ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 81

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
27 maart 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 255/2009 van de Commissie van 26 maart 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 256/2009 van de Commissie van 23 maart 2009 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van azoxystrobin en fludioxonil in of op bepaalde producten ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 257/2009 van de Commissie van 24 maart 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004, wat betreft de voor de aanmelding van steun aan de visserij en de aquacultuur bestemde formulieren voor aanvullende informatie ( 1 )

15

 

*

Verordening (EG) nr. 258/2009 van de Commissie van 26 maart 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten

19

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/297/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 maart 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1876)  ( 1 )

22

 

 

2009/298/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 26 maart 2009 tot verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2006/502/EG waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2078)  ( 1 )

23

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

27.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/1


VERORDENING (EG) Nr. 255/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 27 maart 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

82,5

JO

68,6

MA

57,6

TN

134,4

TR

91,7

ZZ

87,0

0707 00 05

JO

167,2

MA

69,5

TR

151,3

ZZ

129,3

0709 90 70

MA

43,6

TR

84,4

ZZ

64,0

0709 90 80

EG

60,4

ZZ

60,4

0805 10 20

EG

41,2

IL

61,0

MA

42,8

TN

57,1

TR

76,0

ZZ

55,6

0805 50 10

TR

53,9

ZZ

53,9

0808 10 80

AR

75,7

BR

79,2

CA

78,6

CL

84,5

CN

70,5

MK

23,7

US

112,0

UY

57,1

ZA

83,6

ZZ

73,9

0808 20 50

AR

97,3

CL

136,2

CN

48,8

US

194,4

ZA

89,6

ZZ

113,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


27.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/3


VERORDENING (EG) Nr. 256/2009 VAN DE COMMISSIE

van 23 maart 2009

tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten aan residuen van azoxystrobin en fludioxonil in of op bepaalde producten

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 14, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor azoxystrobin en fludioxonil zijn maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in bijlage II respectievelijk bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005. Wat azoxystrobin betreft, is in de context van een nieuwe toelating overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (2) voor het gebruik van dat gewasbeschermingsmiddel op rapen een aanvraag ingediend voor een wijziging van het bestaande MRL overeenkomstig artikel 6, lid 1, van die verordening. Wat fludioxonil betreft, is een aanvraag voor een invoertolerantie-MRL overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 396/2005 ingediend door een aanvrager in een derde land (de Verenigde Staten) waar het toegestane gebruik van dat gewasbeschermingsmiddel leidt tot residuen die het MRL voor granaatappels, als vastgesteld in bijlage III bij die verordening, overschrijden.

(2)

Beide aanvragen zijn overeenkomstig artikel 8 van die verordening geëvalueerd en Portugal en Denemarken hebben de evaluatieverslagen naar de Commissie gezonden.

(3)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de veiligheid van de voorgestelde MRL's beoordeeld, rekening houdend met de informatie in de aanvragen en de evaluatieverslagen, en heeft met redenen omklede adviezen uitgebracht. Zij heeft deze adviezen [overeenkomstig artikel 10 van de verordening] naar de Commissie en de lidstaten gezonden en openbaar gemaakt (3).

(4)

De EFSA heeft in haar met redenen omklede adviezen geconcludeerd dat aan alle vereisten ten aanzien van de gegevens was voldaan en dat de twee door de aanvragers gevraagde wijzigingen in de MRL's op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. Zij heeft rekening gehouden met de meest recente informatie over de toxicologische eigenschappen van de stoffen. Uit de gegevens over de levenslange blootstelling aan beide stoffen via de consumptie van alle levensmiddelen die de twee stoffen bevatten noch uit de gegevens over de blootstelling op de korte termijn door de extreme consumptie van rapen en granaatappels is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) of de acute referentiedosis (ARfD) wordt overschreden.

(5)

Op grond van de met redenen omklede adviezen van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de gevraagde wijzigingen in de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005.

(6)

Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 maart 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(3)  Wetenschappelijke verslagen EFSA (2008) 199 en 200 op http://efsa.europa.eu


BIJLAGE

De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

De regels voor azoxystrobin worden vervangen door:

„Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Codenummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (1)

Azoxystrobin

100000

1.

FRUIT, VERS OF BEVROREN; NOTEN

 

110000

i)

Citrusvruchten

1

110010

Grapefruits

 

110020

Sinaasappelen

 

110030

Citroenen

 

110040

Lemmetjes

 

110050

Mandarijnen

 

110990

Overige

 

120000

ii)

Noten (al dan niet in de dop, schil of schaal)

0,1 (2)

120010

Amandelen

 

120020

Paranoten

 

120030

Cashewnoten

 

120040

Kastanjes

 

120050

Kokosnoten

 

120060

Hazelnoten

 

120070

Macadamia

 

120080

Pecannoten

 

120090

Pijnboompitten

 

120100

Pistaches

 

120110

Walnoten

 

120990

Overige

 

130000

iii)

Pitvruchten

0,05 (2)

130010

Appelen

 

130020

Peren

 

130030

Kweeperen

 

130040

Mispels

 (3)

130050

Loquats (Japanse mispels)

 (3)

130990

Overige

 

140000

iv)

Steenvruchten

0,05 (2)

140010

Abrikozen

 

140020

Kersen

 

140030

Perziken

 

140040

Pruimen

 

140990

Overige

 

150000

v)

Besvruchten en kleinfruit

 

151000

a)

Tafel- en wijndruiven

2

151010

Tafeldruiven

 

151020

Wijndruiven

 

152000

b)

Aardbeien

2

153000

c)

Rubussoorten

 

153010

Bramen

3

153020

Dauwbramen

0,05 (2)

153030

Frambozen

3

153990

Overige

0,05 (2)

154000

d)

Ander kleinfruit en besvruchten

0,05 (2)

154010

Blauwe bessen

 

154020

Veenbessen

 

154030

Aalbessen (rood, zwart en wit)

 

154040

Kruisbessen

 

154050

Rozenbottels

 (3)

154060

Moerbeien

 (3)

154070

Azaroles (Middellandsezeemispels)

 (3)

154080

Vlierbessen

 (3)

154990

Overige

 

160000

vi)

Diverse vruchten

 

161000

a)

Met eetbare schil

0,05 (2)

161010

Dadels

 

161020

Vijgen

 

161030

Tafelolijven

 

161040

Kumquats

 

161050

Carambola's, stervrucht

 (3)

161060

Kaki's

 (3)

161070

Jambolans (djamblangs)

 (3)

161990

Overige

 

162000

b)

Met niet-eetbare schil, klein

0,05 (2)

162010

Kiwi's

 

162020

Lychees

 

162030

Passievruchten

 

162040

Woestijnvijgen (cactusvruchten)

 (3)

162050

Sterappelen

 (3)

162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

 (3)

162990

Overige

 

163000

c)

Met niet-eetbare schil, groot

 

163010

Avocado's

0,05 (2)

163020

Bananen

2

163030

Mango's

0,2

163040

Papaja's

0,2

163050

Granaatappels

0,05 (2)

163060

Cherimoya's

 (3)

163070

Guaves

 (3)

163080

Ananassen

0,05 (2)

163090

Broodvruchten

 (3)

163100

Doerians

 (3)

163110

Zuurzakken (doerian blanda)

 (3)

163990

Overige

0,05 (2)

200000

2.

GROENTEN, VERS OF BEVROREN

 

210000

i)

Wortel- en knolgewassen

 

211000

a)

Aardappelen

0,05 (2)

212000

b)

Tropische wortel- en knolgewassen

0,05 (2)

212010

Cassave

 

212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

212030

Yams

 

212040

Pijlwortel

 (3)

212990

Overige

 

213000

c)

Andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

 

213010

Rode bieten

0,05 (2)

213020

Wortelen

0,2

213030

Knolselderij

0,3

213040

Mierikswortel

0,2

213050

Aardperen (topinamboers)

0,05 (2)

213060

Pastinaken

0,2

213070

Wortelpeterselie

0,2

213080

Radijzen

0,2

213090

Schorseneren

0,2

213100

Koolrapen

0,05 (2)

213110

Rapen

0,2

213990

Overige

0,05 (2)

220000

ii)

Bolgewassen

 

220010

Knoflook

0,05 (2)

220020

Uien

0,05 (2)

220030

Sjalotten

0,05 (2)

220040

Bosuien

2

220990

Overige

0,05 (2)

230000

iii)

Vruchtgroenten

 

231000

a)

Solanaceae

2

231010

Tomaten

 

231020

Pepers (paprika's)

 

231030

Aubergines

 

231040

Okra's, okers

 

231990

Overige

 

232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

1

232010

Komkommers

 

232020

Augurken

 

232030

Courgettes

 

232990

Overige

 

233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

0,5

233010

Meloenen

 

233020

Pompoenen

 

233030

Watermeloenen

 

233990

Overige

 

234000

d)

Suikermaïs

0,05 (2)

239000

e)

Andere vruchtgroenten

0,05 (2)

240000

iv)

Koolsoorten

 

241000

a)

Bloemkoolachtigen

0,5

241010

Broccoli

 

241020

Bloemkool

 

241990

Overige

 

242000

b)

Sluitkoolachtigen

0,3

242010

Spruitjes

 

242020

Sluitkool

 

242990

Overige

 

243000

c)

Bladkoolachtigen

5

243010

Chinese kool

 

243020

Boerenkool

 

243990

Overige

 

244000

d)

Koolrabi

0,2

250000

v)

Bladgroenten en verse kruiden

 

251000

a)

Slasoorten, met inbegrip van Brassicaceae

3

251010

Veldsla

 

251020

Sla

 

251030

Andijvie

 

251040

Tuinkers

 

251050

Winterkers

 (3)

251060

Raketsla, rucola

 

251070

Rode amsoi

 (3)

251080

Bladeren en spruiten van Brassica spp.

