ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 346

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
23 december 2008


Inhoud

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

Bladzijde

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/948/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 23 juli 2008 betreffende maatregelen van Duitsland ten gunste van DHL en Flughafen Leipzig/Halle GmbH Steunmaatregel C 48/06 (ex N 227/06) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3512)  ( 1 )

1

 

 

2008/949/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 6 november 2008 tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid

37

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2008/950/EG

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 11 september 2008 inzake de gegevensverzameling betreffende de euro en de werking van het Valuta-informatiesysteem 2 (Currency Information System 2 — CIS 2) (ECB/2008/8)

89

 

 

 

*

Bericht aan de lezers(zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

23.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/1


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 juli 2008

betreffende maatregelen van Duitsland ten gunste van DHL en Flughafen Leipzig/Halle GmbH

Steunmaatregel C 48/06 (ex N 227/06)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3512)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/948/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 5 april 2006 deed Duitsland aanmelding van regelingen ten behoeve van de oprichting van de Europese hub van het DHL-concern op de luchthaven van Leipzig/Halle (LEJ). Op 27 april 2006 verzocht de Commissie om verdere inlichtingen, die Duitsland op 24 juli 2006 heeft verschaft. Op 26 juli en 21 augustus 2006 vond een bijeenkomst plaats van de diensten van de Commissie, het luchthavenbedrijf, DHL en de Duitse autoriteiten.

(2)

Bij schrijven van 23 november 2006 heeft de Commissie Duitsland in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG Verdrag in te leiden ten aanzien van de aangemelde maatregelen. Op 12 december 2006 verzocht Duitsland om een verlenging van de antwoordtermijn, verzoek waarin de Commissie heeft bewilligd. Duitsland deelde zijn standpunt op 23 februari 2007 mee.

(3)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd binnen één maand na die bekendmaking hun opmerkingen te maken.

(4)

De Commissie heeft van belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. Zij heeft deze bij schrijven van 16 mei 2007 voor een reactie aan Duitsland doorgezonden. Duitsland kreeg de gelegenheid binnen één maand zijn opmerkingen te maken. Duitsland heeft bij schrijven van 13 juni 2007 zijn opmerkingen bij de Commissie ingediend.

(5)

Op verzoek van Duitsland vond op 18 juni en 25 september 2007 een bijeenkomst plaats. Aansluitend bij deze bijeenkomsten werden de Commissie op 19 oktober en 18 december 2007 de verlangde aanvullende inlichtingen gezonden.

(6)

Duitsland deelde de Commissie verdere, aanvullende inlichtingen mee bij brieven van 7 december 2007, 17 maart 2008 en 9 april 2008.

2.   NADERE BESCHRIJVING VAN DE FEITEN

2.1.   De partijen

2.1.1.   Flughafen Leipzig/Halle GmbH

(7)

Flughafen Leipzig/Halle GmbH (hierna „het luchthavenbedrijf Leipzig” genoemd) is een dochteronderneming van Mitteldeutsche Flughafen AG (hierna „MFAG” genoemd). MFAG heeft een belang van 94 % in luchthavenbedrijf Leipzig. De overige aandeelhouders zijn: de Vrijstaat Saksen, de Landkreis Delitzsch, de Landkreis Leipziger Land en de gemeente Schkeuditz. De aandeelhouders van MFAG zijn: de Vrijstaat Saksen (73 %), de deelstaat Saksen-Anhalt (14 %), de gemeente Dresden (6 %), de gemeente Halle (5 %) en de gemeente Leipzig (2 %). MFAG heeft geen particuliere aandeelhouders.

2.1.2.   DHL

(8)

Met een mondiale omzet van 18,2 miljard EUR in 2005 behoort DHL, een onderneming die deel uitmaakt van Deutsche Post AG, tot de leidende aanbieders van expresdiensten. Tot maart 2008 bevond haar Europese luchtvrachthub zich op de luchthaven van Zaventem (Brussel) (BRU). Toen er in verband met de vergunningen voor nachtvluchten problemen waren gerezen, onderhandelde DHL met meerdere luchthavens over een nieuwe locatie voor haar Europese luchtvrachthub. Daarbij ging de keuze vooral tussen Leipzig, Zaventem en de Franse luchthaven Vatry (XCR). Uiteindelijk besloot DHL haar Europese luchtvrachthub tegen 2008 naar Leipzig te verplaatsen.

(9)

Vermeld zij hier dat reeds een beschikking werd gegeven over steun ten behoeve van de investering van DHL (Steunmaatregel N 608/03). Voor de investering van DHL op de luchthaven van Leipzig keurde de Commissie op 20 april 2004 een maximum steunintensiteit van 28 % goed in het kader van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten van 1998 (3). De Vrijstaat Saksen verleende DHL daarop 70,8 miljoen EUR steun. Voorts gaf de Commissie op 2 juli 2007 een deels gunstige, deels ongunstige beschikking betreffende opleidingssteun van rond 1,58 miljoen EUR, die de Vrijstaat Saksen en de deelstaat Saksen-Anhalt aan DHL verlenen voor haar activiteiten op de luchthaven van Leipzig (4).

2.2.   De onderzochte maatregelen

(10)

In het besluit tot inleiding van de procedure werden de volgende drie maatregelen onderzocht:

a)

de kapitaalinjectie van rond 350 miljoen EUR voor het luchthavenbedrijf Leipzig ter financiering van de bouw van de nieuwe start- en landingsbaan zuid (hierna „de zuidbaan” genoemd);

b)

de raamovereenkomst tussen het luchthavenbedrijf Leipzig, haar moedermaatschappij MFAG en DHL, waardoor de luchthaven verplicht is om de nieuwe zuidbaan aan te leggen en gedurende in totaal […] (5) jaar verdere toezeggingen na te komen, onder meer het garanderen van ononderbroken toegang tot de zuidbaan 24 uur per dag en 7 dagen per week (hierna „24/7-exploitatie” genoemd);

c)

een zogenaamde patronaatsverklaring (Patronatserklärung) van de Vrijstaat Saksen ten faveure van het luchthavenbedrijf Leipzig en DHL, waarin de garantie wordt gegeven dat de Vrijstaat Saksen aan DHL een schadevergoeding van tot […] EUR betaalt ingeval DHL de luchthaven niet meer volgens planning kan gebruiken (bijvoorbeeld in het geval van een bestuurlijk verbod op nachtvluchten).

2.2.1.   De kapitaalinjectie

(11)

Blijkens de gegevens waarover de Commissie beschikt, zal de geplande investering in de nieuwe zuidbaan via een kapitaalinjectie en langlopende leningen door de aandeelhouders worden gefinancierd.

(12)

Bij de inleiding van de formele onderzoekprocedure had de Commissie berekend dat de bouw van de nieuwe zuidbaan voor rond 350 miljoen EUR door kapitaalinjecties van de overheid wordt gefinancierd.

2.2.2.   De raamovereenkomst

(13)

Volgens Duitsland vormt de raamovereenkomst geen staatssteun ten faveure van DHL omdat de overheid in overeenstemming met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie heeft gehandeld. In deze raamovereenkomst zijn de voorwaarden vastgelegd, waarop het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG de bouw en de exploitatie van de nieuwe hub en de verdere exploitatie ervan garanderen. Deze raamovereenkomst bevat ook andere, additionele overeenkomsten met betrekking tot de exploitatievoorwaarden, de luchthavengelden en de verhuring van terreinen.

