ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.266.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 266

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
9 oktober 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 923/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1692/2006 tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren (Marco Polo II) ( 1 )

1

 

*

Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 ( 1 )

11

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

9.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 266/1


VERORDENING (EG) Nr. 923/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1692/2006 tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren („Marco Polo II”)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1, en artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De tussentijdse evaluatie van het witboek Vervoer van 2001 van de Commissie: „Europa duurzaam in beweging: duurzame mobiliteit voor ons continent” van 22 juni 2006 legt de nadruk op de mogelijkheden van het Marco Polo-programma dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1382/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren („Marco Polo-programma”) (3) als financieringsbron om exploitanten op overbelaste wegen alternatieven te bieden door het gebruik van andere vervoerswijzen. Het Marco Polo-programma is daarom één basiselement van het huidige vervoersbeleid.

(2)

Als er geen ingrijpende maatregelen worden genomen, zal het totale vrachtvervoer over de weg in Europa in 2013 met 60 % zijn gegroeid. Dit komt overeen met een groei van het internationale goederenvervoer over de weg van naar schatting 20,5 miljard tonkilometer per jaar in de Europese Unie in 2013, met alle negatieve gevolgen van dien, zoals bijkomende kosten voor de wegeninfrastructuur, ongevallen, congestie, plaatselijke en wereldwijde verontreiniging, milieuschade, een onbetrouwbare voorzieningsketen en onbetrouwbare logistieke processen.

(3)

Om deze groei het hoofd te kunnen bieden, moet nog meer dan nu het geval is, gebruik worden gemaakt van de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart en moeten verdere krachtige initiatieven uit de vervoers- en de logistieke sector, met inbegrip van inlandterminals en andere platforms ter facilitering van de intermodaliteit, worden gestimuleerd om nieuwe benaderingen en het gebruik van technische innovaties van vervoersmodaliteiten en het beheer ervan te bevorderen.

(4)

Het is een doelstelling van de Europese Unie om milieuvriendelijker vormen van vervoer te bevorderen, ongeacht of deze doelstelling een specifieke modal shift of ontwijkingseffect in het goederenvervoer over de weg tot gevolg hebben.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1692/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) diende de Commissie het Marco Polo II-programma („het programma”) te evalueren en indien nodig voorstellen in te dienen om dat programma te wijzigen.

(6)

In een externe evaluatie van de resultaten van het Marco Polo-programma werd verwacht dat dat programma zijn doelstellingen op het gebied van modal shift niet zou halen en werd een aantal aanbevelingen gedaan om de effectiviteit ervan te verbeteren.

(7)

De Commissie heeft een effectbeoordeling uitgevoerd van de door de externe evaluatie voorgestelde maatregelen en andere maatregelen die de efficiency van het programma trachten te verbeteren. Deze beoordeling toonde aan dat er behoefte was aan een aantal wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1692/2006 om de deelname van kleine en microbedrijven te vergemakkelijken, de drempels voor acties om in aanmerking te komen voor steun te verlagen, de steunintensiteit te verhogen en de administratieve en uitvoeringsprocedures van het programma te vereenvoudigen.

(8)

De deelname van kleine en microbedrijven in het programma moet verhoogd worden door toe te staan dat afzonderlijke bedrijven steun aanvragen en door de drempels om in aanmerking te komen voor steun te verlagen voor voorstellen die ingediend worden door binnenvaartbedrijven.

(9)

De drempels voor voorstellen om in aanmerking te komen voor steun moeten verlaagd worden en uitgedrukt worden in overgehevelde tonkilometers per jaar, behalve voor gemeenschappelijke leeracties. Deze drempels moeten worden berekend over de gehele periode van uitvoering van de in de bijlage bedoelde acties, zonder dat er een jaarlijks uitvoeringspercentage wordt vastgesteld. Er hoeft niet langer een speciale drempel voor verkeersvermijdingsacties te zijn en er moet een minimale looptijd worden vastgesteld voor dit soort acties, alsmede voor katalysator- en „snelwegen-op-zee”-acties.

(10)

De steunintensiteit moet verhoogd worden door de invoering van een definitie voor „vracht” om het vervoerselement te betrekken in de berekening van de modal shift en door uitzonderlijke verlengingen van de maximale looptijd voor acties die vertragingen in de startfase hebben opgelopen, toe te staan. De verhoging van de steunintensiteit van 1 EUR naar 2 EUR volgens de procedure van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1692/2006 moet duidelijk tot uiting komen in de gewijzigde tekst van die bijlage.

(11)

Om de uitvoering van het programma te vereenvoudigen, moet bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1692/2006 betreffende de financieringsvoorwaarden voor aanvullende infrastructuur worden geschrapt. Voorts moet de comitéprocedure voor de jaarlijkse selectie van de te steunen acties geschrapt worden.

(12)

Er moet een gedetailleerder verband gelegd worden tussen het programma en het trans-Europese vervoersnetwerk („TEN-T”) dat het kader aangeeft voor de snelwegen op zee, en de milieuoverwegingen moeten zodanig uitgebreid worden dat ze de volledige externe kosten van de acties omvatten.

(13)

Verordening (EG) nr. 1692/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

Om te waarborgen dat de maatregelen van deze verordening op de meest doelmatige en snelle wijze kunnen worden toegepast, dient deze verordening zo spoedig mogelijk nadat zij is vastgesteld, in werking te treden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1692/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„p)

„vracht” betekent, ten behoeve van de berekening van „tonkilometer” die van het wegennet wordt overgeheveld, de vervoerde goederen, de intermodale vervoerseenheid plus het wegvoertuig, met inbegrip van lege intermodale vervoerseenheden en lege wegvoertuigen, indien deze van het wegennet worden overgeheveld.”.

2)

Artikel 4, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Acties moeten worden ingediend door ondernemingen of consortia die gevestigd zijn in de lidstaten of in deelnemende landen, zoals bepaald in artikel 3, leden 3 en 4.”.

3)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, punt b), wordt vervangen door:

„b)

snelwegen-op-zeeacties; binnen de Europese Unie moeten dergelijke acties beantwoorden aan de kenmerken van het prioritaire project „Snelwegen op zee”, zoals omschreven in Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (5);

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De specifieke financieringsvoorwaarden en andere eisen met betrekking tot de verschillende acties worden vermeld in de bijlage.”.

4)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Overheidssteun

Financiële bijstand van de Gemeenschap voor de in het programma omschreven acties sluit niet uit dat voor dezelfde actie overheidssteun of openbare middelen worden toegekend op nationaal, regionaal of lokaal niveau, voor zover zulks verenigbaar is met de in het Verdrag vastgestelde regeling inzake steunmaatregelen van de staat en binnen de voor de verschillende soorten acties in de bijlage gestelde cumulatieve grenzen.”.

5)

artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Voorstel voor acties

Acties worden aan de Commissie voorgesteld overeenkomstig de ingevolge artikel 6 vastgestelde nadere voorschriften. Het voorstel bevat alle elementen waarover de Commissie moet beschikken om een selectie overeenkomstig de criteria van artikel 9 te maken.