 

251990

Overige

 

252000

b)

Spinazie en dergelijke (bladgroente)

 

252010

Spinazie

0,05 (2)

252020

Postelein

 (3)

252030

Snijbiet

0,05 (2)

252990

Overige

0,05 (2)

253000

c)

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

 (3)

254000

d)

Waterkers

0,05 (2)

255000

e)

Witlof

0,2

256000

f)

Kruiden

3

256010

Kervel

 

256020

Bieslook

 

256030

Bladselderij

 

256040

Peterselie

 

256050

Salie

 (3)

256060

Rozemarijn

 (3)

256070

Tijm

 (3)

256080

Basilicum

 (3)

256090

Laurierblad

 (3)

256100

Dragon

 (3)

256990

Overige

 

260000

vi)

Peulgroenten (vers)

 

260010

Bonen (met peul)

1

260020

Bonen (zonder peul)

0,2

260030

Erwten (met peul)

0,5

260040

Erwten (zonder peul)

0,2

260050

Linzen

0,05 (2)

260990

Overige

0,05 (2)

270000

vii)

Stengelgroenten (vers)

 

270010

Asperges

0,05 (2)

270020

Kardoen

0,05 (2)

270030

Bleekselderij

5

270040

Knolvenkel

5

270050

Artisjokken

1

270060

Prei

2

270070

Rabarber

0,05 (2)

270080

Bamboescheuten

 (3)

270090

Palmharten

 (3)

270990

Overige

0,05 (2)

280000

viii)

Fungi

0,05 (2)

280010

Gekweekt

 

280020

Wild

 

280990

Overige

 (3)

290000

ix)

Zeewier

 

300000

3.

PEULVRUCHTEN, GEDROOGD

0,1

300010

Bonen

 

300020

Linzen

 

300030

Erwten

 

300040

Lupines

 

300990

Overige

 

400000

4.

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

 

401000

i)

Oliehoudende zaden

 

401010

Lijnzaad

0,05 (2)

401020

Pinda's

0,05 (2)

401030

Papaverzaad

0,05 (2)

401040

Sesamzaad

0,05 (2)

401050

Zonnebloempitten

0,05 (2)

401060

Koolzaad

0,5

401070

Sojabonen

0,5

401080

Mosterdzaad

0,05 (2)

401090

Katoenzaad

0,05 (2)

401100

Pompoenzaad

0,05 (2)

401110

Saffloer

 (3)

401120

Komkommerkruid

 (3)

401130

Huttentut

 (3)

401140

Hennepzaad

0,05 (2)

401150

Wonderboom

 (3)

401990

Overige

0,05 (2)

402000

ii)

Oliehoudende vruchten

0,05 (2)

402010

Olijven voor oliewinning

 

402020

Palmnoten (palmpitten)

 (3)

402030

Palmvruchten

 (3)

402040

Kapok

 (3)

402990

Overige

 

500000

5.

GRANEN

 

500010

Gerst

0,3

500020

Boekweit

0,05 (2)

500030

Maïs

0,05 (2)

500040

Gierst

0,05 (2)

500050

Haver

0,3

500060

Rijst

5

500070

Rogge

0,3

500080

Sorghum

0,05 (2)

500090

Tarwe

0,3

500990

Overige

0,05 (2)

600000

6.

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE EN CACAO

 

610000

i)

Thee (gedroogde bladeren en stengels, al dan niet gefermenteerd, van Camellia sinensis)

0,1 (2)

620000

ii)

Koffiebonen

 (3)

630000

iii)

Kruidenthee (gedroogd)

 (3)

631000

a)

Bloemen

 (3)

631010

Kamille (bloem)

 (3)

631020

Hibiscus (bloem)

 (3)

631030

Rozenblaadjes

 (3)

631040

Jasmijn (bloem)

 (3)

631050

Lindebloesem

 (3)

631990

Overige

 (3)

632000

b)

Bladeren

 (3)

632010

Aardbei (blad)

 (3)

632020

Rooibos (blad)

 (3)

632030

Maté

 (3)

632990

Overige

 (3)

633000

c)

Wortels

 (3)

633010

Valeriaanwortel

 (3)

633020

Ginsengwortel

 (3)

633990

Overige

 (3)

639000

d)

Andere kruidenthee

 (3)

640000

iv)

Cacaobonen (gefermenteerd)

 (3)

650000

v)

Carob (johannesbrood)

 (3)

700000

7.

HOP (GEDROOGD), INCLUSIEF HOPPELLETS EN NIET-GECONCENTREERD POEDER

20

800000

8.

SPECERIJEN

 (3)

810000

i)

Zaden

 (3)

810010

Anijs

 (3)

810020

Zwarte komijn

 (3)

810030

Selderijzaad

 (3)

810040

Korianderzaad

 (3)

810050

Komijnzaad

 (3)

810060

Dillezaad

 (3)

810070

Venkelzaad

 (3)

810080

Fenegriek

 (3)

810090

Nootmuskaat

 (3)

810990

Overige

 (3)

820000

ii)

Vruchten en bessen

 (3)

820010

Piment

 (3)

820020

Anijspeper (Japanse peper)

 (3)

820030

Karwij

 (3)

820040

Kardemom

 (3)

820050

Jeneverbessen

 (3)

820060

Peper, zwart en wit

 (3)

820070

Vanillestokjes

 (3)

820080

Tamarinde

 (3)

820990

Overige

 (3)

830000

iii)

Bast

 (3)

830010

Kaneel

 (3)

830990

Overige

 (3)

840000

iv)

Wortels en wortelstokken

 (3)

840010

Zoethout

 (3)

840020

Gember

 (3)

840030

Geelwortel

 (3)

840040

Mierikswortel

 (3)

840990

Overige

 (3)

850000

v)

Knoppen

 (3)

850010

Kruidnagels

 (3)

850020

Kappertjes

 (3)

850990

Overige

 (3)

860000

vi)

Stempels

 (3)

860010

Saffraan

 (3)

860990

Overige

 (3)

870000

vii)

Zaadrokken

 (3)

870010

Foelie

 (3)

870990

Overige

 (3)

900000

9.

SUIKERGEWASSEN

 (3)

900010

Suikerbiet

 (3)

900020

Suikerriet

 (3)

900030

Wortelcichorei

 (3)

900990

Overige

 (3)

1000000

10.

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

 

1010000

i)

Vlees, vleesbereidingen, slachtafvallen, bloed, dierlijke vetten, vers, gekoeld of bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt of verwerkt tot meel of poeder, andere verwerkte producten zoals worst, bereidingen van deze producten voor menselijke consumptie

0,05 (2)

1011000

a)

Varkens

 

1011010

Vlees

 

1011020

Spek (ander dan doorregen spek) en vet

 

1011030

Lever

 

1011040

Nier

 

1011050

Eetbare slachtafvallen

 

1011990

Overige

 

1012000

b)

Runderen

 

1012010

Vlees

 

1012020

Vet

 

1012030

Lever

 

1012040

Nier

 

1012050

Eetbare slachtafvallen

 

1012990

Overige

 

1013000

c)

Schapen

 

1013010

Vlees

 

1013020

Vet

 

1013030

Lever

 

1013040

Nier

 

1013050

Eetbare slachtafvallen

 

1013990

Overige

 

1014000

d)

Geiten

 

1014010

Vlees

 

1014020

Vet

 

1014030

Lever

 

1014040

Nier

 

1014050

Eetbare slachtafvallen

 

1014990

Overige

 

1015000

e)

Paarden, ezels, muildieren en muilezels

 (3)

1015010

Vlees

 (3)

1015020

Vet

 (3)

1015030

Lever

 (3)

1015040

Nier

 (3)

1015050

Eetbare slachtafvallen

 (3)

1015990

Overige

 (3)

1016000

f)

Pluimvee – kippen, ganzen, eenden, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels, duiven

 

1016010

Vlees

 

1016020

Vet

 

1016030

Lever

 

1016040

Nier

 

1016050

Eetbare slachtafvallen

 

1016990

Overige

 

1017000

g)

Andere landbouwhuisdieren

 (3)

1017010

Vlees

 (3)

1017020

Vet

 (3)

1017030

Lever

 (3)

1017040

Nier

 (3)

1017050

Eetbare slachtafvallen

 (3)

1017990

Overige

 (3)

1020000

ii)

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, boter en andere van melk afkomstige vetstoffen, kaas en wrongel

0,01 (2)

1020010

Runderen

 

1020020

Schapen

 

1020030

Geiten

 

1020040

Paarden

 

1020990

Overige

 

1030000

iii)

Vogeleieren, vers, verduurzaamd of gekookt; eieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

0,05 (2)

1030010

Kippen

 (3)

1030020

Eenden

 (3)

1030030

Ganzen

 (3)

1030040

Kwartels

 (3)

1030990

Overige

 (3)

1040000

iv)

Honing

 (3)

1050000

v)

Amfibieën en reptielen

 (3)

1060000

vi)

Slakken

 (3)

1070000

vii)

Andere producten van landdieren

 (3)

2)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

De regels voor fludioxonil worden vervangen door:

„Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)

Codenummer

Groepen en voorbeelden van afzonderlijke producten waarvoor de MRL's gelden (4)

Fludioxonil

100000

1.

