ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.175.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 175

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
4 juli 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 580/2009 van de Commissie van 3 juli 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 581/2009 van de Commissie van 3 juli 2009 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat gamitromycine betreft ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 582/2009 van de Commissie van 3 juli 2009 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat diclofenac betreft ( 1 )

5

 

*

Verordening (EG) nr. 583/2009 van de Commissie van 3 juli 2009 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Aceto Balsamico di Modena (BGA))

7

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/69/EG van de Raad van 25 juni 2009 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft belastingfraude bij invoer

12

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/520/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 juli 2009 tot wijziging van artikel 23, lid 4, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5134)

14

 

 

2009/521/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 3 juli 2009 betreffende de tijdelijke toelating in het Franse departement Guyana van biociden die malathion bevatten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5349)

16

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2009/522/EG

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 2 juli 2009 houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van gedekte obligaties (ECB/2009/16)

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/1


VERORDENING (EG) Nr. 580/2009 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 4 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

46,5

MK

24,2

TR

44,0

ZZ

38,2

0707 00 05

TR

87,7

ZZ

87,7

0709 90 70

TR

93,5

ZZ

93,5

0805 50 10

AR

56,3

TR

59,4

ZA

55,7

ZZ

57,1

0808 10 80

AR

94,1

BR

73,3

CL

87,5

CN

97,8

NZ

99,3

US

92,3

UY

116,5

ZA

89,1

ZZ

93,7

0808 20 50

AR

89,2

CL

80,1

NZ

145,3

ZA

94,8

ZZ

102,4

0809 10 00

TR

208,6

XS

120,6

ZZ

164,6

0809 20 95

SY

197,7

TR

363,3

ZZ

280,5

0809 30

TR

198,4

ZZ

198,4

0809 40 05

IL

160,5

ZZ

160,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/3


VERORDENING (EG) Nr. 581/2009 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2009

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat gamitromycine betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 2,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die voor voedselproducerende dieren bestemd zijn, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90.

(2)

Gamitromycine is in bijlage III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor vetweefsel, lever en nieren van runderen, met uitzondering van dieren die melk voor menselijke consumptie produceren. De in die bijlage vastgestelde voorlopige maximumwaarden voor residuen voor die substantie vervallen op 1 juli 2009. Aanvullende gegevens werden verstrekt en beoordeeld, waarna het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik heeft aanbevolen dat de voorlopige maximumwaarden voor residuen voor gamitromycine definitief worden en bijgevolg voor vetweefsel, lever en nieren van runderen, met uitzondering van dieren die melk voor menselijke consumptie produceren, worden opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Voordat deze verordening van toepassing wordt, moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de in verband met deze verordening noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de vergunningen om de betrokken geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen die zijn verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de zestigste dag na de bekendmaking.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2009.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.

(2)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.


BIJLAGE

In punt 1.2.4 van bijlage I (Lijst van farmacologisch werkzame substanties waarvoor maximumwaarden voor residuen zijn vastgesteld) bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt na erythromycine de volgende vermelding voor gamitromycine ingevoegd:

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Indicatorresidu

Diersoorten

Maximumwaarden voor residuen

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen

„Gamitromycine

Gamitromycine

Runderen

20 μg/kg

Vetweefsel

Niet te gebruiken bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren.”

200 μg/kg

Lever

100 μg/kg

Nieren


4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/5


VERORDENING (EG) Nr. 582/2009 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2009

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat diclofenac betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 2,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die voor voedselproducerende dieren bestemd zijn, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90.

(2)

Diclofenac is in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen voor spier, vetweefsel, lever en nieren van runderen, met uitzondering van dieren die melk voor menselijke consumptie produceren. Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik is verzocht te onderzoeken of in de bestaande vermelding voor diclofenac voor runderen in die bijlage maximumwaarden voor residuen in melk moeten worden opgenomen. Na onderzoek van dit verzoek wordt het passend geacht in de bestaande vermeldingen voor diclofenac voor runderen in bijlage I de vastgestelde maximumwaarden voor residuen in melk op te nemen.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Voordat deze verordening van toepassing wordt, moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de in verband met deze verordening noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de vergunningen om de betrokken geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen die zijn verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de zestigste dag na de bekendmaking.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2009.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.

(2)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.