Indien nodig verleent de Commissie aanvragers bijstand om de te doorlopen aanvraagprocedure te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door middel van een online helpdesk.”.

6)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Selectie van acties voor financiële bijstand

De voorgestelde acties worden door de Commissie beoordeeld. Bij de selectie van acties voor financiële bijstand in het kader van het programma, houdt de Commissie rekening met de volgende elementen:

a)

de in artikel 1 vermelde doelstellingen;

b)

de in de desbetreffende kolom van de bijlage opgenomen voorwaarden;

c)

de bijdrage van de acties tot ontlasting van het wegennet;

d)

de relatieve milieuverdiensten uit de acties en de relatieve verdiensten uit de acties in termen van vermindering van externe kosten en de bijdrage daarvan tot het verminderen van de door de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart veroorzaakte negatieve milieueffecten. Specifieke aandacht wordt besteed aan acties die verder gaan dan hetgeen krachtens wettelijk bindende milieueisen verplicht is;

e)

de algehele duurzaamheid van de acties.

De Commissie neemt, na het in artikel 10 bedoelde comité daarvan in kennis te hebben gesteld, het besluit tot verlening van financiële bijstand.

De Commissie stelt de begunstigden in kennis van haar besluit.”.

7)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De Commissie doet het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s een mededeling toekomen over de resultaten van de Marco Polo-programma’s in de periode 2003-2010. Zij komt met deze mededeling voordat zij een voorstel voor een derde Marco Polo-programma uitwerkt en houdt bij de formulering van dit voorstel rekening met de in de mededeling gedane constateringen.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„2 bis.   De in lid 2 bedoelde mededeling heeft met name betrekking op het volgende:

de effecten van deze verordening zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 923/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1692/2006 tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren („Marco Polo II”) (6);

de ervaring die met het programmabeheer is opgedaan door het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie;

de noodzaak om met betrekking tot de financieringsvoorwaarden naar gebruikt vervoermiddel te differentiëren op basis van veiligheid, milieuprestaties en energie-efficiëntie;

de effectiviteit van verkeersvermijdingsacties;

de noodzaak om in de toepassingsfase vraaggestuurde bijstand te organiseren onder inachtneming van de behoeften van kleine en microbedrijven in de transportsector;

de erkenning van economische recessies als een bijzondere reden om de looptijd van acties te verlengen;

de verlaging van de drempels om voor steun in aanmerking te komen voor productspecifieke acties;

de mogelijkheid om de referentiewaarden voor de minimale subsidiedrempels voor voorgestelde acties naast overgehevelde aantallen tonkilometer ook uit te drukken in termen van energie-efficiëntie en milieuvoordelen;

de wenselijkheid tot het betrekken van de vervoerseenheid bij de definitie van het begrip „vracht”;

de beschikbaarheid van complete jaaroverzichten van gecofinancierde acties;

de mogelijkheid om de samenhang tussen het programma, het logistieke actieplan en het TEN-T te waarborgen door middel van passende maatregelen voor de coördinatie van de toewijzing van communautaire middelen, in het bijzonder voor de snelwegen op zee;

de mogelijkheid om in een derde land gemaakte kosten voor subsidiëring in aanmerking te laten komen, voor zover de actie is uitgevoerd door bedrijven uit een lidstaat;

de noodzaak rekening te houden met de specifieke kenmerken van de binnenvaartsector en van de kleine en middelgrote ondernemingen die daarin actief zijn, bijvoorbeeld door middel van een specifiek programma voor de binnenvaartsector;

de mogelijkheid om het programma uit te breiden tot de buurlanden, en

de mogelijkheid om het programma verder aan te passen voor de eiland- en archipellidstaten.

8)

Artikel 15 wordt vervangen door:

„Artikel 15

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1382/2003 wordt ingetrokken met ingang van 14 december 2006.

Op contracten met betrekking tot acties in het kader van Verordening (EG) nr. 1382/2003 blijven de regels van de verordening van toepassing tot de operationele en financiele afronding van die contracten.”.

9)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1692/2006 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

10)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1692/2006 wordt geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  Advies uitgebracht op 24 maart 2009 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).

(2)  Advies van het Europees Parlement van 23 april 2009 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.

(3)  PB L 196 van 2.8.2003, blz. 1.

(4)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 1.

(5)  PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.”;

(6)  PB L 266 van 9.10.2009, blz. 1.”.


BIJLAGE

„BIJLAGE

Financieringsvoorwaarden en eisen overeenkomstig artikel 5, lid 2

Type actie

A.

Katalysator

Artikel 5, lid 1, onder a)

B.

Snelwegen op zee

Artikel 5, lid 1, onder b)

C.

Modal shift

Artikel 5, lid 1, onder c)

D.

Verkeersvermijding

Artikel 5, lid 1, onder d)

E.

Gemeenschappelijk leren

Artikel 5, lid 1, onder e)

1.

Financieringsvoorwaarden

a)

Volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de katalysatoractie binnen ten hoogste 60 maanden bereikt, waarna de katalysatoractie levensvatbaar blijft.

a)

Volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de actie snelwegen op zee binnen ten hoogste 60 maanden bereikt, waarna de actie levensvatbaar blijft.

a)

Volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de modal-shiftactie binnen ten hoogste 36 maanden bereikt, waarna de modal-shiftactie levensvatbaar blijft.

a)

Volgens een realistisch ondernemingsplan worden de doelstellingen van de verkeersvermijdingsactie binnen ten hoogste 60 maanden bereikt, waarna de verkeersvermijdingsactie levensvatbaar blijft.

a)

De gemeenschappelijke leeractie leidt tot verbetering van commerciële diensten op de markt, met name door het bevorderen en/of vergemakkelijken van vermijding van wegverkeer of van modal shift van het wegvervoer naar de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart, via een betere samenwerking en het delen van knowhow; en duurt ten hoogste 24 maanden.

b)

De katalysatoractie is innovatief op Europees niveau in termen van logistiek, technologie, methoden, materieel, producten, infrastructuur of verleende diensten.

b)

De snelwegen-op-zeeactie is innovatief op Europees niveau in termen van logistiek, technologie, methoden, materieel, producten, infrastructuur of verleende diensten; eveneens wordt de hoge kwaliteit van de dienstverlening, vereenvoudigde procedures en inspecties, naleving van veiligheids- en beveiligingsnormen, goede toegang tot havens, efficiënte verbindingen met het achterland, en flexibele en efficiënte havendiensten in overweging genomen.

b)

De modal-shiftactie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten — met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer alleen en binnen elk van die vervoerswijzen — dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

b)

De verkeersvermijdingsactie is innovatief op Europees niveau in termen van integratie van de productielogistiek in de vervoerslogistiek.

b)

De gemeenschappelijke leeractie is innovatief op Europees niveau.

c)

