ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.156.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 156

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
19 juni 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 522/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 523/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

3

 

 

Verordening (EG) nr. 524/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

7

 

 

Verordening (EG) nr. 525/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

9

 

 

Verordening (EG) nr. 526/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor boter voor de 7e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving

10

 

 

Verordening (EG) nr. 527/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 5e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving

11

 

 

Verordening (EG) nr. 528/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

12

 

 

Verordening (EG) nr. 529/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

14

 

 

Verordening (EG) nr. 530/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

16

 

 

Verordening (EG) nr. 531/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

18

 

 

Verordening (EG) nr. 532/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1383/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije

20

 

 

Verordening (EG) nr. 533/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

21

 

 

Verordening (EG) nr. 534/2009 van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

24

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/472/EG

 

*

Besluit van de Raad van 6 april 2009 houdende afsluiting van het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst

26

 

 

2009/473/EG

 

*

Besluit van de Raad van 28 mei 2009 inzake de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee

31

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee

33

Partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Guinee en de Europese Gemeenschap

35

 

 

2009/474/EG, Euratom

 

*

Besluit van de Raad van 9 juni 2009 houdende benoeming van een rechter van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie

56

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/475/GBVB van de Raad van 11 juni 2009 inzake de geïntegreerde rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Irak, EUJUST LEX

57

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/1


VERORDENING (EG) Nr. 522/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

CL

55,0

MA

32,7

MK

41,2

TR

56,3

ZZ

46,3

0707 00 05

MK

29,2

TR

141,0

ZZ

85,1

0709 90 70

TR

112,7

ZZ

112,7

0805 50 10

AR

57,3

BR

104,3

TR

64,0

ZA

66,6

ZZ

73,1

0808 10 80

AR

119,9

BR

73,5

CL

76,3

CN

100,3

NZ

109,0

US

120,0

UY

49,5

ZA

83,5

ZZ

91,5

0809 10 00

TR

163,1

US

174,4

ZZ

168,8

0809 20 95

TR

401,6

ZZ

401,6

0809 30

MA

405,8

TR

166,2

US

203,1

ZZ

258,4

0809 40 05

AU

289,7

CL

108,6

ZZ

199,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/3


VERORDENING (EG) Nr. 523/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

tot vaststelling van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 162, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en die in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer.

(2)

Gelet op de huidige situatie op de markt voor melk en zuivelproducten dienen uitvoerrestituties te worden vastgesteld in overeenstemming met de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 162, 163, 164, 167, 169 en 170 van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

In artikel 164, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat de restitutie kan variëren naargelang van de bestemming, met name indien de situatie in de internationale handel, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, dit noodzakelijk maken.

(4)

De uitvoerrestituties voor de Dominicaanse Republiek zijn gedifferentieerd om rekening te houden met de verlaagde douanerechten voor invoer in het kader van het invoertariefcontingent overeenkomstig het memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de Dominicaanse Republiek betreffende beschermende maatregelen ten aanzien van de invoer van melkpoeder in de Dominicaanse Republiek (2), goedgekeurd bij Besluit 98/486/EG van de Raad (3). Als gevolg van de veranderde marktsituatie in de Dominicaanse Republiek, met name de toegenomen concurrentie voor melkpoeder, wordt het contingent niet meer volledig benut. Om de benutting van het contingent te optimaliseren, dient de differentiatie van de uitvoerrestituties voor de Dominicaanse Republiek te worden afgeschaft.

(5)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 164 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde producten en bedragen, onder de voorwaarden van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie (4).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 46.

(3)  PB L 218 van 6.8.1998, blz. 45.

(4)  PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4.


BIJLAGE

Vanaf 19 juni 2009 geldende uitvoerrestituties voor melk en zuivelproducten

Productcode

Bestemming

Meeteenheid

Bedrag van de restitutie

0401 30 31 9100

L20

EUR/100 kg

10,43

0401 30 31 9400

L20

EUR/100 kg

16,34

0401 30 31 9700

L20

EUR/100 kg

18,02

0401 30 39 9100

L20

EUR/100 kg

10,43

0401 30 39 9400

L20

EUR/100 kg

16,34

0401 30 39 9700

L20

EUR/100 kg

18,02

0401 30 91 9100

L20

EUR/100 kg

20,56

0401 30 99 9100

L20

EUR/100 kg

20,56

0401 30 99 9500

L20

EUR/100 kg

30,26

0402 10 11 9000

L20

EUR/100 kg

22,80

0402 10 19 9000

L20

EUR/100 kg

22,80

0402 10 99 9000

L20

EUR/100 kg

22,80

0402 21 11 9200

L20

EUR/100 kg

22,80

0402 21 11 9300

L20

EUR/100 kg

31,81

0402 21 11 9500

L20

EUR/100 kg

33,02

0402 21 11 9900

L20

EUR/100 kg

35,00

0402 21 17 9000

L20

EUR/100 kg

22,80

0402 21 19 9300

L20

EUR/100 kg

31,81

0402 21 19 9500

L20

EUR/100 kg

33,02

0402 21 19 9900

L20

EUR/100 kg

35,00

0402 21 91 9100

L20

EUR/100 kg

35,20

0402 21 91 9200

L20

EUR/100 kg

35,38

0402 21 91 9350

L20

EUR/100 kg

35,71

0402 21 99 9100

L20

EUR/100 kg

35,20

0402 21 99 9200

L20

EUR/100 kg

35,38

0402 21 99 9300

L20

EUR/100 kg

35,71

0402 21 99 9400

L20

EUR/100 kg

37,40

0402 21 99 9500

L20

EUR/100 kg

38,01

0402 21 99 9600

L20

EUR/100 kg

40,38

0402 21 99 9700

L20

EUR/100 kg

41,69

0402 29 15 9200

L20

EUR/100 kg

22,80

0402 29 15 9300

L20

EUR/100 kg

31,81

0402 29 15 9500

L20

EUR/100 kg

33,02

0402 29 19 9300

L20

EUR/100 kg

31,81

0402 29 19 9500

L20

EUR/100 kg

33,02

0402 29 19 9900

L20

EUR/100 kg

35,00

0402 29 99 9100

L20

EUR/100 kg

35,20

0402 29 99 9500

L20

EUR/100 kg

37,40

0402 91 10 9370

L20

EUR/100 kg

3,48

0402 91 30 9300

L20

EUR/100 kg

4,11

0402 91 99 9000

L20

EUR/100 kg

20,56

0402 99 10 9350

L20

EUR/100 kg

8,94

0402 99 31 9300

L20

EUR/100 kg

10,43

0403 90 11 9000

L20

EUR/100 kg

22,80

0403 90 13 9200

L20

EUR/100 kg

22,80

0403 90 13 9300

L20

EUR/100 kg

31,81

0403 90 13 9500

L20

EUR/100 kg

33,02

0403 90 13 9900

L20

EUR/100 kg

35,00

0403 90 33 9400

L20

EUR/100 kg

31,81

0403 90 59 9310

L20

EUR/100 kg

10,43

0403 90 59 9340

L20

EUR/100 kg

16,34

0403 90 59 9370

L20

EUR/100 kg

18,02

0404 90 21 9120

L20

EUR/100 kg

19,45

0404 90 21 9160

L20

EUR/100 kg

22,80

0404 90 23 9120

L20

EUR/100 kg

22,80

0404 90 23 9130

L20

EUR/100 kg

31,81

0404 90 23 9140

L20

EUR/100 kg

33,02

0404 90 23 9150

L20

EUR/100 kg

35,00

0404 90 81 9100

L20

EUR/100 kg

22,80

0404 90 83 9110

L20

EUR/100 kg

22,80

0404 90 83 9130

L20

EUR/100 kg

31,81

0404 90 83 9150

L20

EUR/100 kg

33,02

0404 90 83 9170

L20

EUR/100 kg

35,00

0405 10 11 9500

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 11 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 19 9500

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 19 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 30 9100

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 30 9300

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 30 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 50 9500

L20

EUR/100 kg

63,41

0405 10 50 9700

L20

EUR/100 kg

65,00

0405 10 90 9000

L20

EUR/100 kg

67,38

0405 20 90 9500

L20

EUR/100 kg

59,45

0405 20 90 9700

L20

EUR/100 kg

61,83

0405 90 10 9000

L20

EUR/100 kg

78,71

0405 90 90 9000

L20

EUR/100 kg

65,00

0406 10 20 9640

L04

EUR/100 kg

11,78

L40

EUR/100 kg

14,72

0406 10 20 9650

L04

EUR/100 kg

9,82

L40

EUR/100 kg

12,27

0406 10 20 9830

L04

EUR/100 kg

7,03

L40

EUR/100 kg

8,79

0406 10 20 9850

L04

EUR/100 kg

6,85

L40

EUR/100 kg

8,56

0406 20 90 9913

L04

EUR/100 kg

8,54

L40

EUR/100 kg

10,68

0406 20 90 9915

L04

EUR/100 kg

11,61

L40

EUR/100 kg

14,51

0406 20 90 9917

L04

EUR/100 kg

12,34

L40

EUR/100 kg

15,42

0406 20 90 9919

L04

EUR/100 kg

13,79

L40

EUR/100 kg

17,24

0406 30 31 9730

L04

EUR/100 kg

5,29

L40

EUR/100 kg

6,61

0406 30 31 9930

L04

EUR/100 kg

5,69

L40

EUR/100 kg

7,11

0406 30 31 9950

L04

EUR/100 kg

5,17

L40

EUR/100 kg

6,46

0406 30 39 9500

L04

EUR/100 kg

4,62

L40

EUR/100 kg

5,77

0406 30 39 9700

L04

EUR/100 kg

4,96

L40

EUR/100 kg

6,20

0406 30 39 9930

L04

EUR/100 kg

5,31

L40

EUR/100 kg

6,64

0406 30 39 9950

L04

EUR/100 kg

5,11

L40

EUR/100 kg

6,39

0406 40 50 9000

L04

EUR/100 kg

12,47

L40

EUR/100 kg

15,59

0406 40 90 9000

L04

EUR/100 kg

13,82

L40

EUR/100 kg

17,28

0406 90 13 9000

L04

EUR/100 kg

17,58

L40

EUR/100 kg

21,98

0406 90 15 9100

L04

EUR/100 kg

18,17

L40

EUR/100 kg

22,71

0406 90 17 9100

L04

EUR/100 kg

18,17

L40

EUR/100 kg

22,71

0406 90 21 9900

L04

EUR/100 kg

17,60

L40

EUR/100 kg

22,00

0406 90 23 9900

L04

EUR/100 kg

15,93

L40

EUR/100 kg

19,91

0406 90 25 9900

L04

EUR/100 kg

15,53

L40

EUR/100 kg

19,41

0406 90 27 9900

L04

EUR/100 kg

14,06

L40

EUR/100 kg

17,58

0406 90 32 9119

L04

EUR/100 kg

13,02

L40

EUR/100 kg

16,28

0406 90 35 9190

L04

EUR/100 kg

18,63

L40

EUR/100 kg

23,29

0406 90 35 9990

L04

EUR/100 kg

18,63

L40

EUR/100 kg

23,29

0406 90 37 9000

L04

EUR/100 kg

17,58

L40

EUR/100 kg

21,98

0406 90 61 9000

L04

EUR/100 kg

20,31

L40

EUR/100 kg

25,39

0406 90 63 9100

L04

EUR/100 kg

19,93

L40

EUR/100 kg

24,91

0406 90 63 9900

L04

EUR/100 kg

19,93

L40

EUR/100 kg

24,91

0406 90 69 9910

L04

EUR/100 kg

19,56

L40

EUR/100 kg

24,45

0406 90 73 9900

L04

EUR/100 kg

16,20

L40

EUR/100 kg

20,25

0406 90 75 9900

L04

EUR/100 kg

16,61

L40

EUR/100 kg

20,76

0406 90 76 9300

L04

EUR/100 kg

14,65

L40

EUR/100 kg

18,31

0406 90 76 9400

L04

EUR/100 kg

16,41

L40

EUR/100 kg

20,51

0406 90 76 9500

L04

EUR/100 kg

15,02

L40

EUR/100 kg

18,77

0406 90 78 9100

L04

EUR/100 kg

16,53

L40

EUR/100 kg

20,66

0406 90 78 9300

L04

EUR/100 kg

15,87

L40

EUR/100 kg

19,84

0406 90 79 9900

L04

EUR/100 kg

13,22

L40

EUR/100 kg

16,53

0406 90 81 9900

L04

EUR/100 kg

16,41

L40

EUR/100 kg

20,51

0406 90 85 9930

L04

EUR/100 kg

18,12

L40

EUR/100 kg

22,65

0406 90 85 9970

L04

EUR/100 kg

16,61

L40

EUR/100 kg

20,76

0406 90 86 9200

L04

EUR/100 kg

17,30

L40

EUR/100 kg

21,63

0406 90 86 9400

L04

EUR/100 kg

17,60

L40

EUR/100 kg

22,00

0406 90 86 9900

L04

EUR/100 kg

18,12

L40

EUR/100 kg

22,65

0406 90 87 9300

L04

EUR/100 kg

15,89

L40

EUR/100 kg

19,86

0406 90 87 9400

L04

EUR/100 kg

15,61

L40

EUR/100 kg

19,51

0406 90 87 9951

L04

EUR/100 kg

16,12

L40

EUR/100 kg

20,15

0406 90 87 9971

L04

EUR/100 kg

16,12

L40

EUR/100 kg

20,15

0406 90 87 9973

L04

EUR/100 kg

15,82

L40

EUR/100 kg

19,78

0406 90 87 9974

L04

EUR/100 kg

16,85

L40

EUR/100 kg

21,06

0406 90 87 9975

L04

EUR/100 kg

16,50

L40

EUR/100 kg

20,63

0406 90 87 9979

L04

EUR/100 kg

15,93

L40

EUR/100 kg

19,91

0406 90 88 9300

L04

EUR/100 kg

13,82

L40

EUR/100 kg

17,28

0406 90 88 9500

L04

EUR/100 kg

13,52

L40

EUR/100 kg

16,90

De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:

L20

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).

L04

:

Albanië, Bosnië en Herzegovina, Servië, Kosovo (), Montenegro en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

L40

:

Alle bestemmingen, met uitzondering van:

a)

derde landen: L04, Andorra, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Zwitzerland, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), de Verenigde Staten van Amerika, Kroatië, Turkije, Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Zuid Afrika;

b)

tot de lidstaten behorend grondgebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia, en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de Regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent.

c)

Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/7


VERORDENING (EG) Nr. 524/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor boter in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de uitvoerrestitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 16 juni 2009.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 16 juni 2009, het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor de in artikel 1, onder a) en b), en artikel 2, van die verordening vermelde producten en bestemmingen, vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


BIJLAGE

(EUR/100 kg)

Product

Productcodes

Maximumuitvoerrestitutie voor uitvoer naar de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 619/2008 vermelde bestemmingen

Boter

ex ex 0405 10 19 9700

70,00

Butteroil

ex ex 0405 90 10 9000

84,50


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/9


VERORDENING (EG) Nr. 525/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

tot vaststelling van het maximumbedrag van de uitvoerrestitutie voor mageremelkpoeder in het kader van de in Verordening (EG) nr. 619/2008 bedoelde permanente inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 619/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot opening van een permanente inschrijving voor de vaststelling van de uitvoerrestituties voor bepaalde zuivelproducten (2) voorziet in een permanente inschrijving.

(2)

Krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1454/2007 van de Commissie van 10 december 2007 houdende gemeenschappelijke bepalingen betreffende inschrijvingen voor de vaststelling van uitvoerrestituties voor bepaalde landbouwproducten (3) moet, na bestudering van de offertes die in het kader van de inschrijving zijn ingediend, een maximumbedrag van de restitutie worden vastgesteld voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 16 juni 2009.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In het kader van de bij Verordening (EG) nr. 619/2008 geopende permanente inschrijving wordt voor de inschrijvingsperiode die eindigt op 16 juni 2009, het maximumbedrag van de restitutie voor de in artikel 1, onder c), en artikel 2, van die verordening bedoelde producten en bestemmingen vastgesteld op 25,80 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 28.6.2008, blz. 20.

