen voor de toelating van rassen en het in de handel brengen van zaaizaad. Naast het algemene doel, de bescherming van plantaardige genetische hulpbronnen, ligt het bijzondere belang van het behoud van deze rassen in het feit dat zij geschikt zijn om te worden geteeld onder bijzondere klimatologische, pedologische of landbouwtechnische omstandigheden (zoals manuele verzorging, herhaaldelijk oogsten).

(4)

Om instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen te behouden, moet worden voorzien in afwijkingen betreffende de toelating van die rassen en de productie en het in de handel brengen van zaaizaad van die rassen.

(5)

Die afwijkingen moeten betrekking hebben op de wezenlijke eisen voor de toelating van een ras en de procedurevoorschriften van Richtlijn 2003/91/EG van de Commissie van 6 oktober 2003 houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 7 van Richtlijn 2002/55/EG van de Raad wat betreft de kenmerken waartoe het onderzoek van bepaalde rassen van groentegewassen zich ten minste moet uitstrekken, en de minimumeisen voor dat onderzoek (6).

(6)

De lidstaten moet met name worden toegestaan hun eigen bepalingen inzake onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit vast te stellen. Die bepalingen moeten, wat onderscheidbaarheid en bestendigheid betreft, ten minste gebaseerd zijn op de kenmerken die zijn opgenomen in de technische vragenlijst die door de aanvrager moet worden ingevuld in verband met de aanvraag om toelating van het ras, als bedoeld in de bijlagen I en II bij Richtlijn 2003/91/EG. Wanneer de homogeniteit op basis van afwijkende typen wordt vastgesteld, moeten de bepalingen op gedefinieerde normen worden gebaseerd.

(7)

Er moet worden voorzien in procedurevoorschriften volgens welke een instandhoudingsras of een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras zonder officieel onderzoek mag worden toegelaten. Bovendien moet, wat de benaming van die rassen betreft, worden voorzien in bepaalde afwijkingen van de voorschriften van Richtlijn 2002/55/EG en Verordening (EG) nr. 637/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende de geschiktheid van rasbenamingen voor landbouw- en groentegewassen (7).

(8)

Voor instandhoudingsrassen moet worden voorzien in beperkingen betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaizaad, met name wat het gebied van oorsprong betreft, om te garanderen dat het in de handel brengen van het zaaizaad plaatsvindt in het kader van instandhouding in situ en duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen. In dit verband moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om aanvullende gebieden goed te keuren waar zaaizaad in de handel mag worden gebracht boven de hoeveelheid die nodig is om de instandhouding van het desbetreffende ras in zijn gebied van oorsprong te garanderen, mits die aanvullende gebieden vergelijkbaar zijn wat de natuurlijke of seminatuurlijke habitat betreft. Om ervoor te zorgen dat de band met het gebied van oorsprong behouden blijft, mag dit niet gelden wanneer een lidstaat aanvullende teeltgebieden heeft goedgekeurd.

(9)

Er moeten kwantitatieve beperkingen worden vastgesteld voor het in de handel brengen van elk instandhoudingsras en elk voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras.

(10)

Voor instandhoudingsrassen mogen de voor elk ras in de handel gebrachte hoeveelheden zaaizaad niet meer bedragen dan de hoeveelheid die nodig is om groente van het desbetreffende ras te produceren op een beperkte oppervlakte die is vastgesteld volgens het belang van de teelt van het gewas in kwestie. Om ervoor te zorgen dat deze hoeveelheden in acht worden genomen, moeten de lidstaten de producenten verplichten kennisgeving te doen van de hoeveelheden zaaizaad van instandhoudingsrassen die zij voornemens zijn te produceren, en waar nodig hoeveelheden aan de producenten toewijzen.

(11)

Voor voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen moeten de kwantitatieve beperkingen worden ingesteld in de vorm van het voorschrift dat het zaaizaad in kleine verpakkingen in de handel moet worden gebracht; de relatief hoge kosten van het in kleine verpakkingen verkochte zaaizaad hebben immers het effect van een kwantitatieve beperking.

(12)

Voor instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen moet de traceerbaarheid van het zaaizaad worden gegarandeerd door middel van passende sluitings- en etiketteringsvoorschriften.

(13)

Om ervoor te zorgen dat deze richtlijn correct wordt toegepast, moeten zaadgewassen van instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen voldoen aan specifieke voorwaarden betreffende de certificering en controle van het zaaizaad. Er moeten officiële nacontroles op het zaaizaad worden uitgevoerd. In alle stadia van de productie en het in de handel brengen moet officieel toezicht worden gehouden. De in de handel gebrachte hoeveelheden zaaizaad van instandhoudingsrassen moeten door de leveranciers aan de lidstaten en door de lidstaten aan de Commissie worden meegedeeld.

(14)

Na drie jaar moet de Commissie nagaan of de maatregelen waarin deze richtlijn voorziet, met name de bepalingen betreffende kwantitatieve beperkingen voor het in de handel brengen van zaaizaad van instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen, doeltreffend zijn.

(15)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Onderwerp en definities

Artikel 1

Onderwerp

1.   In deze richtlijn worden, wat de onder Richtlijn 2002/55/EG vallende groentegewassen betreft, bepaalde afwijkingen vastgesteld met betrekking tot de instandhouding in situ en het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen door teelt en het in de handel brengen:

a)

voor toelating voor opname in de nationale rassenlijsten van groentegewassen, als bedoeld in Richtlijn 2002/55/EG, van landrassen en rassen die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, hierna „instandhoudingsrassen” genoemd;

b)

voor toelating voor opname in de onder a) bedoelde lijsten, van rassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden, hierna „voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen” genoemd, en

c)

voor het in de handel brengen van zaaizaad van dergelijke instandhoudingsrassen en voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen.

2.   Richtlijn 2002/55/EG is van toepassing, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)   „instandhouding in situ”: de instandhouding van genetisch materiaal in zijn natuurlijke omgeving en, in het geval van gekweekte plantensoorten, in het agrarische milieu waar zij hun onderscheidende kenmerken hebben ontwikkeld;

b)   „genetische erosie”: verlies, in de loop van de tijd, van genetische diversiteit tussen en binnen populaties of rassen van dezelfde soort, of verkleining van de genetische basis van een soort door menselijk ingrijpen of milieuveranderingen;

c)   „landras”: een stel populaties of klonen van een plantensoort die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de milieuomstandigheden van hun gebied.

HOOFDSTUK II

Instandhoudingsrassen

Afdeling I

Toelating van instandhoudingsrassen

Artikel 3

Instandhoudingsrassen

1.   De lidstaten kunnen instandhoudingsrassen toelaten met inachtneming van de voorschriften in de artikelen 4 en 5.

2.   Instandhoudingsrassen worden als volgt toegelaten:

a)

De lidstaten kunnen een ras toelaten als ras waarvan het zaaizaad hetzij kan worden gecertificeerd als „gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras”, hetzij kan worden gecontroleerd als „standaardzaad van een instandhoudingsras”. Een dergelijk ras wordt in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen opgenomen als „instandhoudingsras waarvan het zaad wordt gecertificeerd overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie of gecontroleerd overeenkomstig artikel 11 van die richtlijn”.

b)

De lidstaten kunnen een ras toelaten als ras waarvan het zaaizaad slechts kan worden gecontroleerd als „standaardzaad van een instandhoudingsras”. Een dergelijk ras wordt in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen opgenomen als „instandhoudingsras waarvan het zaad wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie”.

Artikel 4

Wezenlijke voorschriften

1.   Om als instandhoudingsras te worden toegelaten, moet het in artikel 1, lid 1, onder a), bedoelde landras of ras van belang zijn voor de instandhouding van plantaardige genetische hulpbronnen.

2.   In afwijking van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2003/91/EG kunnen de lidstaten hun eigen bepalingen inzake onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van instandhoudingsrassen vaststellen.

In deze gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat voor onderscheidbaarheid en bestendigheid ten minste de kenmerken gelden die worden vermeld in:

a)

voor de in bijlage I bij Richtlijn 2003/91/EG vermelde gewassen, de technische vragenlijsten die behoren bij de testprotocollen van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP) die op die gewassen van toepassing zijn, of

b)

voor de in bijlage II bij Richtlijn 2003/91/EG vermelde gewassen, de technische vragenlijsten van de richtsnoeren van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV) die op die soorten van toepassing zijn.

Voor de beoordeling van de homogeniteit is Richtlijn 2003/91/EG van toepassing.