Naar verwachting zal de katalysatoractie leiden tot een werkelijke en duurzame modal shift van het wegvervoer naar de korte vaart, de binnenvaart en het spoorvervoer.

c)

De snelwegen-op-zeeactie beoogt een impuls te geven aan zeer grootschalige, hoogfrequente intermodale diensten voor goederenvervoer, zo nodig met inbegrip van gemengd goederenpassagiersvervoer, via de korte vaart, of een combinatie van de korte vaart met andere vervoerswijzen waarbij de trajecten over de weg binnen de vervoersketen tot een minimum worden beperkt; de actie omvat bij voorkeur ook geïntegreerde vrachtvervoersdiensten met het achterland via het spoor en/of de binnenwateren.

c)

Voor de modal-shiftactie wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappen voor het verwezenlijken van de doelstellingen.

c)

De verkeersvermijdings-actie beoogt een grotere efficiëntie in het internationale goederenvervoer binnen de Europese markten te bevorderen zonder de economische groei af te remmen, door de aandacht te concentreren op wijziging van de productie- en/of distributieprocessen, om zodoende te komen tot kortere afstanden, hogere laadfactoren, minder lege ritten, vermindering van afvalstromen, vermindering van het volume en/of het gewicht of enig ander effect dat leidt tot een aanzienlijke vermindering van het goederenvervoer over de weg, zonder een negatief effect te hebben op de productie en het productiepersoneel.

c)

De gemeenschappelijke leeractie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten - met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer en binnen elk van die vervoerswijzen - dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

d)

Voor de katalysatoractie wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappen voor het verwezenlijken van de doelstellingen en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie.

d)

Naar verwachting zal de snelwegen-op-zeeactie leiden tot een werkelijke, meetbare en duurzame modal shift van het wegvervoer naar de korte vaart, de binnenvaart of het spoor die de voorspelde groei van het goederenvervoer over de weg overtreft.

d)

Wanneer de modal-shiftactie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.

 

d)

Voor de gemeenschappelijke leeractie wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappen voor het verwezenlijken van de doelstellingen en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie.

e)

De katalysatoractie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten — met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer alleen en binnen elk van die vervoerswijzen — dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

e)

Voor de snelwegen-op-zeeactie wordt een realistisch plan met concrete etappen voor het verwezenlijken van de doelstellingen voorgesteld en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie.

 

d)

Voor de verkeersvermijdingsactie wordt een realistisch plan voorgesteld met concrete etappen voor het verwezenlijken van de doelstellingen en wordt aangegeven welke behoefte er is aan een sturende rol van de Commissie.

 

f)

Wanneer de katalysatoractie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.

f)

De snelwegen-op-zeeactie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten — met name tussen vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer en binnen elk van die vervoerswijzen — dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

 

e)

De verkeersvermijdingsactie leidt niet tot een zodanige vervalsing van de concurrentie op de betrokken markten — met name wat betreft vervoerswijzen die een alternatief vormen voor het wegvervoer — dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad.

 

 

g)

Wanneer de snelwegen-op-zeeactie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.

 

f)

Wanneer de verkeersvermijdingsactie afhankelijk is van diensten die worden verleend door derde partijen bij de subsidieovereenkomst, verstrekt de indiener het bewijs dat voor de selectie van de betrokken diensten een transparante, objectieve en niet-discriminerende procedure is gevolgd.

 

2.

Intensiteit en reikwijdte van de financiering

a)

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor katalysatoracties is beperkt tot maximaal 35 % van het totaalbedrag van de uitgaven die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de actie en voor de uitgaven die voortvloeien uit de actie. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20 % van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor de actie.

a)

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor snelwegen-op-zeeacties is beperkt tot maximaal 35 % van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20 % van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor de actie.

a)

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor modal-shiftacties is beperkt tot maximaal 35 % van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen voor financiële bijstand van de Gemeenschap in aanmerking, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20 % van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor de actie.

a)

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor verkeersvermijdingsacties is beperkt tot maximaal 35 % van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie. De voor steun in aanmerking komende kosten voor aanvullende infrastructuur mogen niet hoger zijn dan 20 % van de totale voor steun in aanmerking komende kosten voor de actie.

a)

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor gemeenschappelijke leeracties is beperkt tot maximaal 50 % van het totaalbedrag van de uit de actie voortvloeiende uitgaven die noodzakelijk zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze uitgaven komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, voor zover zij rechtstreeks betrekking hebben op de uitvoering van de actie.

Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.

Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.

Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.

Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering. Een bijdrage in de kosten van roerende activa wordt alleen geleverd wanneer die activa gedurende de looptijd van de bijstand, volgens de bepalingen van de subsidieovereenkomst, in hoofdzaak voor die actie worden gebruikt.

Uitgaven in het kader van de selectieprocedure vanaf de datum van indiening van een aanvraag, komen in aanmerking voor financiële bijstand van de Gemeenschap, op voorwaarde dat definitief goedkeuring wordt gegeven voor communautaire financiering.

 

 

 

b)

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor verkeersvermijdingsacties mag niet worden gebruikt ter ondersteuning van bedrijfs- of productieactiviteiten die geen rechtstreeks verband houden met vervoer of distributie.

 

b)

De financiële bijstand van de Gemeenschap die door de Commissie wordt bepaald op basis van het aantal tonkilometers dat van het wegvervoer wordt overgeheveld naar de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart, wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 EUR voor elke overheveling van 500 tonkilometer goederenvervoer over de weg. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van de actie of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.

b)

De financiële bijstand van de Gemeenschap die door de Commissie wordt bepaald op basis van het aantal tonkilometers dat van het wegvervoer wordt overgeheveld naar de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart, wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 EUR voor elke overheveling van 500 tonkilometer goederenvervoer over de weg. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van de actie of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.

b)

De financiële bijstand van de Gemeenschap die door de Commissie wordt bepaald op basis van het aantal tonkilometers dat van het wegvervoer wordt overgeheveld naar de korte vaart, het spoorvervoer en de binnenvaart, wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 EUR voor elke overheveling van 500 tonkilometer goederenvervoer over de weg. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van de actie of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.

c)

De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt in eerste instantie vastgesteld op een bedrag van 2 EUR voor elke 500 tonkilometer of 25 voertuigkilometer goederenvervoer over de weg die wordt vermeden. Dit indicatieve bedrag kan aangepast worden, onder meer op basis van de kwaliteit van de actie of het daadwerkelijk behaalde milieuvoordeel.

 

c)

Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.

c)

Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.

c)

Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.

d)

Overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, kan de Commissie met de vereiste regelmaat de ontwikkeling van de gegevens waarop deze berekening is gebaseerd, opnieuw bezien en zo nodig het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dienovereenkomstig aanpassen.

 

3.

Vorm en duur van de subsidieovereenkomst

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor katalysatoracties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 62 maanden en de minimale looptijd 36 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering — bijvoorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang — die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden.

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor snelwegen-op-zeeacties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 62 maanden en de minimale looptijd 36 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering — bijvoorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang — die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden.

