ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.149.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 149

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
12 juni 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 492/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot intrekking van 14 achterhaalde verordeningen op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid

1

 

 

Verordening (EG) nr. 493/2009 van de Commissie van 11 juni 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

4

 

*

Verordening (EG) nr. 494/2009 van de Commissie van 3 juni 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 27 betreft ( 1 )

6

 

*

Verordening (EG) nr. 495/2009 van de Commissie van 3 juni 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 3 betreft ( 1 )

22

 

*

Verordening van de Commissie (EG) nr. 496/2009 van 11 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia

60

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/447/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 25 mei 2009 tot intrekking van Richtlijn 83/515/EEG en van 11 achterhaalde beschikkingen en besluiten op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid

62

 

 

2009/448/EG

 

*

Besluit van de Raad van 28 mei 2009 tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountant van De Nederlandsche Bank

64

 

 

Commissie

 

 

2009/449/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 mei 2009 inzake de selectie van exploitanten van pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3746)

65

 

 

2009/450/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 juni 2009 betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad genoemde luchtvaartactiviteiten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4293)  ( 1 )

69

 

 

2009/451/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 juni 2009 over het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om deel te nemen aan Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4427)

73

 

 

2009/452/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 11 juni 2009 tot beëindiging van de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van natriummetaal van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

74

 

 

2009/453/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 11 juni 2009 tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriummetaal van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

76

 

 

2009/454/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 11 juni 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/938/EG tot vaststelling van de lijst van begunstigde landen die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4383)

78

 

 

OVEREENKOMSTEN

 

 

Commissie

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

80

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/1


VERORDENING (EG) Nr. 492/2009 VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

tot intrekking van 14 achterhaalde verordeningen op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gelet op de Akte van Toetreding van 1985, en met name op artikel 162, artikel 163, lid 3, artikel 164, lid 2, artikel 165, lid 8, artikel 171, artikel 349, lid 5, artikel 350, artikel 351, lid 5, artikel 352, lid 9, en artikel 358,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op de Akte van Toetreding van 2003, en met name op artikel 24 en de bijlagen VI, VIII, IX en XII,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het transparanter maken van de communautaire regelgeving is een essentieel onderdeel van de strategie voor betere regelgeving die de communautaire instellingen ten uitvoer leggen. In deze context is het dienstig besluiten die geen reëel effect meer hebben, uit de actieve regelgeving te verwijderen.

(2)

De volgende verordeningen met betrekking tot het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn achterhaald, hoewel zij formeel nog steeds van kracht zijn:

Verordening (EEG) nr. 31/83 van de Raad van 21 december 1982 over een tussentijdse gemeenschappelijke actie voor de herstructurering van de kustvisserij en de aquicultuur (2). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij betrekking had op de communautaire financiering van investeringsprojecten voor 1982;

Verordening (EEG) nr. 3117/85 van de Raad van 4 november 1985 tot vaststelling van de algemene voorschriften voor de toekenning van compenserende vergoedingen voor sardines (3). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij bedoeld was om te worden toegepast in de overgangsperiode na de toetreding van Spanje tot de Europese Gemeenschappen;

Verordening (EEG) nr. 3781/85 van de Raad van 31 december 1985 tot vaststelling van de maatregelen die moeten worden genomen tegen degenen die bepaalde voorschriften inzake visserijactiviteiten welke zijn vervat in de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, niet in acht nemen (4). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij bedoeld was om te worden toegepast in de overgangsperiode na de toetreding van Spanje tot de Europese Gemeenschappen;

Verordening (EEG) nr. 3252/87 van de Raad van 19 oktober 1987 inzake coördinatie en bevordering van het visserijonderzoek (5). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien deze materie nu valt onder Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (6).

Verordening (EEG) nr. 3571/90 van de Raad van 4 december 1990 tot vaststelling van bepaalde maatregelen inzake de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid in de voormalige Duitse Democratische Republiek (7). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij bedoeld was om te worden toegepast in de overgangsperiode na de Duitse eenmaking;

Verordening (EEG) nr. 3499/91 van de Raad van 28 november 1991 tot vaststelling van een communautair kader voor studies en proefprojecten met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de visbestanden in de Middellandse Zee (8). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien deze materie nu valt onder Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (9);

Verordening (EG) nr. 1275/94 van de Raad van 30 mei 1994 inzake aanpassingen in de regeling die is vastgesteld in de hoofdstukken „Visserij” van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal (10). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij bedoeld was om te worden toegepast in de overgangsperiode na de toetreding van Spanje tot de Europese Gemeenschappen;

Verordening (EG) nr. 1448/1999 van de Raad van 24 juni 1999 houdende overgangsmaatregelen voor het beheer van bepaalde takken van visserij in de Middellandse Zee en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1626/94 (11). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien deze materie nu valt onder Verordening (EG) nr. 1967/2006;

Verordening (EG) nr. 300/2001 van de Raad van 14 februari 2001 tot vaststelling van maatregelen voor 2001 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (12). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien de geldigheidsduur ervan reeds is verstreken;

Verordening (EG) nr. 2561/2001 van de Raad van 17 december 2001 ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko (13). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien de nationale omschakelingsplannen voor de vloten, waarop zij van toepassing was, zijn afgelopen;

Verordening (EG) nr. 2341/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot vaststelling, voor 2003, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (14). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij enkel bedoeld was om te worden toegepast op de visserijactiviteiten in 2003;

Verordening (EG) nr. 2372/2002 van de Raad van 20 december 2002 tot instelling van specifieke maatregelen om de schade veroorzaakt door olie uit de Prestige te vergoeden voor de visserijsector, de schelpdierensector en de aquacultuursector in Spanje (15). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien het nationale vergoedingsplan, waarop zij van toepassing was, is afgelopen;

Verordening (EG) nr. 2287/2003 van de Raad van 19 december 2003 tot vaststelling, voor 2004, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (16). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij enkel bedoeld was om te worden toegepast op de visserijactiviteiten in 2004;

Verordening (EG) nr. 52/2006 van de Raad van 22 december 2005 tot vaststelling, voor 2006, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (17). Deze verordening heeft geen effect meer aangezien zij enkel bedoeld was om te worden toegepast op de visserijactiviteiten in 2006.

(3)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten deze achterhaalde verordeningen worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In te trekken verordeningen

De Verordeningen (EEG) nr. 31/83, (EEG) nr. 3117/85, (EEG) nr. 3781/85, (EEG) nr. 3252/87, (EEG) nr. 3571/90, (EEG) nr. 3499/91, (EG) nr. 1275/94, (EG) nr. 1448/1999, (EG) nr. 300/2001, (EG) nr. 2561/2001, (EG) nr. 2341/2002, (EG) nr. 2372/2002, (EG) nr. 2287/2003 en (EG) nr. 52/2006 worden ingetrokken.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 5 van 7.1.1983, blz. 1.

(3)  PB L 297 van 9.11.1985, blz. 1.

(4)  PB L 363 van 31.12.1985, blz. 26.

(5)  PB L 314 van 4.11.1987, blz. 17.

(6)  PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.

(7)  PB L 353 van 17.12.1990, blz. 10.

(8)  PB L 331 van 3.12.1991, blz. 1.

(9)  PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.

(10)  PB L 140 van 3.6.1994, blz. 1.

(11)  PB L 167 van 2.7.1999, blz. 7.

(12)  PB L 44 van 15.2.2001, blz. 12.

(13)  PB L 344 van 28.12.2001, blz. 17.

(14)  PB L 356 van 31.12.2002, blz. 12.

(15)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 81.

(16)  PB L 344 van 31.12.2003, blz. 1.

(17)  PB L 16 van 20.1.2006, blz. 184.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/4


VERORDENING (EG) Nr. 493/2009 VAN DE COMMISSIE

van 11 juni 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 12 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

37,3

MK

35,9

TR

46,6

ZA

28,0

ZZ

37,0

0707 00 05

JO

162,3

MK

31,4

TR

113,6

ZZ

102,4

0709 90 70

TR

113,7

ZZ

113,7

0805 50 10

AR

58,4

TR

58,3

ZA

53,0

ZZ

56,6

0808 10 80

AR

78,3

BR

73,1

CL

92,4

CN

102,4

NA

101,9

NZ

106,7

US

118,7

ZA

77,1

ZZ

93,8

0809 10 00

TN

146,2

TR

186,4

ZZ

166,3

0809 20 95

TR

441,7

ZZ

441,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/6


VERORDENING (EG) Nr. 494/2009 VAN DE COMMISSIE

van 3 juni 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 27 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 10 januari 2008 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen in International Accounting Standard (IAS) 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening (hierna „wijzigingen in IAS 27” genoemd) gepubliceerd. In de wijzigingen in IAS 27 wordt gespecificeerd onder welke omstandigheden een entiteit een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, hoe moedermaatschappijen wijzigingen in hun eigendomsbelang in dochterondernemingen administratief moeten verwerken, en hoe de verliezen van een dochteronderneming aan het meerderheids- en het minderheidsbelang moeten worden toegerekend.

(3)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de wijzigingen in IAS 27 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van de EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is.

(4)

De goedkeuring van de wijzigingen in IAS 27 brengt met zich dat International Financial Reporting Standard (IFRS) 1, IFRS 4, IFRS 5, IAS 1, IAS 7, IAS 14, IAS 21, IAS 28, IAS 31, IAS 32, IAS 33, IAS 39 en Interpretatie 7 van het Standing Interpretations Committee (SIC) moeten worden gewijzigd teneinde de samenhang tussen de internationale standaarden voor jaarrekeningen te waarborgen.

(5)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

International Accounting Standard (IAS) 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

2.

International Financial Reporting Standard (IFRS) 1, IFRS 4, IFRS 5, IAS 1, IAS 7, IAS 14, IAS 21, IAS 28, IAS 31, IAS 32, IAS 33, IAS 39 en Interpretatie 7 van het Standing Interpretations Committee (SIC) worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze verordening vervatte wijzigingen in IAS 27.

Artikel 2

Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen wijzigingen in IAS 27 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 30 juni 2009 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juni 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.


BIJLAGE

INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN

IAS 27

Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening

Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org

INTERNATIONAL ACCOUNTING STANDARD 27

Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening

TOEPASSINGSGEBIED

1

Deze standaard moet worden toegepast bij de opstelling en presentatie van de geconsolideerde jaarrekening van een groep entiteiten waarover een moedermaatschappij de zeggenschap heeft.

2

Deze standaard behandelt geen methoden voor de administratieve verwerking van bedrijfscombinaties en hun gevolgen voor consolidatie, met inbegrip van de goodwill die bij een bedrijfscombinatie ontstaat (zie hiervoor IFRS 3 Bedrijfscombinaties).

3

Deze standaard moet ook worden toegepast bij de administratieve verwerking van investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen indien een entiteit ervoor kiest, of indien zij op grond van lokale regelgeving verplicht is, een enkelvoudige jaarrekening te presenteren.

DEFINITIES

4

De volgende begrippen worden in deze standaard gebruikt met de hierna omschreven betekenis:

Een geconsolideerde jaarrekening is de jaarrekening van een groep die wordt gepresenteerd alsof het de jaarrekening van een afzonderlijke economische entiteit betreft.

Zeggenschap is de macht om het financiële en operationele beleid van een entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten.

Een groep bestaat uit een moedermaatschappij en al haar dochterondernemingen.

Een minderheidsbelang is het eigen vermogen in een dochteronderneming dat niet direct of indirect aan een moedermaatschappij kan worden toegerekend.

Een moedermaatschappij is een entiteit die een of meer dochterondernemingen heeft.

Een enkelvoudige jaarrekening is een jaarrekening die wordt gepresenteerd door een moedermaatschappij, een investeerder in een geassocieerde deelneming of een deelnemer in een joint venture die gezamenlijk de zeggenschap uitoefent over een entiteit, en waarin de investeringen administratief worden verwerkt op basis van het directe aandelenbelang in plaats van op basis van de gerapporteerde resultaten en nettoactiva van de deelnemingen.

Een dochteronderneming is een entiteit, met inbegrip van entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid zoals een maatschap, waarover een andere entiteit (de moedermaatschappij) de zeggenschap heeft.

5

Een moedermaatschappij of haar dochteronderneming kan een investeerder in een geassocieerde deelneming zijn of een deelnemer in een joint venture die gezamenlijk de zeggenschap uitoefent over een entiteit. In dergelijke gevallen wordt de geconsolideerde jaarrekening die overeenkomstig deze standaard wordt opgesteld en gepresenteerd dusdanig opgesteld dat ze ook in overeenstemming is met IAS 28 Investeringen in geassocieerde deelnemingen en IAS 31 Belangen in joint ventures.

6

Voor een in alinea 5 omschreven entiteit wordt onder de enkelvoudige jaarrekening verstaan de jaarrekening die wordt opgesteld en gepresenteerd naast de jaarrekening waarnaar in alinea 5 wordt verwezen. De enkelvoudige jaarrekening hoeft niet als bijlage bij die jaarrekening te worden opgenomen of hoeft die jaarrekening niet te vergezellen.

7

De jaarrekening van een entiteit die geen dochteronderneming of geassocieerde deelneming heeft, noch een belang heeft als deelnemer in een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend, is geen enkelvoudige jaarrekening.

8

Een moedermaatschappij die overeenkomstig alinea 10 vrijgesteld is van het presenteren van een geconsolideerde jaarrekening, kan voor haar jaarrekening volstaan met een enkelvoudige jaarrekening.

PRESENTATIE VAN DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

9

Een moedermaatschappij, met uitzondering van de moedermaatschappijen die in alinea 10 zijn omschreven, moet overeenkomstig deze standaard een geconsolideerde jaarrekening presenteren waarin ze haar investeringen in dochterondernemingen consolideert.

10

Een moedermaatschappij hoeft geen geconsolideerde jaarrekening te presenteren als en alleen als:

(a)

de moedermaatschappij zelf een 100%-dochteronderneming is van een andere entiteit, of een dochteronderneming is van een andere entiteit waarin een belang van minder dan 100% wordt aangehouden, en de andere eigenaars, met inbegrip van deze die niet anderszins stemgerechtigd zijn, geïnformeerd zijn over en geen bezwaar maken tegen het feit dat de moedermaatschappij geen geconsolideerde jaarrekening presenteert;

(b)

de schuldbewijzen of eigen-vermogensinstrumenten van de moedermaatschappij niet worden verhandeld op een voor het publiek toegankelijke markt (een binnen- of buitenlandse effectenbeurs of een niet-officiële effectenbeurs, met inbegrip van lokale en regionale markten);

(c)

de moedermaatschappij haar jaarrekening niet heeft ingediend, noch bezig is met het indienen ervan, bij een beurstoezichthouder of een andere regelgevende instantie met het oog op de uitgifte van een categorie instrumenten op een voor het publiek toegankelijke markt; en

(d)

de hoofdmoedermaatschappij of een tussenhoudstermaatschappij van de moedermaatschappij een publiekelijk beschikbare geconsolideerde jaarrekening opstelt die in overeenstemming is met de International Financial Reporting Standards.

11

Een moedermaatschappij die er overeenkomstig alinea 10 voor kiest geen geconsolideerde jaarrekening maar alleen een enkelvoudige jaarrekening te presenteren, voldoet aan de alinea's 38 tot en met 43.

TOEPASSINGSGEBIED VAN DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

12

De geconsolideerde jaarrekening moet alle dochterondernemingen van de moedermaatschappij omvatten.  (1)

13

Zeggenschap wordt verondersteld te bestaan indien de moedermaatschappij direct of indirect via dochterondernemingen meer dan de helft van de stemrechten van een entiteit bezit, tenzij, in uitzonderlijke omstandigheden, duidelijk kan worden aangetoond dat het bezit van die stemrechten geen zeggenschap inhoudt. Er is eveneens sprake van zeggenschap als de moedermaatschappij de helft of minder dan de helft van de stemrechten van een entiteit in handen heeft en zij beschikt over: (2)

(a)

de macht over meer dan de helft van de stemrechten op grond van een overeenkomst met andere investeerders;

(b)

de macht om het financiële en operationele beleid van de entiteit te sturen krachtens een wet of een overeenkomst;

(c)

de macht om de meerderheid van de leden van de raad van bestuur of het equivalente bestuursorgaan te benoemen of te ontslaan, en die raad van bestuur of dat bestuursorgaan de zeggenschap uitoefent over de entiteit; of

(d)

de macht om op vergaderingen van de raad van bestuur of van het equivalente bestuursorgaan de meerderheid van de stemmen uit brengen, en die raad van bestuur of dat bestuursorgaan de zeggenschap uitoefent over de entiteit.

14

Een entiteit kan aandelenwarrants, aandelencallopties, schuldbewijzen of eigen-vermogensinstrumenten die kunnen worden geconverteerd naar gewone aandelen, of andere soortgelijke instrumenten bezitten die, indien ze worden uitgeoefend of geconverteerd, de entiteit stemrecht kunnen geven of die het stemrecht van een derde over het financiële en operationele beleid van een andere entiteit kunnen beperken (potentiële stemrechten). Het bestaan en effect van potentiële stemrechten die actueel uitoefenbaar of converteerbaar zijn, met inbegrip van potentiële stemrechten die in bezit zijn van een andere entiteit, worden in aanmerking genomen bij de beoordeling of een entiteit de macht heeft om het financiële en operationele beleid van een andere entiteit te sturen. Potentiële stemrechten zijn niet actueel uitoefenbaar of converteerbaar indien ze bijvoorbeeld pas op een toekomstige datum of bij het plaatsvinden van een toekomstige gebeurtenis kunnen worden uitgeoefend of geconverteerd.

15

Bij de beoordeling of potentiële stemrechten bijdragen tot zeggenschap, onderzoekt de entiteit alle feiten en omstandigheden (met inbegrip van de voorwaarden voor uitoefening van de potentiële stemrechten en eventuele andere contractuele afspraken, ongeacht of deze afzonderlijk dan wel samen worden onderzocht) die potentiële stemrechten beïnvloeden, behalve de intentie van het management en de financiële mogelijkheid om die rechten uit te oefenen of te converteren.

16

Een dochteronderneming is niet uitgesloten van consolidatie louter vanwege het feit dat de investeerder een organisatie is die durfkapitaal verstrekt of een gemeenschappelijk beleggingsfonds, een beleggingsfonds of een soortgelijke entiteit is.

17

Een dochteronderneming is niet uitgesloten van consolidatie omdat haar bedrijfsactiviteiten afwijken van die van andere entiteiten binnen de groep. Er wordt relevante informatie verstrekt door dergelijke dochterondernemingen te consolideren en door in de geconsolideerde jaarrekening aanvullende informatie over de verschillende bedrijfsactiviteiten van dochterondernemingen te verstrekken. De informatie die op grond van IFRS 8 Operationele segmenten moet worden verstrekt, helpt bijvoorbeeld om het belang van verschillende bedrijfsactiviteiten binnen de groep toe te lichten.

CONSOLIDATIEPROCEDURES

18

Bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening voegt een entiteit de jaarrekening van de moedermaatschappij en die van haar dochterondernemingen post voor post samen door gelijke posten van activa, verplichtingen, eigen vermogen, baten en lasten bij elkaar op te tellen. Opdat de geconsolideerde jaarrekening financiële informatie over de groep presenteert alsof deze een afzonderlijke economische entiteit is, worden de volgende stappen ondernomen:

(a)

de boekwaarde van de investering van de moedermaatschappij in elke dochteronderneming en het aandeel van de moedermaatschappij in het eigen vermogen van elke dochteronderneming worden geëlimineerd (zie IFRS 3, waarin wordt beschreven hoe eventuele resulterende goodwill moet worden verwerkt);

(b)

minderheidsbelangen in de winst of het verlies van geconsolideerde dochterondernemingen over de verslagperiode worden geïdentificeerd; en

(c)

minderheidsbelangen in de nettoactiva van geconsolideerde dochterondernemingen worden geïdentificeerd en afzonderlijk van de eigendomsbelangen van de moedermaatschappij in die dochterondernemingen gepresenteerd. Minderheidsbelangen in de nettoactiva bestaan uit:

(i)

het bedrag van die minderheidsbelangen op de datum van de oorspronkelijke samenvoeging, berekend in overeenstemming met IFRS 3; en

(ii)

het aandeel van de minderheidsbelangen in de vermogensmutaties sinds de datum van de samenvoeging.

19

Indien potentiële stemrechten bestaan, worden het aandeel in de winst of het verlies en het aandeel in de vermogenmutaties die aan de moedermaatschappij en minderheidsbelangen worden toegerekend, bepaald op basis van de actuele eigendomsbelangen; hierbij wordt geen rekening gehouden met de mogelijke uitoefening of conversie van potentiële stemrechten.

20

Saldi, transacties, baten en lasten binnen de groep moeten volledig worden geëlimineerd.

21

Saldi en transacties binnen de groep, met inbegrip van baten, lasten en dividenden, worden volledig geëlimineerd. Winsten en verliezen uit transacties binnen de groep die zijn opgenomen in de activa, zoals voorraden en vaste activa, worden volledig geëlimineerd. Verliezen binnen de groep kunnen een aanwijzing vormen voor een bijzondere waardevermindering die in de geconsolideerde jaarrekening moet worden opgenomen. IAS 12 Winstbelastingen is van toepassing op tijdelijke verschillen die ontstaan uit de eliminatie van winsten en verliezen uit transacties binnen de groep.

22

De jaarrekeningen van de moedermaatschappij en haar dochterondernemingen die worden gebruikt voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening moeten per dezelfde datum worden opgesteld. Indien het einde van de verslagperiode van de moedermaatschappij niet samenvalt met dat van een dochteronderneming, moet de dochteronderneming ten behoeve van de consolidatie een extra jaarrekening opstellen per dezelfde datum als de jaarrekening van de moedermaatschappij, tenzij dit onuitvoerbaar is.

23

Als, in overeenstemming met alinea 22, de jaarrekening van een dochteronderneming die wordt gebruikt bij de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening wordt opgesteld per een andere datum dan die van de jaarrekening van de moedermaatschappij, moeten aanpassingen worden aangebracht voor de gevolgen van belangrijke transacties of gebeurtenissen tussen die datum en de datum van de jaarrekening van de moedermaatschappij. In elk geval mag het verschil tussen het einde van de verslagperiode van de dochteronderneming en dat van de moedermaatschappij niet meer dan drie maanden bedragen. De duur van de verslagperioden en een eventueel verschil tussen de einddatums van de verslagperioden moeten voor elke periode gelijk zijn.

24

De geconsolideerde jaarrekening moet worden opgesteld op basis van uniforme grondslagen voor financiële verslaggeving voor vergelijkbare transacties en andere gebeurtenissen in soortgelijke omstandigheden.

25

Als een entiteit van de groep andere grondslagen voor financiële verslaggeving hanteert dan die welke in de geconsolideerde jaarrekening worden toegepast voor vergelijkbare transacties en gebeurtenissen in soortgelijke omstandigheden, moet de jaarrekening van die entiteit worden aangepast ten behoeve van de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening.

26

De baten en lasten van een dochteronderneming worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen vanaf de overnamedatum zoals gedefinieerd in IFRS 3. De baten en lasten van een dochteronderneming moeten worden gebaseerd op de waarden van de activa en verplichtingen die in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij zijn opgenomen op de overnamedatum. Afschrijvingskosten die na de overnamedatum in het geconsolideerde overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden opgenomen, moeten bijvoorbeeld worden gebaseerd op de reële waarde van de daarmee verband houdende af te schrijven activa die op de overnamedatum in de geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen. De baten en lasten van een dochteronderneming worden in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen tot de datum waarop de zeggenschap van de moedermaatschappij over de dochteronderneming eindigt.

27

Minderheidsbelangen moeten in de geconsolideerde balans worden gepresenteerd in het eigen vermogen, afzonderlijk van het eigen vermogen van de eigenaars van de moedermaatschappij.

28

Winsten of verliezen en elke component van niet-gerealiseerde resultaten worden aan de eigenaars van de moedermaatschappij en aan de minderheidsbelangen toegerekend. Gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden aan de eigenaars van de moedermaatschappij en aan de minderheidsbelangen toegerekend, zelfs als dit ertoe leidt dat de minderheidsbelangen een negatief saldo hebben.

29

Als een dochteronderneming cumulatief preferente aandelen heeft uitstaan die als eigen vermogen worden geclassificeerd en door minderheidsbelangen worden aangehouden, berekent de moedermaatschappij haar deel van de winst of het verlies na aanpassingen voor de dividenden op die aandelen, ongeacht of er dividenden zijn gedeclareerd.

30

Wijzigingen in het eigendomsbelang van een moedermaatschappij in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, worden administratief verwerkt als eigen-vermogenstransacties (d.w.z. transacties met eigenaars in hun hoedanigheid van eigenaars).

31

In dergelijke omstandigheden moeten de boekwaarden van de meerderheids- en minderheidsbelangen worden aangepast om de wijzigingen in hun relatieve belangen in de dochteronderneming weer te geven. Elk eventueel verschil tussen het bedrag waarmee de minderheidsbelangen worden aangepast en de reële waarde van de betaalde of ontvangen vergoeding, moet rechtstreeks in het eigen vermogen worden verwerkt en aan de eigenaars van de moedermaatschappij worden toegerekend.

VERLIES VAN ZEGGENSCHAP

32

Een moedermaatschappij kan de zeggenschap over een dochteronderneming verliezen met of zonder een wijziging in het niveau van het absolute of relatieve eigendomsbelang. Dit zou bijvoorbeeld kunnen plaatsvinden wanneer de zeggenschap over een dochteronderneming bij een overheid, rechtbank, bewindvoerder of regelgevende instantie komt te liggen. Het zou ook kunnen plaatsvinden als gevolg van een contractuele overeenkomst.

33

Een moedermaatschappij kan de zeggenschap over een dochteronderneming verliezen in twee of meer overeenkomsten (transacties). Soms geven de omstandigheden echter aan dat de diverse overeenkomsten administratief moeten worden verwerkt als een enkele transactie. Bij de bepaling of de overeenkomsten administratief moeten worden verwerkt als een enkele transactie, moet een moedermaatschappij rekening houden met alle voorwaarden en economische gevolgen van de overeenkomsten. Indicaties dat de moedermaatschappij de diverse overeenkomsten administratief zou moeten verwerken als een enkele transactie zijn:

(a)

De overeenkomsten zijn op hetzelfde moment of met het oog op elkaar afgesloten.

(b)

De overeenkomsten vormen een enkele transactie die een algemeen commercieel effect beoogt.

(c)

Het afsluiten van een overeenkomst is afhankelijk van het afsluiten van ten minste één andere overeenkomst.

(d)

Een overeenkomst is niet economisch gerechtvaardigd als ze op zich wordt beschouwd, maar is dat wel als ze samen met andere overeenkomsten wordt beschouwd. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een vervreemding van aandelen onder de marktprijs, later bij wijze van compensatie gevolgd door een vervreemding van aandelen boven de marktprijs.

34

Als een moedermaatschappij de zeggenschap over een dochteronderneming verliest, dan:

(a)

neemt ze op de datum waarop ze de zeggenschap verliest de boekwaarde van de activa (met inbegrip van enige goodwill) en verplichtingen van de dochteronderneming niet langer in de balans op;

(b)

neemt ze op de datum waarop ze de zeggenschap verliest de boekwaarde van minderheidsbelangen in de voormalige dochteronderneming niet langer in de balans op (met inbegrip van aan die minderheidsbelangen toerekenbare componenten van niet-gerealiseerde resultaten);

(c)

neemt ze:

(i)

de reële waarde op van de vergoeding die is ontvangen, in voorkomend geval, uit de transactie, gebeurtenis of omstandigheden die tot het verlies van zeggenschap heeft/hebben geleid; en

(ii)

indien de transactie die tot het verlies van zeggenschap heeft geleid een uitkering bevat van aandelen van de dochteronderneming aan eigenaars in hun hoedanigheid van eigenaars, die uitkering op;

(d)

neemt ze elke in de voormalige dochteronderneming aangehouden investering op tegen haar reële waarde op de datum waarop ze de zeggenschap verliest;

(e)

boekt ze de in alinea 35 vermelde bedragen over naar de winst of het verlies, of boekt ze deze rechtstreeks over naar ingehouden winsten indien dit vereist is in overeenstemming met andere IFRSs; en

(f)

neemt ze elk verschil dat hieruit voortvloeit op als een winst of verlies in de winst die of het verlies dat aan de moedermaatschappij kan worden toegerekend.

35

Als een moedermaatschappij de zeggenschap over een dochteronderneming verliest, moet ze alle in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen bedragen in verband met die dochteronderneming administratief verwerken op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de moedermaatschappij de daarmee verband houdende activa of verplichtingen direct had vervreemd. Als een voorheen in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen winst of verlies naar de winst of het verlies werd overgeboekt bij de vervreemding van de daarmee verband houdende activa of verplichtingen, boekt de moedermaatschappij derhalve de winst of het verlies over van het eigen vermogen naar de winst of het verlies (als een herclassificatieaanpassing) wanneer ze de zeggenschap over de dochteronderneming verliest. Als bijvoorbeeld een dochteronderneming voor verkoop beschikbare financiële activa heeft en de moedermaatschappij de zeggenschap over die dochteronderneming verliest, moet de moedermaatschappij de winst die of het verlies dat voorheen in verband met die activa in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen naar de winst of het verlies overboeken. Zo ook moet de moedermaatschappij, indien een voorheen in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen herwaarderingsreserve direct naar de ingehouden winsten werd overgeboekt bij de vervreemding van het actief, de herwaarderingsreserve direct naar de ingehouden winsten overboeken wanneer ze de zeggenschap over de dochteronderneming verliest.

36

Bij verlies van zeggenschap over een dochteronderneming, moeten elke in de voormalige dochteronderneming aangehouden investering en alle door of aan de voormalige dochteronderneming verschuldigde bedragen administratief worden verwerkt in overeenstemming met andere IFRSs vanaf de datum van het verlies van zeggenschap.

37

De reële waarde van elke in de voormalige dochteronderneming aangehouden investering op de datum van verlies van zeggenschap moet worden beschouwd als de reële waarde bij eerste opname van een financieel actief in overeenstemming met IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering of, in voorkomend geval, de kostprijs bij eerste opname van een investering in een geassocieerde deelneming of een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend.

ADMINISTRATIEVE VERWERKING VAN INVESTERINGEN IN DOCHTERONDERNEMINGEN, ENTITEITEN WAAROVER GEZAMENLIJK DE ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN IN DE ENKELVOUDIGE JAARREKENING

38

Wanneer een entiteit een enkelvoudige jaarrekening opstelt, moet zij investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen administratief verwerken:

(a)

tegen kostprijs, of

(b)

in overeenstemming met IAS 39.

De entiteit moet op elke categorie investeringen dezelfde administratieve verwerking toepassen. Investeringen die administratief zijn verwerkt tegen kostprijs, moeten administratief worden verwerkt in overeenstemming met IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten wanneer zij overeenkomstig IFRS 5 als aangehouden voor verkoop zijn geclassificeerd (of zijn opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die als aangehouden voor verkoop is geclassificeerd). In dergelijke omstandigheden blijft de waardering van in overeenstemming met IAS 39 administratief verwerkte investeringen ongewijzigd.

38A

Een entiteit moet een dividend van een dochteronderneming, een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een geassocieerde deelneming in haar enkelvoudige jaarrekening in winst of verlies opnemen wanneer haar recht om het dividend te ontvangen vaststaat.

38B

Wanneer een moedermaatschappij de structuur van haar groep reorganiseert door oprichting van een nieuwe entiteit als haar moedermaatschappij op een wijze die aan de volgende criteria voldoet:

(a)

de nieuwe moedermaatschappij verkrijgt de zeggenschap over de oorspronkelijke moedermaatschappij door eigen-vermogensinstrumenten uit te geven in ruil voor bestaande eigen-vermogensinstrumenten van de oorspronkelijke moedermaatschappij;

(b)

onmiddellijk vóór en na de reorganisatie zijn de activa en verplichtingen van de nieuwe groep en de oorspronkelijke groep identiek; en

(c)

onmiddellijk vóór en na de reorganisatie hebben de eigenaars van de oorspronkelijke moedermaatschappij vóór de reorganisatie dezelfde absolute en relatieve belangen in de nettoactiva van de oorspronkelijke groep en de nieuwe groep

en de nieuwe moedermaatschappij verwerkt haar investering in de oorspronkelijke moedermaatschappij overeenkomstig alinea 38(a) in haar enkelvoudige jaarrekening, dan moet de nieuwe moedermaatschappij de kostprijs bepalen op basis van de boekwaarde van haar aandeel in de eigen-vermogensposten vermeld in de enkelvoudige jaarrekening van de oorspronkelijke moedermaatschappij op de datum van de reorganisatie.

38C

Ook een entiteit die geen moedermaatschappij is, kan overgaan tot oprichting van een nieuwe entiteit als haar moedermaatschappij op een wijze die aan de criteria in alinea 38B voldoet. De vereisten in alinea 38B zijn eveneens op dergelijke reorganisaties van toepassing. In zulke gevallen moeten de verwijzingen naar „oorspronkelijke moedermaatschappij” en „oorspronkelijke groep” worden gelezen als verwijzingen naar de „oorspronkelijke entiteit”.