BIJLAGE

In punt 4.1.6 van bijlage I (Lijst van farmacologisch werkzame substanties waarvoor maximumwaarden voor residuen zijn vastgesteld) bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt de vermelding voor diclofenac vervangen door:

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Indicatorresidu

Diersoorten

Maximumwaarden voor residuen

Te onderzoeken weefsels

„Diclofenac

Diclofenac

Runderen

5 μg/kg

Spier

1 μg/kg

Vetweefsel

5 μg/kg

Lever

10 μg/kg

Nieren

0,1 μg/kg

Melk

Varkens

5 μg/kg

Spier

1 μg/kg

Huid + vetweefsel

5 μg/kg

Lever

10 μg/kg

Nieren”


4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/7


VERORDENING (EG) Nr. 583/2009 VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2009

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Aceto Balsamico di Modena (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), met name op artikel 7, lid 5, derde en vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De aanvraag van Italië tot registratie van de benaming „Aceto Balsamico di Modena” is overeenkomstig artikel 6, lid 2, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Duitsland, Griekenland en Frankrijk hebben overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bezwaar tegen de registratie aangetekend. Dit bezwaar werd ontvankelijk verklaard op basis van artikel 7, lid 3, eerste alinea, onder a) tot en met d), van vorengenoemde verordening.

(3)

Het bezwaar van Duitsland had met name te maken met de vrees dat de registratie van de beschermde geografische aanduiding „Aceto Balsamico di Modena” nadelig zou zijn voor producten die reeds minstens vijf jaar legaal op de markt zijn en onder de benamingen Balsamessig/Aceto balsamico worden verkocht, en met het feit dat laatstgenoemde benamingen soortnamen zouden zijn. Duitsland heeft er ook op gewezen dat er onduidelijkheid bestaat omtrent de productiefasen die verplicht in het geografische gebied van oorsprong moeten plaatsvinden.

(4)

Het Franse bezwaar luidde dat de „Aceto Balsamico di Modena” niet kan bogen op een eigen reputatie die kan worden onderscheiden van die van de „Aceto balsamico tradizionale di Modena” waarvan de beschermde oorsprongsbenaming reeds is geregistreerd bij Verordening (EG) nr. 813/2000 van de Raad (3). Volgens Frankrijk zou er bij de consument verwarring kunnen ontstaan over de aard en de oorsprong van het product in kwestie.

(5)

Griekenland heeft gewezen op de belangrijke productie op zijn grondgebied van balsamicoazijn die onder meer onder de benaming „balsamico” of „balsamon” op de markt wordt gebracht, en bijgevolg op de ongunstige gevolgen van de registratie van de benaming „Aceto Balsamico di Modena” voor vorengenoemde producten die eveneens reeds minstens vijf jaar legaal op de markt zijn. Griekenland beweert eveneens dat de termen „aceto balsamico”, „balsamic” enz. soortnamen zijn.

(6)

Bij schrijven van 4 maart 2008 heeft de Commissie de betrokken lidstaten verzocht om in overeenstemming met hun interne procedures met elkaar tot een akkoord te komen.

(7)

Aangezien Frankrijk, Duitsland, Griekenland en Italië geen akkoord hebben bereikt binnen de vastgestelde termijn, moet de Commissie een besluit nemen volgens de in artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bedoelde procedure.

(8)

De Commissie heeft het bij Besluit 93/53/EEG (4) ingestelde wetenschappelijk comité voor oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en specificiteitcertificering verzocht advies uit te brengen over de vraag of aan de voorwaarden voor registratie is voldaan. In zijn unanieme advies van 6 maart 2006 oordeelde het comité dat de benaming „Aceto Balsamico di Modena” onmiskenbaar op de nationale en internationale markt naamsbekendheid heeft verworven hetgeen blijkt uit het feit de benaming vaak wordt aangetroffen in talrijke keukenrecepten in vele lidstaten, op het internet en in de geschreven pers en de andere media. De voorwaarde waaraan moet zijn voldaan om van een specifieke naamsbekendheid te kunnen gewagen wordt dus door de „Aceto Balsamico di Modena” vervuld. Het comité is er zich van bewust dat de producten al een eeuw lang naast elkaar op de markt te koop zijn. Het comité heeft ook vastgesteld dat de „Aceto Balsamico di Modena” en de „Aceto balsamico tradizionale di Modena” verschillende producten zijn qua eigenschappen, doelgroep, gebruik, distributie, presentatie en prijs zodat de desbetreffende producenten een billijke behandeling mogen verwachten en de consument niet in verwarring wordt gebracht. Deze overwegingen worden door de Commissie integraal bekrachtigd.

(9)

Om het verschil tussen beide producten beter tot uiting te laten komen, werd duidelijk gesteld dat het algemene verbod om gebruik te maken van andere termen dan die welke in het productdossier expliciet zijn opgenomen, eveneens geldt voor de cijfers. In het productdossier van de benaming „Aceto Balsamico di Modena” werden overigens kleine aanpassingen aangebracht met als doel eventuele dubbelzinnigheden weg te werken.

