ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.127.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 127

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
26 mei 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 429/2009 van de Commissie van 25 mei 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 430/2009 van de Commissie van 25 mei 2009 tot goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Kölsch (BGA))

3

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/51/EG van de Commissie van 25 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de specificatie van de werkzame stof nicosulfuron ( 1 )

5

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2009/398/EG

 

*

Besluit van de Raad van 27 april 2009 houdende benoeming van een Duits lid en een Duits plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio’s

7

 

 

2009/399/EG

 

*

Besluit van de Raad van 27 april 2009 houdende aanpassing van de vergoedingen als bedoeld in Besluit 2003/479/EG en Besluit 2007/829/EG betreffende de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen en militairen die bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd

8

 

 

2009/400/EG

 

*

Besluit van de Raad van 12 mei 2009 betreffende het evenement Culturele Hoofdstad van Europa voor 2012

9

 

 

2009/401/EG

 

*

Besluit van de Raad van 12 mei 2009 betreffende het evenement Culturele Hoofdstad van Europa voor 2013

10

 

 

Commissie

 

 

2009/402/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 28 januari 2009 betreffende de in Frankrijk ten uitvoer gelegde noodplannen (plans de campagne) in de groente- en fruitsector (C 29/05 (ex NN 57/05)) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 203)

11

 

 

Rectificaties

 

 

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 423/2009 van de Commissie van 20 mei 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1529/2007 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode mei 2009 (PB L 125 van 21.5.2009)

21

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/1


VERORDENING (EG) Nr. 429/2009 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 mei 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

39,7

MK

76,1

TN

105,3

TR

73,8

ZZ

73,7

0707 00 05

EG

127,4

JO

156,8

MA

31,4

TR

135,1

ZZ

112,7

0709 90 70

TR

124,0

ZZ

124,0

0805 10 20

EG

39,3

IL

55,7

MA

44,7

TN

108,2

ZZ

62,0

0805 50 10

AR

53,3

TR

52,4

ZA

63,7

ZZ

56,5

0808 10 80

AR

74,7

BR

74,5

CL

74,9

CN

107,0

NZ

92,7

US

105,3

UY

71,7

ZA

81,9

ZZ

85,3

0809 20 95

US

458,4

ZZ

458,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/3


VERORDENING (EG) Nr. 430/2009 VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2009

tot goedkeuring van niet-minimale wijzigingen van het productdossier voor een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Kölsch (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Duitsland onderzocht voor de goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Kölsch” die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2325/97 (3), is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4). Aangezien aan de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(2)  PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1.

(3)  PB L 322 van 25.11.1997, blz. 33.

(4)  PB C 254 van 7.10.2008, blz. 12.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 510/2006 genoemde levensmiddelen:

Categorie 2.1.   Bier

DUITSLAND

Kölsch (BGA)


RICHTLIJNEN

26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/5


RICHTLIJN 2009/51/EG VAN DE COMMISSIE

van 25 mei 2009

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad wat betreft de specificatie van de werkzame stof nicosulfuron

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1, tweede alinea, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na een onderzoek waarbij het Verenigd Koninkrijk als rapporterende lidstaat optrad, is bij Richtlijn 2008/40/EG van de Commissie (2) de werkzame stof nicosulfuron opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Wat de zuiverheid betreft, stelt Richtlijn 2008/40/EG een minimumgehalte van 930 g/kg vast. Dat gehalte was gebaseerd op de door de kennisgever ingediende specificatie.

(2)

Het is echter gebruikelijk dat het minimale zuiverheidsgehalte wordt gebaseerd op de specificaties van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties wat betreft de zuiverheid en de onzuiverheidsgehalten van werkzame stoffen. In de FAO-specificatie voor nicosulfuron (3) wordt een minimale zuiverheid van 910 g/kg aangegeven. Die specificatie is opgenomen in het evaluatieverslag voor nicosulfuron dat door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) intercollegiaal is getoetst en op 29 november 2007 aan de Commissie is overgelegd in de vorm van het wetenschappelijke verslag van de EFSA (4). Hoewel de Gemeenschap gerechtigd is haar eigen gehalte voor de bescherming van de volksgezondheid, de diergezondheid en het milieu vast te stellen, is het algemeen gebruikelijk dat de FAO-gehalten worden gebruikt. Om andere producenten die aan het FAO-gehalte voldoen, in staat te stellen hun producten in de handel te brengen, is het nodig dat de specificatie dienovereenkomstig wordt aangepast.

(3)

Het is daarom gerechtvaardigd de minimumzuiverheid voor nicosulfuron te wijzigen.

(4)

Aangezien de lidstaten krachtens artikel 2 van Richtlijn 2008/40/EG verplicht zijn om de bepalingen ter uitvoering van die richtlijn met ingang van 1 juli 2009 toe te passen, moet de gewijzigde specificatie voor nicosulfuron ook vanaf die datum van toepassing zijn, onverminderd de andere in artikel 3 van Richtlijn 2008/40/EG vastgestelde termijnen. Bijgevolg moet deze richtlijn zo spoedig mogelijk in werking treden.

(5)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In regel 176 (nicosulfuron) van bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt in kolom 4 (zuiverheid) „930 g/kg” vervangen door „910 g/kg”.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2009.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 87 van 29.3.2008, blz. 5.

(3)  709/TC 2006.

(4)  EFSA Scientific Report (2007) 120, 1-91, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance nicosulfuron (afgerond op 29 november 2007).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/7


BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 april 2009

houdende benoeming van een Duits lid en een Duits plaatsvervangend lid van het Comité van de Regio’s

(2009/398/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 263,

Gezien de voordracht van de Duitse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 24 januari 2006 heeft de Raad Besluit 2006/116/EG aangenomen houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2006 tot en met 25 januari 2010 (1).

(2)

Door het aftreden van de heer Reinhard LOSKE is in het Comité van de Regio’s een zetel van lid vrijgekomen. Een zetel van plaatsvervanger is vrijgekomen door de benoeming van de heer Hermann KUHN tot lid van het Comité van de Regio’s,

BESLUIT:

Artikel 1

In het Comité van de Regio’s worden de volgende personen benoemd voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2010:

a)

tot lid:

de heer Hermann KUHN, Mitglied der Bremischen Bürgerschaft,

en

b)

tot plaatsvervangend lid:

de heer Reinhard LOSKE, Senator für Umwelt, Bau, Verkehr und Europa der Freien Hansestadt Bremen.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB L 56 van 25.2.2006, blz. 75.


26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/8


BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 april 2009

houdende aanpassing van de vergoedingen als bedoeld in Besluit 2003/479/EG en Besluit 2007/829/EG betreffende de regeling die van toepassing is op nationale deskundigen en militairen die bij het secretariaat-generaal van de Raad zijn gedetacheerd

(2009/399/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, lid 1,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 207, lid 2,

Gelet op Besluit 2003/479/EG (1), en met name op artikel 15, lid 7,

Gelet op Besluit 2007/829/EG (2), en met name op artikel 15, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 15, lid 7, van Besluit 2003/479/EG en in artikel 15, lid 6, van Besluit 2007/829/EG is bepaald dat de dagvergoeding en de maandelijkse toelage eenmaal per jaar en zonder terugwerkende kracht worden aangepast aan de ontwikkeling van de basissalarissen van de ambtenaren van de Gemeenschap in Brussel en Luxemburg.