39

Deze standaard schrijft niet voor welke entiteiten een publiekelijk beschikbare enkelvoudige jaarrekening moeten opstellen. Alinea 38 en de alinea's 40 tot en met 43 zijn van toepassing indien een entiteit een enkelvoudige jaarrekening opstelt die in overeenstemming is met de International Financial Reporting Standards. Een entiteit moet ook een publiekelijk beschikbare geconsolideerde jaarrekening opstellen zoals vereist door alinea 9, tenzij de in alinea 10 opgenomen vrijstelling van toepassing is.

40

Investeringen in entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen die overeenkomstig IAS 39 administratief worden verwerkt in de geconsolideerde jaarrekening, moeten op dezelfde wijze worden verwerkt in de enkelvoudige jaarrekening van de investeerder.

INFORMATIEVERSCHAFFING

41

In de geconsolideerde jaarrekening moet de volgende informatie worden verstrekt:

(a)

de aard van de relatie tussen de moedermaatschappij en een dochteronderneming indien de moedermaatschappij noch direct, noch indirect via dochterondernemingen, meer dan de helft van de stemrechten in handen heeft;

(b)

de redenen waarom het bezit, direct of indirect via dochterondernemingen, van meer dan de helft van de potentiële stemrechten van een deelneming geen zeggenschap inhoudt;

(c)

het einde van de verslagperiode van de jaarrekening van een dochteronderneming indien die jaarrekening wordt gebruikt bij de opstelling van een geconsolideerde jaarrekening en de datum of periode van die jaarrekening niet samenvalt met die van de jaarrekening van de moedermaatschappij, en de reden waarom niet dezelfde datum of periode wordt gebruikt;

(d)

de aard van en de mate waarin eventuele belangrijke beperkingen bestaan (die bijvoorbeeld voortvloeien uit financieringsovereenkomsten of voorschriften van regelgevende instanties) op het vermogen van dochterondernemingen om middelen aan de moedermaatschappij over te dragen in de vorm van dividenden in contanten, of om leningen af te lossen of voorschotten terug te betalen;

(e)

een schema dat toont wat de gevolgen zijn van eventuele wijzigingen in het eigendomsbelang van een moedermaatschappij in een dochteronderneming die niet leiden tot een verlies van zeggenschap voor het eigen vermogen dat toerekenbaar is aan eigenaars van de moedermaatschappij; en

(f)

indien een moedermaatschappij de zeggenschap over een dochteronderneming verliest, moet ze de eventuele winst of het eventuele verlies, opgenomen overeenkomstig alinea 34, vermelden, alsook:

(i)

het deel van die winst of dat verlies dat is toe te rekenen aan de opname van elke in de voormalige dochteronderneming aangehouden investering tegen haar reële waarde op de datum waarop de moedermaatschappij de zeggenschap verliest; en

(ii)

de post(en) in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten waarin de winst of het verlies is opgenomen (indien niet afzonderlijk gepresenteerd in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten).

42

Indien een enkelvoudige jaarrekening wordt opgesteld voor een moedermaatschappij die er in overeenstemming met alinea 10 voor kiest geen geconsolideerde jaarrekening op te stellen, moet in die enkelvoudige jaarrekening het volgende worden vermeld:

(a)

het feit dat de jaarrekening een enkelvoudige jaarrekening is; dat van de vrijstelling van consolidatie is gebruikgemaakt; de naam en het land van oprichting of het land waar de statutaire zetel is gevestigd van de entiteit die haar voor het publiek toegankelijke geconsolideerde jaarrekening in overeenstemming met de International Financial Reporting Standards heeft opgesteld; en het adres waar die geconsolideerde jaarrekening te verkrijgen is;

(b)

een lijst van belangrijke investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen, met vermelding van de naam, het land van oprichting of het land waar de statutaire zetel is gevestigd, de omvang van het eigendomsbelang en, indien verschillend, de omvang van de gehouden stemrechten; en

c)

een beschrijving van de methode die is toegepast voor de administratieve verwerking van de investeringen die onder (b) zijn vermeld.

43

Indien een moedermaatschappij (uitgezonderd een moedermaatschappij die onder alinea 42 valt), een deelnemer in een joint venture die een belang heeft in een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een investeerder in een geassocieerde deelneming een enkelvoudige jaarrekening opstelt, moet in die enkelvoudige jaarrekening het volgende worden vermeld:

(a)

het feit dat de jaarrekening een enkelvoudige jaarrekening is en de redenen waarom die jaarrekening wordt opgesteld indien de wet dit niet vereist;

(b)

een lijst van belangrijke investeringen in dochterondernemingen, entiteiten waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en geassocieerde deelnemingen, met vermelding van de naam, het land van oprichting of het land waar de statutaire zetel is gevestigd, de omvang van het eigendomsbelang en, indien verschillend, de omvang van de gehouden stemrechten; en

(c)

een beschrijving van de methode die is toegepast voor de administratieve verwerking van de onder (b) vermelde investeringen;

en moet in die jaarrekening worden verwezen naar de jaarrekening die is opgesteld in overeenstemming met alinea 9 van deze standaard of IAS 28 en IAS 31 waarop deze betrekking heeft.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

44

Een entiteit moet deze standaard toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2005 aanvangen. Eerdere toepassing wordt aangemoedigd. Als een entiteit deze standaard toepast op een periode die vóór 1 januari 2005 aanvangt, moet zij dit feit vermelden.

45

Een entiteit moet de in 2008 door de International Accounting Standards Board aangebrachte wijzigingen in alinea's 4, 18, 19, 26 tot en met 37 en 41(e) en (f) van IAS 27 toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Een entiteit mag deze wijzigingen echter niet toepassen op jaarperioden die vóór 1 juli 2009 aanvangen, tenzij de entiteit tevens IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) toepast. Als een entiteit de wijzigingen toepast vóór 1 juli 2009, moet zij dit feit vermelden. Een entiteit moet de wijzigingen retroactief toepassen, met de volgende uitzonderingen:

(a)

de wijziging van alinea 28 voor de toerekening van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten aan de eigenaars van de moedermaatschappij en aan de minderheidsbelangen, zelfs als dit ertoe leidt dat de minderheidsbelangen een negatief saldo hebben. Derhalve mag een entiteit een winst- of verliestoerekening voor verslagperioden niet aanpassen voordat de wijziging is toegepast.

(b)

de vereisten in alinea's 30 en 31 voor de administratieve verwerking van wijzigingen in eigendomsbelangen in een dochteronderneming nadat de zeggenschap is verkregen. Derhalve zijn de vereisten in alinea's 30 en 31 niet van toepassing op wijzigingen die plaatsvonden voordat een entiteit de wijzigingen toepast.

(c)

de vereisten in alinea's 34 tot en met 37 met betrekking tot het verlies van zeggenschap over een dochteronderneming. Een entiteit mag de boekwaarde van een investering in een voormalige dochteronderneming niet aanpassen als het verlies van zeggenschap vóór de toepassing van deze wijzigingen plaatsvond. Voorts mag een entiteit een winst of verlies op het verlies van zeggenschap over een dochteronderneming dat vóór de toepassing van de wijzigingen plaatsvond niet herberekenen.

45A

Alinea 38 is gewijzigd bij Verbeteringen in IFRSs, uitgegeven in mei 2008. Een entiteit moet deze wijziging prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen vanaf de datum waarop zij voor het eerst IFRS 5 heeft toegepast. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijziging op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

45B

Bij Kostprijs van een investering in een dochteronderneming, een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een geassocieerde deelneming (wijzigingen in IFRS 1 en IAS 27), uitgegeven in mei 2008, is de definitie van kostprijsmethode uit alinea 4 verwijderd en is alinea 38A toegevoegd. Een entiteit moet deze wijzigingen prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden en tegelijkertijd de gerelateerde wijzigingen in IAS 18, IAS 21 en IAS 36 toepassen.

45C

Bij Kostprijs van een investering in een dochteronderneming, een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend of een geassocieerde deelneming (wijzigingen in IFRS 1 en IAS 27), uitgegeven in mei 2008, zijn de alinea's 38B en 38C toegevoegd. Een entiteit moet deze alinea's prospectief toepassen op reorganisaties die plaatsvinden in jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Daarnaast kan een entiteit ervoor opteren de alinea's 38B en 38C retroactief toe te passen op in het verleden doorgevoerde reorganisaties die onder het toepassingsgebied van deze alinea's vallen. Als een entiteit een reorganisatie evenwel dusdanig aanpast dat ze in overeenstemming is met alinea 38B of 38C, dan moet zij ook overgaan tot aanpassing van alle latere reorganisaties die onder het toepassingsgebied van deze alinea's vallen. Als een entiteit alinea 38B of 38C op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

INTREKKING VAN IAS 27 (2003)

46

Deze standaard vervangt IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening (herziene versie van 2003).


(1)  Indien een dochteronderneming bij overname voldoet aan de criteria om als aangehouden voor verkoop te worden geclassificeerd overeenkomstig IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten, moet ze volgens die IFRS worden verwerkt.

(2)  Zie ook SIC-12 Consolidatie — Voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten („Special Purpose Entities”).

Bijlage

Wijzigingen in andere IFRSs

De wijzigingen in deze bijlage moeten worden toegepast op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit de wijzigingen in IAS 27 toepast voor een eerdere periode, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen. In de gewijzigde alinea's is de verwijderde tekst doorgehaald en de nieuwe tekst onderstreept.

A1

Niet van toepassing in de Nederlandse vertaling. De vertaling van „non-controlling interest” blijft „minderheidsbelang”.

IFRS 1    Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

A2

IFRS 1 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 26 wordt als volgt gewijzigd:

„26

Deze IFRS verbiedt retroactieve toepassing van een aantal aspecten van andere IFRSs met betrekking tot:

(c)

schattingen (alinea's 31 tot en met 34);

(d)

activa die zijn geclassificeerd als aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten (alinea's 34A en 34B); en

(e)

bepaalde aspecten van de administratieve verwerking van minderheidsbelangen (alinea 34C).”

Na alinea 34B worden een nieuwe titel en een nieuwe alinea 34C toegevoegd. Deze luiden als volgt:

34C

Een eerste toepasser moet de volgende vereisten van IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) prospectief toepassen vanaf de datum van de overgang naar de IFRSs:

(a)

het vereiste in alinea 28 dat gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten aan de eigenaars van de moedermaatschappij en aan de minderheidsbelangen worden toegerekend, zelfs als dit ertoe leidt dat de minderheidsbelangen een negatief saldo hebben;

(b)

de vereisten in alinea's 30 en 31 voor de administratieve verwerking van wijzigingen in het eigendomsbelang van een moedermaatschappij in een dochteronderneming die niet leiden tot een verlies van zeggenschap; en

(c)

de vereisten in alinea's 34 tot en met 37 met betrekking tot de administratieve verwerking van een verlies van zeggenschap over een dochteronderneming, en de gerelateerde vereisten van alinea 8A van IFRS 5 [wijziging aangebracht in het kader van de jaarlijkse verbeteringen].”

Indien een eerste toepasser er echter voor kiest om IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) retroactief toe te passen op vroegere bedrijfscombinaties, moet hij ook IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) toepassen in overeenstemming met alinea B1 van deze IFRS.

Alinea 47J wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„47J

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea's 26 en 34C. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.”

IFRS 5    Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten

A3

IFRS 5 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 33 wordt als volgt gewijzigd:

„33

Een entiteit moet het volgende vermelden:

(a)

(d)

het bedrag van baten uit voortgezette bedrijfsactiviteiten en uit beëindigde bedrijfsactiviteiten dat aan eigenaars van de moedermaatschappij kan worden toegerekend. Deze informatie mag in de toelichting of in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden gepresenteerd.”

Alinea 44B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„44B

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) voegde alinea 33(d) toe. Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen. De wijziging moet retroactief worden toegepast.”

IAS 1    Presentatie van de jaarrekening

A4

Alinea 106 van IAS 1 (herziene versie van 2007) wordt als volgt gewijzigd:

„106

Een entiteit moet een mutatieoverzicht van het eigen vermogen presenteren met vermelding van:

(a)

het totaal van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten, waarbij apart de bedragen worden vermeld die toerekenbaar zijn aan de eigenaren van de moedermaatschappij en aan minderheidsbelangen;

(b)

voor elke component van het eigen vermogen, de gevolgen van retroactieve toepassing of retroactieve aanpassing opgenomen overeenkomstig IAS 8; en

(c)

[verwijderd] en

(d)

voor elke component van het eigen vermogen, een aansluiting tussen de boekwaarde aan het begin en einde van de periode, met afzonderlijke vermelding van wijzigingen die voortvloeien uit:

(i)

winst of verlies;

(ii)

elke post van niet-gerealiseerde resultaten; en

(iii)

transacties met eigenaars in hun hoedanigheid van eigenaars, met afzonderlijke vermelding van bijdragen door en uitkeringen aan eigenaars en van wijzigingen in eigendomsbelangen in dochterondernemingen die niet tot een verlies van zeggenschap leiden.”

Alinea 139A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„139A

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 106. Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen. De wijziging moet retroactief worden toegepast.”

IAS 7    Het kasstroomoverzicht

A5

IAS 7 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

De titel boven alinea 39 en de alinea's 39 tot en met 42 worden als volgt gewijzigd:

39

De totale kasstromen die voortvloeien uit het verkrijgen of verliezen van zeggenschap over dochterondernemingen of andere bedrijven moeten afzonderlijk worden gepresenteerd en moeten worden ingedeeld als investeringsactiviteiten.

40

Een entiteit moet zowel voor het verkrijgen als verliezen van zeggenschap over dochterondernemingen of andere bedrijven tijdens de periode de totalen vermelden van:

(a)

de totale betaalde of ontvangen vergoeding;

(b)

het gedeelte van de vergoeding dat bestaat uit geldmiddelen en kasequivalenten;

(c)

het bedrag van de geldmiddelen en kasequivalenten in de dochterondernemingen of andere bedrijven waarover de zeggenschap wordt verkregen of verloren; en

(d)

het bedrag van de activa en verplichtingen die geen geldmiddelen of kasequivalenten zijn in de dochterondernemingen of andere bedrijven waarover de zeggenschap wordt verkregen of verloren, onderverdeeld in de belangrijkste categorieën.

41

De afzonderlijke presentatie van de gevolgen — als aparte posten — van het verkrijgen of verliezen van zeggenschap over dochterondernemingen of andere bedrijven voor de kasstromen, samen met de afzonderlijke presentatie van de bedragen van overgenomen of afgestoten activa en verplichtingen, vormt een hulpmiddel om een onderscheid te maken tussen deze kasstromen en de kasstromen die voortvloeien uit de andere operationele, investerings- en financieringsactiviteiten. De gevolgen van het verlies van zeggenschap voor de kasstromen worden niet in mindering gebracht op de gevolgen van het verkrijgen van zeggenschap voor de kasstromen.

42

Het totaalbedrag van de betaalde of ontvangen geldmiddelen als vergoeding voor het verkrijgen of verliezen van zeggenschap over dochterondernemingen of andere bedrijven wordt als deel van dergelijke transacties, gebeurtenissen of wijzigingen in omstandigheden in het kasstroomoverzicht gerapporteerd zonder de overgenomen of afgestoten geldmiddelen en kasequivalenten.”

Alinea's 42A en 42B worden toegevoegd en luiden als volgt:

„42A

Kasstromen die voortkomen uit wijzigingen in eigendomsbelangen in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, moeten worden geclassificeerd als kasstromen uit financieringsactiviteiten.

42B

Wijzigingen in eigendomsbelangen in een dochteronderneming die niet tot een verlies van zeggenschap leiden, zoals de latere aankoop of verkoop van eigen-vermogensinstrumenten van een dochteronderneming door een moedermaatschappij, moeten administratief worden verwerkt als eigen-vermogenstransacties (zie IAS 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008)). Dienovereenkomstig moeten de resulterende kasstromen worden geclassificeerd op dezelfde wijze als andere transacties met eigenaars die in alinea 17 beschreven zijn. ”

Alinea 54 wordt toegevoegd en luidt als volgt:

„54

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea's 39 tot en met 42 en voegde alinea's 42A en 42B toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen. De wijzigingen moeten retroactief worden toegepast.”

IAS 21    De gevolgen van wisselkoerswijzigingen

A6

IAS 21 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

De titel boven alinea 48 wordt als volgt gewijzigd en alinea's 48A tot en met 48D worden toegevoegd en luiden als volgt:

48

48A

Naast de afstoting van het volledige belang van een entiteit in een buitenlandse activiteit, worden de volgende zaken administratief verwerkt als afstotingen, zelfs als de entiteit een belang aanhoudt in de voormalige dochteronderneming, geassocieerde deelneming of entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend:

(a)

het verlies van zeggenschap over een dochteronderneming die een buitenlandse activiteit omvat;

(b)

het verlies van invloed van betekenis over een geassocieerde deelneming die een buitenlandse activiteit omvat; en

(c)

het verlies van gezamenlijke zeggenschap over een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en die een buitenlandse activiteit omvat.

48B

Bij afstoting van een dochteronderneming die een buitenlandse activiteit omvat, mag het cumulatieve bedrag van de wisselkoersverschillen in verband met die buitenlandse activiteit die aan de minderheidsbelangen zijn toegerekend niet langer in de balans worden opgenomen en mag het niet naar de winst of het verlies worden overgeboekt.

48C

Bij gedeeltelijke afstoting van een dochteronderneming die een buitenlandse activiteit omvat, moet de entiteit het evenredige deel van het cumulatieve bedrag van de wisselkoersverschillen dat in niet-gerealiseerde resultaten is opgenomen, opnieuw toerekenen aan de minderheidsbelangen in die buitenlandse activiteit. Bij elke andere gedeeltelijke afstoting van een buitenlandse activiteit moet de entiteit alleen het evenredige deel van het cumulatieve bedrag van de wisselkoersverschillen dat in niet-gerealiseerde resultaten is opgenomen, overboeken naar de winst of het verlies.

48D

Een gedeeltelijke afstoting van het belang van een entiteit in een buitenlandse activiteit is elke vermindering in het eigendomsbelang van een entiteit in een buitenlandse activiteit, met uitzondering van de verminderingen in alinea 48A die administratief worden verwerkt als afstotingen.”

Alinea 60B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„60B

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) voegde alinea's 48A tot en met 48D toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.”

IAS 28    Investeringen in geassocieerde deelnemingen

A7

IAS 28 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea's 18 en 19 worden als volgt gewijzigd:

„18

Een investeerder mag de „equity-methode” niet langer toepassen vanaf de datum waarop hij niet langer invloed van betekenis heeft op een geassocieerde deelneming, en moet vanaf die datum de investering administratief verwerken in overeenstemming met IAS 39, op voorwaarde dat de geassocieerde deelneming geen dochteronderneming of een joint venture wordt volgens de definitie in IAS 31. Wanneer de investeerder zijn invloed van betekenis verliest, moet hij elke in de voormalige geassocieerde deelneming aangehouden investering waarderen tegen reële waarde. De investeerder moet in de winst-en-verliesrekening elk verschil opnemen tussen:

(a)

de reële waarde van elke aangehouden investering en alle opbrengsten uit de vervreemding van het deelbelang in de geassocieerde deelneming; en

(b)

de boekwaarde van de investering op de datum waarop de investeerder zijn invloed van betekenis verliest.

19

Wanneer een investering niet langer een geassocieerde deelneming is en administratief wordt verwerkt in overeenstemming met IAS 39, moet de reële waarde van de investering op de datum waarop ze geen geassocieerde deelneming meer is worden beschouwd als haar reële waarde bij eerste opname als een financieel actief in overeenstemming met IAS 39. ”

Alinea 19A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„19A

Als een investeerder zijn invloed van betekenis op een geassocieerde deelneming verliest, moet hij alle in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen bedragen in verband met die geassocieerde deelneming administratief verwerken op dezelfde basis als vereist zou zijn indien de geassocieerde deelneming de desbetreffende activa of verplichtingen rechtstreeks had vervreemd. Als een winst die of een verlies dat voorheen door een geassocieerde deelneming in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen naar de winst of het verlies werd overgeboekt bij de vervreemding van de daarmee verband houdende activa of verplichtingen, moet de investeerder de winst of het verlies derhalve overboeken van het eigen vermogen naar de winst of het verlies (als een herclassificatieaanpassing) wanneer hij zijn invloed van betekenis over de geassocieerde deelneming verliest. Als bijvoorbeeld een geassocieerde deelneming voor verkoop beschikbare financiële activa heeft en de investeerder zijn invloed van betekenis over die geassocieerde deelneming verliest, moet de investeerder de winst die of het verlies dat voorheen in verband met die activa in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen naar de winst of het verlies overboeken. Als het eigendomsbelang van een investeerder in een geassocieerde deelneming wordt teruggebracht maar de investering een geassocieerde deelneming blijft, moet de investeerder slechts een proportioneel bedrag van de winst die of het verlies dat voorheen in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen naar de winst of het verlies overboeken.”

Alinea 41B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„41B

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea's 18 en 19 en voegde alinea 19A toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.”

IAS 31    Belangen in joint ventures

A8

IAS 31 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 45 wordt als volgt gewijzigd:

„45

Vanaf de datum waarop een investeerder niet langer gezamenlijke zeggenschap heeft over een entiteit, moet hij elke aangehouden investering administratief verwerken in overeenstemming met IAS 39, mits de voormalige entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap werd uitgeoefend geen dochteronderneming of geassocieerde deelneming wordt. Vanaf de datum waarop een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend een dochteronderneming van een investeerder wordt, moet de investeerder zijn belang verwerken in overeenstemming met IAS 27 en IFRS 3 Bedrijfscombinaties (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008). Vanaf de datum waarop een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend een geassocieerde deelneming van een investeerder wordt, moet de investeerder zijn belang verwerken in overeenstemming met IAS 28. Wanneer de investeerder de gezamenlijke zeggenschap verliest, moet hij elke aangehouden investering in de voormalige entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap werd uitgeoefend waarderen tegen reële waarde. De investeerder moet in de winst-en-verliesrekening elk verschil opnemen tussen:

(a)

de reële waarde van elke aangehouden investering en alle opbrengsten uit de vervreemding van het deelbelang in de entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend; en

(b)

de boekwaarde van de investering op de datum waarop de investeerder de gezamenlijke zeggenschap verliest.”

Alinea's 45A en 45B worden toegevoegd en luiden als volgt:

„45A

Wanneer een investering niet langer een entiteit is waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend en administratief wordt verwerkt in overeenstemming met IAS 39, moet de reële waarde van de investering op het moment dat deze niet langer een entiteit is waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend worden beschouwd als haar reële waarde bij eerste opname als een financieel actief in overeenstemming met IAS 39.

45B

Als een investeerder de gezamenlijke zeggenschap over een entiteit verliest, moet hij alle in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen bedragen in verband met die entiteit administratief verwerken op dezelfde basis als vereist zou indien de entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend de desbetreffende activa of verplichtingen direct had vervreemd. Als een voorheen in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen winst of verlies naar de winst of het verlies werd overgeboekt bij de vervreemding van de daarmee verband houdende activa of verplichtingen, moet de investeerder de winst of het verlies derhalve overboeken van het eigen vermogen naar de winst of het verlies (als een herclassificatieaanpassing) wanneer hij de gezamenlijke zeggenschap over de entiteit verliest. Als bijvoorbeeld een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend voor verkoop beschikbare financiële activa heeft en de investeerder de gezamenlijke zeggenschap over die entiteit verliest, moet hij de winst die of het verlies dat voorheen in verband met die activa in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen naar de winst of het verlies overboeken. Als het eigendomsbelang van een investeerder in een entiteit waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend wordt teruggebracht maar de investering een entiteit blijft waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend, moet de investeerder slechts een proportioneel bedrag van de winst die of het verlies dat voorheen in niet-gerealiseerde resultaten werd opgenomen naar de winst of het verlies overboeken.”

Alinea 58A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„58A

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 45 en voegde alinea's 45A en 45B toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.”

IAS 39    Financiële instrumenten: opname en waardering

A9

IAS 39 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

De laatste zin van alinea 102 wordt als volgt aangepast:

„102

… De winst of het verlies op het afdekkingsinstrument met betrekking tot het effectieve deel van de afdekking dat in niet-gerealiseerde resultaten is opgenomen, moet bij afstoting of gedeeltelijke afstoting van de buitenlandse entiteit worden overgeboekt van het eigen vermogen naar de winst of het verlies als een herclassificatieaanpassing (zie IAS 1 (herziene versie van 2007)) in overeenstemming met alinea's 48 en 49 van IAS 21.”

Alinea 103E wordt toegevoegd en luidt als volgt:

„103E

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 102. Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.”

SIC-7    Invoering van de euro

A10

SIC -7 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Onder „Referenties” wordt „IAS 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening (herziene versie van 2008)” toegevoegd.

Alinea 4 wordt als volgt gewijzigd:

„4

Dit betekent met name dat:

(a)

(b)

in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen cumulatieve wisselkoersverschillen met betrekking tot de omrekening van de jaarrekening van buitenlandse activiteiten in het eigen vermogen moeten worden verwerkt en enkel bij de afstoting of gedeeltelijke afstoting van de netto-investering in de buitenlandse activiteit moeten worden overgeboekt van het eigen vermogen naar de winst of het verlies; en …”

Onder „Ingangsdatum” wordt de volgende alinea toegevoegd na de alinea waarin de ingangsdatum van de wijzigingen van IAS 1 wordt vermeld:

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 4(b). Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IAS 27 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/22


VERORDENING (EG) Nr. 495/2009 VAN DE COMMISSIE

van 3 juni 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Financial Reporting Standard (IFRS) 3 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 10 januari 2008 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) de (herziene) International Financial Reporting Standard (IFRS) 3 Bedrijfscombinaties (hierna de „herziene IFRS 3” genoemd) gepubliceerd. In de herziene IFRS 3 worden beginselen en regels vastgelegd met betrekking tot de wijze waarop een overnemende partij bij een bedrijfscombinatie te werk moet gaan bij de opname en waardering in haar boeken van de verschillende elementen (zoals identificeerbare activa, overgenomen verplichtingen, een minderheidsbelang en goodwill) die met de administratieve verwerking van de overnametransactie verband houden. De herziene IFRS schrijft tevens voor welke informatie over dergelijke transacties moet worden verstrekt.

(3)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de herziene IFRS 3 beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is.

(4)

De goedkeuring van de herziene IFRS 3 brengt met zich dat IFRS 1, IFRS 2, IFRS 7, International Accounting Standard (IAS) 12, IAS 16, IAS 28, IAS 32, IAS 33, IAS 34, IAS 36, IAS 37, IAS 38, IAS 39 en Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) moeten worden gewijzigd teneinde de samenhang tussen de internationale standaarden voor jaarrekeningen te waarborgen.

(5)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

International Financial Reporting Standard (IFRS) 3 Bedrijfscombinaties wordt vervangen door de in de bijlage bij deze verordening opgenomen herziene IFRS 3;

2.

IFRS 1, IFRS 2, IFRS 7, International Accounting Standard (IAS) 12, IAS 16, IAS 28, IAS 32, IAS 33, IAS 34, IAS 36, IAS 37, IAS 38, IAS 39 en Interpretatie 9 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze verordening vervatte wijzigingen in IFRS 3.

Artikel 2

Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen herziene IFRS 3 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 30 juni 2009 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 juni 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.


BIJLAGE

INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN

IFRS 3

Bedrijfscombinaties

Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org

INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARD 3

Bedrijfscombinaties

DOEL

1.

Deze IFRS heeft tot doel de relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid te verbeteren van de informatie die een verslaggevende entiteit in haar jaarrekening verstrekt over een bedrijfscombinatie en de gevolgen ervan. Om dat doel te verwezenlijken, legt deze IFRS principes en vereisten vast voor hoe de overnemende partij:

a)

de verworven identificeerbare activa, de overgenomen verplichtingen en enig minderheidsbelang in de overgenomen partij in haar jaarrekening moet opnemen en waarderen;

b)

de in de bedrijfscombinatie verworven goodwill of een winst uit een voordelige koop moet opnemen en waarderen; en

c)

bepaalt welke informatie ze in de toelichting moet opnemen teneinde de gebruikers van haar jaarrekening in staat te stellen de aard en financiële gevolgen van de bedrijfscombinatie te beoordelen.

TOEPASSINGSGEBIED

2.

Deze IFRS is van toepassing op een transactie of andere gebeurtenis die beantwoordt aan de definitie van een bedrijfscombinatie. Deze IFRS is niet van toepassing op:

a)

de oprichting van een joint venture;

b)

de verwerving van een actief dat of een groep activa die geen bedrijf vormt. In dergelijke gevallen moet de overnemende partij de individuele verworven identificeerbare activa (met inbegrip van de activa die voldoen aan de definitie van, en opnamecriteria voor, immateriële activa in IAS 38 Immateriële activa) en overgenomen verplichtingen identificeren en opnemen. De kostprijs van de groep moet aan de individuele identificeerbare activa en verplichtingen worden toegerekend op basis van hun relatieve reële waarde op de overnamedatum. Een dergelijke transactie of gebeurtenis geeft geen aanleiding tot goodwill;

c)

een combinatie van entiteiten of bedrijven waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend (alinea’s B1 tot en met B4 bevatten daarmee verband houdende toepassingsleidraden).

IDENTIFICATIE VAN EEN BEDRIJFSCOMBINATIE

3.

Een entiteit moet bepalen of een transactie of andere gebeurtenis een bedrijfscombinatie is door toepassing van de definitie in deze IFRS, die vereist dat de verworven activa en overgenomen verplichtingen een bedrijf vormen. Als de verworven activa geen bedrijf vormen, moet de verslaggevende entiteit de transactie of andere gebeurtenis administratief verwerken als een verwerving van activa. Alinea’s B5 tot en met B12 verschaffen leidraden voor de identificatie van een bedrijfscombinatie en de definitie van een bedrijf.

DE OVERNAMEMETHODE

4.

Een entiteit moet elke bedrijfscombinatie administratief verwerken volgens de overnamemethode.

5.

De toepassing van de overnamemethode vereist het volgende:

a)

identificatie van de overnemende partij;

b)

bepaling van de overnamedatum;

c)

opname en waardering van de verworven identificeerbare activa, de overgenomen verplichtingen en enig minderheidsbelang in de overgenomen partij; en

d)

opname en waardering van goodwill of een winst uit een voordelige koop.

Identificatie van de overnemende partij

6.

Voor elke bedrijfscombinatie moet een van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten worden geïdentificeerd als de overnemende partij.

7.

De leidraden in IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening moeten worden toegepast om de overnemende partij te identificeren - de entiteit die zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij. Als een bedrijfscombinatie heeft plaatsgevonden maar de toepassing van de leidraden in IAS 27 niet duidelijk aangeeft welke van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten de overnemende partij is, moet de overnemende partij worden bepaald rekening houdend met de factoren in alinea’s B14 tot en met B18.

Bepaling van de overnamedatum

8.

De overnemende partij moet de overnamedatum bepalen, zijnde de datum waarop zij zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij.

9.

De datum waarop de overnemende partij zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij is doorgaans de datum waarop de overnemende partij de vergoeding wettelijk overdraagt, de activa van de overgenomen partij verwerft en de verplichtingen van de overgenomen partij overneemt - dit noemen we de afsluitdatum. Het is echter mogelijk dat de overnemende partij reeds vóór of pas na de afsluitdatum zeggenschap verkrijgt. De overnamedatum valt bijvoorbeeld vóór de afsluitdatum als een schriftelijke overeenkomst bepaalt dat de overnemende partij op een eerdere datum dan de afsluitdatum zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij. Een overnemende partij moet bij het bepalen van de overnamedatum rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden.

Opname en waardering van de verworven identificeerbare activa, de overgenomen verplichtingen en enig minderheidsbelang in de overgenomen partij

Opnameprincipe

10.

Vanaf de overnamedatum moet de overnemende partij de verworven identificeerbare activa, de overgenomen verplichtingen en enig minderheidsbelang in de overgenomen partij afzonderlijk van goodwill opnemen. De opname van verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen is onderworpen aan de voorwaarden die in alinea’s 11 en 12 zijn vermeld.

Voorwaarden voor opname

11.

Om in aanmerking te komen voor opname in het kader van de toepassing van de overnamemethode, moeten de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen op de overnamedatum voldoen aan de definities van activa en verplichtingen in het Raamwerk voor de opstelling en presentatie van jaarrekeningen. Kosten die de overnemende partij verwacht maar niet verplicht is in de toekomst te maken om haar plan voor de afstoting van een activiteit van een overgenomen partij uit te voeren, het dienstverband van werknemers van een overgenomen partij te beëindigen of werknemers van een overgenomen partij over te plaatsen, zijn bijvoorbeeld geen verplichtingen op de overnamedatum. Derhalve neemt de overnemende partij deze kosten niet op in het kader van de toepassing van de overnamemethode. In plaats daarvan neemt de overnemende partij deze kosten op in haar jaarrekening na de bedrijfscombinatie in overeenstemming met andere IFRSs.

12.

Daarnaast moeten de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen, om in aanmerking te komen voor opname in het kader van de toepassing van de overnamemethode, deel uitmaken van wat de overnemende partij en de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) in de bedrijfscombinatie hebben geruild in plaats van het resultaat van afzonderlijke transacties. De overnemende partij moet de leidraden in alinea’s 51 tot en met 53 toepassen om te bepalen welke verworven activa of overgenomen verplichtingen deel uitmaken van de ruil voor de overgenomen partij en welke, in voorkomend geval, het resultaat zijn van afzonderlijke transacties die administratief moeten worden verwerkt in overeenstemming met hun aard en de toepasselijke IFRSs.

13.

