ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.259.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 259

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
2 oktober 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 917/2009 van de Commissie van 1 oktober 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 918/2009 van de Commissie van 1 oktober 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/2010

3

 

 

Verordening (EG) nr. 919/2009 van de Commissie van 1 oktober 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 915/2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 oktober 2009

5

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/100/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen ( 1 )

8

 

*

Richtlijn 2009/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 78/855/EEG en 82/891/EEG van de Raad en Richtlijn 2005/56/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft

14

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/730/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 2 juli 2008 betreffende steunmaatregel C 11/2007 die Italië heeft toegekend ten gunste van Ottana Energia Srl (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3117)  ( 1 )

22

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

2.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 259/1


VERORDENING (EG) Nr. 917/2009 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 2 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

29,8

ZZ

29,8

0707 00 05

TR

114,4

ZZ

114,4

0709 90 70

TR

110,2

ZZ

110,2

0805 50 10

AR

96,7

CL

103,4

TR

77,4

UY

88,0

ZA

75,0

ZZ

88,1

0806 10 10

BR

195,6

EG

159,5

TR

92,9

US

152,0

ZZ

150,0

0808 10 80

CL

85,7

NZ

67,1

US

83,8

ZA

74,1

ZZ

77,7

0808 20 50

AR

82,8

CN

62,5

TR

99,5

ZA

74,6

ZZ

79,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


2.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 259/3


VERORDENING (EG) Nr. 918/2009 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 877/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2009/2010

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2009/2010 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 877/2009 van de Commissie (3).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2009/2010 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 877/2009 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 2 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 253 van 25.9.2009, blz. 3.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 2 oktober 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

39,12

0,00

1701 11 90 (1)

39,12

3,17

1701 12 10 (1)

39,12

0,00

1701 12 90 (1)

39,12

2,87

1701 91 00 (2)

42,17

4,82

1701 99 10 (2)

42,17

1,69

1701 99 90 (2)

42,17

1,69

1702 90 95 (3)

0,42

0,27


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


2.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 259/5


VERORDENING (EG) Nr. 919/2009 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 915/2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 oktober 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 oktober 2009, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 915/2009 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EG) nr. 915/2009 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden.

(3)

Verordening (EG) nr. 915/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 915/2009 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 oktober 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.

(3)  PB L 258 van 1.10.2009, blz. 6.


BIJLAGE I

Vanaf 2 oktober 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

17,20

van gemiddelde kwaliteit

27,20

van lage kwaliteit

47,20

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

74,12

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

32,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

32,00

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

74,12


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

30.9.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

137,25

88,56

Fob-prijs VSA

115,58

105,58

85,58

58,97

Golfpremie

18,38

Grote-Merenpremie

10,11

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

17,59 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

24,24 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


RICHTLIJNEN

2.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 259/8


RICHTLIJN 2009/100/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen

(gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 76/135/EEG van de Raad van 20 januari 1976 inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen (3) is ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Het is ter verbetering van de veiligheid in de binnenvaart in de Gemeenschap nuttig over te gaan tot wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen.

(3)

Er dient te worden vastgesteld onder welke omstandigheden en op welke voorwaarden de lidstaten de vaart van een schip mogen onderbreken.

(4)

Het is noodzakelijk dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen van toepassing zijn op vaartuigen die niet onder Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (5) vallen.

(5)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2006/87/EG is deze richtlijn van toepassing op schepen die worden gebruikt voor vrachtvervoer op binnenwateren met een draagvermogen van 20 t of meer:

a)

met een lengte van minder dan 20 m, of

b)

waarvan het product lengte (L) x breedte (B) x diepte (D), minder dan 100 m3 bedraagt.

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van het Reglement betreffende het onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren, noch aan die van het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR).

Artikel 2

1.   De lidstaten stellen, voor zover nodig, de procedures vast die noodzakelijk zijn voor het afgeven van de scheepsattesten.

Het staat een lidstaat evenwel vrij om deze richtlijn niet toe te passen op schepen die de binnenwateren van zijn grondgebied niet verlaten.

2.   Het scheepsattest wordt afgegeven door de lidstaat waarin het vaartuig is geregistreerd of zijn thuishaven heeft of, bij gebreke daarvan, door de lidstaat waarin de eigenaar van het vaartuig zijn woonplaats heeft. Elke lidstaat kan een andere lidstaat verzoeken scheepsattesten af te geven voor vaartuigen die door zijn eigen onderdanen worden geëxploiteerd. De lidstaten kunnen hun bevoegdheden overdragen aan erkende instanties.

3.   De scheepsattesten moeten zijn gesteld in een van de officiële talen van de instellingen van de Europese Unie en moeten ten minste de in bijlage I vermelde gegevens bevatten en het in die bijlage aangegeven nummeringssysteem gebruiken.

Artikel 3

1.   Behoudens het bepaalde in de leden 3 tot en met 6 erkent iedere lidstaat voor de vaart op zijn binnenwateren een door een andere lidstaat overeenkomstig artikel 2 afgegeven scheepsattest alsof hij het zelf had afgegeven.

2.   Lid 1 is slechts van toepassing voor zover een scheepsattest niet meer dan vijf jaar tevoren is afgegeven of verlengd, en de geldigheidsduur niet verstreken is.

Het certificaat dat is afgegeven uit hoofde van het Reglement betreffende het onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren, wordt gedurende zijn gehele geldigheidsduur aanvaard als bewijs in de zin van de leden 3 en 5.

3.   De lidstaten kunnen verlangen dat wordt voldaan aan de technische eisen die zijn vastgelegd in het Reglement betreffende het onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren. Als bewijs hiervoor kunnen zij het in lid 2, tweede alinea, bedoelde certificaat verlangen.

4.   Indien de schepen gevaarlijke stoffen in de zin van het ADNR vervoeren, kunnen de lidstaten verlangen dat wordt voldaan aan de eisen welke in het ADNR zijn vastgelegd. Als bewijs hiervoor kunnen de lidstaten het uit hoofde van het ADNR afgegeven certificaat van goedkeuring verlangen.

5.   Schepen die voldoen aan de eisen, gesteld in het Reglement van onderzoek van vaartuigen die de Rijn bevaren, worden toegelaten tot het verkeer op alle binnenwateren in de Gemeenschap. Het bewijs dat aan deze eisen is voldaan, kan met het in lid 2, tweede alinea, bedoelde certificaat worden geleverd.

De speciale voorwaarden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden op alle waterwegen van de Gemeenschap geacht te zijn vervuld, wanneer de schepen voldoen aan de eisen welke in het ADNR zijn vastgelegd. Het bewijs dat aan deze eisen wordt voldaan, wordt met het in lid 4 bedoelde certificaat van goedkeuring geleverd.

6.   De lidstaten kunnen verlangen dat op de waterwegen waar maritieme omstandigheden kunnen heersen, wordt voldaan aan aanvullende eisen die gelijkwaardig zijn aan die welke aan hun eigen schepen worden gesteld. De lidstaten doen de Commissie opgave van hun waterwegen waar maritieme omstandigheden kunnen heersen, waarvan de Commissie een lijst opstelt.

Artikel 4

1.   Iedere lidstaat kan de geldigheid van een door hem afgegeven scheepsattest schorsen.

2.   Iedere lidstaat kan de vaart onderbreken van een schip dat bij inspectie in een zodanige staat blijkt te verkeren dat het een gevaar betekent voor zijn omgeving, totdat de geconstateerde gebreken zijn opgeheven. Hij kan dit eveneens doen wanneer bij de inspectie blijkt dat het schip of de uitrusting ervan niet voldoet aan de voorschriften van het scheepsattest dan wel van de andere in artikel 3 genoemde documenten.

3.   Een lidstaat die de vaart van een schip heeft onderbroken, of het voornemen te kennen heeft gegeven zulks te doen indien de geconstateerde gebreken niet worden opgeheven, stelt de bevoegde instanties van de lidstaat waarin het scheepsattest of de andere in artikel 3 genoemde documenten zijn afgegeven in kennis van de redenen van de beslissing die hij heeft genomen of voornemens is te nemen.

4.   Elke beslissing tot onderbreking van de vaart krachtens de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen wordt nauwkeurig gemotiveerd. Zij wordt ter kennis van de betrokkene gebracht met vermelding van de door de wetgeving van de lidstaten geboden mogelijkheden tot beroep en van de termijnen waarbinnen dit beroep kan worden aangetekend.

Artikel 5

Richtlijn 76/135/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijn, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB C 204 van 9.8.2008, blz. 47.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 juli 2009.

(3)  PB L 21 van 29.1.1976, blz. 10.

