ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.194.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 194

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
25 juli 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 665/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 666/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

3

 

*

Verordening (EG) nr. 667/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Nocciola Romana (BOB))

5

 

*

Verordening (EG) nr. 668/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beoordeling en certificering van de kwalitatieve en niet-klinische gegevens in verband met geneesmiddelen voor geavanceerde therapie ontwikkeld door kleine, middelgrote en micro-ondernemingen ( 1 )

7

 

*

Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG ( 1 )

11

 

*

Verordening (EG) nr. 670/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft openbare interventie via openbare inschrijving voor de aankoop van durumtarwe of padie, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 428/2008 en (EG) nr. 687/2008

22

 

*

Verordening (EG) nr. 671/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot opening van de procedure voor de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2010 in het kader van bepaalde GATT-contingenten naar de Verenigde Staten van Amerika kan worden uitgevoerd

47

 

 

Verordening (EG) nr. 672/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode juli 2009

53

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/560/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 22 juli 2009 tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2009 en tot wijziging van Beschikking 2008/897/EG wat betreft de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor programma’s die bij die beschikking zijn goedgekeurd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5475)

56

 

 

2009/561/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 22 juli 2009 tot wijziging van Beschikking 2006/679/EG met betrekking tot de toepassing van de technische specificatie inzake interoperabiliteit voor het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5607)  ( 1 )

60

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/1


VERORDENING (EG) Nr. 665/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

23,3

ZZ

23,3

0707 00 05

TR

98,9

ZZ

98,9

0709 90 70

TR

97,5

ZZ

97,5

0805 50 10

AR

49,5

UY

48,0

ZA

61,6

ZZ

53,0

0806 10 10

EG

151,8

MA

152,8

TR

115,0

US

141,6

ZA

127,3

ZZ

137,7

0808 10 80

AR

84,8

BR

69,0

CL

89,1

CN

103,8

NZ

85,6

US

91,3

ZA

86,4

ZZ

87,1

0808 20 50

AR

95,7

CL

81,2

ZA

104,2

ZZ

93,7

0809 10 00

TR

159,1

ZZ

159,1

0809 20 95

CA

324,1

TR

287,2

US

393,4

ZZ

334,9

0809 30

TR

157,2

ZZ

157,2

0809 40 05

IL

167,2

ZZ

167,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/3


VERORDENING (EG) Nr. 666/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 630/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 25 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 187 van 18.7.2009, blz. 3.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 25 juli 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

31,34

1,88

1701 11 90 (1)

31,34

5,86

1701 12 10 (1)

31,34

1,75

1701 12 90 (1)

31,34

5,43

1701 91 00 (2)

32,59

8,94

1701 99 10 (2)

32,59

4,56

1701 99 90 (2)

32,59

4,56

1702 90 95 (3)

0,33

0,33


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/5


VERORDENING (EG) Nr. 667/2009 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2009

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Nocciola Romana (BOB))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 510/2006 is de aanvraag van Italië tot registratie van de benaming „Nocciola Romana” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 308 van 3.12.2008, blz. 19.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.6.   Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

ITALIË

Nocciola Romana (BOB)


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/7


VERORDENING (EG) Nr. 668/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beoordeling en certificering van de kwalitatieve en niet-klinische gegevens in verband met geneesmiddelen voor geavanceerde therapie ontwikkeld door kleine, middelgrote en micro-ondernemingen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie en tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG en Verordening (EG) nr. 726/2004 (1), en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het kader van Verordening (EG) nr. 1394/2007 moeten bepalingen worden vastgesteld voor de beoordeling en certificering van kwalitatieve en niet-klinische gegevens die door kleine en middelgrote ondernemingen aan het Europees Geneesmiddelenbureau (hierna „het bureau” genoemd) zijn verstrekt, om deze bedrijven te stimuleren kwalitatieve en niet-klinische studies over geneesmiddelen voor geavanceerde therapie uit te voeren.

(2)

Om redenen van coherentie en transparantie moet de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen worden gebruikt die in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2) staat.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1394/2007 moet de certificeringsprocedure onafhankelijk zijn van eventuele vergunningaanvragen. De procedure moet er evenwel ook toe bijdragen dat de beoordeling van eventuele latere aanvragen voor klinische proeven en vergunningen voor het in de handel brengen die op dezelfde gegevens berusten, eenvoudiger wordt. Daarom moeten aanvragen tot certificering op basis van dezelfde wetenschappelijke en technische vereisten worden beoordeeld als de vereisten die van toepassing zijn op aanvragen voor vergunningen voor het in de handel brengen, namelijk die welke zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (3).

(4)

Het moet voor aanvragers van certificering mogelijk zijn alle of een deel van de op grond van bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG vereiste kwalitatieve en niet-klinische gegevens te verstrekken. Teneinde de toegevoegde waarde van certificeringen te waarborgen, moet een aantal minimaal voor de certificering vereiste gegevens worden vastgelegd.

(5)

Het Comité voor geavanceerde therapieën heeft als deel van het bureau de passende expertise voor de beoordeling van kwalitatieve en niet-klinische gegevens in verband met geneesmiddelen voor geavanceerde therapie. Het moet daarom verantwoordelijk zijn voor de beoordeling van aanvragen voor certificering.

(6)

Indien nodig moet het voor het Comité voor geavanceerde therapieën mogelijk zijn een bezoek te brengen aan het bedrijf waar het geneesmiddel voor geavanceerde therapie in ontwikkeling is en daarna haar beoordeling te voltooien.

(7)

Aanvragen voor certificering kunnen betrekking hebben op gecombineerde geneesmiddelen voor geavanceerde therapie, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1394/2007. In dat geval moeten bijkomende vereisten gelden voor de conformiteit van het medisch hulpmiddel of actief implanteerbaar medisch hulpmiddel in het gecombineerde product met de essentiële eisen in respectievelijk Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen (4) en Richtlijn 90/385/EEG van de Raad van 20 juni 1990 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake actieve implanteerbare medische hulpmiddelen (5).

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, zoals bedoeld in Aanbeveling 2003/361/EG, die een geneesmiddel voor geavanceerde therapie ontwikkelen en in de Gemeenschap zijn gevestigd.

Artikel 2

Procedure voor beoordeling en certificering

1.   Aanvragen voor de wetenschappelijke beoordeling en certificering van kwalitatieve en niet-klinische gegevens in verband met een geneesmiddel voor geavanceerde therapie moeten bij het bureau worden ingediend en het volgende bevatten:

a)

alle nodige informatie om aan te tonen dat de aanvrager onder het in artikel 1 vastgelegde toepassingsgebied van deze verordening valt;

b)

een vermelding of de aanvraag op alleen kwalitatieve gegevens of op kwalitatieve en niet-klinische gegevens betrekking heeft;

c)

een verwijzing naar alle aanvragen voor certificering die eerder voor hetzelfde geneesmiddel voor geavanceerde therapie zijn ingediend, een vermelding of een certificaat al of niet is toegekend en een toelichting van de toegevoegde waarde van de nieuwe aanvraag en van de verschillen tussen de nieuwe aanvraag en de vorige;

d)

de desbetreffende vergoeding waarin Verordening (EG) nr. 297/95 van de Raad (6) voorziet;

e)

de in module 3 van bijlage I, deel I, van Richtlijn 2001/83/EG bedoelde gegevens die overeenkomstig de tweede alinea voor certificering worden ingediend, rekening houdend met de specifieke vereisten zoals vastgelegd in deel IV van die bijlage en de wetenschappelijke richtsnoeren zoals bedoeld in artikel 5;

f)

indien de aanvraag zowel voor kwalitatieve als niet-klinische gegevens geldt, de in module 4 van bijlage I, deel I, van Richtlijn 2001/83/EG bedoelde gegevens die overeenkomstig de derde alinea voor certificering worden ingediend, rekening houdend met de specifieke vereisten zoals vastgelegd in deel IV van die bijlage en de wetenschappelijke richtsnoeren zoals bedoeld in artikel 5.

Voor de toepassing van punt e) van de eerste alinea moet de aanvraag ten minste de volgende gegevens bevatten:

a)

algemene informatie en informatie over de grondstoffen en basismaterialen;

b)

fabricageproces van de werkzame stof(fen), met uitzondering van gegevens over procesvalidatie;

c)

karakterisering van de werkzame stof(fen), beperkt tot de gegevens die nodig zijn om de werkzame stof(fen) op een afdoende wijze te beschrijven;

d)

controle van de werkzame stof(fen), met uitzondering van gegevens over de validatie van de analysen;

e)

beschrijving en samenstelling van het eindproduct.

Voor de toepassing van punt f) van de eerste alinea moet de aanvraag ten minste de volgende gegevens bevatten:

a)

primaire farmacodynamische gegevens ter ondersteuning van de reden voor het voorgestelde therapeutische gebruik;

b)

farmacokinetische biodistributiegegevens, indien relevant ter staving van de primaire farmacodynamische gegevens;

c)

ten minste één toxiciteitsstudie.

2.   Als de aanvraag voldoet aan het bepaalde in lid 1, bevestigt het bureau de ontvangst van een geldige aanvraag.

3.   Het Comité voor geavanceerde therapieën beoordeelt de geldige aanvraag binnen de 90 dagen na de bevestiging van ontvangst.

Voor die beoordeling en vooral met het oog op de latere beoordeling van eventuele toekomstige aanvragen voor klinische proeven en vergunningen voor het in de handel brengen, gaat het Comité voor geavanceerde therapieën na of:

a)

de verstrekte kwalitatieve gegevens en de door de aanvrager toegepaste kwalitatieve testmethoden overeenstemmen met de wetenschappelijke en technische vereisten zoals bepaald in de punten 2.3 en 3 van deel I, in deel IV en, indien relevant voor kwalitatieve gegevens, in de inleiding en algemene beginselen van bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG;

b)

indien van toepassing, de niet-klinische gegevens en de door de aanvrager toegepaste niet-klinische testmethoden overeenstemmen met de wetenschappelijke en technische vereisten zoals bepaald in de punten 2.4 en 4 van deel I, in deel IV en, indien relevant voor niet-klinische gegevens, in de inleiding en algemene beginselen van bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG.

4.   Binnen de in lid 3 bedoelde termijn kan het Comité voor geavanceerde therapieën de aanvrager verzoeken om binnen een bepaald tijdsbestek aanvullende informatie te verstrekken.

In dat geval wordt de in lid 3 vermelde termijn geschorst totdat de verlangde aanvullende informatie is verstrekt.

5.   Wanneer het Comité voor geavanceerde therapieën de beoordeling heeft voltooid, zal het bureau de aanvrager daarover inlichten en hem onverwijld de volgende documenten verstrekken:

a)

een beoordelingsverslag met daarin met name de redenen voor het door het Comité voor geavanceerde therapieën genomen besluit over de aanvraag;

b)

voor zover dat op basis van deze beoordeling nodig is, een certificaat dat de kwalitatieve en, in voorkomend geval, de door de aanvrager verstrekte niet-klinische gegevens vermeldt en de overeenkomstige, door hem gevolgde toetsmethodiek die voldoet aan de wetenschappelijke en technische vereisten zoals bedoeld in lid 3, tweede alinea;

c)

indien dat door het Comité voor geavanceerde therapieën als passend wordt beschouwd, een lijst met punten waaraan de aanvrager in de toekomst aandacht moet besteden om te kunnen voldoen aan de wetenschappelijke en technische vereisten van bijlage I bij Richtlijn 2001/83/EG inzake de verstrekte kwalitatieve en, in voorkomend geval, niet-klinische gegevens, en de door de aanvrager toegepaste desbetreffende testmethoden.

Artikel 3

Bezoeken ter plaatse

Het Comité voor geavanceerde therapieën kan aan de aanvrager meedelen dat een bezoek aan het bedrijf waar het betrokken geneesmiddel voor geavanceerde therapie in ontwikkeling is, nodig is om de beoordeling overeenkomstig artikel 2 te voltooien. Het informeert de aanvrager over het doel van het bezoek ter plaatse. Als de aanvrager met het bezoek instemt, wordt dit door ter zake gekwalificeerde inspecteurs van de lidstaten verricht.

In dat geval wordt de in artikel 2, lid 3, bedoelde termijn geschorst tot het verslag van het bezoek ter beschikking van het Comité voor geavanceerde therapieën en de aanvrager is gesteld.

Artikel 4

Gecombineerde geneesmiddelen voor geavanceerde therapie

1.   Wanneer een aanvraag voor certificering op gecombineerde geneesmiddelen voor geavanceerde therapie betrekking heeft, zijn de bijkomende vereisten zoals bepaald in de leden 2 en 3 van toepassing.

2.   De aanvraag voor certificering van gegevens met betrekking tot een gecombineerd geneesmiddel voor geavanceerde therapie bevat eventueel het bewijs dat is voldaan aan de essentiële eisen zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1394/2007.

3.   De aanvraag voor certificering van gegevens met betrekking tot een gecombineerd geneesmiddel voor geavanceerde therapie gaat vergezeld van de resultaten, indien beschikbaar, van de beoordeling overeenkomstig Richtlijn 93/42/EEG of Richtlijn 90/385/EEG van het gedeelte dat een medisch hulpmiddel of een actief implanteerbaar medisch hulpmiddel is, door een aangemelde instantie.

Het bureau erkent bij de beoordeling van de gegevens over het betreffende geneesmiddel de resultaten van de beoordeling door die aangemelde instantie.

Het bureau kan de betrokken aangemelde instantie verzoeken informatie over de resultaten van haar beoordeling te verstrekken. De aangemelde instantie zendt deze informatie binnen een maand. In dat geval wordt de in artikel 2, lid 3, vermelde termijn geschorst totdat de verlangde informatie is verstrekt.

4.   Als de aanvraag niet vergezeld gaat van de resultaten van een dergelijke beoordeling, kan het bureau

a)

een met de aanvrager aangewezen aangemelde instantie verzoeken advies uit te brengen over de conformiteit van het medische-hulpmiddelgedeelte met bijlage I bij Richtlijn 93/42/EEG of bijlage 1 bij Richtlijn 90/385/EEG, tenzij het Comité voor geavanceerde therapieën op advies van zijn deskundigen op het gebied van medische hulpmiddelen besluit dat de inschakeling van een aangemelde instantie niet vereist is, of

b)

de controle van de conformiteit van het medisch hulpmiddel met de essentiële eisen zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van de beoordeling uitsluiten.

In het onder a) bedoelde geval wordt de in artikel 2, lid 3, vermelde termijn geschorst totdat het verlangde advies is verstrekt.

In het onder b) bedoelde geval wordt in het beoordelingsverslag en het eventueel verstrekte certificaat vermeld dat de beoordeling geen controle van de conformiteit van het medisch hulpmiddel met de essentiële eisen bevat. In het beoordelingsverslag en het eventueel verstrekte certificaat kan ook worden geconcludeerd dat de interactie en compatibiliteit tussen de cellen of weefsels en het medisch hulpmiddel zonder de resultaten van de beoordeling door een aangemelde instantie, niet kunnen worden geëvalueerd.

Artikel 5

Wetenschappelijke richtsnoeren

Bij de samenstelling van het dossier voor de aanvraag voor certificering moeten de aanvragers rekening houden met de door het bureau gepubliceerde wetenschappelijke richtsnoeren over de minimale kwalitatieve en niet-klinische gegevens zoals bepaald in artikel 2, lid 1, tweede en derde alinea, inzake de certificering van geneesmiddelen voor geavanceerde therapie.

Artikel 6

Verslag

Het bureau neemt in zijn jaarlijks activiteitenverslag een onderdeel over de door toepassing van deze verordening opgedane ervaring op. Dit onderdeel bevat met name statistische informatie over het soort en aantal overeenkomstig deze verordening ingediende aanvragen.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 324 van 10.12.2007, blz. 121.

(2)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(3)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(4)  PB L 169 van 12.7.1993, blz. 1.

(5)  PB L 189 van 20.7.1990, blz. 17.

(6)  PB L 35 van 15.2.1995, blz. 1.


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/11


VERORDENING (EG) Nr. 669/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (1), en met name op artikel 15, lid 5, en artikel 63, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (2), en met name op artikel 53, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 882/2004 stelt op communautair niveau een geharmoniseerd kader van algemene voorschriften voor de organisatie van officiële controles vast, met inbegrip van officiële controles op het binnenbrengen van levensmiddelen en diervoeders uit derde landen. Bovendien bepaalt die verordening dat een lijst moet worden opgesteld van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die op basis van bekende of nieuwe risico’s aan meer uitgebreide officiële controles moeten worden onderworpen op het punt van binnenkomst op de in bijlage I bij die verordening vermelde grondgebieden („de lijst”). Deze meer uitgebreide controles moeten het enerzijds mogelijk maken het bekende of nieuwe risico doeltreffender te bestrijden en anderzijds nauwkeurige monitoringgegevens over het vóórkomen en de prevalentie van ongunstige resultaten van laboratoriumanalyses te verzamelen.

(2)

Voor het opstellen van de lijst moet rekening worden gehouden met bepaalde criteria aan de hand waarvan een bekend of nieuw risico dat verbonden is aan een specifiek diervoeder of levensmiddel van niet-dierlijke oorsprong, kan worden geïdentificeerd.

(3)

In afwachting van de vaststelling van een gestandaardiseerde methode en criteria voor de opstelling van de lijst moet, voor het opstellen en bijwerken van de lijst, rekening worden gehouden met gegevens uit kennisgevingen die zijn ontvangen via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF), zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 178/2002, met verslagen van het Voedsel- en Veterinair Bureau, met van derde landen ontvangen verslagen, met de tussen de Commissie, de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid uitgewisselde informatie, en met wetenschappelijke evaluaties.

(4)

Verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt dat de lidstaten, voor de organisatie van de meer uitgebreide controles, punten van binnenkomst moeten aanwijzen die toegang hebben tot de passende controlefaciliteiten voor de verschillende soorten diervoeders en levensmiddelen. Het is dan ook passend in deze verordening minimumvoorschriften voor de aangewezen punten van binnenkomst vast te stellen om te zorgen voor een uniform niveau wat de doeltreffendheid van de controles betreft.

(5)

Verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt dat de lidstaten, voor de organisatie van de meer uitgebreide controles, van de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven die verantwoordelijk zijn voor zendingen, vooraf kennisgeving moeten eisen van elke aankomende zending en van de aard daarvan. Er moet dan ook, om een uniforme aanpak in de hele Gemeenschap te garanderen, een modelformulier voor een gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB) worden vastgesteld voor de invoer van onder deze verordening vallende diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong. Het GDB moet ter beschikking van de douaneautoriteiten worden gesteld wanneer zendingen worden gedeclareerd om in het vrije verkeer te worden gebracht.

(6)

Om met betrekking tot de meer uitgebreide officiële controles een zekere mate van uniformiteit op communautair niveau te garanderen, is het bovendien dienstig in deze verordening te bepalen dat die controles documenten-, overeenstemmings- en materiële controles moeten omvatten.

(7)

Voor de organisatie van de meer uitgebreide officiële controles moeten passende financiële middelen ter beschikking worden gesteld. Daarom moeten de lidstaten de nodige vergoedingen ter dekking van de aan die controles verbonden kosten innen. Die vergoedingen moeten worden berekend overeenkomstig de criteria van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 882/2004.

(8)

Beschikking 2005/402/EG van de Commissie van 23 mei 2005 inzake noodmaatregelen met betrekking tot Spaanse peper, producten van Spaanse peper, kurkuma en palmolie (3) bepaalt dat alle zendingen van die producten vergezeld moeten gaan van een analyserapport waaruit blijkt dat het product geen van de volgende stoffen bevat: Soedan I (CAS-nummer 842-07-9), Soedan II (CAS-nummer 3118-97-6), Soedan III (CAS-nummer 85-86-9) of Soedan IV (85-83-6). Sinds de vaststelling van die maatregelen is het aantal kennisgevingen aan het RASFF verminderd, wat erop wijst dat de situatie met betrekking tot de aanwezigheid van Soedan-kleurstoffen in de desbetreffende producten aanzienlijk verbeterd is. Daarom is het passend het bij Beschikking 2005/402/EG vastgestelde voorschrift dat voor elke zending ingevoerde producten een analyserapport moet worden overgelegd, niet langer te handhaven en in plaats daarvan uniforme, meer uitgebreide controles op die zendingen op het punt van binnenkomst in de Gemeenschap in te stellen. Beschikking 2005/402/EG moet daarom worden ingetrokken.

(9)

Beschikking 2006/504/EG van de Commissie van 12 juli 2006 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van bepaalde levensmiddelen uit bepaalde derde landen wegens de risico’s van verontreiniging van deze producten met aflatoxinen (4) voorziet in een hogere frequentie van de controles (50 % van alle zendingen) die moeten worden uitgevoerd op de aanwezigheid van aflatoxinen in grondnoten van oorsprong uit Brazilië. Sinds de vaststelling van die maatregelen is het aantal kennisgevingen aan het RASFF met betrekking tot aflatoxinen in grondnoten uit Brazilië verminderd. Daarom is het passend de bij Beschikking 2006/504/EG vastgestelde maatregelen betreffende die goederen niet langer te handhaven en in plaats daarvan die goederen te onderwerpen aan uniforme, meer uitgebreide controles op het punt van binnenkomst in de Gemeenschap. Beschikking 2006/504/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De toepassing van de minimumvoorschriften voor de aangewezen punten van binnenkomst kan voor de lidstaten praktische moeilijkheden opleveren. Daarom moet deze verordening voorzien in een overgangsperiode waarin die minimumvoorschriften geleidelijk kunnen worden toegepast. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten gedurende die overgangsperiode dan ook in staat worden gesteld op andere controlepunten dan het aangewezen punt van binnenkomst de vereiste overeenstemmings- en materiële controles te verrichten. In die gevallen moeten die controlepunten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde minimumvoorschriften voor aangewezen punten van binnenkomst.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld betreffende de meer uitgebreide officiële controles die krachtens artikel 15, lid 5, van Verordening (EG) nr. 882/2004 op de punten van binnenkomst op de in bijlage I bij die verordening vermelde grondgebieden moeten worden uitgevoerd op de invoer van de in bijlage I bij deze verordening vermelde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong.

