ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.111.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 111

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
5 mei 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 361/2009 van de Commissie van 4 mei 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 362/2009 van de Commissie van 4 mei 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

3

 

*

Verordening (EG) nr. 363/2009 van de Commissie van 4 mei 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

5

 

 

Verordening (EG) nr. 364/2009 van de Commissie van 4 mei 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 360/2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 mei 2009

13

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (Gecodificeerde versie) ( 1 )

16

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/364/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 8 oktober 2008 betreffende de Steunmaatregel C 33/07 (ex N 339/06 en N 729/06), die Duitsland voornemens is ten uitvoer te leggen via de IBG Beteiligungsgesellschaft Sachsen-Anhalt mbH (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 5581)  ( 1 )

23

 

 

2009/365/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 28 april 2009 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van lycopeen uit Blakeslea trispora als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3039)

31

 

 

2009/366/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 april 2009 inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven op het gebied van maatregelen voor plattelandsontwikkeling over het begrotingsjaar 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3199)

35

 

 

2009/367/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 29 april 2009 inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2008 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3217)

44

 

 

2009/368/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 4 mei 2009 tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2009/2010, van de bedragen van de op grond van de tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap toe te kennen steun voor diversificatie en aanvullende steun voor diversificatie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3158)

50

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2008/113/EG van de Commissie van 8 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene micro-organismen op te nemen als werkzame stoffen ( PB L 330 van 9.12.2008 )

51

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 514/2008 van de Commissie van 9 juni 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 376/2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten en van de Verordeningen (EG) nr. 1439/95, (EG) nr. 245/2001, (EG) nr. 2535/2001, (EG) nr. 1342/2003, (EG) nr. 2336/2003, (EG) nr. 1345/2005, (EG) nr. 2014/2005, (EG) nr. 951/2006, (EG) nr. 1918/2006, (EG) nr. 341/2007, (EG) nr. 1002/2007, (EG) nr. 1580/2007 en (EG) nr. 382/2008, en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1119/79 ( PB L 150 van 10.6.2008 )

51

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/1


VERORDENING (EG) Nr. 361/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 mei 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

88,9

MA

82,7

TN

139,0

TR

132,5

ZZ

110,8

0707 00 05

JO

155,5

MA

32,7

TR

129,1

ZZ

105,8

0709 90 70

JO

216,7

TR

114,9

ZZ

165,8

0805 10 20

EG

44,2

IL

55,7

MA

51,6

TN

64,9

TR

55,0

US

51,9

ZZ

53,9

0805 50 10

TR

47,0

ZA

52,3

ZZ

49,7

0808 10 80

AR

83,4

BR

72,6

CA

114,7

CL

78,1

CN

89,0

MK

33,9

NZ

107,6

US

124,6

UY

70,5

ZA

79,5

ZZ

85,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/3


VERORDENING (EG) Nr. 362/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 348/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 5 mei 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 106 van 28.4.2009, blz. 3.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 5 mei 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

28,95

2,60

1701 11 90 (1)

28,95

7,06

1701 12 10 (1)

28,95

2,47

1701 12 90 (1)

28,95

6,63

1701 91 00 (2)

31,29

9,59

1701 99 10 (2)

31,29

5,07

1701 99 90 (2)

31,29

5,07

1702 90 95 (3)

0,31

0,34


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/5


VERORDENING (EG) Nr. 363/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name op artikel 91,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1698/2005, waarbij het juridische kader voor de steunverlening uit het ELFPO voor plattelandsontwikkeling in de hele Gemeenschap is vastgesteld, is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 74/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (2). Daarom moet Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie (3) met de nodige nieuwe uitvoeringsbepalingen worden aangevuld.

(2)

In verband met het verstrijken van de geldigheidsduur van de melkquotaregeling die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (4), moeten de melkveehouders specifieke inspanningen leveren. Daarom dient de beperking van de investeringssteun voor melkveebedrijven tot steun waarbij de productie van het betrokken individuele melkveebedrijf binnen de grenzen van de aan dat bedrijf toegekende productiequota zal blijven, met ingang van het begin van de programmeringsperiode te worden ingetrokken.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 74/2009 is een herziening van de nationale strategische plannen verplicht gesteld. De minimale inhoud van die herziening moet worden bepaald.

(4)

Wegens het belang van de bij artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde prioriteiten dienen de herzieningen van de programma's voor plattelandsontwikkeling naar aanleiding van de eerste tenuitvoerlegging van dat artikel als herzieningen overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 te worden beschouwd en te worden goedgekeurd bij beschikking van de Commissie.

(5)

Verordening (EG) nr. 74/2009 bevat een lijst van potentiële effecten die worden beoogd met de concrete acties in verband met de bij artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde prioriteiten. Die lijst draagt geen uitputtend karakter en dus kunnen de lidstaten voorstellen om aanvullende potentiële effecten na te streven met dergelijke concrete acties. Ter wille van de coherentie enerzijds met de reeds aangegeven potentiële effecten, en anderzijds met het algemene doel van versterking van de op de nieuwe uitdagingen gerichte concrete acties, dient de mogelijkheid voor de lidstaten om aanvullende potentiële effecten voor te stellen evenwel afhankelijk te worden gesteld van een beoordeling door de Commissie en van het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling. Daarom moeten wijzigingen waarbij een nieuw potentieel effect wordt ingevoerd, worden goedgekeurd bij beschikking van de Commissie

(6)

Gezien het grote aantal herzieningen waarbij het gaat om een minder belangrijke uitzondering op de beginselen inzake de afbakening tussen de gemeenschappelijke marktordeningen en de plattelandsontwikkeling, en ter beperking van de administratieve rompslomp, behoort de Commissie niet langer beschikkingen te geven over herzieningen die veranderingen aanbrengen wat de in artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde uitzonderingen betreft. Derhalve dient deze categorie herzieningen te worden geschrapt uit de bij artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 vastgestelde lijst.

(7)

Met betrekking tot de steun aan bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd, dient te worden aangegeven wat de inhoud moet zijn van de in dit verband in te dienen bedrijfsplannen en aan welke criteria die plannen moeten voldoen.

(8)

Nu bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (5) de braakleggingsmaatregel is afgeschaft, moeten de bepalingen die betrekking hebben op die maatregel, worden aangepast.

(9)

Om de uitvoering van investeringsprojecten in de context van de aan de gang zijnde economische en financiële crisis te vergemakkelijken, dient het maximumpercentage dat voor de betaling van een voorschot is vastgesteld, voor de jaren 2009 en 2010 te worden verhoogd.

(10)

De bepalingen inzake staatssteun die sommige door het ELFPO medegefinancierde maatregelen en sommige aanvullende nationale financiering betreffen, dienen te worden aangepast om het toepassingsgebied ervan te verduidelijken en om rekening te houden met de bij Verordening (EG) nr. 74/2009 ingevoerde nieuwe maatregel voor bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd.

(11)

Het begrip „substantiële wijzigingen” in artikel 78, onder f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 moet worden gedefinieerd.

(12)

Ten behoeve van het toezicht op de acties die verband houden met de bij artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde prioriteiten, dienen de outputindicatoren en de desbetreffende streefwaarden die deel uitmaken van het in artikel 80 van die verordening bedoelde gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader, te worden gespecificeerd per soort van concrete acties.

(13)

De lidstaten moeten in hun herziene programma's gegevens verstrekken over de soorten van concrete acties die verband houden met de bij artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde prioriteiten, waarbij zij dienen aan te geven welke van die concrete acties zijn gebaseerd op nieuwe maatregelen, d.w.z. maatregelen die nog niet als onderdeel van het programma voor plattelandsontwikkeling werden goedgekeurd. Bovendien moet de indicatieve ELFPO-bijdrage voor de periode 2010-2013 worden vermeld. Daartoe moeten de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1974/2006 worden gewijzigd.

(14)

Met het oog op coherentie met de datum waarop Verordening (EG) nr. 74/2009, waarop de onderhavige verordening een aanvulling vormt, van toepassing is geworden, dient de onderhavige verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2009. Deze toepassing met terugwerkende kracht mag geen afbreuk doen aan het beginsel van rechtszekerheid voor de betrokken begunstigden.

(15)

Verordening (EG) nr. 1974/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1974/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 2 komt lid 3 als volgt te luiden:

„3.   Behalve wat de zuivelsector betreft, geldt dat, indien in het kader van een uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde gemeenschappelijke marktordening, inclusief de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening, productiebeperkingen of beperkingen op communautaire steunverlening gelden op het niveau van individuele landbouwers, landbouwbedrijven of verwerkende bedrijven, er in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 geen steun wordt verleend voor investeringen waardoor de productie zou uitkomen boven het op grond van die beperkingen toegestane niveau.”.

2.

Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

De herzieningen van nationale strategische plannen overeenkomstig artikel 12 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 houden een herziening in van de relevante in artikel 11, lid 3, van die verordening genoemde elementen die verband houden met de bij artikel 16 bis, lid 1, van die verordening vastgestelde prioriteiten, en met name van de belangrijkste gekwantificeerde doelstellingen.

De nationale strategie geeft de benaderende en indicatieve ELFPO-bijdrage als bedoeld in artikel 69, lid 5 bis, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 aan die in de lidstaat aan elk van de bij artikel 16 bis, lid 1, van die verordening vastgestelde prioriteiten wordt toegewezen, en bevat de dienstige uitleg over de toewijzing.”.

3.

In artikel 5, lid 1, komt de eerste alinea als volgt te luiden:

„De inhoud van de programma's voor plattelandsontwikkeling als bedoeld in de artikelen 16 en 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt bepaald overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.”.

4.

In artikel 7 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

punt d) komt als volgt te luiden:

„d)

de herziening betreft de eerste tenuitvoerlegging van artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005;”;

b)

het volgende punt e) wordt toegevoegd:

„e)

de herziening introduceert een niet in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 vermeld, aanvullend potentieel effect in verband met de bij artikel 16 bis van die verordening vastgestelde prioriteiten.”.

5.

In artikel 9 komt lid 1 als volgt te luiden:

„1.   De in artikel 6, lid 1, onder c), bedoelde veranderingen van programma's door de lidstaten kunnen bestaan uit veranderingen van financiële uitsplitsingen over maatregelen binnen assen en uit niet-financiële veranderingen die betrekking hebben op de toevoeging van nieuwe maatregelen en soorten van concrete acties, de intrekking van bestaande maatregelen en soorten van concrete acties, de in artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde uitzonderingen of het verschaffen van informatie over en de beschrijving van bestaande maatregelen van het programma.”.

6.

Het volgende artikel 24 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 24 bis

Het in artikel 35 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde bedrijfsplan:

a)

beschrijft de belangrijkste aspecten van de voorgenomen herstructurering, met inbegrip van diversificatie naar niet-agrarische activiteiten;

b)

geeft specifieke doelstellingen aan.”.

7.

In artikel 27, lid 6, wordt de eerste alinea geschrapt.

8.

Aan artikel 46 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Dit artikel geldt ook voor de verbintenissen waarvoor de afschaffing van de braaklegging door de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 73/2009 gevolgen heeft. Op verzoek van de begunstigde kunnen ook in het geval dat niet in een herzieningsclausule is voorzien, aanpassingen van dergelijke verbintenissen worden toegestaan.”.

9.

Aan artikel 56, lid 2, eerste alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:

„Voor investeringen waarvoor het individuele besluit tot steunverlening in 2009 of in 2010 wordt genomen, kan het bedrag van de voorschotten tot maximaal 50 % van de overheidssteun voor de betrokken investering worden verhoogd.”.

10.

In artikel 57 komt lid 2 als volgt te luiden:

„2.   Programma's voor plattelandsontwikkeling kunnen alleen dan voorzien in buiten de werkingssfeer van artikel 36 van het Verdrag vallende betalingen van de lidstaat voor plattelandsontwikkeling ten behoeve van maatregelen als bedoeld in de artikelen 25, 43 tot en met 49 en 52 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en concrete acties in het kader van maatregelen als bedoeld in de artikelen 21, 24, 28, 29, 30 en 35 bis van die verordening of in buiten de werkingssfeer van artikel 36 van het Verdrag vallende aanvullende nationale financiering ten behoeve van maatregelen als bedoeld in de artikelen 25, 27, 43 tot en met 49 en 52 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en concrete acties in het kader van maatregelen als bedoeld in de artikelen 21, 24, 28, 29, 30 en 35 bis van die verordening, indien de staatssteun overeenkomstig punt 9, onder B, van bijlage II bij de onderhavige verordening wordt geïdentificeerd.”.

11.

In afdeling 4 „Toezicht en evaluatie” wordt het volgende artikel 59 bis ingevoegd:

„Artikel 59 bis

Voor de doeleinden van artikel 78, onder f), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 gaat het bij de „voorstellen inzake substantiële wijzigingen” om de veranderingen waarvoor een beschikking van de Commissie verplicht is, en voorts om de in artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde veranderingen behalve die welke betrekking hebben op de in artikel 5, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde uitzonderingen of op het verschaffen van informatie over en de beschrijving van bestaande maatregelen van het programma.”.

12.

Aan artikel 62, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor maatregelen die soorten van concrete acties als bedoeld in artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bevatten, worden de outputindicatoren en de indicatieve streefwaarden voor de outputindicatoren uitgesplitst naar de soorten van concrete acties.”.

13.

In artikel 63, lid 8, komt de eerste alinea als volgt te luiden:

„In gevallen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, en met name bij een storing in het systeem of het ontbreken van een stabiele verbinding, kan de lidstaat de stukken op papier of met andere adequate elektronische middelen aan de Commissie toezenden. Een dergelijke toezending op papier of met andere elektronische middelen moet vooraf aan de Commissie worden gemeld.”.

14.

De bijlagen I, II, VII en VIII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009. Punt 1 van artikel 1 is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(2)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 100.

(3)  PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15.

(4)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(5)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.


BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1974/2006 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE I

In artikel 2, lid 2, bedoelde steunregelingen

Groenten en fruit (deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie IV bis, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1))

Wijn (titel II, hoofdstuk I, van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad (2))

Tabak (deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie V, van Verordening (EG) nr. 1234/2007)

Olijfolie (deel II, titel I, hoofdstuk IV, sectie IV, van Verordening (EG) nr. 1234/2007)

Hop (artikel 68 bis van Verordening (EG) nr. 1782/2003)

Schapen en geiten (artikel 102, lid 1, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (3))

Bijenteelt (titel I, hoofdstuk IV, sectie VI, van Verordening (EG) nr. 1234/2007)

Suiker (Verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad (4))

Specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden (titel III van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (5)) en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (6))

Rechtstreekse betalingen (artikel 41, lid 3, en artikel 68 van Verordening (EG) nr. 73/2009)

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 5.2 komt het tweede streepje als volgt te luiden:

„—

Een bevestiging dat voor de buiten de werkingssfeer van artikel 36 van het Verdrag vallende maatregelen als bedoeld in de artikelen 25, 43 tot en met 49 en 52 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en voor de buiten de werkingssfeer van artikel 36 van het Verdrag vallende concrete acties in het kader van de maatregelen als bedoeld in de artikelen 21, 24, 28, 29, 30 en 35 bis van die verordening de inachtneming wordt gegarandeerd van de op grond van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag geldende procedures inzake staatssteun en materiële criteria voor de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt, waaronder met name de maxima voor de totale overheidssteun.”;

b)

punt 5.3 komt als volgt te luiden:

„5.3   Voor de assen en maatregelen benodigde informatie

Over de maatregelen moet de volgende specifieke informatie, met inbegrip van informatie over de specifieke soorten van concrete acties als bedoeld in artikel 16 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005, worden verstrekt:”;

c)

punt 5.3.1.4 komt als volgt te luiden:

d)

het volgende punt 5.3.1.4.4 wordt ingevoegd:

„5.3.1.4.4   Bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd

vermelding van de betrokken hervormingen van een gemeenschappelijke marktordening;

een samenvatting van de aan het bedrijfsplan gestelde eisen;

het steunbedrag en de duur van de steunverlening.”;

e)

het volgende punt 5.3.6 wordt ingevoegd:

„5.3.6    Lijst van de in artikel 16 bis, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde soorten van concrete acties die worden gefinancierd tot de in artikel 69, lid 5 bis, van die verordening bedoelde bedragen

As/maatregel

Soort van concrete actie

Potentiële effecten

„Bestaande” of „nieuwe” soort van concrete actie

Verwijzing naar de beschrijving van de soort van concrete actie in het PPO

Outputindicator — streefwaarde

As 1

Maatregel 111

 

 

 

Maatregel …

 

 

 

As 2

Maatregel 211

 

 

 

Maatregel …

 

 

 

As 3

Maatregel 311

 

 

 

Maatregel …

 

 

 

 

 

As 4

Maatregel 411

 

 

 

Maatregel …

 

 

 

 

 

In de kolom „„Bestaande” of „nieuwe” soort van concrete actie” wordt aangegeven of de betrokken soort van concrete actie die verband houdt met de bij artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde prioriteiten, reeds was opgenomen in de op 31 december 2008 geldende versie van het programma voor plattelandsontwikkeling (PPO). In deze context worden wijzigingen van bestaande soorten van concrete acties eveneens als „nieuwe soorten van concrete acties” beschouwd.”;

f)

tabel 6.1 komt als volgt te luiden:

„6.1.   Jaarlijkse bijdragen uit het ELFPO (in EUR)

Jaar

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Niet-convergentieregio's

 

 

 

 

 

 

 

Convergentieregio’s (7)

 

 

 

 

 

 

 

Ultraperifere gebieden en kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (8)

 

 

 

 

 

 

 

Vrijwillige modulatie (9)

 

 

 

 

 

 

 

Extra bijdrage voor Portugal

 

 

 

 

 

 

 

Extra financiële middelen als bedoeld in artikel 69, lid 5 bis, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 — niet-convergentieregio's

 

 

 

 

 

 

 

Extra financiële middelen als bedoeld in artikel 69, lid 5 bis, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 — convergentieregio's (10)

 

 

 

 

 

 

 

Totaal ELFPO

 

 

 

 

 

 

 

g)

voetnoot 1 waarnaar aan het einde van de titel van tabel 6.2 wordt verwezen, komt als volgt te luiden:

„(1)

Er is een afzonderlijke tabel 6.2 nodig voor elk in een rij van tabel 6.1 opgenomen deelbedrag van de bijdrage uit het ELFPO.”;

h)

het volgende punt 6.3 wordt ingevoegd:

„6.3   Indicatieve begrotingsmiddelen voor de in artikel 16 bis van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde concrete acties in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 (in artikel 16 bis, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde bijdrage tot de in artikel 69, lid 5 bis, van die verordening bedoelde bedragen)

As/maatregel

Bijdrage uit het ELFPO voor de periode 2010-2013

As 1

Maatregel 111

Maatregel …

As 2

Maatregel 211

Maatregel …

As 3

Maatregel 311

Maatregel …

 

As 4

Maatregel 411

Maatregel …

 

Totaal assen 1, 2, 3 en 4

…”;

i)

in punt 7 wordt de volgende code 144 ingevoegd:

„144

Bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd”;

j)

in punt 9, onder B, komen de inleidende woorden van de eerste alinea als volgt te luiden:

„Voor de buiten de werkingssfeer van artikel 36 van het Verdrag vallende maatregelen als bedoeld in de artikelen 25, 27 (bij dit laatste artikel alleen voor aanvullende nationale financiering als bedoeld in artikel 89 van Verordening (EG) nr. 1698/2005), 43 tot en met 49 en 52 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 en voor de buiten de werkingssfeer van artikel 36 van het Verdrag vallende concrete acties in het kader van de maatregelen als bedoeld in de artikelen 21, 24, 28, 29, 30 en 35 bis van die verordening, een van de volgende mogelijkheden gebruiken:”.

3)

Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan punt 2 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Elke lidstaat die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 74/2009 van de Raad (11) extra financiële middelen ontvangt die te danken zijn aan de op grond van die verordening toegepaste modulatie en, vanaf 2011, aan de bedragen aan ongebruikte middelen, neemt vanaf 2011 een afzonderlijk hoofdstuk op dat met betrekking tot de concrete acties die verband houden met de bij artikel 16 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 vastgestelde prioriteiten, ten minste dezelfde analyse bevat als die welke in de voorgaande alinea wordt bedoeld. Voor de nieuwe lidstaten met uitzondering van Bulgarije en Roemenië geldt deze verplichting vanaf 2014.

De lidstaten die de nieuwe maatregel „14) Bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd” toepassen, brengen verslag uit over de geleverde prestaties, bezien in het licht van de doelstellingen van de maatregel.

b)

het volgende punt 3 bis wordt ingevoegd:

„3 bis.

De financiële uitvoering van het programma wat de met de nieuwe uitdagingen verband houdende concrete acties betreft, waarbij per maatregel opgave wordt gedaan van de uitgaven die op of na 1 januari 2010 voor soorten van concrete acties als bedoeld in artikel 16 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 aan begunstigden zijn betaald, en van de bedragen als bedoeld in artikel 69, lid 5 bis, van die verordening.

De tabel waarin de financiële uitvoering van die soorten van concrete acties wordt samengevat, bevat ten minste de volgende informatie:

As/maatregel

Betalingen in het jaar N

Gecumuleerde betalingen in de periode 2010-jaar N

Maatregel 111

Maatregel …

 

 

Totaal as 1

Maatregel 211

Maatregel …

 

 

Totaal as 2

Maatregel 311

Maatregel …

 

 

Totaal as 3

Maatregel 411

Maatregel …

 

 

Totaal as 4

Totaal programma

…”.

4)

In bijlage VIII wordt in het punt „II. GEMEENSCHAPPELIJKE OUTPUTINDICATOREN” de volgende rij ingevoegd aan het einde van de lijst voor as 1:

Code

Maatregel

Outputindicatoren (*)

„144

Bedrijven die ten gevolge van de hervorming van een gemeenschappelijke marktordening worden geherstructureerd

Aantal bedrijven die steun hebben ontvangen”.


(1)  PB L 299 van 2.10.2007, blz. 1.

(2)  PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.

(3)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

(4)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42.

(5)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

(6)  PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1.”.

(7)  Voor lidstaten met convergentieregio's.

(8)  Voor lidstaten met ultraperifere gebieden of kleinere eilanden in de Egeïsche Zee.

(9)  Voor lidstaten die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 378/2007 vrijwillige modulatie toepassen.

(10)  Voor lidstaten met convergentieregio's die extra financiële middelen als bedoeld in artikel 69, lid 5 bis, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 ontvangen.”;

(11)  PB L 30 van 31.1.2009, blz. 100.”;


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/13


VERORDENING (EG) Nr. 364/2009 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 360/2009 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 mei 2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 mei 2009, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 360/2009 van de Commissie (3).

(2)

Aangezien het berekende gemiddelde van de invoerrechten 5 EUR per ton verschilt van het vastgestelde recht, moet een overeenkomstige aanpassing van de bij Verordening (EG) nr. 360/2009 vastgestelde invoerrechten plaatsvinden.

(3)

Verordening (EG) nr. 360/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 360/2009 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 5 mei 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125.

(3)  PB L 110 van 1.5.2009, blz. 27.


BIJLAGE I

Vanaf 5 mei 2009 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00

van gemiddelde kwaliteit

0,00

van lage kwaliteit

0,00

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00

1002 00 00

ROGGE

37,15

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

12,61

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

12,61

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

37,15


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

1.5.2009

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

197,12

122,70

Fob-prijs VSA

207,54

197,54

177,54

108,89

Golfpremie

11,64

Grote-Merenpremie

12,66

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

15,07 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

16,57 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


RICHTLIJNEN

5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/16


RICHTLIJN 2009/24/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 april 2009

betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De inhoud van Richtlijn 91/250/EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (3) is gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Voor de ontwikkeling van computerprogramma's moeten belangrijk menselijk en technisch potentieel en aanzienlijke financiële middelen worden ingezet, terwijl zij kunnen worden gekopieerd voor een fractie van de kosten die moeten worden besteed om deze programma's zelfstandig te ontwikkelen.

(3)

Computerprogramma's spelen in een groot aantal sectoren van het bedrijfsleven een steeds belangrijkere rol. De technologie voor computerprogramma's kan dan ook als van fundamenteel belang voor de industriële ontwikkeling van de Gemeenschap worden beschouwd.

(4)

Verschillen in de door de wetgeving der lidstaten voor computerprogramma's geboden rechtsbescherming hebben een rechtstreekse en negatieve invloed op de werking van de interne markt voor computerprogramma's.

(5)

Verschillen die een dergelijke invloed hebben, dienen te worden weggenomen, en er moet worden voorkomen dat zich nieuwe verschillen zullen voordoen, terwijl omgekeerd verschillen die de werking van de interne markt niet noemenswaardig beïnvloeden, niet behoeven te worden weggenomen, noch behoeft te worden voorkomen dat er nieuwe ontstaan.

(6)

Het communautaire juridische kader op het stuk van de bescherming van computerprogramma's kan in eerste instantie dan ook worden beperkt tot de regel dat de lidstaten computerprogramma's op grond van het auteursrecht als werk van letterkunde dienen te beschermen en tot voorschriften waarin wordt geregeld wie en wat moet worden beschermd, op grond van welke exclusieve rechten beschermde personen hun toestemming voor bepaalde handelingen kunnen verlenen of deze kunnen verbieden, alsmede de duur van de bescherming.

(7)

Voor de toepassing van deze richtlijn moet de term „computerprogramma” alle programma's in gelijk welke vorm omvatten, met inbegrip van programma's die in de apparatuur zijn ingebouwd. Deze term moet eveneens het desbetreffende voorbereidende ontwerp-materiaal omvatten dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende materiaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden.

(8)

Bij de vaststelling of een computerprogramma een oorspronkelijk werk is, mogen geen criteria worden toegepast met betrekking tot de kwalitatieve of esthetische waarde van het programma.

(9)

De Gemeenschap zet zich volledig in voor de bevordering van internationale standaardisering.

(10)

Een computerprogramma moet de communicatie en wisselwerking met andere componenten van een computersysteem en met gebruikers ervan verzorgen en hiervoor is een logische en, waar nodig, fysieke koppeling en interactie vereist, waardoor tussen alle elementen van de programmatuur en apparatuur in alle door deze te vervullen functies enerzijds en andere programmatuur en apparatuur, alsmede de gebruikers anderzijds een passende wisselwerking mogelijk is. De onderdelen van het programma die koppeling en interactie tussen componenten van een systeem verzekeren, worden algemeen met de term „interfaces” aangeduid. Die functionele koppeling en interactie wordt algemeen met de term „interoperabiliteit” aangeduid. Een dergelijke interoperabiliteit kan worden omschreven als „het vermogen om informatie uit te wisselen en om deze uitgewisselde informatie onderling te gebruiken”.

(11)

Onzekerheid dient te worden vermeden en er moet dus duidelijk worden gesteld dat alleen de uitdrukkingswijze van een computerprogramma wordt beschermd, en dat ideeën en beginselen die aan enig element van een programma — inclusief de bijhorende interfaces — ten grondslag liggen, niet overeenkomstig deze richtlijn door het auteursrecht worden beschermd. Ideeën en beginselen worden overeenkomstig dat principe van het auteursrecht niet uit hoofde van deze richtlijn beschermd, in zoverre logica, algoritmen en programmeertalen uit deze ideeën en beginselen zijn opgebouwd. De uitdrukking van die ideeën en beginselen moet overeenkomstig de wetgeving en de rechtspraak van de lidstaten en de internationale auteursrechtconventies door het auteursrecht worden beschermd.

(12)

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „verhuur” verstaan het voor een beperkte tijdsduur en met winstoogmerk voor gebruik beschikbaar stellen van een computerprogramma of kopieën daarvan. Deze term omvat niet openbare uitlening, die derhalve buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.

