ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.145.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 145

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
10 juni 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (Gecodificeerde versie)

1

 

*

Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (Gecodificeerde versie)

10

 

 

Verordening (EG) nr. 481/2009 van de Commissie van 9 juni 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

15

 

*

Verordening (EG) nr. 482/2009 van de Commissie van 8 juni 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en van Verordening (EG) nr. 883/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO

17

 

*

Verordening (EG) nr. 483/2009 van de Commissie van 9 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 820/2008 houdende vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging ( 1 )

23

 

*

Verordening (EG) nr. 484/2009 van de Commissie van 9 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1975/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling

25

 

*

Verordening (EG) nr. 485/2009 van de Commissie van 9 juni 2009 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat tiludroninezuur en ijzerfumaraat betreft ( 1 )

31

 

 

Verordening (EG) nr. 486/2009 van de Commissie van 9 juni 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

34

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/55/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de belastingvrijstellingen bij definitief binnenbrengen uit een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren (Gecodificeerde versie)

36

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/435/EG

 

*

Besluit nr. 2/2009 van het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs van 16 februari 2009 houdende benoeming van de directeur van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB)

42

 

 

2009/436/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 5 mei 2009 tot correctie van Richtlijn 2008/73/EG tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied

43

 

 

Commissie

 

 

2009/437/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 juni 2009 tot wijziging van Beschikking 2007/268/EG betreffende de in de lidstaten uit te voeren surveillanceprogramma’s voor aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4228)  ( 1 )

45

 

 

2009/438/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 juni 2009 houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van sinaasappelolie in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4232)  ( 1 )

47

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PB L 62 van 15.3.1993)

49

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 385/2009 van de Commissie van 7 mei 2009 tot vervanging van bijlage IX bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn) (PB L 118 van 13.5.2009)

50

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/1


VERORDENING (EG) Nr. 479/2009 VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 14, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2)

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De begrippen „overheid”, „tekort” en „investeringen” zijn in het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten omschreven door verwijzing naar het Europees Stelsel van Economische Rekeningen (ESER) (5), dat is vervangen door het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (hierna „ESR 95” genoemd). Nauwkeurige definities onder verwijzing naar de codes van het ESR 95 zijn nodig. Herziening van deze definities kan plaatsvinden in het kader van de noodzakelijke harmonisatie van de nationale statistieken of om andere redenen. Over elke herziening van het ESER moet door de Raad worden beslist overeenkomstig de bij het Verdrag vastgestelde bevoegdheids- en procedurevoorschriften.

(3)

Onder ESR 95 worden rentestromen die voortvloeien uit swaps en uit termijncontracten met rentevaststelling na afloop geclassificeerd in de financiële rekening en vereisen zij een specifieke behandeling met betrekking tot de gegevens die in het kader van de procedure bij buitensporige tekorten worden verstrekt.

(4)

De in het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten gegeven definitie van het begrip „schuld” dient nader te worden omschreven onder verwijzing naar de codes van het ESR 95.

(5)

De nominale waarde van de financiële derivaten zoals gedefinieerd in het ESR 95, stemt niet overeen met de nominale waarde van de overige schuldinstrumenten. De financiële derivaten mogen om die reden geen deel uitmaken van de verplichtingen die de overheidsschuld vormen die voor de toepassing van het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten wordt gehanteerd. Bij de omrekening in nationale valuta van in vreemde valuta’s luidende verplichtingen ten aanzien waarvan overeenkomsten tot vaststelling van de wisselkoers zijn gesloten, moet met deze koers rekening worden gehouden.

(6)

Het ESR 95 geeft een gedetailleerde definitie van het bruto binnenlands product tegen marktprijzen, die geschikt is voor het berekenen van de in artikel 104 van het Verdrag bedoelde verhoudingen tussen, enerzijds, het overheidstekort en het bruto binnenlands product en, anderzijds, tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product.

(7)

De geconsolideerde rentebetalingen van de overheid vormen een belangrijke indicator voor het toezicht op de ontwikkeling van de begrotingssituatie in de lidstaten. De rentebetalingen houden intrinsiek verband met de overheidsschuld. De overheidsschuld waarvan de lidstaten de Commissie in kennis moeten stellen, moet binnen de sector overheid geconsolideerd zijn. Er moet een onderlinge coherentie worden bewerkstelligd tussen het peil van de overheidsschuld en de rentebetalingen. In de methodologie van het ESR 95 (punt 1.58) wordt erkend dat voor sommige analyses geconsolideerde aggregaten relevanter zijn dan brutocijfers.

(8)

De Commissie moet krachtens het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten de in die procedure te gebruiken statistische gegevens verstrekken.

(9)

De rol van de Commissie in haar hoedanigheid van statistische instantie wordt daarbij vervuld door Eurostat, dat namens de Commissie optreedt. Eurostat is door de Commissie belast met de uitvoering van taken die zij moet vervullen bij de productie van communautaire statistieken en moet als zodanig zijn taken uitvoeren overeenkomstig de beginselen van onpartijdigheid, betrouwbaarheid, relevantie, kosteneffectiviteit, statistische geheimhouding en doorzichtigheid, zoals neergelegd in Besluit 97/281/EG van de Commissie van 21 april 1997 inzake de rol van Eurostat bij de productie van communautaire statistieken (6). De uitvoering door de nationale en communautaire statistische instanties van de Aanbeveling van de Commissie van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire instanties zou het beginsel van professionele onafhankelijkheid, de toereikendheid van de middelen en de kwaliteit van de statistische gegevens ten goede komen.

(10)

Ingevolge Besluit 97/281/EG van de Commissie is Eurostat namens de Commissie belast met de beoordeling van de kwaliteit van de gegevens en voor het verstrekken van gegevens voor de procedure bij buitensporige tekorten.

(11)

De Commissie en de bureaus voor de statistiek van de lidstaten moeten doorlopend contact met elkaar onderhouden om de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende gegevens en van de volgens ESR 95 opgestelde onderliggende overheidsrekeningen per sector te waarborgen.

(12)

Gedetailleerde regels zijn nodig om de snelle en regelmatige kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie (Eurostat) van hun voorziene en feitelijke tekorten en van de omvang van hun schuld te organiseren.

(13)

Volgens artikel 104 C, leden 2 en 3, van het Verdrag moet de Commissie toezien op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten en op basis van criteria met betrekking tot het overheidskort en de overheidsschuld nagaan of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline. Indien een lidstaat niet aan deze of aan één van deze criteria voldoet, moet de Commissie alle relevante factoren in aanmerking nemen. De Commissie dient te onderzoeken of er gevaar is voor een buitensporig tekort in een lidstaat,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DEFINITIES

Artikel 1

1.   Voor de toepassing van het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten en van deze verordening worden de in leden 2 tot en met 6 staande termen gedefinieerd overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (hierna „ESR 95” genoemd), ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 2223/96. De tussen haakjes vermelde codes zijn die van het ESR 95.

2.   „Overheid”: de sector „overheid” (S.13), onderverdeeld in de subsectoren „centrale overheid” (S.1311), „deelstaatoverheid” (S.1312), „lagere overheid” (S.1313) en „wettelijke socialezekerheidsinstellingen” (S.1314), onder uitsluiting van commerciële transacties, zoals gedefinieerd in het ESR 95.

De uitsluiting van commerciële transacties betekent dat de sector „overheid” (S.13) alleen de institutionele eenheden omvat die als hoofdfunctie niet-marktdiensten voortbrengen.

3.   „Overheidstekort (-overschot)”: het vorderingentekort (–) c.q. -overschot (+) (EDP B.9) van de sector „overheid” (S.13) zoals gedefinieerd in het ESR 95. De in het overheidstekort begrepen rente is de rente (2 EDP D.41) zoals gedefinieerd in het ESR 95.

4.   „Overheidsinvesteringen”: de bruto-investeringen in vaste activa (P.51) van de sector „overheid” (S.13), zoals gedefinieerd in het ESR 95.

5.   „Overheidsschuld”: de nominale waarde van alle aan het einde van het jaar uitstaande brutoverplichtingen van de sector „overheid” (S.13), met uitzondering van de verplichtingen waarvan de corresponderende financiële activa door de sector „overheid” (S.13) worden aangehouden.

De overheidsschuld wordt gevormd door de verplichtingen van de overheid in de volgende rubrieken: chartaal geld en deposito’s (AF.2), effecten met uitzondering van aandelen (exclusief financiële derivaten) (AF.33) en leningen (AF.4), overeenkomstig de definities van het ESR 95.

De nominale waarde van een aan het einde van het jaar uitstaande verplichting is de op het schuldbewijs afgedrukte waarde.

De nominale waarde van een aan een indexcijfer gekoppelde verplichting komt overeen met de op het schuldbewijs afgedrukte waarde, aangepast met de uit de indexering voortvloeiende wijziging van de waarde van de hoofdsom aan het einde van het jaar.

Verplichtingen die in vreemde valuta’s luiden of via contractuele overeenkomsten van een vreemde valuta worden gewisseld in een of meer andere vreemde valuta’s worden in die andere vreemde valuta’s omgerekend tegen de in die overeenkomsten bepaalde koers en worden in de nationale valuta omgerekend tegen de representatieve marktkoers op de laatste werkdag van elk jaar.

Verplichtingen die in de nationale valuta luiden en via contractuele overeenkomsten worden gewisseld in een vreemde valuta, worden in die vreemde valuta omgerekend tegen de in die overeenkomsten bepaalde koers, en worden in de nationale valuta omgerekend tegen de representatieve marktkoers op de laatste werkdag van elk jaar.

Verplichtingen die in vreemde valuta’s luiden en via contractuele overeenkomsten worden gewisseld in nationale valuta worden in de nationale valuta omgerekend tegen de in die overeenkomsten bepaalde wisselkoers.

6.   „Bruto binnenlands product”: het bruto binnenlands product tegen marktprijzen (bbpmp) (B.1*g) zoals gedefinieerd is het ESR 95.

Artikel 2

1.   De cijfers betreffende het voorziene overheidstekort en de voorziene overheidsschuld zijn de cijfers die de lidstaten voor het lopende jaar hebben opgesteld. Het zijn de meest recente officiële prognoses, rekening houdend met de meest recente begrotingsbesluiten en economische ontwikkelingen en vooruitzichten Zij moeten zo kort mogelijk voor de indieningstermijn worden opgesteld.

2.   De cijfers betreffende het feitelijke overheidstekort en de omvang van de feitelijke overheidsschuld zijn de geschatte, voorlopige, semidefinitieve of definitieve uitkomsten voor een voorbij jaar. De voorziene gegevens en de feitelijke gegevens moeten een consistente tijdreeks vormen wat de definities en de begrippen betreft.

HOOFDSTUK II

REGELS EN TOEPASSINGSGEBIED VAN DE KENNISGEVING

Artikel 3

1.   De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) tweemaal per jaar in kennis van hun voorziene en feitelijke overheidstekorten en van de omvang van hun voorziene en feitelijke overheidsschuld, de eerste keer voor 1 april van het lopende jaar (jaar n), en de tweede keer voor 1 oktober van jaar n.

De lidstaten delen de Commissie (Eurostat) mee welke nationale instanties belast zijn met de kennisgeving in het kader van de buitensporigtekortprocedure.

2.   Voor 1 april van het jaar n:

a)

stellen de lidstaten de Commissie (Eurostat) in kennis van hun voorziene overheidstekort voor het jaar n, hun meest recente schatting van het feitelijke overheidstekort voor het jaar n-1 en hun feitelijke overheidstekorten voor de jaren n-2, n-3 en n-4;

b)

verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) tegelijkertijd de voorziene gegevens voor het jaar en de feitelijke gegevens voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4 van de desbetreffende begrotingstekorten van hun overheidsrekeningen, volgens de in de lidstaat meest gebruikelijke definitie, en de cijfers waarmee de overgang tussen het begrotingstekort van de overheidsrekeningen en hun overheidstekort voor subsector S.1311 wordt verklaard;

c)

verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) tegelijkertijd de feitelijke gegevens voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4 van de desbetreffende werksaldi en de cijfers waarmee de overgang tussen de werksaldi van elke subsector van de overheid en het overheidstekort van de subsectoren S.1312, S.1313 en S.1314 wordt verklaard;

d)

stellen de lidstaten de Commissie (Eurostat) in kennis van de voorziene omvang van hun overheidsschuld aan het eind van jaar n en van de omvang van hun feitelijke overheidsschuld voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4;

e)

verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) tegelijkertijd voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4 de cijfers waarmee de bijdrage van het overheidstekort en van de andere relevante factoren aan de verandering van de omvang van hun overheidsschuld per subsector wordt verklaard.

3.   Voor 1 oktober van het jaar n:

a)

stellen de lidstaten de Commissie (Eurostat) in kennis van hun bijgewerkte voorziene overheidstekort voor het jaar n en van hun feitelijke overheidstekorten voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4, en voldoen zij aan de bepalingen van lid 2, onder b) en c);

b)

stellen de lidstaten de Commissie (Eurostat) in kennis van de bijgewerkte voorziene omvang van hun overheidsschuld aan het eind van jaar n en de omvang van hun feitelijke overheidsschuld aan het eind van de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4, en voldoen zij aan de bepalingen van lid 2, onder e).

4.   De cijfers betreffende het voorziene overheidstekort die aan de Commissie (Eurostat) worden medegedeeld overeenkomstig de leden 2 en 3, worden uitgedrukt in nationale valuta en in begrotingsjaren.

De cijfers betreffende het feitelijke overheidstekort en de omvang van de feitelijke overheidsschuld die aan de Commissie (Eurostat) worden medegedeeld overeenkomstig de leden 2 en 3, worden uitgedrukt in nationale valuta en in kalenderjaren, met uitzondering van de meest recente schattingen voor het jaar n-1 die mogen worden uitgedrukt in begrotingsjaren.

Ingeval het begrotingsjaar verschilt van het kalenderjaar stellen de lidstaten de Commissie (Eurostat) tevens in kennis van de cijfers betreffende het feitelijke overheidstekort en de omvang van de feitelijke overheidsschuld voor de twee begrotingsjaren die voorafgaan aan het lopende begrotingsjaar.