De toepassing van het opnameprincipe en de voorwaarden voor opname door de overnemende partij kan leiden tot de opname van bepaalde activa en verplichtingen die de overgenomen partij voorheen niet als activa en verplichtingen in haar jaarrekening had opgenomen. De overnemende partij neemt bijvoorbeeld de verworven identificeerbare immateriële activa, zoals een merknaam, een octrooi of een klantenrelatie, op die de overgenomen partij niet als activa in haar jaarrekening opnam omdat ze die activa intern ontwikkelde en de gerelateerde kosten als lasten opnam.

14.

Alinea’s B28 tot en met B40 verschaffen leidraden voor de opname van operationele leases en immateriële activa. Alinea’s 22 tot en met 28 specificeren de soorten identificeerbare activa en verplichtingen die items bevatten waarvoor deze IFRS beperkte uitzonderingen op het opnameprincipe en de voorwaarden voor opname toestaat.

Classificatie of aanwijzing van in een bedrijfscombinatie verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen

15.

Op de overnamedatum moet de overnemende partij de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen classificeren of aanwijzen zoals vereist voor de latere toepassing van andere IFRSs. De overnemende partij moet deze classificaties of aanwijzingen uitvoeren op basis van de contractuele bepalingen, economische omstandigheden, haar operationele beleid of haar grondslagen voor financiële verslaggeving en andere relevante omstandigheden die op de overnamedatum bestaan.

16.

In sommige situaties voorzien de IFRSs in een andere administratieve verwerking afhankelijk van hoe een entiteit een bepaald actief of een bepaalde verplichting classificeert of aanwijst. Voorbeelden van classificaties of aanwijzingen die de overnemende partij moet uitvoeren op basis van de relevante omstandigheden die op de overnamedatum bestaan, zijn onder meer:

a)

classificatie van bepaalde financiële activa en verplichtingen als een financieel actief of een financiële verplichting gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de winst-en-verliesrekening, of als een financieel actief beschikbaar voor verkoop of aangehouden tot einde looptijd, in overeenstemming met IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering;

b)

aanwijzing van een afgeleid instrument als een afdekkingsinstrument („hedging instrument”) in overeenstemming met IAS 39; en

c)

beoordeling van het feit of een in een contract besloten derivaat moet worden gescheiden van het basiscontract in overeenstemming met IAS 39 (wat een kwestie van „classificatie” is zoals die term in deze IFRS wordt gebruikt).

17.

Deze IFRS voorziet in twee uitzonderingen op het in alinea 15 beschreven principe:

a)

classificatie van een leaseovereenkomst als een operationele lease of een financiële lease in overeenstemming met IAS 17 Leaseovereenkomsten; en

b)

classificatie van een contract als een verzekeringscontract in overeenstemming met IFRS 4 Verzekeringscontracten.

De overnemende partij moet deze contracten classificeren op basis van de contractuele bepalingen en andere factoren bij het aangaan van het contract (of, als de contractuele bepalingen dusdanig zijn gewijzigd dat de classificatie van het contract verandert, op de datum van die wijziging, wat de overnamedatum kan zijn).

Waarderingsprincipe

18.

De overnemende partij moet de verworven identificeerbare activa en de overgenomen verplichtingen waarderen tegen hun reële waarde op de overnamedatum.

19.

Voor elke bedrijfscombinatie moet de overnemende partij enig minderheidsbelang in de overgenomen partij waarderen tegen reële waarde of tegen het evenredige deel van het minderheidsbelang in de identificeerbare nettoactiva van de overgenomen partij.

20.

Alinea’s B41 tot en met B45 verschaffen leidraden voor het bepalen van de reële waarde van bepaalde identificeerbare activa en een minderheidsbelang in een overgenomen partij. Alinea’s 24 tot en met 31 specificeren de soorten identificeerbare activa en verplichtingen die items bevatten waarvoor deze IFRS beperkte uitzonderingen op het waarderingsprincipe toestaat.

Uitzonderingen op de opname- of waarderingsprincipes

21.

Deze IFRS voorziet in beperkte uitzonderingen op zijn opname- en waarderingsprincipes. Alinea’s 22 tot en met 31 specificeren zowel de specifieke items waarvoor uitzonderingen zijn voorzien als de aard van die uitzonderingen. De overnemende partij moet die items administratief verwerken door de vereisten in alinea’s 22 tot en met 31 toe te passen, wat ertoe zal leiden dat sommige items:

a)

worden opgenomen door toepassing van de voorwaarden voor opname naast die welke in alinea’s 11 en 12 zijn beschreven, of door toepassing van de vereisten van andere IFRSs, waarbij de resultaten verschillen van de toepassing van het opnameprincipe en de voorwaarden voor opname;

b)

worden gewaardeerd tegen een ander bedrag dan hun reële waarde op de overnamedatum.

Uitzondering op het opnameprincipe

Voorwaardelijke verplichtingen

22.

IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa definieert een voorwaardelijke verplichting als:

a)

een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft; of

b)

een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet wordt opgenomen omdat:

i)

het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen; of

ii)

het bedrag van de verplichting niet betrouwbaar genoeg kan worden bepaald.

23.

De vereisten in IAS 37 zijn niet van toepassing bij het bepalen welke voorwaardelijke verplichtingen op de overnamedatum moeten worden opgenomen. In plaats daarvan moet de overnemende partij op de overnamedatum een in een bedrijfscombinatie overgenomen voorwaardelijke verplichting opnemen als het gaat om een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan de reële waarde betrouwbaar kan worden bepaald. Derhalve, en in tegenstelling tot IAS 37, neemt de overnemende partij op de overnamedatum een in een bedrijfscombinatie overgenomen voorwaardelijke verplichting op, zelfs als het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen. Alinea 56 verschaft een leidraad voor de administratieve verwerking van voorwaardelijke verplichtingen na eerste opname.

Uitzonderingen op zowel het opname- als waarderingsprincipe

Winstbelastingen

24.

De overnemende partij moet een uitgestelde belastingvordering of -verplichting die voortvloeit uit de in een bedrijfscombinatie verworven activa en overgenomen verplichtingen opnemen en waarderen in overeenstemming met IAS 12 Winstbelastingen.

25.

De overnemende partij moet de potentiële fiscale gevolgen van tijdelijke verschillen en overgedragen posten van een overgenomen partij die op de overnamedatum bestaan of die als gevolg van de overname ontstaan, administratief verwerken in overeenstemming met IAS 12.

Personeelsbeloningen

26.

De overnemende partij moet een verplichting (of actief, in voorkomend geval) met betrekking tot beloningsregelingen voor het personeel van de overgenomen partij opnemen en waarderen in overeenstemming met IAS 19 Personeelsbeloningen.

Vrijwaringsactiva

27.

De verkoper in een bedrijfscombinatie kan de overnemende partij contractueel vrijwaren tegen de uitkomst van een voorwaardelijke gebeurtenis of tegen onzekerheid in verband met het geheel of een deel van een specifiek actief of een specifieke verplichting. De verkoper kan de overnemende partij bijvoorbeeld vrijwaren tegen verliezen boven een vooraf bepaald bedrag op een verplichting die voortvloeit uit een bepaalde voorwaardelijke gebeurtenis; met andere woorden, de verkoper garandeert dat de verplichting van de overnemende partij niet groter zal zijn dan een vooraf bepaald bedrag. Bijgevolg verkrijgt de overnemende partij een vrijwaringsactief. De overnemende partij moet een vrijwaringsactief opnemen op hetzelfde moment dat ze het gevrijwaarde item opneemt en moet dat vrijwaringsactief waarderen op dezelfde basis als het gevrijwaarde item, tenzij een voorziening voor oninbare bedragen nodig is. Als de vrijwaring verband houdt met een actief dat of een verplichting die wordt opgenomen op de overnamedatum en wordt gewaardeerd tegen de reële waarde ervan op de overnamedatum, moet de overnemende partij het vrijwaringsactief derhalve opnemen op de overnamedatum, gewaardeerd tegen zijn reële waarde op de overnamedatum. Voor een tegen reële waarde gewaardeerd vrijwaringsactief worden de gevolgen van onzekerheid over toekomstige kasstromen vanwege inbaarheidsoverwegingen opgenomen in de bepaling van de reële waarde en is geen afzonderlijke voorziening voor lagere waardering nodig (alinea B41 bevat hiermee verband houdende toepassingsleidraden).

28.

In bepaalde omstandigheden kan de vrijwaring betrekking hebben op een actief dat of een verplichting die een uitzondering vormt op de opname- of waarderingsprincipes. Een vrijwaring kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een voorwaardelijke verplichting die niet wordt opgenomen op de overnamedatum omdat de reële waarde ervan niet betrouwbaar kan worden bepaald op die datum. Zo ook kan een vrijwaring verband houden met een actief of een verplichting, bijvoorbeeld een actief dat of een verplichting die voortvloeit uit een personeelsbeloning, dat/die wordt gewaardeerd op een andere basis dan de reële waarde op de overnamedatum. In deze omstandigheden moet het vrijwaringsactief worden opgenomen en gewaardeerd op basis van veronderstellingen die consistent zijn met die welke worden gehanteerd om het gevrijwaarde item te waarderen, behoudens de beoordeling door het management van de inbaarheid van het vrijwaringsactief en eventuele contractuele beperkingen op het gevrijwaarde bedrag. Alinea 57 verschaft leidraden voor de administratieve verwerking van een vrijwaringsactief na eerste opname.

Uitzonderingen op het waarderingsprincipe

Herworven rechten

29.

De overnemende partij moet een als immaterieel actief opgenomen herworven recht waarderen op basis van de resterende contractuele looptijd van het desbetreffende contract, ongeacht of marktdeelnemers potentiële contractverlengingen in aanmerking zouden nemen bij het bepalen van de reële waarde van dat recht. Alinea’s B35 en B36 verschaffen hiermee verband houdende toepassingsleidraden.

Beloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen

30.

De overnemende partij moet een verplichting of een eigen-vermogensinstrument dat verband houdt met de vervanging van beloningen in de vorm van op aandelen van een overgenomen partij gebaseerde betalingen door beloningen in de vorm van op aandelen van de overnemende partij gebaseerde betalingen waarderen in overeenstemming met de methode die in IFRS 2 Op aandelen gebaseerde betaling is beschreven. (Deze IFRS verwijst naar het resultaat van die methode als de „op de marktwaarde gebaseerde waardering” van de beloning.)

Voor verkoop aangehouden activa

31.

De overnemende partij moet een verworven vast actief (of groep activa die wordt afgestoten) dat op de overnamedatum in overeenstemming met IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop, waarderen tegen reële waarde minus verkoopkosten in overeenstemming met alinea’s 15 tot en met 18 van die IFRS.

Opname en waardering van goodwill of een winst uit een voordelige koop

32.

De overnemende partij moet goodwill opnemen vanaf de overnamedatum voor het bedrag waarmee (a) hieronder (b) overschrijdt:

a)

het totaal van:

i)

de overgedragen vergoeding gewaardeerd in overeenstemming met deze IFRS, die doorgaans de reële waarde op de overnamedatum vereist (zie alinea 37);

ii)

het bedrag van enig minderheidsbelang in de overgenomen partij gewaardeerd in overeenstemming met deze IFRS; en

iii)

in een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd (zie alinea’s 41 en 42), de reële waarde op de overnamedatum van het voorheen aangehouden aandelenbelang van de overnemende partij in de overgenomen partij;

b)

het nettosaldo van de op de overnamedatum vastgestelde bedragen van de verworven identificeerbare activa en de overgenomen verplichtingen gewaardeerd in overeenstemming met deze IFRS.

33.

In een bedrijfscombinatie waarin de overnemende partij en de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) alleen aandelenbelangen uitwisselen, is het mogelijk dat de reële waarde van de aandelenbelangen van de overgenomen partij op de overnamedatum betrouwbaarder kan worden bepaald dan de reële waarde van de aandelenbelangen van de overnemende partij op de overnamedatum. Als dit het geval is, moet de overnemende partij het bedrag van de goodwill bepalen op basis van de reële waarde van de aandelenbelangen van de overgenomen partij op de overnamedatum in plaats van de reële waarde van de overgedragen aandelenbelangen op de overnamedatum. Om het bedrag te bepalen van de goodwill in een bedrijfscombinatie waarin geen vergoeding wordt overgedragen, moet de overnemende partij de reële waarde op de overnamedatum van zijn belang in de overgenomen partij bepaald volgens een waarderingstechniek gebruiken in plaats van de reële waarde van de overgedragen vergoeding op de overnamedatum (alinea 32(a)(i)). Alinea’s B46 tot en met B49 verschaffen hiermee verband houdende toepassingsleidraden.

Voordelige kopen

34.

Occasioneel zal een overnemende partij een voordelige koop doen, zijnde een bedrijfscombinatie waarin het bedrag in alinea 32(b) groter is dan het totaal van de in alinea 32(a) gespecificeerde bedragen. Als dat positieve verschil nog steeds bestaat na toepassing van de vereisten in alinea 36, moet de overnemende partij op de overnamedatum de daaruit voortvloeiende winst in de winst-en-verliesrekening opnemen. De winst moet worden toegerekend aan de overnemende partij.

35.

Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een voordelige koop bij een bedrijfscombinatie die een gedwongen verkoop is waarin de verkoper onder dwang handelt. De uitzonderingen op de opname- en waarderingsprincipes voor bepaalde items die in alinea’s 22 tot en met 31 worden besproken, kunnen ook leiden tot de opname van een winst (of kunnen het bedrag van een opgenomen winst wijzigen) op een voordelige koop.

36.

Alvorens een winst op te nemen op een voordelige koop, moet de overnemende partij herbeoordelen of zij alle verworven activa en alle overgenomen verplichtingen juist heeft geïdentificeerd en moet zij alle aanvullende activa of verplichtingen die in die beoordeling worden geïdentificeerd opnemen. Vervolgens moet de overnemende partij de procedures die worden gevolgd voor de waardering van de bedragen die op grond van deze IFRS op de overnamedatum moeten worden opgenomen, beoordelen op elk van de volgende punten:

a)

de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen;

b)

het eventuele minderheidsbelang in de overgenomen partij;

c)

voor een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, het voorheen aangehouden aandelenbelang van de overnemende partij in de overgenomen partij; en

d)

de overgedragen vergoeding.

De beoordeling is bedoeld om te verzekeren dat de waarderingen alle op de overnamedatum beschikbare informatie juist weerspiegelen.

Overgedragen vergoeding

37.

De in een bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding moet worden gewaardeerd tegen reële waarde, die moet worden berekend als de som van de reële waarden van de door de overnemende partij overgedragen activa op de overnamedatum, de door de overnemende partij aangegane verplichtingen jegens voormalige eigenaars van de overgenomen partij en de door de overnemende partij uitgegeven aandelenbelangen. (Elk deel van de beloningen in de vorm van op aandelen van de overnemende partij gebaseerde betalingen die worden geruild voor beloningen aangehouden door werknemers van de overgenomen partij dat wordt opgenomen in de vergoeding die in de bedrijfscombinatie wordt overgedragen, moet echter worden gewaardeerd in overeenstemming met alinea 30 in plaats van tegen reële waarde.) Mogelijke vormen van vergoeding zijn bijvoorbeeld geldmiddelen, andere activa, een bedrijf of een dochteronderneming van de overnemende partij, een voorwaardelijke vergoeding, gewone of preferente eigen-vermogensinstrumenten, opties, warrants en ledenbelangen van onderlinge entiteiten.

38.

De overgedragen vergoeding kan onder meer bestaan uit activa of verplichtingen van de overnemende partij waarvan de boekwaarde verschilt van hun reële waarde op de overnamedatum (bijvoorbeeld niet-monetaire activa of een bedrijf van de overnemende partij). Als dit het geval is, moet de overnemende partij de overgedragen activa of verplichtingen herwaarderen tegen hun reële waarde op de overnamedatum, en moet zij de daaruit voortvloeiende winsten of verliezen, zo deze er zouden zijn, in de winst-en-verliesrekening opnemen. Soms blijven de overgedragen activa of verplichtingen echter binnen de samenvoegde entiteit na de bedrijfscombinatie (bijvoorbeeld omdat de activa of verplichtingen werden overgedragen aan de overgenomen partij in plaats van aan haar voormalige eigenaars), en behoudt de overnemende partij er dus de zeggenschap over. In dat geval moet de overnemende partij die activa en verplichtingen waarderen tegen hun boekwaarde vlak vóór de overnamedatum, en mag ze een winst of verlies op activa of verplichtingen waarover zij zowel vóór als na de bedrijfscombinatie de zeggenschap heeft niet in de winst-en-verliesrekening opnemen.

Voorwaardelijke vergoeding

39.

De vergoeding die de overnemende partij in ruil voor de overgenomen partij overdraagt, omvat alle activa of verplichtingen die voortvloeien uit een voorwaardelijke-vergoedingsregeling (zie alinea 37). De overnemende partij moet de reële waarde van de voorwaardelijke vergoeding op de overnamedatum opnemen als deel van de vergoeding die in ruil voor de overgenomen partij werd overgedragen.

40.

De overnemende partij moet een verplichting tot betaling van een voorwaardelijke vergoeding classificeren als een verplichting of als eigen vermogen op basis van de definities van een eigen-vermogensinstrument en een financiële verplichting in alinea 11 van IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie, of andere van toepassing zijnde IFRSs. De overnemende partij moet een recht op teruggave van de voorheen overgedragen vergoeding classificeren als een actief indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Alinea 58 verschaft een leidraad voor de administratieve verwerking van een voorwaardelijke vergoeding na eerste opname.

Aanvullende leidraden voor de toepassing van de overnamemethode op bepaalde soorten bedrijfscombinaties

Een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd

41.

Een overnemende partij verkrijgt soms zeggenschap over een overgenomen partij waarin zij vlak vóór de overnamedatum een aandelenbelang had. Bijvoorbeeld op 31 december 20X1 heeft Entiteit A een minderheidsbelang van 35 procent in Entiteit B. Op die datum koopt Entiteit A een extra belang van 40 procent in Entiteit B, waardoor ze zeggenschap krijgt over Entiteit B. Deze IFRS verwijst naar een dergelijke transactie als een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, soms ook wel een stapsgewijze overname genoemd.

42.

In een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, moet de overnemende partij haar voorheen aangehouden aandelenbelang in de overgenomen partij herwaarderen tegen zijn reële waarde op de overnamedatum, en moet zij de eventuele winst die of het eventuele verlies dat daaruit voortvloeit in de winst-en-verliesrekening opnemen. Mogelijk heeft de overnemende partij in voorgaande verslagperioden veranderingen in de waarde van haar aandelenbelang in de overgenomen partij opgenomen in niet-gerealiseerde resultaten (bijvoorbeeld omdat de investering als beschikbaar voor verkoop werd geclassificeerd). Als dit het geval is, moet het in niet-gerealiseerde resultaten opgenomen bedrag worden opgenomen op dezelfde basis die vereist zou zijn indien de overnemende partij het voorheen aangehouden aandelenbelang direct had vervreemd.

Een bedrijfscombinatie die zonder overdracht van een vergoeding wordt gerealiseerd

43.

Een overnemende partij verkrijgt soms zeggenschap over een overgenomen partij zonder hiervoor een vergoeding over te dragen. Op deze combinaties is de overnamemethode voor de administratieve verwerking van bedrijfscombinaties van toepassing. Voorbeelden van omstandigheden waarin dit zich kan voordoen, zijn:

a)

De overgenomen partij koopt genoeg van haar eigen aandelen terug zodat een bestaande investeerder (de overnemende partij) zeggenschap kan verkrijgen.

b)

Vetorechten van minderheden vervallen die voordien verhinderden dat de overnemende partij zeggenschap verkreeg over een overgenomen partij waarin de overnemende partij de meerderheid van de stemrechten bezat.

c)

De overnemende partij en overgenomen partij stemmen ermee in om hun bedrijven enkel op basis van een contract samen te voegen. De overnemende partij draagt geen vergoeding over in ruil voor zeggenschap over een overgenomen partij en heeft geen aandelenbelangen in de overgenomen partij, noch op de overnamedatum, noch daarvoor. Voorbeelden van bedrijfscombinaties die enkel op basis van een contract worden gerealiseerd, zijn het samenbrengen van twee bedrijven in een „staplingovereenkomst” of het vormen een dubbelgenoteerde vennootschap.

44.

In een bedrijfscombinatie die enkel op basis van een contract wordt gerealiseerd, moet de overnemende partij het in overeenstemming met deze IFRS opgenomen bedrag van de nettoactiva van de overgenomen partij toerekenen aan de eigenaars van de overgenomen partij. Met andere woorden, de aandelenbelangen in de overgenomen partij die in handen zijn van andere partijen dan de overnemende partij vormen een minderheidsbelang in de jaarrekening van de overnemende partij na de bedrijfscombinatie, ook al is het resultaat dat alle aandelenbelangen in de overgenomen partij aan het minderheidsbelang worden toegerekend.

Waarderingsperiode

45.

Als de eerste administratieve verwerking van een bedrijfscombinatie niet voltooid is vóór het einde van de verslagperiode waarin de combinatie plaatsvindt, moet de overnemende partij in haar jaarrekening voorlopige bedragen rapporteren voor de posten die nog niet volledig zijn verwerkt. Tijdens de waarderingsperiode moet de overnemende partij de op de overnamedatum opgenomen voorlopige bedragen retroactief aanpassen om nieuwe informatie te weerspiegelen die verkregen is over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden en die, indien bekend, de waardering van de per die datum opgenomen bedragen hadden beïnvloed. Tijdens de waarderingsperiode moet de overnemende partij ook aanvullende activa of verplichtingen opnemen als nieuwe informatie is verkregen over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden en die, indien bekend, hadden geleid tot de opname van die activa en verplichtingen op de overnamedatum. De waarderingsperiode eindigt zodra de overnemende partij de informatie ontvangt die zij zocht over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden of zodra de overnemende partij te weten komt dat meer informatie niet verkrijgbaar is. De waarderingsperiode mag echter niet langer duren dan één jaar vanaf de overnamedatum.

46.

De waarderingsperiode is de periode na de overnamedatum gedurende welke de overnemende partij de voorlopige bedragen die voor een bedrijfscombinatie zijn opgenomen, kan aanpassen. De waarderingsperiode biedt de overnemende partij een redelijke termijn om de informatie te verkrijgen die nodig is voor de identificatie en waardering van de volgende items op de overnamedatum in overeenstemming met de vereisten van deze IFRS:

a)

de verworven identificeerbare activa, de overgenomen verplichtingen en enig minderheidsbelang in de overgenomen partij;

b)

de voor de overgenomen partij overgedragen vergoeding (of het andere bedrag dat bij het waarderen van de goodwill werd gebruikt);

c)

in een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, het voorheen door de overnemende partij aangehouden aandelenbelang in de overgenomen partij; en

d)

de resulterende goodwill of winst op een voordelige koop.

47.

De overnemende partij moet rekening houden met alle relevante factoren bij het bepalen of informatie verkregen na de overnamedatum zou moeten leiden tot een aanpassing van de opgenomen voorlopige bedragen, dan wel of die informatie voortvloeit uit gebeurtenissen na de overnamedatum. Relevante factoren zijn onder meer de datum waarop aanvullende informatie wordt verkregen en of de overnemende partij een wijziging van voorlopige bedragen kan motiveren. Bij informatie die kort na de overnamedatum wordt verkregen is de kans groter dat deze een afspiegeling vormt van omstandigheden die bestonden op de overnamedatum dan bij informatie die verscheidene maanden later wordt verkregen. Tenzij bijvoorbeeld een tussenliggende gebeurtenis kan worden geïdentificeerd die de reële waarde van een actief wijzigde, is het waarschijnlijk dat de verkoop van dat actief aan een derde kort na de overnamedatum voor een bedrag dat aanzienlijk verschilt van zijn op die datum bepaalde voorlopige reële waarde wijst op een fout in het voorlopige bedrag.

48.

De overnemende partij neemt een verhoging (verlaging) van het voorlopige bedrag dat is opgenomen voor een identificeerbaar actief (identificeerbare verplichting) op door middel van een verlaging (verhoging) van de goodwill. Soms kan nieuwe informatie die tijdens de waarderingsperiode is verkregen echter leiden tot een aanpassing van het voorlopige bedrag van meer dan één actief of verplichting. De overnemende partij heeft bijvoorbeeld een verplichting overgenomen om een schadevergoeding te betalen in verband met een ongeval in een van de vestigingen van de overgenomen partij, waarvan enkele of die alle gedekt zijn door de aansprakelijkheidsverzekering van de overgenomen partij. Als de overnemende partij tijdens de waarderingsperiode nieuwe informatie verkrijgt over de reële waarde van die verplichting op de overnamedatum, wordt de aanpassing van de goodwill die voortvloeit uit een wijziging van het voorlopige bedrag dat voor de verplichting is opgenomen (geheel of gedeeltelijk) gesaldeerd door een overeenkomstige aanpassing van de goodwill die voortvloeit uit een wijziging van het voorlopige bedrag dat voor de verzekeringsclaim is opgenomen.

49.

Tijdens de waarderingsperiode moet de overnemende partij aanpassingen aan de voorlopige bedragen opnemen alsof de administratieve verwerking van de bedrijfscombinatie op de overnamedatum was voltooid. Derhalve moet de overnemende partij vergelijkende informatie voor voorgaande perioden die in de jaarrekening zijn gepresenteerd indien nodig herzien, met inbegrip van het aanbrengen van eventuele wijzigingen aan afschrijvingen of andere winsteffecten die bij het voltooien van de eerste administratieve verwerking werden opgenomen.

50.

Na afloop van de waarderingsperiode moet de overnemende partij de administratieve verwerking van een bedrijfscombinatie alleen herzien om een fout te corrigeren in overeenstemming met IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten.

Bepaling van wat deel uitmaakt van de bedrijfscombinatie

51.

Mogelijk hadden de overnemende partij en de overgenomen partij een bestaande relatie of andere overeenkomst voordat de onderhandelingen over de bedrijfscombinatie begonnen, of mogelijk sluiten ze tijdens de onderhandelingen een overeenkomst af die losstaat van de bedrijfscombinatie. In beide gevallen moet de overnemende partij alle bedragen identificeren die niet behoren tot wat de overnemende partij en de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) in de bedrijfscombinatie hebben geruild, d.w.z. bedragen die geen deel uitmaken van de ruil voor de overgenomen partij. De overnemende partij moet in het kader van de toepassing van de overnamemethode alleen de voor de overgenomen partij overgedragen vergoeding en de in de ruil voor de overgenomen partij verworven activa en overgenomen verplichtingen opnemen. Afzonderlijke transacties moeten administratief worden verwerkt in overeenstemming met de desbetreffende IFRSs.

52.

Een transactie afgesloten door of namens de overnemende partij of voornamelijk ten behoeve van de overnemende partij of de samengevoegde entiteit, in plaats van voornamelijk ten behoeve van de overgenomen partij (of haar voormalige eigenaars) vóór de combinatie, is waarschijnlijk een afzonderlijke transactie. Voorbeelden van afzonderlijke transacties die niet mogen worden opgenomen bij de toepassing van de overnamemethode zijn:

a)

een transactie die in feite bestaande relaties tussen de overnemende partij en overgenomen partij afwikkelt;

b)

een transactie die werknemers of voormalige eigenaars van de overgenomen partij vergoedt voor toekomstige diensten; en

c)

een transactie die de overgenomen partij of haar voormalige eigenaars vergoedt voor het betalen van de aan de overname gerelateerde kosten van de overnemende partij.

Alinea’s B50 tot en met B62 verschaffen hiermee verband houdende toepassingsleidraden.

Aan de overname gerelateerde kosten

53.

Aan de overname gerelateerde kosten zijn kosten die de overnemende partij maakt om een bedrijfscombinatie tot stand te brengen. Deze kosten omvatten honoraria voor het aanbrengen van de overgenomen partij; honoraria van adviseurs, juristen, accountants, taxateurs en andere experts of consultants; algemene administratiekosten, met inbegrip van de kosten van een interne afdeling die met overnames belast is; en kosten die verband houden met de registratie en uitgifte van obligaties en aandelen en vergelijkbare effecten. De overnemende partij moet aan de overname gerelateerde kosten administratief verwerken als lasten in de perioden waarin de kosten worden gemaakt en de diensten worden ontvangen, met één uitzondering. De kosten voor de uitgifte van obligaties of aandelen en vergelijkbare effecten moeten worden opgenomen in overeenstemming met IAS 32 en IAS 39.

WAARDERING EN ADMINISTRATIEVE VERWERKING NA EERSTE OPNAME

54.

Over het algemeen moet een overnemende partij in een bedrijfscombinatie verworven activa, overgenomen of aangegane verplichtingen en uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten na de eerste opname waarderen en administratief verwerken in overeenstemming met andere van toepassing zijnde IFRSs voor die items, afhankelijk van hun aard. Deze IFRS verschaft echter een leidraad voor de waardering en administratieve verwerking van de volgende in een bedrijfscombinatie verworven activa, overgenomen of aangegane verplichtingen en uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten na hun eerste opname:

a)

herworven rechten;

b)

op de overnamedatum opgenomen voorwaardelijke verplichtingen;

c)

vrijwaringsactiva; en

d)

voorwaardelijke vergoeding.

Alinea B63 verschaft hiermee verband houdende toepassingsleidraden.

Herworven rechten

55.

Een herworven recht dat als een immaterieel actief is opgenomen, moet worden afgeschreven over de resterende contractuele looptijd van het contract waarin het recht werd toegekend. Een overnemende partij die een herworven recht na de eerste opname verkoopt aan een derde, moet de boekwaarde van het immaterieel actief opnemen bij het bepalen van de winst of het verlies op de verkoop.

Voorwaardelijke verplichtingen

56.

Na eerste opname en tot de verplichting wordt afgewikkeld, wordt geannuleerd of afloopt, moet de overnemende partij een in een bedrijfscombinatie opgenomen voorwaardelijke verplichting waarderen tegen het hoogste van de volgende bedragen:

a)

het bedrag dat overeenkomstig IAS 37 zou worden opgenomen; en

b)

het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de geaccumuleerde afschrijvingen die zijn opgenomen in overeenstemming met IAS 18 Opbrengsten.

Deze vereiste is niet van toepassing op contracten die administratief worden verwerkt in overeenstemming met IAS 39.

Vrijwaringsactiva

57.

Aan het eind van elke verslagperiode na eerste opname moet de overnemende partij een op de overnamedatum opgenomen vrijwaringsactief waarderen op dezelfde basis als de gevrijwaarde verplichting of het gevrijwaarde actief, behoudens eventuele contractuele beperkingen op het bedrag ervan en, voor een vrijwaringsactief dat na eerste opname niet tegen zijn reële waarde wordt gewaardeerd, behoudens de beoordeling door het management van de inbaarheid van het vrijwaringsactief. De overnemende partij mag het vrijwaringsactief pas uit de balans verwijderen wanneer ze het actief int, verkoopt of er anderszins het recht op verliest.

Voorwaardelijke vergoeding

58.

Bepaalde veranderingen in de reële waarde van een voorwaardelijke vergoeding die de overnemende partij na de overnamedatum opneemt, kunnen voortvloeien uit aanvullende informatie die de overnemende partij na die datum heeft verkregen over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden. Dergelijke veranderingen zijn aanpassingen tijdens de waarderingsperiode in overeenstemming met alinea’s 45 tot en met 49. Veranderingen die echter voortvloeien uit gebeurtenissen na de overnamedatum, zoals het halen van een winstdoelstelling, het bereiken van een vooraf bepaalde aandelenkoers of het bereiken van een mijlpaal in een onderzoeks- en ontwikkelingsproject, zijn geen aanpassingen tijdens de waarderingsperiode. De overnemende partij moet veranderingen in de reële waarde van een voorwaardelijke vergoeding die geen aanpassingen tijdens de waarderingsperiode zijn, als volgt verwerken:

a)

Een als eigen vermogen geclassificeerde voorwaardelijke vergoeding mag niet worden geherwaardeerd en de afwikkeling ervan na eerste opname moet administratief worden verwerkt binnen het eigen vermogen.

b)

Een voorwaardelijke vergoeding die geclassificeerd is als een actief dat of een verplichting die:

i)

een financieel instrument is en binnen het toepassingsgebied van IAS 39 valt, moet tegen reële waarde worden gewaardeerd, waarbij alle daaruit voortvloeiende winsten of verliezen in de winst-en-verliesrekening of in niet-gerealiseerde resultaten moeten worden opgenomen in overeenstemming met die IFRS;

ii)

niet binnen het toepassingsgebied van IAS 39 valt, moet administratief worden verwerkt in overeenstemming met IAS 37 of andere IFRSs indien van toepassing.

INFORMATIEVERSCHAFFING

59.

Een overnemende partij moet informatie verstrekken die gebruikers van haar jaarrekening in staat stelt de aard en financiële gevolgen te beoordelen van een bedrijfscombinaties die heeft plaatsgevonden:

a)

tijdens de actuele verslagperiode; of

b)

na het einde van de verslagperiode maar vóór de datum waarop de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie.

60.

Teneinde de doelstelling in alinea 59 te verwezenlijken, moet de overnemende partij de in alinea’s B64 tot en met B66 voorgeschreven informatie verstrekken.

61.

De overnemende partij moet informatie verstrekken die gebruikers van haar jaarrekening in staat stelt de financiële gevolgen te beoordelen van in de actuele verslagperiode opgenomen aanpassingen die verband houden met bedrijfscombinaties die in de verslagperiode of in voorgaande verslagperioden hebben plaatsgevonden.