2.2.2.1.   Garantie voor de 24/7-exploitatie van de luchthaven

(14)

Volgens de op 21 september 2005 ondertekende raamovereenkomst moeten het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG de volgende voorwaarden nakomen:

a)

vóór de inbedrijfname van de nieuwe hub per 1 oktober 2007 moet het luchthavenbedrijf Leipzig de zuidbaan hebben afgebouwd en garanderen dat een 24/7-exploitatie van de luchthaven mogelijk is. Kan het luchthavenbedrijf Leipzig deze voorwaarden vóór de inbedrijfname van de nieuwe hub niet vervullen, dan moeten het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG een schadevergoeding van tot […] EUR betalen (deel 5 van de raamovereenkomst);

b)

na de inbedrijfname van de nieuwe hub moet het luchthavenbedrijf Leipzig de 24/7-exploitatie van de luchthaven verder garanderen en voldoende capaciteit beschikbaar stellen om de in de exploitatievoorwaarden overeengekomen bedrijfsactiviteiten van DHL voor de komende […] jaar veilig te stellen. Kan het luchthavenbedrijf Leipzig deze voorwaarden na de inbedrijfname van de nieuwe hub niet vervullen, dan moeten het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG aan DHL een vergoeding voor alle ontstane schade en verliezen betalen. Ingeval DHL haar operaties substantieel beperkt ziet, kan de onderneming de overeenkomst ook opzeggen en schadevergoeding eisen voor alle rechtstreekse en indirecte kosten van de verhuizing naar een andere luchthaven (de delen 8 en 9 van de raamovereenkomst). Het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG zijn zodoende, zonder enige beperking, verplicht om DHL voor verliezen en schade te compenseren, ongeacht of deze veroorzaakt worden door omstandigheden waarop het luchthavenbedrijf Leipzig geen vat heeft. Ingeval DHL door een bestuurlijk verbod op nachtvluchten naar een andere luchthaven moet verhuizen, kan het luchthavenbedrijf Leipzig — volgens ramingen van Duitsland — verplicht worden om DHL tot […] EUR te betalen.

2.2.2.2.   Regeling voor de luchthavengelden

(15)

De belangrijkste bron van inkomsten voor de financiering van de nieuwe zuidbaan zullen de luchthavengelden zijn. Volgens ramingen zal DHL in 2008 (het eerste jaar dat de nieuwe hub continu in bedrijf zal zijn) rond […] EUR aan luchthavengelden betalen. De regelingen betreffende de luchthavengelden zijn opgenomen in een afzonderlijke overeenkomst, die aan de raamovereenkomst is gehecht.

(16)

Alle luchtvaartmaatschappijen (zowel DHL als alle overige maatschappijen) zijn dezelfde landingsrechten verschuldigd. De hoogte van de landingsrechten neemt af naarmate het totale verkeersvolume op de luchthaven van Leipzig toeneemt. Een luchtvaartmaatschappij die slechts een beperkt aantal vliegbewegingen uitvoert, betaalt dus dezelfde landingsrechten als DHL, dat de grootste gebruiker van de luchthaven zal zijn.

2.2.2.3.   Huurovereenkomsten

(17)

Voor bepaalde gebouwen op de luchthaven heeft het luchthavenbedrijf Leipzig twee huurovereenkomsten gesloten met Deutsche Post Immobilien GmbH (hierna „DPI” genoemd) en een erfpachtovereenkomst met Deutsche Post Grundstücksvermietungsgesellschaft beta mbH & Co Objekt Leipzig KG (hierna „DPBS” genoemd). Deze ondernemingen maken deel uit van het concern Deutsche Post World Net. Zij verhuren het vastgoed aan DHL in het kader van afzonderlijke overeenkomsten.

(18)

Het luchthavenbedrijf Leipzig neemt de bouw voor zijn rekening van een platform, dat uitsluitend door DHL zal worden gebruikt. De bouwkosten zijn op rond […] EUR geraamd. Het luchthavenbedrijf Leipzig verhuurt het platform op de volgende voorwaarden aan DPI:

a)

DPI betaalt de rente voor de financiering van de kosten voor de verwerving van de gronden en de bouwkosten, alsmede een jaarlijkse afschrijving van […] % van de bouwkosten;

b)

het luchthavenbedrijf Leipzig verbindt zich ertoe een lening aan te gaan om de bouw van het platform te financieren. Met het oog daarop moet het luchthavenbedrijf Leipzig bij drie banken, waaronder ook de (eveneens tot het concern Deutsche Post World Net behorende) Postbank, financieringsoffertes vragen en daaruit de voordeligste offerte kiezen;

c)

de overeenkomst wordt voor […] jaar gesloten. DPI kan de overeenkomst opzeggen ofwel na […] jaar, zonder opgaaf van redenen, ofwel wanneer DHL de raamovereenkomst opzegt. Wanneer de overeenkomst binnen de eerste […] jaar wordt opgezegd, is DPI verplicht de huurgelden te voldoen voor […] jaar, onder aftrek van de reeds voldane huurgelden.

(19)

De tweede huurovereenkomst betreft verdere terreinen voor grondafhandeling, die het luchthavenbedrijf Leipzig tegen dezelfde voorwaarden aan DPI verhuurt als die welke in de reeds genoemde huurovereenkomst zijn opgenomen. De bouwkosten zijn op rond […] EUR geraamd.

(20)

De erfpachtovereenkomst betreft het stuk grond waarop DHL haar bedrijfsgebouw optrekt. Het luchthavenbedrijf Leipzig verleent DPI op de volgende voorwaarden een erfpacht:

a)

DPI betaalt een erfpachtvergoeding van […] EUR voor […] m2, of rond […] EUR/m2;

b)

de erfpachtvergoeding is vast tot […] en wordt daarna met […] % aan de evolutie van de index van de consumptieprijzen aangepast.

(21)

Zowel in de huurovereenkomst voor het platform als in de erfpachtovereenkomst is een optie opgenomen, waardoor DHL verdere terreinen kan huren tot […]. Deze optie is mogelijk tot […] […]. Daarna moet DHL voor de optie […] EUR/m2 betalen. De optievergoeding stijgt tot […].

(22)

Beide overeenkomsten bevatten een clausule dat de gronden — ongeacht of DHL haar optie uitoefent — niet aan concurrenten van DHL mogen worden verhuurd. Daarbij zijn […] en […] uitdrukkelijk genoemd.

2.2.3.   De patronaatsverklaring

(23)

De patronaatsverklaring garandeert voor de looptijd van de raamovereenkomst de financiële levensvatbaarheid van het luchthavenbedrijf Leipzig en verplicht de Vrijstaat Saksen tot betaling van een schadevergoeding van tot […] EUR ingeval DHL de luchthaven niet meer volgens planning kan gebruiken. Anders dan bij de raamovereenkomst waarin het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG aan DHL een onbeperkte garantie verlenen, kan DHL volgens de Patronaatsverklaring van de Vrijstaat Saksen alleen tot […] EUR schadevergoeding verlangen. Schadeclaims voor bedragen van meer dan […] EUR kunnen alleen tegenover het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG worden gemaakt. In afwachting van de toestemming van de Commissie is de patronaatsverklaring nog niet van kracht.

