ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.228.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 228

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
1 september 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 791/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

3

 

*

Verordening (EG) nr. 793/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten

7

 

 

Verordening (EG) nr. 794/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

12

 

 

Verordening (EG) nr. 795/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 september 2009

14

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/115/EG van de Commissie van 31 augustus 2009 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde methomyl op te nemen als werkzame stof ( 1 )

17

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/626/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 25 februari 2009 inzake steunmaatregel C 2/08 (ex N 572/07) betreffende de wijziging van de maritieme tonnagebelastingsregeling die Ierland voornemens is toe te passen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 688)  ( 1 )

20

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2009/627/EG

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 31 juli 2009 inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën (herschikking) (ECB/2009/20)

25

 

 

OVEREENKOMSTEN

 

 

Raad

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Korea betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten

46

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/1


VERORDENING (EG) Nr. 791/2009 VAN DE COMMISSIE

van 31 augustus 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 september 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 augustus 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

40,3

XS

37,6

ZZ

39,0

0707 00 05

MK

33,2

TR

96,4

ZZ

64,8

0709 90 70

TR

106,5

ZZ

106,5

0805 50 10

AR

104,8

BR

122,7

UY

119,3

ZA

108,5

ZZ

113,8

0806 10 10

EG

155,8

TR

106,4

ZZ

131,1

0808 10 80

AR

114,0

BR

61,1

CL

80,6

CN

67,1

NZ

83,9

ZA

83,3

ZZ

81,7

0808 20 50

AR

145,7

TR

122,4

ZA

88,8

ZZ

119,0

0809 30

TR

133,9

ZZ

133,9

0809 40 05

IL

93,9

ZZ

93,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/3


VERORDENING (EG) Nr. 792/2009 VAN DE COMMISSIE

van 31 augustus 2009

tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad van 30 januari 2006 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (1), en met name op artikel 25,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad van 18 september 2006 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (2), en met name op artikel 14,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (3), en met name op artikel 192, lid 2, juncto artikel 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad van 17 december 2007 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (4), en met name op artikel 15,

Gelet op Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (5), en met name op artikel 142, onder q),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Doordat de Commissie en de lidstaten op grote schaal gebruikmaken van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, met name in hun betrekkingen met de bevoegde nationale autoriteiten die voor de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) verantwoordelijk zijn, hebben zij steeds meer elektronische of gedigitaliseerde documenten in hun bezit.

(2)

De Commissie heeft haar inspanningen opgevoerd om computersystemen te ontwikkelen waarmee documenten en procedures elektronisch kunnen worden beheerd in het kader van haar eigen interne werkprocedures en in haar betrekkingen met de bij het GLB betrokken autoriteiten. Tegelijkertijd hebben de lidstaten op nationaal niveau computersystemen ontwikkeld die beantwoorden aan de behoeften van een gedeeld beheer van het GLB.

(3)

In dit verband en gelet op het feit dat alle betrokkenen een uniform en geharmoniseerd beheer van het GLB moeten garanderen, moet een rechtskader worden ingevoerd en moeten gemeenschappelijke bepalingen worden vastgesteld voor de informatiesystemen die worden opgezet voor de kennisgeving aan de Commissie van de informatie en de documenten die afkomstig zijn van de lidstaten en de door hen in het kader van het GLB aangewezen autoriteiten of instanties.

(4)

Om deze doelstellingen efficiënt te bereiken moet de reikwijdte van dit rechtskader worden vastgesteld, zowel wat betreft de betrokken regelgeving als de betrokken actoren.

(5)

Wat de regelgeving betreft, leggen de Verordeningen (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 1405/2006, (EG) nr. 1234/2007, (EG) nr. 3/2008 en (EG) nr. 73/2009 en de uitvoeringsbepalingen daarvan (hierna „GLB-verordeningen” genoemd) de lidstaten een brede waaier aan verplichtingen op inzake de kennisgeving aan de Commissie van de informatie en de documenten die voor de uitvoering van die verordeningen noodzakelijk zijn. Daarom moet met die verordeningen rekening worden gehouden overeenkomstig de eigen specifieke kenmerken ervan.

(6)

Wat de betrokken actoren betreft, maken de rechten en de verplichtingen die krachtens de GLB-verordeningen voor zowel de Commissie als de lidstaten en hun bevoegde autoriteiten en instanties gelden, het noodzakelijk dat de voor de uitgevoerde acties en maatregelen verantwoordelijke individuen en autoriteiten nauwkeurig worden geïdentificeerd.

(7)

In de GLB-verordeningen is meestal bepaald dat de gegevens elektronisch of via een informatiesysteem moeten worden doorgestuurd, maar is niet noodzakelijk aangegeven welke beginselen daarbij van toepassing zijn. Om coherentie en een goed beheer te garanderen en de procedures voor de gebruikers en de voor de systemen verantwoordelijke autoriteiten te vereenvoudigen, is het derhalve wenselijk gemeenschappelijke beginselen vast te stellen voor alle opgezette informatiesystemen.

(8)

Opdat de documenten als geldig kunnen worden erkend voor de doelstellingen van de Commissie en in de lidstaten, moeten de authenticiteit, de integriteit en de langdurige leesbaarheid van de documenten en de bijbehorende metagegevens kunnen worden gegarandeerd tijdens de hele periode waarin zij moeten worden bewaard.

(9)

Om die garantie te kunnen bieden moeten de autoriteiten of de individuen die gemachtigd zijn om mededelingen door te sturen, altijd in de opgezette informatiesystemen geïdentificeerd zijn op basis van de hen toegekende bevoegdheden. Het identificeringsproces moet plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten die in elk van de GLB-verordeningen zijn vermeld. Met het oog op het goed beheer moet het evenwel aan de lidstaten en de Commissie worden overgelaten om de voorwaarden vast te stellen voor de aanwijzing van gemachtigde personen en daarbij te bepalen dat die aanwijzing moet plaatsvinden via één enkel verbindingsorgaan. Voorts moeten de voorwaarden worden vastgesteld voor de toekenning van de toegangsrechten met betrekking tot de door de Commissie opgezette informatiesystemen.

(10)

Gezien de brede waaier aan kennisgevingsverplichtingen die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, zullen de informatiesystemen geleidelijk ter beschikking van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden gesteld. De verplichting om voor de kennisgevingen gebruik te maken van deze informatiesystemen, moet gelden zodra de desbetreffende bepalingen van de GLB-verordeningen in de toepassing van de onderhavige verordening voorzien.

(11)

De documenten moeten worden beheerd overeenkomstig de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens. Daartoe moeten de algemene regels gelden die zijn vastgesteld in de communautaire regelgeving, namelijk Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6), Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (7), Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (8) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen en het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor de kennisgeving, via informatiesystemen, van informatie en documenten (hierna „documenten” genoemd) in het kader van de kennisgevingsverplichtingen die de lidstaten ten aanzien van de Commissie hebben op grond van:

Verordening (EG) nr. 247/2006 en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

Verordening (EG) nr. 1405/2006 en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

Verordening (EG) nr. 3/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan;

Verordening (EG) nr. 73/2009 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „kennisgevingsverplichting”: de verplichting voor de lidstaten om documenten aan de Commissie voor te leggen, als voorgeschreven in de in artikel 1 bedoelde communautaire regelgeving;

b)   „bevoegde autoriteiten”: de autoriteiten of instanties die door de lidstaten zijn aangewezen als verantwoordelijk voor het vervullen van de kennisgevingsverplichting;

c)   „voor de informatiesystemen verantwoordelijke autoriteit”: de autoriteit, dienst, instantie of persoon die in de Commissie voor de validering en het gebruik van het systeem verantwoordelijk is en als dusdanig in dat systeem is geïdentificeerd;

d)   „metagegevens”: de gegevens die een beschrijving geven van de context, de inhoud en de structuur van de documenten en het beheer daarvan in de tijd.

HOOFDSTUK II

INFORMATIESYSTEMEN VAN DE COMMISSIE, TOEGANGSRECHTEN EN AUTHENTICITEIT VAN DE DOCUMENTEN

Artikel 3

Informatiesystemen van de Commissie

Om aan de kennisgevingsverplichting te voldoen, moeten de documenten via de informatiesystemen die ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gesteld, hierna „informatiesystemen” genoemd, aan de Commissie worden doorgestuurd met ingang van de datum waarop, krachtens de desbetreffende kennisgevingsverplichting, het gebruik van die systemen overeenkomstig de onderhavige verordening verplicht wordt.

Artikel 4

Toegangsrechten en één enkel verbindingsorgaan

1.   Het verlenen van toegangsrechten en het certificeren van de identiteit van diegenen die toegang hebben tot de informatiesystemen (hierna „de gebruikers” genoemd), vallen onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

2.   Met betrekking tot de toegang tot de systemen:

a)

wijst elke lidstaat één enkel verbindingsorgaan aan dat verantwoordelijk is voor:

i)

de validering, voor elk systeem, van de toegangsrechten die de bevoegde autoriteiten toekennen en up-to-date houden, en van de gecertificeerde identiteit van de gebruikers die toegang tot de systemen hebben;

ii)

de mededeling aan de Commissie van de lijst van de bevoegde autoriteiten en de gebruikers die toegang tot de systemen hebben;

b)

stelt elke lidstaat de Commissie in kennis van de identiteit en de contactgegevens van het verbindingsorgaan dat hij heeft aangewezen.

Nadat de toegangsrechten zijn gevalideerd, worden zij geactiveerd door de autoriteit die voor de informatiesystemen verantwoordelijk is.

Artikel 5

Opstelling en kennisgeving van documenten

1.   De documenten worden opgesteld en meegedeeld overeenkomstig de procedures waarin de informatiesystemen voorzien, met gebruikmaking van de modellen of de methoden die via die informatiesystemen ter beschikking van de gebruikers worden gesteld, een en ander onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van de lidstaat en overeenkomstig de toegangsrechten die door de betrokken autoriteiten zijn toegekend. Deze modellen en methoden worden gewijzigd en ter beschikking gesteld nadat aan de gebruikers van het betrokken systeem informatie is verstrekt.

2.   In gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, en met name bij een storing in het informatiesysteem of het ontbreken van een stabiele verbinding, kan de lidstaat de stukken op papier of met andere adequate elektronische middelen aan de Commissie toezenden. Een dergelijke indiening van stukken op papier of met andere elektronische middelen moet tijdig, voordat de termijn voor de kennisgeving verstreken is, via een voorafgaande, gemotiveerde kennisgeving aan de Commissie worden gemeld.

Artikel 6

Authenticiteit van de documenten

De authenticiteit van een document dat overeenkomstig de onderhavige verordening via een informatiesysteem is meegedeeld of wordt bewaard, wordt erkend als de persoon die het document heeft doorgestuurd, naar behoren is geïdentificeerd en als het document overeenkomstig de onderhavige verordening is opgesteld en meegedeeld.

HOOFDSTUK III

INTEGRITEIT, LANGDURIGE LEESBAARHEID EN BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS

Artikel 7

Integriteit en langdurige leesbaarheid

De informatiesystemen zijn van die aard dat de integriteit van de meegedeelde en bewaarde documenten wordt beschermd.