(2)

De Raad heeft bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1323/2008 van 18 december 2008 houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2008 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen (3), een aanpassing met 3 % van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren van de Gemeenschap doorgevoerd,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   In artikel 15, lid 1, van Besluit 2003/479/EG en in artikel 15, lid 1, van Besluit 2007/829/EG worden de bedragen 29,85 EUR en 119,39 EUR vervangen door respectievelijk 30,75 EUR en 122,97 EUR.

2.   In artikel 15, lid 2, van Besluit 2003/479/EG en in artikel 15, lid 2, van Besluit 2007/829/EG wordt de tabel vervangen door:

„Afstand tussen de woonplaats en de standplaats

(in km)

Bedrag in EUR

0-150

0,00

> 150

79,04

> 300

140,52

> 500

228,36

> 800

368,89

> 1 300

579,68

> 2 000

693,88”.

3.   In artikel 15, lid 4, van Besluit 2003/479/EG wordt het bedrag 29,85 EUR vervangen door 30,75 EUR.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin het wordt aangenomen.

Gedaan te Luxemburg, 27 april 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  PB L 160 van 28.6.2003, blz. 72.

(2)  PB L 327 van 13.12.2007, blz. 10.

(3)  PB L 345 van 23.12.2008, blz. 10.


26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/9


BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 mei 2009

betreffende het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” voor 2012

(2009/400/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit nr. 1622/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” voor de periode 2007 tot 2019 (1), en met name op artikel 14,

Gezien het verslag van de jury van 5 november 2008 dat overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Besluit nr. 1622/2006/EG bij de Commissie, het Europees Parlement en de Raad is ingediend,

Overwegende dat aan de in artikel 14, lid 3, van Besluit nr. 1622/2006/EG vermelde criteria volledig is voldaan,

Gezien de aanbeveling van de Commissie van 8 april 2009,

BESLUIT:

Enig artikel

Guimarães (Portugal) en Maribor (Slovenië) worden overeenkomstig artikel 14 van Besluit nr. 1622/2006/EG aangewezen als „Culturele Hoofdstad van Europa 2012”.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

M. KOPICOVÁ


(1)  PB L 304 van 3.11.2006, blz. 1.


26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/10


BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 mei 2009

betreffende het evenement Culturele Hoofdstad van Europa voor 2013

(2009/401/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit nr. 1622/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement Culturele Hoofdstad van Europa voor de periode 2007 tot 2019 (1),

Gezien de juryverslagen van september en oktober 2008 betreffende de selectieprocedure voor de Culturele Hoofdsteden van Europa in respectievelijk Frankrijk en Slowakije en het door het Europees Parlement uitgebrachte advies,

Overwegende dat aan de in artikel 4 van Besluit nr. 1622/2006/EG bedoelde criteria volledig is voldaan,

Gezien de aanbeveling van de Commissie van 20 april 2009,

BESLUIT:

Enig artikel

Marseille (Frankrijk) en Košice (Slowakije) worden aangewezen als Culturele Hoofdstad van Europa 2013.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

M. KOPICOVÁ


(1)  PB L 304 van 3.11.2006, blz. 1.


Commissie

26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/11


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 januari 2009

betreffende de in Frankrijk ten uitvoer gelegde noodplannen („plans de campagne”) in de groente- en fruitsector (C 29/05 (ex NN 57/05))

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 203)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2009/402/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Na de belanghebbenden, overeenkomstig artikel 88, lid 2, eerste alinea, van het EG-Verdrag te hebben verzocht opmerkingen te maken en gezien de meegedeelde opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Ingevolge een klacht heeft de Commissie op 31 juli 2002 aan Frankrijk een brief gestuurd om inlichtingen te vragen over de niet aangemelde nationale steun in de groente- en fruitsector die Frankrijk al enkele jaren zou betalen in de context van de voorzieningen, genaamd „noodplannen” (plans de campagne), „strategische plannen” (plans stratégiques) of „conjuncturele plannen” (plans conjoncturels) (hierna „noodplannen” genoemd).

(2)

Op 21 oktober 2002 heeft een vergadering tussen de Franse autoriteiten en de diensten van de Commissie plaatsgevonden.

(3)

Per brief van 26 december 2002, geregistreerd op 2 januari 2003, heeft Frankrijk informatie verstrekt waaruit blijkt dat dergelijke steun tot 2002 is toegekend.

(4)

Per brief van 16 april 2003 heeft de Commissie Frankrijk gevraagd haar een volledige inventaris te verstrekken van de uit hoofde van de noodplannen toegekende steun, verdeeld naar maatregel en naar productie, onder vermelding van het steunbedrag voor elke maatregel en de precieze duur van de regelingen. Per brief van 30 april 2003 heeft Frankrijk gevraagd om de termijn om te reageren op het verzoek om inlichtingen van de Commissie te verlengen. Per brief van 22 juli 2003, geregistreerd op 25 juli 2003, heeft Frankrijk informatie over de aard van de gefinancierde acties verstrekt, alsook tabellen met een verdeling van de overheidsmiddelen die in de periode 1998-2002 voor de verschillende producties zijn uitgetrokken.

(5)

De maatregel is onder nummer NN 57/05 opgenomen in het register van niet-aangemelde steunmaatregelen.

(6)

Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (1). De Commissie heeft de andere lidstaten en belanghebbende derde partijen verzocht hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel kenbaar te maken.

(7)

Frankrijk heeft per brief van 5 augustus 2005, geregistreerd op 9 augustus 2005, om een verlenging van de antwoordtermijn gevraagd. Frankrijk heeft zijn opmerkingen per brief van 4 oktober 2005, geregistreerd op 6 oktober 2005, toegestuurd.

(8)

Per brief van 22 oktober 2005, geregistreerd op 24 oktober 2005, heeft de Commissie opmerkingen ontvangen van een belanghebbende derde partij, de Fédération des Comités Economiques Agricoles rattachés à la filière de production des fruits et légumes (hierna „Fedecom” genoemd), die de economische landbouwcomités en de bonden in de groente- en fruitsector vertegenwoordigt. Deze opmerkingen zijn per brief van 1 december 2005 naar de Franse autoriteiten gestuurd. De Franse autoriteiten hebben hierop geantwoord per brief van 28 december 2005, waarin zij hun instemming hebben betuigd met toezending van de brieven van 26 december 2002 en 22 juli 2003 aan Fedecom. Deze brief van de Franse autoriteiten bevatte ook een rectificatie van de eerder verstrekte financiële tabellen. Per brief van 18 januari 2006 zijn voornoemde brieven naar Fedecom gestuurd.

II.   BESCHRIJVING

(9)

Ingevolge een anonieme klacht is de Commissie in het bezit gekomen van talrijke documenten waaruit blijkt dat Frankrijk in de groente- en fruitsector staatssteun heeft toegekend. Er zouden overheidsmiddelen van het Office National Interprofessionnel des Fruits, des Légumes et de l’Horticulture (hierna „ONIFLHOR” genoemd) via economische landbouwcomités aan de producenten zijn toegekend voor de uitvoering van acties ter ondersteuning van de groente- en fruitmarkt.

