ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2009.126.dut |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 396/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1081/2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds met het oog op de uitbreiding van de soorten kosten die voor een bijdrage uit het ESF in aanmerking komen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 148,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 56 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds (3) bepaalt dat de regels inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven op nationaal niveau worden vastgesteld onder voorbehoud van bepaalde uitzonderingen die voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds (ESF) zijn vastgesteld. |
(2) |
Artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) stelt vast welke kosten in aanmerking komen voor een bijdrage uit het ESF als omschreven in artikel 11, lid 1, van die verordening. |
(3) |
De financiële crisis rechtvaardigt verdere vereenvoudigingen om de toegang tot door het ESF medegefinancierde subsidies te vergemakkelijken. |
(4) |
In haar jaarverslag over het begrotingsjaar 2007 heeft de Europese Rekenkamer aanbevolen dat de wetgevende autoriteiten en de Commissie bereid zouden zijn het ontwerp van latere uitgavenprogramma’s opnieuw te bekijken en daarbij de nodige aandacht te besteden aan het vereenvoudigen van de grondslag voor de berekening van de subsidiabele kosten en het meer werken met betalingen van vaste of forfaitaire bedragen in plaats van terugbetaling van „werkelijke kosten”. |
(5) |
Om te zorgen voor de nodige vereenvoudiging van het beheer, de administratie en de controle van acties die een ESF-subsidie ontvangen, in het bijzonder wanneer die aan een op resultaten gebaseerde terugbetalingsregeling verbonden is, dienen twee extra vormen van subsidiabele kosten, met name vaste bedragen en forfaitaire standaardschalen van eenheidskosten, te worden toegevoegd. |
(6) |
Met het oog op de rechtszekerheid inzake de subsidiabiliteit van de kosten, moet deze vereenvoudiging voor alle ESF-subsidies gelden. Retroactieve toepassing dient dan ook te gebeuren met ingang van 1 augustus 2006, de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1081/2006. |
(7) |
Verordening (EG) nr. 1081/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1081/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Onder b) wordt vervangen door:
|
2) |
De volgende alinea’s worden toegevoegd: „De onder b) i), ii) en iii), bedoelde opties kunnen alleen worden gecombineerd wanneer elk van hen een verschillende categorie van subsidiabele kosten betreft of wanneer zij voor verschillende projecten van dezelfde actie worden aangewend. De onder b) i), ii) en iii), bedoelde kosten worden vooraf vastgesteld op grond van een eerlijke, billijke en verifieerbare berekening. Het onder b) iii), bedoelde vaste bedrag is niet hoger dan 50 000 EUR.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is evenwel van toepassing met ingang van 1 augustus 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
J. KOHOUT
(1) Advies van 25 februari 2009 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).
(2) Advies van het Europees Parlement van 2 april 2009 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 mei 2009.
(3) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.
(4) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 12.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 397/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 6 mei 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling met betrekking tot de subsidiabiliteit van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op het vlak van huisvesting
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 162,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Met het oog op een versterking op langere termijn van het duurzame groeipotentieel van Europa heeft de Commissie op 26 november 2008 een mededeling over een Europees economisch herstelplan goedgekeurd, waarin het belang wordt erkend van investeringen die de energie-efficiëntie van gebouwen verbeteren, inclusief in de huisvestingssector. |
(2) |
Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) ondersteunt in de huisvestingssector alleen maatregelen, inclusief op het vlak van energie-efficiëntie, ten gunste van lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, indien wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3). Alle lidstaten zouden voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in de huisvestingssector over dergelijke steun moeten kunnen beschikken. |
(3) |
Er moet steun worden verleend aan investeringen die worden gedaan in het kader van overheidsprogramma's overeenkomstig de doelstellingen van Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten (4). |
(4) |
Teneinde ervoor te zorgen dat is voldaan aan de doelstellingen van het cohesiebeleid, zoals vastgelegd in artikel 158 van het Verdrag, moeten steunmaatregelen zich op sociale cohesie richten. |
(5) |
In haar jaarverslag over het begrotingsjaar 2007 heeft de Europese Rekenkamer aanbevolen dat de wetgevende autoriteiten en de Commissie bereid zouden zijn het ontwerp van latere uitgavenprogramma's opnieuw te bekijken door de nodige aandacht te besteden aan het vereenvoudigen van de grondslag voor de berekening van de subsidiabele kosten en het meer werken met betalingen van vaste of forfaitaire bedragen in plaats van terugbetaling van „werkelijke kosten”. |
(6) |
Om te zorgen voor de nodige vereenvoudiging van het beheer, de administratie en de controle van acties die een EFRO-subsidie ontvangen, in het bijzonder wanneer die aan een op resultaten gebaseerde terugbetalingsregeling verbonden is, dienen drie extra vormen van subsidiabele kosten, met name indirecte kosten, vaste bedragen en forfaitaire standaardschalen van eenheidskosten, te worden toegevoegd. |
(7) |
Met het oog op de rechtszekerheid inzake de subsidiabiliteit van de kosten, dienen deze extra vormen van subsidiabele kosten voor alle EFRO-subsidies te gelden. Retroactieve toepassing dient dan ook te gebeuren met ingang van 1 augustus 2006, de datum van inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1080/2006. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 1080/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1080/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het volgende lid wordt ingevoegd: „1 bis. Uitgaven voor verbetering van de energie-efficiëntie en voor het gebruik van hernieuwbare energie in bestaande woningen zijn in elke lidstaat subsidiabel voor een bedrag dat maximaal 4 % van de totale EFRO-toewijzing beloopt. De lidstaten stellen overeenkomstig artikel 56, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 in nationale regels categorieën van subsidiabele woningen vast, ter ondersteuning van de sociale samenhang.”. |
2) |
De inleidende zin van lid 2 wordt vervangen door: „2. De uitgaven voor huisvesting, behalve voor energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare energie, zoals vastgelegd in lid 1 bis, komen alleen voor steun in aanmerking voor lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:”. |
3) |
Het volgende lid wordt toegevoegd: „4. In het geval van subsidies worden de volgende kosten beschouwd als in aanmerking komend voor een bijdrage uit het EFRO, mits zij worden gemaakt overeenkomstig de nationale regels, waaronder boekhoudregels, en onder de onderstaande specifieke voorwaarden:
De onder i), ii) en iii) bedoelde opties kunnen alleen worden gecombineerd wanneer elk van hen een verschillende categorie van subsidiabele kosten betreft of wanneer zij voor verschillende projecten van dezelfde actie worden aangewend. De onder i), ii) en iii) bedoelde kosten worden vooraf vastgesteld op grond van een eerlijke, billijke en verifieerbare berekening. Het onder iii) bedoelde vaste bedrag is niet hoger dan 50 000 EUR.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, lid 3, is evenwel van toepassing met ingang van 1 augustus 2006.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 6 mei 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
J. KOHOUT
(1) Advies van 25 februari 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies van het Europees Parlement van 2 april 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 mei 2009.