Met name bieden de informatiesystemen de volgende garanties:

a)

zij maken het mogelijk elke gebruiker op ondubbelzinnige wijze te identificeren en bevatten efficiënte controlemaatregelen met betrekking tot de toegangsrechten zodat zij bescherming bieden tegen illegale, kwaadwillige of niet-toegestane toegang, vernietiging, wijziging of verplaatsing van documenten, dossiers, metagegevens en procedurefasen;

b)

zij zijn uitgerust met systemen die een fysieke bescherming bieden tegen indringing en milieuongevallen, en de software is beschermd tegen cyberaanvallen;

c)

zij voorkomen met diverse middelen ongeoorloofde wijzigingen en beschikken over integriteitsmechanismen waarmee kan worden nagegaan of een document in de loop van de tijd is gewijzigd;

d)

zij bewaren een controlespoor voor elke essentiële procedurefase;

e)

zij bewaren de opgeslagen gegevens in een omgeving die overeenkomstig punt b) veilig is, zowel fysiek als wat de software betreft;

f)

zij bieden betrouwbare procedures voor formaatconversie en migratie zodat zij kunnen garanderen dat de documenten gedurende de hele vereiste opslagperiode leesbaar en toegankelijk zijn;

g)

zij gaan vergezeld van een voldoende gedetailleerde en bijgewerkte functionele en technische documentatie over de werking en de kenmerken van het systeem en deze documentatie kan op elk ogenblik worden geraadpleegd door de organisatorische eenheden die voor de functionele en/of technische specificaties verantwoordelijk zijn.

Artikel 8

Bescherming van persoonsgegevens

De onderhavige verordening geldt onverminderd Verordening (EG) nr. 45/2001, Verordening (EG) nr. 1049/2001, Richtlijn 95/46/EG en Richtlijn 2002/58/EG en de bepalingen die op grond daarvan zijn vastgesteld.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALING

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 augustus 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.

(3)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(4)  PB L 3 van 5.1.2008, blz. 1.

(5)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(7)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.

(8)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(9)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/7


VERORDENING (EG) Nr. 793/2009 VAN DE COMMISSIE

van 31 augustus 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op de artikelen 85 en 192, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (2), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 258/2009 (3), moeten de lidstaten elk jaar verslag uitbrengen over de mate waarin de quota zijn gebruikt, de verdeling van de ongebruikte quota over de producenten en, indien van toepassing, de inning van de door de producenten verschuldigde heffing, met als doel ondersteuning te bieden voor het toezicht door de Commissie op de uitvoering van de quotaregeling, met name in de context van de verslagen die de Commissie vóór eind 2010 en 2012 aan het Europees Parlement en de Raad moet voorleggen.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad (4), waarvan de bepalingen zijn overgenomen in Verordening (EG) nr. 1234/2007, is de rol van de lidstaten en van de Commissie met betrekking tot de overschotheffing gewijzigd, met als gevolg dat de Commissie niet volledig op de hoogte is van wat er op het vlak van de inning van de heffing gebeurt. Aangezien dergelijke informatie vereist is om een omvattende evaluatie te kunnen maken van de regeling en de uitvoering daarvan, is het dienstig dat de lidstaten de betrokken gegevens verstrekken voor elk van de tijdvakken vanaf 2003/2004.

(3)

Met het oog op een eenvormige mededeling van de betrokken gegevens door de lidstaten moet een template worden vastgesteld die gedetailleerde specificaties voor de gegevens bevat.

(4)

Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 595/2004 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 595/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 27 wordt lid 4 vervangen door de volgende leden 4, 5 en 6:

„4.   De lidstaten brengen elk jaar vóór 1 oktober bij de Commissie verslag uit van het gebruik van de quota en de inning van de heffingen over het tijdvak van twaalf maanden dat op 31 maart van datzelfde kalenderjaar afloopt. De lidstaten dienen vóór 1 december een bijwerking van het verslag bij de Commissie in met daarin ter zake relevante nieuwe beschikbare informatie.

5.   In het in lid 4 bedoelde verslag wordt informatie verstrekt over de hertoewijzing van ongebruikte quota, onder meer over het aantal producenten aan wie toewijzingen zijn gedaan en de basis voor de toewijzingen. De lidstaten vermelden in het verslag op zijn minst de in deel 1 van bijlage II bis bedoelde informatie. Het vóór 1 oktober 2009 mee te delen verslag bevat de betrokken gegevens over de twaalfmaandelijkse perioden 2008/2009 en 2007/2008.

6.   Het in lid 4 bedoelde verslag bevat het bedrag van de overschotheffing dat tot dan toe aan de bevoegde autoriteit is betaald, het aantal producenten dat tot dan toe tot de betaling van de overschotheffing bijdraagt, het aantal gevallen waarin de heffing nog moet worden betaald en het daarmee gemoeide bedrag, en het aantal gevallen waarin de overschotheffing wordt geacht niet te kunnen worden geïnd wegens faillissement of definitief onvermogen van bepaalde producenten om te betalen en het daarmee gemoeide bedrag. De lidstaten delen de betrokken gegevens mee volgens het model in deel 2 van bijlage II bis. Het vóór 1 oktober 2009 mee te delen verslag bevat gegevens over de inning van de heffing voor elk tijdvak van twaalf maanden vanaf 2003/2004, of wanneer het gaat om lidstaten die de verordening pas na 2003/2004 voor het eerst hebben toegepast, gegevens met betrekking tot elk tijdvak van twaalf maanden waarin de verordening is toegepast. In ieder volgend verslag wordt het standpunt ten aanzien van de inning van overschotheffingen die eerder als nog niet betaald waren gerapporteerd, geactualiseerd.”.

2)

Na bijlage II wordt een bijlage II bis ingevoegd, waarvan de tekst is opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 augustus 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 22.

(3)  PB L 81 van 27.3.2009, blz. 19.

(4)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 123.


BIJLAGE

„BIJLAGE II bis

Verslag als bedoeld in artikel 27, lid 4

DEEL 1

Gegevens over het tijdvak van twaalf maanden dat eindigt op 31 maart 20…, betreffende zowel leveringen als rechtstreekse verkopen

1.

Het aantal producenten dat de voor hen beschikbare quota vóór hertoewijzing van de quota heeft overschreden overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EG) nr.1234/2007.

2.

De hoeveelheid leveringen en rechtstreekse verkopen door de in punt 1 bedoelde producenten (in kg) waarmee de quota vóór hertoewijzing van de quota zijn overschreden overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

3.

Aantal producenten dat minder dan de voor hen beschikbare quota heeft opgebruikt.

4.

Hoeveelheid quotum dat niet is opgebruikt door de in punt 3 bedoelde producenten (in kg).

5.

Totaal aantal producenten dat na de hertoewijzing van de ongebruikte quota tot de betaling van de overschotheffing moet bijdragen, overeenkomstig artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

DEEL 2

A.   BETREFT LEVERINGEN + RECHTSTREEKSE VERKOPEN

Periode

Totaal aantal producenten dat tot de heffing moet bijdragen

Aantal producenten ten aanzien van wie de verschuldigde heffing volledig aan de bevoegde autoriteit is betaald

Aantal producenten ten aanzien van wie de verschuldigde heffing nog niet volledig aan de bevoegde autoriteit is betaald

Aantal in kolom (d) opgenomen producenten tegen wie met betrekking tot de verschuldigde heffing een administratieve procedure is ingeleid

Aantal in kolom (d) opgenomen producenten tegen wie met betrekking tot de verschuldigde heffing een juridische procedure is ingeleid

Aantal in kolom (d) opgenomen producenten die de aangerekende heffing via een juridische procedure betwisten

Aantal in kolom (d) opgenomen producenten bij wie de inning van de heffing als onmogelijk wordt beschouwd

Andere

(commentaar bijvoegen)

(a)

(b)

(c)

(d)

(e)

(f)

(g)

(h)

(i)

2003/2004

 

 

 

 

 

 

 

 

2004/2005

 

 

 

 

 

 

 

 

2005/2006

 

 

 

 

 

 

 

 

2006/2007

 

 

 

 

 

 

 

 

2007/2008

 

 

 

 

 

 

 

 

2008/2009

 

 

 

 

 

 

 

 

2009/2010

 

 

 

 

 

 

 

 

2010/2011

 

 

 

 

 

 

 

 

2011/2012

 

 

 

 

 

 

 

 

2012/2013

 

 

 

 

 

 

 

 

2013/2014

 

 

 

 

 

 

 

 

2014/2015

 

 

 

 

 

 

 

 

NB: De kolommen (e) tot en met (i) zijn een subtotaal van kolom (d).


B.   BETREFT LEVERINGEN + RECHTSTREEKSE VERKOPEN

Periode

Totaalbedrag van de voor de periode verschuldigde heffingen

Bedrag van de aan de bevoegde autoriteit betaalde heffingen

Bedrag van de nog niet aan de bevoegde autoriteit betaalde heffingen

Bedrag van de in kolom (d) opgenomen verschuldigde heffingen waarvoor een administratieve procedure is ingeleid

Bedrag van de in kolom (d) opgenomen verschuldigde heffingen waarvoor een juridische procedure is ingeleid

Bedrag van de in kolom (d) opgenomen heffingen die via een juridische procedure worden betwist

Bedrag van de in kolom (d) opgenomen heffingen waarvan de inning als onmogelijk wordt beschouwd

Andere

(commentaar bijvoegen)

(a)

(b)

(c)

(d)

(e)

(f)

(g)

(h)

(i)

2003/2004

 

 

 

 

 

 

 

 

2004/2005

 

 

 

 

 

 

 

 

2005/2006

 

 

 

 

 

 

 

 

2006/2007

 

 

 

 

 

 

 

 

2007/2008

 

 

 

 

 

 

 

 

2008/2009

 

 

 

 

 

 

 

 

2009/2010

 

 

 

 

 

 

 

 

2010/2011

 

 

 

 

 

 

 

 

2011/2012

 

 

 

 

 

 

 

 

2012/2013

 

 

 

 

 

 

 

 

2013/2014

 

 

 

 

 

 

 

 

2014/2015

 

 

 

 

 

 

 

 

NB: De kolommen (e) tot en met (i) zijn een subtotaal van kolom (d).”


1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/12


VERORDENING (EG) Nr. 794/2009 VAN DE COMMISSIE

van 31 augustus 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 750/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 september 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 augustus 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 213 van 18.8.2009, blz. 3.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 1 september 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

38,76

0,00

1701 11 90 (1)

38,76

3,28

1701 12 10 (1)

38,76

0,00

1701 12 90 (1)

38,76

2,98

1701 91 00 (2)

38,65

5,91

1701 99 10 (2)

38,65

2,74

1701 99 90 (2)

38,65

2,74

1702 90 95 (3)

0,39

0,29


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/14


VERORDENING (EG) Nr. 795/2009 VAN DE COMMISSIE

van 31 augustus 2009

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 september 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 september 2009, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 september 2009, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 september 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 augustus 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.


BIJLAGE I

Vanaf 1 september 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

16,03

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

84,38

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

36,77

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

36,77

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

89,37


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

17.8.2009-28.8.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

152,52

88,59

Fob-prijs VSA

153,48

143,48

123,48

55,13

Golfpremie

19,12

Grote-Merenpremie

6,18

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

17,54 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

17,52 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


RICHTLIJNEN

1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/17


RICHTLIJN 2009/115/EG VAN DE COMMISSIE

van 31 augustus 2009

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde methomyl op te nemen als werkzame stof

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 451/2000 (2) en Verordening (EG) nr. 703/2001 (3) van de Commissie zijn de gedetailleerde bepalingen voor de uitvoering van de tweede fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vermelde werkprogramma vastgesteld, evenals een lijst van werkzame stoffen die onderzocht moeten worden met het oog op hun eventuele opname in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Methomyl is in die lijst opgenomen. Bij Beschikking 2007/628/EG van de Commissie (4) is besloten om methomyl niet op te nemen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening 91/414/EEG heeft de oorspronkelijke kennisgever een nieuwe aanvraag ingediend om toepassing van de versnelde procedure, als vastgesteld in de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (5).