(4)  Zie bijlage II, deel A.

(5)  PB L 389 van 30.12.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

MINIMUMINHOUD VAN DE ATTESTEN

(bedoeld in artikel 2, lid 3)

Er zijn drie soorten gegevens:

I.

:

verplicht

:

zonder nadere aanduiding

II.

:

verplicht indien van toepassing

:

(x)

III.

:

gewenst, doch niet verplicht

:

(+)

1.

Naam van de overheidsinstantie of van de erkende instantie die het document afgeeft

2.

a)

Naam van het document

b)

(+) Nummer van het document

3.

Staat die het document afgeeft

4.

Naam en woonplaats van de eigenaar van het schip

5.

Naam van het schip

6.

(x) Plaats en nummer van registratie

7.

(x) Thuishaven

8.

(+) Scheepstype

9.

(+) Gebruik

10.

Voornaamste kenmerken:

a)

lengte over alles, in meter

b)

breedte over alles, in meter

c)

grootste diepgang, in meter

11.

(x) Draagvermogen in ton of waterverplaatsing in m3 bij grootste diepgang

12.

(x) Gegevens betreffende de ijkmerken

13.

(x) Toegestaan aantal passagiers

14.

(x) Totaalvermogen van de voortstuwingswerktuigen in pk of kW

15.

Minimumvrijboord in cm

16.

a)

De verklaring: Bovengenoemd schip is goedgekeurd voor de vaart

b)

(x) Onder de volgende voorwaarden

c)

(x) Vermelding van vaartbeperkingen

17.

a)

Afloopdatum

b)

Datum van afgifte

18.

Stempel en handtekening van de instantie die het attest afgeeft.


BIJLAGE II

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de wijziging ervan

(bedoeld in artikel 5)

Richtlijn 76/135/EEG van de Raad

(PB L 21 van 29.1.1976, blz. 10)

Richtlijn 78/1016/EEG van de Raad

(PB L 349 van 13.12.1978, blz. 31)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 5)

Richtlijn

Omzettingstermijn

76/135/EEG

19 januari 1977

78/1016/EEG


BIJLAGE III

Concordantietabel

Richtlijn 76/135/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, aanhef en punt a)

Artikel 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 1, punt b)

Artikel 1, eerste alinea, punten a) en b)

Artikel 1, slotzin

Artikel 1, tweede alinea

Artikelen 2-4

Artikelen 2-4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


2.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 259/14


RICHTLIJN 2009/109/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 september 2009

tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG, 78/855/EEG en 82/891/EEG van de Raad en Richtlijn 2005/56/EG wat verslaggevings- en documentatieverplichtingen in geval van fusies en splitsingen betreft

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 2, onder g),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Tijdens zijn bijeenkomst van 8 en 9 maart 2007 is de Europese Raad overeengekomen dat de administratieve lasten voor vennootschappen in 2012 met 25 % verminderd moeten zijn, opdat het concurrentievermogen van vennootschappen in de Gemeenschap wordt versterkt.

(2)

Het vennootschapsrecht is aangewezen als een gebied met tal van informatieverplichtingen voor vennootschappen, waarvan sommige achterhaald of buitensporig lijken. Het verdient daarom aanbeveling deze verplichtingen aan een onderzoek te onderwerpen en, waar zulks passend is, de administratieve lasten die op vennootschappen in de Gemeenschap wegen, te beperken tot het minimum dat noodzakelijk is om de belangen van andere belanghebbenden te beschermen.

(3)

De werkingssfeer van de tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (3) en van de derde Richtlijn 78/855/EEG van de Raad van 9 oktober 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende fusies van naamloze vennootschappen (4) dient te worden aangepast om rekening te houden met wijzigingen in het Finse vennootschapsrecht.

(4)

In sommige gevallen vormen websites van vennootschappen of andere websites een alternatief voor de openbaarmaking via vennootschapsregisters. Lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de andere websites aan te wijzen die vennootschappen gratis mogen gebruiken voor een dergelijke openbaarmaking, zoals websites van bedrijfstakverenigingen of kamers van koophandel of het centrale elektronische platform als bedoeld in de eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (5). Wanneer de mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van websites van vennootschappen of andere websites voor de openbaarmaking van fusie- en/of splitsingsvoorstellen en van andere bescheiden die in de loop van het proces aan aandeelhouders en schuldeisers beschikbaar dienen te worden gesteld, moet worden voldaan aan bepaalde eisen met betrekking tot de beveiliging van de website en de authenticiteit van de documenten.

(5)

De openbaarmakingsverplichtingen inzake fusievoorstellen in grensoverschrijdende fusies volgens Richtlijn 2005/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen (6) moeten vergelijkbaar zijn met die welke van toepassing zijn op binnenlandse fusies en splitsingen in het kader van Richtlijn 78/855/EEG en de zesde Richtlijn 82/891/EEG van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen (7).

(6)

Lidstaten moeten kunnen aantonen dat het niet nodig is te voldoen aan de uitgebreide verplichtingen inzake verslaggeving en informatieverstrekking met betrekking tot de fusie of splitsing van vennootschappen, zoals voorzien in artikel 9 en artikel 11, lid 1, onder c), van Richtlijn 78/855/EEG, alsmede in artikel 7 en in artikel 9, lid 1, onder c), van Richtlijn 82/891/EEG, indien alle aandeelhouders van de bij de fusie of splitsing betrokken vennootschappen instemmen met het achterwege laten van deze verplichtingen.

(7)

Een wijziging van de Richtlijnen 78/855/EEG en 82/891/EEG om een dergelijke overeenstemming tussen aandeelhouders mogelijk te maken moet onverlet laten de systemen ter bescherming van de belangen van schuldeisers van de betrokken vennootschappen, alsmede de regels voor het waarborgen van de verstrekking van de nodige informatie aan de werknemers van de betrokken vennootschappen en aan overheidsinstanties, zoals belastinginstanties die de fusie of splitsing controleren in overeenstemming met het bestaande Gemeenschapsrecht.

(8)

De verplichting tussentijdse cijfers op te stellen behoeft niet te worden opgelegd in gevallen waarin een uitgevende instelling waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, halfjaarlijkse financiële verslagen bekendmaakt in overeenstemming met Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (8).

(9)

Het is vaak niet nodig dat een verslag van onafhankelijke deskundigen als bedoeld in Richtlijn 77/91/EEG wordt opgemaakt wanneer een verslag van onafhankelijke deskundigen moet worden opgesteld ter bescherming van de belangen van aandeelhouders of schuldeisers in het kader van de fusie of de splitsing. De lidstaten dienen in dergelijke gevallen derhalve over de mogelijkheid te beschikken vennootschappen te ontslaan van de verslaggevingsverplichting uit hoofde van Richtlijn 77/91/EEG of toe te staan dat beide verslagen door dezelfde deskundige worden opgesteld.

(10)

Fusies van moederondernemingen en hun dochterondernemingen hebben beperkte economische gevolgen voor aandeelhouders en schuldeisers indien het stemrecht van de moederonderneming 90 % of meer omvat van de aandelen en andere effecten van de dochteronderneming waaraan stemrecht is verbonden. Hetzelfde geldt voor sommige splitsingen, met name wanneer vennootschappen worden gesplitst in nieuwe vennootschappen die eigendom zijn van de aandeelhouders in een verhouding die evenredig is met hun rechten in de gesplitste vennootschap. Daarom dienen in dergelijke gevallen de uit de Richtlijnen 78/855/EEG en 82/891/EEG voortvloeiende verslaggevingsverplichtingen te worden verlicht.

(11)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vermindering van de administratieve lasten die met name voortvloeien uit openbaarmakings- en documentatieverplichtingen van naamloze vennootschappen binnen de Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(12)

De Richtlijnen 77/91/EEG, 78/855/EEG, 82/891/EEG en 2005/56/EG dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(13)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (9) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Richtlijn 77/91/EEG

Richtlijn 77/91/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 1, komt het veertiende streepje als volgt te luiden:

„—

in Finland: julkinen osakeyhtiö/publikt aktiebolag.”.

2)

In artikel 10 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   De lidstaten kunnen besluiten dit artikel niet op de oprichting van een nieuwe vennootschap via fusie of splitsing toe te passen wanneer een verslag door een onafhankelijke deskundige over het splitsings- of fusievoorstel is opgesteld.

Wanneer de lidstaten besluiten dit artikel in de in de eerste alinea bedoelde gevallen toe te passen, kunnen zij toestaan dat het rapport uit hoofde van dit artikel en het verslag van de onafhankelijke deskundige over het splitsings- of fusievoorstel door dezelfde deskundige of deskundigen worden opgesteld.”.

