ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.274.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 975/2009 van de Commissie van 19 oktober 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2009/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van Richtlijn 87/372/EEG van de Raad inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden ( 1 ) |
|
|
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag |
|
|
|
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 974/2009 VAN DE COMMISSIE
van 19 oktober 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 20 oktober 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 oktober 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
54,3 |
MK |
27,3 |
|
TR |
89,8 |
|
ZZ |
57,1 |
|
0707 00 05 |
MK |
31,4 |
TR |
92,8 |
|
ZZ |
62,1 |
|
0709 90 70 |
TR |
81,6 |
ZZ |
81,6 |
|
0805 50 10 |
AR |
53,7 |
CL |
83,5 |
|
TR |
77,6 |
|
US |
56,3 |
|
ZA |
77,9 |
|
ZZ |
69,8 |
|
0806 10 10 |
BR |
220,9 |
EG |
80,3 |
|
TR |
112,4 |
|
US |
205,1 |
|
ZZ |
154,7 |
|
0808 10 80 |
AU |
175,3 |
CL |
86,9 |
|
CN |
78,3 |
|
MK |
16,1 |
|
NZ |
83,2 |
|
US |
103,9 |
|
ZA |
73,6 |
|
ZZ |
88,2 |
|
0808 20 50 |
CN |
60,6 |
TR |
85,0 |
|
ZA |
70,1 |
|
ZZ |
71,9 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 975/2009 VAN DE COMMISSIE
van 19 oktober 2009
tot wijziging van Richtlijn 2002/72/EG inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (1), en met name op artikel 5, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2002/72/EG van de Raad van 6 augustus 2002 inzake materialen en voorwerpen van kunststof, bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (2) is een communautaire lijst van monomeren en andere uitgangsstoffen vastgesteld die mogen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof. Onlangs heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („de Autoriteit”) aanvullende monomeren en uitgangsstoffen positief beoordeeld, die nu aan de bestaande lijst moeten worden toegevoegd. |
(2) |
Richtlijn 2002/72/EG bevat ook een communautaire lijst met additieven die voor de vervaardiging van materialen en voorwerpen van kunststof mogen worden gebruikt. Onlangs heeft de Autoriteit aanvullende additieven positief beoordeeld, die nu aan de bestaande lijst moeten worden toegevoegd. |
(3) |
Richtlijn 2002/72/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Volgens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2002/72/EG zal de communautaire lijst van additieven die in bijlage III bij die richtlijn is opgenomen, met ingang van 1 januari 2010 een positieve lijst worden. Daarom moeten de titels in bijlage III bij die richtlijn niet meer verwijzen naar een „onvolledige” lijst van additieven. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II, III, IV bis, V en VI bij Richtlijn 2002/72/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlagen I tot en met V bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 oktober 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.
(2) PB L 220 van 15.8.2002, blz. 18.
BIJLAGE I
In deel A van bijlage II bij Richtlijn 2002/72/EG worden de volgende regels ingevoegd in numerieke volgorde:
Ref.-nr. |
CAS-nr. |
Naam |
Beperkingen en/of specificaties |
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
„14627 |
0000117-21-5 |
3-chloorftaalzuuranhydride |
SML = 0,05 mg/kg (uitgedrukt als 3-chloorftaalzuur) |
14628 |
0000118-45-6 |
4-chloorftaalzuuranhydride |
SML = 0,05 mg/kg (uitgedrukt als 4-chloorftaalzuur) |
14876 |
0001076-97-7 |
1,4-cyclohexaandicarbonzuur |
SML = 5 mg/kg Alleen voor de vervaardiging van polyesters |
18117 |
0000079-14-1 |
Glycolzuur |
Alleen voor indirect contact met levensmiddelen, achter een laag polyethyleentereftalaat (pet) |
19965 |
0006915-15-7 |
Appelzuur |
Alleen voor gebruik als comonomeer in alifatische polyesters tot een maximumgehalte van 1 % op molaire basis |
21498 |
0002530-85-0 |
[3-(methacryloxy) propyl]trimethoxysilaan |
SML = 0,05 mg/kg Alleen voor gebruik als oppervlakbehandelingsmiddel van anorganische vulstoffen”. |
BIJLAGE II
Bijlage III bij Richtlijn 2002/72/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het woord „onvolledige” wordt geschrapt uit de algemene titel van bijlage III en uit de titels van de delen A en B. |
2) |
In deel A worden de volgende regels ingevoegd in numerieke volgorde:
|
BIJLAGE III
In bijlage IV bis bij Richtlijn 2002/72/EG worden de volgende regels ingevoegd in numerieke volgorde:
Ref.-nr. |
CAS-nr. |
Naam |
„49080 |
852282-89-4 |
N-(2,6-diisopropylfenyl)-6-[4-(1,1,3,3-tetramethylbutyl)fenoxy]-1H-benzo [de]isochinoline-1,3(2H)-dion |
72141 |
0018600-59-4 |
2,2′-(1,4-fenyleen)bis[4H-3,1-benzoxazine-4-on] |
76807 |
0007308-26-5 |
Polyester van adipinezuur met 1,3-butaandiol, 1,2-propaandiol en 2-ethyl-1-hexanol |
92475 |
0203255-81-6 |
3,3′,5,5′-tetrakis(tert-butyl)-2,2′-dihydroxybifenyl, cyclische ester met [3-(3-tert-butyl-4-hydroxy-5-methylfenyl)propyl]oxyfosfonigzuur”. |
BIJLAGE IV
In deel B van bijlage V bij Richtlijn 2002/72/EG worden de volgende regels ingevoegd in numerieke volgorde:
Ref.-nr. |
Andere specificaties |
„60027 |
Gehydrogeneerde homopolymeren en/of copolymeren van 1-hexeen en/of 1-octeen en/of 1-deceen en/of 1-dodeceen en/of 1-tetradeceen (molecuulgewicht: 440-12 000) Gemiddeld molecuulgewicht ten minste 440 Da Minimale viscositeit bij 100 °C : ten minste 3,8 cSt (3,8 × 10-6 m2/s) |
77708 |
Polyethyleenglycol (EO = 1-50)-ethers van onvertakte en vertakte primaire (C8 - C22) alcoholen Maximaal restgehalte van ethyleenoxide in het materiaal of voorwerp = 1 mg/kg |
80350 |
Poly(12-hydroxystearinezuur)-polyethyleeniminecopolymeer Reactieproduct van poly(12-hydroxystearinezuur) met polyethyleenimine |
80480 |
Poly(6-morfolino-1,3,5-triazine-2,4-diyl)-[(2,2,6,6-tetramethyl-4-piperidyl)imino)]-hexamethyleen-[(2,2,6,6-tetramethyl-4-piperidyl)imino)] Gemiddeld molecuulgewicht ten minste 2 400 Da Restgehalte van morfoline ≤ 30 mg/kg, van N,N’-bis(2,2,6,6-tetramethylpiperidine-4-yl)hexaan-1,6-diamine < 15 000 mg/kg en van 2,4-dichloor-6-morfolino-1,3,5-triazine ≤ 20 mg/kg |
93450 |
Titaandioxide, bekleed met een copolymeer van n-octyltrichloorsilaan en [aminotris(methyleenfosfonzuur), pentanatriumzout] Het gehalte van het oppervlakbehandelingscopolymeer van het beklede titaandioxide is minder dan 1 % m/m”. |
BIJLAGE V
Bijlage VI bij Richtlijn 2002/72/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Noot 8 wordt vervangen door:
|
2) |
De volgende noten worden toegevoegd:
|
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 976/2009 VAN DE COMMISSIE
van 19 oktober 2009
tot uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de netwerkdiensten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (1), en met name op artikel 16,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2007/2/EG stelt algemene regels vast voor de oprichting van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Europese Gemeenschap. De lidstaten dienen te zorgen voor de oprichting en exploitatie van een netwerk van diensten met betrekking tot de verzamelingen ruimtelijke gegevens (VRG’s) en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (DRG’s) waarvoor overeenkomstig deze richtlijn metagegevens zijn aangemaakt. |
(2) |
Met het oog op de compatibiliteit en bruikbaarheid van deze diensten op communautair niveau moeten in verband met de in de bijlagen I, II en III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thema’s de technische specificaties en minimumprestatiecriteria voor deze diensten worden vastgesteld. |
(3) |
Om ervoor te zorgen dat overheidsinstanties en derden de technische mogelijkheid krijgen om hun VRG’s en DRG’s aan de netwerkdiensten te koppelen, dienen de passende eisen betreffende deze diensten te worden vastgesteld. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 22 van Richtlijn 2007/2/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden de eisen betreffende de oprichting en het onderhoud van de netwerkdiensten waarin artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG voorziet (hierna „de netwerkdiensten”) en de verplichtingen in verband met de beschikbaarheid van deze diensten voor de overheidsinstanties van de lidstaten en derden ingevolge artikel 12 van die richtlijn vastgesteld.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de in deel A van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1205/2008 van de Commissie (2) opgenomen definities.
De volgende definities zijn eveneens van toepassing:
1. „initiële operationele capaciteit”: het vermogen van een netwerkdienst om volledige functionaliteit te verschaffen zonder de kwaliteit van de dienst overeenkomstig de regels in bijlage I bij deze verordening of de toegang tot de dienst voor alle gebruikers via het Inspire-geoportaal te waarborgen;
2. „prestaties”: het minimumniveau vanaf hetwelk een doelstelling als bereikt wordt beschouwd en dat weergeeft hoe snel een verzoek binnen een Inspire-netwerkdienst kan worden uitgevoerd;
3. „capaciteit”: het maximumaantal simultane dienstverzoeken dat met prestatiewaarborg wordt uitgevoerd;
4. „beschikbaarheid”: de waarschijnlijkheid dat de netwerkdienst beschikbaar is;
5. „responstijd”: de op de locatie van de lidstaat gemeten tijd waarbinnen de dienstoperatie de eerste byte van het resultaat heeft opgeleverd;
6. „dienstverzoek”: één verzoek om één operatie van een Inspire-netwerkdienst;
7. „Inspire-metagegevenselement”: een in deel B van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1205/2008 opgenomen metagegevenselement;
8. „publiceren”: de operatie van het toevoegen, verwijderen of bijwerken van Inspire-metagegevenselementen van bronnen in de zoekdienst;
9. „natuurlijke taal”: menselijke spreek-, schrijf- of gebarentaal voor algemene communicatiedoeleinden;
10. „verzamelen”: een operatie waarbij Inspire-metagegevenselementen van bronnen uit een bronzoekdienst worden opgehaald en de metagegevens van deze bronnen in de doelzoekdienst kunnen worden gecreëerd, verwijderd of bijgewerkt;
11. „laag”: een basiseenheid van geografische informatie die als een kaart uit een server kan worden opgevraagd overeenkomstig EN ISO 19128.
Artikel 3
Eisen betreffende netwerkdiensten
De netwerkdiensten moeten voldoen aan de kwaliteitseisen voor de diensten uit bijlage I.