(3) PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1.
(4) PB L 114 van 27.4.2006, blz. 64.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 398/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 april 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens Verordening (EG) nr. 338/97 (3) moeten bepaalde maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4). |
(2) |
Besluit 1999/468/EG is gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad (5) waarbij de regelgevingsprocedure met toetsing is ingevoerd voor de aanneming van uitvoeringsmaatregelen van algemene strekking die beogen niet-essentiële onderdelen te wijzigen van basisbesluiten welke zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag, onder meer door in dergelijke besluiten sommige van dergelijke onderdelen te schrappen, dan wel door daaraan nieuwe niet-essentiële onderdelen toe te voegen. |
(3) |
Overeenkomstig de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (6) betreffende Besluit 2006/512/EG vergt de toepassing van de regelgevingsprocedure met toetsing op reeds geldende, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen besluiten dat deze besluiten volgens de geldende procedures worden aangepast. |
(4) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven bepaalde maatregelen aan te nemen om de handel in in het wild levende dier- en plantensoorten te reguleren, bepaalde wijzigingen aan de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 338/97 aan te nemen alsook bijkomende maatregelen te nemen om de resoluties van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES) (hierna de „overeenkomst” genoemd), besluiten of aanbevelingen van het Permanent Comité van de overeenkomst, en de aanbevelingen van het secretariaat van de overeenkomst ten uitvoer te leggen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Verordening (EG) nr. 338/97, onder meer door deze aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(5) |
Om redenen van doeltreffendheid moeten de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing gebruikelijke termijnen worden ingekort voor de aanneming van maatregelen tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 338/97, om aan de termijn te kunnen voldoen voor de inwerkingtreding van de wijzigingen van de bijlagen bij de overeenkomst. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 338/97 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Verordening (EG) nr. 338/97 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 4, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 5 wordt vervangen door:
|
3) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 8, lid 4, wordt vervangen door: „4. De Commissie kan, op basis van de voorwaarden van lid 3, algemene afwijkingen van de verbodsbepalingen van lid 1 vaststellen, alsmede algemene ontheffingen met betrekking tot de soorten die overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), ii), in bijlage A zijn opgenomen. Dergelijke afwijkingen moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van andere Gemeenschapswetgeving inzake de instandhouding van wilde fauna en flora. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
5) |
Artikel 9, lid 6, wordt vervangen door: „6. De Commissie kan beperkingen opleggen ten aanzien van het in het bezit hebben of vervoer van levende specimens van soorten waarvoor overeenkomstig artikel 4, lid 6, beperkingen inzake het binnenbrengen in de Gemeenschap zijn vastgesteld. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
6) |
Artikel 11, lid 5, wordt vervangen door: „5. De Commissie stelt de termijnen voor de afgifte van vergunningen en certificaten vast. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
7) |
Artikel 12, lid 4, wordt vervangen door: „4. In uitzonderlijke gevallen en overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde criteria kan een administratieve instantie toestemming geven om de betrokken specimens via een ander douanekantoor dan die welke overeenkomstig lid 1 zijn aangewezen, in de Gemeenschap binnen te brengen, c.q. daaruit uit te voeren of weder uit te voeren. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële elementen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
8) |
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Artikel 19 wordt vervangen door: „Artikel 19 1. Volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure neemt de Commissie de maatregelen aan bedoeld in artikel 4, lid 6, artikel 5, lid 7, onder b), artikel 7, lid 4, artikel 15, lid 4, onder a) en c), artikel 15, lid 5, en artikel 21, lid 3. De Commissie stelt het model vast van de in artikel 4, artikel 5, artikel 7, lid 4, en artikel 10 bedoelde documenten, volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure. 2. De Commissie neemt de maatregelen aan bedoeld in artikel 4, lid 7, artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 1, onder c), lid 2, onder c), en lid 3, artikel 8, lid 4, artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 5, en artikel 12, lid 4. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 3. De Commissie stelt uniforme bepalingen en criteria vast voor:
Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 4. De Commissie neemt zo nodig aanvullende maatregelen aan om de resoluties van de conferentie van de partijen bij de overeenkomst, besluiten of aanbevelingen van het Permanent Comité van de overeenkomst en aanbevelingen van het secretariaat van de overeenkomst ten uitvoer te leggen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. 5. De Commissie wijzigt de bijlagen A tot en met D, met uitzondering van de wijzigingen van bijlage A die niet uit de besluiten van de conferentie van de partijen bij de overeenkomst voortvloeien. Die maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
11) |
In artikel 21, lid 3, wordt de inleidende zin vervangen door: „3. Twee maanden voor de toepassing van deze verordening handelt de Commissie volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure en in overleg met de wetenschappelijke studiegroep als volgt:”. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 23 april 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
P. NEČAS
(1) PB C 211 van 19.8.2008, blz. 45.