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor modal-shiftacties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 38 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering — bijvoorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang — die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden.

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor verkeersvermijdingsacties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 62 maanden en de minimale looptijd 36 maanden. In het geval van buitengewone vertragingen in de uitvoering — bijvoorbeeld als gevolg van een uitzonderlijke economische neergang — die door de begunstigde voldoende worden gerechtvaardigd, kan een uitzonderlijke verlenging met 6 maanden toegekend worden.

De financiële bijstand van de Gemeenschap voor gemeenschappelijke leeracties wordt verleend op basis van subsidieovereenkomsten met de nodige bepalingen inzake sturing en monitoring. Normaliter is de maximale looptijd van deze overeenkomsten 26 maanden, welke verlengd kan worden op verzoek van de begunstigde, binnen de oorspronkelijke begroting voor een aanvullende periode van 26 maanden, indien er positieve resultaten zijn bereikt tijdens de eerste 12 maanden van het project.

De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 62 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 68 maanden, niet worden vernieuwd.

De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 62 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 68 maanden, niet worden vernieuwd.

De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 38 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 44 maanden, niet worden vernieuwd.

De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 62 maanden, of in uitzonderlijke gevallen 68 maanden, niet worden vernieuwd.

De financiële bijstand van de Gemeenschap kan na de beoogde maximumperiode van 52 maanden niet worden vernieuwd.

4.

Contractwaardedrempel

De indicatieve minimale subsidiedrempel per katalysatoractie komt overeen met 30 miljoen tonkilometer of het volume-equivalent modal shift of verkeersvermijding daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst.

De indicatieve minimale subsidiedrempel per snelwegen-op-zeeactie komt overeen met 200 miljoen tonkilometer of het volume-equivalent modal shift daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst.

De indicatieve minimale subsidiedrempel per modal-shiftactie komt overeen met 60 miljoen tonkilometer of het volume-equivalent modal shift daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst. Modal-shiftacties die beogen een verschuiving naar de binnenvaart te bewerkstelligen, zijn onderworpen aan een speciale drempel van 13 miljoen tonkilometer of het volume-equivalent modal shift daarvan per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst.

De indicatieve minimale subsidiedrempel per verkeersvermijdingsactie komt overeen met 80 miljoen tonkilometer of 4 miljoen voertuigkilometer goederenvervoer over de weg die wordt vermeden per jaar, door te voeren over de volledige looptijd van de subsidiëringsovereenkomst.

De indicatieve minimale subsidiedrempel per gemeenschappelijke leeractie is 250 000 EUR.

5.

Verspreiding

De resultaten en methoden van katalysatoracties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

De resultaten en methoden van snelwegen-op-zeeacties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

Specifieke verspreidingsacties voor modal-shiftacties zijn niet gepland.

De resultaten en methoden van verkeersvermijdingsacties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

De resultaten en methoden van gemeenschappelijke leeracties worden verspreid en de uitwisseling van beste praktijken wordt gestimuleerd volgens een specifiek verspreidingsplan om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.”


9.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 266/11


VERORDENING (EG) Nr. 924/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ter bevordering van de goede werking van de interne markt en van het grensoverschrijdende handelsverkeer binnen de Gemeenschap is het van essentieel belang dat de kosten van grensoverschrijdende betalingen in euro en die van overeenkomstige binnenlandse betalingen in een lidstaat gelijk zijn. Dat beginsel van gelijke kosten is verankerd in Verordening (EG) nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro (4), die van toepassing is op grensoverschrijdende betalingen in euro en in Zweedse kronor tot een bedrag van 50 000 EUR, of van gelijke waarde.

(2)

Het verslag van de Commissie van 11 februari 2008 over de toepassing van Verordening (EG) nr. 2560/2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro bevestigde dat de toepassing van die verordening de kosten van grensoverschrijdende betalingstransacties in euro daadwerkelijk tot het binnenlandse kostenpeil heeft gereduceerd en dat de verordening de Europese betalingssector ertoe heeft aangespoord de vereiste inspanningen te leveren om een betalingsinfrastructuur in de Gemeenschap uit te bouwen.

(3)

Het verslag van de Commissie onderzocht de praktische problemen die met betrekking tot de toepassing van Verordening (EG) nr. 2560/2001 zijn ondervonden. Bij wijze van conclusie werden een aantal wijzigingen in deze verordening voorgesteld met de bedoeling de volgende problemen aan te pakken die tijdens het evaluatieproces aan de oppervlakte zijn gekomen: de verstoring van de interne betaalmarkt doordat de statistische rapportageverplichtingen uiteenlopen, problemen met de handhaving van Verordening (EG) nr. 2560/2001 doordat er geen specifieke nationale bevoegde autoriteiten zijn aangewezen, het ontbreken van organen voor de buitengerechtelijke beslechting van geschillen die met deze verordening verband houden, en het feit dat automatische afschrijvingen niet onder de verordening vallen.

(4)

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (5) legt een moderne rechtsgrondslag voor de totstandbrenging van een interne betaalmarkt in de Gemeenschap. Teneinde de juridische samenhang tussen beide wetgevingsteksten te waarborgen, verdient het aanbeveling de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 2560/2001, en met name de definities, te wijzigen.

(5)

Verordening (EG) nr. 2560/2001 is van toepassing op grensoverschrijdende overmakingen en grensoverschrijdende elektronische betalingstransacties. Gezien de doelstelling van Richtlijn 2007/64/EG die erin bestaat grensoverschrijdende automatische afschrijvingen mogelijk te maken, verdient het aanbeveling om de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 2560/2001 uit te breiden. Het is nog steeds niet aangewezen het beginsel van gelijke kosten toe te passen op betaalinstrumenten die hoofdzakelijk of uitsluitend in papiervorm bestaan, zoals cheques, omdat dergelijke instrumenten, alleen al vanwege hun aard, niet even efficiënt kunnen worden verwerkt als elektronische betalingen.

(6)

Het beginsel van gelijke kosten moet gelden voor in papiervorm of in contanten geïnitieerde of afgewerkte betalingen, die in de loop van de betalingsuitvoeringsketen elektronisch worden verwerkt, uitgezonderd cheques, en voor alle kosten die direct en indirect verband houden met een betalingstransactie, met inbegrip van kosten verbonden met een overeenkomst, uitgezonderd valutawisselkosten. Indirecte kosten omvatten kosten voor het instellen van een doorlopende betalingsopdracht of vergoedingen voor het gebruik van een betalings-, krediet- of debetkaart, die gelijk zouden moeten zijn voor binnenlandse en grensoverschrijdende betalingstransacties in de Gemeenschap.