Artikel 2

Bijwerking van bijlage I

Voor het opstellen en regelmatig wijzigen van de lijst in bijlage I wordt ten minste met de volgende informatiebronnen rekening gehouden:

a)

gegevens uit kennisgevingen die zijn ontvangen via het RASFF;

b)

verslagen en informatie die voortvloeien uit de activiteiten van het Voedsel- en Veterinair Bureau;

c)

van derde landen ontvangen verslagen en informatie;

d)

tussen de Commissie, de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid uitgewisselde informatie;

e)

wetenschappelijke evaluaties, in voorkomend geval.

De lijst in bijlage I wordt regelmatig en ten minste op kwartaalbasis herzien.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„gemeenschappelijk document van binnenkomst (GDB)”: het in artikel 6 bedoelde document dat moet worden ingevuld door de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger en door de bevoegde autoriteit die bevestigt dat de officiële controles zijn uitgevoerd, en waarvan een model is opgenomen in bijlage II;

b)

„aangewezen punt van binnenkomst (APB)”: het punt van binnenkomst, als bedoeld in artikel 17, lid 1, eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 882/2004, op een van de in bijlage I daarbij vermelde grondgebieden; indien over zee aankomende zendingen worden gelost om in een ander schip te worden geladen voor verder vervoer naar een haven in een andere lidstaat, is deze haven het aangewezen punt van binnenkomst;

c)

„zending”: een hoeveelheid van de in bijlage I bij deze verordening vermelde diervoeders of levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong van dezelfde klasse of omschrijving die onder hetzelfde document of dezelfde documenten vallen, met hetzelfde vervoermiddel worden vervoerd en uit hetzelfde derde land of deel van dat land afkomstig zijn.

Artikel 4

Minimumvoorschriften voor aangewezen punten van binnenkomst

Onverminderd artikel 19 moeten de aangewezen punten van binnenkomst ten minste beschikken over:

a)

voldoende personeel met de geschikte kwalificatie en ervaring om de voorgeschreven controles op zendingen uit te voeren;

b)

geschikte voorzieningen voor het uitvoeren van de vereiste controles door de bevoegde autoriteit;

c)

gedetailleerde instructies betreffende de monsterneming voor analyse en de verzending van de genomen monsters voor analyse naar een krachtens artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 882/2004 aangewezen laboratorium („het aangewezen laboratorium”);

d)

voorzieningen voor de opslag van zendingen (en zendingen in containers) in geschikte omstandigheden gedurende de periode dat zij, in voorkomend geval, in afwachting van de onder c) bedoelde analyse worden vastgehouden, en voldoende opslagruimten, met inbegrip van koel- en vrieshuizen, voor gevallen waarin gezien de aard van de zending een gecontroleerde temperatuur vereist is;

e)

loshulpmiddelen en geschikte apparatuur voor het nemen van monsters voor analyse;

f)

de mogelijkheid om, waar nodig, in een overdekte ruimte te lossen en te bemonsteren voor analyse;

g)

een aangewezen laboratorium dat de onder c) bedoelde analyse kan uitvoeren en zodanig gelegen is dat de monsters er binnen korte tijd naar kunnen worden vervoerd.

Artikel 5

Lijst van aangewezen punten van binnenkomst

De lidstaten maken op internet voor elk van de in bijlage I vermelde producten een lijst van de aangewezen punten van binnenkomst bekend en werken deze lijsten bij. De lidstaten delen het internetadres van deze lijsten aan de Commissie mee.

De Commissie vermeldt op haar website ter informatie de nationale links naar die lijsten.

Artikel 6

Vooraanmelding van zendingen

De exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven of hun vertegenwoordigers melden voldoende van tevoren de fysieke aankomst van de zending op het aangewezen punt van binnenkomst, onder opgave van de vermoedelijke datum en tijd alsmede de aard van de zending.

Daartoe vullen zij deel I van het gemeenschappelijke document van binnenkomst in en zenden dat document ten minste één werkdag vóór de fysieke aankomst van de zending naar de bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van binnenkomst.

Artikel 7

Taal van gemeenschappelijke documenten van binnenkomst

De gemeenschappelijke documenten van binnenkomst moeten worden opgesteld in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar het aangewezen punt van binnenkomst zich bevindt.

Een lidstaat kan er echter mee instemmen dat gemeenschappelijke documenten van binnenkomst worden opgesteld in een andere officiële taal van de Gemeenschap.

Artikel 8

Meer uitgebreide officiële controles op aangewezen punten van binnenkomst

1.   De bevoegde autoriteit op het aangewezen punt van binnenkomst voert onverwijld de volgende controles uit:

a)

documentencontroles op alle zendingen binnen twee werkdagen vanaf het tijdstip van aankomst op het APB, tenzij zich uitzonderlijke en onvermijdelijke omstandigheden voordoen;

b)

overeenstemmings- en materiële controles, met inbegrip van laboratoriumanalyses, met de in bijlage I aangegeven frequentie en op zodanige wijze dat de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven of hun vertegenwoordigers niet kunnen voorspellen of een specifieke zending aan die controles zal worden onderworpen; de resultaten van de materiële controles moeten zo spoedig als technisch mogelijk is beschikbaar zijn.

2.   Na voltooiing van de in lid 1 bedoelde controles:

a)

vult de bevoegde autoriteit het desbetreffende gedeelte van deel II van het gemeenschappelijke document van binnenkomst in en stempelt de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit het origineel van dat document af en ondertekent het;

b)

maakt en bewaart de bevoegde autoriteit een kopie van het ondertekende en afgestempelde gemeenschappelijke document van binnenkomst.

Het origineel van het gemeenschappelijke document van binnenkomst vergezelt de zending tijdens het verdere vervoer ervan totdat deze aankomt op de in het GDB vermelde bestemming.

De bevoegde autoriteit op het APB kan het verdere vervoer van de zending toestaan in afwachting van de resultaten van de materiële controles. Indien toestemming wordt verleend, stelt de bevoegde autoriteit op het APB de bevoegde autoriteit op de plaats van bestemming daarvan in kennis en worden passende regelingen getroffen om te garanderen dat de zending permanent onder controle van de bevoegde autoriteiten blijft en dat in afwachting van de resultaten van de materiële controles op geen enkele wijze met de zending kan worden geknoeid.

Indien de zending wordt vervoerd in afwachting van de resultaten van de materiële controles, wordt daartoe een gewaarmerkte kopie van het originele GDB afgegeven.

Artikel 9

Bijzondere omstandigheden

1.   Op verzoek van de betrokken lidstaat kan de Commissie de bevoegde autoriteiten van bepaalde aangewezen punten van binnenkomst die onder moeilijke specifieke geografische omstandigheden opereren, toestaan materiële controles in de bedrijfsruimten van een exploitant van een diervoeder- en levensmiddelenbedrijf uit te voeren, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de efficiëntie van de op het APB uitgevoerde controles wordt niet negatief beïnvloed;

b)

de bedrijfsruimten voldoen aan de in lid 4, vermelde eisen, voor zover van toepassing, en zijn daarvoor door de lidstaat goedgekeurd;

c)

er zijn passende regelingen getroffen om te garanderen dat de zending vanaf het tijdstip van aankomst op het APB permanent onder controle van de bevoegde autoriteiten van het APB blijft en alle controles kunnen worden uitgevoerd zonder dat op enige wijze met de zending kan worden geknoeid.

2.   In afwijking van artikel 8, lid 1, kan het besluit om een nieuw product in de lijst van bijlage I op te nemen, in uitzonderlijke omstandigheden bepalen dat de bevoegde autoriteit van de in het GDB vermelde plaats van bestemming indien nodig bij de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf overeenstemmings- en materiële controles op zendingen van dat product kan uitvoeren als de voorwaarden van lid 1, onder b) en c), vervuld zijn, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de zeer bederfelijke aard van het product of de specifieke kenmerken van de verpakking zijn zodanig dat het nemen van monsters op het APB onvermijdelijk een ernstig risico voor de voedselveiligheid of beschadiging van het product in onaanvaardbare mate tot gevolg zou hebben;

b)

de bevoegde autoriteiten op het APB en de bevoegde autoriteiten die de materiële controles uitvoeren, treffen passende samenwerkingsregelingen om te garanderen dat:

i)

alle controles worden uitgevoerd zonder dat op enige wijze met de zending kan worden geknoeid;

ii)

volledig wordt voldaan aan de rapportagevoorschriften van artikel 15.

Artikel 10

In het vrije verkeer brengen

De zendingen kunnen pas in het vrije verkeer worden gebracht nadat de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger een gemeenschappelijk document van binnenkomst of het elektronische equivalent ervan dat door de bevoegde autoriteit wordt ingevuld zodra alle overeenkomstig artikel 8, lid 1, vereiste controles zijn uitgevoerd en gunstige resultaten van de eventueel vereiste materiële controles bekend zijn, aan de douaneautoriteiten heeft overgelegd.

Artikel 11

Verplichtingen voor exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven

Indien de bijzondere kenmerken van de zending dit rechtvaardigen, geeft de exploitant van het diervoeder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteit de beschikking over:

a)

voldoende personele en logistieke middelen voor het lossen van de zending om de officiële controles te kunnen laten plaatsvinden;

b)

geschikte apparatuur voor het nemen van monsters voor analyse in verband met speciaal vervoer en/of specifieke verpakkingsvormen, als de monsterneming niet op representatieve wijze kan worden uitgevoerd met standaardbemonsteringsapparatuur.

Artikel 12

Splitsing van zendingen

Zendingen mogen niet worden gesplitst voordat de meer uitgebreide officiële controles zijn uitgevoerd en het gemeenschappelijke document van binnenkomst door de bevoegde autoriteit is ingevuld, zoals bepaald in artikel 8.

Indien de zending naderhand wordt gesplitst, wordt een gewaarmerkte kopie van het gemeenschappelijke document van binnenkomst bij elk deel van de zending gevoegd totdat het in het vrije verkeer wordt gebracht.

Artikel 13

Niet-naleving

Indien uit de officiële controles blijkt dat de desbetreffende voorschriften niet zijn nageleefd, vult de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit deel III van het gemeenschappelijke document van binnenkomst in en worden overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van Verordening (EG) nr. 882/2004 maatregelen genomen.

Artikel 14

Vergoedingen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de vergoedingen waartoe de in deze verordening bedoelde meer uitgebreide officiële controles aanleiding geven, worden geïnd overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 882/2004 en de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde criteria.

2.   De voor de zending verantwoordelijke exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven of hun vertegenwoordigers betalen de in lid 1 bedoelde vergoedingen.

Artikel 15

Rapportering aan de Commissie

1.   De lidstaten dienen bij de Commissie een verslag over de zendingen in met het oog op een permanente evaluatie van de in bijlage I vermelde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong.

Dat verslag wordt driemaandelijks ingediend vóór het einde van de maand die volgt op elk kwartaal.

2.   Het verslag moet de volgende informatie bevatten:

a)

de gegevens van elke zending, met inbegrip van:

i)

de grootte, uitgedrukt in nettogewicht, van de zending;

ii)

het land van oorsprong van elke zending;

b)

het aantal zendingen waarvan monsters zijn genomen voor analyse;

c)

de resultaten van de in artikel 8, lid 1, bedoelde controles;

3.   De Commissie bundelt de krachtens lid 2 ontvangen verslagen en stelt ze ter beschikking van de lidstaten.

Artikel 16

Wijziging van Beschikking 2006/504/EG

Beschikking 2006/504/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 1, onder a), worden de punten iii), iv) en v) geschrapt.

2.

In artikel 5, lid 2, wordt punt a) vervangen door:

„a)

elke zending levensmiddelen uit Brazilië;”.

3.

In artikel 7 wordt lid 3 geschrapt.

Artikel 17

Intrekking van Beschikking 2005/402/EG

Beschikking 2005/402/EG van de Commissie wordt ingetrokken.

Artikel 18

Toepasselijkheid

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 januari 2010.

Artikel 19

Overgangsmaatregelen

1.   Indien een aangewezen punt van binnenkomst niet beschikt over de vereiste voorzieningen om de materiële controles als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), uit te voeren, mogen die controles gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden uitgevoerd op een ander door de bevoegde autoriteit daartoe gemachtigd controlepunt in dezelfde lidstaat voordat de goederen worden gedeclareerd om in het vrije verkeer te worden gebracht, mits dat controlepunt voldoet aan de minimumvoorschriften van artikel 4.

2.   De lidstaten maken een lijst van de overeenkomstig lid 1 gemachtigde controlepunten op hun website bekend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(3)  PB L 135 van 28.5.2005, blz. 34.

(4)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 21.


BIJLAGE I

A.   Diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die aan meer uitgebreide officiële controles op het aangewezen punt van binnenkomst worden onderworpen

Diervoeders en levensmiddelen

(beoogd gebruik)

GN-code

Land van oorsprong

Risico

Frequentie van materiële en overeenstemmingscontroles (2)

(%)

Grondnoten en afgeleide producten (diervoeders en levensmiddelen)

1202 10 90; 1202 20 00; 2008 11;

Argentinië

Aflatoxinen

10

Grondnoten en afgeleide producten (diervoeders en levensmiddelen)

1202 10 90; 1202 20 00; 2008 11;

Brazilië

Aflatoxinen

50

Sporenelementen (diervoeders en levensmiddelen) (3)  (4)

2817 00 00; 2820; 2821; 2825 50 00; 2833 25 00; 2833 29 20; 2833 29 80; 2836 99;

China

Cadmium en lood

50

Grondnoten en afgeleide producten (diervoeders en levensmiddelen), met name pindakaas (levensmiddel)

1202 10; 1202 20 00; 2008 11;

Ghana

Aflatoxinen

50

Specerijen (levensmiddelen):

Capsicum spp. (gedroogde vruchten daarvan, heel of gemalen, met inbegrip van Spaanse peper, chilipoeder, cayennepeper en paprika)

Myristica fragrans (nootmuskaat)

Zingiber officinale (gember)

Curcuma longa (kurkuma)

0904 20; 0908 10 00; 0908 20 00; 0910 10 00; 0910 30 00;

India

Aflatoxinen

50

Grondnoten en afgeleide producten (diervoeders en levensmiddelen)

1202 10 90; 1202 20 00; 2008 11

India

Aflatoxinen

10

Meloenpitten (egusi) en afgeleide producten (5) (levensmiddelen)

ex 1207 99

Nigeria

Aflatoxinen

50

Gedroogde druiven (levensmiddelen)

0806 20

Oezbekistan

Ochratoxine A

50

Spaanse peper, producten van Spaanse peper, kurkuma en palmolie (levensmiddelen)

0904 20 90; 0910 99 60; 0910 30 00; 1511 10 90

Alle derde landen

Soedank-leurstoffen

20

Grondnoten en afgeleide producten (diervoeders en levensmiddelen)

1202 10 90; 1202 20 00; 2008 11

Vietnam

Aflatoxinen

10

Basmatirijst voor rechtstreekse menselijke consumptie (levensmiddel)

ex 1006 30

Pakistan

Aflatoxinen

50

Basmatirijst voor rechtstreekse menselijke consumptie (levensmiddel)

ex 1006 30

India

Aflatoxinen

10

Manga’s, kousenband (Vigna sesquipedalis), bittermeloen (Momordica charantia), lauki (Lagenaria siceraria), paprika’s en aubergines (levensmiddelen)

ex 0804 50 00; 0708 20 00; 0807 11 00; 0707 00; 0709 60; 0709 30 00

Dominicaanse Republiek

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidumethoden op basis van CG-MS en LC-MS (1)

50

Bananen

0803 00 11

Dominicaanse Republiek

Residuen van bestrijdingsmiddelen, zoals gebleken uit analyse met multiresidumethoden op basis van CG-MS en LC-MS (1)

10

Groenten, vers, gekoeld of bevroren (paprika’s, courgettes en tomaten)

0709 60; 0709 90 70; 0702 00 00

Turkije

Bestrijdingsmiddelen: methomyl en oxamyl

10

Peren

0808 20 10

Turkije

Bestrijdingsmiddel: amitraz

10

Groenten, vers, gekoeld of bevroren (levensmiddelen)

kousenband (Vigna sesquipedalis)

aubergines

koolsoorten

0708 20 00; 0709 30 00; 0704;

Thailand

Residuen van organofosforbestrijdingsmiddelen

50

B.   Definities

Voor deze bijlage zijn de volgende definities van toepassing:

a)   „Spaanse peper”: vruchten van het geslacht Capsicum, gedroogd, fijngemaakt of gemalen, van GN-code 0904 20 90, in welke vorm ook, bestemd voor menselijke consumptie;

b)   „producten van Spaanse peper”: kerriepoeder van GN-code 0910 99 60, in welke vorm ook, bestemd voor menselijke consumptie;

c)   „kurkuma”: kurkuma, gedroogd, fijngemaakt of gemalen, van GN-code 0910 30 00, in welke vorm ook, bestemd voor menselijke consumptie;

d)   „palmolie”: palmolie van GN-code 1511 10 90, bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie;

e)   „Soedan-kleurstoffen”: de volgende chemische stoffen:


(1)  Met name residuen van: amitraz, acefaat, aldicarb, benomyl, carbendazim, chloorfenapyr, chloorpyrifos, CS2 (dithiocarbamaten), diafenthiuron, diazinon, dichloorvos, dicofol, dimethoaat, endosulfan, fenamidone, imidacloprid, malathion, methamidofos, methiocarb, methomyl, monocrotofos, omethoaat, oxamyl, profenofos, propiconazool, thiabendazool, thiacloprid.

(2)  Indien slechts bepaalde onder een code vallende producten hoeven te worden onderzocht en in de goederennomenclatuur geen specifieke onderverdeling voor deze code bestaat, is de code aangegeven met „ex” (bijvoorbeeld ex 2007 99 97: omvat alleen producten die hazelnoten bevatten).

(3)  De hier bedoelde sporenelementen zijn de sporenelementen die behoren tot de functionele groep verbindingen van sporenelementen als bedoeld in bijlage I, punt 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29).

(4)  De in bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10) vastgestelde maximumgehalten aan lood en cadmium in toevoegingsmiddelen die behoren tot de functionele groep verbindingen van sporenelementen, zijn de referentiepunten voor maatregelen. Indien de sporenelementen in de etikettering worden vermeld als voedingssupplementen zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51), zijn de bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 vastgestelde maximumgehalten van toepassing.

(5)  De in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5) vastgestelde maximumgehalten aan aflatoxinen in grondnoten en afgeleide producten zijn de referentiepunten voor maatregelen.


BIJLAGE II

GEMEENSCHAPPELIJK DOCUMENT VAN BINNENKOMST (GDB)

Image

Image

Richtsnoeren voor het gebruik van het GDB

Algemeen

:

Vul het document in in hoofdletters. De richtsnoeren hebben telkens betrekking op het met het nummer aangegeven vak.

Deel I

Dit deel moet worden ingevuld door de exploitant van het diervoerder- en levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger, tenzij anders aangegeven.

Vak I.1.

Verzender: naam en volledig adres van de natuurlijke of rechtspersoon (exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf) die de zending verzendt. Opgave van telefoon- en faxnummers of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.2.

Dit vak moet worden ingevuld door de autoriteiten van het aangewezen punt van binnenkomst (APB) zoals omschreven in artikel 2.

Vak I.3.

Geadresseerde: naam en volledig adres van de natuurlijke of rechtspersoon (exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf) voor wie de zending bestemd is. Opgave van telefoon- en faxnummers of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.4.

Voor de zending verantwoordelijke persoon (ook agent, declarant of exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf): de persoon die voor de zending verantwoordelijk is op het ogenblik dat zij op het APB wordt aangeboden, en die namens de importeur de nodige declaraties bij de bevoegde autoriteiten doet. Geef de naam en het volledige adres op. Opgave van telefoon- en faxnummers of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.5.

Land van oorsprong: het land waarvan de goederen afkomstig zijn, waar zij worden geteeld, geoogst of geproduceerd.

Vak I.6.

Land van verzending: dit is het land waar de zending is geladen in het vervoermiddel waarmee zij uiteindelijk naar de Gemeenschap is gebracht.

Vak I.7.

Importeur: naam en volledig adres. Opgave van telefoon- en faxnummers of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.8.

Plaats van bestemming: leveringsadres in de Gemeenschap. Opgave van telefoon- en faxnummers of e-mailadres wordt aanbevolen.

Vak I.9.

Aankomst op het APB: geef de datum aan waarop de zending naar verwachting op het APB zal aankomen.

Vak I.10.

Documenten: vermeld de datum van afgifte en het nummer van de officiële documenten waarvan de zending in voorkomend geval vergezeld gaat.

Vak I.11.

Vermeld alle gegevens betreffende het vervoermiddel van aankomst: voor vliegtuigen het vluchtnummer, voor schepen de naam van het schip, voor wegvoertuigen het registratienummer met eventueel het nummer van de aanhanger, voor spoorwagons de identificatiegegevens van de trein en het wagonnummer. Referenties van documenten: nummer van de luchtvrachtbrief, de zeevrachtbrief of commercieel registratienummer van de trein of het voertuig.

Vak I.12.

Omschrijving van de goederen: geef een gedetailleerde omschrijving van de goederen (met inbegrip van de soort voor diervoeders).