(2) Advies van het Europees Parlement van 23 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 maart 2009.
(3) PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.
(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(5) PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11.
(6) PB C 255 van 21.10.2006, blz. 1.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 399/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 april 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad (3) bepaalt dat een aantal maatregelen dient te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4). |
(2) |
Besluit 1999/468/EG is gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad (5), waardoor een regelgevingsprocedure met toetsing is ingevoerd voor de aanneming van maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit. |
(3) |
Opdat regelgevingsprocedure met toetsing kan worden toegepast op grond van artikel 251 van het Verdrag vastgestelde, reeds geldende besluiten, moeten overeenkomstig de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (6) betreffende Besluit 2006/512/EG deze besluiten volgens de geldende procedures worden aangepast. |
(4) |
Met betrekking tot Verordening (EG) nr. 1172/98 moet de Commissie in het bijzonder de bevoegdheid worden gegeven om de kenmerken van de gegevensverzameling en de inhoud van de bijlagen aan te passen, de nauwkeurigheidseisen voor de door de lidstaten ingediende statistische uitkomsten en de wijze van uitvoering van die verordening vast te stellen, met inbegrip van de maatregelen voor de aanpassing ervan aan de economische en technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van die verordening, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(5) |
Derhalve dient Verordening (EG) nr. 1172/98 dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen
Verordening (EG) nr. 1172/98 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3, lid 4, wordt vervangen door: „4. De aanpassing van de kenmerken van de gegevensverzameling en van de inhoud van de bijlagen worden door de Commissie vastgesteld. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
2) |
Artikel 4 wordt vervangen door: „Artikel 4 Nauwkeurigheid van de uitkomsten De methoden voor het verzamelen en verwerken van de informatie moeten zodanig zijn ontworpen dat de door de lidstaten ingediende statistische uitkomsten voldoen aan een minimumniveau van nauwkeurigheid, waarbij rekening wordt gehouden met de structurele kenmerken van het wegvervoer van de afzonderlijke lidstaten. De nauwkeurigheidseisen worden door de Commissie vastgesteld. Deze maatregel, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen, wordt vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
3) |
Artikel 5, lid 2, wordt vervangen door: „2. De wijze van toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens, in voorkomend geval met inbegrip van de op die gegevens gebaseerde statistische tabellen, worden vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde beheersprocedure.”. |
4) |
Artikel 6 wordt vervangen door: „Artikel 6 Verspreiding van de uitkomsten De bepalingen betreffende de verspreiding van de statistische uitkomsten over het goederenvervoer over de weg, alsmede structuur en inhoud van de te verspreiden uitkomsten, worden vastgesteld volgens de in artikel 10, lid 2, bedoelde beheersprocedure.”. |
5) |
Artikel 9 wordt geschrapt. |
6) |
Artikel 10 wordt vervangen door: „Artikel 10 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom opgerichte Comité statistisch programma. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en lid 5, onder a), en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”. |
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 23 april 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
P. NEČAS
(1) PB C 211 van 19.8.2008, blz. 36.
(2) Advies van het Europees Parlement van 23 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 maart 2009.
(3) PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1.
(4) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(5) PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11.
(6) PB C 255 van 21.10.2006, blz. 1.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 400/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 april 2009
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 285, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Volgens Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad (2) moeten bepaalde maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (3). |
(2) |
Besluit 1999/468/EG is gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad (4), waarbij de regelgevingsprocedure met toetsing is ingevoerd voor de aanneming van maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit, onder meer door sommige van deze niet-essentiële onderdelen te schrappen of door het besluit aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen. |
(3) |
Overeenkomstig de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (5) betreffende Besluit 2006/512/EG vergt de toepassing van de regelgevingsprocedure met toetsing op reeds geldende, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag vastgestelde besluiten dat deze besluiten volgens de geldende procedures worden aangepast. |
(4) |
Met betrekking tot Verordening (EG) nr. 2223/96 moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de methoden van het Europees systeem van rekeningen 1995 te wijzigen en te beslissen over aanpassingen in de aan de lidstaten gevraagde informatie. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Verordening (EG) nr. 2223/96, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 2223/96 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2223/96 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 2, lid 2, komt als volgt te luiden: „2. Wijzigingen in methoden van het ESR 1995 die ten doel hebben de inhoud ervan te verduidelijken en te verbeteren, worden door de Commissie vastgesteld, mits hierdoor de opzet zelf niet wordt gewijzigd, er geen extra middelen voor de uitvoering nodig zijn en de toepassing ervan niet leidt tot een verhoging van de eigen middelen. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 4, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
2) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, komt als volgt te luiden: „Binnen de grenzen van artikel 2, lid 2, worden aanpassingen — nieuwe tabellen, betrokken landen en/of regio’s — in de aan de lidstaten gevraagde informatie vastgesteld door de Commissie. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 4, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.”. |
3) |
Artikel 4 komt als volgt te luiden: „Artikel 4 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité statistisch programma (hierna „het comité” genoemd). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 23 april 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
P. NEČAS
(1) Advies van het Europees Parlement van 18 november 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 5 maart 2009.