(10)

De bewering van Duitsland en Griekenland als zou de voor registratie voorgestelde benaming een soortnaam zijn, sloeg niet op de volledige benaming, te weten „Aceto Balsamico di Modena”, maar slechts op bepaalde bestanddelen ervan, namelijk de termen „aceto”, „balsamico” en „aceto balsamico”, of vertalingen daarvan. Welnu, de bescherming wordt verleend aan de volledige benaming „Aceto Balsamico di Modena”. De niet-geografische bestanddelen van de volledige benaming mogen, ook in combinatie met elkaar en/of na vertaling, op het grondgebied van de Gemeenschap worden gebruikt met inachtneming van de beginselen en regels die gelden in het Gemeenschapsrecht.

(11)

Rekening houdend met deze elementen, moet de benaming „Aceto Balsamico di Modena” derhalve worden ingeschreven in het „Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen”.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij deze verordening vermelde benaming wordt geregistreerd in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

De geconsolideerde samenvatting van het productdossier is opgenomen in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB C 152 van 6.7.2007, blz. 18.

(3)  PB L 100 van 20.4.2000, blz. 5.

(4)  PB L 13 van 21.1.1993, blz. 16.


BIJLAGE I

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.8.   Andere in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten (specerijen enz.)

ITALIË

Aceto Balsamico di Modena (BGA)


BIJLAGE II

SAMENVATTING

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

ACETO BALSAMICO DI MODENA

EG-nummer: IT-PGI-0005-0430-18.11.2004

BOB ( ) BGA (X)

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat

Naam:

Ministero delle politiche agricole alimentari e forestali

Adres:

Via XX Settembre, 20 — 00187 Roma

Tel.

+39 064819968

Fax

+39 0642013126

E-mail:

qualita@politicheagricole.it

2.   Groepering

Naam:

Consorzio Aceto Balsamico di Modena Soc. Coop. a r.l. — Consorzio Produzione Certificata Aceto Balsamico Modenese — Comitato Produttori Indipendenti Aceto Balsamico di Modena

Adres:

c/o C.C.I.A.A. Via Ganaceto, 134 — 41100 Modena

Tel.

0593163514

Fax

0593163526

E-mail:

info@consorziobalsamico.it

Samenstelling:

Producenten/verwerkers (X) andere ( )

3.   Productcategorie

Categorie 1.8 — Andere producten van bijlage I — Azijn

4.   Overzicht van het productdossier

(samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam

„Aceto Balsamico di Modena”

4.2.   Beschrijving

Analytische kenmerken:

dichtheid bij 20 °C niet lager dan 1,06 voor het geraffineerde product,

daadwerkelijk alcoholpercentage niet meer dan 1,5 % vol.,

totale minimale zuurgraad 6 %,

totaalgehalte aan zwaveldioxide: maximaal 100 mg/liter,

asgehalte: minimaal 2,5 promille,

minimumgehalte droge stof: 30 g per liter,

reductiesuikers: minimaal 110 g/liter.

Organoleptische kenmerken:

helderheid: helder en glanzend,

kleur: intens bruin,

geur: uitgesproken, delicaat en licht zuur, met eventueel houtachtige accenten,

smaak: zoetzuur, uitgebalanceerd.

4.3.   Geografisch gebied

De productie van de „Aceto Balsamico di Modena” moet in de provincies Modena en Reggio Emilia plaatsvinden.

4.4.   Bewijs van de oorsprong

Op basis van de ter zake geldende voorschriften ziet de controle-instantie toe op elke fase van het productieproces en registreert zij voor elke fase de binnenkomende en de uitgaande producten. Deze registraties en de inschrijving — in hiertoe voorziene, door de controle-instantie beheerde lijsten — van de kadasternummers van de wijngaardpercelen en van de druiventelers, mostproducenten, verwerkers en bottelaars, alsmede de aangifte bij de controle-instantie van de geproduceerde, verpakte en geëtiketteerde hoeveelheden, waarborgen de traceerbaarheid van het product. Alle in de voorziene lijsten opgenomen natuurlijke personen en rechtspersonen worden door de vorengenoemde instantie gecontroleerd op de wijze die in het productdossier en het controleprogramma is vastgesteld.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product

De „Aceto Balsamico di Modena” wordt verkregen uit druivenmost die gedeeltelijk is gefermenteerd en/of gekookt en/of geconcentreerd en waaraan enerzijds een deel oude azijn (minstens 10 jaar oud) en anderzijds minstens 10 % azijn die uitsluitend is verkregen uit wijn, worden toegevoegd. Het percentage druivenmost dat is gekookt en/of geconcentreerd, mag niet minder bedragen dan 20 gewichtspercenten van de te verwerken hoeveelheid. De concentratie wordt voortgezet totdat de oorspronkelijke hoeveelheid most een dichtheid van minstens 1,240 bij een temperatuur van 20 °C heeft bereikt.

