ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 17

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
22 januari 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 44/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij

1

 

*

Verordening (EG) nr. 45/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2001 houdende uitbreiding van de werking van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, tot de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen

4

 

*

Verordening (EG) nr. 46/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen

5

 

*

Verordening (EG) nr. 47/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2183/2004 tot uitbreiding van de toepassing van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen tot de niet-deelnemende lidstaten

7

 

 

Verordening (EG) nr. 48/2009 van de Commissie van 21 januari 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

8

 

 

Verordening (EG) nr. 49/2009 van de Commissie van 21 januari 2009 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 12 tot en met 16 januari 2009 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

10

 

 

Verordening (EG) nr. 50/2009 van de Commissie van 21 januari 2009 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

15

 

*

Verordening (EG) nr. 51/2009 van de Commissie van 15 januari 2009 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

17

 

*

Verordening (EG) nr. 52/2009 van de Commissie van 21 januari 2009 tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1174/2005 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China, tot intrekking van het recht ten aanzien van een Chinese exporteur en tot registratie van de invoer

19

 

*

Verordening (EG) nr. 53/2009 van de Commissie van 21 januari 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 32 en IAS 1 betreft ( 1 )

23

 

*

Verordening (EG) nr. 54/2009 van de Commissie van 21 januari 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 669/97 betreffende de opening en wijze van beheer van tariefcontingenten voor bepaalde vis en visserijproducten van oorsprong uit de Faeröer

37

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Besluit 2009/42/GBVB van de Raad van 19 januari 2009 inzake steun aan EU-activiteiten ter bevordering onder derde landen van het proces dat moet leiden tot een Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie

39

 

 

 

*

Bericht aan de lezer (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/1


VERORDENING (EG) Nr. 44/2009 VAN DE RAAD

van 18 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 123, lid 4, derde zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad (3) is bepaald dat de kredietinstellingen en andere betrokken instellingen de verplichting hebben om alle ontvangen eurobankbiljetten en -munten waarvan zij weten of ten aanzien waarvan zij voldoende redenen hebben om te vermoeden dat deze vals zijn, uit omloop te nemen en in te leveren bij de bevoegde nationale autoriteiten.

(2)

Het is van belang te waarborgen dat de eurobankbiljetten en -munten die in omloop zijn, echt zijn. Daarom moeten de kredietinstellingen, andere leveranciers van betaaldiensten en andere economische operatoren die deelnemen aan de behandeling en uitgifte van biljetten en munten, alle ontvangen eurobankbiljetten en -munten op hun echtheid controleren voordat ze de munten en biljetten opnieuw in omloop brengen, tenzij deze afkomstig zijn van andere instellingen of personen die zelf verplicht zijn deze controle uit te oefenen of de munten en biljetten zijn gehaald bij de autoriteiten die bevoegd zijn tot uitgifte ervan. Voor de overige economische operatoren, zoals handelaars en casino’s, zouden deze verplichtingen ook moeten gelden wanneer zij, als bijkomstige activiteit, de automatische geldloketten van de bank (geldautomaten) aanvullen, maar deze verplichtingen mogen niet verder reiken dan deze bijkomstige activiteiten. Deze economische operatoren hebben echter wel tijd nodig om hun interne werkmethoden aan te passen teneinde aan de verplichting tot het uitvoeren van een echtheidscontrole te kunnen voldoen. Wat betreft biljetten kunnen de procedures die zijn vastgesteld voor de lidstaten die de euro hebben ingevoerd ook gelden voor de geschiktheid van de gecontroleerde biljetten om in omloop te zijn.

(3)

Een eerste vereiste om de echtheid van eurobankbiljetten en -munten te kunnen controleren is een goede afstelling van de machines die daarvoor gebruikt worden. Met het oog op het afstellen van de controleapparatuur dienen op de plaatsen waar tests worden gehouden voldoende hoeveelheden valse biljetten en munten beschikbaar te zijn. Daarom dient het vervoer van valse bankbiljetten en munten tussen de bevoegde nationale autoriteiten en de instellingen en organen van de Europese Unie te worden toegestaan.

(4)

Het Europees technisch en wetenschappelijk centrum (ETWC) is formeel bij de Commissie ondergebracht, bij Beschikking 2003/861/EG van de Raad (4) en Beschikking 2005/37/EG van de Commissie (5). De bepaling dat het ETWC gegevens aan de Commissie meedeelt, is derhalve overbodig geworden.

(5)

Verordening (EG) nr. 1338/2001 moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 1338/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt c) wordt vervangen door:

„c)

„kredietinstellingen”: kredietinstellingen in de zin van artikel 4, punt 1, onder a), van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (6);

b)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„g)

„leveranciers van betaaldiensten”: betalingsdienstaanbieders, bedoeld in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (7).

2.

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Verplichte inlevering van valse bankbiljetten”;

b)

aan het einde van lid 2 worden de volgende zinnen toegevoegd:

„Om de echtheidscontrole van in omloop zijnde eurobankbiljetten te vergemakkelijken, wordt het vervoer van valse biljetten tussen de bevoegde nationale autoriteiten en de instellingen en organen van de Europese Unie toegestaan. De valse biljetten moeten tijdens het vervoer altijd vergezeld gaan van vervoersopdrachten, afgegeven door bovengenoemde autoriteiten, instellingen en organen.”;

c)

aan het einde van lid 3 wordt de volgende zin toegevoegd:

„De bevoegde nationale autoriteiten kunnen een deel van deze biljetten echter voor onderzoek of een test toesturen aan het NAC en, zo nodig, de ECB.”.

3.

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Verplichte inlevering van valse munten”;

b)

aan het einde van lid 2 worden de volgende zinnen toegevoegd:

„Om de echtheidscontrole van in omloop zijnde euromunten te vergemakkelijken, wordt het vervoer van valse munten tussen de bevoegde nationale autoriteiten en de instellingen en organen van de Europese Unie toegestaan. De valse munten moeten tijdens het vervoer altijd vergezeld gaan van vervoersopdrachten, afgegeven door bovengenoemde autoriteiten, instellingen en organen.”;

c)

aan het einde van lid 3 wordt de volgende zin toegevoegd:

„De bevoegde nationale autoriteiten kunnen een deel van deze munten echter voor onderzoek of een test toesturen aan het NACM en, zo nodig, het ETWC.”;

d)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Het ETWC analyseert en classificeert elk nieuw type vals euromuntstuk. Daartoe heeft het ETWC toegang tot de bij de ECB opgeslagen technische en statistische gegevens betreffende valse euromunten. Het ETWC deelt het eindresultaat van zijn analyse mee aan de bevoegde nationale autoriteiten, alsmede aan de ECB voor zover zulks onder hun respectieve bevoegdheden valt. De ECB deelt dit resultaat mee aan Europol overeenkomstig het in artikel 3, lid 3, bedoelde akkoord.”.

4.

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Verplichtingen voor instellingen die deelnemen aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten en munten”;

b)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De kredietinstellingen en, binnen de grenzen van hun betalingsactiviteit, de overige betalingsdienstaanbieders, en iedere andere economische operator die deelneemt aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten en munten, met inbegrip van:

de instellingen waarvan de activiteit bestaat in het wisselen van biljetten of munten van diverse valuta’s, zoals de wisselkantoren,

geldvervoerders,

de overige economische operatoren, zoals handelaars en casino’s, die als bijkomstige activiteit deelnemen aan de behandeling en verstrekking aan het publiek van biljetten middels de automatische geldloketten van de bank (geldautomaten), binnen de grenzen van deze bijkomstige activiteiten,

hebben de verplichting om alle ontvangen eurobankbiljetten en -munten op hun echtheid te controleren voordat deze opnieuw in omloop worden gebracht, en te zorgen voor het detecteren van vervalsingen.

Voor eurobiljetten gebeurt deze controle volgens de procedures die de ECB heeft vastgesteld (8).

De in de eerste alinea bedoelde instellingen en economische operatoren zijn verplicht om alle ontvangen eurobankbiljetten en -munten waarvan zij weten of ten aanzien waarvan zij voldoende redenen hebben om te vermoeden dat deze vals zijn, uit omloop te nemen. Zij leveren die onverwijld in bij de bevoegde nationale autoriteiten.

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1.bis.   In afwijking van het bepaalde in artikel 1, tweede alinea, wordt de echtheidscontrole van de eurobiljetten en -munten in de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd gedaan door:

daarvoor opgeleid personeel, of door

sorteermachines voor biljetten (9) of munten (10) die op de lijst staan van de ECB, voor biljetten, of van de Commissie, voor munten.;

d)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Onverminderd de data die de ECB vaststelt voor de toepassing van de procedures die de bank bepaalt, nemen de lidstaten, uiterlijk op 31 december 2011, de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen voor de toepassing van de eerste alinea van lid 1 van dit artikel aan. Zij stellen de Commissie en de ECB onverwijld daarvan in kennis.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB C 27 van 31.1.2008, blz. 1.

(2)  Advies van 17 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Advies uitgebracht na niet-verplichte raadpleging.

(3)  PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6.

(4)  Beschikking 2003/861/EG van de Raad van 8 december 2003 betreffende de analyse van valse euromunten en de samenwerking ter zake (PB L 325 van 12.12.2003, blz. 44).

(5)  Besluit 2005/37/EG van de Commissie van 29 oktober 2004 tot oprichting van het Europees technisch en wetenschappelijk centrum (ETWC) en tot coördinatie van de technische maatregelen ter bescherming van de euromunten tegen namaak (PB L 19 van 21.1.2005, blz. 73).

(6)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.”;

(7)  PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1.”.

(8)  Zie het kader voor de detectie van vervalsingen en voor de sortering op fitness door kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers, beschikbaar op de website van de ECB op: http://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/other/recyclingeurobanknotes2005nl.pdf.”;

(9)  De lijst wordt bekendgemaakt door de ECB en is beschikbaar op: http://www.ecb.int/euro/cashhand/devices/results/html/index.fr.html

(10)  De lijst wordt bekendgemaakt door de Commissie en is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/anti_fraud/pages_euro/euro-coins/machines.pdf”;


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/4


VERORDENING (EG) Nr. 45/2009 VAN DE RAAD

van 18 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1339/2001 houdende uitbreiding van de werking van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, tot de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1339/2001 van de Raad (1) is de toepassing van Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad (2) uitgebreid tot de niet-deelnemende lidstaten als gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 974/98 van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (3).

(2)

Verordening (EG) nr. 1338/2001 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 44/2009 (4). De euro moet evenwel ook worden beschermd in de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen waartoe de nodige voorzieningen dienen te worden getroffen, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.

(3)

Verordening (EG) nr. 1339/2001 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1339/2001 komt als volgt te luiden:

„Artikel 1

De toepassing van de artikelen 1 tot en met 11 van Verordening (EG) nr. 1338/2001, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 44/2009 (5), wordt uitgebreid tot de lidstaten die de euro niet als munteenheid hebben aangenomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 181 van 4.7.2001, blz. 11.

(2)  PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6.

(3)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

(4)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(5)  Verordening (EG) nr. 44/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 1).”.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/5


VERORDENING (EG) Nr. 46/2009 VAN DE RAAD

van 18 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 123, lid 4, derde zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2182/2004 van de Raad (2) verbiedt deze op euromunten lijkende medailles en penningen. Ervaring die is opgedaan bij de tenuitvoerlegging van het verbod van op euromunten lijkende medailles en penningen wijst uit dat de beschermende bepalingen moeten worden verduidelijkt en dat het besluitvormingsproces doorzichtiger moet worden gemaakt.

(2)

Het publiek zou kunnen menen dat bepaalde medailles en penningen de status van wettig betaalmiddel hebben: niet alleen wanneer deze wat betreft ontwerp lijken op euromunten, maar ook wanneer specifieke delen van een ontwerp zijn overgenomen. Specifieke elementen van het ontwerp op officiële euromunten mogen niet worden gereproduceerd in de vorm waarin zij op euromunten worden weergegeven. Verder mogen symbolen die de soevereiniteit van de lidstaat van uitgifte uitdrukken niet worden gereproduceerd op medailles en penningen in de vorm waarin zij op euromunten worden weergegeven.

(3)

De Commissie raadpleegt de deskundigen op het gebied van valsemunterij, die worden bedoeld in Besluit 2005/37/EG van de Commissie van 29 oktober 2004 tot oprichting van het Europees Technisch en Wetenschappelijk Centrum (ETWC) en tot coördinatie van de technische maatregelen ter bescherming van de euromunten tegen namaak (3), en deelt vervolgens mee of de in Verordening (EG) nr. 2182/2004 vervatte beschermende maatregelen in acht genomen zijn en of een metalen voorwerp een medaille/penning is.