Indien het homogeniteitsniveau echter wordt vastgesteld op basis van afwijkende typen, worden een populatienorm van 10 % en een toelatingskans van ten minste 90 % toegepast.

Artikel 5

Procedurevoorschriften

In afwijking van artikel 7, lid 1, eerste zin, van Richtlijn 2002/55/EG is geen officieel onderzoek vereist indien de volgende informatie toereikend is om een besluit te nemen over de toelating van de instandhoudingsrassen:

a)

de beschrijving en de benaming van het instandhoudingsras;

b)

de resultaten van onofficiële tests;

c)

kennis verkregen door praktische ervaring tijdens de teelt, de vermeerdering en het gebruik, zoals door de aanvrager aan de betrokken lidstaat medegedeeld;

d)

andere informatie, met name van de voor plantaardige genetische hulpbronnen bevoegde instanties of van daartoe door de lidstaten erkende organisaties.

Artikel 6

Uitsluiting van toelating

Een instandhoudingsras wordt niet toegelaten voor opname in de nationale rassenlijst als:

a)

het reeds in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen is opgenomen als ander ras dan instandhoudingsras, of het binnen de laatste twee jaar van die gemeenschappelijke lijst is afgevoerd, of de bij artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2002/55/EG toegestane termijn minder dan twee jaar geleden is afgelopen, of

b)

het wordt beschermd door een communautair kwekersrecht als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad (8), of door een nationaal kwekersrecht, of als een aanvraag voor een dergelijk recht in behandeling is.

Artikel 7

Benaming

1.   Met betrekking tot benamingen van instandhoudingsrassen die vóór 25 mei 2000 bekend waren, kunnen de lidstaten afwijkingen van Verordening (EG) nr. 637/2009 toestaan, behalve wanneer deze afwijkingen inbreuk zouden maken op oudere rechten van een derde die krachtens artikel 2 van die verordening beschermd zijn.

2.   Niettegenstaande artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2002/55/EG kunnen de lidstaten meer dan één naam voor een ras toelaten als de desbetreffende namen vanouds bekend zijn.

Artikel 8

Gebied van oorsprong

1.   Wanneer een lidstaat een instandhoudingsras toelaat, bepaalt hij de plaats of de plaatsen, het gebied of de gebieden waar het ras vanouds is geteeld en waaraan het zich op natuurlijke wijze heeft aangepast, hierna „gebied van oorsprong” genoemd. Hij houdt rekening met informatie van voor plantaardige genetische hulpbronnen bevoegde instanties of van daartoe door de lidstaten erkende organisaties.

Indien het gebied van oorsprong in meer dan één lidstaat gelegen is, wordt het door alle betrokken lidstaten in gezamenlijk overleg bepaald.

2.   De lidstaat/lidstaten die het gebied van oorsprong bepaalt/bepalen, deelt/delen het aangewezen gebied aan de Commissie mede.

Artikel 9

Instandhouding

De lidstaten zorgen ervoor dat een instandhoudingsras in zijn gebied van oorsprong in stand wordt gehouden.

Afdeling II

Productie en in de handel brengen van zaaizaad van instandhoudingsrassen

Artikel 10

Certificering

In afwijking van artikel 20 van Richtlijn 2002/55/EG kunnen de lidstaten bepalen dat zaad van een instandhoudingsras kan worden gecertificeerd als gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras als het aan de volgende eisen voldoet:

a)

het zaad is afkomstig van zaad dat volgens welomschreven praktijken voor de instandhouding van het ras is geproduceerd;

b)

het zaad voldoet aan de bij artikel 2, lid 1, onder d), van Richtlijn 2002/55/EG vastgestelde certificeringsvoorschriften voor „gecertificeerd zaad”, met uitzondering van de voorschriften betreffende de minimale raszuiverheid en de voorschriften betreffende het officiële onderzoek of het onderzoek onder officieel toezicht;

c)

het zaad is voldoende raszuiver.

Artikel 11

Controle

In afwijking van artikel 20 van Richtlijn 2002/55/EG kunnen de lidstaten bepalen dat zaad van een instandhoudingsras kan worden gecontroleerd als standaardzaad van een instandhoudingsras als het aan de volgende eisen voldoet:

a)

het zaad voldoet aan de bij Richtlijn 2002/55/EG vastgestelde voorschriften voor het in de handel brengen van „standaardzaad”, met uitzondering van de voorschriften betreffende de minimale raszuiverheid;

b)

het zaad is voldoende raszuiver.

Artikel 12

Zaadcontrole

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat tests worden uitgevoerd om na te gaan of het zaaizaad van instandhoudingsrassen voldoet aan de voorschriften van de artikelen 10 en 11.

2.   De in lid 1 bedoelde tests worden uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, indien deze niet bestaan, volgens geschikte methoden.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat voor de in lid 1 bedoelde tests monsters van homogene partijen worden genomen. Zij zorgen ervoor dat, wat het gewicht van de partij en het gewicht van het monster betreft, de voorschriften van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2002/55/EG worden toegepast.

Artikel 13

Zaadteeltgebied

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat zaaizaad van een instandhoudingsras alleen in het gebied van oorsprong wordt geproduceerd.

Indien het zaad wegens een specifiek milieuprobleem niet in dat gebied kan worden geproduceerd, kunnen de lidstaten aanvullende zaadteeltgebieden goedkeuren, waarbij zij rekening houden met de informatie van voor plantaardige genetische hulpbronnen bevoegde instanties of van daartoe door de lidstaten erkende organisaties. Het in die aanvullende gebieden geproduceerde zaad mag echter uitsluitend in het gebied van oorsprong worden gebruikt.

2.   De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de aanvullende gebieden die zij krachtens lid 1 voor zaadteelt willen goedkeuren.

De Commissie en de andere lidstaten kunnen binnen twintig werkdagen na ontvangst van die kennisgevingen verzoeken dat de zaak wordt voorgelegd aan het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw. Overeenkomstig artikel 48, lid 1, onder b), van Richtlijn 2002/55/EG wordt een besluit genomen om, zo nodig, beperkingen of voorwaarden voor de aanwijzing van dergelijke gebieden vast te stellen.

Indien noch de Commissie, noch andere lidstaten een verzoek als bedoeld in de tweede alinea indienen, kan de lidstaat in kwestie de aanvullende zaadteeltgebieden waarvan hij kennisgeving heeft gedaan, goedkeuren.

Artikel 14

Voorwaarden voor het in de handel brengen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat zaaizaad van een instandhoudingsras alleen onder de volgende voorwaarden in de handel wordt gebracht:

a)

het is geproduceerd in zijn gebied van oorsprong of in een gebied als bedoeld in artikel 13;

b)

het wordt in zijn gebied van oorsprong in de handel gebracht.

2.   In afwijking van lid 1, onder b), mag een lidstaat op zijn grondgebied aanvullende gebieden goedkeuren voor het in de handel brengen van zaaizaad van een instandhoudingsras, mits die gebieden met het gebied van oorsprong vergelijkbaar zijn wat de natuurlijke en seminatuurlijke habitat van dat ras betreft.

Indien de lidstaten dergelijke aanvullende gebieden goedkeuren, zorgen zij ervoor dat de hoeveelheid zaaizaad die nodig is voor de productie van ten minste de in artikel 15 vermelde hoeveelheid zaaizaad, wordt gereserveerd voor de instandhouding van het ras in zijn gebied van oorsprong.

De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de goedkeuring van dergelijke aanvullende gebieden.

3.   Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 13 aanvullende zaadteeltgebieden goedkeurt, maakt hij geen gebruik van de afwijking waarin lid 2 van dit artikel voorziet.

Artikel 15

Kwantitatieve beperkingen

Elke lidstaat zorgt ervoor dat voor elk instandhoudingsras de hoeveelheid zaaizaad die per jaar in de handel wordt gebracht, niet meer bedraagt dan de hoeveelheid die nodig is om groenten te telen op het aantal hectare dat in bijlage I voor de desbetreffende soort wordt aangegeven.

Artikel 16

Toepassing van kwantitatieve beperkingen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de producenten hen vóór het begin van elk teeltseizoen in kennis stellen van de grootte en de ligging van het gebied voor de zaadteelt.

2.   Indien de overeenkomstig artikel 15 door de lidstaten vastgestelde hoeveelheden op grond van de in lid 1 bedoelde kennisgevingen waarschijnlijk zullen worden overschreden, wijzen de lidstaten aan elke betrokken producent de hoeveelheid toe die hij in het desbetreffende teeltseizoen in de handel mag brengen.

