ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.148.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 148

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
11 juni 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 487/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (Gecodificeerde versie) ( 1 )

1

 

 

Verordening (EG) nr. 488/2009 van de Commissie van 10 juni 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

5

 

 

Verordening (EG) nr. 489/2009 van de Commissie van 10 juni 2009 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 1 tot en met 5 juni 2009 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

7

 

*

Verordening (EG) nr. 490/2009 van de Commissie van 10 juni 2009 tot 107e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

12

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/439/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 5 mei 2009 tot wijziging van Beschikking 2007/250/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

14

 

 

2009/440/EG

 

*

Besluit van de Raad van 25 mei 2009 houdende benoeming van vier Finse leden en twee Finse plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's

16

 

 

2009/441/EG

 

*

Besluit van de Raad van 25 mei 2009 houdende benoeming van een Italiaans lid van het Comité van de Regio's

17

 

 

Commissie

 

 

2009/442/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 5 juni 2009 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toezicht en verslaglegging (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4199)  ( 1 )

18

 

 

2009/443/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 juni 2009 tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van de bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende vrijstellingen voor toepassingen van lood, cadmium en kwik (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4187)  ( 1 )

27

 

 

2009/444/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 juni 2009 tot toewijzing aan de lidstaten van de bedragen die voortvloeien uit de in de artikelen 7 en 10 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad bedoelde modulatie in de jaren 2009 tot en met 2012 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4375)

29

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2009/445/GBVB van de Raad van 9 juni 2009 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO

33

 

 

2009/446/GBVB

 

*

Besluit ATALANTA/5/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité van 10 juni 2009 tot wijziging van Besluit Atalanta/2/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) en van Besluit Atalanta/3/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité betreffende de instelling van het Comité van contribuanten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

34

 

 

IV   Andere besluiten

 

 

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

 

 

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 387/06/COL van 13 december 2006 tot wijziging van Besluit nr. 195/04/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in artikel 27 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en het Hof van Justitie wat betreft de standaardformulieren voor de aanmelding van staatssteun

35

 

*

Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 637/08/COL van 8 oktober 2008 houdende de zesenzestigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun

55

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/1


VERORDENING (EG) Nr. 487/2009 VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 83,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3976/87 van 14 december 1987 van de Raad betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Er dienen gemeenschappelijke bepalingen voor de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag te worden aangenomen bij wege van een verordening of richtlijn uit hoofde van artikel 83 van het Verdrag. De Commissie moet in staat worden gesteld artikel 81, lid 1, van het Verdrag bij verordening buiten toepassing te verklaren voor bepaalde groepen van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

(3)

De Commissie dient te worden gemachtigd om binnen de luchtvervoerssector groepsvrijstellingen te verlenen voor zowel het intracommunautaire verkeer als voor het verkeer tussen de Gemeenschap en derde landen.

(4)

Het is noodzakelijk de specifieke voorwaarden en omstandigheden nader te bepalen waaronder de Commissie deze bevoegdheid in voortdurend nauw contact met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kan uitoefenen.

(5)

Het is met name gewenst een groepsvrijstelling te verlenen voor bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen. Deze vrijstelling dient voor een beperkte periode te worden verleend, gedurende welke de luchtvaartmaatschappijen zich op een sterker door mededinging gekenmerkte situatie kunnen instellen. Daarvoor moet de Commissie in nauw contact met de lidstaten de draagwijdte van deze vrijstelling en de voorwaarden nauwkeurig kunnen vaststellen.

(6)

Deze verordening laat de toepassing van artikel 86 van het Verdrag onverlet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op het luchtvervoer.

Artikel 2

1.   In overeenstemming met artikel 81, lid 3, van het Verdrag, kan de Commissie bij verordening verklaren dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing is op bepaalde groepen van overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen.

De Commissie kan meer bepaald verordeningen vaststellen ten aanzien van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die het volgende beogen:

a)

gezamenlijke programmering en coördinatie van dienstregelingen van luchtvaartmaatschappijen;

b)

overleg over tarieven voor het vervoer van passagiers, bagage en vracht op geregelde luchtdiensten;

c)

gemeenschappelijke exploitatie van nieuwe geregelde luchtdiensten met een lage bezetting;

d)

het toekennen van „time slots” op vliegvelden en het opstellen van dienstregelingen; de Commissie zal erop toezien dat deze regels in overeenstemming zijn met Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (4);

e)

gemeenschappelijke aankoop, ontwikkeling en exploitatie van geautomatiseerde boekingssystemen voor het beheer van de dienstregelingen, voor boekingen en voor het afgeven van vervoerbiljetten door de luchtvaartmaatschappijen; de Commissie zal erop toezien dat deze regels in overeenstemming zijn met Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad van 24 juli 1989 betreffende gedragsregels voor geautomatiseerde boekingssystemen (5).

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 1, tweede alinea, omschrijven de aldaar bedoelde Commissieverordeningen de groepen overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop zij van toepassing zijn, en geven zij met name aan:

a)

de beperkingen of de bepalingen die al dan niet in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen voorkomen;

b)

de bepalingen die in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen moeten voorkomen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan.

Artikel 3

Een verordening overeenkomstig artikel 2 wordt vastgesteld voor een bepaalde periode.

Zij kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de omstandigheden veranderen in verband met enigerlei factor die aan de vaststelling ervan ten grondslag lag; in dat geval wordt een termijn vastgesteld voor de wijziging van de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop de verordening vóór de intrekking of wijziging van toepassing was.

Artikel 4

Overeenkomstig artikel 2 vastgestelde verordeningen bevatten een bepaling dat zij met terugwerkende kracht van toepassing zijn op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die op de datum van inwerkingtreding van dergelijke verordeningen bestonden.

Artikel 5

Een overeenkomstig artikel 2 vastgestelde verordening kan bepalen dat het in artikel 81, lid 1, van het Verdrag vervatte verbod gedurende de in die verordening vastgestelde periode niet van toepassing zal zijn op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die reeds bestaan op de datum van toetreding en waarop artikel 81, lid 1, krachtens de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden van toepassing is en die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, van het Verdrag.

Dit artikel is echter niet van toepassing op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die op de datum van toetreding reeds onder artikel 53, lid 1, van de EER-overeenkomst vallen.

Artikel 6

Alvorens een verordening overeenkomstig lid 2 vast te stellen maakt de Commissie het ontwerp bekend en geeft alle betrokken personen en organisaties de gelegenheid binnen een door haar vastgestelde redelijke termijn van ten minste één maand hun opmerkingen aan haar kenbaar te maken.

Artikel 7

De Commissie raadpleegt het in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (6) bedoelde Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities alvorens zij een ontwerp-verordening bekendmaakt en alvorens zij een verordening overeenkomstig artikel 2 vaststelt.

Artikel 8

Verordening (EEG) nr. 3976/87 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  Advies van 21 oktober 2008 (nog niet in het PB bekendgemaakt).

(2)  PB L 374 van 31.12.1987, blz. 9.

(3)  Zie bijlage I.

(4)  PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1.

(5)  PB L 220 van 29.7.1989, blz. 1.