3)

Artikel 27, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   De lidstaten kunnen besluiten lid 2 niet toe te passen bij een verhoging van het geplaatste kapitaal die geschiedt met het oog op een fusie, een splitsing of een openbaar bod tot koop of ruil van aandelen als vergoeding voor respectievelijk de aandeelhouders van een overgenomen vennootschap, de aandeelhouders van een gesplitste vennootschap of de houders van aandelen van een vennootschap waarop een openbaar bod is uitgebracht.

In geval van een fusie of een splitsing passen de lidstaten alinea 1 echter alleen toe wanneer een verslag door een onafhankelijke deskundige over het splitsings- of fusievoorstel is opgesteld.

Wanneer de lidstaten besluiten lid 2 toe te passen in geval van een fusie of splitsing, kunnen zij toestaan dat het rapport uit hoofde van dit artikel en het verslag van de onafhankelijke deskundige over het splitsings- of fusievoorstel door dezelfde deskundige of deskundigen worden opgesteld.”.

Artikel 2

Wijzigingen in Richtlijn 78/855/EEG

Richtlijn 78/855/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 1, wordt het veertiende streepje vervangen door:

„—

in Finland: julkinen osakeyhtiö/publikt aktiebolag.”.

2)

In artikel 6 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

„Elke vennootschap die de fusie aangaat is van de in artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG neergelegde openbaarmakingsverplichting vrijgesteld indien zij gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het voorstel voor een fusie moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, het voorstel voor deze fusie op haar website gratis openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.

In afwijking van de tweede alinea, mogen de lidstaten verlangen dat de openbaarmaking geschiedt via het in artikel 3, lid 4, van Richtlijn 68/151/EEG, bedoelde centrale elektronische platform. Bij wijze van alternatief mogen de lidstaten verlangen dat die openbaarmaking geschiedt op een andere website die zij daartoe hebben aangewezen. Indien de lidstaten gebruikmaken van een van deze mogelijkheden zien zij erop toe dat er voor de vennootschappen geen specifieke kosten zijn verbonden aan deze openbaarmaking.

Indien een andere website wordt gebruikt dan het centrale elektronische platform, wordt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering een verwijzing die toegang biedt tot die website opgenomen op het centrale elektronische platform. De verwijzing bevat de datum van de openbaarmaking van het fusievoorstel op de website en is kosteloos toegankelijk voor het publiek. Voor de vennootschappen zijn geen specifieke kosten verbonden aan deze openbaarmaking.

Het in derde en vierde alinea neergelegde verbod om de vennootschappen specifieke kosten in rekening te brengen laat onverlet dat de lidstaten kosten met betrekking tot het centrale elektronische platform kunnen doorberekenen aan vennootschappen.

De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website of, in het voorkomende geval, het centrale elektronische platform of de andere door de betrokken lidstaat aangewezen website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website of het centrale elektronische platform om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.”.

3)

In artikel 8 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.”.

4)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

1.   De bestuurs- of leidinggevende organen van elke vennootschap die de fusie aangaat, stellen een uitgewerkt schriftelijk verslag op waarin het fusievoorstel, en met name de ruilverhouding van de aandelen, uit juridisch en economisch oogpunt worden toegelicht en verantwoord.

In het verslag worden bovendien de bijzondere moeilijkheden vermeld die zich eventueel bij de waardering hebben voorgedaan.

2.   De bestuurs- of leidinggevende organen van elke vennootschap die de fusie aangaat, lichten de algemene vergadering van hun vennootschap in, alsook de bestuurs- of leidinggevende organen van de overige betrokken vennootschappen opdat deze laatste hun respectieve algemene vergaderingen op de hoogte kunnen stellen van iedere belangrijke wijziging die zich in de activa en de passiva van het vermogen heeft voorgedaan tussen de datum van opstelling van het fusievoorstel en de datum van de algemene vergaderingen die zich over het fusievoorstel moeten uitspreken.

3.   Lidstaten mogen bepalen dat het in lid 1 bedoelde verslag en/of de in lid 2 bedoelde inlichtingen niet vereist zijn indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen, hiermee hebben ingestemd.”.

5)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten c) en d) worden vervangen door:

„c)

in voorkomend geval, indien de laatste jaarrekening betrekking heeft op een boekjaar dat meer dan zes maanden voor de datum van het fusievoorstel is afgesloten: tussentijdse cijfers omtrent de stand van het vermogen op ten vroegste de eerste dag van de derde maand die aan die datum voorafgaat;;

d)

in voorkomend geval, de in artikel 9 bedoelde verslagen van de bestuurs- of leidinggevende organen van de vennootschappen die de fusie aangaan;”;

ii)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), zijn geen tussentijdse cijfers vereist indien de vennootschap een halfjaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2004/109/EG bekendmaakt, en dit conform dit lid aan de aandeelhouders beschikbaar stelt. Bovendien kunnen lidstaten bepalen dat geen tussentijdse cijfers vereist zijn indien alle aandeelhouders en houders van andere effecten waaraan stemrecht is verbonden van alle vennootschappen die aan de fusie deelnemen hiermee hebben ingestemd.”;

b)

in lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer een aandeelhouder ermee heeft ingestemd dat de vennootschap inlichtingen langs elektronische weg verstrekt, mogen deze afschriften per elektronische post worden toegezonden.”;

c)

het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

„4.   Een vennootschap is vrijgesteld van het vereiste dat zij de in lid 1 bedoelde bescheiden ten kantore beschikbaar stelt indien zij deze gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste één maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het fusievoorstel moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, op haar website openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.

Lid 3 is niet van toepassing indien de website aandeelhouders gedurende de gehele in de eerste alinea van dit lid bedoelde periode de mogelijkheid biedt de in lid 1 bedoelde bescheiden te downloaden en af te drukken. In dat geval mogen de lidstaten evenwel bepalen dat de vennootschap deze documenten ten kantore beschikbaar stelt voor raadpleging door de aandeelhouders.

De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.”.

6)

Artikel 13, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Daartoe bepalen de wetgevingen van de lidstaten ten minste dat deze schuldeisers recht hebben op passende waarborgen wanneer de financiële toestand van de vennootschappen die de fusie aangaan, deze bescherming nodig maakt en deze schuldeisers niet reeds over dergelijke waarborgen beschikken.

De lidstaten stellen de voorwaarden vast voor de in lid 1 en in de eerste alinea van dit lid bedoelde bescherming. De lidstaten dragen er in elk geval zorg voor dat de bovenbedoelde schuldeisers zich tot de bevoegde administratieve of gerechtelijke instantie kunnen wenden om adequate waarborgen te verkrijgen, mits zij op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat de voldoening van hun vorderingen als gevolg van de fusie in het gedrang is, en dat van de vennootschap geen adequate waarborgen zijn verkregen.”.

7)

Artikel 23, lid 4, wordt geschrapt.

8)

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tweede zin wordt vervangen door:

„Hoofdstuk II is op deze rechtshandeling van toepassing.”;

b)

de volgende zin wordt toegevoegd:

„De lidstaten mogen de verplichtingen van artikel 5, lid 2, onder b), c) en d), de artikelen 9 en 10, artikel 11, lid 1, onder d) en e), artikel 19, lid 1, onder b), en de artikelen 20 en 21, echter niet opleggen.”.

9)

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de aanhef wordt vervangen door:

„De lidstaten passen artikel 7 niet toe op de in artikel 24 omschreven rechtshandelingen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:”;

b)

in punt b) wordt de tweede zin geschrapt;

c)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.”.

10)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de aanhef wordt vervangen door:

„In geval van fusie door overneming door een andere vennootschap die niet alle, maar ten minste 90 % bezit van de aandelen van elke overgenomen vennootschap en van de andere effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden, stellen de lidstaten de goedkeuring van de fusie door de algemene vergadering van de overnemende vennootschap niet verplicht indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:”;

b)

punt b) wordt vervangen door:

„b)

iedere aandeelhouder van de overnemende vennootschap heeft het recht ten minste een maand voor de onder a) genoemde datum ten kantore van deze vennootschap kennis te nemen van de in artikel 11, lid 1, onder a), b) en, in voorkomend geval, onder c), d) en e), genoemde bescheiden.”;

c)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 11, leden 2, 3 en 4, van toepassing.”.