FRUIT, VERS OF BEVROREN; NOTEN

 

110000

i)

Citrusvruchten

 

110010

Grapefruits

10

110020

Sinaasappelen

7

110030

Citroenen

7

110040

Lemmetjes

7

110050

Mandarijnen

7

110990

Overige

7

120000

ii)

Noten (al dan niet in de dop, schil of schaal)

0,05 (5)

120010

Amandelen

 

120020

Paranoten

 

120030

Cashewnoten

 

120040

Kastanjes

 

120050

Kokosnoten

 

120060

Hazelnoten

 

120070

Macadamia

 

120080

Pecannoten

 

120090

Pijnboompitten

 

120100

Pistaches

 

120110

Walnoten

 

120990

Overige

 

130000

iii)

Pitvruchten

5

130010

Appelen

 

130020

Peren

 

130030

Kweeperen

 

130040

Mispels

 

130050

Loquats (Japanse mispels)

 

130990

Overige

 

140000

iv)

Steenvruchten

 

140010

Abrikozen

5

140020

Kersen

5

140030

Perziken

5

140040

Pruimen

0,5

140990

Overige

0,05 (5)

150000

v)

Besvruchten en kleinfruit

 

151000

a)

Tafel- en wijndruiven

2

151010

Tafeldruiven

2

151020

Wijndruiven

2

152000

b)

Aardbeien

3

153000

c)

Rubussoorten

 

153010

Bramen

5

153020

Dauwbramen

0,05 (5)

153030

Frambozen

5

153990

Overige

0,05 (5)

154000

d)

Ander kleinfruit en besvruchten

 

154010

Blauwe bessen

3

154020

Veenbessen

1

154030

Aalbessen (rood, zwart en wit)

3

154040

Kruisbessen

3

154050

Rozenbottels

1

154060

Moerbeien

1

154070

Azaroles (Middellandsezeemispels)

1

154080

Vlierbessen

2

154990

Overige

1

160000

vi)

Diverse vruchten

 

161000

a)

Met eetbare schil

0,05 (5)

161010

Dadels

 

161020

Vijgen

 

161030

Tafelolijven

 

161040

Kumquats

 

161050

Carambola's, stervrucht

 

161060

Kaki's

 

161070

Jambolans (djamblangs)

 

161990

Overige

 

162000

b)

Met niet-eetbare schil, klein

 

162010

Kiwi's

20

162020

Lychees

0,05 (5)

162030

Passievruchten

0,05 (5)

162040

Woestijnvijgen (cactusvruchten)

0,05 (5)

162050

Sterappelen

0,05 (5)

162060

Noord-Amerikaanse persimoenen

0,05 (5)

162990

Overige

0,05 (5)

163000

c)

Met niet-eetbare schil, groot

 

163010

Avocado's

0,05 (5)

163020

Bananen

0,05 (5)

163030

Mango's

0,05 (5)

163040

Papaja's

0,05 (5)

163050

Granaatappels

3

163060

Cherimoya's

0,05 (5)

163070

Guaves

0,05 (5)

163080

Ananassen

0,05 (5)

163090

Broodvruchten

0,05 (5)

163100

Doerians

0,05 (5)

163110

Zuurzakken (doerian blanda)

0,05 (5)

163990

Overige

0,05 (5)

200000

2.

GROENTEN, VERS OF BEVROREN

 

210000

i)

Wortel- en knolgewassen

 

211000

a)

ardappelen

1

212000

b)

Tropische wortel- en knolgewassen

0,05 (5)

212010

Cassave

 

212020

Bataten (zoete aardappelen)

 

212030

Yams

 

212040

Pijlwortel

 

212990

Overige

 

213000

c)

Andere wortel- en knolgewassen, behalve suikerbiet

0,05 (5)

213010

Rode bieten

 

213020

Wortelen

 

213030

Knolselderij

 

213040

Mierikswortel

 

213050

Aardperen (topinamboers)

 

213060

Pastinaken

 

213070

Wortelpeterselie

 

213080

Radijzen

 

213090

Schorseneren

 

213100

Koolrapen

 

213110

Rapen

 

213990

Overige

 

220000

ii)

Bolgewassen

 

220010

Knoflook

0,05 (5)

220020

Uien

0,1

220030

Sjalotten

0,05 (5)

220040

Bosuien

0,3

220990

Overige

0,05 (5)

230000

iii)

Vruchtgroenten

 

231000

a)

Solanaceae

 

231010

Tomaten

1

231020

Pepers (paprika's)

2

231030

Aubergines

1

231040

Okra's, okers

0,5

231990

Overige

0,5

232000

b)

Cucurbitaceae met eetbare schil

 

232010

Komkommers

1

232020

Augurken

0,5

232030

Courgettes

1

232990

Overige

0,5

233000

c)

Cucurbitaceae met niet-eetbare schil

0,05 (5)

233010

Meloenen

 

233020

Pompoenen

 

233030

Watermeloenen

 

233990

Overige

 

234000

d)

Suikermaïs

0,05 (5)

239000

e)

Andere vruchtgroenten

0,05 (5)

240000

iv)

Koolsoorten

0,05 (5)

241000

a)

Bloemkoolachtigen

0,05 (5)

241010

Broccoli

 

241020

Bloemkool

 

241990

Overige

 

242000

b)

Sluitkoolachtigen

0,05 (5)

242010

Spruitjes

 

242020

Sluitkool

 

242990

Overige

 

243000

c)

Bladkoolachtigen

0,05 (5)

243010

Chinese kool

 

243020

Boerenkool

 

243990

Overige

 

244000

d)

Koolrabi

0,05 (5)

250000

v)

Bladgroenten en verse kruiden

 

251000

a)

Slasoorten, met inbegrip van Brassicaceae

10

251010

Veldsla

 

251020

Sla

 

251030

Andijvie

 

251040

Tuinkers

 

251050

Winterkers

 

251060

Raketsla, rucola

 

251070

Rode amsoi

 

251080

Bladeren en spruiten van Brassica spp.

 

251990

Overige

 

252000

b)

Spinazie en dergelijke (bladgroente)

 

252010

Spinazie

0,05 (5)

252020

Postelein

10

252030

Snijbiet

0,05 (5)

252990

Overige

0,05 (5)

253000

c)

Wijnstokbladeren (druivenbladeren)

0,05 (5)

254000

d)

Waterkers

0,05 (5)

255000

e)

Witlof

0,05 (5)

256000

f)

Kruiden

1

256010

Kervel

 

256020

Bieslook

 

256030

Bladselderij

 

256040

Peterselie

 

256050

Salie

 

256060

Rozemarijn

 

256070

Tijm

 

256080

Basilicum

 

256090

Laurierblad

 

256100

Dragon

 

256990

Overige

 

260000

vi)

Peulgroenten (vers)

 

260010

Bonen (met peul)

1

260020

Bonen (zonder peul)

0,2

260030

Erwten (met peul)

0,2

260040

Erwten (zonder peul)

0,05 (5)

260050

Linzen

0,05 (5)

260990

Overige

0,05 (5)

270000

vii)

Stengelgroenten (vers)

 

270010

Asperges

0,05 (5)

270020

Kardoen

0,05 (5)

270030

Bleekselderij

0,05 (5)

270040

Knolvenkel

0,1

270050

Artisjokken

0,05 (5)

270060

Prei

0,05 (5)

270070

Rabarber

0,05 (5)

270080

Bamboescheuten

0,05 (5)

270090

Palmharten

0,05 (5)

270990

Overige

0,05 (5)

280000

viii)

Fungi

0,05 (5)

280010

Gekweekt

 

280020

Wild

 

280990

Overige

 

290000

ix)

Zeewier

0,05 (5)

300000

3.

PEULVRUCHTEN, GEDROOGD

0,05 (5)

300010

Bonen

 

300020

Linzen

 

300030

Erwten

 

300040

Lupines

 

300990

Overige

 

400000

4.

OLIEHOUDENDE ZADEN EN VRUCHTEN

0,05 (5)

401000

i)

Oliehoudende zaden

 

401010

Lijnzaad

 

401020

Pinda's

 

401030

Papaverzaad

 

401040

Sesamzaad

 

401050

Zonnebloempitten

 

401060

Koolzaad

 

401070

Sojabonen

 

401080

Mosterdzaad

 

401090

Katoenzaad

 

401100

Pompoenzaad

 

401110

Saffloer

 

401120

Komkommerkruid

 

401130

Huttentut

 

401140

Hennepzaad

 

401150

Wonderboom

 

401990

Overige

 

402000

ii)

Oliehoudende vruchten

 

402010

Olijven voor oliewinning

 

402020

Palmnoten (palmpitten)

 

402030

Palmvruchten

 

402040

Kapok

 

402990

Overige

 

500000

5.

GRANEN

 

500010

Gerst

0,05 (5)

500020

Boekweit

0,05 (5)

500030

Maïs

0,1

500040

Gierst

0,05 (5)

500050

Haver

0,05 (5)

500060

Rijst

0,05 (5)

500070

Rogge

0,05 (5)

500080

Sorghum

0,05 (5)

500090

Tarwe

0,2

500990

Overige

0,05 (5)

600000

6.