1.   Acties ter ondersteuning van de groente- en fruitmarkt

1.1.   De economische landbouwcomités — Samenstelling, opdracht en financiering

(10)

De economische landbouwcomités vertegenwoordigen de groeperingen van landbouwproducenten van een bepaalde sector. Zij zijn bij Franse wetgeving (2) opgericht en vallen onder de bepalingen van artikel 552-1 en volgende van de Code Rural.

(11)

De economische comités hebben tot taak gemeenschappelijke regels voor hun leden uit te vaardigen om de productie, de commercialisering, de prijs en het op de markt brengen van hun producten te harmoniseren (3).

(12)

Hoewel zij volgens privaatrecht in de vorm van een vennootschap zijn opgericht, moeten de comités door het ministerie van Landbouw worden erkend en staan zij onder nauw toezicht van de overheid. De prefect van de regio waar de zetel van het comité is gevestigd, woont met name alle besluitvormingsvergaderingen van de organen bij en volgt alle beraadslagingen.

(13)

Om hun exploitatiekosten te dekken ontvangen de economische comités van de producentengroeperingen een inschrijvingsrecht en bijdragen die worden berekend op grond van de waarde van de in de handel gebrachte productie (4). Deze bijdragen zijn voor de betrokken partijen uitsluitend verplicht uit hoofde van het contract dat tussen de leden en het comité is gesloten (contractuele bijdragen).

(14)

De erkende economische landbouwcomités kunnen bovendien regels opstellen voor de productie en het op de markt brengen van producten en zij kunnen vragen dat deze regels worden uitgebreid tot alle producenten van hun territoriaal gebied. De uitbreiding geschiedt per besluit van de minister van Landbouw. Het uitbreidingsbesluit houdt voor de zelfstandig gebleven producenten de verplichting in om aan de comités bijdragen te betalen, de zogenaamde bijdragen voor de uitbreiding van de regels.

1.2.   De noodplannen

(15)

Acht economische landbouwcomités (Rhône-Méditerranée, Grand Sud-Ouest, Corse, Val de Loire, Nord, Nord-Est, Bretagne en Normandie) hebben gedurende vele jaren overheidsmiddelen ontvangen, die met name door ONIFLHOR zijn verstrekt en zijn gebruikt voor de financiering van steunvoorzieningen, genaamd „noodplannen”. Die voorzieningen omvatten acties op de intra- en extracommunautaire markten om de commercialisering van in Frankrijk geoogste landbouwproducten, vooral in crisisperioden, te vergemakkelijken.

(16)

Volgens de klagers werden deze voorzieningen ingevoerd vóór de hervorming van de GMO voor groenten en fruit in 1996. Frankrijk heeft verzekerd dat sinds 1 januari 2003 in het kader van deze voorzieningen geen enkele actie meer is gefinancierd.

(17)

Wat de exacte aard van de acties betreft, hebben de Franse autoriteiten in hun brief van 26 december 2002 verklaard dat zij beoogden om de effecten van tijdelijke overschotten van het aanbod ten aanzien van de vraag te voorkomen of, ingeval van crises, te verzachten door op te treden op drie niveaus: buitenlandse markten, binnenlandse markt en verwerking.

(18)

Op de buitenlandse markten was het doel de marktaandelen van de Franse producten te behouden door de exporteurs in staat te stellen een plaats in te nemen op de strategische markten en het hoofd te bieden aan de prijsconcurrentie.

(19)

Op de binnenlandse markt hadden de gefinancierde acties tot doel de markt te ruimen door aantrekkelijkere prijzen te bieden, hetzij door het vernietigen van een deel van de overtollige oogst, hetzij door de overproductie naar de verwerkingsindustrie af te voeren. De Franse autoriteiten maakten ook melding van de tijdelijke opslag van producten bij verzadiging van de markt, alsook van de verlening van steun om de verwerkingsbedrijven in staat te stellen de markt van verse groenten en fruit te saneren.

(20)

De brief van de Franse autoriteiten van 22 juli 2003 bevat van cijfermateriaal voorziene tabellen met de bedragen van de staatssteun die is toegekend aan maatregelen op het gebied van „verwerking”, „marktruiming”, „kwaliteit”, „contractualisering”, „buitenlandse markten” en „opslag”.

(21)

De documenten en de informatie waarover de Commissie beschikt, geven duidelijkere aanwijzingen, zij het beperkt tot bepaalde producten, over de aard van de acties die in het kader van de noodplannen gefinancierd kunnen zijn.

(22)

Wat de appelproductie betreft, verwijst bijvoorbeeld een door de Commissie in april 2002 ontvangen brief naar de verlening van steun voor de uitvoer naar bestemmingen buiten de Gemeenschap, die onder het mom van promotiesteun zou zijn toegekend. De maatregel zou in werkelijkheid hebben bestaan uit de toekenning van kortingen aan de koper, die door de Franse autoriteiten per verkochte kist appelen zouden zijn betaald. Bovendien zou volgens andere documenten het economisch comité voor de groente- en fruitsector van het bassin Rhône Méditerranée (BRM) in 2000 acties hebben gefinancierd in verband met productiekosten, verkoopprijzen, verwerkingsbeleid, structurele uitvoer, uitvoervalorisatie, uitvoer bij productiepiek, opkomende markten en valorisatie van de binnenlandse markt. In de perzik- en de nectarinesector lijkt deze steun op grond van de geproduceerde hoeveelheid te zijn toegekend.

(23)

Uit bepaalde documenten in het bezit van de Commissie blijkt dat de Franse autoriteiten op de hoogte waren van de dubieuze aard van deze acties ten aanzien van het Gemeenschapsrecht. Zij omschreven deze acties zelf als „grotendeels anticommunautair” en vestigden de aandacht op de dreigende verplichting tot terugbetaling door de producenten van de onterecht overgemaakte bedragen (5). In de notulen van het BRM wordt ook gewezen op het vertrouwelijke karakter van de strategische plannen en de noodzaak van discretie, rekening houdend met het anticommunautaire beginsel daarvan (6).

1.3.   Financieringsmechanisme

(24)

In de brief van 26 december 2002 heeft Frankrijk verklaard dat de financiering van de acties voor 30 % of 50 % door de betrokken sectoren wordt verzekerd, waarbij het resterende gedeelte door de overheid wordt gefinancierd.

(25)

Fedecom heeft het financieringsmechanisme van de noodplannen en de door de comités gespeelde rol uitvoerig toegelicht. Deze toelichtingen zijn niet door Frankrijk betwist.

(26)

Volgens Fedecom werden de toe te passen maatregelen uitsluitend door ONIFLHOR bepaald en waren de economische comités gehouden deze toe te passen. ONIFLHOR nam voor elk noodplan en voor elke plantensoort een besluit betreffende de uit te voeren maatregelen en belaste de betrokken nationale afdeling met de tenuitvoerlegging daarvan. ONIFLHOR besliste ook over de aan het noodplan in kwestie toegekende middelen en over het bedrag van de bijdragen die de economische comités moesten betalen.