(3)

De aanvraag is ingediend bij het Verenigd Koninkrijk dat bij Verordening (EG) nr. 451/2000 als rapporteur was aangewezen. De termijn voor de versnelde procedure is nageleefd. De specificatie voor de werkzame stof en de ondersteunde toepassingen zijn dezelfde als voor Beschikking 2007/628/EG. Die aanvraag voldoet ook aan de overige materiële en procedurele voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(4)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de door de kennisgever ingediende nieuwe informatie en gegevens onderzocht en op 15 mei 2008 een aanvullend verslag opgesteld.

(5)

Het aanvullend verslag is door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en op 19 december 2008 bij de Commissie ingediend in de vorm van het wetenschappelijk verslag van de EFSA voor methomyl (6). Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 12 juni 2009 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor methomyl.

(6)

De nieuwe evaluatie van de als rapporteur aangewezen lidstaat en de nieuwe conclusie van de EFSA hadden betrekking op de problemen die tot de niet-opneming hadden geleid. Dat waren de onaanvaardbare blootstelling van de toedieners, de onbesliste aard van de evaluatie van de blootstelling van werknemers en omstanders en het hoge risico voor vogels, zoogdieren, in het water levende organismen, bijen en andere niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen.

(7)

Er zijn door de kennisgever in het nieuwe dossier nieuwe gegevens en informatie verstrekt en er is een nieuwe evaluatie uitgevoerd, als opgenomen in het aanvullende verslag en in het wetenschappelijke verslag van EFSA voor methomyl. Daaruit blijkt dat aanvaardbare niveaus van blootstelling van de toedieners kunnen worden bereikt, als naast de in het oorspronkelijke dossier bedoelde uitrusting ook beschermingsmiddelen worden gedragen. Wat het risico voor werknemers en omstanders betreft, is verduidelijkt dat geen onaanvaardbare risico’s worden verwacht van de toepassingen als ondersteund in het opnieuw ingediende dossier. Ten slotte kan het risico voor vogels, zoogdieren, in het water levende organismen, bijen en andere niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen als aanvaardbaar worden beschouwd, mits de laagste ondersteunde toedieningsdosis wordt toegepast en passende risicobeheersmaatregelen worden genomen.

(8)

Bijgevolg kan op grond van de door de kennisgever verstrekte aanvullende gegevens en informatie worden gesteld dat de specifieke problemen die tot niet-opneming hebben geleid, uit de weg zijn geruimd. Er zijn geen andere open wetenschappelijke kwesties gerezen.

(9)

Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die methomyl bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Methomyl moet daarom in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(10)

Om elk risico van opzettelijke of onopzettelijke vergiftiging uit te sluiten moet worden voorgeschreven dat afstotende en/of braakmiddelen worden opgenomen in gewasbeschermingsmiddelen die methomyl bevatten en dat alleen het gebruik ervan door professionals wordt toegestaan.

(11)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 januari 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op 1 september 2009.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 31 augustus 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(3)  PB L 98 van 7.4.2001, blz. 6.

(4)  PB L 255 van 29.9.2007, blz. 40.

(5)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(6)  EFSA Scientific Report (2008) 222 — Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance methomyl (opnieuw uitgebracht op 19 december 2008).


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, Identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

 

„Methomyl

CAS-nr. 16752-77-50

CIPAC-nr.: 264

S-methyl-(EZ)-N-(methylcarbamoyloxy)thioaceetimidaat

≥ 980 g/kg

1 september 2009

31 augustus 2019

DEEL A

Mag uitsluitend worden gebruikt als insecticide op groenten in dosissen die niet meer bedragen dan 0,25 kg werkzame stof per hectare per toediening en voor maximaal 2 toedieningen per seizoen.

Toelatingen moeten worden beperkt tot professionele gebruikers.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over methomyl (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 12 juni 2009 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners: de gebruiksvoorwaarden moeten het gebruik van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstelling van toedieners die gebruikmaken van rugspuiten of andere handgedragen toedieningsapparatuur;

de bescherming van vogels;

de bescherming van in het water levende organismen: de toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals bufferzones, beperking van de lozing van regen- en afvalwater en driftreductiedoppen;

de bescherming van niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen, met name bijen: er moeten risicobeperkende maatregelen worden genomen om elk contact met bijen te vermijden.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat op methomyl gebaseerde formuleringen doeltreffende afstotende en/of braakmiddelen bevatten.

De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, verdere risicobeperkende maatregelen omvatten.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/20


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 25 februari 2009

inzake steunmaatregel C 2/08 (ex N 572/07) betreffende de wijziging van de maritieme tonnagebelastingsregeling die Ierland voornemens is toe te passen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 688)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/626/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden overeenkomstig bovengenoemd artikel te hebben verzocht hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   WERKWIJZE

(1)

Bij elektronische post van 3 oktober 2007 en 19 november 2007 hebben de Ierse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van een wijziging van de bestaande tonnagebelastingsregeling N 504/02, die oorspronkelijk op 11 december 2002 door de Commissie is goedgekeurd (2).

(2)

Bij brief van 16 januari 2008 (3) heeft de Commissie Ierland in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag ten aanzien van bovengenoemde steunmaatregel.

(3)

Dit besluit is op 14 mei 2008 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (4). Ierland heeft zijn opmerkingen op 29 februari 2008 meegedeeld. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen van belanghebbenden.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

2.1.   De belangrijkste bepalingen van de tonnagebelasting van 2002

(4)

De Ierse tonnagebelasting, die in 2002 is ingevoerd, is een „belastingsregeling die geldt voor scheepvaartondernemingen die maritiem vervoer verzorgen. In aanmerking komende ondernemingen kunnen ervoor kiezen hun scheepvaartactiviteiten te laten belasten op basis van het nettotonnage van hun vloot in plaats van op hun feitelijke winst. In aanmerking komende ondernemingen moeten binnen drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de wetgeving voor de regeling kiezen. Ondernemingen die voor de tonnagebelasting hebben gekozen, moeten gedurende 10 jaar aan deze regeling onderworpen blijven (duur van de tonnagebelasting).

Indien meerdere in aanmerking komende Ierse ondernemingen lid zijn van dezelfde groep van ondernemingen, moeten zij allemaal voor de tonnagebelastingsregeling kiezen. Andere bedrijfsactiviteiten dan die welke onderworpen zijn aan de tonnagebelasting worden belast op basis van de normale bedrijfsbelasting.

In het kader van de […] tonnagebelastingsregeling wordt de belasting voor in aanmerking komende maritieme ondernemingen vastgesteld op basis van het nettotonnage van hun in aanmerking komende vloot. De belastbare winst uit in aanmerking komende activiteiten van elk vaartuig waarop tonnagebelasting wordt geheven, is een vast bedrag dat wordt berekend op basis van de nettotonnage van het schip, per 100 nettoton (NT) en per aangevatte periode van 24 uur, ongeacht of het vaartuig al dan niet operationeel is.

Tot en met 1 000 nettoton

1,00 EUR per 100 NT

Tussen 1 001 en 10 000 nettoton

0,75 EUR per 100 NT

Tussen 10 001 en 25 000 nettoton

0,50 EUR per 100 NT

Meer dan 25 000 nettoton

0,25 EUR per 100 NT

Vervolgens wordt de Ierse standaardbedrijfsbelasting van 12,5 % toegepast op de aldus vastgestelde winst.” (5).

2.2.   De tijdcharterbeperking in de tonnagebelastingsregeling van 2002

(5)

Eén van de voorwaarden om „in aanmerking te komen voor de tonnagebelastingsregeling [van 2002] is dat het aandeel van de in aanmerking komende schepen waarvan de onderneming zelf eigenaar is, berekend op basis van hun tonnage, niet kleiner is dan 25 % van de tonnage van alle in aanmerking komende schepen van de onderneming. Om voor de tonnagebelastingsregeling in aanmerking te komen en te blijven, mag de onderneming niet meer dan 75 % van de nettotonnage van de door haar geëxploiteerde in aanmerking komende schepen hebben gecharterd [ook „tijdcharter” genoemd]. In het geval van een groep geldt de beperking van 75 % voor het totale nettotonnage van alle in aanmerking komende schepen die worden geëxploiteerd door alle in aanmerking komende bedrijven van de groep. „Een schip charteren” betekent, het huren, samen met de door de reder geleverde bemanning, in tegenstelling tot de definitie van gebruikscharter, waarbij de huurder het schip moet bemannen.” (6).

2.3.   De aangemelde wijzigingen

2.3.1.   Afschaffing van de tijdcharterbeperking

(6)

De Ierse autoriteiten zijn nu voornemens de tijdcharterbeperking af te schaffen. Overeenkomstig de kennisgeving kan een onderneming of een groep ondernemingen dus onder de tonnagebelastingsregeling vallen zonder één schip in eigendom te hebben. Volgens de Ierse autoriteiten moet de tijdcharterbeperking om diverse redenen worden afgeschaft:

a)

om te garanderen dat in Ierland gevestigde scheepvaartondernemingen die aan alle voorwaarden voor de tonnagebelasting voldoen, behalve aan de tijdcharterbeperking, toch voor tonnagebelasting kunnen kiezen;

b)

om ondernemingen die gebruik maken van de Ierse tonnagebelasting (hierna „Ierse tonnagebelastingsondernemingen”) en activiteiten uitvoeren die aan de tonnagebelasting zijn onderworpen, extra flexibiliteit te bieden om te profiteren van marktomstandigheden, hetgeen anders onmogelijk zou zijn omdat ze dan de voorwaarden voor de tonnagebelasting zouden schenden;

c)

om gelijkheid tot stand te brengen met de regelingen van andere lidstaten, wat de voorwaarden voor de vloot met het tijdcharterstatuut betreft;

d)

om de scheepsbeheersactiviteiten aan wal uit te breiden;

e)

om te vermijden dat bedrijfsactiviteiten worden overgedragen van tonnagebelastingsondernemingen naar niet-tonnagebelastingsondernemingen en uiteindelijk naar scheepsexploitanten uit derde landen, of dat deze activiteiten van de Ierse tonnagebelastingsregeling worden uitgesloten omdat ze niet beantwoorden aan de beperkingen.

2.3.2.   Duur

(7)

De aangemelde wijziging van de tonnagebelastingswetgeving wordt pas van toepassing na goedkeuring door de Commissie, maar treedt in werking vanaf het verschijnen van de wijziging in de nationale wetgeving in januari 2006.

(8)

De wijziging brengt geen verandering in de duur van de tonnagebelastingsregeling. De huidige tonnagebelastingsregeling is in duur beperkt tot tien jaar en loopt af op 31 december 2012. Vanaf het ogenblik dat ondernemingen in aanmerking komen, d.w.z. onderworpen zijn aan de Ierse bedrijfsbelasting, „in aanmerking komende schepen” exploiteren en deze schepen strategisch en commercieel beheren vanuit Ierland, hebben zij 36 maanden de tijd om te kiezen voor de tonnagebelastingsregeling.