2.3.   Eerste onderzoek door de Commissie

2.3.1.   De vraag of er van staatssteun sprake is

2.3.1.1.   De kapitaalinjectie

(24)

Wat betreft de kosten voor de bouw van de nieuwe zuidbaan, was de Commissie aanvankelijk van oordeel dat het luchthavenbedrijf Leipzig met de investering in de nieuwe zuidbaan voldoende inkomsten zou verkrijgen, om — ten minste — de marginale kosten te dekken en om een passende bijdrage te leveren aan de vaste kosten van de bestaande infrastructuur. Op basis van het door Duitsland ingediende businessplan kwam de Commissie evenwel tot de voorlopige conclusie dat bij de verwachte toename van de exploitatie-inkomsten van de nieuwe zuidbaan de marginale kosten niet konden worden gedekt en dat de desbetreffende investering bijgevolg staatssteun is.

2.3.1.2.   De raamovereenkomst

(25)

In het besluit tot inleiding van de procedure was uiteengezet dat DHL staatssteun zou genieten indien het luchthavenbedrijf Leipzig in de overeenkomst voordeligere voorwaarden had geboden dan een particuliere onderneming. Een particuliere luchthavenexploitant zou verwachten dankzij de investering in de nieuwe zuidbaan voldoende inkomsten te behalen, zodat — ten minste — de marginale kosten worden gedekt, een passende bijdrage in de vaste kosten van de bestaande infrastructuur wordt geleverd en dat, rekening houdend met de in het kader van de raamovereenkomst gedragen risico's, een passende vergoeding voor het ter beschikking gestelde kapitaal wordt geboden.

(26)

In het besluit tot inleiding van de procedure werd opgemerkt dat de van de exploitatie van de nieuwe zuidbaan verwachte toename van de inkomsten niet eens de marginale kosten zou dekken en voor 2006 een cashflowtekort van rond […] EUR zou opleveren (zie punt 70 van het besluit tot inleiding van de procedure). Daardoor zou het luchthavenbedrijf Leipzig niet in staat zijn om de in het kader van de raamovereenkomst gegarandeerde risico's te financieren uit eigen inkomsten.

(27)

In het besluit tot inleiding van de procedure werd daarom ernstige twijfel geformuleerd of een particuliere onderneming:

a)

met luchthavengelden en huurovereenkomsten had ingestemd, waarmee niet eens de marginale kosten van de zuidbaan kunnen worden gefinancierd;

b)

met de raamovereenkomst verplichtingen was aangegaan die de verwachte rendabiliteit van de exploitatie van de luchthaven verder zouden aantasten, en

c)

huurovereenkomsten had gesloten die niet aan de voorwaarden op de lokale markt lijken te beantwoorden en haar zakelijke mogelijkheden beperken.

2.3.1.3.   De patronaatsverklaring

(28)

Ten aanzien van de patronaatsverklaring werd in het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure opgemerkt dat niet werd voldaan aan de voorwaarden van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (6) (hierna „de garantiemededeling” genoemd), waarin is bepaald onder welke voorwaarden een garantie geen staatssteun is. Een van die voorwaarden is dat de garantie op de financiële markten in beginsel ook zonder enige staatsinterventie zou worden verleend en dat voor de garantie een marktconforme premie wordt betaald. Dit beginsel geldt ook volgens de nieuwe mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (7), die per 20 juni 2008 van kracht is geworden en waarin deze voorwaarden zijn overgenomen.

(29)

In de hier te onderzoeken zaak is geen van deze voorwaarden vervuld. Volgens de door Duitsland verschafte gegevens heeft het luchthavenbedrijf Leipzig zich vruchteloos ingespannen om de uiteindelijk met de patronaatsverklaring gedragen risico's door particuliere financiële instellingen te laten dekken (8). Bovendien hoeft DHL noch het luchthavenbedrijf Leipzig een al dan niet marktconforme premie te betalen voor het door de Vrijstaat Saksen gedragen risico.

2.3.2.   Verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt

2.3.2.1.   Verenigbaarheid van de kapitaalinjectie met de gemeenschappelijke markt

(30)

Aanvankelijk had de Commissie geconcludeerd dat de investering van de Vrijstaat Saksen in de bouw van de nieuwe zuidbaan via een kapitaalinjectie in het luchthavenbedrijf Leipzig staatssteun vormt. De verenigbaarheid van deze steun dient te worden getoetst aan artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag en de beschikkingspraktijk van de Commissie, zoals die is samengevat in mededeling van de Commissie inzake communautaire richtsnoeren voor financiering van luchthavens en aanloopsteun van de overheid voor luchtvaartmaatschappijen met een regionale luchthaven als thuishaven (9) (hierna „de richtsnoeren van 2005” genoemd).

2.3.2.2.   Verenigbaarheid van de steun voor DHL met de gemeenschappelijke markt

(31)

De Commissie deed opmerken dat reeds een beschikking werd gegeven over steun ten behoeve van de investering van DHL in haar nieuwe Europese hub op de luchthaven van Leipzig (Steunmaatregel N 608/03). Ten behoeve van deze investering keurde de Commissie, op grond van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten van 1998, een regionale-steunintensiteit van maximaal 28 % goed, waarna de Vrijstaat Saksen 70,8 miljoen EUR steun aan DHL verleende.

(32)

Aangezien de Commissie voor de investering van DHL reeds een regionale-steunintensiteit van maximaal 28 % heeft goedgekeurd, kan alle verdere steun — die DHL door de patronaatsverklaring of door de raamovereenkomst kan worden verleend — niet als met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden aangemerkt.

3.   OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

3.1.   Steun voor de luchthaven in het kader van de uitbouw van de infrastructuur

3.1.1.   Achtergrondinformatie over de uitbouw van de luchthaven van Leipzig

(33)

Duitsland heeft meegedeeld dat de luchthaven van Leipzig oorspronkelijk was gebouwd als militaire luchthaven met één start- en landingsbaan op de plaats van de huidige noordbaan. In 1960 werd de zuidbaan als tweede start- en landingsbaan gebouwd, die samen met de noordbaan een V vormde. Deze V-vorm werd vastgelegd op basis van de structuur van het militaire luchtruim in de DDR. Het ontwerp van deze beide banen voldeed noch aan milieu- noch aan meteorologische eisen. Het bood geen goede voorwaarden voor opstijgen en landen, en de aan- en afvliegroutes liepen over dichtbewoonde gebieden in het noorden van Leipzig en het zuiden van Halle.

(34)

Rond 1980 deed zich de eerste schade aan de zuidbaan voor, met hinder voor de luchthavenoperaties. Om deze problemen te verhelpen werd over de baan een nieuwe betonlaag gelegd. Begin jaren 1990 werd duidelijk dat de sanering onvoldoende was geweest — door scheuren in de nieuwe bovenlaag waren aan beide einden van de baan randen weggebroken en forse lengteverschuivingen opgetreden. De daardoor ontstane opstuwingen hielden een aanzienlijk risico in voor de verkeersveiligheid en maakten buitenproportionele instandhoudingswerkzaamheden nodig.