(3)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 69.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/10


VERORDENING (EG) Nr. 526/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor boter voor de 7e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 186/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 105/2008 van 5 februari 2008, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van boter voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009.

(2)

Krachtens artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 105/2008 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven.

(3)

Op grond van de voor de 7e bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 7e bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 186/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van boter is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 16 juni 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 220,00 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 64 van 10.3.2009, blz. 3.

(3)  PB L 32 van 6.2.2008, blz. 3.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/11


VERORDENING (EG) Nr. 527/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

tot vaststelling van de maximumaankoopprijs voor mageremelkpoeder voor de 5e bijzondere inschrijving in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 43, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 310/2009 (2) is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 214/2001 van 12 januari 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor mageremelkpoeder (3) een openbare inschrijving geopend voor de aankoop van mageremelkpoeder voor de periode die afloopt op 31 augustus 2009.

(2)

Krachtens artikel 17 van Verordening (EG) nr. 214/2001 moet op grond van de offertes die voor elke bijzondere inschrijving worden ontvangen, een maximumaankoopprijs worden vastgesteld of worden besloten geen gevolg aan de inschrijving te geven.

(3)

Op grond van de voor de 5e bijzondere inschrijving ontvangen offertes moet een maximumaankoopprijs worden vastgesteld.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de 5e bijzondere inschrijving die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 310/2009 geopende openbare inschrijving voor de aankoop van mageremelkpoeder is geopend en waarvoor de termijn voor de indiening van offertes op 16 juni 2009 is verstreken, wordt de maximumaankoopprijs vastgesteld op 167,90 EUR/100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 97 van 16.4.2009, blz. 13.

(3)  PB L 37 van 7.2.2001, blz. 100.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/12


VERORDENING (EG) Nr. 528/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 533/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 533/2007 van de Commissie van 14 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2009 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 533/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 125 van 15.5.2007, blz. 9.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2009-30.9.2009

(%)

P1

09.4067

1,996875

P2

09.4068

3,853812

P3

09.4069

0,881057

P4

09.4070

18,867924


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/14


VERORDENING (EG) Nr. 529/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 539/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor bepaalde producten in de sector eieren en ovoalbumine

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 539/2007 van de Commissie van 15 mei 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten voor eieren en ovoalbumine (3), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector eieren en ovoalbumine.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2009 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 539/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 128 van 16.5.2007, blz. 19.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2009-30.9.2009

(%)

E2

09.4401

33,640907


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/16


VERORDENING (EG) Nr. 530/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1385/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1385/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 774/94 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee (3), en met name op artikel 5, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in de eerste zeven dagen van juni 2009 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2009 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben, voor bepaalde contingenten, betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 1385/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009, worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

2.   De hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2009 vastgestelde hoeveelheid, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 47.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2009-30.9.2009

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.10.2009-31.12.2009 vastgestelde hoeveelheid

(kg)

1

09.4410

0,527539

2

09.4411

 (1)

3 825 000

3

09.4412

0,563656

4

09.4420

0,761626

5

09.4421

4,484381

6

09.4422

0,80776


(1)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/18


VERORDENING (EG) Nr. 531/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1384/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1384/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 2398/96 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Israël (3), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

De in de eerste zeven dagen van juni 2009 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend en die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2009 vastgestelde hoeveelheid, zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.

(3)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 40.


BIJLAGE

Nummer van de groep

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.7.2009-30.9.2009

(%)

Niet-aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1.10.2009-31.12.2009 vastgestelde hoeveelheid

(kg)

IL1

09.4092

 (1)

284 480

IL2

09.4091

 (2)

420 000


(1)  Niet van toepassing: de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(2)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/20


VERORDENING (EG) Nr. 532/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juni 2009 in het kader van het bij Verordening (EG) nr. 1383/2007 geopende tariefcontingent zijn ingediend voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1383/2007 van de Commissie van 26 november 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 779/98 van de Raad, wat betreft de opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor de invoer in de Gemeenschap van producten van de sector vlees van pluimvee van oorsprong uit Turkije (2), en met name op artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1383/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

(2)

De in de eerste zeven dagen van juni 2009 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2009 ingediende invoercertificaataanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De onder het contingent met volgnummer 09.4103 vallende hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen op grond van Verordening (EG) nr. 1383/2007 zijn ingediend en die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2009 vastgestelde hoeveelheid, bedragen 750 000 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 309 van 27.11.2007, blz. 34.


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/21


VERORDENING (EG) Nr. 533/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op melk en zuivelproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 164, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 162, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder p) en in deel XVI van bijlage I bij die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij die verordening.

(2)

In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten (2), uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, is aangegeven voor welke producten een restitutie moet worden vastgesteld wanneer deze worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, tweede alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 1043/2005 wordt de restitutie per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten vastgesteld voor dezelfde periode als die welke is gekozen voor de vaststelling van de restituties voor dezelfde producten die in onverwerkte toestand worden uitgevoerd.

(4)

In artikel 11 van de in het kader van de Uruguayronde gesloten Overeenkomst inzake de landbouw is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd.

(5)

Voor bepaalde melkproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, bestaat evenwel het gevaar dat, indien vooraf hoge restituties worden vastgesteld, de verplichtingen die met betrekking tot deze restituties zijn aangegaan, op het spel worden gezet. Om dat gevaar te voorkomen moeten passende voorzorgsmaatregelen worden genomen, zonder evenwel langetermijncontracten uit te sluiten. De vaststelling van specifieke restitutiebedragen voor het vooraf vaststellen van de restituties voor deze producten moet het mogelijk maken beide doelstellingen te verwezenlijken.

(6)

In artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 is bepaald dat voor de vaststelling van de restitutie in voorkomend geval rekening moet worden gehouden met restituties bij de productie en steunmaatregelen of andere maatregelen van gelijke werking die voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 vermelde basisproducten of daarmee gelijkgestelde producten in alle lidstaten worden toegepast uit hoofde van de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

(7)

Overeenkomstig artikel 100, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt steun verleend aan in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne verwerkte ondermelk, indien deze melk en de daarvan vervaardigde caseïne aan bepaalde eisen voldoen.

(8)

Verordening (EG) nr. 1898/2005 van de Commissie van 9 november 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad, wat betreft maatregelen voor de afzet van room, boter en boterconcentraat (3) op de markt van de Gemeenschap, bepaalt dat boter en room tegen verlaagde prijs beschikbaar worden gesteld aan industrieën die deze goederen verwerken.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in deel XVI van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in deel IV van bijlage XX bij Verordening (EG) nr. 1234/2007, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 19 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Heinz ZOUREK

Directeur-generaal Ondernemingen en industrie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(3)  PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Restituties welke van toepassing zijn vanaf 19 juni 2009 op bepaalde zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen  (1)

(EUR/100 kg)

GN-code

Omschrijving

Restituties

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

ex 0402 10 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van minder dan 1,5 gewichtspercenten (PG 2):

 

 

a)

in geval van uitvoer van goederen van GN-code 3501

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

22,80

22,80

ex 0402 21 19

Melk in poeder, in korrels of in andere vaste vorm, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een vetgehalte van 26 gewichtspercenten (PG 3):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room in de vorm van een aan PG 3 gelijkgesteld product, tegen verlaagde prijs krachtens Verordening (EG) nr. 1898/2005

37,48

37,48

b)

in geval van uitvoer van andere goederen

35,00

35,00

ex 0405 10

Boter met een vetgehalte van 82 gewichtspercenten (PG 6):

 

 

a)

bij uitvoer van producten, bevattende boter of room tegen verlaagde prijs, vervaardigd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1898/2005

65,00

65,00

b)

in geval van uitvoer van goederen behorende tot GN-code 2106 90 98, met een vetgehalte van 40 of meer gewichtspercenten

66,52

66,52

c)

in geval van uitvoer van andere goederen

65,00

65,00


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:

a)

derde landen: Andorra, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein en de Verenigde Staten van Amerika en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

b)

gebieden van de lidstaten van de EU die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, Helgoland, Groenland, de Faeröer en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent;

c)

Europese gebieden waarvoor buitenlandse betrekkingen onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat vallen en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar.

d)

bestemmingen als bedoeld in artikel 36, lid 1, artikel 44, lid 1, en artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11).


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/24


VERORDENING (EG) Nr. 534/2009 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2009

tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 143,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine, en met name op artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (2) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naar gelang van de oorsprong optredende prijsverschillen. De representatieve prijzen moeten derhalve worden bekendgemaakt.

(3)

Deze wijziging moet, gezien de marktsituatie, zo spoedig mogelijk worden toegepast.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

van de verordening van de Commissie van 18 juni 2009 tot vaststelling van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

105,0

0

BR

106,4

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

112,9

2

BR

98,6

6

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

200,0

30

BR

220,7

24

AR

270,2

9

CL

0207 14 50

Borsten van kippen, bevroren

191,9

6

BR

0207 14 60

Dijen van kippen, bevroren

112,0

9

BR

99,4

13

AR

0207 25 10

Geslachte kalkoenen (zogenaamde kalkoenen 80 %), bevroren

223,4

0

BR

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

230,2

20

BR

229,8

20

CL

0408 11 80

Eigeel

368,7

0

AR

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

348,3

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

257,7

9

BR

3502 11 90

Ovoalbumine, gedroogd

555,5

0

AR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/26


BESLUIT VAN DE RAAD

van 6 april 2009

houdende afsluiting van het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst

(2009/472/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna „ACS-EG-overeenkomst” genoemd) en met name op artikel 96,

Gelet op het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, inzake maatregelen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de ACS-EG-overeenkomst (1), en met name op artikel 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in artikel 9 van de ACS-EG-overeenkomst vastgelegde essentiële elementen zijn geschonden.

(2)

Krachtens artikel 96 van de ACS-EG-overeenkomst is op 20 oktober 2008 tussen de ACS-landen en de Islamitische Republiek Mauritanië overleg van start gegaan. Tijdens dit overleg hebben de vertegenwoordigers van het aan de macht zijnde militaire bewind geen bevredigende voorstellen en verbintenissen gepresenteerd. Ondanks een aanvullende termijn van één maand, kon geen enkel nieuw element worden geconstateerd,

BESLUIT:

Artikel 1

Het krachtens artikel 96 van de ACS-EG-overeenkomst met de Islamitische Republiek Mauritanië gevoerde overleg wordt afgesloten.

Artikel 2

De maatregelen die worden genoemd in de brief in bijlage dezes worden goedgekeurd als passende maatregelen in de zin van artikel 96, lid 2, onder c), van de ACS-EG-overeenkomst.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het besluit verstrijkt op 6 april 2011. Het wordt regelmatig, en minstens om de zes maanden, opnieuw bekeken op basis van gezamenlijke toezichtmissies van het voorzitterschap van de Europese Unie en de Commissie.

Artikel 4

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 6 april 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. POSPÍŠIL


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376.


BIJLAGE

Excellentie,

De Europese Unie hecht groot belang aan de essentiële elementen van artikel 9 van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (hierna „ACS-EG-overeenkomst” genoemd), betreffende de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, waarop het ACS-EG-partnerschap is gebaseerd.

Derhalve heeft de Europese Unie de militaire staatsgreep van 6 augustus 2008 terstond veroordeeld, en heeft zij bij herhaling opgeroepen tot eerbiediging van de democratie en het wettelijke institutionele kader dat in 2007 was gecreëerd. Krachtens artikel 96 van de herziene ACS-EG-overeenkomst en gezien het feit dat met de staatsgreep de in artikel 9 van genoemde overeenkomst beschreven essentiële elementen op ernstige wijze worden geschonden, is de Europese Unie met de zittende machthebbers een politieke dialoog aangegaan om de situatie te onderzoeken en de mogelijke consensuele oplossingen te bekijken om spoedig tot een terugkeer tot de grondwettelijke orde te komen.

Na de openingszitting van dit overleg in Parijs op 20 oktober 2008 hoorde de Europese Unie geen bevredigende voorstellen van de kant van de Mauritaanse partij. In een geest van openheid voor dialoog en zicht bewust van de complexe politieke situatie in Mauritanië heeft de Europese Unie aanvankelijk voorgesteld om het overleg één maand te laten voortduren, waarbij een bevredigend voorstel voor een oplossing van de kant van de Mauritaanse partij een nieuwe overlegronde mogelijk zou maken. De Unie heeft de ACS-staten en de Mauritaanse partij ook in kennis gesteld van het feit dat bij ontstentenis van nieuwe elementen, het overleg zou worden afgesloten en passende maatregelen zouden worden aangenomen.

Tijdens een aantal vergaderingen onder voorzitterschap van de Afrikaanse Unie hebben de Europese Unie en de andere vijf internationale organisaties die deze internationale contactgroep voor Mauritanië vormen, duidelijk de essentiële elementen van een consensuele politieke oplossing voor de crisis geïdentificeerd.

De internationale contactgroep is op 28 januari 2009, aan de vooravond van de effectieve uitvoering van de individuele sancties van de Afrikaanse Unie, en op 20 februari 2009 opnieuw bijeengekomen om te constateren dat er verscheidene voorstellen voor een uitweg uit de crisis ter tafel liggen, waarvan die van de zittende machthebbers nog ontoereikend wordt geacht. De internationale contactgroep heeft de Mauritaanse partijen uitgenodigd voor een alomvattende nationale politieke dialoog onder auspiciën van de voorzitter van de Afrikaanse Unie om tot een consensuele terugkeer tot de grondwettelijke orde te komen.

Passende begeleidende maatregelen voor een terugkeer naar de grondwettelijke orde

Op basis van het voorgaande heeft de Europese Unie besloten een einde te maken aan de periode van overleg en, overeenkomstig artikel 96, lid 2, onder c), van de herziene ACS-EG-overeenkomst, de hierna omschreven passende maatregelen te nemen. Gezien de huidige, onbevredigende situatie en de reeds lopende bevriezing van een groot deel van de samenwerking, zijn deze passende maatregelen gericht op een geleidelijke hervatting van de samenwerking naargelang de volgende etappen op de weg van een consensuele terugkeer tot de grondwettelijke orde worden afgelegd:

1.

huidige situatie en onmiddellijke maatregelen;

2.

een consensuele uitweg uit de crisis overeenkomstig de essentiële elementen zoals voorgesteld door de internationale gemeenschap, en meer bepaald de instelling, in het kader van een alomvattende en open politieke dialoog, van een kader voor vrije, transparante en representatieve presidentsverkiezingen, georganiseerd door geloofwaardige instellingen, onder auspiciën van een neutrale regering;

3.

de feitelijke en onomkeerbare uitvoering van bovengenoemde uitweg uit de crisis;

4.

volledige terugkeer van Mauritanië tot de grondwettelijke orde. Deze situatie is gerealiseerd zodra een legitiem staatshoofd aan het bewind is en de grondwet van kracht is.

1.   Huidige situatie en onmiddellijke maatregelen

De hierna omschreven maatregelen worden aangenomen. De restrictieve maatregelen voor de samenwerking zullen geen invloed hebben op de humanitaire hulp en evenmin op de rechtstreekse steun aan de Mauritaanse bevolking en samenleving.

De politieke dialoog overeenkomstig artikel 8 van de ACS-EG-overeenkomst zal gevoerd blijven worden met alle Mauritaanse partijen, parallel aan de passende maatregelen vermeld in bijlage VII, artikel 2, lid 5, van de ACS-EG-overeenkomst. Die dialoog zal worden gevoerd in coördinatie met de Internationale Contactgroep voor Mauritanië en kan worden geïntensiveerd zodra een consensuele oplossing voor een terugkeer tot de grondwettelijke orde is aanvaard.

A.

De uitvoering van de lopende projecten en van het indicatieve programma van het 10e EOF, met de hieronder vermelde uitzonderingen en wijzigingen, blijft geschorst tot aan een eventuele geleidelijke hervatting van de samenwerking op de hieronder beschreven voorwaarden.

B.

De Commissie behoudt zich het recht voor om de taken van de nationale ordonnateur van het EOF onmiddellijk over te nemen.

C.