2.3.3.   Begunstigden

(9)

De wijziging is van toepassing op alle bedrijven die momenteel van de tonnagebelastingsregeling gebruik kunnen maken en op in aanmerking komende bedrijven of groepen van bedrijven die:

a)

onderworpen zijn aan de Ierse bedrijfsbelasting;

b)

hun winsten halen uit in aanmerking komende schepen die „in aanmerking komende” activiteiten uitvoeren en kiezen voor de tonnagebelastingsregeling, en

c)

hun in aanmerking komende schepen strategisch en commercieel beheren vanop het Ierse grondgebied.

2.3.4.   Begroting

(10)

De Ierse autoriteiten ramen dat de kosten van het eerste jaar van de afschaffing van de tijdcharterbeperking, met ingang van 1 januari 2006, ongeveer 5,88 miljoen EUR zullen bedragen, rekening houdende met de toenmalige opleving van de markt. Naar verwachting zullen de kosten op middellange termijn (2007 tot 2009) dalen tot ongeveer 1,38 miljoen EUR omdat de inkomsten zullen terugvallen tot normale marktniveaus.

2.4.   Redenen voor de inleiding van de formele onderzoeksprocedure

(11)

In haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag heeft de Commissie vragen gesteld bij de verenigbaarheid van de door de Ierse autoriteiten aangemelde wijzigingen met de beginselen die zijn vastgelegd in de Communautaire richtsnoeren betreffende staatssteun voor het zeevervoer (7) (hierna „de richtsnoeren” genoemd). De Commissie had met name twijfels over de eenzijdige afschaffing door Ierland van het in het kader van de tonnagebelastingsregeling toegestane maximumaantal schepen met tijdcharterstatuut. De Commissie merkte op dat de volledige afschaffing van deze tijdcharterbeperkingen kan leiden tot fiscale concurrentie tussen meer of minder aantrekkelijke tonnagebelastingsregelingen in de Gemeenschap. Aangezien in de richtsnoeren wordt erkend dat met dergelijke fiscale concurrentie rekening moet worden gehouden (8), is het mogelijk dat de door de Ierse autoriteiten voorgestelde wijzigingen om de tijdcharterbeperkingen volledig af te schaffen in strijd zijn met het in artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag vermelde „gemeenschappelijk belang”, waarop de goedkeuring van de tonnagebelasting is gebaseerd.

(12)

Bovendien heeft de Commissie ook twijfels geuit over de mogelijke terugwerkende kracht van de geplande maatregel. De aangemelde wijziging zou van toepassing zijn op steun die is verleend sinds 1 januari 2006.

2.5.   Opmerkingen van Ierland

(13)

In zijn brief van 29 februari 2008 heeft Ierland de volgende argumenten aangehaald:

a)

de marktomstandigheden waarop Ierland zich baseert om de afschaffing van de tijdcharterbeperking te vragen, hebben niet alleen gevolgen voor Ierse rederijen, maar ook voor rederijen uit andere lidstaten van de Gemeenschap en uit derde landen. Met name de mondiale vraag naar bulkgoederen is sinds 2002 scherp gestegen.

b)

tijdchartering biedt extra flexibiliteit aan rederijen die bulkcontracten willen sluiten met export- en importbedrijven van bulkgoederen.

c)

in andere lidstaten (bv. Denemarken) heeft een soortgelijke ontwikkeling plaatsgevonden.

3.   EVALUATIE

3.1.   Aanwezigheid van steun

(14)

Wat de aanwezigheid van steun betreft, is de Commissie van oordeel dat de aangemelde wijziging geen verandering brengt in het feit dat de Ierse tonnagebelastingsregeling, goedgekeurd in 2002 bij besluit N 504/02, een vorm van staatssteun is (9).

(15)

Zelfs als de tijdcharterbeperking wordt afgeschaft, verlenen de Ierse autoriteiten nog steeds een voordeel via overheidsmiddelen en begunstigen zij bepaalde ondernemingen, aangezien de maatregel specifiek voor de scheepvaartsector geldt. Een dergelijk voordeel dreigt de concurrentie te verstoren en kan het handelsverkeer tussen de lidstaten beïnvloeden aangezien scheepvaartactiviteiten vooral op internationale schaal plaatsvinden op basis van gelijke kansen. De aangemelde wijziging van de Ierse tonnagebelastingsregeling uit 2002 verandert dan ook niets aan het feit dat deze regeling als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag wordt beschouwd.

3.2.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling

(16)

De richtsnoeren vormen de rechtsgrondslag voor de beoordeling van de aangemelde maatregel.

3.3.   Verenigbaarheid van de maatregel

(17)

In de richtsnoeren is als volgt bepaald: „Doel van de staatssteun in het kader van het gemeenschappelijk zeevervoersbeleid is het bevorderen van het concurrentievermogen van de vloten op de mondiale zeevervoersmarkt. Bijgevolg dient bij belastingverlichtende regelingen doorgaans een binding met een communautaire vlag te worden vereist. Toch kunnen, bij wijze van uitzondering, ook regelingen worden goedgekeurd wanneer zij gelden voor de gehele vloot van een op het grondgebied van een lidstaat gevestigde vennootschapsbelastingplichtige rederij, mits wordt aangetoond dat het strategische en commerciële beheer van alle betrokken schepen daadwerkelijk op dat grondgebied plaatsvindt en dat deze activiteit in belangrijke mate tot de economische bedrijvigheid en werkgelegenheid in de Gemeenschap bijdraagt.” (10).

(18)

In de richtsnoeren wordt niet gesproken over een beperking van de opname van schepen met tijdcharterstatuut in tonnagebelastingsregelingen. In het verleden heeft de Commissie beschikkingen vastgesteld waarbij zij toestemming gaf voor regelingen die betrekking hadden op bedrijven met een verhouding van 3 op 1 (11), 4 op 1 (12) of 10 op 1 (13) tussen het tonnage van de eigen schepen (of gecharterde schepen zonder bemanning) en het tonnage van tijdgecharterde of voor een reis gecharterde schepen.

(19)

De bedoeling van deze verhouding was situaties te vermijden waarbij tonnagebelastingsbedrijven uiteindelijk pure scheepvaartmakelaars zouden worden, zonder enige verantwoordelijkheid voor het beheer van de bemanning en het technische beheer van de schepen die zij exploiteren. Wanneer tonnagebelastingsbedrijven enkel tijdgecharterde of voor één reis gecharterde schepen zouden exploiteren, zouden ze hun knowhow inzake bemanningsbeheer en technisch beheer van schepen verliezen, hetgeen in strijd is met een van de doelstellingen van punt 2.2, eerste alinea, vierde streepje, van de richtsnoeren, namelijk „de knowhow op maritiem gebied in stand te houden en uit te breiden”.

(20)

Eerlijkheidshalve dient ook te worden vermeld dat met de verhouding nog een andere doelstelling van de richtsnoeren werd nagestreefd, namelijk nationale autoriteiten in staat stellen gemakkelijker te controleren of activiteiten aan wal die betrekking hebben op de schepen die onder de tonnagebelasting vallen, in de Gemeenschap/EER behouden blijven. Het is inderdaad waarschijnlijk dat eigenaars van schepen die onder de tonnagebelasting vallen, zelf instaan voor het bemanningsbeheer in gevallen waarin zij eigenaar zijn van de schepen of ze charteren zonder bemanning. Als deze twee activiteiten in het bedrijf zelf worden uitgevoerd, kunnen de belastingsautoriteiten gemakkelijker controleren of de activiteiten aan wal met betrekking tot deze schepen in de Gemeenschap/EER plaatsvinden. Hier is het de bedoeling „bij te dragen tot de consolidatie van de in de lidstaten gevestigde maritieme sector”, overeenkomstig punt 2.2, eerste alinea, derde streepje, van de richtsnoeren.

(21)

De volledige afschaffing van de beperking zou ondernemingen met alleen maar tijdgecharterde of op reisbasis gecharterde schepen in staat stellen eveneens gebruik te maken van de tonnagebelastingsregeling. In deze context is de Commissie van mening dat de aangemelde wijziging niet in overeenstemming is met de in punten 19 en 20 vermelde doelstellingen. De Commissie is van oordeel dat een minimumverhouding tussen gecharterde en eigen schepen van minstens 10 op 1 moet worden behouden.

(22)

Als de bovenvermelde doelstellingen niet worden gehaald, is de Commissie van mening dat gecharterde schepen moeten bijdragen tot een andere doelstelling van de richtsnoeren, namelijk het bevorderen van de omvlagging of heromvlagging naar registers van lidstaten, overeenkomstig punt 2.2, eerste alinea, tweede streepje, van de richtsnoeren. Zelfs wanneer noch het bemanningsbeheer, noch het technisch beheer van schepen op het grondgebied van de Gemeenschap/EER wordt uitgevoerd, kan de Commissie dus oordelen dat het gemeenschappelijk belang wordt beschermd als het betrokken schip onder communautaire/EER-vlag vaart.

(23)

De Commissie is dan ook van mening dat de bovenvermelde doelstellingen verwezenlijkt zijn als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het gecharterde schip is geregistreerd in een scheepvaartregister van de Gemeenschap of de EER, of

b)

het bemanningsbeheer en het technisch beheer worden op het grondgebied van de Gemeenschap of de EER uitgevoerd.

(24)

Als aan deze voorwaarden is voldaan, zijn de bovenvermelde doelstellingen van de richtsnoeren verwezenlijkt.

(25)

Overeenkomstig recente jurisprudentie (14) kan toestemming worden gegeven voor de aangemelde wijziging met ingang van 1 januari 2007 (datum van aanmelding), teneinde de retroactieve toepassing ervan te voorkomen.

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De aangemelde wijziging van de tonnagebelastingsregeling N 504/02, oorspronkelijk door de Commissie goedgekeurd op 11 december 2002, is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor zover de in artikel 2 vermelde voorwaarden zijn vervuld.

Zij mag worden toegepast met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 2

De verhouding tussen gecharterde schepen en eigen schepen die door een onder de tonnagebelastingsregeling vallend bedrijf worden geëxploiteerd, is minstens 10 op 1.

Elk van de gecharterde schepen die door een onder de tonnagebelastingsregeling vallend bedrijf worden geëxploiteerd, voldoet aan minstens een van de volgende voorwaarden:

a)

het gecharterde schip is geregistreerd in een scheepvaartregister van de Gemeenschap of de EER;

b)

het bemanningsbeheer en het technisch beheer van het gecharterde schip worden op het grondgebied van de Gemeenschap of de EER uitgevoerd.

Artikel 3

Ierland deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om aan de beschikking te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot Ierland.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB C 117 van 14.5.2008, blz. 32.

(2)  Beschikking C(2002) 4371 definitief.

(3)  SG(2008)D/200091.

(4)  PB C 117 van 14.5.2008, blz. 32.

(5)  Beschikking C(2002) 4371 definitief, punten 3 tot en met 6.

(6)  Beschikking C(2002) 4371 definitief, punt 26.

(7)  PB C 13 van 17.1.2004, blz. 3.

(8)  Punt 3.1 van de richtsnoeren: Fiscale behandeling van rederijen.

(9)  Zie voetnoot 2 van deze beschikking.

(10)  Punt 3.1, zevende alinea, van de richtsnoeren.