Vak I.13.

Goederen- of GS-code van het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie.

Vak I.14.

Brutogewicht: totaalgewicht in kg. Dit wordt omschreven als de totale massa van de producten inclusief de onmiddellijke verpakkingen en alle andere verpakkingen, maar exclusief de transportcontainers en andere transportmiddelen.

Nettogewicht: gewicht van het product zelf in kg, exclusief de verpakking. Dit wordt omschreven als de massa van de producten zelf zonder de onmiddellijke verpakkingen of andere verpakkingen.

Vak I.15.

Aantal colli.

Vak I.16.

Temperatuur: kruis de geschikte vervoer-/opslagtemperatuur aan.

Vak I.17.

Soort colli: vermeld de aard van de verpakking van de producten.

Vak I.18.

Goederen bestemd voor: kruis het passende vakje aan, naargelang de goederen bestemd zijn voor menselijke consumptie zonder voorafgaande sortering of materiële behandeling (kruis in dat geval „Menselijke consumptie” aan), of voor menselijke consumptie na een dergelijke behandeling (kruis in dat geval „Verdere verwerking” aan), of voor gebruik als diervoeder (kruis in dat geval „Diervoeders” aan).

Vak I.19.

Vermeld alle zegelnummers en containernummers voor zover dat relevant is.

Vak I.20.

Overbrenging naar een controlepunt: gedurende de in artikel 17 vermelde overgangsperiode moet het APB dit vakje aankruisen om het verdere vervoer naar een ander controlepunt mogelijk te maken.

Vak I.21.

Niet van toepassing.

Vak I.22.

Voor invoer: dit vakje aankruisen als de zending bestemd is voor invoer (artikel 8).

Vak I.23.

Niet van toepassing.

Vak I.24.

Kruis het passende vervoermiddel aan.

Deel II

Dit deel moet door de bevoegde autoriteit worden ingevuld.

Vak II.1.

Gebruik hetzelfde referentienummer als in vak I.2.

Vak II.2.

Voor gebruik door de douanediensten indien nodig.

Vak II.3.

Documentencontrole: in te vullen voor alle zendingen.

Vak II.4.

De APB-autoriteit geeft aan of de zending wordt geselecteerd voor materiële controles, die gedurende de in artikel 17 vermelde overgangsperiode door een ander controlepunt kunnen worden uitgevoerd.

Vak II.5.

De APB-autoriteit geeft, gedurende de in artikel 17 vermelde overgangsperiode, na een bevredigende documenten-/overeenstemmingscontrole aan naar welk controlepunt de zending voor een materiële controle kan worden vervoerd.

Vak II.6.

Geef duidelijk aan welke maatregelen moeten worden genomen in geval van afwijzing van de zending wegens een onbevredigend resultaat van de documenten- of overeenstemmingscontroles. Het adres van de inrichting van bestemming in geval van „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” en „Gebruik voor ander doel” moet in vak II.7. worden vermeld.

Vak II.7.

Geef, in voorkomend geval, het erkenningsnummer en adres (of de naam van het schip en de haven) op voor alle bestemmingen waar verdere controle van de zending vereist is, bijvoorbeeld voor vak II.6 „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.

Vak II.8.

Breng hier het officiële stempel van de bevoegde autoriteit van het APB aan.

Vak II.9.

Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de bevoegde autoriteit van het APB.

Vak II.10.

Niet van toepassing.

Vak II.11.

De autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 17 bedoelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt, vult hier de resultaten van de overeenstemmingscontroles in.

Vak II.12.

De autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 17 bedoelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt, vult hier de resultaten van de materiële controles in.

Vak II.13.

De autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 17 bedoelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt, vult hier de resultaten van de laboratoriumtests in. Vermeld in dit vak de categorie van de stof of de pathogeen waarvoor een laboratoriumtest wordt uitgevoerd.

Vak II.14.

Dit vak moet worden gebruikt voor alle zendingen die in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht.

Vak II.15.

Niet van toepassing.

Vak II.16.

Geef duidelijk aan welke maatregelen moeten worden genomen in geval van afwijzing van de zending wegens een onbevredigend resultaat van de materiële controles. Het adres van de inrichting van bestemming in geval van „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” en „Gebruik voor ander doel” moet in vak II.18 worden vermeld.

Vak II.17.

Reden voor weigering: gebruik dit vak voor zover nodig om relevante informatie toe te voegen. Kruis het passende vakje aan.

Vak II.18.

Geef, in voorkomend geval, het erkenningsnummer en adres (of de naam van het schip en de haven) op voor alle bestemmingen waar verdere controle van de zending vereist is, bijvoorbeeld voor vak II.16 „Terugzending”, „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.

Vak II.19.

Gebruik dit vak wanneer het originele zegel op een zending vernietigd is bij het openen van de container. Er moet een geconsolideerde lijst van alle in dit verband gebruikte zegels worden bewaard.

Vak II.20.

Breng hier het officiële stempel aan van de autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 17 bedoelde overgangsperiode, van de bevoegde autoriteit van het controlepunt.

Vak II.21.

Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 17 bedoelde overgangsperiode, van de bevoegde autoriteit van het controlepunt.

Deel III

Dit deel moet door de bevoegde autoriteit worden ingevuld.

Vak III.1.

Gegevens betreffende de terugzending: de autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 17 bedoelde overgangsperiode, de bevoegde autoriteit van het controlepunt, vermeldt het gebruikte vervoermiddel, de identificatie ervan, het land van bestemming en de datum van terugzending, zodra deze gegevens bekend zijn.

Vak III.2.

Follow-up: vermeld indien nodig de voor het toezicht verantwoordelijke eenheid van de plaatselijke bevoegde autoriteit in geval van „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel” van de zending. De bevoegde autoriteit vermeldt hier het resultaat van de aankomst van de zending en de overeenstemming ervan.

Vak III.3.

Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de autoriteit van het APB of, gedurende de in artikel 17 bedoelde overgangsperiode, van het controlepunt in geval van „Terugzending”. Handtekening van de verantwoordelijke ambtenaar van de plaatselijke bevoegde autoriteit in geval van „Vernietiging”, „Verwerking” of „Gebruik voor ander doel”.


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/22


VERORDENING (EG) Nr. 670/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft openbare interventie via openbare inschrijving voor de aankoop van durumtarwe of padie, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 428/2008 en (EG) nr. 687/2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, onder a, c) en k), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 13, lid 3, en artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 72/2009 van de Raad (2), kan de Commissie met ingang van 1 juli 2009 voor durumtarwe en met ingang van 1 september 2009 voor padie besluiten tot openbare interventie indien de marktsituatie en met name de ontwikkeling van de marktprijzen dat vereisen. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de financiering van de maatregelen voor interventie in de vorm van openbare opslag door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de boeking van de verrichtingen in verband met openbare opslag door de betaalorganen van de lidstaten (3) moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden deze eventueel door de Commissie noodzakelijk geachte openbare interventies kunnen plaatsvinden en welke autoriteiten in de lidstaat ter zake bevoegd zijn, waarbij moet worden gepreciseerd dat deze autoriteiten met het oog op de toepassing van de onderhavige verordening interveniëren als „interventiebureaus”, ook wanneer de betaalorganen rechtstreeks handelen.

(2)

Voor een zo eenvoudig en efficiënt mogelijke werking van de openbare-interventieregeling moet worden bepaald welke regels gelden voor de erkenning van de interventiecentra door de interventiebureaus van de lidstaten, en moeten de bepalingen inzake deze erkenning worden vastgesteld. Hiertoe moeten de voorwaarden voor de erkenning van de opslagruimten van een interventiecentrum worden gespecificeerd.

(3)

De voorwaarden voor het ontvankelijk verklaren van de bij de interventiebureaus ingediende aanbiedingen voor durumtarwe en padie en de voorwaarden voor de overname van deze producten door die bureaus moeten in de hele Gemeenschap zo uniform mogelijk zijn. Om een gelijke behandeling van alle marktdeelnemers te waarborgen, moet bijgevolg worden bepaald welke procedures gelden voor de aankopen, en met name de ontvankelijkheid van de aanbiedingen, de overnames en de desbetreffende controles.

(4)

Wanneer de marktdeelnemer zijn producten tegen lagere kosten kan leveren in opslagruimten van een erkend interventiecentrum die zijn gelegen in een andere lidstaat dan die waar hij zijn hoofdactiviteit uitoefent, dient de marktdeelnemer de kans te krijgen zijn aanbieding in die andere lidstaat in te dienen. Om extra administratieve beslommeringen voor deze marktdeelnemer te voorkomen, dient hij toestemming te krijgen om de formaliteiten aangaande de aanbieding met het bijbehorende btw-inschrijvingsnummer te vervullen in de lidstaat waar hij zijn hoofdactiviteit uitoefent en om ter ondersteuning van zijn aanbieding een in die lidstaat verkregen borg te stellen.

(5)

Met het oog op een vereenvoudigd en adequaat beheer van de interventie dient te worden bepaald dat een aangeboden partij homogeen moet zijn en, wanneer het rijst betreft, moet bestaan uit rijst van één ras. Tevens dient te worden vastgesteld onder welke drempelhoeveelheid het interventiebureau de aanbieding niet hoeft te aanvaarden, waarbij evenwel in aanmerking moet worden genomen dat een grotere minimumhoeveelheid in ton noodzakelijk kan blijken om rekening te houden met de in een lidstaat geldende groothandelsvoorwaarden en -gebruiken of milieuvoorschriften. Om de marktdeelnemers te voorzien van de gegevens inzake de geldende minimumhoeveelheden, moet worden bepaald dat de interventiebureaus deze minimumhoeveelheden in elk door hen gepubliceerd inschrijvingsbericht moeten bekendmaken en deze zo nodig vaststellen op een hoger niveau dan in de onderhavige verordening is vastgesteld.

(6)

Durumtarwe of padie die vanwege de kwaliteit niet meer kan worden gebruikt en niet behoorlijk kan worden opgeslagen, mag niet voor interventie worden aanvaard. Hiertoe moeten de methoden voor het bepalen van de kwaliteit van de durumtarwe en de padie worden vastgesteld.

(7)

Durumtarwe is een graansoort waarvoor minimumkwaliteitscriteria voor menselijke consumptie zijn vastgesteld en die moet voldoen aan de gezondheidsnormen zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (4). Bepaald dient te worden dat de bovenbedoelde normen van toepassing zijn wanneer het betrokken product in het kader van de onderhavige interventieregeling wordt overgenomen.

(8)

De betaalorganen of interventiebureaus kunnen de risico’s in verband met overschrijding van de toegestane maximumwaarden voor verontreinigingen bepalen aan de hand van de door de aanbieders verstrekte gegevens en hun eigen analysecriteria. Om de kosten te beperken is het derhalve gerechtvaardigd te bepalen dat vóór de overname van de producten analyses onder verantwoordelijkheid van de betaalorganen of interventiebureaus slechts hoeven te worden verricht op basis van een risicoanalyse die het mogelijk maakt de kwaliteit van de producten bij het onder de interventieregeling brengen ervan te garanderen. Een lidstaat die bij de aankoop van het product in het kader van de op grond van de onderhavige regelgeving vereiste risicoanalyse een niet-adequaat besluit heeft genomen, dient derhalve zelf aansprakelijk te zijn mocht later blijken dat het product niet aan de minimumnormen voldoet. Met een dergelijk besluit kan immers de kwaliteit van het product niet worden gewaarborgd, en de goede bewaring ervan dus evenmin. Daarom dient te worden gepreciseerd onder welke voorwaarden de lidstaat in een dergelijk geval aansprakelijk moet worden gesteld.

(9)

Bij de vaststelling van de minimumkwaliteit van padie moet met name rekening worden gehouden met de klimaatomstandigheden in de productiegebieden van de Gemeenschap.

(10)

Er moet nauwkeurig worden aangegeven welke controles moeten worden verricht om na te gaan of de aangeboden producten zich daadwerkelijk in de door de aanbieder aangewezen opslagruimten bevinden en of de voorschriften betreffende het gewicht en de kwaliteit van de aangeboden producten in acht zijn genomen. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de aanvaarding van het aangeboden product na controle van de hoeveelheid en van de inachtneming van de voorschriften betreffende de minimumkwaliteit en anderzijds de vaststelling van de aan de aanbieder te betalen prijs na uitvoering van de nodige analyses om de precieze kenmerken van elke partij op basis van representatieve monsters te bepalen.

(11)

Om een efficiënt beheer van deze interventiemaatregel mogelijk te maken, moet worden bepaald dat de aanbiedingen voor durumtarwe of padie definitief zijn. Deze mogen dus niet worden gewijzigd of ingetrokken en bovendien moet bij de indiening van de aanbiedingen een zekerheid worden gesteld en dienen de voorwaarden voor het vrijgeven van deze zekerheid en het eventuele vervallen ervan aan de begroting van de Europese Unie bij niet-naleving van bepaalde voorwaarden inzake de ontvankelijkheid van de aanbiedingen, te worden gespecificeerd.

(12)

Krachtens artikel 18, lid 2 en lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de interventieprijs voor durumtarwe door de Commissie vastgesteld in het kader van openbare inschrijvingen, los van prijsstijgingen of -dalingen om reden van kwaliteit. Deze prijsschommelingen dienen te worden gepreciseerd aan de hand van de voornaamste kwaliteitscriteria voor durumtarwe.

(13)

Krachtens artikel 18, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt de interventieprijs vastgesteld voor padie van een bepaalde standaardkwaliteit die is gedefinieerd in bijlage IV, punt A, van die verordening, en wordt de interventieprijs aan de hand van prijsverhogingen of -verlagingen aangepast indien de kwaliteit van de voor interventie aangeboden padie afwijkt van deze standaardkwaliteit. Dankzij de toepassing van prijsverhogingen en -verlagingen kan bij interventie rekening worden gehouden met de op de markt voor padie geconstateerde prijsverschillen op grond van verschillen in kwaliteit. Hiertoe moeten, met het oog op een objectieve beoordeling van de kwaliteit, de voornaamste kenmerken van padie in aanmerking worden genomen. Aan deze eis wordt voldoende tegemoetgekomen door met eenvoudige en doeltreffende methoden het vochtgehalte, het rendement bij de bewerking en de onvolkomenheden van de korrels te bepalen.

(14)

In het belang van de harmonisatie moeten de controles van de interventievoorraden worden verricht overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006.

(15)

Voor een doeltreffend beheer van het systeem dient te worden bepaald dat de door de Commissie verlangde gegevens langs elektronische weg moeten worden toegezonden aan de hand van methoden die de Commissie ter beschikking van de lidstaten stelt.

(16)

De bepalingen die bij de onderhavige verordening worden vastgesteld met betrekking tot de sector rijst, vervangen de geldende bepalingen van Verordening (EG) nr. 489/2005 van de Commissie van 29 maart 2005 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad met betrekking tot de vaststelling van de interventiecentra en de overname van padie door de interventiebureaus (5). Met het oog op de harmonisatie van de voorschriften voor rijst en durumtarwe is het echter dienstig sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 489/2005 niet over te nemen.

(17)

De bepalingen die bij de onderhavige verordening worden vastgesteld met betrekking tot durumtarwe, vervangen de geldende bepalingen van Verordening (EG) nr. 428/2008 van de Commissie van 8 mei 2008 houdende aanwijzing van de interventiecentra voor granen (6). Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de bepalingen van die verordening met ingang van 1 juli 2009 niet meer van toepassing zijn op durumtarwe.

(18)

De bepalingen die bij de onderhavige verordening worden vastgesteld met betrekking tot durumtarwe, vervangen de geldende bepalingen van Verordening (EG) nr. 687/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot vaststelling van de procedures voor de overneming van granen door de betaalorganen of interventiebureaus, en tot vaststelling van de analysemethodes voor de bepaling van de kwaliteit (7). Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de bepalingen van die verordening met ingang van 1 juli 2009 niet meer van toepassing zijn op durumtarwe.

(19)

Bijgevolg moeten de Verordeningen (EG) nr. 428/2008 en (EG) nr. 687/2008 overeenkomstig worden gewijzigd en dient Verordening (EG) nr. 489/2005 te worden ingetrokken.

(20)

Krachtens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 72/2009 zijn de nieuwe bepalingen inzake openbare interventie die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, van toepassing met ingang van 1 juli 2009 voor durumtarwe, en met ingang van 1 september 2009 voor de sector rijst. Bijgevolg moeten de bepalingen tot uitvoering van die bepalingen met ingang van dezelfde data van toepassing zijn.

(21)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VOOR DE ERKENNING VAN DE INTERVENTIECENTRA, DE AANKOPEN EN DE AANBIEDINGEN

DEEL 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied en definities

1.   Bij de onderhavige verordening worden voor de sectoren durumtarwe en padie de toepassingsbepalingen vastgesteld met betrekking tot de in artikel 13, lid 3, en artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde openbare-interventieaankopen.

2.   De in lid 1 bedoelde aankopen worden overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 884/2006 gedaan door de betaalorganen of de daartoe door de betaalorganen gemachtigde bureaus, hierna „interventiebureaus” genoemd.

Artikel 2

Aanwijzing en erkenning van de interventiecentra

1.   De krachtens artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 door de Commissie aan te wijzen interventiecentra worden vooraf door de interventiebureaus erkend overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige verordening en de voorschriften van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006, met name op het gebied van verantwoordelijkheid en controles.

2.   Met het oog op de erkenning van een interventiecentrum vergewissen de interventiebureaus zich ervan dat de opslagruimten van dat centrum ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de opslagcapaciteit van alle opslagruimten van het centrum samen bedraagt ten minste 20 000 t voor durumtarwe of 10 000 t voor rijst;

b)

de minimale uitslagcapaciteit per opslagruimte moet voldoende zijn om per werkdag ten minste 5 % van de opgeslagen hoeveelheid af te zetten, wat overeenkomt met 1 000 t voor durumtarwe en 500 t voor rijst.

3.   De gegevens over de lijst van de krachtens artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 door de Commissie aangewezen interventiecentra en de betrokken opslagruimten worden overeenkomstig de artikelen 23 en 24 van de onderhavige verordening gewijzigd en ter beschikking van de lidstaten en het publiek gesteld.

DEEL 2

PROCEDURE VOOR DE AANKOOP VAN DURUMTARWE OF PADIE VIA OPENBARE INSCHRIJVING

Artikel 3

Aankopen

1.   De interventiebureaus gaan via een inschrijvingsbericht over tot de aankoop van durumtarwe of padie nadat de overeenkomstige inschrijving is geopend op grond van een verordening die de Commissie overeenkomstig de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure heeft vastgesteld, hierna „verordening tot opening van de inschrijvingsprocedure” genoemd.

2.   In de verordening tot opening van de inschrijvingsprocedure worden met name de volgende gegevens vermeld:

a)

de omschrijving en de GN-code van het product;

b)

de inschrijvingsdata;

c)

de uiterste datum en het uiterste tijdstip voor indiening van de aanbiedingen;

d)

de datum van sluiting van de inschrijving;

e)

de betrokken lidst(a)at(en) of regio(’s) in geval van toepassing van artikel 18, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

3.   Met betrekking tot padie kan de inschrijving worden beperkt tot een of meer soorten rijst als gedefinieerd in bijlage III, deel I I.2 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 („rondkorrelige rijst”, „halflangkorrelige rijst”, „langkorrelige rijst A” of „langkorrelige rijst B”).

4.   Tussen de datum van de inwerkingtreding van de verordening tot opening van de inschrijvingsprocedure en de laatste dag van de eerste periode voor indiening van de aanbiedingen moeten ten minste zes dagen verlopen.

5.   In de door het interventiebureau bekendgemaakte inschrijvingsbericht moeten ten minste de minimumhoeveelheden waarop de aanbiedingen betrekking moeten hebben, worden vermeld. Deze hoeveelheden worden vastgesteld op 10 t voor durumtarwe en op 20 t voor rijst.

Indien de toepassing van grotere dan in de eerste alinea vastgestelde minimumhoeveelheden gerechtvaardigd is op grond van de in een lidstaat geldende groothandelsvoorwaarden en -gebruiken of milieuvoorschriften, moeten die hogere hoeveelheden door het bevoegde interventiebureau in het inschrijvingsbericht worden vastgesteld.

6.   De uit de inschrijvingsprocedure voortvloeiende rechten mogen niet worden overgedragen.

Artikel 4

Voorwaarden voor de indiening en de ontvankelijkheid van de aanbiedingen

1.   De in artikel 3 bedoelde aankopen worden gedaan op basis van aanbiedingen die de marktdeelnemers bij de interventiebureaus van de lidstaten indienen aan de hand van een schriftelijk of elektronisch bod waarvan de ontvangst wordt bevestigd.