THEE, KOFFIE, KRUIDENTHEE EN CACAO

0,05 (5)

610000

i)

Thee (gedroogde bladeren en stengels, al dan niet gefermenteerd, van Camellia sinensis)

 

620000

ii)

Koffiebonen

 

630000

iii)

Kruidenthee (gedroogd)

 

631000

a)

Bloemen

 

631010

Kamille (bloem)

 

631020

Hibiscus (bloem)

 

631030

Rozenblaadjes

 

631040

Jasmijn (bloem)

 

631050

Lindebloesem

 

631990

Overige

 

632000

b)

Bladeren

 

632010

Aardbei (blad)

 

632020

Rooibos (blad)

 

632030

Maté

 

632990

Overige

 

633000

c)

Wortels

 

633010

Valeriaanwortel

 

633020

Ginsengwortel

 

633990

Overige

 

639000

d)

Andere kruidenthee

 

640000

iv)

Cacaobonen (gefermenteerd)

 

650000

v)

Carob (johannesbrood)

 

700000

7.

HOP (GEDROOGD), INCLUSIEF HOPPELLETS EN NIET-GECONCENTREERD POEDER

0,05 (5)

800000

8.

SPECERIJEN

0,05 (5)

810000

i)

Zaden

 

810010

Anijs

 

810020

Zwarte komijn

 

810030

Selderijzaad

 

810040

Korianderzaad

 

810050

Komijnzaad

 

810060

Dillezaad

 

810070

Venkelzaad

 

810080

Fenegriek

 

810090

Nootmuskaat

 

810990

Overige

 

820000

ii)

Vruchten en bessen

 

820010

Piment

 

820020

Anijspeper (Japanse peper)

 

820030

Karwij

 

820040

Kardemom

 

820050

Jeneverbessen

 

820060

Peper, zwart en wit

 

820070

Vanillestokjes

 

820080

Tamarinde

 

820990

Overige

 

830000

iii)

Bast

 

830010

Kaneel

 

830990

Overige

 

840000

iv)

Wortels en wortelstokken

 

840010

Zoethout

 

840020

Gember

 

840030

Geelwortel

 

840040

Mierikswortel

 

840990

Overige

 

850000

v)

Knoppen

 

850010

Kruidnagels

 

850020

Kappertjes

 

850990

Overige

 

860000

vi)

Stempels

 

860010

Saffraan

 

860990

Overige

 

870000

vii)

Zaadrokken

 

870010

Foelie

 

870990

Overige

 

900000

9.

SUIKERGEWASSEN

0,05 (5)

900010

Suikerbiet

 

900020

Suikerriet

 

900030

Wortelcichorei

 

900990

Overige

 

1000000

10.

PRODUCTEN VAN DIERLIJKE OORSPRONG — LANDDIEREN

0,05 (5)

1010000

i)

Vlees, vleesbereidingen, slachtafvallen, bloed, dierlijke vetten, vers, gekoeld of bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt of verwerkt tot meel of poeder, andere verwerkte producten zoals worst, bereidingen van deze producten voor menselijke consumptie

 

1011000

a)

Varkens

 

1011010

Vlees

 

1011020

Spek (ander dan doorregen spek) en vet

 

1011030

Lever

 

1011040

Nier

 

1011050

Eetbare slachtafvallen

 

1011990

Overige

 

1012000

b)

Runderen

 

1012010

Vlees

 

1012020

Vet

 

1012030

Lever

 

1012040

Nier

 

1012050

Eetbare slachtafvallen

 

1012990

Overige

 

1013000

c)

Schapen

 

1013010

Vlees

 

1013020

Vet

 

1013030

Lever

 

1013040

Nier

 

1013050

Eetbare slachtafvallen

 

1013990

Overige

 

1014000

d)

Geiten

 

1014010

Vlees

 

1014020

Vet

 

1014030

Lever

 

1014040

Nier

 

1014050

Eetbare slachtafvallen

 

1014990

Overige

 

1015000

e)

Paarden, ezels, muildieren en muilezels

 

1015010

Vlees

 

1015020

Vet

 

1015030

Lever

 

1015040

Nier

 

1015050

Eetbare slachtafvallen

 

1015990

Overige

 

1016000

f)

Pluimvee – kippen, ganzen, eenden, kalkoenen, parelhoenders, struisvogels, duiven

 

1016010

Vlees

 

1016020

Vet

 

1016030

Lever

 

1016040

Nier

 

1016050

Eetbare slachtafvallen

 

1016990

Overige

 

1017000

g)

Andere landbouwhuisdieren

 

1017010

Vlees

 

1017020

Vet

 

1017030

Lever

 

1017040

Nier

 

1017050

Eetbare slachtafvallen

 

1017990

Overige

 

1020000

ii)

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, boter en andere van melk afkomstige vetstoffen, kaas en wrongel

 

1020010

Runderen

 

1020020

Schapen

 

1020030

Geiten

 

1020040

Paarden

 

1020990

Overige

 

1030000

iii)

Vogeleieren, vers, verduurzaamd of gekookt; eieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

 

1030010

Kippen

 

1030020

Eenden

 

1030030

Ganzen

 

1030040

Kwartels

 

1030990

Overige

 

1040000

iv)

Honing

 

1050000

v)

Amfibieën en reptielen

 

1060000

vi)

Slakken

 

1070000

vii)

Andere producten van landdieren

 


(1)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

(2)  Bepaalbaarheidsgrens.

(3)  Combinatie van bestrijdingsmiddel en code waarvoor de MRL in bijlage III, deel B, geldt.”

(4)  Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.

(5)  Bepaalbaarheidsgrens.”


27.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/15


VERORDENING (EG) Nr. 257/2009 VAN DE COMMISSIE

van 24 maart 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004, wat betreft de voor de aanmelding van steun aan de visserij en de aquacultuur bestemde formulieren voor aanvullende informatie

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1), en met name op artikel 27,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de vaststelling van de nieuwe richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector (2) dient het formulier aanvullende informatie voor steun in de visserijsector, dat is opgenomen in bijlage I, deel III.14, van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (3), te worden vervangen door een nieuw formulier aanvullende informatie dat in overeenstemming is met het geldende kader.

(2)

Verordening (EG) nr. 794/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel III.14 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 794/2004 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2009.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(2)  PB C 84 van 3.4.2008, blz. 10.

(3)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE

„DEEL III.14

FORMULIER AANVULLENDE INFORMATIE INZAKE STEUN VOOR DE VISSERIJ EN DE AQUACULTUURSECTOR

Het formulier aanvullende informatie moet worden gebruikt voor de aanmelding van elke steunregeling en individuele steun die valt onder de richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en de aquacultuursector (hierna „de richtsnoeren” genoemd).

DOELSTELLINGEN VAN DE REGELING of van de STEUN (aankruisen wat van toepassing is en de vereiste informatie vermelden):

In dit deel wordt de volgorde van de subpunten van punt 4 van de richtsnoeren aangehouden: „Steun die verenigbaar kan worden verklaard”.

   Punt 4.1 van de richtsnoeren: Steun voor categorieën van maatregelen die vallen onder een groepsvrijstellingsverordening

Algemene opmerkingen over dit type steun

Er zijn twee groepsvrijstellingsverordeningen van kracht: Verordening (EG) nr. 736/2008 van de Commissie (1) die van toepassing is op de visserijsector en de aquacultuursector, en Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie (2), de algemene vrijstellingsverordening voor alle sectoren.

Deze steun hoeft niet te worden aangemeld.

Krachtens de zesde overweging van Verordening (EG) nr. 736/2008 en de zevende overweging van Verordening (EG) nr. 800/2008 moeten deze verordeningen echter de mogelijkheid voor de lidstaten om staatssteun met dezelfde doelstellingen als die verordeningen aan te melden, onverlet laten.

Bovendien komen de volgende types steun niet in aanmerking voor de in de Verordeningen (EG) nr. 736/2008 en (EG) nr. 800/2008 bedoelde vrijstelling: steun die bepaalde maxima overschrijdt, als bedoeld in artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 736/2008 of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 800/2008, of die specifieke kenmerken heeft, met name steun voor andere ondernemingen dan kmo’s, steun aan ondernemingen in moeilijkheden, niet transparante steun en steun aan een onderneming waarvoor een uitstaand bevel tot terugvordering geldt naar aanleiding van een beschikking van de Commissie waarin de steun onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

Kenmerken van de aangemelde steun

Steun die gelijkaardig is aan de steun die valt onder Verordening (EG) nr. 736/2008

Steun die gelijkaardig is aan de steun die valt onder Verordening (EG) nr. 800/2008

Steun die het gespecificeerde maximum overschrijdt

Steun aan andere ondernemingen dan kmo’s

Niet-transparante steun

Steun aan een onderneming waarvoor een uitstaand bevel tot terugvordering geldt

Andere kenmerken: specificeer

Verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt

De lidstaat dient uitvoerig en onderbouwd te motiveren waarom de staatssteun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd.

   Punt 4.2 van de richtsnoeren: Steun die tot de werkingssfeer van bepaalde horizontale richtsnoeren behoort

De lidstaat dient aan te geven welke richtsnoeren als toepasbaar op de betrokken steunmaatregel worden beschouwd, en moet uitvoerig en onderbouwd uiteenzetten waarom.

Voorts moet de lidstaat de andere bij deze verordening gevoegde beknopte-informatieformulieren die op de betrokken steun van toepassing zijn, invullen.

opleidingssteun – formulier in deel III.2,

werkgelegenheidssteun – formulier in deel III.3,

steun voor onderzoek en ontwikkeling – formulier in deel III.6.A of II.6.B,

steun voor de redding en herstructurering van ondernemingen – formulier in deel III.7 of III.8,

milieusteun – formulier in deel III.10.

   Punt 4.3 van de richtsnoeren: Steun voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen

De lidstaat dient informatie te verstrekken waaruit blijkt dat de steun verenigbaar is met de voorwaarden in artikel 25, leden 2 en 6, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (3).