Bovendien moet elk type netwerkdienst voldoen aan het volgende:
a) |
wat de zoekdiensten betreft, de specifieke eisen en kenmerken uit bijlage II; |
b) |
wat de raadpleegdiensten betreft, de specifieke eisen en kenmerken uit bijlage III. |
Artikel 4
Toegang tot de netwerkdiensten
1. Uiterlijk op 9 mei 2011 verlenen de lidstaten de zoek- en raadpleegdiensten met initiële operationele capaciteit.
2. Uiterlijk op 9 november 2011 verlenen de lidstaten de zoek- en raadpleegdiensten in overeenstemming met deze verordening.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 oktober 2009.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.
(2) PB L 326 van 4.12.2008, blz. 12.
BIJLAGE I
KWALITEIT VAN DE DIENST
Overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2007/2/EG gekoppelde netwerkdiensten van derden worden niet in aanmerking genomen bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienst om de mogelijke verslechtering ten gevolge van cascade-effecten te vermijden.
De volgende dienstkwaliteitscriteria betreffende prestaties, capaciteit en beschikbaarheid worden gegarandeerd.
1. PRESTATIES
De responstijd voor het verzenden van het initiële antwoord op een zoekdienstverzoek bedraagt in normale omstandigheden maximaal 3 seconden.
Voor een beeld van 470 kilobyte (bv. 800 × 600 pixels met een kleurdiepte van 8 bits) bedraagt de responstijd voor het verzenden van het initiële antwoord op een „haal kaart”-verzoek aan een raadpleegdienst in normale omstandigheden maximaal vijf seconden.
Onder normale omstandigheden wordt verstaan een periode zonder piekbelasting, d.w.z. 90 % van de tijd.
2. CAPACITEIT
Overeenkomstig het dienstkwaliteitscriterium betreffende prestaties moeten per seconde minimaal 30 verzoeken aan een zoekdienst gelijktijdig kunnen worden verwerkt.
Overeenkomstig het dienstkwaliteitscriterium betreffende prestaties moeten per seconde minimaal 20 verzoeken aan een raadpleegdienst gelijktijdig kunnen worden verwerkt.
3. BESCHIKBAARHEID
Een netwerkdienst moet 99 % van de tijd beschikbaar zijn.
BIJLAGE II
ZOEKDIENSTEN
DEEL A
Zoekcriteria
Om in overeenstemming te zijn met de in artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2007/2/EG gespecificeerde minimale reeks zoekcriteria, moet de zoekdienst het zoeken aan de hand van de in tabel 1 van deze bijlage vermelde Inspire-metagegevenselementen ondersteunen.
Tabel 1
Minimale zoekcriteria |
Inspire-metagegevenselementen |
Trefwoorden |
Trefwoord |
Classificatie van ruimtelijke gegevens en diensten (voor VRG’s en reeksen VRG’s) |
Onderwerpcategorie |
Classificatie van ruimtelijke gegevens en diensten (voor DRG’s) |
Type DRG |
Kwaliteit en geldigheid van VRG’s |
Algemene beschrijving herkomst |
Kwaliteit en geldigheid van VRG’s |
Ruimtelijke resolutie |
Mate van overeenstemming met de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG |
Specificatie |
Mate van overeenstemming met de uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG |
Conformiteitsindicatie |
Geografische locatie |
Geografische rechthoek |
Voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van VRG’s en DRG’s |
Voorwaarden voor toegang en gebruik |
Voorwaarden voor de toegang tot en het gebruik van VRG’s en DRG’s |
Beperkingen op openbare toegang |
Overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de oprichting, het beheer, het onderhoud en de verspreiding van VRG’s en DRG’s |
Verantwoordelijke organisatie |
Overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor de oprichting, het beheer, het onderhoud en de verspreiding van VRG’s en DRG’s |
Rol van de verantwoordelijke organisatie |
Als zoekcriteria dienen ook de volgende Inspire-metagegevenselementen (of reeksen elementen) te kunnen worden gebruikt:
a) |
titel van de bron, |
b) |
samenvatting van de bron, |
c) |
type bron, |
d) |
unieke identifier van de bron, |
e) |
tijdsreferentie. |
Om het mogelijk te maken bronnen te zoeken aan de hand van een combinatie van zoekcriteria, dienen logische en vergelijkingsoperatoren te worden ondersteund.
Om het mogelijk te maken bronnen te zoeken op basis van de geografische locatie van de bron, dient de in tabel 2 opgevoerde ruimtelijke operator te worden ondersteund.
Tabel 2
Naam van de operator |
Eigenschap |
Overlapt (intersects) |
Vereist dat het Inspire-metagegevenselement geografische rechthoek een nader omschreven gebied overlapt. |
DEEL B
Operaties
1. LIJST VAN OPERATIES
Om in overeenstemming te zijn met artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG, moet de zoekdienst de in tabel 3 van deze bijlage vermelde operaties ondersteunen.
Tabel 3
Operatie |
Rol |
Haal metagegevens over zoekdienst (get discovery service metadata) |
Levert alle vereiste informatie over de dienst op, alsook een beschrijving van de mogelijkheden ervan. |
Zoek metagegevens via zoekdienst (discover metadata) |
De operatie „zoek metagegevens via zoekdienst” maakt het mogelijk Inspire-metagegevenselementen van bronnen op te vragen via een zoekopdracht aan de doelzoekdienst. |
Om in overeenstemming te zijn met artikel 12 van Richtlijn 2007/2/EG, moet de zoekdienst de in tabel 4 van deze bijlage vermelde operaties ondersteunen.
Tabel 4
Operatie |
Rol |
Publiceer metagegevens (publish metadata) |
De operatie „publiceer metagegevens” maakt het mogelijk Inspire-metagegevenselementen van bronnen via de zoekdienst te bewerken („push”- of „pull”-mechanisme voor metagegevens). Onder bewerken wordt verstaan toevoegen, bijwerken en verwijderen. |
Link met zoekdienst (link discovery service) |
De functie „link met zoekdienst” maakt het mogelijk de beschikbaarheid kenbaar te maken van een zoekdienst voor het zoeken naar bronnen via de zoekdienst van de lidstaat, terwijl de metagegevens over de bronnen bij de eigenaar blijven berusten. |
De verzoek- en responsparameters van elke operatie completeren de beschrijving van elke operatie en vormen een integrerend onderdeel van de technische specificatie van de zoekdienst.
2. DE OPERATIE „HAAL METAGEGEVENS OVER ZOEKDIENST”
2.1. „Haal metagegevens over zoekdienst”-verzoek
2.1.1. „Haal metagegevens over zoekdienst”-verzoekparameters
De „haal metagegevens over zoekdienst”-verzoekparameter geeft de natuurlijke taal aan van de inhoud van de „haal metagegevens over zoekdienst”-respons.
2.2. „Haal metagegevens over zoekdienst”-respons
De „haal metagegevens over zoekdienst”-respons omvat de volgende reeksen parameters:
— |
metagegevens over de zoekdienst; |
— |
metagegevens over de operaties; |
— |
talen. |
2.2.1. „Metagegevens over de zoekdienst”-parameters
De „metagegevens over de zoekdienst”-parameters omvatten ten minste de Inspire-metagegevenselementen van de zoekdienst.
2.2.2. „Metagegevens over de operaties”-parameters
De „metagegevens over de operaties”-parameter verschaft metagegevens over de door de zoekdienst uitgevoerde operaties. De metagegevensparameters beschrijven elke operatie. Zij verschaffen ten minste de volgende informatie:
1. |
voor de „publiceer metagegevens”-operatie wordt aangegeven of alleen een „pull”-, alleen een „push”- of zowel een „pull”- als een „push”-mechanisme beschikbaar is; |
2. |
van elke operatie wordt een beschrijving gegeven, die ten minste een beschrijving van de uitgewisselde gegevens en het netwerkadres omvat. |
2.2.3. „Talen”-parameters
Er worden twee „talen”-parameters gebruikt:
— |
de „responstaal”-parameter, die de in de „haal metagegevens over zoekdienst”-responsparameters gebruikte natuurlijke taal aangeeft; |
— |
de „ondersteunde talen”-parameter, die de lijst van de door de zoekdienst ondersteunde talen bevat. |
3. „ZOEK METAGEGEVENS”-OPERATIE
3.1. „Zoek metagegevens”-verzoek
Het „zoek metagegevens”-verzoek bevat de volgende parameters:
— |
taal; |
— |
zoekopdracht. |
3.1.1. „Taal”-parameter
De „taal”-parameter geeft de gewenste natuurlijke taal aan van de inhoud van de „zoek metagegevens”-respons.
3.1.2. „Zoekopdracht”-parameter
De „zoekopdracht”-parameter bevat de combinatie van zoekcriteria als omschreven in deel A.
3.2. „Zoek metagegevens”-respons
3.2.1. „Zoek metagegevens”-responsparameter
De „zoek metagegevens”-responsparameter omvat ten minste de Inspire-metagegevenselementen van alle aan de zoekopdracht beantwoordende bronnen.
4. „PUBLICEER METAGEGEVENS”-OPERATIE
Met de functie „publiceer metagegevens” kunnen Inspire-metagegevenselementen van bronnen via de zoekdienst beschikbaar worden gemaakt. Er zijn twee mogelijkheden:
— |
„push”-mechanisme: maakt het mogelijk via de zoekdienst de Inspire-metagegevenselementen van toegankelijke bronnen te bewerken; |
— |
„pull”-mechanisme: stelt de zoekdienst van de lidstaat in staat Inspire-metagegevenselementen van bronnen op afstand op te halen. |
Ten minste één van beide mogelijkheden dient te worden ondersteund.
4.1. „Push”-mechanisme
4.1.1. „Bewerk metagegevens”-verzoek
4.1.1.1.
De „bewerk metagegevens”-verzoekparameter bevat alle informatie met betrekking tot Inspire-metagegevenselementen van bronnen die via de zoekdienst moeten worden toegevoegd, bijgewerkt of verwijderd.
4.2. „Pull”-mechanisme
4.2.1. „Verzamel metagegevens”-verzoek
4.2.1.1.
De „verzamel metagegevens”-verzoekparameter bevat alle informatie over de betreffende locatie die nodig is om de beschikbare metagegevens over bronnen op afstand op te vragen. Hij omvat ten minste de Inspire-metagegevenselementen van de specifieke DRG.
5. „LINK MET ZOEKDIENST”-OPERATIE
De „link met zoekdienst”-operatie maakt het mogelijk de beschikbaarheid kenbaar te maken van een aan deze verordening conforme zoekdienst voor het zoeken naar bronnen via de zoekdienst van de lidstaat, waarbij de metagegevens over de bronnen bij de eigenaar blijven berusten.
5.1. „Link met zoekdienst”-verzoek
5.1.1. „Link met zoekdienst”-verzoekparameter
De „link met zoekdienst”-verzoekparameter verschaft alle informatie over de aan deze verordening conforme zoekdienst van een overheidsinstantie of derde partij, waardoor de zoekdienst van de lidstaat in staat wordt gesteld om metagegevens over bronnen te ontvangen middels een combinatie van zoekcriteria van de zoekdienst van de overheidsinstantie of derde partij, en deze te collationeren met metagegevens over andere bronnen.
BIJLAGE III
RAADPLEEGDIENSTEN
DEEL A
Operaties
1. LIJST VAN OPERATIES
Om in overeenstemming te zijn met artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG, moet de raadpleegdienst de in tabel 1 van deze bijlage vermelde operaties ondersteunen.