(6)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3976/87 van de Raad

(PB L 374 van 31.12.1987, blz. 9)

 

Verordening (EEG) nr. 2344/90 van de Raad

(PB L 217 van 11.8.1990, blz. 15)

 

Verordening (EEG) nr. 2411/92 van de Raad

(PB L 240 van 24.8.1992, blz. 19)

 

Toetredingsakte van 1994, bijlage I, punt III.A.3

(PB C 241 van 29.8.1994, blz. 56)

 

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad

(PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1)

Uitsluitend artikel 41

Verordening (EG) nr. 411/2004 van de Raad

(PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1)

Uitsluitend artikel 2


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 3976/87

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1, eerste alinea

Artikel 2, lid 2, aanhef

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, eerste streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, tweede streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, derde streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder c)

Artikel 2, lid 2, vierde streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder d)

Artikel 2, lid 2, vijfde streepje

Artikel 2, lid 1, tweede alinea, onder e)

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 2

Artikelen 3 en 4

Artikelen 3 en 4

Artikel 4a, eerste zin

Artikel 5, eerste alinea

Artikel 4a, tweede zin

Artikel 5, tweede alinea

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Bijlage I

Bijlage II


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/5


VERORDENING (EG) Nr. 488/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 juni 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 11 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

37,3

MK

39,9

TR

54,9

ZZ

44,0

0707 00 05

JO

162,3

MK

31,4

TR

131,6

ZZ

108,4

0709 90 70

TR

111,6

ZZ

111,6

0805 50 10

AR

55,7

TR

60,0

ZA

65,7

ZZ

60,5

0808 10 80

AR

75,4

BR

72,8

CA

69,7

CL

88,5

CN

102,4

NA

101,9

NZ

105,3

US

118,5

ZA

78,1

ZZ

90,3

0809 10 00

TN

161,5

TR

197,7

ZZ

179,6

0809 20 95

TR

510,4

US

453,6

ZZ

482,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/7


VERORDENING (EG) Nr. 489/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 juni 2009

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 1 tot en met 5 juni 2009 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2) en met name op artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de periode van 1 tot en met 5 juni 2009 zijn bij de bevoegde autoriteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 950/2006 en/of Verordening (EG) nr. 508/2007 van de Raad van 7 mei 2007 houdende opening van tariefcontingenten voor de invoer in Bulgarije en Roemenië van ruwe rietsuiker voor de voorziening van raffinaderijen in de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009 (3) invoercertificaataanvragen ingediend voor een totale hoeveelheid die gelijk is aan of groter is dan de voor volgnummer 09.4366 (2008-2009) beschikbare hoeveelheid.

(2)

In dergelijke omstandigheden dient de Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast te stellen aan de hand waarvan naar rata van de beschikbare hoeveelheid certificaten kunnen worden afgegeven, en dient zij aan de lidstaten te melden dat de betrokken maximumhoeveelheid is bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De certificaten met betrekking tot de invoercertificaataanvragen die in de periode van 1 tot en met 5 juni 2009 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 en/of artikel 3 van Verordening (EG) nr. 508/2007 zijn ingediend, worden afgegeven met inachtneming van de in de bijlage bij de onderhavige verordening aangegeven maximumhoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1.

(3)  PB L 122 van 11.5.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Preferentiële suiker ACS-India

Hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

100

 

09.4332

Belize

0

Bereikt

09.4333

Ivoorkust

100

 

09.4334

Republiek Congo

100

 

09.4335

Fiji

100

 

09.4336

Guyana

100

 

09.4337

India

0

Bereikt

09.4338

Jamaica

100

 

09.4339

Kenia

100

 

09.4340

Madagaskar

100

 

09.4341

Malawi

0

Bereikt

09.4342

Mauritius

100

 

09.4343

Mozambique

0

Bereikt

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

0

Bereikt

09.4347

Tanzania

100

 

09.4348

Trinidad en Tobago

100

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

100

 

09.4351

Zimbabwe

0

Bereikt


Preferentiële suiker ACS-India

Hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen juli-september 2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

100

 

09.4332

Belize

100

 

09.4333

Ivoorkust

100

 

09.4334

Republiek Congo

100

 

09.4335

Fiji

100

 

09.4336

Guyana

100

 

09.4337

India

0

Bereikt

09.4338

Jamaica

100

 

09.4339

Kenia

100

 

09.4340

Madagaskar

100

 

09.4341

Malawi

100

 

09.4342

Mauritius

100

 

09.4343

Mozambique

100

 

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

100

 

09.4347

Tanzania

100

 

09.4348

Trinidad en Tobago

100

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

100

 

09.4351

Zimbabwe

0

Bereikt


Aanvullende suiker

Hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4315

India

 

09.4316

Ondertekenaars van het ACS-protocol

 


Suiker CXL-concessies

Hoofdstuk VI van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4317

Australië

0

Bereikt

09.4318

Brazilië

0

Bereikt

09.4319

Cuba

0

Bereikt

09.4320

Andere derde landen

0

Bereikt


Balkansuiker

Hoofdstuk VII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4324

Albanië

100

 

09.4325

Bosnië en Herzegovina

0

Bereikt

09.4326

Servië en Kosovo (1)

100

 

09.4327

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

100

 

09.4328

Kroatië

100

 


Suiker voor uitzonderlijke en voor industriële invoer

Hoofdstuk VIII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4380

Uitzonderlijke invoer

 

09.4390

Industriële invoer

100

 


Aanvullende EPO-suiker

Hoofdstuk VIII bis van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4431

Comoren, Madagaskar, Mauritius, Seychellen, Zambia, Zimbabwe

100

 

09.4432

Burundi, Kenia, Oeganda, Rwanda, Tanzania

100

 

09.4433

Swaziland

100

 

09.4434

Mozambique

0

Bereikt

09.4435

Antigua en Barbuda, Bahamas, Barbados, Belize, Dominica, Dominicaanse Republiek, Grenada, Guyana, Haïti, Jamaica, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Suriname, Trinidad en Tobago

0

Bereikt

09.4436

Dominicaanse Republiek

0

Bereikt

09.4437

Fiji, Papoea-Nieuw-Guinea

100

 


Invoer van suiker in het kader van de voor Bulgarije en Roemenië geopende overgangstariefcontingenten

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 508/2007

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 1.6.2009-5.6.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4365

Bulgarije

0

Bereikt

09.4366

Roemenië

100

Bereikt


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/12


VERORDENING (EG) nr. 490/2009 VAN DE COMMISSIE

van 10 juni 2009

tot 107e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa‘ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan, (1) en met name op artikel 7, lid 1, eerste streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 27 mei 2009 besloten tot wijziging van de lijst van natuurlijke en rechtspersonen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren, door aan deze lijst één natuurlijke persoon toe te voegen op grond van informatie over banden met Al Qa‘ida. Het Sanctiecomité verstrekte de motiveringen voor dit besluit tot toevoeging aan de lijst.

(3)

Bijlage I dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(4)

Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, te waarborgen, dient de verordening onmiddellijk in werking te treden.