2.   Om door het interventiebureau als ontvankelijk te worden beschouwd, moet de aanbieding de volgende elementen bevatten:

a)

een formulier dat door de lidstaten ter beschikking van het interventiebureau wordt gesteld volgens het geharmoniseerde modelformulier dat de Commissie overeenkomstig artikel 24 vaststelt en waarin ten minste de volgende gegevens worden vermeld:

i)

de naam van de aanbieder, zijn adres en zijn btw-inschrijvingsnummer in de lidstaat waar hij zijn hoofdactiviteit uitoefent, of, bij gebrek daaraan, zijn nummer in het landbouwregister;

ii)

het aangeboden product, met vermelding, voor rijst, van de soort en het ras;

iii)

de plaats waar het product bij indiening van de aanbieding is opgeslagen;

iv)

de bij het interventiecentrum horende opslagruimten waarop de aanbieding tegen de laagste kosten betrekking heeft;

v)

de aangeboden hoeveelheid, het jaar waarin het aangeboden product is geoogst, de vermelding van de communautaire oorsprong van het product en het productiegebied in de Gemeenschap;

vi)

de in euro met maximaal twee decimalen uitgedrukte voorgestelde prijs per ton voor een product dat overeenstemt met de minimumkwaliteit voor durumtarwe of met de standaardkwaliteit voor rijst, en dat naar de opslagruimten van het aangewezen interventiecentrum is gebracht en niet is gelost. Deze prijs mag niet hoger zijn dan de in artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde referentieprijs voor durumtarwe of dan de in artikel 8, onder b), van die verordening bedoelde referentieprijs voor padie;

vii)

met betrekking tot rijst, de na de oogst toegepaste fytosanitaire behandelingen, met opgave van de gebruikte dosering;

viii)

de voornaamste kenmerken van het aangeboden product;

b)

de volgende bijgevoegde documenten:

i)

een bewijs dat de aanbieder een zekerheid van 30 EUR per ton durumtarwe of van 50 EUR per ton padie heeft gesteld vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van de aanbiedingen; deze zekerheid kan worden gesteld in de lidstaat waar de aanbieder zijn hoofdactiviteit uitoefent wanneer deze zijn aanbieding in een andere lidstaat indient;

ii)

een verklaring van de aanbieder waarin hij bevestigt dat de aangeboden hoeveelheden daadwerkelijk aanwezig zijn in de onder a) iii), van dit lid bedoelde opslagruimte;

iii)

een verklaring van de aanbieder waarin hij bevestigt dat de aanbieding betrekking heeft op een homogene partij, dat, met betrekking tot rijst, de partij bestaat uit padie van één ras en dat de minimumhoeveelheden overeenstemmen met de hoeveelheden die het interventiebureau in het inschrijvingsbericht heeft vastgesteld.

3.   Het interventiebureau registreert de ontvankelijke aanbiedingen, de data waarop deze zijn ontvangen en de betrokken hoeveelheden.

4.   De aanbiedingen zijn definitief.

Artikel 5

Controle van de aanbiedingen door het interventiebureau

1.   De interventiebureaus verifiëren de ontvankelijkheid van de aanbiedingen aan de hand van de krachtens artikel 4, lid 2, vereiste elementen.

Indien de aanbieding niet ontvankelijk is, wordt de betrokken marktdeelnemer daarvan onverwijld door het interventiebureau in kennis gesteld.

2.   De controle van de conformiteit van de in artikel 4, lid 2, onder b) ii) en iii), bedoelde documenten mag worden uitgevoerd nadat het interventiebureau de ontvankelijkheid van de aanbieding heeft vastgesteld, eventueel met hulp, overeenkomstig artikel 22, lid 3, van het interventiebureau dat bevoegd is voor de door de aanbieder aangewezen opslagruimte.

Wanneer niet alle in de eerste alinea bedoelde documenten in orde zijn, wordt de aanbieding geannuleerd en is artikel 9, lid 2, van toepassing.

Artikel 6

Mededeling van de aanbiedingen aan de Commissie

1.   Uiterlijk om 14.00 uur (Belgische tijd) op de dag na de uiterste datum voor indiening van de aanbiedingen deelt het interventiebureau de ontvankelijke aanbiedingen overeenkomstig artikel 24 mee aan de Commissie. De identiteit van de aanbieders wordt niet bekendgemaakt.

Als geen ontvankelijke aanbiedingen zijn ingediend, meldt de betrokken lidstaat dat binnen dezelfde termijn aan de Commissie.

2.   De ontvankelijke aanbiedingen die niet aan de Commissie zijn meegedeeld, worden niet in aanmerking genomen in het kader van de inschrijving.

Artikel 7

Besluit op basis van de aanbiedingen

Op basis van de krachtens artikel 6, lid 1, van de onderhavige verordening meegedeelde aanbiedingen besluit de Commissie geen gevolg te geven aan de ontvangen aanbiedingen of stelt zij de maximumprijs voor de interventieaankopen vast overeenkomstig de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

Artikel 8

Besluiten over aanbiedingen

1.   Wanneer de Commissie krachtens artikel 7 een maximumprijs voor de interventieaankopen heeft vastgesteld, aanvaarden de interventiebureaus de ontvankelijke aanbiedingen waarin een prijs wordt voorgesteld die niet hoger is dan het door de Commissie vastgestelde maximumbedrag. Alle overige aanbiedingen worden afgewezen.

2.   Indien geen maximumprijs voor de interventieaankopen is vastgesteld, worden alle aanbiedingen afgewezen.

3.   De interventiebureaus nemen de in de leden 1 en 2 bedoelde besluiten na bekendmaking van de verordening of kennisgeving van de in artikel 7 bedoelde beschikking tot vaststelling van de maximumprijs voor de interventieaankopen of tot vaststelling dat geen gevolg wordt gegeven aan de aanbieding.

4.   De bevoegde instantie stelt elke aanbieder uiterlijk op de werkdag na de in lid 3 bedoelde bekendmaking of kennisgeving in kennis van het resultaat van diens deelname van de inschrijving.

Artikel 9

Vrijgeven en verbeuren van de zekerheid

1.   De daadwerkelijke aanwezigheid van de producten in de overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a) iii), door de aanbieder aangewezen opslagruimte, de presentatie van een homogene partij, de handhaving van de aan de Commissie meegedeelde aanbieding en de overname van het product door de bevoegde instantie worden beschouwd als primaire eisen in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (8).

2.   Bij niet-naleving van de in lid 1 bedoelde primaire eisen wordt de zekerheid, behalve in gevallen van overmacht, verbeurd en wordt deze overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (9) geboekt als bestemmingsontvangsten.

3.   Met het oog op de toepassing van het onderhavige artikel controleren de interventiebureaus de in de opslagruimten aanwezige hoeveelheden door op overeenkomstige wijze de regels en voorwaarden toe te passen die bij Verordening (EG) nr. 884/2006 zijn vastgesteld voor de controle op de fysieke aanwezigheid van de in het kader van de openbare-opslagverrichtingen opgeslagen producten, en meer bepaald die welke zijn vastgesteld in punt B.III van bijlage I bij de genoemde verordening. Deze controles hebben betrekking op ten minste 5 % van de aanbiedingen en 5 % van de aangeboden hoeveelheden en zijn gebaseerd op een risicoanalyse.

4.   Wanneer de aanbieding is afgewezen, wordt de zekerheid vrijgegeven onmiddellijk na de bekendmaking of kennisgeving van het in artikel 8, lid 3, bedoelde besluit.

5.   Met betrekking tot de geselecteerde aanbiedingen wordt de zekerheid vrijgegeven binnen vijf werkdagen na de in artikel 18, lid 1, derde alinea, bedoelde datum van vaststelling van het overnamebewijs.

DEEL 3

PROCEDURE VOOR DE AANVOER VAN DE PRODUCTEN

Artikel 10

Levering

1.   Het interventiebureau stelt de datum of de data van levering in de opslagruimte van het door de aanbieder aangewezen erkende interventiecentrum vast en deelt deze zo spoedig mogelijk mee aan de aanbieder.

Wanneer de producten echter niet in de opslagruimten van het door de aanbieder aangewezen interventiecentrum kunnen worden geleverd, wijst het interventiebureau andere opslagruimten van hetzelfde interventiecentrum of opslagruimten van een ander erkend interventiecentrum aan waar de producten tegen de laagste kosten moeten worden geleverd en stelt het interventiebureau de datum of de data van de levering vast.

2.   De levering van de totale hoeveelheid in de opslagruimte van het erkende interventiecentrum vindt plaats uiterlijk aan het einde van de derde maand na de maand van ontvangst van de aanbieding, maar voor durumtarwe niet later dan 30 juni en voor padie niet later dan 31 augustus.

3.   De vertegenwoordiger van het interventiebureau neemt de levering in ontvangst in het bijzijn van de aanbieder of diens naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger.

4.   De geleverde hoeveelheid moet worden geconstateerd door weging in aanwezigheid van de aanbieder of diens naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger en van een vertegenwoordiger van het interventiebureau die onafhankelijk staat ten opzichte van de aanbieder.

De vertegenwoordiger van het interventiebureau kan evenwel ook de opslaghouder zijn. In dat geval:

a)

voert het interventiebureau binnen dertig dagen, te rekenen vanaf de overname, zelf een controle uit die minstens een meting van het volume omvat; het eventuele verschil tussen de gewogen hoeveelheid en de door volumemeting berekende hoeveelheid mag niet groter zijn dan 5 %;

b)

wanneer deze marge niet wordt overschreden, betaalt de opslaghouder alle kosten voor bij een latere weging gebleken manco’s ten opzichte van het bij de overname geregistreerde gewicht;

c)

wanneer deze marge wordt overschreden, wordt de betrokken hoeveelheid onverwijld gewogen. Indien het geconstateerde gewicht lager is dan het geregistreerde gewicht, zijn de wegingskosten voor rekening van de opslaghouder, en, in het omgekeerde geval, voor rekening van de lidstaat.

Artikel 11

Vervoerkosten

1.   De kosten om de goederen tegen de laagste kosten als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a) iv), te vervoeren naar de opslagruimte van het door de aanbieder aangewezen interventiecentrum, zijn voor rekening van de aanbieder wanneer de afstand niet meer dan 100 km bedraagt. Over een afstand van meer dan 100 km zijn de vervoerkosten voor rekening van het interventiebureau.

2.   Wanneer het interventiebureau, overeenkomstig artikel 10, lid 1, tweede alinea, een andere dan de door de aanbieder aangewezen opslagruimte van het interventiecentrum kiest, zijn de extra vervoerkosten met een franchise voor 20 km voor rekening van het interventiebureau. Over een afstand van meer dan 100 km zijn de vervoerkosten echter volledig voor rekening van het interventiebureau.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde, door het interventiebureau te betalen kosten, worden door de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 884/2006 op niet-forfaitaire basis vergoed.

HOOFDSTUK II

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DURUMTARWE

Artikel 12

Kwaliteit van de aangeboden durumtarwe

1.   Om voor interventie te worden aanvaard, moet de durumtarwe van gezonde handelskwaliteit zijn.

2.   Enkel onberispelijke durumtarwe wordt als durumtarwe van gezonde handelskwaliteit aangemerkt. Hiertoe moet de durumtarwe de kwaliteitstoetsing aan de in bijlage I, deel A, vastgestelde kenmerken doorstaan en voldoen aan de in bijlage I, deel B, opgenomen minimumkwaliteitscriteria.

Artikel 13

Monstername en analyse van de aangeboden durumtarwe

1.   De kwaliteitskenmerken van elke partij durumtarwe worden geconstateerd aan de hand van een representatief monster dat is samengesteld uit monsters die met een frequentie van één monster per levering, en ten minste één monster per 60 t, zijn genomen.

2.   Het interventiebureau laat onder eigen verantwoordelijkheid de kenmerken van de genomen monsters analyseren binnen 20 werkdagen vanaf de samenstelling van het representatieve monster.

3.   De referentiemethoden voor het bepalen van de kwaliteit van de voor interventie aangeboden durumtarwe worden vastgesteld in bijlage II:

Deel A: Referentiemethode voor het bepalen van de bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn

Deel B: Referentiemethode voor het bepalen van het vochtgehalte van durumtarwe

Deel C: Referentiemethode voor het bepalen van het gehalte aan durumtarwekorrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren

Deel D: Andere methoden voor het bepalen van de kwaliteit van durumtarwe.

4.   De lidstaten controleren de niveaus van verontreinigingen, inclusief radioactiviteit, op basis van een risicoanalyse waarbij met name rekening wordt gehouden met de door de aanbieder verstrekte gegevens en de door hem aangegane verbintenissen met betrekking tot de inachtneming van de geldende normen, vooral wat de door hem verkregen resultaten van de analyses betreft. De frequentie en de draagwijdte van de controlemaatregelen worden zo nodig, vooral wanneer de marktsituatie door de verontreinigingen ernstig kan worden verstoord, vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

5.   De volgende kosten zijn voor rekening van de aanbieder:

a)

de kosten voor de analyses op verontreinigingen;

b)

de kosten voor de amylaseactiviteitstest (Hagberg);

c)

de kosten voor het bepalen van het eiwitgehalte;

d)

de kosten voor het terugnemen van de producten wanneer uit de analyses blijkt dat de aangeboden durumtarwe niet overeenstemt met de voor de interventie geldende minimumkwaliteit.

6.   De analyseresultaten worden de aanbieder via het in artikel 18 bedoelde overnamebewijs meegedeeld.

7.   Bij geschillen laat het interventiebureau opnieuw de nodige controles van de betrokken producten uitvoeren en komen de kosten daarvan voor rekening van de verliezende partij.

8.   Wanneer op basis van de analyses en de controles niet kan worden geconcludeerd dat de aangeboden durumtarwe voor interventie kan worden aanvaard, kan de aanbieder de betrokken partij uiterlijk op de twintigste werkdag na die constatering vervangen met dien verstande dat de in artikel 10, lid 2, bedoelde leveringsdatum gehandhaafd blijft. In afwijking van artikel 11 zijn de met die vervanging gepaard gaande vervoerkosten volledig voor rekening van de aanbieder.

Artikel 14

Overname van de aangeboden durumtarwe

1.   De aangeboden durumtarwe wordt door het interventiebureau overgenomen wanneer de vertegenwoordiger van dat bureau de hoeveelheid en de naleving van de in artikel 12 bedoelde eisen voor de hele franco interventiecentrum geleverde partij heeft geconstateerd overeenkomstig artikel 13.

2.   De overname vindt plaats binnen zestig dagen na de laatste in artikel 10, lid 2, bedoelde levering, maar in geen geval later dan 31 juli.

Bij toepassing van artikel 13, lid 8, vindt de overname echter uiterlijk op 31 augustus plaats.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR RIJST

Artikel 15

Kwaliteit van de aangeboden padie

1.   Om voor interventie te worden aanvaard, moet de padie van gezonde handelskwaliteit zijn.

2.   Padie is van gezonde handelskwaliteit, indien:

a)

hij voldoet aan de in bijlage III, deel A, vastgestelde criteria met betrekking tot het basisrendement bij de bewerking en aan de in bijlage III, deel B, vastgestelde criteria met betrekking tot de toegestane maximumpercentages voor de onvolkomenheden;

b)

hij een vochtgehalte heeft van ten hoogste 14,5 %;

c)

hij gezond ruikt en vrij is van levende insecten;

d)

de radioactiviteit van de rijst de in de communautaire regelgeving vastgestelde toegestane maximumniveaus niet overschrijdt.

Artikel 16

Monstername en analyse van de aangeboden padie

1.   Om na te gaan of aan de voor de aanvaarding van het product voor interventie vastgestelde kwaliteitseisen van artikel 15 is voldaan, neemt het interventiebureau monsters, in het bijzijn van de aanbieder of diens naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger.

Er worden drie representatieve monsters genomen met een minimumgewicht van 1 kg elk. Deze zijn respectievelijk bestemd voor:

a)

de aanbieder;

b)

de opslagplaats waar de overname plaatsvindt;

c)

het interventiebureau.

Om representatieve monsters te verkrijgen, wordt het aantal te nemen monsters bepaald door de hoeveelheid van de aangeboden partij te delen door tien ton. Alle monsters hebben hetzelfde gewicht. Een representatief monster bestaat uit één derde van het totale aantal monsters.

De controle waarbij wordt nagegaan of aan de kwaliteitseisen is voldaan, wordt uitgevoerd op het representatieve monster dat bestemd is voor de opslagplaats waar de overname plaatsvindt.

2.   Voor elke deellevering (vrachtwagen, aak, wagon) worden representatieve monsters genomen overeenkomstig lid 1.

Bij deelleveringen kan, vóór de inslag in de interventieopslagplaats, worden volstaan met het controleren van het vochtgehalte, het gehalte aan onzuiverheden en de afwezigheid van levende insecten. Wanneer een deellevering echter later op grond van het eindresultaat van de controle niet in overeenstemming met de minimumkwaliteitseisen blijkt te zijn, wordt de overname van de partij geweigerd. De hele partij moet dan worden teruggenomen. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van de aanbieder.

Wanneer het interventiebureau in een lidstaat de mogelijkheid heeft om vóór de inslag na te gaan of elke deellevering aan alle minimumkwaliteitseisen voldoet, moet dat interventiebureau de overname van deelleveringen die niet aan deze eisen beantwoorden, weigeren.

3.   Het radioactiviteitsniveau van de rijst wordt alleen gecontroleerd als de situatie dat vereist en zolang dat nodig is. De geldigheidsduur en de werkingssfeer van de controlemaatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure.

4.   De analyseresultaten worden de aanbieder via het in artikel 18 bedoelde overnamebewijs meegedeeld.

5.   Bij geschillen laat het interventiebureau opnieuw de nodige controles van de betrokken producten uitvoeren en komen de kosten daarvan voor rekening van de verliezende partij.

De nieuwe analyse wordt verricht door een door het interventiebureau erkend laboratorium op basis van een nieuw representatief monster dat, telkens voor de helft, bestaat uit de door de aanbieder en de door het interventiebureau bewaarde representatieve monsters. Indien de aangeboden partij uit deelleveringen bestaat, wordt het resultaat verkregen door het gewogen gemiddelde van de analyseresultaten voor deze nieuwe representatieve monsters voor alle deelleveringen te berekenen.

6.   Wanneer op basis van de analyses niet kan worden geconcludeerd dat de aangeboden padie voor interventie kan worden aanvaard, kan de aanbieder de betrokken partij uiterlijk op de twintigste werkdag na die constatering vervangen, met dien verstande dat de in artikel 10, lid 2, bedoelde leveringsdatum gehandhaafd blijft. In afwijking van artikel 11 zijn de met die vervanging gepaard gaande vervoerkosten volledig voor rekening van de aanbieder.

Artikel 17

Overname van de aangeboden padie

1.   Het interventiebureau neemt de aangeboden rijst over nadat de vertegenwoordiger van dat bureau overeenkomstig artikel 16 na levering in de interventieopslagplaats de hoeveelheid heeft geconstateerd en heeft vastgesteld dat aan de in de artikelen 3 en 15 vastgestelde minimumeisen is voldaan.

2.   De overname vindt plaats binnen zestig dagen na de laatste in artikel 10, lid 2, bedoelde levering, maar in geen geval later dan 30 september.

Bij toepassing van artikel 16, lid 6, vindt de overname echter uiterlijk op 31 oktober plaats.

HOOFDSTUK IV

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE DE OVERNAME, DE CONTROLES EN DE MEDEDELINGEN

Artikel 18

Overnamebewijs

1.   Voor elke aanbieding wordt een overnamebewijs opgesteld door het interventiebureau dat bevoegd is voor de erkenning van de opslagruimten waarvoor de aanbieding tegen de laagste kosten is gedaan. De aanbieder of diens vertegenwoordiger mogen bij de opstelling van dit bewijs aanwezig zijn.

In het overnamebewijs worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

a)

het aantal monsters dat is genomen om het representatieve monster samen te stellen;

b)

de datum waarop de hoeveelheid en de kenmerken van de partij zijn gecontroleerd;

c)

het geleverde gewicht en, met betrekking tot rijst, het ras;

d)

de in de analyses geconstateerde kenmerken van de partij;

e)

de met de analyses belaste instantie.

Dit bewijs wordt gedateerd en ondertekend door het interventiebureau en de opslaghouder.

2.   Het overnamebewijs kan worden opgesteld zodra 95 % van de aangeboden hoeveelheid is overgenomen.

Artikel 19

Vaststelling en betaling van de aan de aanbieder te betalen prijs

1.   De aan de aanbieder te betalen prijs is de in artikel 4, lid 2, onder a) vi), van de onderhavige verordening bedoelde voorgestelde prijs, waarbij voorts rekening wordt gehouden met de in artikel 11 van deze verordening bedoelde bepalingen en met de eventuele prijsverhogingen en -verlagingen als bedoeld in bijlage IV (voor durumtarwe) en bijlage V (voor padie) van deze verordening en in artikel 18, lid 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

2.   De betaling vindt plaats uiterlijk op de vijfendertigste dag na de dag van de respectievelijk in artikel 14 en artikel 17 bedoelde overname.

Bij toepassing van artikel 13, lid 7, (voor durumtarwe) en artikel 16, lid 5, (voor padie) vindt de betaling plaats zo spoedig mogelijk na de mededeling van het resultaat van de laatste analyse aan de aanbieder.

Wanneer overlegging van een factuur door de aanbieder als voorwaarde voor de betaling geldt en deze factuur niet binnen de in de eerste alinea voorgeschreven termijn wordt overgelegd, vindt de betaling plaats binnen vijf werkdagen na de datum waarop de factuur daadwerkelijk wordt overgelegd.

Artikel 20

Controlemaatregelen

1.   Onverminderd de krachtens de onderhavige verordening vereiste controles inzake de overname van de producten worden de controles van de interventievoorraden uitgevoerd overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006.

2.   Wanneer de controles moeten worden verricht op basis van de in artikel 13, lid 4, van de onderhavige verordening bedoelde risicoanalyse, is de lidstaat overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 884/2006 financieel aansprakelijk voor de financiële gevolgen van het niet in acht nemen van de toegestane maximumgehalten aan verontreinigingen.

In het geval van ochratoxine A en aflatoxine evenwel komen de financiële gevolgen ten laste van de communautaire begroting indien de betrokken lidstaat ten genoegen van de Commissie kan bewijzen dat bij de inslag aan de normen was voldaan, dat de normale opslagvoorwaarden in acht zijn genomen en dat de andere verplichtingen van de opslaghouder zijn nagekomen.

