ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.263.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 263

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
7 oktober 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 929/2009 van de Commissie van 6 oktober 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 930/2009 van de Commissie van 6 oktober 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/2010

3

 

*

Verordening (EG) nr. 931/2009 van de Commissie van 5 oktober 2009 tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in ICES-deelsector 28.1 door vaartuigen die de vlag van Estland voeren

5

 

*

Verordening (EG) nr. 932/2009 van de Commissie van 5 oktober 2009 tot vaststelling van een verbod op de visserij op koolvis in gebied VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

7

 

*

Verordening (EG) nr. 933/2009 van de Commissie van 6 oktober 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 779/98 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije

9

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid ( 1 )

11

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/739/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 oktober 2009 tot vaststelling van de praktische regels voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7493)  ( 1 )

32

 

 

2009/740/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 6 oktober 2009 tot verlening van een afwijking aan Frankrijk in het kader van Beschikking 2008/477/EG betreffende de harmonisering van de 2500-2690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7514)

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/1


VERORDENING (EG) Nr. 929/2009 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

28,7

ZZ

28,7

0707 00 05

TR

114,4

ZZ

114,4

0709 90 70

TR

110,4

ZZ

110,4

0805 50 10

AR

93,2

CL

77,5

TR

80,9

ZA

69,8

ZZ

80,4

0806 10 10

BR

235,1

EG

159,5

TR

103,6

US

152,0

ZZ

162,6

0808 10 80

BR

63,0

CL

87,3

NZ

70,3

US

80,3

ZA

67,3

ZZ

73,6

0808 20 50

AR

82,8

CN

58,3

TR

97,2

ZA

78,9

ZZ

79,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/3


VERORDENING (EG) Nr. 930/2009 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/2010

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/2010 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 928/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.

(4)  PB L 262 van 6.10.2009, blz. 38.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 7 oktober 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

35,59

0,61

1701 11 90 (1)

35,59

4,23

1701 12 10 (1)

35,59

0,47

1701 12 90 (1)

35,59

3,93

1701 91 00 (2)

40,52

5,31

1701 99 10 (2)

40,52

2,18

1701 99 90 (2)

40,52

2,18

1702 90 95 (3)

0,41

0,27


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/5


VERORDENING (EG) Nr. 931/2009 VAN DE COMMISSIE

van 5 oktober 2009

tot vaststelling van een verbod op de visserij op haring in ICES-deelsector 28.1 door vaartuigen die de vlag van Estland voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1322/2008 van de Raad van 28 november 2008 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3), worden quota vastgesteld voor 2009.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2009 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 oktober 2009.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 345 van 23.12.2008, blz. 6.


BIJLAGE

Nr.

E2/EE/BS/001

Lidstaat

Estland

Bestand

HER/03D.RG

Soort

Haring (Clupea harengus)

Gebied

Deelsector 28.1

Datum

12.7.2009


7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/7


VERORDENING (EG) Nr. 932/2009 VAN DE COMMISSIE

van 5 oktober 2009

tot vaststelling van een verbod op de visserij op koolvis in gebied VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2009 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2009 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 oktober 2009.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

22/T&Q

Lidstaat

Spanje

Bestand

POK/561214

Soort

Koolvis (Pollachius virens)

Gebied

VI; EG-wateren van Vb; EG-wateren en internationale wateren van XII en XIV

Datum

1.9.2009


7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/9


VERORDENING (EG) Nr. 933/2009 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2009

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 779/98 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, en artikel 148, juncto artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 779/98 van de Raad van 7 april 1998 betreffende de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Turkije, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 4115/86 en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3010/95 (2), en met name op artikel 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije van 25 februari 1998 betreffende de handelsregeling voor landbouwproducten (3) is een preferentiële regeling voor de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Turkije vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1383/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 779/98 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije (4), waarbij Verordening (EG) nr. 1396/98 van de Commissie (5) is vervangen, is een tariefcontingent geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee en is de wijze van beheer vastgesteld.

(3)

De toepassing van het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt” heeft gunstige resultaten opgeleverd in andere landbouwsectoren en met het oog op administratieve vereenvoudiging moet het invoercontingent waarop deze verordening betrekking heeft, voortaan worden beheerd volgens de in artikel 144, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 genoemde methode. Dit dient te gebeuren overeenkomstig artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6).

(4)

Wegens de bijzondere omstandigheden die gepaard gaan met het overschakelen van de ene beheersmethode op de andere, mag het in de onderhavige verordening bedoelde contingent niet als kritiek in de zin van artikel 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden beschouwd. Niettemin mag niet worden uitgesloten dat het door nieuwe omstandigheden wel kritiek wordt.

(5)

Verordening (EG) nr. 1383/2007 moet derhalve worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen. De geldende regeling moet evenwel van toepassing blijven op de invoercertificaten die zijn afgegeven voor de invoercontingentperioden die voorafgaan aan die welke onder de onderhavige verordening vallen.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bij de onderhavige verordening wordt het in de bijlage gespecificeerde tariefcontingent geopend voor de invoer van producten uit de sector vlees van pluimvee.

Het betrokken contingent wordt ieder jaar geopend voor de periode van 1 januari tot en met 31 december („invoercontingentperiode”).

2.   Het in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde contingent wordt beheerd overeenkomstig artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Artikel 308 quater, leden 2 en 3, van die verordening is niet van toepassing.

Artikel 2

Met het oog op het in het vrije verkeer brengen van de producten die zijn ingevoerd op grond van het in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde contingent, moet een bewijs van oorsprong worden overgelegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 van Protocol nr. 3 bij Besluit 1/98 van de Associatieraad EG-Turkije.

Artikel 3

Verordening (EG) nr. 1383/2007 wordt ingetrokken. Zij blijft evenwel van toepassing voor de rechten die voortvloeien uit certificaten die vóór 1 januari 2010 zijn afgegeven, zolang die certificaten geldig zijn.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 113 van 15.4.1998, blz. 1.

(3)  PB L 86 van 20.3.1998, blz. 1.

(4)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 34.

(5)  PB L 187 van 1.7.1998, blz. 41.

(6)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Douanerecht van het tariefcontingent

(in EUR/t)

Jaarlijks tariefcontingent

(in ton, nettogewicht)

09.0244

0207 25 10

170

1 000

0207 25 90

186

0207 27 30

134

0207 27 40

93

0207 27 50

339

0207 27 60

127

0207 27 70

230


RICHTLIJNEN

7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/11


RICHTLIJN 2009/103/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (3), tweede Richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (4), derde Richtlijn 90/232/EEG van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (5) en Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering) (6) zijn herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (7). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze vier richtlijnen en Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 houdende wijziging van de Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 88/357/EEG en 90/232/EEG van de Raad en Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (8) te worden overgegaan.

(2)

De verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (motorrijtuigenverzekering) is van bijzonder groot belang voor Europese burgers, of zij verzekeringnemers zijn of slachtoffers van een ongeval. Zij is tevens van grote betekenis voor verzekeringsondernemingen omdat de motorrijtuigenverzekering een aanzienlijk deel van het schadeverzekeringsbedrijf in de Gemeenschap vormt. Daarnaast heeft de motorrijtuigenverzekering gevolgen voor het vrije verkeer van personen en voertuigen. Een van de hoofddoelstellingen van het communautaire optreden op het gebied van financiële diensten dient derhalve een versterking en consolidering van de interne markt op het gebied van motorrijtuigenverzekering te zijn.

(3)

Iedere lidstaat moet de dienstige maatregelen treffen opdat de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de deelneming aan het verkeer van voertuigen die gewoonlijk op zijn grondgebied zijn gestald, door een verzekering is gedekt. De dekking van de schade en de voorwaarden van deze verzekering worden in deze maatregelen vastgesteld.

(4)

Om een mogelijke verkeerde uitlegging van deze richtlijn uit te sluiten en om het verkrijgen van verzekeringsdekking voor voertuigen met tijdelijke kentekenplaten te vergemakkelijken, dient de definitie van het grondgebied waar het voertuig gewoonlijk is gestald te verwijzen naar de lidstaat waarvan het voertuig de kentekenplaat draagt, ongeacht of het een permanente of een tijdelijke kentekenplaat betreft.

(5)

Met inachtneming van het algemene criterium dat het grondgebied waar het voertuig gewoonlijk is gestald, wordt bepaald door de kentekenplaat, dient een bijzondere regeling te worden vastgesteld voor ongevallen die worden veroorzaakt door een voertuig zonder kentekenplaat of met een kentekenplaat die niet overeenkomt of niet langer overeenkomt met het betrokken voertuig. In dit geval, en uitsluitend met het oog op het afwikkelen van de vordering, dient het grondgebied waar het ongeval heeft plaatsgevonden te worden beschouwd als het grondgebied waar het voertuig gewoonlijk is gestald.

(6)

Een verbod op systematische controles inzake de motorrijtuigenverzekering moet van toepassing zijn op voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gestald, evenals op voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een derde land zijn gestald, maar die vanuit het grondgebied van een andere lidstaat binnenkomen. Alleen niet-systematische controles, die niet discriminerend zijn en die als onderdeel van een controle worden uitgevoerd welke niet uitsluitend gericht is op verzekeringscontrole, kunnen worden toegestaan.

(7)

Voor voertuigen die gewoonlijk zijn gestald in een lidstaat en die binnenkomen op het grondgebied van een andere lidstaat, kan de opheffing van de controle op de groene kaart worden verwezenlijkt op basis van een overeenkomst tussen de nationale bureaus van verzekeraars, volgens welke elk nationaal bureau, overeenkomstig de nationale wetgeving, de vergoeding waarborgt van schaden waarvoor recht op vergoeding bestaat en die op zijn grondgebied zijn veroorzaakt door een van deze — al dan niet verzekerde — voertuigen.

(8)

Deze garantieovereenkomst is gebaseerd op de veronderstelling dat elk communautair motorrijtuig dat zich op het grondgebied van de Gemeenschap in het verkeer bevindt, verzekerd is. De wetgevers van alle lidstaten dienen derhalve de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van deze voertuigen aanleiding kan geven, met een voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap geldende dekking, verplicht te stellen.

(9)

Het stelsel van deze richtlijn zou kunnen worden uitgebreid tot voertuigen die gewoonlijk zijn gestald op het grondgebied van een derde land, waarvoor de nationale bureaus van de lidstaten een gelijksoortige overeenkomst hebben gesloten.

(10)

Lidstaten moeten kunnen afwijken van de algemene verplichting tot het afsluiten van een verzekering ten aanzien van voertuigen van publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen. In geval van ongelukken, veroorzaakt door deze voertuigen, moet de lidstaat die deze afwijking voorziet een instantie of orgaan aanwijzen die of dat de schade aan de slachtoffers van in een andere lidstaat veroorzaakte ongevallen vergoedt. Gewaarborgd moet worden dat niet alleen slachtoffers van door deze voertuigen in het buitenland veroorzaakte ongevallen schadeloos worden gesteld, maar ook de slachtoffers van ongevallen in dezelfde lidstaat als waar het voertuig gewoonlijk is gestald, ongeacht of zij wel of niet op het grondgebied van die lidstaat verblijven. Voorts dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de lijst met van verplichte verzekering vrijgestelde personen en van de instanties of organen die verantwoordelijk zijn voor de schadevergoeding aan de slachtoffers van door deze voertuigen veroorzaakte ongevallen ter publicatie aan de Commissie wordt toegestuurd.

(11)

Lidstaten moeten kunnen afwijken van de algemene verplichting tot het afsluiten van een verzekering ten aanzien van bepaalde typen voertuigen of bepaalde voertuigen met een speciale kentekenplaat. In dat geval mogen de andere lidstaten bij binnenkomst op hun grondgebied een geldige groene kaart of een grensverzekeringsovereenkomst eisen, zodat schadeloosstelling van slachtoffers van eventueel door deze voertuigen op hun grondgebied veroorzaakte ongevallen, is gewaarborgd. Sedert de afschaffing van de grenscontroles in de Gemeenschap is het echter niet mogelijk zich ervan te vergewissen of voertuigen die de grens oversteken, verzekerd zijn en kan schadevergoeding voor de slachtoffers van ongevallen die in het buitenland zijn veroorzaakt, niet gewaarborgd worden. Er moet ook worden gewaarborgd dat niet alleen de slachtoffers van door deze voertuigen in het buitenland veroorzaakte ongevallen, maar ook van ongevallen in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, naar behoren schadeloos worden gesteld. Daarom moeten de lidstaten de slachtoffers van door deze voertuigen veroorzaakte ongevallen net zo behandelen als slachtoffers van door onverzekerde voertuigen veroorzaakte ongevallen. Het schadevergoedingsorgaan van de lidstaat waar het ongeval is gebeurd, moet de slachtoffers van onverzekerde voertuigen vergoeden. In het geval van betaling aan slachtoffers van voertuigen waarvoor de afwijking geldt, moet het schadevergoedingsorgaan een vordering hebben tegen het orgaan van de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald. Na een bepaalde periode van uitvoering en toepassing van deze mogelijkheid tot afwijking, en gelet op de opgedane ervaring, moet de Commissie, indien nodig, voorstellen indienen tot vervanging of schrapping daarvan.