Artikel 17

Sluiten van verpakkingen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat zaaizaad van instandhoudingsrassen alleen in gesloten verpakkingen met een sluitingssysteem in de handel wordt gebracht.

2.   Verpakkingen die zaaizaad bevatten, worden door de leverancier op zodanige wijze gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het etiket van de leverancier of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

3.   Voor een goede sluiting overeenkomstig lid 2 moet ten minste het etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt of moet op de sluiting een zegel worden aangebracht.

Artikel 18

Etikettering

De lidstaten zorgen ervoor dat verpakkingen of recipiënten die zaaizaad van instandhoudingsrassen bevatten, worden voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst met de volgende gegevens:

a)

de woorden „EG-voorschriften en -normen”;

b)

de naam en het adres of het identificatiemerk van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;

c)

het jaar van sluiting, aangegeven als volgt: „gesloten in …” (jaar), of het jaar van de laatste monstername ten behoeve van het testen van de kiemkracht, aangegeven als volgt: „monster genomen in …” (jaar);

d)

de soort;

e)

de benaming van het instandhoudingsras;

f)

de woorden „gecertificeerd zaad van een instandhoudingsras” of „standaardzaad van een instandhoudingsras”;

g)

het gebied van oorsprong;

h)

wanneer het zaadteeltgebied niet het gebied van oorsprong is, de aanduiding van het zaadteeltgebied;

i)

het referentienummer van de partij, toegekend door de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;

j)

het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zaden;

k)

wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van de chemische behandeling of het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de kluwens zuivere zaden en het totale gewicht.

Artikel 19

Officiële nacontrole

De lidstaten zorgen ervoor dat het zaaizaad van een instandhoudingsras dat krachtens deze richtlijn in de handel wordt gebracht, door steekproefsgewijze keuringen aan officiële nacontrole op rasechtheid en raszuiverheid wordt onderworpen.

De in de eerste alinea bedoelde officiële nacontrole wordt uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, indien deze niet bestaan, volgens geschikte methoden.

Artikel 20

Toezicht

De lidstaten zorgen er door officieel toezicht tijdens de productie en het in de handel brengen voor dat het zaaizaad voldoet aan dit hoofdstuk, waarbij zij bijzondere aandacht besteden aan het ras, de teeltplaatsen en de hoeveelheden.

HOOFDSTUK III

Voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen

Afdeling I

Toelating van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen

Artikel 21

Voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen

1.   De lidstaten mogen voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen toelaten met inachtneming van de voorschriften in de artikelen 22 en 23.

2.   De lidstaten mogen een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras toelaten als ras waarvan het zaaizaad slechts kan worden gecontroleerd als „standaardzaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras”. Een dergelijk ras wordt in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen opgenomen als „voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras waarvan het zaad wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie”.

Artikel 22

Wezenlijke voorschriften

1.   Om te worden toegelaten als voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), mag een ras geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie van gewassen, maar moet het ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere omstandigheden.

Een ras wordt beschouwd als zijnde ontwikkeld voor teelt onder bijzondere omstandigheden als het is ontwikkeld voor teelt onder bijzondere landbouwtechnische, klimatologische of pedologische omstandigheden.

2.   In afwijking van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2003/91/EG kunnen de lidstaten hun eigen bepalingen inzake onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen vaststellen.

In deze gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat voor onderscheidbaarheid en bestendigheid ten minste de kenmerken gelden die worden vermeld in:

a)

voor de in bijlage I bij Richtlijn 2003/91/EG vermelde gewassen, de technische vragenlijsten die behoren bij de testprotocollen van het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP) die op die gewassen van toepassing zijn, of

b)

voor de in bijlage II bij Richtlijn 2003/91/EG vermelde gewassen, de technische vragenlijsten van de richtsnoeren van de Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV) die op die soorten van toepassing zijn.

Voor de beoordeling van de homogeniteit is Richtlijn 2003/91/EG van toepassing.

Indien het homogeniteitsniveau echter wordt vastgesteld op basis van afwijkende typen, worden een populatienorm van 10 % en een toelatingskans van ten minste 90 % toegepast.

Artikel 23

Procedurevoorschriften

In afwijking van artikel 7, lid 1, eerste zin, van Richtlijn 2002/55/EG is geen officieel onderzoek vereist indien de volgende informatie toereikend is om een besluit te nemen over de toelating van de voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen:

a)

de beschrijving en de benaming van het voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde ras;

b)

de resultaten van onofficiële tests;

c)

kennis verkregen door praktische ervaring tijdens de teelt, de vermeerdering en het gebruik, zoals door de aanvrager aan de betrokken lidstaat medegedeeld;

d)

andere informatie, met name van de voor plantaardige genetische hulpbronnen bevoegde instanties of van daartoe door de lidstaten erkende organisaties.

Artikel 24

Uitsluiting van toelating

Een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras wordt niet toegelaten voor opname in de nationale rassenlijst als:

a)

het reeds in de gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen is opgenomen als ander ras dan voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras, of het binnen de laatste twee jaar van die gemeenschappelijke rassenlijst van groentegewassen is afgevoerd, of de bij artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2002/55/EG toegestane termijn minder dan twee jaar geleden is afgelopen, of

b)

het wordt beschermd door een communautair kwekersrecht, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2100/94, of door een nationaal kwekersrecht, of als een aanvraag voor een dergelijk recht in behandeling is.

Artikel 25

Benaming

1.   Met betrekking tot benamingen van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen die vóór 25 mei 2000 bekend waren, kunnen de lidstaten afwijkingen van Verordening (EG) nr. 637/2009 toestaan, behalve wanneer deze afwijkingen inbreuk zouden maken op oudere rechten van een derde die krachtens artikel 2 van die verordening beschermd zijn.

2.   Niettegenstaande artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2002/55/EG kunnen de lidstaten meer dan één naam voor een ras toelaten als de desbetreffende namen vanouds bekend zijn.

Afdeling II

In de handel brengen van zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen

Artikel 26

Controle

In afwijking van artikel 20 van Richtlijn 2002/55/EG kunnen de lidstaten bepalen dat zaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras kan worden gecontroleerd als standaardzaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras als het aan de volgende eisen voldoet:

a)

het zaad voldoet aan de bij Richtlijn 2002/55/EG vastgestelde voorschriften voor het in de handel brengen van „standaardzaad”, met uitzondering van de voorschriften betreffende de minimale raszuiverheid;

b)

het zaad is voldoende raszuiver.

Artikel 27

Zaadcontrole

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat tests worden uitgevoerd om na te gaan of het zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen voldoet aan de voorschriften van artikel 26.

2.   De in lid 1 bedoelde tests worden uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, indien deze niet bestaan, volgens geschikte methoden.

Artikel 28

Kwantitatieve beperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen in de handel wordt gebracht in kleine verpakkingen waarbij het in bijlage II per soort aangegeven maximale nettogewicht niet wordt overschreden.

Artikel 29

Sluiten van verpakkingen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen alleen in gesloten verpakkingen met een sluitingssysteem in de handel wordt gebracht.

2.   Verpakkingen die zaaizaad bevatten, worden door de leverancier op zodanige wijze gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het etiket van de leverancier of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

3.   Voor een goede sluiting overeenkomstig lid 2 moet ten minste het etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt of moet op de sluiting een zegel worden aangebracht.

Artikel 30

Etikettering

De lidstaten zorgen ervoor dat verpakkingen die zaaizaad van voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkelde rassen bevatten, worden voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst met de volgende gegevens:

a)

de woorden „EG-voorschriften en -normen”;

b)

de naam en het adres of het identificatiemerk van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;

c)

het jaar van sluiting, aangegeven als volgt: „gesloten in …” (jaar), of het jaar van de laatste monstername ten behoeve van het testen van de kiemkracht, aangegeven als volgt: „monster genomen in …” (jaar);

d)

de soort;

e)

de benaming van het ras;

f)

de woorden „voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras”;

g)

het referentienummer van de partij, toegekend door de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten;

h)

het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zaden;

i)

wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van de chemische behandeling of het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de kluwens zuivere zaden en het totale gewicht.

Artikel 31

Officiële nacontrole

De lidstaten zorgen ervoor dat het zaaizaad van een voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras door steekproefsgewijze keuringen aan officiële nacontrole op rasechtheid en raszuiverheid wordt onderworpen.