Tabel 1
Operatie |
Rol |
Haal metagegevens raadpleegdienst (get view service metadata) |
Levert alle vereiste informatie over de dienst op, alsook een beschrijving van de mogelijkheden ervan. |
Haal kaart (get map) |
Levert een kaart op met de geografische en thematische informatie afkomstig van de beschikbare VRG’s. Deze kaart is een beeld met ruimtelijke referentiepunten. |
Om in overeenstemming te zijn met artikel 12 van Richtlijn 2007/2/EG, moet de raadpleegdienst de in tabel 2 van deze bijlage vermelde operaties ondersteunen.
Tabel 2
Operatie |
Rol |
Link met raadpleegdienst (link view service) |
Stelt een overheidsinstantie of derde partij in staat een raadpleegdienst aan te melden voor het raadplegen van zijn bronnen via de raadpleegdienst van de lidstaat, terwijl de raadplegingsmogelijkheden op de locatie van de overheidsinstantie of derde partij blijven bestaan. |
De verzoek- en responsparameters van elke operatie completeren de beschrijving van elke operatie en vormen een integrerend onderdeel van de technische specificatie van de raadpleegdienst.
2. „HAAL METAGEGEVENS RAADPLEEGDIENST”-OPERATIE
2.1. „Haal metagegevens raadpleegdienst”-verzoek
2.1.1. „Haal metagegevens raadpleegdienst”-verzoekparameter
De „haal metagegevens raadpleegdienst”-verzoekparameter geeft de gewenste natuurlijke taal aan van de inhoud van de „haal metagegevens raadpleegdienst”-respons.
2.2. „Haal metagegevens raadpleegdienst”-responsparameters
De „haal metagegevens raadpleegdienst”-respons omvat de volgende reeks parameters:
— |
metagegevens over de raadpleegdienst; |
— |
metagegevens over de operaties; |
— |
talen; |
— |
metagegevens over de lagen. |
2.2.1. „Metagegevens over de raadpleegdienst”-parameters
De „metagegevens over de raadpleegdienst”-parameters omvatten ten minste de Inspire-metagegevenselementen van de raadpleegdienst.
2.2.2. „Metagegevens over de operaties”-parameter
De „metagegevens over de operaties”-parameter beschrijft de operaties van de raadpleegdienst en omvat ten minste een beschrijving van de uitgewisselde gegevens en het netwerkadres van elke operatie.
2.2.3. „Talen”-parameters
Er worden twee „talen”-parameters gebruikt:
— |
de „responstaal”-parameter, die de in de „haal metagegevens raadpleegdienst”-responsparameters gebruikte natuurlijke taal aangeeft; |
— |
de „ondersteunde talen”-parameter, die de lijst van de door de raadpleegdienst ondersteunde talen bevat. |
2.2.4. „Metagegevens over de lagen”-parameters
Voor elke laag worden de in tabel 3 opgevoerde metagegevenselementen verstrekt.
Tabel 3
Metagegevenselementen |
Beschrijving |
Titel van de bron |
Titel van de laag, in een voor menselijke communicatie geschikte vorm, bv. ter vermelding van de laag in een menu. |
Samenvatting van de bron |
Samenvatting van de laag. |
Trefwoord |
Extra trefwoorden. |
Geografische rechthoek |
De minimale begrenzende rechthoek in alle ondersteunde coördinatensystemen voor het door de laag bestreken gebied. |
Unieke identifier van de bron |
De unieke identifier van de bron die voor het maken van de laag is gebruikt. |
Voor elke laag worden de in tabel 4 opgevoerde laagspecifieke parameters verstrekt.
Tabel 4
Parameter |
Beschrijving |
Naam |
Geharmoniseerde naam van de laag. |
Coördinatensystemen |
Lijst van coördinatensystemen waarin de laag beschikbaar is. |
Stijlen |
Lijst van stijlen waarin de laag kan worden weergegeven. |
Een stijl omvat een titel en een unieke identifier. |
|
URL van de legenda |
Locatie van de verklaring van alle stijlen, talen en dimensieparen. |
Dimensieparen |
De ondersteunde tweedimensionale assenstelsels voor meerdimensionale VRG’s en reeksen VRG’s. |
3. „HAAL KAART”-OPERATIE
3.1. „Haal kaart”-verzoek
3.1.1. „Haal kaart”-verzoekparameters
De in tabel 5 opgevoerde „haal kaart”-verzoekparameters moeten worden verstrekt.
Tabel 5
Parameter |
Beschrijving |
Lagen |
Lijst van de in de kaart op te nemen lagen. |
Stijlen |
Lijst van de voor de afzonderlijke lagen te gebruiken stijlen. |
Coördinatensysteem |
Coördinatensysteem van de kaart. |
Rechthoek |
Coördinaten van de vier hoekpunten van de tweedimensionale kaart voor het gekozen dimensiepaar in het gekozen coördinatensysteem. |
Beeldbreedte |
Breedte van de kaart in pixels. |
Beeldhoogte |
Hoogte van de kaart in pixels. |
Beeldformaat |
Output beeldformaat. |
Taal |
Voor de respons te gebruiken taal. |
Dimensiepaar |
Het voor de kaart te gebruiken tweedimensionale assenstelsel. Bijvoorbeeld een geografische dimensie en de tijd. |
4. „LINK MET RAADPLEEGDIENST”-OPERATIE
4.1. „Link met raadpleegdienst”-verzoek
4.1.1. „Link met raadpleegdienst”-verzoekparameter
De „link met raadpleegdienst”-parameter verschaft alle informatie over de aan deze verordening conforme raadpleegdienst van een overheidsinstantie of derde partij, waardoor de raadpleegdienst van de lidstaat in staat wordt gesteld om kaarten te ontvangen van de raadpleegdienst van de overheidsinstantie of derde partij en deze met andere kaarten te collationeren.
DEEL B
Andere eigenschappen
De raadpleegdienst dient de volgende eigenschappen te bezitten
1. Coördinatensystemen
De lagen dienen gelijktijdig in beeld te kunnen worden gebracht met behulp van één enkel coördinatensysteem, en de raadpleegdienst dient ten minste de in bijlage I, punt 1, van Richtlijn 2007/2/EG genoemde coördinatensystemen te ondersteunen.
2. Beeldformaat
De raadpleegdienst ondersteunt ten minste een van de volgende beeldformaten:
— |
het „Portable Network Graphics”-formaat (PNG); |
— |
het ongecomprimeerde „Graphics Interchange Format” (GIF). |
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/19 |
VERORDENING (EG) Nr. 977/2009 VAN DE COMMISSIE
van 19 oktober 2009
tot goedkeuring van minimale wijzigingen van het productdossier voor een naam die is opgenomen in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Boerenkaas (GTS))
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 9, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 11, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 509/2006 de aanvraag van Nederland beoordeeld voor de goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de gegarandeerde traditionele specialiteit „Boerenkaas”, die bij Verordening (EG) nr. 149/2007 van de Commissie (2) is geregistreerd. |
(2) |
De aanvraag heeft ten doel het productdossier zo te wijzigen dat, indien de productie seizoensmatig is, de controles gedurende de productieperiode om de zes tot acht weken worden uitgevoerd. Indien de boerenkaasproductie op het bedrijf minder dan 25 000 kilogram per jaar bedraagt, wordt de controle twee keer per jaar uitgevoerd. Deze wijzigingen moeten voorkomen dat de controlekosten voor kleine bedrijven te hoog oplopen. |
(3) |
De Commissie heeft de betrokken wijziging onderzocht en acht ze gerechtvaardigd. Aangezien het een minimale wijziging betreft in de zin van artikel 11, lid 1, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 509/2006, kan de Commissie de wijziging goedkeuren zonder de procedure van artikel 8, lid 2, en artikel 9 van die verordening te volgen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het productdossier voor de gegarandeerde traditionele specialiteit „Boerenkaas” wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.
Artikel 2
Een bijgewerkte versie van het productdossier wordt opgenomen in bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 oktober 2009.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.
(2) PB L 46 van 16.2.2007, blz. 18.
BIJLAGE I
Het productdossier voor de gegarandeerde traditionele specialiteit „Boerenkaas” wordt als volgt gewijzigd:
De volgende zinnen worden toegevoegd aan punt 3.9 van het productdossier betreffende de minimumeisen en procedures voor de controle van het specifieke karakter:
„Indien de productie van „Boerenkaas” seizoensmatig is, worden de controles om de zes tot acht weken uitgevoerd gedurende de productieperiode. Indien de boerenkaasproductie op het bedrijf minder dan 25 000 kilogram per jaar bedraagt, wordt de controle twee keer per jaar uitgevoerd.”.
BIJLAGE II
„3. Bijgewerkt productdossier
3.1. Benaming(en) waarvoor de registratie wordt aangevraagd (artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
„Boerenkaas” (alleen in de Nederlandse taal)
3.2. De benaming
|
is zelf specifiek |
|
brengt de specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel tot uitdrukking. |
De benaming „Boerenkaas” is specifiek verbonden aan het product dat traditioneel op de boerderij wordt bereid uit rauwe melk, gewonnen van in hoofdzaak eigen melkvee.
3.3. Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006
|
Registratie met reservering van de benaming |
|
Registratie zonder reservering van de benaming |
3.4. Productcategorie
Categorie 1.3. |
Kaas |
3.5. Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt (artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
„Boerenkaas” is een (half)harde kaas, bereid uit rauwe melk van rundvee, geiten, schapen of buffelkoeien. Het vetgehalte van „Boerenkaas” is variabel afhankelijk van het vetgehalte van de verwerkte melk.
De kaas kan komijn of andere zaden, kruiden en/of specerijen bevatten. Naarmate de kaas ouder wordt en langer rijpt, wordt het zuivel van de kaas steviger en droger, zodat dan sprake kan zijn van harde kaas.
Namen voor de producten zijn bijvoorbeeld „Goudse Boerenkaas”, „Goudse Boerenkaas met kruiden”, „Edammer Boerenkaas”, „Leidse Boerenkaas”, „Boerenkaas van geitenmelk” en „Boerenkaas van schapenmelk”.
3.6. Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd (artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
De gebruikte grondstof kan zijn:
a) |
rauwe melk; |
b) |
room of geheel of gedeeltelijk ontroomde melk, rechtstreeks verkregen uit de onder a) genoemde melk; |
c) |
water. |
De grondstof melk mag geen warmtebehandeling hoger dan 40 °C hebben ondergaan; de fosfataseactiviteit moet overeenkomen met die van de gebruikte grondstof rauwe melk.