(2) PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.
(3) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(4) PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11.
(5) PB C 255 van 21.10.2006, blz. 1.
21.5.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 126/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 401/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 april 2009
inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk
(Gecodificeerde versie)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan. |
(2) |
Het Verdrag voorziet in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een communautair milieubeleid, en bevat de doelstellingen en beginselen die aan dit beleid ten grondslag moeten liggen. |
(3) |
De eisen ter zake van milieubescherming vormen een bestanddeel van de andere takken van het Gemeenschapsbeleid. |
(4) |
Volgens artikel 174 van het Verdrag dient de Gemeenschap bij de uitwerking van haar optreden op milieugebied onder meer rekening te houden met de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens. |
(5) |
Verzameling, verwerking en analyse van milieugegevens op Europees niveau is nodig om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verschaffen die het de Gemeenschap en de lidstaten mogelijk maakt de ter bescherming van het milieu noodzakelijke maatregelen te nemen, de resultaten van die maatregelen te beoordelen en een degelijke voorlichting van het publiek over de toestand van het milieu te waarborgen. |
(6) |
In de Gemeenschap en de lidstaten bestaan reeds voorzieningen waarmee voor informatievoorziening en dienstverlening op dit gebied zorg wordt gedragen. |
(7) |
Op basis hiervan dient het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk op communautair niveau te worden gecoördineerd door het Europees Milieuagentschap. |
(8) |
De algemene beginselen en de beperkingen die van toepassing zijn op de uitoefening van het recht op toegang tot documenten, in de zin van artikel 255 van het Verdrag, zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (5). |
(9) |
Het Agentschap dient met de bestaande communautaire structuren samen te werken, opdat de Commissie ervoor kan zorgen dat de communautaire milieuwetgeving onverkort wordt toegepast. |
(10) |
De rechtspositie en de structuur van het Agentschap moeten zijn afgestemd op het objectieve karakter van de resultaten die het zou moeten opleveren. Het Agentschap moet de mogelijkheid worden geboden zijn taken in nauwe samenwerking met de bestaande nationale en internationale voorzieningen te vervullen. |
(11) |
Het Agentschap dient juridisch autonoom te zijn, zij het dat het een nauwe band met de instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten moet kunnen onderhouden. |
(12) |
Het is dienstig te voorzien in de mogelijkheid dat andere landen die de belangstelling van de Gemeenschap en de lidstaten voor de doelstellingen van het Agentschap delen, krachtens tussen die landen en de Gemeenschap te sluiten overeenkomsten aan de werkzaamheden van het Agentschap deelnemen, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Deze verordening stelt regels vast voor het Europees Milieuagentschap, hierna „het Agentschap” genoemd, en beoogt de vorming van een Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk.
2. Om de bij het Verdrag en de achtereenvolgende communautaire milieuactieprogramma’s vastgestelde doelstellingen op het gebied van bescherming en verbetering van het milieu alsmede duurzame ontwikkeling te verwezenlijken, hebben het Agentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk tot doel de Gemeenschap en de lidstaten:
a) |
objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie op Europees niveau te verschaffen op grond waarvan zij de nodige maatregelen ter bescherming van het milieu kunnen nemen, de resultaten daarvan kunnen beoordelen en het publiek degelijke informatie kunnen geven over de toestand van het milieu, en te dien einde |
b) |
in technisch en wetenschappelijk opzicht de nodige bijstand te verlenen. |
Artikel 2
Om het in artikel 1 gestelde doel te bereiken, vervult het Agentschap de volgende taken:
a) |
in samenwerking met de lidstaten het in artikel 4 bedoelde netwerk tot stand brengen en coördineren; daartoe zorgt het Agentschap voor het verzamelen, verwerken en analyseren van gegevens, met name op de in artikel 3 genoemde gebieden; |
b) |
de Gemeenschap en de lidstaten voorzien van de objectieve informatie die noodzakelijk is voor het bepalen en uitvoeren van een oordeelkundig en doeltreffend milieubeleid; daartoe met name aan de Commissie de nodige informatie verschaffen zodat zij haar taken op het gebied van het identificeren, voorbereiden en evalueren van milieumaatregelen en -wetgeving succesvol kan uitvoeren; |
c) |
assistentie verlenen bij het controleren van milieumaatregelen via aangepaste steun ten behoeve van de rapportering (ook door deelneming aan de opstelling van vragenlijsten, de verwerking van rapporten van de lidstaten en de verspreiding van de resultaten) overeenkomstig zijn meerjarenprogramma teneinde de rapportage te coördineren; |
d) |
afzonderlijke lidstaten op verzoek van advies dienen, wanneer dat strookt met zijn jaarprogramma, over het ontwerpen, opzetten en uitbreiden van hun systemen voor de controle op milieumaatregelen, mits die activiteiten het vervullen van de andere in dit artikel genoemde taken niet in gevaar brengen; dit advies kan op uitdrukkelijk verzoek van lidstaten ook evaluatie door deskundigen op het betrokken vakgebied (peer reviews) omvatten; |
e) |