(5)

Aangezien de VN-lijst niet het huidige adres van de betrokken natuurlijke persoon bevat, dient in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht te worden gepubliceerd, zodat de betrokken persoon contact kan opnemen met de Commissie en deze vervolgens de gronden waarop onderhavige verordening stoelt, aan de betrokken natuurlijke persoon kan mededelen, dezelve in de gelegenheid kan stellen hierover opmerkingen te maken, en deze verordening in het licht van de opmerkingen en mogelijke beschikbare aanvullende informatie kan herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juni 2009.

Voor de Commissie

Eneko LANDÁBURU

Directeur-generaal Buitenlandse betrekkingen


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

Bijlage I van Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt als volgt gewijzigd:

De volgende vermelding wordt toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:

„Bekkay Harrach (ook bekend als a) Abu Talha al Maghrabi, b) al Hafidh Abu Talha der Deutsche („al Hafidh Abu Talha de Duitser”)). Geboortedatum: 4.9.1977. Geboorteplaats: Berkane, Marokko. Nationaliteit: Duits. Paspoortnummer: 5208116575 (Duits paspoort afgegeven te Bonn, Duitsland, geldig tot 7.9.2013). Nationaal identificatienummer: a) 5209243072 (Duitse „Bundespersonalausweis” (nationale identiteitskaart), afgegeven te Bonn, Duitsland, geldig tot 7.9.2013, b) J17001W6Z12 (Duits rijbewijs, afgegeven te Bonn, Duitsland). Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 2 bis, lid 4, onder b): 27.5.2009. Overige informatie: houdt zich vermoedelijk op in de grensstreek tussen Afghanistan en Pakistan (stand april 2009).”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/14


Beschikking VAN DE RAAD

van 5 mei 2009

tot wijziging van Beschikking 2007/250/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(2009/439/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name op artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 28 juli 2008, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om machtiging tot verdere toepassing van een bij Beschikking 2007/250/EG van 16 april 2007 (2) reeds toegestane bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

(2)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 17 maart 2009 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 20 maart 2009 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3)

Overeenkomstig artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is de btw verschuldigd door de belastingplichtige die de goederen levert. Krachtens de bestaande derogatiemaatregel mocht het Verenigd Koninkrijk evenwel onder bepaalde voorwaarden een verleggingsregeling toepassen waarbij de verplichting tot betaling van de btw wordt verlegd naar de belastingplichtige ontvanger van de goederen in het geval van leveringen van mobiele telefoons en geïntegreerde schakelingen, op voorwaarde dat de maatstaf van heffing voor de levering niet minder dan 5 000 GBP bedraagt.

(4)

De derogatiemaatregel strekte ertoe een einde te maken aan bepaalde agressieve vormen van belastingontduiking en met name „carrousels” waarbij goederen verschillende keren worden geleverd zonder dat er btw wordt voldaan, maar de afnemer toch in het bezit komt van een geldige factuur om de btw in mindering te brengen. Door de toepassing van het verleggingsmechanisme, waarbij er geen feitelijke betaling van btw van de afnemer aan de leverancier plaatsvindt, zou deze vorm van belastingontduiking onmogelijk moeten worden.

(5)

Gelet op de klaarblijkelijke ernst van de btw-fraude in het Verenigd Koninkrijk, zoals gestaafd door de informatie die het land bij zijn oorspronkelijk verzoek heeft ingediend, blijft de maatregel proportioneel aangezien de verlenging tot een redelijke periode beperkt is en niet de grondslag legt van een algemene maatregel voor een veralgemeende verleggingsregeling noch de opmaat vormt tot een permanentere toepassing van deze derogatie.

(6)

De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de btw.

(7)

De juridische continuïteit van de maatregel dient te worden gewaarborgd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Beschikking 2007/250/EG wordt vervangen door:

„Artikel 4

Deze beschikking vervalt op 30 april 2011.”.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing vanaf 1 mei 2009.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 5 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. KOHOUT


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 109 van 26.4.2007, blz. 42.


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/16


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

houdende benoeming van vier Finse leden en twee Finse plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's

(2009/440/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Finse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 aangenomen (1).

(2)

In het Comité van de Regio's zijn vier zetels van leden vrijgekomen door het ontslag van mevrouw Auli HYVÄRINEN en mevrouw Elina LEHTO-HÄGGROTH, en door het verstrijken van het mandaat van de heer Risto ERVELÄ en de heer Risto KOIVISTO. Twee zetels van plaatsvervanger zijn vrijgekomen door het ontslag van mevrouw Martina MALMBERG en mevrouw Heini UTUNEN,

BESLUIT:

Artikel 1

Worden benoemd in het Comité van de Regio's voor de resterende duur van het mandaat, te weten tot en met 25 januari 2010:

a)

tot lid:

mevrouw Satu TIETARI, Säkylän kunnanvaltuuston jäsen,

mevrouw Anne KARJALAINEN, Keravan kaupunginvaltuuston jäsen,

de heer Risto ERVELÄ, Sauvon kunnanvaltuuston jäsen (wijziging van mandaat),

de heer Risto KOIVISTO, Pirkkalan kunnanjohtaja (wijziging van mandaat),

b)

tot plaatsvervangend lid:

de heer Petri KALMI, Nurmijärven kunnanvaltuuston puheenjohtaja,

de heer Mårten JOHANSSON, Raaseporin kaupunginjohtaja.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/17


BESLUIT VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

houdende benoeming van een Italiaans lid van het Comité van de Regio's

(2009/441/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Italiaanse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 (1).

(2)

Door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Renato SORU, is in het Comité van de Regio's een zetel van lid vrijgekomen.

BESLUIT:

Artikel 1

Wordt benoemd in het Comité van de Regio's voor de resterende duur van het mandaat, te weten tot en met 25 januari 2010:

de heer Ugo CAPPELLACCI, Presidente della Regione Sardegna.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


Commissie

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/18


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 5 juni 2009

ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft toezicht en verslaglegging

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4199)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/442/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (1), en met name op artikel 21, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2007/2/EG schrijft voor dat de lidstaten toezicht houden op de uitvoering en het gebruik van hun infrastructuur voor ruimtelijke informatie en dat zij verslag uitbrengen over de uitvoering van die richtlijn.

(2)

Teneinde een samenhangende aanpak van dat toezicht en die verslaglegging te garanderen, dienen de lidstaten een lijst op te stellen van de verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gegroepeerd per thematische categorie en per bijlage, alsmede van de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten, gegroepeerd per type dienst, en deze lijst aan de Commissie te doen toekomen.

(3)

Het toezicht dient te worden gebaseerd op een reeks indicatoren die worden berekend op basis van de gegevens welke op de diverse bestuurlijke niveaus bij de relevante belanghebbende partijen worden vergaard.

(4)

De gegevens die ter berekening van de toezichtsindicatoren werden vergaard, moeten aan de Commissie worden overgelegd.

(5)

De resultaten van het toezicht en de verslaglegging dienen aan de Commissie te worden medegedeeld en openbaar te worden gemaakt.

(6)

De maatregelen waarin deze beschikking voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 22 van Richtlijn 2007/2/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze beschikking worden nadere bepalingen vastgesteld inzake het toezicht dat de lidstaten uitoefenen op de uitvoering en het gebruik van hun infrastructuur voor ruimtelijke informatie en hun verslaglegging over de uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG.