De melk dient binnen 40 uur na het melken verwerkt te worden tot kaas.
a) |
Cultures van melkzuurvormende, propionzuurvormende en aromavormende micro-organismen (niet genetisch gemodificeerd) |
b) |
Lebstremsel (zoals bedoeld in artikel 5, onder a), van het Warenwetbesluit Zuivel) |
c) |
Calciumchloride |
d) |
Natriumnitraat |
e) |
Zaden, kruiden en/of specerijen |
f) |
Natriumchloride (door middel van pekelen) |
— |
Rauwe melk wordt binnen 40 uur na de winning gestremd op een temperatuur van circa 30 °C. |
— |
Een mengculture van zuurselbacteriën zorgt voor verzuring. |
— |
Het mengsel van wei en wrongel wordt na snijden, roeren en aftappen van een deel van de wei een- tot tweemaal gewassen met heet water waarbij de temperatuur van het wei- en wrongelmengsel wordt verhoogd tot ten hoogste 37 °C. |
— |
Na het bewerken van de wrongel wordt deze overgebracht in de kaasvaten. |
— |
Voor of tijdens het persen wordt een caseïnemerk op de kaas gelegd met in ieder geval daarop de naam „Boerenkaas”, eventueel aangevuld met de naam van de melksoort. |
— |
Na persing en verzuring van de kaas gedurende een aantal uren wordt de kaas gepekeld in een zoutbad dat 18 tot 22 % keukenzout (natriumchloride) bevat. |
— |
De minimale rijping op de boerderij bedraagt 13 dagen na de eerste dag van bereiding bij ten minste 12 °C. |
— |
Voor het verkrijgen van voldoende karakteristieke smaak rijpt „Boerenkaas” verder in de rijpingsruimte van de boerderij of de kaashandel. De duur van het rijpingsproces varieert van enkele weken tot meer dan een jaar. |
3.7. Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
„Boerenkaas” is een op de boerderij bereide kaas uit rauwe melk, afkomstig van rundvee, geiten, schapen of buffelkoeien. De melk moet voor ten minste de helft afkomstig zijn van de eigen veestapel. Er mag melk van ten hoogste twee melkveehouders worden bijgekocht, maar de bijgekochte hoeveelheid mag in totaal niet meer bedragen dan de productie van het eigen bedrijf.
Eigenschappen |
„Goudse Boerenkaas” |
„Leidse Boerenkaas” |
„Edammer Boerenkaas” |
„Boerenkaas (van geitenmelk)”, „Boerenkaas (van schapenmelk)”, „Boerenkaas (van buffelmelk)” |
Grondstof |
koemelk |
koemelk |
koemelk |
geitenmelk, schapenmelk, buffelmelk |
Vorm |
Gouds model (platcilindrisch met ronde overgangen naar de opstaande zijden) |
Leids model (platcilindrisch met hoekige overgangen naar de opstaande zijden) |
bolvormig of broodmodel |
|
Korst |
korst wit-geel, desgewenst bedekt met kaascoating |
korst rood, desgewenst bedekt met kaascoating |
korst wit-geel, desgewenst bedekt met kaascoating |
korst wit-geel, desgewenst bedekt met kaascoating |
Consistentie |
stevig tot soepel en smedig |
stevig tot hard, snijdbaar |
soepel tot stevig of hard, snijdbaar |
stevig tot soepel en smedig |
Ogenvorming |
regelmatig door de kaas, doorsnede van de ogen van 2 tot ca. 15 mm; spleten (langer dan 1 cm) afwezig |
beperkt aantal kleine maakgaatjes, regelmatig door de kaas, doorsnede van de ogen van 1 tot 3 mm; spleten afwezig |
beperkt aantal oogjes, regelmatig door de kaas, doorsnede van de ogen van 2 tot ca. 8 mm; spleten afwezig |
oogjes regelmatig door de kaas verdeeld of gesloten zuivel |
pH |
na 12 dagen tussen 5,20 en 5,40 |
na 12 dagen tussen 5,20 en 5,30 |
na 12 dagen tussen 5,20 en 5,30 |
na 12 dagen tussen 5,10 en 5,30 |
Vetgehalte in de droge stof (%) |
Volvet, minimaal 48 %, |
30 % +, vetgehalte in de droge stof meer dan 30 % en minder dan 35 %, of 35 % +, vetgehalte in de droge stof meer dan 35 % en minder dan 40 % |
40 % +, vetgehalte in de droge stof meer dan 40 % en minder dan 45 % |
minimaal 45 % + |
Max. vochtgehalte |
42,5 % (op een leeftijd van 12 dagen na de bereiding) |
45 % (op een leeftijd van 12 dagen na de bereiding) |
47 % (op een leeftijd van 12 dagen na de bereiding) |
46 % (op een leeftijd van 12 dagen na de bereiding) |
Zoutgehalte % |
0,4 % tot ten hoogste 4 % zout in de droge kaas |
0,4 % tot ten hoogste 4 % zout in de droge kaas |
0,4 % tot ten hoogste 5 % zout in de droge kaas |
0,4 % tot ten hoogste 4 % zout in de droge kaas |
Toevoegingen |
eventueel komijn, zaden, kruiden en/of specerijen |
komijn |
eventueel komijn |
eventueel zaden, kruiden en/of specerijen |
Minimale rijpingsduur |
13 dagen na de eerste dag van bereiding |
13 dagen na de eerste dag van bereiding |
13 dagen na de eerste dag van bereiding |
13 dagen na de eerste dag van bereiding |
Minimale rijpingstemperatuur |
12 °C |
12 °C |
12 °C |
12 °C |
Fosfatase-activiteit |
waarde is normaal voor rauwe melk |
waarde is normaal voor rauwe melk |
waarde is normaal voor rauwe melk |
waarde is normaal voor rauwe melk |
3.8. Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
De naam „Boerenkaas” is specifiek verbonden aan het product dat traditioneel op de boerderij wordt bereid uit rauwe melk, gewonnen van in hoofdzaak eigen melkvee.
Tot 1874 werd alle melk op de boerderij verwerkt. Na dit jaar kwam geleidelijk de fabrieksmatige melkverwerking op gang. Het pasteuriseren van kaasmelk vond ingang vanaf de eerste jaren van de twintigste eeuw. Als gevolg van het pasteuriseren ging het karakter van de fabrieksmatig bereide kaas verloren. Op de boerderij bleef de ambachtelijke werkwijze van het verwerken van rauwe melk bestaan.
Door de aanwezigheid van enzymen die van nature in melk voorkomen, met name melklipase, en door aanwezigheid van een bacterieflora die tijdens en na het melken in de melk komt, krijgt de kaas die uit rauwe melk wordt gemaakt, meer smaak. Men kenmerkt deze wel als voller, krachtiger en pittiger. Deze smaak wordt door veel consumenten als kenmerkend voor „Boerenkaas” en onderscheidend van „fabriekskaas” beschouwd. De smaak wordt sterker naarmate de rijping voortschrijdt.
In 1982 worden nieuwe regels vastgesteld bij de Beschikking en het Besluit Kaasproducten gebaseerd op de Landbouwkwaliteitswet. Deze regels hebben betrekking op de kwaliteit van de kaas, herkomst van de melk en de bereidingswijze. Het daarbij behorende Rijksmerk vormt de garantie dat „Boerenkaas” een product van de boerderij is, bereid uit rauwe melk, slechts kort bewaard en in hoofdzaak afkomstig van de eigen veestapel.
Met deze wetgeving wordt de mogelijkheid geschapen om naast koemelk, melk van geiten, schapen of buffelkoeien te verwerken. Hiermee is tevens de mogelijkheid geopend om kaas te bereiden uit rauwe melk met een lager vetgehalte.
Het hierboven vermelde geeft duidelijk het specifieke karakter van de grondstof en de bereidingswijze weer.
3.9. Minimumeisen en procedures voor de controle van de specificiteit (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1216/2007)
Voor „Boerenkaas” met gegarandeerde traditionele specialiteit krachtens Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad gelden de eisen van dit dossier, die beschreven zijn in punt 3.6 (Beschrijving van de methode waarmee het landbouwproduct of het levensmiddel met de in punt 3.1 vermelde benaming wordt geproduceerd) en de tabel in punt 3.7 (Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel (artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1216/2007).
Per bedrijf wordt het gebruik van verse, rauwe melk (niet ouder dan 40 uur) voor de kaasbereiding en het gebruik van het caseïnemerk om de 6 tot 8 weken gecontroleerd. Eén keer per jaar wordt administratief nagegaan van welk bedrijf de gebruikte melk afkomstig is. De controle met betrekking tot de samenstellingseisen heeft betrekking op vetgehalte in de droge stof, vochtgehalte en zoutgehalte in de droge stof. Deze parameters worden gelijktijdig om de 6 tot 8 weken gecontroleerd (1).
Daarnaast heeft de controleprocedure tot doel de overige karakteristieke eigenschappen van de verschillende typen „Boerenkaas”, die in de tabel in punt 3.7 zijn genoemd, in stand te houden. Deze controle op de karakteristieke eigenschappen geschiedt visueel en eveneens gelijktijdig om de 6 tot 8 weken.
(1) Indien de productie van „Boerenkaas” seizoensmatig is, worden de controles om de zes tot acht weken uitgevoerd gedurende de productieperiode. Indien de boerenkaasproductie op het bedrijf minder dan 25 000 kilogram per jaar bedraagt, wordt de controle twee keer per jaar uitgevoerd.”.