(4)

De specifieke criteria die de Commissie hanteert om conformiteit met de beschermende maatregelen vast te stellen, dienen te worden verduidelijkt en vastgelegd.

(5)

Het risico dat een medaille of penning met daarop de vermelding „euro”, „eurocent” of het euroteken wordt aangezien voor een wettig betaalmiddel, is groter wanneer op deze medaille of penning ook een nominale waarde is vermeld. Derhalve zou in dergelijke gevallen op de voorzijde of de keerzijde van de medaille of penning in kwestie de vermelding „geen wettig betaalmiddel” moeten worden aangebracht.

(6)

Verordening (EG) nr. 2182/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EG) nr. 2182/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2 komt als volgt te luiden:

„Artikel 2

Beschermende bepalingen

1.   Onverminderd de artikelen 3 en 4 is het in de volgende gevallen verboden medailles en penningen te produceren of te verkopen, alsmede in te voeren of te verdelen voor verkoop of andere commerciële doeleinden:

a)

wanneer zij de vermelding „euro” of „eurocent” of het euroteken dragen;

b)

wanneer de afmetingen binnen de referentieband liggen, of

c)

wanneer een ontwerp op medailles en penningen gelijkenis vertoont met:

i)

een ontwerp, of delen daarvan, voor euromunten, waaronder met name de vermelding „euro” of „eurocent”, de twaalf sterren van de Europese Unie, de geografische voorstelling en de cijfers, zoals deze worden weergegeven op euromunten;

ii)

symbolen die staan voor de nationale soevereiniteit van de lidstaten, zoals afgebeeld op euromunten, waaronder met name de beeltenis van het staatshoofd, het wapen, de tekens van de Munt, de tekens van de muntmeester en de naam van de lidstaat;

iii)

de vorm van of het ontwerp voor de rand van euromunten, of

iv)

het euroteken.

2.   De Commissie deelt mee:

a)

of een metalen voorwerp als een medaille of penning in de zin van artikel 1, onder c), kan worden beschouwd;

b)

een medaille of penning onder het verbod van lid 1 van dit artikel valt.

Niettegenstaande lid 1 van dit artikel zal de Commissie rekening houden met onder meer de geproduceerde hoeveelheden medailles en penningen, de verkoopprijs, de verpakking, de opschriften op de medailles en penningen, alsook de betreffende reclame.”.

2.

In artikel 3 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Medailles en penningen waarop „euro”, „eurocent” of het euroteken vermeld staat, maar geen nominale waarde, zijn niet verboden wanneer de afmetingen ervan buiten de referentieband liggen, tenzij een ontwerp daarop gelijkenis vertoont met één van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde elementen.”.

3.

Artikel 4 komt als volgt te luiden:

„Artikel 4

Afwijking bij machtiging

De Commissie kan specifieke afwijkingen toestaan voor het gebruik van de vermeldingen „euro”, „eurocent” of het euroteken op medailles en penningen, indien de voorwaarden voor gebruik gecontroleerd worden en er geen gevaar voor verwarring bestaat. In dergelijke gevallen moet het betrokken economische subject in een lidstaat duidelijk herkenbaar op de medaille of penning zijn vermeld en moet, wanneer op de medaille of penning ook een nominale waarde is vermeld, op de voorzijde of de keerzijde van de medaille of penning de vermelding „geen wettig betaalmiddel” worden aangebracht.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB C 283 van 7.11.2008, blz. 1.

(2)  PB L 373 van 21.12.2004, blz. 1.

(3)  PB L 19 van 21.1.2005, blz. 73.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/7


VERORDENING (EG) Nr. 47/2009 VAN DE RAAD

van 18 december 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2183/2004 tot uitbreiding van de toepassing van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen tot de niet-deelnemende lidstaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2183/2004 van de Raad (2) is de toepassing van Verordening (EG) nr. 2182/2004 van de Raad (3) uitgebreid tot de niet-deelnemende lidstaten zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (4).

(2)

Verordening (EG) nr. 2182/2004 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 46/2009 van de Raad (5). Het is van belang dat de regels voor op euromunten lijkende medailles en penningen in de gehele Gemeenschap uniform zijn, waartoe de nodige voorzieningen dienen te worden getroffen.

(3)

Verordening (EG) nr. 2183/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2183/2004 komt als volgt te luiden:

„Artikel 1

De toepassing van Verordening (EG) nr. 2182/2004, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 46/2009 (6), wordt uitgebreid tot andere lidstaten dan de deelnemende lidstaten zoals gedefinieerd in artikel 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 974/98.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB C 283 van 7.11.2008, blz. 1.

(2)  PB L 373 van 21.12.2004, blz. 7.

(3)  PB L 373 van 21.12.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

(5)  Zie bladzijde 5 van dit Publicatieblad.

(6)  Verordening (EG) nr. 46/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen (PB L 17 van 22.1.2009, blz. 5).”.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/8


VERORDENING (EG) Nr. 48/2009 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 22 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

138,6

JO

75,8

MA

44,4

TN

134,4

TR

99,6

ZZ

98,6

0707 00 05

JO

155,5

MA

116,0

TR

132,3

ZZ

134,6

0709 90 70

MA

164,3

TR

98,4

ZZ

131,4

0805 10 20

EG

56,8

IL

49,6

MA

64,1

TN

61,5

TR

62,6

ZZ

58,9

0805 20 10

MA

91,6

ZZ

91,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

63,5

EG

88,6

IL

68,2

JM

93,4

PK

46,6

TR

77,2

ZZ

72,9

0805 50 10

EG

52,5

MA

67,1

TR

63,2

ZZ

60,9

0808 10 80

CN

79,9

MK

32,6

TR

67,5

US

104,9

ZZ

71,2

0808 20 50

CN

66,8

KR

148,7

TR

97,0

US

118,2

ZZ

107,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/10


VERORDENING (EG) Nr. 49/2009 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2009

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 12 tot en met 16 januari 2009 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2) en met name op artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de periode van 12 tot en met 16 januari 2009 zijn bij de bevoegde autoriteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 950/2006 en/of Verordening (EG) nr. 508/2007 van de Raad van 7 mei 2007 houdende opening van tariefcontingenten voor de invoer in Bulgarije en Roemenië van ruwe rietsuiker voor de voorziening van raffinaderijen in de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009 (3) invoercertificaataanvragen ingediend voor een totale hoeveelheid die gelijk is aan of groter is dan de voor volgnummer 09.4319 beschikbare hoeveelheid.

(2)

In dergelijke omstandigheden dient de Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast te stellen aan de hand waarvan naar rata van de beschikbare hoeveelheid certificaten kunnen worden afgegeven, en dient zij aan de lidstaten te melden dat de betrokken maximumhoeveelheid is bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De certificaten met betrekking tot de invoercertificaataanvragen die in de periode van 12 tot en met 16 januari 2009 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 en/of artikel 3 van Verordening (EG) nr. 508/2007 zijn ingediend, worden afgegeven met inachtneming van de in de bijlage bij de onderhavige verordening aangegeven maximumhoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1.

(3)  PB L 122 van 11.5.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Preferentiële suiker ACS-India

Hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

100

 

09.4332

Belize

100

 

09.4333

Ivoorkust

100

 

09.4334

Republiek Congo

100

 

09.4335

Fiji

100

 

09.4336

Guyana

100

 

09.4337

India

0

Bereikt

09.4338

Jamaica

100

 

09.4339

Kenia

100

 

09.4340

Madagaskar

100

 

09.4341

Malawi

100

 

09.4342

Mauritius

100

 

09.4343

Mozambique

0

Bereikt

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

0

Bereikt

09.4347

Tanzania

100

 

09.4348

Trinidad en Tobago

100

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

100

 

09.4351

Zimbabwe

100

 


Preferentiële suiker ACS-India

Hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen juli-september 2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

 

09.4332

Belize

 

09.4333

Ivoorkust

 

09.4334

Republiek Congo

 

09.4335

Fiji

 

09.4336

Guyana

 

09.4337

India

0

Bereikt

09.4338

Jamaica

 

09.4339

Kenia

 

09.4340

Madagaskar

 

09.4341

Malawi

 

09.4342

Mauritius

 

09.4343

Mozambique

100

 

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

100

 

09.4347

Tanzania

 

09.4348

Trinidad en Tobago

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

 

09.4351

Zimbabwe

 


Aanvullende suiker

Hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4315

India

 

09.4316

Ondertekenaars van het ACS-protocol

 


Suiker CXL-concessies

Hoofdstuk VI van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4317

Australië

0

Bereikt

09.4318

Brazilië

0

Bereikt

09.4319

Cuba

100

Bereikt

09.4320

Andere derde landen

0

Bereikt


Balkansuiker

Hoofdstuk VII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4324

Albanië

100

 

09.4325

Bosnië en Herzegovina

0

Bereikt

09.4326

Servië en Kosovo (1)

100

 

09.4327

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

100

 

09.4328

Kroatië

100

 


Suiker voor uitzonderlijke en voor industriële invoer

Hoofdstuk VIII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4380

Uitzonderlijke invoer

 

09.4390

Industriële invoer

100

 


Aanvullende EPO-suiker

Hoofdstuk VIII bis van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Land

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4431

Comoren, Madagaskar, Mauritius, Seychellen, Zambia, Zimbabwe

100

 

09.4432

Burundi, Kenia, Oeganda, Rwanda, Tanzania

100

 

09.4433

Swaziland

100

 

09.4434

Mozambique

0

Bereikt

09.4435

Antigua en Barbuda, Bahamas, Barbados, Belize, Dominica, Dominicaanse Republiek, Grenada, Guyana, Haïti, Jamaica, Saint Kitts en Nevis, Saint Lucia, Saint Vincent en de Grenadines, Suriname, Trinidad en Tobago

0

Bereikt

09.4436

Dominicaanse Republiek

0

Bereikt

09.4437

Fiji, Papoea-Nieuw-Guinea

100

 


Invoer van suiker in het kader van de voor Bulgarije en Roemenië geopende overgangstariefcontingenten

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 508/2007

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 12.1.2009-16.1.2009 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4365

Bulgarije

0

Bereikt

09.4366

Roemenië

100

 


(1)  Zoals gedefinieerd in Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/15


VERORDENING (EG) Nr. 50/2009 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2009

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 945/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2008/2009 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 945/2008 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 10/2009 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2008/2009 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 945/2008 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 22 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 258 van 26.9.2008, blz. 56.

(4)  PB L 4 van 8.1.2009, blz. 5.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 22 januari 2009

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

24,73

3,93

1701 11 90 (1)

24,73

9,17

1701 12 10 (1)

24,73

3,74

1701 12 90 (1)

24,73

8,74

1701 91 00 (2)

26,92

11,77

1701 99 10 (2)

26,92

7,25

1701 99 90 (2)

26,92

7,25

1702 90 95 (3)

0,27

0,38


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/17


VERORDENING (EG) Nr. 51/2009 VAN DE COMMISSIE

van 15 januari 2009

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 januari 2009.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Gewatteerd rechthoekig artikel, ongeveer 260 cm × 240 cm, bestaande uit drie lagen, twee buitenlagen van geweven katoen en een tussenlaag van synthetische wattering, die de vulling vormt. De bovenlaag heeft een aangezette boord, ong. 30 cm breed, in een contrasterende kleur. De lagen worden bijeengehouden door decoratief stiksel.

(bedsprei)

(Zie foto nr. 645) (1)

9404 90 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 s) op afdeling XI, en de tekst van de GN-codes 9404, 9404 90 en 9404 90 90.

Artikelen voor bedden en dergelijke die gevuld zijn met om het even welk materiaal dienen te worden ingedeeld onder post 9404. Zie ook de toelichting bij het geharmoniseerd systeem (GS) op post 9404, onder B) en B), punt 2, waarin uitdrukkelijk sprake is van dekbedden en bedspreien.

Indeling onder post 6304 is uitgesloten omdat afdeling XI geen betrekking heeft op artikelen voor bedden van hoofdstuk 94 (zie toelichting 1 s) op afdeling XI). Bovendien sluit post 6304 artikelen van post 9404 zoals bedspreien uit (zie ook de toelichting bij het geharmoniseerd systeem (GS) op post 6304, tweede alinea).

Bijgevolg moet het artikel worden ingedeeld onder GN-code 9404 90 90.