Om te garanderen dat de „Aceto Balsamico di Modena” de in punt 4.2 bedoelde kenmerken verkrijgt, moet de most afkomstig zijn van de volgende druivensoorten: Lambruschi, Sangiovese, Trebbiani, Albana, Ancellotta, Fortana en Montuni, en de volgende kenmerken vertonen:

totale minimale zuurgraad: 8 g per kilo (uitsluitend voor gekookte en geconcentreerde most),

minimumgehalte droge stof: 55 g per kilo (uitsluitend voor gekookte en geconcentreerde most).

Er mag karamel worden toegevoegd tot 2 % vol. van het eindproduct met het oog op de colorimetrische stabilisatie. Andere stoffen mogen niet worden toegevoegd. De verwerking tot „Aceto Balsamico di Modena” moet plaatsvinden volgens de gewone methode om azijn te maken — waarbij van geselecteerde bacteriestammen gebruik wordt gemaakt — of volgens de beproefde langzame methode — waarbij de azijnvorming aan de oppervlakte dan wel met behulp van houtkrullen plaatsvindt; het verkregen product wordt vervolgens geraffineerd. In ieder geval moet de azijn worden gemaakt in recipiënten die zijn vervaardigd van edele houtsoorten, bijvoorbeeld van eikenhout — met name zomereikenhout — of van kastanje-, moerbei- of jeneverbessenhout. Dit proces neemt ten minste 60 dagen in beslag, te rekenen vanaf de dag waarop de grondstoffen voor de bereiding bij elkaar zijn gebracht. De „Aceto Balsamico di Modena” wordt voor directe consumptie op de markt gebracht in recipiënten van glas, hout, aardewerk of terracotta met de volgende inhoud: 0,250 l; 0,500 l; 0,750 l; 1 l; 2 l; 3 l of 5 l. Het product mag ook worden verpakt in zakjes van kunststof die voor eenmalig gebruik zijn bestemd met een maximuminhoud van 25 ml. Op die zakjes moeten dezelfde vermeldingen zijn aangebracht als op de etiketten van de flessen. Recipiënten van glas, hout, aardewerk of terracotta met een minimuminhoud van 5 l en recipiënten van plastic met een minimuminhoud van 2 l zijn evenwel toegestaan indien het product voor professionele doeleinden wordt gebruikt. De productiefasen die verplicht in het geografische gebied van oorsprong moeten plaatsvinden zijn: de samenvoeging van de grondstoffen, de verwerking, de raffinering en de lagering in houten vaten. Het product mag buiten het in punt 4.3 omschreven geografische gebied worden verpakt.

4.6.   Verband

De „Aceto Balsamico di Modena” kan, zowel op de Italiaanse markt als in het buitenland, op een uitstekende reputatie bogen. Dit blijkt uit het frequente gebruik ervan in verschillende recepten, en uit de ruime aandacht voor het product op het internet en in de geschreven pers en de andere media. Deze reputatie zorgt ervoor dat de consument meteen ook weet dat het om een uniek en authentiek product gaat.

„Aceto Balsamico di Modena” staat reeds geruime tijd voor de cultuur en de geschiedenis van Modena en geniet in de gehele wereld een onbetwiste reputatie. Het product zou er niet zijn zonder de kundigheid, de tradities en de vaardigheden van de plaatselijke bevolking, die een voor die regio uniek en typisch product in het leven heeft geroepen. „Aceto Balsamico di Modena” valt niet meer weg te denken uit het sociaaleconomische weefsel van Modena en omstreken doordat het de bron van inkomsten is geworden van verscheidene ondernemingen en ook als cruciaal ingrediënt in talrijke regionale recepten zijn plaats in de culinaire traditie heeft veroverd. Sinds jaar en dag worden er bijzondere feesten en manifestaties georganiseerd die alle wortelen in tradities die in de loop der jaren nog hechter zijn geworden. De plaatselijke producenten zoeken elkaar op tijdens deze evenementen en dragen op deze wijze bij aan de bestendiging van de plaatselijke gebruiken. De „Aceto Balsamico di Modena” heeft mettertijd in de gehele wereld naamsbekendheid verworven en zijn reputatie als specifiek en bijzonder product stevig gevestigd. De consument laat zich bij het proeven van dit product meteen meevoeren naar deze twee provincies in Emilia Romagna waar de gastronomie haar gelijke niet kent.

4.7.   Controlestructuur

Naam:

CSQA Certificazioni srl

Adres:

Via S. Gaetano, 74 — 36016 Thiene (VI)

Tel.