Artikel 2

Gemeenschappelijke bepalingen inzake toezicht en verslaglegging

1.   De lidstaten stellen een lijst op van de verzamelingen ruimtelijke gegevens (hierna „VRG’s”) en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (hierna „DRG’s”) die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gegroepeerd per thematische categorie en per bijlage, alsmede van de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten, gegroepeerd per type dienst.

Zij doen die lijst aan de Commissie toekomen en werken deze jaarlijks bij.

2.   Voor het vergaren van de gegevens voor het toezicht en de verslaglegging bedienen de lidstaten zich van de in artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde coördinatiestructuur.

3.   De contactpunten van de lidstaten doen de resultaten van het in artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde toezicht alsook het in artikel 21, leden 2 en 3, van die richtlijn bedoelde verslag aan de Commissie toekomen.

4.   Alle resultaten van het toezicht en de verslaglegging worden via het internet of andere passende telecommunicatiemiddelen toegankelijk gemaakt voor het publiek.

HOOFDSTUK II

TOEZICHT OP DE NALEVING VAN DE BEPALINGEN INZAKE METAGEGEVENS

Artikel 3

Toezicht op het voorhanden zijn van metagegevens

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën te kwantificeren:

a)

een algemene indicator (MDi1) ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

MDi1.1, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

ii)

MDi1.2, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

iii)

MDi1.3, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

iv)

MDi1.4, ter kwantificering van het voorhanden zijn van metagegevens voor de DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG en voor elke DRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of er metagegevens voorhanden zijn en kennen die VRG of DRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” als er metagegevens voorhanden zijn;

b)

de waarde „0” als er geen metagegevens voorhanden zijn.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator MDi1 door het aantal VRG’s en DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, te delen door het totale aantal VRG’s en DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

MDi1.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

MDi1.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

c)

MDi1.3 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

d)

MDi1.4 is gelijk aan het aantal DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor metagegevens voorhanden zijn, gedeeld door het totale aantal DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

Artikel 4

Toezicht op de conformiteit van de metagegevens

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen:

a)

een algemene indicator (MDi2), die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

MDi2.1, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

ii)

MDi2.2, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iii)

MDi2.3, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iv)

MDi2.4, die weergeeft in welke mate de metagegevens voor de DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG en voor elke DRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of de betreffende metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, en kennen die VRG of DRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” indien de betreffende metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de waarde „0” indien de betreffende metagegevens niet conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator MDi2 door het aantal VRG’s en DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, te delen door het totale aantal VRG’s en DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

MDi2.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

MDi2.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

c)

MDi2.3 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

d)

MDi2.4 is gelijk aan het aantal DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor de metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

HOOFDSTUK III

TOEZICHT OP DE NALEVING VAN DE BEPALINGEN INZAKE INTEROPERABILITEIT VAN VRG’S

Artikel 5

Toezicht op de geografische dekking van de VRG’s

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om de geografische dekking van de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën te kwantificeren:

a)

een algemene indicator (MSi1) ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

DSi1.1, ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

ii)

DSi1.2, ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën;

iii)

DSi1.3, ter kwantificering van de fractie van het grondgebied van de lidstaten dat wordt bestreken door de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën.

2.   De lidstaten bepalen, voor de VRG’s die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst worden opgevoerd:

a)

de oppervlakte die door een gegeven VRG dient te worden bestreken (hierna „theoretische oppervlakte”), uitgedrukt in km2;

b)

de oppervlakte die door een gegeven VRG daadwerkelijk wordt bestreken (hierna „feitelijke oppervlakte”), uitgedrukt in km2;

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator DSi1 door de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, te delen door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

DSi1.1 is gelijk aan de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gedeeld door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlage vermelde thematische categorieën;

b)

DSi1.2 is gelijk aan de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gedeeld door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlage vermelde thematische categorieën;

c)

DSi1.3 is gelijk aan de som van de feitelijke oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, gedeeld door de som van de theoretische oppervlakten voor alle VRG’s die overeenstemmen met de in die bijlage vermelde thematische categorieën.

Artikel 6

Toezicht op de conformiteit van de VRG’s

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, en in welke mate de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen:

a)

een algemene indicator (DSi2) ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

DSi2.1, ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

ii)

DSi2.2, ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iii)

DSi2.3, ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën conform zijn met de in artikel 7, lid 1, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, alsmede de mate waarin de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of de zij conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en of de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, en kennen die VRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” indien de VRG conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de waarde „0” indien de VRG niet conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen of indien de overeenkomstige metagegevens niet conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator DSi2 door het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, te delen door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

DSi2.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage I bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

DSi2.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage II bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt;

c)

DSi2.3 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt, dat conform is met de in artikel 7, lid 1, bedoelde uitvoeringsbepalingen en waarvoor de overeenkomstige metagegevens conform zijn met de in artikel 5, lid 4, van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlage vermelde thematische categorieën overeenstemt.

HOOFDSTUK IV

TOEZICHT OP DE NALEVING VAN DE BEPALINGEN INZAKE NETWERKDIENSTEN

Artikel 7

Toezicht op de toegankelijkheid van metagegevens via zoekdiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de metagegevens voor de VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, via de in artikel 11, lid 1, onder a), van die richtlijn bedoelde zoekdiensten toegankelijk zijn:

a)

een algemene indicator (NSi1) ter kwantificering van de mate waarin via zoekdiensten gezocht kan worden naar VRG’s en DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën op basis van de overeenkomstige metagegevens;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi1.1, ter kwantificering van de mate waarin via zoekdiensten gezocht kan worden naar VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën op basis van de overeenkomstige metagegevens;

ii)

NSi1.2, ter kwantificering van de mate waarin via zoekdiensten gezocht kan worden naar DRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën op basis van de overeenkomstige metagegevens.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG en voor elke DRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of er een zoekdienst voorhanden is en kennen die VRG of DRG een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” als er een zoekdienst voorhanden is;

b)

de waarde „0” als er geen zoekdienst voorhanden is.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi1 door het aantal VRG’s en DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een zoekdienst voorhanden is, te delen door het totale aantal VRG’s en DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi1.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een zoekdienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

NSi1.2 is gelijk aan het aantal DRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een zoekdienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal DRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

Artikel 8

Toezicht op de toegankelijkheid van VRG’s via raadpleeg- en downloaddiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, via de in artikel 11, lid 1, onder b) en c), van die richtlijn bedoelde raadpleeg- en downloaddiensten toegankelijk zijn:

a)

een algemene indicator (NSi2) ter kwantificering van de mate waarin de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, via raadpleeg- en downloaddiensten kunnen worden geraadpleegd en gedownload;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi2.1, ter kwantificering van de toegankelijkheid de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën via raadpleegdiensten;

ii)

NSi2.2, ter kwantificering van de toegankelijkheid de VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën via downloaddiensten.