(35)

Na de hereniging van Duitsland werd een masterplan voor de uitbouw van de luchthaven van Leipzig opgesteld, dat op de aanleg van een systeem met twee banen was gebaseerd. In 1994 werd een adviescommissie opgericht, waaraan het Bondsministerie voor Verkeer, de Vrijstaat Saksen en de deelstaat Saksen-Anhalt meewerkten. Deze commissie moest toezien op de uitbouw van de luchthaveninfrastructuur. Zij ging vooral na of de bestaande zuidbaan vóór de bouw van de nieuwe noordbaan moest worden vernieuwd.

(36)

In 1997 viel de keuze op een systeem met parallelle banen. De eerste fase — de aanleg van een nieuwe noordbaan — werd ter stond ter hand genomen. In deze fase werden maatregelen genomen om de luchthaven in te richten voor exploitatie op basis van twee banen; zo werden bijvoorbeeld de taxibanen op elkaar afgestemd en werd de hoogte van de noordbaan aangepast. Als laatste stap in het langetermijnprogramma voor de uitbouw van de luchthaven werd in 2002 de gedetailleerde planning van de nieuw te bouwen zuidbaan aangevat. De zuidbaan moest worden vernieuwd en 20° worden gedraaid.

(37)

Het Planfeststellungsbeschluss (besluit vaststelling bestemmingsplan) voor de vernieuwing van de zuidbaan werd op 4 november 2004 genomen. Het was de uitkomst van een lange, formele en complexe planningsprocedure. Op dat tijdstip waren al voorbereidende bouwwerkzaamheden bezig, zoals het archeologische vooronderzoek van de bodem, de verlegging van het tracé en de aankoop van extra stukken grond.

(38)

De uitbouw van de luchthaven past in het kader van het Landesentwicklungsplan van de Vrijstaat Saksen van december 2003, waarin de verbetering van het start- en landingsbaansysteem uitdrukkelijk als doelstelling wordt genoemd. Met name de lengte en de ligging van de zuidbaan en de vrachtafhandelingsinstallaties moeten worden aangepast.

(39)

Duitsland voert aan dat op het tijdstip dat deze besluiten werden genomen, steeds duidelijker werd dat bekende ondernemingen uit de luchtvrachtsector de burgerluchthaven van Leipzig/Halle als aantrekkelijke locatie zagen. De nieuwe zuidbaan zou dan ook zijn gebouwd toen DHL haar Europese hub nog niet naar Leipzig had verplaatst. Ook het feit dat de raamovereenkomst tussen DHL en het luchthavenbedrijf Leipzig pas op 21 september 2005 werd gesloten, zou aantonen dat het besluit om een nieuwe zuidbaan te bouwen, onafhankelijk van de plannen van DHL werd genomen.

3.1.2.   De vraag of er sprake is van steun

(40)

Duitsland weerspreekt de stelling van de Commissie dat de voorschriften op het gebied van staatssteun gelden voor zowel de exploitatie als de bouw van infrastructuur van regionale luchthavens. Investeren in infrastructuur is geen economische activiteit, doch een maatregel van regionaal en economisch beleid. In dat verband zijn luchthavens geen „ondernemingen” in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Dit is vooral van belang voor regionale luchthavens die het moeilijk hebben om een passagiersvolume te bereiken dat een rendabele exploitatie mogelijk maakt.

(41)

Evenmin is Duitsland het met de Commissie eens wat betreft de uitlegging van het arrest in de zaak-Aéroports de Paris (10), en wel om drie redenen. Ten eerste moet dit arrest van het Gerecht van eerste aanleg niet zo worden begrepen als zou artikel 87 van het EG-Verdrag in het licht van artikel 82 van het EG-Verdrag moeten worden uitgelegd. Ten tweede had het arrest — anders dan in Leipzig/Halle — niet betrekking op de bouw van publiek toegankelijke infrastructuur, doch op de exploitatie van een luchthaven. En ten derde betrof het arrest een internationale, grote luchthaven, waarvan de economische positie fundamenteel van die van een regionale luchthaven verschilt. Het is algemeen bekend dat bij de financiering van de infrastructuur van regionale luchthavens particuliere financiering geen realistisch alternatief voor overheidsfinanciering is.

(42)

Duitsland voert aan dat de bouw van de luchthaven niet aan de richtsnoeren van 2005 mag worden getoetst — die bepalen dat luchthavenexploitanten onder de toepassing van de regels inzake staatssteun vallen — doch aan de richtsnoeren van de Commissie voor de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag en van artikel 61 van de EER-Overeenkomst op steunmaatregelen van de staten in de luchtvaartsector (11) (hierna „de richtsnoeren van 1994” genoemd). Daarin staat te lezen (punt II.3): „De aanleg van nieuwe of de uitbreiding van bestaande infrastructuur (zoals luchthavens […]) is een algemene economische beleidsmaatregel waarop de Commissie geen invloed kan uitoefenen op grond van de voorschriften inzake steunmaatregelen van de staten van het Verdrag”. Duitsland voert aan dat het feit dat de richtsnoeren van 2005 in deze zaak zouden worden toegepast, het beginsel van het verbod op werking met terugwerkende kracht schendt en dat punt 85 van de richtsnoeren van 2005 bevestigt dat die richtsnoeren pas met ingang van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad (9 december 2005) kunnen worden toegepast. Aangezien het besluit over de financiering van de infrastructuur vóór dat tijdstip werd genomen, moeten de oude richtsnoeren worden toegepast.

(43)

Voorts zou een negatieve beschikking van de Commissie indruisen tegen het beginsel van het gewettigd vertrouwen. Een voorzichtige luchthavenexploitant had niet ermee gerekend dat de overheidsfinanciering van de infrastructuur van regionale luchthavens aan de voorschriften voor staatssteun zou worden getoetst. Een dergelijke toetsing heeft pas plaatsgevonden in de besluiten van de Commissie betreffende Duitse regionale luchthavens en betreffende de luchthaven van Antwerpen (12) van 2005, besluiten die werden genomen nadat tot de bouw van de nieuwe zuidbaan op de luchthaven van Leipzig was besloten.

(44)

Bovendien heeft de Commissie in haar beschikking betreffende de luchthaven Berlin-Schönefeld (13) (Steunmaatregel C 27/07) erkend dat het arrest in de zaak-Aéroports de Paris alleen op de exploitatie van een internationale grote luchthaven ziet. Zelf heeft de Commissie in haar beschikking in de zaak van de luchthaven Berlin-Schönefeld uitdrukkelijk aangegeven dat met de richtsnoeren van 2005 deze benadering tot alle soorten luchthavens werd uitgebreid. De uitbreiding van het toepassingsbereik van de staatssteunvoorschriften berust dus niet op de rechtspraak, doch op een politiek besluit van de Commissie van 2005, dat bijgevolg niet met terugwerkende kracht kan worden toegepast.

(45)

Tot slot voert Duitsland aan dat er geen sprake is van een begunstigde van staatssteun ingeval de Staat de exploitatie van de infrastructuur overdraagt aan een entiteit die als enige bestaansgrond de exploitatie van infrastructuur heeft.