Voorts moet de lidstaat motiveren waarom deze steun geen deel uitmaakt van het uit dit Fonds medegefinancierde operationele programma.

   Punt 4.4 van de richtsnoeren: Steun tot herstel van schade veroorzaakt door natuurrampen, buitengewone gebeurtenissen of specifieke ongunstige weersomstandigheden

De lidstaat dient de verenigbaarheid van de steun aan te tonen aan de hand van de volgende informatie:

uitvoerige gegevens over de natuurramp of buitengewone gebeurtenis, met insluiting van technische en/of wetenschappelijke verslagen,

bewijs van een oorzakelijk verband tussen de gebeurtenis en de schade,

methode voor het berekenen van de schade,

andere middelen ter onderbouwing.

   Punt 4.5 van de richtsnoeren: Belastingverlaging en arbeidskosten betreffende vissersvaartuigen van de Gemeenschap die buiten de wateren van de Gemeenschap actief zijn

De lidstaat dient informatie te verstrekken waaruit blijkt dat de steun verenigbaar is met de voorwaarden in punt 4.5 van de richtsnoeren.

De informatie dient met name nauwkeurige gegevens te omvatten die wijzen op een gevaar van uitsluiting van de onder de regeling vallende vaartuigen uit het gegevensbestand van vissersvaartuigen.

   Punt 4.6 van de richtsnoeren: Steun gefinancierd uit parafiscale heffingen

De lidstaat dient:

aan te geven hoe de uit parafiscale heffingen gefinancierde middelen zullen worden gebruikt, en

aan te tonen hoe en op welke basis dat gebruik verenigbaar is met de voorschriften inzake staatssteun.

Bovendien moet de lidstaat aantonen op welke wijze de steun zowel binnenlandse als ingevoerde producten ten goede komt.

   Punt 4.7 van de richtsnoeren: Steun voor de afzet van visserijproducten uit de ultraperifere gebieden

De lidstaat dient informatie te verstrekken waaruit blijkt dat de steun verenigbaar is met de voorwaarden van dit punt en met de betrokken voorwaarden van Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad van 21 mei 2007 tot instelling van een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, Frans Guyana en Réunion (4).

   Punt 4.8 van de richtsnoeren: Steun voor de vissersvloot in de ultraperifere gebieden

De lidstaat dient informatie te verstrekken waaruit blijkt dat de steun verenigbaar is met de voorwaarden van dit punt en met de betrokken voorwaarden van de Verordeningen (EG) nr. 639/2004 van de Raad van 30 maart 2004 betreffende het beheer van de in ultraperifere gebieden geregistreerde vissersvloten (5) en (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (6).

   Punt 4.9 van de richtsnoeren: Steun voor andere maatregelen

De lidstaat dient het type steun en de ermee nagestreefde doelstellingen zeer nauwkeurig te beschrijven.

Voorts dient de lidstaat uitvoerig en nauwkeurig te motiveren op welke wijze de steun verenigbaar is met de voorwaarden van punt 3 van de richtsnoeren en ten goede komt aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

ALGEMENE BEGINSELEN

De lidstaat dient te verklaren dat geen steun zal worden verleend voor activiteiten die door de begunstigde reeds zijn opgestart, noch voor activiteiten die de begunstigde ook onder marktvoorwaarden zou verrichten.

De lidstaat dient te verklaren dat geen steun wordt verleend in omstandigheden die niet met het Gemeenschapsrecht, en met name de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid, in overeenstemming zijn.

In dit verband moet de lidstaat verklaren dat in de steunmaatregel uitdrukkelijk is bepaald dat de begunstigden van de steun tijdens de subsidieperiode de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid zullen naleven en dat, wanneer tijdens deze periode wordt geconstateerd dat zij dit niet doen, de subsidie moet worden terugbetaald naargelang van de ernst van de inbreuk.

De lidstaat dient te verklaren dat de steun gedurende maximaal tien jaar wordt verleend en moet, zo dat niet het geval is, de verbintenis aangaan de steun ten minste twee maanden voor de tiende verjaardag van de inwerkingtreding ervan, opnieuw aan te melden.

ANDERE VEREISTEN

De lidstaat dient een lijst van alle, samen met de aanmelding ingediende bewijsstukken over te leggen, alsmede een samenvatting van deze bewijsstukken (bv. sociaaleconomische gegevens over de begunstigde regio's, wetenschappelijke en economische motivering).

De lidstaat moet aangeven dat deze steun niet wordt gecumuleerd met andere steun voor dezelfde subsidieerbare uitgaven of voor dezelfde vergoeding.

Indien sprake is van cumulatie dient de lidstaat de referentie van de steun (steunregeling of individuele steun) die met de onderhavige aangemelde steun wordt gecumuleerd, te vermelden en aan te tonen dat de in totaal verleende steun nog steeds verenigbaar is met de betrokken voorschriften. Hiertoe neemt de lidstaat elke type staatssteun, met inbegrip van de minimissteun, in aanmerking.


(1)  PB L 201 van 30.7.2008, blz. 16.

(2)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3.

(3)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(4)  PB L 176 van 6.7.2007, blz. 1.

(5)  PB L 102 van 7.4.2004, blz. 9.

(6)  PB L 337 van 30.12.1999, blz. 10.”


27.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/19


VERORDENING (EG) Nr. 258/2009 VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 69, lid 2, artikel 80, lid 1, en artikel 85, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10 van Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie (2) is bepaald op welke manier het vetgehalte van de melk in aanmerking moet worden genomen bij de opstelling van de eindafrekening van de leveringen.

(2)

De correctiecoëfficiënten die op leveringen van melk worden toegepast wanneer het vetgehalte hoger of lager is dan het referentieniveau, zijn sinds 1989 ongewijzigd. Aangezien de aard van de steunregeling in de zuivelsector sindsdien vele malen is gewijzigd, moet de correctiecoëfficiënt die wordt toegepast wanneer het vetgehalte van de geleverde melk hoger is dan het referentievetgehalte, worden verlaagd. De coëfficiënt die wordt toegepast wanneer het vetgehalte van de geleverde melk lager is dan het referentievetgehalte, moet ongewijzigd blijven.

(3)

Vanwege die verschillende correctiecoëfficiënten moet ook de informatie die de lidstaten in de jaarlijkse vragenlijst aan de Commissie verstrekken, worden gewijzigd, zodat daarin de details over aanpassing naar boven en naar beneden zichtbaar worden.

(4)

Op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 595/2004 moet de Commissie ieder jaar het nationale quotum voor elke lidstaat verdelen tussen leveringen en rechtstreekse verkopen op basis van de mededelingen van de lidstaten. Die mededelingen betreffen de door de producenten ingediende verzoeken om omzetting. Aanvullende, aan de lidstaten toegekende quota gaan in eerste instantie naar de nationale reserve, en worden volgens de voorzienbare behoeften door de lidstaten verdeeld tussen leveringen en rechtstreekse verkopen. Er bestaat echter geen officiële bepaling dat de Commissie over deze verdeling moet worden geïnformeerd. Daarom moet worden bepaald dat de Commissie met deze verdeling rekening moet houden bij de jaarlijkse aanpassing en dat de lidstaten een mechanisme moet worden gegeven waarmee zij de Commissie kunnen informeren over de verdeling van die quota.

(5)

In een aantal lidstaten waren de leveringen enkele jaren lang aanzienlijk geringer dan het gedeelte „leveringen” van de nationale quota. De mogelijkheid om het quotum te overschrijden wordt verder beperkt naarmate de nationale quota worden verhoogd. De ervaring leert dat, wanneer het risico dat een heffing wordt geheven, kleiner wordt, het risico dat marktdeelnemers een te lage of in het geheel geen geleverde hoeveelheid opgeven, ook kleiner wordt. Daarom moet de intensiteit van de in die lidstaten te houden controles dienovereenkomstig worden verminderd om de inzet van controlemiddelen te optimaliseren.

(6)

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 595/2004 moeten de lidstaten alle controleverslagen over een tijdvak van twaalf maanden binnen achttien maanden na het einde van het betrokken tijdvak voltooien. Wanneer de lidstaten gebruikmaken van de thans geboden mogelijkheid om in bepaalde omstandigheden een lager controlepercentage in te voeren, moet de termijn voor de voltooiing van alle verslagen worden verkort.

(7)

Om de administratieve belasting van de lidstaten te verlagen in de vorm van een aanpassing van de controle-intensiteit, en rekening houdend met het feit dat de controles op grond van artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 595/2004 gedeeltelijk gedurende en gedeeltelijk na het betrokken tijdvak van twaalf maanden moeten worden verricht, dient de aangepaste controle-intensiteit te worden toegepast met ingang van het tijdvak van twaalf maanden 2008/2009, dat op 1 april 2008 begint en op 31 maart 2009 eindigt.

(8)

Ter ondersteuning van het toezicht door de Commissie op de uitvoering van het quotastelsel, en met name in het kader van de verslagen die de Commissie vóór eind 2010 en eind 2012 bij de Raad moet indienen, moet nadere informatie worden verstrekt over de mate waarin het quotum is gebruikt, over de verdeling van de ongebruikte quota onder producenten, en, indien van toepassing, over de inning van verschuldigde heffingen bij producenten.

(9)

Verordening (EG) nr. 595/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 595/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 2, eerste alinea, wordt „artikel 21” vervangen door „artikel 25”.