Artikel 4

De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) volgens de bepalingen van artikel 3, leden 1, 2 en 3, de cijfers betreffende hun uitgaven voor overheidsinvesteringen en hun (geconsolideerde) rente-uitgaven.

Artikel 5

De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) binnen dezelfde termijnen als zijn vastgesteld in artikel 3, lid 1, een prognose van hun bruto binnenlands product voor het jaar n en de feitelijke omvang van hun bruto binnenlands product voor de jaren n-1, n-2, n-3 en n-4.

Artikel 6

1.   De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) in kennis van alle ingrijpende wijzigingen van de cijfers die zij eerder met betrekking tot hun feitelijke en voorziene overheidstekort en overheidsschuld hebben ingediend, zodra die cijfers beschikbaar komen.

2.   Ingrijpende wijzigingen van reeds ingediende cijfers betreffende het feitelijke overheidstekort en de feitelijke overheidsschuld worden goed gedocumenteerd. In elk geval moeten wijzigingen die ertoe leiden dat de in het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten genoemde referentiewaarden worden overschreden, dan wel wijzigingen die ertoe leiden dat een lidstaat de referentiewaarden niet langer overschrijdt, gemeld en goed gedocumenteerd worden.

Artikel 7

De lidstaten maken de cijfers over hun feitelijke overheidstekort en overheidsschuld en de andere gegevens betreffende de afgelopen jaren die zij overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 bij de Commissie (Eurostat) hebben ingediend, bekend.

HOOFDSTUK III

KWALITEIT VAN DE GEGEVENS

Artikel 8

1.   De Commissie (Eurostat) beoordeelt regelmatig de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens en van de volgens het ESR 95 opgestelde onderliggende overheidsrekeningen per sector (hierna „overheidsrekeningen” genoemd). Kwaliteit van de feitelijke gegevens houdt in de inachtneming van de boekhoudregels en de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van de statistische gegevens. Deze beoordeling wordt toegespitst op aspecten die in de lijsten van de lidstaten worden vermeld, zoals de afbakening van de overheidssector, de indeling van overheidstransacties en -schulden, en het moment van de registratie.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) zo spoedig mogelijk de relevante statistische informatie die wordt gevraagd met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van de ingediende gegevens, onverminderd de bepalingen over statistische geheimhouding van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (7).

„Statistische informatie” zoals bedoeld in de eerste alinea, dient beperkt te zijn tot de informatie die strikt noodzakelijk is om te verifiëren in hoeverre aan de ESR-voorschriften is voldaan. Statistische informatie omvat in het bijzonder:

a)

gegevens van de nationale rekeningen;

b)

lijsten;

c)

kennisgevingstabellen in het kader van de buitensporigtekortprocedure;

d)

aanvullende vragenlijsten en verduidelijkingen in verband met de kennisgevingen.

De opmaak van de vragenlijsten wordt vastgesteld door de Commissie (Eurostat), na raadpleging van het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek (hierna „CMFB” genoemd).

3.   De Commissie (Eurostat) brengt regelmatig verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens. In het verslag wordt een algemene beoordeling gegeven van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens, wat betreft de inachtneming van de boekhoudregels en de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van de ingediende gegevens.

Artikel 9

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) een gedetailleerde lijst van de methoden, procedures en bronnen die zij voor de opstelling van de gegevens over het feitelijke tekort en de feitelijke schuld en de onderliggende overheidsrekeningen gebruiken.

2.   De lijsten worden opgesteld volgens de richtsnoeren die de Commissie (Eurostat) in overleg met het Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek heeft aangenomen.

3.   De lijsten worden bijgewerkt na elke herziening van de methoden, procedures en bronnen die de lidstaten voor de opstelling van hun statistische gegevens hebben vastgesteld.

4.   De lidstaten maken hun lijsten bekend.

5.   De in de leden 1, 2 en 3 genoemde kwesties kunnen bij de in artikel 11 bedoelde bezoeken aan de orde worden gesteld.

Artikel 10

1.   Bij twijfel over de correcte uitvoering van de ESR 95 boekhoudregels verzoekt de betrokken lidstaat de Commissie (Eurostat) om verduidelijking. De Commissie (Eurostat) stelt onverwijld een onderzoek in en deelt haar toelichting aan de betrokken lidstaat en in voorkomend geval het CMFB mee.

2.   Indien de Commissie of de betrokken lidstaat van oordeel is dat het gaat om complexe gevallen en kwesties van algemeen belang, neemt de Commissie (Eurostat) een besluit na raadpleging van het CMFB. De Commissie (Eurostat) maakt haar beslissingen en het advies van het CMFB bekend, onverminderd de bepalingen over statistische geheimhouding van Verordening (EG) nr. 322/97.

Artikel 11

1.   De Commissie (Eurostat) staat voortdurend in contact met de bureaus voor de statistiek van de lidstaten. Zij legt daartoe regelmatig in alle lidstaten contactbezoeken en mogelijke methodologische bezoeken af.

2.   De contactbezoeken zijn bedoeld om de ingediende gegevens te evalueren, om de methoden te onderzoeken, de in de lijsten omschreven statistische processen en bronnen te bespreken en om na te gaan of de boekhoudregels worden nageleefd. De contactbezoeken moeten worden benut om risico’s of potentiële problemen in verband met de kwaliteit van de ingediende gegevens aan het licht te brengen.

3.   De methodologische bezoeken mogen niet verder gaan dan het strikt statistische domein, hetgeen tot uitdrukking moet komen in de samenstelling van de in artikel 12 bedoelde delegaties.

De methodologische bezoeken zijn bedoeld om de processen en overheidsrekeningen die tot staving van de ingediende feitelijke gegevens dienen, grondig te controleren en om gedetailleerde conclusies te trekken over de kwaliteit van de ingediende gegevens, als omschreven in artikel 8, lid 1.

Methodologische bezoeken vinden alleen plaats wanneer er bekende ernstige risico’s of potentiële problemen zijn in verband met de kwaliteit van de gegevens, met name wat betreft de methoden, concepten en indelingen die worden toegepast op de gegevens welke de lidstaten verplicht zijn te melden.

4.   Bij het organiseren van contact- en methodologische bezoeken deelt de Commissie (Eurostat) haar voorlopige bevindingen ter kennisgeving aan de betrokken lidstaten mee.

Artikel 12

1.   Bij de methodologische bezoeken aan de lidstaten kan de Commissie (Eurostat) verzoeken om te worden bijgestaan door nationale accountants, op vrijwillige basis voorgesteld door andere lidstaten, en ambtenaren van andere diensten van de Commissie.

De lijst van de nationale accountants wier hulp de Commissie (Eurostat) kan inroepen, wordt samengesteld op basis van de voorstellen die de nationale autoriteiten die met de kennisgeving van buitensporige tekorten belast zijn, aan de Commissie (Eurostat) toezenden.

2.   De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om de methodologische bezoeken te vergemakkelijken. Deze bezoeken moeten worden beperkt tot de nationale autoriteiten die belast zijn met de kennisgeving in het kader van de buitensporigtekortprocedure. De lidstaten zien er evenwel op toe dat hun diensten die direct of indirect bij de opstelling van overheidsrekeningen en gegevens over de schuld betrokken zijn, en indien nodig hun nationale instanties die functioneel belast zijn met de controle van de overheidsrekeningen, de ambtenaren van de Commissie of andere deskundigen bedoeld in lid 1, de voor de uitvoering van hun taken benodigde bijstand verlenen, waaronder de beschikbaarstelling van documenten tot staving van de ingediende gegevens over het feitelijke tekort en de feitelijke schuld en de onderliggende overheidsrekeningen. Geheime gegevens van het nationale statistische systeem mogen alleen aan de Commissie (Eurostat) worden verstrekt.

Onverminderd de algemene verplichting van de lidstaten om alle nodige maatregelen te treffen om de methodologische bezoeken te vergemakkelijken, zijn de aanspreekpunten van de Commissie (Eurostat) voor de methodologische bezoeken zoals bedoeld in de eerste alinea, de diensten die in de respectieve lidstaten belast zijn met de kennisgeving in het kader van de buitensporigtekortprocedure.

3.   De Commissie (Eurostat) ziet erop toe dat haar ambtenaren en de nationale deskundigen die aan deze bezoeken deelnemen aan alle eisen inzake vakbekwaamheid, professionele onafhankelijkheid en inachtneming van de geheimhouding voldoen.

Artikel 13

De Commissie (Eurostat) brengt verslag uit aan het Economisch en Financieel Comité over de resultaten van de contact- en methodologische bezoeken, met inbegrip van eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat over die resultaten. Die verslagen, tezamen met de eventuele opmerkingen van de betrokken lidstaat worden, nadat ze zijn toegezonden aan het Economisch en Financieel Comité, openbaar gemaakt, onverminderd de bepalingen over statistische geheimhouding van Verordening (EG) nr. 322/97.

HOOFDSTUK IV

DOOR DE COMMISSIE (EUROSTAT) VERSTREKTE GEGEVENS

Artikel 14

1.   De Commissie (Eurostat) verstrekt de gegevens over het feitelijke overheidstekort en de feitelijke overheidsschuld en de onderliggende overheidsrekeningen met het oog op de toepassing van het Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten binnen drie weken na de in artikel 3, lid 1 genoemde indieningstermijnen of na een herziening, zoals bedoeld in artikel 6, lid 1. De gegevens worden verstrekt door ze bekend te maken.

2.   De Commissie (Eurostat) stelt de verstrekking van de gegevens van de lidstaten over hun feitelijke overheidstekort en overheidsschuld en de onderliggende overheidsrekeningen niet uit omdat een lidstaat zijn gegevens niet heeft ingediend.

Artikel 15

1.   De Commissie (Eurostat) kan een voorbehoud maken ten aanzien van de kwaliteit van de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens. De Commissie (Eurostat) deelt de betrokken lidstaat en de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité uiterlijk drie werkdagen voor de geplande datum van bekendmaking mee welk voorbehoud zij beoogt te maken en bekend te maken. Indien de kwestie na bekendmaking van de gegevens en het voorbehoud wordt opgelost, wordt onmiddellijk daarna bekendgemaakt dat het voorbehoud is ingetrokken.

2.   Indien er aanwijzingen zijn dat de door de lidstaten ingediende feitelijke gegevens niet in overeenstemming zijn met de eisen van artikel 8, lid 1, van deze verordening, kan de Commissie (Eurostat) deze gegevens wijzigen en de gewijzigde gegevens en een motivering voor de wijziging verstrekken. De Commissie (Eurostat) deelt de betrokken lidstaat en de voorzitter van het Economisch en Financieel Comité uiterlijk drie werkdagen voor de geplande datum van bekendmaking de gewijzigde gegevens en de motivering voor de wijziging mee.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 16

1.   De lidstaten zien erop toe dat de bij de Commissie (Eurostat) ingediende gegevens in overeenstemming met de beginselen van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 322/97 zijn. De nationale bureaus voor de statistiek hebben hierbij tot taak erop toe te zien dat de ingediende gegevens in overeenstemming zijn met artikel 1 van de onderhavige verordening en de onderliggende boekhoudregels van het ESR 95.

2.   De lidstaten treffen alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de ambtenaren die zijn belast met de indiening van de feitelijke gegevens bij de Commissie (Eurostat) en de onderliggende overheidsrekeningen, in overeenstemming met de beginselen van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 322/97 handelen.

Artikel 17

In geval van herziening van het ESR 95 of van aanpassing van de methoden ervan, waarover door het Europees Parlement en de Raad of door de Commissie wordt beslist overeenkomstig de bij het Verdrag en bij Verordening (EG) nr. 2223/96 vastgestelde bevoegdheids- en procedurevoorschriften, neemt de Commissie in de artikelen 1 en 3 van de onderhavige verordening de nieuwe verwijzingen naar het ESR 95 op.

Artikel 18

Verordening (EG) nr. 3605/93 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 19

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  Advies van 21 oktober 2008 (nog niet in het PB bekendgemaakt).

(2)  PB C 88 van 9.4.2008, blz. 1.

(3)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7.

(4)  Zie bijlage I.

(5)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(6)  PB L 112 van 29.4.1997, blz. 56.

(7)  PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad

(PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7)

Verordening (EG) nr. 475/2000 van de Raad

(PB L 58 van 3.3.2000, blz. 1)

Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie

(PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23)

Verordening (EG) nr. 2103/2005 van de Raad

(PB L 337 van 22.12.2005, blz. 1)


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 3605/93

De onderhavige verordening

Afdeling 1

Hoofdstuk I

Artikel 1, leden 1 tot en met 5

Artikel 1, leden 1 tot en met 5

Artikel 2

Artikel 1, lid 6

Artikel 3

Artikel 2

Afdeling 2

Hoofdstuk II

Artikel 4, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 4, lid 2, eerste tot en met vijfde streepje

Artikel 3, lid 2, onder a) tot en met e)

Artikel 4, lid 3, eerste en tweede streepje

Artikel 3, lid 3, onder a) en b)

Artikel 4, lid 4

Artikel 3, lid 4

Artikel 5

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Afdeling 2 A

Hoofdstuk III

Artikel 8 A, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 8 A, lid 2, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, eerste alinea

Artikel 8 A, lid 2, tweede alinea, eerste tot en met vierde streepje

Artikel 8, lid 2, tweede alinea, onder a) tot en met d)

Artikel 8 A, lid 2, derde alinea

Artikel 8, lid 2, derde alinea

Artikel 8 A, lid 3

Artikel 8, lid 3

Artikel 8 B

Artikel 9

Artikel 8 C

Artikel 10

Artikel 8 D, eerste alinea, eerste en tweede zin

Artikel 11, lid 1

Artikel 8 D, eerste alinea, derde zin

Artikel 11, lid 3, derde alinea

Artikel 8 D, tweede alinea, eerste en tweede zin

Artikel 11, lid 2

Artikel 8 D, tweede alinea, derde zin

Artikel 11, lid 3, tweede alinea

Artikel 8 D, tweede alinea, vierde zin

Artikel 11, lid 3, eerste alinea

Artikel 8 D, derde alinea

Artikel 11, lid 4

Artikel 8 E

Artikel 12

Artikel 8 F

Artikel 13

Afdeling 2 B

Hoofdstuk IV

Artikel 8 G

Artikel 14

Artikel 8 H

Artikel 15

Afdeling 2 C

Hoofdstuk V

Artikel 8 I

Artikel 16

Artikel 8 J

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Bijlage I

Bijlage II


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/10


VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 480/2009 VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

tot instelling van een Garantiefonds

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 203,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot instelling van een Garantiefonds (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De algemene begroting van de Europese Unie wordt als gevolg van de garanties op leningen aan derde landen aan toenemende financiële risico’s blootgesteld.