(46)

Duitsland wijst er op dat, mocht de Commissie deze argumentatie niet volgen, volgens de richtsnoeren van 2005 de financiering van de activiteiten die normaal gesproken onder de verantwoordelijkheid van de Staat vallen bij de uitoefening van zijn overheidsmacht, niet onder de toepassing van de staatssteunregels valt. Dit geldt voor activiteiten zoals veiligheid, beveiliging, luchtverkeersleiding, politietaken, douane enz. (zie punt 3.1.4).

(47)

Volgens het nieuwe beleid van de Commissie op het gebied van staatssteun kan een luchthavenexploitant een onderneming in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn — en dus een begunstigde onderneming. Tegelijk wordt de exploitant echter beschouwd als de „eigenaar van de infrastructuur”, die DHL in het kader van de raamovereenkomst steun verleent. Deze beide rollen vallen niet met elkaar te verenigen.

31.3.   Toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie

(48)

Duitsland betoogt dat de vrijstelling van de richtsnoeren van 1994 op de hier te beoordelen zaak van toepassing is, zodat er geen reden is om de feiten te toetsen aan het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie. Ingeval de Commissie een andere mening is toegedaan, voert Duitsland een toetsing aan het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie uit, voor drie scenario's:

1.

status-quo;

2.

uitbouw in de aanname dat DHL niet voor de luchthaven van Leipzig kiest als basis voor haar operaties, en

3.

uitbouw in de aanname dat DHL wèl voor de luchthaven van Leipzig kiest als basis voor haar operaties.

(49)

Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de situatie per 9 december 2005, toen de richtsnoeren van 2005 van kracht werden — en niet van het besluit van de raad van commissarissen (Aufsichtsrat) van 4 november 2004. Ook dient de vraag te worden gesteld of een particuliere investeerder, op basis van de op 9 december 2005 bekende feiten, de bouw van de tweede start- en landingsbaan had voortgezet dan wel de status-quo had gehandhaafd.

(50)

De in de overwegingen 55 en 56 gegeven berekeningen van Duitsland zijn gebaseerd op de berekeningen zoals die werden gemaakt bij de inleiding van de procedure door de Commissie en op de gedisconteerde waarde van de onderneming aan het einde van haar levensloop (2042). Daarbij wordt onderscheiden tussen de investeringen die vóór 9 december 2005 werden uitgevoerd, en investeringen die nà 9 december 2005 werden uitgevoerd.

(51)

Status-quo: De beide start- en landingsbanen worden in combinatie gebruikt (als dependent runways), hetgeen voor de luchthaven beperkingen met zich brengt: zo geldt bijvoorbeeld voor de zuidbaan een gewichtsbeperking tot 30 ton, kunnen maximaal 38-42 vliegbewegingen per uur plaatsvinden (rond 30 000 vliegbewegingen per jaar) en zijn er slechts 60 parkeerplaatsen voor vliegtuigen.

(52)

Uitbouw in de aanname dat DHL niet voor de luchthaven van Leipzig kiest als basis voor haar operaties: Ook wanneer DHL niet voor de luchthaven van Leipzig had gekozen, had de luchthaven — zo nog Duitsland — haar capaciteit moeten uitbreiden om een groter luchtvrachtvolume en een toename van het aantal nachtvluchten als gevolg van beperkingen op nachtvluchten op de luchthaven Frankfurt/Main te kunnen opvangen. Deze verschuivingen van rond 300 000 ton luchtvracht werden voor 2012 verwacht. Dit volume komt overeen met een kwart van het luchtvrachtvolume op Frankfurt/Main, maar omvat niet de vracht die meegaat op passagiersvliegtuigen (die niet door de beperkingen inzake nachtvluchten worden getroffen). Voor 2013-2018 moet rekening worden gehouden met nog eens 100 000 ton luchtvracht die per jaar verschuift door capaciteitsbeperkingen op andere luchthavens. Voor de periode vanaf 2019 moet met een stijging van 3 % per jaar worden gerekend. Dit is een voorzichtige schatting op grond van een rapport van ProgTransAG (14), waarin voor de markt voor expresdiensten groeiprognoses van 8 tot 10 % per jaar worden gegeven.

(53)

Uitbouw in de aanname dat DHL wèl voor de luchthaven van Leipzig kiest als basis voor haar operaties: In het scenario van een uitbouw mèt DHL wordt met name gekeken naar de gevolgen van de verhuizing van een expresdienstenaanbieder naar de luchthaven van Leipzig vanaf 2008. Dit scenario dient als voorzichtig te worden bestempeld, omdat een realistisch middenscenario aanzienlijk betere resultaten oplevert. De uitbouwscenario's verschillen vooral in de aanvangsfase. Doordat de luchthaven DHL heeft binnengehaald, komt het tot een substantieel scherpere omzetstijging.

(54)

Alle scenario's gaan, onafhankelijk van de vestiging van DHL en de daarmee gepaard gaande snellere omzetstijging, uit van dezelfde kapitaalbehoeften voor de uitbouw van de zuidbaan. Alleen de uitbreidingsinvesteringen voor de platforms ten behoeve van het vrachtverkeer worden in het „uitbouw zonder DHL”-scenario, afhankelijk van de capaciteitsbehoeften, niet vóór 2012 uitgevoerd.

(55)

Om de op de verschillende tijdstippen plaatsvindende financieringsstromen te kunnen vergelijken, heeft Duitsland bij zijn berekeningen een disconteringsvoet van 6,5 % gehanteerd (de nominale disconteringsvoet van 7 % is voor inflatie gecorrigeerd). Dit disconteringspercentage werd bepaald volgens het Capital Asset Pricing Model (hierna „CAPM” genoemd) en is op de volgende aannames gebaseerd:

a)

eind 2005 bedroeg het risicovrije rendement van Duitse overheidsobligaties 3,75 %;

b)

de marktrisicopremie (voor het risico van de volatiliteit of de fluctuaties van de opbrengsten van een portfolio dat de hele markt weergeeft) werd door de betrokken bronnen (15) op rond 5 % vastgesteld;

c)

de relatie tussen het marktrisico en het risico van een specifieke investering wordt met „beta” („β”) aangegeven. Op basis van een gepubliceerd rapport van PricewaterhouseCoopers gaat Duitsland voor regionale luchthavens uit van een beta-factor 0,65;

d)

er werd rekening gehouden met een inflatiepercentage van rond 0,5 % (16).

Tabel 1

Vergelijking van de scenario's „status-quo”, „uitbouw zonder DHL” en „uitbouw met DHL”

(in 1000 EUR)

 

(1)

(2)

(3)

(3 - 1)

(3 - 2)

Status-quo

Uitbouw zonder DHL

Uitbouw met DHL

Saldo

Saldo

EBITDA 2006-2042

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Investeringsuitgaven 2006-2042

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Gedisconteerde waarde van de onderneming aan het eind van haar levensduur

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totaal

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

(56)

Duitsland voert aan dat het status-quoscenario moet worden gecorrigeerd om rekening te houden met de vastliggende bestellingen en de ontmantelingsverplichtingen. De luchthaven was reeds voor in totaal 108,3 miljoen EUR verplichtingen aangegaan, die ook in het geval van een stopzetting van de bouwactiviteiten moesten worden nagekomen. Bovendien waren voor de terugkeer naar de status-quo ontmantelingsverplichtingen voor naar raming 100 miljoen EUR noodzakelijk geweest.