De in de eerste alinea bedoelde officiële nacontrole wordt uitgevoerd volgens de gangbare internationale methoden of, indien deze niet bestaan, volgens geschikte methoden.

Artikel 32

Toezicht

De lidstaten zorgen er door officieel toezicht tijdens de productie en het in de handel brengen voor dat het zaaizaad voldoet aan dit hoofdstuk, waarbij zij bijzondere aandacht besteden aan het ras en de hoeveelheden.

HOOFDSTUK IV

Algemene en slotbepalingen

Artikel 33

Rapportering

De lidstaten zorgen ervoor dat de leveranciers die op hun grondgebied opereren, voor elk teeltseizoen verslag uitbrengen over de in de handel gebrachte hoeveelheid zaaizaad van elk instandhoudingsras en van elk voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras.

De lidstaten brengen op verzoek aan de Commissie en de andere lidstaten verslag uit over de op hun grondgebied in de handel gebrachte hoeveelheid zaaizaad van elk instandhoudingsras en van elk voor teelt onder bijzondere omstandigheden ontwikkeld ras.

Artikel 34

Kennisgeving van de erkende organisaties op het gebied van plantaardige genetische hulpbronnen

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de erkende organisaties als bedoeld in artikel 5, onder d), artikel 8, lid 1, artikel 13, lid 1, en artikel 23, onder d).

Artikel 35

Evaluatie

Uiterlijk op 31 december 2013 evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

Artikel 36

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 37

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 38

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33.

(2)  PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1.

(3)  PB L 378 van 23.12.2004, blz. 1.

(4)  PB L 162 van 30.4.2004, blz. 18.

(5)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(6)  PB L 254 van 8.10.2003, blz. 11.

(7)  PB L 191 van 23.7.2009, blz. 10.

(8)  PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1.


BIJLAGE I

Kwantitatieve beperkingen voor het in de handel brengen van zaaizaad van instandhoudingsrassen, als bedoeld in artikel 15

Botanische benaming

Maximumaantal hectare per lidstaat voor de teelt van groente per instandhoudingsras

Allium cepa L. — Cepa-groep

Brassica oleracea L.

Brassica rapa L.

Capsicum annuum L.

Cichorium intybus L.

Cucumis melo L.

Cucurbita maxima Duchesne

Cynara cardunculus L.

Daucus carota L.

Lactuca sativa L.

Lycopersicon esculentum Mill.

Phaseolus vulgaris L.

Pisum sativum L. (partim)

Vicia faba L. (partim)

40

Allium cepa L. — Aggregatum-groep

Allium porrum L.

Allium sativum L.

Beta vulgaris L.

Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai

Cucumis sativus L.

Cucurbita pepo L.

Foeniculum vulgare Mill.

Solanum melongena L.

Spinacia oleracea L.

20

Allium fistulosum L.

Allium schoenoprasum L.

Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm.

Apium graveolens L.

Asparagus officinalis L.

Cichorium endivia L.

Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill

Phaseolus coccineus L.

Raphanus sativus L.

Rheum rhabarbarum L.

Scorzonera hispanica L.

Valerianella locusta (L.) Laterr.

Zea mays L. (partim)

10


BIJLAGE II

Maximaal nettogewicht per verpakking, als bedoeld in artikel 28

Botanische benaming

Maximaal nettogewicht per verpakking, uitgedrukt in g

Phaseolus coccineus L.

Phaseolus vulgaris L.

Pisum sativum L. (partim)

Vicia faba L. (partim)

Spinacia oleracea L.

Zea mays L. (partim)

250

Allium cepa L. (Cepa-groep, Aggregatum-groep)

Allium fistulosum L.

Allium porrum L.

Allium sativum L.

Anthriscus cerefolium (L.) Hoffm.

Beta vulgaris L.

Brassica rapa L.

Cucumis sativus L.

Cucurbita maxima Duchesne

Cucurbita pepo L.

Daucus carota L.

Lactuca sativa L.

Petroselinum crispum (Mill.) Nyman ex A. W. Hill

Raphanus sativus L.

Scorzonera hispanica L.

Valerianella locusta (L.) Laterr.

25

Allium schoenoprasum L.

Apium graveolens L.

Asparagus officinalis L.

Brassica oleracea L. (alle)

Capsicum annuum L.

Cichorium endivia L.

Cichorium intybus L.

Citrullus lanatus (Thunb.) Matsum. et Nakai

Cucumis melo L.

Cynara cardunculus L.

Lycopersicon esculentum Mill.

Foeniculum vulgare Mill.

Rheum rhabarbarum L.

Solanum melongena L.

5


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/55


RICHTLIJN 2009/146/EG VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

tot rectificatie van Richtlijn 2008/125/EG tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG om aluminiumfosfide, calciumfosfide, magnesiumfosfide, cymoxanil, dodemorf, 2,5-dichloorbenzoëzuurmethylester, metamitron, sulcotrione, tebuconazool en triadimenol op te nemen als werkzame stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2008/125/EG van de Commissie (2) bevat terminologische fouten in verband met de toepassingen waarvoor het gebruik van aluminiumfosfide, calciumfosfide en magnesiumfosfide mag worden toestaan. Die fouten moeten worden gecorrigeerd.

(2)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 2008/125/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A van de zevende kolom („Bijzondere bepalingen”) van rij nr. 266 (aluminiumfosfide) worden de eerste en de tweede zin vervangen door:

„Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide, rodenticide, talpicide en leporicide in de vorm van gebruiksklare aluminiumfosfide bevattende producten.

Mag als rodenticide, talpicide en leporicide alleen voor outdoortoepassingen worden toegelaten.”.

2)

In deel A van de zevende kolom („Bijzondere bepalingen”) van rij nr. 267 (calciumfosfide) wordt de eerste zin vervangen door:

„Mag alleen worden toegelaten voor outdoortoepassingen als rodenticide en talpicide in de vorm van gebruiksklare calciumfosfide bevattende producten.”.

3)

In deel A van de zevende kolom („Bijzondere bepalingen”) van rij nr. 268 (magnesiumfosfide) worden de eerste en de tweede zin vervangen door:

„Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide, rodenticide, talpicide en leporicide in de vorm van gebruiksklare magnesiumfosfide bevattende producten.

Mag als rodenticide, talpicide en leporicide alleen voor outdoortoepassingen worden toegelaten.”.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 28 februari 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 maart 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 344 van 20.12.2008, blz. 78.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/56


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2009

tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9105)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/851/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (1), en met name op artikel 22, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2006/66/EG zijn de lidstaten verplicht om regelmatig, aan de hand van een vragenlijst, verslag uit te brengen over de uitvoering van de richtlijn.

(2)

Om ervoor te zorgen dat het opstellen van dat verslag geen buitensporige administratieve last veroorzaakt, is het passend in de lijst van vereiste informatie alleen die gegevens op te nemen die voor de Commissie het relevantst zijn om te beoordelen of de uitvoering van Richtlijn 2006/66/EG moet worden verbeterd.

(3)

De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (2),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De lidstaten stellen hun verslagen over de uitvoering van Richtlijn 2006/66/EG op aan de hand van de in de bijlage bij deze beschikking opgenomen vragenlijst.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 november 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1.

(2)  PB L 114 van 27.4.2006, blz. 9.


BIJLAGE

VRAGENLIJST VOOR DE VERSLAGEN VAN DE LIDSTATEN OVER DE UITVOERING VAN RICHTLIJN 2006/66/EG

1.   Omzetting in nationaal recht

Door elke lidstaat in zijn eerste verslag op te nemen informatie:

a)

Vermeld de besluiten waarbij de richtlijn in nationaal recht is omgezet, in voorkomend geval met inbegrip van latere wijzigingen en, voor zover beschikbaar, (een) elektronische link(s).

b)

Zijn een of meer bepalingen van de artikelen 8, 15 en 20 omgezet door middel van convenanten tussen de bevoegde autoriteiten en de betrokken economische actoren?

2.   Milieuprestaties

Welke maatregelen, met inbegrip van de toepassing van economische instrumenten als bedoeld in artikel 9, zijn genomen om de milieuprestaties van batterijen en accu’s overeenkomstig artikel 5 van de richtlijn te verbeteren?

3.   Inzamelingssystemen

Beschrijf in het kort (maximum 100 woorden) hoe artikel 8 in de praktijk is gebracht.