11)

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de aanhef wordt vervangen door:

„In geval van een fusie als bedoeld in artikel 27 mogen de lidstaten de verplichtingen van de artikelen 9, 10 en 11 niet opleggen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:”;

b)

in punt c) worden de volgende woorden toegevoegd:

„of door een administratieve instantie die daartoe is aangewezen door de lidstaat”;

c)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„Een lidstaat hoeft het eerste lid niet toe te passen als de wetgeving van die lidstaat de overnemende vennootschap toestaat, zonder voorafgaand openbaar overnamebod, alle houders van effecten van de over te nemen vennootschap of vennootschappen ertoe te verplichten die effecten voor de fusie te verkopen tegen een billijke prijs.”.

Artikel 3

Wijzigingen in Richtlijn 82/891/EEG

Richtlijn 82/891/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 4 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

„Elke bij de splitsing betrokken vennootschap is van de in artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG neergelegde openbaarmakingsverplichting vrijgesteld indien zij gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het splitsingsvoorstel moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, het splitsingsvoorstel op haar website gratis openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.

In afwijking van de tweede alinea, mogen de lidstaten verlangen dat die openbaarmaking geschiedt via het in artikel 3, lid 4, van Richtlijn 68/151/EEG, bedoelde centrale elektronische platform. Bij wijze van alternatief mogen de lidstaten verlangen dat die openbaarmaking geschiedt op een andere website die zij daartoe hebben aangewezen. Indien de lidstaten gebruikmaken van een van deze mogelijkheden zien zij erop toe dat er voor de vennootschappen geen specifieke kosten zijn verbonden aan deze openbaarmaking.

Indien een andere website wordt gebruikt dan het centrale elektronische platform, wordt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering een verwijzing die toegang biedt tot die website opgenomen op het centrale elektronische platform. De verwijzing bevat de datum van de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel op de website en is kosteloos toegankelijk voor het publiek. Voor de vennootschappen zijn geen specifieke kosten verbonden aan deze openbaarmaking.

Het in de derde en vierde alinea neergelegde verbod om de vennootschappen specifieke kosten in rekening te brengen laat onverlet dat de lidstaten kosten met betrekking tot het centrale elektronische platform kunnen doorberekenen aan vennootschappen.

De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website of, in voorkomend geval, het centrale elektronische platform of de andere door de betrokken lidstaat aangewezen website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website of het centrale elektronische platform om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.”.

2)

In artikel 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), is artikel 9, leden 2, 3 en 4, van toepassing.”.

3)

Artikel 7, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door:

„In voorkomend geval wordt hierin ook melding gemaakt van de opstelling van het rapport inzake het toezicht op de inbreng anders dan in geld overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Richtlijn 77/91/EEG voor de verkrijgende vennootschappen, alsmede van het register waarbij dit rapport moet worden neergelegd.”.

4)

Artikel 8, lid 3, wordt geschrapt.

5)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten c) en d) worden vervangen door:

„c)

in voorkomend geval, indien de laatste jaarrekening betrekking heeft op een boekjaar dat meer dan zes maanden voor de datum van het fusievoorstel is afgesloten: tussentijdse cijfers omtrent de stand van het vermogen op ten vroegste de eerste dag van de derde maand die aan die datum voorafgaat;;

d)

in voorkomend geval, de in artikel 7, lid 1, bedoelde verslagen van de bestuurs- of leidinggevende organen van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen;”;

ii)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), zijn geen tussentijdse cijfers vereist indien de vennootschap een halfjaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2004/109/EG bekendmaakt, en dit conform dit lid aan de aandeelhouders beschikbaar stelt.”;

b)

in lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer een aandeelhouder ermee heeft ingestemd dat de vennootschap inlichtingen langs elektronische weg verstrekt, mogen deze afschriften per elektronische post worden toegezonden.”;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„4.   Een vennootschap is vrijgesteld van het vereiste dat zij de in lid 1 bedoelde bescheiden ten kantore beschikbaar stelt indien zij deze gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste één maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het splitsingsvoorstel moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, op haar website openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen, alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.

Lid 3 is niet van toepassing indien de website aandeelhouders gedurende de gehele in de eerste alinea van dit lid bedoelde periode de mogelijkheid biedt de in lid 1 bedoelde bescheiden te downloaden en af te drukken. In dat geval mogen de lidstaten bepalen dat de vennootschap deze documenten ten kantore beschikbaar stelt voor raadpleging door de aandeelhouders.

De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.”.

6)

Artikel 12, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Daartoe bepalen de wetgevingen van de lidstaten ten minste dat deze schuldeisers recht hebben op passende waarborgen wanneer de financiële toestand van de gesplitste vennootschap en van de vennootschappen waarop de verbintenis overgaat overeenkomstig het splitsingsvoorstel, deze bescherming nodig maakt en deze schuldeisers niet reeds over dergelijke waarborgen beschikken.

De lidstaten stellen de voorwaarden vast voor de in lid 1 en in de eerste alinea van dit lid bedoelde bescherming. De lidstaten dragen er in elk geval zorg voor dat de bovenbedoelde schuldeisers zich tot de bevoegde administratieve of gerechtelijke instantie kunnen wenden om adequate waarborgen te verkrijgen, mits zij op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat de voldoening van hun vorderingen als gevolg van de splitsing in het gedrang is, en dat van de vennootschap geen adequate waarborgen zijn verkregen.”.

7)

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de aanhef wordt vervangen door:

„Onverminderd artikel 6 mogen de lidstaten niet verlangen dat de splitsing door de algemene vergadering van de gesplitste vennootschap wordt goedgekeurd indien de verkrijgende vennootschappen in het bezit zijn van alle aandelen van de gesplitste vennootschap en alle andere effecten waaraan stemrechten in de algemene vergadering van de gesplitste vennootschap verbonden zijn en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:”;

b)

in punt b) wordt de tweede zin geschrapt;

c)

punt c) wordt geschrapt;

d)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), zijn artikel 9, leden 2, 3 en 4, en artikel 10 van toepassing.”.

8)

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt geschrapt;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De lidstaten mogen de verplichtingen van de artikelen 7 en 8 en artikel 9, lid 1, onder c), d) en e), niet opleggen wanneer de aandelen van elk van de nieuwe vennootschappen worden uitgegeven aan de aandeelhouders van de gesplitste vennootschap evenredig aan hun rechten in het kapitaal van deze vennootschap.”.

Artikel 4

Wijzigingen in Richtlijn 2005/56/EG

Richtlijn 2005/56/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende alinea’s worden toegevoegd aan artikel 6, lid 1:

„Elke vennootschap die de fusie aangaat is vrijgesteld van de in artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG neergelegde openbaarmakingsverplichting indien zij gedurende een ononderbroken periode, die aanvangt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering waarop het besluit over het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet worden genomen en die niet eerder eindigt dan de sluiting van die vergadering, het gemeenschappelijk voorstel voor deze fusie op haar website gratis openbaar maakt. De lidstaten mogen geen verplichtingen verbinden aan of beperkingen stellen aan deze vrijstelling, behalve om de veiligheid van de website en de authenticiteit van de documenten te waarborgen en alleen voor zover zij proportioneel zijn met de te verwezenlijken doelstellingen.

In afwijking van de tweede alinea, mogen de lidstaten verlangen dat openbaarmaking geschiedt via het in artikel 3, lid 4, van Richtlijn 68/151/EEG, bedoelde centrale elektronische platform. Bij wijze van alternatief mogen de lidstaten verlangen dat die openbaarmaking geschiedt op een andere website die zij daartoe hebben aangewezen. Indien de lidstaten gebruikmaken van een van deze mogelijkheden zien zij erop toe dat er voor de vennootschappen geen specifieke kosten zijn verbonden aan deze openbaarmaking.

Indien een andere website wordt gebruikt dan het centrale elektronische platform, wordt ten minste een maand vóór de dag van de algemene vergadering een verwijzing die toegang biedt tot die website opgenomen op het centrale elektronische platform. Die verwijzing bevat de datum van de openbaarmaking van het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie op de website en is kosteloos toegankelijk voor het publiek. Voor de vennootschappen zijn geen specifieke kosten verbonden aan deze openbaarmaking.

Het in de derde en vierde alinea neergelegde verbod om de vennootschappen specifieke kosten in rekening te brengen laat onverlet dat de lidstaten kosten met betrekking tot het centrale elektronische platform kunnen doorberekenen aan vennootschappen.

De lidstaten mogen van vennootschappen verlangen dat zij de informatie gedurende een specifieke periode na de algemene vergadering op hun website of, in voorkomende geval, het centrale elektronische platform of de andere door de betrokken lidstaat aangewezen website laten staan. De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen voor het geval dat de toegang tot de website of het centrale elektronische platform om technische of andere redenen tijdelijk onderbroken is.”.