Image


(1)  De foto is louter ter informatie.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/19


VERORDENING (EG) Nr. 52/2009 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2009

tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1174/2005 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan uit de Volksrepubliek China, tot intrekking van het recht ten aanzien van een Chinese exporteur en tot registratie van de invoer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap („de basisverordening”) (1), en met name op artikel 11, lid 4,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK

(1)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur. Het verzoek werd ingediend door Crown Equipment (Suzhou) Co. Ltd („de indiener van het verzoek”), een producent/exporteur in de Volksrepubliek China („het betrokken land”).

B.   PRODUCT

(2)

Bij het product gaat het om handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. chassis en hydraulische onderdelen, ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00, van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Handpallettrucks worden omschreven als toestellen met een door wielen ondersteunde hefvork die gebruikt worden om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel geduwd, getrokken en gestuurd worden op een glad, vlak en hard oppervlak. De handpallettrucks zijn uitsluitend bestemd om ladingen met behulp van de als pomp gebruikte dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Ze hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals bijvoorbeeld i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks), ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars), iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks) of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks) („het betrokken product”).

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht van 46,7 % ingesteld op het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China dat ook van toepassing is op de indiener van het verzoek. Voor enkele in die verordening met name genoemde ondernemingen geldt een individueel antidumpingrecht.

D.   MOTIVERING VAN HET NIEUWE ONDERZOEK

(4)

De indiener van het verzoek beweert dat hij op marktvoorwaarden werkt in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Verder beweert hij dat hij het betrokken product niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd gedurende het onderzoektijdvak waarop de thans geldende antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, dat wil zeggen de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 („het oorspronkelijke onderzoektijdvak”), en dat hij niet verbonden is met een producent/exporteur van het betrokken product die aan bovengenoemde antidumpingmaatregelen is onderworpen.

(5)

De indiener van het verzoek beweert voorts dat hij pas na het oorspronkelijke onderzoektijdvak begonnen is met de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap.

E.   PROCEDURE

(6)

De bekende betrokken communautaire producenten zijn van het bovenstaande verzoek in kennis gesteld en hebben daarop kunnen reageren. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(7)

Na onderzoek van het bewijsmateriaal is de Commissie tot de conclusie gekomen dat dit toereikend is om een onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening. Na ontvangst van de onder punt 8 c) hieronder genoemde aanvraag zal worden vastgesteld of de indiener van het verzoek op marktvoorwaarden werkt in de zin van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening of dat hij, indien dit niet het geval is, aan de voorwaarden voor een individuele behandeling voldoet overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening, in welk geval voor hem een individuele dumpingmarge zal worden vastgesteld. Indien blijkt dat het door hem vervaardigde product met dumping in de Gemeenschap wordt ingevoerd, zal voor hem een antidumpingrecht worden vastgesteld.

(8)

Indien blijkt dat de indiener van het verzoek aan de voorwaarden voor de vaststelling van een individueel recht voldoet, kan het noodzakelijk zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het betrokken product afkomstig van ondernemingen die niet met naam zijn vermeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1174/2005.

a)

Vragenlijsten

Om de inlichtingen te verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig acht, zal de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toezenden.

b)

Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de bij onderhavige verordening vastgestelde termijn kenbaar maakt.

c)

Behandeling als marktgerichte onderneming/individuele behandeling

De normale waarde wordt overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening vastgesteld indien de indiener van het verzoek kan aantonen dat hij op marktvoorwaarden opereert, dat wil zeggen indien hij voldoet aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Hiertoe moet hij een met bewijsmateriaal ondersteunde aanvraag indienen binnen de in artikel 4, lid 3, van deze verordening vermelde termijn. De Commissie zal aanvraagformulieren toezenden aan de indiener van het verzoek en aan de autoriteiten van de Volksrepubliek China. Dit aanvraagformulier kan door de indiener van het verzoek ook worden gebruikt om te verzoeken om individuele behandeling, in welk geval moet worden voldaan aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

d)

Selectie van het land met een markteconomie

Indien de indiener van het verzoek geen behandeling als marktgerichte onderneming wordt toegekend, maar hij wel voor een individuele behandeling in aanmerking komt overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening, zal, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, een geschikt derde land met een markteconomie worden gekozen om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. De Commissie is voornemens hiervoor weer Canada te gebruiken, zoals bij het onderzoek dat heeft geleid tot de instelling van het antidumpingrecht op het betrokken product uit de Volksrepubliek China. Opmerkingen over deze keuze moeten binnen de in artikel 4, lid 2, van deze verordening vermelde bijzondere termijn worden toegezonden.

Indien de indiener van het verzoek een behandeling als marktgerichte onderneming wordt toegekend, kan de Commissie de bevindingen over de normale waarde in het geschikte land met een markteconomie zo nodig ook voor hem gebruiken, bijvoorbeeld indien in de Volksrepubliek China geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn over kosten of prijzen voor de vaststelling van de normale waarde. De Commissie is voornemens ook hiervoor Canada als referentieland te gebruiken.

F.   INTREKKING VAN HET RECHT EN REGISTRATIE VAN DE INVOER

(9)

Op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening moet het antidumpingrecht worden ingetrokken ten aanzien van het betrokken product dat door de indiener van het verzoek wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap uitgevoerd. Tevens moet de invoer van dit product, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, worden geregistreerd zodat eventueel met terugwerkende kracht antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van opening van dit nieuwe onderzoek, indien bij het onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek het betrokken product met dumping in de Gemeenschap invoert. In dit stadium kan geen raming worden gemaakt van het bedrag dat de indiener van het verzoek in de toekomst eventueel verschuldigd zal zijn.

G.   TERMIJNEN

(10)

Voor een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

a)

belanghebbenden zich bij de Commissie kunnen aanmelden, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoord op de in overweging 8, onder a), bedoelde vragenlijst kunnen toezenden en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten;

b)

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord;

c)

belanghebbenden op- of aanmerkingen kunnen maken over de keuze van Canada als geschikt derde land met een markteconomie voor de vaststelling van de normale waarde van het betrokken product in de Volksrepubliek China, ingeval de indiener van het verzoek geen behandeling als marktgerichte onderneming wordt toegekend;

d)

de indiener van het verzoek de aanvraag, vergezeld van bewijsmateriaal, moet indienen om een behandeling als marktgerichte onderneming en/of individiuele behandeling ingevolge artikel 9, lid 5, van de basisverordening te krijgen.

H.   NIET-MEDEWERKING

(11)

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

(12)

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

I.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(13)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

J.   HOORDER

(14)

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de hoorder van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden vinden nadere informatie en contactgegevens op de webpagina's van de hoorder op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad wordt een nieuw onderzoek ten aanzien van Verordening (EG) nr. 1174/2005 geopend teneinde vast te stellen of en in welke mate de invoer van handpallettrucks en essentiële delen daarvan, vallende onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00 (Taric-codes 8427900011, 8427900019, 8431200011 en 8431200019), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door Crown Equipment (Suzhou) Co. Ltd (aanvullende Taric-code A929) moet worden onderworpen aan het antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 is ingesteld. In deze verordening worden onder handpallettrucks toestellen verstaan met een door wielen ondersteunde hefvork die gebruikt worden om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel geduwd, getrokken en gestuurd worden op een glad, vlak en hard oppervlak. De handpallettrucks zijn uitsluitend bestemd om ladingen met behulp van de als pomp gebruikte dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Ze hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals bijvoorbeeld i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks), ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars), iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks) of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks).

Artikel 2

Het bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 ingestelde antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van het in artikel 1 omschreven product.

Artikel 3

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad wordt de douaneautoriteiten van de lidstaten opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer van het in artikel 1 van deze verordening omschreven product te registreren. De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

Artikel 4

1.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 40 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de antwoorden op de in overweging 8, onder a), genoemde vragenlijst en eventuele andere gegevens verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt. Verzoeken om door de Commissie te worden gehoord, moeten schriftelijk binnen dezelfde termijn van veertig dagen worden ingediend.

2.   Opmerkingen over de keuze van Canada als derde land met een markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde voor de Volksrepubliek China, dienen binnen tien dagen na inwerkingtreding van deze verordening te worden toegezonden.

3.   Aanvragen voor een behandeling als marktgerichte onderneming en/of individuele behandeling moeten, vergezeld van bewijsmateriaal, binnen 40 dagen na inwerkingtreding van deze verordening in het bezit van de Commissie zijn.

4.   Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden met opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited  (4) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „FOR INSPECTION BY INTERESTED PARTIES”.

Alle informatie over deze kwestie en verzoeken om te worden gehoord moeten aan het volgende adres worden gericht:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N-105 4/92

B-1040 Brussel

BELGIQUE/BELGIË

Fax +32 22956505

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 189 van 21.7.2005, blz. 1.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/23


VERORDENING (EG) Nr. 53/2009 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2009

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat International Accounting Standard (IAS) 32 en IAS 1 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 14 februari 2008 heeft de International Accounting Standard Board (IASB) wijzigingen gepubliceerd in International Accounting Standard (IAS) 32 Financiële instrumenten: presentatie en IAS 1 Presentatie van de jaarrekening — Puttable financiële instrumenten en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie, hierna „wijzigingen in IAS 32 en IAS 1” genoemd. Op grond van de wijzigingen dienen sommige door ondernemingen uitgegeven instrumenten die momenteel als verplichtingen zijn geclassificeerd hoewel zij kenmerken hebben die vergelijkbaar zijn met die van gewone aandelen, als eigen vermogen worden geclassificeerd. Over dergelijke instrumenten dient aanvullende informatie te worden verstrekt en voor de herclassificatie ervan dienen nieuwe regels te gelden.

(3)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de wijzigingen in IAS 32 en IAS 1 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. In overeenstemming met Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden het goedkeuringsadvies van EFRAG bestudeerd en in haar advies aan de Commissie verklaard dat het EFRAG-advies evenwichtig en objectief is.

(4)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

International Accounting Standard (IAS) 32 Financiële instrumenten: presentatie wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

2.

IAS 1 Presentatie van de jaarrekening wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

3.

International Financial Reporting Standard (IFRS) 7, IAS 39 en Interpretatie 2 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) worden gewijzigd overeenkomstig de in de bijlage bij deze verordening vervatte wijzigingen in IAS 32 en IAS 1.

Artikel 2

Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen wijzigingen in IAS 32 en IAS 1 toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 31 december 2008 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.


BIJLAGE

INTERNATIONAL ACCOUNTING STANDARDS

IAS 32

Wijzigingen in IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie

IAS 1

Wijzigingen in IAS 1 Presentatie van de jaarrekening

Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org

WIJZIGINGEN IN IAS 32 FINANCIËLE INSTRUMENTEN: PRESENTATIE EN IAS 1 PRESENTATIE VAN DE JAARREKENING

PUTTABLE FINANCIËLE INSTRUMENTEN EN VERPLICHTINGEN DIE ONTSTAAN BIJ LIQUIDATIE

Wijzigingen in IFRSs

Dit document beschrijft wijzigingen in IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie en IAS 1 Presentatie van de jaarrekening (herziene versie van 2007), alsook dienovereenkomstige wijzigingen in IFRS 7 Financiële instrumenten: informatieverschaffing, IAS 39 Financiële instrumenten: opname en waardering en IFRIC 2 Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten. Dit document bevat tevens wijzigingen in de Overwegingen bij de totstandkoming van IAS 32 en IAS 1 en in de voorbeelden bij IAS 32. De wijzigingen houden verband met voorstellen die waren opgenomen in een Voorontwerp met voorgestelde wijzigingen in IAS 32 en IAS 1 — Financiële instrumenten met terugneemverplichting tegen reële waarde en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie, dat in juni 2006 is gepubliceerd.

Entiteiten moeten deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als entiteiten deze wijzigingen op een eerdere periode toepassen, moeten zij dit feit vermelden.

Wijzigingen in IAS 32

Financiële instrumenten: presentatie

In alinea 11 van de standaard wordt de definitie van een financieel actief en van een financiële verplichting gewijzigd en wordt na de definitie van reële waarde de definitie van een puttable instrument toegevoegd.

DEFINITIES (ZIE TEVENS ALINEA'S TL3 TOT EN MET TL23)

11

De volgende begrippen worden in deze standaard gebruikt met de hierna omschreven betekenis:

Een financieel actief is een actief dat:

(a)

(d)

een contract is dat in de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit zal of kan worden afgewikkeld en dat:

(i)

(ii)

een derivaat is dat zal of kan worden afgewikkeld op een andere wijze dan door de ruil van een vast bedrag aan geldmiddelen of een ander financieel actief voor een vast aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit. In dit kader omvatten de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit geen puttable financiële instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd, instrumenten die voor de entiteit een verplichting met zich brengen om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren en overeenkomstig de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd, of instrumenten die contracten zijn op grond waarvan in de toekomst de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit worden ontvangen of geleverd.