(11)  Zie bijvoorbeeld Beschikking C 20/03 van de Commissie, te raadplegen op het volgende internetadres: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2003:145:0004:0047:FR:PDF, Beschikking N 572/02 van de Commissie, te raadplegen in de officiële talen op het volgende internetadres: http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/transports-2002/n572-02.pdf.

(12)  Beschikking van de Commissie van 12 maart 2002 (Staatssteun N 563/01), te raadplegen in de officiële talen op het volgende internetadres: http://ec.europa.eu/community_law/state_aids/transports-2001/n563-01.pdf.

(13)  Zie Beschikking C 58/08 van de Commissie, nog niet gepubliceerd.

(14)  Zie het arrest van 18 december 2008 in Zaak C-384/07 Wienstrom GmbH/Bundesminister für Wirtschaft und Arbeit, nog niet gepubliceerd, en met name punt 26. „Wanneer een steunvoornemen volgens de regels bij de Commissie is aangemeld en niet vóór die beschikking tot uitvoering is gebracht, kan het tot uitvoering worden gebracht vanaf de datum van die beschikking, in voorkomend geval zelfs voor een daaraan voorafgaande periode waarop de verenigbaar verklaarde maatregel betrekking heeft.”.


RICHTSNOEREN

Europese Centrale Bank

1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/25


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 31 juli 2009

inzake statistieken betreffende overheidsfinanciën

(herschikking)

(ECB/2009/20)

(2009/627/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „statuten van het ESCB” genoemd), inzonderheid op artikel 5.1, artikel 5.2; artikel 12.1 en artikel 14.3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2005/5 van 17 februari 2005 inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën (3) werd herhaaldelijk gewijzigd. Omdat thans verdere wijzigingen van dit richtsnoer nodig zijn, nopen duidelijkheid en transparantie tot herschikking van de relevante bepalingen.

(2)

Met het oog op de vervulling van zijn taken heeft het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) volledige statistieken nodig, d.w.z. statistieken aangaande alle transacties met inbegrip van transacties waarbij de overheid handelt als gevolmachtigde voor instellingen van de Europese Unie, en betrouwbare statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO).

(3)

De procedures in dit richtsnoer laten de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het niveau van de lidstaten en de Gemeenschap onverlet.

(4)

De uitwisseling van SBO binnen het ESCB vereist efficiënte procedures, teneinde te waarborgen dat het ESCB tijdig beschikt over SBO die voldoen aan de behoefte van het ESCB, en dat de SBO en door de nationale centrale banken (NCB’s) samengestelde ramingen van dezelfde variabelen verenigbaar zijn, ongeacht of de NCB’s of de bevoegde nationale autoriteiten de statistieken samenstellen.

(5)

Een deel van de door het ESCB inzake SBO benodigde informatie wordt samengesteld door andere bevoegde nationale autoriteiten dan de NCB’s. Sommige krachtens dit richtsnoer uit te voeren taken vereisen derhalve samenwerking tussen het ESCB en de bevoegde nationale autoriteiten. Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (4) verplicht de lidstaten hun taken op het gebied van de statistiek te organiseren en volledig samen te werken met het ESCB, teneinde de vervulling van de verplichtingen uit hoofde van artikel 5 van de statuten van het ESCB te verzekeren.

(6)

De statistische bronnen op basis van Verordening (EG) nr. 479/2009 en het Europees Stelsel van rekeningen 1995 (hierna het „ESR 95” (5) genoemd) beantwoorden niet aan de behoeften van het ESCB wat betreft de dekking en tijdigheid van statistieken inzake overheidsschuld en tekort-schuldaanpassingen en van statistieken aangaande transacties tussen de lidstaten en de begroting van de EU. De bevoegde nationale autoriteiten dienen derhalve de opstelling nader uit te werken.

(7)

Er dient een procedure te worden opgezet om doelmatig technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1.   „deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro heeft aangenomen;

2.   „niet-deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen.

Artikel 2

Statistische rapportageverplichtingen van de NCB’s

1.   Per kalenderjaar rapporteren de NCB’s aan de Europese Centrale Bank (ECB) SBO, zoals gespecificeerd in bijlage I. De gegevens voldoen aan de beginselen en definities van Verordening (EG) nr. 479/2009 en het ESR 95, zoals nader aangeduid in bijlage II.

2.   De volledige reeks gegevens omvat alle in bijlage I als hoofdcategorieën of secundaire categorieën aangemerkte categorieën inkomsten- en uitgavenstatistieken, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen of schuldstatistieken. Deelreeksen van gegevens omvatten tenminste de hoofdcategorieën van inkomsten- en uitgavenstatistieken, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen of schuldstatistieken.

3.   De NCB’s rapporteren overeenkomstig de in afdeling 1 van bijlage II bij dit richtsnoer opgenomen methodologische definities voor sectoren en subsectoren en voor de volgende in afdeling 2 van bijlage II:

a)

„inkomsten- en uitgavenstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 1A, 1B en 1C van bijlage I;

b)

„statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen”: omvatten de statistieken in de tabellen 2A en 2B van bijlage I;

c)

„schuldstatistieken”: omvatten de statistieken in de tabellen 3A en 3B van bijlage I.

4.   De gegevens bestrijken de periode van 1995 tot het jaar waarop de indiening betrekking heeft (jaar t–1).

5.   Indien de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan tekort/overschot ten minste 0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp) bedraagt, dan wel de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan schuld, inkomsten, uitgaven en nominale bbp ten minste 0,5 % van het bbp bedraagt, worden de gegevens inzake tekort/overschot, schuld, inkomsten, uitgaven of nominaal bruto binnenlands product (bbp) onderbouwd met redenen voor herzieningen.

Artikel 3

Statistische rapportageverplichtingen van de ECB

1.   Op basis van de door de NCB’s gerapporteerde gegevens beheert de ECB de „SBO-gegevensbank” waarin aggregaten voor het eurogebied en de EU worden opgenomen. De ECB stelt de SBO-gegevensbank aan de NCB’s ter beschikking.

2.   De NCB’s markeren hun statistische gegevens om aan te geven aan wie deze ter beschikking kunnen worden gesteld. De ECB houdt hiermee rekening bij het ter beschikking stellen van de SBO-gegevensbank.

Artikel 4

Uiterste data

1.   Twee keer per jaar, vóór 15 april en vóór 15 oktober, rapporteren de NCB’s volledige reeksen gegevens.

2.   Indien tussen de twee in lid 1 genoemde rapportagedatums nieuwe informatie ter beschikbaar is, rapporteren de NCB’s op eigen initiatief deelreeksen van gegevens. Indien de rapportage van een deelreeks van gegevens slechts hoofdcategorieën omvat, mogen de NCB’s ook ramingen van de secundaire categorieën verstrekken.

3.   De ECB stelt de SBO-gegevensbank minstens eenmaal per maand aan de NCB’s ter beschikking en zulks uiterlijk op de ECB-werkdag volgend op de dag waarop de ECB de gegevens gereed heeft voor publicatie.

Artikel 5

Samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten

1.   Indien sommige of alle in artikel 2 genoemde gegevens afkomstig zijn van andere bevoegde nationale autoriteiten dan de NCB’s, trachten de NCB’s met die autoriteiten geëigende samenwerkingsmodaliteiten op te zetten om een permanente structuur voor het indienen van gegevens te verzekeren, teneinde te voldoen aan de normen en vereisten van het ESCB, tenzij hetzelfde resultaat al wordt verwezenlijkt op basis van nationale wetgeving.

2.   Indien tijdens deze samenwerking een NCB niet kan voldoen aan de in artikel 2 en artikel 4 gestelde vereisten, omdat de bevoegde nationale autoriteit de NCB niet de benodigde gegevens verschafte, bespreken de ECB en de NCB met die autoriteit hoe die gegevens ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 6

Indienings- en coderingsnormen

Voor de verzending en codering van de in artikel 2 en artikel 3 beschreven gegevens houden de NCB’s en de ECB zich aan de in bijlage III aangegeven normen. Dit neemt niet weg dat andere middelen kunnen worden gebruikt als een geaccepteerde noodoplossing voor het doorgeven van statistische gegevens aan de ECB.

Artikel 7

Kwaliteit

1.   De ECB en de NCB zien toe op en bevorderen de kwaliteit van de aan de ECB gerapporteerde gegevens.

2.   De directie van de ECB brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad van bestuur van de ECB inzake de kwaliteit van de jaarlijkse SBO.

3.   De rapportage adresseert minimaal de reikwijdte van de gegevens, in welke mate de gegevens voldoen aan de relevante definities, en de omvang van de herzieningen.

Artikel 8

Vereenvoudigde wijzigingsprocedure

De directie van de ECB heeft het recht, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast.

Artikel 9

Inwerkingtreding en intrekking van Richtsnoer ECB/2005/5

1.   Dit richtsnoer treedt twee dagen nadat het is vastgesteld in werking.

2.   Richtsnoer ECB/2005/5 wordt hierbij ingetrokken.

3.   Verwijzingen naar Richtsnoer ECB/2005/5 gelden als verwijzingen naar dit richtsnoer.

Artikel 10

Geadresseerden

Dit richtsnoer is op alle centrale banken van het Eurosysteem van toepassing.

Gedaan te Frankfurt am Main, 31 juli 2009.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(2)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(3)  PB L 109 van 29.4.2005, blz. 81.

(4)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(5)  Opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 2223/96.


BIJLAGE I

VEREISTEN VOOR GEGEVENSRAPPORTAGE

Hoofdcategorieën zijn vetgedrukt, de overige zijn secundaire categorieën. Tenzij anders vermeld, hebben de categorieën betrekking op de sector overheid. „Schuld waarvan variabele rente”: schuld in die financiële instrumenten met couponbetalingen die geen vooraf bepaald percentage van de hoofdsom zijn, maar afhangen van een derde rentevoet of rendementspercentage, of een andere indicator.