Voor zover de ontwikkeling van het sectorale beleid en de besluiten ter zake van de feitelijke, niet wettelijke machthebbers van invloed zijn op de nog lopende samenwerking, en in de hoop van een eventuele hervatting van de samenwerking na een voor de internationale gemeenschap aanvaardbare oplossing van de crisis, zullen de diensten van de Commissie blijven deelnemen aan de op technisch niveau gevoerde dialoog over het sectorale beleid in Mauritanië, zonder dat deze dialoog kan worden beschouwd als een erkenning van de wettelijkheid van de feitelijke machthebbers na de staatsgreep van 6 augustus 2008.

D.

De betalingen die betrekking hebben op reeds lopende contracten zullen worden verricht overeenkomstig de daarop betrekking hebbende financieringsbesluiten. Dit omvat de volgende projecten:

de wegen Rosso-Boghé en Kaedi-Gouaraye alsook technische bijstand aan het ministerie van Vervoer;

project „Aménagement de l’Oasis d’Adrar” (afsluiting van de lopende vastleggingen);

waterfaciliteit: voortzetting van de drie lopende contracten;

energiefaciliteit: voortzetting van de lopende contracten;

steunprogramma voor de nationale ordonnateur: noodzakelijke maatregelen voor de afsluiting van het programma;

regionaal programma zonne-energie: voortzetting van de lopende contracten in Mauritanië;

steunprogramma voor maatschappelijke organisaties. Continuïteit met de uitvoering van activiteiten inzake goed bestuur in het kader van oproepen tot het indienen van voorstellen die direct door de Commissie worden beheerd;

steunprogramma voor het „Établissement national d’entretien routier (ENER)”: voortzetting beperkt tot de lopende contractuele verbintenissen;

subsidiecontract in het kader van de regionale B-portefeuille voor de wederopbouw van de overstroomde gebieden in het stroomgebied van de Senegal;

steun voor lokale overheden (buiten EOF): project voor beter gemeentelijk waterbeheer in Nouakchott en partnerschap voor steun aan het schoolsysteem van de gemeente Boustilla;

saneringsproject Zazou (buiten EOF, medefinanciering ngo’s).

E.

Voor de volgende programma’s kunnen nieuwe contracten worden ondertekend, mits de financieringsovereenkomsten worden gerespecteerd:

publiceren van lokale oproepen tot het indienen van voorstellen op de gebieden niet-overheidsactoren en democratie en mensenrechten (buiten EOF). De oproepen tot het indienen van voorstellen ten behoeve van lokale overheden blijven echter geschorst;

uitvoering van het steunproject voor het beheer van migratiestromen uit de regionale fondsen ACS 9e EOF;

uitvoering van het project voor steun aan de terugkeer van vluchtelingen in coördinatie en harmonisatie met het Bureau voor humanitaire hulp van de Commissie (ECHO), voor zover de situatie in Mauritanië de uitvoering ervan mogelijk maakt en de contractuele afspraken worden nageleefd.

F.

Nieuwe projecten kunnen worden onderzocht op de volgende gebieden:

in het kader van de respons op de voedselcrisis via de regionale B-portefeuille van het 10e EOF kan op de bevolking gerichte steun voor een bedrag van 2 080 000 EUR worden geprogrammeerd; dit bedrag moet door een internationale organisatie en/of ngo worden besteed zonder dat deze activiteit enige directe steun aan de staat of overheidsdiensten behelst;

programmering van het budget voor Mauritanië in het kader van de nieuwe voedselfaciliteit en de aparte begrotingspost „voedselzekerheid”, door middel van steunprojecten aan de landbouw die door internationale organisaties of ngo’s kunnen worden uitgevoerd;

het nationale indicatieve programma van het 10e EOF voorzag in een indicatief bedrag van 40 miljoen EUR voor begrotingssteun. Dit project kan niet worden onderzocht vóór een volledige terugkeer tot de grondwettelijke orde zoals omschreven in punt 4, en mits de algemene subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de uitvoering van dit type programma worden gerespecteerd;

het indicatieve bedrag van dit programma wordt nu reeds tot 25 miljoen EUR teruggebracht. Van de beschikbare 15 miljoen EUR worden 10 miljoen EUR in reserve gehouden voor eventuele steun voor verkiezingen in het kader van een grondwettelijke oplossing van de crisis volgens de wensen van de internationale gemeenschap. De andere 5 miljoen EUR worden in reserve gehouden voor onder andere eventuele humanitaire crisissituaties die ten gevolge van de staatsgreep van 6 augustus 2008 kunnen ontstaan;

het programma voor steun voor het beheer van migratiestromen, waarvoor in het nationale indicatieve programma een bedrag van 8 miljoen EUR is geraamd, zal uitzonderlijk worden onderzocht vóór de eventuele hervatting van de samenwerking, op basis van doelstellingen en prioriteiten die nog niet zijn bepaald.

2.   Aanvaarde consensuele oplossing

Deze situatie houdt in dat er een effectief akkoord tussen de Mauritaanse partijen bestaat als omschreven in punt 2 van de inleiding.

G.

De volgende projecten worden vrijgegeven:

ertshaven in Nouadhibou. Onderhandeling over en ondertekening van het contract voor de vernieuwing van de haven voor zover de geldende regelgeving en de resultaten van de aanbesteding dat mogelijk maken. Aangezien de niet verlengbare termijn voor de uitvoering van dit project loopt tot 31 december 2011, is er een reëel risico dat de financiële middelen voor dit project (45 miljoen EUR) verloren gaan. De Commissie zal alle mogelijkheden onderzoeken ter beperking van dit risico, dat echter groter zal worden naarmate de tijd verstrijkt;

herprogrammering van een project voor de lichting van wrakken in de haven van Nouadhibou, ten gevolge van de overdracht met ingang van 31 december 2008 naar het 10e EOF van de daartoe bestemde Stabex-fondsen (23 miljoen EUR). Zonder de staatsgreep zou hiervoor een contract moeten zijn getekend vóór eind 2008. De procedures voor de herprogrammering en het onderzoek van het nieuwe project zullen onmiddellijk beginnen, om zo snel mogelijk te kunnen overgaan naar de uitvoeringsfase zodra de politieke situatie dat toelaat (aanvaarde consensuele oplossing);

publicatie van de lokale oproepen tot het indienen van voorstellen ten behoeve van lokale overheden die voorheen waren geschorst.

3.   Uitvoering van de uitweg uit de crisis

Deze situatie houdt in dat de consensuele oplossing voor een uitweg uit de crisis als omschreven in punt 3 van de inleiding onomkeerbaar wordt uitgevoerd.

H.

De samenwerking zal verder worden hervat. Hieronder kan worden begrepen:

eventuele steun voor en eventuele waarneming bij nieuwe verkiezingen;

verdere uitvoering van het programma voor steun aan justitie;

uitvoering van het Europese programma voor institutionele versterking van de lokale overheden en hun diensten;

uitvoering van alle programma’s en projecten die waren ondertekend of gepland in het kader van het 8e en 9e EOF, maar waarvoor nog geen contracten waren opgesteld.

4.   Volledige terugkeer tot de grondwettelijke orde

I.

De volledige terugkeer van Mauritanië tot de grondwettelijke orde zal de opheffing mogelijk maken van alle beperkingen die hierboven zijn opgesomd overeenkomstig artikel 96, lid 2, onder a), vierde alinea, van de ACS-EG-overeenkomst. Dit zal onder meer de integrale uitvoering van het indicatieve programma van het 10e EOF (156 miljoen EUR) mogelijk maken, weliswaar rekening houdend met een eventuele herziening van dit programma ten gevolge van de negatieve sociale, economische en politieke gevolgen van de staatsgreep van 6 augustus 2008.

Toezicht op de passende maatregelen

De Europese Unie zal de toestand in Mauritanië op de voet blijven volgen en kan eventueel steun verlenen aan de verwezenlijking van een consensuele politieke oplossing voor de crisis, mits deze oplossing gebaseerd is op de hierboven genoemde essentiële elementen overeenkomstig de wensen van de internationale gemeenschap. Daartoe zullen geregelde toezichtmissies worden georganiseerd.

De Europese Unie behoudt zich het recht voor de hierboven vermelde maatregelen te onderzoeken en te herzien om rekening te houden met eventuele ontwikkelingen van de situatie in Mauritanië.

Met de meeste hoogachting,

Voor de Commissie

José Manuel BARROSO

Voor de Raad

J. POSPÍŠIL


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/31


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 mei 2009

inzake de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee

(2009/473/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap heeft met de Republiek Guinee onderhandeld over een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector waarbij aan communautaire vaartuigen vangstmogelijkheden worden toegekend in de wateren waarover de Republiek Guinee de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden bezit.

(2)

Na afloop van die onderhandelingen is op 20 december 2008 een nieuwe partnerschapsovereenkomst in de visserijsector geparafeerd.

(3)

De overeenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van de Republiek Guinee, anderzijds, van 28 maart 1983 moet worden ingetrokken bij de nieuwe partnerschapsovereenkomst in de visserijsector.

(4)

Om te garanderen dat de communautaire vaartuigen kunnen blijven vissen, is het van belang dat de nieuwe partnerschapsovereenkomst in de visserijsector zo spoedig mogelijk wordt toegepast. Daarom hebben beide partijen een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing vanaf 1 januari 2009 van de nieuwe partnerschapsovereenkomst in de visserijsector geparafeerd.

(5)

Het is in het belang van de Gemeenschap de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector goed te keuren.

(6)

Bepaald moet worden hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee inzake de visserij voor de kust van Guinee voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd, onder voorbehoud van het besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst.

De tekst van de genoemde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1.   De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Spanje

15 vaartuigen

Frankrijk

11 vaartuigen

Italië

2 vaartuigen

b)

vaartuigen voor de hengelvisserij:

Spanje

8 vaartuigen

Frankrijk

4 vaartuigen

2.   Als met de aanvragen voor vismachtigingen van de in lid 1 vermelde lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie aanvragen voor vismachtigingen van andere lidstaten in overweging nemen.

Artikel 3

De lidstaten waarvan de vaartuigen in het kader van de in artikel 1 genoemde overeenkomst vissen, melden de in de visserijzone van de Republiek Guinee gevangen hoeveelheden van elk bestand aan de Commissie en doen dit, tot de datum van inwerkingtreding van de verordening tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (1), overeenkomstig Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de communautaire vissersvaartuigen in de wateren van derde landen en in volle zee (2), en na die datum overeenkomstig de eerstbedoelde uitvoeringsbepalingen.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

V. TOŠOVSKÝ


(1)  Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad van 29 september 2008 betreffende machtigingen voor visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten de communautaire wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de communautaire wateren, en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93 en (EG) nr. 1627/94 en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 3317/94 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 33).

(2)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.


OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

betreffende de voorlopige toepassing van de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee

Geachte heer,

Het doet mij genoegen dat de onderhandelaars van de Republiek Guinee en van de Europese Gemeenschap overeenstemming hebben bereikt over een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Guinee en de Europese Gemeenschap, alsmede over een protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, en de bijlagen daarbij.

Het resultaat van deze onderhandelingen, dat een positief gevolg is van de vorige overeenkomst, zal onze relaties op visserijgebied intensiveren en leiden tot een volwaardig partnerschapskader voor de ontwikkeling van een duurzaam en verantwoordelijk visserijbeleid in de wateren van Guinee. Ik wil u dan ook voorstellen de procedures ter goedkeuring en ratificatie van de teksten van de overeenkomst, het protocol en de bijbehorende bijlage en aanhangsels gelijktijdig in te leiden overeenkomstig de in de Republiek Guinee en de Europese Gemeenschap geldende procedures voor de inwerkingtreding ervan.

Verwijzend naar de overeenkomst en het protocol die op 20 december 2008 zijn geparafeerd en waarbij voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie zijn vastgesteld, heb ik de eer u mee te delen dat de regering van de Republiek Guinee zich, met het oog op de continuïteit van de visserijactiviteiten van de communautaire vaartuigen in de wateren van Guinee, bereid verklaart deze overeenkomst en dit protocol met ingang van 1 januari 2009 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding ervan overeenkomstig artikel 19 van de overeenkomst, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dat geval dient de eerste tranche van de in artikel 2 van het protocol vastgestelde financiële tegenprestatie te worden betaald vóór 30 november 2009.

Mag ik u vragen te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing?

Met de meeste hoogachting,

 

Geachte heer,

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden welke als volgt luidt:

„Het doet mij genoegen dat de onderhandelaars van de Republiek Guinee en van de Europese Gemeenschap overeenstemming hebben bereikt over een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Republiek Guinee en de Europese Gemeenschap, alsmede over een protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, en de bijlagen daarbij.

Het resultaat van deze onderhandelingen, dat een positief gevolg is van de vorige overeenkomst, zal onze relaties op visserijgebied intensiveren en leiden tot een volwaardig partnerschapskader voor de ontwikkeling van een duurzaam en verantwoordelijk visserijbeleid in de wateren van Guinee. Ik wil u dan ook voorstellen de procedures ter goedkeuring en ratificatie van de teksten van de overeenkomst, het protocol en de bijbehorende bijlage en aanhangsels gelijktijdig in te leiden overeenkomstig de in de Republiek Guinee en de Europese Gemeenschap geldende procedures voor de inwerkingtreding ervan.

Verwijzend naar de overeenkomst en het protocol die op 20 december 2008 zijn geparafeerd en waarbij voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012 de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie zijn vastgesteld, heb ik de eer u mee te delen dat de regering van de Republiek Guinee zich, met het oog op de continuïteit van de visserijactiviteiten van de communautaire vaartuigen in de wateren van Guinee, bereid verklaart deze overeenkomst en dit protocol met ingang van 1 januari 2009 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding ervan overeenkomstig artikel 19 van de overeenkomst, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dat geval dient de eerste tranche van de in artikel 2 van het protocol vastgestelde financiële tegenprestatie te worden betaald vóór 30 november 2009.

Mag ik u vragen te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing?”.

Ik heb de eer u te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

Met de meeste hoogachting,

 


PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST

in de visserijsector tussen de Republiek Guinee en de Europese Gemeenschap

DE REPUBLIEK GUINEE,

hierna „Guinee” genoemd,

en

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna „de Gemeenschap” genoemd,

hierna als „de partijen” aangeduid,

GELET OP de nauwe samenwerking tussen de Gemeenschap en Guinee, met name in het kader van de overeenkomst van Cotonou, en op de wens van beide partijen deze betrekkingen te intensiveren,

GELET OP de wens van beide partijen om de verantwoorde exploitatie van de visbestanden via samenwerking te bevorderen,

REKENING HOUDEND MET de bepalingen van het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties,

VASTBESLOTEN om de beslissingen en aanbevelingen uit te voeren van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan, hierna de „ICCAT” genoemd,

ZICH BEWUST van het belang van de beginselen die zijn vastgelegd in de in 1995 tijdens de conferentie van de FAO goedgekeurde Gedragscode voor een verantwoorde visserij,

VASTBERADEN om in hun beider belang samen te werken aan de invoering van een verantwoorde visserij ter waarborging van de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de mariene biologische rijkdommen,

ERVAN OVERTUIGD DAT bij deze samenwerking de complementariteit voorop moet staan van de initiatieven en de acties die door beide partijen samen of door elk van de partijen afzonderlijk worden uitgevoerd en dat daartoe de coherentie van de beleidslijnen en de synergie van de inspanningen moeten worden gegarandeerd,

VASTBESLOTEN daartoe een dialoog op gang te brengen over het door de regering van Guinee vastgestelde sectorale visserijbeleid, en passende middelen te kiezen om ervoor te zorgen dat dit beleid doeltreffend wordt uitgevoerd en dat de economische actoren en het maatschappelijk middenveld bij dit proces worden betrokken,

VERLANGENDE voorwaarden en voorschriften vast te stellen met betrekking tot de visserijactiviteiten van communautaire vaartuigen die actief zijn in de wateren van Guinee en met betrekking tot de steun die de Gemeenschap verleent voor de invoering van een verantwoorde visserij in die wateren,