2.   De lidstaten bepalen voor elke VRG die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of er een raadpleegdienst en/of een downloaddienst voorhanden is en kennen die VRG de volgende waarden toe:

a)

een waarde „1” als er een raadpleegdienst voorhanden is, dan wel een waarde „0” als een dergelijke dienst niet voorhanden is;

b)

een waarde „1” als er een downloaddienst voorhanden is, dan wel een waarde „0” als een dergelijke dienst niet voorhanden is;

c)

een waarde „1” als er zowel een raadpleegdienst als een downloaddienst voorhanden is, dan wel een waarde „0” als ten minste een van beide diensten niet voorhanden is.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi2 door het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor zowel een raadpleegdienst als een downloaddienst voorhanden is, te delen door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi2.1 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een raadpleegdienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt;

b)

NSi2.2 is gelijk aan het aantal VRG’s dat met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën overeenstemt en waarvoor een downloaddienst voorhanden is, gedeeld door het totale aantal VRG’s dat met de in die bijlagen vermelde thematische categorieën overeenstemt.

Artikel 9

Toezicht op het gebruik van netwerkdiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om toe te zien op het gebruik van de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten:

a)

een algemene indicator (NSi3) ter kwantificering van het gebruik van alle netwerkdiensten;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi3.1, ter kwantificering van het gebruik van zoekdiensten;

ii)

NSi3.2, ter kwantificering van het gebruik van raadpleegdiensten;

iii)

NSi3.3, ter kwantificering van het gebruik van downloaddiensten;

iv)

NSi3.4, ter kwantificering van het gebruik van verwerkingsdiensten;

v)

NSi3.5, ter kwantificering van het gebruik van oproepdiensten.

2.   De lidstaten bepalen, voor elke netwerkdienst die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst worden opgevoerd, het jaarlijkse aantal dienstverzoeken.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi3 door de som van het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle netwerkdiensten te delen door het aantal netwerkdiensten.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi3.1 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle zoekdiensten, gedeeld door het aantal zoekdiensten;

b)

NSi3.2 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle raadpleegdiensten, gedeeld door het aantal raadpleegdiensten;

c)

NSi3.3 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle downloaddiensten, gedeeld door het aantal downloaddiensten;

d)

NSi3.4 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle verwerkingsdiensten, gedeeld door het aantal verwerkingsdiensten;

e)

NSi3.5 is gelijk aan het jaarlijkse aantal dienstverzoeken voor alle oproepdiensten, gedeeld door het aantal oproepdiensten.

Artikel 10

Toezicht op de conformiteit van de netwerkdiensten

1.   De volgende indicatoren worden gebruikt om te kwantificeren in welke mate de in artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde netwerkdiensten conform zijn met de in artikel 16 van die richtlijn bedoelde uitvoeringsbepalingen:

a)

een algemene indicator (NSi4) ter kwantificering van de mate van conform zijn van alle netwerkdiensten met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de volgende specifieke indicatoren:

i)

NSi4.1, ter kwantificering van de mate waarin de zoekdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

ii)

NSi4.2, ter kwantificering van de mate waarin de raadpleegdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iii)

NSi4.3, ter kwantificering van de mate waarin de downloaddiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

iv)

NSi4.4, ter kwantificering van de mate waarin de verwerkingsdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

v)

NSi4.5, ter kwantificering van de mate waarin de oproepdiensten conform zijn met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen.

2.   De lidstaten bepalen voor elke netwerkdienst die in de in artikel 2, lid 1, bedoelde lijst wordt opgevoerd, of hij conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, en kennen die netwerkdienst een van de volgende waarden toe:

a)

de waarde „1” indien de netwerkdienst conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen;

b)

de waarde „0” indien de netwerkdienst niet conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen.

3.   De lidstaten berekenen de algemene indicator NSi4 door het aantal netwerkdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, te delen door het totale aantal netwerkdiensten.

4.   De lidstaten berekenen de specifieke indicatoren als volgt:

a)

NSi4.1 is gelijk aan het aantal zoekdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal zoekdiensten;

b)

NSi4.2 is gelijk aan het aantal raadpleegdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal raadpleegdiensten;

c)

NSi4.3 is gelijk aan het aantal downloaddiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal downloaddiensten;

d)

NSi4.4 is gelijk aan het aantal verwerkingsdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal verwerkingsdiensten;

e)

NSi4.5 is gelijk aan het aantal oproepdiensten dat conform is met de in artikel 16 van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde uitvoeringsbepalingen, gedeeld door het totale aantal oproepdiensten.

Artikel 11

Te verstrekken informatie

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie de volgende informatie:

a)

de waarden van alle algemene en specifieke indicatoren, uitgedrukt als percentages;

b)

de waarden van de tellers en noemers van alle algemene en specifieke indicatoren;

c)

de uit hoofde van artikel 3, lid 2, artikel 4, lid 2, artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 2, artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2, verzamelde gegevens.

2.   De resultaten van het in artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde toezicht hebben betrekking op het toezicht gedurende een kalenderjaar en worden tegen 15 mei van het daaropvolgende jaar bekendgemaakt. Vervolgens worden de resultaten ten minste eens per jaar bijgewerkt.

De resultaten betreffende het in 2009 uitgeoefende toezicht bestrijken de periode vanaf de in artikel 18 genoemde datum tot het einde van dat jaar.

HOOFDSTUK V

VERSLAGLEGGING

Artikel 12

Coördinatie en kwaliteitsborging

1.   Met betrekking tot de coördinatie behelst de in artikel 21, lid 2, onder a), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving de volgende elementen:

a)

naam, contactinformatie, rol en verantwoordelijkheden van het contactpunt van de lidstaat;

b)

naam, contactinformatie, rol en verantwoordelijkheden en organisatieschema van de coördinatiestructuur die het contactpunt van de lidstaat ondersteunt;

c)

een beschrijving van de relaties met derde partijen;

d)

een overzicht van de werkwijzen en -procedures van het coördinatieorgaan;

e)

opmerkingen over het toezichts- en verslagleggingsproces.

2.   Met betrekking tot de organisatie van de kwaliteitsbewaking behelst de in artikel 21, lid 2, onder a), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving de volgende elementen:

a)

een beschrijving van de kwaliteitsbewakingsprocedures, met inbegrip van het onderhoud van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie;

b)

een analyse van de kwaliteitsbewakingsproblemen in samenhang met de ontwikkeling van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, rekening houdend met de algemene en specifieke indicatoren;

c)

een beschrijving van de maatregelen die zijn genomen om de kwaliteitsbewaking van de infrastructuur te verbeteren;

d)

ingeval een certificatiemechanisme is opgezet, een beschrijving van dat mechanisme.

Artikel 13

Bijdrage tot de werking en coördinatie van de infrastructuur

De in artikel 21, lid 2, onder b), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving behelst de volgende elementen:

a)

een overzicht van de diverse belanghebbende partijen die bijdragen tot de uitvoering van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, aan de hand van de volgende typologie: gebruikers, leveranciers van gegevens, verleners van diensten, coördinatieorganen;

b)

een beschrijving van de rol van de diverse belanghebbende partijen bij de ontwikkeling en het onderhoud van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, met inbegrip van hun rol bij de coördinatie van taken, het leveren van gegevens en metagegevens en het beheer, de ontwikkeling en de „hosting” van diensten;

c)

een algemene beschrijving van de belangrijkste maatregelen die zijn genomen om het gezamenlijk gebruik van VRG’s en DRG’s door overheidsinstanties te vergemakkelijken, en een beschrijving van hoe dat gezamenlijk gebruik daardoor is verbeterd;

d)

een beschrijving van de manier waarop de belanghebbende partijen samenwerken;

e)

een beschrijving van de toegang tot de diensten via het Inspire-geoportaal, als bedoeld in artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2007/2/EG.