2)

Artikel 15, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Wanneer een grensoverschrijdende fusie via overneming wordt verwezenlijkt door een vennootschap die niet alle maar ten minste 90 % bezit van alle aandelen en andere effecten waaraan stemrecht in de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap of vennootschappen is verbonden, worden de verslagen van één of meer onafhankelijke deskundigen en de voor het toezicht vereiste bescheiden alleen verlangd voor zover deze verlangd worden bij het nationale recht dat van toepassing is op de overnemende vennootschap of de overgenomen vennootschap of vennootschappen in overeenstemming met Richtlijn 78/855/EEG.”.

Artikel 5

Herziening

Vijf jaar na de in artikel 6, lid 1, bepaalde datum evalueert de Commissie de werking van de bepalingen van de Richtlijnen 77/91/EEG, 78/855/EEG en 2005/56/EG die bij deze richtlijn zijn gewijzigd of toegevoegd, en met name de gevolgen ervan voor de vermindering van de administratieve lasten voor ondernemingen, in het licht van de ervaring die tijdens de toepassing ervan is opgedaan, en legt zij een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad eventueel vergezeld van voorstellen voor de verdere wijziging van deze richtlijnen.

Artikel 6

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 8

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 september 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  Advies uitgebracht op 25 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van het Europees Parlement van 22 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juli 2009.

(3)  PB L 26 van 31.1.1977, blz. 1.

(4)  PB L 295 van 20.10.1978, blz. 36.

(5)  PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8.

(6)  PB L 310 van 25.11.2005, blz. 1.

(7)  PB L 378 van 31.12.1982, blz. 47.

(8)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.

(9)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

2.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 259/22


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 2 juli 2008

betreffende steunmaatregel C 11/2007 die Italië heeft toegekend ten gunste van Ottana Energia Srl

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3117)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/730/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en rekening houdende met deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Op 23 februari 2006 hebben de Italiaanse autoriteiten bij de Commissie reddingssteun voor Ottana Energia Srl (hierna „Ottana Energia”) aangemeld, die op 29 december 2005, dat wil zeggen vóór de aanmelding, was verleend.

(2)

Op 14 juli 2006 hebben de Italiaanse autoriteiten een herstructureringsplan aangemeld dat automatisch zou leiden tot een verlenging van de herstructureringssteun in de zin van punt 26 van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden („de richtsnoeren”) (2).

(3)

Op 6 december 2006 gaf de Commissie in Besluit C(2006) 5829 („het reddingsbesluit”) aan dat zij geen bezwaar had tegen de reddingssteun. Omdat het reddingsplan evenwel niet voor het doel geschikt leek te zijn, was de Commissie van mening dat een verlenging van de reddingssteun niet gerechtvaardigd was en zij stelde dat de steun op 8 januari 2007 beëindigd diende te worden.

(4)

Aangezien de reddingssteun niet werd stopgezet, diende de Commissie op grond van punt 27 van de richtsnoeren maatregelen te nemen betreffende de onwettige reddingssteun. Bij brief van 4 april 2007 stelde zij Italië ervan in kennis dat zij besloten had de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden in dit verband. Zij formuleerde ook twijfels over de verenigbaarheid van de herstructureringssteun.

(5)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de steun te maken. Zij ontving geen opmerkingen van belanghebbenden.

(6)

Italië heeft opmerkingen ingediend bij brief van 22 mei 2007. Bij brieven van 11 juli 2007, 17 oktober 2007 en 20 december 2007 werd om aanvullende inlichtingen verzocht; deze werden op 31 augustus 2007, 12 november 2007 en 13 maart 2008 respectievelijk verstrekt. Daarnaast vond op 7 december 2007 een bijeenkomst plaats tussen de diensten van de Commissie en de Italiaanse autoriteiten. Bovendien werden verschillende e-mails uitgewisseld; de meest recente antwoorden werden door Italië verstrekt op 14 mei en 28 mei 2008.

II.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN

1.   De begunstigde

(7)

Ottana Energia is een lokaal openbaar nutsbedrijf dat gevestigd is in de provincie Nuoro, in Sardinië (4). De onderneming is in handen van PC Holding, een houdstermaatschappij voor Ottana Energia die behoort aan een natuurlijk persoon en geen andere activiteiten van betekenis ontplooit.

(8)

Ottana Energia heeft ongeveer 115 werknemers en in het reddingsbesluit werd bepaald dat de onderneming als een kleine of middelgrote onderneming kan worden beschouwd (5). Aangezien er meer dan 50 werknemers zijn, is zij evenwel geen kleine onderneming.

(9)

Ottana Energia exploiteert een thermo-elektrische centrale die gebouwd werd om te voldoen aan de elektrische en thermische behoeften van het industrieterrein van Ottana. Zij is derhalve actief in het opwekken van stroom en voorziet in stoom onder druk, water, stikstof en perslucht. De centrale omvat voornamelijk twee identieke boilers voor de productie van stoom met hoge temperatuur en twee turbines voor de opwekking van elektrische energie en processtroom op twee verschillende drukniveaus.

(10)

Op de elektriciteitsmarkt was Ottana Energia actief op de Borsa Elettrica, met de verkoop in het MGP-segment (day-aheadmarkt), voornamelijk in de piekuren. Zij heeft een capaciteit van 140 MW, waarvan zij gemiddeld ongeveer 30 MW verkocht. Volgens de Commissie beloopt het marktaandeel van Ottana Energia 5 % in termen van capaciteit en 4 % in termen van productie op de Sardijnse elektriciteitsmarkt.

(11)

In 2005 had Ottana Energia financiële moeilijkheden, voornamelijk als gevolg van een gebrek aan middelen om te betalen voor brandstof. De brandstofprijs steeg inderdaad van 140 EUR/ton in 2004 naar 279 EUR/ton in de eerste helft van 2006. De stijgende olieprijzen vertegenwoordigden tot 85 % van de kosten van de onderneming. Derhalve zou naar schatting voor de eerste helft van 2006 ongeveer 5 miljoen EUR nodig zijn om de onderneming gaande te houden.

2.   De maatregel

(12)

Op 29 december 2005 ontving Ottana Energia een garantie voor een lening van 5 miljoen EUR van het Ministerie van Economische Ontwikkeling. In augustus 2006 heeft het ministerie deze garantie verlengd, in de vorm van herstructureringssteun, voor een lening op basis van een herstructureringsplan.

(13)

De Italiaanse autoriteiten gaven terzelfder tijd aan dat de lening terugbetaald zou worden over een periode van vijf jaar (2009-2014) a rato van 1 miljoen EUR per jaar.

3.   Het herstructureringsplan

(14)

De eerste versie van het huidige herstructureringsplan dateert van juni 2006. In augustus van dat jaar werd het plan goedgekeurd door een comité van het Ministerie van Economische Ontwikkeling, onder voorbehoud van een definitieve goedkeuring door de Commissie. Vervolgens werd het ter goedkeuring voorgelegd aan de Sardijnse regionale autoriteiten en de vakbonden. Het werd goedgekeurd op 9 januari 2007. De goedkeuring omvat een verbintenis van de regionale autoriteiten om zo vlug mogelijk de noodzakelijke erkenningen voor „fase 2” te verlenen.

(15)

Het plan is gebaseerd op een haalbaarheidsstudie die werd uitgevoerd door Electrowatt-Eccono-Poyry, een bekend consultantbedrijf, dat verschillende opties voor capaciteitsverhoging onderzocht heeft. Intussen werd deze aangevuld met een marktstudie.

(16)

Volgens het plan ligt de belangrijkste reden voor de crisis in de afhankelijkheid van de onderneming van stookolie en het gebrek aan mogelijkheden om de prijsstijgingen van stookolie door te rekenen in de elektriciteitsprijs. De elektriciteitsreserve in Sardinië wordt immers gevormd door kolengestookte centrales waarvan de kosten lager zijn dan die voor olie. Daarom beoogt Ottana Energia de directe kosten te verminderen, met name de kosten die verbonden zijn met brandstof en aanverwante transportkosten. De onderneming heeft een conversieplan voor de elektrische centrale opgesteld.

(17)

Te dien einde hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie een toekomstig ontwikkelingskader voor de onderneming voorgelegd waarin sprake is van twee belangrijkste herstructureringsfases, waarbij een derde fase facultatief blijft en waarvoor geen staatssteun noch enig andere financiering zoals opgenomen in het herstructureringsplan nodig zal zijn. De Commissie gaat er derhalve van uit dat de herstructurering toegespitst zal zijn op de eerste en tweede fase en dat de herstructureringsperiode afloopt in 2014 wanneer de steun terugbetaald zal zijn.