(3)

De Europese Raad van 11 en 12 december 1992 heeft geconcludeerd dat het uit het oogpunt van zorgvuldig begrotingsbeheer en financiële discipline gewenst is een nieuw financieel kader in te stellen, en dat hiertoe een Garantiefonds ingesteld dient te worden ter dekking van de risico’s verbonden aan de leningen en aan de garanties op leningen aan derde landen of ten behoeve van projecten in derde landen. Een Garantiefonds voor de rechtstreekse terugbetaling van de crediteuren van de Gemeenschappen is voor dit doel geëigend.

(4)

Volgens het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een gezond financieel beheer (4) komen de financiële middelen voor het Garantiefonds als verplichte uitgave op de algemene begroting van de Europese Unie te staan.

(5)

De mechanismen maken het mogelijk betalingen te verrichten die voortvloeien uit het beroep op de garantie, met name de voorlopige aanwending van de kasmiddelen die is toegestaan bij artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2000/597/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (5).

(6)

Het is dienstig het Garantiefonds te vormen door geleidelijke overmaking van middelen en later zullen de rente op de beleggingen van het Fonds en nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren waarvoor het Fonds een garantie heeft gehonoreerd, aan het Fonds worden toegewezen.

(7)

Uitgaande van de van de tot dusverre met de werking van het Garantiefonds opgedane ervaring, lijkt een verhouding van 9 % tussen de middelen van het Fonds en de hoofdsom van de gegarandeerde verplichtingen, vermeerderd met de verschuldigde en niet betaalde intresten, toereikend.

(8)

Een overmaking aan het Garantiefonds van 9 % van het bedrag van iedere operatie lijkt voldoende om het streefbedrag te bereiken. De praktische regels voor die overmakingen moeten worden vastgesteld.

(9)

Als het Garantiefonds boven het streefbedrag uitkomt, moet het surplus naar de algemene begroting van de Europese Unie worden teruggeboekt.

(10)

Het is dienstig het financiële beheer van het Garantiefonds toe te vertrouwen aan de Europese investeringsbank (hierna „de EIB” genoemd). Het financiële beheer van het Fonds moet door de Rekenkamer worden gecontroleerd volgens een tussen de Rekenkamer, de Commissie en de EIB overeengekomen procedure.

(11)

De Gemeenschappen hebben leningen en leninggaranties verstrekt aan de toetredingslanden of voor projecten in die landen. Die leningen en garanties zijn gedekt door het Garantiefonds en blijven ook na de toetredingsdatum nog uitstaan of geldig. Aangezien het vanaf die datum niet langer om extern optreden van de Gemeenschappen gaat, moeten die leningen en garanties rechtstreeks door de algemene begroting van de Europese Unie, en niet langer door het Garantiefonds, worden gedekt.

(12)

Het Garantiefonds dekt wanbetalingen in verband met leningen die door de EIB zijn verstrekt en die door de Gemeenschappen worden gegarandeerd op grond van het externe mandaat van de EIB. Overeenkomstig het externe mandaat van de EIB dat op 1 februari 2007 van kracht werd, dekt het Garantiefonds bovendien wanbetalingen in verband met leninggaranties van de EIB die door de Gemeenschappen worden gegarandeerd.

(13)

De Verdragen voorzien voor de vaststelling van deze verordening in geen andere bevoegdheden dan die van artikel 308 van het EG-Verdrag en artikel 203 van het EGA-Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt een Garantiefonds ingesteld, hierna „het Fonds” genoemd, waarvan de middelen bestemd zijn voor het uitbetalen van de crediteuren van de Gemeenschappen indien de nemer van een door de Gemeenschappen toegekende of gegarandeerde lening, of de houder van een door de Europese Investeringsbank, hierna „de EIB” genoemd, verstrekte leninggarantie die door de Gemeenschappen is gegarandeerd, in gebreke blijft.

De in de eerste alinea bedoelde leningen en garanties, hierna „operaties” genoemd, komen een derde land ten goede of dienen ter financiering van projecten in derde landen.

Alle operaties ten gunste van een derde land of ter financiering van projecten in een derde land vallen buiten het toepassingsgebied van deze verordening vanaf de datum waarop dat land tot de Europese Unie toetreedt.

Artikel 2

Het Fonds ontvangt zijn middelen uit:

één jaarlijkse overmaking uit de algemene begroting van de Europese Unie, overeenkomstig de artikelen 5 en 6;

rente over de belegging van de beschikbare middelen van het Fonds;

nabetalingen door in gebreke gebleven debiteuren, voor zover het Fonds de garantie heeft gehonoreerd.

Artikel 3

De middelen van het Fonds moeten een voldoende hoog niveau bereiken, hierna „streefbedrag” genoemd.

Het streefbedrag wordt vastgesteld op 9 % van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen van de Gemeenschappen die voortvloeien uit elke operatie, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde intresten.

Aan het begin van het jaar „n” wordt het verschil berekend tussen het streefbedrag en de waarde van de netto-activa van het Fonds aan het einde van het jaar „n-1”. Indien er sprake is van een surplus, dan wordt dit in één enkele transactie naar een speciaal begrotingsonderdeel in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie van het jaar „n + 1” teruggeboekt.

Artikel 4

Na de toetreding van een nieuwe lidstaat tot de Europese Unie wordt het streefbedrag verminderd met een bedrag dat op basis van de in artikel 1, derde alinea, bedoelde operaties wordt berekend.

Om de omvang van de vermindering te berekenen, wordt het op de toetredingsdatum geldende percentage als bedoeld in artikel 3, tweede alinea, toegepast op het bedrag van de bedoelde operaties die op die datum nog uitstaan.

Het surplus wordt teruggeboekt naar een specifiek begrotingsonderdeel in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie.

Artikel 5

Aan het begin van het jaar „n” wordt het verschil berekend tussen het streefbedrag en de waarde van de netto-activa van het Fonds aan het einde van het jaar „n-1”. Het vereiste voorzieningsbedrag wordt in het jaar „n + 1” in één enkele transactie uit de algemene begroting van de Europese Unie aan het Fonds overgemaakt.

Artikel 6

1.   Indien, als gevolg van een of meer wanbetalingen, tijdens het jaar „n-1” een bedrag van meer dan 100 miljoen EUR vereist is voor het honoreren van garanties, wordt het deel van het bedrag dat hoger is dan 100 miljoen EUR vanaf het jaar „n + 1” en in de daaropvolgende jaren in jaarlijkse tranches aan het Fonds overgemaakt totdat het volledig is teruggestort (afvlakkingsmechanisme). De omvang van de jaarlijkse tranche is het kleinste van de volgende twee bedragen:

100 miljoen EUR, of

het resterende verschuldigde bedrag volgens het afvlakkingsmechanisme.

Alle bedragen, voortvloeiende uit het honoreren van garanties in de jaren voorafgaande aan het jaar „n-1”, die nog niet geheel volgens het afvlakkingsmechanisme zijn teruggestort, worden terugbetaald voordat het afvlakkingsmechanisme voor wanbetalingen die zich in het jaar „n-1” of in de daarop volgende jaren voordoen, in werking treedt. Deze restbedragen zullen in mindering worden gebracht op het maximumbedrag dat jaarlijks op de algemene begroting van de Europese Unie kan worden verhaald, totdat het bedrag volledig aan het Fonds is terugbetaald.

2.   De op dit afvlakkingsmechanisme gebaseerde berekeningen staan los van de in artikel 3, derde alinea, en artikel 5 bedoelde berekeningen. Dit neemt evenwel niet weg dat zij samen in één jaarlijkse overdracht resulteren. Voor het uitvoeren van de berekeningen overeenkomstig de artikelen 3 en 5 worden de krachtens dit afvlakkingsmechanisme uit de algemene begroting van de Europese Unie over te maken bedragen als netto-activa van het Fonds behandeld.

3.   Indien de middelen van het Fonds ten gevolge van het honoreren van garanties wegens een of meer aanzienlijke wanbetalingen dalen tot minder dan 80 % van het streefbedrag, stelt de Commissie de begrotingsautoriteit daarvan in kennis.

4.   Indien de middelen van het Fonds ten gevolge van het honoreren van garanties wegens een of meer aanzienlijke wanbetalingen dalen tot minder dan 70 % van het streefbedrag, dient de Commissie een verslag in over de uitzonderingsmaatregelen die eventueel vereist zijn om het Fonds weer aan te vullen.

Artikel 7

De Commissie vertrouwt het financiële beheer van het Fonds, in het kader van een mandaat namens de Gemeenschappen, toe aan de EIB.

Artikel 8

De Commissie zendt het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer uiterlijk op 31 mei van het volgende begrotingsjaar een jaarverslag toe over de stand van het Fonds en het beheer ervan tijdens het voorgaande begrotingsjaar.

Artikel 9

De jaarrekening en de financiële balans van het Fonds worden gevoegd bij de jaarrekening en de financiële balans van de Gemeenschappen.

Artikel 10

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  Advies van 18 november 2008 (nog niet in het PB bekendgemaakt).

(2)  PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1.

(3)  Zie bijlage I.

(4)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(5)  PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1.


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad

(PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1149/1999 van de Raad

(PB L 139 van 2.6.1999, blz. 1)

Verordening (EG, Euratom) nr. 2273/2004 van de Raad

(PB L 396 van 31.12.2004, blz. 28)

Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad

(PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1)


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94

De onderhavige verordening

Artikelen 1, 2 en 3

Artikelen 1, 2 en 3

Artikel 3 bis

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10, eerste alinea

Artikel 11

Artikel 10, tweede alinea

Bijlage I

Bijlage II


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/15


VERORDENING (EG) Nr. 481/2009 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

32,7

MK

43,9

TR

53,5

ZZ

43,4

0707 00 05

JO

162,3

MK

24,8

TR

118,1

ZZ

101,7

0709 90 70

TR

111,0

ZZ

111,0

0805 50 10

AR

69,4

TR

60,0

ZA

64,5

ZZ

64,6

0808 10 80

AR

81,1

BR

71,1

CA

69,7

CL

80,1

CN

88,3

NA

101,9

NZ

97,9

US

115,8

ZA

77,5

ZZ

87,0

0809 10 00

TN

161,5

TR

173,7

ZZ

167,6

0809 20 95

TR

177,9

US

453,6

ZZ

315,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/17


VERORDENING (EG) Nr. 482/2009 VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en van Verordening (EG) nr. 883/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit de Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name op artikel 91,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), en met name op artikel 42,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1698/2005, waarbij het rechtskader voor de steun voor plattelandsontwikkeling uit het ELFPO in de hele Gemeenschap wordt vastgesteld, is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 473/2009 van 25 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3) om rekening te houden met het Europees economisch herstelplan, dat door de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst op 11 en 12 december 2008 is goedgekeurd.

(2)

Daarom moet Verordening (EG) nr. 1974/2006 (4) van de Commissie met de nodige nieuwe uitvoeringsbepalingen worden aangevuld.

(3)

Op grond van artikel 70, lid 4 ter, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 mogen de lidstaten in 2009 het percentage van de uit het ELFPO verleende bijdrage verhogen mits de totale procentuele bijdrage uit het ELFPO zoals vastgesteld in artikel 70, lid 3, van die verordening gedurende de hele programmeringsperiode in acht wordt genomen. Hiertoe dient de procedure te worden vastgesteld uit hoofde waarvan de lidstaten van deze mogelijkheid gebruik kunnen maken, alsook het mechanisme waarmee zal worden gewaarborgd dat het totaalbedrag van de procentuele bijdrage uit het ELFPO over de hele programmeringsperiode in acht zal worden genomen.

(4)

Teneinde de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën en in het bijzonder de werking van plaatselijke groepen in de zin van artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 te vergemakkelijken, dient te worden voorzien in de mogelijkheid om voorschotten voor de beheerskosten van deze groepen te betalen.

(5)

Gelet op het algemene milieuvoordeel dat voortvloeit uit de overdracht van een bedrijf of een deel daarvan aan een organisatie voor natuurbeheer, dienen lidstaten te worden gemachtigd de begunstigde vrij te stellen van terugbetaling wanneer de organisatie de verbintenis die is aangegaan als voorwaarde voor de toekenning van steun, niet overneemt.

(6)

De uitvoering van acties betreffende investeringen in het kader van onderhoud, herstel en opwaardering van het natuurlijk erfgoed en de ontwikkeling van gebieden met een hoge natuurwaarde als bedoeld in artikel 57, onder a), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, moet worden vergemakkelijkt. De lidstaten dienen derhalve te worden gemachtigd het steunniveau voor dergelijke acties vast te stellen op basis van normbedragen voor kosten en standaardveronderstellingen over gederfde inkomsten, zoals reeds het geval is voor soortgelijke acties op grond van artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1974/2006.

(7)

Opdat de lidstaten in aanmerking kunnen komen voor artikel 70, lid 4 ter, van Verordening (EG) nr. 1698/2005, dient de methode voor de berekening van de communautaire bijdrage in het kader van de rekeningen van het ELFPO, zoals vastgesteld in Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie (5) te worden aangepast.

(8)

De Verordeningen (EG) nr. 1974/2006 en (EG) nr. 883/2006 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Met het oog op coherentie met de datum van toepassing van Verordening (EG) nr. 473/2009, waarop de onderhavige verordening een aanvulling vormt, dient de onderhavige verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2009. Deze toepassing met terugwerkende kracht mag geen afbreuk doen aan het beginsel van rechtszekerheid voor de betrokken begunstigden.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling en het Comité voor de landbouwfondsen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1974/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 6, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

na punt b) wordt het volgende punt ingevoegd:

„b bis)

herzieningen van het financieringsplan met betrekking tot de tenuitvoerlegging van artikel 70, lid 4 ter), van Verordening (EG) nr. 1698/2005;”;

b)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

andere, niet onder de punten a), b) en b bis) van het onderhavige lid vallende veranderingen”.