VASTBERADEN te streven naar een nog nauwere economische samenwerking op visserijgebied en in de daarvan afhankelijke sectoren door de oprichting en ontwikkeling van joint ventures tussen ondernemingen van beide partijen,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze overeenkomst worden de beginselen, regels en procedures vastgesteld inzake:

de economische, financiële, technische en wetenschappelijke samenwerking op visserijgebied, die tot doel heeft om, ter bevordering van de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden, een verantwoorde visserij in de visserijzones van Guinee in te voeren en de visserijsector van Guinee te ontwikkelen,

de toegang van de communautaire vissersvaartuigen tot de visserijzones van Guinee,

de samenwerking betreffende de regelingen voor de controle van de visserij in de visserijzones van Guinee, met als doel de naleving van de bovengenoemde voorschriften te garanderen, ervoor te zorgen dat de maatregelen op het gebied van de instandhouding en het beheer van de visbestanden hun doel treffen en illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visvangst te bestrijden,

partnerschappen tussen bedrijven voor de ontwikkeling, in hun gemeenschappelijk belang, van economische activiteiten in de visserijsector en van daarmee verband houdende activiteiten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)

„autoriteiten van Guinee”: het voor visserij bevoegde ministerie;

b)

„autoriteiten van de Gemeenschap”: de Commissie;

c)

„visserijzone van Guinee”: de wateren waarover Guinee op visserijgebied de jurisdictie heeft. De in deze overeenkomst bedoelde visserijactiviteiten van communautaire vaartuigen mogen alleen worden uitgeoefend in de zones waarin visserij is toegestaan op grond van de wetgeving van Guinee;

d)

„vissersvaartuig”: elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van levende aquatische hulpbronnen;

e)

„communautair vaartuig”: een vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap voert en in de Gemeenschap is geregistreerd;

f)

„gemengde commissie”: een commissie van vertegenwoordigers van de Gemeenschap en Guinee als omschreven in artikel 10 van deze overeenkomst;

g)

„overlading”: het overbrengen, in een haven en/of op een rede, van alle vis aan boord van een vissersvaartuig of een gedeelte daarvan, naar een ander vissersvaartuig;

h)

„abnormale omstandigheden”, andere omstandigheden dan natuurverschijnselen die aan de redelijke controle van een van de partijen ontsnappen en de uitoefening van de visserijactiviteiten in de wateren van Guinee verhinderen;

i)

„ACS-zeelieden”, elke zeeman die onderdaan is van een niet-Europees land dat de overeenkomst van Cotonou heeft ondertekend. In die zin is een Guinese zeeman een ACS-zeeman;

j)

„de toezichthoudende autoriteit”: het „Centre National de Surveillance et de Protection des Pêches” (CNSP);

k)

„de delegatie”: de delegatie van de Commissie in Guinee;

l)

„reder”: elke persoon die juridisch aansprakelijk is voor een vissersvaartuig;

m)

„vismachtiging”: het recht om overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst visserijactiviteiten te verrichten in een bepaalde periode, in een bepaalde zone of voor een bepaalde soort van visserij.

Artikel 3

Beginselen en doelstellingen van deze overeenkomst

1.   De partijen verbinden zich tot het bevorderen van een verantwoorde visserij in de visserijzones van Guinee, zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in die wateren actief zijn en zonder afbreuk te doen aan de overeenkomsten tussen ontwikkelingslanden van één bepaald geografisch gebied, met inbegrip van wederzijdse visserijovereenkomsten.

2.   De partijen verbinden zich ertoe de beginselen van dialoog en voorafgaand overleg tot regel te verheffen, met name wat betreft de uitvoering van het sectorale visserijbeleid enerzijds en van het beleid en de maatregelen van de Gemeenschap die een impact kunnen hebben op de visserijsector van Guinee, anderzijds.

3.   De partijen werken ook samen aan gezamenlijke en individuele evaluaties voor, tijdens en na maatregelen, programma’s en acties die worden uitgevoerd op grond van deze overeenkomst.

4.   De partijen verbinden zich ertoe deze overeenkomst uit te voeren volgens de beginselen van goed economisch en sociaal bestuur en beogen daarbij in Guinee banen te scheppen, rekening houdend met de toestand van de visbestanden.

5.   Met name geldt voor het werk dat ACS-zeelieden op communautaire vaartuigen verrichten, de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk, die van rechtswege van toepassing is op de overeenkomstige contracten en algemene arbeidsvoorwaarden. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

Artikel 4

Wetenschappelijke samenwerking

1.   Tijdens de duur van de overeenkomst doen de Gemeenschap en Guinee het nodige om de ontwikkeling van de toestand van de visbestanden in de visserijzone van Guinee te volgen.

2.   De twee partijen plegen, op basis van de aanbevelingen en resoluties van alle bevoegde internationale organisaties voor de exploitatie en het beheer van de visserij en in het licht van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, overleg in de in artikel 10 van deze overeenkomst bedoelde gemengde commissie om, eventueel na een wetenschappelijke vergadering en in onderlinge overeenstemming, maatregelen voor een duurzaam beheer van de visbestanden vast te stellen die van belang zijn voor de activiteiten van de communautaire vaartuigen.

3.   De partijen verbinden zich ertoe om, hetzij rechtstreeks, inclusief op subregionaal niveau, hetzij binnen de bevoegde internationale organisaties, te overleggen met het oog op het beheer en de instandhouding van de biologische rijkdommen in de Atlantische Oceaan en op samenwerking in het kader van het wetenschappelijk onderzoek ter zake.

Artikel 5

Toegang van communautaire vaartuigen tot de visgronden in de wateren van Guinee

1.   Guinee verbindt zich ertoe communautaire vaartuigen in zijn visserijzone te laten vissen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst en van het aan de overeenkomst gehechte protocol en de daarbij horende bijlage.

2.   De visserijactiviteiten waarop deze overeenkomst betrekking heeft, moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de in Guinee geldende wetten en voorschriften. De autoriteiten van Guinee stellen de Gemeenschap in kennis van elke wijziging in voornoemde wetgeving. Onverminderd bepalingen die de partijen onder elkaar zouden kunnen overeenkomen, moeten de communautaire vaartuigen deze wijzigingen in de regelgeving binnen één maand na de kennisgeving ervan in acht nemen.

3.   Guinee verbindt zich ertoe al het nodige te doen voor de doeltreffende toepassing van de in het protocol opgenomen bepalingen inzake visserijtoezicht. De communautaire vaartuigen werken samen met de voor de uitvoering van dit toezicht bevoegde autoriteiten van Guinee.

4.   De Gemeenschap verbindt zich ertoe al het nodige te doen om ervoor te zorgen dat haar vaartuigen de bepalingen van deze overeenkomst en de wetgeving inzake de uitoefening van de visserij in de wateren onder de jurisdictie van Guinee in acht nemen, conform het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties.

Artikel 6

Voorwaarden voor de uitoefening van de visserij — Exclusiviteitsclausule

1.   De communautaire vaartuigen mogen slechts visserijactiviteiten in de visserijzone van Guinee uitoefenen indien zij in het bezit zijn van een geldige vismachtiging die door Guinee in het kader van deze overeenkomst en het daaraan gehechte protocol is afgegeven.

2.   Voor niet in het geldende protocol opgenomen visserijtypes en voor de experimentele visserij kan het ministerie vismachtigingen afgeven aan communautaire vaartuigen. Dergelijke machtigingen mogen echter alleen worden afgegeven indien beide partijen daarover gunstig hebben geadviseerd.

3.   De procedure voor het verkrijgen van een vismachtiging voor een vaartuig, de geldende bedragen en de wijze van betaling door de reder zijn vermeld in de bijlage bij het protocol.

Artikel 7

Financiële tegenprestatie

1.   De Gemeenschap betaalt Guinee een financiële tegenprestatie overeenkomstig de in het protocol en de bijlagen vastgestelde voorwaarden en regelingen. Deze financiële tegenprestatie wordt berekend op basis van twee elementen, namelijk:

a)

de toegang van communautaire vaartuigen tot de wateren en de visbestanden van Guinee, en

b)

de financiële steun van de Gemeenschap voor het voeren van een nationaal visserijbeleid dat gericht is op een verantwoorde visserij en een duurzame exploitatie van de visbestanden in de Guinese wateren.

2.   Het in lid 1, onder b), bedoelde gedeelte van de financiële tegenprestatie wordt berekend op basis van doelstellingen die de twee partijen in onderlinge overeenstemming en overeenkomstig de bepalingen van het protocol vaststellen voor het door de Guinese regering omschreven sectorale visserijbeleid, en op basis van de desbetreffende jaarlijkse en meerjarige programmering van de uitvoering.

3.   De financiële tegenprestatie van de Gemeenschap wordt ieder jaar betaald overeenkomstig de bepalingen van het protocol en onverminderd de bepalingen van deze overeenkomst en van het protocol inzake eventuele wijzigingen van het bedrag van de tegenprestatie op grond van:

a)

abnormale omstandigheden;

b)

een verlaging van de vangstmogelijkheden voor communautaire vaartuigen die in onderlinge overeenstemming wordt vastgesteld met het oog op de toepassing van maatregelen voor het beheer van de betrokken bestanden die op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies nodig worden geacht voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van de mariene rijkdommen;

c)

een verhoging van de vangstmogelijkheden voor communautaire vaartuigen die in onderlinge overeenstemming door de partijen wordt vastgesteld voor zover dit gezien de toestand van de betrokken bestanden volgens het beste beschikbare wetenschappelijke advies mogelijk is;

d)

een gezamenlijke herziening van de voorwaarden voor de financiële steun voor de tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van Guinee, voor zover dit gerechtvaardigd is op grond van de door de partijen geconstateerde resultaten van de jaarlijkse en meerjarige programmering;

e)

de opzegging van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 15;

f)

de schorsing van de toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 14.

Artikel 8

Bevordering van de samenwerking tussen de economische actoren en in het maatschappelijk middenveld

1.   De partijen bevorderen economische, wetenschappelijke en technische samenwerking in de visserijsector en verwante sectoren. Zij plegen onderling overleg om de verschillende maatregelen die hiertoe kunnen worden genomen, te coördineren.

2.   De partijen verbinden zich ertoe de uitwisseling van informatie over visserijtechnieken, vistuig, conserveringsmethoden en procedés voor de verwerking van visserijproducten te bevorderen.

3.   De partijen spannen zich in om omstandigheden te creëren die bevorderlijk zijn voor de technische, economische en commerciële betrekkingen tussen hun bedrijven; hiertoe bieden zij stimulansen die een klimaat scheppen dat aanzet tot zaken doen en investeren.

4.   De partijen stimuleren met name de oprichting van joint ventures die gericht zijn op het wederzijdse belang, met voortdurende inachtneming van de vigerende Guinese en communautaire wetgeving.

Artikel 9

Administratieve samenwerking

De overeenkomstsluitende partijen, die zich willen verzekeren van de doeltreffendheid van de maatregelen voor beheer en instandhouding van de visbestanden:

ontwikkelen een administratieve samenwerking om er elk van hun kant op toe te zien dat hun vaartuigen de bepalingen van deze overeenkomst en de regelgeving betreffende de maritieme visserij van Guinee respecteren,

werken samen om met name via gegevensuitwisseling en nauwe administratieve samenwerking illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visvangst te voorkomen en te bestrijden.

Artikel 10

Gemengde commissie

1.   Er wordt een gemengde commissie opgericht die wordt belast met de follow-up en de controle van de toepassing van deze overeenkomst. De gemengde commissie moet:

a)

toezicht houden op de uitvoering, de interpretatie en de goede werking van de overeenkomst, en op het oplossen van geschillen;

b)

toezicht houden op de bijdrage van de partnerschapsovereenkomst aan de tenuitvoerlegging van het sectoraal visserijbeleid van Guinee en deze evalueren;

c)

optreden als contactorgaan voor vraagstukken van gemeenschappelijk belang op visserijgebied;

d)

fungeren als forum voor de minnelijke schikking van geschillen over de interpretatie of toepassing van de overeenkomst;

e)

indien nodig de vangstmogelijkheden herzien, en naar aanleiding daarvan de financiële tegenprestatie;

f)

voorwaarden voor de uitoefening van de visserij vaststellen overeenkomstig het protocol;

g)

praktische bepalingen vaststellen voor de in artikel 9 van deze overeenkomst bedoelde administratieve samenwerking;

h)

elke andere taak vervullen die de partijen haar in onderlinge overeenstemming opleggen, inclusief taken in verband met de strijd tegen de illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visvangst en met administratieve samenwerking.

2.   De gemengde commissie komt minstens eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in Guinee en in de Gemeenschap, en wordt voorgezeten door de partij die de vergadering organiseert. Op verzoek van één van beide partijen wordt een buitengewone vergadering belegd.

Artikel 11

Geografisch toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag gestelde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van Guinee en de wateren onder Guinese jurisdictie.

Artikel 12

Duur

Deze overeenkomst is geldig voor een periode van vier jaar vanaf de datum van inwerkingtreding; zij wordt stilzwijgend verlengd voor telkens een periode van vier jaar, tenzij zij overeenkomstig artikel 15 wordt opgezegd.

Artikel 13

Regeling van geschillen

Bij geschillen betreffende de interpretatie en/of de toepassing van deze overeenkomst plegen de partijen overleg.

Artikel 14

Schorsing

1.   De toepassing van deze overeenkomst kan op initiatief van een van de partijen worden geschorst wanneer tussen de partijen een ernstige onenigheid bestaat over de toepassing van de bepalingen van de overeenkomst. De toepassing kan pas worden geschorst indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de schorsing meldt. Na ontvangst van deze kennisgeving plegen de partijen overleg met het oog op de minnelijke schikking van hun geschil.

2.   De in artikel 7 bedoelde financiële bijdrage wordt voor de duur van de schorsing evenredig en pro rata temporis verlaagd.

Artikel 15

Opzegging

1.   Deze overeenkomst kan door elke partij wegens abnormale gebeurtenissen worden opgezegd, bijvoorbeeld wanneer de toestand van de betrokken visbestanden verslechtert, wanneer wordt geconstateerd dat de door Guinee aan communautaire vaartuigen toegekende vangstmogelijkheden afnemen of wanneer de door de partijen aangegane verbintenissen tot het bestrijden van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visvangst niet worden nagekomen.

2.   De betrokken partij stelt de andere partij ten minste zes maanden voor het einde van de eerste periode of van iedere volgende periode schriftelijk in kennis van haar voornemen om de overeenkomst op te zeggen.

3.   Na de in lid 2 bedoelde kennisgeving treden beide partijen in onderhandeling.

4.   De in artikel 7 bedoelde financiële tegenprestatie voor het jaar waarin de opzegging in werking treedt, wordt evenredig en pro rata temporis verlaagd.

Artikel 16

Protocol en bijlage

Het protocol en de bijlage vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.

Artikel 17

Geldend nationaal recht

De activiteiten van de communautaire vissersvaartuigen die in de wateren van Guinee actief zijn, ressorteren onder Guinees recht, tenzij anders is Protocol en bijlage bepaald in deze overeenkomst, het protocol of de daarbij horende bijlage en aanhangsels.

Artikel 18

Intrekking

Op de dag van haar inwerkingtreding vervangt de onderhavige overeenkomst de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Guinee inzake de visserij voor de kust van Guinee van 28 maart 1983; laatstgenoemde overeenkomst wordt op dat moment ingetrokken.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze overeenkomst, opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, treedt in werking op de dag waarop de partijen elkaar ervan schriftelijk in kennis stellen dat hun respectieve daartoe vereiste interne procedures zijn afgewikkeld.

PROTOCOL

tot vaststelling, voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee inzake de visserij voor de kust van Guinee

Artikel 1

Geldigheidsduur en vangstmogelijkheden

1.   De op grond van artikel 5 van de overeenkomst toegekende vangstmogelijkheden worden voor een op 1 januari 2009 ingaande periode van vier jaar vastgesteld voor sterk migrerende soorten (soorten opgenomen in bijlage 1 bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982), meer bepaald:

vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen: 28 vaartuigen,

vaartuigen voor de hengelvisserij: 12 vaartuigen.