registreren, compileren en evalueren van gegevens betreffende de toestand van het milieu, opstellen van deskundigenrapporten betreffende kwaliteit, gevoeligheid en belasting van het milieu op het grondgebied van de Gemeenschap, aanleggen van uniforme criteria voor de evaluatie van milieu-informatie in alle lidstaten, verdere ontwikkeling en behoud van een referentiecentrum van milieu-informatie; de Commissie maakt van deze informatie gebruik bij haar opdracht om de tenuitvoerlegging van de communautaire milieuwetgeving te verzekeren; |
f) |
bijdragen tot het vergelijkbaar maken van de milieugegevens op Europees niveau en, indien nodig, via passende wegen een betere harmonisatie van de meetmethoden bevorderen; |
g) |
bevorderen van integratie van de Europese milieu-informatie in internationale milieubewakingsprogramma’s, zoals die welke in het kader van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde instellingen daarvan zijn opgesteld; |
h) |
om de vijf jaar een rapport over de toestand van het milieu en de tendensen en vooruitzichten op milieugebied publiceren, aangevuld met indicatorrapporten over specifieke vraagstukken; |
i) |
stimuleren van de ontwikkeling en de toepassing van technieken voor milieuprognoses op grond waarvan tijdig adequate preventieve maatregelen kunnen worden genomen; |
j) |
stimuleren van de ontwikkeling van methoden voor de evaluatie van de kosten van schade aan het milieu en van de kosten van een beleid gericht op preventie en bescherming en herstel van het milieu; |
k) |
stimuleren van de uitwisseling van informatie over de beste technologie die beschikbaar is om schade aan het milieu te voorkomen of te verminderen; |
l) |
samenwerken met de in artikel 15 bedoelde instanties en programma’s; |
m) |
zorgen voor een ruime verspreiding van betrouwbare en vergelijkbare milieu-informatie, met name over de toestand van het milieu, onder het grote publiek en daartoe het gebruik van nieuwe telematicatechnologieën bevorderen; |
n) |
de Commissie assisteren bij de uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van methodieken en beste praktijken voor milieubeoordelingen; |
o) |
de Commissie assisteren bij de verspreiding van informatie over de resultaten van relevant milieuonderzoek in een vorm die de beleidsontwikkeling het beste dient. |
Artikel 3
1. De voornaamste werkterreinen van het Agentschap omvatten, voor zover mogelijk, alles wat dienstig kan zijn voor het verzamelen van informatie met behulp waarvan de huidige en de te verwachten toestand van het milieu kan worden beschreven vanuit de volgende invalshoeken:
a) |
kwaliteit van het milieu, |
b) |
belasting van het milieu, |
c) |
gevoeligheid van het milieu, |
en het plaatsen van die aspecten in de context van een duurzame ontwikkeling.
2. Het Agentschap verschaft informatie die bij de tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de Gemeenschap rechtstreeks te gebruiken is.
Aan de volgende werkterreinen wordt voorrang gegeven:
a) |
luchtkwaliteit en emissies in de atmosfeer; |
b) |
waterkwaliteit, verontreinigende stoffen en watervoorraden; |
c) |
toestand van bodem, flora, fauna en biotopen; |
d) |
bodemgebruik en natuurlijke hulpbronnen; |
e) |
afvalbeheer; |
f) |
geluidsemissies; |
g) |
milieugevaarlijke chemische stoffen; |
h) |
bescherming van de kust en de zee. |
In het bijzonder worden grensoverschrijdende, plurinationale en globale verschijnselen behandeld.
De sociaaleconomische aspecten worden eveneens in aanmerking genomen.
3. Het Agentschap kan ook samenwerken bij de uitwisseling van informatie met andere organisaties, waaronder het Europees netwerk voor de toepassing van en het toezicht op de milieuwetgeving (IMPEL-netwerk).
Het Agentschap vermijdt dat zijn werk de door andere instellingen en organisaties reeds ondernomen activiteiten overlapt.
Artikel 4
1. Het netwerk omvat:
a) |
de voornaamste componenten van de nationale informatienetwerken; |
b) |
de nationale knooppunten; |
c) |
de thematische centra. |
2. De lidstaten houden het Agentschap op de hoogte van de voornaamste componenten van hun nationale milieu-informatienetwerken, in het bijzonder op de in artikel 3, lid 2, genoemde prioritaire gebieden, en delen mede welke instellingen volgens hen aan de werkzaamheden van het Agentschap zouden kunnen meewerken, gelet op de noodzaak dat hun grondgebied zo volledig mogelijk wordt bestreken.
De lidstaten werken zo nodig samen met het Agentschap en dragen bij tot het werk van het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk, overeenkomstig het werkprogramma van het Agentschap, door in het gehele land gegevens te vergaren, met elkaar te vergelijken en te analyseren.
De lidstaten kunnen zich ook verenigen om daarbij op transnationaal niveau samen te werken.
3. De lidstaten kunnen met name een van de in lid 2 genoemde instellingen of een andere op hun grondgebied gevestigde organisatie aanwijzen als „nationaal knooppunt”, belast met de coördinatie en/of het doorsturen van de informatie die op nationaal niveau moet worden verstrekt aan het Agentschap en aan de instellingen of organisaties die deel uitmaken van het netwerk, met inbegrip van de in lid 4 genoemde thematische centra.
4. De lidstaten kunnen tevens uiterlijk op 30 april 1994 de op hun grondgebied gevestigde instellingen of andere organisaties aanwijzen die specifiek zouden kunnen worden belast met samenwerking met het Agentschap ten aanzien van bepaalde thema’s die van bijzonder belang zijn.
Een aldus aangewezen instelling zou een overeenkomst met het Agentschap moeten kunnen sluiten om als thematisch centrum van het netwerk op te treden voor het vervullen van specifieke taken.
Deze centra werken samen met andere instellingen die deel uitmaken van het netwerk.