(13)

Op de exclusieve rechten van de auteur moet, om de ongeoorloofde reproductie van zijn werk te verhinderen, een beperkte uitzondering worden gemaakt in het geval van een computerprogramma, teneinde de reproductie toe te laten die technisch noodzakelijk is voor het gebruik van dat programma door de rechtmatige verkrijger. Dit betekent dat het laden of in beeld brengen, dat noodzakelijk is voor het gebruik van een rechtmatig verkregen kopie van een programma, alsmede het corrigeren van fouten, niet bij overeenkomst mag worden verboden. Bij gebreke van uitdrukkelijke contractuele bepalingen, ook wanneer een kopie van het programma verkocht is, kan elke andere handeling die nodig is voor het gebruik van de kopie van een programma, door een rechtmatige verkrijger van die kopie worden verricht overeenkomstig het ermee beoogde doel.

(14)

Een persoon die het recht heeft een computerprogramma te gebruiken mag niet worden belet om de handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om de werking van het programma waar te nemen, te bestuderen of te testen, voor zover die handelingen het auteursrecht in dat programma niet schenden.

(15)

De ongeoorloofde reproductie, vertaling, bewerking en omzetting van de codevorm waarin een kopie van een computerprogramma ter beschikking wordt gesteld, vormt een inbreuk op de exclusieve rechten van de auteur. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen waarin een dergelijke reproductie van de code en vertaling van de vorm van die code onmisbaar is om de noodzakelijke gegevens te verkrijgen voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit van een onafhankelijk gemaakt programma met andere programma's. Alleen in deze zeldzame gevallen moet de uitvoering van de handelingen van reproductie en vertaling door of voor een persoon die het recht heeft een kopie van het programma te gebruiken als rechtmatig worden beschouwd en in overeenstemming met normale praktijken, en daarom moet worden geacht geen toestemming van de rechthebbende te vereisen. Deze uitzondering heeft onder meer ten doel het mogelijk te maken alle componenten van een computersysteem, ook die van verschillende fabrikanten, aan elkaar te koppelen, zodat die systemen samen kunnen functioneren. Van die uitzondering op de exclusieve rechten van de auteur mag geen gebruik worden gemaakt op een wijze die de gerechtvaardigde belangen van de rechthebbende in gevaar brengt of die tegen een normaal gebruik van het programma indruist.

(16)

De bescherming van computerprogramma's mag op grond van het auteursrecht geen afbreuk doen aan de toepassing, waar dit geboden is, van andere vormen van bescherming. Elk contractueel beding dat in strijd is met de bepalingen van deze richtlijn inzake decompilatie of met de in deze richtlijn bedoelde uitzonderingen inzake het maken van een reservekopie of het observeren, bestuderen of uittesten van de werking van een programma, is nietig.

(17)

De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de toepassing van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag ingeval een dominante leverancier weigert de informatie beschikbaar te stellen welke noodzakelijk is voor de interoperabiliteit, zoals gedefinieerd in deze richtlijn.

(18)

De bepalingen van deze richtlijn dienen geen te afbreuk doen aan reeds vastgestelde, specifieke vereisten van het Gemeenschapsrecht met betrekking tot de publicatie van interfaces in de telecommunicatiesector noch aan beschikkingen van de Raad met betrekking tot de normalisatie op het gebied van informatietechnologie en telecommunicatie.

(19)

Deze richtlijn laat de overeenkomstig de Berner Conventie in de nationale wetgevingen opgenomen afwijkingen onverlet voor wat betreft de niet door de richtlijn bestreken onderwerpen.

(20)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp van de bescherming

1.   Overeenkomstig deze richtlijn worden computerprogramma's door de lidstaten auteursrechtelijk beschermd als werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst. De term „computerprogramma” in de zin van deze richtlijn omvat ook het voorbereidend materiaal.

2.   De bescherming overeenkomstig deze richtlijn wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm dan ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet krachtens deze richtlijn auteursrechtelijk beschermd.

3.   Een computerprogramma wordt beschermd wanneer het in die zin oorspronkelijk is, dat het een eigen schepping van de maker is. Om te bepalen of het programma voor bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd.

4.   De bepalingen van deze richtlijn gelden eveneens voor programma's die vóór 1 januari 1993 gemaakt zijn, onverminderd vóór die datum verrichte handelingen en verworven rechten.

Artikel 2

Auteurschap van het programma

1.   De maker van een computerprogramma is de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die het programma gemaakt heeft of, indien de wetgeving van de lidstaat zulks toestaat, de rechtspersoon die door de nationale wetgeving als rechthebbende wordt aangemerkt.

Wanneer de wetgeving van een lidstaat collectieve werken erkent, wordt degene die volgens die wetgeving geacht wordt het programma gemaakt te hebben, als de maker ervan beschouwd.

2.   Indien een computerprogramma door een groep van natuurlijke personen gezamenlijk gemaakt is, zijn deze personen gezamenlijk houder van de exclusieve rechten.

3.   Indien een computerprogramma gemaakt is door een werknemer bij de uitoefening van zijn taken of in opdracht van zijn werkgever, is de werkgever bij uitsluiting bevoegd de economische rechten met betrekking tot het programma uit te oefenen, tenzij bij overeenkomst anders werd bepaald.

Artikel 3

Beschermde personen

Bescherming wordt verleend aan alle natuurlijke en rechtspersonen die uit hoofde van het nationale auteursrecht voor bescherming van werken van letterkunde in aanmerking komen.

Artikel 4

Handelingen waarvoor toestemming vereist is

1.   Onverminderd de artikelen 5 en 6 omvatten de exclusieve rechten van de rechthebbende in de zin van artikel 2 het recht de volgende handelingen te verrichten of het verrichten daarvan toe te staan:

a)

de permanente of tijdelijke reproductie voor een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Voor zover voor het laden of in beeld brengen, of de uitvoering, transmissie of opslag van een computerprogramma deze reproductie van het programma noodzakelijk is, is voor deze handelingen toestemming van de rechthebbende vereist;

b)

het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert;

c)

elke vorm van distributie, met inbegrip van het verhuren, van een oorspronkelijk computerprogramma of kopieën daarvan onder het publiek.

2.   De eerste verkoop in de Gemeenschap van een kopie van een programma door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot verval van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van die kopie in de Gemeenschap, met uitzondering van het recht om controle uit te oefenen op het verder verhuren van het programma of een kopie daarvan.

Artikel 5

Uitzonderingen voor handelingen waarvoor toestemming nodig is

1.   Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders bepaald is, is voor de in artikel 4, lid 1, onder a) en b), genoemde handelingen geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige verkrijger noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, onder meer om fouten te verbeteren.

2.   Het maken van een reservekopie door een rechtmatige gebruiker van het programma kan niet bij overeenkomst worden verhinderd indien die kopie voor bovenbedoeld gebruik nodig is.

3.   De rechtmatige gebruiker van een kopie van een programma is gemachtigd om zonder toestemming van de rechthebbende de werking van het programma te observeren, te bestuderen en uit te testen, ten einde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het programma.

Artikel 6

Decompilatie

1.   Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist indien de reproductie van de code en de vertaling van de codevorm in de zin van artikel 4, lid 1, onder a) en b), onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma's tot stand te brengen, op voorwaarde dat:

a)

deze handelingen worden verricht door de licentiehouder of door een ander die het recht heeft om een kopie van het programma te gebruiken, of voor hun rekening door een daartoe gemachtigde persoon;

b)

de gegevens die nodig zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen nog niet eerder snel en gemakkelijk beschikbaar zijn gesteld voor de onder a) bedoelde personen, en

c)

deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van interoperabiliteit noodzakelijk zijn.

2.   Het bepaalde in lid 1 biedt niet de mogelijkheid dat de op grond daarvan verkregen informatie:

a)

voor een ander doel dan het tot stand brengen van de interoperabiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma wordt gebruikt;

b)

aan derden wordt meegedeeld, tenzij dat noodzakelijk is met het oog op de interoperabiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma, of

c)

wordt gebruikt voor de ontwikkeling, productie of het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in grote lijnen gelijk programma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.

3.   In overeenstemming met de bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst, mag dit artikel niet zodanig worden uitgelegd dat de toepassing ervan ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende oplevert of het normale gebruik van het computerprogramma belemmert.

Artikel 7

Bijzondere beschermingsmaatregelen

1.   Onverminderd de artikelen 4, 5 en 6, voorzien de lidstaten, overeenkomstig hun nationale wetgeving, in passende sancties tegen personen die de volgende, handelingen verrichten:

a)

in het verkeer brengen van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is;

b)

bezit voor commerciële doeleinden van een kopie van een computerprogramma terwijl zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is;

c)

in het verkeer brengen of bezit voor commerciële doeleinden van middelen die uitsluitend bestemd zijn om de ongeoorloofde verwijdering of ontwijking van enigerlei technische voorziening te vergemakkelijken die voor de bescherming van een programma getroffen mocht zijn.

2.   Een onrechtmatige kopie van een computerprogramma kan in beslag worden genomen overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat de in lid 1, onder c), bedoelde middelen in beslag worden genomen.

Artikel 8

Toepassing van andere wettelijke bepalingen

Deze richtlijn laat andere wettelijke bepalingen zoals die betreffende octrooien, merken, oneerlijke mededinging, bedrijfsgeheim, het overeenkomstenrecht en de bescherming van halfgeleiderproducten, onverlet.

Elk contractueel beding dat strijdig is met artikel 6 of met de in artikel 5, leden 2 en 3, bedoelde uitzonderingen, is nietig.

Artikel 9

Mededeling

De lidstaten delen de Commissie de bepalingen van nationaal recht mee die zijn vastgesteld op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is.

Artikel 10

Intrekking

Richtlijn 91/250/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage I, deel A, genoemde richtlijn, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 23 april 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

P. NEČAS


(1)  PB C 204 van 9.8.2008, blz. 24.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 17 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 maart 2009.

(3)  PB L 122 van 17.5.1991, blz. 42.

(4)  Zie bijlage I, deel A.


BIJLAGE I

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de wijziging ervan

(bedoeld in artikel 10)

Richtlijn 91/250/EEG van de Raad

(PB L 122 van 17.5.1991, blz. 42)

 

Richtlijn 93/98/EEG van de Raad

(PB L 290 van 24.11.1993, blz. 9)

Uitsluitend artikel 11, lid 1

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 10)

Richtlijn

Omzettingstermijn

91/250/EEG

31 december 1992

93/98/EEG

30 juni 1995


BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 91/250/EEG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 2, lid 1, eerste zin

Artikel 2, lid 1, eerste alinea

Artikel 2, lid 1, tweede zin

Artikel 2, lid 1, tweede alinea

Artikel 2, leden 2 en 3

Artikel 2, leden 2 en 3

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, aanhef

Artikel 4, lid 1, aanhef

Artikel 4, onder a)

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, onder b)

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 4, onder c), eerste zin

Artikel 4, lid 1, onder c)

Artikel 4, onder c), tweede zin

Artikel 4, lid 2

Artikelen 5, 6 en 7

Artikelen 5, 6 en 7

Artikel 9, lid 1, eerste zin

Artikel 8, eerste alinea

Artikel 9, lid 1, tweede zin

Artikel 8, tweede alinea

Artikel 9, lid 2

Artikel 1, lid 4

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Bijlage I

Bijlage II


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/23


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 8 oktober 2008

betreffende de Steunmaatregel C 33/07 (ex N 339/06 en N 729/06), die Duitsland voornemens is ten uitvoer te leggen via de IBG Beteiligungsgesellschaft Sachsen-Anhalt mbH

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 5581)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/364/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 30 mei 2006, die op dezelfde dag bij de Commissie werd ingeschreven, stelde Duitsland op grond van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag de Commissie in kennis van het eerste deel van de maatregel, dat als steunmaatregel N 339/06 werd geregistreerd.

(2)

Bij schrijven van 22 juni 2006 verzocht de Commissie om aanvullende inlichtingen. Duitsland antwoordde bij schrijven van 13 juli 2006. Bij schrijven van 31 augustus 2006 verzocht de Commissie om aanvullende informatie, die Duitsland bij schrijven van 22 september 2006 deed toekomen. Op 11 oktober 2006 vroeg de Commissie om nadere inlichtingen, die door Duitsland bij schrijven van 6 november 2006 werden verstrekt.

(3)

Bij brief van 9 november 2006, die op dezelfde dag bij de Commissie werd ingeschreven, meldde Duitsland het tweede deel van de maatregel aan, dat door de Commissie als steunmaatregel N 729/06 werd geregistreerd. Aangezien de onderwerpen waarop beide kennisgevingen betrekking hadden (N 339/06 en N 729/06) elkaar overlapten, stelde de Commissie bij schrijven van 6 december 2006 voor de twee zaken samen te voegen en de gehele correspondentie op beide zaken van toepassing te verklaren, en verzocht zij met betrekking tot beide zaken om aanvullende inlichtingen. Duitsland antwoordde bij schrijven van 23 januari 2007.

(4)

Op 28 februari 2007 verzocht de Commissie om nadere informatie. Na een verlenging van de termijn antwoordde Duitsland bij schrijven van 11 april 2007. Op 4 mei 2007 vroeg de Commissie om aanvullende inlichtingen. Na een verlenging van de termijn reageerde Duitsland bij brief van 29 juni 2007.

(5)

Bij schrijven van 30 augustus 2007 stelde de Commissie Duitsland in kennis van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van deze steun (hierna „besluit tot inleiding van de procedure” genoemd). Het besluit tot inleiding van de procedure werd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) bekendgemaakt. De Commissie nodigde Duitsland en de belanghebbenden uit hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken.

(6)

Duitsland reageerde bij schrijven van 19 oktober 2007 op het besluit tot inleiding van de procedure. Na een verlenging van de termijn ontving de Commissie bij schrijven van 10 december 2007 opmerkingen van een belanghebbende, de IBG Beteiligungsgesellschaft Sachsen-Anhalt mbH (hierna „IBG-Fonds” genoemd). De Commissie zond deze bij schrijven van 21 januari 2008 voor een reactie door naar Duitsland. Duitsland reageerde daarop bij brief van 14 februari 2008.

(7)

De Commissie verzocht bij schrijven van 18 april 2008 en door middel van e-mails van 28 april 2008 en 11 juni 2008 om nadere inlichtingen. Duitsland heeft bij schrijven van 5 juni 2008 en in een e-mail van 13 juni 2008 aanvullende informatie verstrekt.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

(8)

Het IBG-fonds is een risicokapitaalfonds van de overheid, dat is opgericht en wordt gefinancierd door de deelstaat Saksen-Anhalt. Doel van het IBG-fonds is om risicokapitaal beschikbaar te stellen voor technologisch georiënteerde innovatieve kmo’s in Saksen-Anhalt die zich in de begin- en groeifase van hun ontwikkeling bevinden. Saksen-Anhalt is een steungebied in de zin van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag (3).