2)

Na artikel 8 wordt het volgende artikel ingevoegd:

„Artikel 8 bis

1.   Lidstaten die voornemens zijn herzieningen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van artikel 70, lid 4 ter, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 aan te brengen, delen de Commissie een gewijzigd financieringsplan mee met daarin de in 2009 toe te passen verhoogde percentages van de uit het ELFPO verleende bijdrage.

De in artikel 9 van de onderhavige verordening vastgestelde procedure is van toepassing op overeenkomstig de eerste alinea meegedeelde herzieningen.

2.   Na ontvangst van de laatste uitgavendeclaratie voor 2009, die overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2006 (6) van de Commissie uiterlijk op 31 januari 2010 moet worden ingediend, berekent de Commissie de maximumpercentages van de uit het ELFPO verleende bijdrage die kunnen worden toegepast voor het resterende deel van de programmeringsperiode zonder dat de maximale procentuele bijdrage uit het ELFPO zoals vastgesteld in artikel 70, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt overschreden. De details en de uitkomst van die berekening worden uiterlijk op 15 februari 2010 aan de lidstaten meegedeeld.

3.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 15 maart 2010 een nieuw financieringsplan mee met daarin de nieuwe percentages van de uit het ELFPO verleende bijdrage voor de resterende programmeringsperiode, die in overeenstemming zijn met de door de Commissie overeenkomstig lid 2 berekende maximumpercentages.

Heeft een lidstaat het nieuwe financieringsplan niet uiterlijk op deze datum meegedeeld of is het meegedeelde financieringsplan niet in overeenstemming met de door de Commissie berekende maximumpercentages, dan worden deze laatste automatisch van toepassing op het plattelandsontwikkelingsprogramma van die lidstaat vanaf de declaratie van de door het betaalorgaan in het eerste kwartaal van 2010 verrichte uitgaven tot de indiening van een herzien financieringsplan dat in overeenstemming is met de door de Commissie berekende cofinancieringspercentages.

3)

Artikel 38 wordt vervangen door:

„Artikel 38

1.   De kosten van het beheer van plaatselijke groepen als bedoeld in artikel 63, onder c), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 komen voor communautaire steun in aanmerking tot ten hoogste 20 % van de totale overheidsuitgaven voor de plaatselijke ontwikkelingsstrategie.

2.   Plaatselijke groepen kunnen de bevoegde betaalorganen verzoeken om betaling van een voorschot wanneer het plattelandsontwikkelingsprogramma in deze mogelijkheid voorziet. Het voorschot mag niet meer dan 20 % van de overheidssteun voor de beheerskosten bedragen en mag pas worden betaald nadat een bankgarantie of een gelijkwaardige garantie ten belope van 110 % van het voor te schieten bedrag is gesteld. De zekerheid wordt uiterlijk op de datum van afsluiting van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie vrijgegeven.

Artikel 26, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie (7) is niet van toepassing op de in de eerste alinea bedoelde betaling.

4)

Aan artikel 44, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

„c)

indien het bedrijf geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen aan een organisatie voor natuurbeheer met het oog op de instandhouding van het milieu, mits de overdracht gericht is op een permanente verandering van grondgebruik ter bescherming van de natuur en een significant milieuvoordeel oplevert.”;

5.

Artikel 53, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   In voorkomend geval kunnen de lidstaten de hoogte van de steun waarin is voorzien bij artikel 31, de artikelen 37 tot en met 41 en de artikelen 43 tot en met 49 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, vaststellen op basis van normbedragen voor kosten en standaardveronderstellingen over gederfde inkomsten.

Onverminderd de materiële en procedurele voorschriften inzake staatssteun geldt de eerste alinea ook voor investeringen in het kader van onderhoud, herstel en opwaardering van het natuurlijk erfgoed en de ontwikkeling van gebieden met een hoge natuurwaarde als bedoeld in artikel 57, onder a), van Verordening (EG) nr. 1698/2005.”

6.

De bijlagen II en VII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Aan artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 883/2006 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

„In afwijking van de eerste alinea wordt de communautaire bijdrage voor door de lidstaten tussen 1 april en 31 december 2009 betaalde uitgaven berekend op basis van het financieringsplan dat van kracht was op de laatste dag van de referentieperiode.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(3)  PB L 144 van 9.6.2009, blz. 3.

(4)  PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15.

(5)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(6)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1”.

(7)  PB L 368 van 23.12.2006, blz. 74”.


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1974/2006 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II. A, punt 6.3, wordt vervangen door:

„6.3.

Indicatieve begrotingsmiddelen voor de in artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde concrete acties in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013 (in artikel 16 bis, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde bijdrage tot de in artikel 69, lid 5 bis, van die verordening bedoelde bedragen)

As/maatregel

Bijdrage uit het ELFPO voor de periode 2009-2013

Zwaartepunt 1

Maatregel 111

Maatregel …

Totaal as 1

Zwaartepunt 2

Maatregel 211

Maatregel …

Totaal as 2

Zwaartepunt 3

Maatregel 311

Maatregel 321

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

Maatregel …

Totaal as 3

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

Zwaartepunt 4

Maatregel 411

Maatregel 413

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

Maatregel …

Totaal as 4

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

Totaal programma

 

Totaal assen 1, 2, 3 en 4 met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

Totaal assen 3 en 4 met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten”

 

2)

Bijlage VII.A wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Elke lidstaat die overeenkomstig artikel 69, lid 5 bis, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 aanvullende financiering ontvangt, neemt, voor het eerst in het jaarverslag dat in 2010 wordt ingediend, een afzonderlijk hoofdstuk op dat met betrekking tot de concrete acties die verband houden met de bij artikel 16 bis, lid 1, van die verordening vastgestelde prioriteiten, ten minste dezelfde analyse bevat als die welke in de eerste alinea wordt bedoeld.”;

b)

punt 3 bis wordt vervangen door:

„3 bis

De financiële uitvoering van het programma wat de met de nieuwe uitdagingen en breedbandinfrastructuur verband houdende concrete acties betreft, waarbij per maatregel opgave wordt gedaan van de uitgaven die op of na 1 januari 2009 voor soorten van concrete acties als bedoeld in artikel 16 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 aan begunstigden zijn betaald, tot maximaal de bedragen als bedoeld in artikel 69, lid 5 bis, van die verordening.

De tabel waarin de financiële uitvoering van die soorten van concrete acties wordt samengevat, bevat ten minste de volgende informatie:

As/maatregel

Betalingen in het jaar N

Gecumuleerde betalingen in de periode 2009-jaar N

Maatregel 111

Maatregel …

 

 

Totaal as 1

Maatregel 211

Maatregel …

 

 

Totaal as 2

Maatregel 311

Maatregel 321

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

 

 

Maatregel …

 

 

Totaal as 3

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

 

Maatregel 411

 

Maatregel 413

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

 

 

Maatregel …

 

 

Totaal as 4

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

Totaal programma

Totaal assen 1, 2, 3 en 4 met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder a) tot en met f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

Totaal assen 3 en 4 met betrekking tot de in artikel 16 bis, lid 1, onder g), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde prioriteiten

…”


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/23


VERORDENING (EG) Nr. 483/2009 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 820/2008 houdende vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (1), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2320/2002 moet de Commissie, voor zover nodig, maatregelen vaststellen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging in de hele Gemeenschap. Deze maatregelen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 820/2008 (2).

(2)

De in Verordening (EG) nr. 820/2008 vastgestelde beperkingen met betrekking tot de vloeistoffen die mogen worden meegenomen door passagiers die aankomen op vluchten uit derde landen en die overstappen op luchthavens in de Gemeenschap, moeten opnieuw worden bekeken in het licht van de technische ontwikkelingen, de gevolgen voor de werking van de luchthavens en de gevolgen voor de passagiers.

(3)

Uit dit nieuwe onderzoek is gebleken dat de beperkingen op vloeistoffen die mogen worden meegenomen door passagiers die aankomen op vluchten uit derde landen en die overstappen op luchthavens in de Gemeenschap, bepaalde operationele problemen in deze luchthavens tot gevolg hebben en ongemak voor de betrokken passagiers veroorzaken.

(4)

De Commissie heeft met name bepaalde beveiligingsnormen in luchthavens van derde landen gecontroleerd en is tot de conclusie gekomen dat deze normen toereikend zijn; de landen in kwestie hebben in het verleden ook steeds goed samengewerkt met de Gemeenschap en haar lidstaten. De Commissie heeft dan ook besloten stappen te ondernemen om de bovenvermelde problemen te verlichten, in het geval van passagiers die vloeistoffen bij zich hebben die ze in de vermelde luchthavens in die landen hebben verkregen.

(5)

Verordening (EG) nr. 820/2008 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake beveiliging van de burgerluchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijvoegsel 1 bij Verordening (EG) nr. 820/2008 wordt gewijzigd zoals uiteengezet in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1.

(2)  PB L 221 van 19.8.2008, blz. 8.


BIJLAGE

De volgende tekst wordt toegevoegd aan bijvoegsel 1:

„—

de Republiek Korea:

Seoul Incheon (ICN) airport

Pusan Gimhae (PUS) airport”.


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/25


VERORDENING (EG) Nr. 484/2009 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1975/2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name op artikel 51, lid 4, artikel 74, lid 4, en artikel 91,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In verband met de wijzigingen die zijn aangebracht in Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij de Verordeningen (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 73/2009 van de Raad, en inzake de randvoorwaarden waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (2), moeten de verwijzingen naar die verordening die zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie (3), worden geactualiseerd.

(2)

Voorts is Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (4) van toepassing sinds 1 januari 2009. Verordening (EG) nr. 1975/2006 moet derhalve worden aangepast om te zorgen voor de nodige verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 73/2009.

(3)

Blijkens de ervaring zijn er in Verordening (EG) nr. 1975/2006 enerzijds leemten en anderzijds achterhaalde bepalingen die met het oog op een correct begrip en de coherentie van de tekst moeten worden aangevuld, respectievelijk geschrapt.

(4)

Sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 796/2004 zoals de in artikel 23 bis opgenomen bepalingen op grond waarvan controles ter plaatse mogen worden aangekondigd, de in artikel 68 opgenomen bepalingen waarbij uitzonderingen op de toepassing van kortingen en uitsluitingen zijn vastgesteld, en de in artikel 71, lid 2, opgenomen bepalingen dienen algemeen van toepassing te worden verklaard voor de doeleinden van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

(5)

Duidelijkheidshalve dient ten behoeve van de toepassing van de in deel II, titel I, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgestelde controlevoorschriften inzake plattelandsontwikkelingssteun voor bepaalde maatregelen van as 2 en van as 4 te worden verwezen naar de in Verordening (EG) nr. 796/2004 opgenomen definitie van en beginselen met betrekking tot percelen landbouwgrond.

(6)

Wat de controles ter plaatse inzake de in artikel 36, onder a), iv), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregel betreft, dient te worden verduidelijkt dat het vereiste minimum van 5 % moet worden bereikt op het niveau van de maatregel.

(7)

Blijkens de ervaring moeten sommige bepalingen worden verduidelijkt, vooral op het gebied van de kortingen bij een te hoge opgave voor bepaalde oppervlakte- of diergebonden maatregelen en de cumulatie van kortingen.

(8)

Op sommige plaatsen waar met betrekking tot het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) sprake is van het ELFPO-jaar, dient „ELFPO-jaar” duidelijkheidshalve te worden veranderd in „kalenderjaar”.

(9)

De in Verordening (EG) nr. 1975/2006 opgenomen bepalingen betreffende de selectie van de steekproef voor controles op de naleving van de randvoorwaarden moeten opnieuw worden geformuleerd om rekening te houden met het gewijzigde artikel 45 van Verordening (EG) nr. 796/2004, en ook moet een nieuwe werkwijze worden toegevoegd om het controlesysteem doeltreffender te maken.

(10)

Met het oog op een samenhangende toepassing van de kortingen in het geval van nalatigheid of van een opzettelijke niet-naleving is het nodig aan te geven tot welk terrein van de randvoorwaarden de in artikel 39, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen moeten worden gerekend.

(11)

De volgorde waarin de kortingen moeten worden toegepast in het geval dat in het kader van de controle op de naleving van de randvoorwaarden sprake is van een cumulatie van kortingen, dient te worden gewijzigd om voor een logischere opeenvolging te zorgen.

(12)

Opdat ook in het geval van de niet-oppervlaktegebonden of diergebonden maatregelen verslag zal worden gedaan over de controles ter plaatse, dient te worden bepaald dat een controleverslag moet worden opgesteld over de controles ter plaatse die betrekking hebben op de steun voor as 1 en as 3 en voor bepaalde maatregelen van as 2 en van as 4.

(13)

Blijkens de ervaring moeten de voorschriften inzake de jaarlijkse mededelingen worden verduidelijkt.

(14)

Gegevens over de resultaten van welke soorten van controles dan ook moeten beschikbaar worden gesteld aan alle betaalorganen die met het beheer van de verschillende steunregelingen zijn belast, zodat die betaalorganen tegelijkertijd randvoorwaarden- en subsidiabiliteitskortingen kunnen toepassen wanneer daar volgens de bevindingen reden voor is.

(15)

Verordening (EG) nr. 1975/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Om de lidstaten voldoende tijd te geven voor de aanpassing van hun controleprocedures en om de boekhoudproblemen te voorkomen die zich zouden kunnen voordoen als de onderhavige verordening in het midden van het jaar van toepassing wordt, moet worden bepaald dat de onderhavige verordening van toepassing is met ingang van 1 januari 2010. Evenwel dient, ter wille van de rechtszekerheid, de op artikel 138, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen (5) gebaseerde afwijking betreffende de kortingen die geldt voor de begunstigden in de lidstaten die de regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, te worden gehandhaafd voor de steunaanvragen voor het kalenderjaar 2009.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1975/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

„Artikel 2

Toepassing van Verordening (EG) nr. 796/2004

Onverminderd de specifieke bepalingen van de onderhavige verordening, zijn de artikelen 5, 22 en 23, artikel 23 bis, lid 1, de artikelen 68 en 69, artikel 71, lid 2, en artikel 73 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van overeenkomstige toepassing.”.