Inkomsten- en uitgavenstatistieken

Tabel 1A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

1 = 2 – 5

Totale inkomsten

2 = 3 + 4

Totale lopende inkomsten

3 = 11

Totale kapitaalinkomsten

4 = 33

Totale uitgaven

5 = 6 + 7

Totale lopende uitgaven

6 = 23

Totale kapitaaluitgaven

7 = 35

Primair tekort (–) of overschot (+)

8 = 9 + 10

Tekort (–) of overschot (+)

9 = 1

Te betalen rente

10 = 28

Totale lopende inkomsten

11 = 12 + 15 + 17 + 20 + 22

Directe belastingen

12

waarvan te betalen door ondernemingen

13

waarvan te betalen door huishoudens

14

Indirecte belastingen

15

waarvan belasting over de toegevoegde waarde (btw)

16

Sociale premies

17

waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers

18

waarvan sociale premies t.l.v. werknemers

19

Overige lopende inkomsten

20

waarvan te ontvangen rente

21

Verkopen

22

Totale lopende uitgaven

23 = 24 + 28 + 29 + 31

Inkomensoverdrachten

24 = 25 + 26 + 27

Sociale uitkeringen

25

Te betalen subsidies

26

Overige te betalen inkomensoverdrachten

27

Te betalen rente

28

Beloning van werknemers

29

waarvan lonen

30

Intermediair verbruik

31

Brutobesparingen

32 = 11 – 23

Totale kapitaalinkomsten

33

waarvan vermogensheffingen

34

Totale kapitaaluitgaven

35 = 36 + 37 + 38

Investeringen

36

Overige nettoaankopen van niet-financiële activa

37

Te betalen kapitaaloverdrachten

38

Tekort (–) of overschot (+)

39 = 1 = 40 + 41 + 42 + 43

Tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid

40

Tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid

41

Tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid

42

Tekort (–) of overschot (+) van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

43

Pro-memorieposten

Werkelijke sociale premies

44

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura)

45


Tabel 1B

Categorie

Nummer en lineair verband

Betalingen door lidstaat aan de begroting van de Europese Unie

1 = 2 + 4 + 5 + 7

Indirecte belastingen te ontvangen door EU-begroting

2

waarvan door de EU-begroting ontvangen btw

3

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking te betalen door de overheid aan de EU-begroting

4

Overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting

5

waarvan vierde eigen middel van de EU

6

Kapitaaloverdrachten te betalen door de overheid aan de EU-begroting

7

EU-uitgaven in lidstaat

8 = 9 + 10 + 11 + 12 + 13

Subsidies te betalen uit de EU-begroting

9

Inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid

10

Inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen

11

Kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid

12

Kapitaalsoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen

13

Netto-ontvangsten uit de EU-begroting (netto-ontvanger+, nettobetaler –)

14 = 8 – 1

Pro-memorieposten

Kosten van inning van eigen middelen

15


Tabel 1C

Categorie

Nummer en lineair verband

Consumptieve bestedingen

1 = 2 + 3 = 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 – 10

Individuele consumptieve bestedingen

2

Collectieve consumptieve bestedingen

3

Beloning van werknemers

4 = [1A.29] (1)

Intermediair verbruik

5 = [1A.31]

Sociale overdrachten in natura verstrekt via marktproducenten

6

Verbruik van vaste activa

7

Betaalde belasting op productie minus ontvangen subsidies

8

Netto exploitatieoverschot

9

Verkopen

10 = [1A.22]

Pro-memorieposten

Consumptieve bestedingen tegen prijzen van het vorige jaar

11

Tekort (–) of overschot (+)

12 = [1A.1]

Te betalen rente

13 = [1A.10]

Rente met inbegrip van betalingen in het kader van swaps en termijncontracten met rentevaststelling

14

Procedure bij buitensporige tekorten (–) of overschot (+)

15 = 12 + 13 – 14

Opbrengsten van „universal mobile telecommunications system” (UMTS)

16

Schuld

17 = [3A.1]

Bruto binnenlands product (bbp) tegen lopende prijzen

18

Bbp tegen prijzen van het vorige jaar

19

Overheidsinvesteringen tegen prijzen van het vorige jaar

20

Statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen

Tabel 2A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

1 = [1A.1]

Aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen

2 = 1 – 3

Nettotransacties in financiële activa en passiva

3 = 4 – 15

Transacties in financiële activa (geconsolideerd)

4 = 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 13

Transacties in chartaal geld en deposito’s

5

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — kort- en langlopende effecten

6

Transacties in financiële derivaten

7

Transacties in leningen

8

Transacties in aandelen en overige deelnemingen

9

Privatiseringen

10

Kapitaalverhogingen

11

Overige

12

Transacties in overige financiële activa

13

waarvan lopende maar nog niet betaalde belastingen en socialeverzekeringspremies

14

Transacties in passiva (geconsolideerd)

15 = 16 + 17 + 18 + 19 + 20 + 22

Transacties in chartaal geld en deposito’s

16

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — kortlopende effecten

17

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten

18

Transacties in financiële derivaten

19

Transacties in leningen

20

waarvan leningen van centrale bank

21

Transacties in overige passiva

22

Transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd)

= financieringsbehoefte van de overheid

23 = 16 + 17 + 18 + 20

23 = 25 + 26 + 27

23 = 2 – 1 + 4 – 19 – 22

Transacties in langlopende schuldbewijzen

24

Transacties in schuldbewijzen luidende in nationale valuta

25

Transacties in schuldbewijzen luidende in een deelnemende vreemde valuta (2)

26

Transacties in schuldbewijzen luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta

27

Overige stromen

28 = 29 + 32

Waarderingseffecten van schulden

29 = 30 + 31

Waarderingsverschillen van vreemde valuta

30

Overige waarderingseffecten — nominale waarde

31

Overige volumemutaties in schulden

32

Mutaties in schulden

33 = 23 + 28

33 = 2 – 1 + 4 – 19 – 22 + 28


Tabel 2B

Categorie

Nummer en lineair verband

Transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

Transacties in chartaal geld en deposito’s (passiva) — niet-geconsolideerd

2

Transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd

3

Transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd

4

Transacties in leningen van de centrale bank

5

Transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd

6

Consoliderende transacties

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Consoliderende transacties — chartaal geld en deposito’s

8 = 2 – [2A.16]

Consoliderende transacties — kortlopende effecten

9 = 3 – [2A.17]

Consoliderende transacties — langlopende effecten

10 = 4 – [2A.18]

Consoliderende transacties — leningen

11 = 6 – ([2A.20] – [2A.21])

Schuldstatistieken

Tabel 3A

Categorie

Nummer en lineair verband

Schuld

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

= 7 + 12 = 13 + 14 + 15

= 16 + 17 = 19 + 20 + 22

= 24 + 25 + 26 + 27

Schuld — chartaal geld en deposito’s (passiva)

2

Schuld — kortlopende effecten (passiva)

3

Schuld — langlopende effecten (passiva)

4

Schuld — leningen van de centrale bank (passiva)

5

Schuld — overige leningen (passiva)

6

Schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Schuld aangehouden door de centrale bank

8

Schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen

9

Schuld aangehouden door overige financiële instellingen

10

Schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat

11

Schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat

12

Schuld luidende in nationale valuta

13

Schuld luidende in een deelnemende vreemde valuta

14

Schuld luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta

15

Kortlopende schuld

16

Langlopende schuld

17

waarvan tegen variabele rentevoet

18

Schuld met een resterende looptijd tot en met één jaar

19

Schuld met een resterende looptijd langer dan één en tot vijf jaar

20

waarvan tegen variabele rentevoet

21

Schuld met een resterende looptijd langer dan vijf jaar

22

waarvan tegen variabele rentevoet

23

Component schuld van centrale overheid

24 = [3B.7] – [3B.15]

Component schuld van deelstaatoverheid

25 = [3B.9] – [3B.16]

Component schuld van lagere overheid

26 = [3B.11] – [3B.17]

Component schuld van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

27= [3B.13] – [3B.18]

Pro-memorieposten

Gemiddelde resterende looptijd van schuld

28

Schuld — nulcouponobligaties

29


Tabel 3B

Categorie

Nummer en lineair verband

Schuld (niet-geconsolideerd)

1 = 7 + 9 + 11 + 13

Consoliderende elementen

2 = 3 + 4 + 5 + 6 = 8 + 10 + 12 + 14

= 15 + 16 + 17 + 18

Consoliderende elementen — chartaal geld en deposito’s

3

Consoliderende elementen — kortlopende effecten

4

Consoliderende elementen — langlopende effecten

5

Consoliderende elementen — leningen

6

Schuld uitgegeven door de centrale overheid

7

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

8

Schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid

9

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

10

Schuld uitgegeven door de lagere overheid

11

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

12

Schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

13

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

14

Pro-memorieposten

Door centrale overheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

15

Door deelstaatoverheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

16

Door lagere overheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

17

Door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

18


(1)  [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.

(2)  Te rapporteren voor de jaren voordat de lidstaat een deelnemende lidstaat werd.


BIJLAGE II

METHODOLOGISCHE DEFINITIES

1.   Definities van sectoren en subsectoren

Sectoren en subsectoren in het ESR 95

 

 

In handen van de overheid

In handen van de particuliere sector

In handen van het buitenland

Totale economie

S.1

 

 

 

Niet-financiële ondernemingen

S.11

S.11001

S.11002

S.11003

Financiële instellingen

S.12

 

 

 

Centrale bank

S.121

 

 

 

Overige monetaire financiële instellingen

S.122

S.12201

S.12202

S.12203

Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S.123

S.12301

S.12302

S.12303

Financiële hulpbedrijven

S.124

S.12401

S.12402

S.12403

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S.125

S.12501

S.12502

S.12503

Overheid

S.13

 

 

 

Centrale overheid

S.1311

 

 

 

Deelstaatoverheid

S.1312

 

 

 

Lagere overheid

S.1313

 

 

 

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S.1314

 

 

 

Huishoudens

S.14

 

 

 

Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

S.15

 

 

 

Rest van de wereld

S.2

 

 

 

Europese Unie

S.21

 

 

 

Overige EU-lidstaten

S.211

 

 

 

Instellingen van de EU

S.212

 

 

 

Derde landen en internationale organisaties

S.22

 

 

 

2.   Definitie van de categorieën  (1)

Tabel 1A:

1.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.1] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.13.

2.

De categorie totale inkomsten [1A.2] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.3], plus totale kapitaalinkomsten [1A.4].

3.

De categorie lopende inkomsten [1A.3] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.11].

4.

De categorie totale kapitaalinkomsten [1A.4] is gelijk aan totale kapitaalinkomsten [1A.33].

5.

De categorie totale uitgaven [1A.5] is gelijk aan totale lopende uitgaven [1A.6], plus totale kapitaaluitgaven [1A.7].

6.

De categorie lopende uitgaven [1A.6] is gelijk aan totale lopende uitgaven [1A.23].

7.

De categorie totale kapitaaluitgaven [1A.7] is gelijk aan totale kapitaaluitgaven [1A.35].

8.

De categorie primair tekort (–) of overschot (+) [1A.8] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.9], plus te betalen rente [1A.10].

9.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.9] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1].

10.

De categorie te betalen rente [1A.10] is gelijk aan te betalen rente [1A.28].

11.

De categorie totale lopende inkomsten [1A.11] is gelijk aan directe belastingen [1A.12], plus indirecte belastingen [1A.15], plus sociale premies [1A.17], plus overige lopende inkomsten [1A.20], plus verkopen [1A.22].

12.

De categorie directe belastingen [1A.12] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13.

13.

De categorie directe belastingen waarvan te betalen door ondernemingen [1A.13] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.11 en S.12.

14.

De categorie directe belastingen waarvan te betalen door huishoudens [1A.14] is gelijk aan belastingen op inkomen en vermogen enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.14.

15.

De categorie indirecte belastingen [1A.15] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.13.

16.

De categorie indirecte belastingen waarvan belasting op de toegevoegde waarde (btw) [1A.16] is gelijk aan belastingen van het type belastingen over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.13.

17.

De categorie sociale premies [1A.17] is gelijk aan sociale premies (D.61) geregistreerd onder middelen van S.13.

18.

De categorie sociale premies waarvan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers [1A.18] is gelijk aan werkelijke sociale premies t.l.v. werkgevers (D.6111) geregistreerd onder middelen van S.13.

19.

De categorie sociale premies waarvan sociale premies t.l.v. werknemers [1A.19] is gelijk aan sociale premies t.l.v. werknemers (D.6112) geregistreerd onder middelen van S.13.

20.

De categorie overige lopende inkomsten [1A.20] is gelijk aan inkomen uit vermogen (D.4), plus schadeverzekeringsuitkeringen (D.72), plus inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13, plus behalve middelen van S.13 vallende onder rente (D.41) die ook bestedingen zijn van S.13, plus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies (D.39) die ook bestedingen zijn van S.13.