(27)

De maatregelen werden gefinancierd uit een door de economische comités beheerd actiefonds. Dit fonds functioneerde op grond van dezelfde beginselen als die welke gelden voor de communautaire steun, als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (7), aangezien het deels werd gestijfd door overheidssteun en deels door financiële bijdragen van de aangesloten producenten (de zogenaamde beroepsbijdragen), berekend op grond van de hoeveelheden of de waarde van de in de handel gebrachte groenten en fruit. De beroepsbijdragen bestonden niet uit bijdragen voor de uitbreiding van de regels. Zij waren bijgevolg niet verplicht krachtens een ministerieel decreet.

(28)

De economische landbouwcomités verzochten de producenten om betaling van de beroepsbijdragen en ONIFLHOR vulde deze met overheidssteun aan. De producentenorganisaties hadden echter de mogelijkheid om niet aan dit initiatief mee te werken. De niet-betaling van de beroepsbijdragen kwam neer op een weigering van de steun van ONIFLHOR. In dit geval bleef de overheidssteun op het niveau van het economische comité geblokkeerd en vroeg ONIFLOHR achteraf om terugbetaling daarvan. Bepaalde producentenorganisaties, zoals bijvoorbeeld Roussillon Méditerranée, Rambertfruits en Vallée de l’Eyrieux, hebben immers geweigerd de beroepsbijdragen te betalen en hebben bijgevolg geen steun uit hoofde van de noodplannen ontvangen.

1.4.   Bedrag van de steun

(29)

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de door ONIFLOHR uit hoofde van de noodplannen van 1992 tot en met 2002 betaalde bedragen in euro (8). Deze bedragen zijn verdeeld naar jaar en naar acties. Voor 1992 en 1993 is in de tabel alleen het totale bedrag van de steun aangegeven. Frankrijk heeft verklaard dat de archieven van ONIFLOHR het niet mogelijk maken om voor deze twee jaren een gedetailleerde verdeling van de steun te verstrekken.

(EUR)

 

Verwerking

Marktruiming

Kwaliteit

Contractualisering

Buitenlandse markten

Opslag

Totaal

1992

 

 

 

 

 

 

29 081 983,81

1993

 

 

 

 

 

 

18 639 480,39

1994

3 476 338,03

7 476 623,78

7 344 395,76

141 027,37

7 681 356,49

370 770,47

26 490 511,90

1995

6 355 889,01

10 693 311,73

3 359 858,02

109 049,43

15 738 316,68

745 034,23

37 001 459,10

1996

6 806 740,88

16 777 570,17

5 808 577,08

297 302,41

16 024 793,42

467 681,24

46 182 665,21

1997

5 727 385,57

9 219 002,49

4 197 657,27

210 767,17

12 928 391,98

348 239,42

32 631 443,91

1998

5 108 432,83

10 714 426,52

3 225 588,91

235 250,96

8 060 847,76

221 905,32

27 566 452,29

1999

13 025 113,13

11 885 479,12

5 496 144,68

193 162,59

18 580 942,06

1 211 975,20

50 392 816,78

2000

9 472 914,30

8 748 331,16

5 601 928,08

648 258,44

11 496 657,37

787 112,53

36 755 201,88

2001

7 661 016,28

0

735 689,69

1 121 848,94

2 891 108,02

287 509,69

18 763 119,48

2002

6 568 162,59

0

3 686 121,77

37 869,61

3 623 285,33

783 323,81

14 698 762,81

2.   De argumenten van de Commissie in het kader van de inleiding van de onderzoekprocedure

(30)

De Commissie heeft de in artikel 88, lid 2, van het Verdrag bedoelde onderzoekprocedure ingeleid, omdat zij ernstige twijfels had over de verenigbaarheid van deze steun met de gemeenschappelijke markt en in eerste instantie van mening was dat hij als loutere werkingssteun moest worden aangemerkt. Bovendien leken dergelijke maatregelen de mechanismen voor de gemeenschappelijke ordening van de groente- en fruitsector ernstig te verstoren.

III.   OPMERKINGEN VAN DERDE PARTIJEN

(31)

De klager heeft in het kader van de formele onderzoekprocedure geen opmerkingen gemaakt.

(32)

Fedecom heeft een document verstrekt dat de samenstelling en de wijze van financiering van deze comités, alsook de door hen in het kader van de noodplannen gespeelde rol beschrijft.

(33)

Frankrijk heeft de echtheid van deze gegevens niet betwist.

(34)

Op grond van de verstrekte informatie (die staat vermeld in de punten 1 en 3 van het in overweging 32 bedoelde document) stelt Fedecom het volgende:

(35)

Aan de economische landbouwcomités is geen steun toegekend in het kader van de noodplannen. De rol van de comités was beperkt tot de ontvangst van de financiële middelen en de verdeling daarvan onder de begunstigden (de producentenorganisaties en de leden daarvan).

(36)

De betaling van de beroepsbijdragen was een vrijwillige daad van de producentenorganisaties, waarvan het beginsel werd onderworpen aan de goedkeuring van de betrokken nationale afdelingen, die zich volgens een democratische procedure hebben uitgesproken. Geen enkele tekst verplichtte de producentenorganisaties om aanspraak te maken op communautaire steun. Daarom kunnen volgens Fedecom de beroepsbijdragen niet als overheidsmiddelen worden beschouwd, gezien de particuliere en vrijwillige aard daarvan.

(37)

Volgens Fedecom vormen de in het kader van de noodplannen uitgevoerde maatregelen geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, aangezien niet wordt voldaan aan het criterium van de financiering uit staatsmiddelen.

IV.   OPMERKINGEN VAN FRANKRIJK

(38)

Per brief van 4 oktober 2005 heeft Frankrijk opmerkingen gemaakt over het besluit van de Commissie om ten aanzien van de niet-aangemelde steunmaatregel de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag in te leiden.

(39)

Frankrijk heeft geen toelichtingen verstrekt over de juiste aard van de in het kader van de noodplannen gefinancierde maatregelen en het heeft de voorlopige analyse van de Commissie betreffende de onverenigbaarheid van deze steun met de gemeenschappelijke markt op grond van de communautaire wetgeving niet betwist.

(40)

Wat de aard van de beroepsbijdragen voor de financiering van de noodplannen betreft, heeft Frankrijk echter aangegeven dat deze bijdragen de tegenprestatie van de betrokken sectoren vormden voor de in het kader van de noodplannen gefinancierde acties en niet in aanmerking kwamen voor de uitbreiding van de regels, als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2200/96 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit. Volgens de Franse autoriteiten ging het om niet door de overheid vastgestelde vrijwillige bijdragen waarover de economische comités vrijelijk konden beschikken. Zij hadden geen bindend karakter. Frankrijk concludeert dat deze bijdragen niet kunnen worden gelijkgesteld met staatsmiddelen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(41)

Frankrijk heeft een tabel verstrekt met de bedragen van de kredieten voor noodplannen, verdeeld naar productie en naar maatregel (zie hierboven), die voor de jaren 1992 tot en met 2002 op de begroting van ONIFLHOR zijn uitgetrokken. In deze bedragen zijn de door de sector betaalde beroepsbijdragen niet inbegrepen. Een rectificatie van deze tabel voor 2002 is per brief van 28 december 2005 aan de Commissie toegestuurd.

V.   BEOORDELING

(42)

De Commissie constateert dat de artikelen 87, 88 en 89 (ex artikelen 92, 93 en 94) van het Verdrag van toepassing waren op de productie van en de handel in groenten en fruit krachtens artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 1035/72 van de Raad van 18 mei 1972 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (9) en artikel 43 van Verordening (EG) nr. 2200/96, die op het moment van de toekenning van de steun van toepassing waren.