+39 0445313011

Fax

+39 0445313070

E-mail:

csqa@csqa.it

4.8.   Etikettering

Op de verpakking moet behalve de benaming „Aceto Balsamico di Modena” de vermelding „Indicazione Geografica Protetta” (beschermde geografische aanduiding) — voluit dan wel afgekort, in het Italiaans en/of in de taal van het land van bestemming — zijn aangebracht. Aan de benaming „Aceto Balsamico di Modena” mogen geen andere termen, noch cijfers worden toegevoegd dan die welke uitdrukkelijk in dit productdossier zijn opgenomen; dit geldt ook voor de termen „extra”, „fine”, „scelto”, „selezionato”, „riserva”, „superiore”, „classico” of soortgelijke adjectieven. Alleen de vermelding „invecchiato” („gerijpt”) mag worden toegevoegd, zonder enige andere vermelding, wanneer de rijping heeft plaatsgevonden in kuipen, tonnen, of andere houten vaten en zich over een periode van ten minste 3 jaar heeft uitgestrekt.


RICHTLIJNEN

4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/12


RICHTLIJN 2009/69/EG VAN DE RAAD

van 25 juni 2009

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft belastingfraude bij invoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad Economische en financiële zaken is in de conclusies van zijn zitting van 28 november 2006 overeengekomen om, in aanvulling op de nationale inspanningen voor fraudebestrijding, een strategie voor fraudebestrijding op communautair niveau op te stellen, in het bijzonder voor fraude op het gebied van indirecte belasting.

(2)

In dat verband zijn bepaalde maatregelen besproken die een wijziging vergen van Richtlijn 2006/112/EG (3).

(3)

De invoer van goederen is vrijgesteld van belasting over de toegevoegde waarde (btw), indien deze goederen na invoer worden geleverd aan of overgebracht naar een belastingplichtige in een andere lidstaat. De voorwaarden waaronder deze vrijstelling wordt verleend, worden vastgesteld door de lidstaten. Er is echter gebleken dat bepaalde handelaren misbruik maken van de verschillen in toepassing om de betaling van btw op ingevoerde goederen te ontwijken.

(4)

Om dergelijk misbruik te voorkomen moet op communautair niveau ten aanzien van bepaalde handelingen een aantal minimumvoorwaarden voor de vrijstelling worden vastgesteld.

(5)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het tegengaan van btw-fraude, om bovengenoemde redenen niet voldoende door de lidstaten zelf kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(6)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (4) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.

(7)

Richtlijn 2006/112/EG moet derhalve worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 22 wordt vervangen door:

„Artikel 22

Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld de toewijzing door de strijdkrachten van een staat die partij bij het Noord-Atlantisch Verdrag is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel, van goederen die zij niet tegen de algemene belastingvoorwaarden van de interne markt van een lidstaat hebben verworven, wanneer de invoer van deze goederen niet in aanmerking zou kunnen komen voor de in artikel 143, lid 1, punt h), bedoelde vrijstelling.”.

2)

Artikel 140, punt b, wordt vervangen door:

„b)

de intracommunautaire verwerving van goederen waarvan de invoer in ieder geval op grond van artikel 143, lid 1, punten a), b) en c), en e) tot en met l), is vrijgesteld;”.

3)

Artikel 143 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de aanhef komt als volgt te luiden:

„1.   De lidstaten verlenen vrijstelling voor de volgende handelingen:”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„2.   De vrijstelling overeenkomstig lid 1, punt d), is, in gevallen waarin de invoer van goederen gevolgd wordt door levering van de goederen die overeenkomstig artikel 138, lid 1, en lid 2, punt c), is vrijgesteld, alleen van toepassing indien de importeur op het tijdstip van de invoer aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van invoer ten minste de volgende informatie heeft verstrekt:

a)

het nummer waaronder hij voor btw-doeleinden in de lidstaat van invoer is geïdentificeerd, of het nummer waaronder zijn tot voldoening van de btw gehouden fiscaal vertegenwoordiger voor btw-doeleinden in de lidstaat van invoer is geïdentificeerd;

b)

het nummer waaronder de afnemer aan wie de goederen overeenkomstig artikel 138, lid 1, worden geleverd voor btw-doeleinden in een andere lidstaat is geïdentificeerd, of, wanneer de goederen overeenkomstig artikel 138, lid 2, punt c), worden overgebracht, het nummer waaronder de importeur zelf voor btw-doeleinden in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer is geïdentificeerd;

c)

het bewijs dat de ingevoerde goederen bestemd zijn om vanuit de lidstaat van invoer naar een andere lidstaat te worden vervoerd of verzonden.