RICHTLIJNEN
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/25 |
RICHTLIJN 2009/114/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 september 2009
tot wijziging van Richtlijn 87/372/EEG van de Raad inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Richtlijn 87/372/EEG (3), aangevuld met de aanbeveling van de Raad van 25 juni 1987 inzake de gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap (4) en de resolutie van de Raad van 14 december 1990 betreffende de eindfase van de tenuitvoerlegging van de gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap (GSM) (5), werd erkend dat ten volle gebruik moet worden gemaakt van de middelen die door moderne telecommunicatienetwerken worden geboden, met name mobiele radio, ten behoeve van de economische ontwikkeling van de Gemeenschap. Erkend wordt nu ook dat de overgang naar cellulaire mobiele communicatiesystemen van de tweede generatie een unieke gelegenheid biedt voor het tot stand brengen van echte pan-Europese mobiele communicatie. |
(2) |
De 890-915 MHz- en 935-960 MHz-frequentiebanden waren voorbehouden voor een openbare pan-Europese cellulaire digitale mobiele communicatiedienst die in elke lidstaat moet worden aangeboden in overeenstemming met een gemeenschappelijke specificatie, ook bekend als GSM. Vervolgens kwam de zogenaamde uitbreidingsband (880-890 MHz en 925-935 MHz) beschikbaar voor GSM-gebruik en samen zijn deze frequentiebanden bekend als de 900 MHz-band. |
(3) |
Sedert 1987 zijn er nieuwe digitale radiotechnologieën ontwikkeld die innoverende pan-Europese elektronische communicatie kunnen verschaffen die naast GSM in de 900 MHz-band kunnen bestaan in een meer technologisch neutrale regelgevingscontext dan voordien. Dankzij de goede signaalvoortplantingskenmerken kunnen met de 900 MHz-band grotere afstanden worden bestreken dan met hogere frequentiebanden zodat moderne spraak-, gegevens- en multimediadiensten beschikbaar kunnen worden gesteld in dunbevolkte en plattelandsgebieden. |
(4) |
Om ervoor te zorgen dat GSM beschikbaar blijft voor gebruikers in heel Europa en toch kan worden bijgedragen aan de doelstellingen van de interne markt en van de mededeling van de Commissie van 1 juni 2005 met als titel „i2010 — Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid” en om te zorgen voor optimale concurrentie door gebruikers een grote keuze te bieden van diensten en technologieën, moet het gebruik van de 900 MHz-band beschikbaar zijn voor andere technologieën om aanvullende, compatibele en geavanceerde pan-Europese diensten te kunnen leveren die naast GSM kunnen bestaan. |
(5) |
De kwestie van het gebruik in de toekomst van de 900 MHz-band, en met name de vraag hoe lang GSM de referentietechnologie voor technische co-existentie in deze band zal blijven, is van strategisch belang voor de interne markt. Dit dient te worden bestudeerd in combinatie met de andere onderdelen van het communautaire beleid inzake draadloze toegang in de toekomstige programma’s voor radiospectrumbeleid, die moeten worden vastgesteld in overeenstemming met Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (6). In samenwerking met de Beleidsgroep Radiospectrum (BRS), opgericht bij Besluit 2002/622/EG van de Commissie (7), worden programma’s uitgewerkt die de beleidsoriëntaties en -doelstellingen voor de strategische planning van het gebruik van radiospectrum zullen bevatten. |
(6) |
De liberalisering van het gebruik van de 900 MHz-band zou wellicht kunnen leiden tot concurrentieverstoringen. Bepaalde exploitanten van mobiele netwerken die geen spectrum toegewezen hebben gekregen in de 900 MHz-band zouden met name nadeel kunnen ondervinden wat betreft kosten en doelmatigheid in vergelijking met exploitanten die wel 3G-diensten kunnen aanbieden in die band. Op grond van het regelgevingskader inzake elektronische communicatie en met name Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (8), kunnen de lidstaten spectrumgebruiksrechten wijzigen en/of herzien zodat zij over de instrumenten beschikken om waar nodig een oplossing te vinden voor eventuele verstoringen. |
(7) |
Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn zetten de lidstaten Richtlijn 87/372/EEG als gewijzigd om in nationaal recht. Hoewel dit op zich niet inhoudt dat de lidstaten de bestaande gebruiksrechten moeten wijzigen of een machtigingsprocedure moeten opstarten, moeten de lidstaten, zodra de 900 MHz-band beschikbaar is gesteld in overeenstemming met deze richtlijn, aan de eisen van Richtlijn 2002/20/EG voldoen. In dat verband moeten de lidstaten met name nagaan of de tenuitvoerlegging van deze richtlijn de concurrentie in de markten voor mobiele communicatie in kwestie zou kunnen verstoren. Wanneer zij tot de conclusie komen dat dit het geval is, moeten zij overwegen of het objectief gezien gerechtvaardigd is de gebruiksrechten van dergelijke exploitanten die het recht hebben gekregen om gebruik te maken van de 900 MHz-frequenties te wijzigen en of dit in verhouding staat tot het probleem en indien dit het geval is, deze gebruiksrechten te herzien en te herverdelen om dergelijke verstoringen te corrigeren. Elk besluit om over te gaan tot een dergelijke maatregel moet worden voorafgegaan door een openbare raadpleging. |
(8) |
Ieder in het kader van deze richtlijn beschikbaar gesteld spectrum moet op een transparante wijze worden toegewezen en wel zo dat op de relevante markten geen concurrentieverstoring plaatsvindt. |
(9) |
Om ervoor te zorgen dat andere systemen in dezelfde band naast GSM-systemen kunnen bestaan, moet schadelijke interferentie worden vermeden door toepasselijke technische voorwaarden te stellen aan het gebruik van andere technologieën dan GSM die gebruikmaken van de 900 MHz-band. |
(10) |
Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (9) biedt de Commissie de mogelijkheid technische uitvoeringsmaatregelen vast te stellen om te zorgen voor geharmoniseerde voorwaarden voor de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik van het radiospectrum. |
(11) |
Op verzoek van de Commissie heeft de Europese Conferentie van post- en telecommunicatieadministraties (CEPT) technische verslagen opgesteld die aantonen dat UMTS-systemen (Universal Mobile Telecommunications Service) naast GSM-systemen zouden kunnen bestaan in de 900 MHz-band. De 900 MHz-band moet derhalve worden opengesteld voor UMTS, een systeem dat naast GSM-systemen kan bestaan, en voor andere systemen zodra kan worden aangetoond dat deze naast GSM-systemen kunnen bestaan, overeenkomstig de in de radiospectrumbeschikking neergelegde procedure voor de vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum. Indien een lidstaat besluit gebruiksrechten toe te wijzen voor systemen met de UMTS 900-specificatie, zal de toepassing van de radiospectrumbeschikking en van de bepalingen van Richtlijn 2002/21/EG ervoor zorgen dat dergelijke systemen beschermd zijn tegen de schadelijke interferentie van andere operationele systemen. |
(12) |
Gezorgd moet worden voor passende bescherming van de gebruikers van de banden die onder deze richtlijn vallen en van bestaande gebruikers in aangrenzende banden. Voorts moet rekening worden gehouden met toekomstige systemen voor luchtvaartcommunicatie boven 960 MHz die moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de communautaire beleidsdoelstellingen in deze sector. De CEPT heeft hiervoor technisch advies opgesteld. |
(13) |
Er moet worden gezorgd voor meer flexibiliteit in het spectrumbeheer en betere toegang tot het spectrum teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de interne markt voor elektronische communicatie. Daarom moet de 900 MHz-band openstaan voor andere systemen voor het leveren van andere pan-Europese diensten zodra kan worden aangetoond dat deze systemen naast GSM-systemen kunnen bestaan. |
(14) |
Om ervoor te zorgen dat nieuwe digitale technologieën die naast de GSM-systemen kunnen bestaan, kunnen worden ingevoerd in de 900 MHz-band, moet Richtlijn 87/372/EEG worden gewijzigd en moet de exclusieve reservering van deze band voor GSM worden opgeheven, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn 87/372/EEG
Richtlijn 87/372/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt vervangen door: „Artikel 1 1. De lidstaten stellen de 880-915 MHz- en 925-960 MHz-frequentiebanden (de 900 MHz-band) beschikbaar voor GSM-systemen en voor UMTS-systemen, voor andere terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen aanbieden welke naast GSM-systemen kunnen bestaan, in overeenstemming met de technische uitvoeringsmaatregelen die zijn goedgekeurd op grond van Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (10). 2. De lidstaten onderzoeken bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn of de bestaande toewijzing van de 900 MHz-band aan de concurrerende exploitanten van een mobiel netwerk binnen hun grondgebied de concurrentie in de desbetreffende mobiele markten wellicht kan verstoren en pakken dergelijke verstoringen waar gerechtvaardigd en proportioneel aan overeenkomstig artikel 14 van Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (11). |
2) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 In deze richtlijn wordt verstaan onder:
|
3) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 9 mei 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis daarvan en van een concordantietabel met betrekking tot die bepalingen en deze richtlijn. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. 2. De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijkste bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.”. |
4) |
Artikel 4 wordt geschrapt. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitster
C. MALMSTRÖM
(1) Advies uitgebracht op 25 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies van het Europees Parlement van 6 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.
(3) PB L 196 van 17.7.1987, blz. 85.
(4) PB L 196 van 17.7.1987, blz. 81.
(5) PB C 329 van 31.12.1990, blz. 25.
(6) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(7) PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.
(8) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(9) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(10) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(11) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.”.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Europees Parlement en Raad
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/28 |
BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 september 2009
betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, overeenkomstig punt 28 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer
(2009/764/EG)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (1), en met name op punt 28 ervan,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2), en met name op artikel 12, lid 3, ervan,
Gelet op het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (hierna „EFG” genoemd) is opgericht om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. |
(2) |
Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 staat uitgaven uit het fonds toe binnen het jaarlijkse maximum van 500 miljoen EUR. |
(3) |
Op 29 december 2008 diende Spanje een aanvraag in om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met gedwongen ontslagen in de textielsector. Deze aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. De Commissie stelt derhalve voor een bedrag van 3 306 750 EUR ter beschikking te stellen. |
(4) |
Op 23 januari 2009 diende Portugal een aanvraag in om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen in verband met gedwongen ontslagen in de textielsector. Deze aanvraag is in overeenstemming met de voorschriften voor de bepaling van de financiële steun van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1927/2006. De Commissie stelt derhalve voor een bedrag van 832 800 EUR ter beschikking te stellen. |
(5) |
Er moeten derhalve middelen uit het EGF beschikbaar worden gesteld om te voorzien in een financiële bijdrage voor de door Spanje en Portugal ingediende aanvragen, |
BESLUITEN:
Artikel 1
Ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 wordt een bedrag van 4 139 550 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten beschikbaar gesteld uit het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering.
Artikel 2
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitster
C. MALMSTRÖM
(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
Commissie
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/30 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 15 oktober 2009
inzake het verzoek dat Frankrijk krachtens artikel 6, lid 2, onder b), van Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen heeft ingediend om vrijstelling van motorvoertuigbelasting te mogen toekennen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7761)
(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/765/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (1), en met name op artikel 6,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), van Richtlijn 1999/62/EG kunnen de lidstaten verlaagde tarieven of vrijstellingen toepassen voor voertuigen die slechts af en toe deelnemen aan het verkeer op de openbare weg in de lidstaat van registratie en die door natuurlijke of rechtspersonen worden gebruikt die het goederenvervoer niet als hoofdactiviteit hebben, mits het vervoer door deze voertuigen niet leidt tot verstoring van de mededinging. Een dergelijke tariefverlaging of vrijstelling moet door de Commissie worden goedgekeurd. |
(2) |
Frankrijk heeft de Commissie verzocht de bij Beschikking 2005/449/EG van de Commissie (2) verleende goedkeuring van de vrijstelling van de belasting op motorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn 1999/62/EG voor voertuigen van 12 ton of meer die in Frankrijk uitsluitend bij openbare en industriële werken gebruikt worden, te verlengen tot 31 december 2014. |
(3) |
De voorwaarden van artikel 6, lid 2, onder b), van Richtlijn 199/62/EG zijn vervuld aangezien deze voertuigen niet permanent deelnemen aan het verkeer op de openbare weg, niet worden gebruikt voor goederenvervoer; bovendien leidt de vrijstelling van deze voertuigen van de voertuigbelasting niet tot verstoring van de mededinging aangezien deze voertuigen niet kunnen worden gebruikt voor het vervoer van andere goederen dan die welke permanent in het voertuig zijn geïnstalleerd en worden gebruikt voor de activiteiten van het voertuig zelf. |
(4) |
Om de Commissie in staat te stellen de vrijstelling van de belasting op motorvoertuigen te beoordelen, dient de goedkeuring slechts voor een beperkte tijd te worden gegeven. |
(5) |
De door Frankrijk gevraagde vrijstelling dient derhalve te worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder b), van Richtlijn 1999/62/EG verleent de Commissie tot 31 december 2014 toestemming voor de vrijstelling van de belasting op motorvoertuigen voor de volgende voertuigen van 12 ton of meer die uitsluitend voor transport van vast gemonteerde uitrusting bij openbare en industriële werken in Frankrijk gebruikt worden:
1. |
Hef- en transportwerktuigen met eigen aandrijving (op een rijdend chassis gemonteerde kranen); |
2. |
Mobiele pompen of pompstations, vast gemonteerd op een rijdend chassis; |
3. |
Mobiele motorcompressorgroepen, vast gemonteerd op een rijdend chassis; |
4. |
Betonmolens en betonpompen, vast gemonteerd op een rijdend chassis (met uitzondering van truckmixers voor het transport van beton); |
5. |
Mobiele generatorgroepen, vast geïnstalleerd op een rijdend chassis; |
6. |
Mobiele boormachines, vast geïnstalleerd op een rijdend chassis. |
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.