Artikel 14

Gebruik van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie

De in artikel 21, lid 2, onder c), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde informatie over het gebruik van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie behelst de volgende elementen:

a)

het gebruik van de DRG’s van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie, rekening houdend met de algemene en specifieke indicatoren;

b)

het gebruik door overheidsinstanties van VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën, met bijzondere aandacht voor goede voorbeelden in de context van milieubeleid;

c)

in voorkomend geval, informatie over het gebruik van de infrastructuur voor ruimtelijke informatie door het brede publiek;

d)

voorbeelden van grensoverschrijdende toepassingen en de inspanningen die worden geleverd om de grensoverschrijdende consistentie van VRG’s die overeenstemmen met de in de bijlagen I, II en III van Richtlijn 2007/2/EG vermelde thematische categorieën te verbeteren;

e)

de wijze waarop verwerkingsdiensten worden gebruikt om tot gegevensinteroperabiliteit te komen.

Artikel 15

Regelingen voor de uitwisseling van gegevens

De in artikel 21, lid 2, onder d), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving behelst de volgende elementen:

a)

een overzicht van de regelingen voor de uitwisseling van gegevens die tussen overheidsinstanties tot stand zijn of worden gebracht;

b)

een overzicht van de regelingen voor de uitwisseling van gegevens die tussen overheidsinstanties en Gemeenschapsinstellingen en -organen tot stand zijn of worden gebracht, inclusief voorbeelden van regelingen voor de uitwisseling van gegevens voor een specifieke VRG;

c)

een lijst van de belemmeringen die het gezamenlijk gebruik van VRG’s en DRG’s door overheidsinstanties, en door overheidsinstanties en Gemeenschapsinstellingen en -organen, in de weg staan, alsmede een beschrijving van de acties die worden ondernomen om die belemmeringen uit de weg te ruimen.

Artikel 16

Kosten en baten

De in artikel 21, lid 2, onder e), van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde korte beschrijving behelst de volgende elementen:

a)

een raming van de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG;

b)

voorbeelden van vastgestelde baten, inclusief voorbeelden van positieve effecten op beleidsvoorbereiding, -uitvoering en -evaluatie, voorbeelden van verbeterde dienstverlening aan de burger en voorbeelden van grensoverschrijdende samenwerking.

Artikel 17

Bijwerking van de verslagen

Het in artikel 21, lid 3, van Richtlijn 2007/2/EG bedoelde verslag heeft betrekking op de drie kalenderjaren die aan het verslagleggingsjaar voorafgaan.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 18

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 5 juni 2009.

Artikel 19

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 juni 2009

tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van de bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende vrijstellingen voor toepassingen van lood, cadmium en kwik

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4187)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/443/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (1), en met name op artikel 5, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2002/95/EG moet de Commissie bepaalde gevaarlijke stoffen beoordelen die krachtens artikel 4, lid 1, van die richtlijn verboden zijn.

(2)

Bepaalde materialen en onderdelen die lood en cadmium bevatten, moeten van dat verbod worden vrijgesteld omdat het technisch of wetenschappelijk nog niet haalbaar is om het gebruik van deze gevaarlijke stoffen in die specifieke materialen en onderdelen te staken.

(3)

De vervanging van lood in soldeer voor het solderen van dunne koperdraad met een diameter van ten hoogste 100 μm in transformatoren is nog niet haalbaar.

(4)

Er zijn geen geschikte vervangingsmiddelen beschikbaar voor lood in de metalliseerlaag van hoogspanningsdiodes met een behuizing op basis van zinkboraatglas.

(5)

De vervanging van cadmium en cadmiumoxide in dikfilmpasta, gebruikt op aluminium-gebonden berylliumoxide, is momenteel niet uitvoerbaar.

(6)

Vervangingstechnologieën om analoge geluidsverwerkingscircuits te vervangen om het gebruik van cadmium-gebaseerde optische koppelaars in alle professionele audioapplicaties te vermijden, moeten uiterlijk op 31 december 2009 haalbaar worden.

(7)

De vervanging van kwik, gebruikt als remmer van kathodeverstuiving in gelijkstroom-plasmaschermen met een gehalte van ten hoogste 30 mg per scherm, is momenteel technisch niet haalbaar, maar zou met ingang van 1 juli 2010 haalbaar moeten zijn.

(8)

Richtlijn 2002/95/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2002/95/EG heeft de Commissie de betrokken partijen geraadpleegd.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18 van Richtlijn 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG wordt overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking gewijzigd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 juni 2009.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(2)  PB L 114 van 27.4.2006, blz. 9.


BIJLAGE

Aan de bijlage bij Richtlijn 2002/95/EG worden de volgende punten 33 tot en met 38 toegevoegd:

„33.

Lood in soldeer voor het solderen van dunne koperdraad met een diameter van ten hoogste 100 μm in transformatoren.

34.

Lood in cermet-gebaseerde trimmer-potentiometeronderdelen.

35.

Cadmium in lichtgevoelige weerstanden voor optische koppelaars in professionele audioapparatuur tot en met 31 december 2009.

36.

Kwik, gebruikt als remmer van kathodeverstuiving in gelijkstroom-plasmaschermen met een gehalte van ten hoogste 30 mg per scherm tot 1 juli 2010.

37.

Lood in de metalliseerlaag van hoogspanningsdiodes met een behuizing op basis van zinkboraatglas.

38.

Cadmium en cadmiumoxide in dikfilmpasta, gebruikt op aluminium-gebonden berylliumoxide.”.


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/29


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 juni 2009

tot toewijzing aan de lidstaten van de bedragen die voortvloeien uit de in de artikelen 7 en 10 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad bedoelde modulatie in de jaren 2009 tot en met 2012

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4375)

(2009/444/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (1), en met name op artikel 9, lid 2, eerste alinea, en lid 4, en artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2009/379/EG van de Commissie (2) zijn met name de bedragen vastgesteld die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 7, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde verlagingen van de rechtstreekse betalingen, welke bedragen voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2013 ter beschikking worden gesteld van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

(2)

Bij artikel 10, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (3) zijn de criteria vastgesteld voor de verdeling van de bedragen die uit de modulatie ingevolge lid 1 van dat artikel voortvloeien. De eerstgenoemde bepalingen zijn thans in artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 opgenomen.

(3)

Bij artikel 78 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (4) is, uitgaande van de in artikel 10, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vermelde criteria, de sleutel voor de verdeling van deze bedragen over de lidstaten vastgesteld.

(4)

Bij Beschikking 2006/588/EG van de Commissie (5) zijn de bedragen die voortvloeien uit de modulatie in de jaren 2006 tot en met 2012, aan de lidstaten toegewezen overeenkomstig artikel 10, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Aangezien deze laatste bepalingen thans in artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 zijn opgenomen, worden de bedragen die in de bijlage bij Beschikking 2006/588/EG voor de jaren 2009 tot en met 2012 zijn vermeld, geacht aan de lidstaten te zijn toegewezen overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009. Bijgevolg blijven deze bedragen van toepassing.