(12)

De verplichting van de lidstaten om de verzekeringsdekking voor ten minste een bepaald minimumbedrag te waarborgen, vormt een belangrijk element ter bescherming van de slachtoffers. De minimumbedragen voor lichamelijk letsel dienen zodanig te worden berekend dat alle slachtoffers met zeer ernstige verwondingen een volledige, eerlijke vergoeding ontvangen, rekening houdend met de lage frequentie van ongevallen met meerdere slachtoffers en het kleine aantal ongevallen waarbij meerdere slachtoffers bij één en hetzelfde ongeval zeer ernstige verwondingen oplopen. Er moet een minimumbedrag per slachtoffer of per ongeval worden bepaald. Teneinde de invoering van deze minimumbedragen te vergemakkelijken, dient er een overgangsperiode van vijf jaar te worden ingesteld. Er moet evenwel een kortere termijn dan deze overgangsperiode bepaald worden waarbinnnen de lidstaten de bedragen moeten verhogen tot ten minste de helft van de niveaus.

(13)

Om te voorkomen dat het minimumdekkingsbedrag in de loop van de tijd wordt uitgehold, moet worden voorzien in een periodieke herzieningsclausule, worden waarbij het Europese indexcijfer van de consumptieprijzen (EICP) dat door Eurostat wordt gepubliceerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (9), als referentie dient. De procedureregels inzake deze herziening moeten ook worden vastgelegd.

(14)

Er moet worden bepaald dat een orgaan waarborgt dat het slachtoffer schadevergoeding ontvangt ingeval het voertuig dat het ongeval heeft veroorzaakt, niet is verzekerd of niet is geïdentificeerd. Het is van belang voor te schrijven dat het slachtoffer van een dergelijk ongeval zich rechtstreeks kan wenden tot dit orgaan als eerste contactpunt. De lidstaten moet evenwel de mogelijkheid worden gegeven om bepaalde beperkte uitsluitingen toe te passen met betrekking tot de tussenkomst van dit orgaan en te bepalen dat de vergoeding van materiële schade, veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd voertuig, gezien het gevaar van bedrog, mag worden beperkt of uitgesloten.

(15)

Het is in het belang van de slachtoffers dat de gevolgen van bepaalde uitsluitingsclausules worden beperkt tot de betrekkingen tussen de verzekeraar en de voor het ongeval aansprakelijke persoon. De lidstaten mogen evenwel in geval van door diefstal of geweldpleging verkregen voertuigen bepalen dat het slachtoffer door bovengenoemd orgaan wordt vergoed.

(16)

De lidstaten mogen ter verlichting van de financiële lasten van dit orgaan voorzien in de toepassing van bepaalde franchises voor de vergoeding door dit orgaan van materiële schade veroorzaakt door niet-verzekerde of, in voorkomend geval, door diefstal of geweldpleging verkregen voertuigen.

(17)

Deze mogelijkheid tot beperking of uitsluiting van een rechtmatige schadeloosstelling van slachtoffers op basis van het feit dat het voertuig niet is geïdentificeerd, dient niet van toepassing te zijn wanneer het orgaan een vergoeding heeft betaald voor aanzienlijk lichamelijk letsel aan een slachtoffer van hetzelfde ongeval waarbij materiële schade is veroorzaakt. De lidstaten mogen voorzien in een franchise tot de in deze richtlijn gestelde limiet, die aan het slachtoffer van dergelijke materiële schade kan worden opgelegd. De voorwaarden waaronder lichamelijk letsel als aanzienlijk wordt beschouwd dienen te worden omschreven in de nationale wetgeving of in de bestuurlijke bepalingen van de lidstaat waar het ongeval gebeurt. Bij het bepalen van deze voorwaarden mogen de lidstaten onder meer rekening houden met de vraag of het letsel in het ziekenhuis moest worden behandeld.

(18)

In geval van een door een niet-verzekerd voertuig veroorzaakt ongeval is het orgaan voor de vergoeding van slachtoffers van ongevallen veroorzaakt door niet verzekerde of niet-geïdentificeerde voertuigenbeter dan het slachtoffer in staat verhaal te nemen op degene die aansprakelijk is. Derhalve dient te worden bepaald dat dit orgaan niet kan eisen dat het slachtoffer voor het verkrijgen van schadevergoeding aantoont dat de veroorzaker van het ongeval niet kan of niet wil betalen.

(19)

De lidstaten moeten, ten einde vertraging bij de uitkering van schadevergoeding aan het slachtoffer te voorkomen, bij een geschil tussen bovengenoemd orgaan en een verzekeraar van wettelijke aansprakelijkheid over de vraag wie van hen het slachtoffer van een ongeval moet vergoeden, ervoor zorgen dat wordt bepaald welke partij de schade van het slachtoffer in eerste instantie, in afwachting van de beslechting van het geschil, moet vergoeden.

(20)

Er dient voor te worden gezorgd dat slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen een vergelijkbare behandeling krijgen, ongeacht de plaats in de Gemeenschap waar het ongeval zich heeft voorgedaan.

(21)

Aan de familieleden van de verzekeringnemer, van de bestuurder of van iedere andere aansprakelijke persoon, tenminste wat hun lichamelijk letsel betreft, moet een bescherming worden verleend die gelijkwaardig is aan die welke wordt toegekend aan andere derden die het slachtoffer van een ongeval zijn.

(22)

Lichamelijk letstel en materiële schade die worden geleden door voetgangers, fietsers en andere niet-gemotoriseerde weggebruikers, die gewoonlijk de zwakste partij zijn bij een ongeval, moeten door de verplichte verzekering van het bij het ongeval betrokken voertuig worden gedekt wanneer zij krachtens het nationale burgerlijk recht gerechtigd zijn tot schadeloosstelling. Deze bepaling laat de wettelijke aansprakelijkheid of het niveau van schadevergoeding naar aanleiding van een specifiek ongeval op grond van de nationale wetgeving onverlet.

(23)

De opneming van inzittenden van een voertuig in de verzekeringsdekking is een belangrijke verworvenheid van de bestaande wetgeving. Deze doelstelling zou in gevaar komen indien de wetgeving van een lidstaat of een contractuele bepaling in een verzekeringsovereenkomst inzittenden van verzekeringsdekking zou uitsluiten, omdat deze wisten of hadden moeten weten dat de bestuurder van het voertuig ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol of van enige andere bedwelmende stof verkeerde. De inzittenden zijn gewoonlijk niet in staat het bedwelmingsniveau van de bestuurder naar behoren te beoordelen. De doelstelling het rijden onder invloed van bedwelmende stoffen tegen te gaan, wordt niet bereikt door de verzekeringsdekking voor inzittenden die slachtoffer zijn van ongevallen met motorrijtuigen te verminderen. De dekking van deze inzittenden uit hoofde van de verplichte motorrijtuigenverzekering van het voertuig staat evenwel los van hun aansprakelijkheid ingevolge de toepasselijke nationale wetgeving evenals van het niveau van de eventuele schadevergoeding in een specifiek ongeval.

(24)

Een verplichte motorrijtuigenverzekering moet het gehele grondgebied van de Gemeenschap bestrijken.

(25)

Sommige verzekeringsondernemingen nemen in hun verzekeringspolissen bepalingen op inhoudende dat de overeenkomst vervalt indien het voertuig zich langer dan een bepaalde periode buiten de lidstaat van registratie bevindt. Deze praktijk is in strijd met het in deze richtlijn vervatte beginsel, volgens hetwelk de verplichte motorrijtuigenverzekering tegen betaling van een enkele premie dekking moet verschaffen voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap. Er dient derhalve te worden bepaald dat de verzekeringsdekking gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst geldt, ongeacht of het voertuig zich gedurende een bepaalde periode in een andere lidstaat bevindt, zulks onverminderd de verplichtingen uit hoofde van de nationale wetgeving van de lidstaten inzake de registratie van voertuigen.

(26)

In het belang van de verzekerde moet elke polis tegen betaling van één enkele premie in elke lidstaat de door diens wet voorgeschreven dekking verschaffen, dan wel de dekking die wettelijk is voorgeschreven in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, indien laatstgenoemde dekking hoger is.

(27)

Er moeten maatregelen worden genomen die het gemakkelijker maken verzekeringsdekking te verkrijgen voor voertuigen die uit een lidstaat in een andere lidstaat worden ingevoerd, zelfs als het voertuig nog niet is geregistreerd in de lidstaat van bestemming. Er dient een tijdelijke afwijking mogelijk te worden gemaakt van de algemene regel voor het bepalen van de lidstaat waar het risico is gelegen. Gedurende een periode van 30 dagen vanaf de datum waarop het voertuig is geleverd, beschikbaar gesteld of verzonden naar de koper, dient de lidstaat van bestemming te worden beschouwd als de lidstaat waar het risico is gelegen.

(28)

Iemand die een nieuwe verzekeringsovereenkomst wil sluiten met een andere verzekeraar moet zijn schadeverleden onder de oude overeenkomst kunnen staven. De polishouder moet het recht hebben om op ieder moment een verklaring te vragen over het schadeverloop ten aanzien van het/de door de verzekeringsovereenkomst gedekte voertuig(en) gedurende ten minste de voorafgaande vijf jaar van de looptijd van de overeenkomst. De verzekeringsonderneming of een orgaan dat door een lidstaat is aangewezen om een verplichte verzekering aan te bieden of om dergelijke verklaringen af te geven, moet deze verklaring binnen 15 dagen na het verzoek afgeven.

(29)

Om een behoorlijke bescherming van slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen te waarborgen, mogen de lidstaten niet toestaan dat door verzekeringsondernemingen tegenover de slachtoffers van een ongeval een franchise wordt ingeroepen.

(30)

Het recht zich op de verzekeringsovereenkomst te beroepen en rechtstreeks een vordering bij de verzekeringsonderneming in te dienen is voor de bescherming van de slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen van groot belang. Ter vergemakkelijking van een doelmatige en snelle afdoening van de vorderingen en om kostbare juridische procedures zo veel mogelijk te vermijden moet worden voorzien in een recht om een rechtstreekse vordering in te stellen tegen de verzekeringsonderneming van de wettelijk aansprakelijke partij voor de slachtoffers van alle ongevallen met motorrijtuigen.

(31)

Om alle slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen voldoende bescherming te bieden, moet de procedure inzake het met redenen omkleed voorstel gelden voor alle ongevallen met motorrijtuigen. Deze zelfde procedure moet ook mutatis mutandis gelden wanneer het ongeval wordt afgewikkeld door middel van het systeem van nationale bureaus van verzekeraars.

(32)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, juncto artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (10) kan de benadeelde een rechtsvordering instellen tegen de WA-verzekeraar in de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft.

(33)

Het stelsel van bureaus voor de afgifte van de groene kaart maakt een probleemloze schadeafwikkeling in het land van woonplaats van de benadeelde mogelijk, ook wanneer de andere partij uit een ander Europees land afkomstig is.

(34)

Een benadeelde die schade of letsel heeft geleden ten gevolge van een ongeval met een motorrijtuig dat onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt en dat zich in een andere staat dan die van zijn woonplaats heeft voorgedaan, moet in de lidstaat van zijn woonplaats een verzoek tot schadevergoeding kunnen indienen bij een aldaar door de verzekeringsonderneming van de aansprakelijke partij aangewezen schaderegelaar. Deze oplossing maakt het mogelijk om buiten de lidstaat van woonplaats van de benadeelde ontstane schade af te wikkelen op een wijze waarmee de benadeelde vertrouwd is.

(35)

Dit stelsel van schaderegelaars in de lidstaat van de woonplaats van de benadeelden heeft geen gevolgen voor de aanwijzing van het toepasselijke materiële recht of van de bevoegde rechter.