2.

Artikel 7 komt als volgt te luiden:

„Artikel 7

Toepassing van Verordening (EG) nr. 796/2004

In het kader van deze titel zijn artikel 2, punten 10, 22 en 23, artikel 9, artikel 14, lid 1 bis, en de artikelen 18 en 21 van Verordening (EG) nr. 796/2004 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2, lid 1 bis, artikel 6, lid 1, en artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 796/2004 zijn eveneens van overeenkomstige toepassing. Voor de in artikel 36, onder b), iii), iv) en v), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregelen kunnen de lidstaten evenwel passende alternatieve systemen vaststellen voor de unieke identificatie van de grond waarop de steun betrekking heeft.”.

3.

In artikel 8 komt lid 3 als volgt te luiden:

„3.   Artikel 11, lid 3, en de artikelen 12, 15 en 20 van Verordening (EG) nr. 796/2004 zijn van overeenkomstige toepassing voor de betalingsaanvragen in het kader van de onderhavige titel. De betalingsaanvraag bevat de in artikel 12, lid 1, onder d), van die verordening bedoelde gegevens ook voor geen landbouwgrond zijnde grond waarvoor steun wordt aangevraagd.”.

4.

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   Het totale aantal controles ter plaatse die verband houden met de in een bepaald kalenderjaar ingediende betalingsaanvragen, betreft ten minste 5 % van alle begunstigden die een verbintenis moeten nakomen in het kader van één of meer van de onder deze titel vallende maatregelen. In het geval van de in artikel 36, onder a), iv), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregel moet evenwel op het niveau van de maatregel aan deze minimumeis worden voldaan.

Aanvragers van wie de aanvraag blijkens de administratieve controles niet aan de subsidiabiliteitscriteria voldoet, maken geen deel uit van het totale aantal begunstigden zoals bedoeld in de eerste alinea.”;

b)

lid 3 komt als volgt te luiden:

„3.   De in lid 1, eerste alinea, van het onderhavige artikel bedoelde steekproef voor controles wordt geselecteerd overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 796/2004.”.

5.

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 komen als volgt te luiden:

„1.   De grondslag voor de berekening van de steun in het kader van de oppervlaktegebonden maatregelen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 50, leden 1, 3 en 7, van Verordening (EG) nr. 796/2004.

Voor de toepassing van het onderhavige artikel worden de door een begunstigde aangegeven oppervlakten waarvoor in het kader van een bepaalde oppervlaktegebonden maatregel de hoogte van de ontvangen steun dezelfde is, als één gewasgroep beschouwd. Worden degressieve steunbedragen gebruikt, dan wordt evenwel het gemiddelde van die waarden voor de respectieve aangegeven oppervlakten in aanmerking genomen.

Indien voor de subsidiabele oppervlakte een bovengrens of een maximum is vastgesteld, wordt het in de steunaanvraag vermelde aantal hectaren tot die bovengrens of dat maximum verlaagd.

2.   Indien de met het oog op betaling voor de betrokken gewasgroep aangegeven oppervlakte groter is dan de overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 796/2004 geconstateerde oppervlakte, wordt de steun berekend op basis van de geconstateerde oppervlakte, verminderd met tweemaal het verschil indien dat verschil meer dan 3 % van de geconstateerde oppervlakte of meer dan twee hectare, maar niet meer dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte bedraagt.

Bedraagt het verschil meer dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte, dan wordt voor de betrokken gewasgroep geen steun toegekend.

Bedraagt het verschil meer dan 50 %, dan wordt de begunstigde nogmaals van het ontvangen van steun uitgesloten tot het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 796/2004 geconstateerde oppervlakte.”;

b)

lid 3 wordt geschrapt;

c)

lid 4 komt als volgt te luiden:

„4.   In afwijking van lid 2 en lid 3, eerste alinea, van het onderhavige artikel geldt voor de begunstigden in de lidstaten die de bij artikel 122 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (6) vastgestelde regeling inzake één enkele areaalbetaling toepassen, dat in het geval dat voor de steunaanvragen voor het kalenderjaar 2009 het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte meer dan 3 % maar niet meer dan 30 % van de geconstateerde oppervlakte bedraagt, het toe te kennen bedrag met tweemaal het vastgestelde verschil wordt verlaagd.

Bedraagt het verschil meer dan 30 % van de geconstateerde oppervlakte, dan wordt voor het kalenderjaar 2009 geen steun toegekend.

d)

de leden 5 en 6 komen als volgt te luiden:

„5.   Indien een verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 796/2004 geconstateerde oppervlakte het gevolg is van opzettelijk begane onregelmatigheden en meer dan 0,5 % van de geconstateerde oppervlakte of meer dan één hectare bedraagt, wordt de begunstigde uitgesloten van de steun waarop hij overeenkomstig dat lid 3 voor het betrokken kalenderjaar in het kader van de betrokken oppervlaktegebonden maatregel aanspraak had kunnen maken.

Bovendien wordt de begunstigde in het geval dat dat verschil meer dan 20 % van de geconstateerde oppervlakte bedraagt, nogmaals van het ontvangen van steun uitgesloten tot het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de overeenkomstig artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 796/2004 geconstateerde oppervlakte.

6.   Het bedrag dat voortvloeit uit de in lid 2, derde alinea, en lid 5 van het onderhavige artikel bedoelde uitsluitingen, wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke van de onder Verordening (EG) nr. 1698/2005 of Verordening (EG) nr. 73/2009 vallende steunmaatregelen dan ook waarop de betrokken begunstigde aanspraak kan maken op grond van de aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de betrokken bevinding. Kan het bedrag met die steunbetalingen niet volledig worden verrekend, dan komt het nog uitstaande saldo te vervallen.”.

6.

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   De grondslag voor de berekening van de steun in het kader van de diergebonden maatregelen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EG) nr. 796/2004.”;

b)

lid 3 komt als volgt te luiden:

„3.   In afwijking van artikel 59, lid 2, derde alinea, en lid 4, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 796/2004 wordt het uit de uitsluiting voortvloeiende bedrag verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke van de onder Verordening (EG) nr. 1698/2005 of Verordening (EG) nr. 73/2009 vallende steunmaatregelen dan ook waarop de betrokken begunstigde aanspraak kan maken op grond van welke aanvragen dan ook die hij indient in de drie kalenderjaren volgende op het kalenderjaar van de betrokken bevinding. Kan het bedrag met die steunbetalingen niet volledig worden verrekend, dan komt het nog uitstaande saldo te vervallen.”.

7.

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 komt als volgt te luiden:

„3.   In het geval dat de niet-nakoming het gevolg is van opzettelijk begane onregelmatigheden, wordt de begunstigde voor het betrokken kalenderjaar en het daaropvolgende kalenderjaar van de betrokken maatregel uitgesloten.”;

b)

lid 4 wordt geschrapt.

8.

In artikel 19 komt lid 2 als volgt te luiden:

„2.   Artikel 4, lid 2, en artikel 22 van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 2, punten 2, 2 bis en 31 tot en met 36, en de artikelen 41, 42, 43, 46, 47 en 48 van Verordening (EG) nr. 796/2004 zijn van toepassing met betrekking tot de controles inzake de randvoorwaarden.”.

9.

De artikelen 20 en 21 komen als volgt te luiden:

„Artikel 20

Controles ter plaatse

1.   De bevoegde controleautoriteit voert ten aanzien van de eisen of normen waarvoor zij verantwoordelijk is, controles ter plaatse uit bij ten minste 1 % van alle begunstigden die betalingsaanvragen in het kader van artikel 36, onder a), i) tot en met v), en onder b), i), iv) en v), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 hebben ingediend.

2.   Het bepaalde in artikel 44, lid 1, tweede en derde alinea, lid 1 bis en lid 2, van Verordening (EG) nr. 796/2004 is van toepassing.

Artikel 21

Selectie van de steekproef voor controles

1.   Artikel 45, leden 1, 1 bis en 1 ter, van Verordening (EG) nr. 796/2004 is van toepassing voor de selectie van de in artikel 20 van de onderhavige verordening bedoelde steekproef voor de uitvoering van controles ter plaatse.

2.   De steekproeven van op grond van artikel 20 te controleren begunstigden worden geselecteerd uit de steekproef van de reeds overeenkomstig artikel 12 geselecteerde begunstigden voor wie de betrokken eisen of normen gelden.

3.   De steekproeven van op grond van artikel 20 van de onderhavige verordening te controleren begunstigden kunnen evenwel worden geselecteerd uit de populatie van de begunstigden die betalingsaanvragen in het kader van artikel 36, onder a), i) tot en met v), en onder b), i), iv) en v), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 hebben ingediend en verplicht zijn de respectieve eisen of normen na te leven.

4.   Besloten kan worden te werken met een combinatie van de in de leden 2 en 3 vastgestelde procedures, indien een dergelijke combinatie het controlesysteem doeltreffender maakt.”.

10.

In artikel 22 komt lid 1 als volgt te luiden:

„1.   Artikel 22 van Verordening (EG) nr. 73/2009 en artikel 2, punten 2, 2 bis en 31 tot en met 36, artikel 41 en artikel 65, lid 4, van Verordening (EG) nr. 796/2004 zijn van toepassing ten aanzien van de kortingen of uitsluitingen die moeten worden toegepast in het geval van welke bevinding dan ook dat sprake is van een niet-naleving.”.

11.

De artikelen 23 en 24 komen als volgt te luiden:

„Artikel 23

Berekening van de kortingen en uitsluitingen

1.   Onverminderd artikel 51, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt, wanneer een niet-naleving wordt geconstateerd, een korting toegepast op het totale bedrag aan steun in het kader van artikel 36, onder a), i) tot en met v), en onder b), i), iv) en v), van die verordening dat aan de betrokken begunstigde is of moet worden toegekend op grond van de betalingsaanvragen die hij in de loop van het kalenderjaar van de betrokken bevinding heeft ingediend of nog zal indienen.

Wanneer de niet-naleving het gevolg is van nalatigheid van de begunstigde, wordt de korting berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 66 van Verordening (EG) nr. 796/2004.

In het geval van een opzettelijke niet-naleving wordt de korting berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 67, lid 1, van Verordening (EG) nr. 796/2004.

2.   Voor de berekening van de in lid 1 bedoelde korting worden de in artikel 39, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 genoemde minimumeisen inzake het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen beschouwd als een deel van respectievelijk het terrein „milieu” en het terrein „volksgezondheid, diergezondheid en gezondheid van planten” zoals vermeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009. Zij worden elk gelijkgesteld met een „besluit” in de zin van artikel 2, punt 32, van Verordening (EG) nr. 796/2004.

Artikel 24

Cumulatie van kortingen

In geval van een cumulatie van kortingen worden eerst kortingen overeenkomstig artikel 16 of 17 van de onderhavige verordening toegepast, worden vervolgens kortingen overeenkomstig artikel 18 van de onderhavige verordening toegepast, worden vervolgens kortingen wegens te late indiening van de aanvraag overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 796/2004 toegepast, worden vervolgens kortingen overeenkomstig artikel 14, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 796/2004 toegepast en worden ten slotte kortingen overeenkomstig de artikelen 22 en 23 van de onderhavige verordening toegepast.”.

12.

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 2 komt als volgt te luiden:

„2.   De gecontroleerde uitgaven maken ten minste 4 % uit van de subsidiabele overheidsuitgaven die elk kalenderjaar aan de Commissie zijn gedeclareerd, en maken ten minste 5 % uit van de in de hele programmeringsperiode aan de Commissie gedeclareerde subsidiabele overheidsuitgaven.”;

b)

lid 5 wordt geschrapt.

13.

In artikel 28, lid 1, komt punt a) als volgt te luiden:

„a)

of de door de begunstigde ingediende betalingsaanvragen kunnen worden onderbouwd door boekhoudkundige of andere stukken die in het bezit zijn van de instanties of ondernemingen die de gesteunde concrete acties uitvoeren;”.

14.

Het volgende artikel 28 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 28 bis

Controleverslag

Over de controles ter plaatse in het kader van deze afdeling wordt een controleverslag opgesteld. Artikel 28 van Verordening (EG) nr. 796/2004 is van overeenkomstige toepassing.”.

15.

In artikel 30 komt lid 3 als volgt te luiden:

„3.   De controles achteraf betreffen elk kalenderjaar ten minste 1 % van de subsidiabele overheidsuitgaven voor de concrete acties zoals bedoeld in lid 1 waarvoor de eindbetaling uit het ELFPO is verricht. Zij worden uitgevoerd binnen twaalf maanden na afloop van het betrokken kalenderjaar.”.

16.

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 komt de vierde alinea als volgt te luiden:

„Geen korting wordt evenwel toegepast indien de begunstigde kan aantonen geen schuld te hebben aan de opneming van het niet-subsidiabele bedrag in de aanvraag.

De kortingen zijn van overeenkomstige toepassing in het geval van niet-subsidiabele uitgaven die worden ontdekt bij de controles overeenkomstig de artikelen 27 en 30.”;

b)

lid 2 komt als volgt te luiden:

„2.   Indien blijkt dat een begunstigde opzettelijk een valse verklaring heeft afgelegd, wordt de betrokken concrete actie uitgesloten van steun uit het ELFPO en worden alle eventueel reeds voor die concrete actie betaalde bedragen teruggevorderd. Bovendien wordt de begunstigde voor het betrokken kalenderjaar en het daaropvolgende kalenderjaar uitgesloten van het ontvangen van steun in het kader van dezelfde maatregel.”;

c)

lid 3 wordt geschrapt.

17.