2.   Vanaf het tweede jaar waarin dit protocol van toepassing is, kunnen elk jaar, na een gezamenlijke evaluatie van de toestand van de garnalenbestanden en van het beheer van de Guinese garnalengronden, vangstmogelijkheden voor trawlers voor de garnalenvisserij worden toegekend ten belope van 800 brutoregisterton (brt) per kwartaal, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

een transparant beheer van de toegang tot de garnalenvisserij en met name van de visserijinspanning van de nationale en de buitenlandse vloten met betrekking tot deze soort. Hiertoe legt Guinee elk jaar vóór 31 oktober een overzicht voor van de visserijinspanning voor deze soort in de wateren van Guinee,

de uitvoering van een bewakings-, toezichts- en controleplan in de wateren van Guinee,

een wetenschappelijke analyse van de toestand van de bestanden en van de resultaten van wetenschappelijke campagnes, met dien verstande dat die resultaten elk jaar moeten worden meegedeeld, samen met de gegevens over de visserijinspanning.

De voorwaarden voor de garnalenvisserij worden elk jaar gezamenlijk vastgesteld vóór de afgifte van de vismachtigingen, en in elk geval vóór de betaling van de in artikel 2 van dit protocol bedoelde jaarlijkse aanvullende financiële tegenprestatie die in verhouding staat tot de verhoging van de vangstmogelijkheden.

3.   De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van de artikelen 4 en 5 van dit protocol.

4.   Vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Gemeenschap voeren mogen slechts visserijactiviteiten beoefenen in de visserijzone van Guinee als zij in het bezit zijn van een geldige vismachtiging die door Guinee in het kader van dit protocol en overeenkomstig de bepalingen in de bijlage bij dit protocol is afgegeven.

Artikel 2

Financiële tegenprestatie — Betalingswijze

1.   De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie bestaat voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde periode uit een bedrag van 325 000 EUR per jaar enerzijds, dat overeenkomt met een referentiehoeveelheid van 5 000 t per jaar, en een specifiek bedrag van 125 000 EUR per jaar anderzijds, dat wordt uitgetrokken voor de ondersteuning en de tenuitvoerlegging van het sectorale visserijbeleid van Guinee. Dit specifieke bedrag maakt integrerend deel uit van de in artikel 7 van de overeenkomst vastgestelde financiële tegenprestatie (1).

Als overeenkomstig artikel 1, lid 2, aanvullende vangstmogelijkheden worden toegekend, omvat de in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie, voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde periode, ook een bedrag van 300 000 EUR per jaar, dat in verhouding staat tot de verhoging van de vangstmogelijkheden.

Bij de hierboven bedoelde bedragen komt een specifieke bijdrage van de Gemeenschap ten belope van 600 000 EUR voor het eerste jaar, 400 000 EUR voor het tweede jaar en 300 000 EUR voor de volgende jaren, die wordt toegekend om het toezicht-, controle- en bewakingssysteem in de Guinese visserijzones te versterken en om ervoor te zorgen dat Guinee zich tegen 30 juni 2010 met een satellietbewakingssysteem kan uitrusten. Deze bijdrage wordt beheerd overeenkomstig artikel 7 van dit protocol.

2.   Lid 1 is van toepassing onder voorbehoud van de artikelen 4, 5, 6 en 7 van dit protocol.

3.   De Gemeenschap betaalt het in lid 1 vastgestelde totale bedrag (1 050 000 EUR voor het eerste jaar en in voorkomend geval 1 150 000 EUR voor het tweede jaar en 1 050 000 EUR voor de volgende jaren) elk jaar gedurende de hele periode waarin dit protocol van toepassing is (2). Met deze bedragen wordt niet vooruitgelopen op wijzigingen bij de vangstmogelijkheden of de aanbieding van nieuwe vangstmogelijkheden waartoe kan worden besloten overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van dit protocol.

4.   Als de totale vangst van de communautaire vaartuigen in de Guinese visserijzones meer bedraagt dan de referentiehoeveelheid, wordt het bedrag van de jaarlijkse financiële tegenprestatie met 65 EUR per extra gevangen ton verhoogd. De Gemeenschap mag jaarlijks evenwel niet meer betalen dan het dubbele van het in lid 3 vermelde bedrag (d.i. 1 050 000 EUR voor het eerste jaar en in voorkomend geval 1 150 000 EUR voor het tweede jaar en 1 050 000 EUR voor de volgende jaren). Als de communautaire vaartuigen meer vangen dan de met het dubbele van het jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.

5.   De in lid 1 bedoelde financiële tegenprestatie wordt voor het eerste jaar uiterlijk op 30 november 2009 betaald en voor de volgende jaren uiterlijk op 1 februari.

6.   Onder voorbehoud van artikel 6 wordt de bestemming van deze middelen vastgesteld in het kader van de financieringswet van Guinee, behalve als het gaat om de in artikel 2, lid 1, derde alinea, van dit protocol vastgestelde specifieke bijdrage, die krachtens die bepaling onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Guinee valt.

7.   De in dit artikel vastgestelde bedragen worden overgemaakt op een rekening van het ministerie van Financiën bij de Centrale Bank van Guinee, waarvan de referenties elk jaar door het ministerie worden meegedeeld, tenzij het gaat om de in artikel 2, lid 1, derde alinea, vastgestelde specifieke bijdrage, die rechtstreeks wordt overgemaakt op een rekening van het „Centre National de Surveillance et de Protection des Pêches”, met dien verstande dat de betaling voor het eerste jaar pas wordt verricht nadat de programmering voor deze middelen door beide partijen is goedgekeurd.

Artikel 3

Samenwerking met het oog op een verantwoorde visserij — Wetenschappelijke samenwerking

1.   Beide partijen verbinden zich hierbij tot het bevorderen van een verantwoorde visserij in de wateren van Guinee zonder onderscheid te maken tussen de verschillende vloten die in die wateren aanwezig zijn.

2.   Tijdens de duur van dit protocol doen de Gemeenschap en de autoriteiten van Guinee het nodige om de ontwikkeling van de toestand van de visbestanden in de visserijzone van Guinee te volgen.

3.   Beide partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op subregionaal niveau op het gebied van de verantwoorde visserij te bevorderen, met name in het kader van de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijnachtigen in de Atlantische Oceaan (ICCAT) en iedere andere bevoegde subregionale of internationale organisatie.

4.   Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst plegen de partijen, op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, overleg in de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie om, in voorkomend geval na een wetenschappelijke vergadering die eventueel op subregionaal niveau wordt gehouden, in onderlinge overeenstemming maatregelen voor een duurzaam beheer van de visbestanden vast te stellen die van belang zijn voor de activiteiten van de communautaire vaartuigen. Bij deze maatregelen wordt rekening gehouden met de aanbevelingen en de resoluties van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT).

Artikel 4

Herziening van de vangstmogelijkheden in onderlinge overeenstemming

1.   De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen in onderlinge overeenstemming worden verhoogd voor zover uit de conclusies van de in artikel 3, lid 4, van dit protocol bedoelde wetenschappelijke vergadering blijkt dat een dergelijke verhoging het duurzame beheer van de visbestanden van Guinee niet schaadt. De in artikel 2, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig en pro rata temporis verhoogd.

2.   Wanneer de partijen daarentegen overeenstemming bereiken over een verlaging van de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden, wordt de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd.

3.   De verdeling van de vangstmogelijkheden over de verschillende categorieën vaartuigen kan eveneens worden aangepast, mits de partijen daartoe samen na overleg besluiten, en mits eventuele aanbevelingen van de in artikel 3, lid 4, van dit protocol bedoelde wetenschappelijke vergadering inzake het beheer van de bestanden waarvoor die herverdeling negatieve gevolgen zou hebben, in acht worden genomen. Als de herverdeling van de vangstmogelijkheden dit rechtvaardigt, spreken de partijen een overeenkomstige aanpassing van de financiële tegenprestatie af.

Artikel 5

Andere vangstmogelijkheden

1.   Als communautaire vissersvaartuigen belangstelling hebben voor visserijactiviteiten die niet in artikel 1 zijn vermeld, raadpleegt de Gemeenschap Guinee met het oog op een eventuele machtiging voor die nieuwe activiteiten. In voorkomend geval spreken de partijen voorwaarden voor deze nieuwe vangstmogelijkheden af en indien nodig passen zij dit protocol en de bijbehorende bijlage aan.

2.   De partijen mogen gezamenlijk experimentele visreizen uitvoeren in de Guinese visserijzones, na advies van de in artikel 3, lid 4, van dit protocol bedoelde wetenschappelijke vergadering. Daartoe plegen zij overleg op verzoek van een van de partijen en bepalen per geval de soorten, voorwaarden en andere relevante parameters.

3.   Beide partijen beoefenen de experimentele visserijactiviteiten in overeenstemming met de in onderling overleg vastgestelde wetenschappelijke, administratieve en financiële parameters. Machtigingen voor experimentele visserij worden afgegeven voor maximaal twee proefperiodes van zes maanden te rekenen vanaf een door beide partijen in onderling overleg vastgestelde datum.

4.   Wanneer de partijen vaststellen dat de experimentele visreizen positieve resultaten hebben opgeleverd zonder aantasting van de ecosystemen maar met instandhouding van de mariene biologische rijkdommen, kunnen volgens de in artikel 4 van dit protocol bedoelde overlegprocedure nieuwe vangstmogelijkheden worden toegekend aan communautaire vaartuigen, zulks tot het verstrijken van het protocol en naargelang van de toegestane visserijinspanning. Daarbij wordt de financiële tegenprestatie dienovereenkomstig verhoogd.

Artikel 6

Schorsing en herziening van de betaling van de financiële tegenprestatie in abnormale omstandigheden

1.   Als abnormale omstandigheden, met uitzondering van natuurverschijnselen, de visserij in de exclusieve economische zone (EEZ) van Guinee onmogelijk maken, kan de betaling van de in artikel 2, lid 1, van dit protocol vastgestelde financiële tegenprestatie door de Europese Gemeenschap worden geschorst.

2.   Het besluit tot schorsing in de in lid 1 bedoelde gevallen wordt, na overleg tussen beide partijen, genomen binnen twee maanden volgend op het verzoek van een van beide partijen, en op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap op het moment van de schorsing alle verschuldigde bedragen heeft betaald.

3.   De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de partijen na overleg in onderlinge overeenstemming constateren dat de omstandigheden die aan de basis van de stopzetting van de visserijactiviteiten lagen, verdwenen zijn en/of dat de situatie zodanig is, dat er weer gevist kan worden.

4.   De samen met de betaling van de financiële tegenprestatie geschorste geldigheidsduur van de aan communautaire vaartuigen verleende machtigingen wordt verlengd voor een periode gelijk aan de duur van de schorsing van de visserijactiviteiten.

Artikel 7

Bevordering van een verantwoorde visserij in de wateren van Guinee

1.   De hele financiële tegenprestatie en de specifieke bijdrage, die zijn vastgesteld in artikel 2, lid 1, van dit protocol, dienen elk jaar voor de ondersteuning en de uitvoering van initiatieven die worden genomen in het kader van het door de regering van Guinee omschreven sectorale visserijbeleid en door de twee partijen worden goedgekeurd overeenkomstig de onderstaande bepalingen.

Bij het beheer van het desbetreffende bedrag gaat Guinee uit van de doelstellingen en de daarmee samenhangende jaarlijkse en meerjarige programmering die de twee partijen in onderlinge overeenstemming en overeenkomstig de huidige, op een duurzaam en verantwoord beheer van de sector gerichte prioriteiten van het visserijbeleid van Guinee overeenkomstig onderstaand lid 2 hebben vastgesteld, met name wat betreft de controle en de bewaking, het beheer van de bestanden, de verbetering van de productieomstandigheden voor visserijproducten en de versterking van de controlecapaciteit van de bevoegde autoriteiten.

2.   Op voorstel van Guinee en met het oog op de tenuitvoerlegging van het bovenstaande lid, stellen de Gemeenschap en Guinee in de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit protocol een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen vast, waarin met name het volgende is bepaald:

a)

de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in bovenstaand lid 1 genoemde deel van de financiële tegenprestatie en voor het gebruik van de specifieke bedragen voor de elk jaar uit te voeren initiatieven;

b)

de doelstellingen die op meerjarige en jaarbasis moeten worden bereikt om op termijn tot de bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten die Guinee heeft geformuleerd in het kader van het nationale visserijbeleid of van andere beleidslijnen die met de bevordering van een duurzame en verantwoorde visserij verband houden of deze kunnen beïnvloeden;

c)

de criteria en de procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten.

3.   Beide partijen komen evenwel met elkaar overeen bijzondere aandacht te besteden aan alle acties ter ondersteuning van het toezicht, de controle en de bewaking van de visserij, met inbegrip van de bewaking op zee en via de lucht van de wateren van Guinee, de invoering van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS), de verbetering van het rechtskader en van de toepassing daarvan met betrekking tot inbreuken.

4.   Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma of van het gebruik van de specifieke bedragen voor de elk jaar uit te voeren initiatieven moeten door de twee partijen in de gemengde commissie worden goedgekeurd.

5.   Elk jaar wijst Guinee een met de in lid 1 bedoelde bedragen overeenstemmend bedrag toe aan de tenuitvoerlegging van het meerjarig programma. Voor het eerste jaar van de geldigheidsduur van het protocol moet deze toewijzing zo spoedig mogelijk en in elk geval voordat het meerjarige sectorale programma in de gemengde commissie wordt goedgekeurd, aan de Gemeenschap worden meegedeeld. Voor elk daaropvolgend jaar meldt Guinee de toewijzing uiterlijk op 31 januari van het jaar daarvoor aan de Gemeenschap.

6.   Wanneer de jaarlijkse gezamenlijke beoordeling van de resultaten van de uitvoering van het meerjarige sectorale programma dat rechtvaardigt, kan de Europese Gemeenschap een aanpassing doorvoeren van het aan de ondersteuning en uitvoering van het sectorale visserijbeleid van Guinee bestede bedrag dat deel uitmaakt van de in artikel 2, lid 1, van dit protocol bedoelde financiële tegenprestatie om het daadwerkelijk voor de uitvoering van het programma toegewezen bedrag aan die resultaten aan te passen.

7.   De Gemeenschap behoudt zich het recht voor de betaling van de in artikel 2, lid 1, derde alinea, van dit protocol vastgestelde financiële tegenprestatie te schorsen als de resultaten die vanaf het eerste jaar van toepassing van het protocol worden verkregen, na een evaluatie in de gemengde commissie niet in overeenstemming met de programmering blijken te zijn, tenzij dit te wijten is aan uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden.

Artikel 8

Geschillen — Schorsing van de toepassing van het protocol

1.   De partijen moeten in de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie, zo nodig in een bijzondere zitting ervan, overleg plegen over eventuele onderlinge geschillen inzake de interpretatie en de toepassing van de in dit protocol vastgestelde bepalingen.

2.   Onverminderd artikel 9 kan de toepassing van het protocol op initiatief van een van de partijen worden geschorst wanneer het geschil tussen de twee partijen als ernstig wordt beschouwd en het overeenkomstig lid 1 in de gemengde commissie gevoerde overleg niet is uitgemond in een minnelijke schikking.

3.   De toepassing van het protocol kan pas worden geschorst indien de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de schorsing meldt.

4.   Bij schorsing blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Zodra een minnelijke schikking is getroffen, wordt de toepassing van het protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig verlaagd en pro rata temporis, naargelang van de duur van de periode waarin de toepassing van het protocol is geschorst.

Artikel 9

Schorsing van de toepassing van het protocol bij niet-betaling

Onder voorbehoud van artikel 6 kan, wanneer de Gemeenschap de in artikel 2 bedoelde betalingen niet verricht, de toepassing van dit protocol als volgt worden geschorst:

a)

de bevoegde Guinese autoriteiten stellen de Commissie in kennis van het feit dat de betaling niet heeft plaatsgevonden. De Commissie verricht de nodige controles en gaat zo nodig binnen 60 werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving, over tot betaling;

b)

als binnen de in artikel 2, lid 5, van dit protocol gestelde termijn het verschuldigde bedrag niet is betaald of niet is gemotiveerd waarom dat niet is gebeurd, hebben de bevoegde autoriteiten van Guinee het recht om de toepassing van het protocol op te schorten. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis;

c)

de toepassing van het protocol wordt hervat zodra het betrokken bedrag is betaald.

Artikel 10

Geldend nationaal recht

De activiteiten van de communautaire vissersvaartuigen die in de wateren van Guinee actief zijn, ressorteren onder Guinees recht, tenzij anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels.