(36)

Het bestaan van een rechtstreeks vorderingsrecht tegen de betrokken verzekeringsonderneming is een logische aanvulling op de aanwijzing van dergelijke schaderegelaars en versterkt bovendien de rechtspositie van benadeelden bij verkeersongevallen welke zich buiten hun lidstaat van woonplaats hebben voorgedaan.

(37)

Er moet voor worden gezorgd dat de lidstaat waar een verzekeringsonderneming haar vergunning heeft verkregen, verlangt dat die onderneming in de overige lidstaten aldaar woonachtige of gevestigde schaderegelaars aanwijst en belast met het verzamelen van alle nodige inlichtingen met betrekking tot verzoeken tot schadevergoeding ingevolge dergelijke ongevallen en het nemen van passende maatregelen om het verzoek namens en voor rekening van de verzekeringsonderneming af te wikkelen, met inbegrip van de uitkering van de schadevergoeding. Deze schaderegelaars moeten over voldoende bevoegdheden beschikken om de verzekeringsonderneming te vertegenwoordigen tegenover personen die schade hebben geleden ten gevolge van dergelijke ongevallen, alsook om de verzekeringsonderneming te vertegenwoordigen voor de nationale instanties, waaronder in voorkomend geval voor de rechter, voor zover dit niet in strijd is met de regels van internationaal privaatrecht inzake de aanwijzing van de bevoegde rechter.

(38)

De enkele aanwezigheid van een schaderegelaar volstaat niet om de rechter van de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde als bevoegde rechter aan te wijzen, zolang de regels van internationaal privaatrecht inzake de aanwijzing van de bevoegde rechter niet hierin voorzien.

(39)

De aanwijzing van schaderegelaars dient een van de voorwaarden te zijn voor de toegang tot en uitoefening van het verzekeringsbedrijf van branche 10 van punt A van de bijlage bij de Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (11) uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder. Deze voorwaarde dient bij gevolg te vallen onder de enkele administratieve vergunning die overeenkomstig titel II van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering) (12) wordt verleend door de instanties van de lidstaat waar de verzekeringsonderneming haar hoofdkantoor vestigt. Deze voorwaarde dient ook te gelden ten aanzien van verzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor buiten de Gemeenschap is gevestigd en die in het bezit zijn van een vergunning die hun toegang verleent tot een lidstaat van de Gemeenschap.

(40)

Het is passend om, in aanvulling op de aanwezigheid in het land van woonplaats van de benadeelde van een vertegenwoordiger van de verzekeringsonderneming, ook het specifieke recht van de benadeelde op een snelle afwikkeling van de vordering te garanderen. Bijgevolg moeten de nationale wetgevingen voorzien in passende, afdoende en systematische financiële of daaraan gelijkwaardige administratieve sancties — zoals met administratieve geldboeten gecombineerde dwangbevelen, regelmatige rapportage aan toezichthoudende instanties, controles ter plaatse, bekendmakingen in het nationale publicatieblad en in de pers, schorsing van de werkzaamheden van de verzekeringsonderneming (verbod om gedurende een bepaalde periode nieuwe contracten af te sluiten), aanwijzing van een speciale vertegenwoordiger van de toezichthoudende instanties die moet nagaan of het bedrijf conform de verzekeringswetgeving wordt uitgeoefend, intrekking van de vergunning voor deze branche, sancties tegen bestuurders en kaderpersoneel en tegen de verzekeringsonderneming — voor het geval de verzekeringsonderneming, of haar schaderegelaar, de verplichting om binnen een redelijke termijn een voorstel tot schadevergoeding voor te leggen, niet nakomt. Dit dient de toepassing van andere nodig geachte maatregelen — met name maatregelen krachtens de toezichtswetgeving — onverlet te laten. De verzekeringsonderneming kan evenwel enkel dan binnen de voorgeschreven termijn een met redenen omkleed voorstel doen, wanneer over de aansprakelijkheid en de geleden schade geen betwisting bestaat. Het met redenen omklede voorstel tot schadevergoeding moet schriftelijk worden gedaan en moet de gronden bevatten waarop de aansprakelijkheid en de schade werden vastgesteld.

(41)

In aanvulling op die sancties dient te worden bepaald dat, indien geen voorstel wordt voorgelegd binnen de voorgeschreven termijn, interest verschuldigd is over de door de verzekeringsonderneming aangeboden of door de rechter opgelegde schadevergoeding. Zo betaling van nalatigheidsinterest door de lidstaten al voorgeschreven is, kunnen zij deze bepaling uitvoeren door naar die voorschriften te verwijzen.

(42)

Benadeelden die ten gevolge van verkeersongevallen schade of letsel hebben geleden, ondervinden soms moeilijkheden bij het identificeren van de verzekeringsonderneming die de wettelijke aansprakelijkheid voor de deelneming aan het verkeer van het bij het ongeval betrokken motorrijtuig dekt.

(43)

De lidstaten dienen in het belang van die benadeelden informatiecentra op te richten zodat die informatie betreffende ongevallen waarbij een motorrijtuig is betrokken snel beschikbaar is. Deze informatiecentra moeten de benadeelden ook inlichtingen met betrekking tot schaderegelaars verstrekken. Deze centra dienen onderling samen te werken en elkaars verzoeken om inlichtingen over schaderegelaars onverwijld te beantwoorden. Het is wenselijk om, in verband met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging van overeenkomsten, inlichtingen te verzamelen over het tijdstip waarop de dekking feitelijk eindigt, veeleer dan over de oorspronkelijke vervaldag van de polis.

(44)

Specifieke bepalingen moeten worden vastgesteld inzake voertuigen (zoals militaire of overheidsvoertuigen) waarvoor uitzonderingen op de verplichting van wettelijke aansprakelijkheidsverzekering gelden.

(45)

De benadeelde kan er een gerechtvaardigd belang bij hebben dat hem de identiteit van de eigenaar, de gebruikelijke bestuurder of de ingeschreven houder van het motorrijtuig wordt meegedeeld, bijvoorbeeld wanneer hij alleen van hen vergoeding kan krijgen omdat het motorrijtuig niet naar behoren is verzekerd of de schade het verzekerde bedrag overtreft; deze inlichtingen dienen hem dan ook te worden verstrekt.

(46)

Bepaalde verstrekte informatie — zoals naam en adres van de eigenaar of van de gebruikelijke bestuurder van het voertuig, het nummer van de verzekeringspolis of het inschrijvingsnummer van het motorrijtuig — komt neer op persoonsgegevens in de zin van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (13). De verwerking van die gegevens in het kader van de onderhavige richtlijn moet in overeenstemming zijn met de krachtens Richtlijn 95/46/EG genomen nationale maatregelen. De naam en het adres van de gebruikelijke bestuurder mogen slechts worden meegedeeld indien dat is vastgelegd in de nationale wetgeving.

(47)

Er dient een schadevergoedingsorgaan te worden ingesteld waartoe de benadeelde zich kan wenden ingeval de verzekeringsonderneming geen schaderegelaar heeft aangewezen of zich duidelijk talmend opstelt of indien de verzekeringsonderneming niet kan worden geïdentificeerd, teneinde te garanderen dat de schadevergoeding waar de benadeelde recht op heeft niet uitblijft. De tussenkomst van het schadevergoedingsorgaan dient te worden beperkt tot uitzonderlijke individuele gevallen waarin de verzekeringsonderneming, ondanks de preventieve werking van dreiging met sancties, niet aan haar verplichtingen heeft voldaan.

(48)

Het schadevergoedingsorgaan heeft tot taak verzoeken tot vergoeding van door de benadeelde geleden schaden af te wikkelen, doch enkel in objectief vaststelbare gevallen. Het moet er zich daarom toe beperken na te gaan of binnen de vastgestelde termijnen en volgens de voorgeschreven procedures een voorstel tot schadevergoeding is voorgelegd zonder op de inhoudelijke aspecten van de zaak in te gaan.

(49)

Rechtspersonen die bij wet gesubrogeerd zijn in de rechten van de benadeelde ten aanzien van de aansprakelijke voor het ongeval, of van diens verzekeringsonderneming (zoals andere verzekeringsondernemingen of socialezekerheidsorganen) dienen geen vorderingsrecht tegen het schadevergoedingsorgaan te hebben.

(50)

Het schadevergoedingsorgaan dient het recht te hebben in de rechten van de benadeelde te worden gesubrogeerd voor zover het deze schadeloos heeft gesteld. Voor een vlottere afwikkeling van de vordering tot schadevergoeding tegen een verzekeringsonderneming die geen schaderegelaar heeft aangewezen of zich duidelijk talmend opstelt, dient het schadevergoedingsorgaan in het land van de benadeelde ook automatisch recht op terugbetaling te hebben op zijn pendant in het land van het hoofdkantoor van de verzekeringsonderneming, waarbij deze in de rechten van de benadeelde wordt gesubrogeerd. Dat orgaan verkeert immers in de beste positie om een regresvordering tegen de verzekeringsonderneming in te stellen.

(51)

Ook al kunnen de lidstaten bepalen dat de vordering bij het schadevergoedingsorgaan een subsidiair karakter heeft, toch moet worden uitgesloten dat de benadeelde verplicht wordt zijn verzoek eerst in te dienen bij de persoon die aansprakelijk is voor het ongeval, alvorens het schadevergoedingsorgaan aan te spreken. De positie van de benadeelde moet in dit geval ten minste dezelfde zijn als in het geval van een vordering bij het garantiefonds.

(52)

Dit systeem kan operationeel worden gemaakt door middel van een overeenkomst tussen de door de lidstaten opgerichte of erkende schadevergoedingsorganen betreffende hun taken en verplichtingen en de wijze van terugbetaling.

(53)

Indien de verzekeringsonderneming van het motorrijtuig niet kan worden geïdentificeerd dient te worden bepaald dat de uiteindelijke schuldenaar van de aan de benadeelde uitbetaalde schadevergoeding het hiertoe ingestelde garantiefonds is van de lidstaat waar het niet-verzekerde voertuig waarmee het ongeval is veroorzaakt, gewoonlijk is gestald. Indien het motorrijtuig niet kan worden geindentificeerd moet worden bepaald dat de uiteindelijke schuldenaar het hiertoe ingestelde garantiefonds is van de lidstaat van het ongeval.

(54)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „voertuigen”: alle rij- of voertuigen die bestemd zijn om zich anders dan langs spoorstaven over de grond te bewegen en die door een mechanische kracht kunnen worden gedreven, alsmede al dan niet aan de rij- of voertuigen gekoppelde aanhangwagens en opleggers;

2.   „benadeelden”: zij die recht hebben op vergoeding van door voertuigen veroorzaakte schade;

3.   „nationaal bureau van verzekeraars”: de overeenkomstig aanbeveling nr. 5 van 25 januari 1949 van de subcommissie voor het wegvervoer van het Comité voor binnenlands vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties opgerichte beroepsorganisatie, waarbij verzekeringsondernemingen zijn aangesloten die in een staat zijn toegelaten tot de uitoefening van de verzekeringsbranche „wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen”;

4.   „grondgebied waar het voertuig gewoonlijk is gestald”:

a)

het grondgebied van de staat waarvan het voertuig een kentekenplaat draagt, ongeacht of het een permanente of een tijdelijke kentekenplaat betreft, of

b)

indien voor een bepaald soort voertuigen geen registratie bestaat, maar dit voertuig een verzekeringsplaat of een met een kentekenplaat overeenkomend kenteken draagt, het grondgebied van de staat waar deze plaat of dit kenteken zijn afgegeven, of

c)

indien voor bepaalde typen voertuigen geen registratie, verzekeringsplaat of onderscheidingsteken bestaat, het grondgebied van de staat waar de houder zijn woonplaats heeft,

d)

in gevallen waarin voertuigen die geen kentekenplaat dragen of een kentekenplaat dragen die niet overeenkomt of niet langer overeenkomt met het voertuig, bij een ongeval betrokken zijn geweest, het grondgebied van de staat waar het ongeval heeft plaatsgevonden, met het oog op de afwikkeling van de vordering overeenkomstig artikel 2, onder a), of artikel 10;

5.   „groene kaart”: het internationaal motorrijtuigenverzekeringsbewijs, afgegeven namens een nationaal bureau overeenkomstig aanbeveling nr. 5 van 25 januari 1949 van de subcommissie voor het wegvervoer van het Comité voor binnenlands vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties;

6.   „verzekeringsonderneming”: een onderneming waaraan een officiële vergunning is verleend overeenkomstig artikel 6 of artikel 23, lid 2, van Richtlijn 73/239/EEG;

7.   „vestiging”: het hoofdkantoor, een agentschap of bijkantoor van een verzekeringsonderneming, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder c), van de tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten (14).