4.   Inzamelingsdoelstellingen

Vermeld voor elk kalenderjaar waarop het verslag betrekking heeft het gerealiseerde inzamelingspercentage, dat ook de in apparaten ingebouwde batterijen en accu’s omvat. Het eerste verslag betreft alleen het jaar 2011.

5.   Verwerking en recycling

a)

Welke maatregelen zijn genomen om te garanderen dat alle ingezamelde afgedankte batterijen en accu’s op een juiste wijze worden verwerkt en gerecycleerd overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2006/66/EG?

b)

Is gebruikgemaakt van de mogelijkheid om ingezamelde gevaarlijke draagbare batterijen of accu’s te verwijderen zoals bepaald in artikel 12, lid 1, tweede alinea? Vermeld in bevestigend geval de ontwerp-maatregel(en) die overeenkomstig artikel 12, lid 1, derde alinea, ter kennis van de Commissie is/zijn gebracht.

c)

Vermeld per betrokken kalenderjaar het gehaalde recyclingniveau. Is op alle ingezamelde batterijen en accu’s recycling toegepast overeenkomstig artikel 12, lid 1?

d)

Vermeld voor ieder kalenderjaar vanaf 26 september 2011, en zo mogelijk voor het jaar daarvoor, het gehaalde recyclingrendement.

6.   Verwijdering

a)

Welke maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat afgedankte industriële en autobatterijen en -accu’s niet worden verwijderd door ze op stortplaatsen te storten?

b)

Zijn er, om de verwijdering van batterijen en accu’s als gemengd stedelijk afval tot een minimum te beperken, maatregelen genomen die verder reiken dan het bepaalde in artikel 14?

7.   Uitvoer

Welke hoeveelheid ingezamelde afgedankte batterijen en accu’s is naar derde landen uitgevoerd? Specificeer de betrokken landen. Voor welk percentage van deze uitgevoerde afgedankte batterijen en accu’s is terdege aangetoond dat de recycling heeft plaatsgevonden in omstandigheden die stroken met de eisen van de richtlijn, zoals bepaald in artikel 15?

8.   Financiering

a)

Welke maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de inzameling, verwerking en recycling van alle afgedankte batterijen en accu’s wordt gefinancierd door de producenten of door namens hen optredende derden?

b)

Welke maatregelen zijn genomen om te garanderen dat producenten niet tweemaal kosten worden aangerekend wanneer batterijen en accu’s worden ingezameld via de systemen die uit hoofde van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) of Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn ingesteld?

9.   Nationale uitvoeringsverslagen

Verstrek informatie over alle overeenkomstig artikel 22, lid 3, onder a), b) en c), van Richtlijn 2006/66/EG genomen maatregelen (maximum 50 woorden per maatregel).

10.   Inspecties en handhaving

a)

Verstrek nadere bijzonderheden over de inspecties en controlesystemen die in uw lidstaat worden toegepast om te garanderen dat Richtlijn 2006/66/EG en met name de artikelen 4 en 21 daarvan worden nageleefd.

b)

Hoeveel gevallen van niet-naleving van Richtlijn 2006/66/EG zijn vastgesteld? Zijn er in uw lidstaat niet-conforme batterijen en/of accu’s uit de markt genomen? Geef aan wat de belangrijkste redenen van niet-conformiteit waren en welke maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de richtlijn wordt nageleefd.

11.   Andere informatie

a)

Geef in het eerste verslag een overzicht van de belangrijkste problemen die zich hebben voorgedaan bij de uitvoering van de richtlijn. Hoe zijn deze problemen verholpen of hoe kunnen ze worden aangepakt?

b)

Vermeld de administratieve instantie (naam, adres, e-mail, andere contactgegevens) die de beantwoording van deze vragenlijst coördineert.


(1)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34.

(2)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24.


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/59


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

tot vaststelling van overgangsmaatregelen uit hoofde van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de verwerking van rauwe melk die niet aan de voorschriften voldoet in bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in Roemenië en de structurele voorschriften voor dergelijke inrichtingen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9083)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/852/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (1), en met name op artikel 12, tweede alinea,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 852/2004 stelt algemene voorschriften voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven inzake de hygiëne van levensmiddelen vast, die onder meer zijn gebaseerd op de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP). In die verordening wordt bepaald dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen aan bepaalde op die beginselen gebaseerde procedures.

(2)

Verordening (EG) nr. 853/2004 stelt specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven vast en vult de in Verordening (EG) nr. 852/2004 vastgestelde voorschriften aan. De Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 omvatten structurele voorschriften voor melkverwerkingsinrichtingen, alsook hygiënevoorschriften voor rauwe melk en zuivelproducten.

(3)

Bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië (toetredingsakte) is aan Roemenië een overgangsperiode toegekend, die afloopt op 31 december 2009, om bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in staat te stellen aan de structurele en hygiënevoorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 te voldoen.

(4)

Punt a) van afdeling B.I. van hoofdstuk 5 van bijlage VII bij de toetredingsakte staat tot en met 31 december 2009 de exploitatie toe van bepaalde melkverwerkingsinrichtingen die niet voldoen aan de structurele voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004.

(5)

Sinds de toetreding van Roemenië is het aantal inrichtingen dat aan die structurele voorschriften voldoet, gestegen. In bepaalde melkverwerkingsinrichtingen worden echter nog steeds de nodige structurele verbeteringen aangebracht om aan die voorschriften te voldoen. In het licht van de in uitvoering zijnde structurele verbeteringen moet worden voorzien in een in de tijd beperkte afwijking van de structurele voorschriften van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004. De lijst van de inrichtingen die niet aan die structurele voorschriften voldoen, is vastgesteld in bijlage I bij deze beschikking.

(6)

Bovendien staat punt c) van afdeling B.I. van hoofdstuk 5 van bijlage VII bij de toetredingsakte tot en met 31 december 2009 de exploitatie toe van bepaalde melkverwerkingsinrichtingen die niet voldoen aan de hygiënevoorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004.

(7)

Melkproductiebedrijven die niet aan die hygiënevoorschriften voldoen, liggen verspreid over het gehele grondgebied van Roemenië. Het aandeel van de aan melkverwerkingsinrichtingen in Roemenië geleverde rauwe melk die aan die voorschriften voldoet, is de laatste jaren slechts licht gestegen.

(8)

Rekening houdend met de huidige situatie moet worden voorzien in een in de tijd beperkte afwijking van de hygiënevoorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 om Roemenië in staat te stellen zijn melksector in overeenstemming te brengen met die voorschriften.

(9)

In het licht van deze situatie moeten bepaalde in bijlage II bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen in staat worden gesteld om in afwijking van Verordening (EG) nr. 853/2004 melk die wel en melk die niet aan de voorschriften voldoet te blijven verwerken, mits de verwerking wordt uitgevoerd in afzonderlijke productielijnen. Bovendien moeten bepaalde in bijlage III bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen in staat worden gesteld om melk die niet aan de voorschriften voldoet zonder afzonderlijke productielijnen te blijven verwerken.

(10)

Om melkverwerkingsinrichtingen die aan de structurele voorschriften voldoen niet te bestraffen, moeten deze inrichtingen bovendien in staat worden gesteld melk die niet aan de voorschriften voldoet te blijven ontvangen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor melkverwerkingsinrichtingen die niet aan die voorschriften voldoen.

(11)

Zuivelproducten die zijn afgeleid van melk die niet aan de voorschriften voldoet, mogen alleen in Roemenië in de handel worden gebracht of alleen worden gebruikt voor verwerking in de melkverwerkingsinrichtingen waarop de in deze beschikking vastgestelde afwijkingen betrekking hebben.

(12)

De bij deze beschikking toegestane overgangsperiode moet worden beperkt tot 24 maanden met ingang van 1 januari 2010. De situatie in de melksector in Roemenië moet vóór het einde van die periode opnieuw worden bekeken. Roemenië moet daarom bij de Commissie jaarlijkse verslagen indienen met betrekking tot de vooruitgang bij de modernisering van de melkverwerkingsinrichtingen in die lidstaat, de melkproductiebedrijven die rauwe melk aan die inrichtingen leveren en het systeem voor de verzameling en het vervoer van melk die niet aan de voorschriften voldoet.

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Voor de uitvoering van deze beschikking wordt onder „melk die niet aan de voorschriften voldoet” verstaan: rauwe melk die niet voldoet aan de voorschriften van bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subhoofdstukken II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 2

1.   De structurele voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004, bijlage II, hoofdstuk II, en van Verordening (EG) nr. 853/2004, bijlage III, sectie I, hoofdstukken II en III, sectie II, hoofdstukken II en III, en sectie V, hoofdstuk I, zijn tot en met 31 december 2011 niet van toepassing op de in bijlage I bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen in Roemenië.