3.   Wanneer de overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a) iii), aangewezen opslagplaats zich bevindt in een andere lidstaat dan die waar de aanbieding is ingediend en wanneer het interventiebureau dat de aanbieding heeft ontvangen, besluit dat de daadwerkelijke aanwezigheid van de producten aan de hand van een controle ter plaatse moet worden gecontroleerd, richt het laatstbedoelde interventiebureau een controleverzoek, vergezeld van een kopie van de aanbieding, tot het interventiebureau dat bevoegd is voor de betrokken opslagplaats. De controle ter plaatse wordt verricht binnen de termijn die is vastgesteld door het interventiebureau dat de aanbieding heeft ontvangen.

Artikel 21

Nationale regels

Om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden in de lidstaten waaronder zij ressorteren, stellen de interventiebureaus zo nodig aanvullende overnameprocedures en -voorwaarden vast die in overeenstemming zijn met de bepalingen van de onderhavige verordening.

Artikel 22

Mededeling van de overnames aan de Commissie en aan de interventiebureaus

1.   De lidstaten delen overeenkomstig artikel 24 uiterlijk elke woensdag om 14.00 uur (Belgische tijd) de volgende naar product en eventueel productsoort uitgesplitste gegevens over de vorige week mee:

a)

de totale hoeveelheden waarop de krachtens artikel 8 aanvaarde aanbiedingen betrekking hebben;

b)

de totale hoeveelheden waarop de krachtens artikel 5, lid 2, tweede alinea, afgewezen aanbiedingen betrekking hebben;

c)

de totale aanvaarde hoeveelheden die niet geleverd zijn binnen de in artikel 10 bedoelde termijn;

d)

de totale hoeveelheden die niet voldoen aan de voor de overname vereiste minimumkenmerken;

e)

de totale overgenomen hoeveelheden.

2.   Elke lidstaat doet overeenkomstig artikel 24 uiterlijk aan het einde van de maand na de in artikel 14, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde overnametermijn, per regio zoals bepaald in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 837/90 van de Raad inzake door de lidstaten te verstrekken statistische informatie over de graanproductie (10), mededeling van de gemiddelde resultaten van het soortelijk gewicht, het vochtgehalte, het aandeel gebroken korrels en het eiwitgehalte die zijn geconstateerd voor de overgenomen partijen durumtarwe.

3.   De interventiebureaus wisselen de gegevens over de in artikel 20, lid 3, bedoelde controle elektronisch uit overeenkomstig artikel 24.

Artikel 23

Mededeling van de erkende interventiebureaus en de erkende interventiecentra aan de Commissie

1.   Overeenkomstig artikel 24 delen de lidstaten aan de Commissie de gegevens mee inzake:

a)

de in artikel 1 bedoelde erkende interventiebureaus, en

b)

de in artikel 2 bedoelde erkende interventiecentra en de daarbij behorende opslagruimten.

2.   De Commissie maakt de lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde interventiebureaus bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-serie).

3.   Wijzigingen die worden aangebracht aan de in artikel 2, lid 3, bedoelde lijst van interventiecentra en de daarbij behorende opslagruimten, en aan de in lid 2 van het onderhavige artikel bedoelde lijst van interventiebureaus, worden via de door de Commissie geïnstalleerde informatiesystemen aan de hand van adequate technische middelen, waaronder bekendmaking op het internet, ter beschikking van de lidstaten en van het publiek gesteld.

Artikel 24

Methode voor de mededelingen

1.   De krachtens deze verordening vereiste mededeling van gegevens en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie vinden elektronisch plaats via de informatiesystemen die door de Commissie of de lidstaten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten worden gesteld.

2.   De betrokken documenten worden opgesteld en doorgezonden volgens de procedures waarmee deze informatiesystemen zijn uitgerust.

3.   Vorm en inhoud van de documenten worden vastgesteld volgens modellen of methoden die via de informatiesystemen ter beschikking van de gebruikers ervan worden gesteld. Deze modellen en methoden worden aangepast en bijgewerkt nadat het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten daarvan in kennis is gesteld.

4.   De mee te delen gegevens worden onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit van de lidstaat in de informatiesystemen ingevoerd en bijgewerkt met inachtneming van de door die autoriteit verleende toegangsrechten.

HOOFDSTUK V

WIJZIGINGS-, INTREKKINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2008

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 428/2008 wordt de kolom 4 betreffende durumtarwe geschrapt.

Artikel 26

Wijziging van Verordening (EG) nr. 687/2008

Verordening (EG) nr. 687/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

„Tijdens de in artikel 11, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde perioden is elke houder van homogene partijen van minimaal 80 t in de Gemeenschap geoogste zachte tarwe, gerst, mais of sorghum gerechtigd dat graan aan te bieden aan het betaalorgaan of interventiebureau, hierna beide „interventiebureau” genoemd.”.

2.

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder a), wordt vervangen door:

„a)

voor zachte tarwe, de op grond van Verordening (EEG) nr. 315/93 vastgestelde maximumgehalten, inclusief de in de punten 2.4 tot en met 2.7 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (11) vastgestelde maximumgehalten voor Fusarium-toxinen in zachte tarwe;

3.

Artikel 5, onder h), wordt geschrapt.

4.

Artikel 7, lid 2, onder c), wordt vervangen door:

„c)

de kosten voor het bepalen van het eiwitgehalte van zachte tarwe,”.

5.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het bepaalde onder c) en d) wordt vervangen door:

„c)

Wanneer het percentage gebroken korrels hoger is dan 3 % bij zachte tarwe of gerst en 4 % bij mais of sorghum, wordt per 0,1 % boven genoemde percentages een korting van 0,05 EUR toegepast.

d)

Wanneer het percentage graanbijmengsel hoger is dan 4 % voor mais of sorghum en 5 % voor zachte tarwe of gerst, wordt per 0,1 % boven genoemde percentages een korting van 0,05 EUR toegepast.”;

b)

het bepaalde onder f) wordt vervangen door:

„f)

Wanneer het gehalte aan uitschot (Schwarzbesatz) hoger is dan 1 % bij zachte tarwe, gerst, mais of sorghum, wordt per 0,1 % boven genoemde percentages een korting van 0,1 EUR toegepast.”;

c)

het bepaalde onder g) wordt geschrapt.

6.

In bijlage I wordt de kolom „Durumtarwe” geschrapt.

7.

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt de eerste alinea vervangen door:

„Als noodrijpe korrels worden beschouwd de korrels die, na verwijdering van alle andere in deze bijlage bedoelde bestanddelen van het monster, door zeven met de hierna genoemde spleetbreedte gaan: zachte tarwe 2,0 mm en gerst 2,2 mm.”;

ii)

onder d) wordt de tweede alinea geschrapt;

b)

punt 1.3 wordt vervangen door:

„1.3.   Gekiemde korrels

Gekiemde korrels zijn die waarbij men duidelijk, met het blote oog, een kiemwortel of bladaanleg ziet. Niettemin dient men bij het beoordelen van het gehalte aan gekiemde korrels rekening te houden met de aard van het volledige monster. Bij graanrassen met vooruitstekende kiem kan het huidje dat de kiem bedekt, gemakkelijk openbreken wanneer de graanpartij in beweging is. Zulke korrels gelijken dan erg op gekiemde korrels, doch mogen niet tot deze categorie worden gerekend. Van gekiemde korrels is alleen sprake wanneer de kiem duidelijk zichtbare veranderingen heeft ondergaan, waardoor de gekiemde korrel gemakkelijk van een gewone korrel te onderscheiden is.”;

c)

punt 2.1 wordt geschrapt.

8.

Punt 1 van bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Voor zachte tarwe en gerst wordt een doorsneemonster van 250 g telkens gedurende een halve minuut over twee zeven met een spleetbreedte van respectievelijk 3,5 mm en 1,0 mm gezeefd.”;

b)

de zevende alinea wordt vervangen door:

„Het deelmonster wordt gedurende een halve minuut gezeefd over een zeef met een spleetbreedte van 2,0 mm voor zachte tarwe en 2,2 mm voor gerst. De bestanddelen die door deze zeef gaan, worden als noodrijpe korrels beschouwd. Door vorst aangetaste korrels en onrijpe groene korrels worden tot de categorie „noodrijpe korrels” gerekend.”.

9.

Bijlage VI wordt geschrapt.

Artikel 27

Intrekking

Verordening (EG) nr. 489/2005 wordt ingetrokken met ingang van 1 september 2009.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage VI opgenomen concordantietabel.

Artikel 28

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2009 voor durumtarwe en met ingang van 1 september 2009 voor de sector rijst.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 1.

(3)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35.

(4)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

(5)  PB L 81 van 30.3.2005, blz. 26.

(6)  PB L 129 van 17.5.2008, blz. 8.

(7)  PB L 192 van 19.7.2008, blz. 20.

(8)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(9)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(10)  PB L 88 van 3.4.1990, blz. 1.

(11)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5.”.


BIJLAGE I

(Artikel 12, lid 2)

DEEL A

1.   OMSCHRIJVING VAN DE KENMERKEN DIE MOETEN WORDEN ONDERZOCHT TENEINDE TE BEPALEN OF HET GRAAN ONBERISPELIJK BASISGRAAN IS

1.1.   Gebroken korrels

Alle korrels waarvan het endosperm gedeeltelijk onbedekt is, worden als gebroken korrels beschouwd. Door dorsen beschadigde korrels en korrels waarvan de kiem is weggeslagen, behoren eveneens tot deze categorie.

1.2.   Graanbijmengsels

a)

Noodrijpe korrels:

Als noodrijpe korrels worden beschouwd de korrels die, na verwijdering van alle andere in deze bijlage bedoelde bestanddelen van het monster, door zeven met de hierna genoemde spleetbreedte gaan: durumtarwe 1,9 mm.

Korrels die, na verwijdering van alle andere in deze bijlage bedoelde bestanddelen, door zeven met een spleetbreedte van 2,0 mm gaan, worden eveneens als noodrijpe korrels beschouwd.

Bovendien behoren door vorst aangetaste korrels en onrijpe (groene) korrels ook tot de noodrijpe korrels;

b)

Korrels van andere graansoorten:

Korrels van andere graansoorten zijn alle graankorrels die niet behoren tot de soort waaruit het monster genomen is;

c)

Korrels aangetast door ongedierte:

Korrels aangetast door ongedierte zijn die welke aangetaste plekken vertonen. Hiertoe behoren ook de door wantsen aangetaste korrels;

d)

Korrels waarvan de kiem kleurafwijkingen vertoont, gevlekte korrels en door fusariose aangetaste korrels:

Korrels waarvan de kiem kleurafwijkingen vertoont, zijn korrels waarvan de huid over de intacte, nog geen tekenen van kieming vertonende kiem, bruin tot bruinzwart gekleurd is.

Bij durumtarwe worden:

als gevlekte korrels beschouwd, korrels die op andere plaatsen dan op de kiem bruine tot bruinzwarte vlekken vertonen;

als door fusariose aangetaste korrels beschouwd, korrels waarvan de zaadhuid aangetast is door mycelium van fusarium; die korrels lijken enigszins noodrijp, zijn gerimpeld en vertonen roze of witte diffuse vlekken met een vage omtrek;

e)

Door droging verhitte korrels zijn korrels die uiterlijke tekenen van brand vertonen, maar die niet bedorven zijn.

1.3.   Gekiemde korrels

Gekiemde korrels zijn die waarbij men duidelijk, met het blote oog, een kiemwortel of bladaanleg ziet. Niettemin dient men bij het beoordelen van het gehalte aan gekiemde korrels rekening te houden met de aard van het volledige monster. Bij graanrassen met vooruitstekende kiem, zoals durumtarwe, kan het huidje dat de kiem bedekt, gemakkelijk openbreken wanneer de graanpartij in beweging is. Zulke korrels gelijken dan erg op gekiemde korrels, doch mogen niet tot deze categorie worden gerekend. Van gekiemde korrels is alleen sprake wanneer de kiem duidelijk zichtbare veranderingen heeft ondergaan, waardoor de gekiemde korrel gemakkelijk van een gewone korrel te onderscheiden is.

1.4.   Uitschot (Schwarzbesatz)

Korrels van basisgraan die bedorven zijn, moederkoren zijn of door brandschimmel zijn aangetast, worden ingedeeld in de categorie „uitschot”, zelfs indien zij gebreken vertonen die onder andere categorieën vallen.

a)

Zaden van andere planten:

Zaden van andere planten zijn zaden van al dan niet gekweekte gewassen, met uitzondering van granen. Deze zaden van andere planten bestaan uit zaden zonder gebruikswaarde, zaden die kunnen worden gebruikt als veevoeder en schadelijke zaden.

Schadelijke zaden zijn zaden die voor mens en dier giftig zijn, zaden die het schonen en het malen van granen hinderen of bemoeilijken, en zaden die de kwaliteit van verwerkte producten op basis van granen wijzigen;

b)

Bedorven korrels:

Bedorven korrels zijn korrels die door rotting, aantasting door schimmels of bacteriën of door andere oorzaken voor menselijke voeding en, voor wat voedergranen betreft, voor veevoeding ongeschikt zijn geworden.

Door spontane broei of te hevige droging beschadigde korrels behoren eveneens tot deze categorie; dit zijn volledig ontwikkelde korrels waarvan de vruchtwand een grijsbruine tot zwarte kleur vertoont, terwijl bij doorsnijden het meellichaam een geelgrijze tot bruinzwarte verkleuring te zien geeft.

Door tarwegalmuggen aangetaste korrels worden slechts als bedorven korrels beschouwd wanneer meer dan de helft van het korreloppervlak door een secundaire schimmelaantasting een verkleuring te zien geeft die varieert van grijs tot zwart. Indien minder dan de helft van het korreloppervlak is verkleurd, dienen de korrels te worden gerekend tot korrels aangetast door ongedierte;

c)

Onzuiverheden:

Alle bestanddelen van een graanmonster die niet door een zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm gaan (uitgezonderd korrels van andere graansoorten, alsmede bijzonder dikke korrels van de basisgraansoort) en die welke door spleten van 1 mm gaan, worden als onzuiverheden beschouwd. Tot deze categorie worden eveneens gerekend, steentjes, zand, strodeeltjes en andere onzuiverheden in de monsters, die door een zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm gaan maar door een zeef met een spleetbreedte van 1 mm worden tegengehouden;

d)

kaf;

e)

moederkoren;

f)

door brandschimmel aangetaste korrels;

g)

dode insecten en deeltjes van insecten.

1.5.   Levend ongedierte

1.6.   Korrels die hun glazig uiterlijk hebben verloren

Korrels van durumtarwe die hun glazig uiterlijk hebben verloren, zijn korrels waarvan het meellichaam niet meer als volledig glazig kan worden beschouwd.

1.7.   Kleur van het graan

Het graan moet een kleur hebben die eigen is aan de betrokken graansoort, mag geen onfrisse reuk hebben, en moet vrij zijn van levend ongedierte (met inbegrip van mijt) in al zijn ontwikkelingsstadia.

1.8.   Verontreinigingen

De krachtens de communautaire regelgeving geldende maximaal toegestane niveaus van verontreinigingen, inclusief radioactiviteit, mogen niet hoger liggen dan de niveaus die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EEG) nr. 315/93, inclusief de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (1) vastgestelde eisen.

2.   VOOR DE DEFINITIE VAN GRAANBIJMENGSELS VAN DURUMTARWE IN AANMERKING TE NEMEN ELEMENTEN

Graanbijmengsels zijn noodrijpe korrels, korrels van andere graansoorten, door ongedierte aangetaste korrels, korrels waarvan de kiem een verkleuring vertoont, gevlekte of door fusariose aangetaste korrels en door droging verhitte korrels.

Het uitschot bestaat uit zaden van andere planten, bedorven korrels, onzuiverheden, kaf, moederkoren, door brandschimmel aangetaste korrels, dode insecten en deeltjes van insecten.

DEEL B

MINIMUMKWALITEITSCRITERIA VOOR DURUMTARWE

A.

Maximumvochtgehalte

14,5 %

B.

Maximumaandeel aan bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn, waaronder:

12 %

1.

Gebroken korrels

6 %

2.

Graanbijmengsels (andere dan die genoemd onder 3)

5 %

waaronder:

 

a)

noodrijpe korrels

 

b)

korrels van andere graansoorten

3 %

c)

korrels aangetast door ongedierte

 

d)

korrels waarvan de kiem kleurafwijkingen vertoont

 

e)

tijdens het drogen verhitte korrels

0,50 %

3.

Gevlekte korrels en/of door fusariose aangetaste korrels

5 %

waaronder:

 

— door fusariose aangetaste korrels

1,5 %

4.

Gekiemde korrels

4 %

5.

Uitschot (Schwarzbesatz)

3 %

waaronder:

 

a)

zaden van andere planten

 

— schadelijke

0,10 %

— andere

 

b)

bedorven korrels

 

— door spontane broei en door te hevige droging beschadigde korrels

0,05 %

— andere

 

c)

onzuiverheden

 

d)

kaf

 

e)

moederkoren

0,05 %

f)

door brandschimmel aangetaste korrels

 

g)

dode insecten en deeltjes van insecten

 

C.

Maximumaandeel aan korrels die geheel of zelfs gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren

27 %

D.

Maximaal tanninegehalte (2)

E.

Minimaal soortelijk gewicht (kg/hl)

78

F.

Minimaal eiwitgehalte (2)

11,5 %

G.

Minimaal valgetal volgens Hagberg in seconden

220

H.

Minimumgetal volgens Zélény (ml)

:

niet van toepassing.


(1)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5.

(2)  Percentage berekend op de droge stof.


BIJLAGE II

(Artikel 13, lid 3)

DEEL A

1.   REFERENTIEMETHODE VOOR HET BEPALEN VAN DE BESTANDDELEN DIE GEEN ONBERISPELIJK BASISGRAAN ZIJN

De referentiemethode voor het bepalen van de bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn, wordt hieronder uiteengezet.

1.1.   Voor durumtarwe wordt een doorsneemonster van 250 g telkens gedurende een halve minuut over twee zeven met een spleetbreedte van respectievelijk 3,5 mm en 1,0 mm gezeefd.

Om een constante zeefwerking te verzekeren, worden mechanische zeven, bijvoorbeeld zeven gemonteerd op een triltafel, aanbevolen.

De bestanddelen die door een zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm worden tegengehouden en die welke door de zeef met een spleetbreedte van 1 mm gaan, worden tezamen gewogen en worden als onzuiverheden beschouwd. Wanneer zich bij de bestanddelen die door de zeef met een spleetbreedte van 3,5 mm worden tegengehouden, korrels van „andere graansoorten” of bijzonder dikke korrels van de basisgraansoort bevinden, worden deze bestanddelen weer toegevoegd aan het gezeefde monster. In de doorval van de zeef met een spleetbreedte van 1 mm moet worden nagegaan of zich daarin levend ongedierte bevindt.

Uit het gezeefde monster wordt met behulp van een monsterverdeler een monster van 50 à 100 g afgesplitst. Dit deelmonster moet worden gewogen.

Het deelmonster wordt vervolgens met behulp van een pincet of een hoornen spatel uitgespreid op een tafel, waarna de gebroken korrels, de korrels van andere graansoorten, de gekiemde korrels, de korrels aangetast door ongedierte, de door vorst beschadigde korrels, de korrels met kleurafwijkingen aan de kiem, de gevlekte korrels, de zaden van andere planten, het moederkoren, de bedorven korrels, de door brandschimmel aangetaste korrels, het kaf en het levend ongedierte en de dode insecten worden uitgezocht.

Indien het deelmonster korrels bevat die zich nog in de kafjes bevinden, worden zij met de hand hiervan ontdaan; de aldus verkregen kafjes worden tot de categorie kaf gerekend. Steentjes, zand en strodeeltjes worden als onzuiverheden beschouwd.

Het deelmonster wordt gedurende een halve minuut gezeefd over een zeef met een spleetbreedte van 1,9 mm voor durumtarwe. De bestanddelen die door deze zeef gaan, worden als noodrijpe korrels beschouwd. Door vorst aangetaste korrels en onrijpe groene korrels worden tot de categorie „noodrijpe korrels” gerekend.

1.2.   De categorieën bestanddelen die geen onberispelijk basisgraan zijn en die worden bepaald volgens de in punt 1 bedoelde methode, worden zo zorgvuldig mogelijk tot op 0,01 g nauwkeurig gewogen en daarna in procenten van het doorsneemonster berekend. De gegevens in het analyserapport worden tot op 0,1 % nauwkeurig vermeld. Geconstateerd wordt of er zich levend ongedierte in het monster bevindt.

In beginsel moeten twee analyses per monster worden verricht. Ten aanzien van het totaal der bovengenoemde bestanddelen mogen zij niet meer dan 10 % verschillen.

1.3.   Voor de in de punten 1 en 2 omschreven methoden worden de volgende toestellen gebruikt:

a)

monsterverdeler, bijvoorbeeld conische verdeler of spleetverdeler;

b)

precisieweegschaal en technische balans;

c)

zeven met een spleetbreedte van 1,0 mm, 1,8 mm, 1,9 mm, 2,0 mm, 2,2 mm en 3,5 mm en zeven met ronde gaten van 1,8 mm en van 4,5 mm diameter. De zeven worden eventueel gemonteerd op een triltafel.

DEEL B

2.   REFERENTIEMETHODE VOOR HET BEPALEN VAN HET VOCHTGEHALTE VAN DURUMTARWE

De referentiemethode voor het bepalen van het vochtgehalte van durumtarwe wordt hieronder uiteengezet. De lidstaten mogen overigens ook andere op het aangegeven principe gebaseerde methoden, of ISO-methode 712:1998 of een op infraroodtechnologie gebaseerde methode toepassen. Bij geschillen is alleen de methode van bijlage II, deel B, rechtsgeldig.