(18)

Fase 1, die thans aan de gang is, behelst de aanpassing van een boiler van de centrale voor het gebruik van vloeibare kolenbrandstof, terwijl de andere blijft werken op stookolie. Daarnaast werd een systeem ontwikkeld voor de automatische controle van elektrische ladingen om te kunnen werken op de markt van de secundaireregelingsdiensten. Tevens is de installatie van een modern systeem voor omgekeerde osmose gepland.

(19)

Wat de voorziening met elektriciteit en warmte betreft, heeft Ottana Energia gepoogd zijn productie om te vormen naar diensten met een hogere toegevoegde waarde. Wat stroomopwekking betreft, is de onderneming ook overgeschakeld van elektriciteitsproductie op de day-aheadmarkt (6) naar de balanceringsmarkt (7), waar de verhandelde goederen diensten zijn die de elektrische centrale van Ottana Energia verleent aan de nationale transmissienetwerkbeheerder om de frequentie en het voltage van het netwerk zelf te controleren. De balanceringsmarkt is normaal gezien rendabeler voor stroomproducenten omdat deze markt zeer geconcentreerd is en de leveringscontracten van lange duur zijn.

(20)

Fase 2 betreft de conversie van stookolie naar plantaardige olie in de tweede generator. Op deze wijze wordt gezorgd voor een verlaagde emissie, die dan gebruikt kan worden om „groene certificaten” te kopen en te verkopen. Dit lijkt onontbeerlijk te zijn voor het welslagen van het plan in die zin dat de in vergelijking met fossiele brandstoffen hogere prijzen van biobrandstoffen gecompenseerd worden, hetgeen tenminste op dit moment niet kan gebeuren door een terugbetaling van de accijnzen aangezien hiervoor geen goedkeuring werd verkregen. De technische herstructurering betreft de installatie van nieuwe uitrusting in de centrale waarmee elektriciteit kan worden opgewekt uit plantaardige olie.

(21)

Om de in fase 2 geplande investeringen te verrichten heeft Ottana Energia begin 2007, samen met Azienda-Energetica S.p.A. Etschwerke AG (AE-EW) uit Bolzano — een leidende operator op de energiemarkt in Zuid-Tirol —, een gemeenschappelijke onderneming onder de naam Biopower Sardegna Srl opgericht. Het eigen vermogen daarvan bestaat uit 14,5 miljoen EUR, waarvan 8,5 miljoen EUR in contanten en 6 miljoen EUR in door Ottana Energia geleverde infrastructuur en installaties. De 8,5 miljoen EUR zijn samengesteld uit 1,4 miljoen EUR van PC Holding en een 7,1 miljoen EUR belopende overdracht van contanten van AE-EW. PC Holding zal dus voor 51 % zeggenschap hebben over Biopower door middel van zijn directe belang van 10 % en het belang van 41 % van Ottana Energia. Het eigen vermogen komt overeen met 25 % van het projecttotaal, overeenkomstig het verzoek van de financiële instelling.

(22)

De overeenkomst met de Sardijnse regionale autoriteiten en de vakbonden voorziet ook in een verlies van 45 banen. Er wordt ook een brugpensioneringsregeling ingesteld.

(23)

Alles tezamen zijn de herstructureringskosten voor fase 1 en fase 2 als volgt:

Tabel 1

Overzicht van de herstructureringskosten

(EUR)

Herstructureringsmaatregel

Geraamde kosten

Financiering

Modernisering van de centrale

900 000

Eigen financiering

Ontslagpremies

1 000 000

Eigen financiering

Fase 1: gebruik van vloeibare kolenbrandstof

1 090 000

Eigen financiering

Fase 2: motoren op plantaardige olie

42 300 000

25 % eigen vermogen, waarvan:

51 % Ottana Energia/PC Holding

49 % AE-EW

75 % bankfinanciering

(24)

Italië gaf aan dat de eigen financiering in fase 1 betrekking heeft op financiering uit de kasstromen van de onderneming tussen 2006 en 2008. Fase 2 wordt gefinancierd door aandelenvermogen van de nieuwe aandeelhouder en door een banklening die gezekerd wordt door garanties van AE-EW en hypotheken op de machines.

(25)

Italië geeft aan dat fase 2 gekenmerkt zal worden door een zeer hoog intern rendement (25 %) en een aanzienlijke netto huidige waarde. Wat de vooruitzichten op levensvatbaarheid betreft, hebben de Italiaanse autoriteiten bovendien hun financiële vooruitzichten geactualiseerd. Zij legden uit dat, hoewel de commerciële prognoses van fase 2 tot 2020 lopen, de onderneming vanaf 2010 een positieve operationele marge zou moeten hebben en winst zou moeten maken. Ook zou Ottana vanaf 2010 naar verwachting gemiddeld een rendement op het eigen vermogen van 2 % hebben en vanaf 2011 van 3 % hetgeen volgens Italië gelijk is of hoger is dan het rendement van de concurrenten, dat ongeveer 2 % zou bedragen.

(26)

Fase 3 zou het gebruik van aardgas omvatten dat in de toekomst via de zogenaamde GASLI-pijplijn van Algerije via Sardinië naar Italië vervoerd zou worden (de voltooiing daarvan wordt niet verwacht vóór 2009). Aangezien het bouwplan nog niet is vastgesteld, is deze fase hypothetisch. Dat geldt ook voor de financiering van dit project, waarvoor naar schatting ongeveer 250 miljoen EUR nodig is. Na voltooiing van deze fase is Ottana Energia voornemens de bestaande stookolieturbines en boilers te vervangen door een nieuwe gasgestookte centrale. Plantaardige olie zal evenwel tenminste tijdens de twaalfjarige periode van het groene certificaat gebruikt blijven worden, d.w.z. tot eind 2021, indien deze periode start vóór het einde van 2008.

III.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(27)

In het besluit tot inleiding van de procedure merkte de Commissie op dat de reddingssteun niet beëindigd was. Zij besloot derhalve dat de steun onrechtmatig in stand werd gehouden en zag zich daarom verplicht de procedure van punt 27 van de richtsnoeren (8) in te leiden.

(28)

Volgens de Commissie was het niet duidelijk op welke wijze de onwettige verlenging van de reddingssteun verenigbare herstructureringssteun zou kunnen vormen aangezien in het herstructureringsplan de fundamentele elementen ontbraken die aangaven op welke wijze de onderneming de levensvatbaarheid op lange termijn zou herstellen. Zij meende in het bijzonder dat er geen concrete informatie was verstrekt op basis waarvan de herstructureringsstrategie werd verduidelijkt en waarmee geloofwaardige prognoses van de toekomstige resultaten van de onderneming werden aangeduid en het bestaan van een aanzienlijke eigen bijdrage en compenserende maatregelen werd aangetoond. De Commissie gelaste derhalve Italië de eerder door haar gestelde vragen te beantwoorden.

(29)

De Commissie vroeg zich daarenboven af of de verlenging van de reddingssteun met twaalf jaar, zoals oorspronkelijk was gepland, noodzakelijk was. Dit deed er twijfels over rijzen of de steun beperkt was tot het strikt noodzakelijke minimum. Daarenboven leek de informatie over de eigen bijdrage onvoldoende aangezien uit het plan en de door Italië gegeven toelichting alleen bleek dat de onderneming met eigen middelen en externe steun van een nieuwe aandeelhouder zou bijdragen aan de herstructurering, zonder in detail aan te geven hoe deze eigen middelen gegenereerd zouden worden.

(30)

Ten slotte kon de Commissie geen voldoende compenserende maatregelen ontdekken aangezien dergelijke maatregelen niet waren opgenomen in het herstructureringsplan.

IV.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

(31)

Italië verstrekte in de ingezonden stukken meer informatie over het herstructureringsplan. In het bijzonder overlegde het:

een haalbaarheidsstudie ter ondersteuning van de keuze voor de huidige strategie;

een marktstudie waaruit bleek dat er geen sprake is van overcapaciteit op de energiemarkt in Sardinië;

informatie over de uitvoering van de fases 1 en 2, zoals aangegeven in overweging 17;

informatie over de verbintenis van een nieuwe aandeelhouder, alsmede over de financiering van fase 2, zoals aangegeven in overwegingen 21 en volgende;

een actualisering van de financiële prognoses voor de onderneming, zoals aangegeven in overweging 25.

(32)

Italië stelde de volgende compenserende maatregelen voor:

[…] (9)

afstoting van de divisies […] tegen eind 2010.