Gedaan te Brussel, 15 oktober 2009.
Voor de Commissie
Antonio TAJANI
Vicevoorzitter
(1) PB L 187 van 20.7.1999, blz. 42.
(2) PB L 158 van 21.6.2005, blz. 23.
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/32 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2009
betreffende de harmonisatie van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7801)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/766/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (1), en met name op artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De frequentiebanden 890-915 MHz en 935-960 MHz werden beschikbaar gesteld voor en moesten in beslag worden genomen door de openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie, die in elke lidstaat wordt aangeboden volgens een gemeenschappelijke specificatie, welke werd vastgesteld bij Richtlijn 87/372/EEG van de Raad van 25 juni 1987 inzake de voor een gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap beschikbaar te stellen frequentiebanden (2), aangevuld door de aanbeveling van de Raad van 25 juni 1987 inzake de gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap (3) en de resolutie van de Raad van 14 december 1990 betreffende de eindfase van de tenuitvoerlegging van de gecoördineerde invoering van openbare pan-Europese digitale cellulaire mobiele communicatie te land in de Gemeenschap (GSM) (4). |
(2) |
Bij Richtlijn 2009/114/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) wordt Richtlijn 87/372/EEG gewijzigd en worden de frequentiebanden 880-915 MHz en 925-960 MHz (de 900 MHz-band) opengesteld voor het universele mobiele telecommunicatiesysteem (UMTS) en andere terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen die naast GSM-systemen kunnen bestaan, overeenkomstig de bij Beschikking nr. 676/2002/EG (hierna „de radiospectrumbeschikking”) vastgestelde technische uitvoeringsmaatregelen. Derhalve dienen technische maatregelen te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat GSM en andere systemen in de 900 MHz-band naast elkaar kunnen bestaan. |
(3) |
De frequentiebanden 1 710-1 785 MHz en 1 805-1 880 MHz (de 1 800 MHz-band) zijn beschikbaar gesteld voor GSM-gebruik en worden op dit moment in heel Europa gebruikt voor GSM-systemen. De 1 800 MHz-band moet onder dezelfde voorwaarden als de 900 MHz-band worden opengesteld voor andere terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen en die naast GSM-systemen kunnen bestaan. |
(4) |
Naar analogie met de bij Richtlijn 87/372/EEG ingestelde bescherming van het gebruik van GSM op de 900 MHz-band dient het huidige gebruik van GSM in de 1 800 MHz-band in de Gemeenschap beschermd te blijven zolang er nog een redelijke vraag naar deze dienst bestaat. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de radiospectrumbeschikking heeft de Commissie de Europese Conferentie van de administraties van posterijen en van telecommunicatie (hierna „CEPT” genoemd) op 5 juli 2006 een mandaat verstrekt om technische voorwaarden te formuleren die zo min mogelijk beperkend zijn voor frequentiebanden welke in de context van WAPECS (Wireless Access Policy for Electronic Communications Services) worden gebruikt en die de 900 MHz- en de 1 800 MHz-band omvatten. |
(6) |
Technologische neutraliteit en neutraliteit van dienstverstrekking zijn beleidsdoelstellingen die door de lidstaten zijn onderschreven in het advies van de Beleidsgroep radiospectrum (hierna „RSPG” genoemd) inzake WAPECS van 23 november 2005 om te komen tot een meer flexibel spectrumgebruik. In zijn advies inzake WAPECS stelt de RSPG dat het de voorkeur verdient deze beleidsdoelstellingen niet abrupt maar geleidelijk in te voeren om elke verstoring van de markt te voorkomen. De Commissie heeft haar standpunt over een meer flexibel gebruik van het spectrum bekendgemaakt in haar mededeling „Snelle toegang tot het spectrum voor draadloze elektronischecommunicatiediensten door meer flexibiliteit” (6), waarin onder meer de nadruk wordt gelegd op de noodzaak van een consequente en evenwichtige oplossing voor frequentiebanden voor de tweede en derde generatie mobiele telefonie in de context van de invoering van flexibel spectrumgebruik voor elektronischecommunicatiediensten. |
(7) |
Naar analogie met de openstelling van de 900 MHz-band bij Richtlijn 87/372/EEG dient de 1 800 MHz-band, die momenteel voor GSM wordt gebruikt, ook te worden aangewezen voor GSM en andere terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen en die naast GSM-systemen kunnen bestaan, en dienen de lidstaten alle nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de werking van GSM-systemen te waarborgen en deze te beschermen tegen schadelijke interferentie. |
(8) |
Wanneer andere systemen worden gebruikt in de 900 MHz- en de 1 800 MHz-band moet ervoor worden gezorgd dat deze technisch compatibel zijn met de aangrenzende netwerken die worden geëxploiteerd door andere houders van rechten op deze banden en met het gebruik van frequentiebanden die grenzen aan de 900 MHz- en de 1 800 MHz-band. |
(9) |
De technische compatibiliteit van harmonisatiemaatregelen overeenkomstig de radiospectrumbeschikking wordt aangetoond aan de hand van compatibiliteitsstudies die in opdracht van de Commissie door de CEPT zijn uitgevoerd. Deze studies moeten helpen de noodzakelijke technische voorwaarden te definiëren om ervoor te zorgen dat een groeiend aantal terrestrische systemen welke elektronischecommunicatiediensten kunnen leveren, naast elkaar kunnen bestaan. Een lijst van dergelijke technisch compatibele systemen moet worden opgesteld en indien nodig worden aangepast door de Commissie, met de hulp van het Radiospectrumcomité overeenkomstig de WAPECS-principes, zodat de lijst van systemen die geharmoniseerde toegang hebben tot de 900 MHz- en de 1 800 MHz-band in de loop van de tijd wordt uitgebreid. |
(10) |
Op basis van technische onderzoeken, met name de rapporten 82 en 96 van het Comité voor elektronische communicatie (ECC) van de CEPT, en van het gevolg dat is gegeven aan het mandaat van 5 juli 2006, vervat in CEPT-rapport nr. 19, heeft de CEPT besloten dat de UMTS/900/1 800-netwerken naast GSM/900/1 800-netwerken kunnen worden gebruikt in stedelijke, voorstedelijke en plattelandsgebieden door gebruik te maken van passende waarden voor draaggolfscheiding. |
(11) |
Gelet op de vraag van de markt naar invoering van UMTS in deze banden moeten de resultaten van het mandaat aan de CEPT onverwijld in de Gemeenschap van toepassing worden en door de lidstaten worden uitgevoerd. Voorts moeten de lidstaten ervoor zorgen dat UMTS de bestaande systemen in aangrenzende banden voldoende bescherming biedt. |
(12) |
Om de flexibiliteit te verhogen en tegelijk de nodige pan-Europese dekking door elektronischecommunicatiediensten in geharmoniseerde banden in stand te houden, moeten de lidstaten bovendien andere systemen kunnen invoeren in de 900 MHz- en de 1 800 MHz-band naast GSM en andere systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verstrekken, mits ervoor wordt gezorgd dat dergelijke terrestrische systemen naast elkaar kunnen bestaan. |
(13) |
Technisch radiospectrumbeheer behelst onder meer de harmonisatie en indeling van het radiospectrum. Die harmonisatie moet voldoen aan de eisen van de algemene beleidsdoelstellingen die in communautair verband zijn vastgesteld. Onder het technische radiospectrumbeheer vallen evenwel niet de toewijzings- en vergunningsprocedures (met inbegrip van het tijdschema daarvan), noch de vraag of voor de toewijzing van radiofrequenties op mededinging gebaseerde selectieprocedures moeten worden gehanteerd. |
(14) |
Verschillen in de bestaande nationale situaties kunnen leiden tot concurrentieverstoring. Het bestaande regelgevingskader geeft de lidstaten de nodige instrumenten om een oplossing te vinden voor deze problemen op een evenredige, niet-discriminerende en objectieve manier, in overeenstemming met de communautaire wetgeving, met name Richtlijn 87/372/EEG, Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (7) en Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (8). |
(15) |
Het gebruik van spectrum moet voldoen aan de eisen van het Gemeenschapsrecht met betrekking tot de bescherming van de volksgezondheid, met name Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (18e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (9) en Aanbeveling 1999/519/EG van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz-300 GHz (10). Voor radioapparatuur wordt de bescherming van de gezondheid gewaarborgd doordat deze apparatuur dient te voldoen aan de essentiële eisen van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (11). |
(16) |
Om ook op langere termijn te zorgen voor een doelmatig gebruik van de 900 MHz- en de 1 800 MHz-band, moeten de autoriteiten de studies om de efficiëntie en het innovatief gebruik te verbeteren, voortzetten. Met het oog op een herziening van dit besluit zodat nog meer technologieën kunnen worden opgenomen, zouden deze studies en studies van de CEPT op grond van verdere mandaten, kunnen aantonen dat andere systemen dan GSM en UMTS terrestrische pan-Europese elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen en door passende maatregelen technisch compatibel kunnen worden gemaakt met GSM en UMTS. |
(17) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Deze beschikking beoogt de technische voorwaarden te harmoniseren voor de beschikbaarheid en het doelmatig gebruik van de 900 MHz-band, overeenkomstig Richtlijn 87/372/EEG, en van de 1 800 MHz-band voor terrestrische systemen die elektronischecommunciatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap.
Artikel 2
In deze beschikking wordt verstaan onder:
a) |
: |
„GSM-systeem” |
: |
een elektronischecommunicatienetwerk, dat voldoet aan de GSM-normen, zoals gepubliceerd door ETSI, met name EN 301 502 en EN 301 511; |
b) |
: |
de „900 MHz-band” |
: |
de banden 880-915 MHz en 925-960 MHz; |
c) |
: |
de „1 800 MHz-band” |
: |
de banden 1 710-1 785 MHz en 1 805-1 880 MHz. |
Artikel 3
De terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen en die naast GSM-systemen kunnen bestaan in de 900 MHz-band als bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 87/372/EEG, zijn opgesomd in de bijlage. Zij dienen te voldoen aan de in deze bijlage vastgestelde voorwaarden en toepassingstermijnen.
Artikel 4
1. De 1 800 MHz-band wordt aangewezen en beschikbaar gesteld voor GSM-systemen, vóór 9 november 2009.
2. De 1 800 MHz-band wordt aangewezen en beschikbaar gesteld voor de overige in de bijlage opgesomde systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen mits wordt voldaan aan de in de bijlage vastgestelde voorwaarden en toepassingstermijnen.
Artikel 5
1. De lidstaten kunnen de 900 MHz en 1 800 MHz-banden aanwijzen en beschikbaar stellen voor niet in de bijlage opgesomde terrestrische systemen op voorwaarde dat zij waarborgen dat:
a) |
de systemen naast GSM-systemen kunnen bestaan; |
b) |
die systemen zowel op hun eigen grondgebied als in de aangrenzende lidstaten naast andere in de bijlage opgesomde systemen kunnen bestaan. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 3 en artikel 4, lid 2, en de in lid 1 van dit artikel bedoelde systemen passende bescherming bieden aan systemen in de aangrenzende banden.