Tabel 2

Vergelijking van de scenario's „status-quo”, „uitbouw zonder DHL” en „uitbouw met DHL”, rekening houdend met de vastliggende bestellingen en ontmantelingsverplichtingen

(in 1000 EUR)

 

(1)

(2)

(2 - 1)

Status-quo

Uitbouw met DHL

Saldo

EBITDA 2006-2042

[…]

[…]

[…]

Investeringsuitgaven 2006-2042

[…]

[…]

[…]

Gedisconteerde waarde van de onderneming aan het eind van haar levensduur

[…]

[…]

[…]

Vastliggende bestellingen

[…]

[…]

[…]

Ontmantelingsverplichtingen

[…]

[…]

[…]

Totaal

[…]

[…]

[…]

(57)

Bij schrijven van 9 april 2009 deelde Duitsland de Commissie voorts mee dat in de berekeningen die in verband met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie waren gemaakt, de investerings- en exploitatiekosten waren meegerekend voor maatregelen inzake veiligheid en beveiliging, die tot de taak van de openbare orde en veiligheid behoren en die dus buiten het staatssteuntoezicht vallen. Deze kosten hadden dus niet in de overgelegde berekeningen in aanmerking mogen worden genomen.

Tabel 3

Vergelijking van de scenario's „status-quo”, „uitbouw zonder DHL” en „uitbouw met DHL”, exclusief de investerings- en exploitatiekosten voor maatregelen inzake veiligheid en beveiliging

(in 1000 EUR)

 

(1)

(2)

(3)

Status-quo

Uitbouw zonder DHL

Uitbouw met DHL

EBITDA 2006-2042

[…]

[…]

[…]

Investeringsuitgaven 2006-2042

[…]

[…]

[…]

Gedisconteerde waarde van de onderneming aan het eind van haar levensduur

[…]

[…]

[…]

Totaal

[…]

[…]

[…]

3.1.4.   Niet-commerciële activiteiten

(58)

Duitsland blijft weliswaar bij zijn opvatting dat de financiering van de uitbouw van de zuidbaan van de luchthaven van Leipzig een algemene economische beleidsmaatregel is, die als dusdanig in zijn geheel buiten het staatssteuntoezicht valt, maar heeft de Commissie toch informatie verschaft over de in het kader van de te onderzoeken maatregel uitgevoerde investeringen, die — volgens Duitsland — tot de sectoren veiligheid, beveiliging, luchtverkeersleiding, politietaken, douane enz. behoren (zie de volgende tabel). Deze investeringen worden in de overwegingen 58 tot 69 beschreven.

Tabel 4

Investeringen in veiligheid en beveiliging 2006-2042 in EUR (nominale waarde)

(EUR)

Totale investeringen in veiligheid en beveiliging 2006-2042 (in EUR)

Status-quo

Uitbouw zonder DHL

Uitbouw mèt DHL

Openbare orde en veiligheid

 

[…]

[…]

Omheining

[…]

[…]

Weg langs de omheining

[…]

[…]

Controlepunt 2

[…]

[…]

Controlepunt 4

[…]

[…]

Controlepunt 1

[…]

[…]

[…]

Beveiligings- en controlesysteem

[…]

[…]

[…]

Toegangscontrolesysteem zuid

[…]

[…]

Geïntegreerd controlecentrum

[…]

[…]

[…]

Uitrusting geïntegreerd controlecentrum

[…]

[…]

[…]

Videoapparatuur zuid

[…]

[…]

Veterinaire grenscontrolepost

[…]

[…]

Brandbestrijding

 

[…]

[…]

Voorlopige brandweerpost zuid

[…]

[…]

Brandbestrijdings- en reddingsuitrusting

[…]

[…]

[…]

Bedrijfszekerheid

 

[…]

[…]

Installaties voor ononderbroken stroomvoorziening (USP) Platform 4/5

[…]

[…]

Installaties voor ononderbroken stroomvoorziening zuid/west

[…]

[…]

Installaties voor ononderbroken stroomvoorziening zuid/oost

[…]

[…]

Transformatorstation

[…]

[…]

Hoog- en laagspanningskabel voor Deutsche Wetterdienst (DWS)

[…]

[…]

Hoog- en laagspanningskabel voor Deutsche Flugsicherung (DFS)

[…]

[…]

Bebakening

 

[…]

[…]

Bebakening zuidbaan

[…]

[…]

Bebakening nieuwe platforms

[…]

[…]

Totaal

[…]

[…]

[…]

(59)

Ook wijst Duitsland de Commissie op de lopende operationele kosten (materiaal- en personeelskosten) voor de betrokken sectoren. In dat verband wordt verwezen naar de richtsnoeren van 2005 waarin bepaald is dat „activiteiten die normaal gesproken onder de verantwoordelijkheid van de staat vallen bij de uitoefening van haar overheidsmacht”, in de regel niet onder de toepassing van de richtsnoeren vallen (vgl. de punten 33 en 54 van de richtsnoeren). Duitsland heeft op deze kosten ook de inkomsten uit de op grond van artikel 8, lid 3, van het Luftsicherheitsgesetz (wet luchtvaartveiligheid) geheven luchtveiligheidsheffingen in mindering gebracht. Deze heffingen zijn verschuldigd voor de passagierscontrole op de luchthaven.

Tabel 5

Totale kosten operationele veiligheid 2006-2042 in EUR (nominale waarde)

(EUR)

Kosten operationele veiligheid 2006-2042

Status-quo

Uitbouw zonder DHL

Uitbouw mèt DHL

(1)

Materiaalkosten

[…]

[…]

[…]

(2)

Personeelskosten

[…]

[…]

[…]

(3)

Afschrijvingen

[…]

[…]

[…]

(4)

Overige kosten

[…]

[…]

[…]

(5)

Totaal kosten veiligheid (1) + (2) + (3) + (4)

[…]

[…]

[…]

(6)

Veiligheidsheffingen

[…]

[…]

[…]

(7)

Totaal (5) - (6)

[…]

[…]

[…]

(60)

De beveiligingsuitrusting en -maatregelen zijn in overeenstemming met de verplichtingen voor luchthavenexploitanten uit hoofde van de nationale rechtsvoorschriften — het Luftsicherheitsgesetz (LuftSiG) en het Luftverkehrsgesetz (wet luchtvaart — LuftVG) — en de aanbevelingen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) wat betreft beveiligingsmaatregelen in de luchtvaart bij ontwerp, bouw en exploitatie van commerciële luchthavens.

(61)

Om ongeoorloofde toegang tot beveiligde zones van de luchthaven te verhinderen, worden alle personen, voertuigen en goederen door toegangscontrolepunten geleid, die met veiligheidspoortjes, röntgenapparatuur en handdedectoren zijn uitgerust. De toegang tot de beveiligde zones wordt geregeld en gecontroleerd door een beveiligings- en controlesysteem. Het controlecentrum voor de veiligheid is ook aangesloten op het waarschuwingssysteem voor gevaren (brandmelder, centrum voor gebouwentechnologie enz.) en het toegangscontrolesysteem (alarmsysteem bij inbraken en overvallen, videosurveillance enz.). Door het gewijzigde tracé van de nieuwe zuidbaan moesten een nieuwe buitenomheining en twee nieuwe, extra toegangscontrolepunten (controlepunt 2 en 4) worden gebouwd.