Een financiële verplichting is elke verplichting die:

(a)

een contractuele verplichting is om:

(i)

geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere entiteit te leveren; dan wel

(ii)

financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met een andere entiteit onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn voor de entiteit; dan wel

(b)

een contract is dat in de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit zal of kan worden afgewikkeld en dat:

(i)

een niet-derivaat is waarbij de entiteit verplicht is, of kan worden, om een variabel aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit te leveren; dan wel

(ii)

een derivaat is dat zal of kan worden afgewikkeld op een andere wijze dan door de ruil van een vast bedrag aan geldmiddelen of een ander financieel actief voor een vast aantal van de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit. In dit kader omvatten de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit geen puttable financiële instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd, instrumenten die voor de entiteit een verplichting met zich brengen om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren en overeenkomstig de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd, of instrumenten die contracten zijn op grond waarvan in de toekomst de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit worden ontvangen of geleverd.

Bij wijze van uitzondering wordt een instrument dat aan de definitie van een financiële verplichting voldoet, als een eigen-vermogensinstrument geclassificeerd als het alle kenmerken heeft en voldoet aan de voorwaarden die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D zijn beschreven.

Een puttable instrument is een financieel instrument dat de houder het recht geeft om het instrument door de emittent terug te laten nemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief, of dat automatisch door de emittent wordt teruggenomen bij het optreden van een onzekere toekomstige gebeurtenis of bij overlijden of pensionering van de houder van het instrument.

Het kopje boven alinea 15 en alinea 16 worden gewijzigd. Na alinea 16 worden een nieuw kopje, de alinea's 16A en 16B, nog een nieuw kopje, de alinea's 16C en 16D, nog een nieuw kopje en de alinea's 16E en 16F toegevoegd.

PRESENTATIE

Verplichtingen en eigen vermogen (zie tevens de alinea's TL13 tot en met TL14J en TL25 tot en met TL29)

 

16

Als een emittent de definities in alinea 11 toepast om te bepalen of een financieel instrument een eigen-vermogensinstrument is in plaats van een financiële verplichting, dan is het instrument een eigen-vermogensinstrument als en alleen als beide onderstaande voorwaarden (a) en (b) zijn vervuld.

(a)

(b)

Indien het instrument in de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent zal of kan worden afgewikkeld, dan is het:

(i)

(ii)

een derivaat dat uitsluitend door de emittent zal worden afgewikkeld door een vast bedrag aan geldmiddelen of een ander financieel actief te ruilen voor een vast aantal van zijn eigen-vermogensinstrumenten. In dit kader omvatten de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent geen instrumenten die alle kenmerken hebben en voldoen aan de voorwaarden die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D zijn beschreven, of instrumenten die contracten zijn op grond waarvan in de toekomst de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent worden ontvangen of geleverd.

Een contractuele verplichting, met inbegrip van een contractuele verplichting die voortvloeit uit een afgeleid financieel instrument, die zal of kan leiden tot ontvangst of levering in de toekomst van de eigen-vermogensinstrumenten van de emittent maar die niet aan de bovenstaande voorwaarden (a) en (b) voldoet, is geen eigen-vermogensinstrument. Bij wijze van uitzondering wordt een instrument dat aan de definitie van een financiële verplichting voldoet, als een eigen-vermogensinstrument geclassificeerd als het alle kenmerken heeft en voldoet aan de voorwaarden die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D zijn beschreven.

Puttable instrumenten

16A

Een puttable financieel instrument houdt voor de emittent een contractuele verplichting in om het instrument bij uitoefening terug te kopen of in te kopen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief. Bij wijze van uitzondering op de definitie van een financiële verplichting wordt een instrument dat een dergelijke verplichting inhoudt, als een eigen-vermogensinstrument geclassificeerd als het alle volgende kenmerken heeft:

(a)

het geeft de houder het recht op een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit in geval van liquidatie van de entiteit. De nettoactiva van de entiteit zijn de activa die overblijven na aftrek van alle andere aanspraken op haar activa. Het proportioneel deel wordt bepaald door:

(i)

de nettoactiva van de entiteit bij liquidatie te verdelen in eenheden van een gelijk bedrag; en

(ii)

dat bedrag te vermenigvuldigen met het aantal eenheden in het bezit van de houder van het financieel instrument;

(b)

het instrument behoort tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld. Het instrument maakt deel uit van deze categorie als het:

(i)

geen voorrang heeft op andere aanspraken op de activa van de entiteit bij liquidatie, en

(ii)

niet naar een ander instrument behoeft te worden geconverteerd voordat het behoort tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;

(c)

alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld, hebben identieke kenmerken. Zo moeten zij allemaal puttable zijn, en moet de formule of andere methode die voor de berekening van de terugkoopprijs wordt gebruikt voor alle instrumenten van die categorie gelijk zijn;

(d)

afgezien van de contractuele verplichting voor de emittent om het instrument terug te kopen of in te kopen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief, houdt het instrument geen contractuele verplichting in om geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere entiteit te leveren, dan wel om financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met een andere entiteit onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn voor de entiteit, en is het geen contract dat in de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit zal of kan worden afgewikkeld als bedoeld in subalinea (b) van de definitie van een financiële verplichting;

(e)

de verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, zijn in aanzienlijke mate gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de entiteit gedurende de looptijd van het instrument (uitgezonderd enigerlei gevolgen van het instrument).

16B

Opdat een instrument als een eigen-vermogensinstrument wordt geclassificeerd, moet het niet alleen alle bovenbeschreven kenmerken hebben, maar mag de emittent ook geen ander financieel instrument of contract hebben:

(a)

waarvan de totale kasstromen in aanzienlijke mate zijn gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de entiteit (uitgezonderd enigerlei gevolgen van het instrument of contract), en

(b)

dat als gevolg heeft dat het resterende rendement voor de houders van het puttable instrument in aanzienlijke mate wordt beperkt of vastgelegd.

Voor de toepassing van deze voorwaarde houdt de entiteit geen rekening met niet-financiële contracten met een houder van een in alinea 16A beschreven instrument waarvan de contractuele bepalingen vergelijkbaar zijn met de bepalingen van een mogelijk equivalent contract dat kan voorkomen tussen een partij die geen instrumenten houdt en de uitgevende entiteit. Indien de entiteit niet kan bepalen of aan deze voorwaarde is voldaan, mag zij het puttable instrument niet als een eigen-vermogensinstrument classificeren.

Instrumenten, of componenten van instrumenten, die voor de entiteit een verplichting met zich brengen om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren

16C

Sommige financiële instrumenten houden voor de uitgevende entiteit een contractuele verplichting in om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van haar nettoactiva aan een andere entiteit te leveren. De verplichting ontstaat omdat liquidatie ofwel zeker is en de entiteit er geen invloed op heeft (bijvoorbeeld een entiteit met beperkte levensduur), ofwel onzeker is maar afhankelijk van de keuze van de houder van het instrument. Bij wijze van uitzondering op de definitie van een financiële verplichting wordt een instrument dat een dergelijke verplichting inhoudt, als een eigen-vermogensinstrument geclassificeerd als het alle volgende kenmerken heeft:

(a)

het geeft de houder het recht op een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit in geval van liquidatie van de entiteit. De nettoactiva van de entiteit zijn de activa die overblijven na aftrek van alle andere aanspraken op haar activa. Het proportioneel deel wordt bepaald door:

(i)

de nettoactiva van de entiteit bij liquidatie te verdelen in eenheden van een gelijk bedrag; en

(ii)

dat bedrag te vermenigvuldigen met het aantal eenheden in het bezit van de houder van het financieel instrument;

b)

het instrument behoort tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld. Het instrument maakt deel uit van deze categorie als het:

(i)

geen voorrang heeft op andere aanspraken op de activa van de entiteit bij liquidatie, en

(ii)

niet naar een ander instrument behoeft te worden geconverteerd voordat het behoort tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld;

(c)

alle financiële instrumenten die deel uitmaken van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld, moeten voor de uitgevende entiteit een identieke contractuele verplichting met zich brengen om bij liquidatie een proportioneel deel van haar nettoactiva te leveren.

16D

Opdat een instrument als een eigen-vermogensinstrument wordt geclassificeerd, moet het niet alleen alle bovenbeschreven kenmerken hebben, maar mag de emittent ook geen ander financieel instrument of contract hebben:

(a)

waarvan de totale kasstromen in aanzienlijke mate zijn gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de entiteit (uitgezonderd enigerlei gevolgen van het instrument of contract), en

(b)

dat als gevolg heeft dat het resterende rendement voor de houders van het instrument in aanzienlijke mate wordt beperkt of vastgelegd.

Voor de toepassing van deze voorwaarde houdt de entiteit geen rekening met niet-financiële contracten met een houder van een in alinea 16C beschreven instrument waarvan de contractuele bepalingen vergelijkbaar zijn met de bepalingen van een mogelijk equivalent contract dat kan voorkomen tussen een partij die geen instrumenten houdt en de uitgevende entiteit. Indien de entiteit niet kan bepalen of aan deze voorwaarde is voldaan, mag zij het instrument niet als een eigen-vermogensinstrument classificeren.

Herclassificatie van puttable instrumenten en instrumenten die voor de entiteit een verplichting met zich brengen om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren

16E

Een entiteit moet een financieel instrument overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als een eigen-vermogensinstrument classificeren vanaf de datum waarop het instrument alle kenmerken heeft en aan de voorwaarden voldoet die in deze alinea's zijn beschreven. Een entiteit moet een financieel instrument herclassificeren vanaf de datum waarop het instrument niet langer alle kenmerken heeft of aan alle voorwaarden voldoet die in deze alinea's zijn beschreven. Indien een entiteit bijvoorbeeld al haar uitgegeven instrumenten zonder terugneemverplichting aflost, en alle puttable instrumenten die blijven uitstaan alle kenmerken hebben en aan alle voorwaarden voldoen die in de alinea's 16A en 16B zijn beschreven, moet de entiteit de puttable instrumenten als eigen-vermogensinstrumenten herclassificeren vanaf de datum waarop zij de instrumenten zonder terugneemverplichting aflost.

16F

Een entiteit moet de herclassificatie van een instrument overeenkomstig alinea 16E als volgt administratief verwerken:

(a)

zij moet een eigen-vermogensinstrument als een financiële verplichting herclassificeren vanaf de datum waarop het instrument niet langer alle kenmerken heeft of aan de voorwaarden voldoet die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D zijn beschreven. De financiële verplichting moet worden gewaardeerd tegen de reële waarde van het instrument op de datum van herclassificatie. De entiteit moet een eventueel verschil tussen de boekwaarde van het eigen-vermogensinstrument en de reële waarde van de financiële verplichting op de datum van herclassificatie in het eigen vermogen verwerken;

(b)

zij moet een financiële verplichting als eigen vermogen herclassificeren vanaf de datum waarop het instrument alle kenmerken heeft en aan de voorwaarden voldoet die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D zijn beschreven. Een eigen-vermogensinstrument moet worden gewaardeerd tegen de boekwaarde van de financiële verplichting op de datum van herclassificatie.

De alinea's 17, 18 en 19 worden gewijzigd.