Artikel 34 komt als volgt te luiden:

„Artikel 34

Mededelingen

Uiterlijk op 15 juli van elk jaar zenden de lidstaten de Commissie een verslag over:

a)

de resultaten van de controles van de in het afgelopen kalenderjaar overeenkomstig titel I ingediende betalingsaanvragen, welk verslag met name betrekking heeft op de volgende punten:

i)

het aantal betalingsaanvragen in het kader van elke maatregel, het in totaal voor die aanvragen gecontroleerde bedrag en de totale oppervlakte en het totale aantal dieren waarop de in de artikelen 12 en 20 bedoelde controles ter plaatse betrekking hadden;

ii)

voor de oppervlaktegebonden steun, de totale oppervlakte, uitgesplitst per afzonderlijke steunregeling;

iii)

voor de diergebonden maatregelen, het totale aantal dieren, uitgesplitst per afzonderlijke steunregeling;

iv)

de resultaten van de verrichte controles onder vermelding van de overeenkomstig de artikelen 16, 17, 18 en 23 toegepaste kortingen en uitsluitingen;

b)

de resultaten van de administratieve controles die in het afgelopen kalenderjaar overeenkomstig artikel 26 voor de onder titel II vallende maatregelen werden verricht, en de overeenkomstig artikel 31 toegepaste kortingen en uitsluitingen;

c)

de resultaten van de controles ter plaatse die overeenkomstig artikel 27 voor de onder titel II vallende maatregelen werden verricht met betrekking tot ten minste 4 % van de in het afgelopen kalenderjaar aan de Commissie gedeclareerde overheidsuitgaven, en de overeenkomstig artikel 31 toegepaste kortingen en uitsluitingen;

d)

de resultaten van de in het afgelopen kalenderjaar overeenkomstig artikel 30 verrichte controles achteraf onder vermelding van het aantal verrichte controles, het bedrag van de geverifieerde uitgaven en de overeenkomstig artikel 31 toegepaste kortingen en uitsluitingen.”.

18.

Artikel 36 komt als volgt te luiden:

„Artikel 36

Verslaglegging over de controles aan de betaalorganen

1.   De lidstaten zien erop toe dat in de gevallen waarin voor een begunstigde meer dan één betaalorgaan verantwoordelijk is voor het beheer van verschillende betalingen zoals bedoeld in artikel 36, onder a), i) tot en met v), en onder b), i), iv) en v), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 73/2009 en de artikelen 11, 12 en 98 van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (7), de geconstateerde niet-nalevingen en, in voorkomend geval, de desbetreffende kortingen en uitsluitingen onder de aandacht van alle bij die betalingen betrokken betaalorganen worden gebracht.

2.   In de gevallen waarin controles niet door het betaalorgaan worden uitgevoerd, zorgt de lidstaat ervoor dat het betaalorgaan voldoende informatie over de verrichte controles ontvangt. Het betaalorgaan bepaalt zijn behoeften aan informatie.

De in de eerste alinea bedoelde informatie kan een verslag over elke verrichte controle zijn of kan, als dat passend is, worden verstrekt in de vorm van een samenvattend verslag.

3.   Een toereikend controlespoor wordt in stand gehouden. De bijlage bevat een indicatieve beschrijving van de eisen die aan een bevredigend controlespoor worden gesteld.

4.   Het betaalorgaan heeft het recht de kwaliteit van de door andere instanties verrichte controles te verifiëren en alle andere informatie te ontvangen die het voor de vervulling van zijn functies nodig heeft.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010 behalve het bepaalde in artikel 1, punt 5, onder c), dat van toepassing is met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(2)  PB L 141 van 30.4.2004, blz. 18.

(3)  PB L 368 van 23.12.2006, blz. 74.

(4)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(5)  PB L 345 van 20.11.2004, blz. 1.

(6)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.”;

(7)  PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.”.


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/31


VERORDENING (EG) Nr. 485/2009 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2009

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat tiludroninezuur en ijzerfumaraat betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 3,

Gezien de adviezen van het Europees Geneesmiddelenbureau die zijn opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Alle farmacologisch werkzame substanties die in de Gemeenschap worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die voor voedselproducerende dieren bestemd zijn, moeten worden beoordeeld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2377/90.

(2)

Dinatriumzout van tiludroninezuur is momenteel uitsluitend voor intraveneus gebruik bij paardachtigen in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 opgenomen.

(3)

Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (hierna „het CVMP” genoemd) heeft een aanvraag ontvangen om de bestaande vermelding voor dinatriumzout van tiludroninezuur uit te breiden tot pluimvee. Na bestudering van de beschikbare onderzoekgegevens over residuen bij pluimvee is het CVMP tot de conclusie gekomen dat het niet nodig is voor pluimvee maximumwaarden voor residuen (hierna „MRL's” genoemd) van dinatriumzout van tiludroninezuur vast te stellen.

(4)

Omdat het onderzoek over residuen alleen betrekking had op gevallen van subcutane toediening en hierbij werd vastgesteld dat 12 tot 24 uur na de toediening de opname uit weefsels, ook op de plaats van injectie, 88 % van de geschatte aanvaardbare dagelijkse dosis bedraagt, kwam het CMVP tot de conclusie dat de uitbreiding alleen mogelijk was voor parenteraal gebruik en voor gebruik bij legpluimvee en vermeerderingspluimvee. Daarom moet de huidige vermelding in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 voor dinatriumzout van tiludroninezuur zodanig worden gewijzigd dat die substantie ook voor parenteraal gebruik bij pluimvee (legdieren en vermeerderingsdieren) wordt toegelaten.

(5)

IJzerfumaraat is thans niet opgenomen in de bijlagen bij Verordening (EEG) nr. 2377/90.

(6)

Het CMVP heeft een aanvraag ontvangen na te gaan of de beoordelingen die zijn uitgevoerd voor andere ijzerzouten die wel in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden vermeld, namelijk voor gebruik bij alle voedselproducerende soorten, ook voor ijzerfumaraat gelden.

(7)

Na de beoordelingen te hebben onderzocht, is het CMVP, op grond van de overweging dat fumaarzuur krachtens Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) een toegelaten levensmiddelenadditief is, tot de conclusie gekomen dat de beoordelingen die zijn uitgevoerd voor substanties die wel in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 zijn vermeld, ook voor ijzerfumaraat moeten gelden. Het CVMP overwoog dat geen verdere beoordeling van ijzerfumaraat nodig is en dat er geen MRL's voor ijzerfumaraat behoeven te worden vastgesteld. Het deed de aanbeveling die substantie in bijlage II op te nemen voor alle voedselproducerende soorten. Daarom moet die substantie in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 worden opgenomen voor alle voedselproducerende soorten.

(8)

Verordening (EEG) nr. 2377/90 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Voordat deze verordening van toepassing wordt, moeten de lidstaten voldoende tijd krijgen om de in verband met deze verordening noodzakelijke aanpassingen aan te brengen in de vergunningen om de betrokken geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in de handel te brengen die zijn verleend overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (3).

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 9 augustus 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2009.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 1.

(2)  PB L 61 van 18.3.1995, blz. 1.

(3)  PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In punt 2 wordt de vermelding voor dinatriumzout van tiludroninezuur vervangen door:

2.   Organische stoffen

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Diersoorten

Overige bepalingen

„Dinatriumzout van tiludroninezuur

Paardachtigen

Uitsluitend voor intraveneus gebruik

Pluimvee

Uitsluitend voor parenteraal gebruik en uitsluitend voor gebruik bij legdieren en vermeerderingsdieren”

b)

In punt 3 wordt de volgende nieuwe vermelding voor ijzerfumaraat opgenomen na de vermelding voor ijzerdextraan:

3.   Stoffen waarvan algemeen wordt erkend dat ze onschadelijk zijn

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Diersoorten

Overige bepalingen

„IJzerfumaraat

Alle voedselproducerende soorten”

 


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/34


VERORDENING (EG) Nr. 486/2009 VAN DE COMMISSIE

van 9 juni 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 464/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 10 juni 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juni 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 139 van 5.6.2009, blz. 22.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 10 juni 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

28,35

2,78

1701 11 90 (1)

28,35

7,36

1701 12 10 (1)

28,35

2,65

1701 12 90 (1)

28,35

6,93

1701 91 00 (2)

31,93

9,27

1701 99 10 (2)

31,93

4,76

1701 99 90 (2)

31,93

4,76

1702 90 95 (3)

0,32

0,34


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


RICHTLIJNEN

10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/36


RICHTLIJN 2009/55/EG VAN DE RAAD

van 25 mei 2009

betreffende de belastingvrijstellingen bij definitief binnenbrengen uit een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 83/183/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de belastingvrijstellingen bij definitieve invoer uit een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Het verdient aanbeveling, in het belang van de particulieren, de actie te handhaven die ertoe strekt om binnen de Gemeenschap de omstandigheden van een interne markt te waarborgen, teneinde de bevolking van de lidstaten zich meer bewust te doen worden van de activiteiten van de Gemeenschap.

(3)

Het bestaan van fiscale belemmeringen bij het binnenbrengen in een lidstaat van persoonlijke goederen door particulieren uit een andere lidstaat belemmert met name het vrije verkeer van personen binnen de Gemeenschap. Het is derhalve dienstig deze belemmeringen zoveel mogelijk te doen verdwijnen door het instellen van belastingvrijstellingen.

(4)

Deze belastingvrijstellingen mogen slechts gelden voor het binnenbrengen van goederen dat in geen enkel opzicht commercieel of speculatief is en derhalve dienen de grenzen en de wijze van toepassing daarvan te worden vastgesteld.

(5)

Als gevolg van de aanneming van harmoniserende bepalingen op het gebied van de accijnzen en de belasting over de toegevoegde waarde, zijn de voorschriften inzake ontheffing en vrijstelling bij invoer op die gebieden zinledig geworden.

(6)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Werkingssfeer

1.   De lidstaten verlenen, op de onderstaande voorwaarden en in de onderstaande gevallen, na definitief binnenbrengen door een particulier van persoonlijke goederen uit een andere lidstaat, vrijstelling van verbruiksbelastingen die normaliter op dergelijke goederen worden geheven.

2.   Deze richtlijn heeft geen betrekking op:

a)

de belasting over de toegevoegde waarde;

b)

de accijnsrechten;

c)

de specifieke en/of periodieke rechten en heffingen op het gebruik van de in lid 1 bedoelde goederen in het land zelf, zoals bijvoorbeeld rechten geheven bij de registratie van motorvoertuigen, wegenbelasting en kijkgelden.

Artikel 2

Voorwaarden betreffende de goederen

1.   Als „persoonlijke goederen” in de zin van deze richtlijn worden beschouwd de goederen die dienen voor het persoonlijk gebruik van de betrokkenen of voor de behoeften van hun gezin. Uit de aard of hoeveelheid van deze goederen mag niet afgeleid kunnen worden dat aan het binnenbrengen commerciële overwegingen ten grondslag liggen, noch dat zij bestemd zijn voor een economische activiteit in de zin van artikel 9, lid 1, en de artikelen 10 tot en met 13 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (5). Werktuigen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening door de betrokkene van een technisch of vrij beroep, moeten evenwel ook als persoonlijke goederen worden beschouwd.

2.   De in artikel 1 bedoelde vrijstelling wordt verleend voor persoonlijke goederen die:

a)

zijn verkregen onder toepassing van de algemene belastingregels voor de binnenlandse markt van een lidstaat en die uit hoofde van het vertrek uit de lidstaat van herkomst niet in aanmerking komen voor vrijstelling of teruggave van verbruiksbelastingen. Voor de toepassing van deze richtlijn worden geacht aan deze voorwaarden te voldoen, de goederen die zijn verkregen in omstandigheden als bedoeld in artikel 151 van Richtlijn 2006/112/EG, met uitzondering van lid 1, eerste alinea, onder e);

b)

door de betrokkene werkelijk zijn gebruikt vóór de verandering van verblijfplaats of de vestiging van een tweede verblijfplaats. De lidstaten kunnen verlangen dat motorvoertuigen (met inbegrip van hun aanhangwagens), caravans, verplaatsbare woningen, pleziervaartuigen en sportvliegtuigen ten minste gedurende zes maanden vóór de verandering van verblijfplaats door de betrokkene zijn gebruikt.

Voor de onder a), tweede zin, bedoelde goederen kunnen de lidstaten verlangen:

i)

voor wat betreft motorvoertuigen (met inbegrip van hun aanhangwagens), caravans, verplaatsbare woningen, pleziervaartuigen en sportvliegtuigen, dat deze ten minste gedurende twaalf maanden vóór de verandering van verblijfplaats door de betrokkene zijn gebruikt;

ii)

voor wat betreft andere goederen, dat deze ten minste gedurende zes maanden vóór de verandering van verblijfplaats door de betrokkene zijn gebruikt.

3.   De bevoegde autoriteiten verlangen een bewijs dat voor wat betreft motorvoertuigen (met inbegrip van hun aanhangwagens), caravans, verplaatsbare woningen, pleziervaartuigen en sportvliegtuigen voldaan is aan de voorwaarden van lid 2. Voor wat betreft de overige goederen verlangen zij een dergelijk bewijs slechts in geval van ernstige vermoedens van bedrog.

Artikel 3

Voorwaarden voor het binnenbrengen

Het binnenbrengen van persoonlijke goederen kan geschieden in een of meer zendingen binnen de termijnen die respectievelijk in de artikelen 7 tot en met 10 worden genoemd.

Artikel 4

Verplichtingen na het binnenbrengen

De binnengebrachte motorvoertuigen (met inbegrip van hun aanhangwagens), caravans, verplaatsbare woningen, pleziervaartuigen en sportvliegtuigen mogen gedurende twaalf maanden na het binnenbrengen met vrijstelling niet worden overgedragen, verhuurd of uitgeleend, behalve in gevallen die ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming naar behoren zijn gemotiveerd.

Artikel 5

Specifieke voorwaarden voor bepaalde goederen

Voor rijpaarden, motorvoertuigen (met inbegrip van hun aanhangwagens), caravans, verplaatsbare woningen, pleziervaartuigen en sportvliegtuigen geldt slechts vrijstelling bij het binnenbrengen indien de particulier zijn gewone verblijfplaats overbrengt naar de lidstaat van bestemming.

Artikel 6

Algemene regels ter bepaling van de verblijfplaats

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „gewone verblijfplaats” verstaan de plaats waar iemand gewoonlijk verblijft, dat wil zeggen gedurende ten minste 185 dagen per kalenderjaar, wegens persoonlijke en beroepsmatige bindingen, of, voor personen zonder beroepsmatige bindingen, wegens persoonlijke bindingen waaruit nauwe banden tussen hemzelf en de plaats waar hij woont blijken.

De gewone verblijfplaats van iemand die zijn beroepsmatige bindingen op een andere plaats heeft dan zijn persoonlijke bindingen en daardoor afwisselend verblijft op verschillende plaatsen gelegen in twee of meer lidstaten, wordt evenwel geacht zich op dezelfde plaats te bevinden als zijn persoonlijke bindingen, op voorwaarde dat hij daar op geregelde tijden terugkeert. Deze laatste voorwaarde vervalt wanneer de betrokkene in een lidstaat verblijft voor een opdracht van een bepaalde duur. Het feit dat college wordt gelopen of een school wordt bezocht, houdt niet in dat de gewone verblijfplaats wordt verplaatst.

2.   Particulieren tonen met passende middelen, met name met hun identiteitskaart of enig ander legitimatiebewijs, aan waar hun gewone verblijfplaats is.

3.   Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming de juistheid van de overeenkomstig lid 2 of met het oog op bepaalde specifieke controles afgelegde verklaring van de gewone verblijfplaats in twijfel trekken, kunnen zij om aanvullende inlichtingen of bewijsstukken verzoeken.

HOOFDSTUK II

BINNENBRENGEN VAN PERSOONLIJKE GOEDEREN NAAR AANLEIDING VAN EEN VERANDERING VAN DE GEWONE VERBLIJFPLAATS

Artikel 7

1.   De in artikel 1 bedoelde vrijstelling wordt overeenkomstig de voorwaarden van de artikelen 2 tot en met 5 verleend voor het binnenbrengen van persoonlijke goederen door een particulier bij verandering van zijn gewone verblijfplaats.

Onverminderd de nadere regels die eventueel van toepassing zijn op het communautaire douanevervoer geldt als voorwaarde voor het verlenen van de vrijstelling het indienen van een op ongezegeld papier opgestelde inventaris, die, indien de staat dat verlangt, vergezeld gaat van een verklaring waarvan model en inhoud worden bepaald overeenkomstig de procedure van artikel 248 bis, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6). Er mag niet worden verlangd dat de waarde van de goederen op de inventaris wordt vermeld.

2.   De laatste binnenbrenging moet uiterlijk twaalf maanden na de verandering van de gewone verblijfplaats geschieden. Indien het binnenbrengen overeenkomstig artikel 3 binnen bovengenoemde termijn in verschillende keren geschiedt, mogen de lidstaten slechts bij de eerste binnenbrenging verlangen dat een volledige inventaris wordt overgelegd, waarnaar dan ook kan worden verwezen bij de achtereenvolgende zendingen via een andere grenspost. Deze volledige inventaris kan in overleg met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming worden aangevuld.

HOOFDSTUK III

BINNENBRENGEN VAN PERSOONLIJKE GOEDEREN NAAR AANLEIDING VAN DE MEUBILERING VAN EEN TWEEDE VERBLIJFPLAATS OF VAN HET VERLATEN ERVAN

Artikel 8

1.   De in artikel 1 bedoelde vrijstelling wordt overeenkomstig de in de artikelen 2 tot en met 5 gestelde voorwaarden verleend voor het binnenbrengen van persoonlijke goederen door een particulier voor het meubileren van een tweede verblijfplaats.

De vrijstelling wordt slechts verleend indien:

a)

de betrokkene eigenaar of gedurende ten minste twaalf maanden huurder van de tweede verblijfplaats is;

b)

de hoeveelheid van de binnengebrachte goederen overeenkomt met het gewone meubilair van de tweede verblijfplaats.

2.   De vrijstelling wordt ook verleend onder de voorwaarden van lid 1 voor het binnenbrengen van goederen naar de gewone verblijfplaats of naar een andere tweede verblijfplaats ingevolge het verlaten van een tweede verblijfplaats, op voorwaarde dat de betrokkene de bewuste goederen vóór de vestiging van een tweede verblijfplaats werkelijk in bezit heeft gehad en gebruikt.

De laatste binnenbrenging moet uiterlijk twaalf maanden na het verlaten van de tweede verblijfplaats geschieden.

HOOFDSTUK IV

BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN TER GELEGENHEID VAN EEN HUWELIJK

Artikel 9

1.   Onverminderd de bepalingen van de artikelen 2 tot en met 5 kan een ieder ter gelegenheid van zijn huwelijk de door hem verworven of gebruikte persoonlijke goederen met vrijstelling van de in artikel 1, lid 1, bedoelde belastingen binnenbrengen in de lidstaat waarnaar hij zijn gewone verblijfplaats wil overbrengen, op de volgende voorwaarden:

a)

het binnenbrengen moet plaatsvinden in de periode die aanvangt twee maanden vóór de vastgestelde huwelijksdatum en eindigt vier maanden na de datum waarop het huwelijk is gesloten;

b)

de particulier moet het bewijs leveren dat zijn huwelijk heeft plaatsgevonden of dat de eerste officiële stappen met het oog op zijn huwelijk zijn genomen.

2.   Vrijstelling wordt eveneens verleend voor geschenken die gewoonlijk ter gelegenheid van een huwelijk worden aangeboden aan een persoon die aan de voorwaarden van lid 1 voldoet, door personen die hun normale verblijfplaats in een andere lidstaat dan die van bestemming hebben. De vrijstelling is van toepassing op geschenken waarvan de waarde per eenheid niet meer bedraagt dan 350 EUR. De lidstaten kunnen evenwel een vrijstelling van meer dan 350 EUR verlenen mits de waarde van elk geschenk dat met vrijstelling mag worden binnengebracht, niet meer bedraagt dan 1 400 EUR.

3.   De lidstaten kunnen het verlenen van vrijstelling afhankelijk stellen van het stellen van een passende waarborg, wanneer het binnenbrengen vóór de datum van het huwelijk plaatsvindt.

4.   Indien de particulier niet binnen vier maanden na de voor het huwelijk aangekondigde datum het bewijs van zijn huwelijkssluiting levert, zijn de belastingen verschuldigd op de datum van binnenbrenging.

HOOFDSTUK V

BINNENBRENGEN VAN PERSOONLIJKE GOEDEREN VAN DE ERFLATER VERKREGEN DOOR ERFOPVOLGING

Artikel 10

In afwijking van artikel 2, leden 2 en 3, artikel 4 en artikel 5, lid 2, doch onverminderd de overige bepalingen van de artikelen 2, 3 en 5 mag iedere particulier die door erfopvolging (causa mortis) de eigendom of het vruchtgebruik verwerft van persoonlijke goederen van een erflater die zich in een lidstaat bevinden, met vrijstelling van de in artikel 1, lid 1, bedoelde belastingen deze goederen in een andere lidstaat waar hij een verblijfplaats heeft, binnenbrengen op de volgende voorwaarden:

a)

de particulier moet aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming een door een notaris of enig andere bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst afgegeven verklaring tonen waaruit blijkt dat de binnengebrachte goederen door middel van vererving zijn verkregen;

b)

het binnenbrengen moet geschieden binnen een termijn van twee jaar na de datum waarop de betrokken particulier in het bezit komt van de goederen.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

1.   De lidstaten trachten binnen de grenzen en overeenkomstig de voorwaarden van deze richtlijn, zoveel mogelijk de door de particulieren te verrichten formaliteiten voor het binnenbrengen te beperken, en trachten zij formaliteiten voor het binnenbrengen te voorkomen die controles met zich brengen welke tot gevolg hebben dat een belangrijk deel van een zending bij binnenkomst in de lidstaat van bestemming wordt gelost en opnieuw geladen.

2.   De lidstaten mogen voor het verlenen van vrijstelling meer liberale voorwaarden handhaven en/of vaststellen dan bedoeld in de onderhavige richtlijn, met uitzondering van de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde voorwaarden.

3.   Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, mogen de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn binnen de Gemeenschap geen minder gunstige belastingvrijstellingen verlenen dan voor de invoer van persoonlijke goederen door particulieren uit een derde land.

Artikel 12

1.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen, met name die welke voortvloeien uit de toepassing van artikel 11, leden 2 en 3. De Commissie stelt de andere lidstaten van deze bepalingen in kennis.

2.   Na raadpleging van de lidstaten brengt de Commissie om de twee jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de richtlijn in de lidstaten.

Artikel 13

Richtlijn 83/183/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 14

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 15

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ŠEBESTA


(1)  Advies van 16 december 2008 (nog niet in het PB bekendgemaakt).

(2)  Advies van 17 september 2008 (PB C 77 van 31.3.2009, blz. 148).

(3)  PB L 105 van 23.4.1983, blz. 64.

(4)  Zie bijlage I, deel A.

(5)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(6)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 13)

Richtlijn 83/183/EEG van de Raad

(PB L 105 van 23.4.1983, blz. 64)

 

Richtlijn 89/604/EEG

(PB L 348 van 29.11.1989, blz. 28)

 

Richtlijn 91/680/EEG

(PB L 376 van 31.12.1991, blz. 1)

Uitsluitend artikel 2, lid 2, derde streepje

Richtlijn 92/12/EEG

(PB L 76 van 23.3.1992, blz. 1)

Uitsluitend artikel 23, lid 3, tweede streepje

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 13)

Richtlijn

Omzettingstermijn

83/183/EEG

1 januari 1984

89/604/EEG

1 juli 1990

91/680/EEG

1 januari 1993 (1)

92/12/EEG

1 januari 1993 (2)


(1)  De lidstaten nemen wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan opdat hun aldus aan artikel 1, punten 1 tot en met 20 en punten 22 tot en met 24, alsmede aan artikel 2 van Richtlijn 91/680/EEG aangepaste regeling in werking treedt op 1 januari 1993.

(2)  Wat betreft artikel 9, lid 3, mag het Koninkrijk Denemarken de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan die bepaling te voldoen, uiterlijk op 1 januari 1993 in werking doen treden.


BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 83/183/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2, onder a)

Artikel 1, lid 2, onder b)

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2, onder c)

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, punt i)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, punt ii)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea, slotzin

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 3

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1, onder a)

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, onder b)

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 8, lid 1, eerste alinea

Artikel 8, lid 1, eerste alinea

Artikel 8, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 8, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 8, lid 1, tweede alinea, onder i) en ii)

Artikel 8, lid 1, tweede alinea, onder a) en b)

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikelen 9, 10 en 11

Artikelen 9, 10 en 11

Artikel 12, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 12, lid 1

Artikel 12, lid 3

Artikel 12, lid 2

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 13

Artikel 15

Bijlage I

Bijlage II


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/42


BESLUIT Nr. 2/2009 VAN HET ACS-EG-COMITÉ VAN AMBASSADEURS

van 16 februari 2009

houdende benoeming van de directeur van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven (COB)

(2009/435/EG)

HET ACS-EG-COMITÉ VAN AMBASSADEURS,

Gelet op de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1), zoals gewijzigd bij de Overeenkomst tot wijziging van die partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Luxemburg op 25 juni 2005 (2), en met name op artikel 2, lid 7, van bijlage III,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De vorige directeur van het COB, die op 1 maart 2005 is benoemd voor een mandaat dat afloopt op 28 februari 2010, heeft zijn ontslag ingediend met ingang van 23 augustus 2007.

(2)

Een door beide partijen ingesteld paritair selectiecomité heeft aan het slot van zijn besprekingen voorgesteld de heer Mabousso THIAM (Senegal) voor de verdere duur van de ambtstermijn tot directeur van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven te benoemen,

BESLUIT:

Enig artikel

Onverminderd de besluiten die het comité eventueel in het kader van zijn prerogatieven zal nemen, wordt de heer Mabousso THIAM met ingang van 1 maart 2009 voor de periode tot en met 28 februari 2010 benoemd tot directeur van het Centrum voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven.

Gedaan te Brussel, 16 februari 2009.

Voor het ACS-EG-Comité van Ambassadeurs

De voorzitster

M. VICENOVÁ


(1)  PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

(2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/43


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 5 mei 2009

tot correctie van Richtlijn 2008/73/EG tot vereenvoudiging van de procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied

(2009/436/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2008/73/EG (2) heeft in totaal 23 wetsbesluiten van de Raad gewijzigd om onder meer te voorzien in vereenvoudigde procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied.

(2)

Richtlijn 2008/73/EG is op 3 september 2008 in werking getreden. De lidstaten moeten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 1 januari 2010 aan die richtlijn te voldoen. Die richtlijn bepaalde echter niet dat de lidstaten die bepalingen vanaf die datum moesten toepassen.

(3)

Voor de rechtszekerheid moet Richtlijn 2008/73/EG worden gecorrigeerd om ervoor te zorgen dat de door die richtlijn in de verschillende wetsbesluiten van de Raad aangebrachte wijzigingen om in die vereenvoudigde procedures te voorzien, vanaf 1 januari 2010 door de lidstaten op uniforme wijze worden toegepast. Richtlijn 2008/73/EG moet daarom worden gecorrigeerd zodat zij ook vanaf die datum van toepassing is. Bijgevolg moet die richtlijn ook worden gecorrigeerd om te bepalen dat de lidstaten die bepalingen vanaf die datum moeten toepassen.

(4)

Bepaalde andere wijzigingen die door Richtlijn 2008/73/EG in de Richtlijnen 64/432/EEG (3) en 90/426/EEG (4) zijn aangebracht, hebben echter geen betrekking op de vereenvoudigde procedures en daarom hoeft daarvoor de datum van toepassing door de lidstaten niet tot 1 januari 2010 te worden uitgesteld. Die wijzigingen betreffen de vaststelling van specifieke veterinairrechtelijke maatregelen overeenkomstig de procedure die is vastgesteld in Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5) en corrigeren een achterhaalde referentie.

(5)

Om te zorgen voor een vlotte overgang naar de nieuwe vereenvoudigde procedures voor het opstellen en publiceren van lijsten met informatie op veterinair en zoötechnisch gebied moet worden bepaald dat overgangsbepalingen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van Besluit 1999/468/EG.

(6)

Om te zorgen voor de nodige rechtszekerheid en continuïteit moet deze beschikking van toepassing zijn vanaf 3 september 2008, de datum van inwerkingtreding van Richtlijn 2008/73/EG.