62.

Teneinde de doelstelling in alinea 61 te verwezenlijken, moet de overnemende partij de in alinea B67 voorgeschreven informatie verstrekken.

63.

Als de specifieke informatieverschaffing die op grond van deze en andere IFRSs vereist is niet voldoet aan de doelstellingen die in alinea’s 59 en 61 zijn vermeld, moet de overnemende partij in de toelichting alle aanvullende informatie opnemen die nodig is om aan deze doelstellingen te voldoen.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

Ingangsdatum

64.

Deze IFRS moet prospectief worden toegepast op bedrijfscombinaties waarvoor de overnamedatum valt op of na het begin van de eerste jaarlijkse verslagperiode die op of na 1 juli 2009 aanvangt. Eerdere toepassing is toegestaan. Deze IFRS mag echter alleen aan het begin van een jaarlijkse verslagperiode die op of na 30 juni 2007 aanvangt, worden toegepast. Als een entiteit deze IFRS vóór 1 juli 2009 toepast, moet zij dit feit vermelden en moet zij tezelfdertijd IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) toepassen.

Overgang

65.

Activa en verplichtingen die voortvloeiden uit bedrijfscombinaties waarvan de overnamedatums voorafgingen aan de toepassing van deze IFRS, mogen bij toepassing van deze IFRS niet worden aangepast.

66.

Een entiteit, zoals een onderlinge entiteit, die IFRS 3 nog niet heeft toegepast en die een of meer bedrijfscombinaties had die administratief werden verwerkt volgens de overnamemethode, moet de overgangsbepalingen in alinea’s B68 en B69 toepassen.

Winstbelastingen

67.

Voor bedrijfscombinaties waarvan de overnamedatum voorafging aan de toepassing van deze IFRS, moet de overnemende partij de vereisten van alinea 68 van IAS 12, zoals door deze IFRS gewijzigd, prospectief toepassen. Met andere woorden, de overnemende partij mag de administratieve verwerking van voorgaande bedrijfscombinaties niet aanpassen voor voorheen opgenomen veranderingen in opgenomen uitgestelde belastingvorderingen. Vanaf de datum waarop deze IFRS wordt toegepast, moet de overnemende partij veranderingen in opgenomen uitgestelde belastingvorderingen echter opnemen als een aanpassing van de winst of het verlies (of, indien IAS 12 dit vereist, buiten de winst-en-verliesrekening verwerken).

INTREKKING VAN IFRS 3 (2004)

68.

Deze IFRS vervangt IFRS 3 Bedrijfscombinaties (uitgegeven versie van 2004).

Bijlage A

Definities

Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.

overgenomen partij

Het bedrijf of de bedrijven waarover de overnemende partij zeggenschap verkrijgt in een bedrijfscombinatie.

overnemende partij

De entiteit die zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij.

overnamedatum

De datum waarop de overnemende partij zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij.

bedrijf

Een geïntegreerde reeks activiteiten en activa die kunnen worden uitgevoerd en beheerd teneinde rechtstreeks aan investeerders of andere eigenaars, leden of deelnemers een rendement te verschaffen in de vorm van dividenden, lagere kosten of andere economische voordelen.

bedrijfscombinatie

Een transactie of andere gebeurtenis waarin een overnemende partij zeggenschap verkrijgt over een of meer bedrijven. Transacties die ook wel „echte fusies” of „fusies van gelijken” worden genoemd, zijn ook bedrijfscombinaties zoals die term in deze IFRS wordt gebruikt.

voorwaardelijke vergoeding

Gewoonlijk een verplichting van de overnemende partij om aanvullende activa of aandelenbelangen aan de voormalige eigenaars van een overgenomen partij over te dragen als deel van de ruil voor zeggenschap over de overgenomen partij indien specifieke toekomstige gebeurtenissen plaatsvinden of indien aan specifieke voorwaarden is voldaan. Een voorwaardelijke vergoeding kan de overnemende partij echter ook recht geven op teruggave van een voorheen overgedragen vergoeding indien aan specifieke voorwaarden is voldaan.

zeggenschap

De macht om het financiële en operationele beleid van een entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten.

aandelenbelangen

Binnen het bestek van deze IFRS wordt de term aandelenbelangen ruim geïnterpreteerd om te verwijzen naar eigendomsbelangen van entiteiten die eigendom zijn van investeerders en belangen van eigenaars, leden of deelnemers van onderlinge entiteiten.

reële waarde

Het bedrag waarvoor een actief zou kunnen worden verhandeld of een verplichting zou kunnen worden afgewikkeld in een zakelijke, objectieve transactie tussen ter zake goed geïnformeerde, tot een transactie bereid zijnde partijen die onafhankelijk zijn.

goodwill

Een actief dat de toekomstige economische voordelen vertegenwoordigt die voortvloeien uit andere in een bedrijfscombinatie verworven activa die niet individueel kunnen worden geïdentificeerd en afzonderlijk kunnen worden opgenomen.

identificeerbaar

Een actief is identificeerbaar als het:

a)

afscheidbaar is, dat wil zeggen als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit en kan worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, gehuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen; of

b)

voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn aan of gescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.

immaterieel actief

Een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm.

onderlinge entiteit

Een entiteit die geen eigendom is van investeerders en die rechtstreeks aan haar eigenaars, leden of deelnemers dividenden, lagere kosten of andere economische voordelen verschaft. Bijvoorbeeld een onderlinge verzekeringsmaatschappij, een kredietvereniging en een coöperatieve entiteit zijn alle onderlinge entiteiten.

minderheidsbelang

Het eigen vermogen in een dochteronderneming dat niet rechtstreeks of onrechtstreeks aan een moedermaatschappij kan worden toegerekend.

eigenaars

Binnen het bestek van deze IFRS wordt de term eigenaars ruim geïnterpreteerd om te verwijzen naar houders van aandelenbelangen van entiteiten die eigendom zijn van investeerders en eigenaars of leden van, of deelnemers aan, onderlinge entiteiten.

Bijlage B

Toepassingsleidraad

Deze bijlage maakt integraal deel uit van de IFRS.

BEDRIJFSCOMBINATIES VAN ENTITEITEN WAAROVER GEZAMENLIJK DE ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (TOEPASSING VAN ALINEA 2(C))

B1

Deze IFRS is niet van toepassing op een bedrijfscombinatie van entiteiten of bedrijven waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend. Een bedrijfscombinatie waarbij entiteiten of bedrijven waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend betrokken zijn, is een bedrijfscombinatie waarin de uiteindelijke zeggenschap over alle bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten of bedrijven door dezelfde partij of partijen wordt uitgeoefend, zowel voor als na de bedrijfscombinatie, en die zeggenschap niet tijdelijk is.

B2

Een groep personen moet worden geacht zeggenschap uit te oefenen over een entiteit indien die personen als gevolg van contractuele overeenkomsten gezamenlijk de macht hebben om het financiële en operationele beleid van die entiteit te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit haar activiteiten. Om die reden valt een bedrijfscombinatie niet onder het toepassingsgebied van deze IFRS wanneer dezelfde groep personen als gevolg van contractuele overeenkomsten gezamenlijk de uiteindelijke macht heeft om het financiële en operationele beleid van elk van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten te sturen teneinde voordelen te verkrijgen uit hun activiteiten, en die uiteindelijke gezamenlijke macht niet tijdelijk is.

B3

Een persoon of een groep personen die in het kader van een contractuele overeenkomst samen optreden kan zeggenschap uitoefenen over een entiteit en die persoon of groep personen is mogelijk niet onderworpen aan de vereisten van de IFRSs inzake financiële verslaggeving. Om die reden hoeven bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten niet te worden opgenomen in dezelfde geconsolideerde jaarrekening opdat een bedrijfscombinatie zou kunnen worden beschouwd als een bedrijfscombinatie waarin entiteiten betrokken zijn waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend.

B4

De mate waarin vóór en na de totstandkoming van een bedrijfscombinatie minderheidsbelangen worden aangehouden in elk van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten is niet relevant bij de bepaling of bij de bedrijfscombinatie entiteiten betrokken zijn waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend. Zo ook is het feit dat één van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten een dochteronderneming is die niet in de geconsolideerde jaarrekening is opgenomen, evenmin relevant bij de bepaling of bij een bedrijfscombinatie entiteiten betrokken zijn waarover gezamenlijk de zeggenschap wordt uitgeoefend.

IDENTIFICATIE VAN EEN BEDRIJFSCOMBINATIE (TOEPASSING VAN ALINEA 3)

B5

Deze IFRS definieert een bedrijfscombinatie als een transactie of andere gebeurtenis waarin een overnemende partij zeggenschap verkrijgt over een of meer bedrijven. Een overnemende partij kan op verschillende manieren zeggenschap verkrijgen over een overgenomen partij, bijvoorbeeld:

a)

door geldmiddelen, kasequivalenten of andere activa (met inbegrip van nettoactiva die een bedrijf vormen) over te dragen;

b)

door verplichtingen aan te gaan;

c)

door aandelenbelangen uit te geven;

d)

door meer dan een type vergoeding te verschaffen; of

e)

zonder een vergoeding over te dragen, inclusief op basis van een contract alleen (zie alinea 43).

B6

Een bedrijfscombinatie kan op verschillende manieren worden gestructureerd om juridische, fiscale of andere redenen, zoals:

a)

een of meer bedrijven worden dochterondernemingen van een overnemende partij of de nettoactiva van een of meer bedrijven worden juridisch samengevoegd in de overnemende partij;

b)

een bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit draagt haar nettoactiva over, of haar eigenaars dragen hun aandelenbelangen over, aan een andere bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit of haar eigenaars;

c)

alle bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten dragen hun nettoactiva over, of de eigenaars van die entiteiten dragen hun aandelenbelangen over, aan een nieuw opgerichte entiteit (ook wel een „roll-up”-transactie of een „put-together”-transactie genoemd); of

d)

een groep voormalige eigenaars van een van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten verkrijgt de zeggenschap over de samengevoegde entiteit.

DEFINITIE VAN EEN BEDRIJF (TOEPASSING VAN ALINEA 3)

B7

Een bedrijf bestaat uit middelen en op die middelen toegepaste processen waarmee een productie tot stand kan worden gebracht. Hoewel bedrijven gewoonlijk een productie hebben, is dit geen vereiste opdat een geïntegreerde reeks in aanmerking zou komen als een bedrijf. De drie elementen van een bedrijf worden als volgt gedefinieerd:

a)   Middelen: Alle economische middelen waarmee een productie tot stand komt of kan worden gebracht wanneer er een of meer processen op worden toegepast. Voorbeelden zijn vaste activa (met inbegrip van immateriële activa of rechten om vaste activa te gebruiken), intellectueel eigendom, de mogelijkheid om toegang te krijgen tot de nodige materialen of rechten en werknemers.

b)   Proces: Alle systemen, standaarden, protocollen, afspraken of regels waarmee, wanneer ze op een of meer middelen worden toegepast, een productie tot stand komt of kan worden gebracht. Voorbeelden zijn strategische beheerprocessen, operationele processen en resourcemanagementprocessen. Deze processen zijn gewoonlijk gedocumenteerd, maar een georganiseerd personeelsbestand dat de nodige vaardigheden en ervaring heeft en dat regels en afspraken volgt, kan de nodige processen verschaffen die op middelen kunnen worden toegepast om een productie tot stand te brengen. (Boekhoud-, facturerings-, loonlijst- en andere administratieve systemen zijn doorgaans geen processen die worden gebruikt om een productie tot stand te brengen.)

c)   Productie: Het resultaat van middelen en op die middelen toegepaste processen die rechtstreeks aan investeerders of andere eigenaars, leden of deelnemers een rendement in de vorm van dividenden, lagere kosten of andere economische voordelen verschaffen of kunnen verschaffen.

B8

Opdat een geïntegreerde reeks activiteiten en activa voor de vastgestelde doeleinden zou kunnen worden uitgevoerd en beheerd, zijn twee essentiële elementen nodig, namelijk middelen en op die middelen toegepaste processen die samen worden of zullen worden gebruikt om een productie tot stand te brengen. Een bedrijf hoeft echter niet alle middelen of processen die de verkoper bij de exploitatie van dat bedrijf gebruikte op te nemen als marktdeelnemers het bedrijf kunnen overnemen en kunnen blijven produceren door bijvoorbeeld het bedrijf met hun eigen middelen en processen te integreren.

B9

De aard van de elementen van een bedrijf verschilt naar gelang van de sector en de structuur van de activiteiten van een entiteit, met inbegrip van het stadium van ontwikkeling van de entiteit. Gevestigde bedrijven hebben vaak verschillende soorten middelen, processen en producties, terwijl nieuwe bedrijven vaak weinig middelen en processen hebben en soms slechts één product produceren. Bijna alle bedrijven hebben ook verplichtingen, maar een bedrijf hoeft geen verplichtingen te hebben.

B10

Het is mogelijk dat een geïntegreerde reeks activiteiten en activa in de ontwikkelingsfase geen productie heeft. In dat geval moet de overnemende partij andere factoren in aanmerking nemen om te bepalen of de reeks een bedrijf is. Deze factoren zijn onder meer of de reeks:

a)

is begonnen met geplande hoofdactiviteiten;

b)

werknemers, intellectueel eigendom en andere middelen en processen heeft die op die middelen zouden kunnen worden toegepast;

c)

een plan volgt om producten te produceren; en

d)

toegang zal kunnen krijgen tot klanten die de productie zullen kopen.

Niet al deze factoren hoeven aanwezig te zijn opdat een bepaalde geïntegreerde reeks activiteiten en activa in de ontwikkelingsfase in aanmerking zou komen als een bedrijf.

B11

De bepaling of een specifieke reeks activa en activiteiten een bedrijf is, moet worden gebaseerd op de vraag of de geïntegreerde reeks door een marktdeelnemer kan worden uitgevoerd en beheerd als een bedrijf. Bij de beoordeling of een bepaalde reeks een bedrijf is, is het dus niet relevant of een verkoper de reeks als een bedrijf exploiteerde, noch of de overnemende partij voornemens is om de reeks als een bedrijf te exploiteren.

B12

Indien er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, wordt een bepaalde reeks activa en activiteiten waarin goodwill aanwezig is geacht een bedrijf te zijn. Een bedrijf hoeft echter geen goodwill te hebben.

IDENTIFICATIE VAN DE OVERNEMENDE PARTIJ (TOEPASSING VAN ALINEA’S 6 EN 7)

B13

De leidraden in IAS 27 De geconsolideerde jaarrekening en de enkelvoudige jaarrekening moeten worden toegepast om de overnemende partij - de entiteit die zeggenschap verkrijgt over de overgenomen partij - te identificeren. Als een bedrijfscombinatie heeft plaatsgevonden maar de toepassing van de leidraden in IAS 27 niet duidelijk aangeeft welke van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten de overnemende partij is, moet de overnemende partij worden bepaald rekening houdend met de factoren in alinea’s B14 tot en met B18.

B14

In een bedrijfscombinatie die voornamelijk tot stand komt door het overdragen van geldmiddelen of andere activa of door het aangaan van verplichtingen, is de overnemende partij gewoonlijk de entiteit die de geldmiddelen of andere activa overdraagt of die de verplichtingen aangaat.

B15

In een bedrijfscombinatie die voornamelijk tot stand komt door het ruilen van aandelenbelangen, is de overnemende partij gewoonlijk de entiteit die haar aandelenbelangen uitgeeft. In bepaalde bedrijfscombinaties, veelal „omgekeerde overnames” genoemd, is de uitgevende entiteit de overgenomen partij. Alinea’s B19 tot en met B27 verschaffen leidraden voor de administratieve verwerking van omgekeerde overnames. Bij het identificeren van de overnemende partij in een bedrijfscombinatie die tot stand komt door het ruilen van aandelenbelangen moeten ook andere relevante feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen, zoals:

a)

de relatieve stemrechten in de samengevoegde entiteit na de bedrijfscombinatie - De overnemende partij is gewoonlijk de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit waarvan de eigenaars als een groep het grootste deel van de stemrechten in de samengevoegde entiteit behouden of ontvangen. Bij het bepalen welke groep eigenaars het grootste deel van de stemrechten behoudt of ontvangt, moet een entiteit rekening houden met het bestaan van eventuele ongebruikelijke of bijzondere stemprocedures en opties, warrants of converteerbare effecten;

b)

het bestaan van een grote stemgerechtigde minderheid in de samengevoegde entiteit als geen andere eigenaar of georganiseerde groep eigenaars een belangrijk stemgerechtigd belang heeft - De overnemende partij is gewoonlijk de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit waarvan de enige eigenaar of georganiseerde groep eigenaars de grootste stemgerechtigde minderheid in de samengevoegde entiteit is;

c)

de samenstelling van het bestuursorgaan van de samengevoegde entiteit - De overnemende partij is doorgaans de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit waarvan de eigenaars een meerderheid van de leden van het bestuursorgaan van de samengevoegde entiteit kunnen kiezen, benoemen of afzetten;

d)

de samenstelling van het senior management van de samengevoegde entiteit - De overnemende partij is gewoonlijk de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit waarvan het (voormalige) management een dominante invloed uitoefent op het management van de samengevoegde entiteit;

e)

de voorwaarden van de ruil van aandelenbelangen - De overnemende partij is gewoonlijk de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit die een hogere prijs betaalt dan de reële waarde van de aandelenbelangen van de andere bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit(en) vóór de bedrijfscombinatie.

B16

De overnemende partij is gewoonlijk de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteit waarvan de relatieve grootte (gemeten in bijvoorbeeld activa, opbrengsten of winst) aanzienlijk groter is dan die van de andere entiteit (entiteiten) die bij de bedrijfscombinatie betrokken is (zijn).

B17

In een bedrijfscombinatie waarbij meer dan twee entiteiten betrokken zijn, moet bij het bepalen van de overnemende partij onder meer rekening worden gehouden met welke van die entiteiten het initiatief heeft genomen voor de combinatie, alsook met de relatieve grootte van de entiteiten die bij de bedrijfscombinatie betrokken zijn.

B18

Een nieuwe entiteit die wordt opgericht om een bedrijfscombinatie tot stand te brengen, is niet noodzakelijk de overnemende partij. Als een nieuwe entiteit wordt opgericht om aandelenbelangen uit te geven teneinde een bedrijfscombinatie tot stand te brengen, moet één van de bij de bedrijfscombinatie betrokken entiteiten die vóór de bedrijfscombinatie bestonden worden aangemerkt als de overnemende partij door toepassing van de leidraden in alinea’s B13 tot en met B17. Daarentegen kan een nieuwe entiteit die bij wijze van vergoeding geldmiddelen of andere activa overdraagt of verplichtingen aangaat, wel de overnemende partij zijn.

OMGEKEERDE OVERNAMES

B19

Een omgekeerde overname doet zich voor wanneer de entiteit die effecten uitgeeft (de overnemende partij in juridische zin) wordt geïdentificeerd als de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden op basis van de leidraden in alinea’s B13 tot en met B18. Een transactie kan pas als een omgekeerde overname worden beschouwd als de entiteit waarvan de aandelenbelangen worden verworven (de overgenomen partij in juridische zin) de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden is. Omgekeerde overnames doen zich bijvoorbeeld soms voor wanneer een niet-beursgenoteerde bedrijfsentiteit een beursgenoteerde entiteit wil worden maar haar aandelen niet wil registreren. Om dat te verwezenlijken, zal de niet-beursgenoteerde entiteit ervoor zorgen dat een beursgenoteerde entiteit haar aandelenbelangen verwerft in ruil voor de aandelenbelangen van de beursgenoteerde entiteit. In dit voorbeeld is de beursgenoteerde entiteit de overnemende partij in juridische zin omdat ze haar aandelenbelangen heeft uitgegeven, en is de niet-beursgenoteerde entiteit de overgenomen partij in juridische zin omdat haar aandelenbelangen werden verworven. De toepassing van de leidraden in alinea’s B13 tot en met B18 leidt er echter toe dat:

a)

de beursgenoteerde entiteit wordt geïdentificeerd als de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden; en

b)

de niet-beursgenoteerde entiteit wordt geïdentificeerd als de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden.

De transactie mag pas administratief worden verwerkt als een omgekeerde overname als de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden voldoet aan de definitie van een bedrijf, en alle opname- en waarderingsprincipes in deze IFRS, met inbegrip van de vereiste om goodwill op te nemen, zijn van toepassing.

Waardering van de overgedragen vergoeding

B20

In een omgekeerde overname geeft de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden gewoonlijk geen vergoeding uit voor de overgenomen partij. In plaats daarvan geeft de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden gewoonlijk haar aandelen uit aan de eigenaars van de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden. Bijgevolg is de reële waarde op de overnamedatum van de vergoeding die door de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden is overgedragen voor haar belang in de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden, gebaseerd op het aantal aandelenbelangen dat de juridische dochteronderneming had moeten uitgeven om de eigenaars van de juridische moedermaatschappij hetzelfde percentage aandelenbelangen in de samengevoegde entiteit te geven dat resulteert uit de omgekeerde overname. De reële waarde van het op die manier berekende aantal aandelenbelangen kan worden gebruikt als de reële waarde van de vergoeding die in ruil voor de overgenomen partij is overgedragen.

Opstelling en presentatie van de geconsolideerde jaarrekening

B21

Geconsolideerde jaarrekeningen die na een omgekeerde overname worden opgesteld, worden uitgegeven onder de naam van de juridische moedermaatschappij (overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) maar worden in de toelichting beschreven als een voortzetting van de jaarrekening van de juridische dochteronderneming (overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden), met één aanpassing, namelijk de retroactieve aanpassing van het wettelijk kapitaal van de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden om rekening te houden met het wettelijk kapitaal van de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden. Die aanpassing is vereist om het kapitaal van de juridische moedermaatschappij (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) te weerspiegelen. De vergelijkende informatie die in deze geconsolideerde jaarrekeningen wordt gepresenteerd, wordt ook retroactief aangepast om het wettelijk kapitaal van de juridische moedermaatschappij (overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) te weerspiegelen.

B22

Omdat de geconsolideerde jaarrekening de voortzetting van de jaarrekening van de juridische dochteronderneming vertegenwoordigt, afgezien van haar vermogensstructuur, weerspiegelt de geconsolideerde jaarrekening:

a)

de activa en verplichtingen van de juridische dochteronderneming (de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) opgenomen en gewaardeerd tegen hun boekwaarde vóór de bedrijfscombinatie;

b)

de activa en verplichtingen van de juridische moedermaatschappij (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) opgenomen en gewaardeerd in overeenstemming met deze IFRS;

c)

de ingehouden winsten en andere saldi van het eigen vermogen van de juridische dochteronderneming (overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) vóór de bedrijfscombinatie;

d)

het in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen bedrag van uitgegeven aandelenbelangen bepaald door het uitgegeven aandelenbelang van de juridische dochteronderneming (de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) dat vlak vóór de bedrijfscombinatie uitstond op te tellen bij de reële waarde van de juridische moedermaatschappij (overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) zoals bepaald in overeenstemming met deze IFRS. De structuur van het eigen vermogen (dat wil zeggen het aantal en het soort uitgegeven aandelenbelangen) weerspiegelt de structuur van het eigen vermogen van de juridische moedermaatschappij (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden), met inbegrip van de aandelenbelangen die de juridische moedermaatschappij heeft uitgegeven teneinde de bedrijfscombinatie tot stand te brengen. Bijgevolg wordt de structuur van het eigen vermogen van de juridische dochteronderneming (de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) aangepast aan de hand van de in de overnameovereenkomst vastgestelde ruilverhouding teneinde het aantal in de omgekeerde overname uitgegeven aandelen van de juridische moedermaatschappij (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) te weerspiegelen;

e)

het evenredige deel van het minderheidsbelang in de boekwaarde van ingehouden winsten en andere aandelenbelangen van de juridische dochteronderneming (overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) vóór de bedrijfscombinatie zoals uiteengezet in alinea’s B23 en B24.

Minderheidsbelang

B23

Bij een omgekeerde overname is het mogelijk dat een aantal van de eigenaars van de overgenomen partij in juridische zin (de overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) hun aandelenbelangen niet ruilen voor aandelenbelangen van de juridische moedermaatschappij (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden). Deze eigenaars worden behandeld als een minderheidsbelang in de geconsolideerde jaarrekening na de omgekeerde overname. De reden hiervoor is dat de eigenaars van de overgenomen partij in juridische zin die hun aandelenbelangen niet ruilen voor aandelenbelangen van de overnemende partij in juridische zin alleen een belang hebben in de resultaten en nettoactiva van de overgenomen partij in juridische zin en niet in de resultaten en nettoactiva van de samengevoegde entiteit. Omgekeerd hebben de eigenaars van de overnemende partij in juridische zin, ondanks het feit dat de overnemende partij in juridische zin de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden is, een belang in de resultaten en nettoactiva van de samengevoegde entiteit.

B24

De activa en verplichtingen van de overgenomen partij in juridische zin worden in de geconsolideerde jaarrekening gewaardeerd en opgenomen tegen hun boekwaarde vóór de bedrijfscombinatie (zie alinea B22(a)). Derhalve weerspiegelt het minderheidsbelang in een omgekeerde overname het proportionele belang van de aandeelhouders met minderheidsbelang in de boekwaarde van de nettoactiva van de overgenomen partij in juridische zin vóór de bedrijfscombinatie, zelfs als de minderheidsbelangen in andere overnames worden gewaardeerd tegen hun reële waarde op de overnamedatum.

Winst per aandeel

B25

Zoals vermeld in alinea B22(d) moet de structuur van het eigen vermogen in de geconsolideerde jaarrekening die na een omgekeerde overname wordt opgesteld, een weerspiegeling zijn van de structuur van het eigen vermogen van de overnemende partij in juridische zin (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden), met inbegrip van de aandelenbelangen die door de overnemende partij in juridische zin zijn uitgegeven om de bedrijfscombinatie tot stand te brengen.

B26

Bij de berekening van het gewogen gemiddelde aantal uitstaande gewone aandelen (de noemer in de berekening van de winst per aandeel) tijdens de periode waarin de omgekeerde overname plaatsvindt:

a)

moet het aantal uitstaande gewone aandelen van het begin van die periode tot de overnamedatum worden berekend op basis van het gewogen gemiddelde aantal gewone aandelen van de overgenomen partij in juridische zin (overnemende partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) die tijdens de periode uitstonden vermenigvuldigd met de in de fusieovereenkomst vastgestelde ruilverhouding; en

b)

wordt het aantal uitstaande gewone aandelen vanaf de overnamedatum tot het einde van die periode verondersteld het eigenlijke aantal in die periode uitstaande gewone aandelen van de overnemende partij in juridische zin (de overgenomen partij voor administratieve-verwerkingsdoeleinden) te zijn.

B27

De gewone winst per aandeel voor elke vergelijkende periode vóór de overnamedatum die in de geconsolideerde jaarrekening wordt gepresenteerd na een omgekeerde overname, moet worden berekend door:

a)

de winst of het verlies van de overgenomen partij in juridische zin die/dat toerekenbaar is aan gewone aandeelhouders in elk van deze perioden te delen door

b)

het historische gewogen gemiddelde aantal uitstaande gewone aandelen van de overgenomen partij in juridische zin vermenigvuldigd met de in de overnameovereenkomst vastgestelde ruilverhouding.

OPNAME VAN BEPAALDE VERWORVEN ACTIVA EN OVERGENOMEN VERPLICHTINGEN (TOEPASSING VAN ALINEA’S 10 TOT EN MET 13)

Operationele leases

B28

De overnemende partij mag activa of verplichtingen in verband met een operationele lease waarin de overgenomen partij de lessee is niet opnemen, tenzij dit op grond van alinea’s B29 en B30 vereist is.

B29

De overnemende partij moet bepalen of de voorwaarden van elke operationele lease waarin de overgenomen partij de lessee is, gunstig of ongunstig zijn. De overnemende partij moet een immaterieel actief opnemen als de voorwaarden van een operationele lease gunstig zijn in vergelijking met de marktvoorwaarden, en moet een verplichting opnemen als de voorwaarden ongunstig zijn in vergelijking met de marktvoorwaarden. Alinea B42 verschaft een leidraad voor het bepalen van de reële waarde op de overnamedatum van activa die het voorwerp uitmaken van operationele leases waarin de overgenomen partij de lessor is.

B30

Een identificeerbaar immaterieel actief kan verband houden met een operationele lease, wat kan blijken uit de bereidheid van marktdeelnemers om voor de leaseovereenkomst een prijs te betalen, zelfs als dit tegen marktvoorwaarden is. Bijvoorbeeld een lease van gates op een luchthaven of van winkelruimte in een exclusieve winkelstraat zou toegang kunnen verschaffen tot een markt of andere toekomstige economische voordelen die in aanmerking komen als identificeerbare immateriële activa, bijvoorbeeld als een klantenrelatie. In dat geval moet de overnemende partij het (de) daarmee verband houdende identificeerbare immateriële actief (activa) opnemen in overeenstemming met alinea B31.

Immateriële activa

B31

De overnemende partij moet de in een bedrijfscombinatie verworven identificeerbare immateriële activa opnemen afzonderlijk van goodwill. Een immaterieel actief is identificeerbaar als het voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium of aan het contractuele-juridische criterium.

B32

Een immaterieel actief dat voldoet aan het contractuele-juridische criterium is identificeerbaar, zelfs als het actief niet overdraagbaar is of niet kan worden afgescheiden van de overgenomen partij of van andere rechten en verplichtingen. Bijvoorbeeld:

a)

een overgenomen partij leaset een productievestiging in het kader van een operationele lease waarvan de voorwaarden gunstig zijn in vergelijking met de marktvoorwaarden. In de leasevoorwaarden is expliciet bepaald dat de leaseovereenkomst niet mag worden overgedragen (noch via een verkoop, noch via een sublease). Het bedrag waarmee de leasevoorwaarden gunstig zijn in vergelijking met de voorwaarden van actuele markttransacties voor dezelfde of soortgelijke items, is een immaterieel actief dat voldoet aan het contractuele-juridische criterium om afzonderlijk van goodwill te worden opgenomen, zelfs als de overnemende partij de leaseovereenkomst niet kan verkopen of anderszins kan overdragen;

b)

een overgenomen partij bezit en exploiteert een kerncentrale. De vergunning om die centrale te exploiteren, is een immaterieel actief dat voldoet aan het contractuele-juridische criterium om afzonderlijk van goodwill te worden opgenomen, zelfs als de overnemende partij het niet los van de verworven centrale kan verkopen of overdragen. Een overnemende partij mag de reële waarde van de exploitatievergunning en de reële waarde van de centrale als één actief opnemen voor financiële-verslaggevingsdoeleinden als die activa een vergelijkbare gebruiksduur hebben;

c)

een overgenomen partij bezit een technologiepatent. Ze heeft dat patent in licentie gegeven aan derden voor exclusief gebruik buiten de binnenlandse markt, en ontvangt in ruil daarvoor een vastgesteld percentage van de toekomstige opbrengsten uit het buitenland. Zowel het technologiepatent als de bijbehorende licentieovereenkomst voldoen aan het contractuele-juridische criterium om afzonderlijk van goodwill te worden opgenomen, zelfs als het onuitvoerbaar zou zijn om het patent en de bijbehorende licentieovereenkomst los van elkaar te verkopen of te ruilen.

B33

Het afscheidbaarheidscriterium betekent dat een verworven immaterieel actief kan worden afgescheiden of losgemaakt van de overgenomen partij en kan worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, gehuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting. Een immaterieel actief dat de overnemende partij zou kunnen verkopen, in licentie zou kunnen geven of anderszins zou kunnen ruilen voor iets anders van waarde voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium, zelfs als de overnemende partij niet voornemens is om het te verkopen, in licentie te geven of anderszins te ruilen. Een verworven immaterieel actief voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium als er voor dat type actief of een actief van een soortgelijk type aanwijzingen voor ruiltransacties zijn, zelfs als die transacties niet frequent voorkomen en ongeacht of de overnemende partij erbij betrokken is. Bijvoorbeeld klantenbestanden en abonneelijsten worden vaak in licentie gegeven en voldoen dus aan het afscheidbaarheidscriterium. Zelfs als een overgenomen partij van mening is dat haar klantenbestanden kenmerken hebben die verschillen van andere klantenbestanden, betekent het feit dat klantenbestanden vaak in licentie worden gegeven over het algemeen dat het verworven klantenbestand voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium. Een in een bedrijfscombinatie verworven klantenbestand zou echter niet aan het afscheidbaarheidscriterium voldoen als de geheimhoudingsvoorwaarden of andere overeenkomsten een entiteit verbieden om informatie over haar klanten te verkopen, te verhuren of anderszins te ruilen.

B34

Een immaterieel actief dat niet individueel afscheidbaar is van de overgenomen of samengevoegde entiteit voldoet aan het afscheidbaarheidscriterium als het afscheidbaar is in combinatie met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting. Bijvoorbeeld:

a)

marktdeelnemers ruilen depositoverplichtingen en daarmee verband houdende immateriële activa uit hoofde van de hoedanigheid van bewaargever in waarneembare ruiltransacties. Derhalve moet de overnemende partij het immateriële actief uit hoofde van de hoedanigheid van bewaargever afzonderlijk van goodwill opnemen;

b)

een overgenomen partij bezit een geregistreerd handelsmerk en gedocumenteerde maar niet-gepatenteerde technische expertise die wordt gebruikt om het onder een handelsmerk verhandelde product te vervaardigen. Om de eigendom van een handelsmerk over te dragen, is de eigenaar ook verplicht al de rest over te dragen wat de nieuwe eigenaar nodig heeft om een product te produceren dat of een dienst te leveren die niet te onderscheiden is van het product dat of de dienst die door de voormalige eigenaar werd geproduceerd/geleverd. Aangezien de niet-gepatenteerde technische expertise moet worden afgescheiden van de overgenomen of samengevoegde entiteit en moet worden verkocht als het bijbehorende handelsmerk wordt verkocht, voldoet het aan het afscheidbaarheidscriterium.