Artikel 11

Herzieningsclausule

1.   Als de beleidslijnen die tot de sluiting van dit protocol hebben geleid, ingrijpend worden gewijzigd, kan één van de partijen om de herziening van deze bepalingen verzoeken met het oog op de eventuele wijziging daarvan.

2.   De betrokken partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van haar voornemen de bepalingen van dit protocol te wijzigen.

3.   Uiterlijk 60 werkdagen na deze kennisgeving plegen de twee partijen hiertoe overleg. Als er geen overeenstemming over de herziening van de bepalingen wordt bereikt, kan de betrokken partij het protocol opzeggen overeenkomstig artikel 14.

Artikel 12

Intrekking

Het huidige protocol inzake de visserij en de kaderovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Guinee inzake de visserij voor de kust van Guinee worden ingetrokken en vervangen door het onderhavige protocol met de bijbehorende bijlage.

Artikel 13

Looptijd

Dit protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing voor een periode van vier jaar met ingang van 1 januari 2009, tenzij zij overeenkomstig artikel 14 worden opgezegd.

Artikel 14

Opzegging

In geval van opzegging stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het protocol op te zeggen. Na de in het voorgaande lid bedoelde kennisgeving treden beide partijen in onderhandeling.

Artikel 15

Inwerkingtreding

1.   Dit protocol en de bijlage daarbij treden in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in dit verband te volgen procedures afgerond zijn.

2.   Het protocol en de bijlage zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2009.


(1)  Bij het bedrag van de in artikel 1 bedoelde financiële tegenprestatie komt het bedrag van de in hoofdstuk II van de bijlage bedoelde rechtstreeks door Guinee geïnde bijdragen, geraamd op 118 000 EUR per jaar, exclusief de belastingen ten behoeve van bewaking en onderzoek.

(2)  Bij deze bedragen komt het bedrag van de in hoofdstuk II van de bijlage bedoelde rechtstreeks door Guinee geïnde bijdragen, geraamd op 118 000 EUR per jaar, exclusief de belastingen ten behoeve van bewaking en onderzoek.

BIJLAGE

Voorwaarden voor de uitoefening van de tonijnvisserij door communautaire vaartuigen in de visserijzone van Guinee

HOOFDSTUK I

PROCEDURES VOOR HET AANVRAGEN EN DE AFGIFTE VAN VISMACHTIGINGEN

DEEL 1

Afgifte van vismachtigingen

1.

Alleen daarvoor in aanmerking komende vaartuigen kunnen een vismachtiging krijgen voor de visserijzone van Guinee.

2.

Een vaartuig komt slechts voor een vismachtiging in aanmerking als tegen de reder of de kapitein van het vaartuig of tegen het vaartuig zelf geen verbod op visserijactiviteiten in Guinee is uitgevaardigd. Tevens mogen zij bij Guinee geen verplichtingen hebben uitstaan uit hoofde van eerdere visserijactiviteiten in het kader van de met de Gemeenschap gesloten visserijovereenkomsten, met name wat de aanmonstering van zeelieden betreft.

3.

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap dienen ten minste 30 werkdagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur bij het voor visserij bevoegde ministerie van Guinee elektronisch een aanvraag in voor elk vaartuig dat in het kader van de overeenkomst wil vissen.

4.

Voor het indienen van de aanvragen bij het voor visserij bevoegde ministerie wordt gebruikgemaakt van het formulier volgens het model in aanhangsel I. De autoriteiten van Guinee nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in het kader van de machtigingsaanvraag ontvangen gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Deze gegevens worden uitsluitend in het kader van de uitvoering van de visserijovereenkomst gebruikt.

5.

Elke machtigingsaanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

het bewijs van betaling van het forfaitaire voorschot voor de geldigheidsduur van de machtiging,

elk ander document of attest dat op grond van de bijzondere bepalingen voor de verschillende soorten vaartuigen in het kader van dit protocol vereist is.

6.

Het bedrag van de visrechten wordt overgemaakt op de rekening die de autoriteiten van Guinee opgeven overeenkomstig artikel 2, lid 7, van het protocol.

7.

De visrechten omvatten alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van de belasting ten behoeve van de bewaking van de visserij, de belasting ten behoeve van het visserijonderzoek en de dienstverleningskosten. De belastingen ten behoeve van de bewaking en het onderzoek zullen worden berekend naar rato van de daadwerkelijke aanwezigheid in de visserijzone van Guinee en zullen overeenkomstig deel 2 van deze bijlage door de marktdeelnemers worden betaald bij de definitieve afrekening van de visrechten.

Zolang er geen VMS-protocol tussen de Gemeenschap en Guinee ondertekend is, verstrekt de Gemeenschap, op verzoek van Guinee, de satellietgegevens met betrekking tot de perioden waarin communautaire vaartuigen in de visserijzone van Guinee aanwezig zijn, zodat op basis daarvan kan worden berekend hoeveel belastingen de reders moeten betalen als bijdrage voor de bewaking.

8.

De vismachtigingen voor de vaartuigen worden, uiterlijk 15 werkdagen na de datum van ontvangst van alle in punt 5 bedoelde documenten, door het voor visserij bevoegde ministerie van Guinee afgegeven aan de reders of hun vertegenwoordigers, via de delegatie van de Commissie in Guinee.

9.

De vismachtiging wordt afgegeven voor een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

10.

Wanneer evenwel wordt geconstateerd dat er sprake is van overmacht, kan de machtiging van een bepaald vissersvaartuig op verzoek van de Europese Gemeenschap worden vervangen door een nieuwe machtiging op naam van een ander vaartuig van dezelfde in artikel 1 van het protocol bedoelde categorie als het te vervangen vaartuig, zonder dat hiervoor nieuwe visrechten hoeven te worden betaald. In dit geval worden de totale vangsten van beide vaartuigen in aanmerking genomen voor het bepalen van de eventueel door de Gemeenschap te verrichten aanvullende betalingen.

11.

De reder van het te vervangen vaartuig of diens vertegenwoordiger zendt de geannuleerde vismachtiging via de delegatie van de Commissie terug aan het voor visserij bevoegde ministerie van Guinee.

12.

De nieuwe vismachtiging gaat in op de datum waarop de reder de geannuleerde machtiging heeft teruggezonden aan het voor visserij bevoegde ministerie van Guinee. De delegatie van de Commissie in Guinee wordt van de machtigingsoverdracht in kennis gesteld.

13.

De vismachtiging moet steeds aan boord zijn. De Europese Gemeenschap houdt een ontwerplijst bij van vaartuigen waarvoor een vismachtiging is afgegeven overeenkomstig de in dit protocol vastgestelde bepalingen. Deze ontwerplijst wordt meteen na de vaststelling ervan en vervolgens na elke bijwerking ervan aan de autoriteiten van Guinee meegedeeld. Vanaf de ontvangst van deze ontwerplijst alsmede de kennisgeving van de betaling van het voorschot die door de Commissie aan de autoriteiten van de kuststaat is gezonden, wordt het vaartuig door de bevoegde autoriteit van Guinee ingeschreven op een lijst van visgerechtigde vaartuigen, die aan de met de visserijcontrole belaste autoriteiten wordt meegedeeld. In dat geval wordt in afwachting van de afgifte van de vismachtiging aan de reder een gewaarmerkte kopie van die lijst gezonden en aan boord bewaard in plaats van de vismachtiging.

14.

De twee partijen spreken met elkaar af de invoering te bevorderen van een vismachtigingssysteem dat uitsluitend steunt op de elektronische uitwisseling van alle hierboven genoemde gegevens en documenten. De twee partijen komen overeen het nodige te doen om de papieren vismachtiging zo spoedig mogelijk te vervangen door een elektronisch equivalent, bijvoorbeeld de lijst van vaartuigen die in de visserijzone van Guinee mogen vissen.

15.

De partijen verbinden zich ertoe om in de gemengde commissie alle verwijzingen naar brt in dit protocol te vervangen door verwijzingen naar bt en alle betrokken bepalingen dienovereenkomstig aan te passen. Deze vervanging zal worden voorafgegaan door passende technische besprekingen tussen de partijen.

DEEL 2

Voorwaarden betreffende de vismachtiging — Visrechten en voorschotten

1.

De vismachtigingen zijn een jaar geldig. De geldigheidsduur kan worden verlengd.

2.

De visrechten per ton vis die in de visserijzone van Guinee wordt gevangen, bedragen 35 EUR voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en 25 EUR voor de vaartuigen voor de hengelvisserij.

3.

De vismachtigingen worden afgegeven na betaling van de volgende forfaitaire bedragen aan de bevoegde nationale autoriteiten:

4 025 EUR per vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 115 t per jaar,

500 EUR per vaartuig voor de hengelvisserij, wat overeenkomt met de visrechten voor een vangst van 20 t per jaar.

4.

De lidstaten delen de Commissie elk jaar uiterlijk op 15 juni de vangstgegevens, uitgedrukt in ton, over het voorgaande jaar mee, welke gegevens door de in onderstaand punt 5 bedoelde wetenschappelijke instellingen zijn bevestigd.

5.

De definitieve afrekening van de visrechten die voor een jaar n verschuldigd zijn, wordt uiterlijk op 31 juli van het jaar n + 1 door de Commissie opgemaakt aan de hand van de door de reders opgestelde vangstaangiften, die zijn bevestigd door de voor de verificatie van de vangstgegevens bevoegde wetenschappelijke instellingen van de lidstaten, zoals het Institut de Recherche pour le Développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografia (IEO), het Instituto Português de Investigação Marítima (IPIMAR) en het Centre National des Sciences Halieutiques de Boussoura (CNSHB). Deze afrekening wordt via de delegatie van de Commissie toegezonden.

6.

Deze definitieve afrekening wordt terzelfder tijd aan het voor visserij bevoegde ministerie van Guinee en aan de reders toegezonden.

7.

Uiterlijk op 31 augustus van het jaar n + 1 maken de reders eventuele aanvullende bedragen (de betaling, berekend op 35 EUR per ton voor vangsten boven 115 t voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en op 25 EUR per ton voor vangsten boven 20 t voor vaartuigen voor de hengelvisserij) ten gunste van de bevoegde nationale autoriteiten van Guinee over op de in dit hoofdstuk, deel 1, punt 6, bedoelde rekening.

8.

Als het bedrag van de definitieve afrekening kleiner is dan het in punt 3 van dit deel bedoelde voorschot, wordt het verschil echter niet aan de reder terugbetaald.

HOOFDSTUK II

VISSERIJZONES

De communautaire vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en voor de hengelvisserij mogen hun visserijactiviteiten uitoefenen in de wateren buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijnen, en in voorkomend geval buiten de dieptelijn van 20 m.

HOOFDSTUK III

REGELING INZAKE VANGSTAANGIFTEN

1.

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt onder de duur van een visreis van een communautair vaartuig in de visserijzone van Guinee het volgende verstaan:

hetzij de tijd tussen het binnenvaren en het uitvaren van de visserijzone van Guinee,

hetzij de tijd tussen het binnenvaren van de visserijzone van Guinee en het overladen en/of aanlanden van de vangst in Guinee.

2.

Alle vaartuigen die op grond van de overeenkomst in de Guinese wateren mogen vissen, moeten hun vangsten aangeven bij het voor visserij bevoegde ministerie van Guinee zodat deze autoriteiten controles kunnen verrichten op de gevangen hoeveelheden die door de bevoegde wetenschappelijke instellingen volgens de in hoofdstuk I, deel 2, punt 5, van deze bijlage bedoelde procedure zijn gevalideerd. De vangsten worden als volgt aangegeven:

2.1.

Gedurende het jaar waarin de vismachtiging geldig is in de zin van hoofdstuk I, deel 2, van deze bijlage, hebben de aangiften betrekking op de tijdens elke visreis door het vaartuig gedane vangsten. De op een fysieke drager aangebrachte originele exemplaren van de aangiften worden uiterlijk 45 dagen na de laatste in die periode gemaakte visreis aan het voor visserij bevoegde ministerie van Guinee toegezonden. Daarnaast moeten deze mededelingen ook worden verricht per fax (+ 224 30413660) of per elektronische post (cnspkaly@yahoo.fr).

2.2.

De vaartuigen geven hun vangsten aan met behulp van het formulier volgens het model in aanhangsel 3 (komt overeen met de desbetreffende bladzijde uit het logboek). Met betrekking tot de perioden waarin het vaartuig zich niet in de visserijzone van Guinee bevond, wordt de vermelding „Buiten de visserijzone van Guinee” in het logboek aangebracht.

2.3.

De formulieren moeten leesbaar worden ingevuld en door de kapitein van het vaartuig of zijn wettelijke vertegenwoordiger worden ondertekend.

2.4.

De vangstaangiften moeten betrouwbaar zijn teneinde bij te dragen tot de follow-up van de ontwikkeling van de bestanden.

3.

Wanneer de bepalingen van dit hoofdstuk niet worden nageleefd, behoudt de regering van Guinee zich het recht voor om de vismachtiging van het betrokken vaartuig te schorsen totdat de formaliteit is vervuld, en om de reder de sanctie op te leggen waarin de regelgeving van Guinee voorziet. De Commissie en de betrokken vlaggenlidstaat worden hierover ingelicht.

4.

De twee partijen komen overeen een systeem voor vangstaangiften te bevorderen waarbij uitsluitend wordt gewerkt met de elektronische uitwisseling van alle hierboven vermelde gegevens en documenten. Voorts komen zij overeen de snelle vervanging te bevorderen van de schriftelijke aangifte (het logboek) door een equivalent in de vorm van een elektronisch bestand.

HOOFDSTUK IV

OVERLADING EN AANLANDING

De twee partijen werken samen om de overladings- en aanlandingsmogelijkheden in de havens van de Republiek Guinee te verbeteren.

1.

Aanlandingen:

De communautaire vaartuigen voor de tonijnvisserij die vrijwillig hun vangsten in een haven van Guinee aanlanden, hebben op het in hoofdstuk I, deel 2, punt 2, van de bijlage vermelde visrecht een korting van 5 EUR per ton vis die in de visserijzone van Guinee gevangen is.

Een extra korting van 5 EUR wordt verleend bij de verkoop van de visserijproducten aan een visverwerkingsfabriek van Guinee.

Dit mechanisme is, vanaf het eerste jaar van dit protocol, voor elk communautair vaartuig van toepassing voor maximaal 50 % van de definitieve afrekening van de vangsten (zoals omschreven in hoofdstuk III van de bijlage).

2.

De uitvoeringsbepalingen voor de controle van de aangelande of overgeladen tonnen vis worden tijdens de eerste bijeenkomst van de gemengde commissie vastgesteld.

3.

Evaluatie

Het niveau van de financiële prikkels en het maximumpercentage van de definitieve afrekening van de vangsten worden in het kader van de gemengde commissie aangepast, rekening houdend met het sociaaleconomische effect van de aanlanding van vis in het betrokken jaar.

HOOFDSTUK V

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.

De reders verbinden zich ertoe om voor het seizoen waarin in de visserijzone van Guinee op tonijn wordt gevist, ten minste 20 % zeelieden uit de ACS-landen aan te monsteren, en bij voorkeur Guinese zeelieden. Als de reders deze bepalingen niet in acht nemen, kunnen zij, overeenkomstig de bepalingen van deel 1 van deze bijlage, worden geacht niet in aanmerking te komen voor een door Guinee afgegeven vismachtiging.

2.

De reders spannen zich in om een nog groter aantal zeelieden uit Guinee in dienst te nemen.

3.

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de fundamentele beginselen en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op communautaire vaartuigen. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling van werknemers en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

4.

De arbeidsovereenkomsten van de ACS-zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een afschrift ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

5.

Het loon van de ACS-zeelieden komt ten laste van de reder. Het loon wordt vastgesteld in onderling overleg tussen de reders of hun vertegenwoordigers en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of hun vertegenwoordigers. De bezoldigingsvoorwaarden van de ACS-zeelieden mogen evenwel niet ongunstiger zijn dan die welke worden toegepast voor bemanningen uit hun land, en mogen in geen geval ongunstiger zijn dan de IAO-normen. Het gegarandeerde brutosalaris van niet-communautaire zeelieden die zijn aangemonsterd aan boord van vriesvaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen waarmee wordt gevist in het kader van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en een derde land, is gelijk aan het minimale basissalaris dat is vastgesteld in de resolutie van de IAO voor de koopvaardij, die deel uitmaakt van het Verdrag betreffende arbeid op zee. Deze loongarantie wordt in de arbeidsovereenkomst vermeld. Als het Verdrag voor de visserijsector op het gebied van minimumloon of sociale rechten gunstiger is dan het Verdrag betreffende arbeid op zee, is evenwel het eerste verdrag van toepassing.