5. De thematische centra worden aangewezen door de raad van bestuur, als omschreven in artikel 8, lid 1, voor een periode die niet langer is dan de looptijd van elk meerjarig werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 4. Deze aanwijzing kan echter worden verlengd.
6. De toekenning van de specifieke taken aan de thematische centra wordt vermeld in het in artikel 8, lid 4, bedoelde meerjarige werkprogramma van het Agentschap.
7. In het licht van met name het meerjarige werkprogramma onderwerpt het Agentschap de in lid 2 bedoelde componenten van het netwerk aan een periodieke heroverweging en brengt het daarin de wijzigingen aan waartoe de raad van bestuur heeft besloten, met inachtneming van eventuele nieuwe aanwijzingen van de lidstaten.
Artikel 5
Het Agentschap kan met de in artikel 4 bedoelde instellingen of organisaties die deel uitmaken van het netwerk, de nodige regelingen treffen, en met name contracten sluiten, om de taken die het deze kan toevertrouwen succesvol uit te voeren.
Een lidstaat kan voor op zijn grondgebied gevestigde nationale instellingen of organisaties bepalen dat dergelijke regelingen met het Agentschap moeten worden getroffen met instemming van het nationale knooppunt.
Artikel 6
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten die bij het Agentschap berusten.
2. Tegen de beslissingen van het Agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan beroep worden ingesteld, door middel van een klacht bij de Europese Ombudsman of door middel van een beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.
Artikel 7
Het Agentschap bezit rechtspersoonlijkheid. Het geniet in alle lidstaten de ruimste handelingsbevoegdheid die door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend.
Artikel 8
1. Het Agentschap heeft een raad van bestuur bestaande uit één vertegenwoordiger van iedere lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie. Bovendien kan er een vertegenwoordiger zijn van ieder ander land dat deelneemt aan het Agentschap, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen.
Voorts wijst het Europees Parlement als leden van de raad van bestuur twee vooraanstaande wetenschappers aan, die vooral deskundig zijn op het gebied van de milieubescherming en die op grond van de van hen te verwachten persoonlijke bijdrage tot de werkzaamheden van het Agentschap worden gekozen.
Elk lid van de raad van bestuur kan zich door een plaatsvervangend lid doen vervangen.
2. De raad van bestuur kiest zijn voorzitter uit zijn leden voor een periode van drie jaar en stelt zijn reglement van orde vast. Ieder lid van de raad van bestuur beschikt over één stem.
De raad van bestuur verkiest een bureau waaraan hij uitvoeringsbesluiten kan delegeren volgens het reglement dat hij vaststelt.
3. De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van twee derden van zijn leden genomen.
4. De raad van bestuur neemt op basis van een ontwerp dat de in artikel 9 bedoelde uitvoerend directeur na raadpleging van het in artikel 10 bedoelde wetenschappelijke comité en na advies van de Commissie heeft voorgelegd, een meerjarig werkprogramma aan waarin wordt uitgegaan van de in artikel 3, lid 2, beschreven prioritaire thema’s. Het meerjarige werkprogramma bevat een meerjarige begrotingsraming, onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Gemeenschap.
5. In het kader van het meerjarige programma neemt de raad van bestuur ieder jaar het werkprogramma van het Agentschap aan op basis van een ontwerp dat de uitvoerend directeur na raadpleging van het wetenschappelijke comité en na advies van de Commissie heeft voorgelegd. Dit programma kan in de loop van het jaar volgens dezelfde procedure worden aangepast.
6. De raad van bestuur stelt het jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap vast en dient dit uiterlijk op 15 juni in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten.
7. Het Agentschap doet de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toekomen.
Artikel 9
1. Het Agentschap staat onder leiding van een uitvoerend directeur, die door de raad van bestuur op voorstel van de Commissie wordt benoemd voor een periode van vijf jaar, welke telkens met vijf jaar kan worden verlengd.
De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.
De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor:
a) |
een passende uitwerking en uitvoering van de door de raad van bestuur vastgestelde besluiten en programma’s; |
b) |
de dagelijkse leiding van het Agentschap; |
c) |
de uitvoering van de in de artikelen 12 en 13 beschreven taken; |
d) |
de opstelling en publicatie van de in artikel 2, onder h), genoemde rapporten; |
e) |
voor alle personeelsaangelegenheden, voor de uitvoering van de in artikel 8, leden 4 en 5, bedoelde taken. |
Hij wint voor de aanwerving van het wetenschappelijk personeel van het Agentschap advies in bij het in artikel 10 bedoelde wetenschappelijke comité.
2. Hij is voor zijn activiteiten aan de raad van bestuur verantwoording schuldig.
Artikel 10
1. De raad van bestuur en de uitvoerend directeur worden bijgestaan door een wetenschappelijk comité. Dit comité heeft tot taak advies te geven in de in deze verordening bedoelde gevallen en over elke wetenschappelijke aangelegenheid die met de werkzaamheden van het Agentschap verband houdt en door de raad van bestuur of door de uitvoerend directeur aan het comité wordt voorgelegd.
De adviezen van het wetenschappelijke comité worden gepubliceerd.
2. Het wetenschappelijke comité bestaat uit leden die bijzonder gekwalificeerd zijn op milieugebied en door de raad van bestuur worden aangewezen voor een periode van vier jaar, die eenmaal met vier jaar kan worden verlengd, waarbij onder andere rekening wordt gehouden met de wetenschapsgebieden die in het comité vertegenwoordigd moeten zijn ter ondersteuning van het Agentschap op de gebieden waarop het werkzaam is. In het in artikel 8, lid 2, bedoelde reglement van orde wordt de werking van het comité geregeld.