Geen contractuele verplichting tot levering van geldmiddelen of een ander financieel actief (alinea 16(a))

17

Behalve in de in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D beschreven omstandigheden is het cruciale kenmerk om een financiële verplichting te onderscheiden van een eigen-vermogensinstrument het al dan niet bestaan van een contractuele verplichting van één betrokken partij bij het financieel instrument (de emittent) om geldmiddelen of een ander financieel actief aan de andere partij (de houder) te leveren of om financiële activa of financiële verplichtingen te ruilen met de houder onder voorwaarden die potentieel nadelig zijn voor de emittent. …

18

De economische realiteit van een financieel instrument, en niet de juridische vorm, bepaalt de classificatie van dit instrument in de balans van de entiteit. De economische realiteit en juridische vorm stemmen veelal overeen, maar dit is niet altijd het geval. Sommige financiële instrumenten hebben de juridische vorm van eigen vermogen, terwijl zij in wezen verplichtingen zijn. Andere financiële instrumenten kunnen kenmerken van eigen-vermogensinstrumenten combineren met kenmerken die gekoppeld zijn aan financiële verplichtingen. Bijvoorbeeld:

(a)

(b)

een financieel instrument dat de houder het recht geeft om het instrument door de emittent terug te laten nemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief (een puttable instrument of instrument met terugneemverplichting), is een financiële verplichting, met uitzondering van de instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd. Het financiële instrument is zelfs een financiële verplichting indien het bedrag van de geldmiddelen of de andere financiële activa wordt bepaald op basis van een index of een andere grootheid die kan stijgen en dalen. Het bestaan van een optie voor de houder om het instrument door de emittent te laten terugnemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief, betekent dat het puttable instrument voldoet aan de definitie van een financiële verplichting, met uitzondering van de instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd. Bijvoorbeeld open-end gemeenschappelijke beleggingsfondsen, beleggingsfondsen, vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid en sommige coöperatieve entiteiten kunnen hun deelnemers of leden het recht geven hun belang in de emittent op elk moment door de emittent te laten inkopen voor geldmiddelen, hetgeen resulteert in de classificatie van de belangen van deelnemers of leden als financiële verplichtingen, met uitzondering van de instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd. De classificatie als financiële verplichting sluit echter niet het gebruik uit van omschrijvingen zoals „aan deelnemers toe te rekenen intrinsieke waarde” en „verandering in de aan deelnemers toe te rekenen intrinsieke waarde” in de jaarrekening van een entiteit zonder gestort kapitaal (zoals sommige gemeenschappelijke beleggingsfondsen en beleggingsfondsen, zie voorbeeld 7), of het gebruik van aanvullende informatie om te laten zien dat het totaal van de belangen van leden posten als reserves omvat die voldoen aan de definitie van eigen vermogen en puttable instrumenten die hieraan niet voldoen (zie voorbeeld 8).

19

Indien een entiteit niet onvoorwaardelijk gerechtigd is om te voorkomen dat de afwikkeling van een contractuele verplichting verloopt door middel van de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief, dan voldoet de verplichting aan de definitie van een financiële verplichting, met uitzondering van de instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd. Bijvoorbeeld:

De alinea's 22, 23 en 25 worden gewijzigd. Na alinea 22 wordt alinea 22A toegevoegd.

Afwikkeling in eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit (alinea 16(b))

22

Behalve in de in alinea 22A bedoelde gevallen is een contract dat door de entiteit wordt afgewikkeld door (ontvangst of) levering van een vast aantal van haar eigen-vermogensinstrumenten in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een andere financieel actief, een eigen-vermogensinstrument. Bijvoorbeeld …

22A

Indien de eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit die bij de afwikkeling van een contract door de entiteit moeten worden geleverd (of ontvangen) puttable financiële instrumenten zijn die alle kenmerken hebben en voldoen aan de voorwaarden die in de alinea's 16A en 16B zijn beschreven, of instrumenten die voor de entiteit een verplichting met zich brengen om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren en die alle kenmerken hebben en voldoen aan de voorwaarden die in de alinea's 16C en 16D zijn beschreven, is het contract een financieel actief of een financiële verplichting. Dit geldt ook voor een contract dat door de entiteit wordt afgewikkeld door de ontvangst of levering van een vast aantal dergelijke instrumenten in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een andere financieel actief.

23

Behalve in de in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D beschreven omstandigheden doet een contract dat voor een entiteit een verplichting inhoudt tot inkoop van haar eigen-vermogensinstrumenten in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief, een financiële verplichting ontstaan ten bedrage van de contante waarde van het inkoopbedrag (bijvoorbeeld de contante waarde van de prijs van de termijninkoop, de uitoefenprijs van de optie of een ander inkoopbedrag). Dit is zelfs het geval indien het contract zelf een eigen-vermogensinstrument is. Eén voorbeeld …

Voorzieningen voor voorwaardelijke afwikkeling

25

De entiteit kan op grond van een financieel instrument verplicht zijn geldmiddelen of een ander financieel actief te leveren, dan wel het instrument op zodanige wijze af te wikkelen dat het een financiële verplichting zou zijn, bij het al dan niet optreden van onzekere toekomstige gebeurtenissen (of naar aanleiding van de uitkomst van onzekere omstandigheden) waarover noch de emittent, noch de houder van het instrument controle heeft, zoals een verandering van een aandelenmarktindex, een consumentenprijsindex, een rentevoet of belastingvereisten, of de toekomstige opbrengsten, het nettoresultaat of de solvabiliteit van de emittent. De emittent van een dergelijk instrument heeft geen onvoorwaardelijk recht om de levering van geldmiddelen of een ander financieel actief te voorkomen (of het instrument op zodanige wijze af te wikkelen dat het een financiële verplichting zou zijn). Het is derhalve een financiële verplichting van de emittent tenzij:

(a)

het deel van de voorziening voor voorwaardelijke afwikkeling dat afwikkeling in de vorm van geldmiddelen of een ander financieel actief (of op zodanige andere wijze dat er sprake zou zijn van een financiële verplichting) zou kunnen vereisen, geen materiële betekenis heeft;

(b)

de emittent alleen bij liquidatie van de emittent tot afwikkeling van de verplichting in geldmiddelen of een ander financieel actief kan worden verplicht (of anderszins tot afwikkeling op zodanige wijze dat er sprake zou zijn van een financiële verplichting); dan wel

(c)

het instrument alle kenmerken heeft en voldoet aan de voorwaarden die in de alinea's 16A en 16B zijn beschreven.

Het kopje boven alinea 96 wordt gewijzigd. Na alinea 96 worden de alinea's 96A, 96B en 96C toegevoegd. Na alinea 97B wordt alinea 97C toegevoegd.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

96A

Puttable financiële instrumenten en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie (wijzigingen in IAS 32 en IAS 1), uitgegeven in februari 2008, schreef voor dat financiële instrumenten die alle kenmerken hebben en voldoen aan de voorwaarden die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D zijn beschreven, als een eigen-vermogensinstrument moeten worden geclassificeerd, wijzigde de alinea's 11, 16, 17, 18, 19, 22, 23, 25, TL13, TL14 en TL, en voegde de alinea's 16A tot en met 16F, 22A, 96B, 96C, 97C, TL14A tot en met TL14J en TL29A toe. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden en tegelijkertijd de gerelateerde wijzigingen in IAS 1, IAS 39, IFRS 7 en IFRIC 2 toepassen.

96B

Puttable financiële instrumenten en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie voerde een uitzondering met een beperkte reikwijdte in; een entiteit mag de uitzondering daarom niet naar analogie toepassen.

96C

De classificatie van instrumenten die onder deze uitzondering vallen, moet beperkt blijven tot de administratieve verwerking van een dergelijk instrument overeenkomstig IAS 1, IAS 32, IAS 39 en IFRS 7. Het instrument mag in het kader van andere leidraden (bijvoorbeeld IFRS 2 Op aandelen gebaseerde betalingen) niet als een eigen-vermogensinstrument worden aangemerkt.

97C

Bij de toepassing van de in alinea 96A beschreven wijzigingen moet een entiteit een samengesteld financieel instrument met een verplichting om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren, splitsen in een afzonderlijke vreemd-vermogens- en eigen-vermogenscomponent. Als de vreemd-vermogenscomponent niet meer uitstaat, houdt retroactieve toepassing van deze wijzigingen in IAS 32 in dat twee afzonderlijke eigen-vermogenscomponenten zouden worden onderscheiden. De eerste component zou worden opgenomen in ingehouden winsten en betrekking hebben op de cumulatieve opgelopen rente op de vreemd-vermogenscomponent. De andere component zou overeenstemmen met de oorspronkelijke eigen-vermogenscomponent. Een entiteit behoeft daarom deze beide componenten niet te onderscheiden indien de vreemd-vermogenscomponent op de datum van toepassing van de wijzigingen niet meer uitstaat.

In de bijlage Toepassingsleidraad worden de alinea's TL13 en TL14 gewijzigd. Na alinea TL14 worden een nieuw kopje, de alinea's TL14A tot en met TL14D, nog een nieuw kopje, alinea TL14E, nog een nieuw kopje, de alinea's TL14F tot en met TL14I, nog een nieuw kopje en alinea TL14J toegevoegd.

Eigen-vermogensinstrumenten

TL13

Voorbeelden van eigen-vermogensinstrumenten zijn gewone aandelen zonder terugneemverplichting („non-puttable ordinary shares”), sommige puttable instrumenten (zie de alinea's 16A en 16B), sommige instrumenten die voor de entiteit een verplichting met zich brengen om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren (zie de alinea's 16C en 16D), sommige soorten preferente aandelen (zie de alinea's TL 25 en TL26), en warrants of geschreven callopties die de houder ervan het recht geven in te schrijven op een vast aantal gewone aandelen zonder terugneemverplichting van de uitgevende entiteit, of deze te verwerven, in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een ander financieel actief. Een verplichting van een entiteit om een vast aantal van haar eigen-vermogensinstrumenten uit te geven of te verwerven in ruil voor een vast bedrag aan geldmiddelen of een ander financieel actief, is een eigen-vermogensinstrument van de entiteit (behalve in de in alinea 22A bedoelde gevallen). Indien een dergelijk contract echter een verplichting voor de entiteit inhoudt tot betaling in de vorm van geldmiddelen of een ander financieel actief (en geen contract is dat overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen vermogen wordt geclassificeerd), ontstaat er tevens een verplichting ter grootte van de contante waarde van het aflossingsbedrag (zie alinea TL27(a)). Een emittent van gewone aandelen zonder terugneemverplichting gaat een verplichting aan wanneer hij formeel voorbereidingen treft tot het doen van een uitkering en jegens de aandeelhouders juridisch verplicht wordt de uitkering te doen. Dit kan het geval zijn na de declaratie van dividend of indien de entiteit wordt geliquideerd en eventuele activa die overblijven nadat aan alle verplichtingen is voldaan, uitkeerbaar worden aan de aandeelhouders.

TL14

Een gekochte calloptie of een vergelijkbaar contract dat door een entiteit is verworven en dat het recht verschaft om, in ruil voor de levering van een vast bedrag in de vorm van geldmiddelen of een ander financieel actief, een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten van de entiteit opnieuw te verwerven, is geen financieel actief van de entiteit (behalve in de in alinea 22A bedoelde gevallen). De voor een dergelijk contract betaalde vergoeding wordt in mindering gebracht op het eigen vermogen.

De categorie instrumenten die bij alle andere categorieën is achtergesteld (alinea's 16A(b) en 16C(b))

TL14A

Een van de in de alinea's 16A en 16C beschreven kenmerken is dat het financiële instrument behoort tot de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën instrumenten is achtergesteld.

TL14B

Bij het bepalen of een instrument tot de achtergestelde categorie behoort, beoordeelt een entiteit de uit het instrument voortvloeiende aanspraak bij liquidatie alsof de entiteit wordt geliquideerd op de datum waarop zij het instrument classificeert. Een entiteit moet de classificatie herbeoordelen indien er zich een verandering in de desbetreffende omstandigheden voordoet. Indien de entiteit bijvoorbeeld een ander financieel instrument uitgeeft of aflost, kan dit van invloed zijn op de vraag of het instrument in kwestie deel uitmaakt van de categorie instrumenten die bij alle andere categorieën is achtergesteld.

TL14C

Een instrument dat een voorkeursrecht heeft bij liquidatie van de entiteit, is geen instrument dat recht geeft op een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit. Een instrument heeft bijvoorbeeld een voorkeursrecht bij liquidatie indien het de houder niet alleen recht geeft op een deel van de nettoactiva van de entiteit maar ook op een vast dividend bij liquidatie, en wanneer andere instrumenten van de achtergestelde categorie die op een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit recht geven, niet hetzelfde recht bij liquidatie hebben.

TL14D

Indien een entiteit slechts één categorie financiële instrumenten heeft, wordt deze categorie behandeld alsof zij bij alle andere categorieën is achtergesteld.

Verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen (alinea 16A(e))

TL14E

De verwachte totale kasstromen die gedurende de looptijd van het instrument aan het instrument zijn toe te rekenen, moeten in aanzienlijke mate gebaseerd zijn op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de entiteit gedurende de looptijd van het instrument. De winst of het verlies en de verandering in de opgenomen nettoactiva moeten overeenkomstig de desbetreffende IFRSs worden gewaardeerd.