2.1.   Principe

Het product wordt bij een temperatuur van + 130 à 133 °C bij normale druk gedroogd, en wel gedurende een naar gelang van de grootte van de deeltjes vastgestelde tijdsduur.

2.2.   Toepassingsgebied

Deze droogmethode geldt voor korrels die gemalen zijn tot deeltjes waarvan ten minste 50 % door een zeef met ronde gaten van 0,5 mm gaat en niet meer dan 10 % achterblijft op de zeef met ronde gaten van 1 mm. De methode geldt eveneens voor meel.

2.3.   Toestellen

Precisieweegschaal.

Molen vervaardigd van materiaal dat geen vocht opneemt en die gemakkelijk kan worden gereinigd, een snelle en gelijkmatige vermaling mogelijk maakt zonder aanmerkelijke warmteontwikkeling, het contact met de buitenlucht zoveel mogelijk uitsluit en beantwoordt aan de in punt 2 gestelde eisen (bijvoorbeeld een uitneembare schijvenmolen).

Weegdoosjes van corrosievrij metaal of van glas, voorzien van een vlak geslepen deksel; de nuttige oppervlakte moet een verdeling van het monster mogelijk maken tot 0,3 g per cm2.

Elektrisch verwarmde isothermische droogstoof die op een temperatuur tussen + 130 °C en 133 °C (1) is afgesteld en een voldoende ventilatie (2) bezit.

Exsiccator met een dikke, geperforeerde metalen of eventueel porseleinen plaat die een doeltreffend droogmiddel bevat.

2.4.   Werkwijze

Droging

In het weegdoosje waarvan het gewicht van tevoren nauwkeurig is bepaald, weegt men (tot op ± 1 mg nauwkeurig) voor granen met kleine korrels ongeveer 5 g van de te vermalen hoeveelheid en voor mais ongeveer 8 g. Men plaatst het doosje in een droogstoof die op een temperatuur van + 130 °C à 133 °C is gebracht. Om een te grote temperatuurdaling in de droogstoof te vermijden, wordt het doosje zo snel mogelijk daarin geplaatst. Men laat drogen gedurende twee uur voor granen met kleine korrels en gedurende vier uur voor mais, te rekenen vanaf het tijdstip waarop de temperatuur in de droogstoof opnieuw + 130 °C à 133 °C heeft bereikt. Men neemt het doosje daarna uit de droogstoof, sluit het doosje snel wederom af met het deksel, laat het gedurende 30 tot 45 minuten in een exsiccator afkoelen, waarna men het weegt (de weging dient tot op 1 mg nauwkeurig te worden verricht).

2.5.   Wijze van berekening en formules

E

=

het oorspronkelijk gewicht in gram van het monster

M

=

het gewicht in gram van het monster na conditionering

M′

=

het gewicht in gram van het monster na vermaling

m

=

het gewicht in gram van het droge monster

Het vochtgehalte, in procent van het product als zodanig, is gelijk aan:

zonder voorafgaande conditionering (E – m) × 100/E;

met voorafgaande conditionering [(M′ – m)M/M′ + E – M] × 100/E = 100 (1 – Mm/EM′)

De proeven worden ten minste dubbel genomen.

2.6.   Herhaling

Het verschil tussen twee gelijktijdig of in snelle opeenvolging door dezelfde analist uitgevoerde vochtgehaltebepalingen mag niet meer bedragen dan 0,15 g vocht per 100 g monster. Is het verschil groter, dan moeten deze bepalingen worden herhaald.

DEEL C

3.   REFERENTIEMETHODE VOOR HET BEPALEN VAN HET GEHALTE AAN DURUMTARWEKORRELS DIE GEHEEL OF GEDEELTELIJK HUN GLAZIG UITERLIJK HEBBEN VERLOREN

De referentiemethode voor het bepalen van het gehalte aan durumtarwekorrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren, wordt hieronder uiteengezet.

3.1.   Principe

Slechts een deel van het monster wordt gebruikt voor de bepaling van het gehalte aan korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren. De korrels worden gesneden met behulp van de korrelsnijder van Pohl of een equivalent toestel.

3.2.   Apparatuur

Korrelsnijder van Pohl of een equivalent toestel,

Pincetten, scalpel,

Kom of bakje.

3.3.   Werkwijze

a)

Het onderzoek wordt verricht op een monster van 100 g, waaruit eerst de bestanddelen worden afgezonderd die geen basisgraan zijn van onberispelijke kwaliteit.

b)

Het monster wordt overgebracht in een kom en goed gehomogeniseerd.

c)

Nadat een plaat in de korrelsnijder is gebracht, wordt een handvol korrels over het rooster uitgespreid. Vervolgens moet zolang worden geklopt tot zich nog slechts één korrel in elk roostervakje bevindt. Het mobiele gedeelte wordt vervolgens neergeklapt om de korrels vast te houden, zodat zij kunnen worden doorgesneden.

d)

Deze bereiding van plaatjes moet worden herhaald totdat ten minste 600 korrels zijn doorgesneden.

e)

Het aantal korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren, wordt geteld.

f)

Vervolgens wordt het percentage berekend van de korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren.

3.4.   Weergave van de resultaten

I

=

massa bestanddelen die geen basisgraan van onberispelijke kwaliteit zijn, in gram.

M

=

percentage korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren ten opzichte van het onderzochte aantal zuivere korrels.

3.5.   Resultaat

Aantal korrels die geheel of gedeeltelijk hun glazig uiterlijk hebben verloren, uitgedrukt als percentage van het monster:

[M × (100 – I)]/100 = …

DEEL D

4.   ANDERE METHODEN VOOR HET BEPALEN VAN DE KWALITEIT VAN DURUMTARWE

4.1.   De referentiemethode voor het bepalen van het valgetal van Hagberg (amylaseactiviteitstest) wordt overeenkomstig ISO-methode 3093:2004 vastgesteld.

4.2.   De referentiemethode voor het bepalen van het soortelijk gewicht is ISO-methode 7971/2:1995.

4.3.   De bemonsteringsmethoden en de referentieanalysemethoden voor het bepalen van het gehalte aan mycotoxinen zijn die welke zijn genoemd in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 en zijn vastgesteld in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 401/2006 van de Commissie (3).


(1)  Temperatuur van de lucht binnenin de droogstoof.

(2)  De droogstoof moet een zodanige warmtecapaciteit bezitten dat, wanneer de stoof op een temperatuur van 130 tot 133 °C is afgesteld, deze temperatuur binnen 45 minuten weer kan worden bereikt nadat het maximale aantal gelijktijdig te drogen monsters in de stoof is geplaatst. De ventilatie moet zodanig zijn dat, wanneer in een volle stoof de monsters gedurende twee uur worden gedroogd voor griesmeel van granen met kleine korrels (zachte tarwe, durumtarwe, gerst en sorghum) en gedurende vier uur voor mais, de resultaten minder dan 0,15 % afwijken van de resultaten die na drie uur droging zijn verkregen voor granen met kleine korrels en na vijf uur droging voor mais.

(3)  PB L 70 van 9.3.2006, blz. 12.


BIJLAGE III

(Artikel 15, lid 2, onder a)

DEEL A

BASISRENDEMENT VAN DE RIJST BIJ DE BEWERKING

De rijst wordt slechts als rijst van gezonde handelskwaliteit beschouwd, indien het rendement bij de bewerking niet meer dan 5 punten lager is dan de hieronder opgenomen basisrendementen.

Ras

Rendement in hele korrels

(in %)

Totaalrendement

(in %)

Argo, Selenio, Couachi

66

73

Alpe, Arco, Balilla, Balilla GG, Balilla Sollana, Bomba, Bombon, Colina, Elio, Flipper, Frances, Lido, Riso, Matusaka, Monticili, Pegonil, Sara, Strella, Thainato, Thaiperla, Ticinese, Veta, Leda, Mareny, Clot, Albada, Guadiamar

65

73

Ispaniki A, Makedonia

64

73

Bravo, Europa, Loto, Riva, Rosa Marchetti, Savio, Veneria

63

72

Tolima

63

71

Inca

63

70

Alfa, Ariete, Bahia, Carola, Cigalon, Corallo, Cripto, Cristal, Drago, Eolo, Girona, Gladio, Graldo, Indio, Italico, Jucar, Koral, Lago, Lemont, Mercurio, Miara, Molo, Navile, Niva, Onda, Padano, Panda, Pierina, Marchetti, Ribe, Ringo, Rio, S. Andrea, Saturno, Senia, Sequial, Smeraldo, Star, Stirpe, Vela, Vitro, Calca, Dion, Zeus

62

72

Strymonas

62

71

Anseatico, Baldo, Belgioioso, Betis, Euribe, Italpatna, Marathon, Redi, Ribello, Rizzotto, Rocca, Roma, Romanico, Romeo, Tebre, Volano

61

72

Bonnet Bell, Rita, Silla, Thaibonnet, L 202, Puntal

60

72

Evropi, Melas

60

70

Arborio, Blue Belle, Blue Belle „E”, Blue Bonnet, Calendal, Razza 82, Rea

58

72

Maratelli, Precoce Rossi

58

70

Carnaroli, Elba, Vialone Nano

57

72

Axios

57

67

Roxani

57

66

Pygmalion

52

71

Overige rassen

64

72

DEEL B

MAXIMUMPERCENTAGES VOOR DE ONVOLKOMENHEDEN VAN DE RIJST

De rijst wordt slechts als rijst van gezonde handelskwaliteit beschouwd, indien het percentage diverse onzuiverheden, het percentage rijstkorrels van andere rassen en het percentage korrels die niet van onberispelijke kwaliteit zijn in de zin van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, de hieronder per type rijst vastgestelde maximumpercentages niet overschrijden.

Met „diverse onzuiverheden” wordt bedoeld materiaal dat normaal niet in rijst voorkomt.

Onvolkomenheden van de korrels

Rondkorrelige rijst

GN-code 1006 10 92

Halflangkorrelige en langkorrelige rijst A

GN-codes 1006 10 94 en 1006 10 96

Langkorrelige rijst B

GN-code 1006 10 98

Krijtachtige korrels

6

4

4

Roodgestreepte korrels

10

5

5

Gevlekte en gespikkelde korrels

4

2,75

2,75

Barnsteenkleurige korrels

1

0,50

0,50

Gele korrels

0,175

0,175

0,175

Andere onzuiverheden

1

1

1

Rijstkorrels van andere rassen

5

5

5


BIJLAGE IV

(Artikel 19, lid 1)

PRIJSVERHOGINGEN EN -VERLAGINGEN VOOR DURUMTARWE

De prijsverhogingen en -verlagingen voor durumtarwe worden gecombineerd toegepast op basis van de onderstaande bedragen:

a)

wanneer het vochtgehalte van de voor interventie aangeboden durumtarwe lager is dan 14 %, worden de in de hieronder opgenomen tabel I vastgestelde prijsverhogingen toegepast:

Tabel I

Prijsverhogingen vanwege het vochtgehalte van de durumtarwe

Vochtgehalte

(%)

Prijsverhogingen

(EUR/ton)

13,4

0,1

13,3

0,2

13,2

0,3

13,1

0,4

13,0

0,5

12,9

0,6

12,8

0,7

12,7

0,8

12,6

0,9

12,5

1,0

12,4

1,1

12,3

1,2

12,2

1,3

12,1

1,4

12,0

1,5

11,9

1,6

11,8

1,7

11,7

1,8

11,6

1,9

11,5

2,0

11,4

2,1

11,3

2,2

11,2

2,3

11,1

2,4

11,0

2,5

10,9

2,6

10,8

2,7

10,7

2,8

10,6

2,9

10,5

3,0

10,4

3,1

10,3

3,2

10,2

3,3

10,1

3,4

10,0

3,5

b)

wanneer het vochtgehalte hoger is dan 14 %, worden de in de hieronder opgenomen tabel II vastgestelde prijsverlagingen toegepast:

Tabel II

Prijsverlagingen vanwege het vochtgehalte van de durumtarwe

Vochtgehalte

(%)

Prijsverlaging

(EUR/ton)

14,5

1,0

14,4

0,8

14,3

0,6

14,2

0,4

14,1

0,2

c)

wanneer voor durumtarwe het percentage gebroken korrels hoger is dan 3 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,05 EUR toegepast;

d)

wanneer voor durumtarwe het percentage graanbijmengsels hoger is dan 2 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,05 EUR toegepast;

e)

wanneer voor durumtarwe het percentage gekiemde korrels hoger is dan 2,5 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,05 EUR toegepast;

f)

wanneer voor durumtarwe het percentage uitschot (Schwarzbesatz) hoger is dan 0,5 % wordt per 0,1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,1 EUR toegepast;

g)

wanneer voor durumtarwe het gehalte aan korrels die hun glazig uiterlijk hebben verloren, hoger is dan 20 %, wordt per 1 % of gedeelte van 1 % boven genoemd percentage een prijsverlaging van 0,2 EUR toegepast.


BIJLAGE V

(Artikel 19, lid 1)

PRIJSVERHOGINGEN EN -VERLAGINGEN VOOR RIJST

1.

De prijsverlagingen en -verhogingen worden toegepast op de interventieprijs van voor interventie aangeboden padie, door die interventieprijs te vermenigvuldigen met de som van de als volgt bepaalde verlagings- en verhogingspercentages:

a)

wanneer het rendement bij de bewerking van de rijst afwijkt van het in bijlage III, deel A, voor het betrokken ras vermelde basisrendement bij de bewerking, worden de verhogings- en verlagingspercentages toegepast die in de onderstaande tabel I per rijstras zijn opgenomen;

Tabel I

Prijsverhogingen en -verlagingen in verband met het rendement van de rijst bij de bewerking

Rendement bij de bewerking van padie tot volwitte rijst, in hele korrels

Prijsverhogingen en -verlagingen per punt rendement

Hoger dan het basisrendement

Prijsverhoging van 0,75 %

Lager dan het basisrendement

Prijsverlaging van 1 %


Totaalrendement bij de bewerking van padie tot volwitte rijst

Prijsverhogingen en -verlagingen per punt rendement

Hoger dan het basisrendement

Prijsverhoging van 0,60 %

Lager dan het basisrendement

Prijsverlaging van 0,80 %

b)

wanneer het percentage onvolkomen padierijstkorrels hoger ligt dan de voor de standaardkwaliteit padie vastgestelde tolerantie, wordt het in de hieronder opgenomen tabel II voor elk type rijst vastgestelde verlagingspercentage op de interventieprijs toegepast;

Tabel II

Prijsverlagingen in verband met onvolkomenheden van de rijstkorrels

Onvolkomenheden van de korrels

Percentage onvolkomen korrels dat leidt tot een verlaging van de interventieprijs

Verlagingspercentage (1) dat wordt toegepast in verband met extra afwijkingen t.o.v. de laagste grenswaarde

Rondkorrelige rijst

GN-code 1006 10 92

Halflangkorrelige en langkorrelige rijst A

GN-codes 1006 10 94 en 1006 10 96

Langkorrelige rijst B

GN-code 1006 10 98

Krijtachtige korrels

van 2 tot en met 6 %

van 2 tot en met 4 %

van 1,5 tot en met 4 %

1 % voor elke extra afwijking van 0,5 %

Roodgestreepte korrels

van 1 tot en met 10 %

van 1 tot en met 5 %

van 1 tot en met 5 %

1 % voor elke extra afwijking van 1 %

Gevlekte en gespikkelde korrels

van 0,50 tot en met 4 %

van 0,50 tot en met 2,75 %

van 0,50 tot en met 2,75 %

0,8 % voor elke extra afwijking van 0,25 %

Barnsteenkleurige korrels

van 0,05 tot en met 1 %

van 0,05 tot en met 0,50 %

van 0,05 tot en met 0,50 %

1,25 % voor elke extra afwijking van 0,25 %

Gele korrels

van 0,02 tot en met 0,175 %

van 0,02 tot en met 0,175 %

van 0,02 tot en met 0,175 %

6 % voor elke extra afwijking van 0,125 %

c)

wanneer het vochtgehalte van de padie meer dan 13 % bedraagt, is het percentage waarmee de interventieprijs wordt verlaagd, gelijk aan het verschil tussen het tot op één decimaal nauwkeurig gemeten vochtigheidspercentage van de voor interventie aangeboden padie en 13 %;

d)

wanneer het percentage diverse onzuiverheden van de padie hoger ligt dan 0,1 %, wordt bij aankoop voor interventie voor elke 0,01 % boven die waarde een verlagingspercentage van 0,02 % op de interventieprijs toegepast;

e)

wanneer een partij padie van een bepaald ras voor interventie wordt aangeboden die meer dan 3 % korrels van een ander rijstras bevat, wordt bij aankoop voor interventie van die partij voor elke 0,1 % boven die waarde een verlagingspercentage van 0,1 % op de interventieprijs toegepast.

2.

De in punt 1 bedoelde prijsverhogingen en -verlagingen worden berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de analyseresultaten voor de in artikel 16 omschreven representatieve monsters.


(1)  Voor de berekening van de afwijking wordt rekening gehouden met de cijfers tot twee cijfers na de komma van het percentage onvolkomen korrels.


BIJLAGE VI

(Artikel 27, tweede alinea)

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 489/2005

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 4, lid 2, onder a) en b)

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 3, lid 3

Bijlage III, deel B

Artikel 4

Bijlage V

Artikel 5

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 6, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, leden 2 en 3

Artikel 4, lid 2, onder a)

Artikel 6, lid 4

Artikel 4, lid 3

Artikel 6, lid 5

Artikel 5, lid 1

Artikel 7

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 11, lid 1

Artikel 8, lid 3

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 1, eerste alinea

Artikel 9, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, lid 2

Artikel 9, lid 2, tweede alinea

Artikel 9, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 1

Artikel 17, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 10, lid 4, eerste alinea

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 4, tweede alinea

Artikel 11

Artikel 12, leden 1 en 2

Artikel 16, leden 1 en 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 1, eerste alinea

Artikel 14

Artikel 13, lid 1, tweede alinea

Artikel 16, lid 4

Artikel 13, lid 2

Artikel 16, lid 5

Artikel 14

Artikel 18

Artikel 15, lid 1, eerste alinea

Artikel 19, lid 1, eerste alinea

Artikel 15, lid 1, tweede alinea

Artikel 15, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 19, lid 2

Artikel 15, lid 2, derde alinea

Artikel 19, lid 2, derde alinea

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 16, lid 3

Artikel 18

Artikel 21

Bijlage I

Bijlage II, deel A

Bijlage III, deel A

Bijlage II, deel B

Bijlage V

Bijlage III

Bijlage III, deel B

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VI


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/47


VERORDENING (EG) Nr. 671/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

tot opening van de procedure voor de toewijzing van uitvoercertificaten voor kaas die in 2010 in het kader van bepaalde GATT-contingenten naar de Verenigde Staten van Amerika kan worden uitgevoerd

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 171, lid 1, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie van 17 augustus 2006 tot vaststelling van specifieke bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (2) is bepaald dat de uitvoercertificaten voor kaas die naar de Verenigde Staten van Amerika wordt uitgevoerd in het kader van de contingenten die voortvloeien uit de bij de multilaterale handelsbesprekingen gesloten overeenkomsten, kunnen worden toegewezen volgens een bijzondere procedure waarbij preferentiële importeurs in de Verenigde Staten van Amerika kunnen worden aangewezen.

(2)

Deze procedure moet voor de uitvoer in 2010 worden geopend en de ter zake geldende aanvullende bepalingen moeten worden vastgesteld.

(3)

De bevoegde autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika maken bij het beheer van de invoer onderscheid tussen het extra contingent van de Europese Gemeenschap in het kader van de Uruguayronde en de contingenten die uit de Tokioronde zijn voortgekomen. Bij de toewijzing van de uitvoercertificaten moet worden nagegaan of de producten in aanmerking komen voor het betrokken contingent van de Verenigde Staten van Amerika zoals omschreven in het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America.

(4)

Om ervoor te zorgen dat bij de contingenten waarvoor de belangstelling matig is, de maximumhoeveelheid wordt uitgevoerd, dient te worden toegestaan dat voor dergelijke contingenten aanvragen worden ingediend die betrekking hebben op de totale hoeveelheid van het contingent.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De uitvoercertificaten voor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde producten van GN-code 0406 die in 2010 naar de Verenigde Staten van Amerika worden uitgevoerd in het kader van de in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde contingenten, worden afgegeven overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 2, van die verordening en overeenkomstig het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 2

1.   De certificaataanvragen zoals bedoeld in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 (hierna „aanvragen” genoemd), worden in de periode van 1 tot en met 10 september 2009 bij de bevoegde autoriteiten ingediend.

2.   Aanvragen zijn slechts ontvankelijk als zij alle in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde gegevens bevatten en vergezeld gaan van de in dat artikel vermelde documenten.

Als de beschikbare hoeveelheid voor een in kolom 2 van bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde productgroep uit een contingent van de Uruguayronde en een contingent van de Tokioronde bestaat, mag de certificaataanvraag op slechts één van die contingenten betrekking hebben en moet dat contingent erin worden aangegeven door het nummer van de productgroep en de naam van het contingent zoals vermeld in kolom 3 van die bijlage te preciseren.

De in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde gegevens worden verstrekt volgens het model in bijlage II bij de onderhavige verordening.

3.   Voor de contingenten die in kolom 3 van bijlage I „22-Tokio”, „22-Uruguay”„25-Tokio” en „25-Uruguay” worden genoemd, betreffen de aanvragen ten minste 10 t en ten hoogste de in het kader van het betrokken contingent beschikbare hoeveelheid zoals vermeld in kolom 4 van die bijlage.

Voor de overige in kolom 3 van bijlage I bedoelde contingenten betreffen de aanvragen ten minste 10 t en ten hoogste 40 % van de in het kader van het betrokken contingent beschikbare hoeveelheid zoals vermeld in kolom 4 van die bijlage.