Herworven rechten

B35

In het kader van een bedrijfscombinatie kan een overnemende partij een recht herwerven dat ze voordien aan de overgenomen partij had toegekend om een of meer van de opgenomen of niet-opgenomen activa van de overnemende partij te gebruiken. Voorbeelden van dergelijke rechten zijn een recht om de handelsnaam van de overnemende partij te gebruiken in het kader van een franchiseovereenkomst, of een recht om technologie van de overnemende partij te gebruiken in het kader van een technologielicenctieovereenkomst. Een herworven recht is een identificeerbaar immaterieel actief dat de overnemende partij afzonderlijk van goodwill opneemt. Alinea 29 verschaft een leidraad voor de waardering van een herworven recht, en alinea 55 verschaft een leidraad voor de administratieve verwerking van een herworven recht na eerste opname.

B36

Als de voorwaarden van het contract dat aanleiding geeft tot een herworven recht gunstig of ongunstig zijn in vergelijking met de voorwaarden van actuele markttransacties voor dezelfde of soortgelijke items, moet de overnemende partij een winst respectievelijk verlies uit afwikkeling opnemen. Alinea B52 verschaft leidraden voor de waardering van winsten of verliezen uit afwikkeling.

Personeelsbestand en andere zaken die niet identificeerbaar zijn

B37

De overnemende partij neemt de waarde van een verworven immaterieel actief dat op de overnamedatum niet identificeerbaar is op in de goodwill. Een overnemende partij kan bijvoorbeeld waarde toerekenen aan het bestaan van een personeelsbestand, zijnde een bestaande groep werknemers die de overnemende partij toelaat om een overgenomen bedrijf na de overnamedatum verder te exploiteren. Een personeelsbestand vertegenwoordigt niet het intellectueel kapitaal van het geschoolde personeel - de (vaak gespecialiseerde) kennis en ervaring die werknemers van een overgenomen partij inbrengen. Aangezien het personeelsbestand geen identificeerbaar actief is dat afzonderlijk van goodwill moet worden opgenomen, wordt elke waarde die eraan wordt toegerekend opgenomen in de goodwill.

B38

De overnemende partij neemt in de goodwill ook elke waarde op die wordt toegerekend aan items die op de overnamedatum niet in aanmerking komen als activa. De overnemende partij kan bijvoorbeeld waarde toerekenen aan potentiële contracten waarover de overgenomen partij op de overnamedatum met potentiële nieuwe klanten onderhandelt. Omdat deze potentiële contracten zelf geen activa zijn op de overnamedatum, neemt de overnemende partij ze niet afzonderlijk van goodwill op. De overnemende partij mag de waarde van deze contracten niet na de eerste opname vanuit de goodwill herclassificeren voor gebeurtenissen die zich na de overnamedatum voordoen. De overnemende partij moet echter de feiten en omstandigheden beoordelen die een rol spelen bij gebeurtenissen die kort na de overname plaatsvinden om te bepalen of op de overnamedatum een afzonderlijk opneembaar immaterieel actief bestond.

B39

Na de eerste opname verwerkt een overnemende partij in een bedrijfscombinatie verworven immateriële activa in overeenstemming met de bepalingen van IAS 38 Immateriële activa. Zoals beschreven in alinea 3 van IAS 38 wordt de administratieve verwerking van bepaalde verworven immateriële activa na de eerste opname voorgeschreven door andere IFRSs.

B40

De criteria van identificeerbaarheid bepalen of een immaterieel actief afzonderlijk van goodwill wordt opgenomen. De criteria verschaffen echter geen leidraden voor het bepalen van de reële waarde van een immaterieel actief, en beperken evenmin de veronderstellingen bij het schatten van de reële waarde van een immaterieel actief. De overnemende partij zou bijvoorbeeld bij het bepalen van de reële waarde rekening houden met veronderstellingen die marktdeelnemers in aanmerking nemen, zoals verwachtingen omtrent toekomstige contractverlengingen. Het is niet nodig dat de contractverlengingen zelf aan de criteria van identificeerbaarheid voldoen. (Zie echter alinea 29, waarin een uitzondering is vastgelegd op het principe van waardering tegen reële waarde voor in een bedrijfscombinatie opgenomen herworven rechten.) Alinea’s 36 en 37 van IAS 38 verschaffen leidraden voor het bepalen of immateriële activa in één eenheid met andere immateriële of materiële activa moeten worden samengevoegd.

BEPALING VAN DE REËLE WAARDE VAN BEPAALDE IDENTIFICEERBARE ACTIVA EN EEN MINDERHEIDSBELANG IN EEN OVERGENOMEN PARTIJ (TOEPASSING VAN ALINEA’S 18 EN 19)

Activa met onzekere kasstromen (voorzieningen voor lagere waardering)

B41

De overnemende partij mag geen afzonderlijke voorziening voor lagere waardering op de overnamedatum opnemen voor in een bedrijfscombinatie verworven activa die tegen hun reële waarde op de overnamedatum worden gewaardeerd, omdat de gevolgen van onzekerheid over toekomstige kasstromen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de reële waarde. Bijvoorbeeld aangezien deze IFRS vereist dat de overnemende partij verworven vorderingen, met inbegrip van leningen, waardeert tegen hun reële waarde op de overnamedatum, neemt de overnemende partij geen afzonderlijke voorziening voor lagere waardering op voor de contractuele kasstromen die op die datum als oninbaar worden beschouwd.

Operationeel geleasede activa waarbij de overgenomen partij de lessor is

B42

Bij het bepalen van de reële waarde op de overnamedatum van een actief zoals een operationeel geleased gebouw of patent waarbij de overgenomen partij de lessor is, moet de overnemende partij rekening houden met de voorwaarden van de leaseovereenkomst. Met andere woorden, de overnemende partij neemt geen afzonderlijk actief of afzonderlijke verplichting op als de voorwaarden van een operationele lease gunstig of ongunstig zijn in vergelijking met de marktvoorwaarden zoals alinea B29 vereist voor leaseovereenkomsten waarbij de overgenomen partij de lessee is.

Activa die de overnemende partij voornemens is niet te gebruiken of te gebruiken op een andere wijze dan de wijze waarop andere marktdeelnemers deze zouden gebruiken

B43

Om concurrentieredenen of andere redenen kan de overnemende partij voornemens zijn om een verworven actief, bijvoorbeeld een immaterieel actief uit hoofde van onderzoek en ontwikkeling, niet te gebruiken, of kan ze voornemens zijn om het actief te gebruiken op een andere wijze dan die waarop andere marktdeelnemers het zouden gebruiken. Niettemin moet de overnemende partij het actief waarderen tegen zijn reële waarde zoals bepaald in overeenstemming met het gebruik ervan door andere marktdeelnemers.

Minderheidsbelang in een overgenomen partij

B44

Deze IFRS staat de overnemende partij toe een minderheidsbelang in de overgenomen partij te waarderen tegen zijn reële waarde op de overnamedatum. In sommige gevallen zal een overnemende partij de reële waarde op de overnamedatum van een minderheidsbelang kunnen bepalen op basis van de prijzen op een actieve markt van de aandelen die niet in handen zijn van de overnemende partij. Soms is er voor de aandelen echter geen prijs op een actieve markt beschikbaar. In dat geval moet de overnemende partij de reële waarde van het minderheidsbelang bepalen volgens andere waarderingstechnieken.

B45

De reële waarde per aandeel van het belang van de overnemende partij in de overgenomen partij kan verschillen van de reële waarde per aandeel van het minderheidsbelang. Het voornaamste verschil is meestal de opname van een zeggenschapspremie in de reële waarde per aandeel van het belang van de overnemende partij in de overgenomen partij of, omgekeerd, de opname van een disagio voor gebrek aan zeggenschap (ook wel een minderheidsdisagio genoemd) in de reële waarde per aandeel van het minderheidsbelang.

WAARDERING VAN GOODWILL OF EEN WINST UIT EEN VOORDELIGE KOOP

Bepaling van de reële waarde op de overnamedatum van het belang van de overnemende partij in de overgenomen partij aan de hand van waarderingstechnieken (toepassing van alinea 33)

B46

In een bedrijfscombinatie die zonder de overdracht van een vergoeding wordt gerealiseerd, moet de overnemende partij de reële waarde op de overnamedatum van haar belang in de overgenomen partij vervangen door de reële waarde op de overnamedatum van de overgedragen vergoeding om goodwill of een winst uit een voordelige koop te waarderen (zie alinea’s 32 tot en met 34). De overnemende partij moet de reële waarde op de overnamedatum van haar belang in de overgenomen partij bepalen aan de hand van een of meer waarderingstechnieken die in de gegeven omstandigheden geëigend zijn en waarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn. Als meer dan één waarderingstechniek wordt gebruikt, moet de overnemende partij de resultaten van de technieken beoordelen, rekening houdend met de relevantie en betrouwbaarheid van de gebruikte gegevens en de omvang van de beschikbare gegevens.

Bijzondere overwegingen bij de toepassing van de overnamemethode op combinaties van onderlinge entiteiten (toepassing van alinea 33)

B47

Als twee onderlinge entiteiten worden gecombineerd, kan de reële waarde van de aandelen- of ledenbelangen in de overgenomen partij (of de reële waarde van de overgenomen partij) betrouwbaarder te bepalen zijn dan de reële waarde van de ledenbelangen die door de overnemende partij zijn overgedragen. In dat geval vereist alinea 33 dat de overnemende partij het bedrag van de goodwill bepaalt op basis van de reële waarde op de overnamedatum van de aandelenbelangen van de overgenomen partij in plaats van de reële waarde op de overnamedatum van de als vergoeding overgedragen aandelenbelangen van de overnemende partij. Daarnaast moet de overnemende partij in een combinatie van onderlinge entiteiten de nettoactiva van de overgenomen partij in haar balans opnemen als een directe verhoging van het kapitaal of eigen vermogen, en niet als een verhoging van de ingehouden winsten, wat in overeenstemming is met de wijze waarop andere soorten entiteiten de overnamemethode toepassen.

B48

Hoewel ze in menig opzicht gelijkenissen vertonen met andere bedrijven, hebben onderlinge entiteiten typische kenmerken die voornamelijk voortkomen uit het feit dat hun leden zowel klanten als eigenaars zijn. Leden van onderlinge entiteiten verwachten doorgaans voordelen te ontvangen voor hun lidmaatschap, vaak in de vorm van verlaagde kosten voor goederen en diensten of klandiziedividenden. Het deel van de klandiziedividenden dat aan elk lid wordt toegekend, is vaak gebaseerd op de omzet van het lid met de onderlinge entiteit tijdens het jaar.

B49

Bij de waardering van een onderlinge entiteit tegen reële waarde moet rekening worden gehouden met de veronderstellingen van marktdeelnemers omtrent toekomstige voordelen voor leden evenals andere relevante veronderstellingen van marktdeelnemers omtrent de onderlinge entiteit. Er kan bijvoorbeeld een model voor het schatten van de kasstromen worden gebruikt om de reële waarde van een onderlinge entiteit te bepalen. De kasstromen die in het model worden ingevoerd, moeten worden gebaseerd op de verwachte kasstromen van de onderlinge entiteit, die meestal verlagingen voor ledenvoordelen weerspiegelen, zoals verlaagde kosten voor goederen en diensten.

BEPALING VAN WAT DEEL UITMAAKT VAN DE BEDRIJFSCOMBINATIE (TOEPASSING VAN ALINEA’S 51 EN 52)

B50

De overnemende partij moet rekening houden met de volgende factoren, die elkaar niet uitsluiten noch individueel doorslaggevend zijn, om vast te stellen of een transactie deel uitmaakt van de ruil voor de overgenomen partij dan wel of de transactie losstaat van de bedrijfscombinatie:

a)

wat zijn de redenen voor de transactie - Als men weet waarom de bij de combinatie betrokken partijen (de overnemende partij en de overgenomen partij en hun eigenaars, bestuurders en managers - en hun agenten) een bepaalde transactie of overeenkomst hebben afgesloten, kan dit inzicht verschaffen in de vraag of die transactie of overeenkomst deel uitmaakt van de overgedragen vergoeding en de verworven activa of overgenomen verplichtingen. Als bijvoorbeeld een transactie in de eerste plaats ten behoeve van de overnemende partij of de samengevoegde entiteit wordt afgesloten en niet in de eerste plaats ten behoeve van de overgenomen partij of haar voormalige eigenaars vóór de combinatie, is het minder waarschijnlijk dat dat deel van de betaalde transactieprijs (en de daarmee verband houdende activa of verplichtingen) deel uitmaakt van de ruil voor de overgenomen partij. Bijgevolg moet de overnemende partij dat deel los van de bedrijfscombinatie verwerken;

b)

wie heeft het initiatief genomen voor de transactie - Als men weet wie het initiatief heeft genomen voor de transactie, kan dit ook inzicht verschaffen in de vraag of de transactie deel uitmaakt van de ruil voor de overgenomen partij. Een transactie of andere gebeurtenis die uitgaat van de overnemende partij kan bijvoorbeeld worden afgesloten met het oog op het verschaffen van toekomstige economische voordelen aan de overnemende partij of samengevoegde entiteit, met weinig of geen voordeel voor de overgenomen partij of haar voormalige eigenaars vóór de combinatie. Anderzijds is het minder waarschijnlijk dat een transactie of overeenkomst die uitgaat van de overgenomen partij of haar voormalige eigenaars ten behoeve van de overnemende partij of de samengevoegde entiteit is, en is het meer waarschijnlijk dat die transactie of overeenkomst deel uitmaakt van de bedrijfscombinatie;

c)

wanneer werd de transactie afgesloten - Het tijdstip van de transactie kan ook inzicht verschaffen in de vraag of de transactie deel uitmaakt van de ruil voor de overgenomen partij. Bijvoorbeeld een transactie tussen de overnemende partij en de overgenomen partij die plaatsvindt tijdens de onderhandelingen over de voorwaarden van een bedrijfscombinatie kan met het oog op de bedrijfscombinatie afgesloten zijn om aan de overnemende partij of de samengevoegde entiteit toekomstige economische voordelen te verschaffen. In dat geval is het waarschijnlijk dat de overgenomen partij of haar voormalige eigenaars vóór de bedrijfscombinatie weinig of geen voordeel ontvangen uit de transactie, afgezien van de voordelen die ze als deel van de samengevoegde entiteit ontvangen.

Effectieve afwikkeling van een bestaande relatie tussen de overnemende partij en overgenomen partij in een bedrijfscombinatie (toepassing van alinea 52(a))

B51

Mogelijk hebben de overnemende partij en de overgenomen partij een relatie die reeds bestond voordat ze een bedrijfscombinatie overwogen, hierna een „bestaande relatie” genoemd. Een bestaande relatie tussen de overnemende en overgenomen partij kan contractueel (bijvoorbeeld verkoper en klant of licentiegever en licentienemer) of niet-contractueel (bijvoorbeeld eiser en gedaagde) zijn.

B52

Als de bedrijfscombinatie in feite een bestaande relatie afwikkelt, neemt de overnemende partij een winst of verlies op, waarvan de waarde als volgt wordt bepaald:

a)

voor een bestaande niet-contractuele relatie (zoals een rechtszaak), de reële waarde.

b)

voor een bestaande contractuele relatie, het laagste van de onder (i) en (ii) beschreven bedragen:

i)

het bedrag waarmee het contract vanuit het oogpunt van de overnemende partij gunstig of ongunstig is in vergelijking met de voorwaarden voor actuele markttransacties voor dezelfde of soortgelijke items; (Een ongunstig contract is een contract dat ongunstig is in vergelijking met de actuele marktvoorwaarden. Het is niet noodzakelijk een verlieslatend contract waarbij de onvermijdelijke kosten om de verplichtingen uit hoofde van het contract na te komen, hoger liggen dan de economische voordelen die naar verwachting uit het contract zullen worden ontvangen.)

ii)

het bedrag van in het contract vermelde voorzieningen voor afwikkeling die beschikbaar zijn voor de tegenpartij voor wie het contract ongunstig is.

Als (ii) kleiner is dan (i), wordt het verschil opgenomen als deel van de administratieve verwerking van de bedrijfscombinatie.

Het bedrag van de opgenomen winst of het opgenomen verlies kan ten dele afhangen van de vraag of de overnemende partij voorheen een gerelateerd actief of een gerelateerde verplichting had opgenomen, en bijgevolg kan de gerapporteerde winst of het gerapporteerde verlies verschillen van het bedrag dat door toepassing van de bovenvermelde vereisten is berekend.

B53

Een bestaande relatie kan een contract zijn dat de overnemende partij als een herworven recht opneemt. Als het contract voorwaarden bevat die gunstig of ongunstig zijn in vergelijking met de prijzen voor actuele markttransacties voor dezelfde of soortgelijke items, neemt de overnemende partij afzonderlijk van de bedrijfscombinatie een winst of verlies voor de effectieve afwikkeling van het contract op, gewaardeerd in overeenstemming met alinea B52.

Regelingen voor voorwaardelijke betalingen aan werknemers of verkopende aandeelhouders (toepassing van alinea 52(b))

B54

Of regelingen voor voorwaardelijke betalingen aan werknemers of verkopende aandeelhouders een voorwaardelijke vergoeding in de bedrijfscombinatie of afzonderlijke transacties zijn, is afhankelijk van de aard van de regelingen. Als men weet waarom de overnameovereenkomst een clausule voor voorwaardelijke betalingen bevat, van wie de regeling uitging en wanneer de partijen de regeling hebben afgesloten, kan dit nuttig zijn om de aard van de regeling te beoordelen.

B55

Als het niet duidelijk is of een regeling voor betalingen aan werknemers of verkopende aandeelhouders deel uitmaakt van de ruil voor de overgenomen partij dan wel een transactie is die losstaat van de bedrijfscombinatie, moet de overnemende partij rekening houden met de volgende aanwijzingen:

a)

Verdere tewerkstelling - De voorwaarden voor verdere tewerkstelling door de verkopende aandeelhouders die werknemers op sleutelposities worden, kan een aanwijzing zijn voor de economische realiteit van een voorwaardelijke-vergoedingsregeling. De desbetreffende voorwaarden voor verdere tewerkstelling kunnen opgenomen zijn in een arbeidsovereenkomst, overnameovereenkomst of een ander document. Een voorwaardelijke-vergoedingsregeling waarin het recht op de betalingen automatisch vervalt als het dienstverband eindigt, is een beloning voor na de bedrijfscombinatie geleverde diensten. Regelingen waarin de voorwaardelijke betalingen niet door de beëindiging van het dienstverband worden beïnvloed, kunnen erop wijzen dat de voorwaardelijke betalingen een aanvullende vergoeding in plaats van een beloning zijn.

b)

Duur van de verdere tewerkstelling - Als de periode van het vereiste dienstverband samenvalt met of langer is dan de periode van de voorwaardelijke betalingen, kan dat feit erop wijzen dat de voorwaardelijke betalingen in wezen een beloning zijn.

c)

Beloningsniveau - Situaties waarin een andere werknemersbeloning dan de voorwaardelijke betalingen op een redelijk niveau staat in vergelijking met dat van andere werknemers op sleutelposities in de samengevoegde entiteit, kunnen erop wijzen dat de voorwaardelijke betalingen een aanvullende vergoeding zijn in plaats van een beloning.

d)

Bijkomende betalingen aan werknemers - Als verkopende aandeelhouders die geen werknemers worden lagere voorwaardelijke betalingen per aandeel ontvangen dan de verkopende aandeelhouders die werknemers van de samengevoegde entiteit worden, kan dat feit erop wijzen dat het bijkomende bedrag van voorwaardelijke betalingen aan de verkopende aandeelhouders die werknemers worden een beloning is.

e)

Aantal aandelen in bezit - Het relatieve aantal aandelen dat in bezit is van de verkopende aandeelhouders die doorgaan als werknemers op sleutelposities, kan een aanwijzing zijn voor de economische realiteit van de voorwaardelijke-vergoedingsregeling. Als bijvoorbeeld de verkopende aandeelhouders die nagenoeg alle aandelen in de overgenomen partij bezaten doorgaan als werknemers op sleutelposities, kan dat erop wijzen dat de regeling in wezen een winstdelingsregeling is die bedoeld is om een beloning te verschaffen voor na de bedrijfscombinatie geleverde diensten. Als daarentegen verkopende aandeelhouders die doorgaan als werknemers op sleutelposities slechts een klein aantal aandelen van de overgenomen partij bezaten en alle verkopende aandeelhouders dezelfde voorwaardelijke vergoeding per aandeel ontvangen, kan dat erop wijzen dat de voorwaardelijke betalingen een aanvullende vergoeding zijn. De eigendomsbelangen vóór overname die in handen waren van partijen die banden hadden met verkopende aandeelhouders die doorgaan als werknemers op sleutelposities, zoals gezinsleden, moeten ook in aanmerking worden genomen.

f)

Verband met de waardering - Als de op de overnamedatum overgedragen initiële vergoeding gebaseerd is op de laagste waarden van een bereik dat bij de waardering van de overgenomen partij is vastgesteld en de voorwaardelijke-betalingsformule betrekking heeft op die waardebenadering, kan dat erop wijzen dat de voorwaardelijke betalingen een aanvullende vergoeding zijn. Als daarentegen de voorwaardelijke-betalingsformule consistent is met voorgaande winstdelingsregelingen, kan dat erop wijzen dat de economische realiteit van de regeling erin bestaat beloningen te verschaffen.

g)

Formule voor het bepalen van de vergoeding - De formule gebruikt voor het bepalen van de voorwaardelijke betaling kan nuttig zijn bij het beoordelen van de economische realiteit van de regeling. Als bijvoorbeeld een voorwaardelijke betaling wordt bepaald op basis van een winstverhouding, zou dat erop kunnen wijzen dat de verplichting een voorwaardelijke vergoeding in de bedrijfscombinatie is en dat de formule bedoeld is om de reële waarde van de overgenomen partij vast te stellen of te verifiëren. Daarentegen zou een voorwaardelijke betaling die een vastgesteld percentage van de winst is erop kunnen wijzen dat de verplichting jegens werknemers een winstdelingsregeling is om werknemers te belonen voor verleende diensten.

h)

Andere overeenkomsten en kwesties - De voorwaarden van andere regelingen met verkopende aandeelhouders (zoals overeenkomsten om niet met elkaar te concurreren, nog uit te voeren contracten, consultingcontracten en overeenkomsten voor het verhuren van eigendom) en de fiscale behandeling van voorwaardelijke betalingen kunnen erop wijzen dat voorwaardelijke betalingen toerekenbaar zijn aan iets anders dan de vergoeding voor de overgenomen partij. In verband met de overname zou de overnemende partij bijvoorbeeld een overeenkomst voor het verhuren van eigendom kunnen afsluiten met een belangrijke verkopende aandeelhouder. Als de in de leaseovereenkomst gespecificeerde leasebetalingen aanzienlijk lager zijn dan wat op de markt gebruikelijk is, zouden sommige of alle voorwaardelijke betalingen aan de lessor (de verkopende aandeelhouder) die vereist zijn op grond van een afzonderlijke regeling voor voorwaardelijke betalingen in wezen betalingen kunnen zijn voor het gebruik van het gehuurde eigendom die de overnemende partij afzonderlijk moet opnemen in haar jaarrekening na de bedrijfscombinatie. Als daarentegen de in de leaseovereenkomst gespecificeerde leasebetalingen consistent zijn met de marktvoorwaarden voor het gehuurde eigendom, kan de regeling voor voorwaardelijke betalingen aan de verkopende aandeelhouder een voorwaardelijke vergoeding in de bedrijfscombinatie zijn.

Ruil van beloningen in de vorm van op aandelen van de overnemende partij gebaseerde betalingen voor beloningen in handen van werknemers van de overgenomen partij (toepassing van alinea 52(b))

B56

Een overnemende partij kan haar beloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen (vervangingsbeloningen) ruilen voor beloningen die in handen zijn van werknemers van de overgenomen partij. Een ruil van aandelenopties of andere beloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen in samenhang met een bedrijfscombinatie wordt administratief verwerkt als een wijziging van beloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen in overeenstemming met IFRS 2 Op aandelen gebaseerde betalingen. Als de overnemende partij verplicht is de beloningen van de overgenomen partij te vervangen, moeten de op de marktwaarde gebaseerde waarderingen van de vervangingsbeloningen van de overnemende partij alle of gedeeltelijk worden opgenomen in de waardering van de in de bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding. De overnemende partij is verplicht om de beloningen van de overgenomen partij te vervangen als de overgenomen partij of haar werknemers de vervanging kunnen afdwingen. In het kader van de toepassing van deze vereiste is de overnemende partij bijvoorbeeld verplicht om de beloningen van de overgenomen partij te vervangen indien dit vereist is op grond van:

a)

de voorwaarden van de overnameovereenkomst;

b)

de voorwaarden van de beloningen van de overgenomen partij; of

c)

de toepasselijke wet- of regelgeving.

In bepaalde gevallen kunnen beloningen van de overgenomen partij vervallen als gevolg van een bedrijfscombinatie. Als de overnemende partij deze beloningen vervangt, ook al is hij niet daartoe verplicht, moeten alle op de marktwaarde gebaseerde waarderingen van de vervangingsbeloningen worden opgenomen als beloningskosten in de jaarrekening na de bedrijfscombinatie. Met andere woorden, geen van de op de marktwaarde gebaseerde waarderingen van deze beloningen mag worden opgenomen in de waardering van de in de bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding.

B57

Om te bepalen welk deel van een vervangingsbeloning deel uitmaakt van de voor de overgenomen partij overgedragen vergoeding en welk deel een beloning voor na de bedrijfscombinatie geleverde diensten is, moet de overnemende partij zowel de door haar toegekende vervangingsbeloningen als de beloningen van de overgenomen partij per de overnamedatum waarderen in overeenstemming met IFRS 2. Het deel van de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de vervangingsbeloning dat deel uitmaakt van de vergoeding die in ruil voor de overgenomen partij is overgedragen, is gelijk aan het deel van de beloning van de overgenomen partij dat kan worden toegerekend aan diensten die vóór de bedrijfscombinatie werden geleverd.

B58

Het deel van de vervangingsbeloning dat kan worden toegerekend aan diensten die vóór de bedrijfscombinatie werden geleverd, is de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de beloning van de overgenomen partij vermenigvuldigd met de verhouding tussen enerzijds het deel van de verstreken wachtperiode en anderzijds de totale wachtperiode of, indien langer, de oorspronkelijke wachtperiode van de beloning van de overgenomen partij. De wachtperiode is de periode gedurende welke alle gespecificeerde voorwaarden voor onvoorwaardelijke toezegging moeten worden vervuld. De voorwaarden voor onvoorwaardelijke toezegging worden gedefinieerd in IFRS 2.

B59

Het deel van een niet onvoorwaardelijk toegezegde vervangingsbeloning dat toerekenbaar is aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten, en dat dus in de jaarrekening na de bedrijfscombinatie wordt opgenomen als beloningskosten, is gelijk aan de totale op de marktwaarde gebaseerde waardering van de vervangingsbeloning min het bedrag toegerekend aan de diensten die vóór de bedrijfscombinatie werden geleverd. Derhalve rekent de overnemende partij het bedrag waarmee de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de vervangingsbeloning de op de marktwaarde gebaseerde waardering van de beloning van de overgenomen partij overschrijdt, toe aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten, en neemt ze dat bedrag als beloningskosten op in de jaarrekening na de bedrijfscombinatie. De overnemende partij moet een deel van een vervangingsbeloning toerekenen aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten als ze die diensten nodig heeft, ongeacht of werknemers alle diensten hebben geleverd die vereist waren voor de onvoorwaardelijke toezegging van hun beloningen van de overgenomen partij vóór de overnamedatum.

B60

Het deel van een niet onvoorwaardelijk toegezegde vervangingsbeloning dat toerekenbaar is aan vóór de bedrijfscombinatie geleverde diensten, alsook het deel dat toerekenbaar is aan na de bedrijfscombinatie geleverde diensten, moet de best mogelijke schatting weerspiegelen van het aantal vervangingsbeloningen dat naar verwachting onvoorwaardelijk zal worden. Als bijvoorbeeld de op de marktwaarde gebaseerde waardering van het deel van een vervangingsbeloning dat is toegerekend aan vóór de bedrijfscombinatie geleverde diensten 100 munteenheden bedraagt en de overnemende partij verwacht dat slechts 95 procent van de beloning onvoorwaardelijk zal worden, is het bedrag dat wordt opgenomen in de vergoeding die in de bedrijfscombinatie werd overgedragen 95 munteenheden. Wijzigingen in het geschatte aantal vervangingsbeloningen dat naar verwachting onvoorwaardelijk zal worden, worden weerspiegeld in de beloningskosten voor de perioden waarin de wijzigingen zich voordoen of de beloningen vervallen - niet als aanpassingen aan de in de bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding. Zo ook worden de gevolgen van andere gebeurtenissen, zoals wijzigingen of het uiteindelijke resultaat van beloningen met prestatiegerelateerde voorwaarden, die zich na de overnamedatum voordoen, administratief verwerkt in overeenstemming met IFRS 2 bij het bepalen van de beloningskosten voor de periode waarin een gebeurtenis plaatsvindt.

B61

Dezelfde vereisten voor het bepalen van de delen van een vervangingsbeloning die toerekenbaar zijn aan vóór en na de bedrijfscombinatie geleverde diensten gelden ongeacht of een vervangingsbeloning als een verplichting dan wel als een eigen-vermogensinstrument wordt geclassificeerd in overeenstemming met de bepalingen van IFRS 2. Alle wijzigingen in de op de marktwaarde gebaseerde waardering van als verplichtingen geclassificeerde beloningen na de overnamedatum en de daarmee verband houdende fiscale gevolgen worden in de jaarrekening van de overnemende partij na de bedrijfscombinatie opgenomen in de periode(n) waarin de wijzigingen zich voordoen.

B62

De fiscale gevolgen van vervangingsbeloningen van op aandelen gebaseerde betalingen moeten worden opgenomen in overeenstemming met de bepalingen van IAS 12 Winstbelastingen.

ANDERE IFRSS DIE LEIDRADEN VERSCHAFFEN VOOR WAARDERING EN ADMINISTRATIEVE VERWERKING NA EERSTE OPNAME (TOEPASSING VAN ALINEA 54)

B63

Leidraden voor hoe in een bedrijfscombinatie verworven activa en overgenomen of aangegane verplichtingen na eerste opname moeten worden gewaardeerd en administratief moeten worden verwerkt, zijn bijvoorbeeld ook te vinden in de volgende IFRSs:

a)

IAS 38 schrijft voor hoe in een bedrijfscombinatie verworven identificeerbare immateriële activa administratief moeten worden verwerkt. De overnemende partij waardeert goodwill tegen het op de overnamedatum opgenomen bedrag min eventuele geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen. IAS 36 Bijzondere waardevermindering van activa schrijft voor hoe bijzondere waardeverminderingsverliezen administratief moeten worden verwerkt.

b)

IFRS 4 Verzekeringscontracten verschaft leidraden voor de administratieve verwerking van een in een bedrijfscombinatie verworven verzekeringscontract na eerste opname.

c)

IAS 12 schrijft voor hoe in een bedrijfscombinatie verworven uitgestelde belastingvorderingen (met inbegrip van niet-opgenomen uitgestelde belastingvorderingen) en overgenomen uitgestelde belastingverplichtingen na eerste opname moeten worden verwerkt.

d)

IFRS 2 verschaft leidraden voor de waardering en administratieve verwerking na eerste opname van het deel van door een overnemende partij uitgegeven vervangingsbeloningen in de vorm van op aandelen gebaseerde betalingen dat kan worden toegerekend aan toekomstige diensten van werknemers.

e)

IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) verschaft leidraden voor de administratieve verwerking van wijzigingen in het eigendomsbelang van een moedermaatschappij in een dochteronderneming nadat zeggenschap is verkregen.