1.   Aanwezigheid van een steunmaatregel in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag

(43)

In artikel 87, lid 1, van het Verdrag wordt bepaald dat, behoudens de afwijkingen waarin het Verdrag voorziet, steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(44)

Om onder het toepassingsgebied van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te vallen, moet een maatregel voldoen aan de volgende vier voorwaarden: 1) de maatregel moet door de staat of via staatsmiddelen worden gefinancierd en aan de staat zijn toe te schrijven; 2) hij moet op selectieve wijze betrekking hebben op bepaalde ondernemingen of productiesectoren; 3) hij moet een economisch voordeel voor de begunstigde ondernemingen opleveren, en 4) hij moet het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloeden en de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen.

(45)

Ten eerste zij erop gewezen dat de in het kader van de noodplannen uitgevoerde maatregelen op exclusieve (selectieve) wijze ten goede zijn gekomen aan de groente- en fruitproducenten van de betrokken Franse departementen.

(46)

Wat de definitie van de begunstigden betreft, moet rekening worden gehouden met de effecten van de steunmaatregel om te bepalen wie er de begunstigden van zijn. De begunstigden van de steunmaatregel zijn degenen die deze steun feitelijk hebben genoten (10) en wier concurrentiepositie als gevolg van de toekenning van de steun is verbeterd.

(47)

In dit geval blijkt uit de aard zelf van de in het kader van de noodplannen ondernomen acties (zie de overwegingen 17 en volgende van deze beschikking) dat zij bestemd waren om de afzet van de Franse productie te vergemakkelijken door de producenten een verkoopprijs (of een aan de verkoop gekoppelde vergoeding) te bieden die hoger was dan de reële kosten voor de koper van de goederen. De producenten blijken bijgevolg de eindbegunstigden van deze steunmaatregel te zijn.

(48)

Uit de door Fedecom verstrekte en niet door de Franse autoriteiten betwiste toelichtingen blijkt echter ook dat de in het kader van de noodplannen gebruikte middelen in eerste instantie door de economische landbouwcomités zijn verdeeld onder de producentenorganisaties die aan het initiatief van de noodplannen hadden meegewerkt en de beroepsbijdragen hadden betaald, waarbij de steun pas later door de beroepsorganisaties aan de producenten werd overgedragen.

(49)

De Commissie constateert dat de producentenorganisaties krachtens artikel L 551-1 van de Code Rural verschillende rechtsvormen kunnen aannemen, die overeenkomen met de meer of minder nauwe vennootschapsbanden tussen de leden van deze organisaties. In bepaalde uitzonderlijke gevallen kan ook niet worden uitgesloten dat de steun niet door de producentenorganisatie aan haar leden is overgedragen, zodat in deze zeer bijzondere gevallen de eindbegunstigde van de steunmaatregel de producentenorganisatie is.

(50)

Ten tweede hebben de producenten in kwestie een economisch voordeel gekregen in de vorm van de financiering van verschillende acties ter ondersteuning van de markt. Dit voordeel heeft hun concurrentiepositie verbeterd. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie betekent een verbetering van de concurrentiepositie van een onderneming als gevolg van staatssteun in het algemeen dat de mededinging ten opzichte van andere ondernemingen die niet dezelfde steun krijgen, wordt vervalst (11).

(51)

Ten derde stond de groente- en fruitsector op het moment van de toekenning van de steun volledig open voor concurrentie en werd hij gekenmerkt door een intens intracommunautair handelsverkeer (12). Het bestaan van een gemeenschappelijke martktordening in de sector getuigt verder van het belang van het intracommunautaire handelsverkeer in groenten en fruit en van de wil om te zorgen voor niet vervalste concurrentievoorwaarden op de gemeenschappelijke markt. De maatregelen in kwestie die de manipulatie van de prijzen en de op de markt gebrachte hoeveelheden beoogden, waren bijgevolg van dien aard dat zij het handelsverkeer ongunstig beïnvloedden en de concurrentie vervalsten. Wat de maatregelen inzake de extracommunautaire markten betreft, bepaalt de rechtspraak van het Hof dat het wegens de interdependentie van de markten waarop de ondernemingen van de Gemeenschap opereren, niet is uitgesloten dat een steunmaatregel de intracommunautaire mededinging kan vervalsen, ook al komt de steun ten goede aan producten die bestemd zijn voor uitvoer buiten de Gemeenschap (13). Er is dus volledig voldaan aan de criteria betreffende de ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer en de verstoring van de concurrentie.

(52)

Wat ten vierde het criterium van de financiering door de staat met staatsmiddelen betreft, moet een grondige analyse worden uitgevoerd, waarbij onder meer de nodige aandacht wordt besteed aan de argumenten van de Franse staat en Fedecom met betrekking tot de vraag of de bijdragen van de sector staatsmiddelen zijn.

(53)

Overeenkomstig de rechtspraak van het Hof kunnen voordelen alleen als staatssteun worden beschouwd als zij in de eerste plaats al dan niet rechtstreeks met overheidsmiddelen zijn bekostigd en in de tweede plaats aan de staat kunnen worden toegerekend (14).

(54)

De Commissie constateert dat ONIFLHOR een openbare instelling is. Bijgevolg zijn de financiële bijdragen van ONIFLHOR aan de „noodplannen” duidelijk staatssmiddelen. De maatregelen in het kader van de plannen kunnen bovendien aan de staat worden toegerekend, aangezien het ONIFLHOR was dat voor elk noodplan de te nemen maatregelen vaststelde, de betrokken nationale afdeling opdracht gaf de maatregelen uit te voeren en over de toegekende bedragen en het bedrag van de sectorale bijdragen besliste.

(55)

In het licht van de rechtspraak van het Hof (15) is de Commissie van oordeel dat wanneer een aan de staat toegerekende maatregel gedeeltelijk met bijdragen van de betrokken bedrijven wordt gefinancierd, deze maatregel het karakter van staatssteun niet verliest aangezien het afhangt van de modaliteiten en de gevolgen van de regeling. Het verplichte of vrijwillige karakter van deze bijdragen speelt geen enkele rol bij de toepassing van dit beginsel. Bijgevolg wordt de stelling van Fedecom dat de maatregelen in het kader van de „noodplannen” geen steunmaatregelen zijn wegens het particuliere karakter van de sectorale bijdragen, verworpen.

(56)

De Commissie kan bijgevolg constateren dat de maatregelen in het kader van de „noodplannen” door de staat of met staatssmiddelen werden gefinancierd en aan de staat kunnen worden toegerekend.

(57)

Toch wilde de Commissie verifiëren of deze redenering niet in het gedrang komt door de eventuele toepassing op de onderhavige zaak van recente rechtspraak van het Hof inzake staatssmiddelen. Het is in dit verband goed kort te herinneren aan de belangrijkste overwegingen van het Hof in de zaak Pearle  (16). In het arrest stelt het Hof dat de opbrengst van een voor alle bedrijven van een sector verplichte en door een intermediaire openbare instelling ingezamelde bijdrage niet als overheidsmiddel mag worden beschouwd als aan de volgende vier cumulatieve voorwaarden is voldaan: a) de betreffende sector stelt de door de verplichte bijdragen gefinancierde acties vast; b) de acties worden volledig gefinancierd met de bijdragen van de bedrijven van de sector; c) de bijdragen zijn verplicht bestemd voor de financiering van de maatregel en de staat mag niet tussenbeide komen om het gebruik van de middelen vast te stellen of te wijzigen; d) de subjecten die de bijdragen betalen, zijn ook de begunstigden van de maatregel.