2.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de tweede alinea wordt vervangen door:

„Indien een positief verschil wordt geconstateerd, wordt de geleverde hoeveelheid melk verhoogd met 0,09 % per 0,1 g melkvet meer per kg melk.”;

ii)

de vijfde alinea wordt vervangen door:

„Wordt de geleverde hoeveelheid melk in liters uitgedrukt, dan wordt de correctie vermenigvuldigd met de coëfficiënt 0,971.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten bepalen de correctie van de leveringen op nationaal niveau overeenkomstig het bepaalde in artikel 80, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (3).

3.

Aan artikel 19, lid 3, tweede alinea, wordt de volgende volzin toegevoegd:

„De controleverslagen moeten echter uiterlijk twaalf maanden na afloop van het betrokken tijdvak in de lidstaten gereed zijn, als het bepaalde in artikel 22, lid 1, onder a bis) en b bis), van toepassing is.”.

4.

Artikel 22, lid 1, onder a) en b), worden vervangen door:

„a)

2 % van de producenten voor elk tijdvak van twaalf maanden, of

a bis)

1 % van de producenten in de lidstaten waar het totaal van de gecorrigeerde leveringen minder dan 95 % bedroeg van het aandeel van „leveringen” in het nationale quotum in elk van de drie voorgaande tijdvakken van twaalf maanden, en

b)

40 % van de voor het betrokken tijdvak aangegeven hoeveelheid melk na correctie, of

b bis)

20 % van de aangegeven hoeveelheid melk in de lidstaten waar het totaal van de gecorrigeerde leveringen minder dan 95 % bedroeg van het aandeel van „leveringen” in het nationale quotum in elk van de drie voorgaande tijdvakken van twaalf maanden, en”.

5.

Artikel 25, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 moeten de lidstaten de Commissie elk jaar vóór 1 februari het volgende meedelen:

a)

de individuele quota die op verzoek van individuele producenten definitief zijn omgezet van leveringen in rechtstreekse verkoop of omgekeerd;

b)

de verdeling tussen leveringen en rechtstreekse verkoop van de met ingang van 1 april van het betrokken tijdvak van twaalf maanden in de nationale reserve gebrachte extra quota, overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.”.

6.

Aan artikel 27 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   De lidstaten brengen de Commissie elk jaar vóór 1 oktober verslag uit van het gebruik van de quota en het innen van heffingen over het tijdvak van twaalf maanden dat op 31 maart van datzelfde kalenderjaar afloopt. In dat verslag wordt informatie verstrekt over de hertoewijzing van ongebruikte quota, over het aantal producenten waaraan toewijzingen zijn gedaan en over de basis voor de toewijzingen. Wanneer dit relevant is, wordt in het verslag het aantal producenten genoemd dat bijdraagt aan de betaling van de overschotheffing, en wordt eventueel het aantal gevallen aangegeven waarin de overschotheffing geacht wordt onmogelijk te kunnen worden geïnd, omdat de producent definitief niet kan betalen of omdat hij failliet is. De lidstaten dienen vóór 1 december een bijwerking van het verslag bij de Commissie in met daarin relevante nieuwe beschikbare informatie. In ieder volgend verslag wordt het standpunt ten aanzien van de inning van overschotheffingen die eerder als nog niet geïnd waren gerapporteerd, geactualiseerd.”.

7.

In bijlage I wordt punt 1.8 vervangen door:

„1.8

Correctie van de leveringen op basis van het vetgehalte:

a)

Hoeveelheid naar boven gecorrigeerde leveringen (in kg)

b)

Totaal van de correcties naar boven (in kg)

c)

Hoeveelheid naar beneden gecorrigeerde leveringen (in kg)

d)

Totaal van de correcties naar beneden (in kg)”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2009, met uitzondering van het bepaalde in artikel 1, punten 3 en 4, dat van toepassing is met ingang van 1 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 22.

(3)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

27.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/22


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2009

tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 1876)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/297/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder b), i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2008/866/EG van de Commissie van 12 november 2008 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer uit Peru van bepaalde tweekleppige weekdieren bestemd voor menselijke consumptie (2) werd vastgesteld naar aanleiding van de besmetting met het hepatitis A-virus (hav) van bepaalde uit Peru ingevoerde tweekleppige weekdieren die de oorzaak bleken te zijn van een uitbraak van hepatitis A bij de mens. Die beschikking is van toepassing tot en met 31 maart 2009.

(2)

De Peruviaanse autoriteiten hebben informatie verstrekt betreffende de genomen corrigerende maatregelen tot verbetering van de controle van de productie van voor uitvoer naar de Gemeenschap bestemde tweekleppige weekdieren.

(3)

Die informatie is echter onvoldoende en er moet door de Commissie een inspectie worden uitgevoerd in Peru.

(4)

In afwachting van de indiening van alle relevante informatie door de Peruviaanse autoriteiten en de bevindingen van die inspectie moet Beschikking 2008/866/EG tot en met 30 november 2009 van toepassing blijven.

(5)

Beschikking 2008/866/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 5 van Beschikking 2008/866/EG wordt de datum „31 maart 2009” vervangen door „30 november 2009”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 307 van 18.11.2008, blz. 9.


27.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/23


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2009

tot verlenging van de geldigheidsduur van Beschikking 2006/502/EG waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 2078)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/298/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2006/502/EG van de Commissie (2) worden de lidstaten verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden.

(2)

Beschikking 2006/502/EG is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG, waarbij de geldigheidsduur van de beschikking tot ten hoogste één jaar wordt beperkt maar telkens met ten hoogste één jaar verlengd kan worden.

(3)

Beschikking 2006/502/EG is twee keer gewijzigd: de eerste keer bij Beschikking 2007/231/EG (3), waarbij de geldigheidsduur van de beschikking tot en met 11 mei 2008 werd verlengd, en de tweede keer bij Beschikking 2008/322/EG (4), waarbij de geldigheidsduur van de beschikking nogmaals met een jaar tot en met 11 mei 2009 werd verlengd.

(4)

Bij gebrek aan andere bevredigende maatregelen om de kinderveiligheid van aanstekers te waarborgen moet de geldigheidsduur van Beschikking 2006/502/EG nogmaals met twaalf maanden worden verlengd en de beschikking dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Artikel 6, lid 2, van Beschikking 2006/502/EG wordt vervangen door:

„2.   Deze beschikking is van toepassing tot en met 11 mei 2010.”.

Artikel 2

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om uiterlijk op 11 mei 2009 aan deze beschikking te voldoen en maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2009.

Voor de Commissie

Meglena KUNEVA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 198 van 20.7.2006, blz. 41.

(3)  PB L 99 van 14.4.2007, blz. 16.

(4)  PB L 109 van 19.4.2008, blz. 40.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

27.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 81/24


KADERBESLUIT 2009/299/JBZ VAN DE RAAD

van 26 februari 2009

tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31, lid 1, onder a), en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het initiatief van de Republiek Slovenië, de Franse Republiek, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Zweden, de Slowaakse Republiek, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Bondsrepubliek Duitsland (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het recht van een verdachte om in persoon te verschijnen tijdens het proces maakt deel uit van het recht op een eerlijk proces dat is voorzien in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het Hof heeft tevens verklaard dat het recht van de verdachte om in persoon tijdens het proces te verschijnen, niet absoluut is, alsook dat de verdachte onder bepaalde voorwaarden uit eigen beweging uitdrukkelijk of stilzwijgend, maar op ondubbelzinnige wijze afstand kan doen van dat recht.

(2)

In de verschillende kaderbesluiten van de Raad ter toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op onherroepelijke rechterlijke beslissingen wordt de kwestie van beslissingen gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, niet op een consistente wijze behandeld. Deze diversiteit kan het werk van de personen die deze instrumenten toepassen bemoeilijken en de justitiële samenwerking belemmeren.

(3)

De in deze kaderbesluiten opgenomen oplossingen zijn niet bevredigend voor de gevallen waarin de betrokkene niet over het verloop van de behandeling kon worden geïnformeerd. Op grond van de Kaderbesluiten 2005/214/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (2), 2006/783/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (3), 2008/909/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafrechtelijke beslissingen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen worden opgelegd met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (4) en 2008/947/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen (5) mag de uitvoerende autoriteit de tenuitvoerlegging van dergelijke vonnissen weigeren. Krachtens Kaderbesluit 2002/584/JBZ betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (6) mag de uitvoerende autoriteit eisen dat de uitvaardigende rechterlijke autoriteit een voldoende garantie geeft dat de persoon tegen wie het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, in de gelegenheid zal worden gesteld in de uitvaardigende lidstaat om een nieuw proces te verzoeken en aanwezig te zijn op de terechtzitting. Over de vraag of die garantie voldoende is, wordt beslist door de uitvoerende autoriteit, en daardoor is het moeilijk om exact vast te stellen wanneer de tenuitvoerlegging kan worden geweigerd.

(4)

Er moeten derhalve duidelijke, gemeenschappelijke gronden worden bepaald voor het niet erkennen van beslissingen die zijn gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen. Dit kaderbesluit strekt ertoe zulke gemeenschappelijke gronden nauwkeuriger te omschrijven, waardoor de uitvoerende autoriteit de beslissing met volledige inachtneming van het recht van verdediging van de betrokkene ten uitvoer kan leggen ondanks de afwezigheid van de betrokkene tijdens het proces. Dit kaderbesluit beoogt niet vormen en methoden, met inbegrip van de procedurevoorschriften, die worden gebruikt om de in dit kaderbesluit gespecificeerde resultaten te behalen, te regelen; deze blijven een zaak van het nationale recht van de lidstaten.