INFORMATIEVERSCHAFFING (TOEPASSING VAN ALINEA’S 59 EN 61)

B64

Om de doelstelling in alinea 59 te realiseren, moet de overnemende partij de volgende informatie verstrekken voor elke bedrijfscombinatie die tijdens de verslagperiode plaatsvindt.

a)

de naam en een beschrijving van de overgenomen partij;

b)

de overnamedatum;

c)

het percentage van de verworven stemgerechtigde aandelenbelangen;

d)

de voornaamste redenen voor de bedrijfscombinatie en een beschrijving van hoe de overnemende partij zeggenschap heeft verkregen over de overgenomen partij;

e)

een kwalitatieve beschrijving van de factoren waaruit de opgenomen goodwill bestaat, zoals verwachte synergievoordelen uit de samenvoeging van bedrijfsactiviteiten van de overgenomen en overnemende partij, immateriële activa die niet in aanmerking komen voor afzonderlijke opname of andere factoren;

f)

de reële waarde op de overnamedatum van de totale overgedragen vergoeding en de reële waarde op de overnamedatum van elke belangrijke categorie van vergoedingen, zoals:

i)

geldmiddelen;

ii)

andere materiële of immateriële activa, met inbegrip van een bedrijf of dochteronderneming van de overnemende partij;

iii)

aangegane verplichtingen, bijvoorbeeld een verplichting voor een voorwaardelijke vergoeding; en

iv)

aandelenbelangen van de overnemende partij, met inbegrip van het aantal uitgegeven of uitgeefbare instrumenten of belangen, en de methode voor het bepalen van de reële waarde van die instrumenten of belangen;

g)

voor voorwaardelijke-vergoedingsregelingen en vrijwaringsactiva:

i)

het op de overnamedatum opgenomen bedrag;

ii)

een beschrijving van de regeling en de basis voor de bepaling van het bedrag van de betaling; en

iii)

een schatting van het bereik van de uitkomsten (niet-gedisconteerd) of, als een schatting van het bereik niet mogelijk is, dat feit en de redenen waarom die schatting niet mogelijk is. Als het maximumbedrag van de betaling onbeperkt is, moet de overnemende partij dat vermelden;

h)

voor overgenomen vorderingen:

i)

de reële waarde van de vorderingen;

ii)

de bruto contractuele vorderingen; en

iii)

de beste schatting op de overnamedatum van de contractuele kasstromen die naar verwachting niet zullen worden geïnd.

De informatie moet worden verstrekt per belangrijke categorie van vorderingen, zoals leningen, directe financiële leases en elke andere categorie van vorderingen;

i)

de op de overnamedatum opgenomen bedragen voor elke belangrijke categorie van verworven activa en overgenomen verplichtingen;

j)

voor elke voorwaardelijke verplichting opgenomen in overeenstemming met alinea 23, de informatie die in alinea 85 van IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa wordt gevraagd. Als een voorwaardelijke verplichting niet wordt opgenomen omdat de reële waarde ervan niet betrouwbaar kan worden bepaald, moet de overnemende partij de volgende informatie verstrekken:

i)

de informatie die op grond van alinea 86 van IAS 37 moet worden verstrekt; en

ii)

de redenen waarom de verplichting niet betrouwbaar kan worden bepaald;

k)

het totale bedrag van goodwill dat naar verwachting fiscaal aftrekbaar zal zijn;

l)

voor transacties die los van de verwerving van activa en overname van verplichtingen in de bedrijfscombinatie worden opgenomen in overeenstemming met alinea 51:

i)

een beschrijving van elke transactie;

ii)

hoe de overnemende partij elke transactie administratief heeft verwerkt;

iii)

de voor elke transactie opgenomen bedragen en de post in de jaarrekening waarin elk bedrag is opgenomen; en

iv)

als de transactie de effectieve afwikkeling van een bestaande relatie betreft, de methode die werd gebruikt voor de bepaling van het afwikkelingsbedrag;

m)

de in (l) voorgeschreven vermelding van afzonderlijk opgenomen transacties moet het bedrag omvatten van aan de overname gerelateerde kosten en, afzonderlijk, het als last opgenomen bedrag van die kosten en de post of posten in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten waarin deze lasten zijn opgenomen. Het bedrag van niet als last opgenomen emissiekosten en hoe deze werden opgenomen moet ook in de toelichting worden vermeld;

n)

bij een voordelige koop (zie alinea’s 34 tot en met 36):

i)

het bedrag van elke in overeenstemming met alinea 34 opgenomen winst en de post in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten waarin de winst is opgenomen; en

ii)

een beschrijving van de redenen waarom de transactie tot een winst heeft geleid;

o)

voor elke bedrijfscombinatie waarin de overnemende partij minder dan 100 procent van de aandelenbelangen in de overgenomen partij bezit op de overnamedatum:

i)

het op de overnamedatum opgenomen bedrag van het minderheidsbelang in de overgenomen partij en de waarderingsgrondslag voor dat bedrag; en

ii)

voor elk tegen reële waarde gewaardeerd minderheidsbelang in een overgenomen partij, de waarderingstechnieken en belangrijkste gegevens die in het model zijn gebruikt om die waarde te bepalen;

p)

bij een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd:

i)

de reële waarde op de overnamedatum van het aandelenbelang in de overgenomen partij dat vlak vóór de overnamedatum in handen was van de overnemende partij; en

ii)

het bedrag van een eventuele winst die of een eventueel verlies dat werd opgenomen als gevolg van de herwaardering tegen reële waarde van het aandelenbelang in de overgenomen partij dat vóór de bedrijfscombinatie in handen was van de overnemende partij (zie alinea 42), en de post in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten waarin die winst of dat verlies is opgenomen;

q)

de volgende informatie:

i)

de bedragen van opbrengsten en winst of verlies van de overgenomen partij sinds de overnamedatum die zijn opgenomen in het geconsolideerde overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten voor de verslagperiode; en

ii)

de opbrengst en de winst of het verlies van de samengevoegde entiteit over de actuele verslagperiode alsof de overnamedatum voor alle bedrijfscombinaties die tijdens het jaar plaatsvonden het begin van de jaarlijkse verslagperiode was.

Indien het onuitvoerbaar is om informatie die op grond van deze subalinea vereist is te vermelden, moet de overnemende partij dat feit in de toelichting vermelden en moet zij verklaren waarom die vermelding onuitvoerbaar is. In deze IFRS heeft de term „onuitvoerbaar” dezelfde betekenis als in IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten.

B65

Voor bedrijfscombinaties die tijdens de verslagperiode plaatsvinden en die afzonderlijk niet maar gezamenlijk wel van materieel belang zijn, moet de overnemende partij de totalen vermelden van de informatie die op grond van alinea B64(e) tot en met (q) moet worden verstrekt.

B66

Als de overnamedatum van een bedrijfscombinatie na het einde van de verslagperiode ligt maar vóór de datum waarop de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie, moet de overnemende partij de door alinea B64 vereiste informatie verstrekken, tenzij de eerste administratieve verwerking van de bedrijfscombinatie nog niet voltooid is op het moment dat de jaarrekening wordt goedgekeurd voor publicatie. In dat geval moet de overnemende partij beschrijven welke informatie niet kon worden verstrekt en de redenen waarom dat niet mogelijk was.

B67

Om de doelstelling in alinea 61 te realiseren, moet de overnemende partij de volgende informatie verstrekken voor elke materiële bedrijfscombinatie of in het totaal voor bedrijfscombinaties die afzonderlijk niet maar gezamenlijk wel van materieel belang zijn:

a)

als de eerste administratieve verwerking van een bedrijfscombinatie niet voltooid is (zie alinea 45) voor bepaalde activa, verplichtingen, minderheidsbelangen of vergoedingen en de in de jaarrekening opgenomen bedragen voor de bedrijfscombinatie bijgevolg slechts voorlopig zijn bepaald:

i)

de redenen waarom de eerste administratieve verwerking van de bedrijfscombinatie niet voltooid is;

ii)

de activa, verplichtingen, aandelenbelangen of vergoedingen waarvoor de eerste administratieve verwerking niet voltooid is; en

iii)

de aard en het bedrag van eventuele aanpassingen in de waarderingsperiode die tijdens de verslagperiode werden opgenomen in overeenstemming met alinea 49;

b)

voor elke verslagperiode na de overnamedatum tot de entiteit het recht op een actief uit hoofde van een voorwaardelijke vergoeding ontvangt, verkoopt of anderszins verliest, of tot de entiteit een verplichting uit hoofde van een voorwaardelijke vergoeding afwikkelt of de verplichting wordt geannuleerd of vervalt:

i)

eventuele wijzigingen in de opgenomen bedragen, met inbegrip van eventuele verschillen die bij afwikkeling ontstaan;

ii)

eventuele wijzigingen in het bereik van de uitkomsten (niet-gedisconteerd) en de redenen voor die wijzigingen; en

iii)

de waarderingstechnieken en belangrijkste gegevens die in het model zijn gebruikt om de voorwaardelijke vergoeding te waarderen;

c)

voor voorwaardelijke verplichtingen opgenomen in een bedrijfscombinatie, moet de overnemende partij voor elke categorie van voorzieningen de informatie verstrekken die op grond van alinea’s 84 en 85 van IAS 37 vereist is;

d)

een aansluiting tussen de boekwaarde van de goodwill aan het begin en aan het eind van de verslagperiode, met afzonderlijke vermelding van:

i)

het brutobedrag en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen aan het begin van de verslagperiode;

ii)

aanvullende goodwill die tijdens de verslagperiode is opgenomen, met uitzondering van goodwill die is opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die bij overname voldoet aan de criteria om als aangehouden voor verkoop te worden geclassificeerd in overeenstemming met IFRS 5 Vaste activa aangehouden voor verkoop en beëindigde bedrijfsactiviteiten;

iii)

aanpassingen die voortvloeien uit de latere opname van uitgestelde belastingvorderingen tijdens de verslagperiode in overeenstemming met alinea 67;

iv)

goodwill die is opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die als aangehouden voor verkoop is geclassificeerd in overeenstemming met IFRS 5, en goodwill die tijdens de verslagperiode niet langer in de balans wordt opgenomen zonder voorheen te zijn opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die als aangehouden voor verkoop is geclassificeerd;

v)

bijzondere waardeverminderingsverliezen die tijdens de verslagperiode zijn opgenomen in overeenstemming met IAS 36; (IAS 36 vereist dat naast deze vereiste informatie wordt verstrekt over de realiseerbare waarde en bijzondere waardevermindering van goodwill.)

vi)

nettowisselkoersverschillen die tijdens de verslagperiode zijn ontstaan in overeenstemming met IAS 21 De gevolgen van wisselkoerswijzigingen;

vii)

alle andere wijzigingen in de boekwaarde tijdens de verslagperiode;

viii)

het brutobedrag en de geaccumuleerde bijzondere waardeverminderingsverliezen aan het eind van de verslagperiode;

e)

het bedrag en een verklaring van enige winst of enig verlies opgenomen in de actuele verslagperiode die/dat zowel:

i)

betrekking heeft op de verworven identificeerbare activa of overgenomen verplichtingen in een bedrijfscombinatie die in de actuele of voorgaande verslagperiode tot stand kwam; en

ii)

van dusdanige omvang, aard of frequentie is dat de vermelding ervan relevant is om de jaarrekening van de samengevoegde entiteit te begrijpen.

OVERGANGSBEPALINGEN VOOR BEDRIJFSCOMBINATIES WAARBIJ ALLEEN ONDERLINGE ENTITEITEN BETROKKEN ZIJN OF DIE ENKEL OP BASIS VAN EEN CONTRACT TOT STAND KOMEN (TOEPASSING VAN ALINEA 66)

B68

Alinea 64 bepaalt dat deze IFRS prospectief van toepassing is op bedrijfscombinaties waarvoor de overnamedatum valt op of na het begin van de eerste jaarlijkse verslagperiode die op of na 1 juli 2009 aanvangt. Eerdere toepassing is toegestaan. Entiteiten moeten deze IFRS echter alleen toepassen aan het begin van een jaarlijkse verslagperiode die op of na 30 juni 2007 aanvangt. Als een entiteit deze IFRS vóór zijn ingangsdatum toepast, moet zij dit feit vermelden en moet zij tezelfdertijd IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) toepassen.

B69

De vereiste om deze IFRS prospectief toe te passen, heeft het volgende gevolg voor een bedrijfscombinatie waarbij alleen onderlinge entiteiten betrokken zijn of die enkel op basis van een contract tot stand komt als de overnamedatum voor die bedrijfscombinatie vóór de toepassing van deze IFRS ligt:

a)

Classificatie - Een entiteit moet de voorgaande bedrijfscombinatie blijven classificeren in overeenstemming met de vorige grondslagen voor financiële verslaggeving die de entiteit voor dergelijke combinaties hanteerde.

b)

Voorheen opgenomen goodwill - Aan het begin van de eerste jaarperiode waarin deze IFRS wordt toegepast, moet de boekwaarde van goodwill die voortvloeit uit de voorgaande bedrijfscombinatie gelijk zijn aan de boekwaarde van die goodwill op die datum in overeenstemming met de vorige grondslagen voor financiële verslaggeving die door de entiteit werden gehanteerd. Bij het bepalen van dat bedrag moet de entiteit de boekwaarde van geaccumuleerde afschrijvingen van die goodwill en de overeenkomstige afname van goodwill elimineren. Er mogen geen andere aanpassingen worden aangebracht aan de boekwaarde van goodwill.

c)

Goodwill die voorheen ten laste van het eigen vermogen werd gebracht - Het is mogelijk dat de vorige grondslagen voor financiële verslaggeving die door de entiteit werden gehanteerd ertoe hebben geleid dat goodwill die voortvloeit uit de voorgaande bedrijfscombinatie ten laste van het eigen vermogen wordt gebracht. In dat geval mag de entiteit die goodwill niet als een actief opnemen aan het begin van de eerste jaarperiode waarin deze IFRS wordt toegepast. Bovendien mag de entiteit geen enkel deel van die goodwill in de winst-en-verliesrekening opnemen wanneer ze het bedrijf waarmee die goodwill verband houdt geheel of gedeeltelijk afstoot of wanneer een kasstroomgenererende eenheid waarmee die goodwill verband houdt een bijzondere waardevermindering ondergaat.

d)

Administratieve verwerking van goodwill na eerste opname - Vanaf het begin van de eerste jaarperiode waarin deze IFRS wordt toegepast, moet een entiteit de afschrijving van goodwill die voortvloeit uit de voorgaande bedrijfscombinatie stopzetten en moet ze onderzoeken of de goodwill een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan in overeenstemming met IAS 36.

e)

Voorheen opgenomen negatieve goodwill - Een entiteit die de voorgaande bedrijfscombinatie administratief heeft verwerkt volgens de overnamemethode, heeft mogelijk een uitgestelde opbrengst opgenomen voor het bedrag waarmee haar belang in de netto reële waarde van de identificeerbare activa en verplichtingen van de overgenomen partij de kostprijs van dat belang overschrijdt (soms negatieve goodwill genoemd). Als dat het geval is, mag de entiteit de boekwaarde van die uitgestelde opbrengst niet langer in de balans opnemen aan het begin van de eerste jaarperiode waarin deze IFRS wordt toegepast, en moet zij het beginsaldo van ingehouden winsten op die datum overeenkomstig aanpassen.

Bijlage C

Wijzigingen in andere IFRSs

De wijzigingen in deze bijlage moeten worden toegepast op jaarlijkse verslagperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit deze IFRS op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

IFRS 1   EERSTE TOEPASSING VAN INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS

C1

IFRS 1 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 14 wordt als volgt gewijzigd:

„14.

In sommige hieronder vermelde vrijstellingen wordt naar de reële waarde verwezen. Bij het bepalen van de reële waarde in overeenstemming met deze IFRS, moet een entiteit de definitie van reële waarde in bijlage A toepassen, alsook meer specifieke leidraden in andere IFRSs voor de bepaling van de reële waarde van het desbetreffende actief of de desbetreffende verplichting. Deze reële waarden moeten de situatie weerspiegelen die bestond op de datum waarop ze werden bepaald.”

Alinea 47I wordt toegevoegd en luidt als volgt:

„47I

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea’s 14, B1, B2(f) en B2(g). Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.”

In bijlage B worden de alinea’s B1, B2(f) en B2(g) als volgt gewijzigd:

„B1

Een eerste toepasser mag ervoor kiezen IFRS 3 Bedrijfscombinaties niet retroactief toe te passen op vroegere bedrijfscombinaties (bedrijfscombinaties die vóór de datum van de overgang naar de IFRSs plaatsvonden). Indien een eerste toepasser een bedrijfscombinatie echter aanpast om aan IFRS 3 te voldoen, moet hij alle latere bedrijfscombinaties aanpassen en moet hij ook IAS 27 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) vanaf dezelfde datum toepassen. Als een eerste toepasser er bijvoorbeeld voor kiest om een bedrijfscombinatie die op 30 juni 20X6 tot stand kwam, aan te passen, moet hij alle bedrijfscombinaties aanpassen die tussen 30 juni 20X6 en de datum van de overgang naar de IFRSs tot stand kwamen en moet hij ook IAS 27 (herziene versie van 2008) toepassen vanaf 30 juni 20X6.

B2(f)

Als bij een vroegere bedrijfscombinatie een verworven actief of overgenomen verplichting volgens de voorheen toegepaste GAAP niet werd opgenomen, dan is de veronderstelde kostprijs van het actief of de verplichting in de IFRS-openingsbalans niet gelijk aan nul. In plaats daarvan vindt de opname en de waardering van het actief of de verplichting door de overnemende partij in haar geconsolideerde balans plaats op de basis die de IFRSs zouden voorschrijven in de balans van de overgenomen partij. Ter illustratie: als de overnemende partij financiële leases die bij een vroegere bedrijfscombinatie zijn verworven, overeenkomstig haar voorheen toegepaste GAAP niet had geactiveerd, moet zij deze in haar geconsolideerde jaarrekening activeren, zoals IAS 17, Leaseovereenkomsten, de overgenomen partij zou verplichten te doen in haar balans volgens de IFRS. Zo ook moet de overnemende partij, indien zij overeenkomstig haar voorheen toegepaste GAAP geen voorwaardelijke verplichting had opgenomen die op de datum van de overgang naar de IFRSs nog altijd bestaat, die voorwaardelijke verplichting op die datum opnemen, tenzij IAS 37 de opname ervan in de jaarrekening van de overgenomen partij zou verbieden. Omgekeerd …

B2(g)

De boekwaarde van de goodwill in de IFRS-openingsbalans komt overeen met de boekwaarde volgens de voorheen toegepaste GAAP op de datum van de overgang naar de IFRSs, na de volgende twee aanpassingen:

i)

ii)

[verwijderd]

iii)

Ongeacht …”

IFRS 2   OP AANDELEN GEBASEERDE BETALINGEN

C2

IFRS 2 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 5 wordt als volgt gewijzigd:

„5.

Zoals opgemerkt in alinea 2 geldt deze IFRS … Evenzo moet de annulering, vervanging of andere aanpassing van op aandelen gebaseerde betalingsovereenkomsten in verband met een bedrijfscombinatie, of een andere herstructurering van het eigen vermogen, administratief worden verwerkt in overeenstemming met deze IFRS. IFRS 3 verschaft leidraden om uit te maken of in een bedrijfscombinatie uitgegeven eigen-vermogensinstrumenten deel uitmaken van de vergoeding die in ruil voor zeggenschap over de overgenomen partij is overgedragen (en derhalve binnen het toepassingsgebied van IFRS 3 vallen), dan wel of ze zijn uitgegeven in ruil voor de voortzetting van het dienstverband en moeten worden opgenomen in de periode na de bedrijfscombinatie (en derhalve binnen het toepassingsgebied van deze IFRS vallen).”

Alinea 61 wordt toegevoegd en luidt als volgt:

„61.

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 5. Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.”

IFRS 7   FINANCIËLE INSTRUMENTEN: INFORMATIEVERSCHAFFING

C3

IFRS 7 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 3(c) is verwijderd.

Alinea 44B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„44B

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) verwijderde alinea 3(c). Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.”

IAS 12   WINSTBELASTINGEN

C4

IAS 12 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

De derde alinea onder „Doel” wordt als volgt gewijzigd:

Doel

Het doel van deze standaard is … Zo heeft ook de opname van uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen in een bedrijfscombinatie invloed op het bedrag van goodwill die voortvloeit uit die bedrijfscombinatie of het bedrag van de opgenomen winst uit een voordelige koop.”

Alinea’s 18, 19, 21 tot en met 22 en 26 worden als volgt gewijzigd:

„18.

Tijdelijke verschillen ontstaan eveneens in de volgende gevallen:

a)

de in een bedrijfscombinatie verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen worden opgenomen tegen hun reële waarde in overeenstemming met IFRS 3 Bedrijfscombinaties, maar er vindt geen equivalente aanpassing plaats voor belastingdoeleinden (zie alinea 19);

b)

Bedrijfscombinaties

19.

Behoudens beperkte uitzonderingen worden de in een bedrijfscombinatie verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen opgenomen tegen hun reële waarde op de overnamedatum. Tijdelijke verschillen …

Goodwill

21.

Goodwill die voortvloeit uit een bedrijfscombinatie wordt gewaardeerd als het bedrag waarmee (a) hieronder (b) overschrijdt:

a)

het totaal van:

i)

de overgedragen vergoeding gewaardeerd in overeenstemming met IFRS 3, doorgaans tegen de reële waarde op de overnamedatum;

ii)

het bedrag van enig minderheidsbelang in de overgenomen partij opgenomen in overeenstemming met IFRS 3; en

iii)

in een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, de reële waarde op de overnamedatum van het voorheen aangehouden aandelenbelang van de overnemende partij in de overgenomen partij;

b)

het nettosaldo van de op de overnamedatum vastgestelde bedragen van de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen gewaardeerd in overeenstemming met IFRS 3.

Vele belastingautoriteiten …

21A

Latere verlagingen van een uitgestelde belastingverplichting die niet is opgenomen omdat ze voortvloeit uit de eerste opname van goodwill worden ook geacht te zijn voortgekomen uit de eerste opname van goodwill en worden derhalve niet opgenomen volgens alinea 15(a). Als een entiteit in een bedrijfscombinatie bijvoorbeeld goodwill ten belope van VE 100 maar met een fiscale boekwaarde van nihil opneemt, verbiedt alinea 15 (a) dat de entiteit de resulterende uitgestelde belastingverplichting opneemt. Indien de entiteit voor die goodwill later een bijzonder waardeverminderingsverlies van VE 20 opneemt, wordt het bedrag van het belastbaar tijdelijk verschil met betrekking tot de goodwill teruggebracht van VE 100 tot VE 80, met als gevolg een waardevermindering van de niet-opgenomen uitgestelde belastingverplichting. Die waardevermindering van de niet-opgenomen uitgestelde belastingverplichting wordt ook verondersteld betrekking te hebben op de eerste opname van goodwill en mag daarom niet worden opgenomen volgens alinea 15(a).

21B

Uitgestelde belastingverplichtingen voor belastbare tijdelijke verschillen die betrekking hebben op goodwill worden echter opgenomen, voor zover zij niet voortvloeien uit de eerste opname van goodwill. Als bijvoorbeeld een entiteit in een bedrijfscombinatie goodwill ten belope van VE 100 opneemt die fiscaal aftrekbaar is tegen 20 % per jaar te beginnen in het jaar van verwerving, dan is de fiscale boekwaarde van de goodwill VE 100 bij de eerste opname en VE 80 aan het eind van het jaar van verwerving. Als de boekwaarde van goodwill aan het eind van het jaar van verwerving nog steeds VE 100 is, ontstaat een belastbaar tijdelijk verschil van VE 20 aan het eind van dat jaar. Omdat …

Eerste opname van een actief of verplichting

22.

Bij de eerste opname van een actief of verplichting kan een tijdelijk verschil ontstaan, bijvoorbeeld als een deel van de kostprijs of de volledige kostprijs van een actief niet fiscaal aftrekbaar is. De methode voor de administratieve verwerking van een dergelijk tijdelijk verschil is afhankelijk van de aard van de transactie die heeft geleid tot de eerste opname van het actief of de verplichting:

a)

in een bedrijfscombinatie neemt een entiteit elke uitgestelde belastingverplichting of -vordering op, wat van invloed is op het bedrag van de goodwill of de winst uit een voordelige koop dat ze opneemt (zie alinea 19);

b)

26.

Wat volgt zijn voorbeelden van verrekenbare tijdelijke verschillen die aanleiding geven tot uitgestelde belastingvorderingen:

a)

c)

behoudens beperkte uitzonderingen neemt een entiteit de in een bedrijfscombinatie verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen op tegen hun reële waarde op de overnamedatum. Als op de overnamedatum een verplichting wordt overgenomen maar de gerelateerde kosten pas in een latere periode in mindering worden gebracht bij de bepaling van de fiscale winst, ontstaat er een verrekenbaar tijdelijk verschil dat resulteert in een uitgestelde belastingvordering. Een uitgestelde belastingvordering ontstaat eveneens wanneer de reële waarde van een verworven identificeerbaar actief kleiner is dan zijn fiscale boekwaarde. In beide gevallen heeft de daaruit voortvloeiende uitgestelde belastingvordering invloed op de goodwill (zie alinea 66); en

d)

…”

Na alinea 31 worden een nieuwe koptekst en een nieuwe alinea 32A toegevoegd. Deze luiden als volgt:

„32.

[Verwijderd]

Goodwill

32A

Als de boekwaarde van goodwill die voortvloeit uit een bedrijfscombinatie kleiner is dan zijn fiscale boekwaarde, geeft het verschil aanleiding tot een uitgestelde belastingvordering. De uitgestelde belastingvordering die voortvloeit uit de eerste opname van goodwill moet in de administratieve verwerking van een bedrijfscombinatie worden opgenomen in zoverre het waarschijnlijk is dat fiscale winst beschikbaar zal zijn waarmee het verrekenbare tijdelijke verschil zou kunnen worden verrekend.”

Alinea’s 66 tot en met 68 worden als volgt gewijzigd:

Uitgestelde belastingen die voortvloeien uit een bedrijfscombinatie

66.

Zoals verklaard in alinea’s 19 en 26(c), kunnen tijdelijke verschillen ontstaan in een bedrijfscombinatie. In overeenstemming met IFRS 3 neemt een entiteit alle resulterende uitgestelde belastingvorderingen (in zoverre ze aan de in alinea 24 beschreven opnamecriteria voldoen) of uitgestelde belastingverplichtingen op als identificeerbare activa en verplichtingen op de overnamedatum. Bijgevolg hebben die uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen invloed op het bedrag van de goodwill of de winst uit een voordelige koop dat de entiteit opneemt. Volgens alinea 15(a) neemt een entiteit echter geen uitgestelde belastingverplichtingen op die voortvloeien uit de eerste opname van goodwill.

67.

Als gevolg van een bedrijfscombinatie zou de waarschijnlijkheid dat een uitgestelde belastingvordering van de overnemende partij vóór overname wordt gerealiseerd, kunnen veranderen. Een overnemende partij mag het waarschijnlijk achten dat zij haar eigen uitgestelde belastingvordering die niet werd opgenomen vóór de bedrijfscombinatie zal realiseren. Mogelijk is de overnemende partij bijvoorbeeld in staat om het voordeel van haar niet-gecompenseerde fiscale verliezen aan te wenden voor de toekomstige fiscale winst van de overgenomen partij. Anderzijds kan de bedrijfscombinatie tot gevolg hebben dat het niet langer waarschijnlijk is dat toekomstige fiscale winst het mogelijk zal maken om de uitgestelde belastingvordering te realiseren. In dergelijke gevallen neemt de overnemende partij een wijziging in de uitgestelde belastingvordering op in de periode van de bedrijfscombinatie, zonder deze op te nemen in de verwerking van de bedrijfscombinatie. Bijgevolg houdt de overnemende partij er geen rekening mee bij de waardering van de goodwill of de winst uit een voordelige koop die zij in de bedrijfscombinatie opneemt.

68.

Het potentiële voordeel van de overgedragen fiscale verliezen van de overgenomen partij of andere uitgestelde belastingvorderingen beantwoordt mogelijk niet aan de criteria voor afzonderlijke opname wanneer een bedrijfscombinatie voor het eerst wordt verwerkt, maar wordt mogelijk later gerealiseerd.

Een entiteit moet verworven uitgestelde belastingvoordelen die ze na de bedrijfscombinatie realiseert als volgt opnemen:

a)

Verworven uitgestelde belastingvoordelen die binnen de waarderingsperiode zijn opgenomen en die voortvloeien uit nieuwe informatie over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden, moeten worden toegepast om de boekwaarde van goodwill die met die overname verband houdt te verlagen. Als de boekwaarde van die goodwill gelijk is aan nul, moeten alle resterende uitgestelde belastingvoordelen in de winst-en-verliesrekening worden opgenomen.

b)

Alle andere gerealiseerde verworven uitgestelde belastingvoordelen moeten in de winst-en-verliesrekening worden opgenomen (of, indien deze standaard dit vereist, buiten de winst-en-verliesrekening worden verwerkt).”

Het voorbeeld na alinea 68 wordt verwijderd.

Alinea 81 wordt als volgt gewijzigd:

81.

De volgende informatie moet eveneens afzonderlijk worden gepresenteerd:

a)

h)

met betrekking tot beëindigde bedrijfsactiviteiten, de belastinglasten die betrekking hebben op:

i)

de winst of het verlies uit de beëindiging; en

ii)

de winst of het verlies uit de normale bedrijfsactiviteiten van de beëindigde activiteit over de periode, samen met de overeenstemmende bedragen voor elke voorgaande gepresenteerde periode;

i)

het bedrag van de fiscale gevolgen van dividenden aan aandeelhouders van de entiteit die zijn voorgesteld of gedeclareerd vóór de jaarrekening werd goedgekeurd voor publicatie, maar die niet als een verplichting in de jaarrekening zijn opgenomen;

j)

als een bedrijfscombinatie waarin de entiteit de overnemende partij is leidt tot een verandering van het bedrag dat is opgenomen voor haar uitgestelde belastingvordering vóór overname (zie alinea 67), het bedrag van die verandering; en

k)

als de in een bedrijfscombinatie verworven uitgestelde belastingvoordelen niet op maar pas na de overnamedatum worden opgenomen (zie alinea 68), een beschrijving van de gebeurtenis of verandering van omstandigheden die tot de opname van de uitgestelde belastingvoordelen heeft geleid.

Alinea’s 93 tot en met 95 worden toegevoegd en luiden als volgt:

„93.

Alinea 68 moet vanaf de ingangsdatum van IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) prospectief worden toegepast op de opname van in bedrijfscombinaties verworven uitgestelde belastingvorderingen.

94.

Derhalve mogen entiteiten de administratieve verwerking van voorgaande bedrijfscombinaties niet aanpassen als belastingvoordelen op de overnamedatum niet aan de criteria voor afzonderlijke opname voldeden en na de overnamedatum worden opgenomen, tenzij de voordelen binnen de waarderingsperiode worden opgenomen en het gevolg zijn van nieuwe informatie over feiten en omstandigheden die op de overnamedatum bestonden. Andere opgenomen belastingvoordelen moeten in de winst-en-verliesrekening worden opgenomen (of moeten, indien deze standaard dit vereist, buiten de winst-en-verliesrekening worden verwerkt).

95.

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea’s 21 en 67 en voegde alinea 32A en alinea’s 81(j) en (k) toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

IAS 16   MATERIËLE VASTE ACTIVA

C5

In IAS 16 wordt alinea 44 als volgt gewijzigd:

„44.

Een entiteit rekent het bedrag dat aanvankelijk voor een materieel vast actief opgenomen is toe aan de belangrijke onderdelen ervan en schrijft elk dergelijk onderdeel afzonderlijk af. Het kan bijvoorbeeld geëigend zijn om het casco en de motoren van een vliegtuig afzonderlijk af te schrijven, ongeacht of deze nu in eigendom zijn of via een financiële-leaseovereenkomst zijn verkregen. Zo ook kan het geëigend zijn, als een entiteit materiële vaste activa verwerft die het voorwerp uitmaken van een operationele lease waarin ze de lessor is, om bedragen weerspiegeld in de kostprijs van die activa die kunnen worden toegerekend aan gunstige of ongunstige leasevoorwaarden in vergelijking met de marktvoorwaarden afzonderlijk af te schrijven.”

Alinea 81C wordt toegevoegd en luidt als volgt:

81C

IFRS 3 Bedrijfscombinaties (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 44. Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.

IAS 28   INVESTERINGEN IN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

C6

In IAS 28 wordt alinea 23 als volgt gewijzigd:

„23.

Een investering in een geassocieerde deelneming wordt verwerkt volgens de „equity”-methode vanaf de datum waarop de investering een geassocieerde deelneming wordt. Bij de verwerving van de investering wordt een eventueel verschil tussen de kostprijs van de investering en het aandeel van de investeerder in de netto reële waarde van de identificeerbare activa en verplichtingen van de geassocieerde deelneming als volgt verwerkt:

a)

goodwill die betrekking heeft op een geassocieerde deelneming wordt opgenomen in de boekwaarde van de investering. De afschrijving van die goodwill is niet toegestaan;

b)

elk surplus van het aandeel van de investeerder in de netto reële waarde van de identificeerbare activa en verplichtingen van de geassocieerde deelneming ten opzichte van de kostprijs van de investering wordt als baat opgenomen bij de bepaling van het aandeel van de investeerder in de winst of het verlies van de geassocieerde deelneming tijdens de periode waarin de investering is verworven.

Er worden gepaste …”

IAS 32   FINANCIËLE INSTRUMENTEN: PRESENTATIE

C7

IAS 32 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 4(c) is verwijderd.

Alinea 97B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

97B

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) verwijderde alinea 4(c). Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.

IAS 33   WINST PER AANDEEL

C8

In IAS 33 wordt alinea 22 als volgt gewijzigd:

„22.

Gewone aandelen die zijn uitgegeven als deel van de in een bedrijfscombinatie overgedragen vergoeding worden opgenomen in het gewogen gemiddelde aantal aandelen vanaf de overnamedatum. De reden hiervoor is dat de overnemende partij de winsten en verliezen van de overgenomen partij vanaf die datum in haar overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten opneemt.”