Artikel 2

Toepassingsgebied

Het in de artikelen 4, 6, 7 en 8 bepaalde is van toepassing op de voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een der lidstaten zijn gestald:

a)

nadat tussen de nationale bureaus van verzekeraars een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij elk nationaal bureau de afwikkeling van ongevallen waarborgt die zich op zijn grondgebied hebben voorgedaan en zijn veroorzaakt door deelneming aan het verkeer van al dan niet verzekerde voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gestald, overeenkomstig de eigen nationale wetgeving betreffende de verplichte verzekering;

b)

met ingang van de datum die de Commissie vaststelt nadat zij in nauwe samenwerking met de lidstaten zal hebben vastgesteld dat bovengenoemde overeenkomst tot stand is gekomen;

c)

voor de duur van deze overeenkomst.

Artikel 3

Verplichte motorrijtuigenverzekering

Iedere lidstaat treft, onverminderd de toepassing van artikel 5, de nodige maatregelen opdat de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de deelneming aan het verkeer van voertuigen die gewoonlijk op zijn grondgebied zijn gestald, door een verzekering is gedekt.

De dekking van de schade alsmede de voorwaarden van deze verzekering worden in de in de eerste alinea bedoelde maatregelen vastgesteld.

Iedere lidstaat treft de nodige maatregelen opdat door de verzekeringsovereenkomst eveneens worden gedekt:

a)

de schade die is veroorzaakt op het grondgebied van de andere lidstaten, overeenkomstig de in deze staten geldende wettelijke regelingen;

b)

de schade waarvan onderdanen van de lidstaten het slachtoffer kunnen zijn op het traject dat een rechtstreekse verbinding vormt tussen twee gebieden waar het Verdrag van toepassing is, wanneer er geen nationaal bureau van verzekeraars bestaat voor dat traject. In dat geval wordt de schade gedekt overeenkomstig de nationale wetgeving inzake de verplichte verzekering die geldt in de lidstaat op het grondgebied waarvan het voertuig gewoonlijk is gestald.

De in de eerste alinea bedoelde verzekering dekt zowel materiële schade als lichamelijk letsel.

Artikel 4

Controle op de verzekering

De lidstaten zien ervan af controle uit te oefenen op de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid bij voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat zijn gestald en bij voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een derde land zijn gestald wanneer deze hun grondgebied binnenkomen vanuit het grondgebied van een andere lidstaat. Zij kunnen evenwel niet-systematische controles op de verzekering uitvoeren mits deze niet-discriminerend zijn en als onderdeel van een controle worden uitgevoerd die niet uitsluitend op de controle van de verzekering is gericht.

Artikel 5

Afwijking van de verplichting tot het afsluiten van een verzekering voor voertuigen

1.   Iedere lidstaat kan afwijken van de bepalingen van artikel 3 ten aanzien van publiekrechtelijke of privaatrechtelijke natuurlijke of rechtspersonen, van wie door deze staat een lijst wordt opgemaakt, die aan de andere lidstaten en aan de Commissie wordt toegezonden.

De lidstaat die aldus van artikel 3 afwijkt, neemt de nodige maatregelen ter verzekering van de schadeloosstelling van de schade veroorzaakt op zijn eigen grondgebied en op het grondgebied van de andere lidstaten door aan deze personen toebehorende voertuigen.

Deze staat wijst met name de instantie of het orgaan aan in het land waar het ongeval heeft plaatsgevonden, die, of dat, overeenkomstig de wettelijke voorschriften van deze staat, is belast met de schadeloosstelling van de benadeelden, in het geval dat artikel 2, onder a), niet van toepassing is.

Hij zendt de Commissie de lijst van personen die zijn vrijgesteld van een verplichte verzekering, alsook van de instanties of organen die verantwoordelijk zijn voor de schadeloosstelling.

De Commissie publiceert de lijst.

2.   Iedere lidstaat kan afwijken van de bepalingen van artikel 3 ten aanzien van bepaalde typen voertuigen of bepaalde voertuigen met een speciale kentekenplaat, waarvan door deze staat een lijst wordt opgemaakt, die aan de andere lidstaten en aan de Commissie wordt toegezonden.

In dat geval dragen de lidstaten er zorg voor dat de in de eerste alinea bedoelde voertuigen op dezelfde wijze worden behandeld als voertuigen die niet voldoen aan de verzekeringsverplichting als bedoeld in artikel 3.

Het garantiefonds van de lidstaat waar het ongeval heeft plaatsgevonden, heeft dan een vordering op het garantiefonds van de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald.

Vanaf 11 juni 2010, brengen de lidstaten aan de Commissie verslag uit over de uitvoering en de praktische toepassing van dit lid.

Nadat de Commissie deze verslagen heeft bestudeerd dient zij, indien nodig, voorstellen in ter vervanging of tot schrapping van deze afwijking.

Artikel 6

Nationale bureaus van verzekeraars

Elke lidstaat draagt er zorg voor dat het nationale bureau van verzekeraars, onverminderd de in artikel 2, onder a), bedoelde verplichting, bij een ongeluk dat op zijn grondgebied wordt veroorzaakt door een voertuig dat gewoonlijk op het grondgebied van een andere lidstaat is gestald, inlichtingen inwint omtrent:

a)

het grondgebied waarop dit voertuig gewoonlijk is gestald, alsmede het kentekennummer ervan, indien aanwezig;

b)

voor zover enigszins mogelijk, de gegevens betreffende de verzekering van dit voertuig, waarover de houder van het voertuig beschikt, zoals deze normaliter voorkomen op de groene kaart, voor zover om deze gegevens wordt gevraagd door de lidstaat op het grondgebied waarvan het voertuig gewoonlijk is gestald.

Elke lidstaat draagt er tevens zorg voor dat het bureau de onder a) en b) bedoelde inlichtingen doorgeeft aan het nationale bureau van verzekeraars van de staat op het grondgebied waarvan het in de eerste alinea bedoelde voertuig gewoonlijk is gestald.

HOOFDSTUK 2

BEPALINGEN BETREFFENDE VOERTUIGEN DIE GEWOONLIJK OP HET GRONDGEBIED VAN EEN DERDE LAND ZIJN GESTALD

Artikel 7

Nationale maatregelen betreffende voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een derde land zijn gestald

Elke lidstaat draagt er zorg voor dat elk voertuig dat gewoonlijk op het grondgebied van een derde land is gestald, bij het binnenkomen op het grondgebied waar het Verdrag van toepassing is, slechts tot het verkeer op zijn grondgebied kan worden toegelaten, indien de schade die door de deelneming aan het verkeer door dit voertuig kan worden veroorzaakt voor het gehele grondgebied waar het Verdrag van toepassing is, gedekt is overeenkomstig de vereisten die door elke nationale wetgever zijn vastgesteld met betrekking tot de verplichte verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van voertuigen aanleiding kan geven.

Artikel 8

Documenten betreffende voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van een derde land zijn gestald

1.   Elk voertuig dat gewoonlijk is gestald op het grondgebied van een derde land, moet, alvorens het binnenkomt op het grondgebied waar het Verdrag van toepassing is, zijn voorzien van een geldige groene kaart, of van een document van grensverzekering, waaruit het bestaan blijkt van een verzekering overeenkomstig artikel 7.

Voertuigen die gewoonlijk zijn gestald in een derde land worden evenwel beschouwd als gewoonlijk in de Gemeenschap gestalde voertuigen, wanneer de nationale bureaus van alle lidstaten, elk voor zich, zich garant stellen — en wel elk bureau overeenkomstig de eigen nationale wetgeving betreffende de verplichte verzekering — voor de afwikkeling van de ongevallen die op hun grondgebied hebben plaatsgehad en bij de deelneming aan het verkeer door deze voertuigen zijn veroorzaakt.

2.   Nadat de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten het bestaan van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde verbintenissen heeft vastgesteld, bepaalt zij met ingang van welke datum en voor welke typen voertuigen de lidstaten het overleggen van de in lid 1, eerste alinea bedoelde documenten niet meer zullen eisen.

HOOFDSTUK 3

DOOR DE VERPLICHTE VERZEKERING GEDEKTE MINIMUMBEDRAGEN

Artikel 9

Minimumbedragen

1.   Onverminderd door de lidstaten voorgeschreven hogere dekkingen, eist iedere lidstaat dat de in artikel 3 bedoelde verzekering verplicht is voor ten minste de volgende bedragen:

a)

voor lichamelijk letsel, een minimumbedrag van 1 000 000 EUR per slachtoffer of van 5 000 000 EUR per ongeval, ongeacht het aantal slachtoffers;

b)

voor materiële schade, 1 000 000 EUR per ongeval, ongeacht het aantal slachtoffers.

Zo nodig, kunnen de lidstaten een overgangsperiode tot uiterlijk 11 juni 2012 vaststellen om hun minimumdekkingsbedragen aan te passen aan de in de eerste alinea voorgeschreven bedragen.

De lidstaten die een dergelijke overgangsperiode vaststellen, stellen de Commissie daarvan in kennis met opgave van de duur van de overgangsperiode.

Uiterlijk tegen 11 december 2009 dienen de lidstaten echter de dekkingen te verhogen tot ten minste de helft van de in de eerste alinea voorgeschreven bedragen.

2.   Na 11 juni 2005 of na afloop van een eventuele overgangsperiode als bedoeld in lid 1, tweede alinea, worden de in dat lid genoemde bedragen elke vijf jaar herzien in het licht van het Europese indexcijfer van de consumentenprijzen (EICP) zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 2494/95.

De bedragen worden automatisch aangepast. Zij worden verhoogd met de procentuele wijziging van de EICP gedurende de betrokken periode, dat wil zeggen de vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan de in de eerste alinea bedoelde herziening, en worden afgerond op een veelvoud van 10 000 EUR.

De Commissie deelt het Europees Parlement en de Raad de herziene bedragen mee en draagt zorg voor de bekendmaking van de bedragen in het Publicatieblad van de Europese Unie.

HOOFDSTUK 4

VERGOEDING VOOR SCHADE VEROORZAAKT DOOR EEN NIET-GEÏDENTIFICEERD VOERTUIG OF EEN VOERTUIG WAARVOOR NIET AAN DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE VERZEKERINGSPLICHT IS VOLDAAN

Artikel 10

Schadevergoedingsorgaan

1.   Elke lidstaat stelt een orgaan in of erkent een orgaan dat tot taak heeft materiële schade en lichamelijk letsel die zijn veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd voertuig of een voertuig waarvoor niet aan de in artikel 3 bedoelde verzekeringsplicht is voldaan, ten minste binnen de grenzen van de verplichte verzekering te vergoeden.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om aan de vergoeding door dit orgaan al dan niet een subsidiair karakter te geven, noch aan het recht van de lidstaten om het verhaal te regelen tussen dit orgaan en degene of degenen die aansprakelijk is of zijn voor het ongeval en andere verzekeraars of socialezekerheidsorganen die gehouden zijn het slachtoffer ter zake van hetzelfde ongeval te vergoeden. De lidstaten mogen het orgaan evenwel niet toestaan aan de uitkering van de schadevergoeding de voorwaarde te verbinden dat het slachtoffer op enigerlei wijze aantoont dat de aansprakelijke persoon niet kan of niet wil betalen.

2.   Het slachtoffer kan zich in ieder geval rechtstreeks tot dit orgaan wenden; het orgaan is verplicht aan de hand van de inlichtingen die het op zijn verzoek van het slachtoffer heeft gekregen, een met redenen omkleed antwoord met betrekking tot de betaling van een vergoeding te geven.

De lidstaten kunnen evenwel van vergoeding door dit orgaan uitsluiten degenen die geheel vrijwillig plaats hebben genomen in het voertuig dat de schade heeft veroorzaakt, wanneer het orgaan kan bewijzen dat zij wisten dat het voertuig niet verzekerd was.

3.   De lidstaten kunnen in geval van materiële schade die door een niet-geïdentificeerd voertuig is veroorzaakt, de vergoeding door dit orgaan beperken of uitsluiten.

Wanneer het orgaan echter een vergoeding heeft betaald voor aanzienlijk lichamelijk letsel aan een slachtoffer van hetzelfde ongeval waarbij materiële schade is veroorzaakt door een niet-geïdentificeerd voertuig, kunnen de lidstaten de vergoeding voor materiële schade niet uitsluiten vanwege het feit dat het voertuig niet is geïdentificeerd. De lidstaten kunnen niettemin voorzien in een franchise van ten hoogste 500 EUR die aan het slachtoffer van dergelijke materiële schade kan worden opgelegd.