(9)

Sinds 1 juli 2007 wordt het IBG-fonds beheerd door de beheermaatschappij GOODVENT Beteiligungsmanagement GmbH & Co. KG (hierna „fondsbeheerder” genoemd), die door middel van een openbare niet-discriminerende aanbestedingsprocedure werd geselecteerd. De overheidsfinanciering bedraagt in totaal ongeveer 130 miljoen EUR. De steunmaatregel is van kracht tot 31 december 2013.

(10)

Het IBG-fonds biedt de volgende investeringen aan:

a)

open deelnemingen (offene Beteiligungen) van maximaal 1,5 miljoen EUR per kmo voor een periode van twaalf maanden, waarbij minimaal 30 % van de middelen door particuliere onafhankelijke investeerders beschikbaar wordt gesteld tegen voorwaarden die overeenkomen met die van het IBG-fonds;

b)

open deelnemingen van maximaal 10 miljoen EUR per kmo, inclusief conversieopties zoals converteerbare obligatieleningen en warrants, indien particuliere investeerders voor een gelijk bedrag tegen dezelfde voorwaarden en met hetzelfde risico (pari passu) deelnemen;

c)

derdenbelangen (stille Beteiligungen — hierna „derdenbelangen van het IBG-fonds” genoemd) van maximaal 5 miljoen EUR per onderneming, die door het IBG-fonds zelfstandig, onafhankelijk van particuliere investeerders, worden genomen voor een periode van maximaal tien jaar;

d)

omzetting van reeds bestaande derdenbelangen van het IBG-fonds in open deelnemingen die pari passu met particuliere investeerders plaatsvindt.

(11)

Met betrekking tot de derdenbelangen en de omzettingsmaatregelen constateerde de Commissie in het besluit tot inleiding van de procedure dat er geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van de investeerders (4) of de fondsbeheerder (5). Dat er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van het IBG-fonds (6) of de doelondernemingen, kon niet worden uitgesloten. De Commissie concludeerde echter dat de maatregel in overeenstemming is met de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (7) (hierna „richtsnoeren” genoemd) en volgens artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

(12)

De derdenbelangen van het IBG-fonds werden in het besluit tot inleiding van de procedure aan een apart onderzoek onderworpen, aangezien deze volgens Duitsland als marktconforme kredietinstrumenten konden worden beschouwd en dus geen staatssteun inhielden in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, terwijl de Commissie twijfelde of de derdenbelangen van het IBG-fonds in economische zin als kredietinstrumenten of als eigenvermogensinstrumenten moesten worden gekwalificeerd.

3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

(13)

De Commissie heeft de formele onderzoeksprocedure ingeleid om duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of de derdenbelangen van het IBG-fonds in economische zin als kredietinstrumenten — wat naar de mening van Duitsland het geval is — of als eigenvermogensinstrumenten moeten worden gekwalificeerd. Voor de beantwoording van de vraag of de derdenbelangen van het IBG-fonds staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van de doelondernemingen inhouden, moest de Commissie zich — indien het inderdaad om kredietinstrumenten zou gaan — baseren op de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (8) (hierna „mededeling van 1997” genoemd), die als meetinstrument voor de marktrentevoet moet worden gehanteerd (9).

(14)

In het besluit tot inleiding van de procedure stelde de Commissie zich op het standpunt dat de derdenbelangen van het IBG-fonds, indien ze als kredietinstrumenten moesten worden gekwalificeerd, voor de begunstigde ondernemingen geen voordeel zouden opleveren in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, aangezien ze in dat geval volgens de mededeling van 1997 marktconform zouden zijn. Zouden de derdenbelangen van het IBG-fonds evenwel als eigen vermogen moeten worden gekwalificeerd, dan zou niet kunnen worden uitgesloten dat er sprake is van staatssteun ten gunste van de doelondernemingen, aangezien met de maatregel een falen van de risicokapitaalmarkt zou kunnen worden verholpen.

(15)

Voor de beantwoording van de vraag of het bij de derdenbelangen van het IBG-fonds om krediet- dan wel om eigenvermogensinstrumenten ging, werd in het besluit tot inleiding van de procedure conform punt 4.3.3 van de richtsnoeren de economische inhoud van de instrumenten onderzocht, waarbij rekening werd gehouden met de omvang van het risico dat de investeerder loopt, de potentiële verliezen voor de investeerder, het grotere gewicht van de winstafhankelijke vergoeding ten opzichte van de vaste vergoeding, de mate waarin de investeerder bij faillissement is achtergesteld en de behandeling die voor het instrument geldt ingevolge de toepasselijke nationale wettelijke, bestuursrechtelijke, financiële en boekhoudkundige regels.

(16)

Bij het onderzoek naar het economische karakter van de derdenbelangen van het IBG-fonds constateerde de Commissie de volgende mogelijke verschillen tussen traditionele kredietinstrumenten en de derdenbelangen van het IBG-fonds:

a)   Achterstelling: bij faillissement van de doelonderneming zijn de derdenbelangen van het IBG-fonds bevoorrecht ten opzichte van eigen vermogen, maar achtergesteld ten opzichte van leningen en overig vreemd vermogen.

b)   Zekerheden: voor de derdenbelangen van het IBG-fonds zijn ten dele (voor ten minste 10 %) zekerheden gesteld, doch ver beneden het niveau dat voor externe financiering is vereist.

c)   Aflossing: de derdenbelangen van het IBG-fonds worden tweemaal per jaar afgelost, terwijl bij traditionele kredietinstrumenten het kapitaal exclusief rente in de regel maandelijks wordt afgelost.

d)   Informatie- en zeggenschapsrechten: er werden verschillen geconstateerd met betrekking tot de informatie- en zeggenschapsrechten, hoewel ook traditionele kredietovereenkomsten soms clausules inzake eigendom en zeggenschap bevatten.

e)   Recht van opzegging: er leek sprake te zijn van bepaalde verschillen ten aanzien van het beëindigen van de overeenkomst.

f)   Vergoeding: ten aanzien van de op winst gerichte eenmalige uitstapvergoeding kon niet met honderd procent zekerheid worden vastgesteld dat de vaste vergoeding de belangrijkste vergoedingscomponent is.

(17)

De Commissie betwijfelde daarom of de derdenbelangen van het IBG-fonds als kredietinstrumenten konden worden gekwalificeerd en verzocht de belanghebbenden hun opmerkingen daarover kenbaar te maken.

4.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

(18)

Overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (10) ontving de Commissie naar aanleiding van de bekendmaking in het Publicatieblad (11) opmerkingen van een belanghebbende, namelijk van het IBG-fonds, waarin uitvoerig werd beargumenteerd dat de derdenbelangen van het IBG-fonds als kredietinstrumenten moeten worden gekwalificeerd.

a)   Achterstelling

(19)

Het IBG-fonds geeft een toelichting op de achterstelling van de derdenbelangen. De achterstelling wordt volgens het IBG-fonds op vrijwillige basis overeengekomen en is niet wettelijk voorgeschreven. Het is, aldus het IBG-fonds, in principe niet ongebruikelijk om aan kredietinstrumenten een verschillende rang toe te kennen. Bij de financiering van overnames van ondernemingen worden de vorderingen vrijwel altijd onderverdeeld in bevoorrechte en achtergestelde vorderingen. Het IBG-fonds wijst er in zijn opmerkingen op dat de derdenbelangen weliswaar achtergesteld kunnen zijn ten opzichte van kredieten en overig vreemd vermogen, maar altijd bevoorrecht zijn ten opzichte van eigen vermogen en in geen geval delen in de verliezen van de doelondernemingen.

b)   Zekerheden

(20)

Het IBG-fonds licht toe dat de derdenbelangen voor 10 % tot 30 % van hun waarde zijn gedekt door garanties van de aandeelhouders van de doelondernemingen. De precieze hoogte van de dekking is afhankelijk van het concrete geval, met name van de activa die de aandeelhouders van tevoren hebben ingebracht in de onderneming, bijvoorbeeld in de vorm van eigen vermogen of intellectuele-eigendomsrechten. Kredietinstrumenten kunnen volgens het IBG-fonds van geval tot geval verschillende vormen aannemen. In de praktijk komt zelfs een dekking voor van 0 % (bij het zogeheten blanco krediet), hetgeen het kredietinstrument niet automatisch tot een eigenvermogensinstrument maakt.

c)   Aflossing

(21)

Volgens het IBG-fonds zijn de aflossingsmodaliteiten bij de derdenbelangen van het IBG-fonds vergelijkbaar met die bij kredietinstrumenten. Bij traditionele leningen wordt het kapitaal exclusief rente afhankelijk van de liquiditeit van de onderneming niet noodzakelijkerwijs maandelijks afgelost. Aflossing op halfjaarlijkse of kwartaalbasis is volgens het IBG-fonds even gebruikelijk als maandelijkse aflossingen. Het IBG-fonds stelt dat volgens het Duits burgerlijk wetboek (BGB) de rente telkens na afloop van een jaar moet worden betaald, maar dat ook een andere regeling kan worden overeengekomen.

(22)

Voor de aflossing van het kapitaal verwijst het IBG-fonds naar het BGB, volgens welke de terugbetaling zou moeten geschieden bij opzegging van de lening, tenzij in de overeenkomst een afwijkende regeling is opgenomen. De derdenbelangen van het IBG-fonds zouden aan de bepalingen van het BGB voldoen en geen regelingen bevatten die daarvan afwijken.

d)   Informatie- en zeggenschapsrechten

(23)

Het IBG-fonds voert voorts argumenten aan voor de analogie tussen de clausules inzake informatie, eigendom en zeggenschap van de derdenbelangen van het IBG-fonds en de clausules van kredietinstrumenten. Het zou gebruikelijk zijn in kredietovereenkomsten clausules inzake eigendom en zeggenschap op te nemen. Vooral bij bankkredieten en bij de financiering van projecten en bedrijfsovernames zouden de schuldeisers daarop staan. Volgens het IBG-fonds hebben deze kredietvormen en de derdenbelangen van het IBG-fonds gemeen dat ze een lange looptijd hebben en pas bij opzegging moeten worden afgelost. Als tegenprestatie eisen de schuldeisers zeer uitgebreide afspraken, die hun het recht geven de kredietovereenkomst voortijdig op te zeggen indien de schuldenaar in strijd met de afspraken handelt.

(24)

Volgens het IBG-fonds heeft de Bundesverband deutscher Banken, de overkoepelende organisatie van de Duitse particuliere banken, voor bankkredieten een speciale modelovereenkomst opgesteld met een uitvoerige clausule inzake eigendom en zeggenschap. Ten aanzien van de financiering van projecten en bedrijfsovernames verwijst het IBG-fonds naar verscheidene daarop betrekking hebbende commentaren, waarin uitvoerige clausules inzake zeggenschap voor de schuldeiser worden behandeld en ook worden erkend.

e)   Recht van opzegging

(25)

Het IBG-fonds voert tevens argumenten aan voor de analogie tussen de derdenbelangen van het IBG-fonds en de kredietinstrumenten met betrekking tot de voorwaarden voor opzegging van de overeenkomst. Bij schending van de overeenkomst, niet-naleving van de overeengekomen voorwaarden, onjuiste informatie of wijziging van de zeggenschap kan zowel de doelonderneming als het IBG-fonds de overeenkomst opzeggen. Voor zover de specifieke terminologie voor het beëindigen van de overeenkomst bij de derdenbelangen van het IBG-fonds afwijkt van de terminologie bij traditionele leningen, vloeit zulks uitsluitend voort uit de specifieke kenmerken van dit instrument ten opzichte van een traditionele lening.

f)   Vergoeding

(26)

Het IBG-fonds geeft een toelichting op het vergoedingensysteem van de derdenbelangen van het IBG-fonds en stelt dat de vaste vergoeding de belangrijkste component is van de jaarlijkse totale vergoeding van 13 %. Deze bestaat uit een component met een vaste rentevoet, die aan de hand van de kredietrisicobeoordeling voor de doelonderneming wordt berekend en onafhankelijk van de rendabiliteit van de investering wordt betaald, en uit een winstafhankelijke component, die bij overschrijding van bepaalde rendabiliteitsbenchmarks wordt uitbetaald. De winstafhankelijke component ligt, aldus het IBG-fonds, altijd ten minste 250 basispunten onder de component met vaste rentevoet. Bovenop de jaarlijkse totale vergoeding van 13 % wordt een eenmalige vaste uitstapvergoeding betaald, die berekend wordt als percentage van het nominale bedrag van het derdenbelang en niet gerelateerd is aan de rendabiliteit van de investering.

g)   Boekhoudkundige en fiscale behandeling

(27)

Het IBG-fonds zet uitvoerig uiteen dat de derdenbelangen van het IBG-fonds volgens Duits recht (burgerlijk wetboek, boekhoud- en belastingwetgeving) en de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS, IAS) als typische derdenbelangen en daardoor als kredietinstrumenten worden beschouwd.

5.   OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

5.1.   Opmerkingen over het besluit tot inleiding van de procedure

(28)

Overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Verordening (EG) nr. 659/1999 ontving de Commissie naar aanleiding van de bekendmaking in het Publicatieblad (12) opmerkingen van Duitsland. De derdenbelangen van het IBG-fonds zijn naar de opvatting van Duitsland typische derdenbelangen en moeten derhalve als kredietinstrumenten worden beschouwd. Duitsland voert daarvoor de volgende argumenten aan:

a)

Deze beleggingsinstrumenten worden zowel in het burgerlijk wetboek als in de boekhoud- en fiscale wetgeving als vreemd vermogen behandeld.

b)

De informatie- en zeggenschapsrechten alsmede de bepalingen inzake het beëindigen van de investering zijn vergelijkbaar met die bij kredietinstrumenten.

c)

Evenals bij kredietinstrumenten moet bij beëindiging van de deelneming het kapitaal exclusief rente volledig worden afgelost.

d)

De component met vaste rentevoet is de belangrijkste vergoedingscomponent, hetgeen erop wijst dat de derdenbelangen van het IBG-fonds als kredietinstrumenten moeten worden behandeld.

e)

De achterstelling van de derdenbelangen van het IBG-fonds ten opzichte van kredieten en overig vreemd vermogen is noodzakelijk teneinde een direct boekhoudkundig faillissement vanwege de zwakke kredietpositie van de kredietnemer te voorkomen.

f)

Het is typerend dat banken en kredietinstellingen mezzanine financiering als kredietinstrument zien, ook wanneer daarvoor geen dekking is.