IAS 34   TUSSENTIJDSE FINANCIËLE VERSLAGGEVING

C9

IAS 34 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 16(i) wordt als volgt gewijzigd:

i)

het effect van wijzigingen in de samenstelling van de entiteit tijdens de tussentijdse periode, met inbegrip van bedrijfscombinaties, het verkrijgen of verliezen van zeggenschap over dochterondernemingen en langlopende investeringen, reorganisaties en beëindigde bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfscombinaties moet de entiteit de door IFRS 3 Bedrijfscombinaties vereiste informatie verschaffen; en

Alinea 48 wordt toegevoegd en luidt als volgt:

48.

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea 16(i). Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.

IAS 36   BIJZONDERE WAARDEVERMINDERING VAN ACTIVA

C10

IAS 36 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

In alinea 6 wordt de definitie van de datum van overeenkomst verwijderd.

Alinea 65 wordt als volgt gewijzigd:

„65.

In alinea’s 66 tot en met 108 en in bijlage C worden de vereisten uiteengezet voor de identificatie van de kasstroomgenererende eenheid waartoe een actief behoort en voor de bepaling van de boekwaarde en de opname van bijzondere waardeverminderingsverliezen voor kasstroomgenererende eenheden en goodwill.”

Alinea’s 81 en 85 worden als volgt gewijzigd:

„81.

In een bedrijfscombinatie opgenomen goodwill is een actief dat de toekomstige economische voordelen vertegenwoordigt die voortvloeien uit andere in een bedrijfscombinatie verworven activa die niet individueel worden geïdentificeerd en afzonderlijk worden opgenomen. Goodwill genereert geen kasstromen los van andere activa of groepen van activa, en draagt vaak bij aan kasstromen van meerdere kasstroomgenererende eenheden. Goodwill kan soms niet op een niet-arbitraire basis worden toegerekend aan individuele kasstroomgenererende eenheden, maar slechts aan groepen van kasstroomgenererende eenheden. Bijgevolg omvat het laagste niveau binnen de entiteit waarop goodwill opgevolgd wordt voor interne managementdoeleinden soms een aantal kasstroomgenererende eenheden waarop de goodwill betrekking heeft maar waaraan de goodwill niet kan worden toegerekend. Verwijzingen in alinea’s 83 tot en met 99 en in bijlage C naar een kasstroomgenererende eenheid waaraan goodwill is toegerekend, moeten worden geïnterpreteerd als zijnde ook verwijzingen naar een groep kasstroomgenererende eenheden waaraan goodwill is toegerekend.

85.

Als de eerste verwerking van een bedrijfscombinatie aan het einde van de periode waarin de bedrijfscombinatie tot stand is gekomen slechts voorlopig kan worden bepaald, overeenkomstig IFRS 3 Bedrijfscombinaties:

a)

verwerkt de overnemende partij de bedrijfscombinatie op basis van die voorlopige waarden; en

b)

neemt de overnemende partij alle aanpassingen op die voorlopige waarden op als gevolg van het afronden van de eerste verwerking binnen de waarderingsperiode, die niet langer mag duren dan twaalf maanden vanaf de overnamedatum.

In dergelijke omstandigheden kan ook de voltooiing van de eerste toerekening van goodwill die in de bedrijfscombinatie is opgenomen vóór het einde van de jaarperiode waarin de bedrijfscombinatie tot stand is gekomen, niet mogelijk blijken te zijn. In voorkomend geval verschaft de entiteit de in alinea 133 vereiste informatie.”

Na alinea 90 worden de koptekst en alinea’s 91 tot en met 95 verwijderd.

Alinea 138 wordt verwijderd.

Alinea 139 wordt als volgt gewijzigd:

139.

Een entiteit moet deze standaard toepassen:

a)

Alinea 140B wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

140B

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea’s 65, 81, 85 en 139; verwijderde alinea’s 91 tot en met 95 en alinea 138, en voegde bijlage C toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) voor een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

Een nieuwe bijlage (Bijlage C) wordt toegevoegd zoals hieronder beschreven. Deze omvat de vereisten van de verwijderde alinea’s 91 tot en met 95.

„Bijlage C

Deze bijlage maakt integraal deel uit van de standaard.

Onderzoek op bijzondere waardevermindering van kasstroomgenererende eenheden met goodwill en minderheidsbelangen

C1

In overeenstemming met IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) waardeert en neemt de overnemende partij goodwill op de overnamedatum op als het bedrag waarmee (a) hieronder (b) overschrijdt:

a)

het totaal van:

i)

de overgedragen vergoeding gewaardeerd in overeenstemming met IFRS 3, doorgaans tegen de reële waarde op de overnamedatum;

ii)

het bedrag van enig minderheidsbelang in de overgenomen partij gewaardeerd in overeenstemming met IFRS 3; en

iii)

in een bedrijfscombinatie die in verschillende fasen wordt gerealiseerd, de reële waarde op de overnamedatum van het voorheen aangehouden aandelenbelang van de overnemende partij in de overgenomen partij;

b)

het nettosaldo van de op de overnamedatum vastgestelde bedragen van de verworven identificeerbare activa en overgenomen verplichtingen gewaardeerd in overeenstemming met IFRS 3.

Toerekening van goodwill

C2

Alinea 80 van deze standaard vereist dat in een bedrijfscombinatie verworven goodwill wordt toegerekend aan elk van de kasstroomgenererende eenheden, of groepen van kasstroomgenererende eenheden, van de overnemende partij die naar verwachting voordeel zullen halen uit de synergie van de bedrijfscombinatie, ongeacht of andere activa of verplichtingen van de overgenomen partij aan die eenheden, of groepen van eenheden, zijn toegewezen. Het is mogelijk dat enkele van de synergievoordelen die voortvloeien uit een bedrijfscombinatie zullen worden toegerekend aan een kasstroomgenererende eenheid waarin het minderheidsbelang geen belang heeft.

Onderzoek op bijzondere waardevermindering

C3

Een onderzoek op bijzondere waardevermindering houdt in dat de realiseerbare waarde van een kasstroomgenererende eenheid wordt vergeleken met haar boekwaarde.

C4

Als een entiteit minderheidsbelangen waardeert als haar proportioneel belang in de identificeerbare nettoactiva van een dochteronderneming op de overnamedatum, in plaats van tegen reële waarde, wordt goodwill die kan worden toegerekend aan minderheidsbelangen opgenomen in de realiseerbare waarde van de desbetreffende kasstroomgenererende eenheid, maar niet in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij. Bijgevolg moeten entiteiten de brutowaarde van de boekwaarde van aan de eenheid toegerekende goodwill berekenen om de aan het minderheidsbelang toerekenbare goodwill op te nemen. Deze aangepaste boekwaarde wordt daarna vergeleken met de realiseerbare waarde van de eenheid om te bepalen of de kasstroomgenererende eenheid een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan.

Toerekening van een bijzonder waardeverminderingsverlies

C5

Alinea 104 schrijft voor dat elk geïdentificeerd bijzonder waardeverminderingsverlies eerst moet worden toegerekend om de boekwaarde van aan de eenheid toegerekende goodwill te verlagen, en pas daarna mag worden toegerekend aan de andere activa van de eenheid, naar rato van de boekwaarde van elk actief in de eenheid.

C6

Als een dochteronderneming, of deel van een dochteronderneming, met een minderheidsbelang zelf een kasstroomgenererende eenheid is, wordt het bijzonder waardeverminderingsverlies verdeeld over de moedermaatschappij en het minderheidsbelang op dezelfde basis als die waarop winst of verlies wordt toegerekend.

C7

Als een dochteronderneming, of deel van een dochteronderneming, met een minderheidsbelang deel uitmaakt van een grotere kasstroomgenererende eenheid, worden bijzondere waardeverminderingsverliezen op goodwill toegerekend aan de delen van de kasstroomgenererende eenheid die een minderheidsbelang hebben en de delen die geen minderheidsbelang hebben. De bijzondere waardeverminderingsverliezen moeten aan de delen van de kasstroomgenererende eenheid worden toegerekend op basis van:

a)

voor zover de bijzondere waardevermindering verband houdt met goodwill in de kasstroomgenererende eenheid, de relatieve boekwaarde van de goodwill van de delen vóór de bijzondere waardevermindering; en

b)

voor zover de bijzondere waardevermindering verband houdt met identificeerbare activa in de kasstroomgenererende eenheid, de relatieve boekwaarde van de identificeerbare nettoactiva van de delen vóór de bijzondere waardevermindering. Elke dergelijke bijzondere waardevermindering wordt toegerekend aan de activa van de delen van elke eenheid naar rato van de boekwaarde van elk actief in het deel.

In die delen die een minderheidsbelang hebben, wordt het bijzonder waardeverminderingsverlies verdeeld over de moedermaatschappij en het minderheidsbelang op dezelfde basis als die waarop winst of verlies wordt toegerekend.

C8

Als een bijzonder waardeverminderingsverlies dat toerekenbaar is aan een minderheidsbelang verband houdt met goodwill die niet in de geconsolideerde jaarrekening van de moedermaatschappij is opgenomen (zie alinea C4), wordt die bijzondere waardevermindering niet opgenomen als een bijzonder waardeverminderingsverlies op goodwill. In dergelijke gevallen wordt alleen het bijzondere waardeverminderingsverlies dat verband houdt met de aan de moedermaatschappij toegerekende goodwill opgenomen als een bijzonder waardeverminderingsverlies op goodwill.

C9

Voorbeeld 7 illustreert hoe een kasstroomgenererende eenheid met goodwill die geen 100 %-dochteronderneming is onderzocht wordt op bijzondere waardevermindering.”

IAS 37   VOORZIENINGEN, VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN VOORWAARDELIJKE ACTIVA

C11

In IAS 37 wordt alinea 5 als volgt gewijzigd:

„5.

Indien een andere standaard een specifiek type van voorziening, voorwaardelijke verplichting of voorwaardelijk actief behandelt, moet een entiteit die andere standaard toepassen in plaats van de onderhavige standaard. Bepaalde typen voorzieningen worden behandeld in standaarden die handelen over:

a)

onderhanden projecten in opdracht van derden (zie IAS 11 Onderhanden projecten in opdracht van derden);

…”

IAS 38   IMMATERIËLE ACTIVA

C12

IAS 38 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

In alinea 8 wordt de definitie van de datum van overeenkomst verwijderd.

Alinea’s 11, 12, 25, 33, 34 en 35 worden als volgt gewijzigd:

„11.

De definitie van een immaterieel actief vereist dat een immaterieel actief identificeerbaar is om het te kunnen onderscheiden van goodwill. In een bedrijfscombinatie opgenomen goodwill is een actief dat de toekomstige economische voordelen vertegenwoordigt die voortvloeien uit andere in een bedrijfscombinatie verworven activa die niet individueel worden geïdentificeerd en afzonderlijk worden opgenomen. De toekomstige economische voordelen kunnen resulteren uit de synergie tussen de verworven identificeerbare activa of uit activa die individueel niet in aanmerking komen voor opname in de jaarrekening.

12.

Een actief is identificeerbaar als het:

a)

afscheidbaar is, dat wil zeggen als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit en kan worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, gehuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen; of

b)

voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn aan of gescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.

25.

De prijs die een entiteit betaalt voor een afzonderlijk verworven immaterieel actief weerspiegelt normaliter de waarschijnlijkheid waarmee de verwachte economische voordelen die het actief in zich bergt naar de entiteit zullen vloeien. Met andere woorden de entiteit verwacht een instroom van economische voordelen, zelfs als er onzekerheid bestaat over het tijdstip of het bedrag van die instroom. Daarom wordt het criterium van de waarschijnlijkheid van opname in alinea 21(a) altijd geacht te zijn vervuld voor afzonderlijk verworven immateriële activa.

33.

Volgens IFRS 3 Bedrijfscombinaties wordt de kostprijs van een immaterieel actief dat wordt verworven in een bedrijfscombinatie gewaardeerd tegen de reële waarde op de overnamedatum. De reële waarde van een immaterieel actief zal verwachtingen weerspiegelen wat betreft de waarschijnlijkheid dat de verwachte toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt naar de entiteit zullen vloeien. Met andere woorden de entiteit verwacht een instroom van economische voordelen, zelfs als er onzekerheid bestaat over het tijdstip of het bedrag van die instroom. Daarom wordt het criterium van de waarschijnlijkheid van opname in alinea 21(a) altijd geacht te zijn vervuld voor immateriële activa die in bedrijfscombinaties worden verworven. Als een in een bedrijfscombinatie verworven actief afscheidbaar is of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, bestaat voldoende informatie om de reële waarde van het actief betrouwbaar te bepalen. Daarom wordt het criterium van de betrouwbare waardering in alinea 21(b) altijd geacht te zijn vervuld voor immateriële activa die in bedrijfscombinaties zijn verworven.

34.

In overeenstemming met deze standaard en IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) neemt een overnemende partij op de overnamedatum een immaterieel actief van de overgenomen partij afzonderlijk op van goodwill, ongeacht of het actief door de overgenomen partij is opgenomen vóór de bedrijfscombinatie. Dit betekent dat de overnemende partij een lopend onderzoeks- en ontwikkelingsproject van de overgenomen partij als actief afzonderlijk van goodwill opneemt indien het project beantwoordt aan de definitie van een immaterieel actief. Een lopend onderzoeks- en ontwikkelingsproject van de overgenomen partij beantwoordt aan de definitie van een immaterieel actief indien het:

a)

beantwoordt aan de definitie van een actief; en

b)

identificeerbaar is, dat wil zeggen afscheidbaar of als het voortkomt uit contractuele of andere juridische rechten.

Waardering van de reële waarde van een in een bedrijfscombinatie verworven immaterieel actief

35.

Als een in een bedrijfscombinatie verworven immaterieel actief afscheidbaar is of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, bestaat voldoende informatie om de reële waarde van het actief betrouwbaar te bepalen. Indien bij de ramingen die gebruikt worden om de reële waarde van een immaterieel actief te bepalen verschillende resultaten worden gegenereerd met een verschillende mate van waarschijnlijkheid, is de bepaling van de reële waarde twijfelachtig.”

Alinea 38 wordt verwijderd.

Alinea 68 wordt als volgt gewijzigd:

68.

Uitgaven voor een immaterieel actief moeten als last worden opgenomen op het moment dat ze gedaan worden, tenzij:

a)

ze een onderdeel vormen van de kostprijs van een immaterieel actief dat voldoet aan de opnamecriteria (zie alinea’s 18 tot en met 67); of

b)

het actief is verworven in een bedrijfscombinatie en niet kan worden opgenomen als een immaterieel actief. Indien dit het geval is, vormen ze een onderdeel van het bedrag dat wordt opgenomen als goodwill op de overnamedatum (zie IFRS 3).

Alinea 94 wordt als volgt gewijzigd:

94.

De gebruiksduur van een immaterieel actief dat voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten mag niet de periode van de contractuele of andere juridische rechten overschrijden, maar kan wel korter zijn afhankelijk van de periode waarin de entiteit het actief verwacht te gebruiken. Indien de contractuele of andere juridische rechten overgedragen worden voor een beperkte duur die verlengd kan worden, moet de gebruiksduur van het immaterieel actief de periode(n) van verlenging omvatten op voorwaarde dat er aanwijzingen bestaan voor een verlenging door de entiteit zonder aanzienlijke kosten. De gebruiksduur van een herworven recht dat als een immaterieel actief in een bedrijfscombinatie is opgenomen, is de resterende contractuele duur van het contract waarin het recht werd toegekend en omvat geen verlengingsperioden.

Alinea 115A wordt toegevoegd. Deze alinea luidt als volgt:

„115A

Als een in een bedrijfscombinatie herworven recht later wordt heruitgegeven (verkocht) aan een derde, moet de desbetreffende boekwaarde, zo deze er zou zijn, worden gebruikt bij het bepalen van de winst of het verlies bij heruitgifte.”

Alinea 129 wordt verwijderd.

Alinea 130 wordt als volgt gewijzigd:

130.

Een entiteit moet deze standaard toepassen:

a)

Alinea 130C wordt toegevoegd en luidt als volgt:

130C

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) wijzigde alinea’s 12, 33 tot en met 35, 68, 94 en 130, verwijderde alinea’s 38 en 129 en voegde alinea 115A toe. Entiteiten moeten deze wijzigingen prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Derhalve mogen bedragen die in voorgaande bedrijfscombinaties zijn opgenomen voor immateriële activa en goodwill, niet worden aangepast. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

IAS 39   FINANCIËLE INSTRUMENTEN: OPNAME EN WAARDERING

C13

IAS 39 wordt gewijzigd zoals hieronder beschreven.

Alinea 2(f) wordt verwijderd.

Alinea 103D wordt toegevoegd en luidt als volgt:

103D

IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) verwijderde alinea 2(f). Entiteiten moeten die wijziging toepassen op jaarperioden die op of na 1 juli 2009 aanvangen. Als een entiteit IFRS 3 (herziene versie van 2008) op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijziging op die eerdere periode toepassen.

IFRIC 9   HERBEOORDELING VAN IN CONTRACTEN BESLOTEN DERIVATEN

C14

Alinea 5 van IFRIC 9 wordt van de volgende voetnoot voorzien:

„5.

Deze interpretatie behandelt niet de verwerving van contracten met daarin besloten derivaten in het kader van een bedrijfscombinatie, noch de eventuele herbeoordeling daarvan op de overnamedatum (1).


(1)  IFRS 3 (door de International Accounting Standards Board herziene versie van 2008) behandelt de verwerving van contracten met daarin besloten derivaten in een bedrijfscombinatie.”


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/60


VERORDENING VAN DE COMMISSIE (EG) nr. 496/2009

van 11 juni 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad inzake verdere restrictieve maatregelen ten aanzien van Liberia (1), en met name op artikel 11, punt a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 bevat een lijst van natuurlijke en rechtspersonen, lichamen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig die verordening bevroren dienen te worden.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 12 mei 2009 besloten tot wijziging van de persoonsgegevens van één persoon wiens tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Bijlage I dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 162 van 30.4.2004, blz. 32.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 872/2004 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

De vermelding „Edwin M., Snowe jr. Nationaliteit: Liberiaans. Paspoortnummer: a) OR/0056672-01, b) D/005072, c) D-00172 (ECOWAS-DPL paspoort, geldig van 7.8.2008 tot 6.7.2010). Overige informatie: directeur van Liberian Petroleum and Refining Corporation (LPRC). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 6, onder b): 10.9.2004” wordt vervangen door:

„Edwin M., Snowe jr. Adres: Elwa Road, Monrovia, Liberia. Geboortedatum: 11.2.1970. Geboorteplaats: Mano River, Grand Cape Mount, Liberia. Nationaliteit: Liberiaans. Paspoortnummer: geldid a) OR/0056672-01, b) D/005072, c) D005640 (diplomatiek paspoort), d) D-00172 (ECOWAS-DPL paspoort, gelidg van 7.8.2008 - 6.7.2010). Overige informatie: directeur van Liberian Petroleum and Refining Corporation (LPRC). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 6, onder b): 10.9.2004.”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/62


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

tot intrekking van Richtlijn 83/515/EEG en van 11 achterhaalde beschikkingen en besluiten op het gebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid

(2009/447/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gelet op de Akte van Toetreding van 1985, en met name op artikel 167, lid 3, en artikel 354, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het transparanter maken van de communautaire regelgeving is een essentieel onderdeel van de strategie voor betere regelgeving die de communautaire instellingen ten uitvoer leggen. In deze context is het dienstig besluiten die geen reëel effect meer hebben, uit de actieve regelgeving te verwijderen.

(2)

De volgende richtlijn en de volgende beschikkingen en besluiten met betrekking tot het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn achterhaald, hoewel zij formeel nog steeds van kracht zijn:

Richtlijn 83/515/EEG van de Raad van 4 oktober 1983 inzake bepaalde acties voor de aanpassing van de capaciteit in de visserijsector (1). Deze richtlijn heeft geen effect meer aangezien de op deze materie betrekking hebbende bepalingen nu zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad (2);

Beschikking 89/631/EEG van de Raad van 27 november 1989 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven van de lidstaten om de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden te doen naleven (3). Deze beschikking heeft geen effect meer aangezien zij betrekking heeft op subsidiabele uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan in de periode 1 januari 1991-31 december 1995;

Beschikking 94/117/EG van de Raad van 21 februari 1994 tot vaststelling van de minimumeisen inzake structuur en uitrusting waaraan bepaalde kleine inrichtingen voor de distributie van visserijproducten in Griekenland moeten voldoen (4). Deze beschikking heeft geen effect meer aangezien de feitelijke situatie waarin zij van toepassing was, niet meer bestaat;

Beschikking 94/317/EG van de Raad van 2 juni 1994 waarbij het Koninkrijk Spanje wordt gemachtigd om de overeenkomst met de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse visserijbetrekkingen te verlengen tot en met 7 maart 1995 (5). Deze beschikking heeft geen effect meer aangezien de termijn voor de toepassing ervan reeds is verstreken;

Beschikking 94/318/EG van de Raad van 2 juni 1994 waarbij de Portugese Republiek wordt gemachtigd om de overeenkomst met de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse visserijbetrekkingen te verlengen tot en met 7 maart 1995 (6). Deze beschikking heeft geen effect meer aangezien de termijn voor de toepassing ervan reeds is verstreken;

Besluit 1999/386/EG van de Raad van 7 juni 1999 betreffende de voorlopige toepassing door de Europese Gemeenschap van de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (7). Dit besluit heeft geen effect meer aangezien het betrekking had op een overgangsperiode die reeds is verstreken;

Besluit 2001/179/EG van de Raad van 26 februari 2001 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder aan Guinee-Bissau financiële steun op visserijgebied wordt toegekend (8). Dit besluit heeft geen effect meer aangezien de termijn voor de toepassing ervan reeds is verstreken;

Beschikking 2001/382/EG van de Raad van 14 mei 2001 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in sommige uitgaven voor de tenuitvoerlegging van bepaalde beheersmaatregelen met betrekking tot over grote afstanden trekkende visbestanden (9). Deze beschikking heeft geen effect meer aangezien de geldigheidsduur ervan reeds is verstreken;

Beschikking 2001/431/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende een financiële bijdrage van de Gemeenschap in bepaalde uitgaven van de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van de in het kader van het Gemeenschappelijk visserijbeleid geldende controle-, inspectie- en toezichtregelingen (10). Deze beschikking heeft geen effect meer aangezien zij betrekking heeft op subsidiabele uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan in de periode 1 januari 2001-31 december 2003, en de feitelijke situatie waarin zij van toepassing was, niet meer bestaat. Bovendien is later Beschikking 2004/465/EG van de Raad (11) vastgesteld voor de uitgaven vanaf 2004;

Beschikking 2004/662/EG van de Raad van 24 september 2004 waarbij het Koninkrijk Spanje wordt gemachtigd om de overeenkomst met de Republiek Zuid-Afrika inzake wederzijdse visserijbetrekkingen te verlengen tot en met 7 maart 2005 (12). Deze beschikking heeft geen effect meer aangezien zij betrekking had op een overgangsperiode die reeds is verstreken;

Besluit 2004/890/EG van de Raad van 20 december 2004 inzake de terugtrekking van de Europese Gemeenschap uit het Verdrag inzake de visserij en de instandhouding van de levende rijkdommen van de zee in de Oostzee en de Belten (13). Dit besluit heeft geen effect meer aangezien de depositaris van het Verdrag in kennis is gesteld van de terugtrekking van de Gemeenschap;

Besluit 2005/76/EG van de Raad van 22 november 2004 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de verlenging, voor de periode van 28 februari 2004 tot en met 31 december 2004, van het protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Islamitische Bondsrepubliek der Comoren inzake de visserij voor de kust van de Comoren (14). Dit besluit heeft geen effect meer aangezien de geldigheidsduur ervan reeds is verstreken.

(3)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten deze achterhaalde richtlijn en deze achterhaalde beschikkingen en besluiten worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In te trekken richtlijn, beschikkingen en besluiten

Richtlijn 83/515/EEG, de Beschikkingen 89/631/EEG, 94/117/EG, 94/317/EG, 94/318/EG, 2001/382/EG, 2001/431/EG en 2004/662/EG, en de Besluiten 1999/386/EG, 2001/179/EG, 2004/890/EG en 2005/76/EG worden ingetrokken.

Artikel 2

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  PB L 290 van 22.10.1983, blz. 15.

(2)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(3)  PB L 364 van 14.12.1989, blz. 64.

(4)  PB L 54 van 25.2.1994, blz. 28.

(5)  PB L 142 van 7.6.1994, blz. 30.

(6)  PB L 142 van 7.6.1994, blz. 31.

(7)  PB L 147 van 12.6.1999, blz. 23.

(8)  PB L 66 van 8.3.2001, blz. 33.

(9)  PB L 137 van 19.5.2001, blz. 25.

(10)  PB L 154 van 9.6.2001, blz. 22.

(11)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 114.

(12)  PB L 302 van 29.9.2004, blz. 5.

(13)  PB L 375 van 23.12.2004, blz. 27.

(14)  PB L 29 van 2.2.2005, blz. 20.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/64


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 mei 2009

tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountant van De Nederlandsche Bank

(2009/448/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 27.1,

Gezien Aanbeveling ECB/2009/8 van de Europese Centrale Bank van 3 april 2009 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountant van De Nederlandsche Bank (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van het Eurosysteem moeten worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants die op aanbeveling van de raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie.

(2)

Op 12 juli 2005 is Josephus Andreas Nijhuis, registeraccountant en voorzitter van de Raad van Bestuur van PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PWC), op persoonlijke titel met ingang van het boekjaar 2005 als externe accountant van De Nederlandsche Bank voor een onbepaalde tijd benoemd, met dien verstande dat de benoeming elk jaar dient te worden bevestigd.

(3)

Aangezien de heer Nijhuis met ingang van 1 oktober 2008 bij PWC ontslag heeft genomen, dient een nieuwe accountant te worden benoemd.

(4)

De Nederlandsche Bank heeft PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. geselecteerd als haar externe account voor de boekjaren 2008 tot en met 2011.

(5)

De raad van bestuur van de ECB heeft aanbevolen om PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. te benoemen als externe accountant van De Nederlandsche Bank voor de boekjaren 2008 tot en met 2011.

(6)

Het is dienstig de aanbeveling van de raad van bestuur van de ECB op te volgen en Besluit 1999/70/EG (2) dienovereenkomstig aan te passen,

BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 1, lid 8, van Besluit 1999/70/EG wordt vervangen door:

„8.   PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. wordt aanvaard als externe account van De Nederlandsche Bank voor de boekjaren 2008 tot en met 2011.”.

Artikel 2

De ECB wordt in kennis gesteld van dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

V. TOŠOVSKÝ


(1)  PB C 93 van 22.4.2009, blz. 1.

(2)  PB L 22 van 29.1.1999, blz. 69.


Commissie

12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/65


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 mei 2009

inzake de selectie van exploitanten van pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3746)

(2009/449/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 626/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2008 inzake de selectie en machtiging van systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) leveren (1), en met name op artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de ontwikkeling van een concurrerende interne markt voor mobiele satellietdiensten (MSS) in de hele Gemeenschap te vergemakkelijken en te zorgen voor een geleidelijke dekking in alle lidstaten, is bij Beschikking nr. 626/2008/EG een communautaire procedure in het leven geroepen voor de gemeenschappelijke selectie van exploitanten van mobiele satellietdiensten die gebruikmaken van de 2 GHz-frequentie welke overeenkomstig Beschikking 2007/98/EG van de Commissie (2) radiospectrum van 1 980 tot 2 010 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 2 170 tot 2 200 MHz voor ruimte-aardecommunicatie omvat.

(2)

Op 7 augustus 2008 (3) publiceerde de Commissie een oproep tot het indienen van aanvragen voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden (2008/C 201/03). De uiterste termijn voor het indienen van aanvragen werd vastgesteld op 7 oktober 2008.

(3)

Binnen deze termijn werden voorstellen ontvangen van ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited, Solaris Mobile Limited en TerreStar Europe Limited.

(4)

Op 24 oktober 2008 werden verzoeken om aanvullende informatie betreffende het vervullen van de ontvankelijkheidseisen verstuurd naar ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited en TerreStar Europe Limited. Alle drie kandidaten hebben hierop vóór 7 november 2008 gereageerd.

(5)

Bij Besluit C(2008) 8123 van 11 december 2008 over de ontvankelijkheid van aanvragen die waren ingediend naar aanleiding van de oproep tot het indienen van aanvragen voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten aanbieden (MSS) (2008/C 201/03), heeft de Commissie besloten dat de vier ingediende aanvragen, respectievelijk door ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited, Solaris Mobile Limited en TerreStar Europe Limited, ontvankelijk waren. Het besluit werd de kandidaten onmiddellijk meegedeeld en de lijst van ontvankelijke aanvragers werd bekendgemaakt op de website van de Commissie (4).

(6)

ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited en TerreStar Europe Limited verstrekten, uiterlijk 80 werkdagen nadat zij hun aanvraag hadden ingediend (vóór 6 februari 2009), overeenkomstig de bijlage bij Beschikking nr. 626/2008/EG, informatie bij hun voorstel over de voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie.

(7)

TerreStar Europe Limited en ICO Satellite Limited verstrekten bovendien correspondentie met extra informatie over de technische of operationele inhoud van de aanvraag, echter na de uiterste termijn voor het indienen van de aanvraag en van informatie met betrekking tot de voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie, zodat hiermee geen rekening kon worden gehouden.

(8)

In de eerste selectiefase moet de Commissie binnen 40 werkdagen na de publicatie van de lijst van ontvankelijke aanvragers nagaan of de aanvragers het vereiste technische en commerciële ontwikkelingsniveau van hun respectieve mobiele satellietsystemen hebben aangetoond. Bij een dergelijke beoordeling moet worden uitgegaan van de succesvolle voltooiing van mijlpalen één tot en met vijf die in de bijlage bij Beschikking nr. 626/2008/EG zijn vermeld. Met de geloofwaardigheid van de aanvragers en de levensvatbaarheid van de voorgestelde mobiele satellietsystemen dient gedurende de eerste selectiefase rekening te worden gehouden.

(9)

Om de uitvoering van de vergelijkende selectieprocedure te vergemakkelijken en de Commissie bij te staan bij het voorbereiden van besluiten in verband met de selectieprocedure, werd een werkgroep van het Comité communicatie opgericht inzake de vergelijkende selectieprocedure voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden.

(10)

Voor de analyse en evaluatie in de eerste selectiefase won de Commissie advies in en vroeg zij bijstand van externe deskundigen die waren gekozen aan de hand van een op concurrentie gebaseerde aanbesteding, op basis van hun deskundigheid en hoge mate van onafhankelijkheid en onpartijdigheid.

(11)

Na een uitvoerige analyse en uitgebreid overleg in verschillende bijeenkomsten, stelden de deskundigen een samenvattend verslag op met conclusies over de voltooiing van de mijlpalen, dat werd ingediend bij de Commissie.

(12)

De conclusies van de eerste evaluatiefase door de externe deskundigen werden besproken door de deskundigen van de lidstaten in het kader van de werkgroep van het Comité communicatie inzake de vergelijkende selectieprocedure voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden. Het resultaat van deze besprekingen werd voorgelegd aan en besproken in het Comité communicatie.

(13)

De Commissie hield bij de beoordeling in de eerste selectiefase rekening met het samenvattend verslag van de externe deskundigen en met het advies van de deskundigen van de lidstaten zoals geformuleerd in de werkgroep inzake de vergelijkende selectieprocedure voor pan-Europese systemen die mobiele satellietdiensten (MSS) aanbieden.

(14)

Het resultaat van de beoordeling van de Commissie is dat Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited hebben aangetoond te beschikken over de vereiste technische en commerciële ontwikkeling voor hun respectieve mobiele satellietsystemen en als ontvankelijke aanvragers moeten worden beschouwd, terwijl ICO Satellite Limited en TerreStar Europe Limited dit niet konden aantonen voor hun respectieve satellietsystemen en derhalve niet als ontvankelijke aanvragers moeten worden beschouwd.

(15)

Mijlpaal één „Indiening van een coördinatieverzoek bij de Internationale Telecommunicatie-Unie (ITU)” houdt in dat de aanvrager het bewijs levert dat de administratie die verantwoordelijk is voor de registratie bij de ITU van een mobiel satellietsysteem voor het aanbieden van commerciële MSS binnen het grondgebied van de lidstaten, de relevante informatie van bijlage 4 van het radioreglement van de ITU heeft overgelegd. Alle vier aanvragen konden dit bewijs duidelijk leveren, zodat de Commissie van mening is dat alle vier aanvragers deze mijlpaal met succes hebben voltooid.

(16)

Mijlpaal twee „Fabricage van de satellieten” vereist dat de aanvrager het bewijs levert dat er een bindende overeenkomst bestaat voor de fabricage van zijn satellieten die nodig zijn voor de aanbieding van commerciële MSS op het grondgebied van de lidstaten. In het document moeten de fabricagemijlpalen worden aangegeven die leiden tot de voltooiing van de fabricage van de satellieten welke nodig zijn voor het aanbieden van commerciële MSS. Het document moet worden ondertekend door de aanvrager en de onderneming die de satellieten fabriceert. De aanvragen van Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid.

(17)

Mijlpaal drie „Overeenkomst voor de lancering van de satellieten” vereist dat de aanvrager het bewijs levert dat er een bindende overeenkomst bestaat voor de lancering van het minimumaantal satellieten dat nodig is voor het ononderbroken aanbieden van een commerciële MSS op het grondgebied van de lidstaten. In het document moeten de lanceringsdata en -diensten, alsmede de contractbepalingen en -voorwaarden met betrekking tot schadevergoeding worden aangegeven. Het document moet worden ondertekend door de exploitant van het mobiele satellietsysteem en de onderneming die de satellieten lanceert. Alle vier aanvragen werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze vier aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid.