De lidstaten kunnen echter bepalen dat het in punt c) bedoelde bewijs slechts aan de bevoegde autoriteiten hoeft te worden verstrekt indien daarom wordt verzocht.”.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om met werking vanaf 1 januari 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

L. MIKO


(1)  Advies van 24 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 13 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(4)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2009

tot wijziging van artikel 23, lid 4, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5134)

(2009/520/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky (1), en met name op artikel 24, lid 2, van bijlage I daarvan,

Gelet op de ontwerp-wijziging die door de raad van bestuur van de gezamenlijke onderneming Clean Sky op 10 oktober 2008 is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De raad van bestuur van de gezamenlijke onderneming Clean Sky heeft een ontwerp-wijziging goedgekeurd en ingediend ter vervanging van artikel 23, lid 4, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 71/2008 door een andere tekst waardoor toegangsrechten niet alleen voor onderzoekdoeleinden maar ook voor commercieel gebruik in de subsidieovereenkomst kunnen worden omschreven.

(2)

Terwijl deze wijziging, die de essentiële elementen van de statuten van Clean Sky niet in het gedrang brengt, gerechtvaardigd is overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 71/2008, moet het intellectuelerechtenbeleid van de gezamenlijke onderneming Clean Sky gebaseerd zijn op de principes van Verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2) waarbij de toegangsrechten voor gebruik ook commerciële exploitatie behelzen en niet alleen de totstandbrenging maar ook de benutting van kennis moeten bevorderen (zie overweging 29 en artikel 23, lid 2, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 71/2008),

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 23 wordt lid 4 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 71/2008 als volgt gelezen:

4.   „De voorwaarden betreffende toegangsrechten en licenties tussen juridische entiteiten die een subsidieovereenkomst hebben gesloten met de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky worden bepaald in de subsidieovereenkomst met betrekking tot background en foreground voor het voltooien van de projecten, en foreground en background nodig om foreground te kunnen gebruiken.”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de gezamenlijke onderneming Clean Sky:

Gezamenlijke onderneming Clean Sky

c/o Liam Breslin

Commissie — DG RTD

Uitvoerend directeur ad interim van de gezamenlijke onderneming Clean Sky

CDMA 04/166

1049 Brussel

BELGIË

Gedaan te Brussel, 3 juli 2009.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1.

(2)  PB L 391 van 30.12.2006, blz. 1.


4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/16


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 3 juli 2009

betreffende de tijdelijke toelating in het Franse departement Guyana van biociden die malathion bevatten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5349)

(2009/521/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 16, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 98/8/EG (hierna „de richtlijn” genoemd) is bepaald dat de Commissie een tienjarig werkprogramma start voor een systematisch onderzoek van alle werkzame stoffen die op 14 mei 2000 reeds op de markt waren (hierna „het beoordelingsprogramma” genoemd).

(2)

Malathion (EC-nr. 204-497-7; CAS-nr. 121-75-5) is geïdentificeerd als een stof die vóór 14 mei 2000 op de markt is gebracht als werkzame stof voor biociden bestemd voor andere doeleinden dan bedoeld in artikel 2, lid 2, onder c) en d), van de richtlijn.

(3)

Aangezien er binnen de in deel B van bijlage V bij Richtlijn (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie (2) voorgeschreven termijn geen volledig dossier is ingediend ter ondersteuning van de opneming van malathion in bijlage I, IA of IB van de richtlijn, heeft de Commissie bij Beschikking 2007/565/EG van de Commissie (3) besloten dat malathion niet in bijlage I, IA en IB bij de richtlijn wordt opgenomen. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie (4) worden biociden die malathion bevatten niet meer op de markt gebracht.

(4)

In artikel 15, lid 1, van de richtlijn zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de lidstaten tijdelijk, voor een periode van ten hoogste 120 dagen, mogen toelaten dat biociden die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoen, op de markt worden gebracht. Een dergelijke toelating mag alleen worden verleend voor een beperkt en gecontroleerd gebruik, indien die maatregel noodzakelijk blijkt wegens een onvoorzien, niet op andere wijze te bestrijden gevaar. In dat geval licht de betrokken lidstaat de andere lidstaten en de Commissie onmiddellijk in over deze maatregel onder opgave van de redenen daarvoor. De tijdelijke maatregel mag worden verlengd na een beslissing overeenkomstig de procedure als genoemd in artikel 28, lid 2, van de richtlijn.