(5)

Deze aanpassingen vereisen een wijziging van de bestaande kaderbesluiten betreffende toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op definitieve rechterlijke beslissingen. De nieuwe bepalingen moeten tevens dienen als basis voor toekomstige instrumenten op dit gebied.

(6)

De bepalingen van dit kaderbesluit tot wijziging van andere kaderbesluiten leggen vast onder welke voorwaarden de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, niet behoort te worden geweigerd. Het gaat om alternatieve voorwaarden. Indien aan één van de voorwaarden is voldaan, geeft de uitvaardigende autoriteit door de desbetreffende rubriek van het Europees aanhoudingsbevel of van het relevante certificaat bij de andere kaderbesluiten in te vullen, de garantie dat aan de voorschriften is of zal worden voldaan, hetgeen voldoende zou moeten zijn voor de tenuitvoerlegging van de beslissing op grond van het beginsel van wederzijdse erkenning.

(7)

De erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, mag niet worden geweigerd indien hij persoonlijk was gedagvaard en daarbij op de hoogte was gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of indien hij anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, waardoor op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces. In dit verband dient de betrokkene die kennisgeving „tijdig” te hebben ontvangen, dat wil zeggen lang genoeg van tevoren om hem in staat te stellen bij het proces aanwezig te zijn en zijn recht van verdediging effectief uit te oefenen.

(8)

Het recht op een eerlijk proces van een verdachte is gegarandeerd door het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit recht omvat het recht van de betrokkene om in persoon tijdens het proces te verschijnen. Om van dit recht gebruik te kunnen maken, dient de betrokkene op de hoogte te zijn van het voorgenomen proces. Ingevolge dit kaderbesluit dient elke lidstaat er overeenkomstig het nationale recht zorg voor te dragen dat de betrokkene op de hoogte is van het proces, met dien verstande dat het nationale recht in overeenstemming moet zijn met het genoemde Verdrag. Uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt, dat in voorkomend geval bij het beoordelen of de wijze van kennisgeving voldoende waarborgt dat de betrokkene op de hoogte is van het proces, ook in het bijzonder kan worden overwogen of de betrokkene voldoende diligent is geweest de aan hem gerichte kennisgeving in ontvangst te nemen.

(9)

Om praktische redenen kan het tijdstip van het proces aanvankelijk worden aangegeven in de vorm van verscheidene mogelijke data binnen een korte tijdspanne.

(10)

De erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die is gegeven na een proces waarbij de betrokkene niet in persoon is verschenen, kan niet worden geweigerd indien de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces en zijn verdediging werd gevoerd door een gemachtigd raadsman zodat concrete en effectieve rechtsbijstand was gegarandeerd. Het doet in dit verband niet ter zake of de raadsman was gekozen, benoemd en betaald door de betrokkene, dan wel was benoemd en betaald door de staat, met dien verstande dat de betrokkene uitdrukkelijk moet hebben verkozen te worden vertegenwoordigd door een raadsman in plaats van in persoon tijdens het proces te verschijnen. De aanwijzing van de raadsman en daarmee verband houdende vraagstukken zijn een zaak voor het nationale recht.

(11)

Bij de gemeenschappelijke oplossingen voor de in de betrokken kaderbesluiten opgenomen gronden voor niet-erkenning moet rekening gehouden worden met de verschillende situaties in verband met het recht van de betrokkene op een nieuw proces of een rechtsmiddel. Het nieuwe proces of het rechtsmiddel is gericht op de waarborging van de rechten van de verdediging en wordt gekenmerkt door de volgende elementen: de betrokkene heeft het recht aanwezig te zijn, de zaak wordt opnieuw ten gronde behandeld, met inbegrip van nieuw bewijsmateriaal, en de procedure kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing.

(12)

Het recht op een nieuw proces of een rechtsmiddel moet worden gewaarborgd wanneer de beslissing reeds is betekend of, in het geval van het Europees aanhoudingsbevel, wanneer de beslissing nog niet werd betekend maar zulks na overlevering onverwijld zal gebeuren. Deze laatste situatie kan zich voordoen wanneer de autoriteiten er niet in zijn geslaagd met de betrokkene in contact te treden, met name omdat deze heeft getracht zich aan justitie te onttrekken.

(13)

Indien het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel en de betrokkene nog niet officieel van de tegen hem bestaande strafprocedure in kennis is gesteld en hem nog geen vonnis is betekend, dient hij, louter ter kennisgeving, na een verzoek in de uitvoerende lidstaat, een afschrift van het vonnis te ontvangen. De uitvaardigende en de uitvoerende rechterlijke autoriteit dienen in voorkomend geval in onderling overleg na te gaan of het nodig en mogelijk is de betrokkene een vertaling te doen toekomen van het vonnis, althans van de hoofdbestanddelen daarvan, in een taal die de betrokkene begrijpt. Door dergelijke overhandiging van het vonnis mag noch de overleveringsprocedure noch de beslissing tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel vertraging oplopen.

(14)

Dit kaderbesluit beperkt zich tot de nauwkeurigere omschrijving van gronden voor niet-erkenning in regelingen ter toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Derhalve hebben bepalingen als die betreffende het recht op een nieuw proces alleen betrekking op de omschrijving van die gronden voor niet-erkenning. Ze zijn niet bedoeld om de nationale wetgevingen onderling aan te passen. Dit kaderbesluit laat toekomstige regelgeving van de Europese Unie tot onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen op strafrechtelijk gebied onverlet.

(15)

De gronden voor niet-erkenning zijn facultatief. De vrijheid waarover de lidstaten beschikken om deze gronden in de nationale wetgeving op te nemen, wordt echter vooral bepaald door het recht op een eerlijk proces, waarbij tegelijkertijd rekening moet worden gehouden met het algemene doel van dit kaderbesluit, te weten het versterken van de procedurele rechten van personen en het faciliteren van de justitiële samenwerking in strafzaken,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen en werkingssfeer

1.   Doelstellingen van dit kaderbesluit zijn de procedurele rechten van personen tegen wie een strafprocedure loopt, te versterken, de justitiële samenwerking in strafzaken te faciliteren, in het bijzonder het bevorderen van de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen tussen de lidstaten.

2.   Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag, inclusief de rechten van de verdediging van personen tegen wie een strafprocedure loopt, en alle verplichtingen die in dat verband op de gerechtelijke autoriteiten rusten, worden aangetast.

3.   Dit kaderbesluit stelt gemeenschappelijke regels vast voor de erkenning en/of tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in een lidstaat (de uitvoerende lidstaat) die in een andere lidstaat (de uitvaardigende of beslissingslidstaat) zijn uitgevaardigd na een proces waarbij de betrokkene niet aanwezig was, overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, artikel 7, lid 2, onder g), van Kaderbesluit 2005/214/JBZ, artikel 8, lid 2, onder e), van Kaderbesluit 2006/783/JBZ, artikel 9, lid 1, onder i), van Kaderbesluit 2008/909/JBZ en artikel 11, lid 1, onder h), van Kaderbesluit 2008/947/JBZ.

Artikel 2

Wijzigingen in Kaderbesluit 2002/584/JBZ

Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 4 bis

Beslissingen gegeven na een proces waarop de betrokkene niet in persoon is verschenen

1.   De uitvoerende rechterlijke autoriteit kan de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel voor de uitvoering van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel ook weigeren, indien de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de uitvaardigende lidstaat bepaalde procedurevoorschriften:

a)

de betrokkene tijdig

i)

persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces;

en

ii)

ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

of dat

b)

de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;

of dat

c)

de betrokkene nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarop hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:

i)

uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

of

ii)

niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend;

of dat

d)

de beslissing niet persoonlijk aan de betrokkene is betekend, maar:

i)

hem na overlevering onverwijld persoonlijk zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarop hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing;

en

ii)

dat de betrokkene wordt geïnformeerd over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.

2.   Ingeval het Europees aanhoudingsbevel wordt uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een tot vrijheidsbeneming strekkende straf of maatregel onder de voorwaarden van lid 1, onder d), en de betrokkene nog niet officieel van de tegen hem bestaande strafprocedure in kennis is gesteld, kan hij wanneer hij van de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel in kennis wordt gesteld, verzoeken een afschrift van het vonnis te ontvangen alvorens te worden overgeleverd. De uitvaardigende autoriteit overhandigt het afschrift onmiddellijk na van het verzoek in kennis te zijn gesteld via de uitvoerende autoriteit aan de betrokkene. Het verzoek van de betrokkene mag noch de overleveringsprocedure noch de beslissing tot tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel vertraging doen oplopen. De overhandiging van het vonnis aan de betrokkene geschiedt louter ter kennisgeving, is niet te beschouwen als officiële betekening van het vonnis en doet geen termijnen voor het aantekenen van verzet of hoger beroep ingaan.

3.   Ingeval de betrokkene wordt overgeleverd onder de voorwaarden van lid 1, onder d), en verzet of hoger beroep heeft aangetekend, wordt diens vrijheidsbeneming in afwachting van de procedure van verzet of hoger beroep en zolang deze niet is voltooid, herzien overeenkomstig het recht van de uitvaardigende staat, hetzij op regelmatige basis, hetzij op verzoek van de betrokkene. Bij die herziening wordt in het bijzonder de mogelijkheid tot schorsing of onderbreking van de vrijheidsbeneming overwogen. Het verzet of hoger beroep wordt na de overlevering tijdig ingeleid.”.

2.

In artikel 5 wordt lid 1 geschrapt.

3.