5.2.   Reactie op de opmerkingen van de belanghebbende

(29)

In zijn reactie op de opmerkingen van de belanghebbende sluit Duitsland zich aan bij de opvatting van het IBG-fonds en herhaalt het de conclusies uit zijn opmerkingen naar aanleiding van het besluit tot inleiding van de procedure. Voorts benadrukt Duitsland dat de derdenbelangen van het IBG-fonds tegen marktvoorwaarden worden verstrekt en geen staatssteun inhouden, daar zij volgens Duitsland in overeenstemming zijn met de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (13) (hierna „mededeling van 2008” genoemd).

(30)

In de vervolgcorrespondentie met de Commissie gaf Duitsland een toelichting op het door PricewaterhouseCoopers geverifieerde ratingsysteem van het IBG-fonds, op basis waarvan de doelondernemingen een rating krijgen van „zeer goed” (AAA) tot „slecht/financiële moeilijkheden” (CCC), waarbij CCC-ondernemingen geen financiering ontvangen. Bij de beoordeling van het kredietrisico van de doelondernemingen wordt rekening gehouden met de geringe dekking en de rang van de derdenbelangen van het IBG-fonds.

(31)

Het ratingsysteem is volgens Duitsland de basis voor de vaststelling van de bij het risico passende rentevoeten. De derdenbelangen worden altijd vergoed tegen een vaste rentevoet, die is samengesteld uit de IBOR en een redelijke marge. Deze kan afhankelijk van de rating van de onderneming tussen 100 en 650 basispunten liggen. Op ondernemingen die niet in het ratingsysteem van het IBG-fonds kunnen worden opgenomen, wordt een marge van ten minste 400 basispunten toegepast, die echter in geen geval lager is dan de marge die op de moedermaatschappij van toepassing is.

6.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

6.1.   Wettigheid

(32)

Duitsland heeft de maatregel vóór de tenuitvoerlegging aangemeld en heeft daarmee voldaan aan zijn verplichting ex artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. De maatregel treedt pas na de goedkeuring door de Commissie in werking.

6.2.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling van de steunmaatregel

6.2.1.   Economische kwalificatie van de derdenbelangen van het IBG-fonds

(33)

Voor de beantwoording van de vraag of het bij de derdenbelangen van het IBG-fonds in economische zin om krediet- of eigenvermogensinstrumenten gaat, moesten deze instrumenten aan de hand van de richtsnoeren worden beoordeeld. In punt 2.2 van de richtsnoeren worden hybride kapitaalinstrumenten en schuldinstrumenten als volgt gedefinieerd:

—   „hybride kapitaalinstrumenten”: instrumenten waarvan het rendement voor de houder (investeerder/leninggever) in hoofdzaak gebaseerd is op de winst of het verlies van de onderliggende doelonderneming; de instrumenten zijn ongedekt bij niet-nakoming. Deze definitie is gebaseerd op het beginsel dat het wezen boven de vorm gaat.

—   „schuldinstrumenten”: leningen en andere financieringsinstrumenten die de leninggever/investeerder een grotendeels vaste minimumvergoeding geven en waarvoor ten minste ten dele zekerheden zijn gesteld. Deze definitie is gebaseerd op het beginsel dat het wezen boven de vorm gaat.

(34)

Conform punt 4.3.3 van de richtsnoeren „richt de Commissie haar aandacht eerder op de economische inhoud dan op de naam en de kwalificatie die de investeerders hieraan toekennen [en houdt zij] met name rekening met de omvang van het risico dat de investeerder met zijn investering in de doel-kmo loopt, de potentiële verliezen van de investeerder, het grotere gewicht van de winstafhankelijke vergoeding ten opzichte van de vaste vergoeding, en de mate waarin de investeerder bij faillissement is achtergesteld [en] met de behandeling die voor het instrument geldt ingevolge de toepasselijke nationale wettelijke, bestuursrechtelijke, financiële en boekhoudkundige regels, indien deze samenhangend zijn en relevant voor de kwalificatie.”.

(35)

Na toetsing van de door Duitsland naar voren gebrachte argumenten en van de informatie die door de belanghebbende (IBG-fonds) in zijn opmerkingen naar aanleiding van het besluit tot inleiding van de procedure werd verstrekt, kan het volgende worden vastgesteld.

a)   Risico’s voor de investeerder

(36)

Aan de hand van de richtsnoeren werd de omvang van het risico en van de potentiële verliezen voor het IBG-fonds berekend. Daarbij werd rekening gehouden met het feit dat de derdenbelangen van het IBG-fonds niet het volledige exitrisico lopen zoals dat bij een investeerder het geval zou zijn (14). De derdenbelangen van het IBG-fonds delen in geen geval in de verliezen van de doelondernemingen, zoals bij deelname in het aandelenkapitaal het geval zou zijn; dit wordt in punt 4.3.3 van de richtsnoeren expliciet als criterium genoemd ter onderscheiding van eigenvermogens- en kredietinstrumenten. Evenals bij kredietinstrumenten moet volgens de contractuele bepalingen voor de derdenbelangen van het IBG-fonds het kapitaal exclusief rente en inclusief de winstafhankelijke component uit de cashflow van de onderneming worden afgelost. De derdenbelangen van het IBG-fonds kunnen daarom, waar het gaat om de omvang van het risico en de potentiële verliezen voor de investeerder, als schuldinstrumenten worden beschouwd.

b)   Achterstelling

(37)

Overeenkomstig de richtsnoeren moest rekening worden gehouden met de mate waarin de investeerder bij faillissement is achtergesteld. De derdenbelangen van het IBG-fonds zijn achtergesteld ten opzichte van kredieten en overig vreemd vermogen, maar bevoorrecht ten opzichte van eigen vermogen. Ze delen in geen geval in de verliezen van de doelondernemingen, wat een typisch kenmerk is van kredietinstrumenten. De achterstelling van niet of ten dele gedekte schulden ten opzichte van vorderingen van bevoorrechte schuldeisers is gebruikelijk. Weliswaar is aan de achtergestelde derdenbelangen van het IBG-fonds inderdaad een groter risico verbonden dan aan niet-achtergestelde schulden, maar dit vindt zijn weerslag in het bij het risico passende rendement. Om deze redenen leidt de achterstelling ten opzichte van andere schuldeisers als zodanig niet tot een kwalificatie van de derdenbelangen van het IBG-fonds als hybride instrumenten.

c)   Zekerheden

(38)

Voor een kredietinstrument moeten volgens de richtsnoeren ten minste ten dele zekerheden zijn gesteld. In aanmerking moet worden genomen dat de derdenbelangen van het IBG-fonds voor 10 % tot 30 % van hun waarde zijn gedekt door garanties van de aandeelhouders van de doelondernemingen. De geringe eisen die aan de dekking worden gesteld, kunnen worden verklaard uit het feit dat snel groeiende technologisch geörienteerde kmo’s over onvoldoende hoogwaardige zekerheden beschikken. Ook met het oog op de lage rang van de derdenbelangen van het IBG-fonds lijkt een gedeeltelijke dekking redelijk. De achterstelling en de gedeeltelijke dekking van de derdenbelangen van het IBG-fonds zijn voldoende verdisconteerd in de hoogte van de vergoeding. Er moet daarom worden geconstateerd dat voor de derdenbelangen van het IBG-fonds conform de richtsnoeren ten dele zekerheden zijn gesteld.

d)   Vergoeding

(39)

Bij een kredietinstrument moet volgens de richtsnoeren een vaste vergoeding de belangrijkste vergoedingscomponent zijn. Bij de derdenbelangen van het IBG-fonds ligt de winstafhankelijke component altijd 250 basispunten onder de component met vaste rentevoet. Doordat bovenop de totale vergoeding van 13 % een eenmalige vaste uitstapvergoeding wordt betaald, wordt de vaste-vergoedingscomponent nog vergroot. Daarmee is bij de derdenbelangen van het IBG-fonds de component met vaste rentevoet conform de richtsnoeren de belangrijkste vergoedingscomponent.

e)   Clausules inzake eigendom en zeggenschap

(40)

Na toetsing van de uitvoerige informatie die door de belanghebbende is verstrekt, komt de Commissie tot de slotsom dat de clausules van de derdenbelangen van het IBG-fonds inzake informatie, eigendom en zeggenschap lijken op de clausules van achtergestelde kredietinstrumenten die niet of ten dele zijn gedekt. Bij dergelijke kredietinstrumenten is in de regel een intensief toezicht vereist, moet uitvoerige en onmiddellijke informatie over de economische ontwikkeling van de onderneming worden verstrekt en worden er speciale financiële indicatoren of afspraken vastgelegd waaraan de onderneming zich moet houden. De derdenbelangen van het IBG-fonds kunnen derhalve gezien hun clausules inzake informatie, eigendom en zeggenschap als kredietinstrumenten worden beschouwd.

f)   Recht van opzegging

(41)

In het besluit tot inleiding van de procedure erkende de Commissie dat de voorwaarden van het IBG-fonds voor de opzegging van de overeenkomst inzake een derdenbelang in zoverre lijken op die van kredietinstrumenten, dat de investering bij schending van de overeenkomst, niet-naleving van de overeengekomen voorwaarden, onjuiste informatie of wijziging van de zeggenschap kan worden beëindigd. De Commissie nam in aanmerking dat de verschillen in terminologie uitsluitend voortvloeien uit de specifieke kenmerken die de derdenbelangen van het IBG-fonds ten opzichte van traditionele kredietinstrumenten hebben. Afgezien van de terminologische verschillen lijken de opzeggingsbepalingen inzake de derdenbelangen van het IBG-fonds derhalve in principe op die van traditionele kredietinstrumenten.

g)   Wettelijke, boekhoudkundige en fiscale behandeling

(42)

De Commissie constateert dat de derdenbelangen van het IBG-fonds, zoals Duitsland en het IBG-fonds hebben aangetoond, volgens de toepasselijke Duitse wettelijke regels (burgerlijk wetboek, boekhoud- en belastingwetgeving) en de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IAS) typische derdenbelangen zijn en daarom als kredietinstrumenten worden beschouwd.

h)   Conclusie

(43)

Na toetsing van het economische karakter van de derdenbelangen van het IBG-fonds en gezien de wettelijke, boekhoudkundige en fiscale behandeling van deze instrumenten moet worden vastgesteld dat de derdenbelangen van het IBG-fonds in economische zin als kredietinstrumenten kunnen worden gekwalificeerd.

6.2.2.   Steunkarakter van de derdenbelangen van het IBG-fonds

(44)

De Commissie heeft de derdenbelangen van het IBG-fonds beoordeeld aan de hand van artikel 87 van het EG-Verdrag. Volgens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag „zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.”. Wil een maatregel vallen onder artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag, dan moet er aan vier criteria zijn voldaan:

a)

De maatregel moet met staatsmiddelen worden bekostigd.

b)

De maatregel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen doordat zij de begunstigde een voordeel verschaft.

c)

Het voordeel moet selectief zijn, dat wil zeggen beperkt zijn tot bepaalde ondernemingen of bedrijfstakken.

d)

De maatregel moet het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden.

(45)

In haar besluit tot inleiding van de procedure concludeerde de Commissie dat de derdenbelangen van het IBG-fonds, indien deze als kredietinstrumenten kunnen worden gekwalificeerd, volgens de mededeling van 1997 als marktconforme kredietinstrumenten moeten worden beschouwd. Het instrument is ook volgens de mededeling van 2008 marktconform, aangezien het IBG-fonds het kredietrisico, inclusief de achterstelling bij faillissement en de hoogte van de dekking, bij iedere onderneming beoordeelt en bij het risico passende renten hanteert.

(46)

Dienovereenkomstig moet worden geconcludeerd dat de derdenbelangen van het IBG-fonds geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag ten gunste van de doelondernemingen inhouden,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De steun die Duitsland voornemens is te verlenen via de IBG Beteiligungsgesellschaft Sachsen-Anhalt mbH, is wat de derdenbelangen betreft geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 8 oktober 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 246 van 20.10.2007, blz. 20.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  N 459/06 — Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 — Nationale regionale-steunkaart: Duitsland (PB C 295 van 5.12.2006, blz. 6).

(4)  De motivering van de Commissie hiervoor was dat het IBG-fonds en de particuliere investeerders hetzelfde neerwaarts en opwaarts risico dragen, dezelfde voordelen hebben en dat hun vorderingen bij faillissement van de begunstigde onderneming dezelfde rang innemen; bij omzetting in open deelnemingen worden de open deelnemingen van het IBG-fonds op reglementaire wijze gewaardeerd doordat de totale vergoeding (nominale waarde, de vervallen vaste en variabele rente en uitstapvergoeding) in open deelnemingen wordt omgezet.

(5)  De Commissie motiveerde deze bevinding met het feit dat er een aparte beheermaatschappij is aangewezen die door middel van een openbare aanbestedingsprocedure werd geselecteerd.

(6)  De Commissie beschouwde het IBG-fonds als staatsonderneming, die waarschijnlijk kapitaal kan opnemen tegen voorwaarden die niet worden toegestaan aan investeerders die onder marktvoorwaarden handelen.

(7)  PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.

(8)  PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3.