2.   Zuivelproducten die worden geproduceerd door de in lid 1 bedoelde inrichtingen mogen alleen:

a)

in de binnenlandse handel in Roemenië worden gebracht, of

b)

worden gebruikt voor verdere verwerking in inrichtingen in Roemenië, als bedoeld in lid 1.

Op deze zuivelproducten wordt een gezondheids- of identificatiemerk aangebracht dat verschilt van het gezondheids- of identificatiemerk, bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 3

In afwijking van de voorschriften, vastgesteld in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subhoofdstukken II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, mogen de in bijlage II bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen tot en met 31 december 2011 melk die wel en melk die niet aan de voorschriften voldoet blijven verwerken, mits de verwerking van de melk die wel en de melk die niet aan de voorschriften voldoet in afzonderlijke productielijnen wordt uitgevoerd.

Artikel 4

In afwijking van de voorschriften, vastgesteld in bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subhoofdstukken II en III, bij Verordening (EG) nr. 853/2004, mogen de in bijlage III bij deze beschikking opgenomen melkverwerkingsinrichtingen tot en met 31 december 2011 melk die niet aan de voorschriften voldoet zonder afzonderlijke productielijnen blijven verwerken.

Artikel 5

Zuivelproducten die zijn afgeleid van melk die niet aan de voorschriften voldoet, mogen alleen:

a)

in de binnenlandse handel in Roemenië worden gebracht, of

b)

worden gebruikt voor verdere verwerking in de melkverwerkingsinrichtingen in Roemenië, als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4.

Op deze zuivelproducten wordt een gezondheids- of identificatiemerk aangebracht dat verschilt van het gezondheids- of identificatiemerk, bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 6

Roemenië dient bij de Commissie jaarlijkse verslagen in over de vooruitgang die is geboekt bij het in overeenstemming brengen met de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 van:

a)

de verwerkingsinrichtingen, als bedoeld in artikel 2, lid 1, met inbegrip van een tijdschema om te voldoen aan de in die bepaling bedoelde structurele voorschriften;

b)

productiebedrijven die melk produceren die niet aan de voorschriften voldoet;

c)

het systeem voor de verzameling en het vervoer van melk die niet aan de voorschriften voldoet.

Het eerste jaarlijkse verslag wordt uiterlijk 31 december 2010 en het tweede jaarlijkse verslag uiterlijk 31 oktober 2011 bij de Commissie ingediend.

Voor deze verslagen wordt gebruikgemaakt van het model in bijlage IV.

Artikel 7

Deze beschikking is van toepassing van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011.

Artikel 8

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.


BIJLAGE I

LIJST VAN DE INRICHTINGEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1

Nr.

Veterinair nr.

Naam inrichting

Stad/straat of dorp/regio

1

AB 641

S.C. Biomilk SRL

Lopadea Noua, Jud. Alba, 517395

2

AB 1256

S.C. Binal Mob SRL

Rimetea, Jud. Alba, 517610

3

AB 3386

S.C. Lactate C.H. S.RL

Sanmiclaus, Jud. Alba, 517761

4

AR 563

S.C. Silmar Prod SRL

Santana, Jud. Arad, 317280

5

AG 11

S.C. Agrolact Cosesti

Cosesti, Jud. Arges, 115202

6

BC 2519

S.C. Marlact SRL

Buhoci, Jud. Bacau, 607085

7

BH 4020

S.C. Moisi Serv Com SRL

Borsa, nr. 8, jud. Bihor, 417431

8

BH 5158

S.C. Biolact Bihor SRL

Paleu, Jud. Bihor, 4 17166

9

BN 2120

S.C. Eliezer SRL

Lunca Ilvei, Jud. Bistrita Nasaud, 427125

10

BN 2192

S.C. Simcodrin Com SRL

Budesti-Fanate, Jud. Bistrita-Nasaud, 427021

11

BN 2399

S.C. Carmo- Lact Prod SRL

Monor, Jud. Bistrita-Nasaud, 427175

12

BN 209

S.C. Calatis Group Prod SRL

Bistrita, Jud. Bistrita-Nasaud, 427006

13

BN 2125

S.C. Sinelli SRL

Milas, Jud. Bistrita-Nasaud, 427165

14

BT 8

S.C. General Suhardo SRL

Paltinis, Jud. Botosani, 717295

15

BT 11

S.C. Portas Com SRL

Vlasinesti, Jud. Botosani, 717465

16

BT 109

S.C. Lacto Mac SRL

Bucecea, Jud. Botosani, 717045

17

BT 115

S.C. Comintex SRL

Darabani, Jud. Botosani, 715100

18

BT 263

S.C. Cosmi SRL

Saveni, Jud. Botosani 715300

19

BT 50

S.C. Pris Com Univers SRL

Flamanzi, Jud. Botosani, 717155

20

BV 8

S.C. Prodlacta SA Homorod

Homorod, Jud. Brasov, 507105

21

BV 2451

S.C. Prodlacta SA Fagaras

Fagaras, Jud. Brasov, 505200

22

BR 36

S.C. Hatman SRL

Vadeni, Jud. Braila, 817200

23

BR 63

S.C. Cas SRL

Braila, Jud. Braila, 810224

24

BZ 0098

S.C. Meridian Agroind

Ramnicu Sarat, Jud. Buzau, 125300

25

BZ 0627

S.C. Ianis Cos Lact SRL

C.A. Rosetti, Jud. Buzau, 127120

26

BZ 2012

S.C. Zguras Lacto SRL

Pogoanele, Jud. Buzau, 25200

27

CL 0044

S.C. Ianis Dim SRL

Lehliu Gară, Jud. Calarasi, 915300

28

CL 0368

S.C. Lacto GMG SRL

Jegalia, Jud. Calarasi, 917145

29

CJ 41

S.C. Kazal SRL

Dej, Jud. Cluj, 405200

30

CJ 7584

S.C. Aquasala SRL

Bobalna, Jud. Cluj, 407085

31

CT 04

S.C. Lacto Baneasa SRL

Baneasa, Jud. Constanta, 907035

32

CT 15

S.C. Nic Costi Trade SRL

Dorobantu, Jud. Constanta, 907211

33

CT 225

S.C. Mih Prod SRL

Cobadin, Jud.Constanta, 907065

34

CT 256

S.C. Ian Prod SRL

Targusor, Jud.Constanta, 907275

35

CT 258

S.C. Binco Lact SRL

Sacele, Jud.Constanta, 907260

36

CT 311

S.C. Alltocs Market SRL

Pietreni, Jud.Constanta, 907112

37

CT 11988

S.C. Lacto Baron SRL

Harsova, Jud. Constanta, 905400

38

CT 12203

S.C. Lacto Genimico SRL

Harsova, Jud. Constanta, 905400

39

CT 30

S.C. Eastern European Foods SRL

Mihail Kogalniceanu, Jud. Constanta, 907195

40

CT 294

S.C. Suflaria Import Export SRL

Cheia, Jud. Constanta, 907277

41

L9

S.C. Covalact SA

Sfantu Gheorghe, Jud. Covasna, 520076

42

CV 2451

S.C. Agro Pan Star SRL

Sfantu Gheorghe, Jud. Covasna, 520020

43

DJ 80

S.C. Duvadi Prod Com SRL

Breasta, Jud. Dolj, 207115

44

DJ 730

S.C. Lactido SA

Craiova, Jud. Dolj, 200378

45

GL 4136

S.C. Galmopan SA

Galati, Jud. Galati, 800506

46

GR 5610

S.C. Lacta SA

Giurgiu, Jud. Giurgiu, 080556

47

GJ 231

S.C. Sekam Prod SRL

Novaci, Jud. Gorj, 215300

48

GJ 2202

S.C. Arte Import Export

Targu. Jiu, Jud. Gorj, 210112

49

HR 383

S.C. Lactate Harghita SA

Cristuru Secuiesc, Jud. Harghita, 535400

50

HR 166

S.C. Lactopan SRL

Mujna, Jud. Harghita, 537076

51

HR 119

S.C. Bomilact SRL

Mădăraș, Jud. Harghita, 537071

52

HR 213

S.C. Paulact SA

Mărtiniș, Harghita, 537175

53

HR 625

S.C. Lactis SRL

Odorheiu Secuiesc, Harghita, 535600

54

HD 1014

S.C. Sorilact SA

Risculita, Jud. Hunedoara, 337012

55

IL 0750

S.C. Balsam Med SRL

Țăndărei, Jud. Ialomita, 925200

56

IL 1167

S.C. Sanalact SRL

Slobozia, Jud. Ialomita, 920002

57

IS 1012

S.C. Agrocom S.A.