Transacties die een houder van een instrument in een andere hoedanigheid dan die van eigenaar van de entiteit aangaat (alinea's 16A and 16C)

TL14F

De houder van een puttable financieel instrument of van een instrument dat voor de entiteit een verplichting met zich brengt om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren, mag transacties in een andere hoedanigheid dan die van eigenaar met de entiteit aangaan. Een houder van een instrument kan bijvoorbeeld ook een werknemer van de entiteit zijn. Bij de beoordeling of het instrument overeenkomstig alinea 16A of alinea 16C als eigen vermogen moet worden geclassificeerd, worden alleen de kasstromen en de contractuele bepalingen van het instrument in aanmerking genomen die betrekking hebben op de houder van het instrument in de hoedanigheid van eigenaar van de entiteit.

TL14G

Een voorbeeld is een commanditaire vennootschap met stille en beherende vennoten. Sommige beherende vennoten kunnen een garantie aan de entiteit verstrekken en daarvoor een vergoeding ontvangen. In een dergelijke situatie hebben de garantie en de daarmee samenhangende kasstromen betrekking op de houders van instrumenten in hun hoedanigheid van garantiegever en niet in hun hoedanigheid van eigenaar van de entiteit. Een dergelijke garantie en de daarmee samenhangende kasstromen zouden er derhalve niet toe leiden dat de beherende vennoten als achtergesteld bij de stille vennoten worden aangemerkt, en zouden bijgevolg buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling of de contractuele bepalingen van de instrumenten van de stille vennoten en die van de instrumenten van de beherende vennoten identiek zijn.

TL14H

Een ander voorbeeld is een winst- of verliesdelingsovereenkomst waarbij winst of verlies aan de houders van instrumenten wordt toegerekend op grond van de tijdens het lopende jaar en eerdere jaren verrichte diensten of gegenereerde zakelijke activiteiten. Dergelijke overeenkomsten zijn transacties met houders van instrumenten in hun hoedanigheid van niet-eigenaar en mogen niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de in alinea 16A of alinea 16C beschreven kenmerken. Winst- of verliesdelingsovereenkomsten waarbij winst of verlies aan houders van instrumenten wordt toegerekend op grond van het nominale bedrag van hun instrumenten in verhouding tot andere instrumenten die tot dezelfde categorie behoren, zijn echter transacties met de houders van instrumenten in hun hoedanigheid van eigenaar en moeten in aanmerking worden genomen wanneer de in alinea 16A of alinea 16C beschreven kenmerken worden beoordeeld.

TL14I

De kasstromen en de contractuele bepalingen van een transactie tussen de houder van een instrument (in de hoedanigheid van niet-eigenaar) en de uitgevende entiteit moeten vergelijkbaar zijn met die van een equivalente transactie die eventueel tussen een partij die geen instrumenten houdt en de uitgevende entiteit kan plaatsvinden.

Geen ander financieel instrument of contract met totale kasstromen dat als gevolg heeft dat het resterende rendement voor de houder van het instrument in aanzienlijke mate wordt vastgelegd of beperkt (alinea's 16B en 16D)

TL14J

Een voorwaarde voor de classificatie als eigen vermogen van een financieel instrument dat anderszins aan de criteria van alinea 16A of alinea 16C voldoet, is dat de entiteit geen ander financieel instrument of contract heeft (a) waarvan de totale kasstromen in aanzienlijke mate zijn gebaseerd op de winst of het verlies, de verandering in de opgenomen nettoactiva of de verandering in de reële waarde van de opgenomen en niet-opgenomen nettoactiva van de entiteit, en (b) dat als gevolg heeft dat het resterende rendement in aanzienlijke mate wordt beperkt of vastgelegd. Wanneer de volgende instrumenten onder normale zakelijke voorwaarden met niet-verbonden partijen worden aangegaan, is het onwaarschijnlijk dat zij zullen verhinderen dat instrumenten die anderszins aan de criteria van alinea 16A of alinea 16C voldoen, als eigen vermogen worden geclassificeerd:

(a)

instrumenten waarvan de totale kasstromen in aanzienlijke mate op specifieke activa van de entiteit zijn gebaseerd;

(b)

instrumenten waarvan de totale kasstromen op een percentage van de opbrengsten zijn gebaseerd;

(c)

contracten die zijn bedoeld om individuele werknemers te belonen voor de diensten die zij aan de entiteit hebben verleend;

(d)

contracten die de betaling vereisen van een verwaarloosbaar percentage van de winst voor verleende diensten of geleverde goederen.

Alinea TL27 wordt gewijzigd en na alinea TL29 wordt alinea TL29A toegevoegd.

TL27

De volgende voorbeelden laten zien hoe verschillende soorten contracten betreffende de eigen-vermogensinstrumenten van een entiteit moeten worden geclassificeerd:

(a)

Een contract dat door de entiteit wordt afgewikkeld door de ontvangst of levering van een vast aantal eigen aandelen zonder dat daar een vergoeding in de toekomst tegenover staat, of door ruil van een vast aantal eigen aandelen voor een vast geldbedrag of een ander financieel actief, is een eigen-vermogensinstrument (behalve in de in alinea 22A bedoelde gevallen). Elke ontvangen of betaalde vergoeding voor een dergelijk contract wordt derhalve direct ten gunste of ten laste van het eigen vermogen gebracht. Een voorbeeld is een uitgegeven aandelenoptie die de tegenpartij het recht geeft om voor een vast geldbedrag een vast aantal aandelen van de entiteit te kopen. Indien het contract de entiteit echter verplicht om de eigen aandelen op een vaste of bepaalbare datum in te kopen (terug te kopen) voor geldmiddelen of een ander financieel actief, of indien een dergelijke inkoop direct opeisbaar is, neemt de entiteit ook een financiële verplichting op voor de contante waarde van het inkoopbedrag (met uitzondering van instrumenten die alle kenmerken hebben en voldoen aan de voorwaarden die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D zijn beschreven). Een voorbeeld is de verplichting van een entiteit op grond van een termijncontract om een vast aantal eigen aandelen in te kopen voor een vast geldbedrag.

(b)

De verplichting van een entiteit om eigen aandelen in te kopen voor geldmiddelen geeft aanleiding tot een financiële verplichting ter grootte van de contante waarde van het inkoopbedrag, zelfs als het aantal aandelen dat de entiteit moet inkopen niet vast is, of indien de verplichting afhankelijk is van de uitoefening door de tegenpartij van haar recht tot inwisseling (behalve in de in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D bedoelde gevallen). Een voorbeeld van een voorwaardelijke verplichting is een uitgegeven optie op grond waarvan de entiteit verplicht is eigen aandelen in te kopen voor geldmiddelen indien de tegenpartij de optie uitoefent.

(c)

Een contract dat in geldmiddelen of een ander financieel actief zal worden afgewikkeld, is een financieel actief of een financiële verplichting, zelfs indien het te ontvangen of te leveren geldbedrag of andere financiële actief gebaseerd is op veranderingen in de marktprijs van de eigen aandelen van de entiteit (behalve in de in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D bedoelde gevallen). Een voorbeeld hiervan is een op nettobasis in geldmiddelen afgewikkelde aandelenoptie.

(d)

TL29A

Sommige soorten instrumenten die een contractuele verplichting voor de entiteit met zich brengen, worden overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten geclassificeerd. De classificatie in overeenstemming met deze alinea's vormt een uitzondering op de beginselen die anderszins in deze standaard voor de classificatie van een instrument worden toegepast. Deze uitzondering geldt niet voor de classificatie van minderheidsbelangen in de geconsolideerde jaarrekening. Instrumenten die minderheidsbelangen zijn en die overeenkomstig ofwel de alinea's 16A en 16B, ofwel de alinea's 16C en 16D in de enkelvoudige jaarrekening als eigen-vermogensinstrumenten worden geclassificeerd, worden in de geconsolideerde jaarrekening van de groep daarom als verplichtingen geclassificeerd.

Wijzigingen in IAS 1

Presentatie van de jaarrekening (herziene versie van 2007)

DEFINITIES

Na alinea 8 wordt alinea 8A toegevoegd.

8A

De volgende begrippen worden beschreven in IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie en worden in deze standaard gebruikt met de in IAS 32 vermelde betekenis:

(a)

puttable financieel instrument dat als een eigen-vermogensinstrument is geclassificeerd (beschreven in de alinea's 16A en 16B van IAS 32);

(b)

instrument dat voor de entiteit een verplichting met zich brengt om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren en dat als een eigen-vermogensinstrument is geclassificeerd (beschreven in de alinea's 16C en 16D van IAS 32).

Informatie die in de balans of in de toelichting moet worden opgenomen

Na alinea 80 wordt alinea 80A toegevoegd.

80A

Indien een entiteit

(a)

een puttable financieel instrument dat als een eigen-vermogensinstrument is geclassificeerd, of

(b)

een instrument dat voor de entiteit een verplichting met zich brengt om uitsluitend bij liquidatie een proportioneel deel van de nettoactiva van de entiteit aan een andere partij te leveren en dat als een eigen-vermogensinstrument is geclassificeerd,

heeft overgeboekt tussen vreemd en eigen vermogen, moet zij het bedrag dat van en naar elke categorie (vreemd of eigen vermogen) is overgeboekt vermelden, alsook het tijdstip en de reden voor deze overboeking.

Na alinea 136 worden een kopje en alinea 136A toegevoegd. Alinea 138 wordt gewijzigd.

Puttable financiële instrumenten die als eigen vermogen zijn geclassificeerd

136A

Met betrekking tot puttable financiële instrumenten die als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd, moet een entiteit de volgende informatie verstrekken (voor zover deze niet elders is verstrekt):

(a)

beknopte kwantitatieve gegevens over het bedrag dat als eigen vermogen is geclassificeerd;

(b)

haar doelstellingen, beleid en procedures op het gebied van het beheer van haar verplichting om de instrumenten terug te kopen of in te kopen wanneer de houders van de instrumenten zulks verlangen, met inbegrip van eventuele wijzigingen ten opzichte van de voorgaande periode;

(c)

de verwachte uitstroom van kasmiddelen bij inkoop of terugkoop van deze categorie financiële instrumenten; en

(d)

informatie over de wijze waarop de verwachte uitstroom van kasmiddelen bij inkoop of terugkoop is bepaald.

Overige informatieverschaffing

138

Indien niet elders in de jaarrekening vervat, moet een entiteit de volgende informatie verstrekken:

(a)

het domicilie en de juridische vorm van de entiteit, het land van oprichting en het adres van haar statutaire zetel (of hoofdvestiging, indien verschillend van de statutaire zetel);

(b)

een beschrijving van de aard van de activiteiten van de entiteit en haar voornaamste bedrijvigheden;

(c)

de naam van de moedermaatschappij en de hoofdmoedermaatschappij van de groep; en

(d)

indien het een entiteit met beperkte levensduur betreft, informatie over de levensduur van de entiteit.

Na alinea 139A wordt alinea 139B toegevoegd.

OVERGANG EN INGANGSDATUM

139B

Alinea 138 is gewijzigd en de alinea's 8A, 80A and 136A zijn toegevoegd bij Puttable financiële instrumenten en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie (wijzigingen in IAS 32 en IAS 1), uitgegeven in februari 2008. Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit de wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden en tegelijkertijd de gerelateerde wijzigingen in IAS 32, IAS 39, IFRS 7 en IFRIC 2 Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten toepassen.

Wijzigingen in IFRS 7, IAS 39 en IFRIC 2

Entiteiten moeten de volgende wijzigingen in IFRS 7, IAS 39 en IFRIC 2 toepassen wanneer zij de gerelateerde wijzigingen in IAS 32 en IAS 1 toepassen.

IFRS 7

Financiële instrumenten: informatieverschaffing

Alinea 3 wordt gewijzigd.

TOEPASSINGSGEBIED

3

Deze IFRS moet door alle entiteiten worden toegepast op alle soorten financiële instrumenten, met uitzondering van:

(a)

(f)

instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D van IAS 32 als eigen-vermogensinstrumenten moeten worden geclassificeerd.

Na alinea 44B wordt alinea 44C toegevoegd.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

44C

Een entiteit moet de wijziging in alinea 3 toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Indien een entiteit Puttable financiële instrumenten en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie (wijzigingen in IAS 32 en IAS 1), uitgegeven in februari 2008, op een eerdere periode toepast, moet de wijziging in alinea 3 op die eerdere periode worden toegepast.

IAS 39

Financiële instrumenten: opname en waardering

Alinea 2(d) wordt gewijzigd.