(9)  Deze argumentatie treft men ook aan in eerdere beschikkingen van de Commissie: Steunregeling N 344/06 — Duitsland: „SBG” (PB C 157 van 10.7.2007, blz. 8); Steunmaatregel N 104/05 — Duitsland: „Regio MIT Risicokapitaalfonds Hessen” (PB C 295 van 26.11.2005, blz. 8); Steunmaatregel N 212/04 — Duitsland: „EFRO Risicokapitaalfonds Berlijn” (PB C 95 van 20.4.2005, blz. 8); Steunmaatregel N 213/04 — Duitsland: „EFRO Risicokapitaalfonds Sleeswijk-Holstein” (PB C 72 van 24.3.2006, blz. 2); Steunmaatregel N 266/04 — Duitsland: „EFRO Risicokapitaalfonds Thüringen” (PB C 95 van 20.4.2005, blz. 9); Steunmaatregel N 310/04 — Duitsland: „EFRO-Risicokapitaalfonds Brandenburg” (PB C 79 van 1.4.2006, blz. 25).

(10)  PB L 83 van 27.3.1999, blz 1.

(11)  Zie voetnoot 1.

(12)  Zie voetnoot 1.

(13)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

(14)  Investeerders stellen in de regel voor de lange termijn kapitaal beschikbaar zonder aanspraak te maken op aflossing en zonder dekking. Als tegenprestatie verkrijgen zij een aandeel in het eigen vermogen en ontvangen zij hun rendement wanneer ze na het verstrijken van de investeringstermijn hun deelneming beëindigen.


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/31


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2009

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van lycopeen uit Blakeslea trispora als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3039)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(2009/365/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 augustus 2007 heeft de onderneming Vitatene bij de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk een verzoek ingediend om lycopeen uit Blakeslea trispora als nieuw voedselingrediënt in de handel te brengen; op 17 oktober 2007 heeft de bevoegde Britse instantie voor de beoordeling van voedingsmiddelen haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat, in het licht van andere in behandeling zijnde aanvragen betreffende lycopeen, een aanvullende beoordeling nodig is om ervoor te zorgen dat een vergunning voor het gebruik van verschillende lycopenen als nieuwe voedselingrediënten onder dezelfde voorwaarden wordt verleend.

(2)

De Commissie heeft het verslag van de eerste beoordeling op 11 februari 2008 aan alle lidstaten toegezonden.

(3)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) is geraadpleegd en heeft haar advies op 4 december 2008 uitgebracht.

(4)

In haar advies kwam de EFSA tot de conclusie dat, omdat lycopeen oxidatieve veranderingen kan ondergaan, het moet worden geformuleerd als suspensies in spijsolie, direct comprimeerbare of in water dispergeerbare poeders. Er moet voor een toereikende antioxidatieve bescherming worden gezorgd.

(5)

De EFSA heeft ook geconcludeerd dat de consumptie van lycopeen door de gemiddelde gebruiker onder de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) zal blijven, maar dat bij sommige gebruikers van lycopeen de ADI kan worden overschreden. Daarom lijkt het ook dienstig dat na de verlening van de vergunning gedurende een aantal jaren innamegegevens worden verzameld om deze vergunning opnieuw te bekijken in het licht van nadere informatie over de veiligheid van lycopeen en de consumptie daarvan. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de verzameling van gegevens over de lycopeengehalten in ontbijtgranen. Dit voorschrift uit hoofde van deze beschikking is echter alleen van toepassing op het gebruik van lycopeen als nieuw voedselingrediënt en niet op het gebruik van lycopeen als levensmiddelenkleurstof, dat valt onder de werkingssfeer van Richtlijn 89/107/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake levensmiddelenadditieven die in voor menselijke voeding bestemde waren mogen worden gebruikt (2).

(6)

Op basis van de wetenschappelijke beoordeling is vastgesteld dat lycopeen uit Blakeslea trispora voldoet aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97 vastgestelde criteria.

(7)

De onderneming Vitatene heeft haar instemming betuigd met de intrekking van Beschikking 2006/721/EG van de Commissie (3).

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Lycopeen uit Blakeslea trispora, hierna „het product” genoemd, zoals gespecificeerd in bijlage I, mag in de Gemeenschap in de handel worden gebracht als nieuw voedselingrediënt voor gebruik in de in bijlage II vermelde levensmiddelen.

Artikel 2

Het nieuwe voedselingrediënt waarvoor bij deze beschikking een vergunning wordt verleend, wordt op de etikettering van het levensmiddel dat het ingrediënt bevat, aangeduid met „lycopeen”.

Artikel 3

De onderneming Vitatene stelt een monitoringprogramma op dat bij het in de handel brengen wordt uitgevoerd. Dit programma omvat de verstrekking van informatie over de gebruiksniveaus van lycopeen in levensmiddelen, als nader gespecificeerd in bijlage III.

De verzamelde gegevens worden ter beschikking gesteld van de Commissie en de lidstaten. In het licht van nieuwe informatie en een verslag van de EFSA wordt het gebruik van lycopeen als voedselingrediënt uiterlijk in 2014 opnieuw bekeken.

Artikel 4

Beschikking 2006/721/EG wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot Vitatene S.A.U., Avda. Antibióticos 59-61, E-24009 León, Spanje.

Gedaan te Brussel, 28 april 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(2)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 27.

(3)  PB L 296 van 26.10.2006, blz. 13.


BIJLAGE I

Specificaties van lycopeen uit Blakeslea trispora

BESCHRIJVING

Het gezuiverde lycopeen uit Blakeslea trispora bestaat uit ≥ 95 % lycopeen en ≤ 5 % andere carotenoïden. Het wordt aangeboden als een poeder in een geschikte matrix of een oliedispersie. De kleur is donkerrood of rood-paars. Er moet voor een antioxidatieve bescherming worden gezorgd.

SPECIFICATIE

Chemische naam

:

Lycopeen

CAS-nummer

:

502-65-8 (all-trans-lycopeen)

Chemische formule

:

C40H56

Structuurformule

:

Image

Molecuulgewicht

:

536,85


BIJLAGE II

Lijst van levensmiddelen waaraan lycopeen uit Blakeslea trispora mag worden toegevoegd

Levensmiddelencategorie

Maximaal lycopeengehalte

Op vruchten-/groentesap gebaseerde dranken (inclusief concentraten)

2,5 mg/100 g

Dranken die zijn afgestemd op grote spierinspanning, vooral voor sportbeoefenaars

2,5 mg/100 g

Voedingsmiddelen die zijn bestemd om in energiebeperkte diëten te worden genuttigd voor gewichtsvermindering

8 mg/maaltijdvervanger

Ontbijtgranen

5 mg/100 g

Vetten en dressings

10 mg/100 g

Soepen met uitzondering van tomatensoepen

1 mg/100 g

Brood (inclusief bros gebakken brood)

3 mg/100 g

Dieetvoeding voor medisch gebruik

Overeenkomstig de specifieke voedingsbehoeften

Voedingssupplementen

15 mg per door de fabrikant aanbevolen dagelijkse dosis


BIJLAGE III

Monitoring van lycopeen uit Blakeslea trispora na productlancering

TE VERZAMELEN INFORMATIE

Hoeveelheden lycopeen uit Blakeslea trispora die door Vitatene aan haar klanten zijn geleverd voor de productie van in de Europese Unie in de handel te brengen eindproducten (levensmiddelen).

Resultaten van opzoekingen in gegevensbanken over productlanceringen van levensmiddelen met toegevoegd lycopeen uit Blakeslea trispora, inclusief verrijkingsniveaus en portiegrootten per gelanceerd levensmiddel in de verschillende lidstaten.

RAPPORTAGE VAN DE INFORMATIE

Bovenvermelde informatie moet voor de jaren 2009 tot en met 2012 jaarlijks aan de Commissie worden gerapporteerd. Voor de eerste keer op 31 oktober 2010 voor de rapportageperiode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010; en daarna met dezelfde jaarlijkse rapportageperiode voor de volgende twee jaren.

AANVULLENDE INFORMATIE

Indien van toepassing en als Vitatene daarover beschikt, moet dezelfde informatie ook over de inname van als levensmiddelenkleurstof gebruikt lycopeen worden gerapporteerd.

Indien beschikbaar moet Vitatene nieuwe wetenschappelijke informatie verstrekken om de maximale veilige innameniveaus van lycopeen opnieuw te bekijken.

BEOORDELING VAN DE INNAMENIVEAUS VAN LYCOPEEN

Op grond van de verzamelde en gerapporteerde informatie, als hierboven aangegeven, moet Vitatene een geactualiseerde innamebeoordeling uitvoeren.

TOETSING

De Commissie moet de EFSA in 2013 raadplegen om de door het bedrijfsleven verstrekte informatie te toetsen.


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/35


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2009

inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven op het gebied van maatregelen voor plattelandsontwikkeling over het begrotingsjaar 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3199)

(Slechts de teksten in de Engelse, de Estse, de Griekse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Sloveense, de Slowaakse en de Tsjechische taal zijn authentiek)

(2009/366/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op de artikelen 30 en 39,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op basis van de door Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije ingediende jaarrekeningen betreffende de uitgaven in kwestie op het gebied van maatregelen voor plattelandsontwikkeling, vergezeld van de nodige gegevens, moeten de rekeningen van de betrokken betaalorganen in de zin van artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden goedgekeurd. Bij de goedkeuring worden de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen beoordeeld in het licht van de door de certificerende instanties opgestelde rapporten.

(2)

De termijn waarover Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije op grond van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (2), beschikten voor de indiening bij de Commissie van de stukken zoals bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 en in artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 885/2006, is verstreken.

(3)

De Commissie heeft de verstrekte gegevens gecontroleerd en heeft Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije vóór 31 maart 2009 in kennis gesteld van de resultaten van haar verificaties en van de aan te brengen wijzigingen.

(4)

Voor de door het ELGF gefinancierde uitgaven voor plattelandsontwikkeling die vallen onder artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 houdende overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad met betrekking tot de financiering door het EOGFL, afdeling Garantie, van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (3), moet het resultaat van de goedkeuringsbeschikking worden afgetrokken van of opgeteld bij de latere betalingen die door de Commissie worden verricht.

(5)

De verrichte verificaties in aanmerking genomen, stellen voor sommige betaalorganen de jaarrekeningen en de begeleidende stukken de Commissie in staat om een besluit te nemen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende rekeningen. Nadere bijzonderheden over de betrokken bedragen zijn te vinden in het syntheseverslag dat samen met deze beschikking aan het Comité voor de landbouwfondsen werd voorgelegd.

(6)

De verrichte verificaties in aanmerking genomen, zijn de door sommige betaalorganen verstrekte gegevens van dien aard dat nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat de rekeningen van die betaalorganen niet bij deze beschikking kunnen worden goedgekeurd.

(7)

Voor de uitgaven voor plattelandsontwikkeling die onder Verordening (EG) nr. 27/2004 vallen, moeten de op grond van de beschikking tot boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen in te vorderen of te betalen bedragen worden afgetrokken van of opgeteld bij de latere betalingen.

(8)

Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 staat de onderhavige beschikking niet in de weg aan latere beschikkingen van de Commissie waarbij uitgaven die niet overeenkomstig de communautaire voorschriften blijken te zijn gedaan, alsnog aan communautaire financiering worden onttrokken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onverminderd artikel 2, worden de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven op het gebied van plattelandsontwikkeling over het begrotingsjaar 2008 goedgekeurd.

De bedragen die op grond van deze beschikking moeten worden ingevorderd bij of betaald aan elke lidstaat in het kader van de in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije toegepaste maatregelen voor plattelandsontwikkeling, worden vastgesteld in de bijlagen I en II.

Artikel 2

Voor het begrotingsjaar 2008 worden in het kader van de in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije toegepaste maatregelen voor plattelandsontwikkeling de rekeningen die zijn ingediend door de in bijlage III genoemde betaalorganen van lidstaten, afgesplitst van de onderhavige beschikking; over die rekeningen wordt later een goedkeuringsbeschikking gegeven.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.

Gedaan te Brussel, 29 april 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(2)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90.

(3)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 36.


BIJLAGE I

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN

BEGROTINGSJAAR 2008 — UITGAVEN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING UIT HET ELGF IN DE NIEUWE LIDSTATEN

Bij de lidstaat in te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag

LS

 

2008 — Uitgaven van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden

Totaal a + b

Verlagingen

Totaal

Tussentijdse betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar

Bij de lidstaat in te vorderen (-) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag (1)

goedgekeurd

afgesplitst

= in de jaarlijkse declaratie opgenomen uitgaven

= totaal van de tussentijdse betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar

 

 

a

b

c = a + b

d

e = c + d

f

g = e - f

CZ

EUR

32 399 539,50

 

32 399 539,50

0,00

32 399 539,50

0,00

32 399 539,50

EE

EUR

24 148 768,74

 

24 148 768,74

0,00

24 148 768,74

0,00

24 148 768,74

CY

EUR

17 570 826,20

 

17 570 826,20

0,00

17 570 826,20

11 388 159,00

6 182 667,20

LV

EUR

46 986 857,87

 

46 986 857,87

0,00

46 986 857,87

0,00

46 986 857,87

LT

EUR

79 148 259,37

 

79 148 259,37

0,00

79 148 259,37

0,00

79 148 259,37

HU

EUR

90 290 537,46

 

90 290 537,46

0,00

90 290 537,46

0,00

90 290 537,46

MT

EUR

0,00

2 699 140,00

2 699 140,00

0,00

2 699 140,00

2 699 140,00

0,00

PL

EUR

121 595 191,28

 

121 595 191,28

0,00

121 595 191,28

0,00

121 595 191,28

SI

EUR

607 424,53

 

607 424,53

0,00

607 424,53

0,00

607 424,53

SK

EUR

39 259 760,34

 

39 259 760,34

0,00

39 259 760,34

0,00

39 259 760,34


LS

Betaalde maar nog te verrekenen voorschotten voor de uitvoering van het programma [artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1260/1999]

CZ

EUR

86 848 000,00

EE

EUR

24 080 000,00

CY

EUR

11 968 000,00

LV

EUR

52 496 000,00

LT

EUR

78 320 000,00

HU

EUR

96 368 000,00

MT

EUR

4 304 000,00

PL

EUR

458 624 000,00

SI

EUR

45 056 000,00

SK

EUR

63 536 000,00


(1)  Voor alle betrokken lidstaten zal het saldo bij de afsluiting van het programma worden geregeld omdat de betalingen 95 % van de in het financieringsplan bepaalde totale bijdrage hebben bereikt.