Strunga, Jud. Iasi, 707465

58

IS 1540

S.C. Promilch S.R.L.

Podu Iloaiei, Jud. Iasi, 707365

59

MM 793

S.C. Wromsal SRL

Satulung, Jud. Maramures 437270

60

MM 6325

S.C. Ony SRL

Larga, Jud. Maramures, 437317

61

MM 1795

S.C. Calitatea SRL

Tautii Magheraus, Jud. Maramures, 437349

62

MM 4714

S.C. Saturil SRL

Giulesti, Jud. Maramures, 437162

63

MH 1304

S.C. IL SA Mehedinti

Drobeta Turnu Severin, Jud. Mehedinti, 220167

64

MS 297

S.C. Rodos S.R.L

Faragau, Jud. Mures, 547225

65

MS 483

S.C. Heliantus Prod

Reghin, Jud. Mures, 545300

66

MS 532

S.C. Horuvio Service SRL

Lunca Santu, Jud. Mures, 547375

67

MS 2462

S.C. Lucamex Com SRL

Gornesti, Jud. Mures, 547280

68

MS 5554

S.C. Globivetpharm S.R.L

Batos, Jud. Mures, 547085

69

L12

S.C. Camytex Prod SRL

Targu Neamt, Jud. Neamt, 615200

70

NT 900

S.C. Complex Agroalimentar SRL

Bicaz, Jud. Neamt, 615100

71

PH 212

S.C. Vitoro SRL

Ploiesti, Jud. Prahova, 100537

72

SM 4189

S.C. Primalact SRL

Satu Mare, Jud. Satu Mare, 440089

73

SJ 282

S.C. Calion SRL

Jibou, Jud. Salaj, 455200

74

SV 1085

S.C. Bucovina SA Falticeni

Falticeni, Jud. Suceava, 725200

75

SV 1562

S.C. Bucovina SA Suceava

Suceava, Jud. Suceava, 720290

76

SV 1888

S.C. Tocar Prod SRL

Fratautii Vechi, Jud. Suceava, 727255

77

SV 4540

S.C. Kinetas SRL

Boroaia, Jud. Suceava, 727040

78

SV 4909

S.C. Zada Prod SRL

Horodnic de Jos, Jud. Suceava, 727301

79

SV 6159

S.C. Ecolact SRL

Milisauti, Jud. Suceava, 727360

80

TR 78

S.C. Interagro SRL

Zimnicea, Jud. Teleorman, 145400

81

TR 27

S.C. Violact SRL

Putineiu, Jud. Teleorman, 147285

82

TR 81

S.C. Big Family SRL

Videle, Jud. Teleorman, 145300

83

TR 239

S.C. Comalact SRL

Nanov, Jud. Teleorman, 147215

84

TR 241

S.C. Investrom SRL

Sfintesti, Jud. Teleorman, 147340

85

TL 965

S.C. Mineri SRL

Mineri, Jud. Tulcea, 827211

86

VN 231

S.C. Vranlact SA

Focsani, Jud. Vrancea, 620122

87

VN 348

S.C. Stercus Lacto SRL

Ciorasti, Jud. Vrancea, 627082

88

VN 35

S.C. Monaco SRL

Vrâncioaia, Jud. Vrancea, 627445


BIJLAGE II

LIJST VAN DE INRICHTINGEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3

Nr.

Veterinair nr.

Naam inrichting

Stad/straat of dorp/regio

1

L35

S.C. Danone PDPA Romania SRL

Bucuresti, 032451

2

L81

S.C. Raraul SA

Campulung Moldovenesc, Jud.Suceava, 725100


BIJLAGE III

LIJST VAN DE INRICHTINGEN, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4

Nr.

Veterinair nr.

Naam inrichting

Stad/straat of dorp/regio

1

L18

S.C. Depcoinf MBD SRL

Targu Trotus, Jud. Bacau, 607630

2

L72

S.C. Lactomuntean SRL

Teaca, Jud. Bistrita Nasaud, 427345

3

L78

S.C. Romfulda Prod SRL

Beclean, Jud. Bistrita Nasaud, 425100

4

L107

S.C. Bendear Cris Prod Com SRL

Sieu Magherus, Jud. Bistrita-Nasaud, 427295

5

L109

S.C. G&B Lumidan SRL

Rodna, Jud. Bistrita-Nasaud, 427245

6

L110

S.C. Lech Lacto SRL

Lechinta, Jud. Bistrita-Nasaud, 427105

7

L3

S.C. Aby Impex SRL

Sendriceni, Jud. Botosani, 717380

8

L4

S.C. Spicul 2 SRL

Dorohoi, Jud. Botosani, 715200

9

L116

S.C. Ram SRL

Ibanesti, Jud. Botosani, 717215

10

L73

S.C. Eurocheese Productie SRL

Bucuresti, 030608

11

L97

S.C. Terra Valahica SRL

Berca, Jud. Buzau, 127035

12

L129

S.C. Bonas Import Export SRL

Dezmir, Jud. Cluj, 407039

13

L84

S.C. Picolact Prodcom SRL

Iclod, Jud. Cluj, 407335

14

L122

S.C. Napolact SA

Cluj-Napoca, Jud. Cluj, 400236

15

L43

S.C. Lactocorv SRL

Ion Corvin, Jud. Constanta, 907150

16

L40

S.C. Betina Impex SRL

Ovidiu, Jud. Constanta, 905900

17

L41

S.C. Elda Mec SRL

Topraisar, Jud. Constanta, 907210

18

L87

S.C. Niculescu Prod SRL

Cumpana, Jud. Constanta, 907105

19

L118

S.C. Assla Kar SRL

Medgidia, Jud. Constanta, 905600

20

L130

S.C. Muntina Prod SRL

Constanta, Jud. Constanta, 900735

21

L58

S.C. Industrializarea Laptelui SA

Targoviste, Jud. Dambovita, 130062

22

L82

S.C. Totallact Group S.A.

Dragodana, Jud. Dambovita, 137200

23

L91

S.C. Cosmilact SRL

Schela, Jud. Galati, 807265

24

L55

S.C. Gordon Prod SRL

Bisericani, Jud. Harghita, 535062

25

L65

S.C. Karpaten Milk

Suseni, Jud. Harghita, 537305

26

L124

S.C. Primulact SRL

Miercurea Ciuc, Jud. Harghita, 530242

27

L15

S.C. Teletext SRL

Slobozia, Jud. Ialomita, 920066

28

L99

S.C. Valizvi Prod Com SRL

Garbovi, Jud. Ialomita, 927120

29

L47

S.C. Oblaza SRL

Bârsana, Jud. Maramures, 437035

30

L85

S.C. Avi-Seb Impex SRL

Copalnic, Manastur, Jud. Maramures, 437103

31

L86

S.C. Zea SRL

Boiu Mare, Jud. Maramures, 437060

32

L16

S.C. Roxar Prod Com SRL

Cernesti, Jud. Maramures, 437085

33

L54

S.C. Rodlacta S.R.L.

Faragau, Jud. Mures, 547225

34

L32

S.C. Hochland Romania SRL

Sighisoara, Jud. Mures, 545400

35

L21

S.C. Industrializarea Laptelui Mures S.A.

Targu Mures, Jud. Mures, 540390

36

L108

S.C. Lactex Reghin SRL

Solovastru, Jud. Mures, 547571

37

L121

S.C. Mirdatod Prod S.R.L

Ibanesti, Jud. Mures, 547325

38

L96

S.C. Prod A.B.C. Company SRL

Grumazesti, Jud. Neamt, 617235

39

L101

S.C. 1 Decembrie SRL

Targu Neamt, Jud. Neamt, 615235

40

L106

S.C. Rapanu SR. COM SRL

Petricani, Jud. Neamt, 617315

41

L6

S.C Lacta Han Prod SRL

Urecheni, Jud. Neamt, 617490

42

L123

S.C. ProCom Pascal SRL

Pastraveni, Jud. Neamt, 617300

43

L63

S.C. Zoe Gab SRL

Fulga, Jud. Prahova, 107260

44

L50

S.C. Ecolact Prod SRL

Paulesti, Jud. Prahova, 107246

45

L100

S.C. Alto Impex SRL

Provita de Jos, Jud. Prahova, 107477

46

L53

S.C. Friesland Romania SA

Carei, Jud. Satu Mare, 445100

47

L93

S.C. Agrostar Company Lyc SRL

Ciuperceni, Jud. Satu Mare, 447067

48

L120

S.C. Unicarm SRL

Vetis, Jud. Satu Mare, 447355

49

L88

S.C. Agromec Crasna S.A.