(5)

Het resterende bedrag dat uit de toepassing van de in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde modulatie voor de jaren 2009 tot en met 2012 voortvloeit, moet overeenkomstig artikel 9, lid 4, van die verordening aan de lidstaten worden toegewezen; tevens moeten overeenkomstig artikel 10, lid 3, van die verordening de bedragen worden toegewezen die voortvloeien uit de toepassing van de voormelde modulatie in de in artikel 2, onder g), van die verordening genoemde nieuwe lidstaten.

(6)

Duidelijkheidshalve moet Beschikking 2006/588/EG worden ingetrokken en worden vervangen door een nieuwe beschikking.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bedragen die voortvloeien uit de toepassing van vijf procentpunten verlaging voor de jaren 2009 tot en met 2012, worden ter uitvoering van artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 overeenkomstig de tabel van bijlage I bij deze beschikking aan de lidstaten toegewezen.

Artikel 2

De bedragen die voortvloeien uit de toepassing voor de jaren 2009 tot en met 2012 van het gedeelte van de verlaging dat de in artikel 1 van deze beschikking genoemde vijf procentpunten te boven gaat, worden ter uitvoering van artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 73/2009 overeenkomstig de tabel van bijlage II bij deze beschikking aan de lidstaten toegewezen.

Artikel 3

De bedragen van het jaar 2012 die ter uitvoering van artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 aan de in artikel 2, onder g), van die verordening genoemde nieuwe lidstaten worden toegewezen, worden in de tabel van bijlage III bij deze beschikking vastgesteld.

Artikel 4

Beschikking 2006/588/EG wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(2)  PB L 117 van 12.5.2009, blz. 10.

(3)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(4)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18.

(5)  PB L 240 van 2.9.2006, blz. 6.


BIJLAGE I

Toewijzing van de uit de modulatie in de jaren 2009 tot en met 2012 voortvloeiende bedragen aan de lidstaten overeenkomstig artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009

(miljoen EUR)

Lidstaat

2009

2010

2011

2012

België

18,3

18,2

18,2

18,2

Denemarken

33,4

33,4

33,4

33,4

Duitsland

207,5

206,8

206,8

206,8

Ierland

35,2

34,5

34,5

34,7

Griekenland

64,3

61,3

61,3

61,4

Spanje

223,4

217,8

218,4

218,5

Frankrijk

271,8

270,6

270,8

271,0

Italië

144,6

140,2

140,8

140,8

Luxemburg

1,2

1,2

1,2

1,2

Nederland

29,4

28,8

28,8

28,8

Oostenrijk

44,3

43,2

43,3

43,3

Portugal

54,1

52,8

52,8

52,9

Finland

20,6

20,2

20,2

20,2

Zweden

26,0

25,5

25,5

25,5

Verenigd Koninkrijk

136,7

136,3

136,3

136,3


BIJLAGE II

Toewijzing van de uit de modulatie in de jaren 2009 tot en met 2012 voortvloeiende bedragen aan de lidstaten overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 73/2009

(miljoen EUR)

Lidstaat

2009

2010

2011

2012

België

9,3

13,8

18,4

23,2

Denemarken

17,6

25,9

34,3

43,0

Duitsland

115,0

158,5

204,0

250,9

Ierland

17,1

25,6

34,1

42,7

Griekenland

19,6

29,0

38,2

47,3

Spanje

70,1

107,3

141,9

178,8

Frankrijk

132,8

198,0

265,2

335,6

Italië

61,3

78,2

102,0

127,9

Luxemburg

0,6

0,8

1,1

1,4

Nederland

13,3

19,8

26,4

34,2

Oostenrijk

7,3

10,9

14,5

18,1

Portugal

8,8

11,8

15,8

19,8

Finland

6,1

9,1

12,3

15,3

Zweden

10,0

15,2

20,5

25,9

Verenigd Koninkrijk

67,4

100,6

134,3

167,7


BIJLAGE III

Toewijzing van de uit de modulatie in het jaar 2012 voortvloeiende bedragen aan de nieuwe lidstaten overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009

(miljoen EUR)

Lidstaat

2012

Tsjechië

6,3

Litouwen

0,3

Hongarije

5,9

Polen

1,1

Slowakije

2,5


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/33


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2009/445/GBVB VAN DE RAAD

van 9 juni 2009

tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (1), EULEX KOSOVO

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 4 februari 2008 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO (2), vastgesteld. Dit gemeenschappelijk optreden geldt tot 14 juni 2010.

(2)

Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB voorzag in een financieel referentiebedrag dat was bedoeld ter dekking van de uitgaven in verband met de missie tot 14 juni 2009. Het referentiebedrag moet worden verhoogd om de uitgaven van de missie te dekken tot 14 juni 2010.

(3)

Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1.

in artikel 16, wordt het eerste lid vervangen door:

„1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven van EULEX KOSOVO moet dekken bedraagt 265 000 000 EUR.”;

2.

artikel 20 wordt vervangen door:

„Artikel 20

Inwerkingtreding en duur

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het verstrijkt op 14 juni 2010.”.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. JANOTA


(1)  Op grond van Resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

(2)  PB L 42 van 16.2.2008, blz. 92.


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/34


BESLUIT ATALANTA/5/2009 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 10 juni 2009

tot wijziging van Besluit Atalanta/2/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) en van Besluit Atalanta/3/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité betreffende de instelling van het Comité van contribuanten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

(2009/446/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, derde alinea,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1), name op artikel 10, lid 2, betreffende de deelname van derde staten,

Gelet op Besluit Atalanta/2/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité van 21 april 2009 inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) (2) en op Besluit Atalanta/3/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité van 21 april 2009 betreffende de instelling van het Comité van contribuanten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta) (3), en het addendum daarbij (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De operationeel commandant van de Europese Unie heeft op 17 november 2008, 16 december 2008 en 19 maart 2009 conferenties over de opbouw van de troepenmacht en de troepensterkte gehouden.

(2)

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de operationeel commandant van de Europese Unie en het Militair Comité van de Europese Unie inzake een bijdrage van Kroatië, dient de bijdrage van Kroatië te worden aanvaard.

(3)

Overeenkomstig artikel 6 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 1 van Besluit Atalanta/2/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité wordt vervangen door:

„Artikel 1

Bijdragen van derde staten

In aansluiting op de conferenties over de opbouw van de troepenmacht en de troepensterkte worden voor de militaire operatie van de Europese Unie die moet bijdragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en het bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta), de bijdragen van Noorwegen en Kroatië aanvaard.”.

Artikel 2

De bijlage bij Besluit Atalanta/3/2009 van het Politiek en Veiligheidscomité wordt vervangen door:

„BIJLAGE

LIJST VAN DERDE STATEN BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 1

Noorwegen

Kroatië”.

Gedaan te Luxemburg, 10 juni 2009.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

I. ŠRÁMEK


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  PB L 109 van 30.4.2009, blz. 52.