4.   Een aanvraag is slechts ontvankelijk als de aanvrager schriftelijk verklaart dat hij geen andere aanvragen voor dezelfde productgroep en hetzelfde contingent heeft ingediend en ook niet zal indienen.

Als een marktdeelnemer in één of meer lidstaten meer dan één aanvraag voor dezelfde productgroep en hetzelfde contingent indient, worden al zijn aanvragen als onontvankelijk beschouwd.

Artikel 3

1.   De lidstaten delen de Commissie binnen vijf werkdagen na afloop van de indieningstermijn mee welke aanvragen voor elke productgroep en, indien van toepassing, elk contingent zoals vermeld in bijlage I, zijn ingediend.

Alle mededelingen, inclusief de mededeling „nihil”, worden per fax of e-mail gedaan volgens het model in bijlage III.

2.   Voor elke groep en, indien van toepassing, elk contingent worden de volgende gegevens meegedeeld:

a)

de lijst van de aanvragers,

b)

de door elke aanvrager aangevraagde hoeveelheden per productcode van de gecombineerde nomenclatuur en per code volgens het Harmonized Tariff Schedule of the United States of America (2009),

c)

de naam en het adres van de door de aanvrager aangewezen importeur.

Artikel 4

De Commissie wijst de certificaten onverwijld toe op grond van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 en stelt de lidstaten uiterlijk op 31 oktober 2009 in kennis van de toewijzing.

Binnen vijf werkdagen na de bekendmaking van de toewijzingscoëfficiënten delen de lidstaten de Commissie voor elke productgroep en, indien van toepassing, elk contingent de hoeveelheden per aanvrager mee die overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 zijn toegewezen.

Deze mededeling wordt per fax of e-mail gedaan volgens het model in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

Artikel 5

De overeenkomstig artikel 3 van de onderhavige verordening en artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 meegedeelde gegevens worden vóór de afgifte van de certificaten en uiterlijk op 15 december 2009 door de lidstaten geverifieerd.

Als wordt geconstateerd dat een marktdeelnemer aan wie een certificaat is afgegeven, onjuiste gegevens heeft verstrekt, wordt het certificaat geannuleerd en wordt de zekerheid verbeurd. De lidstaten stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4.


BIJLAGE I

Kaas die in 2010 in het kader van bepaalde GATT-contingenten naar de Verenigde Staten van Amerika kan worden uitgevoerd

Hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 en Verordening (EG) nr. 671/2009

Productgroep zoals aangegeven in de aanvullende aantekeningen bij hoofdstuk 4 van het Harmonised Tariff Schedule of the United States

Nummer productgroep en naam contingent

Voor 2010 beschikbare hoeveelheid

Betrokken aantekening

Omschrijving productgroep

 

In ton

(1)

(2)

(3)

(4)

16

Not specifically provided for (NSPF)

16 — Tokyo

908,877

16 — Uruguay

3 446,000

17

Blue Mould

17

350,000

18

Cheddar

18

1 050,000

20

Edam/Gouda

20

1 100,000

21

Italian type

21

2 025,000

22

Swiss or Emmenthaler cheese other than with eye formation

22 — Tokyo

393,006

22 — Uruguay

380,000

25

Swiss or Emmenthaler cheese with eye formation

25 — Tokyo

4 003,172

25 — Uruguay

2 420,000


BIJLAGE II

Op grond van artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 te verstrekken gegevens

Nummer van de productgroep en naam van het contingent zoals vermeld in kolom 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 671/2009:

 

Omschrijving van de productgroep zoals vermeld in kolom 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 671/2009: …

Oorsprong van het contingent

Uruguayronde: 

Tokioronde: 


Naam en adres van de aanvrager

Productcode van de gecombineerde nomenclatuur

Aangevraagde hoeveelheid in ton

Code van het Harmonised Tariff

Schedule of the Verenigde Staten van Amerika

Naam en adres van de aangewezen importeur

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 


BIJLAGE III

Op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 671/2009 te verstrekken gegevens

Toe te zenden aan +32 22953310 of AGRI-MILK-USA@ec.europa.eu

Nummer van de productgroep en naam van het contingent zoals vermeld in kolom 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 671/2009:

 

Omschrijving van de productgroep zoals vermeld in kolom 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 671/2009: …

Oorsprong van het contingent:

Uruguayronde: 

Tokioronde: 


Nr.

Naam en adres van de aanvrager

Productcode van de gecombineerde nomenclatuur

Aangevraagde hoeveelheid in ton

Code van het Harmonised Tariff Schedule of the Verenigde Staten van Amerika

Naam en adres van de de aangewezen importeur

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal:

 

 


BIJLAGE IV

Overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 toegewezen certificaten

Toe te zenden aan +32 22953310 of AGRI-MILK-USA@ec.europa.eu

Nummer van de productgroep en naam van het contingent zoals vermeld in kolom 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 671/2009

Oorsprong van het contingent

Naam en adres van de aanvrager

Productcode van de gecombineerde nomenclatuur

Aangevraagde hoeveelheid

in ton

Naam en adres van de aangewezen importeur

Toegewezen hoeveelheid (1)

in ton

 

Uruguayronde

 

 

 

 

 

 

 

 

Tokioronde

 

 

 

Totaal:

 

Totaal:

 

 

Uruguayronde

 

 

 

 

 

 

 

 

Tokioronde

 

 

 

Totaal:

 

Totaal:

 

 

Uruguayronde

 

 

 

 

 

 

 

 

Tokioronde

 

 

 

Totaal:

 

Totaal:

 


(1)  De door loting toegewezen hoeveelheden worden over de afzonderlijke GN-codes verdeeld naar evenredigheid van de per GN-code aangevraagde hoeveelheden product.


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/53


VERORDENING (EG) Nr. 672/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode juli 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3), en met name op artikel 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 327/98 betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst die over landen van oorsprong en vervolgens over verscheidene deelperioden zijn verdeeld overeenkomstig bijlage IX bij die verordening.

(2)

De maand juli is de derde deelperiode voor het bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingent en de tweede deelperiode voor de bij dat lid 1, onder b), c) en d), vastgestelde contingenten.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 zijn verstrekt, hebben voor de contingenten met de volgnummers 09.4154 — 09.4166 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand juli 2009, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de voor de betrokken contingenten aangevraagde hoeveelheden, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt overigens ook dat voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 – 09.4129 – 09.4149 – 09.4150 – 09.4152 – 09.4153 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand juli 2009, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Derhalve dienen voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 - 09.4129 - 09.4130 – 09.4148 – 09.4112 – 09.4116 - 09.4117 - 09.4118 – 09.4119 – 09.4166 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 327/98 de totale hoeveelheden te worden vastgesteld die beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4154 – 09.4166 die zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand juli 2009, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten.

2.   De totale hoeveelheden die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 – 09.4128 – 09.4129 – 09.4130 – 09.4148 – 09.4112 – 09.4116 – 09.4117 – 09.4118 – 09.4119 – 09.4166 beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode, worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5.


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98 moeten worden toegewezen voor de deelperiode juli 2009, respectievelijk beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode:

a)   Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2009

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2009

(in kg)

Verenigde Staten van Amerika

09.4127

 (1)

13 879 202

Thailand

09.4128

 (1)

1 315 205

Australië

09.4129

 (1)

385 000

Andere landen van oorsprong

09.4130

 (2)

0


b)   Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2009

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode oktober 2009

(in kg)

Alle landen

09.4148

 (2)

66 289


c)   Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2009

Thailand

09.4149

 (1)

Australië

09.4150

 (3)

Guyana

09.4152

 (3)

Verenigde Staten van Amerika

09.4153

 (1)

Andere landen van oorsprong

09.4154

1,561628 %


d)   Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2009

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2009

(in kg)

Thailand

09.4112

 (2)

0

Verenigde Staten van Amerika

09.4116

 (2)

0

India

09.4117

 (2)

40 445

Pakistan

09.4118

 (2)

0

Andere landen van oorsprong

09.4119

 (2)

0

Alle landen

09.4166

1,04385 %

0


(1)  De aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan of gelijk is aan de beschikbare hoeveelheid: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(2)  Geen hoeveelheid meer beschikbaar voor deze deelperiode.

(3)  Geen toewijzingscoëfficiënt van toepassing voor deze deelperiode: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/56


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2009

tot goedkeuring van bepaalde gewijzigde programma’s voor de uitroeiing en de bewaking van dierziekten en zoönosen voor het jaar 2009 en tot wijziging van Beschikking 2008/897/EG wat betreft de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan bepaalde lidstaten voor programma’s die bij die beschikking zijn goedgekeurd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5475)

(2009/560/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 24, leden 5 en 6, en artikel 25, leden 1 en 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap aan programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van dierziekten en zoönosen.

(2)

Beschikking 2008/897/EC van de Commissie van 28 november 2008 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2009 en volgende jaren ingediende nationale jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (2) keurt bepaalde nationale programma’s goed en stelt het percentage en het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk door de lidstaten ingediend programma vast.

(3)

België, Denemarken, Ierland, Spanje, Frankrijk, Letland, Litouwen, Nederland, Portugal en Finland hebben gewijzigde programma’s voor de uitroeiing en bewaking van blauwtong ingediend.

(4)

De Commissie heeft deze gewijzigde programma’s zowel vanuit veterinair als vanuit financieel oogpunt beoordeeld. Deze programma’s zijn in overeenstemming bevonden met de desbetreffende communautaire veterinaire wetgeving en met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van communautaire criteria voor nationale programma’s voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (3). Die gewijzigde programma’s moeten daarom worden goedgekeurd.

(5)

Denemarken, Spanje, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Finland en het Verenigd Koninkrijk hebben gewijzigde programma’s voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) ingediend.

(6)

De Commissie heeft deze gewijzigde programma’s zowel vanuit veterinair als vanuit financieel oogpunt beoordeeld. Deze programma’s zijn in overeenstemming bevonden met de desbetreffende communautaire veterinaire wetgeving en met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG. Die gewijzigde programma’s moeten daarom worden goedgekeurd.

(7)

Voor Slovenië is een meerjarenprogramma voor de uitroeiing van rabiës goedgekeurd bij Beschikking 2007/782/EG van de Commissie van 30 november 2007 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor 2008 en volgende jaren ingediende nationale jaarlijkse en meerjarenprogramma’s en van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitroeiing, bestrijding en bewaking van bepaalde dierziekten en zoönosen (4). Het tweede jaar van dat programma is goedgekeurd bij Beschikking 2008/897/EG.

(8)

Slovenië heeft een gewijzigde versie ingediend van het programma voor het tweede jaar van zijn meerjarenprogramma voor de uitroeiing van rabiës. De Commissie heeft dat gewijzigde programma zowel vanuit veterinair als vanuit financieel oogpunt beoordeeld. Dat programma is in overeenstemming bevonden met de desbetreffende communautaire veterinaire wetgeving en met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG. Dat gewijzigde programma moet daarom worden goedgekeurd.

(9)

De nationale programma’s voor de uitroeiing en bewaking van blauwtong die bij Beschikking 2008/897/EG zijn goedgekeurd, omvatten de vaccinatiecampagnes tegen die ziekte in 2009. De kosten van de toediening van vaccins maakten echter geen deel uit van de kosten die voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking kwamen.

(10)

Gezien de epizoötiologische situatie in de betrokken lidstaten is het wenselijk de kosten van de toediening van vaccins op te nemen in de kosten die voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking komen. Daarom moeten extra middelen beschikbaar worden gesteld voor de financiering van de programma’s voor de uitroeiing en bewaking van blauwtong in die lidstaten, goedgekeurd bij Beschikking 2008/897/EG.

(11)

Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (5), zoals onlangs gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 103/2009 van de Commissie (6), voorziet in strengere voorschriften die moeten worden nageleefd bij koppels melkvee die met klassieke scrapie zijn besmet.

(12)

Op 18 maart 2009 heeft Cyprus een nieuw - meerjaarlijks - programma voor de bewaking en uitroeiing van scrapie ingediend, dat is aangepast aan die recente wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001. Dat programma vervangt het nationale programma voor de uitroeiing van scrapie in die lidstaat voor 2009, dat is goedgekeurd bij Beschikking 2008/897/EG.

(13)

Gezien deze uitzonderlijke situatie verzocht Cyprus in het kader van dat programma om een financiële bijdrage van meer dan 50 % van de kosten in verband met de slachting van met scrapie besmette dieren. De Commissie heeft dat gewijzigde programma zowel vanuit veterinair als vanuit financieel oogpunt beoordeeld. Het programma is in overeenstemming bevonden met de desbetreffende communautaire veterinaire wetgeving en met name met de criteria van Beschikking 2008/341/EG. Dat programma moet daarom worden goedgekeurd.

(14)

Aangezien een zeer groot deel van de koppels schapen en geiten in Cyprus met scrapie is besmet, is Cyprus verplicht om in een kort tijdsbestek uitzonderlijk veel dieren te ruimen om aan de desbetreffende communautaire wetgeving te voldoen.

(15)

Gezien deze uitzonderlijke situatie is het gewenst een hogere bijdrage van de Gemeenschap voor het programma voor de bewaking en uitroeiing van scrapie in die lidstaat toe te kennen. Bovendien moeten de kosten van het personeel dat specifiek voor de taken in het kader van het programma is ingehuurd en de kosten van de kadaverdestructie worden inbegrepen in de kosten die voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in het kader van dat programma in aanmerking komen.

(16)

De goedkeuring van de gewijzigde programma’s bij deze beschikking heeft een weerslag op de benodigde bedragen om de bij Beschikking 2008/897/EG goedgekeurde programma’s uit te voeren. Het maximumbedrag aan financiële bijdragen van de Gemeenschap voor bepaalde programma’s moet dienovereenkomstig worden aangepast.

(17)

Beschikking 2008/897/EG moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De gewijzigde programma’s voor de bewaking en de uitroeiing van blauwtong - ingediend door België op 29 januari 2009, door Denemarken op 20 april 2009, door Ierland op 16 februari 2009, door Spanje op 6 maart 2009, door Frankrijk op 2 februari 2009, door Nederland op 8 december 2008, door Letland op 20 februari 2009, door Litouwen op 20 februari 2009, door Portugal op 20 februari 2009 en door Finland op 7 januari 2009 - worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

Artikel 2

De gewijzigde programma’s voor de bewaking van overdraagbare spongiforme encefalopathieën - ingediend door Denemarken op 18 maart 2009, door Spanje op 7 april 2009, door Italië op 29 januari 2009, door Luxemburg op 16 maart 2009, door Nederland op 20 februari 2009, door Portugal op 4 maart 2009, door Finland op 27 februari 2009 en door het Verenigd Koninkrijk op 26 januari 2009 - worden goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

Artikel 3

Het tweede jaar van het op 23 april 2009 door Slovenië ingediende meerjarenprogramma voor de uitroeiing van rabiës, zoals gewijzigd, wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

Artikel 4

Beschikking 2008/897/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 4 komen de leden 2 en 3 als volgt te luiden:

„2.   De Gemeenschap draagt voor 50 % bij in de uitgaven die elke in lid 1 genoemde lidstaat doet voor de vaccinatie, de laboratoriumtests voor virologische, serologische en entomologische bewaking en voor de aankoop van vallen en vaccins, met een maximum van:

a)

4 450 000 euro voor België;

b)

5 000 euro voor Bulgarije;

c)

2 350 000 euro voor Tsjechië;

d)

50 000 euro voor Denemarken;

e)

15 700 000 euro voor Duitsland;

f)

180 000 euro voor Estland;

g)

800 000 euro voor Ierland;

h)

50 000 euro voor Griekenland;

i)

21 000 000 euro voor Spanje;

j)

57 000 000 euro voor Frankrijk;

k)

3 000 000 euro voor Italië;

l)

460 000 euro voor Letland;

m)

0 euro voor Litouwen;

n)

510 000 euro voor Luxemburg;

o)

1 400 000 euro voor Hongarije;

p)

5 000 euro voor Malta;

q)

50 000 euro voor Nederland;

r)

3 350 000 euro voor Oostenrijk;

s)

500 000 euro voor Polen;

t)

5 300 000 euro voor Portugal;

u)

250 000 euro voor Roemenië;

v)

910 000 euro voor Slovenië;

w)

820 000 euro voor Finland;

x)

1 550 000 euro voor Zweden.

3.   Voor de in lid 1 genoemde programma’s bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan de lidstaten wordt betaald:

a)

voor een ELISA-test: 2,5 euro per test;

b)

voor een PCR-test: 10 euro per test;

c)

voor de aankoop van monovalente vaccins: 0,3 euro per dosis;

d)

voor de aankoop van bivalente vaccins: 0,45 euro per dosis;

e)

voor de vaccinatie van runderen: 1,5 euro per gevaccineerd rund ongeacht het aantal en de soorten gebruikte vaccindoses;

f)

voor de vaccinatie van schapen en geiten: 0,75 euro per gevaccineerd schaap of geit ongeacht het aantal en de soorten gebruikte vaccindoses.”

2.

In artikel 9, lid 2, onder l), wordt „1 800 000 euro” vervangen door „50 000 euro”.

3.

In artikel 13, lid 2, onder e), wordt „370 000 euro” vervangen door „530 000 euro”.

4.

Het volgende artikel 15 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 15 bis

Scrapie

1.   Het op 18 maart 2009 door Cyprus ingediende meerjarenprogramma voor de bewaking en uitroeiing van scrapie wordt goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt:

a)

100 % van de uitgaven die Cyprus doet voor snelle tests en primaire moleculaire tests;

b)

75 % van de uitgaven die Cyprus doet voor de compensatie van eigenaren voor de waarde van hun dieren die zijn geruimd en vernietigd overeenkomstig het programma voor de bewaking en uitroeiing van scrapie;

c)

50 % van de kosten van:

i)

de analyse van monsters met het oog op genotypering;

ii)

de aankoop van bereidingen voor het afmaken van de dieren;

iii)

personeel dat specifiek voor de taken in het kader van het programma is ingehuurd;

iv)

destructie van de kadavers.

3.   Voor de in lid 1 genoemde programma’s bedraagt de gemiddelde maximale vergoeding die aan Cyprus wordt betaald:

a)

30 euro per test voor tests bij schapen en geiten als bedoeld in bijlage III, hoofdstuk A, deel II, bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

b)

175 euro per test voor primaire moleculaire onderscheidende tests als bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 3.2, onder c), i), bij Verordening (EG) nr. 999/2001;

c)

10 euro per test voor genotyperingstests;

d)

100 euro per dier voor geruimde schapen of geiten.

4.   Het voor 2009 vast te leggen bedrag is 5 400 000 euro.

5.   Bij het bepalen van het voor het jaar 2010 vast te leggen bedrag wordt rekening gehouden met de uitvoering van het programma in 2009.”

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(2)  PB L 322 van 2.12.2008, blz. 39.

(3)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 44.

(4)  PB L 314 van 1.12.2007, blz. 29.

(5)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(6)  PB L 34 van 4.2.2009, blz. 11.


25.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 194/60


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2009

tot wijziging van Beschikking 2006/679/EG met betrekking tot de toepassing van de technische specificatie inzake interoperabiliteit voor het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5607)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/561/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking) (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau met betrekking tot het Europees implementatieplan voor ERTMS in Europa (ERA-REC-02-2009-ERTMS) van 23 februari 2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In elke technische specificatie voor interoperabiliteit (TSI) moet een uitvoeringsstrategie worden opgenomen voor de tenuitvoerlegging van die TSI en moet worden gespecificeerd via welke stappen de bestaande situatie geleidelijk overgaat in de uiteindelijke situatie waarin in alle gevallen aan de TSI wordt voldaan.

(2)

Bij Beschikking 2006/679/EG van de Commissie van 28 maart 2006 betreffende de technische specificaties van het subsysteem „besturing en seingeving” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (2) is de TSI van het subsysteem besturing en seingeving van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2006/679/EG hebben de lidstaten nationale plannen voor de tenuitvoerlegging van de TSI „besturing en seingeving” opgesteld en deze plannen aan de Commissie meegedeeld.

(4)

Op basis van deze nationale plannen dient een EU-masterplan te worden opgesteld overeenkomstig de in hoofdstuk 7 van de bijlage bij Beschikking 2006/679/EG vastgestelde beginselen.

(5)

In hoofdstuk 7 van de bijlage bij Beschikking 2006/679/EG is bepaald dat het EU-masterplan, hierna het „Europees implementatieplan” genoemd, middels een herzieningsprocedure als aanhangsel aan de TSI wordt toegevoegd.

(6)

Op grond van Richtlijn 2008/57/EG kunnen TSI’s het kader vormen om te besluiten of een bestaand subsysteem eventueel opnieuw moet worden goedgekeurd en binnen welke termijn dat dient te gebeuren.

(7)

De strategie voor de tenuitvoerlegging van de TSI „besturing en seingeving” dient niet alleen te waarborgen dat de subsystemen bij hun inbedrijfstelling, aanpassing of vernieuwing aan de TSI voldoen, maar dient tevens te zorgen voor een gecoördineerde implementatie langs pan-Europese corridors die de belangrijkste Europese goederenzones met elkaar verbinden. Aangezien de corridors volledig moeten zijn uitgerust om interoperabiliteit tot stand te brengen, moeten in het Europees implementatieplan passende termijnen voor de vernieuwing en aanpassing van het subsysteem worden opgenomen.

(8)

De lidstaten dienen al het mogelijke te doen om voor hun oude in bijlage B van de TSI opgesomde klasse B-systemen een externe speciale transmissiemodule beschikbaar te stellen.