(5)

Frankrijk heeft de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte gebracht van zijn beslissing van 27 februari 2009 tot tijdelijke toelating van het op de markt brengen van malathion bevattende biociden van productsoort 18, zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen). De toelating is met ingang van 3 maart 2009 voor een termijn van 120 dagen verleend en geldt alleen voor de bestrijding van ziekteoverdragende insecten, uitgevoerd door overheidsinstanties in het Franse departement Guyana. Volgens de door Frankrijk verstrekte informatie was de tijdelijke toelating van biociden die malathion bevatten noodzakelijk gezien de zich snel verspreidende epidemie van dengue (knokkelkoorts) in Frans-Guyana. De lokale overheden hadden geen ander doeltreffend insecticide dat op grote schaal ter bestrijding van volwassen muskieten kan worden gebruikt, beschikbaar.

(6)

Op 28 april 2009 heeft Frankrijk de Commissie verzocht te besluiten dat de maatregel overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG mag worden verlengd of herhaald. Dit verzoek was gebaseerd op het risico dat er in Frans-Guayana na afloop van de toelating op 1 juli 2009 nog steeds geen geschikt alternatief middel ter bestrijding van ziekteoverdragende muskieten beschikbaar zal zijn.

(7)

Gezien de ernst van de dengue-epidemie in het Franse overzeese departement Guyana, het huidige gebrek aan andere insecticiden dan malathion in dat departement en het risico dat alternatieve middelen na afloop van de tijdelijke toelating door Frankrijk nog niet beschikbaar zijn, is het wenselijk om Frankrijk een verlenging van de tijdelijke toelating toe te staan totdat alternatieve insecticiden beschikbaar zijn, doch uiterlijk tot 1 november 2009.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG wordt Frankrijk tot 1 november 2009 toegestaan om malathion (EC-nr. 204-497-7; CAS-nr. 121-75-5) bevattende biociden van productsoort 18, zoals gedefinieerd in bijlage V van Richtlijn 98/8/EG (insecticiden, acariciden en producten voor de bestrijding van andere geleedpotigen), ter bestrijding van ziekteoverdragende muskieten in het Franse departement Guyana op de markt te brengen.

Artikel 2

1.   Bij de toelating van het overeenkomstig artikel 1 op de markt brengen van biociden die malathion bevatten, dient Frankrijk te voldoen aan de volgende voorwaarden:

a)

dergelijke biociden worden alleen onder toezicht van overheidsinstanties gebruikt;

b)

dergelijke biociden worden alleen gebruikt totdat geschikte alternatieve biociden die voldoen aan de bepalingen van Richtlijn 98/8/EG in het Franse departement Guyana beschikbaar zijn.

2.   Frankrijk informeert de Commissie uiterlijk 10 september 2009 over de toepassing van lid 1.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 3 juli 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1.

(3)  PB L 216 van 21.8.2007, blz. 17.

(4)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.


Europese Centrale Bank

4.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 175/18


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 juli 2009

houdende de tenuitvoerlegging van het programma voor de aankoop van gedekte obligaties

(ECB/2009/16)

(2009/522/EG)

De Raad van bestuur van de Europese Centrale Bank,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op het eerste streepje van artikel 105, lid 2,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „statuten van het ESCB”), inzonderheid op de tweede alinea van artikel 12.1 juncto het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 18.1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 18.1 van de statuten van het ESCB mogen de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro aangenomen hebben (hierna de „NCB’s”) en de Europese Centrale Bank (ECB) (hierna gezamenlijk „de centrale banken van het Eurosysteem”) in de financiële markten opereren door o.a. rechtstreekse aan- en verkoop van verhandelbaar papier.

(2)

De Raad van bestuur besliste op 7 mei 2009 en op 4 juni 2009 dat, gezien de vigerende uitzonderlijke marktomstandigheden, een programma (hierna het „aankoopprogramma van gedekte obligaties” of het „programma” te noemen) dient te worden opgestart op basis waarvan NCB’s en uitzonderlijk de ECB via een directe benadering van de tegenpartijen overeenkomstig hun toegewezen aandeel rechtstreeks gedekte obligaties zouden mogen kopen. De centrale banken van het Eurosysteem zullen het aankoopprogramma van gedekte obligaties stapsgewijs invoeren afhankelijk van de marktvoorwaarden en de behoeftes van het monetaire beleid van het Eurosysteem. Deze aankopen dienen bij te dragen tot: a) de bevordering van een verdere daling van de geldmarktrentes; b) de versoepelde financieringsvoorwaarden voor kredietinstellingen en ondernemingen; c) het aanmoedigen van kredietinstellingen om de kredietverstrekking aan hun cliënten op peil te houden en uit te breiden, en d) de verruiming van de liquiditeit in belangrijke segmenten van de markt voor particulier schuldpapier.