6.

De op de communautaire vaartuigen aangemonsterde zeelieden moeten zich daags vóór de afgesproken datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. Als de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren.

HOOFDSTUK VI

TECHNISCHE MAATREGELEN

De vaartuigen nemen de maatregelen en aanbevelingen die de ICCAT voor de regio heeft vastgesteld met betrekking tot het vistuig en de technische specificaties daarvan in acht, alsmede alle andere, voor hun visserijactiviteiten geldende technische maatregelen.

HOOFDSTUK VII

WAARNEMERS

1.

De vaartuigen die op grond van de overeenkomst een machtiging hebben om in de wateren van Guinee te vissen, nemen overeenkomstig de onderstaande voorwaarden waarnemers aan boord die door de bevoegde regionale visserijorganisatie (RVO) zijn aangewezen:

1.1.

Op verzoek van de bevoegde autoriteit nemen de communautaire vaartuigen een door deze autoriteit aangewezen waarnemer aan boord om de in de wateren van Guinee gedane vangsten te controleren.

1.2.

De bevoegde autoriteit stelt de lijst vast van de vaartuigen die zijn aangewezen om een waarnemer aan boord te nemen, alsmede de lijst van de waarnemers die zijn aangewezen om aan boord te gaan. Beide lijsten worden bijgewerkt. Zij worden meteen na de opstelling ervan en vervolgens om de drie maanden na eventuele wijziging ervan, aan de Commissie meegedeeld.

1.3.

Bij de afgifte van de vismachtiging of uiterlijk 15 dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord moet gaan, deelt de bevoegde autoriteit aan de betrokken reder of diens vertegenwoordiger de naam van de waarnemer mee die is aangewezen om aan boord te gaan van het desbetreffende vaartuig.

2.

De waarnemer blijft gedurende één visreis aan boord. Op expliciet verzoek van de bevoegde autoriteiten van Guinee kan de periode aan boord, naargelang van de verwachte gemiddelde duur van de visreizen voor een bepaald vaartuig, evenwel tot meerdere visreizen worden uitgebreid. Een dergelijk verzoek wordt door de bevoegde autoriteit gedaan bij de opgave van de naam van de waarnemer die is aangewezen om aan boord van het desbetreffende vaartuig te gaan.

3.

De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer worden door de reder of diens vertegenwoordiger en de bevoegde autoriteit in onderling overleg vastgesteld.

4.

De waarnemer gaat in een door de reder gekozen haven aan boord bij het begin van de eerste visreis die na de mededeling van de lijst van aangewezen vaartuigen plaatsvindt in de viswateren van Guinee.

5.

De betrokken reders krijgen twee weken de tijd om de data en de havens in de subregio te melden die voor het aan boord nemen van de waarnemers zijn vastgesteld, met dien verstande dat deze melding ten minste tien dagen vóór de waarnemers aan boord gaan, plaatsvindt.

6.

Als de waarnemer in een land buiten de subregio aan boord gaat, zijn de reiskosten van de waarnemer voor rekening van de reder. Als een vaartuig dat een regionale waarnemer aan boord heeft, de regionale visserijzone verlaat, wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de waarnemer zo spoedig mogelijk kan terugkeren; de kosten hiervan zijn voor rekening van de reder.

7.

Als de waarnemer zich binnen twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van de verplichting hem aan boord te nemen.

8.

De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Wanneer het vaartuig zich in de wateren van Guinee bevindt, verricht hij de volgende taken:

8.1.

hij observeert de visserijactiviteiten van de vaartuigen;

8.2.

hij controleert de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn;

8.3.

hij verricht bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma’s;

8.4.

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

8.5.

hij controleert de in het logboek opgenomen gegevens over de vangsten die in de Guinese viswateren zijn gedaan;

8.6.

hij controleert de percentages van de bijvangsten en schat de hoeveelheden teruggegooide verhandelbare vis;

8.7.

hij deelt aan zijn bevoegde autoriteit met alle geschikte middelen de visserijgegevens mee, waaronder de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst.

9.

De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke en morele veiligheid van de waarnemer bij de uitoefening van zijn taken te garanderen.

10.

De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. De kapitein laat de waarnemer de communicatiemiddelen gebruiken die deze voor zijn werk nodig heeft, stelt hem de documenten ter beschikking die rechtstreeks met de visserijactiviteit van het vaartuig verband houden, met inbegrip van het logboek en het navigatieboek, en verleent hem toegang tot de delen van het vaartuig waar hij dient te zijn voor de uitoefening van zijn taak.

11.

Tijdens zijn verblijf aan boord gedraagt de waarnemer zich als volgt:

11.1.

hij zorgt ervoor dat zijn inscheping en zijn verblijf aan boord de visserijactiviteiten niet onderbreken of hinderen,

11.2.

hij gaat zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord van het vaartuig, en bewaart geheimhouding over alle documenten van het betrokken vaartuig.

12.

Aan het einde van de waarnemingsperiode stelt hij, vóór hij van boord gaat, een verslag van zijn activiteiten op dat wordt overgelegd aan de bevoegde autoriteiten en waarvan een kopie wordt bezorgd aan de Commissie. Hij ondertekent dat verslag in aanwezigheid van de kapitein, die er de door hem nuttig geachte opmerkingen aan kan toevoegen of laten toevoegen en daarbij zijn handtekening plaatst. De wetenschappelijke waarnemer geeft bij het verlaten van het vaartuig een kopie van het verslag aan de kapitein.

13.

De reder zorgt, op zijn kosten en volgens de praktische mogelijkheden van het vaartuig, voor kost en logies van de waarnemers, die op dit punt als officier worden behandeld.

14.

Het loon en de sociale premies voor deze waarnemer zijn voor rekening van het voor visserij bevoegde ministerie. De reder betaalt het Centre National de Surveillance et de Protection des Pêches 15 EUR voor iedere dag die een waarnemer aan boord van een vaartuig doorbrengt.

15.

De twee partijen gaan zo snel mogelijk met de belanghebbende derde landen aan tafel zitten om een systeem van regionale waarnemers vast te stellen en de bevoegde regionale visserijorganisatie te kiezen. Zolang er nog geen systeem van regionale waarnemers opgezet is, nemen de vaartuigen die op grond van de overeenkomst een machtiging hebben om in de visserijzone van Guinee te vissen, overeenkomstig de hierboven uiteengezette regels, in plaats van regionale waarnemers, waarnemers aan boord die door de bevoegde autoriteiten van Guinee zijn aangewezen.

HOOFDSTUK VIII

CONTROLE

1.

Overeenkomstig deel 1, punt 13, van deze bijlage houdt de Europese Gemeenschap een ontwerplijst bij van vaartuigen waarvoor een vismachtiging is afgegeven overeenkomstig de in dit protocol vastgestelde bepalingen. Deze lijst wordt meteen na de vaststelling en vervolgens na elke bijwerking ervan meegedeeld aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van Guinee.

2.

Vanaf de ontvangst van deze ontwerplijst en van de in hoofdstuk I, deel 2, punt 3, van deze bijlage bedoelde kennisgeving van de betaling van het voorschot, die door de Commissie aan de autoriteiten van de kuststaat is gezonden, wordt het vaartuig door de bevoegde autoriteit van Guinee ingeschreven op een lijst van visgerechtigde vaartuigen, die aan de met de visserijcontrole belaste autoriteiten wordt meegedeeld. In dit geval kan de reder een gewaarmerkte kopie van die lijst krijgen, die hij in afwachting van de afgifte van de vismachtiging aan boord kan bewaren in plaats van de vismachtiging.

3.

Binnenvaren en verlaten van de zone

3.1.

De communautaire vaartuigen die voornemens zijn de visserijzone van Guinee binnen te varen of te verlaten, delen dit ten minste drie uur van tevoren mee aan de voor de visserijcontrole bevoegde autoriteiten van Guinee. Zij delen eveneens de gevangen hoeveelheden en soorten aan boord mee.

3.2.

Wanneer het vaartuig zijn voornemen om de wateren te verlaten meedeelt, geeft het tegelijkertijd zijn positie door. Deze mededelingen worden bij voorkeur per fax doorgestuurd (+ 224 30413660) of per e-mail (cnspkaly@yahoo.fr) of, als dat niet kan, per radio (oproepcode van het Centre National de Surveillance et de Protection des Pêches).

3.3.

Vaartuigen die hun aanwezigheid niet bij de bevoegde autoriteit van Guinee hebben gemeld en toch op de uitoefening van visserijactiviteiten worden betrapt, worden beschouwd als vaartuigen in overtreding.

3.4.

De fax- en telefoonnummers en het e-mailadres worden eveneens meegedeeld bij de afgifte van de vismachtiging.

4.

Controles

4.1.

De kapiteins van de communautaire vaartuigen die in de visserijwateren van Guinee vissen, moeten iedere met de inspectie en controle van de visserijactiviteiten belaste ambtenaar van Guinee het aan boord gaan toestaan en vergemakkelijken en hem bijstaan bij het vervullen van zijn taken.

4.2.

Deze ambtenaren mogen niet langer aan boord blijven dan voor het uitvoeren van hun taken nodig is.

4.3.

Na elke inspectie en controle wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

5.

Satellietcontrole

Alle op grond van deze overeenkomst visgerechtigde communautaire vaartuigen worden overeenkomstig de bepalingen in aanhangsel 2 gevolgd via satelliet. Die bepalingen treden in werking op de tiende dag nadat de regering van Guinee aan de delegatie van de Commissie in Guinee heeft gemeld dat het Centre National de Surveillance des Pêches (CNSP) van Guinee met zijn activiteiten van start is gegaan.

6.

Aanhouding

6.1.

Wanneer een communautair vaartuig in de visserijwateren van Guinee wordt aangehouden of een sanctie op een dergelijk vaartuig wordt toegepast, stellen de bevoegde autoriteiten van Guinee de vlaggenstaat en de Commissie daarvan binnen 36 uur in kennis.

6.2.

Tezelfdertijd ontvangen de vlaggenstaat en de Commissie een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding.

7.

Proces-verbaal van de aanhouding

7.1.

De kapitein van het vaartuig moet het proces-verbaal waarin de geconstateerde feiten door de bevoegde autoriteit van Guinee zijn opgetekend, ondertekenen.

7.2.

Deze ondertekening heeft geen consequenties ten aanzien van de rechten en de middelen die de kapitein te zijner verdediging kan doen gelden met betrekking tot de overtreding die hem ten laste wordt gelegd. Als hij weigert het document te ondertekenen, moet hij dit schriftelijk motiveren en brengt de inspecteur de vermelding „weigert te ondertekenen” aan.

7.3.

De kapitein brengt zijn vaartuig naar de door de autoriteiten van Guinee opgegeven haven. Bij een lichte overtreding kan de bevoegde autoriteit van Guinee het aangehouden vaartuig toestaan zijn visserijactiviteiten voort te zetten.

8.

Overlegvergadering bij aanhouding

8.1.

Voordat ten aanzien van de kapitein, de bemanning van het vaartuig, de lading of de uitrusting van het vaartuig maatregelen in overweging worden genomen — tenzij het maatregelen betreft om bewijsmateriaal over de vermoedelijke overtreding veilig te stellen — wordt één werkdag na ontvangst van de hierboven bedoelde gegevens een overlegvergadering gehouden tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Guinee, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat.

8.2.

Tijdens dit overleg verstrekken de partijen elkaar alle documenten of inlichtingen die de omstandigheden van de geconstateerde feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of zijn vertegenwoordiger wordt in kennis gesteld van de uitkomst van dit overleg en van alle maatregelen die naar aanleiding van de aanhouding kunnen worden getroffen.

9.

Afwikkeling van de aanhouding

9.1.

Vóór een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, wordt ernaar gestreefd de vermoedelijke overtreding via een minnelijke schikking af te handelen. Deze procedure moet uiterlijk binnen drie werkdagen na de aanhouding zijn afgewikkeld.

9.2.

Bij een schikkingsprocedure wordt het bedrag van de boete vastgesteld overeenkomstig de regelgeving van Guinee.

9.3.

Als de zaak niet volgens een schikkingsprocedure kan worden afgehandeld en door een bevoegde rechterlijke instantie in behandeling moet worden genomen, stelt de reder bij een door de bevoegde autoriteiten van Guinee opgegeven bank een bankgarantie die wordt vastgesteld met inachtneming van de met de aanhouding gepaard gaande kosten, de boetesom en de vergoedingen die moeten worden betaald door degenen die verantwoordelijk zijn voor de overtreding.

9.4.

De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid. Zij wordt vrijgegeven zodra de procedure is beëindigd zonder veroordeling. Als bij veroordeling de boete kleiner is dan de gestelde bankgarantie, geven de bevoegde autoriteiten van Guinee het saldo na de uitspraak vrij.

9.5.

Het vaartuig wordt vrijgegeven en de bemanning wordt gemachtigd de haven te verlaten:

zodra aan de bij de schikkingsprocedure vastgestelde verplichtingen is voldaan, of

zodra, in afwachting van de voltooiing van de gerechtelijke procedure, een bankgarantie als bedoeld in punt 9.3 is gesteld en deze door de bevoegde autoriteiten van Guinee is aanvaard.

10.

Overlading

10.1.

Communautaire vaartuigen die hun vangsten in de wateren van Guinee willen overladen, doen dat in de havens of/en op de rede van de havens van Guinee.

10.2.

De reders van die vaartuigen stellen de bevoegde autoriteiten van Guinee ten minste 24 uur van tevoren in kennis van:

de naam van de vissersvaartuigen waaruit wordt overgeladen,

de naam, het IMO-nummer en de vlag van het vrachtschip,

de overgeladen hoeveelheid (in tonnen) van elke soort,

dag en plaats van de overlading.

10.3.

Overladen wordt beschouwd als het uitvaren van de visserijzone van Guinee. De kapiteins van de vaartuigen moeten de vangstaangiften derhalve bij de bevoegde autoriteiten van Guinee indienen en meedelen of zij voornemens zijn door te gaan met vissen dan wel de visserijzone van Guinee te verlaten.

10.4.

Overladen op andere wijze dan hierboven beschreven is niet toegestaan in de visserijzone van Guinee. Overtredingen worden bestraft met de sancties waarin de geldende regelgeving van Guinee voorziet.

11.

De kapiteins van de communautaire vaartuigen die hun vangst in een haven van Guinee aanlanden of overladen, moeten de controle op deze verrichtingen door Guinese inspecteurs toestaan en vergemakkelijken. Na elke inspectie en controle in de haven wordt aan de kapitein van het vaartuig een attest afgegeven.

Aanhangsels

1.

Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging

2.

Bepalingen betreffende het satellietvolgsysteem (VMS) en coördinaten van de visserijzone van Guinee

3.

ICCAT-logboek

Aanhangsel 1

Image

Image

Aanhangsel 2

De twee partijen plegen vervolgens overleg in de gemengde commissie om de bepalingen voor het satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS) en de coördinaten van de visserijzone van Guinee vast te stellen.

Aanhangsel 3

Image


19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/56


BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 juni 2009

houdende benoeming van een rechter van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie

(2009/474/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 225 A,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 140 B,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (hierna „het Gerecht voor ambtenarenzaken” genoemd) is ingesteld bij Besluit 2004/752/EG, Euratom van de Raad (1). Bij dit besluit is met dit doel een bijlage toegevoegd aan het protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie (hierna „bijlage I bij het statuut van het Hof van Justitie” genoemd).

(2)

Bij Besluit 2005/150/EG, Euratom (2) heeft de Raad de voorwaarden en nadere regels vastgesteld voor de indiening en behandeling van kandidaturen met het oog op de benoeming van rechters bij het Gerecht voor ambtenarenzaken, als bedoeld in bijlage I, artikel 3, lid 2, van het statuut van het Hof van Justitie.