(18)

Mijlpaal vier „Gateway-grondstations” vereist dat de aanvrager het bewijs levert dat er een bindende overeenkomst bestaat voor de bouw en installatie van Gateway-grondstations die zullen worden gebruikt voor het aanbieden van commerciële MSS op het grondgebied van de lidstaten. Alle vier aanvragen werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze vier aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid.

(19)

Mijlpaal vijf „Voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie” („Critical Design Review”). De kritische ontwerpevaluatie is het moment in het implementatieproces van het ruimteschip waarop de ontwerp- en ontwikkelingsfase eindigt en de fabricagefase begint. De mijlpaal vereist dat het bewijs van de afronding, uiterlijk 80 werkdagen na de indiening van de aanvraag, van de kritische ontwerpevaluatie, overeenkomstig de constructiemijlpalen in de overeenkomst voor de satellietfabricage. Het desbetreffende document, waarin de datum van voltooiing van de kritische ontwerpevaluatie vermeld staat, moet worden ondertekend door de onderneming die de satellieten fabriceert. De aanvragen van ICO Satellite Limited, Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited werden gestaafd met duidelijke bewijsstukken, zodat de Commissie van oordeel is dat deze aanvragers de mijlpaal met succes hebben voltooid.

(20)

Omdat contractuele documenten en recente bewijsstukken voor de bouwmijlpaal tot de afronding van de productie van de voor commerciële MSS vereiste satellieten ontbraken, kwam de Commissie wat mijlpaal twee betreft, […] (5). […] (5) overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Beschikking 626/2008/EG, tot de conclusie dat ICO Satellite Limited deze mijlpaal niet met succes had voltooid.

(21)

[…] (5). De tegenstrijdigheden in de informatie die was ingediend bij de aanvraag en de informatie met betrekking tot de kritische ontwerpevaluatie en het gebrek aan duidelijke bewijsstukken van de afronding van de kritische ontwerpevaluatie voor de satelliet waarnaar werd verwezen in het contract voor de bouw van de satelliet, zoals opgenomen in de aanvraag, waren voor de Commissie aanleiding om overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Beschikking nr. 626/2008/EG tot de conclusie te komen dat TerreStar Europe Limited mijlpaal vijf samen met mijlpaal twee niet met succes had voltooid.

(22)

Inmarsat Ventures Limited verzocht in zijn aanvraag om een frequentiebereik van 15 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 15 MHz voor ruimteaardecommunicatie. Solaris Mobile Limited vroeg in zijn aanvraag om een frequentiebereik van 15 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 15 MHz voor ruimteaardecommunicatie.

(23)

Omdat de totale vraag naar radiospectrum van Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited niet groter is dan de beschikbare hoeveelheid radiospectrum die krachtens artikel 1, lid 1, van Beschikking nr. 626/2008/EG is vastgesteld, moeten beide aanvragers overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Beschikking nr. 626/2008/EG worden geselecteerd.

(24)

In het selectiebesluit dat op grond van de eerste selectiefase wordt genomen, moeten de relevante frequenties worden vastgesteld die elke geselecteerde aanvrager mag gebruiken, in overeenstemming met titel III van Beschikking nr. 626/2008/EG.

(25)

Deze frequenties moeten worden vastgesteld op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria. In dit verband geldt het beginsel van doelmatig beheer van radiofrequenties zoals dit is vervat in artikel 9 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (6). In overeenstemming met dit beginsel moeten de te gebruiken frequenties, tweemaal 30 MHz, worden gesplitst in aangrenzende subbanden van gelijke bandbreedte voor zowel de aarde-ruimtecommunicatie (uplink) als de ruimte-aardecommunicatie (downlink), om een zo efficiënt mogelijk gebruik van de subbanden mogelijk te maken. Het lagere subbandpaar moet dan bestaan uit 1 980-1 995 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie (uplink) en 2 170-2 185 MHz voor ruimte-aardecommunicatie (downlink); het bovenste subbandpaar moet bestaan uit 1 995-2 010 MHz voor de uplink en 2 185-2 200 MHz voor de downlink. Overeenkomstig punt 4.4 van oproep tot het indienen van aanvragen 2008/C 201/03, heeft de Commissie rekening gehouden met de voorkeuren die de ontvankelijke aanvragers in hun aanvraag hebben vermeld. […] (5).

(26)

Geselecteerde aanvragers die de radiofrequenties niet wensen te gebruiken, moeten de Commissie binnen 30 werkdagen na de publicatie van de lijst van de geselecteerde aanvragers schriftelijk daarvan in kennis stellen.

(27)

Overeenkomstig artikel 7 van Beschikking nr. 626/2008/EG zorgen de lidstaten ervoor dat de geselecteerde aanvragers, overeenkomstig het tijdschema en het dekkingsgebied waartoe de aanvragers zich hebben verbonden, in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder c), en volgens het nationale en communautaire recht, het gebruiksrecht krijgen voor de specifieke radiofrequentie die is bepaald in het krachtens artikel 5, lid 2, of artikel 6, lid 3, vastgestelde besluit van de Commissie, alsmede het recht om een mobiel satellietsysteem te exploiteren. Zij stellen de geselecteerde aanvragers dienovereenkomstig van deze rechten in kennis. Beschikking nr. 626/2008/EG bepaalt tevens dat het recht om de specifieke toegewezen radiofrequenties te gebruiken de geselecteerde aanvragers zo spoedig mogelijk na selectie dient te worden verleend, overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (7).

(28)

De in deze beschikking vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité communicatie van 2 april 2009,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure overeenkomstig titel II van Beschikking nr. 626/2008/EG zijn ICO Satellite Limited en TerreStar Europe Limited geen ontvankelijke aanvragers.

Artikel 2

Na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure van titel II van Beschikking nr. 626/2008/EG zijn Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited ontvankelijke aanvragers.

Omdat de totale vraag naar radiospectrum aangevraagd door in aanmerking komende aanvragers die na de eerste selectiefase van de vergelijkende selectieprocedure van titel II van Beschikking nr. 626/2008/EG niet zijn afgewezen, niet groter is dan de beschikbare hoeveelheid radiospectrum die in artikel 1, lid 1, van Beschikking nr. 626/2008/EG is vastgesteld, worden Inmarsat Ventures Limited and Solaris Mobile Limited geselecteerd.

Artikel 3

De geselecteerde aanvragers krijgen een machtiging om de volgende frequenties in elke lidstaat te gebruiken overeenkomstig titel III van Beschikking nr. 626/2008/EG:

a)

Inmarsat Ventures Limited: van 1 980 tot 1 995 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 2 170 tot 2 185 MHz voor ruimte-aardecommunicatie;

b)

Solaris Mobile Limited: van 1 995 tot 2 010 MHz voor aarde-ruimtecommunicatie en van 2 185 tot 2 200 MHz voor ruimte-aardecommunicatie.

Artikel 4

De selectie van Inmarsat Ventures Limited en Solaris Mobile Limited en de in artikel 2 en 3 vastgestelde toewijzing van de desbetreffende frequentie aan de geselecteerde aanvragers geldt alleen indien de relevante aanvragers binnen 30 werkdagen na de publicatie van de lijst van geselecteerde aanvragers door de Commissie haar niet schriftelijk meedelen dat zij de vastgestelde radiofrequenties niet wensen te gebruiken.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot:

1.

de lidstaten en

2.

a)

ICO Satellite Limited, 269 Argyll Avenue, Slough SL1 4HE, Verenigd Koninkrijk;

b)

Inmarsat Ventures Limited, 99 City Road, London EC1Y 1AX, Verenigd Koninkrijk;

c)

Solaris Mobile Limited, 30 Upper Pembroke Street, Dublin 2, Ierland;

d)

TerreStar Europe Limited, c/o TerreStar Global Ltd, 2nd Floor, 145-157 St John Street, London EC1V 4PY, Verenigd Koninkrijk.

Gedaan te Brussel, 13 mei 2009.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 172 van 2.7.2008, blz. 15.

(2)  PB L 43 van 15.2.2007, blz. 32.

(3)  PB C 201 van 7.8.2008, blz. 4.

(4)  http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/current/pan_european/index_en.htm

(5)  Delen van deze tekst zijn weggelaten om ervoor te zorgen dat geen vertrouwelijke informatie openbaar wordt gemaakt; deze zijn tussen vierkante haken gezet en met een asterisk gemarkeerd.

(6)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(7)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/69


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2009

betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad genoemde luchtvaartactiviteiten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4293)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/450/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name op artikel 3 ter,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (2) zijn luchtvaartactiviteiten opgenomen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap.

(2)

De definitie van luchtvaartactiviteiten en met name de vrijstellingen die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de vrijstellingen van Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten (3), welke vrijstellingen in overeenstemming zijn met die van het Eurocontrolsysteem voor routeheffingen.

(3)

Bijlage 2 bij de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) aangenomen Procedures for Air Navigation Services — Air Traffic Management (4) beschrijft het model van het vluchtplanformulier van de ICAO en geeft instructies voor het invullen van dat formulier. Het vluchtplan kan worden gebruikt om vast te stellen welke vluchten onder de werkingssfeer van de communautaire regeling vallen.

(4)

De interpretatie van luchtvaartactiviteiten waarin deze beschikking voorziet, moet worden toegepast in overeenstemming met Beschikking 2007/589/EG van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van richtsnoeren voor de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

(5)

De interpretatie van openbaredienstverplichtingen moet worden toegepast in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (herschikking) (6).

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 23 van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De nadere interpretatie van in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteiten is opgenomen in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3.

(3)  PB L 341 van 7.12.2006, blz. 3.

(4)  PANS-ATM, Doc 4444.

(5)  PB L 229 van 31.8.2007, blz. 1.

(6)  PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3.


BIJLAGE

Richtsnoeren betreffende de nadere interpretatie van de in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG genoemde luchtvaartactiviteiten

1.   DEFINITIE VAN LUCHTVAARTACTIVITEITEN

1.

Onder „vlucht” wordt verstaan één vluchtsector, dat wil zeggen één vlucht of één van een reeks vluchten die begint op een parkeerplaats van het vliegtuig en eindigt op een parkeerplaats van het vliegtuig.

2.

Onder „luchtvaartterrein” wordt verstaan, een afgebakende zone op het land of op het water, met inbegrip van gebouwen, installaties en uitrusting, bestemd om geheel of gedeeltelijk te worden gebruikt voor de aankomst, het vertrek en het grondverkeer van vliegtuigen.

3.

Indien een vliegtuigexploitant een in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde luchtvaartactiviteit verricht, valt hij onder de communautaire regeling, ongeacht of hij op de lijst staat van vliegtuigexploitanten die door de Commissie ingevolge artikel 18 bis, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG is gepubliceerd.

2.   INTERPRETATIE VAN DE VRIJSTELLINGEN

4.

Onder de categorie activiteiten „luchtvaart” vermeldt bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG welk type vluchten van de communautaire regeling zijn vrijgesteld.

2.1.   Vrijstelling uit hoofde van a)

5.

Deze vrijstelling dient te worden geïnterpreteerd overeenkomstig het exclusieve doel van de vlucht.

6.

Onder „directe familie” wordt uitsluitend verstaan, de echtgenoot, elke als gelijkwaardig aan de echtgenoot beschouwde partner, de kinderen en de ouders.

7.

Onder „ministers van de regering” wordt verstaan, de leden van de regering zoals vermeld in het staatsblad van het betrokken land. Leden van regionale of lokale regeringen van een land komen niet in aanmerking voor vrijstelling onder a).

8.

Onder „officiële dienstreis” wordt verstaan, een dienstreis waarbij de betrokkene in een officiële hoedanigheid optreedt.

9.

Veerdienstvluchten en positioneringsvluchten vallen niet onder deze vrijstelling.

10.

Vluchten die het Centraal Bureau voor routeheffingen van Eurocontrol als „S” heeft aangewezen voor de toepasselijkheid van de vrijstelling van routeheffingen (hierna „CRCO-vrijstellingscode”) worden geacht vluchten te zijn die uitsluitend worden uitgevoerd voor het vervoer, op officiële dienstreis, van een regerend vorst en zijn directe familie, staatshoofden, regeringsleiders en ministers van de regering, voor zover dit wordt bevestigd door een overeenkomstige statusindicator in het vluchtplan.

2.2.   Vrijstellingen uit hoofde van b)

2.2.1.   Militaire vluchten

11.

Onder „militaire vluchten” wordt verstaan, vluchten die rechtstreeks verband houden met het verrichten van militaire activiteiten.

12.

Militaire vluchten die worden uitgevoerd door civiele geregistreerde vliegtuigen vallen niet onder deze vrijstelling. Evenzo zijn civiele vluchten die door militaire vliegtuigen worden uitgevoerd niet vrijgesteld uit hoofde van b).

13.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „M” of „X” worden geacht vrijgestelde militaire vluchten te zijn.

2.2.2.   Douane- en politievluchten

14.

Zowel door civiele geregistreerde als door militaire vliegtuigen uitgevoerde douane- en politievluchten zijn vrijgesteld.

15.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „P” worden geacht vrijgestelde douane- en politievluchten te zijn.

2.3.   Vrijstellingen uit hoofde van c)

16.

In verband met de onderstaande vluchtcategorieën vallen veerdienstvluchten en positioneringsvluchten en vluchten tijdens welke uitsluitend rechtstreeks bij het verlenen van de gerelateerde diensten betrokken uitrusting en personeel worden vervoerd onder de vrijstelling. Verder wordt bij die vrijstellingen geen onderscheid gemaakt tussen met behulp van publieke en private middelen uitgevoerde vluchten.

2.3.1.   Vluchten in verband met opsporing en redding

17.

Onder „vluchten in verband met opsporing en redding” wordt verstaan, vluchten tijdens welke opsporings- en reddingsdiensten worden verleend. Onder „opsporings- en reddingsdienst” wordt verstaan, de uitvoering van taken in verband met bewaking van noodsituaties, communicatie, coördinatie en opsporing en redding, eerste medische hulpverlening of medische evacuatie, met behulp van publieke en private middelen, met inbegrip van samenwerkende vliegtuigen, schepen en andere vaartuigen en installaties.

18.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „R” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/SAR zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde opsporings- en reddingsvluchten te zijn.

2.3.2.   Vluchten in het kader van brandbestrijding

19.

Onder „vluchten in het kader van brandbestrijding” wordt verstaan, vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd om luchtbrandbestrijdingsdiensten te verlenen, dat wil zeggen het gebruik van vliegtuigen en andere luchtmiddelen om natuurbranden te bestrijden.

20.

Vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/FFR zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde vluchten in het kader van brandbestrijding te zijn.

2.3.3.   Humanitaire vluchten

21.

Onder „humanitaire vluchten” wordt verstaan, uitsluitend voor humanitaire doeleinden uitgevoerde vluchten die bedoeld zijn om hulpverleningspersoneel en hulpgoederen zoals voedsel, kleding, onderdak, medische en andere goederen tijdens of na een noodsituatie en/of ramp te vervoeren en/of om personen uit een plaats waar hun leven of gezondheid door die noodsituatie en/of ramp wordt bedreigd te evacueren naar een toevluchtsoord in dezelfde staat of een andere staat die bereid is dergelijke personen op te vangen.

22.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „H” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/HUM zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde humanitaire vluchten te zijn.

2.3.4.   Medische noodvluchten

23.

Onder „medische noodvluchten” wordt verstaan, vluchten die uitsluitend tot doel hebben de verlening van medische noodhulp te vergemakkelijken, als onmiddellijk en snel vervoer essentieel is, door het vervoeren van medisch personeel, medische benodigdheden, met inbegrip van uitrusting, bloed, organen, geneesmiddelen, of zieken of gewonden en andere direct betrokkenen.

24.

Vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/MEDEVAC of STS/HOSP zijn aangeduid, worden geacht vrijgestelde medische noodvluchten te zijn.

2.4.   Vrijstelling uit hoofde van f)

25.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „T” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als RMK/„Training flight” zijn aangeduid, worden geacht vrijgesteld te zijn uit hoofde van f).

2.5.   Vrijstellingen uit hoofde van g)

26.

Met betrekking tot de onderstaande vluchtcategorieën vallen veerdienstvluchten en positioneringsvluchten niet onder de vrijstelling.

2.5.1.   Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met het oog op wetenschappelijk onderzoek

27.

Deze categorie stelt vluchten vrij die alleen tot doel hebben wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Het wetenschappelijk onderzoek moet gedeeltelijk of geheel tijdens de vlucht uitgevoerd worden, wil de vrijstelling van toepassing zijn. Het vervoer van wetenschappers of onderzoeksuitrusting is op zich niet voldoende voor de vrijstelling van een vlucht.

2.5.2.   Vluchten die uitsluitend worden uitgevoerd met het oog op het controleren, testen of certificeren van luchtvaartuigen of van grond- of boordapparatuur

28.

Vluchten met CRCO-vrijstellingscode „N” en vluchten die in veld 18 van het vluchtplan als STS/FLTCK zijn aangeduid, worden geacht uit hoofde van g) vrijgestelde vluchten te zijn.

2.6.   Vrijstelling uit hoofde van i) (in het kader van openbaredienstverplichtingen uitgevoerde vluchten)

29.

De vrijstelling van in het kader van openbaredienstverplichtingen (ODV) uitgevoerde vluchten binnen ultraperifere gebieden wordt geacht van toepassing te zijn op de in artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag genoemde gebieden en omvat uitsluitend ODV-vluchten binnen één ultraperifeer gebied en vluchten tussen twee ultraperifere gebieden.

2.7.   Vrijstelling uit hoofde van j) („de minimis-regel”)

30.

Alle commerciële luchtvervoersondernemingen moeten uit hoofde van deel I van bijlage 6 bij het Verdrag van Chicago houder zijn van een bewijs luchtvaartexploitant (AOC). Exploitanten zonder dergelijk bewijs gelden niet als „commerciële luchtvervoersondernemingen”.

31.

Voor de toepassing van de de minimis-regel houdt het commercialiteitskenmerk verband met de exploitant en niet met de vluchten in kwestie. Dit houdt met name in dat de door een commerciële exploitant uitgevoerde vluchten in aanmerking worden genomen om te besluiten of die exploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels valt, ook al worden die vluchten niet tegen vergoeding uitgevoerd.

32.

Alleen vluchten die vertrekken van of aankomen op een luchtvaartterrein dat gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, worden in aanmerking genomen om te besluiten of de vliegtuigexploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels van de de minimis-regel valt. Uit hoofde van a)-j) vrijgestelde vluchten worden voor dezelfde doeleinden niet in aanmerking genomen.

33.

Vluchten die worden uitgevoerd door een commerciële vliegtuigexploitant die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoert, zijn vrijgesteld. De periodes van vier maanden zijn: januari tot april; mei tot augustus; september tot december. De lokale tijd van vertrek van de vlucht bepaalt welke periode van vier maanden in aanmerking worden genomen om te besluiten of de vliegtuigexploitant boven of onder de vrijstellingsdrempels van de de minimis-regel valt.

34.

Een commerciële exploitant die 243 vluchten of meer per periode uitvoert, valt gedurende het hele kalenderjaar waarin de drempel van 243 vluchten wordt bereikt of overschreden onder de communautaire regeling.

35.

Een commerciële exploitant die vluchten met een totale jaarlijkse emissie van 10 000 t of meer uitvoert, valt gedurende het kalenderjaar waarin de drempel van 10 000 t wordt bereikt of overschreden onder de communautaire regeling.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/73


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2009

over het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om deel te nemen aan Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4427)

(2009/451/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 11 A,

Gezien de brief van het Verenigd Koninkrijk aan de Raad en de Commissie van 15 januari 2009,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 december 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen aangenomen (1).

(2)

Overeenkomstig artikel 1 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft het Verenigd Koninkrijk niet deelgenomen aan de aanneming van Verordening (EG) nr. 4/2009.

(3)

Krachtens artikel 4 van dat Protocol heeft het Verenigd Koninkrijk de Raad en de Commissie bij brief van 15 januari 2009, die door de Commissie werd ontvangen op 17 januari 2009, in kennis gesteld van zijn voornemen om Verordening (EG) nr. 4/2009 te aanvaarden.

(4)

Op 21 april 2009 heeft de Commissie een positief advies uitgebracht aan de Raad over het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om Verordening (EG) nr. 4/2009 te aanvaarden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 4/2009 is van toepassing op het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 2.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 4/2009 treedt in het Verenigd Koninkrijk in werking op 1 juli 2009.

Artikel 2, lid 2, artikel 47, lid 3, en de artikelen 71, 72 en 73 van de verordening zijn van toepassing met ingang van 18 september 2010.

De andere bepalingen van de verordening zijn van toepassing met ingang van 18 juni 2011, mits op dat tijdstip het Haags protocol van 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, in de Gemeenschap van toepassing is. Indien dit niet het geval is, is de verordening van toepassing met ingang van de datum waarop het genoemde protocol in de Gemeenschap van toepassing is.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.

Voor de Commissie

Jacques BARROT

Vicevoorzitter


(1)  PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/74


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 11 juni 2009

tot beëindiging van de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van natriummetaal van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

(2009/452/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 14,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 23 juli 2008 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („het bericht van inleiding”) een antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de Verenigde Staten”), doorgaans aangegeven onder de GN-code ex 2805 11 00 („het betrokken product”), ingeleid.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 10 juni 2008 door de enige communautaire producent, Métaux Spéciaux (MSSA SAS) („de klager”), werd ingediend.

(3)

Op 23 juli 2008 heeft de Commissie een antidumpingonderzoek betreffende de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit de Verenigde Staten geopend (3). Dit onderzoek is beëindigd bij Besluit 2009/453/EG van de Commissie (4).

1.2.   Betrokken partijen en controlebezoeken

(4)

Voorafgaand aan de inleiding van de procedure heeft de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 9, van Verordening (EG) nr. 2026/97 de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten ervan in kennis gesteld dat zij een met bewijsmateriaal gestaafde klacht had ontvangen dat gesubsidieerd natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten in de Gemeenschap werd ingevoerd en dat de bedrijfstak van de Gemeenschap hierdoor aanmerkelijke schade leed. De vertegenwoordigers van de Verenigde Staten werden voor overleg uitgenodigd om de situatie ten aanzien van de inhoud van de klacht op te helderen en om overeenstemming te bereiken over een oplossing. De vertegenwoordigers van de Verenigde Staten hebben deze uitnodiging aangenomen en het overleg heeft op 11 juli 2008 plaatsgevonden. Daarbij kon geen overeenstemming worden bereikt. Er is evenwel nota genomen van de opmerkingen die de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten in verband met de beweringen in de klacht hebben gemaakt betreffende de mogelijkheid om ten aanzien van de beweerde subsidie compenserende maatregelen te nemen.

(5)

De Commissie heeft de klager, de enige haar bekende producent-exporteur in de Verenigde Staten, de importeurs en gebruikers van wie bekend was dat zij bij de kwestie betrokken zijn, en de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord.

(6)

De Commissie heeft aan alle bekende betrokken partijen vragenlijsten toegezonden en heeft van de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, van de enige producent-exporteur in de Verenigde Staten („de medewerkende producent-exporteur”), van de klager en van drie communautaire gebruikers antwoorden ontvangen.

(7)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van subsidiëring, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig achtte, ingewonnen en gecontroleerd.

(8)

Er werd bij de volgende vertegenwoordiger van de Verenigde Staten ter plaatse een controle verricht:

New York Power Authority (NYPA), White Plains, New York.

(9)

Er werd ook bij de volgende ondernemingen ter plaatse een controle verricht:

 

communautaire producent:

Métaux Spéciaux (MSSA SAS), Saint-Marcel, Frankrijk;

 

producent-exporteur in de Verenigde Staten:

DuPont Reactive Metals (DuPont), Niagara Falls, New York en E. I. DuPont De Nemours and Company, Wilmington, Delaware;

 

communautaire gebruikers:

Rohm and Haas Europe Sàrl, Morges, Zwitserland,

Evonik Degussa GmbH, Frankfurt, Duitsland.

1.3.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(10)

Het onderzoek naar subsidiëring en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling, had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

2.   INTREKKING VAN DE KLACHT EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE

(11)

Per brief van 1 april 2009 aan de Commissie heeft de klager zijn klacht formeel ingetrokken. Volgens de klager werd de klacht ingetrokken naar aanleiding van gewijzigde omstandigheden.

(12)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de basisverordening kan de procedure worden beëindigd wanneer de klacht wordt ingetrokken, tenzij die beëindiging niet het belang van de Gemeenschap dient.

(13)

De Commissie is van oordeel dat deze procedure moet worden beëindigd omdat het onderzoek niet heeft uitgewezen dat dit niet het belang van de Gemeenschap dient. De belanghebbenden werden hiervan in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er zijn echter geen opmerkingen ontvangen waaruit blijkt dat beëindiging van de procedure niet het belang van de Gemeenschap zou dienen.

(14)

De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat de antisubsidieprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten moet worden beëindigd zonder dat compenserende maatregelen worden ingesteld,

BESLUIT:

Enig artikel

De antisubsidieprocedure betreffende de invoer van natrium in bulk, ingedeeld onder de GN-code ex 2805 11 00, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, wordt beëindigd.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1.

(2)  PB C 186 van 23.7.2008, blz. 35.

(3)  PB C 186 van 23.7.2008, blz. 32.

(4)  Zie bladzijde 76 van dit Publicatieblad.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/76


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 11 juni 2009

tot beëindiging van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van natriummetaal van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

(2009/453/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 23 juli 2008 heeft de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („het bericht van inleiding”) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika („de Verenigde Staten”), doorgaans aangegeven onder de GN-code ex 2805 11 00 („het betrokken product”), aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 10 juni 2008 door de enige communautaire producent, Métaux Spéciaux (MSSA SAS) („de klager”), werd ingediend.

(3)

Op 23 juli 2008 heeft de Commissie een antisubsidieonderzoek betreffende de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit de Verenigde Staten geopend (3). Dit onderzoek is beëindigd bij Besluit 2009/452/EG van de Commissie (4).

1.2.   Betrokken partijen en controlebezoeken

(4)

De Commissie heeft de klager, de enige haar bekende producent-exporteur in de Verenigde Staten, de importeurs en gebruikers van wie bekend was dat zij bij de kwestie betrokken zijn, en de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden konden binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekendmaken en verzoeken te worden gehoord.

(5)

De Commissie heeft aan alle bekende betrokken partijen vragenlijsten toegezonden en heeft van de vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, van de enige producent-exporteur in de Verenigde Staten („de medewerkende producent-exporteur”), van de klager en van drie communautaire gebruikers antwoorden ontvangen.

(6)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Gemeenschap nodig achtte, ingewonnen en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

 

communautaire producent:

Métaux Spéciaux (MSSA SAS), Saint-Marcel, Frankrijk;

 

producent-exporteur in de Verenigde Staten:

E.I. DuPont De Nemours and Company, Wilmington, Delaware;

 

verbonden handelaar in Zwitserland:

DuPont De Nemours International SA, Genève;

 

communautaire gebruikers:

Rohm and Haas Europe Sàrl, Morges, Zwitserland,

Evonik Degussa GmbH, Frankfurt, Duitsland.

1.3.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(7)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 (het „onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling, had betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

2.   INTREKKING VAN DE KLACHT EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE

(8)

Per brief van 1 april 2009 aan de Commissie heeft de klager zijn klacht formeel ingetrokken. Volgens de klager werd de klacht ingetrokken naar aanleiding van gewijzigde omstandigheden.

(9)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de basisverordening kan de procedure worden beëindigd wanneer de klacht wordt ingetrokken, tenzij die beëindiging strijdig met het belang van de Gemeenschap is.

(10)

De Commissie is van oordeel dat deze procedure moet worden beëindigd omdat het onderzoek niet heeft uitgewezen dat dit strijdig met het belang van de Gemeenschap is. De belanghebbenden werden hiervan in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er zijn echter geen opmerkingen ontvangen waaruit blijkt dat beëindiging van de procedure strijdig met het belang van de Gemeenschap zou zijn.

(11)

De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat de antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natrium in bulk van oorsprong uit de Verenigde Staten moet worden beëindigd zonder dat antidumpingmaatregelen worden ingesteld,

BESLUIT:

Enig artikel

De antidumpingprocedure betreffende de invoer van natrium in bulk, ingedeeld onder de GN-code ex 2805 11 00, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, wordt beëindigd.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB C 186 van 23.7.2008, blz. 32.

(3)  PB C 186 van 23.7.2008, blz. 35.

(4)  Zie bladzijde 74 van dit Publicatieblad.


12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/78


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 juni 2009

tot wijziging van Beschikking 2008/938/EG tot vaststelling van de lijst van begunstigde landen die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4383)

(2009/454/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie (1), en met name op artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 732/2008 voorziet in de toekenning van een bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur aan ontwikkelingslanden die voldoen aan de in de artikelen 8 en 9 van die verordening gestelde eisen.

(2)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van die verordening heeft de Commissie Beschikking 2008/938/EG van 9 december 2008 tot vaststelling van de lijst van begunstigde landen die in aanmerking komen voor de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 (2) gegeven.

(3)

Overeenkomstig die beschikking werd aan de Bolivariaanse Republiek Venezuela (hierna: „Venezuela”) de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekend.

(4)

Nu is echter gebleken dat Venezuela het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van corruptie, dat in bijlage III, deel B, punt 27, van Verordening (EG) nr. 732/2008 is vermeld, niet heeft geratificeerd. Venezuela voldeed dus niet aan al de bij Verordening (EG) nr. 732/2008 gestelde eisen voor toekenning van de bijzondere stimuleringsregeling. Beschikking 2008/938/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, waarbij moet worden voorzien in een passende overgangsperiode voor de toepassing van de wijziging. Overeenkomstig artikel 214 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) blijven douaneschulden die tot de datum van toepassing van deze beschikking op grond van Beschikking 2008/938/EG ontstaan, dan ook onverlet.

(5)

Het Comité algemene preferenties heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn; de Commissie heeft derhalve op 2 april 2009 overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Besluit 1999/468/EG van de Raad (4) een voorstel bij de Raad ingediend, waarover de Raad binnen drie maanden een besluit moet nemen.

(6)

De Raad heeft echter op 18 mei 2009 bevestigd dat er geen gekwalificeerde meerderheid voor of tegen het voorstel is en dat de Commissie kan handelen overeenkomstig artikel 5, lid 6, laatste alinea, van Besluit 1999/468/EG, zodat nu door de Commissie een beschikking moet worden gegeven.

(7)

Krachtens artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 732/2008 moet Venezuela van deze beschikking in kennis worden gesteld,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 1 van Beschikking 2008/938/EG worden de woorden „(VE) Venezuela” geschrapt.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van de zestigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Bolivariaanse Republiek Venezuela.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 211 van 6.8.2008, blz. 1.

(2)  PB L 334 van 12.12.2008, blz. 90.

(3)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


OVEREENKOMSTEN

Commissie

12.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/80


Krachtens artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst van 19 oktober 2005 tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1) (hierna „de overeenkomst” genoemd), die werd gesloten door Besluit 2006/325/EG van de Raad (2), stelt Denemarken, wanneer wijzigingen van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (3) worden aangenomen, de Commissie in kennis van zijn besluit om de inhoud van deze wijzigingen al dan niet ten uitvoer te leggen.

Op 18 december 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 4/2009 (4) betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen aangenomen. Artikel 68 van Verordening (EG) nr. 4/2009 bepaalt dat onder voorbehoud van de in artikel 75, lid 2, van deze verordening vastgestelde overgangsbepalingen, deze verordening Verordening (EG) nr. 44/2001 wijzigt, door de bepalingen inzake onderhoudsverplichtingen van die verordening te vervangen.

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de overeenkomst heeft Denemarken bij brief van 14 januari 2009 de Commissie in kennis gesteld van zijn besluit om de inhoud van Verordening (EG) nr. 4/2009 ten uitvoer te leggen, voor zover deze verordening Verordening (EG) nr. 44/2001 wijzigt. Dit betekent dat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 4/2009 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen zullen worden toegepast op de betrekkingen tussen de Gemeenschap en Denemarken, met uitzondering van de bepalingen van de hoofdstukken III en VII. De bepalingen van artikel 2 en hoofdstuk IX van Verordening (EG) nr. 4/2009 zijn echter slechts van toepassing voor zover zij betrekking hebben op de bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de toegang tot de rechter.

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de overeenkomst schept de kennisgeving van Denemarken tussen Denemarken en de Gemeenschap wederzijdse verplichtingen. Verordening (EG) nr. 4/2009 vormt bijgevolg een wijziging van de overeenkomst voor zover zij Verordening (EG) nr. 44/2001 wijzigt en zij wordt geacht aan de overeenkomst te zijn gehecht.

Krachtens artikel 3, leden 3 en 4, van de overeenkomst kan de tenuitvoerlegging van de bovengenoemde bepalingen van Verordening (EG) nr. 4/2009 in Denemarken administratief plaatsvinden op grond van sectie 9 van de Deense Wet nr. 1563 van 20 december 2006 betreffende de verordening Brussel-I en daarom is geen goedkeuring van het parlement vereist. De vereiste administratieve maatregelen zijn in werking getreden op 30 januari 2009, de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 4/2009.


(1)  PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.

(2)  PB L 120 van 5.5.2006, blz. 22.

(3)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

(4)  PB L 7 van 10.1.2009, blz. 1.