(7)

Ter voorkoming van de versnippering van de betaalmarkten is het aangewezen het beginsel van gelijke kosten toe te passen. Te dien einde dient voor elke categorie grensoverschrijdende betalingstransactie een binnenlandse betaling te worden geïdentificeerd met dezelfde kenmerken of vrijwel dezelfde kenmerken als de grensoverschrijdende betaling. Om na te gaan of een binnenlandse betaling overeenstemt met een grensoverschrijdende betaling, dient het mogelijk te zijn om onder meer van de volgende criteria gebruik te maken: het voor de initiatie, uitvoering en voltooiing van de betaling gekozen kanaal, de mate van automatisering, de eventuele betalingsgarantie, de status van de klant en de relatie met de betalingsdienstaanbieder of het gebruikte betalingsinstrument, als omschreven in artikel 4, lid 23, van Richtlijn 2007/64/EG. Deze criteria dienen niet als exhaustief te worden beschouwd.

(8)

De bevoegde autoriteiten moeten, voor zover zij zulks nodig achten, richtsnoeren uitvaardigen voor het vaststellen van overeenkomstige betalingen. De Commissie, waar nodig bijgestaan door het Comité voor betalingen, dient een passende sturing te verschaffen en de bevoegde autoriteiten bij te staan.

(9)

Het is van belang de uitvoering van grensoverschrijdende betalingen door betalingsdienstaanbieders te vergemakkelijken. In dat verband dient normalisering te worden gestimuleerd, met name wat het gebruik van het internationale bankrekeningnummer (IBAN) en de bankidentificatiecode (BIC) betreft. Het is bijgevolg dienstig dat betalingsdienstaanbieders betalingsdienstgebruikers met betrekking tot de betreffende rekening het IBAN en de BIC verstrekken.

(10)

De uitsluitend voor grensoverschrijdende betalingstransacties bestaande uiteenlopende rapportageverplichtingen ten behoeve van de opstelling van betalingsbalansstatistieken belemmeren de ontwikkeling van een geïntegreerde betaalmarkt, met name in het kader van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (Single Euro Payments Area — SEPA). In een SEPA-context is het aangewezen vóór 31 oktober 2011 opnieuw te bekijken of die op bankbetalingen gebaseerde rapportageverplichtingen dienen te worden afgeschaft. Teneinde de continue, tijdelijke en efficiënte verstrekking van betalingsbalansstatistieken te garanderen, is het tevens wenselijk erop toe te zien dat het voor diverse betaalinstrumenten mogelijk blijft direct beschikbare betalingsgegevens, zoals IBAN, BIC en transactiebedrag, of geaggregeerde basisgegevens over betalingen te vergaren, mits het vergaringsproces de verwerking van automatische betalingen niet verstoort en volledig kan worden geautomatiseerd. Deze verordening doet geen afbreuk aan rapportageverplichtingen voor andere beleidsdoeleinden, zoals voor het voorkomen van het witwassen van geld of van de financiering van terrorisme, of voor fiscale doeleinden.

(11)

Momenteel worden voor de bestaande nationale systemen inzake automatische afschrijving verschillende bedrijfsmodellen gebruikt. Om de lancering van de SEPA-regeling voor automatische afschrijving te vergemakkelijken moet een gemeenschappelijk bedrijfsmodel worden ingevoerd en moet grotere juridische duidelijkheid worden verschaft met betrekking tot de multilaterale afwikkelingsvergoedingen. Ten aanzien van grensoverschrijdende automatische afschrijvingen kan dit bij wijze van uitzondering worden verwezenlijkt door gedurende een overgangsperiode een maximumbedrag voor de multilaterale afwikkelingsvergoeding per transactie vast te leggen. Het staat de partijen bij een multilaterale overeenkomst echter vrij om een lager bedrag of een nultarief voor de multilaterale afwikkeling vast te leggen. Voor binnenlandse automatische afschrijvingen volgens SEPA kan gebruik worden gemaakt van dezelfde afwikkelingsvergoeding of een andere overeengekomen interbancaire vergoeding die vóór de inwerkingtreding van deze verordening op nationaal niveau tussen de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde en van de betaler bestond. Mocht gedurende de overgangsperiode een nationale multilaterale afwikkelingsvergoeding of een andere interbancaire vergoedingsovereenkomst worden ingeperkt of afgeschaft, bijvoorbeeld ten gevolge van de toepassing van het mededingingsrecht, dan moeten de herziene systemen tijdens de overgangsperiode van toepassing zijn op de nationale automatische afschrijvingen in het kader van SEPA. Indien de automatische afschrijvingstransactie onder een bilaterale overeenkomst valt, moeten de voorwaarden van de bilaterale overeenkomst prevaleren boven elke multilaterale afwikkelingsvergoeding of andere interbancair overeengekomen vergoedingen. De sector kan gebruikmaken van de tijdens de overgangsperiode geboden rechtszekerheid om een gemeenschappelijk bedrijfsmodel op lange termijn voor automatische afschrijvingstransacties in het kader van SEPA te ontwikkelen en overeen te komen. Aan het einde van de overgangsperiode moet een langetermijnoplossing voor het bedrijfsmodel voor automatische afschrijvingen in het kader van SEPA zijn ingevoerd overeenkomstig het communautaire mededingingsrecht en het communautaire regelgevingskader. In het kader van een duurzame dialoog met het bankwezen en op basis van bijdragen van de betrokken marktdeelnemers is de Commissie van plan om met spoed richtsnoeren te bieden inzake de objectieve en meetbare criteria voor de compatibiliteit van dergelijke multilaterale interbancaire vergoedingen, waartoe multilaterale afwikkelingsvergoedingen kunnen behoren, met het communautaire mededingingsrecht en het communautaire regelgevingskader.

(12)

Voor de verrichting van een automatische afschrijvingstransactie moet de rekening van de betaler bereikbaar zijn. Om het succesvolle gebruik van automatische afschrijvingen in het kader van SEPA te bevorderen is het derhalve van essentieel belang dat alle betalersrekeningen bereikbaar zijn, indien dit reeds het geval is voor de bestaande binnenlandse in euro luidende automatische afschrijvingen, anders kunnen betaler en begunstigde geen gebruik maken van de voordelen van grensoverschrijdende automatische afschrijving. Indien de betalersrekening in het kader van het SEPA-systeem inzake automatische afschrijving niet bereikbaar is, kan de betaler (schuldenaar) noch de begunstigde (schuldeiser) profiteren van de nieuwe mogelijkheden inzake automatische afschrijving. Dit is met name belangrijk wanneer de begunstigde de automatische afschrijving initieert middels een batchbestand, bijvoorbeeld maandelijks of driemaandelijks voor elektriciteitsrekeningen of andere rekeningen van nutsbedrijven, en niet voor elke klant afzonderlijk. Indien de schuldeisers niet in staat zijn om al hun schuldenaars in het kader van één enkele operatie te bereiken, is een bijkomende manuele interventie noodzakelijk waardoor de kosten waarschijnlijk zullen stijgen. Indien de bereikbaarheid van de betalingsdienstaanbieders van de betaler niet verplicht is, wordt de doeltreffendheid van de automatische afschrijvingen niet geoptimaliseerd en blijft de mededinging op Europees niveau beperkt. In het licht van de bijzondere kenmerken van automatische afschrijvingsverrichtingen tussen ondernemingen moet dit echter alleen van toepassing zijn op het SEPA-basissysteem inzake automatische afschrijving en niet op het SEPA-systeem inzake automatische afschrijving tussen ondernemingen. De bereikbaarheidsverplichting omvat het recht van een betalingsdienstaanbieder om een automatische afschrijving niet te verrichten overeenkomstig de bepalingen van de automatische afschrijvingsregeling ten aanzien van bijvoorbeeld het afwijzen, weigeren of ongedaan maken van transacties. Bovendien mag de bereikbaarheidsverplichting niet van toepassing zijn op betalingsdienstaanbieders die zijn gemachtigd om automatische afschrijvingstransacties aan te bieden en te verrichten, maar die dergelijke activiteiten niet op commerciële wijze verrichten.