Artikel 11
1. Voor alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten ramingen worden gemaakt voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar; deze ontvangsten en uitgaven moeten worden opgenomen in de begroting van het Agentschap.
2. De ontvangsten en uitgaven op de begroting moeten in evenwicht zijn.
3. De ontvangsten van het Agentschap omvatten, onverminderd andere inkomsten, een in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen bijdrage van de Gemeenschap en de betalingen ontvangen ter vergoeding van verleende diensten.
4. De uitgaven van het Agentschap omvatten met name de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de huishoudelijke kosten en de uitgaven uit hoofde van de met instellingen of organisaties die deel uitmaken van het netwerk, alsmede met derden gesloten contracten.
Artikel 12
1. De raad van bestuur stelt jaarlijks, op basis van een ontwerp van de uitvoerend directeur, de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar vast. Deze raming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat, wordt uiterlijk op 31 maart door de raad van bestuur bij de Commissie ingediend.
2. De raming wordt samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad („de begrotingsautoriteit”).
3. Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit.
4. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het Agentschap goed.
De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het Agentschap vast.
5. De begroting wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast.
6. De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.
Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, doet hij dit advies aan de raad van bestuur toekomen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.
Artikel 13
1. De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.
2. Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen met het verslag over het budgettaire en financiële beheer van het begrotingsjaar in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6).
3. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap met het verslag over het budgettaire en financiële beheer van het begrotingsjaar in bij de Rekenkamer. Het verslag over het budgettaire en financiële beheer van het begrotingsjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
4. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 maakt de uitvoerend directeur onder zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt deze voor advies voor aan de raad van bestuur.
5. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.
6. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen met het advies van de raad van bestuur in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
7. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.
8. De uitvoerend directeur dient uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling. Hij dient dit antwoord ook in bij de raad van bestuur.
9. De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek, overeenkomstig het bepaalde in artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.
10. Vóór 30 april van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.
Artikel 14
De financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap wordt vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag slechts afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (7), indien de specifieke vereisten van de werking van het Agentschap dit noodzakelijk maken en mits de Commissie hiermee voorafgaandelijk heeft ingestemd.
Artikel 15
1. Het Agentschap streeft actief naar samenwerking met andere communautaire instanties en programma’s, met name het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) en de communautaire milieuonderzoek- en -ontwikkelingsprogramma’s. Daarbij geldt dat:
a) |
de samenwerking met het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek met name de in punt A van bijlage I omschreven taken omvat; |
b) |
de coördinatie met Eurostat en het Statistiekprogramma van de Europese Gemeenschappen volgens de richtsnoeren in punt B van bijlage I geschiedt. |
2. Het Agentschap werkt tevens actief samen met andere organisaties, zoals het Europees Ruimteagentschap, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de Raad van Europa, het Internationale Energieagentschap, de Verenigde Naties en de gespecialiseerde instellingen ervan, met name het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), de Wereld Meteorologische Organisatie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie.
3. Op gebieden van gemeenschappelijk belang kan het Agentschap samenwerken met instellingen in landen die geen lid zijn van de Gemeenschap, maar die gegevens, informatie en deskundigheid of methodieken voor het verzamelen, analyseren en evalueren van gegevens ter beschikking kunnen stellen die van gemeenschappelijk belang en voor de succesvolle uitvoering van het werk van het Agentschap noodzakelijk zijn.
4. Bij de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde samenwerking wordt met name rekening gehouden met de noodzaak overlappingen te vermijden.
Artikel 16
Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op het Agentschap van toepassing.
Artikel 17
Het personeel van het Agentschap is onderworpen aan de verordeningen en regelingen van toepassing op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.
Het Agentschap oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit van het tot aanstelling bevoegde gezag.
De raad van bestuur stelt in overeenstemming met de Commissie passende uitvoeringsbepalingen vast.
Artikel 18
1. De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding dat in een door het Agentschap gesloten overeenkomst is opgenomen.
2. Wat de niet-contractuele aansprakelijkheid betreft, moet het Agentschap, overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door het Agentschap of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.
Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in geschillen over vergoeding van deze schade.
3. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens het Agentschap wordt geregeld bij de bepalingen die op het personeel van het Agentschap van toepassing zijn.
Artikel 19
Het Agentschap staat open voor landen die geen lid zijn van de Gemeenschap, maar met de Gemeenschap en de lidstaten de belangstelling delen voor de doelstellingen van het Agentschap, krachtens tussen die landen en de Gemeenschap overeenkomstig de procedure van artikel 300 van het Verdrag gesloten akkoorden.
Artikel 20
Verordening (EEG) nr. 1210/90, zoals gewijzigd bij de in bijlage II genoemde verordeningen, wordt ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 21
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 23 april 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
P. NEČAS
(1) PB C 162 van 25.6.2008, blz. 86.
(2) Advies van het Europees Parlement van 19 februari 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 maart 2009.
(3) PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1.
(4) Zie bijlage II.
(5) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(6) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(7) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
BIJLAGE I
A. |
Samenwerking met het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek
|
B. |
Samenwerking met Eurostat
|
(1) Bij samenwerking op deze gebieden moet ook rekening worden gehouden met de werkzaamheden van het Instituut voor referentiematerialen en -metingen.