21.

De categorie overige lopende inkomsten waarvan te ontvangen rente [1A.21] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van alle sectoren behalve S.13.

22.

De categorie verkopen [1A.22] is gelijk aan marktoutput (P.11), plus output voor eigen finaal gebruik (P.12), plus betalingen voor overige niet-marktoutput (P.131) geregistreerd onder middelen van S.13.

23.

De categorie totale lopende uitgaven [1A.23] is gelijk aan inkomensoverdrachten [1A.24], plus te betalen rente [1A.28], plus beloning van werknemers [1A.29], plus intermediair verbruik [1A.31].

24.

De categorie inkomensoverdrachten [1A.24] is gelijk aan sociale uitkeringen [1A.25], plus te betalen subsidies [1A.26], plus overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.27].

25.

De categorie sociale uitkeringen [1A.25] is gelijk aan sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62), plus sociale overdrachten in natura in verband met uitgaven voor aan huishoudens via marktproducenten geleverde producten (D.6311 + D.63121 + D.63131) geregistreerd onder bestedingen van S.13, plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van S.15.

26.

De categorie te betalen subsidies [1A.26] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de middelen van S.13.

27.

De categorie overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.27] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5), plus niet-productgebonden belastingen op productie (D.29), plus inkomen uit vermogen (D.4), m.u.v. rente (D.41), plus schadeverzekeringspremies (netto) (D.71), plus inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder bestedingen van S.13, plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.15.

28.

De categorie te betalen rente [1A.28] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

29.

De categorie beloning van werknemers [1A.29] is gelijk aan beloning van werknemers (D.1) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

30.

De categorie beloning van werknemers waarvan lonen [1A.30] is gelijk aan lonen (D.11) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

31.

De categorie intermediair verbruik [1A.31] is gelijk aan intermediair verbruik (P.2) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

32.

De categorie brutobesparingen [1A.32] is gelijk aan totale lopende inkomsten [1A.11], minus totale lopende uitgaven [1A.23].

33.

De categorie totale kapitaalinkomsten [1A.33] is gelijk aan totale ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in de passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te betalen door alle sectoren behalve S.13.

34.

De categorie totale kapitaalinkomsten waarvan vermogensheffingen [1A.34] is gelijk aan vermogensheffingen (D.91) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

35.

De categorie totale kapitaaluitgaven [1A.35] is gelijk aan investeringen [1A.36], plus overige nettoaankopen van niet-financiële activa [1A.37], plus te betalen kapitaaloverdrachten [1A.38].

36.

De categorie investeringen [1A.36] is gelijk aan investeringen in vaste activa (bruto) (P.51) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

37.

De categorie overige nettoaankopen van niet-financiële activa [1A.37] is gelijk aan de mutaties in voorraden (P.52), plus het saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53), plus het saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (K.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

38.

De categorie te betalen kapitaaloverdrachten [1A.38] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te betalen door alle sectoren behalve S.13.

39.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.39] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], en is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) van de centrale overheid [1A.40], plus tekort (–) of overschot (+) van de deelstatenoverheid [1A.41], plus tekort (–) of overschot van de lagere overheid [1A.42], plus tekort (–) of overschot van socialeverzekeringsinstellingen [1A.43].

40.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.40] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1311.

41.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.41] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1312.

42.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid [1A.42] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1313.

43.

De categorie tekort (–) of overschot (+) van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [1A.43] is gelijk aan vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (B.9) van S.1314.

44.

De categorie werkelijke sociale premies [1A.44] is gelijk aan werkelijke sociale premies (D.611) geregistreerd onder middelen van S.13.

45.

De categorie sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) [1A.45] is gelijk aan sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

Tabel 1B:

1.

De categorie betalingen door een lidstaat aan de EU-begroting [1B.1] is gelijk aan indirecte belastingen ontvangen door de EU-begroting, plus inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.4], plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.5], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.7].

2.

De categorie indirecte belastingen te ontvangen door de EU-begroting [1B.2] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.212.

3.

De categorie indirecte belastingen te ontvangen door de EU-begroting, waarvan btw ontvangen door de EU-begroting [1B.3] is gelijk aan belasting over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.212.

4.

De categorie inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.4] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

5.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.5] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

6.

De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting, waarvan vierde eigen middel van de EU [1B.6], is gelijk aan de bnp-afdracht aan de Europese Unie (ESR 95, paragraaf 4.138) geregistreerd onder overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

7.

De categorie kapitaaloverdrachten te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.7] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en als een kapitaaloverdracht te ontvangen door S.212.

8.

De categorie EU-uitgaven in een lidstaat [1B.8] is gelijk aan subsidies (D.3) te betalen uit de EU-begroting [1B.9], plus overige inkomensoverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10], plus overige kapitaaloverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13].

9.

De categorie subsidies te betalen uit de EU-begroting [1B.9] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de middelen van S.212.

10.

De categorie inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.212.

11.

De categorie inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.212 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

12.

De categorie kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en onder mutaties in activa van S.212.

13.

De categorie kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13] is gelijk aan betaalde kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in activa van S.212 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

De categorie netto-ontvangsten uit de EU-begroting [1B.14] is gelijk aan de netto-ontvangsten van de overheid uit de EU-begroting, plus de netto-ontvangsten van niet-overheidsinstellingen uit de EU-begroting.

15.

De categorie kosten van inning van eigen middelen [1B.15] is het gedeelte van marktoutput (P.11) geregistreerd onder middelen van S.13 dat gelijk is aan de kosten van inning van eigen middelen betaald uit de EU-begroting.

Tabel 1C:

1.

De categorie consumptieve bestedingen [1C.1] is gelijk aan consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

2.

De categorie individuele consumptieve bestedingen [1C.2] is gelijk aan individuele consumptieve bestedingen (P.31) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

3.

De categorie collectieve consumptieve bestedingen [1C.3] is gelijk aan collectieve consumptieve bestedingen (P.32) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

4.

De categorie beloning van werknemers [1C.4] is gelijk aan [1A.29].

5.

De categorie intermediair verbruik [1C.5] is gelijk aan [1A.31].

6.

De categorie sociale overdrachten in natura geleverd via marktproducenten [1C.6] is gelijk aan sociale overdrachten in natura gerelateerd aan uitgaven voor aan huishoudens via marktproducenten geleverde producten (D.6311 + D.63121 + D.63131) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

7.

De categorie verbruik van vaste activa [1C.7] is gelijk aan verbruik van vaste activa (K.1) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

8.

De categorie betaalde belastingen op productie minus ontvangen subsidies [1C.8] is gelijk aan betalingen van niet-productgebonden belastingen op productie (D.29) geregistreerd onder bestedingen van S.13, minus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies (D.39) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

9.

De categorie netto exploitatieoverschot [1C.9] is gelijk aan exploitatieoverschot, netto (B.2n) van S.13.

10.

De categorie verkopen [1C.10] is gelijk aan [1A.22].

11.

De categorie consumptieve bestedingen tegen prijzen van het vorige jaar [1C.11] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13 tegen prijzen van het vorige jaar.

12.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [1C.12] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1].

13.

De categorie te betalen rente [1C.13] is gelijk aan te betalen rente [1A.10].

14.

De categorie rente met inbegrip van betalingen in het kader van swaps en termijncontracten met rentevaststelling [1C.14] is gelijk aan de buitensporigetekortenprocedure (BTP)-rente (EDP D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

15.

De categorie EDP-tekort (–) of -overschot (+) [1C.15] is gelijk aan EDP-vorderingenoverschot (+) / vorderingentekort (–) (EDP B.9) van S.13.

16.

De categorie opbrengst van de verkoop van UMTS (universal mobile telecommunications systems)-licenties [1C.16] is gelijk aan de opbrengst van de verkoop van licenties voor mobiele telefonie van de derde generatie, geregistreerd als de verkoop van een niet-financieel activum volgens het besluit van Eurostat betreffende de toewijzing van mobieletelefonielicenties.

17.

De categorie schuld [1C.17] is gelijk aan schuld zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 479/2009.

18.

De categorie bruto binnenlands product (bbp) tegen lopende prijzen [1C.18] is gelijk aan bbp (B.1 * g) tegen marktprijzen.

19.

Bbp tegen prijzen van het vorige jaar [1C.19] is gelijk aan het kettingindexcijfers volume bbp (B.1 * g) tegen prijzen van het vorige jaar.

20.

De categorie overheidsinvesteringen tegen prijzen van het vorige jaar [1C.20] is gelijk aan kettingindexcijfers (P.51) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, tegen constante prijzen.

Tabel 2A:

1.

De categorie tekort (–) of overschot (+) [2A.1] is gelijk aan [1A.1].

2.

De categorie aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen [2A.2] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [2A.1], minus nettotransacties in financiële activa en passiva [2A.3].

3.

De categorie nettotransacties in financiële activa en passiva [2A.3] is gelijk aan transacties in financiële activa [2A.4], minus de nettotoename van transacties in passiva [2A.15].

4.

De categorie transacties in financiële activa (geconsolideerd) [2A.4] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.5], plus transacties in effecten m.u.v. aandelen (F.33) [2A.6], plus transacties in financiële derivaten (F.34) [2A.7], plus transacties in leningen (F.4) [2A.8], plus transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) [2A.9], plus transacties in overige financiële activa [2A.13], geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

5.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's (activa) [2A.5] is gelijk aan de nettoaankopen van chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

6.

De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — kort- en langlopende effecten (activa) [2A.6] is gelijk aan de nettoaankopen van effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (F.33) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

7.

De categorie transacties in financiële derivaten (activa) [2A.7] is gelijk aan de nettobetalingen betreffende financiële derivaten (F.34) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

8.

De categorie transacties in leningen (activa) [2A.8] is gelijk aan nieuwe leningen (F.4) verstrekt door de overheid, na aftrek van terugbetalingen aan de overheid, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

9.

De categorie transacties in aandelen en overige deelnemingen (activa) [2A.9] is gelijk aan de nettoaankopen van aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

10.

De categorie privatiseringen (netto) [2A.10] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap (ESR 95, paragraaf 2.26) (2) door S.13 over de eenheid die debiteur is; S.13 kan dergelijke transacties rechtstreeks uitvoeren met de eenheid die debiteur is, of met een andere eenheid die crediteur is.

11.

De categorie kapitaalverhogingen (netto) [2A.11] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva van S.11 of S.12, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is.

12.

De categorie overige transacties in aandelen en overige deelnemingen [2A.12] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11, S.12 of S.14, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en niet rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is, maar met een andere eenheid die crediteur is.

13.

De categorie transacties in overige financiële activa [2A.13] is gelijk aan de nettoaankopen van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (F.1) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, plus de nettoaankopen van verzekeringstechnische voorzieningen (F.6) plus overige handelskredieten (F.7) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14.

De categorie transacties in overige financiële activa waarvan lopende maar nog niet betaalde belastingen en socialeverzekeringspremies [2A.14] is gelijk aan dat gedeelte van handelskredieten en transitorische posten (F.7 activa) dat betrekking heeft op de belastingen en sociale premies geregistreerd onder D.2, D.5, D.6 en D.91, minus de feitelijk geïnde bedragen aan belastingen, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

15.

De categorie transacties in passiva (geconsolideerd) [2A.15] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], transacties in kortlopende effecten met uitzondering van aandelen, exclusief financiële derivaten (F.331) [2A.17], plus transacties in langlopende effecten met uitzondering van aandelen, exclusief financiële derivaten (F.332) [2A.18], plus transacties in financiële derivaten (F.34) [2A.19], plus transacties in leningen (F.4) [2A.20], plus transacties in overige passiva [2A.22], geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

16.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's (activa) [2A.16] is gelijk aan de nettoaankopen van chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

17.

De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — kortlopende effecten (passiva) [2A.17] is gelijk aan de nettoaankopen van kortlopende effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (F.331) met een oorspronkelijke looptijd van 1 jaar of korter geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

18.

De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten (passiva) [2A.18] is gelijk aan de nettoaankopen van langlopende effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (F.332) met een oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

19.

De categorie transacties in financiële derivaten (passiva) [2A.19] is gelijk aan de netto-ontvangsten betreffende financiële derivaten (F.34) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

20.

De categorie transacties in leningen (passiva) [2A.20] is gelijk aan nieuw afgesloten leningen (F.4), na aftrek van terugbetalingen van bestaande leningen, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

21.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2A.21] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

22.

De categorie transacties in overige passiva [2A.22] is gelijk aan de nettotoename van passiva in verzekeringstechnische voorzieningen (F.6), plus andere transitorische posten (F.7) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

23.

De categorie transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.23] is gelijk aan de nettotoename van passiva in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], plus effecten m.u.v. aandelen, exclusief derivaten [2A.17 en 2A.18] (F.33), plus leningen (F.4) [2A.20]. Het wordt ook aangeduid als de financieringsbehoefte van de overheid.

24.

De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.24] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

25.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in nationale valuta [2A.25] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] luidende in de eenheid van het wettige betaalmiddel van de lidstaat.

26.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in een deelnemende vreemde valuta [2A.26] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] luidende in ecu, plus schuldbewijzen luidende in euro voordat de lidstaat de euro aanneemt (hierna een „deelnemende lidstaat” genoemd), plus schuldbewijzen luidende in het wettige betaalmiddel van een deelnemende lidstaat voordat die een deelnemende lidstaat wordt. De nationale munteenheid is hierbij uitgesloten [2A.25].

27.

De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta [2A.27] is gelijk aan de nettotoename van passiva in schuldbewijzen [2A.23], niet inbegrepen in [2A.25] of [2A.26].

28.

De categorie overige stromen [2A.28] is gelijk aan waarderingseffecten van schulden [2A.29], plus overige volumemutaties in schuld [2A.32].

29.

De categorie waarderingseffecten van schulden [2A.29] is gelijk aan waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30], plus overige waarderingseffecten — nominale waarde [2A.31].

30.

De categorie waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30] is gelijk aan nominale waarderingsverschillen (K.11) van schuld [3A.1] die bij omrekening in de nationale valuta van waarde verandert vanwege wisselkoersschommelingen.

31.

De categorie overige waarderingseffecten — nominale waarde [2A.31] is gelijk aan mutaties in schulden [2A.33], minus transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.23], minus waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30], minus overige volumemutaties in schulden [2A.32].

32.

De categorie overige volumemutaties in schulden [2A.32] is gelijk aan overige volumemutaties (K.7, K.8, K.10 en K.12) in passiva ingedeeld als chartaal geld en deposito’s (AF.2), effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (AF.33), of leningen (AF.4), die geen activa van S.13 zijn.

33.

De categorie mutaties in schulden [2A.33] is gelijk aan schuld [3A.1] in jaar t, minus schuld [3A.1] in jaar t–1.

Tabel 2B:

1.

De categorie transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd [2B.1] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2], plus transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3], plus transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4], plus transacties in leningen van de centrale bank [2B.5], plus transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6].

2.

De categorie transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito's (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

3.

De categorie transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3] is gelijk aan transacties in effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar of korter is, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

4.

De categorie transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4] is gelijk aan transacties in effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

5.

De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2B.5] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

6.

De categorie transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.121.

7.

De categorie consoliderende transacties [2B.7] is gelijk aan transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd [2B.1], minus transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.23].

8.

De categorie consoliderende transacties — chartaal geld en deposito's [2B.8] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2], minus geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito's (passiva) [2A.16].

9.

De categorie consoliderende transacties — kortlopende effecten [2B.9] is gelijk aan transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3], minus geconsolideerde transacties in effecten met uitzondering van aandelen — kortlopende effecten (passiva) [2A.17].

10.

De categorie consoliderende transacties — langlopende effecten [2B.10] is gelijk aan transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4], minus geconsolideerde transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten (passiva) [2A.18].

11.

De categorie consoliderende transacties — leningen [2B.11] is gelijk aan transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6], minus geconsolideerde transacties in leningen (passiva) [2A.20], minus geconsolideerde transacties in leningen van de centrale bank [2A.21].

Tabel 3A:

1.

De categorie schuld [3A.1] is gelijk aan schuld [1C.17].

2.

De categorie schuld — chartaal geld en deposito's (passiva) [3A.2] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument chartaal geld en deposito's (AF.2).

3.

De categorie schuld — kortlopende effecten (passiva) [3A.3] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument effecten m.u.v. aandelen exclusief financiële derivaten (AF.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar of korter is.

4.

De categorie schuld — langlopende effecten (passiva) [3A.4] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (AF.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

5.

De categorie schuld — leningen van de centrale bank (passiva) [3A.5] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat een activum is van S.121.

6.

De categorie schuld — overige leningen (passiva) [3A.6] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat geen activum is van S.121.

7.

De categorie schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat [3A.7] is gelijk aan schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8], plus schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9], plus schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10], plus schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11].

8.

De categorie schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.121.

9.

De categorie schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.122.

10.

De categorie schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.123, S.124 of S.125.

11.

De categorie schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.11, S.14 of S.15.

12.

De categorie schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat [3A.12] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.2.

13.

De categorie schuld luidende in nationale valuta [3A.13] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettige betaalmiddel van de lidstaat.

14.

De categorie schuld luidende in een deelnemende vreemde valuta [3A.14] is — voordat de lidstaat een deelnemende lidstaat wordt — gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettige betaalmiddel van een van de deelnemende lidstaten (m.u.v. de nationale valuta [3A.13]), plus schuld luidende in ecu of in euro.

15.

De categorie schuld luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta [3A.15] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat niet inbegrepen is in [3A.13] of [3A.14].

16.

De categorie kortlopende schuld [3A.16] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar is of korter.

17.

De categorie langlopende schuld [3A.17] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

18.

De categorie langlopende schuld waarvan tegen variabele rentevoet [3A.18] is gelijk aan het gedeelte van langlopende schuld [3A.17] waarvoor de rentevoet variabel is.

19.

De categorie schuld met een resterende looptijd tot en met 1 jaar [3A.19] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van 1 jaar of korter.

20.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar.

21.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.21] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] waarvoor de rentevoet variabel is.

22.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 5 jaar.

23.

De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.23] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] waarvoor de rentevoet variabel is.

24.

De categorie component schuld van centrale overheid [3A.24] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, minus de activa van S.1311 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1311 [3B.15].

25.

De categorie component schuld van deelstaatoverheid [3A.25] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, minus de activa van S.1312 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1312 [3B.16].

26.

De categorie component schuld van lagere overheid [3A.26] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, minus de activa van S.1313 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1313 [3B.17].

27.

De categorie component schuld van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [3A.27] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, minus de activa van S.1314 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1314 [3B.18].

28.

Gemiddelde resterende looptijd van schuld [3A.28] is gelijk aan de gemiddelde resterende looptijd gewogen naar de uitstaande bedragen, uitgedrukt in jaren.

29.

De categorie schuld — nulcouponobligaties [3A.29] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in de vorm van nulcouponobligaties, d.w.z. obligaties zonder couponbetalingen, waarbij de rente gebaseerd is op het verschil tussen de koersen bij aflossing en bij uitgifte.

Tabel 3B:

1.

De categorie schuld — niet-geconsolideerd [3B.1] is gelijk aan de passiva van S.13, met inbegrip van de passiva die activa zijn van S.13, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

2.

De categorie consoliderende elementen [3B.2] is gelijk aan de passiva van S.13 die tegelijkertijd activa zijn van S.13, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

3.

De categorie consoliderende elementen — chartaal geld en deposito's [3B.3] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument chartaal geld en deposito's (F.2).

4.

De categorie consoliderende elementen — kortlopende effecten [3B.4] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd 1 jaar of korter is.

5.

De categorie consoliderende elementen — langlopende effecten [3B.5] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan 1 jaar is.

6.

De categorie consoliderende elementen — leningen [3B.6] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument leningen (F.4).

7.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid [3B.7] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

8.

De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.8] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1312, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

9.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid [3B.9] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

10.

De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.10] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1311, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

11.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid [3B.11] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

12.

De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.12] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

13.

De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [3B.13] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

14.

De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.14] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

15.

De categorie door centrale overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.15] is gelijk aan de passiva van S.1312, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

16.

De categorie door deelstaatoverheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.16] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

17.

De categorie door lagere overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.17] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1314 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

18.

De categorie door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.18] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1313 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].


(1)  [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.

(2)  Hetgeen leidt tot de herindeling van de eenheid die debiteur is, van de subsector S.11001 of S.12x01 naar de subsector S.11002/3 of S.12x02/3 of omgekeerd.


BIJLAGE III

INDIENINGS- EN CODERINGSNORMEN

Voor de elektronische indiening van de statistische gegevens, zoals beschreven in de artikelen 2 en 3, maken de NCB's en de ECB gebruik van de EXDI-faciliteit. De gegevensbestanden worden gecodeerd in het SDMX-EDI (GESMES/TS)-berichtenformaat. De individuele tijdreeksen worden weergegeven met behulp van de hiernavolgende ECB_GST1-sleutelgroep.

ECB_GST1-sleutelgroep

Nummer

Naam

Beschrijving

Codelijst

1

Frequentie

Frequentie van de gerapporteerde tijdreeks

CL_FREQ

2

Referentiesector

Alfanumerieke, uit twee tekens bestaande ISO-landencode van het rapporterende land of van het aggregaat

CL_AREA_EE

3

Correctieaanduiding

De dimensie geeft aan of de tijdreeks op een of andere manier is gecorrigeerd, bijvoorbeeld een seizoens- en/of werkdagcorrectie

CL_ADJUSTMENT

4

Bestedingssector of crediteuren-/activasector

Sector waarvoor de categorie een besteding/mutatie in activa is

CL_SECTOR_ESA

5

Post

Categorie van de tijdreeks

CL_GOVNT_ITEM_ESA

6

Middelensector of debiteuren-/passivasector

Sector waarvoor de categorie een middel/mutatie in passiva en vermogensaldo is

CL_SECTOR_ESA

7

Waardering

Toegepaste waarderingsmethode

CL_GOVNT_VALUATION

8

Reekseenheid

Eenheid van de gerapporteerde categorie en overige kenmerken

CL_GOVNT_ST_SUFFIX


OVEREENKOMSTEN

Raad

1.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/46


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Korea betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Korea betreffende samenwerking ter bestrijding van concurrentieverstorende activiteiten is op 1 juli 2009 in werking getreden, aangezien de in artikel 11, lid 1, van de overeenkomst bedoelde procedures op die dag zijn voltooid.