(13)

In het licht van de technische vereisten in verband met de bereikbaarheid is het bovendien voor een betalingsdienstaanbieder van een betaler van belang over voldoende tijd te beschikken om zich voor te bereiden op de naleving van de bereikbaarheidsverplichting. Betalingsdienstaanbieders dienen derhalve te beschikken over een overgangsperiode van ten hoogste één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening met het oog op de naleving van deze verplichting. Aangezien betalingsdienstaanbieders uit lidstaten buiten de eurozone meer voorbereidingswerk moeten verrichten, moeten dergelijke betalingsdienstaanbieders toestemming krijgen om de toepassing van de bereikbaarheidsverplichting uit te stellen tot ten hoogste vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Betalingsdienstaanbieders die zich bevinden in een lidstaat die de euro binnen vier jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening als zijn munt heeft ingevoerd, moeten echter binnen een jaar na de datum van toetreding van de betrokken lidstaat tot de eurozone aan de bereikbaarheidsverplichting voldoen.

(14)

De bevoegde autoriteiten moeten de nodige bevoegdheden krijgen om hun controletaken uit te voeren en alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat betalingsdienstaanbieders deze verordening naleven.

(15)

Om ervoor te zorgen dat verhaal mogelijk is bij een onjuiste toepassing van deze verordening, dienen de lidstaten adequate en efficiënte klachten- en beroepsprocedures op te zetten voor de beslechting van geschillen tussen de betalingsdienstgebruiker en zijn betalingsdienstaanbieder. Van belang is ook dat bevoegde autoriteiten en organen voor klachten en buitengerechtelijke geschillenbeslechting worden aangewezen waartoe, in voorkomend geval, bestaande organen worden aangewezen dan wel nieuwe organen worden opgericht.

(16)

Het is van essentieel belang ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten en organen voor klachten en buitengerechtelijke geschillenbeslechting binnen de Gemeenschap actief met elkaar samenwerken met het oog op een vlotte en spoedige beslechting van grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot deze verordening. Het zou mogelijk moeten zijn dat een dergelijke samenwerking de vorm aanneemt van een uitwisseling van informatie over de wetgeving of de juridische praktijk in hun rechtsgebied en zo nodig de overdracht van klacht- en beroepsprocedures.

(17)

De lidstaten moeten in hun nationale recht in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voorzien ter bestraffing van de niet-naleving van deze verordening.

(18)

Uitbreiding van de toepassing van deze verordening tot andere valuta's dan de euro zou duidelijke voordelen met zich brengen, vooral wat het aantal bestreken betalingen betreft. Om lidstaten die de euro niet als hun nationale valuta hebben in staat te stellen de toepassing van deze verordening tot grensoverschrijdende betalingen in hun valuta uit te breiden, dient derhalve een kennisgevingsprocedure te worden ingevoerd. Er dient echter te worden voorkomen dat lidstaten die deze kennisgevingsprocedure al hebben doorlopen, een nieuwe kennisgeving moeten indienen.

(19)

Het is wenselijk dat de Commissie een verslag opstelt over de vraag of op betalingen gebaseerde nationale rapportageverplichtingen al dan niet moeten worden afgeschaft. Het is tevens passend dat de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening presenteert waarin met name het gebruik wordt beoordeeld van IBAN en BIC om betalingen binnen de Gemeenschap te vergemakkelijken alsook marktontwikkelingen met betrekking tot de toepassing van de bepalingen inzake automatische afschrijvingstransacties. In het kader van de ontwikkeling van de SEPA is het ook wenselijk dat in bedoeld verslag wordt nagegaan of het maximum van 50 000 EUR dat thans van toepassing is op het beginsel van gelijke kosten, nog voldoende is.

(20)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid dient Verordening (EG) nr. 2560/2001 te worden ingetrokken.

(21)

Om de juridische samenhang tussen deze verordening en Richtlijn 2007/64/EG te waarborgen, met name wat de transparantie van aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden en informatieverplichtingen, alsook de rechten en plichten met betrekking tot de aanbieding en gebruikmaking van betalingsdiensten betreft, is het aangewezen dat deze verordening met ingang van 1 november 2009 van toepassing is. Het is passend dat lidstaten tot 1 juni 2010 de tijd krijgen om maatregelen vast te stellen waarbij sancties worden ingevoerd voor inbreuken op deze verordening.

(22)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dat ook in dat artikel is neergelegd, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en werkingssfeer

1.   In deze verordening zijn regels neergelegd betreffende grensoverschrijdende betalingen binnen de Gemeenschap om ervoor te zorgen dat de kosten van grensoverschrijdende betalingen binnen de Gemeenschap dezelfde zijn als die van betalingen in dezelfde valuta binnen een lidstaat.

2.   Deze verordening is van toepassing op grensoverschrijdende betalingen, overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2007/64/EG, in euro of in de nationale valuta van de lidstaten die overeenkomstig artikel 14 kennis hebben gegeven van hun besluit de toepassing van de verordening tot hun nationale valuta uit te breiden.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op betalingen die betalingsdienstaanbieders voor eigen rekening of namens andere betalingsdienstaanbieders verrichten.

4.   In de artikelen 6, 7 en 8 worden regels vastgesteld inzake in euro gestelde automatische afschrijvingstransacties tussen de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde en van de betaler.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „grensoverschrijdende betaling”: door een betaler, dan wel door of via een begunstigde geïnitieerde elektronisch verwerkte betalingstransactie, waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich in verschillende lidstaten bevinden;

2.   „binnenlandse betaling”: door een betaler, dan wel door of via een begunstigde geïnitieerde elektronisch verwerkte betalingstransactie, waarbij de betalingsdienstaanbieders van de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zich in dezelfde lidstaat bevinden;

3.   „betaler”: hetzij een natuurlijke of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft;

4.   „begunstigde”: natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

5.   „betalingsdienstaanbieder”: een van de in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2007/64/EG bedoelde categorieën rechtspersonen en de natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 26 van genoemde richtlijn, met uitzondering van de instellingen genoemd in artikel 2 van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (6) waaraan door een lidstaat ontheffing is verleend op grond van artikel 2, lid 3, van Richtlijn 2007/64/EG;