(58)

In het onderhavige geval zijn de acties niet volledig gefinancierd met de bijdragen van de bedrijven van de sector. Het is duidelijk dat aan de criteria van de zaak Pearle niet is voldaan. Opgemerkt zij echter dat het Hof in de zaak Pearle uitspraak heeft gedaan over een andere situatie en met een ander doel. Het Hof heeft met name criteria willen vaststellen om te kunnen bepalen onder welke omstandigheden de rol van de staat bij de uitvoering van een volledig door de begunstigde sector gefinancierde maatregel zo marginaal is dat de maatregel wordt beschouwd als een maatregel die niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet.

(59)

In het onderhavige geval heeft de staat duidelijk een centrale rol gespeeld in alle stadia van de uitvoering van de plannen (van de keuze van de maatregelen tot de medefinanciering ervan). De twee situaties (deze zaak en de zaak in het arrest Pearle) zijn bijgevolg moeilijk vergelijkbaar.

(60)

Het Gerecht van eerste aanleg heeft trouwens onlangs uitspraak gedaan over de notoire rol die de Franse staat bij een andere steunregeling voor de landbouwsector heeft gespeeld en die het Gerecht ertoe heeft geleid de inkomsten van een sectorale bijdrage als overheidsmiddelen te beschouwen, onder meer omdat ze een overheidsbesluit vereisten om effect te sorteren (17).

(61)

In het onderhavige geval bestond de cruciale keuze voor de producentenorganisaties erin zich al dan niet bij het initiatief van de staat aan te sluiten. Als ze beslisten niet aan het initiatief mee te doen, konden de producenten niet van de door ONIFLHOR aan de noodplannen toegekende fondsen profiteren, wat een sterke prikkel was om toch maar aan het initiatief deel te nemen.

(62)

Op grond van de bovenstaande overwegingen constateert de Commissie dat uit een analyse in het licht van de vier criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag onweerlegbaar blijkt dat de maatregelen in het kader van de „noodplannen” als staatsteun moeten worden beschouwd.

2.   Het onrechtmatige karakter van de steunmaatregelen

(63)

De Commissie constateert dat de Franse autoriteiten de Commissie in het onderhavige geval en in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag niet van de steunmaatregelen op de hoogte hebben gebracht. De maatregelen worden daarom beschouwd als onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (18).

(64)

Opgemerkt zij dat het onderzoek van de Commissie krachtens artikel 15 van Verordening (EG) nr. 659/1999 — dat bepaalt dat de verjaringstermijn voor de terugvordering van steun 10 jaar bedraagt — uitsluitend betrekking heeft op de periode vanaf 31 juli 1992 tot vandaag. Als de Commissie concludeert dat de onrechtmatige steun in kwestie onverenigbaar is, kan zij alleen de tijdens deze periode toegekende steun terugvorderen. De verjaringsperiode kan door elke maatregel van de Commissie ten aanzien van de onrechtmatige steun worden gestuit. In het onderhavige geval is de verjaringstermijn gestuit door een brief van de Commissie aan Frankrijk van 31 juli 2002. De periode vóór 31 juli 1992 is bijgevolg door de Commissie niet in overweging genomen.

3.   Onderzoek naar de verenigbaarheid van de steunmaatregelen

(65)

Artikel 87 van het Verdrag vermeldt een aantal uitzonderingen op het algemene beginsel van de onverenigbaarheid van staatsteun met het Verdrag.

(66)

De Commissie merkt eerst en vooral op dat de Franse autoriteiten geen enkel argument hebben aangevoerd om te bewijzen dat de steunmaatregelen in kwestie verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

(67)

Voorts zij opgemerkt dat een aantal afwijkingen waarin het Verdrag voorziet — met name de afwijkingen van artikel 87, lid 2, inzake steunmaatregelen van sociale aard, steunmaatregelen tot herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen en steunmaatregelen in het kader van de hereniging van Duitsland — duidelijk niet op het onderhavige geval van toepassing is. Hetzelfde geldt voor de afwijkingen waarin artikel 87, lid 3, onder a), b) en d), van het Verdrag voorziet: de steunmaatregelen in kwestie zijn niet bestemd om de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, te bevorderen, noch om een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen, noch om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen.

(68)

De enige afwijking die voor het onderhavige geval kan gelden, is de afwijking waarin artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag voorziet: steunmaatregelen om de ontwikkeling van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken kunnen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Deze afwijking is alleen van toepassing als de steunmaatregelen in overeenstemming zijn met de communautaire regels inzake staatssteun.

3.1.   Vaststelling van de richtsnoeren die op onrechtmatige staatssteun van toepassing zijn

(69)

Volgens de mededeling van de Commissie betreffende de vaststelling van regels voor de beoordeling van onrechtmatig verleende staatssteun (19) moet elke onrechtmatige steun in de zin van artikel 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 659/1999 onderzocht worden overeenkomstig de regels en richtsnoeren die van kracht waren op het ogenblik waarop de steun werd verleend.

(70)

Bijgevolg moet de tussen 1 januari 2000 en 31 december 2002 (de datum waarop de steun is stopgezet) verleende steun worden onderzocht in het licht van de regels die zijn opgenomen in de richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector (20). Alle vóór deze datum verleende steun moet echter worden beoordeeld in het licht van de vóór 1 januari 2000 geldende bepalingen en praktijken.

3.2.   Onverenigbaarheid van de steunmaatregelen

(71)

Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, voorzagen de „noodplannen” in maatregelen — met name de subsidiëring van de verkoopprijzen, subsidies voor de opslag of de vernietiging van een deel van de oogst en financiële prikkels voor de verwerking van verse producten — om het hoofd te bieden aan crises als gevolg van een overaanbod aan Franse producten op de gemeenschappelijke markt. Ook op markten buiten de Europese Unie zouden exportsubsidies de afzet van overtollige Franse producten hebben bevorderd en de concurrentiepositie van de ondernemingen hebben versterkt. De steun lijkt te zijn toegekend op basis van de prijs en de geproduceerde kwantiteit.

(72)

Noch de bovenvermelde richtsnoeren, noch andere relevante communautaire regels voorzien in dergelijke steun. Het gaat duidelijk om bedrijfssteun die tot doel had de afzet van Franse producten te vergemakkelijken door de verkoopprijs of de op de markt aangeboden hoeveelheden te manipuleren. Dergelijke steun is strikt verboden krachtens de communautaire regelgeving inzake staatssteun.

(73)

Opgemerkt zij ook dat volgens het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bedrijfssteun, dat wil zeggen steun waardoor een onderneming wordt bevrijd van de kosten die zij in het kader van haar gewone bedrijfsvoering normaliter zelf zou moeten dragen, de mededinging in beginsel vervalst doordat deze steun enerzijds de „ontwikkeling” van geen enkele economische sector vergemakkelijkt en anderzijds voor de begunstigde een kunstmatige financiële versterking betekent waardoor de mededinging duurzaam wordt vervalst en het handelsverkeer zodanig wordt aangetast dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad (21).