(33)

Wat de eerste kwestie betreft, legde Italië uit dat Ottana Energia de facto veranderd is van referentiemarkt, en derhalve andere concurrenten heeft […]. Deze divisies zijn niet strategisch en zouden derhalve als compenserende maatregel verkocht kunnen worden […].

(34)

Daarnaast verzekerde Italië dat Ottana zich ertoe verbindt niet meer dan 90 MW van de totale voorziene productiecapaciteit van 140 MW te produceren vóór het begin van fase 3, en in ieder geval niet vóór begin 2012.

(35)

Italië garandeerde eveneens dat Ottana Energia tussen 2009 en 2014 jaarlijks 1 miljoen EUR zal terugbetalen en geen verdere steun zal ontvangen alvorens de 5 miljoen EUR volledig is terugbetaald.

V.   BEOORDELING

1.   De vraag of er sprake is van steun

(36)

Zoals aangegeven in het besluit van 6 december vormt de maatregel staatssteun overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag aangezien hij de concurrentie verstoort of dreigt te verstoren (10) door Ottana Energia te begunstigen en, op die wijze beïnvloedt hij de handel tussen lidstaten (zie overwegingen 12 tot en met 15) aangezien het onwaarschijnlijk is dat Ottana Energia zonder de staatsgarantie dezelfde leningsvoorwaarden op de markt zou hebben verkregen.

2.   Verenigbaarheid van de steun

(37)

Aangezien de steun niet op 8 januari 2007 werd terugbetaald, moet deze vanaf 9 januari 2007 als onwettig worden beschouwd indien hij als reddingssteun wordt gezien (zie overweging 3).

(38)

Dit feit alleen is evenwel niet voldoende om de onverenigbaarheid van de steun vast te stellen; de steun moet eveneens als niet verenigbaar gelden in de zin van artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag. Dat betekent dat de Commissie de verenigbaarheid van de betrokken maatregel moet beoordelen op basis van alle andere relevante gronden (11). Volgens punt 20 van de richtsnoeren zijn deze gronden evenwel beperkt tot de in die richtsnoeren uiteengezette voorwaarden. Bijgevolg kan de onwettige reddingssteun beoordeeld worden als herstructureringssteun.

(39)

De Commissie gaf in haar besluit tot inleiding van de procedure aan dat de steun derhalve moet voldoen aan de voorwaarden van de punten 32 t/m 51 van de richtsnoeren, met name die betreffende de indiening van een herstructureringsplan waardoor de levensvatbaarheid op lange termijn wordt hersteld en die welke vereist dat de steun beperkt moet zijn tot het strikt noodzakelijke minimum en dat ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging voorkomen moet worden. In het besluit tot inleiding van de procedure waren hierover twijfels geformuleerd, maar het onderzoek heeft bevestigd dat aan deze voorwaarden is voldaan.

(40)

Allereerst bevestigde het onderzoek dat Ottana Energia een onderneming in moeilijkheden is. De Commissie heeft in het reddingsbesluit erkend dat Ottana Energia in aanmerking komt voor herstructureringssteun. In datzelfde besluit vroeg zij zich evenwel af of de situatie niet veranderd was aangezien de onderneming leningen had kunnen verkrijgen om haar herstructurering te financieren. Deze twijfels kunnen evenwel weggenomen worden aangezien Italië aangetoond heeft dat de lening niet alleen werd toegekend voor de reddingsperiode maar ook dat Ottana Energia niet over voldoende middelen zou beschikken om de lening terug te betalen tijdens de herstructureringsperiode. Aangezien de onderneming pas in 2008 voldoende inkomsten zou genereren, zouden de banken haar zonder garantie zelfs niet toegestaan hebben de eerste fase ten uitvoer te leggen en zou Ottana Energia het risico van een insolventieprocedure gelopen hebben in de zin van punt 10, onder c), van de richtsnoeren.

(41)

Het onderzoek heeft bovendien bevestigd dat PC Holding, de eigenaar van Ottana Energia, niet in staat was de noodzakelijke middelen te verschaffen om de onderneming door de holding zelf te herstructureren, zodat de toelaatbaarheid van de steun niet wordt betwist op grond van punt 13 van de richtsnoeren.

(42)

De Commissie vroeg zich bij de inleiding van de procedure af of er een herstructureringsplan bestond die de onderneming in staat zou stellen haar levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen.

(43)

Italië heeft intussen meer bijzonderheden over het herstructureringsplan en de ontbrekende elementen kunnen verstrekken om aan te tonen dat dit plan passend is. De Commissie erkent ten eerste dat het herstructureringsplan gebaseerd is op een haalbaarheidsstudie die de keuze van de huidige strategie rechtvaardigt (deze strategie bestond reeds in 2006 maar werd eenvoudigweg niet aan de Commissie meegedeeld). Ten tweede heeft Italië uitgelegd dat fases 1 en 2 complementair zijn en elkaar niet uitsluiten zoals de Commissie oorspronkelijk dacht (alleen fase 3 is facultatief vanaf 2020). Ten derde heeft Italië aangegeven dat de begunstigde een nieuwe aandeelhouder had gevonden om fase 2 mede te financieren, zoals aangegeven in overweging 21. Ten slotte werd vastgesteld dat fase 2 de begunstigde in staat zou stellen de levensvatbaarheid te herstellen en dat de noodzakelijke goedkeuring voor dit project op handen was.

(44)

Op deze basis kan de Commissie thans vaststellen dat er concrete interne maatregelen zijn die de activiteiten van de onderneming kunnen heroriënteren. Ten eerste is er de omschakeling van de zeer dure stookolie naar vloeibare kolenbrandstof. Bovendien heeft de overschakeling van de day-aheadmarkt naar de balanceringsmarkt, voor de levering van elektriciteit, bijgedragen tot de levensvatbaarheid. Deze laatste markt is immers interessanter voor Ottana Energia, die zo minder blootgesteld is aan de volatiliteit van de prijzen en schommelingen in de geleverde hoeveelheden.

(45)

Ten tweede concludeert de Commissie dat ook de nieuwe investeringen in bio-energie rendabel zijn. Zij zouden tot een zeer hoog intern rendement en een aanzienlijke netto huidige waarde leiden (zie overweging 25).

(46)

Alles tezamen heeft Italië aangetoond dat de betrokken onderneming, op basis van betrouwbare prognoses betreffende de levering van elektrische stroom (die altijd onderhevig zijn aan schommelingen) en de inkomsten van de groene certificaten, vanaf 2008 aanzienlijke inkomsten zal genereren. Bovendien werd aangegeven dat Ottana Energia vanaf 2010 een positieve operationele marge zou moeten hebben en winst zou moeten maken. Ook zou vanaf 2010 het rendement op het eigen vermogen tenminste gelijk moeten zijn aan dat van zijn concurrenten (zie overweging 25). Rekening houdend met deze elementen is de Commissie van mening dat Ottana Energia in staat is het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn te verzekeren.

(47)

Aangezien alle noodzakelijke elementen van het herstructureringsplan reeds op 9 januari 2007 aanwezig waren, zij op die datum werden goedgekeurd door de regio en op dat moment — in tegenstelling tot hetgeen werd aangenomen in het besluit tot inleiding van de procedure — passend waren om de levensvatbaarheid van Ottana Energia te herstellen, gaat de Commissie er thans van uit dat het herstructureringsproject de verlenging vormt van de reddingsfase.

(48)

Bovendien heeft een comité van het Ministerie van Economische Ontwikkeling het herstructureringsplan goedgekeurd en voorgesteld de reddingssteunmaatregel te verlengen onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie. Dit voorbehoud komt niet overeen met punt 59 van de richtsnoeren volgens welke herstructureringsplannen voor kmo’s niet door de Commissie behoeven te worden goedgekeurd. De herstructureringssteun kan niet als onverenigbaar worden beschouwd wegens een dergelijke loutere procedurele inconsistentie.

(49)

Bij de inleiding van de procedure vroeg de Commissie zich af of de onderneming een belangrijke bijdrage aan het herstructureringsplan leverde, zoals bepaald is in punt 44 van de richtsnoeren, en of de steun beperkt was tot het noodzakelijke minimum aangezien de steun slechts na twaalf jaar terugbetaald zou worden.