6.   „betalingsdienstgebruiker”: natuurlijke of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruik maakt;

7.   „betalingstransactie”: een door een betaler dan wel door of via een begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde bestaan;

8.   „betalingsopdracht”: door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

9.   „kosten”: alle kosten die een betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker aanrekent en die direct of indirect met een betalingstransactie verband houden;

10.   „geldmiddelen”: bankbiljetten en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld als bedoeld in artikel 1, lid 3, onder b), van Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (7);

11.   „consument”: een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen;

12.   „micro-onderneming”: een onderneming die op het tijdstip van sluiting van het betalingsdienstencontract een onderneming is als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, leden 1 en 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (8);

13.   „afwikkelingsvergoeding”: een vergoeding die voor elke automatische afschrijvingstransactie tussen de betalingsdienstaanbieders van de betaler en van de begunstigde wordt betaald;

14.   „automatische afschrijving”: een betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van de door de betaler aan de begunstigde, de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of de eigen betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte instemming;

15.   „systeem voor automatische afschrijving”: een gemeenschappelijke reeks regels, praktijken en standaarden die tussen betalingsdienstaanbieders is overeengekomen voor de uitvoering van automatische afschrijvingstransacties.

Artikel 3

Kosten van grensoverschrijdende betalingen en overeenkomstige binnenlandse betalingen

1.   De kosten die een betalingsdienstaanbieder de gebruiker van betalingsdiensten voor grensoverschrijdende betalingen tot een bedrag van maximaal 50 000 EUR aanrekent, zijn dezelfde als de kosten welke die betalingsdienstaanbieder gebruikers van betalingsdiensten aanrekent voor overeenkomstige binnenlandse betalingen van dezelfde waarde en in dezelfde valuta.

2.   Voor de toepassing van lid 1 geeft een betalingsdienstaanbieder bij de beoordeling van het kostenpeil van een grensoverschrijdende betaling aan welke de overeenkomstige binnenlandse betaling is.

De bevoegde autoriteiten vaardigen, voor zover zij zulks nodig achten, richtsnoeren uit voor het vaststellen van overeenkomstige binnenlandse betalingen. De bevoegde autoriteiten werken binnen het Comité voor betalingen, dat overeenkomstig artikel 85, lid 1, van Richtlijn 2007/64/EG is ingesteld, actief samen om ervoor te zorgen dat de richtsnoeren voor overeenkomstige binnenlandse betalingen coherent zijn.

3.   Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 14 kennis heeft gegeven van zijn besluit om de toepassing van deze verordening tot zijn valuta uit te breiden, kan een in de valuta van die lidstaat luidende binnenlandse betaling geacht worden overeen te stemmen met een in euro luidende grensoverschrijdende betaling.

4.   Deze verordening geldt niet voor valutawisselkosten.

Artikel 4

Maatregelen ter vergemakkelijking van de automatisering van betalingen

1.   Waar zulks van toepassing is, deelt een betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker het IBAN van de betalingsdienstgebruiker en de BIC van de betalingsdienstaanbieder mee.

Waar zulks van toepassing is, vermeldt een betalingsdienstaanbieder bovendien op rekeningoverzichten of in een bijlage daarbij, het IBAN van de betalingsdienstgebruiker en de BIC van de betalingsdienstaanbieder.

De overeenkomstig dit lid vereiste informatie wordt door de betalingsdienstaanbieder kosteloos aan de betalingsdienstgebruiker verstrekt.

2.   Wanneer zulks in het licht van de aard van de betrokken betalingstransactie passend is:

a)

deelt de betaler bij door hem geïnitieerde transacties de betalingsdienstaanbieder op diens verzoek het IBAN van de begunstigde en de BIC van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde mee;

b)

verstrekt de begunstigde bij door hem geïnitieerde transacties de betalingsdienstaanbieder op diens verzoek het IBAN van de betaler en de BIC van de betalingsdienstaanbieder van de betaler.

3.   De betalingsdienstaanbieder mag extra kosten aanrekenen naast de overeenkomstig artikel 3, lid 1, aan de betalingsdienstgebruiker aangerekende kosten, wanneer die gebruiker de betalingsdienstaanbieder de opdracht geeft een betalingstransactie uit te voeren zonder het IBAN en de BIC mede te delen overeenkomstig lid 2 van dit artikel. Deze extra kosten zijn passend en in overeenstemming met de reële kosten. Zij worden vastgesteld in onderling akkoord tussen de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker. De betalingsdienstaanbieder stelt de betalingsdienstgebruiker tijdig vóór een dergelijk akkoord in kennis van het bedrag van de extra kosten.

4.   Wanneer zulks in het licht van de aard van de betrokken betalingstransactie passend is, verstrekt een leverancier van goederen en diensten die onder deze verordening vallende betalingen accepteert, bij elke facturering van goederen en diensten binnen de Gemeenschap aan zijn klanten zijn IBAN en de BIC van zijn betalingsdienstaanbieder.

Artikel 5

Rapportageverplichtingen in verband met de betalingsbalans

1.   De lidstaten schaffen op 1 januari 2010 alle voor betalingsdienstaanbieders geldende, op betalingen gebaseerde nationale rapportageverplichtingen af voor betalingsbalansstatistieken met betrekking tot betalingstransacties van hun klanten tot een bedrag van 50 000 EUR.

2.   Onverminderd lid 1 mogen de lidstaten geaggregeerde gegevens of andere relevante, direct beschikbare gegevens blijven vergaren, mits deze vergaring geen gevolgen heeft voor de straight through processing van betalingen en volledig kan worden geautomatiseerd door betalingsdienstaanbieders.

Artikel 6

Afwikkelingsvergoeding voor grensoverschrijdende automatische afschrijvingstransacties

Bij ontstentenis van een bilaterale afspraak tussen de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde en van de betaler, geldt voor elke grensoverschrijdende automatische afschrijvingstransactie die vóór 1 november 2012 wordt verricht, een multilaterale afwikkelingsvergoeding van 0,088 EUR, die door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler wordt voldaan, tenzij een lagere multilaterale afwikkelingsvergoeding werd overeengekomen tussen de betrokken betalingsdienstaanbieders.

Artikel 7

Afwikkelingsvergoeding voor binnenlandse automatische afschrijvingstransacties

1.   Wanneer een multilaterale afwikkelingsvergoeding of andere overeengekomen vergoeding voor een vóór 1 november 2009 verrichte binnenlandse automatische afschrijvingstransactie tussen de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde en van de betalers geldt, is onverminderd de leden 2 en 3 een dergelijke multilaterale afwikkelingsvergoeding of andere overeengekomen vergoeding van toepassing op elke binnenlandse automatische afschrijvingstransactie die vóór 1 november 2012 wordt verricht.

2.   Wanneer een dergelijke multilaterale afwikkelingsvergoeding of andere overeengekomen vergoeding vóór 1 november 2012 wordt verlaagd of afgeschaft, geldt deze vermindering of afschaffing voor elke binnenlandse automatische afschrijvingstransactie die vóór 1 november 2012 wordt verricht.