De voorwaarden waaronder lichamelijk letsel als aanzienlijk wordt beschouwd, worden vastgesteld overeenkomstig de wetgeving of de bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat waar het ongeval plaatsvindt. In dit verband kunnen de lidstaten rekening houden met, onder andere, de vraag of het letsel in het ziekenhuis moest worden behandeld.

4.   Iedere lidstaat past op de vergoeding door het orgaan zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe, onverminderd elke andere regeling die voor het slachtoffer voordeliger is.

Artikel 11

Geschil

Voor gevallen waarin tussen het in artikel 10, lid 1, bedoelde orgaan en een wettelijke aansprakelijkheidsverzekeraar onenigheid bestaat over de vraag wie van deze partijen het slachtoffer moet vergoeden, treffen de lidstaten passende maatregelen om te bepalen welke partij de schade van het slachtoffer in eerste instantie terstond moet vergoeden.

Indien uiteindelijk wordt besloten dat de andere partij de vergoeding of een gedeelte daarvan had moeten betalen, betaalt deze een overeenkomstig bedrag terug aan de partij die reeds heeft betaald.

HOOFDSTUK 5

BIJZONDERE SLACHTOFFERCATEGORIEËN, UITSLUITINGSCLAUSULES, ENKELE PREMIE, VOERTUIGEN DIE WORDEN VERZONDEN VANUIT EEN LIDSTAAT NAAR EEN ANDERE LIDSTAAT

Artikel 12

Bijzondere slachtoffercategorieën

1.   Onverminderd artikel 13, lid 1, tweede alinea, dekt de in artikel 3 bedoelde verzekering de aansprakelijkheid voor lichamelijk letsel van de inzittenden van een voertuig, met uitzondering van de bestuurder, ten gevolge van de deelneming van dat voertuig aan het verkeer.

2.   De familieleden van de verzekeringsnemer, van de bestuurder of van enig ander persoon die bij een ongeval wettelijk aansprakelijk wordt gesteld en daarvoor door de in artikel 3 bedoelde verzekering is gedekt, kunnen voor wat betreft hun lichamelijk letsel niet op grond van deze verwantschap worden uitgesloten van het recht op een uitkering.

3.   De in artikel 3 bedoelde verzekering dekt lichamelijk letsel en materiële schade, geleden door voetgangers, fietsers en andere niet-gemotoriseerde weggebruikers die, als gevolg van een ongeval waarbij een motorvoertuig is betrokken, recht hebben op een vergoeding uit hoofde van het nationale burgerlijk recht.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan de wettelijke aansprakelijkheid, noch aan het bedrag van de schade.

Artikel 13

Uitsluitingsclausules

1.   Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen, opdat alle wettelijke bepalingen of contractuele clausules in een verzekeringspolis, afgegeven overeenkomstig artikel 3, voor de toepassing van dat artikel worden geacht niet te gelden inzake aanspraken van derden die slachtoffer zijn van een ongeval, in gevallen waarin van de verzekering is uitgesloten het gebruik of het besturen van voertuigen:

a)

door personen die daartoe niet uitdrukkelijk of stilzwijgend gemachtigd zijn;

b)

door personen die geen rijbewijs hebben om het betrokken voertuig te besturen;

c)

door personen die de wettelijke technische vereisten inzake de toestand en veiligheid van het betrokken voertuig niet in acht hebben genomen.

De in de eerste alinea, onder a), bedoelde bepaling of clausule kan echter worden tegengeworpen aan personen die geheel vrijwillig hebben plaatsgenomen in het voertuig dat de schade heeft veroorzaakt, wanneer de verzekeraar kan bewijzen dat zij wisten dat het voertuig gestolen was.

De lidstaten hebben de mogelijkheid om voor ongevallen op hun grondgebied het bepaalde in de eerste alinea niet toe te passen indien en voor zover het slachtoffer schadevergoeding kan krijgen van een orgaan van de sociale zekerheid.

2.   In het geval van voertuigen die door diefstal of geweldpleging zijn verkregen, kunnen de lidstaten bepalen dat het in artikel 10, lid 1, bedoelde orgaan in plaats van de verzekeraar zal optreden onder de in lid 1 van het onderhavige artikel gestelde voorwaarden; wanneer het voertuig gewoonlijk in een andere lidstaat is gestald, heeft genoemd orgaan geen mogelijkheid van verhaal tegen enig orgaan in die lidstaat.

De lidstaten die voor voertuigen die door diefstal of geweldpleging zijn verkregen, voorzien in tussenkomst van het in artikel 10, lid 1, bedoelde orgaan, kunnen voor materiële schade een franchise vaststellen van ten hoogste 250 EUR, die tegenover het slachtoffer geldend kan worden gemaakt.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat alle wettelijke bepalingen of contractuele clausules in een verzekeringspolis op grond waarvan een inzittende wordt uitgesloten van een dergelijke dekking omdat hij wist of had moeten weten dat de bestuurder ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol of van enige andere bedwelmende stof verkeerde, geacht worden niet te gelden inzake vorderingen van deze inzittende.

Artikel 14

Eén enkele premie

De lidstaten nemen de nodige maatregelen opdat alle polissen in het kader van de verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering met betrekking tot de deelneming van voertuigen aan het verkeer:

a)

tegen betaling van één enkele premie en gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst dekking verschaffen voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap, met inbegrip van de perioden waarin het voertuig zich, gedurende de looptijd van de overeenkomst, in een andere lidstaat bevindt; en

b)

tegen betaling van diezelfde premie, in elke lidstaat de bij diens wet voorgeschreven dekking verschaffen, dan wel de dekking die wettelijk is voorgeschreven in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, indien laatstgenoemde dekking hoger is.

Artikel 15

Voertuigen die worden verzonden vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat

1.   In afwijking van artikel 2, onder d), tweede streepje, van Richtlijn 88/357/EEG wordt, wanneer een voertuig vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat wordt verzonden, de lidstaat van bestemming, vanaf de aanvaarding van de levering door de koper, gedurende een periode van dertig dagen beschouwd als de lidstaat waar het risico is gelegen, zelfs indien het voertuig in de lidstaat van bestemming niet officieel is geregistreerd.

2.   Wanneer het voertuig gedurende de in lid 1 van dit artikel genoemde periode bij een ongeval betrokken raakt zonder dat het verzekerd is, is het in 10, lid 1, bedoelde orgaan in de lidstaat van bestemming gehouden tot de in artikel 9 bepaalde schadevergoeding.

HOOFDSTUK 6

VERKLARING, FRANCHISES, RECHTSTREEKSE VORDERING

Artikel 16

Verklaring betreffende de schadevorderingen die derden hebben ingediend

De lidstaten dragen er zorg voor dat de verzekeringnemer te allen tijde het recht heeft een verklaring te vragen betreffende de schadevorderingen die derden gedurende ten minste de laatste vijf jaar van de looptijd van de overeenkomst ten aanzien van het of de door de verzekeringsovereenkomst gedekte voertuig of voertuigen hebben ingediend, of een verklaring betreffende het ontbreken van dergelijke vorderingen.

De verzekeringsonderneming dan wel een orgaan dat door een lidstaat is aangewezen om verplichte verzekeringen aan te bieden of dergelijke verklaringen te verstrekken, verstrekt de verzekeringnemer deze verklaring binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de indiening van het verzoek.

Artikel 17

Franchises

Verzekeringsondernemingen mogen met betrekking tot de in artikel 3, bedoelde verzekering tegenover de benadeelde van een ongeval geen franchise inroepen.

Artikel 18

Rechtstreekse vordering

De lidstaten dragen er zorg voor dat personen die materiële schade of lichamelijk letsel hebben geleden welke is veroorzaakt door een voertuig dat door een in artikel 3, bedoelde verzekering is gedekt, tegen de verzekeringsonderneming van de wettelijk aansprakelijke partij een rechtstreekse vordering kunnen instellen.

HOOFDSTUK 7

AFDOENING VAN VORDERINGEN ALS GEVOLG VAN EEN ONGEVAL, VEROORZAAKT DOOR EEN VOERTUIG DAT DOOR DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE VERZEKERING IS GEDEKT

Artikel 19

Procedure voor de afdoening van vorderingen

De lidstaten stellen de in artikel 22 omschreven procedure vast voor de afdoening van vorderingen als gevolg van een ongeval, veroorzaakt door een voertuig dat door de in artikel 3 bedoelde verzekering is gedekt.

Ten aanzien van ongevallen die aan de hand van het in artikel 2 bedoelde systeem van nationale bureaus van verzekeraars kunnen worden afgewikkeld, stellen de lidstaten eveneens de in artikel 22 omschreven procedure vast.

Voor de toepassing van die procedure worden onder verzekeringsondernemingen verstaan, de nationale bureaus van verzekeraars.

Artikel 20

Bijzondere bepalingen inzake de vergoeding van benadeelden ten gevolge van een ongeval dat zich voordoet in een andere lidstaat dan de lidstaat van hun woonplaats

1.   De artikelen 20 tot en met 26 hebben tot doel bijzondere bepalingen vast te stellen die van toepassing zijn op benadeelden die aanspraak kunnen maken op vergoeding van materiële schade of lichamelijk letsel ten gevolge van ongevallen die zich hebben voorgedaan in een andere lidstaat dan de lidstaat van hun woonplaats en veroorzaakt zijn door de deelneming aan het verkeer door voertuigen die gewoonlijk zijn gestald en verzekerd in een lidstaat.

Zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de wetgeving van derde landen inzake de wettelijke aansprakelijkheid en aan het internationaal privaatrecht, zijn deze bepalingen ook van toepassing op in een lidstaat woonachtige benadeelden die aanspraak kunnen maken op vergoeding van materiële schade of lichamelijk letsel ten gevolge van ongevallen die zich hebben voorgedaan in een derde land waarvan het nationale bureau van verzekeraars is aangesloten bij het groenekaartsysteem, wanneer dergelijke ongevallen zijn veroorzaakt door de deelneming aan het verkeer door voertuigen die gewoonlijk zijn gestald en verzekerd in een lidstaat.

2.   De artikelen 21 en 24 zijn slechts van toepassing met betrekking tot ongevallen die veroorzaakt zijn door het gebruik van een voertuig dat:

a)

verzekerd is via een vestiging in een andere lidstaat dan die van de woonplaats van de benadeelde; en

b)

gewoonlijk is gestald in een andere lidstaat dan die van de woonplaats van de benadeelde.

Artikel 21

Schaderegelaar

1.   Iedere lidstaat neemt de nodige maatregelen opdat elke verzekeringsonderneming die de risico’s dekt die zijn ingedeeld bij branche 10 van punt A van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG, uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder, in iedere andere lidstaat dan die waar zij haar officiële vergunning heeft ontvangen, een schaderegelaar aanwijst.

Deze schaderegelaar wordt belast met de behandeling en afwikkeling van vorderingen ten gevolge van de in artikel 20, lid 1, bedoelde ongevallen.

De schaderegelaar heeft zijn woonplaats of vestiging in de lidstaat waar hij is aangesteld.

2.   De keuze van de schaderegelaar wordt overgelaten aan het oordeel van de verzekeringsonderneming.

Deze keuzevrijheid kan niet door de lidstaten worden beperkt.

3.   De schaderegelaar kan voor rekening van een of meer verzekeringsondernemingen optreden.

4.   De schaderegelaar verzamelt, met betrekking tot dergelijke verzoeken, alle inlichtingen die nodig zijn om de verzoeken te kunnen afhandelen en neemt alle passende maatregelen om over een afwikkeling te onderhandelen.

De eis dat een schaderegelaar wordt aangewezen doet niet af aan het recht van de benadeelde, of diens verzekeringsonderneming, om rechtstreeks degene die het ongeval heeft veroorzaakt, of diens verzekeringsonderneming, aan te spreken.

5.   De schaderegelaar beschikt over voldoende bevoegdheden om de verzekeringsonderneming in de in artikel 20, lid 1, genoemde gevallen ten aanzien van de benadeelden te vertegenwoordigen en om hun verzoeken volledig af te handelen.

Hij moet in staat zijn de zaak in de officiële taal of talen van de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde te behandelen.