(3)

Bij Besluit 2005/49/EG, Euratom (3) heeft de Raad de werkwijze vastgesteld van het comité bedoeld in artikel 3, lid 3, van bijlage I bij het statuut van het Hof van Justitie (hierna „het comité” genoemd).

(4)

Ingevolge het ontslag van een rechter van het Gerecht voor ambtenarenzaken is op 6 maart 2009 een openbare oproep tot kandidaatstelling voor het ambt van rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken voor de periode van 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2015 bekendgemaakt (4).

(5)

Het comité is op 26 maart, 7 mei en 25 en 26 mei 2009 bijeengekomen. Aan het slot van zijn overleg heeft het comité het advies en de lijst, bedoeld in artikel 3, lid 4, van bijlage I bij het statuut van het Hof van Justitie, opgesteld.

(6)

Uit hoofde van artikel 225 A, vierde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 140 B, vierde alinea, van het Euratom-Verdrag, worden de rechters van het Gerecht voor ambtenarenzaken door de Raad benoemd.

(7)

Derhalve dient één van de op de in artikel 3, lid 4, van bijlage I bij het statuut van het Hof van Jusitie bedoelde lijst genoemde personen te worden benoemd, waarbij moet worden toegezien op een evenwichtige samenstelling van het Gerecht op basis van een zo breed mogelijke geografische spreiding onder de onderdanen van de lidstaten en met betrekking tot de vertegenwoordigde nationale rechtsstelsels, zoals voorgeschreven in artikel 3, lid 1, van bijlage I bij het statuut van het Hof van Justitie,

BESLUIT:

Artikel 1

Maria Isabel ROFES i PUJOL wordt benoemd tot rechter bij het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie voor een periode van zes jaar, die loopt van 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2015.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. JANOTA


(1)  PB L 333 van 9.11.2004, blz. 7.

(2)  PB L 50 van 23.2.2005, blz. 7.

(3)  PB L 21 van 25.1.2005, blz. 13.

(4)  PB C 53 van 6.3.2009, blz. 15.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

19.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/57


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/475/GBVB VAN DE RAAD

van 11 juni 2009

inzake de geïntegreerde rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Irak, EUJUST LEX

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 7 maart 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/190/GBVB inzake de geïntegreerde rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Irak, EUJUST LEX (1) aangenomen. Dat gemeenschappelijk optreden, dat naderhand is gewijzigd en verlengd, verstrijkt op 30 juni 2009.

(2)

Het Politiek en Veiligheidscomité is op 24 maart 2009 overeengekomen dat EUJUST LEX met nog eens twaalf maanden moet worden verlengd tot en met 30 juni 2010. Gedurende die periode moet EUJUST LEX, naast de voortzetting van haar kerntaak, een proeffase met activiteiten in Irak leiden.

(3)

Het financiële referentiebedrag van 10 miljoen EUR, waarin Gemeenschappelijk Optreden 2005/190/GBVB voorziet, is bij Gemeenschappelijk Optreden 2006/708/GBVB van de Raad (2) met 11,2 miljoen EUR aangevuld en bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/304/GBVB van de Raad (3) met 7,2 miljoen EUR aangevuld, ter dekking van de uitgaven in verband met EUJUST LEX tot en met 30 juni 2009. Er moet een ander financieel referentiebedrag worden uitgetrokken ter dekking van uitgaven in verband met de nieuwe missie voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010.

(4)

Het mandaat van de missie wordt vervuld in een veiligheidscontext die kan verslechteren en de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), zoals gedefinieerd in artikel 11 van het Verdrag, kan schaden.

(5)

De commando- en controlestructuur van de missie dient de contractuele aansprakelijkheid van het hoofd van de missie ten aanzien van de Commissie voor de uitvoering van de begroting van de missie onverlet te laten,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De Europese Unie stelt hierbij de geïntegreerde rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Irak, EUJUST LEX, in.

2.   EUJUST LEX treedt op in overeenstemming met de doelstellingen en andere bepalingen vervat in de taakstelling in artikel 2.

Artikel 2

Taakstelling

1.   EUJUST LEX moet tegemoetkomen aan de dringende behoeften van het Irakese strafrechtsysteem door opleidingen in leiding geven en strafrechtelijk onderzoek te verstrekken aan kaderfunctionarissen en middenkader. Deze opleiding heeft tot doel het vermogen van de verschillende actoren in het Irakese strafrechtsysteem te vergroten en de onderlinge coördinatie en samenwerking te verbeteren.

2.   EUJUST LEX bevordert een nauwere samenwerking tussen de verschillende actoren in het Irakese strafrechtsysteem, verbetert het bestuurlijk vermogen van hoge en veelbelovende functionarissen, vooral bij de politie, de rechterlijke macht en het gevangeniswezen, en leidt tot betere vaardigheden en procedures in het strafrechtelijk onderzoek, waarbij de rechtsstaat en de mensenrechten volledig worden geëerbiedigd.

3.   De opleidingsactiviteiten vinden plaats in de Europese Unie en in Irak of in de regio en EUJUST LEX beschikt over een verbindingsbureau te Bagdad. In de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 start EUJUST LEX met een proeffase van activiteiten in Irak. Tot die activiteiten behoort het verstrekken van strategisch advies, begeleiding van de follow-up en opleiding, waar en wanneer de veiligheidssituatie en de middelen dit toelaten.

Rekening houdend met de verdere ontwikkeling van de veiligheidssituatie in Irak en de beschikbaarheid van een passende infrastructuur, onderzoekt de Raad de resultaten van de proeffase en neemt hij een besluit over de toekomst van de missie na 30 juni 2010.

4.   Tijdens de gehele missie wordt er een doeltreffend strategisch en technisch partnerschap met de Iraakse ambtgenoten ontwikkeld, vooral met betrekking tot het opstellen van de opleidingsprogramma’s tijdens de planningsfase. Er is tevens coördinatie vereist voor de selectie, het veiligheidsonderzoek, de evaluatie, de follow-up en de coördinatie van personeel dat de opleiding volgt, zodat de Irakezen dit spoedig kunnen overnemen. Tijdens de plannings- en de operationele fase is ook nauwe coördinatie vereist tussen EUJUST LEX en de lidstaten die de opleiding verstrekken. Dit betekent dat ook de diplomatieke missies van de betrokken lidstaten in Irak bij de zaak betrokken moeten worden en dat contact moet worden genomen met lidstaten die actuele ervaring hebben met het verstrekken van voor de missie relevante opleidingen.

5.   EUJUST LEX zal veilig en onafhankelijk zijn en op zichzelf staan, maar zal een aanvulling vormen op en een meerwaarde geven aan de inspanningen van de Iraakse regering en de internationale gemeenschap, met name van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten van Amerika, en tevens synergieën ontwikkelen met activiteiten ter zake van de Gemeenschap en de lidstaten. EUJUST LEX moet derhalve in contact treden met de bevoegde Iraakse autoriteiten en de lidstaten die thans opleidingsprojecten hebben lopen.

Artikel 3

Structuur

EUJUST LEX heeft in beginsel de volgende structuur:

a)

het hoofd van de missie;

b)

een coördinatiebureau in Brussel;

c)

een verbindingsbureau in Bagdad;

d)

opleidingsfaciliteiten, opleiders en deskundigen die door de lidstaten worden geleverd en door EUJUST LEX worden gecoördineerd.

Deze elementen worden in het operationeel concept (CONOPS) en het operatieplan (OPLAN) uitgewerkt.

Artikel 4

Civiele operationele commandant

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen is de civiele operationele commandant van EUJUST LEX.

2.   De civiele operationele commandant oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder het algemene gezag van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV), het commando en de controle op strategisch niveau uit op EUJUST LEX.

3.   De civiele operationele commandant zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad, alsmede van het PVC, mede, waar nodig, door middel van instructies op strategisch niveau aan het hoofd van de missie.

4.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de zendstaat of de EU-instelling. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele operationele commandant.

5.   De civiele operationele commandant heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de Europese Unie zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

Artikel 5

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie neemt de verantwoordelijkheid voor de missie op zich en oefent het commando en de controle erover uit op het terrein.

2.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele operationele commandant ter beschikking zijn gesteld, en heeft de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid over de aan de missie ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie.

3.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van de missie, met inbegrip van het coördinatiebureau in Brussel en het verbindingsbureau in Bagdad, met het oog op de effectieve uitvoering van de operatie EUJUST LEX, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de operatie volgens de instructies op strategisch niveau van de civiele operationele commandant.

4.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de missie. Daartoe ondertekent het hoofd van de missie een contract met de Commissie.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijke toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel wordt het tuchtrecht uitgeoefend door de betrokken nationale of EU-autoriteit.

6.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EUJUST LEX en zorgt voor passende zichtbaarheid van de missie.

Artikel 6

Personeel

1.   Het aantal en het competentieniveau van de personeelsleden van EUJUST LEX zijn in overeenstemming met de in artikel 2 bedoelde taakstelling en met de in artikel 3 bedoelde structuur.

2.   Het personeel van EUJUST LEX wordt door de EU-lidstaten of EU-instellingen gedetacheerd. Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het door hem gedetacheerd personeel van EUJUST LEX, met inbegrip van salarissen, ziektekosten, vergoedingen met uitzondering van dagvergoedingen, en vervoerskosten, zoals omschreven in het financieel memorandum.

3.   Internationaal personeel en lokaal personeel kan naar gelang van de behoeften ook op contractbasis worden aangeworven.

4.   Alle personeelsleden vervullen hun plichten en handelen in het belang van de missie. Alle personeelsleden nemen de beveiligingsbeginselen en minimumnormen als bedoeld in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (4) in acht.

Artikel 7

Status van het personeel

1.   Waar nodig wordt over de status van het EUJUST LEX-personeel, in voorkomend geval inclusief de voorrechten, immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EUJUST LEX, overeenstemming bereikt volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over een dergelijke overeenkomst onderhandelen.

2.   De EU-lidstaat of EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende het personeelslid. De EU-lidstaat of EU-instelling stelt in voorkomend geval vorderingen tegen het gedetacheerd personeelslid in.

Artikel 8

Commandostructuur

1.   EUJUST LEX heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, het politieke toezicht op en de strategische aansturing van EUJUST LEX uit.

3.   De civiele operationele commandant is, onder het politieke toezicht en de strategische aansturing van het PVC en onder algemeen gezag van de SG/HV, de commandant van EUJUST LEX op strategisch niveau en geeft, in die hoedanigheid, instructies aan het hoofd van de missie en verleent hem advies en technische ondersteuning.

4.   De civiele operationele commandant brengt via de SG/HV verslag uit aan de Raad.

5.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle op het terrein uit over EUJUST LEX en legt rechtstreeks verantwoording af aan de civiele operationele commandant.

Artikel 9

Politiek toezicht en strategische aansturing

1.   Het PVC zorgt, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, voor het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de missie. Hierbij machtigt de Raad het PVC de relevante besluiten daartoe te nemen overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag.

2.   Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het CONOPS en het OPLAN te wijzigen. Zij omvat ook de bevoegdheid om, in het licht van het voorgaande, besluiten te nemen betreffende de benoeming van het hoofd van de missie. De beslissingsbevoegdheid met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van de missie blijven berusten bij de Raad.

3.   Het PVC brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad.

4.   Het PVC ontvangt in voorkomend geval op geregelde tijdstippen door de civiele operationele commandant en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun respectieve bevoegdheden vallen.

Artikel 10

Beveiliging

1.   De civiele operationele commandant neemt de leiding over de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie op zich en zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering daarvan voor EUJUST LEX overeenkomstig de artikelen 4 en 8 en in overleg met de Dienst beveiliging van de Raad.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de operatie en voor de naleving van de minimumbeveiligingsvereisten die op de operatie van toepassing zijn, overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van EU-personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de daarvan afgeleide teksten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de EU.

3.   Voor de onderdelen van de missie die in de lidstaten worden uitgevoerd, neemt de gastlidstaat alle nodige en passende maatregelen om de veiligheid van deelnemers en opleiders op zijn grondgebied te waarborgen.

4.   Ten aanzien van het coördinatiebureau in Brussel worden de nodige en passende maatregelen getroffen door de Dienst beveiliging van het SG van de Raad, in samenwerking met de autoriteiten van de gastlidstaat.

5.   Wordt de opleiding in een derde staat gegeven, dan verzoekt de Europese Unie, samen met de betrokken lidstaten, de autoriteiten van de derde staat een passende regeling te treffen met het oog op de veiligheid van deelnemers en opleiders of deskundigen op zijn grondgebied.

6.   EUJUST LEX beschikt over een speciaal voor de missie bestemde beveiligingsbeambte die aan het hoofd van de missie verslag uitbrengt.

7.   Het hoofd van de missie overlegt met het PVC over beveiligingskwesties die te maken hebben met de inzet van de missie, overeenkomstig de door de SG/HV verstrekte richtsnoeren.

8.   Leden van EUJUST LEX, opleiders en deskundigen volgen een verplichte, door de Dienst beveiliging van de Raad georganiseerde beveiligingsopleiding en worden zo nodig medisch onderzocht voordat zij naar Irak reizen of aldaar worden ingezet.

9.   De lidstaten spannen zich in om EUJUST LEX, en met name het verbindingsbureau, personeelsleden, opleiders en deskundigen die naar en in Irak reizen, binnen Irak te voorzien van beveiligde huisvesting, lichaamspantsering, gedegen bescherming en andere beveiligingsvereisten, naar gelang het geval. Daartoe kan het hoofd van de missie, indien nodig, passende regelingen treffen met de lidstaten of de lokale autoriteiten.

Artikel 11

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de missie van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 moet dekken, bedraagt 10,8 miljoen EUR.

2.   De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie, met als uitzondering dat eventuele prefinancieringen niet het eigendom van de Gemeenschap blijven. Indien een deel van de opleiding in derde staten wordt verstrekt, mogen onderdanen van derde staten ook inschrijven bij aanbestedingen. In dat geval mogen goederen en diensten die ten behoeve van EUJUST LEX worden verworven, ook afkomstig zijn uit derde staten.

3.   Gelet op de specifieke veiligheidssituatie in Irak geschiedt het leveren van diensten in Bagdad en in andere delen van het land, naar gelang het geval, in het kader van de door het Verenigd Koninkrijk of in voorkomend geval door andere lidstaten gesloten contracten of in het kader van met de Iraakse autoriteiten gesloten regelingen met de bedrijven die deze diensten verstrekken en factureren. De uitgaven hiervoor worden met middelen van EUJUST LEX betaald. Het Verenigd Koninkrijk of andere betrokken lidstaten doen, in overleg met het hoofd van de missie, de Raad een verslag met adequate informatie over deze uitgaven toekomen.

4.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

5.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EUJUST LEX, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting.

6.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden in werking treedt.

7.   Uitrusting en voorraden voor het coördinatiebureau in Brussel worden gekocht of gehuurd namens de EU.

Artikel 12

Coördinatie

1.   Onverminderd de commandostructuur werkt het hoofd van de missie in nauwe coördinatie samen met de delegatie van de Commissie, met de bedoeling de samenhang van de EU-maatregelen ter ondersteuning van Irak te verzekeren.

2.   Het hoofd van de missie werkt in nauwe coördinatie met het lokale EU-voorzitterschap en de andere hoofden van EU-missies.

3.   Het hoofd van de missie werkt samen met de andere internationale actoren die in het land aanwezig zijn, met name de VN.

Artikel 13

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

De SG/HV is gemachtigd om, naar gelang van de operationele behoeften van de missie en met inachtneming van de beveiligingsvoorschriften van de Raad, aan het gastland en eventueel aan de VN de beschikking te geven over gerubriceerde gegevens en documenten van de Europese Unie tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van de operatie zijn opgesteld. Te dien einde zullen plaatselijke regelingen worden vastgesteld.

Artikel 14

Wachtdienst

Het wachtdienstvermogen wordt in werking gesteld voor EUJUST LEX.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op 1 juli 2009.

Het verstrijkt op 30 juni 2010.

Artikel 16

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 11 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

G. SLAMEČKA


(1)  PB L 62 van 9.3.2005, blz. 37.

(2)  PB L 291 van 21.10.2006, blz. 43.

(3)  PB L 105 van 15.4.2008, blz. 10.

(4)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1.