Noot: Voor Tsjechië overschrijdt de som van het voor het begrotingsjaar 2008 goedgekeurde bedrag en de voor de voorgaande begrotingsjaren goedgekeurde bedragen de maximumbijdrage uit het EOGFL die is vastgesteld bij de beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het programma. Het voor het programma te betalen EOGFL-eindsaldo zal worden berekend met inachtneming van de totale bijdrage uit het EOGFL.


BIJLAGE II

GOEDGEKEURDE UITGAVEN IN HET BEGROTINGSJAAR 2008 IN DE NIEUWE LIDSTATEN PER DOOR HET ELGF GEFINANCIERDE MAATREGEL VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING

Verschillen tussen de jaarrekeningen en de uitgavendeclaraties

TSJECHIË

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Vervroegde uittreding

486 177,10

 

486 177,10

2

Probleemgebieden

–62 324,19

 

–62 324,19

3

Agromilieusteun

24 415 487,28

 

24 415 487,28

4

Bosbouw

768 151,81

 

768 151,81

5

Producentengroeperingen

6 792 047,50

 

6 792 047,50

6

Technische bijstand

0,00

 

0,00

7

Sapard

0,00

 

0,00

700

Investeringen in landbouwbedrijven, Verordening (EG) nr. 1268/1999

0,00

 

0,00

701

Verwerking en afzet, Verordening (EG) nr. 1268/1999

0,00

 

0,00

702

Overstromingsschade 1

0,00

 

0,00

703

Verbetering van structuren voor kwaliteitsbevordering

0,00

 

0,00

704

Grondverbetering en herverkaveling

0,00

 

0,00

705

Dorpsvernieuwing en -ontwikkeling

0,00

 

0,00

706

Overstromingsschade 2

0,00

 

0,00

707

Ontwikkeling van plattelandsinfrastructuur

0,00

 

0,00

708

Ontwikkeling en diversificatie van activiteiten

0,00

 

0,00

709

Op bescherming gerichte agrarische productiemethoden

0,00

 

0,00

710

Verbetering van de beroepsopleiding

0,00

 

0,00

711

Technische bijstand SAPARD

0,00

 

0,00

 

Totaal

32 399 539,50

0,00

32 399 539,50


ESTLAND

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Probleemgebieden

–85 013,95

 

–85 013,95

2

Agromilieusteun

20 416 942,68

 

20 416 942,68

3

Bebossing van landbouwgrond

125 877,94

 

125 877,94

4

Steun voor semizelfvoorzieningsbedrijven

2 154 035,51

 

2 154 035,51

5

Voldoen aan normen

1 373 830,87

 

1 373 830,87

6

Aanvullingen op rechtstreekse betalingen

4 570,72

 

4 570,72

7

Technische bijstand

155 007,67

 

155 007,67

8

Sapard

0,00

 

0,00

9

Steun in gebieden met milieubeperkingen

3 517,30

 

3 517,30

 

Totaal

24 148 768,74

0,00

24 148 768,74


CYPRUS

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom e

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Steun voor investeringen voor het beheer van dierlijk afval

2 160 970,53

 

2 160 970,53

2

Bevordering van verbetering en ontwikkeling

3 845 690,82

 

3 845 690,82

3

Bevordering van de oprichting van producentengroeperingen

391 894,08

 

391 894,08

4

Bevordering van beroepsopleiding van landbouwers

0,00

 

0,00

5

Technische en adviesdiensten voor landbouwers

58 475,17

 

58 475,17

6

Vervroegde uittreding

500 463,80

 

500 463,80

7

Steun voor de vestiging van jonge landbouwers

710 000,00

 

710 000,00

8

Voldoen aan EU-normen

1 890 818,08

 

1 890 818,08

9

Vaststelling van agromilieumaatregelen

2 724 287,26

 

2 724 287,26

10

Agromilieuacties ter bescherming van natuurwaarden

2 608 009,46

 

2 608 009,46

11

Bebossing

40 915,05

 

40 915,05

12

Verbetering van infrastructuur voor de ontwikkeling van de veehouderij

490 532,61

 

490 532,61

13

Probleemgebieden

–13 576,13

 

–13 576,13

14

Steun voor kwaliteitsregelingen

673 718,97

 

673 718,97

15

Steun voor kleinschalige traditionele verwerking

584 241,84

 

584 241,84

16

Bescherming van landbouw- en traditionele landschappen

282 638,86

 

282 638,86

17

Bescherming tegen bosbrand en andere natuurrampen

123 163,39

 

123 163,39

18

Bebossing van andere dan landbouwgrond

396 079,52

 

396 079,52

19

Verbetering van het oogstproces

0,00

 

0,00

20

Technische steun voor de uitvoering, toezicht

70 039,46

 

70 039,46

21

Technische steun voor collectieve initiatieven op lokaal niveau

32 463,43

 

32 463,43

 

Totaal

17 570 826,20

0,00

17 570 826,20


LETLAND

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Vervroegde uittreding

3 250 393,40

 

3 250 393,40

2

Producentengroeperingen

1 589 329,59

 

1 589 329,59

3

Steun voor semizelfvoorzieningsbedrijven

10 953 829,98

 

10 953 829,98

4

Voldoen aan normen

7 050 638,64

 

7 050 638,64

5

Agromilieusteun

23 854 472,13

 

23 854 472,13

6

Probleemgebieden

34 948,53

 

34 948,53

7

Technische bijstand

258 913,87

 

258 913,87

8

Overgedragen verplichtingen uit de vorige programmeringsperiode

–5 668,27

 

–5 668,27

9

Toewijzing van middelen voor de enkele areaalbetalingen

0,00

 

0,00

 

Totaal

46 986 857,87

0,00

46 986 857,87


LITOUWEN

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Agromilieusteun

27 947 981,79

 

27 947 981,79

2

Probleemgebieden en gebieden met milieubeperkingen

48 234,08

 

48 234,08

3

Voldoen aan normen

26 055 356,07

 

26 055 356,07

4

Bebossing van landbouwgrond

1 734 572,99

 

1 734 572,99

5

Vervroegde uittreding

19 490 903,99

 

19 490 903,99

6

Steun voor semizelfvoorzieningsbedrijven die worden geherstructureerd

2 081 962,83

 

2 081 962,83

7

Andere maatregelen

447 848,76

 

447 848,76

8

Technische bijstand

1 330 659,16

 

1 330 659,16

9

Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen

10 739,70

 

10 739,70

 

Totaal

79 148 259,37

0,00

79 148 259,37


HONGARIJE

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Agromilieusteun

59 606 523,82

 

59 606 523,82

2

Voldoen aan normen

13 784 071,07

 

13 784 071,07

3

Bebossing

15 357 233,59

 

15 357 233,59

4

Steun voor semizelfvoorzieningsbedrijven

322 737,06

 

322 737,06

5

Producentengroeperingen

– 233,15

 

– 233,15

6

Vervroegde uittreding

0,00

 

0,00

7

Probleemgebieden

–25 011,06

 

–25 011,06

8

Technische bijstand

1 245 216,13

 

1 245 216,13

9

In het kader van Verordening (EG) nr. 1268/1999 goedgekeurde projecten

0,00

 

0,00

10

Aanvullende nationale rechtstreekse betalingen

0,00

 

0,00

 

Totaal

90 290 537,46

0,00

90 290 537,46


POLEN

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Vervroegde uittreding

25 431 473,58

 

25 431 473,58

2

Steun voor semizelfvoorzieningsbedrijven

12 965 617,28

 

12 965 617,28

3

Probleemgebieden

–1 487 716,01

 

–1 487 716,01

4

Agromilieuverbintenissen en dierenwelzijn

5 663 544,07

 

5 663 544,07

5

Bebossing

11 625 652,61

 

11 625 652,61

6

Voldoen aan EU-normen

62 703 110,98

 

62 703 110,98

7

Producentengroeperingen

1 799 132,10

 

1 799 132,10

8

Technische bijstand

2 763 199,78

 

2 763 199,78

9

Aanvullingen op rechtstreekse betalingen

140 155,01

 

140 155,01

10

In het kader van Verordening (EG) nr. 1268/1999 goedgekeurde projecten

–8 978,12

 

–8 978,12

 

Totaal

121 595 191,28

0,00

121 595 191,28


SLOVENIË

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Probleemgebieden

78 615,04

 

78 615,04

2

Agromilieusteun

–1 190 735,17

 

–1 190 735,17

3

Vervroegde uittreding

1 386 969,91

 

1 386 969,91

4

Voldoen aan normen

199 761,17

 

199 761,17

5

Technische bijstand

101 777,75

 

101 777,75

6

SAPARD-programma

34 856,75

 

34 856,75

7

Aanvullingen op rechtstreekse betalingen

–3 820,92

 

–3 820,92

 

Totaal

607 424,53

0,00

607 424,53


SLOWAKIJE

Nr.

Maatregel

Uitgaven 2008

Bijlage I, kolom a

Verlagingen

Bijlage I, kolom d

Voor 2008 goedgekeurd bedrag

Bijlage I, kolom e

 

 

i

ii

iii = i + ii

1

Investeringen in landbouwbedrijven

1 650 413,98

 

1 650 413,98

2

Opleiding

0,00

 

0,00

3

Probleemgebieden en gebieden met milieubeperkingen

317 367,06

 

317 367,06

4

Voldoen aan normen

3 982 447,52

 

3 982 447,52

5

Agromilieusteun

25 815 864,82

 

25 815 864,82

6

Verbetering v.d. verwerking en afzet van landbouwproducten

942 660,39

 

942 660,39

7

Bosbeheer

4 564,40

 

4 564,40

8

Bebossing van landbouwgrond

106 689,23

 

106 689,23

9

Ruilverkaveling

465 593,60

 

465 593,60

10

Diversificatie van landbouwactiviteiten

34 451,27

 

34 451,27

11

Steun voor semizelfvoorzieningsbedrijven

414 691,29

 

414 691,29

12

Producentengroeperingen

2 387 788,82

 

2 387 788,82

13

Technische bijstand inclusief evaluatie

3 137 462,36

 

3 137 462,36

14

Aanvullingen op rechtstreekse betalingen

– 234,40

 

– 234,40

901

Investeringen in landbouwbedrijven, Verordening (EG) nr. 1268/1999

0,00

 

0,00

905

Agromilieusteun — in het kader van Verordening (EG) nr. 1268/1999 goedgekeurde projecten

0,00

 

0,00

907

Bosbeheer — in het kader van Verordening (EG) nr. 1268/1999 goedgekeurde projecten

0,00

 

0,00

912

Producentengroeperingen — in het kader van Verordening (EG) nr. 1268/1999 goedgekeurd project

0,00

 

0,00

 

Totaal

39 259 760,34

0,00

39 259 760,34


BIJLAGE III

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN

BEGROTINGSJAAR 2008 — DOOR HET ELGF GEFINANCIERDE UITGAVEN VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING IN DE NIEUWE LIDSTATEN

Lijst van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden afgesplitst en het voorwerp van een latere goedkeuringsbeschikking zullen vormen

Lidstaat

Betaalorgaan

Malta

MRRA


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/44


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 april 2009

inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2008

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3217)

(2009/367/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name op de artikelen 30 en 32,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 keurt de Commissie de rekeningen van de in artikel 6 van die verordening bedoelde betaalorganen goed op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde gegevens en van de accountantsverklaringen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de accountantsrapporten die door de certificerende instanties werden opgesteld.

(2)

Op grond van artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO (2) worden voor het begrotingsjaar 2008 de uitgaven in aanmerking genomen die de lidstaten hebben gedaan in de periode van 16 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2008.

(3)

De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte gegevens gecontroleerd en heeft de lidstaten vóór 31 maart 2009 in kennis gesteld van de resultaten van haar verificaties en van de aan te brengen wijzigingen.

(4)

Voor sommige betaalorganen stellen de jaarrekeningen en de begeleidende stukken de Commissie in staat een besluit te nemen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. Bijlage I geeft een overzicht van de goedgekeurde bedragen per lidstaat en van de bij de lidstaten in te vorderen of aan de lidstaten te betalen bedragen.

(5)

De door sommige andere betaalorganen verstrekte gegevens zijn van dien aard dat nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat de rekeningen van die betaalorganen niet bij deze beschikking kunnen worden goedgekeurd. Bijlage II bevat de lijst van de betrokken betaalorganen.

(6)

Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2006 moet met eventuele overschrijdingen van betalingstermijnen in de maanden augustus, september en oktober rekening worden gehouden in de beschikking tot boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen. Een deel van de door sommige lidstaten voor die maanden van het jaar 2008 gedeclareerde uitgaven was na de uiterste betalingsdatum verricht. Daarom moeten de desbetreffende verlagingen bij deze beschikking worden vastgesteld.

(7)

De Commissie heeft reeds op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2006 een aantal van de als uitgaven voor het begrotingsjaar 2008 te boeken maandelijkse betalingen verlaagd of geschorst. Om te voorkomen dat de betrokken bedragen te vroeg of slechts tijdelijk worden vergoed, is het dienstig die bedragen niet bij deze beschikking te erkennen en ze verder te onderzoeken volgens de bij artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde procedure tot conformiteitsgoedkeuring van rekeningen.

(8)

Overeenkomstig artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden de financiële gevolgen van het achterwege blijven van een in verband met onregelmatigheden te verrichten invordering voor 50 % door de betrokken lidstaat gedragen, indien invordering niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij nationale rechtbanken. In artikel 32, lid 3, van die verordening is bepaald dat de lidstaten de Commissie bij de indiening van de jaarrekeningen een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures moeten bezorgen. Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verplichting voor de lidstaten de nog niet teruggekregen bedragen mee te delen, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (3). In bijlage III bij die verordening is de tabel opgenomen die de lidstaten in 2009 moesten indienen. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een beschikking geven over de financiële gevolgen van het na respectievelijk vier of acht jaar nog steeds achterwege blijven van invordering van in verband met onregelmatigheden terug te betalen bedragen. Een dergelijke beschikking staat niet in de weg aan latere conformiteitsbeschikkingen op grond van artikel 32, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005.

(9)

Overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 kunnen de lidstaten besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het terug te vorderen bedrag of indien de invordering onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als dat besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij nationale rechtbanken, worden de financiële gevolgen van het achterwege blijven van de invordering voor 100 % door de Gemeenschapsbegroting gedragen. De bedragen waarvoor de lidstaten hebben besloten de terugvordering niet voort te zetten, en de redenen voor dat besluit moeten worden vermeld in het in artikel 32, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde samenvattende overzicht. Die bedragen worden niet ten laste van de betrokken lidstaten gebracht en worden bijgevolg gedragen door de Gemeenschapsbegroting. De desbetreffende beschikking staat niet in de weg aan latere conformiteitsbeschikkingen op grond van artikel 32, lid 8, van de genoemde verordening.

(10)

Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 staat de onderhavige beschikking niet in de weg aan latere beschikkingen van de Commissie waarbij uitgaven die niet overeenkomstig de communautaire voorschriften blijken te zijn gedaan, alsnog aan communautaire financiering worden onttrokken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2008, met uitzondering van die van de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, worden goedgekeurd.

De bedragen die op grond van deze beschikking moeten worden ingevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 2

Voor het begrotingsjaar 2008 worden de rekeningen betreffende de door het ELGF gefinancierde uitgaven die zijn ingediend door de in bijlage II genoemde betaalorganen van lidstaten, afgesplitst van de onderhavige beschikking; over die rekeningen wordt later een goedkeuringsbeschikking gegeven.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 april 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(2)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.

(3)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90.


BIJLAGE I

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN

BEGROTINGSJAAR 2008

Bij de lidstaat in te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag

LS

 

2008 — Uitgaven / bestemmingsontvangsten van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden

Totaal a + b

Verlagingen en schorsingen voor het hele begrotingsjaar (1)

Verlagingen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1290/2005

Totaal na verlagingen en schorsingen

Betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar

Bij de lidstaat in te vorderen (-) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag (2)

goedgekeurd

afgesplitst

= in de jaarlijkse declaratie opgenomen uitgaven / bestemmingsontvangsten

= totaal van de in de maandelijkse declaraties opgenomen uitgaven / bestemmingsontvangsten

 

 

a

b

c = a + b

d

e

f = c + d + e

g

h = f – g

BE

EUR

432 608 618,53

273 518 319,77

706 126 938,30

– 593,30

–54 510,68

706 071 834,32

706 201 150,75

– 129 316,43

BG

EUR

173 261 850,21

0,00

173 261 850,21

–10 969,94

0,00

173 250 880,27

173 262 003,11

–11 122,84

CZ

EUR

382 633 310,43

0,00

382 633 310,43

0,00

0,00

382 633 310,43

382 638 179,78

–4 869,35

DK

DKK

0,00

0,00

0,00

0,00

–14 764,84

–14 764,84

0,00

–14 764,84

DK

EUR

981 148 146,05

0,00

981 148 146,05

– 334 916,53

0,00

980 813 229,52

980 605 638,09

207 591,43

DE

EUR

4 679 844 580,08

421 042 712,93

5 100 887 293,01

–37 390,29

–2 874 536,38

5 097 975 366,35

5 101 133 812,30

–3 158 445,95

EE

EUR

41 604 457,53

0,00

41 604 457,53

–30 242,24

0,00

41 574 215,29

41 537 242,47

36 972,82

IE

EUR

1 452 426 445,64

0,00

1 452 426 445,64

– 152 676,24

– 209 340,42

1 452 064 428,98

1 450 327 500,26

1 736 928,72

EL

EUR

0,00

2 460 745 905,37

2 460 745 905,37

0,00

0,00

2 460 745 905,37

2 460 745 905,37

0,00

ES

EUR

5 476 876 522,21

0,00

5 476 876 522,21

–4 919 283,22

–4 564 317,68

5 467 392 921,32

5 475 621 557,38

–8 228 636,07

FR

EUR

8 323 180 801,10

0,00

8 323 180 801,10

–1 302 798,28

–18 942 379,66

8 302 935 623,16

8 324 404 948,60

–21 469 325,44

IT

EUR

4 168 669 787,38

101 969 623,15

4 270 639 410,53

–1 887 157,65

–4 363 298,08

4 264 388 954,80

4 264 132 179,52

256 775,28

CY

EUR

27 774 540,54

0,00

27 774 540,54

0,00

0,00

27 774 540,54

27 774 540,54

0,00

LV

EUR

96 759 251,98

0,00

96 759 251,98

0,00

0,00

96 759 251,98

96 760 415,54

–1 163,56

LT

EUR

155 733 024,94

0,00

155 733 024,94

0,00

0,00

155 733 024,94

155 996 896,19

– 263 871,25

LU

EUR

33 965 171,44

0,00

33 965 171,44

–1 273,90

0,00

33 963 897,54

33 787 840,71

176 056,83

HU

EUR

486 553 484,46

0,00

486 553 484,46

–11 055,36

0,00

486 542 429,10

492 387 580,59

–5 845 151,49

MT

EUR

0,00

2 472 341,64

2 472 341,64

0,00

0,00

2 472 341,64

2 472 341,64

0,00

NL

EUR

854 800 814,16

0,00

854 800 814,16

–91 807,12

–65 076,30

854 643 930,74

856 242 767,86

–1 598 837,12

AT

EUR

656 513 475,83

0,00

656 513 475,83

0,00

–44 207,31

656 469 268,52

656 496 253,55

–26 985,03

PL

EUR

1 172 220 664,21

0,00

1 172 220 664,21

0,00

0,00

1 172 220 664,21

1 172 232 662,17

–11 997,96

PT

EUR

0,00

720 094 153,57

720 094 153,57

0,00

0,00

720 094 153,57

720 094 153,57

0,00

RO

EUR

0,00

461 870 850,36

461 870 850,36

0,00

0,00

461 870 850,36

461 870 850,36

0,00

SI

EUR

93 014 996,23

0,00

93 014 996,23

0,00

0,00

93 014 996,23

93 152 578,75

– 137 582,52

SK

EUR

169 701 265,50

0,00

169 701 265,50

0,00

0,00

169 701 265,50

169 768 426,79

–67 161,29

FI

EUR

565 626 400,21

0,00

565 626 400,21

–2 432,42

–7 736,10

565 616 231,70

567 200 798,71

–1 584 567,01

SE

SEK

0,00

0,00

0,00

0,00

–65 415,38

–65 415,38

0,00

–65 415,38

SE

EUR

713 833 441,95

0,00

713 833 441,95

–35 629,22

0,00

713 797 812,73

713 869 554,32

–71 741,59

UK

GBP

0,00

0,00

0,00

0,00

–58 909,25

–58 909,25

0,00

–58 909,25

UK

EUR

3 158 349 336,06

0,00

3 158 349 336,06

–14 574 228,18

0,00

3 143 775 107,88

3 223 172 099,30

–79 396 991,42


LS

 

Uitgaven (3)

Bestemmingsontvangsten (3)

Suikerfonds

Artikel 32 (= e)

Totaal (= h)

Uitgaven (4)

Bestemmingsontvangsten (4)

05 07 01 06

6701

05 02 16 02

6803

6702

i

j

k

l

m

n = i + j + k + l + m

BE

EUR

–74 805,75

0,00

0,00

0,00

–54 510,68

– 129 316,43

BG

EUR

–11 122,84

0,00

0,00

0,00

0,00

–11 122,84

CZ

EUR

–4 869,35

0,00

0,00

0,00

0,00

–4 869,35

DK

DKK

0,00

0,00

0,00

0,00

–14 764,84

–14 764,84

DK

EUR

207 591,43

0,00

0,00

0,00

0,00

207 591,43

DE

EUR

– 209 002,65

–74 906,93

0,00

0,00

–2 874 536,38

–3 158 445,95

EE

EUR

36 972,82

0,00

0,00

0,00

0,00

36 972,82

IE

EUR

1 946 269,14

0,00

0,00

0,00

– 209 340,42

1 736 928,72

EL

EUR

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

ES

EUR

–3 664 318,39

0,00

0,00

0,00

–4 564 317,68

–8 228 636,07

FR

EUR

–2 526 945,78

0,00

0,00

0,00

–18 942 379,66

–21 469 325,44

IT

EUR

4 620 073,36

0,00

0,00

0,00

–4 363 298,08

256 775,28

CY

EUR

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

LV

EUR

–1 035,93

– 127,63

0,00

0,00

0,00

–1 163,56

LT

EUR

– 263 563,31

– 307,94

0,00

0,00

0,00

– 263 871,25

LU

EUR

176 056,83

0,00

0,00

0,00

0,00

176 056,83

HU

EUR

–5 845 151,49

0,00

0,00

0,00

0,00

–5 845 151,49

MT

EUR

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

NL

EUR

–1 444 785,70

–88 975,12

0,00

0,00

–65 076,30

–1 598 837,12

AT

EUR

17 222,28

0,00

0,00

0,00

–44 207,31

–26 985,03

PL

EUR

–11 997,96

0,00

0,00

0,00

0,00

–11 997,96

PT

EUR

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

RO

EUR

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

0,00

SI

EUR

– 137 582,52

0,00

0,00

0,00

0,00

– 137 582,52

SK

EUR

3 555,47

–70 716,76

0,00

0,00

0,00

–67 161,29

FI

EUR

–1 521 889,93

–54 940,99

0,00

0,00

–7 736,10

–1 584 567,01

SE

SEK

0,00

0,00

0,00

0,00

–65 415,38

–65 415,38

SE

EUR

–71 741,59

0,00

0,00

0,00

0,00

–71 741,59

UK

GBP

0,00

0,00

0,00

0,00

–58 909,25

–58 909,25

UK

EUR

–79 396 991,42

0,00

0,00

0,00

0,00

–79 396 991,42


(1)  De verlagingen en schorsingen omvatten die welke in het kader van de regeling voor de betalingen zijn verricht, en voorts met name de correcties wegens de overschrijdingen van de betalingstermijn die plaatsvonden in de maanden augustus, september en oktober 2008.

(2)  Het bedrag waarvan is uitgegaan bij de berekening van het bij de lidstaat in te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag, is het totaal van de jaarlijkse declaratie in het geval van de goedgekeurde uitgaven (kolom a), respectievelijk het totaal van de maandelijkse declaraties in het geval van de afgesplitste uitgaven (kolom b).

Toe te passen wisselkoers: artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2006.

(3)  Een eventuele aanpassing van de bestemmingsontvangsten in het voordeel van de lidstaat moet worden gedeclareerd ten laste van post 05 07 01 06.

(4)  Een eventuele aanpassing van de bestemmingsontvangsten voor het Suikerfonds in het voordeel van de lidstaat moet worden gedeclareerd ten laste van post 05 02 16 02.

Noot: Nomenclatuur 2009: 05 07 01 06, 05 02 16 02, 6701, 6702, 6803.


BIJLAGE II

GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN

BEGROTINGSJAAR 2008 — ELGF

Lijst van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden afgesplitst en het voorwerp van een latere goedkeuringsbeschikking zullen vormen

Lidstaat

Betaalorgaan

België

ALV

Duitsland

Baden-Württemberg

Griekenland

OPEKEPE

Italië

ARBEA

Malta

MRRA

Portugal

IFAP

Roemenië

PIAA


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/50


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2009

tot vaststelling, voor het verkoopseizoen 2009/2010, van de bedragen van de op grond van de tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap toe te kennen steun voor diversificatie en aanvullende steun voor diversificatie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 3158)

(Slechts de tekst in de Spaanse taal is authentiek)

(2009/368/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 968/2006 van de Commissie van 27 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap (2), en met name op artikel 13, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie moet de bedragen vaststellen die aan elke betrokken lidstaat worden toegekend voor de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 320/2006 bedoelde steun voor diversificatie en de in artikel 7 van die verordening bedoelde aanvullende steun voor diversificatie.

(2)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 968/2006 moeten de bedragen van de steun voor diversificatie en de aanvullende steun voor diversificatie worden berekend op basis van het aantal tonnen suikerquotum waarvan in de betrokken lidstaat in het verkoopseizoen 2009/2010 afstand is gedaan,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bedragen per betrokken lidstaat van de in artikel 6, respectievelijk artikel 7 van Verordening (EG) nr. 320/2006 bedoelde steun voor diversificatie en aanvullende steun voor diversificatie, zoals vastgesteld op basis van de quota waarvan in het verkoopseizoen 2009/2010 afstand is gedaan, staan in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42.

(2)  PB L 176 van 30.6.2006, blz. 32.


BIJLAGE

Bedragen per lidstaat van de steun voor diversificatie en de aanvullende steun voor diversificatie voor het verkoopseizoen 2009/2010

(EUR)

Lidstaat

Steun voor diversificatie

Aanvullende steun voor diversificatie

Spanje

10 304 268,00

23 197 020,93


Rectificaties

5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/51


Rectificatie van Richtlijn 2008/113/EG van de Commissie van 8 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene micro-organismen op te nemen als werkzame stoffen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 330 van 9 december 2008 )

Bladzijde 14, in de bijlage, rij 213, kolom „Benaming, identificatienummers”:

in plaats van:

„T11”,

te lezen:

„T25”.

Bladzijde 14, in de bijlage, rij 213, kolom „Bijzondere bepalingen”:

in plaats van:

„T11”,

te lezen:

„T25”.


5.5.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/51


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 514/2008 van de Commissie van 9 juni 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 376/2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten en van de Verordeningen (EG) nr. 1439/95, (EG) nr. 245/2001, (EG) nr. 2535/2001, (EG) nr. 1342/2003, (EG) nr. 2336/2003, (EG) nr. 1345/2005, (EG) nr. 2014/2005, (EG) nr. 951/2006, (EG) nr. 1918/2006, (EG) nr. 341/2007, (EG) nr. 1002/2007, (EG) nr. 1580/2007 en (EG) nr. 382/2008, en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1119/79

( Publicatieblad van de Europese Unie L 150 van 10 juni 2008 )

Bladzijde 10, artikel 1, lid 2, onder a) ii):

in plaats van:

„(…) overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2545/93 (****);”,

te lezen:

„(…) overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (****);”.

Bladzijde 10, artikel 1, lid 2, onder a) iii):

in plaats van:

„(…) quater van Verordening (EEG) nr. 2545/93 (…)”,

te lezen:

„(…) quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 (…)”.