6.   De aanwijzing van een schaderegelaar wordt op zich niet beschouwd als de opening van een bijkantoor in de zin van artikel 1, onder b), van Richtlijn 92/49/EEG en de schaderegelaar wordt niet beschouwd als een vestiging in de zin van artikel 2, onder c), van Richtlijn 88/357/EEG noch als een vestiging in de zin van Verordening (EG) nr. 44/2001.

Artikel 22

Schadevergoedingsprocedure

De lidstaten stellen verplicht dat — op straffe van passende, afdoende en systematische financiële of daaraan gelijkwaardige administratieve sancties en binnen drie maanden na de datum waarop de benadeelde zijn verzoek tot schadevergoeding hetzij rechtstreeks bij de verzekeringsonderneming van degene die dat ongeval heeft veroorzaakt, hetzij bij haar schaderegelaar heeft ingediend:

a)

de verzekeringsonderneming van degene die het ongeval heeft veroorzaakt of haar schaderegelaar een met redenen omkleed voorstel tot schadevergoeding voorlegt, wanneer de aansprakelijkheid niet wordt betwist en de schade is gekwantificeerd, of

b)

de verzekeringsonderneming tot wie het verzoek tot schadevergoeding is gericht of haar schaderegelaar, een met redenen omkleed antwoord geeft op alle punten van het verzoek tot schadevergoeding wanneer de aansprakelijkheid wordt betwist of de schade niet volledig is gekwantificeerd.

De lidstaten nemen bepalingen aan om ervoor te zorgen dat, indien geen voorstel is voorgelegd binnen de termijn van drie maanden over de door de verzekeringsonderneming voorgestelde of door de rechter toegewezen vergoeding interest verschuldigd is.

Artikel 23

Informatiecentrum

1.   Iedere lidstaat draagt zorg voor de oprichting of erkenning van een informatiecentrum dat de benadeelde in staat moet stellen schadevergoeding te eisen en dat daartoe:

a)

ofwel een register bijhoudt dat de volgende informatie bevat:

i)

de inschrijvingsnummers van motorrijtuigen die gewoonlijk op het grondgebied van de betreffende lidstaat zijn gestald;

ii)

de nummers van de verzekeringspolissen waardoor het gebruik van deze voertuigen wordt gedekt voor de bij branche 10, punt A, van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG ingedeelde risico’s, uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder en, indien de polis is verstreken, de datum waarop de dekking is geëindigd;

iii)

de verzekeringsondernemingen die voertuigen dekken voor de bij branche 10 in punt A van de bijlage bij Richtlijn 73/239/EEG ingedeelde risico’s, uitgezonderd de aansprakelijkheid van de vervoerder, en de schaderegelaars die deze verzekeringsondernemingen ingevolge artikel 21 van deze richtlijn hebben aangewezen en van wie zij de naam overeenkomstig lid 2 van dit artikel aan het centrum hebben medegedeeld;

iv)

de lijst van de voertuigen waarvoor in elke lidstaat overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, wordt afgeweken van de verplichte verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid;

v)

met betrekking tot voertuigen als bedoeld in punt iv):

de naam van de instantie die of het orgaan dat overeenkomstig artikel 5, lid 1, derde alinea, is belast met de schadevergoeding aan de benadeelden, indien de procedure van artikel 2, lid 2, onder a), niet van toepassing is en indien voor het voertuig de afwijking geldt van artikel 5, lid 1, eerste alinea,

de naam van het orgaan waaronder het voertuig ressorteert in de lidstaat waar het gewoonlijk gestald is, indien voor het voertuig de afwijking geldt van artikel 5, lid 2;

b)

ofwel de verzameling en de verspreiding van deze gegevens coördineert, en

c)

de informatiegerechtigden bijstand verleent om de onder a), i) tot en met v), vermelde informatie te achterhalen.

De onder a), i), ii) en iii), genoemde informatie moet gedurende zeven jaar na het verstrijken van de inschrijving van het voertuig of van de verzekeringsovereenkomst worden bewaard.

2.   Verzekeringsondernemingen als bedoeld in lid 1, onder a), iii), stellen de informatiecentra van alle lidstaten in kennis van de naam en het adres van de in iedere lidstaat overeenkomstig artikel 21 aangewezen schaderegelaar.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de benadeelde het recht heeft binnen zeven jaar na het ongeval bij het informatiecentrum van de lidstaat van zijn woonplaats of van de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald dan wel van de lidstaat waar het ongeval zich heeft voorgedaan, onverwijld de volgende informatie te verkrijgen:

a)

de naam en het adres van de verzekeringsonderneming,

b)

het nummer van de verzekeringspolis, en

c)

de naam en het adres van de schaderegelaar van de verzekeringsonderneming in de staat van de woonplaats van de benadeelde.

De informatiecentra werken onderling samen.

4.   Indien de benadeelde er rechtmatig belang bij heeft, deelt het informatiecentrum hem naam en adres van de eigenaar, de gebruikelijke bestuurder of de ingeschreven houder van het voertuig mee. Het informatiecentrum informeert daartoe in het bijzonder bij:

a)

de verzekeringsonderneming, of

b)

het bureau motorrijtuigenregistratie.

Indien voor het voertuig de afwijking geldt van artikel 5, lid 1, eerste alinea, deelt het informatiecentrum de benadeelde de naam mee van de instantie die of het orgaan dat overeenkomstig de derde alinea van artikel 5, lid 1, is belast met de schadevergoeding aan de benadeelden, indien de procedure van artikel 2, onder a), niet van toepassing is.

Indien voor het voertuig de afwijking geldt van artikel 5, lid 2, deelt het informatiecentrum de benadeelde de naam mee van het orgaan van het land waar het voertuig gewoonlijk is gestald.

5.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de informatiecentra, onverminderd hun verplichtingen ingevolge de leden 1 en 4, de in die leden bedoelde informatie verstrekken aan alle personen die zijn betrokken bij een verkeersongeval veroorzaakt door een voertuig dat door een in artikel 3 bedoelde verzekering is gedekt.

6.   Bij de verwerking van persoonsgegevens die op grond van de leden 1 tot en met 5 zijn verkregen, moeten de krachtens Richtlijn 95/46/EG genomen nationale maatregelen in acht worden genomen.

Artikel 24

Schadevergoedingsorgaan

1.   Iedere lidstaat gaat over tot oprichting of erkenning van een schadevergoedingsorgaan dat belast is met de vergoeding aan benadeelden in de in artikel 20, lid 1, genoemde gevallen.

De benadeelde kan een verzoek tot schadevergoeding indienen bij het schadevergoedingsorgaan in de lidstaat van zijn woonplaats:

a)

indien binnen drie maanden na de datum waarop hij zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend bij de verzekeringsonderneming van het voertuig waarmee, door deelneming aan het verkeer, het ongeval is veroorzaakt of bij haar schaderegelaar, die verzekeringsonderneming of haar schaderegelaar hem geen met redenen omkleed antwoord op de diverse punten in het verzoek heeft verstrekt; dan wel

b)

indien de verzekeringsonderneming heeft nagelaten om overeenkomstig artikel 20, lid 1, in de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde een schaderegelaar aan te wijzen. In dit geval kan de benadeelde geen verzoek tot schadevergoeding bij het schadevergoedingsorgaan indienen, indien hij zijn verzoek rechtstreeks heeft ingediend bij de verzekeringsonderneming van het voertuig waarmee door deelneming aan het verkeer, het ongeval is veroorzaakt en hij binnen drie maanden na de indiening van het verzoek een met redenen omkleed antwoord heeft ontvangen.

De benadeelde kan echter geen verzoek tot schadevergoeding indienen bij het schadevergoedingsorgaan, wanneer hij rechtstreeks tegen de verzekeringsonderneming een vordering heeft ingesteld.

Het schadevergoedingsorgaan treedt op binnen twee maanden nadat de benadeelde zijn verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, maar staakt zijn optreden zodra de verzekeringsonderneming of haar schaderegelaar een met redenen omkleed antwoord op het verzoek heeft gegeven.

Het schadevergoedingsorgaan stelt de navolgende partijen onmiddellijk in kennis van het verzoek tot schadevergoeding, met de mededeling dat het binnen twee maanden na de indiening ervan zal optreden:

a)

de verzekeringsonderneming van het voertuig waarmee, door deelneming aan het verkeer, het ongeval is veroorzaakt of de schaderegelaar;

b)

het schadevergoedingsorgaan in de lidstaat van de vestiging van de verzekeringsonderneming die de polis heeft afgesloten;

c)

indien deze bekend is, de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt.

Deze bepaling doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om aan de tussenkomst van dit orgaan een al dan niet subsidiair karakter te geven, noch aan het recht van de lidstaten om te voorzien in de afhandeling van de verzoeken tussen dit orgaan en de personen die het ongeval hebben veroorzaakt en andere verzekeringsondernemingen of socialezekerheidsorganen die gehouden zijn het slachtoffer ter zake van dit ongeval te vergoeden. De lidstaten mogen het orgaan echter niet toestaan de uitkering van de vergoeding afhankelijk te stellen van andere dan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden, met name van de voorwaarde dat de benadeelde op enigerlei wijze aantoont dat degene die aansprakelijk is niet kan of niet wil betalen.

2.   Het schadevergoedingsorgaan dat de benadeelde in de lidstaat van zijn woonplaats heeft vergoed, kan de uitbetaalde vergoeding verhalen op het schadevergoedingsorgaan in de lidstaat van de vestiging van de verzekeringsonderneming die de polis heeft afgesloten.

Het laatstgenoemde orgaan wordt in de rechten van degene die het ongeval heeft veroorzaakt of diens verzekeringsonderneming gesubrogeerd, ter grootte van de vergoeding die het schadevergoedingsorgaan in de lidstaat van de woonplaats van de benadeelde heeft uitgekeerd.

Elke lidstaat is verplicht deze subrogatie zoals door een andere lidstaat geregeld, te erkennen.

3.   Het in dit artikel bepaalde treedt in werking

a)

nadat er een overeenkomst is gesloten tussen de door de lidstaten opgerichte of erkende schadevergoedingsorganen betreffende hun taken en verplichtingen en de wijze van terugbetaling;

b)

met ingang van de datum die door de Commissie wordt vastgesteld nadat zij zich er in nauwe samenwerking met de lidstaten van heeft vergewist dat een dergelijke overeenkomst is gesloten.

Artikel 25

Schadevergoeding

1.   Indien het voertuig niet kan worden geïdentificeerd of de verzekeringsonderneming binnen twee maanden na het ongeval niet kan worden geïdentificeerd, kan de benadeelde een verzoek tot schadevergoeding indienen bij het schadevergoedingsorgaan in zijn lidstaat van woonplaats. De vergoeding wordt uitgekeerd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9 en 10. Het schadevergoedingsorgaan kan zich onder de voorwaarden van artikel 24, lid 2, verhalen:

a)

indien de verzekeringsonderneming niet kan worden geïdentificeerd: op het garantiefonds van de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk gestald is;

b)

indien het betrokken voertuig niet kan worden geïdentificeerd: op het garantiefonds van de lidstaat waar het ongeval zich heeft voorgedaan;

c)

indien het gaat om een voertuig uit een derde land: op het garantiefonds van de lidstaat waar het ongeval zich heeft voorgedaan.

2.   Dit artikel is van toepassing op ongevallen die veroorzaakt zijn door voertuigen uit derde landen die vallen onder de artikelen 7 en 8.

Artikel 26

Centraal orgaan

De lidstaten nemen alle passende maatregelen om te bevorderen dat de slachtoffers, hun verzekeraars of hun wettelijke vertegenwoordigers tijdig kunnen beschikken over de basisgegevens die nodig zijn voor de afwikkeling van rechtsvorderingen.

Deze basisgegevens worden, waar van toepassing, in elektronische vorm opgeslagen in een centrale databank in elke lidstaat en zijn op hun uitdrukkelijk verzoek toegankelijk voor de bij de zaak betrokken partijen.

Artikel 27

Sancties

De lidstaten stellen sancties vast voor overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de toepassing daarvan te verzekeren. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten delen de Commissie alle wijzigingen van de op grond van dit artikel vastgestelde bepalingen zo spoedig mogelijk mee.

HOOFDSTUK 8

SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

Nationale bepalingen

1.   De lidstaten mogen in overeenstemming met het Verdrag bepalingen handhaven of invoeren die voor de benadeelde gunstiger zijn dan de bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst mede van de belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 29

Intrekking

De Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG, 90/232/EEG, 2000/26/EG en 2005/14/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijnen, worden ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 30

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 31

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB C 224 van 30.8.2008, blz. 39.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 21 oktober 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 juli 2009.