(74)

Met name de landbouwmarkten in de Europese Unie zijn exhaustief gereglementeerd via de gemeenschappelijke marktordeningen (GMO’s). De GMO’s hebben onder meer tot doel binnen de Europese Unie een eerlijke mededinging tussen de ondernemingen van de betrokken sector te waarborgen. De door Frankrijk genomen en gefinancierde en op de prijzen en de geproduceerde hoeveelheden gebaseerde steunmaatregelen zijn in strijd met de doelstellingen van de GMO voor groenten en fruit en kunnen het functioneren ervan ernstig verstoren. In het onderhavige geval ging het om de GMO voor fruit en groenten die voor de periode 1992-2002 op respectievelijk Verordening (EEG) nr. 1035/72 en Verordening (EG) nr. 2200/96 gebaseerd is.

(75)

Het Hof van Justitie heeft herhaaldelijk benadrukt (22) dat, afgezien van de verlening van steun waarin door een Gemeenschapsverordening uitdrukkelijk is voorzien, elke ingreep van een lidstaat in de marktmechanismen de werking van de gemeenschappelijke martktordening dreigt te belemmeren en ongerechtvaardigde voordelen kan scheppen voor bepaalde economische groepen in de Gemeenschap. Het Hof heeft er met name in zijn recente rechtspraak (23) nogmaals aan herinnerd dat de lidstaten op de onder een gemeenschappelijke marktordening vallende gebieden, en met name indien die ordening op een gemeenschappelijke prijsregeling berust, niet meer door middel van eenzijdig vastgestelde nationale bepalingen kunnen ingrijpen in het prijsvormingsmechanisme wanneer de prijzen, in dezelfde productiefase, door de gemeenschappelijke ordening worden geregeld.

(76)

Opgemerkt zij dat nationale mechanismen voor prijssteun — zoals de mechanismen in het onderhavige geval — een gevaar vormen voor de gemeenschappelijke prijsregeling en meer in het algemeen voor de doelmatigheid van de door de Gemeenschapsverordeningen inzake een gemeenschappelijke marktordening gecreëerde mechanismen, zelfs wanneer zij tot doel hebben de afzet van nationale producten op de markten van derde landen te vergemakkelijken. Deze verordeningen hebben immers ook betrekking op de afzet van communautaire producten op de markten van derde landen en harmoniseren de mededingingsvoorwaarden tussen de producenten in de Gemeenschap.

(77)

In het licht van het bovenstaande concludeert de Commissie dat de beschreven steunmaatregelen voor geen enkele afwijking waarin het Verdrag voorziet in aanmerking komen, omdat zij de mededinging vervalsen en niet uit hoofde van het gemeenschappelijk belang gerechtvaardigd kunnen worden.

VI.   CONCLUSIE

(78)

De staatssteun die Frankrijk tijdens de periode 1992-2002 aan Franse groenten- en fruitproducenten heeft verleend in de vorm van „noodplannen”, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(79)

De Commissie betreurt dat Frankrijk deze steun in strijd met artikel 88, lid 3, van het Verdrag heeft verleend.

(80)

Als de onrechtmatige steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is, beschikt de Commissie overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999 dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen. De terugbetaling is noodzakelijk om de vroegere situatie te herstellen: alle financiële voordelen die de begunstigde van de onrechtmatig verleende steun sinds de datum waarop de steun is verleend onterecht heeft genoten, moeten teniet worden gedaan.

VII.   TERUGVORDERINGSPROCEDURE

(81)

Zoals vermeld in overweging 64 bepaalt artikel 15 van Verordening (EG) nr. 659/1999 dat de bevoegdheden van de Commissie om steun terug te vorderen verjaren na een termijn van tien jaar. Deze termijn gaat in op de dag waarop de onrechtmatige steun als individuele steun of in het kader van een steunregeling aan de begunstigde is verleend. Door elke maatregel van de Commissie of een op haar verzoek optredende lidstaat ten aanzien van de onrechtmatige steun wordt de verjaring gestuit. Na elke stuiting begint de termijn van voren af aan te lopen. Aangezien de eerste maatregel van de Commissie dateert van 31 juli 2002 kan de Commissie in het onderhavige geval hoogstens vanaf 31 juli 1992 steun terugvorderen.

(82)

Het bij de terugvordering van overenigbaar geachte steun toe te passen rentepercentage en de methode voor de toepassing van het rentepercentage worden gespecificeerd in hoofdstuk V van Verordening (EG) nr 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (24), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie (25).

(83)

De steun moet worden terugbetaald overeenkomstig de procedures van de Franse wetgeving, voor zover deze procedures de onmiddellijke en daadwerkelijke uitvoering van deze beschikking mogelijk maken.

(84)

De steun moet van de begunstigden worden teruggevorderd. Zoals eerder vermeld zijn de eindbegunstigden van de steun in principe de producenten die lid zijn van de beroepsorganisaties die bij de noodplannen waren betrokken. In uitzonderlijke gevallen is het echter mogelijk dat de producentenorganisaties de steun niet aan hen hebben overgemaakt. De steun moet dus van de producenten worden teruggevorderd, behalve wanneer de lidstaat kan aantonen dat de producentenorganisatie de steun niet aan hen heeft overgemaakt. In dat geval wordt de steun van de producentenorganisatie teruggevorderd.

(85)

Wat de kwantificering van de steun betreft, blijkt uit de rechtsspraak van het Hof dat de Commissie niet verplicht is de terug te vorderen steun exact te kwantificeren (26). In het onderhavige geval volgt uit de aard zelf van de acties in het kader van de „noodplannen” (zie met name de overwegingen 17 en volgende van deze beschikking) dat de producenten dankzij deze acties in hoofdzaak konden profiteren van een verkoopprijs (of een vergoeding) die hoger was dan de door de koper betaalde reële prijs. Het verschil tussen deze twee bedragen moet bijgevolg worden teruggevorderd. Wat de steun voor de vernietiging van een deel van de oogst betreft, moet het volledige bedrag dat in ruil voor deze vernietiging is betaald, worden teruggevorderd. In bepaalde gevallen — en met name in het specifieke geval van acties voor de tijdelijke opslag van producten — konden de acties ook tot doel hebben de begunstigden vrij te stellen van kosten die ze normaliter zouden hebben moeten dragen (met name de opslagkosten). De steun komt in dat geval overeen met de kosten waarvan de begunstigden zijn vrijgesteld.

(86)

Frankrijk moet in het kader van zijn communautaire verplichtingen de bedragen in kwestie terugvorderen. Als Frankrijk onvoorziene moeilijkheden bij de terugvordering ondervindt, kunnen deze moeilijkheden ter beoordeling aan de Commissie worden voorgelegd. De Commissie en de lidstaat moeten in dat geval — overeenkomstig de in artikel 10 van het EG-Verdrag vermelde verplichting om loyaal samen te werken — te goeder trouw samenwerken om de moeilijkheden uit de weg te ruimen en daarbij de bepalingen van het Verdrag — en met name de bepalingen inzake steunmaatregelen — ten volle naleven,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die Frankrijk in het kader van „noodplannen” tussen 1992 en 2002 onrechtmatig en in strijd met artikel 83, lid 3, van het Verdrag aan producenten van groenten en fruit heeft verleend, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

1.   Frankrijk neemt de nodige maatregelen om de in artikel 1 vermelde onverenigbare steun van de begunstigden terug te vorderen.