Artikel 6
De lidstaten houden toezicht op het gebruik van de 900 MHz en de 1 800 MHz-banden om een doelmatig gebruik van deze banden te waarborgen en brengen met name verslag uit aan de Commissie over de eventuele noodzaak van een herziening van de bijlage.
Artikel 7
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2009.
Voor de Commissie
Viviane REDING
Lid van de Commissie
(1) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(2) PB L 196 van 17.7.1987, blz. 85.
(3) PB L 196 van 17.7.1987, blz. 81.
(4) PB C 329 van 31.12.1990, blz. 25.
(5) Zie bladzijde 25 van dit Publicatieblad.
(6) COM(2007) 50.
(7) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(8) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(9) PB L 159 van 30.4.2004, blz. 1.
(10) PB L 199 van 30.7.1999, blz. 59.
(11) PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
BIJLAGE
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3 EN ARTIKEL 4, LID 2, BEDOELDE TERRESTRISCHE SYSTEMEN
De volgende technische parameters zijn van toepassing als fundamenteel element van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om, gezien het ontbreken van bilaterale of multilaterale overeenkomsten, te kunnen zorgen voor het naast elkaar bestaan van aangrenzende netwerken zonder hiermee afbreuk te doen aan minder strenge technische parameters die eventueel tussen exploitanten van dergelijke netwerken zijn overeengekomen.
Systemen |
Technische parameters |
Toepassingstermijnen |
||||
UMTS conform UMTS-normen, zoals gepubliceerd door ETSI, met name EN 301 908-1, EN 301 908-2, EN 301 908-3 en EN 301 908-11 |
|
9 mei 2010 |
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/36 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 oktober 2009
inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het „één-loket” in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7806)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/767/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (1), en met name op artikel 8, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verplichtingen voor lidstaten inzake administratieve vereenvoudiging waarvan sprake is in hoofdstuk II van Richtlijn 2006/123/EG, en met name in de artikelen 5 en 8, bestaan onder andere uit het vereenvoudigen van de procedures en formaliteiten die van toepassing zijn voor de toegang tot en de uitoefening van dienstenactiviteiten en uit het verzekeren dat deze procedures en formaliteiten eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen via de één-loketten door dienstverleners kunnen worden afgewikkeld. |
(2) |
De procedures en formaliteiten via de „één-loketten” moeten grensoverschrijdend tussen de lidstaten kunnen worden afgewikkeld overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2006/123/EG. |
(3) |
Om te kunnen voldoen aan de verplichting om procedures en formaliteiten te vereenvoudigen en om het grensoverschrijdende gebruik van de „één-loketten” te vergemakkelijken, moeten elektronische procedures gebaseerd zijn op eenvoudige oplossingen, inclusief het gebruik van elektronische handtekeningen. Indien na een passende risicobeoordeling van concrete procedures en formaliteiten, een hoog veiligheidsniveau of een equivalent van een handgeschreven handtekening noodzakelijk wordt geacht, kan aan de dienstverleners worden gevraagd om voor bepaalde procedures en formaliteiten geavanceerde elektronische handtekeningen te gebruiken die op een gekwalificeerd certificaat zijn gebaseerd, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen. |
(4) |
Het gemeenschappelijke kader voor elektronische handtekeningen werd vastgesteld bij Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (2). Om een doeltreffend, grensoverschrijdend gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat te bevorderen, moet het vertrouwen in deze elektronische handtekeningen worden verhoogd, ongeacht de lidstaat waarin de ondertekenaar of de certificatiedienstverlener die het gekwalificeerde certificaat afgeeft, is gevestigd. Dit kan worden bereikt door de informatie die nodig is om de elektronische handtekeningen te valideren, en in het bijzonder de informatie over certificatiedienstverleners die onder toezicht staan of zijn geaccrediteerd in een lidstaat, en over de diensten die zij aanbieden, gemakkelijker en in een betrouwbare vorm beschikbaar te stellen. |
(5) |
Er moet voor worden gezorgd dat de lidstaten deze informatie publiek beschikbaar maken via een gemeenschappelijke template zodat er gemakkelijker gebruik van kan worden gemaakt en genoeg details kunnen worden opgenomen zodat de ontvangende partij de elektronische handtekening kan valideren, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Gebruik en aanvaarding van elektronische handtekeningen
1. Indien het, na een passende beoordeling van de mogelijke risico’s gerechtvaardigd is en overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 3, van Richtlijn 2006/123/EG, kunnen de lidstaten voor de afwikkeling van bepaalde procedures en formaliteiten via de één-loketten volgens artikel 8 van Richtlijn 2006/123/EG, de dienstverlener verplichten geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, gebruiken, zoals bepaald in en onderworpen aan Richtlijn 1999/93/EG.
2. De lidstaten aanvaarden alle geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, voor het afwikkelen van de procedures en formaliteiten als bedoeld in lid 1. De lidstaten behouden echter wel de mogelijkheid om deze aanvaarding te beperken tot geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat en die zijn aangemaakt met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, als dit na de risicobeoordeling als bedoeld in lid 1, nodig blijkt.
3. De lidstaten stellen geen eisen voor de aanvaarding van geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen, als die eisen dienstverleners hinderen in het gebruikmaken van elektronische procedures via de één-loketten.
4. De lidstaten mogen, onverminderd lid 2, andere elektronische handtekeningen aanvaarden dan de geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, al dan niet met een met een veilig middel voor het aanmaken van handtekeningen.
Artikel 2
Opstellen, bijwerken en publiceren van vertrouwenslijsten
1. Elke lidstaat stelt een „vertrouwenslijst” op, werkt deze regelmatig bij en publiceert deze overeenkomstig de technische specificaties in de bijlage. Deze lijst bevat een minimum aan informatie over de certificatiedienstverleners die gekwalificeerde certificaten afgeven aan het publiek en die onder toezicht staan bij of zijn geaccrediteerd in de lidstaat.
2. De lidstaten stellen een vertrouwenslijst op en publiceren deze in minstens een menselijk leesbare versie overeenkomstig de specificaties in de bijlage.
3. De lidstaten delen aan de Commissie mede welke instantie verantwoordelijk is voor het opstellen, bijwerken en publiceren van de vertrouwenslijst, de plaats waar de vertrouwenslijst wordt gepubliceerd en alle wijzigingen hieraan.
Artikel 3
Toepassing
Deze beschikking wordt van toepassing vanaf 28 december 2009.
Artikel 4
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 16 oktober 2009.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.
(2) PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.
Europese Centrale Bank
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/38 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 6 oktober 2009
tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 betreffende de voorwaarden van TARGET2-ECB
(ECB/2009/22)
(2009/768/EG)
DE DIRECTIE VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op het eerste streepje en het vierde streepje van artikel 105, lid 2,
Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 11.6 en de artikel17, 22 en 23,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese Centrale Bank (ECB) neemt deel aan TARGET2 om haar eigen betalingen en de betalingen van haar klanten in TARGET2 te verwerken, en om via TARGET2 afwikkeldiensten te verlenen aan afwikkelingsorganisaties, met inbegrip van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) gevestigde entiteiten, op voorwaarde dat zij onderworpen zijn aan oversight door een bevoegde autoriteit en de Raad van bestuur van de ECB hun toegang tot TARGET2-ECB heeft goedgekeurd. |
(2) |
De directie van de ECB heeft Besluit ECB/2007/7 van 24 juli 2007 betreffende de voorwaarden van TARGET 2-ECB vastgesteld (1). |
(3) |
Besluit ECB/2007/7 dient te worden gewijzigd: a) vanwege de invoering van de nieuwe versie van het gezamenlijk platform; b) ter verheldering van de specifieke beginselen betreffende oversightlocaties waaraan entiteiten moeten voldoen die diensten in euro aanbieden; c) om een aantal andere technische en redactionele verbeteringen en verduidelijkingen weer te geven; en d) om niet meer geldende bepalingen betreffende de migratie naar TARGET2 te schrappen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1, lid 1, onder c) van Besluit ECB/2007/7 wordt als volgt gewijzigd:
„c) |
afwikkeldiensten aanbieden aan entiteiten die aangesloten systemen beheren, met inbegrip van buiten de EER gevestigde entiteiten, mits ze onderworpen zijn aan oversight door een bevoegde autoriteit, ze voldoen aan de oversightvereisten betreffende de locatie van infrastructuren die diensten in euro aanbieden, zoals van tijd tot tijd gewijzigd en gepubliceerd op de website van de ECB (2), en de Raad van bestuur hun toegang tot TARGET2-ECB heeft goedgekeurd. |
Artikel 2
De bijlage bij Besluit ECB/2007/7 wordt overeenkomstig de bijlage bij dit besluit gewijzigd.
Artikel 3
Inwerkingtreding
1. Artikel 1 van dit besluit en paragraaf 1, onder a), en 2 van de bijlage bij dit besluit treden op 23 oktober 2009 in werking.
2. De overige bepalingen van dit besluit treden in werking op 23 november 2009.
Gedaan te Frankfurt am Main, 6 oktober 2009.
De president van de ECB
Jean-Claude TRICHET
(1) PB L 237 van 8.9.2007, blz. 71.
(2) Het huidige beleid van het Eurosysteem ten aanzien van de locatie van infrastructuur wordt uiteengezet in de volgende verklaringen die allemaal beschikbaar zijn op de website van de ECB op www.ecb.europa.eu: a) „Policy statement on euro payment and settlement systems located outside the euro area” van 3 november 1998; b) „The Eurosystem’s policy line with regard to consolidation in central counterparty clearing” van 27 september 2001; c) „The Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling in euro-denominated payment transactions” van 19 juli 2007; en d) „The Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling euro-denominated payment transactions: specification of „legally and operationally located in the euro area” ” van 20 november 2008.”.