(7)

Richtlijn 2008/73/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gecorrigeerd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2008/73/EG wordt als volgt gecorrigeerd:

1)

Lid 2 van artikel 20 wordt geschrapt.

2)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 23 bis

Overgangsbepalingen

Er kunnen overgangsbepalingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23 ter, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 23 ter

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 (6) ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3)

Artikel 24, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf van 1 januari 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.”;

4)

Artikel 25 wordt vervangen door:

„Artikel 25

Inwerkingtreding en toepassing

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010, met uitzondering van artikel 1, leden 1 en 5, en de artikelen 7, 23 bis en 23 ter.”

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 3 september 2008.

Artikel 3

Deze beschikking wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

M. KALOUSEK


(1)  Advies van 2 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 219 van 14.8.2008, blz. 40.

(3)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(4)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).”.


Commissie

10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/45


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2009

tot wijziging van Beschikking 2007/268/EG betreffende de in de lidstaten uit te voeren surveillanceprogramma’s voor aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4228)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/437/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 24, lid 2, vierde alinea, en artikel 24, lid 10,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (2), en met name op artikel 4, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2007/268/EG van de Commissie (3) stelt richtsnoeren vast voor de prestaties van de surveillanceprogramma’s voor aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels die door de lidstaten moeten worden uitgevoerd. Deze richtsnoeren omvatten onder andere bepalingen betreffende de toezending van laboratoriumresultaten aan het communautaire referentielaboratorium voor aviaire influenza.

(2)

Sinds de goedkeuring van Beschikking 2007/268/EG heeft de Commissie een onlinesysteem ingevoerd voor het meedelen van laboratoriumresultaten die bij de surveillance van pluimvee en in het wild levende vogels zijn verkregen. Het is wenselijk dit onlinesysteem te gebruiken voor de rapportageverplichtingen die in Beschikking 2007/268/EG zijn vastgelegd.

(3)

Daarnaast bepaalt Beschikking 2007/268/EG dat alle positieve serologische resultaten door het nationale laboratorium voor aviaire influenza door een hemagglutinatieremmingstest moeten worden bevestigd met gebruikmaking van door het communautaire referentielaboratorium voor aviaire influenza geleverde stammen. De stammen die voor de bevestiging van aviaire influenza van subtype H5 worden gebruikt, moeten worden vervangen door andere stammen, waarmee dezelfde diagnostische parameters sneller en goedkoper kunnen worden vastgesteld.

(4)

Beschikking 2007/268/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2007/268/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel A, rubriek A.2, punt 4, komt als volgt te luiden:

„4.

De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat alle positieve en negatieve resultaten van zowel serologische als virologische laboratoriumonderzoeken die bij de surveillance worden verkregen, via het onlinesysteem van de Commissie aan de Commissie worden meegedeeld. Deze resultaten moeten driemaandelijks worden meegedeeld en binnen vier weken na afloop van de periode van drie maanden in het onlinesysteem worden ingevoerd.”;

b)

in deel B wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Het communautaire referentielaboratorium zorgt voor specifieke protocollen waarvan naar dit laboratorium verzonden monsters en diagnostisch materiaal vergezeld moeten gaan. Er wordt voor een goede informatie-uitwisseling tussen het communautaire referentielaboratorium en het nationale laboratorium gezorgd. Het communautaire referentielaboratorium verleent technische assistentie en bewaart een uitgebreide voorraad diagnostische reagentia.”;

c)

in deel D wordt punt 3 vervangen door:

„3.

Alle positieve serologische resultaten worden door het nationale laboratorium door een hemagglutinatieremmingstest bevestigd met gebruikmaking van door het communautaire referentielaboratorium geleverde stammen:

a)

voor subtype H5 :

i)

eerste tests met teal/England/7894/06 (H5N3);

ii)

tests van alle positieve monsters met chicken/Scotland/59(H5N1) teneinde een kruisreactie met antilichamen tegen N3 uit te sluiten;

b)

voor subtype H7 :

i)

eerste tests met Turkey/England/647/77 (H7N7);

ii)

tests van alle positieve monsters met African Starling/983/79 (H7N1) teneinde een kruisreactie met antilichamen tegen N7 uit te sluiten.”.

2)

In bijlage II, deel A, rubriek A.2, wordt punt 3 vervangen door:

„3.

De bevoegde autoriteit draagt er zorg voor dat alle positieve en negatieve resultaten van zowel serologische als virologische laboratoriumonderzoeken die bij de surveillance worden verkregen, via het onlinesysteem van de Commissie aan de Commissie worden meegedeeld. Deze resultaten worden driemaandelijks meegedeeld en binnen vier weken na afloop van de periode van drie maanden in het onlinesysteem ingevoerd.”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(2)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(3)  PB L 115 van 3.5.2007, blz. 3.


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/47


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 juni 2009

houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van sinaasappelolie in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 4232)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/438/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 91/414/EEG voorziet in de opstelling van een communautaire lijst van werkzame stoffen die mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen.

(2)

Voor de werkzame stof sinaasappelolie is op 22 februari 2008 bij de autoriteiten van Frankrijk een dossier ingediend door VIVAGRO Sarl met een aanvraag om opneming van deze stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

De autoriteiten van Frankrijk hebben de Commissie meegedeeld dat het dossier betreffende deze werkzame stof op grond van een eerste onderzoek lijkt te voldoen aan de in bijlage II bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Het ingediende dossier lijkt ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof in kwestie bevat, ook te voldoen aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de aanvrager het dossier aan de Commissie en de andere lidstaten toegezonden en is het dossier aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voorgelegd.

(4)

Met deze beschikking wordt op het niveau van de Gemeenschap officieel bevestigd dat het dossier in beginsel voldoet aan de in bijlage II vastgestelde voorschriften inzake gegevens en informatie en, voor ten minste één gewasbeschermingsmiddel dat de desbetreffende werkzame stof bevat, aan de in bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorschriften.

(5)

Deze beschikking mag geen afbreuk doen aan het recht van de Commissie om de aanvrager te verzoeken aanvullende gegevens of informatie in te dienen teneinde bepaalde punten uit het dossier te verduidelijken.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onverminderd artikel 6, lid 4, van Richtlijn 91/414/EEG voldoet het dossier betreffende de in de bijlage bij deze beschikking genoemde werkzame stof, dat aan de Commissie en de lidstaten is voorgelegd met het oog op opneming van deze stof in bijlage I bij die richtlijn, in beginsel aan de in bijlage II bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.

Het dossier voldoet ten aanzien van één gewasbeschermingsmiddel dat de betrokken werkzame stof bevat, rekening houdend met het beoogde gebruik van dat middel, ook aan de in bijlage III bij die richtlijn vervatte voorschriften inzake gegevens en informatie.

Artikel 2

De als rapporteur aangewezen lidstaat bestudeert het in artikel 1 genoemde dossier grondig en deelt de conclusies van zijn onderzoek, vergezeld van een aanbeveling over het al dan niet opnemen van de in artikel 1 genoemde werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG en van eventuele aan die opneming te verbinden voorwaarden, zo spoedig mogelijk en uiterlijk één jaar na de bekendmaking van deze beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie, aan de Commissie mee.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 juni 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.


BIJLAGE

ONDER DEZE BESCHIKKING VALLENDE WERKZAME STOF

Benaming, CIPAC-identificatienummer

Aanvrager

Datum van de aanvraag

Als rapporteur aangewezen lidstaat

Sinaasappelolie CIPAC-nr.: niet van toepassing

VIVAGRO Sarl

van 22 februari 2008

FR


Rectificaties

10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/49


Rectificatie van Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte

( Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 62 van 15 maart 1993 )

Bladzijde 74, artikel 19, lid 4:

in plaats van:

„4.   Na voltooiing van de inentingswerkzaamheden kan, volgens de procedure van artikel 26 en binnen termijnen die volgens dezelfde procedure worden vastgesteld, worden toegestaan dat dieren van voor de ziekte vatbare soorten het inentingsgebied verlaten.”;

te lezen:

„4.   Na voltooiing van de inentingswerkzaamheden kan, volgens de procedure van artikel 26 en na een periode die volgens dezelfde procedure wordt vastgesteld, worden toegestaan dat dieren van voor de ziekte vatbare soorten het inentingsgebied verlaten.”.


10.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/50


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 385/2009 van de Commissie van 7 mei 2009 tot vervanging van bijlage IX bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (Kaderrichtlijn)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 118 van 13 mei 2009 )

Bladzijde 22, bijlage IX, „Bladzijde 2 Voertuigcategorie M2 (complete en voltooide voertuigen)” komt als volgt te luiden:

„BLADZIJDE 2

VOERTUIGCATEGORIE M2

(complete en voltooide voertuigen)

Bladzijde 2

Algemene bouwkenmerken

1.

Aantal assen: … en wielen: …

1.1.

Aantal en plaats van de assen met dubbellucht: …

2.

Gestuurde assen (aantal en plaats): … …

3.

Aangedreven assen (aantal, plaats en onderlinge verbindingen): … …

Belangrijkste afmetingen

4.

Wielbasis (e): … mm

4.1.

Afstand tussen de assen:

 

1-2: … mm

 

2-3: … mm

 

3-4: … mm

5.

Lengte: … mm

6.

Breedte: … mm

7.

Hoogte: … mm

9.

Afstand tussen de voorzijde van het voertuig en het midden van de koppelinrichting: … mm

12.

Overhang aan achterzijde: … mm

Massa’s

13.

Massa van het voertuig in rijklare toestand: … kg (f)

13.1.

Verdeling van deze massa over de assen:

1.

… kg

2.

… kg

3.

… kg enz.

16.

Technisch toelaatbare maximummassa’s

16.1.

Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand: … kg

16.2.

Technisch toelaatbare maximummassa op iedere as:

1.

… kg

2.

… kg

3.

… kg enz.

16.3.

Technisch toelaatbare maximummassa op ieder asstel:

1.

… kg

2.

… kg

3.

… kg enz.

16.4.

Technisch toelaatbare maximummassa van de voertuigcombinatie: … kg

17.

Beoogde maximaal toelaatbare massa’s bij registratie/in bedrijf in het nationale/internationale verkeer (1)(o)

17.1.

Beoogde maximaal toelaatbare massa in beladen toestand bij registratie/in bedrijf: … kg

17.2.

Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elke as in beladen toestand bij registratie/in bedrijf:

1.

… kg

2.

… kg

3.

… kg

17.3.

Beoogde maximaal toelaatbare belasting van elk asstel in beladen toestand bij registratie/in bedrijf:

1.

… kg

2.

… kg

3.

… kg

17.4.

Beoogde maximaal toelaatbare massa van de voertuigcombinatie bij registratie/in bedrijf: … kg

18.

Technisch toelaatbare getrokken maximummassa in geval van:

18.1.

Aanhangwagen: … kg

18.3.

Middenasaanhangwagen: … kg

18.4.

Niet-beremde aanhangwagen: … kg

19.

Technisch toelaatbare maximale statische belasting van het koppelingspunt: … kg

Motor

20.

Motorfabrikant: …

21.

Motorcode, zoals vermeld op de motor: …

22.

Werkingsprincipe: …

23.

Geheel elektrisch: ja/neen (1)

23.1.

Hybride (elektrisch) voertuig: ja/neen (1)

24.

Aantal en opstelling van de cilinders: …

25.

Cilinderinhoud: … cm3

26.

Brandstof: Diesel/benzine/lpg/aardgas – biomethaan/ethanol/biodiesel/waterstof (1)

26.1.

Monobrandstof/bibrandstof/flexbrandstof (1)

27.

Nettomaximumvermogen (g): … kW bij … min-1 of nominaal continu maximumvermogen (elektrische motor) … kW (1)

28.

Versnellingsbak (type): …

Maximumsnelheid

29.

Maximumsnelheid: … km/h

Assen en ophanging

30.

Spoorbreedte van de assen:

1.

… mm

2.

… mm

3.

… mm

33.

Aangedreven as(sen) voorzien van luchtvering of gelijkwaardig: ja/neen (1)

35.

Band/wielcombinatie (h): …

Remmen

36.

Remverbindingen aanhangwagen mechanisch/elektrisch/pneumatisch/hydraulisch (1)

37.

Druk in de toevoerleiding voor het remsysteem van de aanhangwagen: … bar

Carrosserie

38.

Carrosseriecode (i): …

39.

Klasse voertuig: klasse I/klasse II/klasse III/klasse A/klasse B (1)

41.

Aantal en configuratie van de deuren: …

42.

Aantal zitplaatsen (inclusief bestuurderszitplaats) (k): …

42.1.

Zitplaats(en) die uitsluitend is (zijn) bestemd voor gebruik bij stilstaand voertuig: …

42.3.

Aantal voor rolstoelgebruikers toegankelijke plaatsen: …

43.

Aantal staanplaatsen: …

Koppelinrichting

44.

Goedkeuringsnummer of merk van de koppelinrichting (indien aanwezig): …

45.1.

Waarde van de kenmerken (1): D: …/ V: …/ S: …/ U: …

Milieuprestaties

46.

Geluidsniveau

Stationair draaiende motor: … dB(A) bij een toerental van: … min-1

Tijdens voorbijrijden: … dB(A)

47.

Uitlaatemissieniveau (l): Euro …

48.

Uitlaatemissies (m):

Nummer van de basisregelgeving en de recentste wijzigingsregelgeving die van toepassing zijn: …

1.1.

Testprocedure: type I of ESC (1)

 

CO: …

 

HC: …

 

NOx: …

 

HC + NOx: …

 

Deeltjes: …

Rookopaciteit (ELR): … (m-1)

1.2.

Testprocedure: type I (Euro 5 of 6 (1))

 

CO: …

 

THC: …

 

NMHC: …

 

NOx: …

 

THC + NOx: …

 

Deeltjesmassa: …

 

Deeltjesaantal: …

2.

Testprocedure: ETC (indien van toepassing)

 

CO: …

 

NOx: …

 

NMHC: …

 

THC: …

 

CH4: …

 

Deeltjes: …

48.1.

Rook (gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt): … (m-1)

Diversen

51.

Voor voertuigen voor speciale doeleinden: aanduiding overeenkomstig bijlage II, punt 5: …

52.

Opmerkingen (n): …”