Crasna, Jud. Salaj, 457085

50

L89

S.C. Ovinex SRL

Sarmasag, Jud. Salaj, 457330

51

L67

S.C. Gefa Impex SRL

Talmaciu, Jud. Sibiu, 555700

52

L71

S.C. Lacto Sibiana S.A.

Sura Mica, Jud. Sibiu, 557270

53

L5

S.C. Niro Serv Com SRL

Gura Humorului, Jud. Suceava, 725300

54

L36

S.C. Prolact Prod Com SRL

Vicovu de Sus, Jud. Suceava, 727610

55

L83

S.C. Balaceana Prod SRL

Balaceana, Jud. Suceava, 727125

56

L128

S.C. Tudia SRL

Gramesti, Jud. Suceava, 727285

57

L68

S.C. Aida SRL

Galanesti, Jud. Suceava, 727280

58

L80

S.C. Industrial Marian S.R.L.

Drănceni, Jud. Vaslui, 737220

59

L 136

S.C. Campaei Prest SRL

Hidiseul de Sus, Jud. Bihor, 417277

60

L135

S.C. Multilact SRL

Baia Mare, Jud. Maramures, 430015

61

L134

S.C. Lactocrist S.R.L.

Cristian, Jud. Sibiu, 557085

62

L137

S.C. Dunarea Prod S.R.L.

Milcovul, Jud. Vrancea, 627205


BIJLAGE IV

MODEL VOOR HET VERSLAG, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6

Nummer inrichting

Naam

Adres

Regio

Geboekte vooruitgang (korte beschrijving)

Geschat niveau van naleving

(%)

Geplande datum voor naleving

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Regio

Totaal aantal zuivelbedrijven

31.12.2009

Aantal zuivelbedrijven met melk die niet aan de voorschriften voldoet

31.12.2009

% niet-conforme zuivelbedrijven ten opzichte van het totale aantal

31.12.2009

Totaal aantal zuivelbedrijven

30.11.2010

Aantal zuivelbedrijven met melk die niet aan de voorschriften voldoet

30.11.2010

% niet-conforme zuivelbedrijven ten opzichte van het totale aantal

30.11.2010

Totaal aantal zuivelbedrijven

30.9.2011

Aantal zuivelbedrijven met melk die niet aan de voorschriften voldoet

30.9.2011

% niet-conforme zuivelbedrijven ten opzichte van het totale aantal

30.9.2011

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Samenvatting RO

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Regio

Totaal aantal melkverzamelingspunten

31.12.2009

Aantal verzamelingspunten voor melk die niet aan de voorschriften voldoet

31.12.2009

% niet-conforme verzamelingspunten ten opzichte van het totale aantal

31.12.2009

Totaal aantal melkverzamelingspunten

30.11.2010

Aantal verzamelingspunten voor melk die niet aan de voorschriften voldoet

30.11.2010

% niet-conforme verzamelingspunten ten opzichte van het totale aantal

30.11.2010

Totaal aantal melkverzamelingspunten

30.9.2011

% niet-conforme verzamelingspunten ten opzichte van het totale aantal

30.9.2011

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Samenvatting RO

 

 

 

 

 

 

 

 


27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/71


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2009

waarbij Frankrijk wordt gemachtigd om een overeenkomst te sluiten met Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna teneinde geldovermakingen tussen Frankrijk en elk van deze gebieden te behandelen als geldovermakingen binnen Frankrijk, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 9254)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2009/853/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (1), en met name op artikel 17,

Gezien het verzoek van Frankrijk,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 november 2007 heeft Frankrijk krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1781/2006 een afwijking gevraagd voor geldovermakingen tussen Frankrijk en respectievelijk Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna.

(2)

Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1781/2006 worden geldovermakingen tussen Frankrijk en respectievelijk Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna sinds 4 december 2007 tijdelijk als geldovermakingen binnen Frankrijk behandeld.

(3)

Op 16 juni 2009 is tijdens de vergadering van het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering aan de lidstaten meegedeeld dat de Commissie van mening is dat zij over de gegevens beschikt die zij nodig acht voor de beoordeling van het door Frankrijk ingediende verzoek.

(4)

Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna maken geen deel uit van het grondgebied van de Gemeenschap, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 299 van het EG-Verdrag. Saint-Pierre en Miquelon en Mayotte, krachtens een beschikking van de Raad van 31 december 1998, en Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna, krachtens Protocol nr. 27 betreffende Frankrijk, dat als bijlage bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gevoegd, maken echter wel deel uit van de valutazone van Frankrijk. Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna voldoen dan ook aan het criterium van artikel 17, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

(5)

Betalingsdienstaanbieders in Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna nemen rechtstreeks deel aan de betalings- en afwikkelingssystemen in Frankrijk, hetzij CORE, hetzij Target2-Banque de France. Ze voldoen dan ook aan het criterium van artikel 17, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

(6)

Opdat EG-verordeningen van toepassing zijn op Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna, moet Frankrijk specifieke wetgeving daartoe vaststellen. De vaststelling door Frankrijk van Beschikking nr. 2009-102 van 30 januari 2009 betreffende bij geldovermakingen van en naar Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna te voegen informatie over de betaler, garandeert dat deze gebieden in hun rechtsorde bepalingen hebben opgenomen die overeenstemmen met deze van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

(7)

Beschikking nr. 2009-103 van 30 januari 2009 betreffende het bevriezen van activa in de strijd tegen de financiering van terrorisme garandeert dat in Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna passende maatregelen zijn genomen om financiële sancties op te leggen aan entiteiten of personen die op een lijst zijn gezet door de Verenigde Naties of de Europese Unie.

(8)

Beschikking nr. 2006-60 van 19 januari 2006 tot modernisering van de financiële en economische wetgeving die van toepassing is op Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna, decreet nr. 2006-736 van 26 juni 2006 betreffende de strijd tegen het witwassen van geld en houdende wijziging van het financiële en monetaire wetboek en wet nr. 2004-130 van 11 februari 2004 houdende hervorming van het statuut van sommige rechterlijke en juridische beroepen garanderen dat Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna over een antiwitwasregeling beschikken die, met betrekking tot geldovermakingen, gelijkwaardig is aan die welke van toepassing is op het Franse grondgebied.

(9)

Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna beschikken dan ook over dezelfde regels als die welke zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1781/2006 en verlangen van hun betalingsdienstaanbieders dat zij deze toepassen; zij voldoen derhalve aan het criterium van artikel 17, lid 1, onder c) van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

(10)

De gevraagde afwijking moet Frankrijk dan ook worden toegestaan.

(11)

De maatregelen van deze beschikking zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Frankrijk wordt gemachtigd om een overeenkomst te sluiten met Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna teneinde geldovermakingen tussen Frankrijk en respectievelijk Saint-Pierre en Miquelon, Mayotte, Nieuw-Caledonië, Frans-Polynesië en Wallis en Futuna te behandelen als geldovermakingen binnen Frankrijk, met het oog op de toepassing van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 26 november 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

27.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/73


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/854/GBVB VAN DE RAAD

van 20 november 2009

tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 november 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EUBAM Rafah) vastgesteld (1).

(2)

Op 10 november 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/862/GBVB (2) tot wijziging en verlenging, tot en met 24 november 2009, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB, vastgesteld.

(3)

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB dient nogmaals te worden verlengd, en wel tot en met 24 mei 2010,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 13, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Het financiële referentiebedrag bestemd voor de uitgaven van de missie voor de periode van 25 november 2009 tot en met 24 mei 2010 bedraagt 1 120 000 EUR.”.

2.

De tweede alinea van artikel 16 wordt vervangen door:

„Het verstrijkt op 24 mei 2010.”.

3.

Artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

Evaluatie

Dit gemeenschappelijk optreden wordt uiterlijk op 15 april 2010 geëvalueerd.”.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 november 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB L 327 van 14.12.2005, blz. 28.

(2)  PB L 306 van 15.11.2008, blz. 98.