(9)

Projecten voor de invoering van het European Rail Traffic Management System (ERTMS) in het algemeen en met name projecten voor de in het Europees implementatieplan opgenomen lijnen komen in aanmerking voor communautaire bijstand uit het TEN-V-programma of andere communautaire bijstandsprogramma’s.

(10)

Passende financiële bijstand draagt bij tot de invoering van ERTMS overeenkomstig de in het Europees implementatieplan vastgestelde prioriteiten en termijnen. Het plan kan derhalve worden aangepast in het licht van de beschikbare financiële middelen.

(11)

De leveranciers van ERTMS-boordapparatuur hebben bevestigd dat zij uiterlijk tegen 2015 in staat zullen zijn boordapparatuur te leveren die aan de nieuwe specificaties voldoet (de zogenaamde baseline 3). In de regel moeten internationale locomotieven die tegen die tijd worden geleverd derhalve met ERTMS zijn uitgerust.

(12)

Beschikking 2006/679/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van bij artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité inzake spoorweginteroperabiliteit en –veiligheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2006/679/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

De punten 7.1, 7.2 en 7.3 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

2.

In punt 7.4.2.3 wordt de verwijzing naar punt 7.2.2.5 vervangen door een verwijzing naar punt 7.2.

Artikel 2

Tegen 31 december 2015 evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging van het Europese implementatieplan, analyseert zij de tot 2015 geboekte vooruitgang bij de tenuitvoerlegging van dat plan, de beschikbaarheid van uitrusting die aan de nieuwe normen voldoet (baseline 3) en de beschikbare financieringsbronnen en de mate waarin bijstand kan worden verleend voor de invoering van ERTMS en oordeelt zij, met name in het licht van de lijnen die tegen 2020 met ERTMS moeten zijn uitgerust, of deze beschikking al dat niet dient te worden herzien. Die analyse gebeurt in overleg met de lidstaten.

Artikel 3

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 september 2009.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 284 van 16.10.2006, blz. 1.


BIJLAGE

De artikelen 7.1, 7.2 en 7.3 van de bijlage bij Beschikking 2006/679/EG worden als volgt gewijzigd:

"7.   TENUITVOERLEGGING VAN DE TSI „BESTURING EN SEINGEVING”

In dit hoofdstuk wordt de uitvoeringsstrategie (Europees implementatieplan voor ERTMS) voor de tenuitvoerlegging voor de TSI aangegeven en wordt gespecificeerd via welke stappen de bestaande situatie geleidelijk overgaat in de uiteindelijke situatie waarin in alle gevallen aan de TSI wordt voldaan.

Het Europees implementatieplan voor ERTMS is niet van toepassing op lijnen op het grondgebied van een lidstaat waarvan het spoorwegnet door de zee of speciale geografische omstandigheden is afgesneden van het spoorwegnet van de rest van de Gemeenschap. Deze strategie is niet van toepassing op locomotieven die uitsluitend op dergelijke lijnen rijden.

7.1.    Uitrusting van het spoornet met ERTMS

Doel van het Europees implementatieplan voor ERTMS is ervoor zorgen dat locomotieven, motorwagens en anders spoorvoertuigen die met ERTMS zijn uitgerust van een toenemend aantal lijnen, havens, terminals en rangeerterreinen gebruik kunnen maken zonder dat zij, naast ERTMS, over aanvullende veiligheidssystemen hoeven te beschikken.

In het plan is niet opgenomen dat de bestaande klasse B-systemen op de lijnen die in het plan vallen, moeten worden verwijderd. Tegen de in het implementatieplan opgenomen datum mag voor de toegang van locomotieven, motorwagens en andere spoorvoertuigen die met ERTMS zijn uitgerust tot de in het implementatieplan opgenomen lijnen niet meer worden verlangd dat zij ook met een klasse B-systeem moeten zijn uitgerust.

Wanneer terminals, zoals havens of bijvoorbeeld specifieke lijnen binnen een haven, niet met een klasse B-systeem zijn uitgerust, betekenen de eisen inzake de aansluiting van de betrokken terminal niet noodzakelijk dat die terminals of lijnen met ERTMS moeten worden uitgerust, voor zover voor de toegang tot die lijnen niet wordt verlangd dat het materieel is uitgerust met een klasse B-systeem.

Dubbel- of meersporige lijnen worden geacht te zijn uitgerust wanneer twee sporen over ERTMS beschikken. Wanneer een deel van een corridor uit meer dan één lijn bestaat, moet minstens één lijn op dat deel worden uitgerust en wordt de hele corridor geacht met ERTMS te zijn uitgerust zodra minstens één lijn over de hele lengte van de corridor over ERTMS beschikt.

7.1.1.   Corridors

De zes in aanhangsel I beschreven corridors worden binnen de in dat aanhangsel (1) vastgestelde vermelde termijnen uitgerust met ERTMS.

7.1.2.   Aansluiting van de belangrijkste Europese havens, rangeerterreinen, goederenterminals en goederenzones

De in aanhangsel II opgesomde havens, rangeerterreinen, goederenterminals en goederenzones moeten tegen de in aanhangsel II vermelde termijn en overeenkomstig de in dat aanhangsel vermelde voorwaarden worden aangesloten op minstens één van de zes in aanhangsel I genoemde corridors.

7.1.3.   Door de Europese Unie gefinancierde projecten

Onverminderd de punten 7.1.1 en 7.1.2 is de installatie van ERTMS/ETCS ook in de volgende gevallen verplicht:

bij nieuwe installaties van het treinbeveiligingsdeel van een systeem voor besturing en seingeving of

bij de verbetering van het treinbeveiligingsdeel van een bestaand systeem voor besturing en seingeving waardoor de functies of de prestaties van het subsysteem worden gewijzigd

voor spoorweginfrastructuurprojecten waarvoor financiële bijstand wordt verleend uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en/of het Cohesiefonds (Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (2)) en/of de TEN-V-begroting (Beschikking 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad (3)).

Wanneer op korte (minder dan 150 km) niet aaneengesloten baanvakken van een lijn de seinapparatuur wordt vernieuwd, kan de Commissie aan afwijking op deze regel toestaan op voorwaarde dat ERTMS wordt geïnstalleerd voor de eerste van de twee volgende data:

5 jaar na de voltooiing van het project;

de datum waarop het baanvak wordt aangesloten op een andere lijn die met ERTMS is uitgerust.

In dit punt wordt de eerste van die twee data „de latere uitrustingsdatum” genoemd.

Om een afwijking aan te vragen, dient de betrokken lidstaat een dossier in bij de Commissie. Dat dossier dient een economische analyse te bevatten waaruit blijkt dat de installatie van ERTMS tegen een latere uitrustingsdatum in plaats van tijdens de uitvoering van het door de Europese Unie gefinancierde project aanzienlijke economische en/of technische voordelen biedt.

Een dergelijke afwijking kan bovendien alleen worden toegestaan wanneer in de aanbesteding voor de verbetering of vernieuwing van het treinbeveiligingssysteem een duidelijke optie is opgenomen voor een latere installatie van ERTMS op de lijn, hetzij in de loop van het project hetzij tegen een latere uitrustingsdatum.

De Commissie analyseert de door de lidstaten ingediende dossiers en de door hen voorgestelde maatregelen en stelt het in artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) bedoelde comité in kennis van de resultaten van die analyse. Wanneer een afwijking wordt toegestaan, verbindt de lidstaat zich ertoe ERTMS te installeren tegen de latere uitrustingsdatum.

7.1.4.   Omstandigheden waaronder facultatieve functies vereist zijn

Volgens de eigenschappen van de baanapparatuur voor besturing en seingeving en zijn interfaces met andere subsystemen kan om te voldoen aan de essentiële eisen in bepaalde toepassingen de plaatsing nodig zijn van enige niet als verplicht geclassificeerde baanfunctionaliteiten.

De uitrusting van de baan met nationale of facultatieve functies mag geen belemmering vormen voor toegang tot die infrastructuur voor treinen die slechts voldoen aan de verplichte eisen voor treinsystemen van klasse A, behalve indien dat is vereist voor de volgende facultatieve treinfuncties:

baanapparatuur van ETCS-niveau 3 vereist bewaking van de treinintegriteit op de trein;

baanapparatuur van ETCS-niveau 1 met infill vereist overeenkomstige infill-functionaliteit op de trein wanneer de snelheidsbegrenzing om veiligheidsredenen op nul is gezet (bv. bescherming van gevarenzones);

wanneer ETCS gegevensoverdracht via de radio vereist, dienen de datatransmissiediensten van GSM-R te voldoen aan de ETCS-eisen voor datatransmissie;

indien de treinapparatuur een KER STM omvat, kan uitvoering van de K-interface vereist zijn.

7.1.5.   Oudere systemen

Lidstaten dienen te waarborgen dat de functionaliteit van oudere systemen als bedoeld in bijlage B van de TSI en hun interfaces blijven voldoen aan de huidige specificaties, met uitzondering van eventueel noodzakelijke aanpassingen om veiligheidsgebreken van deze systemen te verhelpen. Lidstaten dienen met betrekking tot hun oudere systemen de gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling en certificering van apparatuur die interoperabiliteit van klasse A-apparatuur met hun oudere systemen van klasse B mogelijk maakt.

7.1.6.   Kennisgeving

Voor alle in aanhangsel I genoemde delen van corridors delen de lidstaten de Commissie een gedetailleerde planning mee voor de installatie van ERTMS op de betrokken corridorsectie of bevestigen zij dat de betrokken sectie reeds met ERTMS is uitgerust. De informatie wordt uiterlijk twee jaar voor de in aanhangsel I voor de betrokken corridorsectie vastgestelde uiterlijke uitrustingsdatum aan de Commissie meegedeeld.

De lidstaten delen de Commissie mee welke specifieke lijnen moeten worden gebruikt voor de aansluiting van alle in aanhangsel II opgesomde havens, rangeerterreinen, goederenterminals of goederenzones op de in aanhangsel I genoemde corridors. Deze informatie wordt uiterlijk drie jaar voor de in aanhangsel II vastgestelde datum aan de Commissie meegedeeld en maakt melding van de uiterlijke uitrustingsdatum voor de betrokken havens, rangeerterreinen, goederenterminals of goederenzones. Indien nodig kan de Commissie aanpassingen verlangen, met name om de continuïteit tussen uitgeruste lijnen aan weerszijden van een grens te waarborgen. De lidstaten delen de Commissie een gedetailleerde planning mee voor de uitrusting van deze specifieke lijnen met ERTMS of bevestigen zij dat deze lijnen reeds met ERTMS zijn uitgerust. Deze informatie wordt uiterlijk drie jaar voor de in aanhangsel II vastgestelde datum aan de Commissie meegedeeld en maakt melding van de uiterlijke uitrustingsdatum voor de betrokken havens, rangeerterreinen, goederenterminals en goederenzones.

In de gedetailleerde planning wordt met name vermeld binnen welke termijn de aanbesteding voor de uitrusting van de lijn wordt afgesloten, welke procedures worden ingesteld om de interoperabiliteit met de buurlanden op de corridor te waarborgen alsmede welke de belangrijkste tussenstappen zijn voor het project. De lidstaten delen de Commissie om de twaalf maanden door middel van een geactualiseerde planning mee welke vooruitgang is geboekt met de uitrusting van deze lijnen.

7.1.7.   Vertragingen

Wanneer een lidstaat van oordeel is dat er een reële kans bestaat dat de in deze beschikking vastgestelde termijnen zullen worden overschreden, brengt hij de Commissie daar onmiddellijk van op de hoogte. Hij dient bij de Commissie een dossier in met een technische beschrijving van het project en een geactualiseerde planning. In dat dossier worden ook de redenen voor de vertraging toegelicht en wordt vermeld welke corrigerende maatregelen de lidstaat heeft genomen.

Aan een lidstaat kan maximaal drie jaar uitstel worden toegestaan wanneer de oorzaak van de vertraging niet door redelijke inspanningen van de lidstaat kon worden vermeden, bijvoorbeeld het in gebreke blijven van leveranciers of problemen met de homologatie en de goedkeuringsprocedure door het ontbreken van passende testvoertuigen. Dergelijke redenen kunnen door de lidstaten slechts worden ingeroepen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

de in punt 7.1.6 bedoelde kennisgeving is tijdig gebeurd en is volledig;

uit het in de eerste alinea van punt 7.1.7 bedoelde dossier blijkt duidelijk dat de oorzaken van de vertraging niet toe te schrijven zijn aan de lidstaat;

er is een bevoegde instantie aangesteld voor de coördinatie tussen leveranciers van baan- en boordapparatuur en de integratie en het testen van producten;

er is op passende wijze een beroep gedaan op bestaande laboratoria;

er wordt aangetoond dat passende maatregelen zijn genomen om de vertraging tot een minimum te beperken.

De Commissie analyseert het door de lidstaat ingediende dossier en de door hem voorgestelde maatregelen en stelt het in artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG bedoelde comité in kennis van de resultaten van die analyse.

7.2.    Uitrusting van het rollend materieel met ETCS

Nieuwe locomotieven, nieuwe motorwagens en nieuwe niet-aangedreven spoorvoertuigen met een stuurcabine, die na 1 januari 2012 zijn besteld of na 1 januari 2015 in dienst worden genomen, moeten met ERTMS worden uitgerust.

Deze eis is niet van toepassing op nieuwe rangeerlocomotieven en andere nieuwe locomotieven, nieuwe motorwagens en nieuwe spoorvoertuigen met een stuurcabine die uitsluitend zijn ontworpen voor binnenlands vervoer of regionaal grensoverschrijdend vervoer. De lidstaten kunnen echter extra eisen opleggen, teneinde:

de toegang tot lijnen die met ERTMS zijn uitgerust te beperken tot locomotieven die met ERTMS zijn uitgerust, zodat de bestaande nationale systemen kunnen worden verwijderd;

te eisen dat ook nieuwe rangeerlocomotieven en/of andere nieuwe spoorvoertuigen met een stuurcabine die uitsluitend zijn ontworpen voor binnenlands vervoer of regionaal grensoverschrijdend vervoer met ERTMS worden uitgerust.

7.3.    Specifieke voorschriften voor de installatie van GSM-R

Deze regels zijn een aanvulling op de in de artikelen 7.1 en 7.2 vastgestelde regels.

7.3.1.   Baanapparatuur

De installatie van GSM-R is verplicht in de volgende gevallen:

nieuwe installaties in het radiogedeelte van apparatuur voor besturing en seingeving;

verbetering van het radiogedeelte van bestaande apparatuur voor besturing en seingeving waardoor de functies of de prestaties van het subsysteem worden gewijzigd.

7.3.2.   Treinapparatuur

De installatie van GSM-R in rollend materieel dat is bestemd om ingezet te worden op lijnen met ten minste één baanvak met interfaces van klasse A (zelfs wanneer die voor klasse B-baanapparatuur zijn gemodificeerd) is verplicht in onderstaande gevallen:

nieuwe installaties in het radiogedeelte van apparatuur voor besturing en seingeving;

verbetering van het radiogedeelte van bestaande apparatuur voor besturing en seingeving waardoor de functies of de prestaties van het subsysteem worden gewijzigd.

7.3.3.   Oudere systemen

Lidstaten dienen te waarborgen dat de functionaliteit van oudere systemen als bedoeld in bijlage B van de TSI en hun interfaces blijven voldoen aan de huidige specificaties, met uitzondering van eventueel noodzakelijke aanpassingen om veiligheidsgebreken van deze systemen te verhelpen. Lidstaten dienen de benodigde gegevens te verstrekken die betrekking hebben op hun oudere systemen en noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling en certificering van apparatuur die interoperabiliteit van klasse A-apparatuur met hun oudere systemen van klasse B mogelijk maakt.


(1)  Om stap voor stap een samenhangend ERTMS-netwerk te realiseren, is in aanhangsel I de uiterste uitrustingsdatum vermeld. In een aantal gevallen zijn reeds vrijwillige overeenkomsten gesloten over een snellere uitrusting.

(2)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

(3)  PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.

(4)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

Aanhangsel I

Specifieke lijnen die deel uitmaken van de corridors

Corridor A — uit te rusten tegen 2015

Image

Corridor B (1)

Image

Corridor C (2)

Image

Corridor D (3)

Image

Corridor E

Image

Corridor F

Image


(1)  Onverminderd de toepasselijke regelgeving inzake het trans-Europese hogesnelheidsnet kunnen verbindingen worden gemaakt via hogesnelheidsbaanvakken wanneer rijpaden worden voorzien voor goederentreinen. Tegen 2020 wordt tussen Denemarken en Duitsland minstens één verbinding met ERTMS voorzien (Flensburg-Hamburg of Rødby-Puttgarden), maar het is niet zeker of ze allebei beschikbaar zullen zijn. De Brenner-basistunnel wordt met ERTMS uitgerust zodra de infrastructuurwerkzaamheden zijn voltooid (streefdatum 2020).

(2)  Tegen 2020 wordt een verbinding gecreëerd tussen Nancy en Reding.

(3)  Twee extra takken worden uitgerust tegen 2020: Montmélian-Grenoble-Valence en Lyon-Valence-Arles-Miramas (linkeroever van de Rhône).

Aanhangsel II

Belangrijkste Europese havens, rangeerterreinen, goederenterminals en goederenzones  (1)

Land

Goederenterminal/zone

Datum

Opmerking

België

Antwerpen

31.12.2015

Tegen 2020 wordt ook een verbinding gecreëerd met Rotterdam.

Gent

31.12.2020

 

Zeebrugge

31.12.2020

 

Bulgarije

Burgas

31.12.2020

Om een verbinding met corridor E tot stand te brengen, moeten de lijnen Bourgas-Sofia, Sofia-Vidin-Calafat en Calafat-Curtici in Roemenië (PP22) worden uitgerust.

Tsjechië

Praag

31.12.2015

 

Lovosice

31.12.2020

 

Denemarken

Taulov

31.12.2020

Om deze terminal aan te sluiten moet de lijn Flensburg-Padborg met ERTMS worden uitgerust — zie voetnoot 1 van aanhangsel I van de bijlage.

Duitsland

Dresden (2)

31.12.2020

Tegen 2020 wordt ook een rechtstreekse verbinding gecreëerd tussen corridor E en corridor F (van Dresden naar Hannover).

Lübeck

31.12.2020

 

Duisburg

31.12.2015

 

Hamburg (3)

31.12.2020

 

Keulen

31.12.2015

 

München

31.12.2015

 

Hannover

31.12.2015

 

Rostock

31.12.2015

 

Ludwigshafen/Mannheim

31.12.2015

 

Nürnberg

31.12.2020

 

Griekenland

Pireás

31.12.2020

Om een verbinding met corridor E tot stand te brengen, moet de lijn Kulata-Sofia in Bulgarije met ERTMS worden uitgerust.

Spanje

Algeciras

31.12.2020

 

Madrid

31.12.2020

 

Pamplona

31.12.2020

Er zijn drie verbindingen nodig: een verbinding met Parijs via Hendaye, een verbinding tussen Pamplona en Madrid en een verbinding tussen Pamplona en corridor D via Zaragoza.

Zaragoza

31.12.2020

 

Tarragona

31.12.2020

 

Barcelona

31.12.2015

 

Valencia

31.12.2020

 

Frankrijk

Marseille

31.12.2020

 

Perpignan

31.12.2015

 

Avignon

31.12.2015

 

Lyon

31.12.2015

 

Le Havre

31.12.2020

 

Rijsel

31.12.2020

 

Duinkerke

31.12.2020

 

Parijs

31.12.2020

Tegen 2020 worden de volgende verbindingen gecreëerd: i) Hendaye ii) Kanaaltunnel iii) Dijon iv) Metz via Epernay en Châlons-en-Champagne.

Italië

La Spezia

31.12.2020

 

Genua

31.12.2015

 

Gioia Tauro

31.12.2020

 

Verona

31.12.2015

 

Milaan

31.12.2015

 

Taranto

31.12.2020

 

Bari

31.12.2020

 

Padova

31.12.2015

 

Triëste

31.12.2015

 

Novara

31.12.2015

 

Bologna

31.12.2020

 

Rome

31.12.2020

 

Luxemburg

Bettembourg

31.12.2015

 

Hongarije

Boedapest

31.12.2015

 

Nederland

Amsterdam

31.12.2020

 

Rotterdam

31.12.2015

Tegen 2020 wordt ook een verbinding gecreëerd met Antwerpen.

Oostenrijk

Graz

31.12.2020

 

Wenen

31.12.2020

 

Polen

Gdynia

31.12.2015

 

Katowice

31.12.2020

 

Wrocław

31.12.2015

Tegen 2020 wordt de lijn Wroclaw-Legnica uitgerust met ERTMS om een rechtstreekse verbinding te waarborgen met de Duitse grens (Görlitz).

Gliwice

31.12.2015

 

Poznań

31.12.2015

 

Warschau

31.12.2015

 

Portugal

Sines

31.12.2020

 

Lissabon

31.12.2020

 

Roemenië

Constanța

31.12.2015

 

Slovenië

Koper

31.12.2015

 

Ljubljana

31.12.2015

 

Slowakije

Bratislava

31.12.2015

 

Verenigd Koninkrijk

Bristol

Deze terminal wordt aangesloten wanneer corridor C wordt verlengd tot de Kanaaltunnel.


(1)  De lijst in dit aanhangsel kan worden herzien, voor zover die herziening niet leidt tot een reductie van het goederenverkeer of geen grote invloed heeft op projecten in andere lidstaten."

(2)  Duitsland streeft ernaar om de lijn tussen Dresden en de Tsjechische grens eerder uit te rusten.

(3)  Duitsland zal zorgen voor de uitrusting van een spoorverbinding naar Hamburg maar de haven zelf zal tegen 2020 misschien niet volledig zijn uitgerust.