BIJLAGE
De bijlage bij Besluit ECB/2007/7 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 4 wordt als volgt vervangen: „Article 4 Access criteria Entities managing ancillary systems (including entities established outside the EEA) and acting in that capacity, whose access to TARGET2-ECB has been approved by the Governing Council, shall be the only entities that are eligible for participation in TARGET2-ECB.”. |
3) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd: Lid 2 wordt als volgt vervangen: „2. Unless otherwise requested by the participant, its BIC(s) shall be published in the TARGET2 directory.”. Het volgende lid 5 wordt toegevoegd: „5. Participants acknowledge that the ECB and other CBs may publish participants’ names and BICs.”. |
4) |
Artikel 10, lid 1 wordt als volgt vervangen: „1. The ECB shall open and operate at least one PM account for each participant. Upon request by a participant acting as a settlement bank, the ECB shall open one or more sub-accounts in TARGET2-ECB to be used for dedicating liquidity.”. |
5) |
Het volgende artikel 12, lid 3 wordt ingevoegd: „3. The SSP determines the timestamp for the processing of payment orders on the basis of the time when it receives and accepts the payment order.”. |
6) |
Artikel 13 wordt als volgt vervangen: „Article 13 Priority rules 1. Instructing participants shall designate every payment order as one of the following:
If a payment order does not indicate the priority, it shall be treated as a normal payment order. 2. Highly urgent payment orders may only be designated by:
All payment instructions submitted by an ancillary system through the Ancillary System Interface to debit or credit the participants’ PM accounts shall be deemed to be highly urgent payment orders. 3. Liquidity transfer orders initiated via the ICM are urgent payment orders. 4. In the case of urgent and normal payment orders, the payer may change the priority via the ICM with immediate effect. It shall not be possible to change the priority of a highly urgent payment order.”. |
7) |
Artikel 15, lid 4 wordt als volgt vervangen: „4. After receipt of the reservation request the ECB shall check whether the amount of liquidity on the participant’s PM account is sufficient for the reservation. If this is not the case, only the liquidity available on the PM account shall be reserved. The rest of the requested liquidity shall be reserved if additional liquidity becomes available.”. |
8) |
Het volgende artikel 15a wordt ingevoegd: „Article 15a Standing instructions for liquidity reservation and dedication of liquidity 1. Participants may predefine the default amount of liquidity reserved for highly urgent or urgent payment orders via the ICM. Such standing instruction or a change to such instruction shall take effect from the next business day. 2. Participants may predefine via the ICM the default amount of liquidity set aside for ancillary system settlement. Such standing instruction or a change to such instruction shall take effect from the next business day. Participants shall be deemed to have instructed the ECB to dedicate liquidity on their behalf if the relevant ancillary system so requests.”. |
9) |
Artikel 19 wordt als volgt vervangen: „Article 19 Settlement and return of queued payment orders 1. Payment orders that are not settled immediately in the entry disposition shall be placed in the queues in accordance with the priority to which they were designated by the relevant participant, as referred to in Article 13. 2. To optimise the settlement of queued payment orders, the ECB may use the optimisation procedures described in Appendix I. 3. Except for highly urgent payment orders, the payer may change the queue position of payment orders in a queue (i.e. reorder them) via the ICM. Payment orders may be moved either to the front or to the end of the respective queue with immediate effect at any time during daytime processing, as referred to in Appendix V. 4. At the request of a payer, the ECB may decide to change the queue position of a highly urgent payment order (except for highly urgent payment orders in the context of settlement procedures 5 and 6) provided that this change would not affect the smooth settlement by ancillary systems in TARGET2 or would not otherwise give rise to systemic risk. 5. Liquidity transfer orders initiated in the ICM shall be immediately returned as non-settled if there is insufficient liquidity. Other payment orders shall be returned as non-settled if they cannot be settled by the cut-off times for the relevant message type, as specified in Appendix V.”. |
10) |
In artikel 31 worden lid 2 en 3 als volgt vervangen: „2. The ECB shall freeze the balance on the sub-account of the participant upon communication by the ancillary system (via a „start-of-cycle” message). Where applicable, the ECB shall thereafter increase or reduce the frozen balance by crediting or debiting cross-system settlement payments to or from the sub-account or crediting liquidity transfers to the sub-account or crediting liquidity transfers to the sub-account. Such freezing shall expire upon communication by the ancillary system (via an „end-of-cycle” message). 3. By confirming the freezing of the balance on the participant’s sub-account, the ECB guarantees to the ancillary system payment up to the amount of this particular balance. By confirming, where applicable, the increase or reduction of the frozen balance upon crediting or debiting cross-system settlement payments to or from the sub-account or crediting liquidity transfers to the sub-account, the guarantee is automatically increased or reduced in the amount of the payment. Without prejudice to the abovementioned increase or reduction of the guarantee, the guarantee shall be irrevocable, unconditional and payable on first demand. If the ECB is not the ancillary system’s CB, the ECB shall be deemed instructed to issue the abovementioned guarantee to the ancillary system’s CB.”. |
Appendix I wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Paragraaf 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Paragraaf 8 wordt als volgt gewijzigd: Subparagraaf 4 b) wordt als volgt vervangen: „b) user-to-application mode (U2A) U2A permits direct communication between a participant and the ICM. The information is displayed in a browser running on a PC system (SWIFT Alliance WebStation or another interface, as may be required by SWIFT). For U2A access the IT infrastructure has to be able to support cookies and JavaScript. Further details are described in the ICM User Handbook.”. Subparagraaf 5 wordt als volgt vervangen:
|
Appendix II wordt als volgt gewijzigd:
Paragraaf 2, onder a) wordt als volgt vervangen:
„a) |
A payer may submit a claim for an administration fee and interest compensation if, due to a technical malfunction of TARGET2, a payment order was not settled on the business day on which it was accepted.”. |
Appendix III wordt als volgt gewijzigd:
In het Referentiekader voor landenadviezen (country opinions) voor niet-EER deelnemers aan TARGET2 wordt paragraaf 3.6 a) als volgt vervangen:
„3.6. a) Assignment of rights or deposit of assets for collateral purposes, pledge and/or repo
Assignments for collateral purposes will be valid and enforceable under the laws of [jurisdiction]. Specifically, the creation and enforcement of a pledge or repo under the Rules will be valid and enforceable under the laws of [jurisdiction].”.
Appendix IV wordt als volgt gewijzigd:
Paragraaf 1, onder b) wordt als volgt vervangen:
„b) |
All references to specific times in this Appendix are to the local time at the seat of the ECB, i.e. Central European Time (CET) (2) |
Appendix V wordt als volgt vervangen:
„Appendix V
OPERATING SCHEDULE
1. |
TARGET2 is open on all days, except Saturdays, Sundays, New Year’s Day, Good Friday and Easter Monday (according to the calendar applicable at the seat of the ECB), 1 May, Christmas Day and 26 December. |
2. |
The reference time for the system is the local time at the seat of the ECB, i.e. CET. |
3. |
The current business day is opened during the evening of the previous business day and operates to the following schedule:
|
4. |
The ICM is available for liquidity transfers from 19.30 (6) until 18.00 the next day, except during the technical maintenance period from 22.00 until 1.00. |
5. |
The operating hours may be changed in the event that business continuity measures are adopted in accordance with paragraph 5 of Appendix IV. |
(1) The Eurosystem’s current policy for the location of infrastructure is set out in the following statements, which are all available on the ECB website at www.ecb.europa.eu: a) the „Policy statement on euro payment and settlement systems located outside the euro area” of 3 November 1998; b) „The Eurosystem’s policy line with regard to consolidation in central counterparty clearing” of 27 September 2001; c) „The Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling in euro-denominated payment transactions” of 19 July 2007; and d) „The Eurosystem policy principles on the location and operation of infrastructures settling euro-denominated payment transactions: specification of „legally and operationally located in the euro area” ” of 20 November 2008.”;
(2) CET takes into account the change to Central European Summer Time.”.
(3) Daytime operations means daytime processing and end-of-day processing.
(4) Ends 15 minutes later on the last day of the Eurosystem reserve maintenance period.
(5) Starts 15 minutes later on the last day of the Eurosystem reserve maintenance period.
(6) Starts 15 minutes later on the last day of the Eurosystem reserve maintenance period.”.
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/45 |
GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/769/GBVB VAN DE RAAD
van 19 oktober 2009
tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB van de Raad inzake de politiemissie van de Europese Unie op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector en haar interface met justitie in de Democratische Republiek Congo (EUPOL RD Congo)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 12 juni 2007 Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB (1) vastgesteld, waarbij een politiemissie van de Europese Unie wordt ingesteld op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector en haar interface met justitie in de Democratische Republiek Congo (EUPOL RD Congo). |
(2) |
Op 23 juni 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/485/GBVB (2) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB wordt gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2009. |
(3) |
Op 15 juni 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2009/466/GBVB (3) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB wordt gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2010. In Gemeenschappelijk Optreden 2009/466/GBVB is bepaald dat de Raad een nieuw financieel referentiebedrag vaststelt ter dekking van de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 november 2009 tot en met 30 juni 2010. |
(4) |
Er is een hernieuwde en krachtigere inspanning nodig om het aanhoudende seksuele geweld en de straffeloosheid in de Democratische Republiek Congo te bestrijden, vooral in de oostelijke regio. Daartoe moet ten behoeve van de missie worden voorzien in de inzet van gespecialiseerd personeel om de strijd tegen seksueel geweld en straffeloosheid op te voeren. |
(5) |
Het mandaat van deze missie wordt vervuld in een veiligheidscontext die kan verslechteren en de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), zoals gedefinieerd in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden. |
(6) |
Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:
Artikel 1
Gemeenschappelijk Optreden 2007/405/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2, lid 1, wordt vervangen door: „1. De missie ondersteunt de hervorming van de veiligheidssector op het terrein van de politie en de interface met justitie. Dankzij follow-up, begeleiding en advies en door de nadruk te leggen op de strategische dimensie zal EUPOL RD Congo:
|
2) |
Artikel 2, lid 3, wordt vervangen door: „3. De missie beschikt over een projectcel voor het identificeren en uitvoeren van projecten. De missie adviseert de lidstaten en derde staten en coördineert en bevordert, onder hun verantwoordelijkheid, de uitvoering van hun projecten op de gebieden die voor de missie van belang zijn en haar doelstellingen ondersteunen”. |
3) |
Artikel 3, lid 2, wordt vervangen door: „2. De missie is permanent aanwezig in Goma en Bukavu, in het oosten van de DRC, om bijstand en expertise te verlenen aan het stabilisatieproces in het oosten van Congo. Aanvullend personeel dat gespecialiseerd is op het gebied van het strafrechtelijk onderzoek, onder andere met betrekking tot de bestrijding van seksueel geweld, wordt in Goma en Bukavu ingezet, maar hun bevoegdheid strekt zich uit over het gehele grondgebied van de DRC en hun standplaats kan variëren afhankelijk van wijzigingen in de situatie ter plaatse en van de veiligheidsvoorwaarden. Zij ressorteren rechtstreeks onder het plaatsvervangend hoofd van de missie belast met de operaties”. |
4) |
Aan artikel 3, lid 3, wordt het volgende toegevoegd:
|
5) |
Artikel 9, lid 1, derde alinea, wordt vervangen door: „Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie voor de periode van 1 november 2009 tot en met 30 juni 2010 moet dekken, is 5 150 000 EUR”. |
Artikel 2
Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Artikel 3
Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 19 oktober 2009.
Voor de Raad
De voorzitter
E. ERLANDSSON
(1) PB L 151 van 13.6.2007, blz. 46.
(2) PB L 164 van 25.6.2008, blz. 44.
(3) PB L 151 van 16.6.2009, blz. 40.
Rectificaties
20.10.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/47 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 910/2008 van de Commissie van 18 september 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 951/2006, wat betreft de vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor uitvoer buiten het quotum in de sector suiker
( Publicatieblad van de Europese Unie L 251 van 19 september 2008 )
Bladzijde 15, artikel 1, punt 4, onder artikel 7 sexies „Schorsing van de afgifte van uitvoercertificaten voor uitvoer buiten het quotum”:
in plaats van:
„…, is het bepaalde in artikel 9 van die verordening van overeenkomstige toepassing.”,
te lezen:
„…, is het bepaalde in artikel 9 van de onderhavige verordening van overeenkomstige toepassing.”.