(3)  PB L 112 van 6.5.2009, blz. 9.

(4)  PB L 119 van 14.5.2009, blz. 40.


IV Andere besluiten

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/35


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 387/06/COL

van 13 december 2006

tot wijziging van Besluit nr. 195/04/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betreffende de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in artikel 27 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en het Hof van Justitie wat betreft de standaardformulieren voor de aanmelding van staatssteun

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA,

GELET op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name op de artikelen 61, 62 en 63 en Protocol nr. 26,

GELET op de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (2), en met name op artikel 27 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst,

OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA op 14 juli 2004 haar goedkeuring heeft gehecht aan Besluit nr. 195/04/COL betreffende de uitvoeringsbepalingen als bedoeld in de artikelen 27, 28 en 29 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst (3),

OVERWEGENDE dat bij Besluit nr. 195/04/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een verplicht te gebruiken alomvattend formulier voor de aanmelding van staatssteun werd vastgesteld,

OVERWEGENDE dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nieuwe richtsnoeren inzake regionale steun voor de periode 2007-2013 (4) heeft aangenomen, die van toepassing zijn op alle regionale steun die na 31 december 2006 wordt verleend,

OVERWEGENDE dat, aangezien nieuwe communautaire richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen voor de periode 2007-2013 (5) werden goedgekeurd, de Europese Commissie delen van het aanmeldingsformulier heeft aangepast (6),

OVERWEGENDE dat, aangezien de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nieuwe richtsnoeren voor regionale steun voor de periode 2007-2013 heeft aangenomen, het nodig is delen van het aanmeldingsformulier zoals opgenomen in Besluit nr. 195/04/COL, aan te passen,

NA RAADPLEGING van het Adviescomité inzake overheidssteun bij brief van 21 november 2006 op grond van artikel 29 van deel II van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit nr. 195/04/COL van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de datum van goedkeuring door de Autoriteit.

Artikel 4

Deze beschikking is authentiek in de Engelse taal.

Gedaan te Brussel, 13 december 2006.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Bjørn T. GRYDELAND

Voorzitter

Kristján Andri STEFÁNSSON

Lid van het College


(1)  Hierna „de EER-overeenkomst” genoemd.

(2)  Hierna „de Toezichtovereenkomst” genoemd.

(3)  PB L 139 van 25.5.2006, blz. 37 en het EER-supplement nr. 26 van 25.5.2006, blz. 1.

(4)  Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 85/06/COL van 6 april 2006, nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad. Hoofdstuk 25B van de richtsnoeren regionale steun komt overeen met de Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13).

(5)  Zie voetnoot 4.

(6)  Verordening (EG) nr. 1627/2006 van 24 oktober 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004 wat betreft de standaardformulieren voor de aanmelding van staatssteun (PB L 302 van 1.11.2006, blz. 10).


BIJLAGE

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


11.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 148/55


BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA

Nr. 637/08/COL

van 8 oktober 2008

houdende de zesenzestigste wijziging van de formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun

DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA (1),

GELET OP de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2), en met name op de artikelen 61, 62 en 63, en Protocol nr. 26,

GELET OP de Overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (3), en met name op artikel 24 en artikel 5, lid 2, onder b),

OVERWEGENDE dat de Autoriteit, overeenkomstig artikel 24 van de Toezichtovereenkomst, uitvoering geeft aan de bepalingen inzake overheidssteun van de EER-overeenkomst,

OVERWEGENDE dat de Autoriteit, overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van de Toezichtovereenkomst, mededelingen en richtsnoeren bekendmaakt over aangelegenheden waarop de EER-overeenkomst betrekking heeft, indien die overeenkomst of de Toezichtovereenkomst daarin uitdrukkelijk voorziet of indien de Autoriteit zulks nodig acht,

WIJZEND OP de formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun die op 19 januari 1994 door de Autoriteit zijn vastgesteld (4),

OVERWEGENDE dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen (5) op 8 juli 2008 een mededeling betreffende de verlenging van de kaderregeling inzake overheidssteun aan de scheepsbouw (6) heeft goedgekeurd waarbij de geldigheid van deze kaderregeling verlengd wordt tot 31 december 2011,

OVERWEGENDE dat deze mededeling tevens voor de Europese Economische Ruimte relevant is,

OVERWEGENDE dat een eenvormige toepassing van de EER-regels inzake overheidssteun in de gehele Europese Economische Ruimte dient te worden gewaarborgd,

OVERWEGENDE dat de Autoriteit ingevolge punt II onder de titel „ALGEMEEN” aan het eind van bijlage XV bij de EER-overeenkomst, na overleg met de EG-Commissie besluiten dient vast te stellen die met de besluiten van de EG-Commissie overeenstemmen,

NA RAADPLEGING van de EG-Commissie op 9 september 2008,

EROP WIJZEND dat de Autoriteit de EVA-staten bij schrijven van 9 september 2008 heeft verzocht hun opmerkingen terzake te maken en dat de EVA-staten geen bezwaren hebben geformuleerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De geldigheid van het hoofdstuk in de richtsnoeren inzake overheidssteun aan de scheepsbouw van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt verlengd tot 31 december 2011. Punt 31 van de richtsnoeren inzake overheidssteun aan de scheepsbouw komt als volgt te luiden:

„Deze kaderregeling zal van toepassing zijn van 1 januari 2004 tot uiterlijk 31 december 2011. Zij kan door de Autoriteit tijdens deze periode worden herzien.”.

Voetnoot 1 van de richtsnoeren inzake overheidssteun aan de scheepsbouw komt als volgt te luiden:

„Dit hoofdstuk stemt overeen met de communautaire kaderregeling inzake overheidssteun aan de scheepsbouw (PB C 317 van 30.12.2003, blz. 11), door de Commissie op 24 oktober 2006 (PB C 260 van 28.10.2006, blz. 7), en 8 juli 2008 (PB C 173 van 8.7.2008, blz. 3) gewijzigd.”

Artikel 2

Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek.

Gedaan te Brussel, op 8 oktober 2008.

Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA

Per SANDERUD

De voorzitter

Kristján Andri STEFÁNSSON

Lid van het College


(1)  Hierna de „Autoriteit” genoemd.

(2)  Hierna de „EER-overeenkomst” genoemd.

(3)  Hierna de „Toezichtovereenkomst” genoemd.

(4)  Richtsnoeren voor de toepassing en uitlegging van de artikelen 61 en 62 van de EER-overeenkomst en artikel 1 van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst, aangenomen en uitgevaardigd door de Autoriteit op 19 januari 1994, bekendgemaakt in PB L 231 van 3.9.1994, en EER-supplement nr. 32 van 3.9.1994, blz. 1, laatstelijk gewijzigd op 16 juli 2008 (hierna de „richtsnoeren inzake overheidssteun” genoemd). Een geactualiseerde versie van de richtsnoeren inzake overheidssteun is beschikbaar op de website van de Autoriteit: http://www.eftasurv.int/fieldsofwork/fieldstateaid/state_aid_guidelines/

(5)  Hierna de „EG-Commissie” genoemd.

(6)  PB C 173 van 8.7.2008, blz. 3.