(3)  PB L 103 van 2.5.1972, blz. 1.

(4)  PB L 8 van 11.1.1984, blz. 17.

(5)  PB L 129 van 19.5.1990, blz. 33.

(6)  PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65.

(7)  Zie bijlage I, deel A.

(8)  PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14.

(9)  PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1.

(10)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

(11)  PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3.

(12)  PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1.

(13)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(14)  PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijnen met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 29)

Richtlijn 72/166/EEG van de Raad

(PB L 103 van 2.5.1972, blz. 1)

 

Richtlijn 72/430/EEG van de Raad

(PB L 291 van 28.12.1972, blz. 162)

 

Richtlijn 84/5/EEG van de Raad

(PB L 8 van 11.1.1984, blz. 17)

uitsluitend artikel 4

Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14)

uitsluitend artikel 1

Richtlijn 84/5/EEG van de Raad

(PB L 8 van 11.1.1984, blz. 17)

 

Punt IX.F van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1985

(PB L 302 van 15.11.1985, blz. 218)

 

Richtlijn 90/232/EEG van de Raad

(PB L 129 van 19.5.1990, blz. 33)

uitsluitend artikel 4

Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14)

uitsluitend artikel 2

Richtlijn 90/232/EEG van de Raad

(PB L 129 van 19.5.1990, blz. 33)

 

Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14)

uitsluitend artikel 4

Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65)

 

Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14)

uitsluitend artikel 5

Richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 149 van 11.6.2005, blz. 14)

 


DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 29)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

72/166/EEG

31 december 1973

72/430/EEG

1 januari 1973

84/5/EEG

31 december 1987

31 december 1988

90/232/EEG

31 december 1992

2000/26/EG

19 juli 2002

19 januari 2003

2005/14/EG

11 juni 2007


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 72/166/EEG

Richtlijn 84/5/EEG

Richtlijn 90/232/EEG

Richtlijn 2000/26/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, punten 1 tot en met 3

 

 

 

Artikel 1, punten 1 tot en met 3

Artikel 1, punt 4, eerste streepje

 

 

 

Artikel 1, punt 4, onder a)

Artikel 1, punt 4, tweede streepje

 

 

 

Artikel 1, punt 4, onder b)

Artikel 1, punt 4, derde streepje

 

 

 

Artikel 1, punt 4, onder c)

Artikel 1, punt 4, vierde streepje

 

 

 

Artikel 1, punt 4, onder d)

Artikel 1, punt 5

 

 

 

Artikel 1, punt 5

Artikel 2, lid 1

 

 

 

Artikel 4

Artikel 2, lid 2, aanhef

 

 

 

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, lid 2, eerste streepje

 

 

 

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, lid 2, tweede streepje

 

 

 

Artikel 2, onder b)

Artikel 2, lid 2, derde streepje

 

 

 

Artikel 2, onder c)

Artikel 3, lid 1, eerste zin

 

 

 

Artikel 3, eerste alinea

Artikel 3, lid 1, tweede zin

 

 

 

Artikel 3, tweede alinea

Artikel 3, lid 2, aanhef

 

 

 

Artikel 3, derde alinea, aanhef

Artikel 3, lid 2, eerste streepje

 

 

 

Artikel 3, derde alinea, onder a)

Artikel 3, lid 2, tweede streepje

 

 

 

Artikel 3, derde alinea, onder b)

Artikel 4, aanhef

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, onder a), eerste alinea

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, onder a), tweede alinea, eerste zin

 

 

 

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

Artikel 4, onder a), tweede alinea, tweede zin

 

 

 

Artikel 5, lid 1, derde alinea

Artikel 4, onder a), tweede alinea, derde zin

 

 

 

Artikel 5, lid 1, vierde alinea

Artikel 4, onder a), tweede alinea, vierde zin

 

 

 

Artikel 5, lid 1, vijfde alinea

Artikel 4, onder b), eerste alinea

 

 

 

Artikel 5, lid 2, eerste alinea

Artikel 4, onder b), tweede alinea, eerste zin

 

 

 

Artikel 5, lid 2, tweede alinea

Artikel 4, onder b), tweede alinea, tweede zin

 

 

 

Artikel 5, lid 2, derde alinea

Artikel 4, onder b), derde alinea, eerste zin

 

 

 

Artikel 5, lid 2, vierde alinea

Artikel 4, onder b), derde alinea, tweede zin

 

 

 

Artikel 5, lid 2, vijfde alinea

Artikel 5, aanhef

 

 

 

Artikel 6, eerste alinea, aanhef

Artikel 5, eerste streepje

 

 

 

Artikel 6, eerste alinea, onder a)

Artikel 5, tweede streepje

 

 

 

Artikel 6, eerste alinea, onder b)

Artikel 5, slot

 

 

 

Artikel 6, tweede alinea

Artikel 6

 

 

 

Artikel 7

Artikel 7, lid 1

 

 

 

Artikel 8, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 2

 

 

 

Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 3

 

 

 

Artikel 8, lid 2

Artikel 8

 

 

 

 

Artikel 1, lid 1

 

 

Artikel 3, vierde alinea

 

Artikel 1, lid 2

 

 

Artikel 9, lid 1

 

Artikel 1, lid 3

 

 

Artikel 9, lid 2

 

Artikel 1, lid 4

 

 

Artikel 10, lid 1

 

Artikel 1, lid 5

 

 

Artikel 10, lid 2

 

Artikel 1, lid 6

 

 

Artikel 10, lid 3

 

Artikel 1, lid 7

 

 

Artikel 10, lid 4

 

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, aanhef

 

 

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, aanhef

 

Artikel 2, lid 1, eerste streepje

 

 

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, onder a)

 

Artikel 2, lid 1, tweede streepje

 

 

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, onder b)

 

Artikel 2, lid 1, derde streepje

 

 

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, onder c)

 

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, slot

 

 

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, aanhef

 

Artikel 2, lid 1, tweede en derde alinea

 

 

Artikel 13, lid 1, tweede en derde alinea

 

Artikel 2, lid 2

 

 

Artikel 13, lid 2

 

Artikel 3

 

 

Artikel 12, lid 2

 

Artikel 4

 

 

 

Artikel 5

 

 

 

Artikel 6

 

 

 

 

Artikel 1, eerste alinea

 

Artikel 12, lid 1

 

 

Artikel 1, tweede alinea

 

Artikel 13, lid 3

 

 

Artikel 1, derde alinea

 

 

 

Artikel 1 bis, eerste zin

 

Artikel 12, lid 3, eerste alinea

 

 

Artikel 1 bis, tweede zin

 

Artikel 12, lid 3, tweede alinea

 

 

Artikel 2, aanhef

 

Artikel 14, aanhef

 

 

Artikel 2, eerste streepje

 

Artikel 14, onder a)

 

 

Artikel 2, tweede streepje

 

Artikel 14, onder b)

 

 

Artikel 3

 

 

 

Artikel 4

 

Artikel 11

 

 

Artikel 4 bis

 

Artikel 15

 

 

Artikel 4 ter, eerste zin

 

Artikel 16, eerste alinea

 

 

Artikel 4 ter, tweede zin

 

Artikel 16, tweede alinea

 

 

Artikel 4 quater

 

Artikel 17

 

 

Artikel 4 quinquies

Artikel 3

Artikel 18

 

 

Artikel 4 sexies, eerste alinea

 

Artikel 19, eerste alinea

 

 

Artikel 4 sexies, tweede alinea, eerste zin

 

Artikel 19, tweede alinea

 

 

Artikel 4 sexies, tweede alinea, tweede zin

 

Artikel 19, derde alinea

 

 

Artikel 5, lid 1

 

Artikel 23, lid 5

 

 

Artikel 5, lid 2

 

 

 

Artikel 6

 

 

 

 

Artikel 1, lid 1

Artikel 20, lid 1

 

 

 

Artikel 1, lid 2

Artikel 20, lid 2

 

 

 

Artikel 1, lid 3

Artikel 25, lid 2

 

 

 

Artikel 2, aanhef

 

 

 

Artikel 2, onder a)

Artikel 1, punt 6

 

 

 

Artikel 2, onder b)

Artikel 1, punt 7

 

 

 

Artikel 2, onder c), d) en e)

 

 

 

Artikel 4, lid 1, eerste zin

Artikel 21, lid 1, eerste alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 1, tweede zin

Artikel 21, lid 1, tweede alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 1, derde zin

Artikel 21, lid 1, derde alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 2, eerste zin

Artikel 21, lid 2, eerste alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 2, tweede zin

Artikel 21, lid 2, tweede alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 21, lid 3

 

 

 

Artikel 4, lid 4, eerste zin

Artikel 21, lid 4, eerste alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 4, tweede zin

Artikel 21, lid 4, tweede alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 5, eerste zin

Artikel 21, lid 5, eerste alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 5, tweede zin

Artikel 21, lid 5, tweede alinea

 

 

 

Artikel 4, lid 6

Artikel 22

 

 

 

Artikel 4, lid 7

 

 

 

Artikel 4, lid 8

Artikel 21, lid 6

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, aanhef

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), aanhef

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), aanhef

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), punt 1)

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), i)

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), punt 2)

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), ii)

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), punt 3)

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), iii)

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), punt 4)

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), iv)

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), punt 5), aanhef

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), v), aanhef

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), punt 5), i)

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), v), eerste streepje

 

 

 

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, onder a), punt 5), ii)

Artikel 23, lid 1, eerste alinea, onder a), punt v), tweede streepje

 

 

 

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

Artikel 23, lid 1, tweede alinea

 

 

 

Artikel 5, leden 2, 3 en 4

Artikel 23, leden 2, 3 en 4

 

 

 

Artikel 5, lid 5

Artikel 23, lid 6

 

 

 

Artikel 6, lid 1

Artikel 24, lid 1

 

 

 

Artikel 6, lid 2, eerste alinea

Artikel 24, lid 2, eerste alinea

 

 

 

Artikel 6, lid 2, tweede alinea, eerste zin

Artikel 24, lid 2, tweede alinea

 

 

 

Artikel 6, lid 2, tweede alinea, tweede zin

Artikel 24, lid 2, derde alinea

 

 

 

Artikel 6, lid 3, eerste alinea

Artikel 24, lid 3

 

 

 

Artikel 6, lid 3, tweede alinea

 

 

 

Artikel 6 bis

Artikel 26

 

 

 

Artikel 7, aanhef

Artikel 25, lid 1, aanhef

 

 

 

Artikel 7, onder a)

Artikel 25, lid 1, onder a)

 

 

 

Artikel 7, onder b)

Artikel 25, lid 1, onder b)

 

 

 

Artikel 7, onder c)

Artikel 25, lid 1, onder c)

 

 

 

Artikel 8

 

 

 

Artikel 9

 

 

 

Artikel 10, leden 1 tot en met 3

 

 

 

Artikel 10, lid 4

Artikel 28, lid 1

 

 

 

Artikel 10, lid 5

Artikel 28, lid 2

 

 

 

 

Artikel 29

 

 

 

Artikel 11

Artikel 30

 

 

 

Artikel 12

Artikel 27

Artikel 9

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 13

Artikel 31

 

 

 

 

Bijalge I

 

 

 

 

Bijlage II


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/32


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 oktober 2009

tot vaststelling van de praktische regels voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7493)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/739/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (1), en met name op artikel 36, tweede zin,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge de artikelen 28 tot en met 36 van Richtlijn 2006/123/EG zijn de lidstaten verplicht tot wederzijdse bijstand en doelmatige samenwerking, en deze verplichting omvat ook de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten. Om behoorlijk te kunnen functioneren, dient de samenwerking tussen lidstaten ondersteund te worden door technische hulpmiddelen die rechtstreekse en snelle communicatie tussen hun bevoegde autoriteiten mogelijk maken. Met het oog daarop wordt in artikel 34, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG bepaald dat de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, en met inachtneming van bestaande informatiesystemen, een elektronisch systeem voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten dient op te zetten.

(2)

Het Informatiesysteem interne markt (IMI), dat is opgezet ingevolge Besluit 2004/387/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers (IDABC) (2), is een elektronisch instrument dat bedoeld is ter ondersteuning van een aantal wetgevende maatregelen met betrekking tot de interne markt, waarvoor uitwisseling van informatie tussen de overheidsdiensten van de lidstaten noodzakelijk is. Aangezien het IMI beveiligde en gestructureerde uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten via elektronische middelen mogelijk maakt, en de bevoegde autoriteiten in staat stelt snel de relevante gesprekspartners in andere lidstaten te vinden en snel en efficiënt met elkaar te communiceren, is het zinvol gebruik te maken van het IMI voor de uitwisseling van informatie voor de doeleinden van Richtlijn 2006/123/EG.