TOEPASSINGSGEBIED

2

Deze standaard moet door alle entiteiten worden toegepast op alle soorten financiële instrumenten, met uitzondering van:

(d)

door de entiteit uitgegeven financiële instrumenten die voldoen aan de in IAS 32 vermelde definitie van een eigen-vermogensinstrument (met inbegrip van opties en warrants) of die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D van IAS 32 als eigen-vermogensinstrumenten moeten worden geclassificeerd. De houder van dergelijke eigen-vermogensinstrumenten moet echter deze standaard op die instrumenten toepassen, tenzij deze op grond van (a) hierboven zijn uitgezonderd; …

Na alinea 103E wordt alinea 103F toegevoegd.

INGANGSDATUM EN OVERGANG

103F

Een entiteit moet de wijziging in alinea 2 toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Indien een entiteit Puttable financiële instrumenten en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie (wijzigingen in IAS 32 en IAS 1), uitgegeven in februari 2008, op een eerdere periode toepast, moet de wijziging in alinea 2 op die eerdere periode worden toegepast.

IFRIC 2

Aandelen van leden in coöperatieve entiteiten en soortgelijke instrumenten

In het deel „Referenties” wordt de voetnoot gewijzigd.

(*)

In augustus 2005 werd IAS 32 gewijzigd in IAS 32 Financiële instrumenten: presentatie. In februari 2008 heeft de IASB IAS 32 zodanig gewijzigd dat wordt voorgeschreven dat instrumenten als eigen vermogen moeten worden geclassificeerd indien deze instrumenten alle kenmerken hebben en aan de voorwaarden voldoen die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D van IAS 32 zijn beschreven.

De alinea's 6 en 9 worden gewijzigd en alinea 14A wordt toegevoegd.

CONSENSUS

6

Aandelen van leden die als eigen vermogen zouden worden geclassificeerd indien de leden geen recht hadden om terugbetaling te vragen, zijn eigen vermogen indien aan een van de in de alinea's 7 en 8 beschreven voorwaarden is voldaan of indien de aandelen van leden alle kenmerken hebben en aan de voorwaarden voldoen die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D van IAS 32 zijn beschreven. Direct opvraagbare deposito's, inclusief rekeningen-courant, depositorekeningen en soortgelijke contracten die ontstaan wanneer leden als klanten optreden, zijn financiële verplichtingen van de entiteit.

9

Een onvoorwaardelijk verbod kan absoluut zijn, in die zin dat elke terugbetaling verboden is. Een onvoorwaardelijk verbod kan gedeeltelijk zijn, in die zin dat het de terugbetaling van aandelen van leden verbiedt indien deze ertoe zou leiden dat het aantal aandelen van leden of het bedrag van het gestorte kapitaal op aandelen van leden onder een bepaald niveau valt. De aandelen van leden boven het niveau waarvoor het terugbetalingsverbod geldt, zijn een verplichting, tenzij de entiteit een onvoorwaardelijk recht heeft om terugbetaling te weigeren zoals beschreven in alinea 7 of de aandelen van leden alle kenmerken hebben en aan de voorwaarden voldoen die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D van IAS 32 zijn beschreven. In sommige gevallen en van tijd tot tijd kan het aantal aandelen of het bedrag van het gestorte kapitaal dat onderworpen is aan een terugbetalingsverbod veranderen. Een dergelijke verandering in het terugbetalingsverbod leidt tot een overboeking tussen financiële verplichtingen en eigen vermogen.

INGANGSDATUM

14A

Een entiteit moet de wijzigingen in de alinea's 6, 9, A1 en A12 toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2009 aanvangen. Indien een entiteit Puttable financiële instrumenten en verplichtingen die ontstaan bij liquidatie (wijzigingen in IAS 32 en IAS 1), uitgegeven in februari 2008, op een eerdere periode toepast, moeten de wijzigingen in de alinea's 6, 9, A1 en A12 op die eerdere periode worden toegepast.

In de bijlage („Voorbeelden van toepassing van de consensus”) worden de alinea's A1 en A12 gewijzigd.

VOORBEELDEN VAN TOEPASSING VAN DE CONSENSUS

A1

In deze bijlage zijn zeven voorbeelden van de toepassing van de IFRIC-consensus beschreven. De voorbeelden vormen geen limitatieve lijst; er zijn ook andere feitelijke situaties mogelijk. Bij elk voorbeeld wordt ervan uitgegaan dat er, afgezien van de voorwaarden die in de feiten van het voorbeeld zijn beschreven, geen andere voorwaarden zijn op basis waarvan het financieel instrument als een financiële verplichting moet worden geclassificeerd en dat het financiële instrument niet alle kenmerken heeft of niet aan de voorwaarden voldoet die in de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D van IAS 32 zijn beschreven.

Voorbeeld 4

Indeling

A12

In dit geval zou VE 750.000 als eigen vermogen en VE 150.000 als financiële verplichting worden geclassificeerd. Naast de reeds aangehaalde alinea's wordt in alinea 18(b) van IAS 32 onder meer het volgende vermeld:

… een financieel instrument dat de houder het recht geeft om het instrument door de emittent terug te laten nemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief (een puttable instrument of instrument met terugneemverplichting), is een financiële verplichting, met uitzondering van de instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd. Het financiële instrument is zelfs een financiële verplichting indien het bedrag van de geldmiddelen of de andere financiële activa wordt bepaald op basis van een index of een andere grootheid die kan stijgen en dalen. Het bestaan van een optie voor de houder om het instrument door de emittent te laten terugnemen in ruil voor geldmiddelen of een ander financieel actief, betekent dat het puttable instrument voldoet aan de definitie van een financiële verplichting, met uitzondering van de instrumenten die overeenkomstig de alinea's 16A en 16B of de alinea's 16C en 16D als eigen-vermogensinstrumenten zijn geclassificeerd.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/37


VERORDENING (EG) Nr. 54/2009 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 669/97 betreffende de opening en wijze van beheer van tariefcontingenten voor bepaalde vis en visserijproducten van oorsprong uit de Faeröer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 669/97 van de Raad van 14 april 1997 betreffende de opening en wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten en -plafonds, de instelling van een communautair toezicht voor bepaalde vissen en visserijproducten van oorsprong uit de Faeröer en de vaststelling van bepaalde modaliteiten voor de wijziging of aanpassing van die maatregelen alsmede tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1983/95 (1), en met name op artikel 5, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit nr. 2/2008 van het Gemengd Comité EG/Denemarken-Faeröer (2008/957/EG) (2) werden de tabellen I en II van de bijlage bij Protocol 1 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer, anderzijds, gewijzigd.

(2)

Het gewijzigde Protocol 1 bij de Overeenkomst bevat bepalingen over drie nieuwe jaarlijkse tariefcontingenten voor de invoer in de EG van bepaalde vis en visserijproducten uit de Faeröer. De nieuwe tariefcontingenten moeten vanaf 1 september 2008 van toepassing zijn. Om deze nieuwe tariefcontingenten te kunnen toepassen moet de in Verordening (EG) nr. 669/97 opgenomen lijst van vis en visserijproducten waarvoor tariefcontingenten gelden worden aangepast.

(3)

Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) is een systeem voor het beheer van tariefcontingenten vastgesteld, volgens hetwelk de tariefcontingenten worden toegewezen in chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften. Om redenen van vereenvoudiging en voor een doelmatig beheer in nauwe samenwerking tussen de autoriteiten van de Faeröer, de douaneautoriteiten van de lidstaten en de Commissie, moet dit beheersysteem van toepassing zijn op de tariefcontingenten waarop Verordening (EG) nr. 669/97 betrekking heeft.

(4)

Voor 2008 moet de omvang van de tariefcontingenten waarop deze verordening betrekking heeft worden berekend in verhouding tot de basishoeveelheden als vermeld in Besluit nr. 2/2008 (2008/957/EG) en het deel van het jaar waarin de tariefcontingenten van toepassing zullen zijn.

(5)

Verordening (EG) nr. 669/97 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Overeenkomstig Besluit nr. 2/2008 (2008/957/EG) moeten de nieuwe tariefcontingenten vanaf 1 september 2008 van toepassing zijn. Deze verordening dient dus vanaf diezelfde datum van toepassing te zijn.

(7)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 669/97 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

De bij deze verordening bedoelde tariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.”.

2.

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 september 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2009.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 101 van 18.4.1997, blz. 1.

(2)  PB L 338 van 17.12.2008, blz. 72.

(3)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.


BIJLAGE

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 669/97 worden de volgende rijen toegevoegd:

Volgnummer

GN-code

Taric-onderverdeling

Omschrijving

Recht

Omvang van het contingent

(t)

„09.0672

ex 0305 59 80

80

Koolvis (Pollachius Virens), gezouten en gedroogd

0

van 1.9 t/m 31.12.2008 250

Van 1.1 t/m 31.12.2009 en vervolgens van 1.1 t/m 31.12 van elk jaar 750

09.0674

ex 0307 91 00

ex 0307 99 18

ex 1605 90 30

10

10

30

Wulk (Buccinum Undatum), levend, vers of gekoeld, bevroren, bereid of verduurzaamd

0

Van 1.9 t/m 31.12.2008 400

Van 1.1.2009 t/m 31.12.2009 en vervolgens van 1.1 t/m 31.12 van elk jaar 1 200

09.0676

ex 0306 14 90

10

Krab van de soort Geryon affinis, bevroren

0

Van 1.9 t/m 31.12.2008 250

Van 1.1.2009 t/m 31.12.2009 en vervolgens van 1.1 t/m 31.12 van elk jaar 750”


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/39


BESLUIT 2009/42/GBVB VAN DE RAAD

van 19 januari 2009

inzake steun aan EU-activiteiten ter bevordering onder derde landen van het proces dat moet leiden tot een Wapenhandelsverdrag, in het kader van de Europese veiligheidsstrategie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 13, lid 3, en artikel 23, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad een Europese veiligheidsstrategie aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een internationale orde gebaseerd op doeltreffend multilateralisme. In de Europese veiligheidsstrategie wordt het Handvest van de Verenigde Naties erkend als het basiskader voor de internationale betrekkingen. De Europese Unie heeft er een prioriteit van gemaakt om de Verenigde Naties te versterken en zodanig uit te rusten, dat zij hun verantwoordelijkheden kunnen nakomen en effectief kunnen optreden.

(2)

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft op 6 december 2006 Resolutie 61/89 „Op weg naar een verdrag inzake wapenhandel: vaststelling van gemeenschappelijke internationale normen voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens” aangenomen.

(3)

De Raad heeft zich in zijn conclusies van 11 december 2006 verheugd getoond dat het proces met het oog op de uitwerking van een juridisch bindend internationaal verdrag inzake wapenhandel formeel is ingeleid en heeft met waardering vastgesteld dat een duidelijke meerderheid van de lidstaten van de VN, waaronder alle EU-lidstaten, de resolutie hebben gesteund. De Raad heeft nogmaals bevestigd dat de EU en haar lidstaten een actieve rol in dit proces zullen spelen, en heeft het belang van samenwerking met andere staten en regionale organisaties in het kader van dit proces benadrukt.

(4)

De secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft een groep van regeringsdeskundigen (GGE) met 28 leden ingesteld om de bespreking van een eventueel wapenhandelsverdrag voort te zetten. De GGE is in de loop van 2008 meermaals bijeengekomen en heeft haar conclusies tijdens de ministeriële week van de 63e Algemene Vergadering gepresenteerd. De groep concludeerde dat verdere besprekingen nodig zijn en dat de inspanningen stap voor stap, op open en transparante wijze, in het kader van de Verenigde Naties moeten plaatsvinden. De GGE moedigde de staten die daartoe in staat zijn, aan op verzoek bijstand te verlenen aan staten die daaraan behoefte hebben.

(5)

In zijn conclusies van 10 december 2007 heeft de Raad het belang onderstreept van de door de VN ingestelde GGE, die hij heeft aangemoedigd bij dit proces vooruitgang te boeken. De Raad is er vast van overtuigd dat een alomvattend, juridisch bindend instrument, dat spoort met de bestaande verantwoordelijkheden van de staten uit hoofde van het toepasselijke internationale recht, en waarin gemeenschappelijke internationale normen worden vastgesteld voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens, in belangrijke mate zal bijdragen aan de strijd tegen de ongewenste en onverantwoorde verspreiding van conventionele wapens.

(6)

In oktober 2008 heeft het Eerste Comité van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn goedkeurig gehecht aan de resolutie „Naar een Verdrag inzake de wapenhandel: Opstelling van gemeenschappelijke internationale criteria voor de invoer, uitvoer en overdracht van conventionele wapens”. Alle lidstaten van de EU hebben deze tekst mede ondersteund.

(7)

Het VN-Instituut voor Ontwapeningsonderzoek (UNIDIR) heeft zijn steun aan dit proces verleend door een tweedelige studie uit te voeren bestaande uit twee grondige analyses van de standpunten van de lidstaten van de VN over de haalbaarheid, de reikwijdte en de ontwerp-parameters van een wapenhandelsverdrag. De analyses van UNIDIR hebben de besprekingen over een wapenhandelsverdrag vooruitgeholpen door gebieden van consensus en divergentie, alsook verwaarloosde gebieden in kaart te brengen. Deze analyses vormden een nuttige inbreng voor de GGE. Het is daarom redelijk UNIDIR de technische uitvoering van de activiteiten uit hoofde van dit besluit toe te vertrouwen.

(8)

Op basis van bovenstaande conclusies van de Raad moet de EU dit proces steunen, ter versterking van de tot dusver verrichte werkzaamheden, door het debat open te stellen voor landen die niet aan de GGE deelnemen en voor andere actoren zoals de civiele samenleving en de industrie, om het inzicht in de problematiek te vergroten en bij te dragen aan verbreding van de aanbevelingen van de GGE,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Ter bevordering onder derde landen van het proces dat moet leiden tot een Wapenhandelsverdrag, steunt de Europese Unie activiteiten om de volgende doelstellingen kracht bij te zetten:

a)

de nationale en regionale actoren, de lidstaten van de Verenigde Naties, de civiele samenleving en de industrie bewuster te maken van de huidige internationale besprekingen over een wapenhandelsverdrag;

b)

de doeltreffendheid van de door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties ingestelde groep van regeringsdeskundigen (GGE) voor een wapenhandelsverdrag te vergroten en de Verenigde Naties te versterken als enig forum dat een werkelijk universeel instrument tot stand kan brengen;

c)

bij te dragen tot meer betrokkenheid van alle lidstaten van de Verenigde Naties en van regionale organisaties bij het proces voor een wapenhandelsverdrag;

d)

gedachtewisselingen aan te moedigen tussen landen die aan de GGE deelnemen en landen die hieraan niet deelnemen;

e)

het debat tussen lidstaten van de Verenigde Naties aan te moedigen, met name tussen die welke niet deelnemen aan de GGE;

f)

een gedachtewisseling tussen lidstaten van de Verenigde Naties, regionale organisaties, de civiele samenleving en de industrie te bevorderen;

g)

eventuele elementen, de reikwijdte en de gevolgen van een wapenhandelsverdrag in kaart te brengen, en

h)

deze debatten en standpunten met de gehele internationale gemeenschap te delen.

2.   Ter verwezenlijking van de bovengenoemde doelstellingen onderneemt de EU het volgende project:

organisatie van zes regionale seminars, een openingsmanifestatie, een nevenactiviteit in de marge van de vergadering van de Eerste Commissie (64e zitting van AVVN) en een afsluitend seminar, waar de resultaten zullen worden verspreid.

Een gedetailleerde beschrijving staat in de bijlage.

Artikel 2

1.   Het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) voor het GBVB, draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit besluit. De Commissie wordt hier volledig bij betrokken.

2.   De technische uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project wordt uitgevoerd door het Instituut voor Ontwapeningsonderzoek van de Verenigde Naties (UNIDIR). Het voert zijn taak uit onder toezicht van de SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat. Daartoe treft de SG/HV de nodige regelingen met UNIDIR.

3.   Het voorzitterschap, de SG/HV en de Commissie verstrekken elkaar geregeld informatie over het project, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 3

1.   Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde activiteiten bedraagt 836 260 EUR, te financieren uit de algemene begroting van de Europese Unie.

2.   De met het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 2 bedoelde uitgaven, die als subsidie worden verstrekt. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met UNIDIR. In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat UNIDIR er zorg voor draagt dat de bijdragen van de EU zichtbaar zijn in een mate die overeenstemt met hun omvang.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

Het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV voor het GBVB, brengt bij de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit op basis van regelmatige verslagen naar aanleiding van elk regionaal seminar en van het slotseminar, die worden opgesteld door het Instituut voor Ontwapeningsonderzoek van de Verenigde Naties (UNIDIR). De Commissie wordt hier volledig bij betrokken en verstrekt informatie over de financiële aspecten van de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het verstrijkt 15 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst, of 6 maanden na de datum van vaststelling van dit besluit, indien binnen die termijn geen financieringsovereenkomst gesloten is.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GANDALOVIČ


BIJLAGE

1.   Doel

Algemeen doel van dit besluit van de Raad is de deelname van alle belanghebbenden aan de bespreking over een wapenhandelsverdrag te bevorderen, nationale en regionale bijdragen te integreren in het lopende internationale proces, en de reikwijdte en de gevolgen van een eventueel wapenhandelsverdrag in kaart te brengen.

2.   Project

2.1.   Doel van het project

In het kader van het project:

a)

de nationale en regionale actoren, de lidstaten van de Verenigde Naties, de civiele samenleving en de industrie bewuster te maken van de huidige internationale besprekingen over een wapenhandelsverdrag;

b)

de doeltreffendheid van de door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties ingestelde groep van regeringsdeskundigen (GGE) voor een wapenhandelsverdrag te vergroten en de Verenigde Naties te versterken als enig forum dat een werkelijk universeel instrument tot stand kan brengen;

c)

bij te dragen tot meer betrokkenheid van alle lidstaten van de Verenigde Naties en van regionale organisaties bij het proces voor een wapenhandelsverdrag;

d)

gedachtewisselingen aan te moedigen tussen landen die aan de GGE deelnemen en landen die hieraan niet deelnemen;

e)

het debat tussen lidstaten van de Verenigde Naties aan te moedigen, met name tussen die welke niet deelnemen aan de GGE;

f)

een gedachtewisseling tussen lidstaten van de Verenigde Naties, regionale organisaties, de civiele samenleving en de industrie te bevorderen;

g)

eventuele elementen, de reikwijdte en de gevolgen van een wapenhandelsverdrag in kaart te brengen, en

h)

deze debatten en standpunten met de gehele internationale gemeenschap te delen.

2.2.   Resultaten van het project

In het kader van het project:

a)

worden de aandacht voor, de kennis van en het inzicht in het proces voor een wapenhandelsverdrag vergroot,

b)

worden nieuwe actoren bij het debat betrokken,

c)

worden nationale en regionale punten van zorg en ideeën meegenomen in de internationale besprekingen, en

d)

wordt met ideeën en voorstellen, met name betreffende de reikwijdte en de gevolgen van een wapenhandelsverdrag, een bijdrage geleverd aan de inhoud ervan.

2.3.   Omschrijving van het project

Het project voorziet in de organisatie van een openingsmanifestatie, zes regionale seminars, één slotseminar waarin de algemene resultaten worden gepresenteerd en een nevenevenement in de marge van het Eerste Comité (64e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties). De structuur van het slotseminar is als volgt: seminar van één dag voor OVSE-landen en slotseminar van één dag.

2.3.1.   Openingsmanifestatie:

Er zal een openingsmanifestatie van één dag plaatsvinden om de doelstellingen van het project te presenteren en om bijdragen te vragen van de civiele samenleving, onderzoekers en NGO's teneinde steun voor het project te verzekeren.

2.3.2.   Regionale seminars:

1.

De regionale seminars vinden plaats gedurende twee dagen op een in de doelregio's te bepalen locatie. De seminars bestaan uit vier delen zodat de volgende presentaties en besprekingen aan bod kunnen komen:

a)

algemeen overzicht van het wapenhandelsverdrag, achtergrond, actoren enz.;

b)

specifieke presentatie van het lopende internationale proces;

c)

bespreking van de reikwijdte en de gevolgen van een eventueel wapenhandelsverdrag, en

d)

het verzamelen van ideeën voor verdere actie, alsook van aanbevelingen en voorstellen om mee te nemen in het proces voor een wapenhandelsverdrag.

2.

Tot de deelnemers aan deze regionale seminars behoren:

a)

vertegenwoordigers van landen uit de regio;

b)

vertegenwoordigers van regionale organisaties, waaronder NGO's;

c)

vertegenwoordigers van de lokale/regionale industrie;

d)

vertegenwoordigers van UNIDIR en UNODA (de Afdeling Conventionele Wapens en de Regionale Afdeling — waar passend ook van regionale centra);

e)

technische deskundigen van EU-lidstaten, waaronder vertegenwoordigers van de industrie;

f)

vertegenwoordigers van partnerorganisaties zoals onder meer het Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek van Stockholm (SIPRI, Zweden) of de Fondation pour la Recherche Stratégique (FRS, Frankrijk).

3.

Afhankelijk van de omvang van de regio's wordt verwacht dat aan elk seminar 30 tot 40 personen deelnemen.

4.

Na elk seminar wordt een samenvattend verslag van de besprekingen en aanbevelingen opgesteld. Dit samenvattende verslag wordt online en op elektronische opslagmedia ter beschikking gesteld.

5.

De regionale seminars vinden volgens de onderstaande indeling plaats:

a)

een seminar voor Centraal-, Noord- en West-Afrika;

b)

een seminar voor Oostelijk en Zuidelijk Afrika;

c)

een seminar voor Latijns-Amerika en het Caribische gebied;

d)

een seminar voor Azië en de Stille Oceaan;

e)

een seminar voor OVSE-landen;

f)

een seminar voor het Midden-Oosten.

6.

De voorgestelde voorlopige locaties van de seminars zijn:

a)

Dakar en Nairobi of Addis Abeba (voor elk van de twee seminars in Afrika);

b)

Mexico of Rio de Janeiro (voor Latijns-Amerika en het Caribische gebied);

c)

Phnom-Penh of New Delhi (voor Azië en de Stille Oceaan);

d)

Amman of Cairo (voor het Midden-Oosten);

e)

Brussel of Wenen (voor OVSE-landen).

7.

De uiteindelijke locaties worden bepaald teneinde de middelen en de beschikbare assistentie ter plaatse optimaal te benutten. Het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, is verantwoordelijk voor de definitieve keuze van de locatie op basis van de aanbevelingen van UNIDIR.

2.3.3.   Afsluitend seminar:

Na de zes regionale seminars wordt een afsluitend seminar georganiseerd om de besprekingen, aanbevelingen en ideeën over het proces voor een wapenhandelsverdrag aan de internationale gemeenschap te presenteren. De structuur van het slotseminar is als volgt: seminar van één dag voor OVSE-landen en slotseminar van één dag.

2.3.4.   Nevenactiviteit tijdens de vergadering van de Eerste Commissie (64e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties)

In de marge van de vergadering van de Eerste Commissie (64e zitting van de AVVN) wordt een nevenactiviteit georganiseerd om aan de in New York bijeengekomen belanghebbenden de resultaten van het project tot nu toe te presenteren.

2.3.5.   Resultaten — Bekendmaking

Tijdens elk seminar wordt er een kort samenvattend verslag van de besprekingen en van de aanbevelingen en ideeën voor een wapenhandelsverdrag opgesteld. De seminarverslagen worden online en op elektronische opslagmedia ter beschikking gesteld voor verspreiding.

Een eindverslag, waarin de samenvattende verslagen van de zes regionale seminars worden opgenomen, wordt tijdens het afsluitende seminar opgesteld en met het oog op opmerkingen gepresenteerd, en online en op elektronische opslagmedia ter beschikking gesteld voor verspreiding.

3.   Duur

De geraamde uitvoeringsperiode van dit project bedraagt 15 maanden.

4.   Begunstigden

De begunstigden van dit project zijn:

a)

alle VN-lidstaten, met bijzondere nadruk op lidstaten die niet aan de GGE deelnemen;

b)

de civiele samenleving en de industrie;

c)

betrokken regionale organisaties.

5.   Uitvoeringsorgaan

Het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, is verantwoordelijk voor de uitvoering van en het toezicht op dit project. Het voorzitterschap vertrouwt de technische uitvoering toe aan het Instituut voor Ontwapeningsonderzoek van de Verenigde Naties (UNIDIR).

Bij de uitvoering van het project werkt UNIDIR werkt samen met UN-ODA, het Internationaal Instituut voor Vredesonderzoek van Stockholm (SIPRI, Zweden) of de Fondation pour la Recherche Stratégique (FRS, Frankrijk). UNIDIR werkt in voorkomend geval samen met instellingen zoals regionale organisaties, NGO's en de industrie.

UNIDIR zal er zorg voor dragen dat de bijdragen van de EU zichtbaar zijn in een mate die overeenstemt met hun omvang.

6.   Financieel referentiebedrag voor de kosten van het project

De totale kosten van het project bedragen 836 260 EUR.


22.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.