(62)

Daarnaast moet de exploitant de genoemde beveiligingsmaatregelen, overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2320/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (17), in een beveiligingsprogramma opnemen, dat ter goedkeuring aan de met de veiligheid van het vliegverkeer belaste autoriteit moet worden voorgelegd. De exploitant van een burgerluchthaven is verplicht de in het goedgekeurde beveiligingsprogramma voor de burgerluchtvaart opgenomen beveiligingsmaatregelen ten uitvoer te leggen. Het beveiligingsprogramma voor de burgerluchtvaart van de luchthaven van Leipzig werd op 25 oktober 2007 door de afdeling luchtverkeer van het Saksische ministerie van Economie en Arbeid goedgekeurd. Om haar verplichtingen in het kader van het Luftsicherheitsgesetz na te komen, opereert de luchthaven een eigen beveiligingsdienst.

(63)

Omdat de luchthaven had besloten goederenverkeer uit derde landen in de zin van Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (18), toe te staan, heeft de luchthaven voor de afhandeling en opslag van dierlijke producten of het onderbrengen van dieren een veterinaire grenscontrolepost nodig.

(64)

De luchthaven is wettelijk verplicht brandweer- en reddingsdiensten inzetklaar te houden. Brandweer- en reddingsdiensten zijn een van de voorwaarden om een exploitatievergunning te krijgen. Om aan de geldende verplichtingen voor brandweer- en reddingsdiensten te voldoen, moest de nieuwe zuidbaan een eigen brandweerpost krijgen. De luchthaven van Leipzig beschikt daardoor over brandweerposten (19) in het noordelijke en het zuidelijke deel van de luchthaven.

(65)

De luchthaven moet over een dubbele stroomvoorziening beschikken. Dat is, in verband met reguleringsverplichtingen, alleen mogelijk door ononderbroken stroomvoorziening (USP). Daartoe werden dynamische USP-dieselsystemen geïnstalleerd in elk van de drie bebakeningsstations van de zuidbaan.

(66)

Volgens de door Duitsland verschafte gegevens was het nodig de stroomvoorziening uit te bouwen om de stroomvoorziening (daaronder begrepen reservecapaciteit) te garanderen en nieuwe capaciteit te creëren voor de vestiging van verdere ondernemingen op de luchthaven van Leipzig. Daarom werd de bouw van een transformatorstation ten belope van 5 miljoen EUR gepland.

(67)

In verband met de herinrichting van de zuidbaan moest de luchthaven ook kosten (voor hoog- en laagspanningskabels) maken op grond van haar verplichtingen in het kader van de voorschriften wat betreft luchtverkeersleiding (artikel 27, onder d), van het Luftverkehrsgesetz) en haar verplichtingen ten aanzien van de Deutsche Wetterdienst (artikel 27, onder f), van datzelfde Luftverkehrsgesetz).

(68)

De bebakeningsvoorschriften zijn in ICAO-Annex 14 (20) vastgesteld. In Duitsland zijn deze voorschriften omgezet door de Gemeinsame Grundsätze des Bundes und der Länder über die Markierung und Befeuerung von Flugplätzen mit Instrumentenflugverkehr (gemeenschappelijke beginselen van de federale overheid en de deelstaten over de markering en bebakening van vliegvelden met instrumentennadering). Daardoor moest de luchthaven kosten maken voor de bebakening met markers die voor de nieuwe zuidbaan moesten worden geïnstalleerd.

(69)

Duitsland verklaart voorts dat ook de verdere platforms waarvan de bouw gepland staat voor de periode nà 2010, met de betrokken bebakeningssystemen zullen moeten worden uitgerust. Ook dienen de exploitatiekosten in aanmerking te worden genomen (vgl. tabel 4).

3.1.5.   Verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt

(70)

Mocht de Commissie tot de conclusie komen dat het bij de investering om steun gaat, dan wil Duitsland er op wijzen dat de investeringen „bestaande steun” vormen in de zin van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (21), dat het dus gaat om „steun die als bestaande steun wordt beschouwd, omdat kan worden vastgesteld dat hij op het moment van inwerkingtreding geen steun vormde, maar vervolgens steun is geworden vanwege de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt, zonder dat de betrokken lidstaat er wijzigingen in heeft aangebracht”.

(71)

Duitsland voert voorts aan dat de vernieuwing van de zuidbaan het algemene belang dient in de zin van artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag, en draagt daarvoor een aantal argumenten aan. Volgens Duitsland zal de bouw van de nieuwe zuidbaan de integratie van nationale en internationale verkeerssysteem verbeteren en de regio economisch voordeel opleveren. Internationale ondernemingen, die voor de distributie van hun producten op expresdiensten een beroep doen, hebben zich in de regio-Halle/Leipzig gevestigd. De luchtvrachthub heeft al een reeks internationaal actieve ondernemingen naar de regio gehaald, waar de dringend noodzakelijke nieuwe arbeidsplaatsen zijn ontstaan. Door een luchtvrachthub ontstaat er een gunstig ondernemings- en investeringsklimaat, dat dan weer zelf positieve effecten op de werkgelegenheid met zich brengt. Duitsland steunt hiervoor op een analyse van prof. dr. Jünemann, dat dankzij de luchtvrachthub bij het afbouwen van de luchthaven in 2008 alleen al in Leipzig/Halle 3 500 directe banen en zo'n 7 000 indirecte banen zouden ontstaan. De meeste van deze banen zouden in gespecialiseerde ondernemingen ontstaan, die zich wegens de luchtvrachthub in de regio vestigden.

(72)

De herinrichting van de zuidbaan zou ook beter zijn voor het milieu. Deze herinrichting voorkomt namelijk dat in de toekomst dichtbewoonde gebieden in het noorden van Leipzig en het zuiden van Halle moeten worden overvlogen. Een gebied van Leipzig, dat dichtbij het luchthaventerrein en vóór het einde van de oude zuidbaan ligt, zou bijzonder door lawaai getroffen zijn. Dankzij het gewijzigde ontwerp van de af- en aanvliegroutes van beide banen zouden de door het vliegverkeer veroorzaakte geluidsemissies zich daar concentreren. Ook zou door het nieuwe ontwerp van de zuidbaan de belasting van het milieu voor de dichtbewoonde agglomeratie-Leipzig/Halle tot een minimum worden beperkt.

(73)

Bovendien voldeed het ontwerp van de oude zuidbaan niet aan de ideale meteorologische voorwaarden voor start- en landingsverkeer. Het hele jaar door of in bepaalde maanden zou de overheersende windrichting zuidwest zijn. Daardoor is er tussen het ontwerp van de oude zuidbaan en de overheersende windrichting een afwijking van rond 20 graden. Bij storende zijwindcomponenten kan dit nadelig zijn. Het nieuwe ontwerp voldoet aan de meteorologische voorwaarden voor het vliegverkeer en maakt instrumentennadering in de categorie alle weer (ILS CAT III) mogelijk, hetgeen tot dusver niet het geval was. Dankzij de afstand van meer dan 2 000 m tussen de start- en landingsbanen kunnen deze banen onafhankelijk van elkaar worden gebruikt.