3.   Ingeval er een bilaterale afspraak tussen de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde en van de betaler inzake een binnenlandse automatische afschrijvingstransactie bestaat, zijn de leden 1 en 2 niet van toepassing wanneer die binnenlandse automatische afschrijvingstransactie vóór 1 november 2012 werd verricht.

Artikel 8

Bereikbaarheid voor automatische afschrijvingstransacties

1.   Een betalingsdienstaanbieder van een betaler die bereikbaar is voor een in euro luidende binnenlandse automatische afschrijving op de betaalrekening van die betaler is ook bereikbaar, overeenkomstig het systeem inzake automatische afschrijvingen, voor in euro luidende automatische afschrijvingstransacties die door een begunstigde worden geïnitieerd via een in enige lidstaat gevestigde betalingsdienstaanbieder.

2.   Lid 1 is slechts van toepassing op automatische afschrijvingstransacties die voor consumenten in het kader van het systeem inzake automatische afschrijving beschikbaar zijn.

3.   Betalingsdienstaanbieders voldoen uiterlijk op 1 november 2010 aan de vereisten van de leden 1 en 2.

4.   Onverminderd lid 3 voldoet de betalingsdienstaanbieder die in een lidstaat is gevestigd welke de euro niet als nationale valuta heeft, uiterlijk op 1 november 2014 aan de vereisten van de leden 1 en 2 inzake in euro luidende automatische afschrijvingstransacties. Indien echter vóór 1 november 2013 de euro als nationale valuta van een dergelijke lidstaat wordt geïntroduceerd, voldoet de in die lidstaat gevestigde betalingsdienstaanbieder binnen een jaar na de datum waarop de betreffende lidstaat tot de eurozone is toegetreden, aan de vereisten van de leden 1 en 2.

Artikel 9

Bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van deze verordening.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 29 april 2010 ervan in kennis welke instanties zij als bevoegde autoriteiten hebben aangewezen. Zij delen de Commissie alle latere wijzigingen met betrekking tot deze autoriteiten onverwijld mee.

De lidstaten mogen bestaande organen aanwijzen om als bevoegde autoriteit te fungeren.

De lidstaten verlangen van de bevoegde autoriteiten dat zij daadwerkelijk toezien op de naleving van deze verordening en alle nodige maatregelen nemen om die naleving te waarborgen.

Artikel 10

Klachtenprocedures voor inbreuken op deze verordening

1.   De lidstaten zetten procedures op die betalingsdienstgebruikers en andere belanghebbenden de mogelijkheid bieden bij de bevoegde autoriteiten klachten in te dienen met betrekking tot beweerde inbreuken van betalingsdienstaanbieders op deze verordening.

De lidstaten mogen voor dit doel gebruikmaken van bestaande procedures of deze uitbreiden.

2.   In voorkomend geval en onverminderd het recht om overeenkomstig het nationale procesrecht een klacht aan een rechterlijke instantie voor te leggen, informeren de bevoegde autoriteiten de partij die een klacht heeft ingediend over de krachtens artikel 11 in het leven geroepen buitengerechtelijke klachten- en verhaalprocedures.

Artikel 11

Buitengerechtelijke klacht- en verhaalprocedures

1.   De lidstaten zetten adequate en effectieve buitengerechtelijke klachten- en verhaalprocedures op voor de beslechting van geschillen tussen betalingsdienstgebruikers en hun betalingsdienstaanbieders met betrekking tot uit deze verordening voortvloeiende rechten en plichten. Daartoe wijzen de lidstaten bestaande organen aan of richten zij, in voorkomend geval, nieuwe organen op.

2.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 29 april 2010 ervan in kennis welke organen zij hebben aangewezen. Zij delen de Commissie alle latere wijzigingen met betrekking tot deze organen onverwijld mee.

3.   De lidstaten mogen bepalen dat dit artikel slechts van toepassing is op betalingsdienstgebruikers die consumenten of micro-ondernemingen zijn. In dergelijke gevallen stellen de lidstaten de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 12

Grensoverschrijdende samenwerking

De in artikel 9 bedoelde bevoegde autoriteiten en de in de artikelen 9 en 11 bedoelde organen die verantwoordelijk zijn voor procedures inzake klachten en buitengerechtelijke geschillenbeslechting van de diverse lidstaten werken actief en vlot met elkaar samen bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen. De lidstaten zien erop toe dat deze samenwerking plaatsvindt.

Artikel 13

Sancties

Onverminderd artikel 17 stellen de lidstaten uiterlijk op 1 juni 2010 de voorschriften vast ten aanzien van de sancties die gelden voor inbreuken op deze verordening en nemen zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties ook worden toegepast. Dergelijke sancties zijn effectief, proportioneel en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk 29 oktober 2010 van de getroffen maatregelen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen daarop zo spoedig mogelijk mee.

Artikel 14

Toepassing op andere valuta's dan de euro

1.   Een lidstaat die niet de euro als nationale valuta heeft en die besluit de toepassing van deze verordening, met uitzondering van de artikelen 6, 7 en 8, tot zijn nationale valuta uit te breiden, stelt de Commissie hiervan in kennis. Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verruimde toepassing van deze verordening treedt 14 dagen na een dergelijke bekendmaking in werking.

2.   Een lidstaat die niet de euro als nationale valuta heeft en die besluit de toepassing van de artikelen 6, 7 of 8 dan wel enige combinatie daarvan uit te breiden tot zijn nationale valuta, stelt de Commissie hiervan in kennis. Deze kennisgeving wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verruimde toepassing van de artikelen 6, 7 of 8 treedt 14 dagen na een dergelijke bekendmaking in werking.

3.   Lidstaten die op 29 oktober 2009 de kennisgevingsprocedure van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2560/2001 reeds hebben doorlopen, behoeven niet tot de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving over te gaan.

Artikel 15

Herziening

1.   Uiterlijk op 31 oktober 2011 legt de Commissie het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Europese Centrale Bank een verslag voor over de wenselijkheid van het afschaffen van op betalingen gebaseerde nationale rapportageverplichtingen. Dat verslag gaat, in voorkomend geval, vergezeld van een voorstel.

2.   Uiterlijk op 31 oktober 2012 legt de Commissie het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Europese Centrale Bank een verslag voor over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel. Dat verslag behandelt in het bijzonder:

a)

het gebruik van het IBAN en de BIC in verband met de automatisering van betalingen;

b)

de vraag of het in artikel 3, lid 1, bedoelde plafond dienstig is, en

c)

marktontwikkelingen in verband met de toepassing van de artikelen 6, 7 en 8.

Artikel 16

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2560/2001 wordt ingetrokken met ingang van 1 november 2009.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 november 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  Advies van 24 maart 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 21 van 28.1.2009, blz. 1.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 24 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.

(4)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 13.

(5)  PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1.

(6)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(7)  PB L 275 van 27.10.2000, blz. 39.

(8)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.