(3)

Teneinde de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat te stellen efficiënt via elektronische middelen informatie uit te wisselen, dienen praktische regels te worden vastgesteld voor een dergelijke uitwisseling via het IMI.

(4)

Naast verzoeken om informatie en verzoeken tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken, en de reacties daarop, voorziet Richtlijn 2006/123/EG in twee specifieke mechanismen voor de uitwisseling van informatie: de uitwisseling van informatie over ernstige specifieke handelingen en omstandigheden in verband met een dienstenactiviteit die ernstige schade zou kunnen berokkenen aan de gezondheid of veiligheid van personen of het milieu („alarmmechanisme”), uit hoofde van artikel 29, lid 3, en artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG, en de uitwisseling van informatie over uitzonderlijke maatregelen met betrekking tot de veiligheid van diensten („afwijkingen in specifieke gevallen”), uit hoofde van de artikelen 18 en 35 van Richtlijn 2006/123/EG.

(5)

Aangezien deze alarmmeldingen ernstige bedreigingen voor de gezondheid of veiligheid van personen of het milieu betreffen, is nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in verschillende lidstaten van essentieel belang om een einde te kunnen maken aan de betreffende bedreiging en om die autoriteiten voldoende op de hoogte te houden van de door de andere autoriteiten ondernomen acties, en van de opheffing dan wel het voortbestaan van de bedreiging. Om te kunnen zorgen voor effectief toezicht door de bevoegde autoriteiten op de dienstverrichters en de diensten die zij verlenen, en voor adequate bescherming van de persoonsgegevens in alarmmeldingen, dient ook de intrekking geregeld te worden van door een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2006/123/EG gegeven alarmmelding, wanneer niet langer voldaan wordt aan de in artikel 29, lid 3, en artikel 32, lid 1, aangegeven voorwaarden. De lidstaten dienen echter wel de mogelijkheid te hebben bezwaar te maken tegen een voorstel om een alarmmelding in te trekken wanneer de bedreiging voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor het milieu nog aanwezig is.

(6)

Ingevolge artikel 43 van Richtlijn 2006/123/EG dienen bij de uitvoering en de toepassing van deze richtlijn, en met name van de bepalingen betreffende het toezicht, de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens nageleefd te worden die zijn vervat in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (4). De uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten dient dan ook plaats te vinden overeenkomstig de regels voor de bescherming van persoonsgegevens in de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG. De verwerking van informatie door de Commissie dient plaats te vinden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5).

(7)

Om een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens te waarborgen ten aanzien van de werking van het IMI heeft de Commissie Beschikking 2008/49/EG van 12 december 2007 inzake de bescherming van persoonsgegevens bij de invoering van het informatiesysteem interne markt (IMI) (6) gegeven en Aanbeveling 2009/329/EG van 26 maart 2009 betreffende richtsnoeren voor gegevensbescherming voor het informatiesysteem interne markt (IMI) (7) goedgekeurd.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het door het comité van artikel 40 van Richtlijn 2006/123/EG uitgebrachte advies,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Gebruik van het IMI voor de uitwisseling van informatie

1.   Het informatiesysteem interne markt (IMI) wordt gebruikt voor de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten teneinde te voldoen aan de bepalingen inzake administratieve samenwerking van hoofdstuk VI van Richtlijn 2006/123/EG, die voorzien in de volgende uitwisselingen:

a)

verzoeken om informatie en verzoeken tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken, en de reacties daarop, uit hoofde van hoofdstuk VI van Richtlijn 2006/123/EG;

b)

alarmmeldingen, uit hoofde van artikel 29, lid 3, en artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG;

c)

verzoeken en kennisgevingen betreffende specifieke gevallen, overeenkomstig de in artikel 35, leden 2, 3 en 6, van Richtlijn 2006/123/EG vastgelegde procedure.

2.   De in artikel 8 van Beschikking 2008/49/EG bedoelde IMI-coördinatoren kunnen worden aangewezen als de in artikel 28, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG bedoelde contactpunten.

Artikel 2

Functies van het IMI met betrekking tot verzoeken om informatie en verzoeken tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken, en de reacties daarop

Met oog op verzoeken om informatie en verzoeken tot het verrichten van verificaties, inspecties en onderzoeken, en de reacties daarop, vervult het IMI de volgende functies:

a)

het verzenden van verzoeken;

b)

het verzenden van en het verzoeken om aanvullende informatie;

c)

het aanvaarden van verzoeken;

d)

het doorsturen van verzoeken;

e)

het reageren op verzoeken.

Artikel 3

Functies van het IMI met betrekking tot alarmmeldingen

1.   Met het oog op de uitwisseling van informatie over alarmmeldingen vervult het IMI de volgende functies:

a)

het verzenden van alarmmeldingen, wanneer voldaan is aan de in artikel 29, lid 3, en artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG aangegeven voorwaarden;

b)

het verzenden van en het verzoeken om aanvullende informatie over alarmmeldingen;

c)

het intrekken van alarmmeldingen die verzonden zijn zonder dat is voldaan aan de in artikel 29, lid 3, en artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG vastgestelde voorwaarden;

d)

het corrigeren van onjuiste informatie in alarmmeldingen;

e)

het verzenden van voorstellen betreffende het intrekken van alarmmeldingen;

f)

het maken van bezwaar tegen voorstellen betreffende het intrekken van alarmmeldingen;

g)

het intrekken van alarmmeldingen wanneer niet langer voldaan wordt aan de in artikel 29, lid 3, en artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/123/EG vastgestelde voorwaarden.

2.   Met het oog op het verzenden van alarmmeldingen en gerelateerde informatie aan andere lidstaten en het ontvangen van alarmmeldingen van andere lidstaten voorziet het IMI in een alarmcoördinator. De functie van alarmcoördinator kan worden vervuld door de in de artikelen 7 en 8 van Beschikking 2008/49/EG bedoelde IMI-actoren.

3.   Vóór de wissing uit het systeem overeenkomstig de in artikel 4 van Beschikking 2008/49/EG vastgelegde procedure mag informatie, met inbegrip van persoonsgegevens, die in een ingetrokken alarmmelding was vermeld, niet langer zichtbaar zijn voor IMI-gebruikers.

Artikel 4

Functies van het IMI met betrekking tot het mechanisme voor afwijkingen in specifieke gevallen

Met het oog op de uitwisseling van informatie over de afwijkingen in specifieke gevallen vervult het IMI de volgende functies:

a)

het verzenden van een verzoek aan de lidstaat van vestiging uit hoofde van artikel 35, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG;

b)

het reageren op een verzoek uit hoofde van artikel 35, lid 2, van Richtlijn 2006/123/EG;

c)

het verzenden van een kennisgeving aan de Commissie en aan de lidstaat van vestiging uit hoofde van artikel 35, leden 3 en 6, van Richtlijn 2006/123/EG;

d)

het automatisch informeren van een coördinator over de onder de punten a), b) en c) genoemde acties.

Artikel 5

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens in verband met de uitwisseling van informatie via elektronische middelen tussen de lidstaten vindt plaats overeenkomstig de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie vindt plaats overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 6

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 2 oktober 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(2)  PB L 181 van 18.5.2004, blz. 25.

(3)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(4)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(5)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(6)  PB L 13 van 16.1.2008, blz. 18.

(7)  PB L 100 van 18.4.2009, blz. 12.


7.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 263/35


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2009

tot verlening van een afwijking aan Frankrijk in het kader van Beschikking 2008/477/EG betreffende de harmonisering van de 2 500-2 690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 7514)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2009/740/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), en met name op artikel 4, lid 5,

Gelet op Beschikking 2008/477/EG van de Commissie van 13 juni 2008 betreffende de harmonisering van de 2 500-2 690 MHz-frequentieband voor terrestrische systemen die elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen in de Gemeenschap (2), en met name op artikel 2, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het kader van Beschikking 2008/477/EG moeten de lidstaten op niet-exclusieve basis de 2 500-2 690 MHz-frequentieband toewijzen en vervolgens ter beschikking stellen voor terrestrische systemen die aan specifieke parameters gebonden elektronischecommunicatiediensten kunnen verschaffen, en dit niet later dan 13 december 2008.

(2)

Artikel 2, lid 2, van Beschikking 2008/477/EG bepaalt dat de lidstaten bij wijze van afwijking een overgangsperiode kunnen aanvragen, waaronder regelingen voor gedeeld radiospectrumgebruik overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Beschikking nr. 676/2002/EG.

(3)

De Franse Republiek heeft de Commissie meegedeeld dat zij op dit moment niet kan voldoen aan de vereisten van Beschikking 2008/477/EG aangezien die band momenteel exclusief wordt gebruikt voor mobiele elektronische communicatieapparatuur in het kader van nationale veiligheidsbehoeften (het RUBIS-systeem).

(4)

Bij schrijven van 15 december 2008 heeft Frankrijk daarom verzocht om een tijdelijke afwijking van deze vereisten, zodat het die apparatuur kan blijven gebruiken, terwijl een nieuw mobiel radiocommunicatiesysteem voor de nationale veiligheid wordt opgezet dat gebruikt maakt van een andere frequentieband. Bij schrijven van 29 juni 2009 werd in verband met dit verzoek nadere toelichting verschaft.

(5)

Frankrijk heeft een passende technische rechtvaardiging voor zijn verzoek tot afwijking aangevoerd, waarin er met name op wordt gewezen dat het huidige RUBIS-communicatiesysteem volledig operationeel moet blijven en niet mag worden onderbroken tijdens de migratieperiode en dat nieuwe apparatuur moet worden aangeschaft en geïnstalleerd.

(6)

De eerste uitvoeringsfase zal aflopen op 1 januari 2012 en ervoor zorgen dat de 2 500-2 690 MHz-frequentieband beschikbaar komt in de meest dichtbevolkte gebieden in Frankrijk overeenkomstig Beschikking 2008/477/EG. De tweede fase zal alle gebieden bestrijken die niet waren opgenomen in de eerste fase en deze beschikbaar stellen vóór 31 december 2013, met uitzondering van Corsica, waar het spectrum beschikbaar zal komen vóór 31 mei 2014.

(7)

Gezien de geplande duur van de migratie en om ervoor te kunnen zorgen dat de overgangsperiode zo min mogelijk tijd in beslag zal nemen, zijn de Franse autoriteiten op 1 juli 2009 met het migratieproces begonnen.

(8)

Een voortgangsverslag over de migratie en het nakomen van de verplichtingen zal helpen om de overgangsperiode behoorlijk te overbruggen.

(9)

De leden van het Radiospectrumcomité gaven tijdens hun vergadering van 2 oktober 2008 aan dat zij geen bezwaar hebben tegen deze tijdelijke afwijking.

(10)

De gevraagde afwijking zal de tenuitvoerlegging van Beschikking 2008/477/EG niet onnodig vertragen noch leiden tot te grote verschillen in de concurrentiepositie of de regelgeving van de lidstaten. Het verzoek is gerechtvaardigd en een tijdelijke afwijking is aangewezen om de volledige tenuitvoerlegging van Beschikking 2008/477/EG te bevorderen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Hierbij wordt Frankrijk gemachtigd de volledige tenuitvoerlegging van Beschikking 2008/477/EG uit te stellen tot 31 mei 2014, mits aan de in de artikelen 2 en 3 gestelde voorwaarden is voldaan.

Artikel 2

Frankrijk stelt vóór 1 januari 2012, overeenkomstig Beschikking 2008/477/EG, de 2 500-2 690 MHz-frequentieband beschikbaar in de meest dichtbevolkte gebieden van Frankrijk met inbegrip van de regio Ile de France, zodat ten minste de helft van de Franse bevolking tegen die datum wordt bestreken. Overeenkomstig Beschikking 2008/477/EG stelt Frankrijk de 2 500-2 690 MHz-frequentieband vóór 31 december 2013 beschikbaar in alle andere gebieden, met uitzondering van Corsica waar deze band vóór 31 mei 2014 beschikbaar zal zijn.

Artikel 3

Frankrijk dient het eerste verslag over de tenuitvoerlegging van Beschikking 2008/477/EG uiterlijk op 1 januari 2012 in en een tweede verslag op uiterlijk 31 mei 2014.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2009.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  PB L 163 van 24.6.2008, blz. 37.