BIJLAGE II
Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan
(bedoeld in artikel 20)
Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 933/1999 van de Raad |
|
Verordening (EG) nr. 1641/2003 van het Europees Parlement en de Raad |
BIJLAGE III
CONCORDANTIETABEL
Verordening (EEG) nr. 1210/90 |
De onderhavige verordening |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, lid 2, aanhef |
Artikel 1, lid 2, aanhef |
Artikel 1, lid 2, eerste streepje |
Artikel 1, lid 2, onder a) |
Artikel 1, lid 2, tweede streepje |
Artikel 1, lid 2, onder b) |
Artikel 2, aanhef |
Artikel 2, aanhef |
Artikel 2, punt i) |
Artikel 2, onder a) |
Artikel 2, punt ii), eerste streepje |
Artikel 2, onder b) |
Artikel 2, punt ii), tweede streepje |
Artikel 2, onder c) |
Artikel 2, punt ii), derde streepje |
Artikel 2, onder d) |
Artikel 2, punt iii) |
Artikel 2, onder e) |
Artikel 2, punt iv) |
Artikel 2, onder f) |
Artikel 2, punt v) |
Artikel 2, onder g) |
Artikel 2, punt vi) |
Artikel 2, onder h) |
Artikel 2, punt vii) |
Artikel 2, onder i) |
Artikel 2, punt viii) |
Artikel 2, onder j) |
Artikel 2, punt ix) |
Artikel 2, onder k) |
Artikel 2, punt x) |
Artikel 2, onder l) |
Artikel 2, punt xi) |
Artikel 2, onder m) |
Artikel 2, punt xii) |
Artikel 2, onder n) |
Artikel 2, punt xiii) |
Artikel 2, onder o) |
Artikel 3, lid 1, aanhef |
Artikel 3, lid 1, aanhef |
Artikel 3, lid 1, punt i) |
Artikel 3, lid 1, onder a) |
Artikel 3, lid 1, punt ii) |
Artikel 3, lid 1, onder b) |
Artikel 3, lid 1, punt iii) |
Artikel 3, lid 1, onder c) |
Artikel 3, lid 1, slot |
Artikel 3, lid 1, slot |
Artikel 3, lid 2, eerste alinea |
Artikel 3, lid 2, eerste alinea |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, aanhef |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, aanhef |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, eerste streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder a) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, tweede streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder b) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, derde streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder c) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, vierde streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder d) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, vijfde streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder e) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, zesde streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder f) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, zevende streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder g) |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, achtste streepje |
Artikel 3, lid 2, tweede alinea, onder h) |
Artikel 3, lid 2, derde alinea |
Artikel 3, lid 2, derde alinea |
Artikel 3, lid 2, vierde alinea |
Artikel 3, lid 2, vierde alinea |
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 3, lid 3 |
Artikel 4, lid 1, aanhef |
Artikel 4, lid 1, aanhef |
Artikel 4, lid 1, eerste streepje |
Artikel 4, lid 1, onder a) |
Artikel 4, lid 1, tweede streepje |
Artikel 4, lid 1, onder b) |
Artikel 4, lid 1, derde streepje |
Artikel 4, lid 1, onder c) |
Artikel 4, lid 2, eerste alinea, van „om” tot „zijn” |
— |
Artikel 4, lid 2, eerste alinea, van „in” tot „bestreken” |
Artikel 4, lid 2, eerste alinea, einde van de eerste zin |
Artikel 4, lid 2, tweede alinea |
Artikel 4, lid 2, eerste, tweede en derde alinea |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 4, lid 4 |
Artikel 4, lid 4, eerste, tweede en derde alinea |
Artikel 4, lid 5, eerste alinea |
— |
Artikel 4, lid 5, tweede alinea |
Artikel 4, lid 5 |
Artikel 4, leden 6 en 7 |
Artikel 4, leden 6 en 7 |
Artikel 5 |
Artikel 5, eerste en tweede alinea |
Artikel 6, lid 1 |
Artikel 6, lid 1 |
Artikel 6, lid 2 |
— |
Artikel 6, lid 3 |
Artikel 6, lid 2 |
Artikelen 7 en 8 |
Artikelen 7 en 8 |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, eerste zin |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, tweede zin |
Artikel 9, lid 1, tweede alinea |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, aanhef |
Artikel 9, lid 1, derde alinea, aanhef |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, eerste streepje |
Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder a) |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, tweede streepje |
Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder b) |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, derde streepje |
Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder c) |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, vierde streepje |
Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder d) |
Artikel 9, lid 1, eerste alinea, vijfde streepje |
Artikel 9, lid 1, derde alinea, onder e) |
Artikel 9, lid 1, tweede alinea |
Artikel 9, lid 1, vierde alinea |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 9, lid 2 |
Artikel 10 |
Artikel 10 |
Artikel 11 |
Artikel 11 |
Artikel 12 |
Artikel 12 |
Artikel 13 |
Artikel 13 |
Artikel 14 |
Artikel 14 |
Artikel 15, lid 1, aanhef |
Artikel 15, lid 1, aanhef |
Artikel 15, lid 1, eerste streepje |
Artikel 15, lid 1, onder a) |
Artikel 15, lid 1, tweede streepje |
Artikel 15, lid 1, onder b) |
Artikel 15, lid 2 |
Artikel 15, lid 2 |
Artikel 15, lid 2a |
Artikel 15, lid 3 |
Artikel 15, lid 3 |
Artikel 15, lid 4 |
Artikel 16 |
Artikel 16 |
Artikel 17 |
Artikel 17 |
Artikel 18 |
Artikel 18 |
Artikel 19 |
Artikel 19 |
Artikel 20 |
— |
— |
Artikel 20 |
Artikel 21 |
Artikel 21 |
Bijlage |
Bijlage I |
— |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |