ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 15

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
20 januari 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 24/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (ECB/2008/30)

1

 

*

Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (Herschikking) (ECB/2008/32)

14

 

 

 

*

Bericht aan de lezer (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

20.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/1


VERORDENING (EG) Nr. 24/2009 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 19 december 2008

houdende statistieken betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten

(ECB/2008/30)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid op artikel 5,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid op artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt in artikel 2, lid 1 dat de Europese Centrale Bank (ECB), ter vervulling van haar statistische rapportageverplichtingen, bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB’s), bevoegd is tot het verzamelen van statistische gegevens binnen de perken van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en van hetgeen nodig is om de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) uit te voeren. Uit Artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2533/98 blijkt dat lege financiële instellingen die zich bezighouden met securitisatietransacties (LFI’s) deel uitmaken van de refererentiepopulatie van informatieplichtigen voor de vervulling van de statistische rapportageverplichtingen van de ECB inzake onder meer monetaire en financiële statistieken. Verder is de ECB ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2533/98 gehouden om de werkelijke populatie van informatieplichtigen te bepalen binnen de grenzen van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en is zij gerechtigd om bepaalde categorieën informatieplichtigen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van hun rapportageverplichtingen.

(2)

Deze LFI-gegevens beogen de ECB de passende statistieken betreffende de financiële werkzaamheden van de LFI-subsector in de als één economisch gebied beschouwde deelnemende lidstaten te verschaffen.

(3)

Gezien de nauwe banden tussen de securitisatie-werkzaamheden van LFI’s en monetaire financiële instellingen (MFI’s), is een consistente, aanvullende en geïntegreerde verslaglegging door MFI’s en LFI’s vereist. Daarom dient de overeenkomstig deze Verordening geleverde statistische informatie samen met de gegevensverplichtingen voor MFI’s betreffende gesecuritiseerde leningen, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 betreffende de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking) (ECB/2008/32) (2) te worden beoordeeld.

(4)

Deze geïntegreerde rapportagemethode door LFI’s en MFI’s en de vrijstellingen van deze Verordening dient de rapportagelast voor rapportageplichtigen te minimaliseren en overlappingen te vermijden bij de rapportage van statistische informatie door LFI’s en MFI’s.

(5)

De NCB’s dienen het recht te hebben de LFI’s vrij te stellen van de rapportageverplichtingen die onredelijk hoge kosten teweeg zouden brengen in vergelijking met het voordeel voor de statistieken.

(6)

Hoewel krachtens artikel 34.1 van de ESCB-statuten aangenomen verordeningen geen rechten toekennen, noch verplichtingen opleggen aan niet-deelnemende lidstaten, geldt artikel 5 van de statuten van het ESCB voor alle lidstaten, ongeacht of zij al dan niet de euro aangenomen hebben. Overweging 17 van Verordening (EG) nr. 2533/98 verduidelijkt dat artikel 5 van de ESCB-statuten, samen met artikel 10 (vroeger artikel 5) van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap de verplichting inhoudt om op nationaal niveau alle maatregelen te nemen en uit te voeren die niet-deelnemende lidstaten dienstig achten voor de verzameling van de nodige statistische gegevens om te voldoen aan de door de ECB opgelegde rapportagevereisten, evenals voor het tijdig treffen van voorbereidingen op het gebied van de statistiek, zodat zij deelnemende lidstaten kunnen worden.

(7)

Het sanctieregime van de ECB zoals bepaald in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2533/98 geldt voor LFI’s,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„LFI”: een onderneming die overeenkomstig gemeenschapsrecht of nationaal recht is opgericht krachtens één van de volgende mogelijkheden:

i)

contractrecht als een door beheermaatschappij beheerd beleggingsfonds;

ii)

trustrecht;

iii)

vennootschapsrecht als een naamloze vennootschap met beperkte aansprakelijkheid of een besloten vennootschap;

iv)

een ander gelijkaardig mechanisme

waarvan de hoofdactiviteit aan volgende criteria voldoet:

a)

zij beoogt één of meer securitisatietransacties uit te voeren dan wel voert deze uit en is gevrijwaard van het risico van faillissement of een andere vorm van in gebreke blijven van de initiator, en

b)

zij geeft het volgende uit, dan wel beoogt zulks te doen: effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten en/of zij is wettelijke of economische eigenaar of kan dit zijn van aan de uitgifte van effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten onderliggende activa die te koop aangeboden worden aan het publiek of verkocht worden op basis van onderhandse plaatsingen, en

De volgende ondernemingen vallen niet onder de definitie van een LFI:

MFI’s in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) (3),

beleggingsfondsen (BF’s) in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 958/2007 van de Europese Centrale Bank van 27 juli 2007 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2007/8) (4);

2.

„Securitisatie”: een transactie of regeling waarbij een activum of een pool van activa aan een van de initiator afgescheiden entiteit overgedragen wordt en gecreëerd werd voor securitisatie of daartoe dient en/of het kredietrisico van een activum of een pool van activa, of een deel ervan, overgedragen wordt aan de beleggers in de effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten die werden uitgegeven door een van de initiator afgescheiden entiteit en gecreëerd werd voor securitisatie of daartoe dient, en:

a)

bij een overdracht van een kredietrisico, wordt de overdracht voltooid door:

de economische overdracht van gesecuritiseerde activa aan een van de initiator afgescheiden entiteit die gecreëerd werd voor securitisatie of daartoe dient. Dit wordt gerealiseerd door de eigendomsoverdracht van de gesecuritiseerde activa van de initiator of door subdeelneming, of

het gebruik van kredietderivaten, garanties of andere gelijkaardige mechanismen,

en

b)

als dergelijke effecten, eenheden van securitisatiefondsen, andere schuldbewijzen en/of financiële derivaten uitgegeven worden, zij geen betalingsverplichtingen van de initiator vormen;

3.

„Initiator”: de overdrager die de activa of een pool van activa en/of het kredietrisico van het activum of de pool van activa aan de securitisatiestructuur heeft overgedragen;

4.

„Deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro heeft aangenomen;

5.

„Niet-deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen;

6.

„Rapportageplichtige”: een rapportageplichtige in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98;

7.

„Ingezetene”: een ingezetene in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98. Binnen de context van deze Verordening, en bij gebreke van een significante fysische dimensie van een juridische entiteit, bepaalt het recht van het economische gebied de rechtspersoonlijkheid en daardoor het ingezetenschap van de entiteit. Als de entiteit geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt de statutaire vestigingsplaats als criterium gebruikt, namelijk het land wiens rechtssysteem de oprichting en het verdere bestaan van de entiteit beheerst;

8.

„MFI”: een monetaire financiële instelling in de zin van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32);

9.

„Relevante NCB”: de NCB van de deelnemende lidstaat waarin de betrokken LFI ingezeten is;

10.

„Starten met de werkzaamheden”: alle met securitisatie verband houdende werkzaamheden, waaronder voorbereidingsmaatregelen, met uitzondering van de oprichting van een entiteit, die naar verwachting de securitisatie-werkzaamheden binnen de volgende zes maanden niet zal starten. Verricht een LFI werkzaamheden nadat de securitisatie-werkzaamheden voorzienbaar worden, dan betekent zulks dat met de werkzaamheden werd gestart.

Artikel 2

Populatie van informatieplichtigen

1.   In het grondgebied van een deelnemende lidstaat ingezeten LFI’s vormen de referentiepopulatie van informatieplichtigen. De referentiepopulatie van informatieplichtigen is onderworpen aan de verplichting van artikel 3, lid 2.

2.   De referentiepopulatie van informatieplichtigen, met uitsluiting van de LFI’s die volledig vrijgesteld werden krachtens artikel 5, lid 1 onder c), vormt de werkelijke populatie van informatieplichtigen. De werkelijke populatie van informatieplichtigen is onderworpen aan de rapportageverplichtingen van artikel 4, onder voorbehoud van de in artikel 5 vastgelegde vrijstellingen. De LFI’s die krachtens artikel 5, lid 3 hun jaarrekening rapporteren of die krachtens artikel 5, lid 5 onderworpen zijn aan ad hoc-rapportageverplichtingen, maken eveneens deel uit van de werkelijke populatie van informatieplichtigen.

3.   Verantwoordelijk voor de rapportage van de krachtens deze Verordening vereiste informatie zijn de personen die gerechtigd zijn om de LFI te vertegenwoordigen, of bij gebreke van een geformaliseerde vertegenwoordiging, personen die krachtens de toepasselijke nationale wetgeving aansprakelijk zijn voor de handelingen van de LFI, als de LFI geen rechtspersoonlijkheid heeft krachtens haar nationale wetgeving.

Artikel 3

Lijst van LFI’s voor statistische doeleinden

1.   De Directie van de ECB maakt voor statistische doeleinden een lijst van LFI’s op die de referentiepopulatie van informatieplichtigen vormen en houdt deze bij. De LFI’s geven overeenkomstig Richtsnoer ECB/2008/31 van 19 december 2008 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (herschikking) (5) aan de NCB’s de door deze gevraagde gegevens door. De NCB’s en de ECB stellen deze lijst, en de herzieningen ervan, op passende wijze ter beschikking, o.a. elektronisch, via het internet of, op verzoek van de betrokken rapportageplichtigen, in gedrukte vorm.

2.   Een LFI brengt de betrokken NCB binnen de week vanaf de datum waarop de LFI haar werkzaamheden heeft gestart op de hoogte van haar bestaan, ongeacht of zij verwacht onderworpen te zijn aan de periodieke rapportageverplichting krachtens deze verordening.

3.   Als de meest recent beschikbare elektronische versie van de lijst waarnaar wordt verwezen in lid 1 onjuist is, legt de ECB echter geen sancties op aan entiteiten die niet naar behoren aan hun rapportageverplichtingen hebben voldaan voor zover aan de vereisten van lid 2 werd voldaan en de entiteit te goeder trouw afging op de onjuiste lijst.

Artikel 4

Statistische rapportageverplichtingen en rapportageregels op kwartaalbasis

1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen levert op kwartaalbasis aan de relevante NCB gegevens betreffende de aan het kwartaaleinde uitstaande bedragen, financiële transacties en afschrijvingen/afwaarderingen van de activa en passiva van de LFI’s, zulks overeenkomstig de bijlagen I en II.

2.   Voor zover de in lid 1 genoemde gegevens afgeleid kunnen worden overeenkomstig de statistische nimumkwaliteitsnormen van bijlage III, kunnen de NCB’s de krachtens lid 1 vereiste statistische gegevens betreffende door LFI’s uitgegeven en aangehouden effecten effectsgewijs verzamelen.

3.   Onverminderd de rapportageregels van bijlage II, worden alle activa en passiva van LFI’s krachtens deze verordening gerapporteerd overeenkomstig de rapportageregels zoals bepaald in de desbetreffende nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (6). De regels inzake financiële administratie in de desbetreffende nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op basis van artikel 54, lid 3 onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (7) zijn van toepassing op LFI’s die niet binnen het toepassingsgebied vallen van de nationale wet tot tenuitvoerlegging van Richtlijn 86/635/EEG. Andere relevante nationale of internationale standaarden of praktijken voor jaarrekeningen zijn van toepassing op LFI’s die niet vallen onder de nationale wetgeving tot tenuitvoerlegging van deze richtlijnen.

4.   Indien lid 3 de rapportage van instrumenten op basis van de actuele marktwaarde vereist, kunnen NCB’s de LFI’s vrijstellen van de rapportage van deze instrumenten op basis van actuele marktwaarde als de kosten voor de LFI daarvoor onredelijk hoog zouden zijn. In dat geval passen LFI’s de waardering toe die gebruikt wordt voor beleggersrapporten.

5.   Als de beschikbare gegevens overeenkomstig de nationale marktpraktijken verwijzen naar om het even welke datum binnen een kwartaal, kunnen de NCB’s de rapportageplichtigen toestaan deze kwartaalgegevens in plaats daarvan te rapporteren, mits deze gegevens vergelijkbaar zijn en rekening wordt gehouden met significante transacties tussen deze datum en het einde van het kwartaal.

6.   Een LFI mag, in overeenstemming met de desbetreffende NCB, in plaats van afschrijvingen/afwaarderingen van lid 1 andere informatie leveren op basis waarvan de NCB de vereiste gegevens betreffende afschrijvingen/afwaarderingen kan afleiden.

Artikel 5

Vrijstellingen

1.   De NCB’s kunnen de volgende vrijstellingen van de rapportageverplichtingen van artikel 4 verlenen:

a)

Voor door MFI’s van het eurogebied geïnitieerde leningen die uitgesplitst zijn naar looptijd, sector en ingezetenschap van de debiteuren, en indien de MFI’s de gesecuritiseerde leningen in de zin van Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) blijven aflossen, kunnen de NCB’s vrijstellingen verlenen van de rapportageplicht betreffende deze leningen. Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32) stipuleert de rapportage van deze gegevens.

b)

De NCB’s kunnen LFI’s vrijstellen van alle in bijlage I vastgelegde rapportageverplichtingen, afgezien van de verplichting om in elke deelnemende lidstaat op kwartaalbasis gegevens betreffende het uitstaande kwartaalultimobedrag van de totale activa te rapporteren, op voorwaarde dat LFI’s die bijdragen tot de geaggregeerde kwartaalrekening van activa/passiva minstens 95 % van alle activa van de LFI vertegenwoordigen in termen van uitstaande bedragen. De NCB’s controleren tijdig of aan deze voorwaarde wordt voldaan, teneinde met ingang van het begin van elk kalenderjaar een vrijstelling te verlenen of, zo nodig, in te trekken.

c)

Voor zover de gegevens van artikel 4 overeenkomstig de statistische minimumkwaliteitsnormen, zoals vastgelegd in bijlage III, kunnen worden afgeleid uit andere statistische, openbare of gegevensbronnen van toezichthouders en onverminderd de subalinea’s a en b, kunnen de NCB’s, na overleg met de ECB, de rapportageplichtigen volledig of gedeeltelijk vrijstellen van de rapportageverplichtingen van bijlage I bij deze Verordening.

2.   De LFI’s kunnen, mits de desbetreffende NCB voorafgaand toestemming verleent, afzien van de vrijstellingen van lid 1 en de volledige rapportageverplichtingen van artikel 4 nakomen.

3.   LFI’s die genieten van een vrijstelling in de zin van lid 1 onder c), rapporteren de jaarrekening, als deze niet openbaar toegankelijk is, binnen zes maanden na het einde van de referentieperiode of zo snel mogelijk daarna, aan de desbetreffende NCB, zulks overeenkomstig de toepasselijke nationale wettelijke praktijken in de lidstaat van ingezetenschap van de LFI. De desbetreffende NCB stelt de LFI’s in kennis van deze op hen toepasselijke rapportageverplichting.

4.   De desbetreffende NCB trekt de vrijstelling van lid 1 onder c) in als de gegevens inzake statistische normen die vergelijkbaar zijn met de in deze verordening vastgelegde normen gedurende drie opeenvolgende rapportageperiodes niet tijdig ter beschikking werden gesteld aan de desbetreffende NCB, ongeacht of dit al dan niet toe te rekenen is aan de betrokken LFI. Zoals uiteengezet in artikel 4 beginnen de LFI’s met de gegevensrapportage, zulks ten laatste drie maanden na de datum waarop de desbetreffende NCB de rapportageplichtigen in kennis heeft gesteld van de ingetrokken vrijstelling.

5.   Onverminderd lid 3, kunnen de NCB’s ad hoc rapportageverplichtingen opleggen aan LFI’s met een vrijstelling in de zin van lid 1 onder c), zulks om te voldoen aan de vereisten van deze Verordening. LFI’s rapporteren de op ad hoc basis gevraagde informatie binnen 15 werkdagen na het verzoek van de desbetreffende NCB.

Artikel 6

Uiterste data

De NCB geven de ECB gegevens door betreffende geaggregeerde kwartaalactiva en -passiva betreffende de balansposities van LFI’s in elke deelnemende lidstaat, en wel uiterlijk aan het einde van de 28e werkdag volgend op het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben. De NCB’s leggen uiterste data vast voor de ontvangst van gegevens van de rapportageplichtigen.

Artikel 7

Minimumnormen en nationale rapportageprocedures

1.   De LFI’s voldoen aan de rapportageverplichtingen waaraan zij onderworpen zijn in overeenstemming met de minimumnormen voor de transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, als vastgelegd in bijlage III.

2.   De NCB’s definiëren de door de werkelijke populatie van informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures en passen deze toe overeenkomstig nationale kenmerken. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de vereiste statistische gegevens opleveren en een nauwkeurige controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage III.

Artikel 8

Verificatie en gedwongen verzameling

De NCB’s oefenen het recht tot verificatie of verzameling van de gegevens die informatieplichtigen krachtens deze verordening dienen te verstrekken uit, onverminderd het recht van de ECB om deze rechten zelf uit te oefenen. De NCB’s oefenen deze rechten met name uit wanneer een tot de werkelijke populatie van informatieplichtigen behorende instelling niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals vastgelegd in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 9

Eerste rapportage

1.   Een LFI die de werkzaamheden startte vóór 25 maart 2009, stelt de desbetreffende NCB in kennis van haar bestaan tegen eind maart 2009, ongeacht of deze al dan niet verwacht onderworpen te zijn aan de periodieke rapportage krachtens deze Verordening.

2.   Een LFI die de werkzaamheden startte na 24 maart 2009 stelt de desbetreffende NCB in kennis van haar bestaan overeenkomstig artikel 3, lid 2.

3.   De eerste rapportage overeenkomstig de op de LFI toepasselijke statistische rapportagevereisten van artikel 4 en 5 begint met de kwartaalgegevens vanaf december 2009. De eerste gegevensrapportage betreft slechts uitstaande bedragen.

4.   LFI’s die de werkzaamheden na 31 december 2009 starten, rapporteren bij de eerste rapportage gegevens op kwartaalbasis, teruggaand tot de eerste securitisatietransactie.

5.   LFI’s die de werkzaamheden starten nadat hun lidstaat de euro na 31 december 2009 heeft aangenomen, rapporteren bij de eerste rapportage gegevens op kwartaalbasis, teruggaand tot op de eerste securitisatietransactie.

Artikel 10

Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking op de 20-ste dag volgende op de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 19 december 2008.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  Zie bladzijde 14 van dit Publicatieblad.

(3)  Is nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.

(4)  PB L 211 van 11.8.2007, blz. 8.

(5)  Is nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad.

(6)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

(7)  PB L 222 van 30.6.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

STATISTISCHE RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

Tabel 1

Uitstaande bedragen en nieuwe transacties

 

A.

Binnenland

B.

Overige deelnemende lidstaten

C.

Rest van de wereld

D.

Totaal

Totaal

MFI's

Geen MFI's - Totaal

Totaal

Totaal

MFI's

Geen MFI' s- Totaal

Totaal

 

Overheid (S.13)

 

Overige ingezetenen:

 

Overheid (S.13)

 

Overige ingezetenen:

Totaal

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

Totaal

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële vennootschappen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14+S.15)

 

waarvan LFI's

 

waarvan LFI's

ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1

Vordering inzake deposito’s en leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2

Gesecuritiseerde leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2a

MFI van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 1 jaar en tot 5 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 5 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2b

overheid van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2c

OFI en verzekeringsinstellingen (1) en pensioenfondsen van het eurogebied (2) als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2d

niet-financiële vennootschap van het eurogebied (3) als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2e

initiator van buiten het eurogebied

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Effecten m.u.v. aandelen  (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 1 jaar en tot 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Andere gesecuritiseerde activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4b

waarvan overheid van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4b

waarvan niet-financiële vennootschap van het eurogebied als initiator

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Aandelen en overige deelnemingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Financiële derivaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Vaste activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Ontvangen leningen en deposito’s

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10

Uitgegeven schuldbewijzen  (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 1 jaar en tot 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Kapitaal en reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12

Financiële derivaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Overige passiva

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 2

Afschrijvingen/afwaarderingen

 

D.

Totaal

 

 

ACTIVA

 

2

Gesecuritiseerde leningen

 


(1)  Overige financiële intermediairs, m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

(2)  Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

(3)  Niet-financiële vennootschappen

(4)  Overeenkomstig artikel 4(2) mogen NCB's kiezen deze gegevens te verzamelen op een effectsgewijze basis.


BIJLAGE II

DEFINITIES

AFDELING 1

Definities van categorieën instrumenten

Deze tabel bevat een gedetailleerde standaardbeschrijving van de categorieën instrumenten die de nationale centrale banken (NCB’s) conform deze verordening omzetten in nationale categorieën. De tabel is geen lijst van individuele financiële instrumenten en de beschrijvingen zijn niet uitputtend. De definities verwijzen naar het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (het „ESR 95”).

Alle financiële activa en passiva dienen op brutobasis te worden gerapporteerd, d.w.z. financiële activa worden gerapporteerd met inbegrip van financiële verplichtingen.

Tabel A

Definities van categorieën instrumenten betreffende de activa en passiva van lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten

CATEGORIEËN ACTIVA

Categorie

Belangrijkste kenmerken

1.

Vordering inzake deposito’s en leningen

Ten behoeve van het rapportagekader omvat deze post fondsen die de securitisatietransacties verrichtende lege financiële instelling (LFI’s) leent aan kredietnemers, welke fondsen niet zijn belichaamd in documenten of die zijn belichaamd in één enkel document zelfs als dit verhandelbaar is geworden.

Het betreft onder meer de volgende posten:

bij monetaire financiële instellingen (MFI’s) geplaatste deposito’s

aan LFI’s verstrekte leningen

vorderingen krachtens repo-overeenkomsten met wederverkoopverplichting of opgenomen effectenleningen tegen cash onderpand. Tegenpost van gelden betaald in ruil voor door LFI’s gekochte effecten, of opgenomen effectenleningen tegen cash onderpand (zie categorie 9)

Deze post omvat tevens aangehouden in omloop zijnde euro- en buitenlandse bankbiljetten en munten die algemeen worden gebruikt voor het verrichten van betalingen.

2.

Gesecuritiseerde leningen

Ten behoeve van het rapportagekader bestaat dit uit aan de kredietnemers geleende fondsen die door de rapportageplichtigen van de initiator werden verworven. Deze fondsen zijn niet belichaamd in documenten of zijn belichaamd in één enkel document, zelfs indien dit verhandelbaar is geworden.

Dit omvat eveneens:

financiële leases ten behoeve van derden: Financiële leases zijn contracten waarbij de juridische eigenaar van een duurzaam goed (verder de „lessor”) deze activa voor het grootste deel, zo niet voor de gehele economische levensduur van de activa, uitleent aan een derde (verder de „lessee”) in ruil voor afbetalingstermijnen ter dekking van de kosten van het goed plus ingecalculeerde rentekosten. De lessee wordt verondersteld alle aan het gebruik van het goed verbonden voordelen te genieten en de aan de eigendom verbonden kosten en risico’s te dragen. Statistisch zijn financiële leases leningen van de lessor aan de lessee waarmee de lessee het duurzame goed kan aankopen. Door een initiator verstrekte financiële leases, welke handelt als lessor, dienen te worden opgenomen onder de actiefpost „gesecuritiseerde leningen”. De aan de lessee zijn uitgeleende activa (duurzame goederen) dienen nergens te worden opgenomen.

dubieuze vorderingen die nog niet zijn afgelost of afgeschreven: dubieuze vorderingen worden beschouwd als leningen met achterstallige terugbetaling of die anderszins onvolwaardig zijn bevonden.

aangehouden niet-verhandelbare effecten: aangehouden effecten met uitzondering van niet-verhandelbare aandelen en andere deelnemingen, die niet op secundaire markten kunnen worden verhandeld, zie tevens „verhandelde leningen”.

verhandelde leningen: De facto verhandelbaar geworden leningen, dienen te worden opgenomen onder de actiefpost „gesecuritiseerde leningen”, indien ze verder in één enkel document worden belichaamd en doorgaans slechts incidenteel verhandeld worden.

achtergestelde schuld in de vorm van deposito’s of leningen: Achtergestelde schuldbewijzen verschaffen een ondergeschikte vordering op de uitgevende instelling die alleen kan worden uitgeoefend nadat alle vorderingen met een hogere status (bijv. deposito’s/leningen) zijn voldaan, waardoor ze enigszins lijken op „aandelen en andere deelnemingen”. Statistisch dienen achtergestelde schulden te worden behandeld overeenkomstig de aard van het financiële instrument, d.w.z. geclassificeerd te worden als „gesecuritiseerde leningen” of als „effecten met uitzondering van aandelen”. Indien het gangbaar is alle vormen van door een LFI aangehouden achtergestelde schulden voor statistische doeleinden als een enkel cijfer aan te geven, dient dit cijfer onder de post „effecten met uitzondering van aandelen” te worden opgenomen, omdat achtergestelde schulden hoofdzakelijk bestaan uit effecten en niet uit leningen.

Gesecuritiseerde leningen dienen overeenkomstig de volgende regels te worden gerapporteerd:

een uitsplitsing naar looptijd voor door MFI’s van het eurogebied geïnitieerde leningen aan niet-financiële vennootschappen. Dat betreft de looptijd op het ogenblik dat de lening werd verstrekt, d.w.z. oorspronkelijke looptijd en verwijst naar de vaste periode waarbinnen de lening moet zijn afgelost

leningen dienen tegen nominale waarde te worden gerapporteerd, zelfs indien ze door de initiator voor een andere prijs werden gekocht. De tegenpost voor het verschil tussen de nominale waarde en de aankoopprijs dient te worden opgenomen onder „overige passiva”

Deze post omvat gesecuritiseerde leningen ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de leningen op de balans van de rapportageplichtige worden opgenomen.

3.

Effecten met uitzondering van aandelen

Aangehouden effecten met uitzondering van „aandelen of overige deelnemingen” die verhandelbaar zijn en gewoonlijk op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling.

Hiertoe behoren:

aangehouden effecten, al dan niet belichaamd door documenten die de houder een onvoorwaardelijk recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of een vast bedrag op een bepaalde datum of op bepaalde data, dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum;

achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen

Effecten die uitgeleend worden op grond van effectenuitleentransacties of verkocht zijn krachtens een repo-overeenkomst, blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan en dienen niet te worden opgenomen op de balans van de tijdelijke verkrijger indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet eenvoudigweg een optie om dat te doen (zie categorie 9). Indien de tijdelijke verkrijger de ontvangen effecten verkoopt, dient deze verkoop als een rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapieren te worden geregistreerd en op de balans van de tijdelijke verkrijger worden opgenomen als een negatieve positie in de effectenportefeuille.

Een uitsplitsing naar looptijd is vereist voor aangehouden effecten met uitzondering van aandelen. Dit betekent looptijd bij uitgifte, d.w.z. oorspronkelijke looptijd, en verwijst naar de vaste looptijd van een financieel instrument en kan niet vóór de afloop ervan worden afgelost.

Deze post omvat effecten met uitzondering van aandelen die gesecuritiseerd werden, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethode eist dat de effecten op de balans van de rapportageplichtige worden opgenomen.

4.

Overige gesecuritiseerde activa

Deze post omvat gesecuritiseerde activa met uitzondering van die van de categorieën 2 en 3, zoals belastingvorderingen en commerciële kredieten, ongeacht of de heersende administratieve verantwoordings- of verslagleggingsmethode eist dat de activa op de balans van de rapportageplichtige worden opgenomen.

5.

Aandelen en overige deelnemingen

Aangehouden effecten die eigendomsrechten vertegenwoordigen in ondernemingen of quasi-vennootschappen. Deze effecten geven de houders in het algemeen recht op een aandeel in de winst van ondernemingen of quasi-vennootschappen alsmede in het eigen vermogen bij liquidatie

6.

Financiële derivaten

De volgende financiële derivaten dienen onder deze post te worden gerapporteerd:

opties

warrants

futures

swaps, met name kredietverzuimswap

Bruto toekomstige verplichtingen uit derivatencontracten dienen niet als balansposten te worden opgenomen

Deze post omvat geen financiële derivaten die overeenkomstig de nationale regels niet op de balans dienen te worden opgenomen

7.

Vaste activa

Deze post omvat investeringen in materiële vaste activa, bijv. in huizen, overige gebouwen en bouwwerken en niet-woongebouwen

8.

Overige activa

Dit is een restpost aan de actiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet elders opgenomen activa”. Deze post kan omvatten:

te ontvangen lopende rente op deposito’s en leningen

te ontvangen rente op effecten met uitzondering van aandelen

lopende huur op gebouwen

te ontvangen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de LFI

CATEGORIEËN PASSIVA

Categorie

Belangrijkste kenmerken

9.

Ontvangen leningen en deposito’s

Door LFI’s aan crediteuren verschuldigde bedragen, niet zijnde gelden verkregen door de uitgifte van verhandelbare effecten. Deze post bestaat uit:

leningen: Aan de rapporterende LFI’s verstrekte leningen die niet zijn belichaamd in documenten of zijn belichaamd in één enkel document, zelfs indien dit verhandelbaar is geworden

niet-verhandelbare schuldbewijzen, uitgegeven door LFI’s: Instrumenten kunnen als „niet-verhandelbaar” worden aangeduid in die zin dat de overdracht van de juridische eigendom van het instrument beperkt mogelijk is, wat betekent dat ze niet kunnen worden verhandeld of, ook al zijn ze technisch verhandelbaar, verhandelen niet mogelijk is vanwege het ontbreken van een gereguleerde markt. Niet-verhandelbare, door informatieplichtigen uitgegeven instrumenten die nadien verhandelbaar worden en die op secundaire markten kunnen worden verhandeld, dienen als „schuldbewijzen” te worden ingedeeld.

repo’s: tegenpost van gelden ontvangen in ruil voor door de informatieplichtigen tegen een bepaalde koers verkochte effecten onder beding van wederinkoop van dezelfde (of soortgelijke) effecten tegen een vaste koers op een afgesproken datum. Door informatieplichtigen ontvangen bedragen in ruil voor effecten die aan een derde zijn overgedragen („tijdelijke verkrijger”) dienen hier te worden ingedeeld, indien er een vaste verplichting bestaat om de transactie om te keren en niet louter een optie daartoe. Dit houdt in dat tijdens de transactie de informatieplichtigen alle risico’s en beloningen van de onderliggende effecten dragen.

De volgende varianten van repo-achtige transacties worden allemaal hier ingedeeld:

ontvangen bedragen in ruil voor effecten die tijdelijk aan een derde zijn overgedragen in de vorm van een effectenuitleen tegen liquide onderpand

ontvangen bedragen in ruil voor effecten die tijdelijk aan een derde zijn overgedragen in de vorm van een verkoop/terugkoopovereenkomst

De onderliggende effecten van repo-achtige transacties worden geboekt volgens de regels in actiefpost 3 „effecten met uitzondering van aandelen”.

Transacties die de tijdelijke overdracht van goud tegen liquide onderpand behelzen, worden ook onder deze post opgenomen

10.

Uitgegeven schuldbewijzen

Door LFI’s uitgegeven effecten niet zijnde „aandelen en overige effecten” die doorgaans verhandelbare instrumenten zijn en op secundaire markten worden verhandeld of op de markt kunnen worden verrekend en die de houder geen eigendomsrechten verlenen met betrekking tot de emitterende instelling. Het omvat o.a. effectenuitgiften in de vorm van:

Door activa gedekte effecten (Asset-backed securities)

Credit-linked notes

11.

Kapitaal en reserves

Voor het rapportagekader omvat deze categorie de bedragen die voortvloeien uit de uitgifte door informatieplichtigen aan aandeelhouders en anderen met eigendomsrechten, van aandelen in het eigen vermogen die voor de houder eigendomsrechten in de LFI vertegenwoordigen en in het algemeen recht geven op een aandeel in de winst en een aandeel in het eigen vermogen bij liquidatie. Hiertoe behoren eveneens gelden uit hoofde van niet-uitgekeerde winst en door informatieplichtigen gereserveerde gelden voor toekomstige betalingen en verplichtingen. Hiertoe behoren:

eigen vermogen

niet-uitgekeerde winsten of gelden

specifieke en algemene voorzieningen met betrekking tot leningen, effecten en andere activa

eenheden van securitisatiefondsen

12.

Financiële derivaten

Zie categorie 6

13.

Overige passiva

Dit is een restpost aan de passiefzijde van de balans, gedefinieerd als „niet-elders-opgenomen passiva”

Deze post kan omvatten:

te ontvangen lopende rente op deposito’s en leningen

te betalen bedragen uit anderen hoofde dan het kernbedrijf van de LFI, d.w.z. bedragen verschuldigd aan leveranciers, belastingen, lonen, sociale premies etc.

voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen, d.w.z. pensioenen, dividenden etc.

nettoposities uit hoofde van effectenuitleen zonder liquide onderpand

netto te betalen bedragen uit hoofde van toekomstige afrekeningen van effectentransacties

tegenposten voor de waarderingsaanpassing, d.w.z. de nominale waarde minus aankoopprijs van leningen

AFDELING 2

Definities van sectoren

Het ESR 95 stelt de norm voor de sectorindeling. Op het grondgebied van de deelnemende lidstaten gevestigde tegenpartijen worden voor statistische doeleinden geïdentificeerd aan de hand van hun sector, conform de lijst van LFI’s, beleggingsfondsen (BF’s) en MFI’s en de leidraad voor de statistische classificatie van tegenpartijen in het Sectorhandboek voor statistieken inzake monetaire financiële instellingen en markten (Guidance for the statistical classification of customers by the European Central Bank).

Tabel B

Definities van sectoren

Sector

Definitie

1.

MFI’s

Ingezeten nationale centrale banken, ingezeten kredietinstellingen zoals gedefinieerd in communautaire wetgeving, en overige ingezeten financiële instellingen die er hun bedrijf van maken deposito’s en/of nauwe substituten van deposito’s aan te trekken van andere entiteiten dan MFI’s, en voor eigen rekening, ten minste in economische zin, krediet te verstrekken en/of te beleggen in effecten (Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 betreffende de balans van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking) (ECB/2008/32)).

2.

Overheid

Ingezeten eenheden met als hoofdfunctie het voortbrengen van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor individueel of collectief gebruik en/of de herverdeling van het nationale inkomen en het nationale vermogen (ESR 95, paragrafen 2.68-2.70)

3.

Overige financiële intermediairs en financiële hulpbedrijven:

Financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen, met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen, met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen anders dan in de vorm van valuta’s, deposito’s en/of nauwe substituten voor deposito’s van institutionele eenheden met uitzondering van MFI’s, of technische reserves van verzekeringen (ESR 95, paragrafen 2.53-2.56). BF’s zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 958/2007 van de Europese Centrale Bank van 27 juli 2007 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2007/8) en LFI’s zoals omschreven in deze Verordening, zijn in deze sector opgenomen. Eveneens opgenomen zijn financiële hulpbedrijven bestaande uit alle financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie het verlenen van financiële hulpdiensten (ESR 95, paragrafen 2.57-2.59)

4.

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

Financiële vennootschappen en quasi-vennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie ten gevolge van risicospreiding (ESR 95, paragrafen 2.60-2.67),

5.

Niet-financiële vennootschappen

Vennootschappen en quasi-vennootschappen die zich niet bezighouden met financiële intermediatie maar waarvan de hoofdfunctie bestaat uit het produceren van marktgoederen en niet-financiële diensten (ESR 95, paragrafen 2.21-2.31)

6.

Huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

Personen of groepen van personen, in de hoedanigheid van consument en producenten van goederen en niet-financiële diensten voor uitsluitend eigen consumptie, alsook in de hoedanigheid van producent van marktgoederen en niet-financiële en financiële diensten mits hun werkzaamheden niet worden uitgeoefend door quasi-ondernemingen. De sector omvat tevens instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens, met als hoofdfunctie de productie van niet-marktgoederen en -diensten bestemd voor bepaalde groepen huishoudens (ESR 95, paragrafen 2.75-2.88).

AFDELING 3

Definitie van financiële transacties

Financiële transacties overeenkomstig ESR 95 worden gedefinieerd als de netto-aankoop van financiële activa of het netto aangaan van verplichtingen voor elk type financieel instrument, d.w.z. de som van alle financiële transacties die in de betreffende verslagperiode plaatsvinden. De waarderingsmethode voor elke transactie is de aankoop-/verkoopwaarde van de activa en/of passiva worden aangegaan, afgelost of vervangen. Financiële transacties dienen in beginsel deze methodologie te respecteren.

AFDELING 4

Definitie van afschrijvingen/afwaarderingen

Afschrijvingen/afwaarderingen worden gedefinieerd als het effect van veranderingen in de waarde van op de balans opgenomen leningen, die worden veroorzaakt door de afschrijvingen/afwaarderingen van leningen. Afschrijvingen/afwaarderingen die worden geconstateerd bij verkoop of overdracht van de leningen aan derden, worden ook opgenomen, indien identificeerbaar. In geval van afschrijvingen wordt de lening als een waardeloze actiefpost beschouwd en van de balans wordt verwijderd. In geval van afwaarderingen wordt ervan uitgegaan dat de lening niet volledig geïnd zal worden en op de balans wordt de waarde van de lening verminderd.


BIJLAGE III

MINIMUMKWALITEITSNORMEN WAARAAN DE RAPPORTAGE DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN MOET VOLDOEN

Informatieplichtigen dienen de volgende minimumkwaliteitsnormen in acht te nemen, om aan de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank (ECB) te voldoen.

1.

Minimumnormen voor transmissie:

a)

de rapportage aan de nationale centrale banken (NCB’s) gebeurt tijdig en binnen de termijn die door de betreffende NCB is vastgesteld;

b)

vorm en formaat van de statistische rapporten voldoen aan de technische rapportagevereisten die hiervoor door de NCB’s zijn vastgesteld;

c)

de contactpersonen binnen de informatieplichtige worden aangewezen, en

d)

de datatransmissie aan de NCB’s gebeurt met inachtneming van de daarvoor vastgestelde technische specificaties.

2.

Minimumnormen voor nauwkeurigheid:

a)

aan alle lineaire beperkingen moet worden voldaan waar van toepassing, bijv. activa en passiva dienen gelijk te zijn, en opgetelde subtotalen moeten gelijk zijn aan de totalen, en

b)

de informatieplichtigen zijn in staat informatie te verschaffen over de ontwikkelingen waarop de verstrekte gegevens duiden;

c)

de statistische gegevens zijn volledig;

d)

de informatieplichtigen houden zich aan de afmetingen en decimalen die door de NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens zijn vastgesteld;

e)

de informatieplichtigen volgen het afrondingsbeleid dat door de NCB’s voor de technische transmissie van de gegevens is vastgesteld.

3.

Minimumnormen voor de conceptuele naleving:

a)

De statistische gegevens worden gepresenteerd met inachtneming van de definities en classificaties zoals vervat in deze verordening;

b)

in geval van afwijking van deze definities en classificaties, zullen de informatieplichtigen, waar van toepassing, op gezette tijden het verschil tussen de gebruikte maatstaf en de maatstaf in deze verordening controleren en kwantificeren;

c)

informatieplichtigen kunnen een eventuele breuk in de verstrekte gegevens ten opzichte van de cijfers van voorgaande periodes verklaren.

4.

Minimumnormen voor herzieningen:

De informatieplichtigen dienen het beleid en de procedures te volgen die door de ECB en de NCB’s met betrekking tot herzieningen zijn vastgesteld. Herzieningen die afwijken van regelmatige herzieningen, worden van een toelichting voorzien.


20.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 15/14


VERORDENING (EG) Nr. 25/2009 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 19 december 2008

met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (Herschikking)

(ECB/2008/32)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid op artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (2), inzonderheid op artikel 6, lid 4,

Gelet op Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) (3),

Gelet op Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2423/2001 van de Europese Centrale Bank van 22 november 2001 met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2001/13) (5) is bij meerdere gelegenheden aanzienlijk gewijzigd. Omdat thans verdere wijzigingen van deze verordening nodig zijn, dienen de relevante bepalingen ter wille van de duidelijkheid en transparantie opnieuw te worden geordend.

(2)

Het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) heeft voor de uitvoering van zijn taken een geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen (MFI) nodig. Het belangrijkste doel daarvan is de Europese Centrale Bank (ECB) een volledig statistisch beeld te geven van de monetaire ontwikkelingen in de deelnemende lidstaten, die als één economisch gebied worden beschouwd. Deze statistieken bestrijken de geaggregeerde financiële activa en passiva, in termen van standen en transacties, gebaseerd op een volledige en homogene MFI-sector en populatie van informatieplichtigen, en worden regelmatig samengesteld. Voldoende gedetailleerde statistische gegevens zijn ook noodzakelijk om de voortdurende analytische bruikbaarheid van de berekende monetaire aggregaten en tegenposten voor dit grondgebied te garanderen.

(3)

Overeenkomstig het EG-Verdrag en krachtens de in de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „statuten”) neergelegde voorwaarden, stelt de ECB verordeningen op, voor zover deze nodig zijn voor de uitvoering van de taken van het ESCB overeenkomstig de statuten en in sommige gevallen zoals vastgelegd in de door de Raad aangenomen bepalingen op grond van artikel 107, lid 6 van het Verdrag.

(4)

Artikel 5.1 van de statuten vereist dat de ECB, bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB’s), hetzij bij de bevoegde nationale autoriteiten of rechtstreeks bij de economische subjecten de voor de vervulling van de taken van het ESCB benodigde statistische gegevens verzamelt. Artikel 5.2 van de statuten bepaalt dat de NCB’s voor zover mogelijk de in artikel 5.1 omschreven taken uitvoeren.

(5)

De ECB is ingevolge artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2533/98 gehouden om uit de referentiegroep van informatieplichtigen de werkelijke populatie van informatieplichtigen te bepalen en is gerechtigd om bepaalde categorieën informatieplichtigen geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van hun rapportageverplichtingen. Artikel 6, lid 4 bepaalt dat de ECB verordeningen mag vaststellen tot nadere bepaling van de voorwaarden waaronder het recht tot verificatie of de gedwongen verzameling van statistische gegevens mag worden uitgeoefend.

(6)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 vereist dat de lidstaten op het gebied van statistische informatie hun eigen organisatie dienen in te richten en volledig met het ESCB dienen samen te werken ter verzekering van de vervulling van de uit artikel 5 van de statuten voortvloeiende verplichtingen.

(7)

Het kan voor NCB’s aangewezen zijn om de statistische gegevens die nodig zijn om aan de statistische rapportageverplichtingen van de ECB te voldoen, bij de werkelijke populatie van informatieplichtigen te verzamelen binnen een breder kader voor statistische rapportage dat de NCB’s onder eigen verantwoordelijkheid overeenkomstig communautaire of nationale wetgeving, respectievelijk gevestigd gebruik opzetten en dat ook andere statistische doeleinden dient, vermits de statistische verplichtingen van de ECB worden nagekomen. Dit kan ook de rapportagelast verminderen. Het is in deze gevallen voor een grotere doorzichtigheid aangewezen de informatieplichtigen ervan in kennis te stellen dat de gegevens voor andere statistische doeleinden worden verzameld. In specifieke gevallen kan de ECB ter voldoening aan haar verplichtingen gebruikmaken van de aldus verzamelde statistische gegevens.

(8)

De statistische vereisten zijn het meest gedetailleerd in die gevallen waarin de tegenpartijen deel uitmaken van de geldhoudende sector. Gedetailleerde gegevens zijn vereist betreffende: a) depositoverplichtingen naar subsector en looptijd en verder geclassificeerd naar valuta om een nauwgezettere analyse mogelijk te maken van de ontwikkelingen van de in M3 opgenomen vreemde valutacomponenten en onderzoek te vergemakkelijken naar de mate van vervangbaarheid van in vreemde valuta’s en in euro luidende componenten van M3; b) leningen naar subsector, looptijd, renteherziening en valuta aangezien deze informatie als essentieel wordt beschouwd voor monetaire analyses; c) balansposities ten opzichte van overige MFI’s voor zover zulks nodig is voor de saldering van binnen de MFI-sector aangehouden tegoeden of voor de berekening van de reservebasis; d) balansposities ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied (rest van de wereld) voor „deposito’s met een vaste looptijd van langer dan twee jaar”, „deposito’s met een opzegtermijn van langer dan twee jaar” en „repo’s” om de reservebasis te berekenen waarop de positieve reserveratio betrekking heeft; e) balansposities ten opzichte van de rest van de wereld voor totale depositoverplichtingen om de externe tegenposten te kunnen bepalen; f) depositoverplichtingen en leningen ten opzichte van de rest van de wereld bij een oorspronkelijke looptijd korter en langer dan één jaar ten behoeve van betalingsbalansen en financiële rekeningen.

(9)

Waar dit de rapportagelast van kredietinstellingen kan verminderen en tot verbeterde statistieken kan leiden, worden NCB’s aangemoedigd effectgewijze rapportageprocedures te bevorderen voor de verzameling van de door deze verordening verlangde statistische gegevens betreffende effectenportefeuilles van MFI’s. Wat geldmarktfondsen betreft, kunnen NCB’s toestaan dat zij rapporteren overeenkomstig Verordening (EG) nr. 958/2007 van de Europese Centrale Bank van 27 juli houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2007/8) (6), om de rapportagelast van fondsbeheerders te verlichten.

(10)

Financiële transacties worden door de ECB berekend als het verschil tussen de gerapporteerde standen per opeenvolgende maandultimo’s, waarbij wordt gecorrigeerd voor het effect van veranderingen die het gevolg zijn van andere invloeden dan transacties. De aan de informatieplichtigen opgelegde verplichting betreft niet de wisselkoerswijzigingen, die worden berekend door de ECB uit de door de informatieplichtigen per munteenheid verstrekte standengegevens, of de herclassificatieaanpassingen, die door de NCB’s zelf worden verzameld met behulp van verscheidene, reeds aan de NCB’s ter beschikking staande informatiebronnen.

(11)

Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2531/98 geeft de ECB de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen of beschikkingen om bepaalde instellingen vrij te stellen van de verplichting tot het aanhouden van minimumreserves, om de voorwaarden te omschrijven waaronder bepaalde verplichtingen jegens een andere instelling niet hoeven te worden opgenomen in of in mindering kunnen worden gebracht op de reservebasis, en om voor specifieke categorieën verplichtingen afwijkende reserveratio’s vast te stellen. Op grond van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2531/98 heeft de ECB het recht om bij instellingen de voor de toepassing van reserveverplichtingen noodzakelijke gegevens in te zamelen en om de juistheid en kwaliteit van door instellingen verstrekte informatie te verifiëren teneinde te controleren of deze aan hun reserveverplichtingen hebben voldaan. Het is voor het verminderen van de algemene rapportagelast wenselijk de statistische informatie betreffende de maandelijkse balans te gebruiken voor de regelmatige berekening van de reservebasis van de kredietinstellingen die aan reserveverplichtingen van de ECB onderhevig zijn, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (7).

(12)

Het is noodzakelijk specifieke procedures vast te stellen die dienen te worden toegepast in het geval van fusies en splitsingen van kredietinstellingen, ter verduidelijking van de reserveverplichtingen van deze instellingen.

(13)

De ECB verlangt informatie betreffende de securitisatieactiviteiten van MFI’s teneinde krediet- en leenontwikkelingen in het eurogebied te interpreteren. Dergelijke informatie vormt ook een aanvulling op de gegevens die op grond van Verordening (EG) nr. 24/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 worden gerapporteerd betreffende de statistieken over activa en passiva van lege financiële instellingen die zich bezighouden met securitisatietransacties (ECB/2008/30) (8).

(14)

Verordeningen die door de ECB worden vastgesteld kennen weliswaar geen rechten toe of leggen geen verplichtingen op aan niet-deelnemende lidstaten, maar artikel 5 van de statuten is desalniettemin zowel op deelnemende als niet-deelnemende lidstaten van toepassing. Verordening (EG) nr. 2533/98 herinnert eraan dat artikel 5 van de statuten, samen met artikel 10 van het Verdrag, voor de niet-deelnemende lidstaten, om deelnemende lidstaten te kunnen worden, de verplichting inhoudt om op nationaal niveau alle maatregelen te nemen en uit te voeren die zij dienstig achten voor de verzameling van de statistische gegevens die nodig zijn om te voldoen aan de door de ECB opgelegde statistische rapportageverplichtingen, en om het tijdig treffen van voorbereidingen op het gebied van statistieken te verzekeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

In deze verordening wordt bedoeld met:

„monetaire financiële instelling” (MFI): een ingezeten kredietinstelling zoals gedefinieerd in het Gemeenschapsrecht, of een andere ingezeten financiële instelling die zich toelegt op het aantrekken van deposito’s en/of nauwe substituten van deposito’s van andere instellingen dan MFI’s en op het voor eigen rekening (althans in economische zin) verstrekken van kredieten en/of beleggen in effecten. De MFI-sector omvat (9): a) centrale banken; b) kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad (een onderneming waarvan de werkzaamheden bestaan in het van het publiek in ontvangst nemen van deposito’s of van andere terugbetaalbare gelden (10) en het verlenen van kredieten voor eigen rekening of een instelling voor elektronisch geld in de zin van Richtlijn 2000/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het bedrijfseconomisch toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld (11), en c) overige MFI’s, d.w.z. andere ingezeten financiële instellingen die voldoen aan de definitie van MFI, ongeacht de aard van hun activiteiten. De mate waarin de door deze laatste instellingen uitgegeven financiële instrumenten substituten vormen voor bij kredietinstellingen geplaatste deposito’s, bepaalt hun classificatie, mits zij ook in andere opzichten aan de definitie van MFI voldoen. In het geval van instellingen voor collectieve belegging, voldoen geldmarktfondsen aan de overeengekomen voorwaarden voor liquiditeit en worden derhalve gerekend tot de MFI-sector (zie ook de principes voor de identificatie van MFI’s in bijlage I, deel 1),

„deelnemende lidstaat”: een deelnemende lidstaat zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98,

„niet-deelnemende lidstaat”: een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen,

„informatieplichtige”: een informatieplichtige zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98,

„ingezetene”: ingezetene zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98,

„lege financiële instelling”: een lege financiële instelling zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 24/2009 (ECB/2008/30),

„securitisatie”: een transactie die hetzij: a) een traditionele securitisatie is zoals gedefinieerd in artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG, en/of b) een securitisatie zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 24/2009 (ECB/2008/30), die de afstoting van de aan een lege financiële instelling gesecuritiseerde leningen inhoudt,

„instelling voor elektronisch geld” en „elektronisch geld”: een instelling voor elektronisch geld en elektronisch geld zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 3 van Richtlijn 2000/46/EG,

„afwaardering”: de directe verlaging van de boekwaarde van een lening op de balans vanwege de onvolwaardigheid ervan,

„beheerder”: een MFI die het dagelijks beheer voert over de aan een securitisatie ten grondslag liggende leningen in de zin van het innen van hoofdsom en rente van de schuldenaars en die vervolgens doorgeeft aan beleggers in het securitisatieprogramma,

„leningoverdracht”: de economische overdracht van een lening of pool van leningen door de informatieplichtige aan een niet-MFI ontvangende partij, hetzij door middel van eigendomsoverdracht of door subdeelneming,

„leningovername”: de economische overdracht van een lening of pool van leningen door een niet-MFI overdragende partij aan de informatieplichtige, hetzij door middel van eigendomsoverdracht of door subdeelneming.

Artikel 2

Werkelijke populatie van informatieplichtigen

1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen bestaat uit de MFI’s die ingezetenen zijn van de deelnemende lidstaten (in lijn met bijlage II, deel 1).

2.   De MFI’s in de werkelijke populatie van informatieplichtigen zijn onderworpen aan volledige rapportageverplichtingen, tenzij een vrijstelling is verleend op grond van artikel 8.

3.   Entiteiten die aan de definitie van MFI voldoen, vallen onder het toepassingsgebied van deze verordening, ook als ze zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/48/EG.

4.   Ten behoeve van de verzameling van informatie betreffende het ingezetenschap van de houders van aandelen/participaties in geldmarktfondsen zoals gespecificeerd in paragraaf 5.5 van deel 2 van bijlage I, bestaat de werkelijke populatie van informatieplichtigen ook uit overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (OFI’s), zoals uiteengezet in artikel 2, lid 2, onder a van Verordening (EG) nr. 2533/98, behoudens eventuele vrijstellingen.

Artikel 3

Lijst van MFI’s voor statistische doeleinden

1.   De directie van de ECB stelt voor statistische doeleinden een lijst van MFI’s op en houdt deze bij, daarbij rekening houdend met de eisen inzake frequentie en tijdigheid die voortvloeien uit het gebruik van deze lijst in het kader van de reserveverplichtingen van de ECB. De lijst van MFI’s voor statistische doeleinden bevat een aanduiding of instellingen al dan niet juridisch verplicht zijn zich te houden aan de minimumreserveverplichtingen van de ECB. De lijst van MFI’s is actueel en nauwkeurig, zo homogeen mogelijk en voldoende stabiel voor statistische doeleinden.

2.   De lijst van MFI’s voor statistische doeleinden en de geactualiseerde versies daarvan worden door de NCB’s en de ECB op passende wijze voor de informatieplichtigen toegankelijk gemaakt, onder meer langs elektronische weg, via internet of, op verzoek van de informatieplichtigen, in gedrukte vorm.

3.   De lijst van MFI’s voor statistische doeleinden dient uitsluitend ter informatie. Indien de meest recent beschikbare versie van de lijst onjuist is, legt de ECB echter geen sancties op aan entiteiten die niet naar behoren aan hun rapportageverplichtingen hebben voldaan voor zover de desbetreffende instelling te goeder trouw afging op de onjuiste lijst.

Artikel 4

Statistische rapportageverplichtingen

1.   De werkelijke populatie van informatieplichtigen verstrekt aan de NCB van de lidstaat waarvan de MFI ingezetene is, maandelijkse standen betreffende de balans per maandultimo en maandelijkse geaggregeerde herwaarderingsaanpassingen. Geaggregeerde herwaarderingsaanpassingen worden gerapporteerd met betrekking tot afschrijvingen/afwaarderingen van door de informatieplichtigen verstrekte leningen en met betrekking tot de prijsherwaarderingen van effecten. Meer gedetailleerde gegevens betreffende bepaalde posten op de balans en niet op de balans staande informatie worden driemaandelijks of jaarlijks gerapporteerd. De vereiste statistische gegevens zijn aangegeven in bijlage I.

2.   NCB’s kunnen de vereiste statistische gegevens betreffende door MFI’s uitgegeven en aangehouden effecten effectgewijs verzamelen, voor zover de in lid 1 bedoelde gegevens kunnen worden afgeleid overeenkomstig de minimumnormen voor statistische gegevens zoals gespecificeerd in bijlage IV.

3.   Overeenkomstig de in tabel 1A van deel 5 van bijlage I uiteengezette minimumvereisten rapporteren MFI’s maandelijkse herwaarderingsaanpassingen met betrekking tot het volledige door de ECB verlangde gegevensbestand. Het is NCB’s toegestaan om extra, niet door de minimumvereisten gevraagde gegevens te verzamelen. Deze extra gegevens kunnen betrekking hebben op de in tabel 1A gemarkeerde uitsplitsingen buiten de minimumvereisten.

4.   Bovendien kan de ECB uitleg vereisen van de aanpassingen in door de NCB’s verzamelde „herclassificaties en overige aanpassingen”.

Artikel 5

Extra statistische rapportageverplichtingen voor securitisaties en andere overdrachten van leningen

MFI’s rapporteren de volgende gegevens overeenkomstig deel 6 van bijlage I:

1.

De nettostroom van in de rapportageperiode uitgevoerde securitisaties en overige overdrachten van leningen;

2.

Het bedrag dat aan het einde van het kwartaal uitstaat met betrekking tot alle leningen waarvoor de MFI optreedt als beheerder in een securitisatie;

3.

Wanneer de International Accounting Standard 39 (IAS 39) of gelijksoortige nationale administratieve regels worden toegepast, het bedrag dat aan het einde van de periode uitstaat met betrekking tot leningen die zijn afgestoten door middel van een securitisatie die niet van de balans is verwijderd.

Artikel 6

Uiterste data

1.   De NCB’s besluiten zelf wanneer zij de gegevens van de informatieplichtigen moeten ontvangen om aan de beneden aangegeven inleveringtermijnen te kunnen voldoen, daarbij waar nodig rekening houdend met de uiterste rapportagedata in het kader van de minimumreserveverplichtingen van de ECB, en informeren de informatieplichtigen dienovereenkomstig.

2.   Maandstatistieken worden door de NCB’s uiterlijk bij de ECB ingediend na het sluiten van de handel op de vijftiende werkdag volgend op het einde van de maand waarop de desbetreffende cijfers betrekking hebben.

3.   Kwartaalstatistieken worden door de NCB’s uiterlijk bij de ECB ingediend na het sluiten van de handel op de achtentwintigste werkdag volgend op het einde van het kwartaal waarop de desbetreffende cijfers betrekking hebben.

4.   Jaarstatistieken worden door de NCB’s bij de ECB ingediend overeenkomstig artikel 17, lid 2 van Richtsnoer ECB/2007/9 van 1 augustus 2007 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (herschikking) (12).

Artikel 7

Administratieve regels ten behoeve van statistische rapportage

1.   Tenzij anders bepaald in deze verordening, zijn de boekhoudkundige regels die MFI’s voor rapportagedoeleinden uit hoofde van deze verordening volgen, neergelegd in de nationale omzetting van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (13), alsook in enige andere van toepassing zijnde internationale normen.

2.   Depositoverplichtingen en leningen worden tegen de per maandultimo uitstaande hoofdsom gerapporteerd. Afwaarderingen zoals bepaald door de betreffende administratieve verantwoordings- en verslagleggingsmethoden worden van dit bedrag afgetrokken. Depositoverplichtingen en leningen worden niet gesaldeerd tegen enige activa of passiva.

3.   Onverminderd de heersende administratieve praktijken en salderingsregelingen in lidstaten worden alle financiële activa en passiva voor statistische doeleinden op brutobasis gerapporteerd.

4.   NCB’s kunnen rapportage van leningen waarvoor voorzieningen zijn getroffen, zonder deze voorzieningen toestaan, alsook de rapportage van overgenomen leningen tegen de ten tijde van de acquisitie overeengekomen prijs, op voorwaarde dat alle ingezeten informatieplichtigen deze rapportagepraktijken toepassen en ze inzake de statistische waardering van leningen noodzakelijk zijn voor het handhaven van continuïteit ten aanzien van de gegevens die werden gerapporteerd voor aan januari 2005 voorafgaande perioden.

Artikel 8

Vrijstellingen

1.   Aan kleine MFI’s (MFI’s die bij de zogenaamde „cutting-off-the-tail”-procedure zijn betrokken) kunnen vrijstellingen worden verleend.

a)

NCB’s kunnen kleine MFI’s een vrijstelling verlenen, mits hun gecombineerde bijdrage aan de nationale MFI-balans in termen van standen niet meer bedraagt dan 5 %;

b)

wat kredietinstellingen betreft, leiden de in punt a) bedoelde vrijstellingen tot een vermindering van de statistische rapportageverplichtingen van kredietinstellingen waarop dergelijke vrijstellingen van toepassing zijn zonder afbreuk te doen aan de vereisten voor het berekenen van reserveverplichtingen zoals uiteengezet in bijlage III;

c)

met betrekking tot kleine MFI’s die geen kredietinstellingen zijn en waarop een vrijstelling zoals bedoelt in punt a) van toepassing is, verzamelen NCB’s minimaal op jaarbasis gegevens met betrekking tot de totale balans, opdat de omvang van de rapporterende instellingen, die bij de zogenoemde „cutting-off-the-tail”-procedure betrokken zijn, gecontroleerd kan worden;

d)

zonder afbreuk te doen aan punt a), kunnen NCB’s vrijstellingen verlenen aan kredietinstellingen die geen voordeel hebben van het in de punten a) en b) vastgelegde regime, waardoor hun rapportageverplichtingen worden gereduceerd tot die welke zijn vastgelegd in deel 7 van bijlage I, mits hun gecombineerde bijdrage aan de nationale MFI-balans in termen van standen niet meer bedraagt dan 10 % van de nationale MFI-balans en evenmin meer dan 1 % van de MFI-balans van het eurogebied;

e)

NCB’s controleren tijdig of is voldaan aan de in de punten a) en d) vastgelegde voorwaarden teneinde, indien vereist, vanaf het begin van elk jaar een vrijstelling te verlenen of in te trekken;

f)

kleine MFI’s kunnen ervoor kiezen geen gebruik te maken van de vrijstellingen en in plaats daarvan de volledige rapportageverplichtingen na te komen.

2.   Vrijstellingen kunnen aan geldmarktfondsen worden verleend.

NCB’s mogen geldmarktfondsen vrijstellen van de in artikel 4, lid 1, uiteengezette rapportageverplichtingen, mits geldmarktfondsen in plaats daarvan balansgegevens rapporteren overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 958/2007 (ECB/2007/8), met inachtneming van de volgende vereisten:

geldmarktfondsen rapporteren dergelijke gegevens maandelijks overeenkomstig de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 958/2007 (ECB/2007/8) uiteengezette „gecombineerde methode” en overeenkomstig de in artikel 9 daarvan uiteengezette uiterste rapportagedata;

geldmarktfondsen rapporteren per maandultimo standengegevens betreffende aandelen/participaties in geldmarktfondsen overeenkomstig de in artikel 6, lid 2, uiteengezette uiterste rapportagedata.

3.   Vrijstellingen kunnen worden verleend met betrekking tot aandelen/participaties in geldmarktfondsen.

a)

Met „op naam gestelde aandelen/participaties in geldmarktfondsen” worden bedoeld aandelen/participaties in geldmarktfondsen, waarvan, overeenkomstig nationale wetgeving, een register wordt bijgehouden waarin de houder of houders van de aandelen/participaties en hun ingezetenschap worden vermeld. Met „aandelen/participaties aan toonder in geldmarktfondsen” worden bedoeld aandelen/participaties in geldmarktfondsen, waarvan, overeenkomstig nationale wetgeving, geen register wordt bijgehouden waarin de houder of houders van de aandelen/participaties en hun ingezetenschap worden vermeld.

b)

Indien het een eerste uitgifte van aandelen/participaties op naam of aan toonder betreft, of indien marktontwikkelingen nopen tot een wijziging van keuzemogelijkheid of van een combinatie van keuzemogelijkheden (zoals gedefinieerd in afdeling 5.5 van deel 2 van bijlage I), kunnen NCB’s voor de duur van één jaar vrijstelling verlenen van de in afdeling 5.5 van deel 2 van bijlage I uiteengezette vereisten.

c)

Wat betreft ingezetenschap van de houders van aandelen/participaties in geldmarktfondsen, kunnen NCB’s vrijstellingen verlenen aan informatieplichtigen mits de vereiste statistische gegevens worden verzameld van andere beschikbare bronnen overeenkomstig afdeling 5.5 van deel 2 van bijlage I. De NCB’s controleren tijdig of aan deze voorwaarde wordt voldaan, teneinde met ingang van het begin van elk jaar in samenspraak met de ECB een vrijstelling te verlenen of, zo nodig, in te trekken. Voor de toepassing van deze verordening kunnen NCB’s een lijst van informatieplichtige OFI’s vaststellen en bijhouden overeenkomstig de beginselen van afdeling 5.5 van deel 2 van bijlage I.

4.   Zonder afbreuk te doen aan lid 1, kunnen vrijstellingen worden verleend aan instellingen voor elektronisch geld.

a)

Zonder afbreuk te doen aan Richtlijn 2006/48/EG en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9) en met inachtneming van punt b), kunnen NCB’s vrijstellingen verlenen aan individuele instellingen voor elektronisch geld. De NCB’s controleren tijdig of aan de vereisten in punt b) is voldaan, teneinde een vrijstelling te verlenen of, zo nodig, in te trekken. Een NCB die een dergelijke vrijstelling verleent informeert de ECB hierover.

b)

NCB’s kunnen vrijstellingen verlenen aan individuele instellingen voor elektronisch geld indien op zijn minst aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

het elektronische geld dat zij uitgeven, wordt slechts door een beperkt aantal ondernemingen als betaling aanvaard die duidelijk te onderscheiden zijn door:

hun vestiging in dezelfde gebouwen of een andere nauwkeurig omschreven plaats, en/of

hun nauwe financiële of zakelijke relatie met de uitgevende instelling, waaronder gedeelde eigendoms-, marketing- of distributiestructuren, zelfs indien de uitgevende instelling en de accepterende onderneming zijn opgezet als aparte juridische entiteiten, of

ii)

meer dan driekwart van hun totale balans houdt geen verband met de uitgifte of het beheer van elektronisch geld en de verplichtingen in verband met uitstaand elektronisch geld bedragen niet meer dan 100 miljoen EUR.

c)

Indien een instelling voor elektronisch geld waaraan een vrijstelling is verleend, niet is vrijgesteld van de minimumreserveverplichtingen, zal deze instelling minimaal gegevens op kwartaalbasis rapporteren die noodzakelijk zijn voor het berekenen van de reservebasis, zoals vastgelegd in bijlage III. De instelling kan ervoor opteren een beperkte reeks reservebasisgegevens op maandbasis te rapporteren.

d)

Indien aan een individuele instelling voor elektronisch geld een vrijstelling wordt verleend, zal de ECB voor statistische doeleinden de instelling op de lijst van MFI’s als een niet-financiële vennootschap opnemen. De instelling zal tevens worden behandeld als een niet-financiële vennootschap, indien zij de tegenpartij van een MFI is. De instelling zal behandeld blijven worden als een kredietinstelling binnen het kader van de reserveverplichtingen van de ECB.

5.   Vrijstellingen kunnen worden verleend met betrekking tot herwaarderingsaanpassingen.

a)

Zonder afbreuk te doen aan lid 1, kunnen NCB’s aan geldmarktfondsen vrijstellingen verlenen met betrekking tot de rapportage van herwaarderingsaanpassingen, waarmee de geldmarktfondsen ontheven worden van elke verplichting om herwaarderingsaanpassingen te rapporteren;

b)

NCB’s kunnen vrijstellingen verlenen met betrekking tot de frequentie en de uiterste data van de rapportage van prijsherwaarderingen van effecten en deze gegevens op kwartaalbasis verlangen en op dezelfde uiterste data als voor standengegevens die op kwartaalbasis worden gerapporteerd, onder voorwaarde dat voldaan wordt aan de volgende vereisten:

i)

met behulp van verschillende waarderingsmethoden verstrekken informatieplichtigen de NCB’s de relevante informatie over waarderingspraktijken, met inbegrip van een kwantitatieve aanduiding van het percentage van hun bezit aan deze instrumenten;

ii)

in geval van een aanzienlijke prijsherwaardering, hebben NCB’s het recht informatieplichtigen te verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over de maand waarin deze ontwikkeling zich voordeed.

c)

NCB’s kunnen aan kredietinstellingen die de maandelijkse standen van effecten effectgewijs rapporteren, vrijstellingen verlenen met betrekking tot de rapportage van prijsherwaarderingen van effecten, met inbegrip van het verlenen van volledige vrijstelling van een dergelijke rapportage, met inachtneming van de volgende vereisten:

i)

de gerapporteerde informatie omvat, voor elk effect, de boekwaarde ervan op de balans;

ii)

voor effecten zonder publiekelijk toegankelijke identificatiecodes, omvat de gerapporteerde informatie gegevens over de instrumentcategorie, looptijd en emittent die ten minste voldoende zijn om de in deel 5 van bijlage I als „minimumvereisten” aangegeven uitsplitsingen af te leiden.

6.   Vrijstellingen kunnen worden verleend met betrekking tot de statistische rapportage van leningen die worden afgestoten door middel van een securitisatie.

Aan MFI’s die de IAS 39 of gelijksoortige nationale administratieve regels toepassen, kan door hun NCB toestemming worden verleend om eventuele door middel van een securitisatie afgestoten leningen niet op te nemen in de door deel 2 en 3 van bijlage I vereiste standen overeenkomstig hun nationale praktijk, mits deze praktijk door alle ingezeten MFI’s wordt gevolgd.

7.   Vrijstellingen kunnen worden verleend met betrekking tot bepaalde kwartaalstanden die betrekking hebben op niet tot de eurozone behorende lidstaten.

Indien op een hoger aggregatieniveau verzamelde cijfers niet-significante posities tonen ten aanzien van in een lidstaat ingezeten tegenpartijen of ten aanzien van de munteenheid van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen, kan een NCB besluiten geen rapportage met betrekking tot die lidstaat te verlangen. De NCB stelt haar informatieplichtigen van een dergelijk besluit in kennis.

Artikel 9

Minimumnormen en nationale rapportageprocedures

1.   De vereiste statistische gegevens worden gerapporteerd met inachtneming van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals vastgelegd in bijlage IV.

2.   De NCB’s definiëren en passen de door de werkelijke populatie van informatieplichtigen te volgen rapportageprocedures toe overeenkomstig nationale kenmerken. De NCB’s verzekeren dat deze rapportageprocedures de vereiste statistische gegevens opleveren en een nauwkeurige controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen zoals vastgelegd in bijlage IV.

Artikel 10

Fusies, splitsingen en reorganisaties

Inzake een fusie, een splitsing of een andere reorganisatie die van invloed kan zijn op de naleving van statistische verplichtingen, stelt de betreffende informatieplichtige, zodra het voornemen tot het uitvoeren van een dergelijke operatie openbaar geworden is en tijdig voor de effectuering ervan, de betreffende NCB in kennis van de voorgenomen procedures ter nakoming van de in deze verordening neergelegde statistische rapportageverplichtingen.

Artikel 11

Gebruik van de gerapporteerde statistische informatie ten behoeve van reserveverplichtingen

1.   De conform deze verordening door kredietinstellingen gerapporteerde statistische informatie wordt door iedere kredietinstelling gebruikt voor het berekenen van haar reservebasis overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9). Meer in het bijzonder wordt deze informatie door de afzonderlijke kredietinstellingen gebruikt om te verifiëren of voor de desbetreffende reserveperiode aan de reserveverplichting is voldaan.

2.   De gegevens over de reservebasis betreffende drie reserveperiodes voor de kleine instellingen die bij de zogenaamde „cutting-off-the-tail”-procedure zijn betrokken, worden gebaseerd op gegevens over de stand van zaken aan het einde van elk kwartaal zoals die door de NCB’s zijn verzameld binnen achtentwintig werkdagen na het einde van het kwartaal waarop ze betrekking hebben.

3.   De speciale regels die gelden voor de toepassing van de reserveverplichtingen van de ECB en zijn neergelegd in bijlage III, hebben in geval van strijdigheid voorrang op de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1745/2003 (ECB/2003/9).

4.   Om het liquiditeitenbeheer van de ECB en de kredietinstellingen te vergemakkelijken, worden reserveverplichtingen uiterlijk op de eerste dag van de reserveperiode bevestigd; echter, bij uitzondering kan het nodig worden dat kredietinstellingen herzieningen van de reservebasis of van bevestigde reserveverplichtingen rapporteren. De procedures voor bevestiging of aanvaarding van reserveverplichtingen laten de verplichting van informatieplichtigen onverlet om altijd correcte statistische informatie te rapporteren en eventueel reeds gerapporteerde onjuiste statistische informatie zo snel mogelijk te herzien.

Artikel 12

Verificatie en gedwongen verzameling

Het recht tot verificatie of verzameling van de gegevens die door informatieplichtigen overeenkomstig deze verordening moeten worden verstrekt, wordt uitgeoefend door de NCB’s, onverminderd de bevoegdheid van de ECB om dit recht zelf uit te oefenen. De NCB’s oefenen dit recht met name uit wanneer een instelling die onderdeel uitmaakt van de werkelijke populatie van informatieplichtigen, niet voldoet aan de minimumnormen voor transmissie, nauwkeurigheid, conceptuele naleving en herzieningen, zoals gespecificeerd in bijlage IV.

Artikel 13

Eerste rapportage

1.   De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening gaat van start met gegevens voor juni 2010, met alleen voor tabel 5 met inbegrip van gegevens die teruggaan tot december 2009.

2.   De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening met betrekking tot cellen die corresponderen met gesyndiceerde leningen in tabel 1 van deel 2 van bijlage I, gaat van start met gegevens voor december 2011.

3.   De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening inzake cellen in tabel 3 van deel 3 van bijlage I met betrekking tot de lidstaten die de euro hebben aangenomen, gaat van start met de eerste kwartaalgegevens na de datum waarop zij de euro hebben aangenomen.

4.   De eerste rapportage uit hoofde van deze verordening inzake de cellen in de tabellen 3 en 4 van deel 3 van bijlage I met betrekking tot de lidstaten die de euro nog niet hebben aangenomen, begint met de eerste kwartaalgegevens na de datum van hun toetreding tot de Europese Unie. Indien de betrokken NCB besluit de eerste rapportage van niet-significante gegevens niet te verlangen, te beginnen met de eerste kwartaalgegevens na de datum van toetreding tot de Europese Unie van de betrokken lidstaat of lidstaten, begint de rapportage twaalf maanden nadat de NCB de informatieplichtigen ervan in kennis heeft gesteld dat gegevens vereist worden.

Artikel 14

Intrekking

1.   Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) wordt met ingang van 1 juli 2010 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken verordening moeten worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening overeenkomstig de concordantietabel in bijlage V.

Artikel 15

Slotbepaling

Deze Verordening treedt in werking op de twintigste dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Ze is van toepassing vanaf 1 juli 2010.

Gedaan te Frankfurt am Main, 19 december 2008.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(3)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(4)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1.

(5)  PB L 333 van 17.12.2001, blz. 1.

(6)  PB L 211 van 11.8.2007, blz. 8.

(7)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(8)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(9)  In het Europees Stelsel van Rekeningen („ESR 95”) worden financiële instellingen die zijn geclassificeerd als MFI’s, in twee subsectoren onderverdeeld, namelijk „centrale banken” (S. 121) en „overige MFI’s” (S.122).

(10)  Met inbegrip van de opbrengst van de verkoop van bankbrieven aan het publiek.

(11)  PB L 275 van 27.10.2000, blz. 39.

(12)  PB L 341 van 27.12.2007, blz. 1.

(13)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.


BIJLAGE I

MONETAIRE FINANCIËLE INSTELLINGEN EN STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN

Inleiding

Het statistische stelsel voor de deelnemende lidstaten betreffende de balans van de sector monetaire financiële instellingen (MFI’s) omvat de volgende twee hoofdelementen:

a)

een lijst van MFI’s voor statistische doeleinden (zie deel 1 voor de identificatie van bepaalde MFI’s), en

b)

een specificatie van de statistische gegevens die door deze MFI’s maandelijks, driemaandelijks en jaarlijks worden gerapporteerd (zie deel 2, 3, 4, 5, 6 en 7).

Teneinde volledige informatie te verkrijgen betreffende de balans van MFI’s, is het ook nodig bepaalde rapportageverplichtingen op te leggen aan overige financiële intermediairs met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen („OFI’s”), wat betreft hun financiële activiteiten met aandelen/participaties in geldmarktfondsen. Deze statistische gegevens worden van de MFI’s en van OFI’s verzameld door de nationale centrale banken (NCB’s), overeenkomstig deel 2 en conform nationale regelingen op basis van geharmoniseerde definities en classificaties zoals beschreven in artikel 1 en bijlage II.

De geldvoorraad omvat de in omloop zijnde bankbiljetten en munten en andere monetaire verplichtingen (deposito’s en andere financiële instrumenten die nauwe substituten zijn voor deposito’s) van MFI’s. De tegenposten van de geldhoeveelheid omvatten alle andere balansposten van de MFI’s. De ECB stelt eveneens financiële transacties samen afgeleid van de standen en andere gegevens, waaronder door de MFI’s gerapporteerde gegevens betreffende herwaarderingsaanpassingen (zie deel 5).

De door de ECB vereiste statistische gegevens worden samengevat in deel 8.

DEEL I

Identificatie van bepaalde MFI’s

Sectie 1: Identificatie van bepaalde MFI’s gebaseerd op beginselen van vervangbaarheid van deposito’s

1.1.

Financiële instellingen met uitzondering van kredietinstellingen die financiële instrumenten uitgeven die worden beschouwd als nauwe substituten voor deposito’s, worden ingedeeld als MFI’s mits ze in overige opzichten voldoen aan de definitie van een MFI. De indeling is gebaseerd op de criteria van vervangbaarheid van deposito’s (d.w.z. of passiva worden ingedeeld als deposito’s) hetgeen wordt bepaald aan de hand van hun liquiditeit, waarbij aspecten van overdraagbaarheid, convertibiliteit, zekerheid en verhandelbaarheid worden betrokken en waarbij, waar passend, ook de oorspronkelijke looptijd wordt meegenomen.

Deze criteria voor de vervangbaarheid van deposito’s worden ook toegepast om te bepalen of passiva dienen te worden ingedeeld als deposito’s, tenzij er een aparte categorie voor dergelijke passiva is.

1.2.

Zowel ten aanzien van de definiëring van de mate waarin financiële instrumenten substituten kunnen vormen voor deposito’s, als ten aanzien van het indelen van passiva als deposito’s, geldt het volgende:

overdraagbaarheid heeft betrekking op de mate waarin de in de vorm van financiële instrumenten aangehouden gelden kunnen worden gemobiliseerd door middel van betalingsfaciliteiten, zoals cheques, overschrijvingen, incasso’s of vergelijkbare middelen,

convertibiliteit heeft betrekking op de mate waarin financiële instrumenten kunnen worden omgezet in baar geld of overdraagbare deposito’s, alsmede op de daaraan verbonden kosten; het verlies van fiscale voordelen bij een dergelijke omzetting kan worden beschouwd als een boete die de mate van liquiditeit vermindert,

zekerheid heeft betrekking op de mate waarin de kapitaalwaarde van een financieel instrument in de nationale munteenheid van tevoren precies bekend is, en

op een gereguleerde markt genoteerde en regelmatig verhandelde effecten worden als verhandelbaar beschouwd. Voor participaties in open-end collectieve beleggingsinstellingen bestaat geen markt in de gebruikelijke betekenis van het woord. Desalniettemin kennen beleggers de dagelijkse notering van deze instrumenten en kunnen zij tegen deze koers gelden opnemen.

Sectie 2: Beginselen voor de identificatie van geldmarktfondsen

2.1.

Geldmarktfondsen worden gedefinieerd als die instellingen voor collectieve belegging (ICB’s) waarvan, in termen van liquiditeit, de aandelen/participaties nauwe substituten voor deposito’s vormen en die voornamelijk beleggen in geldmarktinstrumenten en/of in aandelen/participaties van geldmarktfondsen en/of in andere overdraagbare schuldinstrumenten met een resterende looptijd tot en met één jaar, en/of in bankdeposito’s, en/of die een rendementsniveau nastreven dat dichtbij de rente op geldmarktinstrumenten ligt. De criteria die toegepast worden om geldmarktfondsen te identificeren, worden afgeleid uit openbare prospectussen, fondsregels, statuten, reglementen, inschrijvingsdocumenten of beleggingsovereenkomsten, marketingdocumenten, of enige andere uitlating van ICB’s met een vergelijkbare strekking.

Het geldmarktfonds zelf of de bevoegde vertegenwoordiger ervan draagt zorg voor de verstrekking van alle gegevens die vereist zijn om te voldoen aan de statistische rapportagevereisten van geldmarktfondsen. Indien praktische redenen zulks vereisen, mogen de gegevens feitelijk worden ingediend door entiteiten die financiële activiteiten ontplooien in verband met aandelen/participaties in geldmarktfondsen, waaronder effectenbewaarinstellingen.

2.2.

Ten aanzien van de definiëring van geldmarktfondsen geldt het volgende:

„ICB’s” zijn ondernemingen waarvan de enige doelstelling is het collectief beleggen van van het publiek aangetrokken kapitaal, en waarvan de participaties, indien de houders daarom verzoeken, direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald uit de activa van de onderneming. Dergelijke ondernemingen kunnen volgens de wet worden opgericht, hetzij krachtens overeenkomstenrecht (als gewone fondsen bestuurd door beheerders), trustrecht (als beleggingsfondsen) of krachtens vennootschapsrecht (als beleggingsmaatschappijen),

„bankdeposito’s” zijn kasdeposito’s bij kredietinstellingen die onmiddellijk opeisbaar zijn of met een opzegtermijn van niet langer dan drie maanden of met vaste looptijden van niet meer dan twee jaar, met inbegrip van bedragen betaald aan kredietinstellingen met betrekking tot een overdracht van effecten in het kader van repo’s en effectenleningen,

„nauwe vervangbaarheid, in termen van liquiditeit, voor deposito’s” betekent dat participaties van ICB’s onder normale marktcondities moeten kunnen worden ingekocht, terugbetaald of overgedragen indien de houder daarom verzoekt, waarbij de liquiditeit van de participaties vergelijkbaar is met de liquiditeit van deposito’s,

„voornamelijk” betekent ten minste 85 % van de beleggingsportefeuille,

„geldmarktinstrumenten” zijn die vormen van overdraagbare schuldinstrumenten die normaal worden verhandeld op de geldmarkt (bijvoorbeeld depositocertificaten, commercial paper en bankaccepten, schatkistwissels en lagere-overheidspapier) vanwege de volgende kenmerken:

a)

liquiditeit, voor zover zij kunnen worden ingekocht, terugbetaald of verkocht tegen beperkte kosten, in termen van lage courtages en geringe marges tussen bied- en laatkoersen, en snel kunnen worden afgerekend, en

b)

diepte van de markt, voor zover zij worden verhandeld op een markt die een groot volume aan transacties aankan, waarbij een dergelijke handel in grote hoeveelheden slechts een beperkte invloed heeft op hun koers, en

c)

zekerheid van waarde, voor zover hun waarde op elk willekeurig tijdstip of ten minste eenmaal per maand nauwkeurig kan worden bepaald, en

d)

laag renterisico, voor zover zij een resterende looptijd tot en met één jaar hebben, of ten minste iedere twaalf maanden onderhevig zijn aan normale renteaanpassingen in overeenstemming met de geldmarktverhoudingen, en

e)

laag kredietrisico, voor zover dergelijke instrumenten ofwel:

1)

zijn toegelaten tot een officiële beursnotering of worden verhandeld op andere gereguleerde markten die regelmatig opereren, erkend zijn en voor het publiek toegankelijk zijn, of

2)

zijn uitgegeven krachtens regelgeving gericht op de bescherming van beleggers en spaargelden, of

3)

uitgegeven door:

een centrale, regionale of lagere overheid, een centrale bank van een lidstaat, de Europese Unie, de ECB, de Europese Investeringsbank, een niet-lidstaat, of, indien deze een federale staat is, door een van de leden die samen de federatie uitmaken, of door een openbare internationale instantie waarvan een of meer lidstaten deel uitmaken,

of

een vestiging die onder bedrijfseconomisch toezicht staat conform de criteria zoals vastgelegd in communautaire wetgeving, of een vestiging die onderworpen is en moet voldoen aan bedrijfseconomische regels die door de bevoegde autoriteiten minstens zo bindend worden geacht als die welke zijn vastgelegd in de communautaire wetgeving, of daardoor worden gegarandeerd,

of

een onderneming waarvan de effecten zijn toegelaten tot een officiële beursnotering of worden verhandeld op andere gereguleerde markten die regelmatig opereren, erkend zijn en voor het publiek toegankelijk zijn.

DEEL 2

Balans (maandelijkse standen)

Voor de samenstelling van monetaire aggregaten en tegenposten voor het grondgebied van de deelnemende lidstaten, vereist de ECB de volgende gegevens in tabel 1:

1.   Instrumentcategorieën

a)   Passiva

De relevante instrumentcategorieën zijn: chartale geldomloop, depositoverplichtingen, aandelen/participaties in geldmarktfondsen, uitgegeven schuldbewijzen, kapitaal en reserves en overige passiva. Om monetaire en niet-monetaire passiva van elkaar te scheiden, worden depositoverplichtingen ook uitgesplitst in girale deposito’s, deposito’s met vaste looptijd, deposito’s met opzegtermijn en retrocessieovereenkomsten (repo’s). Zie de definities in bijlage II.

b)   Activa

De relevante instrumentcategorieën zijn: kasmiddelen, leningen, effecten met uitzondering van aandelen, aandelen/participaties in geldmarktfondsen, aandelen en overige deelnemingen, vaste activa en overige activa. Zie de definities in bijlage II.

2.   Uitsplitsing naar looptijd

Oorspronkelijke looptijdbegrenzingen treden in de plaats van een uitsplitsing naar instrument in die gevallen waarin financiële instrumenten in de verschillende markten niet geheel vergelijkbaar zijn.

a)   Passiva

De grenzen voor de looptijd (of opzegtermijn) zijn als volgt vastgesteld: voor deposito’s met vaste looptijd op een oorspronkelijke looptijd van één jaar en van twee jaar; en voor deposito’s met opzegtermijn, op een opzegtermijn van drie maanden en twee jaar. Repo’s worden niet naar looptijd uitgesplitst, aangezien het hier doorgaans om instrumenten met een zeer korte looptijd gaat (meestal minder dan drie maanden). Voor door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen worden de looptijdgrenzen uitgesplitst naar één en twee jaar. Voor door geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/participaties is geen uitsplitsing naar looptijd vereist.

b)   Activa

De grenzen voor de looptijd liggen: op looptijdklassen van één en vijf jaar voor MFI-leningen aan ingezetenen (met uitzondering van MFI’s en overheid) van de deelnemende lidstaten uitgesplitst naar subsector en verder voor MFI-leningen aan huishoudens uitgesplitst naar doel; en op looptijdklassen van één en twee jaar voor door MFI’s aangehouden schuldbewijzen die zijn uitgegeven door overige MFI’s die in de deelnemende lidstaten gevestigd zijn, om saldering van het onderling MFI-bezit van dit instrument mogelijk te maken bij het berekenen van de monetaire aggregaten.

3.   Uitsplitsing naar doel en afzonderlijke identificatie van leningen aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid

Leningen aan huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens worden verder uitgesplitst naar doel van de lening (consumptief krediet, lening voor huisaankoop, overige kredietverlening). Binnen de categorie „overige kredietverlening”, worden leningen verleend aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid afzonderlijk aangegeven (zie definities van instrumentcategorieën in deel 2 van bijlage II en definities van sectoren in deel 3 van bijlage II). NCB’s kunnen afzien van het vereiste van afzonderlijke identificatie van leningen aan eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid indien dergelijke leningen minder dan 5 % uitmaken van de totale kredietverlening aan huishoudens in de deelnemende lidstaat.

4.   Uitsplitsing naar valuta

Voor balansposten die gebruikt kunnen worden in de samenstelling van monetaire aggregaten, moeten in euro luidende tegoeden apart worden opgenomen zodat de ECB de keuze heeft monetaire aggregaten te definiëren in termen van tegoeden luidende in alle valuta’s of alleen in euro.

5.   Uitsplitsing naar tegenpartijsector en ingezetenschap

5.1.

Voor het berekenen van monetaire aggregaten en tegenposten die de deelnemende lidstaten omvatten, moet worden vastgesteld welke tegenpartijen die deel uitmaken van de geldaanhoudende sector, op het grondgebied van de deelnemende lidstaten zijn gevestigd. Hiertoe worden, overeenkomstig het ESR 95 (zie bijlage II, deel 3), de tegenpartijen die geen MFI zijn, onderverdeeld in overheid (S.13), waarbij de centrale overheid (S.1311) bij totale depositoverplichtingen apart wordt onderscheiden, en de sectoren van overige ingezetenen. Om de monetaire aggregaten en krediettegenposten maandelijks naar sector te kunnen uitsplitsen, worden de sectoren van overige ingezetenen verder uitgesplitst in de volgende subsectoren: overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123 + S.124), verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125), niet-financiële ondernemingen (S.11) en huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15). Voor eenmanszaken/personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid zie afdeling 3. Ten aanzien van totale deposito’s en de depositocategorieën „deposito’s met een vaste looptijd van langer dan twee jaar”, „deposito’s met een opzegtermijn van langer dan twee jaar” en „repo’s” wordt, met het oog op de minimumreserveverplichtingen van de ECB, een extra onderscheid gemaakt tussen kredietinstellingen, andere MFI-tegenpartijen en centrale overheid.

5.2.

Met betrekking tot totale depositoverplichtingen, depositoverplichtingen met een looptijd tot twee jaar en de activacategorie „effecten met uitzondering van aandelen”, wordt een extra onderscheid gemaakt voor tegenpartijen die lege financiële instellingen zijn.

5.3.

Bepaalde deposito’s/leningen voortvloeiend uit repo’s/repotransacties met wederverkoopverplichting of soortgelijke transacties met „overige financiële bemiddelaars (S. 123) + financiële hulpbedrijven (S. 124)” kunnen betrekking hebben op transacties met een centrale tegenpartij. Een centrale tegenpartij is een entiteit die zichzelf juridisch tussen tegenpartijen plaatst bij contracten die op financiële markten worden verhandeld, en daarbij de koper wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper. Omdat dergelijke transacties vaak substituten zijn voor bilaterale zakelijke transacties tussen MFI’s, wordt binnen de depositocategorie „repo-overeenkomsten” een extra onderscheid gemaakt met betrekking tot zakelijke transacties die gedaan worden met deze tegenpartijen. Evenzo wordt binnen de activacategorie „leningen” een extra onderscheid gemaakt met betrekking tot repo-overeenkomsten met wederinkoop met deze tegenpartijen.

5.4.

Tegenpartijen die in de eigen lidstaat en in de overige deelnemende lidstaten gevestigd zijn, worden afzonderlijk aangegeven en in alle statistische uitsplitsingen op dezelfde manier behandeld. De buiten het grondgebied van de deelnemende lidstaten gevestigde tegenpartijen hoeven niet geografisch te worden uitgesplitst. Tegenpartijen die op het grondgebied van de deelnemende lidstaten zijn gevestigd, worden omschreven aan de hand van hun nationale sector of institutionele classificatie conform de lijst van MFI’s voor statistische doeleinden en het ECB Sectorhandboek (1), dat classificatieprincipes volgt die, voor zover mogelijk, overeenkomen met het ESR 95.

5.5.

In het geval van aandelen/participaties in geldmarktfondsen uitgegeven door MFI’s van de deelnemende lidstaten, rapporteren informatieplichtigen ten minste gegevens betreffende het ingezetenschap van de houders uitgesplitst naar „binnenland/overige deelnemende lidstaten/rest van de wereld” opdat bezittingen van niet-ingezetenen van de deelnemende lidstaten buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Wat betreft aandelen/participaties op naam rapporteren de emitterende geldmarktfondsen of de bevoegde vertegenwoordigers ervan op de maandelijkse balans gegevens betreffende de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door hen uitgegeven aandelen/participaties. Wat betreft aandelen/participaties aan toonder rapporteren informatieplichtigen gegevens betreffende de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van aandelen/participaties in geldmarktfondsen overeenkomstig de door de betreffende NCB in samenspraak met de ECB besloten aanpak. Dit vereiste beperkt zich tot één van de volgende keuzemogelijkheden, of een combinatie daarvan, afhankelijk van de organisatie van de betrokken markten en de nationale wettelijke regelingen in de betrokken lidstaat. Dit vereiste zal periodiek door de NCB worden gecontroleerd.

a)

Emitterende geldmarktfondsen:

Emitterende geldmarktfondsen of de bevoegde vertegenwoordigers ervan rapporteren gegevens inzake de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door hen uitgegeven aandelen/participaties. Die informatie kan afkomstig zijn van de gevolmachtigde die de aandelen/participaties distribueert, of van een andere entiteit die bij de emissie, wederinkoop of overdracht van de aandelen/participaties betrokken is.

b)

MFI’s en OFI’s als bewaarnemers van aandelen/participaties in geldmarktfondsen:

Als informatieplichtigen rapporteren MFI’s en OFI’s die optreden als bewaarnemers van aandelen/participaties in geldmarktfondsen gegevens inzake de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door ingezeten geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/participaties die in bewaarneming zijn gegeven namens de houder of een andere intermediair die eveneens optreedt als bewaarnemer. Deze optie is van toepassing indien i) de bewaarnemer een onderscheid maakt tussen de aandelen/participaties in geldmarktfondsen die namens houders in bewaring worden gehouden en die deze namens andere bewaarnemers in bewaring worden gehouden; en ii) de meeste aandelen/participaties in geldmarktfondsen in bewaring zijn gegeven bij binnenlandse ingezeten instellingen die zijn ingedeeld als financiële intermediairs (MFI’s of OFI’s).

c)

MFI’s en OFI’s als informatieverstrekkers betreffende transacties van ingezetenen met niet-ingezetenen inzake aandelen/participaties van een ingezeten geldmarktfonds:

Als informatieplichtigen rapporteren MFI’s en OFI’s die optreden als informatieverstrekkers betreffende transacties van ingezetenen met niet-ingezetenen inzake aandelen/participaties van een ingezeten geldmarktfonds gegevens inzake de uitsplitsing naar ingezetenschap van de houders van door ingezeten geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/participaties die zij verhandelen namens de houder of een andere intermediair die eveneens bij de transactie betrokken is. Deze optie is van toepassing indien i) de dekking van de rapportage volledig is, d.w.z. zij bestrijkt nagenoeg alle transacties die de informatieplichtigen hebben uitgevoerd; ii) betreffende aan- en verkooptransacties met niet-ingezetenen van de deelnemende lidstaten nauwkeurige gegevens worden verstrekt; iii) de marge tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingsprijs, exclusief kosten, van dezelfde aandelen/participaties minimaal is, en iv) het bedrag aan door ingezeten geldmarktfondsen uitgegeven aandelen/participaties die worden gehouden door niet-ingezetenen van de deelnemende lidstaten, laag is.

d)

Indien opties a) tot en met c) niet van toepassing zijn, rapporteren de informatieplichtigen, met inbegrip van MFI’s en OFI’s, de relevante gegevens op basis van de beschikbare informatie.

Tabel 1

Maandelijkse standen  (2)

BALANSPOSTEN

A.

Binnenland

B.

Overige deelnemende lidstaten

C.

Rest van de wereld

D.

Niet toe te rekenen

MFI's (4)

Niet-MFI's

MFI's (4)

Niet-MFI's

Totaal

Banken

Niet-banken

 

Krediet-instellingen

waarvan: reserveplichtige krediet-instellingen, ECB en NCB's

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

 

Krediet-instellingen

waarvan: reserveplichtige krediet-instellingen, ECB en NCB's

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

Centrale overheid (S.1311)

Overige overheid

Totaal

Andere financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekerings-instellingen en pensioen-fondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15)

Centrale overheid (S.1311)

Overige overheid

Totaal

Andere financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekerings-instellingen en pensioen-fondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15)

 

waarvan: centrale tegenpartijen (5)

waarvan: lege financiële instellingen

 

waarvan: centrale tegenpartijen (5)

waarvan: lege financiële instellingen

(a)

 

(b)

(c)

(d)

(e)

(f)

 

 

(g)

(h)

(i)

(j)

 

(k)

(l)

(m)

(n)

(o)

 

 

(p)

(q)

(r)

(s)

 

 

(t)

PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8.

Geld in omloop

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.

Deposito's

*

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

*

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

*

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan girale deposito's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan tot twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan gesyndiceerde leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9e

Euro

*

 

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

 

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.1e

Onmiddellijk opvraagbaar

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan girale deposito's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.2e

Met vaste looptijd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan twee jaar

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

 

 

9.3e

Met opzegtermijn

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot drie maanden

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan drie maanden

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan langer dan twee jaar (3)

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

 

 

9.4e

Repo's

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

 

 

9x

Vreemde valuta's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.1x

Onmiddellijk opvraagbaar

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.2x

Met vaste looptijd

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan twee jaar

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

 

 

9.3x

Met opzegtermijn

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot drie maanden

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan drie maanden

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

*

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan langer dan twee jaar (3)

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

 

 

9.4x

Repo's

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

*

*

*

*

 

 

 

 

 

 

*

 

 

 

10.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen  (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.

Uitgegeven schuldbrieven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11e.

Euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

langer dan twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan tot twee jaar en nominale kapitaalgarantie van minder dan 100 %

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

11x.

Vreemde valuta's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

langer dan twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan tot twee jaar en nominale kapitaalgarantie van minder dan 100 %

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*

12.

Kapitaal en reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13.

Overige passiva

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 1. Passiva


BALANSPOSTEN

A.

Binnenland

B.

Overige deelnemende lidstaten

C.

Rest van de wereld

D.

Niet toe te rekenen

MFI's

Niet-MFI's

MFI's

Niet-MFI's

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

Totaal

Andere financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15)

Totaal

Andere financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekerings-instellingen en pensioen-fondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15)

 

waarvan: centrale tegenpartijen (5)

waarvan: lege financiële instellingen

Totaal

Consumptief krediet

Leningen voor huisaankoop

Overige kredietverlening

 

waarvan: centrale tegenpartijen (5)

waarvan: lege financiële instellingen

Totaal

Consumptief krediet

Leningen voor huisaankoop

Overige kredietverlening

 

waarvan: Eenmansz./personenven. zonder rechtsp. (6)

 

waarvan: Eenmansz./ personenven. zonder rechtsp (6)

ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Kasmiddelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1e

waarvan euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één en tot vijf jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan vijf jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan: gesyndiceerde leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan: repo's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2e

waarvan euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan: doorlopende leningen en rekening-courantkredieten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan faciliteitskrediet op creditkaarten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan verruimd krediet op creditkaarten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Effecten met uitzondering van aandelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3e

Euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3x

Vreemde valuta's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.

Aandelen en overige deelnemingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.

Vaste activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.

Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 1. Activa

DEEL 3

Balans (kwartaalstanden)

Voor de nadere analyse van monetaire ontwikkelingen en voor andere statistische doeleinden, vereist de ECB het volgende ten aanzien van sleutelposten:

1.

Uitsplitsing naar subsector, looptijd en onderpand voor onroerend goed van kredieten aan niet-MFI’s van de deelnemende lidstaten (zie tabel 2).

Dit is vereist om de volledige subsector- en looptijdenstructuur van de algehele kredietverlening van MFI’s (leningen en effecten) ten opzichte van de geldaanhoudende sector te kunnen volgen. Voor niet-financiële vennootschappen en huishoudens zijn verdere „waarvan” posities vereist die de leningen aangeven die gegarandeerd worden door een onroerend onderpand.

Voor in euro luidende leningen met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar en langer dan twee jaar ten opzichte van niet-financiële vennootschappen en huishoudens zijn verdere „waarvan” posities vereist voor bepaalde overige looptijden en renteherzieningsperioden (zie tabel 2). Onder een renteherziening wordt verstaan een wijziging in de rentevoet van een lening die is voorzien in de actuele leenovereenkomst. Tot leningen die onderhevig zijn aan renteherziening, behoren onder andere leningen met rentevoeten die periodiek worden herzien in overeenstemming met de ontwikkeling van een index (bv. Euribor), leningen met rentevoeten die voortdurend worden herzien (variabele rente), en leningen met rentevoeten die kunnen worden herzien wanneer de MFI dit aangewezen acht.

2.

Uitsplitsing naar subsector van MFI-depositoverplichtingen aan overheden (met uitzondering van centrale overheden) van de deelnemende lidstaten (zie tabel 2).

Dit is vereist als aanvullende informatie bij de maandelijkse rapportage.

3.

Sectorale uitsplitsing van balansposities met betrekking tot tegenpartijen van buiten de deelnemende lidstaten (niet-deelnemende lidstaten en de rest van de wereld) (zie tabel 2).

De sectorindeling overeenkomstig het Systeem van Nationale Rekeningen („SNR 93”) is van toepassing indien het ESR 95 niet van kracht is.

4.

Uitsplitsing naar land (zie tabel 3).

Deze uitsplitsing is vereist voor de verdergaande analyse van monetaire ontwikkelingen, en eveneens ten behoeve van de overgangsbepalingen en voor de kwaliteitscontrole.

5.

Uitsplitsing naar valuta (zie tabel 4).

Deze uitsplitsing is nodig voor de berekening van voor wisselkoerswijzigingen gecorrigeerde transacties voor monetaire aggregaten en tegenposten, in die gevallen waarin deze aggregaten alle valuta’s omvatten.

Tabel 2

Kwartaalstanden (sectorale uitsplitsing)

BALANSPOSTEN

A.

Binnenland

B.

Overige deelnemende lidstaten

C.

Rest van de wereld

Niet-MFI's

Niet-MFI's

Totaal

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

Overheid (S.13)

Overige ingezeten sectoren

 

Banken

Niet-banken

Totaal

Centrale overheid (S.1311)

Overige overheid

Totaal

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekerings-instellingen en pensioen-fondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15)

Totaal

Centrale overheid (S.1311)

Overige overheid

Totaal

Overige financiële intermediairs + financiële hulpbedrijven (S.123+S.124)

Verzekerings-instellingen en pensioen-fondsen (S.125)

Niet-financiële ondernemingen (S.11)

Huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.14 + S.15)

Overheid

Overige ingezeten sectoren

Totaal

Deel-staat-overheid (S.1312)

Lokale overheid (S.1313)

Sociale verzekerings-instellingen (S.1314)

Totaal

Consumptief krediet

Leningen voor huisaankoop

Overige kredietverlening

Totaal

Deel-staat-overheid (S.1312)

Lokale overheid (S.1313)

Sociale verzekerings-instellingen (S.1314)

Totaal

Consumptief krediet

Leningen voor huisaankoop

Overige kredietverlening

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

 

Onderpand in de vorm van onroerend goed

PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8.

Geld in omloop

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.

Deposito's

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

9.1.

Onmiddellijk opvraagbaar

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.2.

Met vaste looptijd

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.3.

Aflosbaar met opzegging

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.4.

Repo's

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

M

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.

Uitgegeven schuldbrieven

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.

Kapitaal en reserves

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13.

Overige passiva

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ACTIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.

Kasmiddelen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Leningen

M

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één en tot vijf jaar

 

 

 

 

 

 

 

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan vijf jaar

 

 

 

 

 

 

 

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

M

M

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2e

Euro

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leningen met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan: leningen met een resterende looptijd korter of gelijk aan één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan: leningen met een resterende looptijd langer dan één 1 jaar en met een renteherziening in de komende 12 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Leningen met een oorspronkelijke looptijd langer dan twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan: leningen met een resterende looptijd korter of gelijk aan twee jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan: Leningen met een resterende looptijd langer dan twee jaar en met een renteherziening in de komende 24 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Effecten m.u.v. aandelen

M

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.

Aandelen en overige deelnemingen

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

 

 

 

6.

Vaste activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

7.

Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

M

Maandelijkse gegevensvereisten, zie tabel 1.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 3

Kwartaalstanden (Uitsplitsing naar land)

BALANSPOSTEN

Elke andere deelnemende lidstaat (d.w.z. met uitsluiting van de binnenlandse sector) en elke andere EU lidstaat

Rest van de wereld (behalve EU)

Lidstaat

Lidstaat

Lidstaat

Lidstaat

PASSIVA

 

 

 

 

 

8

Geld in omloop

 

 

 

 

 

9.

Deposito's

 

 

 

 

 

van MFI's

 

 

 

 

 

van niet-MFI's

 

 

 

 

 

10.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

11.

Uitgegeven schuldbewijzen

 

 

 

 

 

12.

Kapitaal en reserves

 

 

 

 

 

13.

Overige passiva

 

 

 

 

 

ACTIVA

 

 

 

 

 

1.

Kasmiddelen

 

 

 

 

 

2.

Leningen

 

 

 

 

 

aan MFI's

 

 

 

 

 

aan niet-MFI's

 

 

 

 

 

3.

Effecten met uitzondering van aandelen

 

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

tot één jaar

 

 

 

 

 

langer dan één en tot twee jaar

 

 

 

 

 

langer dan twee jaar

 

 

 

 

 

uitgegeven door niet-MFI's

 

 

 

 

 

4.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

5.

Aandelen en overige deelnemingen

 

 

 

 

 

6.

Vaste activa

 

 

 

 

 

7.

Overige activa

 

 

 

 

 


Tabel 4

Kwartaalstanden (Uitsplitsing naar valuta)

BALANSPOSTEN

Alle valuta's gecombineerd

Euro

EU-valuta's m.u.v. de euro

Valuta's m.u.v. valuta's van EU-lidstaten gecombineerd

Totaal

Valuta van EU-lidstaat

Valuta van EU-lidstaat

Valuta van EU-lidstaat

GBP

Totaal

USD

JPY

CHF

Resterende valuta's gecombineerd

PASSIVA

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9.

Deposito's

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A.

Binnenland

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van niet-MFI's

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.

Overige deelnemende lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van MFI's

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van niet-MFI's

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.

Rest van de wereld

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

tot één jaar

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

langer dan één jaar

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van banken

Q

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

van niet-banken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10.

Aandelen/participaties in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

11.

Uitgegeven schuldbewijzen

M

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12.

Kapitaal en reserves

M

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

13.

Overige passiva

M