(50)

Italië heeft intussen aangetoond dat er sprake is van een belangrijke eigen bijdrage. Deze betreft evenwel niet de financiering van fase 1, die gefinancierd wordt uit de normale kasstroom, welke geen eigen bijdrage vormt aangezien zij minstens beschouwd moet worden als zijnde mogelijk gemaakt door steunmaatregelen (12). Fase 2 wordt daarentegen volledig gefinancierd door de eigen bijdrage, zij het in de vorm van eigen vermogen dan wel externe financiering die gegarandeerd wordt door de aandeelhouders of de productieactiva (en niet door de staatsgarantie). Aangezien de herstructureringskosten ongeveer 50 miljoen EUR bedragen, waarvan 5 miljoen EUR gefinancierd wordt door de steun en 42,3 miljoen EUR via de eigen bijdrage (zie overweging 23), kan bijgevolg worden gesteld dat Ottana Energia een eigen bijdrage van meer dan 80 % heeft geleverd, hetgeen dus duidelijk hoger is dan de in punt 44 van de richtsnoeren vermelde drempels.

(51)

Tenslotte heeft Ottana Energia de terugbetalingsperiode voor de reddingssteunlening verkort. De steun zal nu terugbetaald worden tussen 2009 en 2014 in tranches van 1 miljoen EUR. Dit lijkt redelijk aangezien de onderneming naar verwachting vanaf 2008 winstgevend zal zijn.

(52)

De Commissie heeft in de loop van haar onderzoek kennis gekregen van verschillende maatregelen die de ongunstige effecten van de steun voor de concurrenten kunnen verzachten.

(53)

De Commissie erkent ten eerste dat de afstoting van de afdelingen […] een compenserende maatregel kan zijn aangezien deze activiteiten, volgens de Italiaanse autoriteiten, winstgevend zijn. De Commissie meent evenwel niet dat een groter beroep doen op […] een compenserende maatregel vormt aangezien deze in ieder geval waarschijnlijk ten goede komt aan de onderneming en derhalve geen offer voor de onderneming betekent.

(54)

De Commissie merkt voorts op dat Ottana Energia zijn capaciteit niet kan verminderen aangezien het slechts over twee boilers beschikt die noodzakelijk zijn om de levensvatbaarheid van de onderneming te herstellen. Derhalve zijn in dit geval alleen maatregelen met het oog op de beperking van de productie mogelijk. De onderneming en Italië hebben zich daadwerkelijk verbonden tot het nemen van dergelijke maatregelen, die derhalve als compenserende maatregelen kunnen worden beschouwd.

(55)

De Commissie concludeerde dat de compenserende maatregelen voldoende zijn om de eventuele negatieve effecten van de steun voor de concurrenten zoveel mogelijk te verzachten, aangezien de begunstigde een veeleer kleine onderneming is en zijn positie op de betrokken Sardijnse elektriciteitsmarkt niet betekenisvol is in vergelijking met die van zijn concurrenten. Bovendien draagt de redding van Ottana Energia bij tot de stabilisering van de concurrentie op de Sardijnse energiemarkt, aangezien Ottana Energia in werkelijkheid de enige andere energieleverancier is naast de dominante spelers Enel en Endessa, die samen meer dan 95 % van de markt in handen hebben. De toetreding van Ottana Energie tot de markt […] zal de concurrentie op deze zeer geconcentreerde markt dus versterken.

(56)

Voorts kan de Commissie de door haar gemaakte opmerking in het besluit tot inleiding van de procedure niet bevestigen, met name dat er overcapaciteit bestaat op de Sardijnse energiemarkt. Hoewel deze overcapaciteit daadwerkelijk bestaat, heeft zij alleen tot doel steeds een bepaalde voorzieningsreserve voor het eiland in stand te houden.

(57)

Tenslotte hecht de Commissie bijzonder veel belang aan de verbintenis om tot 2014 geen verdere investeringssteun te verstrekken voor Ottana Energia. In dit verband merkt de Commissie op dat de Sardijnse elektriciteitsmarkt zal gaan veranderen, met name wegens de bouw van de GASLI-pijplijn en een project betreffende de installatie van een uitzonderlijk krachtige kabel voor de verbinding met het vasteland. De Sardijnse elektriciteitmarkt zal dan meer open zijn voor concurrentie en derhalve meer blootstaan aan verstoringen als gevolg van staatssteun. De verbintenis garandeert dus dat er geen sprake zal zijn van een verstoring van de mededinging in fase 3 omdat de herstructureringssteun vóór fase 3 terugbetaald zal zijn en zij niet vervangen kan worden door andere herstructurerings- of investeringssteun.

(58)

Tenslotte is voldaan aan de voorwaarde van eenmaligheid van steun, zoals bedoeld in de punten 72 en volgende van de richtsnoeren, aangezien Ottana Energia in het verleden nooit reddings- of herstructureringssteun heeft ontvangen. In het bijzonder meent de Commissie thans, aangezien alle noodzakelijke elementen voor het herstructureringsplan reeds op 9 januari 2007 bestonden, dat het herstructureringsproject de voortzetting vormt van de reddingsfase. Het gaat dus om één enkele herstructureringsoperatie die niet valt onder het beginsel van eenmaligheid van steun, overeenkomstig punt 73, onder a), van de richtsnoeren.

(59)

Ottana moet overeenkomstig punt 47 van de richtsnoeren het herstructureringsplan volledig uitvoeren. De Commissie moet in kennis worden gesteld van de voortgang die wordt geboekt bij de uitvoering van bovenvermelde compenserende maatregelen, zoals vermeld in de punten 50 en 51 van de richtsnoeren.

VI.   CONCLUSIE

(60)

Rekening houdend met het bovenstaande, meent de Commissie dat de betrokken steun beschouwd kan worden als herstructureringssteun. Deze steun volgt onmiddellijk op de reddingssteun. Derhalve concludeert de Commissie dat, hoewel Italië op onrechtmatige wijze en in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag uitvoering heeft gegeven aan de herstructureringssteun voor Ottana Energia, de staatssteun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die Italië ten gunste van Ottana Energia Srl ten uitvoer heeft gelegd, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 2004, onder voorbehoud van de in artikel 2 uiteengezette voorwaarden.

Artikel 2

1.   Het herstructureringsplan dient volledig te worden uitgevoerd en alle noodzakelijke maatregelen moeten genomen worden om ervoor te zorgen dat het plan ten uitvoer gelegd wordt.

2.   Italië zorgt ervoor dat de afdelingen […] afgestoten worden […] tegen eind 2010.

3.   Italië zorgt ervoor dat de volgende verbintenissen worden nageleefd:

a)

Ottana Energia Srl zal niet meer dan 90 Mw van de totale voorziene productiecapaciteit van 140 Mw produceren voor de aanvang van fase 3 en, in ieder geval vóór begin 2012.

b)

Ottana Energia Srl zal tussen 2009 en 2014 jaarlijks 1 miljoen EUR terugbetalen en geen andere steun ontvangen alvorens het bedrag van 5 miljoen EUR volledig werd terugbetaald.

4.   Met het oog op de controle van de naleving van de in de eerste, tweede en derde alinea uiteengezette voorwaarden, zal Italië, aan het eind van elk jaar tot in 2014, korte verslagen indienen over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van het herstructureringsplan en de aangegane verbintenissen.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Italië.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 122 van 2.6.2007, blz. 22.

(2)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(3)  PB C 122 van 2.6.2007, blz. 22.

(4)  De centrale werd gebouwd in 1970 en is verschillende malen veranderd van eigenaar, zoals is aangegeven in het besluit tot inleiding van de procedure (zie voetnoot 1).

(5)  Overeenkomstig artikel 2, lid 1, in samenhang met artikel 4, lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(6)  Op de day-aheadmarkt is elektriciteit het verhandelde goed.

(7)  De balanceringsmarkt vereist de levering van een bepaalde hoeveelheid elektriciteit om deze te balanceren op het nationale elektriciteitsnet. De levering geschiedt op verzoek van de nationale transmissienetwerkexploitant op basis van een stroomleveringscontract op lange termijn. De levering van elektriciteit op de day-aheadmarkt is daarentegen onderworpen aan dagelijkse veilingverkopen.

(8)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(9)  Vertrouwelijke informatie.

(10)  De elektriciteitsmarkt werd sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20) gedeeltelijk geliberaliseerd binnen de Gemeenschap, en derhalve is concurrentie tussen elektriciteitsleveranciers mogelijk. Bijgevolg kan de maatregel de positie van Ottana ten opzichte van zijn concurrenten in de Europese Unie verbeteren, hetgeen de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden.

(11)  Dit is vaste praktijk van de Commissie, zie Beschikking 2008/344/EG van de Commissie van 23 oktober 2007 in zaak C 23/2006, Technologie Buczek (PB L 116 van 30.4.2008, blz. 26).

(12)  Richtsnoeren, punt 43. Zie Beschikking 2002/185/EG van de Commissie in zaak C 19/2000, Technische Glaswerke Ilmenau (PB L 62 van 5.3.2002, blz. 30), overweging 106.