2.   De terug te vorderen steun omvat de rente vanaf de datum waarop de begunstigden over de steun konden beschikken tot de datum van terugvordering.

3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004.

4.   De steun wordt onmiddellijk teruggevorderd overeenkomstig de procedures van de nationale wetgeving, voor zover deze procedures de onmiddellijke en daadwerkelijke uitvoering van deze beschikking mogelijk maken.

Artikel 3

1.   De in artikel 1 vermelde steun wordt onmiddellijk en daadwerkelijk teruggevorderd.

2.   Frankrijk zorgt ervoor dat deze beschikking uiterlijk vier maanden na de kennisgeving ervan wordt uitgevoerd.

Artikel 4

1.   Uiterlijk twee maanden na de kennisgeving van deze beschikking dient Frankrijk de volgende informatie bij de Commissie in:

a)

de lijst van begunstigden die in het kader van de in artikel 1 vermelde regeling steun hebben ontvangen en het totale bedrag aan steun dat elke begunstigde heeft ontvangen;

b)

het totale bedrag (hoofdvordering plus terugvorderingsrente) dat van de begunstigden moet worden teruggevorderd;

c)

een gedetailleerde beschrijving van reeds genomen of geplande maatregelen om aan deze beschikking te voldoen;

d)

documenten die aantonen dat de begunstigden is opgedragen de steun terug te betalen.

2.   Frankrijk houdt de Commissie op de hoogte van de voortgang van de voor de uitvoering van deze beschikking genomen nationale maatregelen totdat de in artikel 1 vermelde steun volledig is teruggevorderd.

3.   Na afloop van de in lid 1 vermelde periode van twee maanden dient Frankrijk op eenvoudig verzoek van de Commissie een verslag in over de reeds genomen en geplande maatregelen om aan deze beschikking te voldoen. Het verslag verstrekt ook gedetailleerde informatie over de van de begunstigden teruggevorderde steunbedragen en terugvorderingsrente.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB C 233 van 22.9.2005, blz. 21.

(2)  Met name de wet van 6 oktober 1982 en daarna wet nr. 2001-6 van 4 januari 2001.

(3)  Wet nr. 99-574 van 9 juli 1999, artikel 59 III, IV (JORF van 10.7.1999).

(4)  Decreet nr. 90-879 van 28 september 1990, artikel 4 (JORF van 30.9.1990).

(5)  Compte-rendu de la réunion Fruits et Légumes du 11 avril 2001, éléments de langage du ministre de l’Agriculture, pièce annexe no 19.

(6)  Compte-rendu de l’Assemblée Générale de l’OP Pêches du 31 août 2000 à Nîmes, Pièce annexe no 20.

(7)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.

(8)  Deze tabel houdt rekening met de rectificatie die door de Franse autoriteiten per brief van 28 december 2005 is verstrekt.

(9)  PB L 118 van 20.5.1972, blz. 1.

(10)  Arrest van het Hof van 21 maart 1991, Italië/Commissie (C-303/88, Jurispr. 1991, blz. I-1433), punt 57.

(11)  Arrest van het Hof van 17 september 1980, Philip Morris/Commissie (zaak C-730/59, Jurispr. 1980, blz. 2671), punten 11 en 12.

(12)  In 2000 werden bij wijze van voorbeeld in het intracommunautaire handelsverkeer 6 727 000 t groenten en 5 609 000 t fruit verhandeld. Frankrijk is altijd al een van de belangrijkste groente- en fruitproducerende landen van de Europese Unie geweest, met een productie van 3 681 000 t fruit en 7 939 000 t groenten in 2000.

(13)  Arrest van het Hof van 21 maart 1990, België/Commissie (C-142/87, Jurispr. 1987, blz. 2589), punt 35.

(14)  Arrest van het Hof van 21 maart 1991, Italië/Commissie (C-303/88, Jurispr. 1991, blz. I-1433), punt 11. Arrest van het Hof van 16 mei 2002, Frankrijk/Commissie (C-482/99, Jurispr. 2002, blz. I-4397), punt 24. Arrest van het Hof van 20 november 2003, GEMO (C-126/01, Jurispr. 2003, blz. I-13769), punt 24.

(15)  Arrest van het Hof van 22 maart 1977, Steinike & Weinlig (78/76, Jurispr. 1977, blz. 595) en arrest van het Hof van 11 november 1987 (259/85, Frankrijk/Commissie, Jurispr. 1987, blz. 4393), punt 23.

(16)  Arrest van het Hof van 15 juli 2004, Pearle e.a. (C-345/02, Jurispr. 2004, blz. I-7139). De litigieuze maatregel was een reclamecampagne ten voordele van de optiekbranche, die volledig werd gefinancierd met een „verplichte bijdrage” van de bedrijven van de sector. De heffing werd opgelegd door een publiekrechtelijk bedrijfslichaam, dat op geen enkel moment vrij over de bijdragen kon beschikken.

(17)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 20 september 2007, Salvat Père & Fils e.a./Commissie (T-136/05, Jurispr. blz. II-4063).

(18)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(19)  PB C 119 van 22.5.2002, blz. 22.

(20)  PB C 28 van 1.2.2000, blz. 2.

(21)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 8 juni 1995, Siemens/Commissie (T-459/93, Jurispr. II-1675), punten 48 en 77.

(22)  Bijvoorbeeld het arrest van het Hof van 29 november 1978, Redmond (het zogenaamde „Pigs Marketing Board”-arrest) (83/78, Jurispr. 1978, blz. 2347), punt 60.

(23)  Arrest van het Hof van 26 mei 2005, Kuipers (C-283/03 Jurispr. 2005, blz. I-4255), punten 42, 49 en 53.

(24)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.

(25)  PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1.

(26)  Arrest van het Hof van 27 oktober 2007, Commissie/Frankrijk (C-441/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), punt 29.


Rectificaties

26.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/21


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 423/2009 van de Commissie van 20 mei 2009 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 1529/2007 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode mei 2009

( Publicatieblad van de Europese Unie L 125 van 21 mei 2009 )

Op bladzijde 68 komt de bijlage bij Verordening (EG) nr. 423/2009 als volgt te luiden:

„BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1529/2007 moeten worden toegewezen voor de deelperiode mei 2009, respectievelijk beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

Oorsprong/Product

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode mei 2009

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2009 (in kg)

Staten die deel uitmaken van de CARIFORUM-regio (artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1529/2007)

GN-code 1006, met uitzondering van GN-code 1006 10 10

09.4220

 (2)

130 197 633

LGO (artikel 1, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1529/2007)

GN-code 1006

 

 

 

a)

Nederlandse Antillen en Aruba:

09.4189

 (2)

21 500 000

b)

Minst ontwikkelde LGO:

09.4190

 (1)

10 000 000


(1)  geen toepassing van een toewijzingscoëfficiënt voor deze deelperiode: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

(2)  de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan of gelijk is aan de beschikbare hoeveelheid: alle aanvragen zijn dus ontvankelijk.”