(3)

De rechtstreekse aankoop van in aanmerking komende gedekte obligaties door de centrale banken van het Eurosysteem dient als een deel van het gemeenschappelijk monetair beleid op uniforme wijze ten uitvoer te worden gelegd overeenkomstig de bepalingen van dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Invoering en toepassingsgebied van de rechtstreekse aankoop van gedekte obligaties

Het Eurosysteem heeft het programma ingevoerd op basis waarvan de centrale banken van het Eurosysteem in aanmerking komende gedekte obligaties zal aankopen met een nominaal streefbedrag van 60 miljard EUR. Krachtens het programma kan een centrale bank van het Eurosysteem beslissen in aanmerking komende gedekte obligaties aan te kopen van in aanmerking komende tegenpartijen in de primaire en de secondaire markt overeenkomstig de geschiktheidscriteria van dit besluit. Richtsnoer ECB/2000/7 van 31 augustus 2000 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1), geldt niet voor de rechtstreekse aankoop van gedekte obligaties door een centrale bank van het Eurosysteem krachtens het programma.

Artikel 2

Geschiktheidscriteria voor gedekte obligaties

Gedekte obligaties die: a) in aanmerking komen voor monetaire-beleidstransacties zoals omschreven in Richtsnoer ECB/2000/7; b) luiden in euro; c) uitgegeven werden door kredietinstellingen met rechtspersoonlijkheid binnen het eurogebied of door andere entiteiten met rechtspersoonlijkheid binnen het eurogebied die voldoen aan de voorwaarden van onderstaand lid 4, en d) aangehouden en afgewikkeld worden binnen het eurogebied, komen in aanmerking voor een rechtstreekse aankoop van gedekte obligaties krachtens het programma als zij aan de volgende bijkomende voorwaarden voldoen:

1.

Het betreft ofwel i) overeenkomstig de criteria van artikel 22, lid 4 van de ICBE-richtlijn (2) uitgegeven gedekte obligaties (hierna de „gedekte obligaties overeenkomstig ICBE”) of ii) gestructureerde gedekte obligaties die uitsluitend volgens een centrale bank van het Eurosysteem gelijkaardige waarborgen bieden als gedekte obligaties overeenkomstig ICBE.

2.

De gedekte obligaties dienen doorgaans een minimale uitgiftewaarde van 500 miljoen EUR te hebben. In bijzondere gevallen kan een centrale bank van het Eurosysteem beslissen rechtstreeks gedekte obligaties met een minimale uitgiftewaarde van minder dan 500 miljoen EUR aan te kopen, op voorwaarde dat het uitgiftevolume niet minder bedraagt dan 100 miljoen EUR, indien naar het uitlsuitende oordeel van deze centrale bank van het Eurosysteem specifieke marktomstandigheden of overwegingen van risicobeheersing dat vereisen.

3.

De uitgifte van de gedekte obligatie heeft doorgaans een minimale door minstens één van de belangrijkste ratingbureaus toegekende rating „AA” of gelijkwaardig.

4.

Indien de emittent van de gedekte obligaties een entiteit (andere dan een kredietstelling) met rechtspersoonlijkheid binnen het eurogebied is, gelden de volgende voorwaarden: i) de entiteit geeft alleen gedekte obligaties uit, en ii) de gedekte obligaties worden tot genoege van de de desbetreffende centrale bank van het Eurosysteem gegarandeerd door een kredietinstelling met rechtspersoonlijkheid in het eurogebied, dan wel biedt deze waarborgen die voldoen aan de behoeften van de betreffende centrale bank van het Eurosysteem.

5.

De gedekte obligaties worden uitgegeven overeenkomstig de in een lidstaat van het eurogebied geldende wetgeving betreffende gedekte obligaties. Bij de gestructureerde gedekte obligaties wordt de documentatie betreffende de gedekte obligaties beheerst door de wetgeving van een lidstaat van het eurogebied.

Artikel 3

In aanmerking komende tegenpartijen

Komen in aanmerking als tegenpartijen voor het programma voor de aankoop van gedekte obligaties: a) binnenlandse tegenpartijen die deelnemen aan de monetairebeleidstransacties van het Eurosysteem zoals omschreven in afdeling 2.1 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2000/7, en b) andere in het eurogebied gevestigde tegenpartijen (hetzij middels rechtspersoonlijkheid of een bijkantoor) die een centrale bank van het Eurosysteem gebruikt voor de investeringen van haar in euro luidende beleggingsportefeuilles.

Artikel 4

Slotbepalingen

1.   Dit besluit treedt op de dag volgend op de publicatie op de website van de ECB in werking.

2.   Dit besluit is van toepassing tot 30 juni 2010.

Gedaan te Luxemburg, 2 juli 2009.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 310 van 11.12.2000, blz. 1.

(2)  Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3).