In de bijlage („Europees aanhoudingsbevel”) wordt punt d) vervangen door:

„d)

Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:

1.

Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

2.

Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

3.

Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

3.1a)

de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.1b)

de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.2.

de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

OF

3.3.

nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing

heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

OF

heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend;

OF

3.4.

de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar

de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en

de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en

de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk … dagen.

4.

Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

…”.

Artikel 3

Wijzigingen in Kaderbesluit 2005/214/JBZ

Kaderbesluit 2005/214/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 7, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt g) komt als volgt te luiden:

„g)

volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene, in het geval van een schriftelijke procedure, niet in overeenstemming met het recht van de beslissingsstaat persoonlijk of via een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger in kennis is gesteld van zijn recht om de zaak te betwisten, alsmede van de termijnen waarbinnen dat rechtsmiddel moet worden aangewend”;

b)

de volgende punten worden toegevoegd:

„i)

volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:

i)

tijdig

persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces,

en

ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

of

ii)

op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;

of

iii)

nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:

uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

of

niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend;

j)

volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, na uitdrukkelijk te zijn geïnformeerd over de procedure en over de mogelijkheid om in persoon aanwezig te zijn op het proces, uitdrukkelijk heeft verklaard afstand te doen van zijn recht op een mondelinge behandeling en uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de zaak niet betwist.”.

2.

Artikel 7, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   In de gevallen bedoeld in lid 1 en in lid 2, onder c), g), i) en j), raadpleegt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat, voordat zij besluit een beslissing geheel of gedeeltelijk niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen, de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat, in voorkomend geval met het verzoek onverwijld alle noodzakelijke gegevens te verstrekken.”.

3.

In punt h) van de bijlage („certificaat”) wordt punt 3 vervangen door:

„3.

Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:

1.

Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

2.

Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

3.

Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

3.1a)

de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.1b)

de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.2.

de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

OF

3.3.

nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing

heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

OF

heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend;

OF

3.4.

de betrokkene, na uitdrukkelijk te zijn geïnformeerd over de procedure en over de mogelijkheid om in persoon te verschijnen op het proces, heeft uitdrukkelijk verklaard afstand te doen van zijn recht op een mondelinge behandeling en heeft uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de zaak niet betwist.

4.

Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2, 3.3 en 3.4 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

…”.

Artikel 4

Wijzigingen in Kaderbesluit 2006/783/JBZ

Kaderbesluit 2006/783/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 8, lid 2, wordt punt e) vervangen door:

„e)

de betrokkene volgens het in artikel 4, lid 2, bedoelde certificaat niet in persoon is verschenen bij de procedure die heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie, tenzij het certificaat aangeeft dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:

i)

tijdig

persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van de procedure die tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van die procedure, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen procedure;

en

ervan in kennis is gesteld dat zo'n beslissing tot confiscatie ook kan worden gegeven wanneer hij niet bij de procedure verschijnt;

of

ii)

op de hoogte was van de voorgenomen procedure, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging bij de procedure te voeren, en bij de procedure ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;

of

iii)

nadat de beslissing tot confiscatie aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing tot confiscatie,

uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing tot confiscatie niet betwist;

of

niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.”.

2.

In de bijlage („certificaat”) wordt punt j) vervangen door:

„j)

Procedure die heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie

Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie:

1.

Ja, de betrokkene is in persoon verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie.

2.

Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen bij het proces dat heeft geleid tot de beslissing tot confiscatie.

3.

Indien u het vakje„neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

3.1a)

de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing tot confiscatie kan worden gegeven wanneer hij niet bij het proces verschijnt;

OF

3.1b)

de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing tot confiscatie heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing tot confiscatie kan worden gegeven wanneer hij niet bij het proces verschijnt;

OF

3.2.

de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging bij het proces te voeren, en is bij het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

OF

3.3.

nadat de beslissing tot confiscatie aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing tot confiscatie

heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing tot confiscatie niet betwist;

OF

heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.

4.

Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

…”.

Artikel 5

Wijzigingen in Kaderbesluit 2008/909/JBZ

Kaderbesluit 2008/909/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 9, lid 1, wordt punt i) vervangen door:

„i)

volgens het in artikel 4 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:

i)

tijdig

persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces;

en

ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

of

ii)

op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;

of

iii)

nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:

uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

of

niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.”.

2.

In punt i) van bijlage I („certificaat”) wordt punt 1 vervangen door:

„1.

Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:

1.

Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

2.

Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

3.

Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

3.1a)

de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.1b)

de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.2.

de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

OF

3.3.

nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing

heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

OF

heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.

4.

Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

…”.

Artikel 6

Wijzigingen in Kaderbesluit 2008/947/JBZ

Kaderbesluit 2008/947/JBZ wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 11, lid 1, wordt punt h) vervangen door:

„h)

volgens het in artikel 6 bedoelde certificaat de betrokkene niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de betrokkene, overeenkomstig nadere in het nationale recht van de beslissingsstaat bepaalde procedurevoorschriften:

i)

tijdig

persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van het tijdstip en de plaats van dat proces, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van het voorgenomen proces;

en

ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

of

ii)

op de hoogte was van het voorgenomen proces, een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman heeft gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en op het proces ook werkelijk door die raadsman is verdedigd;

of

iii)

nadat de beslissing aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing:

uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

of

niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend.”.

2.

In bijlage I („certificaat”) wordt punt h) vervangen door:

„h)

Gelieve te vermelden of de betrokkene in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing:

1.

Ja, de betrokkene is in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

2.

Neen, de betrokkene is niet in persoon verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing.

3.

Indien u het vakje „neen” (keuzemogelijkheid 2) heeft aangekruist, gelieve een van de volgende gevallen te bevestigen:

3.1a)

de betrokkene is persoonlijk gedagvaard op … (dag/maand/jaar) en is daarbij op de hoogte gebracht van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.1b)

de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard, maar is anderszins daadwerkelijk officieel in kennis gesteld van het tijdstip en de plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat de betrokkene op de hoogte was van het voorgenomen proces, en is ervan in kennis gesteld dat een beslissing kan worden gegeven wanneer hij niet op het proces verschijnt;

OF

3.2.

de betrokkene was op de hoogte van het voorgenomen proces, heeft een zelf gekozen of van overheidswege toegewezen raadsman gemachtigd zijn verdediging op het proces te voeren, en is op het proces ook werkelijk door die raadsman verdedigd;

OF

3.3.

nadat de beslissing aan hem was betekend op … (dag/maand/jaar) en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing

heeft de betrokkene uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij de beslissing niet betwist;

OF

heeft de betrokkene niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep aangetekend.

4.

Gelieve voor het in punt 3.1b, 3.2 of 3.3 aangekruiste vakje te vermelden op welke wijze aan de desbetreffende voorwaarde is voldaan:

…”.

Artikel 7

Territoriaal toepassingsgebied

Dit kaderbesluit is van toepassing op Gibraltar.

Artikel 8

Uitvoerings- en overgangsbepalingen

1.   De lidstaten treffen de noodzakelijke maatregelen om uiterlijk op 28 maart 2011 aan dit kaderbesluit te voldoen.

2.   Dit kaderbesluit is met ingang van de in lid 1 genoemde datum van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van buiten de aanwezigheid van de verdachte in persoon gegeven beslissingen.

3.   Indien een lidstaat bij de aanneming van dit kaderbesluit heeft verklaard ernstige redenen te hebben om aan te nemen dat hij niet op de in lid 1 genoemde datum aan dit kaderbesluit zal kunnen voldoen, is dit kaderbesluit uiterlijk op 1 januari 2014 van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van door de bevoegde autoriteiten van die lidstaat buiten de aanwezigheid van de verdachte in persoon gegeven beslissingen. Elke andere lidstaat kan eisen dat de lidstaat die een dergelijke verklaring heeft afgelegd, de toepasselijke bepalingen van de in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 bedoelde kaderbesluiten in de versie waarin zij oorspronkelijk werden vastgesteld, toepast op de erkenning en tenuitvoerlegging van door die lidstaat buiten de aanwezigheid van de verdachte in persoon gegeven beslissingen.

4.   Tot de datum vermeld in lid 1, respectievelijk in lid 3, zijn de betreffende bepalingen van de in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 bedoelde kaderbesluiten van toepassing in de versie waarin zij oorspronkelijk werden vastgesteld.

5.   Een overeenkomstig lid 3 afgelegde verklaring wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij kan te allen tijde worden ingetrokken.

6.   De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst mee van de bepalingen waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationale recht omzetten.

Artikel 9

Toetsing

1.   Uiterlijk op 28 maart 2014 stelt de Commissie een verslag op, aan de hand van de informatie die zij op grond van artikel 8, lid 6, van de lidstaten heeft ontvangen.

2.   Op basis van het in lid 1 bedoelde verslag beoordeelt de Raad:

a)

in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben getroffen om dit kaderbesluit na te leven; en

b)

de toepassing van dit kaderbesluit.

3.   Het in lid 1 bedoelde verslag gaat, indien nodig, vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

I. LANGER


(1)  PB C 52 van 26.2.2008, blz. 1.

(2)  Kaderbesluit van 24 februari 2005 (PB L 76 van 22.3.2005, blz. 16).

(3)  Kaderbesluit van 6 oktober 2006 (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59).

(4)  Kaderbesluit van 27 november 2008 (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27).

(5)  Kaderbesluit van 27 november 2008 (PB L 337 van 16.12.2008, blz. 102).

(6)  Kaderbesluit van 13 juni 2002 (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).