(74)

Duitsland benadrukt dat alle planningsbesluiten werden genomen met het oog op de vraag op de lange termijn en de specifieke baten voor de luchthaven wanneer deze zich in toenemende mate op het vrachtverkeer zou concentreren. De belangrijkste van deze voordelen zijn de toestemming om, zonder beperkingen, nachtvluchten op beide start- en landingsbanen uit te voeren. Op vele Europese luchthavens gelden voor nachtvluchten aanzienlijke restricties. Deze hebben een sterke impact op het totale luchtvrachtverkeer en met name de expresvracht, en de exploitatie van een luchtvrachthub is praktisch alleen mogelijk op een luchthaven zonder beperkingen voor nachtvluchten.

(75)

Normaal gesproken ligt dit soort luchthavens zonder beperkingen op nachtvluchten echter in dunbevolkte gebieden, die slechts over ontoereikende infrastructuur voor het vervoer over land beschikken. De luchthaven van Leipzig biedt evenwel het voordeel van een uitstekende aansluiting op het spoor- en wegennet. Het in 2001 gepubliceerde Regionalplan Westsachsen laat de geplande uitbouw van de infrastructuur in dit gebied zien. Volgens dit plan zou de luchthaven zodanig worden uitgebouwd dat daarmee de positie van de regio binnen het vervoersnetwerk voor nationaal en internationaal vrachtvervoer wordt verbeterd.

(76)

De luchthaven bevindt zich op het knooppunt van twee Bundesautobahnen, die de belangrijkste catchment areas van de luchthaven in de richting noord-zuid en oost-west verbinden. Het wegennet moet door verdere hoofdverkeerswegen worden aangevuld, die moeten worden aangelegd naargelang de luchthaven verder uitbreidt. De luchthaven beschikt ook over een uitstekende aansluiting op het spoorwegnet. De ICE-lijn Erfurt-Halle/Leipzig loopt in de buurt van de luchthaven en daardoor is de luchthaven gemakkelijk bereikbaar via een combinatie van intercity- en regionale treinen.

(77)

Volgens Duitsland is deze uitzonderlijke combinatie van positieve factoren des te waardevoller, gelet op de capaciteits- en infrastructuurtekortkomingen op andere Duitse luchthavens. Daarom had het luchthavenbedrijf Leipzig besloten om zich, in tegenstelling tot andere Duitse luchthavens, te concentreren op de nichemarkt van de luchtvracht.

(78)

Het luchtvrachtverkeer, en met name de expresvracht, geeft een aanzienlijke groei te zien. Deze ontwikkeling dwingt de grotere aanbieders van expresdiensten om hun operationele capaciteit te verruimen, daar waar de bestaande capaciteit op luchthavens steeds krapper wordt en de beperkingen op nachtvluchten toenemen.

(79)

Wat betreft de bezwaren van de Commissie ten aanzien van de levensvatbaarheid van de vernieuwing van de zuidbaan, verwijst Duitsland naar het besluit in de zaak van de luchthaven van Antwerpen, waar de Commissie ten aanzien van regionale luchthavens tot de conclusie kwam dat het door regionale beperkingen voor een luchthaven niet mogelijk is de nodige inkomsten te verwerven om passende luchthavendiensten te kunnen aanbieden of om de levensvatbaarheid van de luchthavens te garanderen. Om deze luchthavens als regionale toegangspunten in het publieke belang te laten functioneren, zijn onder bepaalde omstandigheden publieke middelen nodig.

(80)

De beschikbaarheid van twee, onderling onafhankelijke start- en landingsbanen is een essentiële voorwaarde om een moderne vrachtluchthaven te kunnen opereren. Dit geldt des te meer voor hubs en expresdiensten. Zonder een tweede start- en landingsbaan kan de luchthaven van Leipzig niet als luchtvrachthub functioneren en zich niet, zoals in de overwegingen 71 e.v. werd beschreven, toeleggen op de nichemarkt van het expresvrachtverkeer. Het aantal passagiers is volledig irrelevant voor de vraag of een systeem met parallelle banen noodzakelijk is.

(81)

Door het ontwerp van de oude zuidbaan van de luchthaven is het onmogelijk om de oude zuidbaan en de nieuwe noordbaan terzelfder tijd te opereren. De af- en aanvliegroutes zouden elkaar snijden op een punt in de buurt van de luchthaven, met als gevolg dat de luchtverkeersleiding van Deutsche Flugsicherung de beide banen, uit oogpunt van vliegoperaties, als één enkele baan zou moeten beschouwen. Voorts kunnen ongunstige weersomstandigheden of ongevallen onderbrekingen in de logistieke keten veroorzaken. De beschikbaarheid van een tweede, parallelle baan is dus onmisbaar om op de luchthaven ononderbroken operaties te garanderen en aanbieders van vrachtdiensten aan te trekken. Deze analyse werd bij de Planfeststellungs-procedure voor de aanleg van de nieuwe zuidbaan ook door de bevoegde instantie (Planfeststellungsbehörde) bevestigd. Zij had een deskundigenstudie besteld over de vraag of het nodig was om de zuidbaan zo te draaien dat zij parallel met de noordbaan kwam te liggen, dan wel of de start- en landingsbanen in V-vorm konden worden gebruikt. Uit de studie is gebleken dat zelfs bij passagiersvluchten de gemiddelde vertragingen bij een systeem met banen in V-vorm onaanvaardbaar zouden zijn, en dat de afhandeling van het luchtvrachtverkeer onmogelijk zou zijn. Bovendien moest worden vastgesteld dat de vertragingen bij een hub voor expresvracht nog zouden toenemen, omdat door het in- en uitladen van de luchtvracht van vliegtuigen die met vertraging waren geland, de vertrektijden van de andere vliegtuigen nog verder zouden worden vertraagd. Daardoor zou de logistieke keten aan de gateways in de war geraken. Het systeem met parallelle banen doet de flexibiliteit van de luchthaven dus toenemen en maakt deze voor potentiële gebruikers aantrekkelijker.

(82)

De Planfeststellungsbehörde had, na afweging van alle betrokken publieke belangen, bevestigd dat de plannen voor de uitbouw economisch bijzonder zinvol waren en dat de economische kansen sterk opwogen tegen de risico's. Deze instantie was tot de bevinding gekomen dat er voor de infrastructuur met het oog op de aanleg van een centrale luchtvrachthub op de luchthaven, uit zowel macro- als micro-economisch oogpunt, een behoefte bestond. Door de zuidbaan te draaien zou bovendien het gevaar op botsingen verminderen. Het Bundesverwaltungsgericht heeft het Planfeststellungsbeschluss bevestigd in zijn arrest van 9 november 2006 en heeft in dit verband geen fouten bij de belangenafweging geconstateerd.

(83)

Duitsland benadrukt nogmaals dat het besluit voor de bouw van een nieuwe zuidbaan onafhankelijk is genomen van en voorafgaand aan het besluit van DHL om haar luchtvrachthub van Brussel naar Leipzig te verplaatsen. DHL had alleen een garantie gekregen voor het gebruik van de zuidbaan gedurende twee bepaalde nachtslots (die overeenkomen met een gegarandeerd aandeel van [10-25] % in de gebruiksduur van de zuidbaan), terwijl de zuidbaan tijdens de rest van de nacht en overdag voor alle betrokkenen beschikbaar is.

(84)

Volgens Duitsland wordt met deze maatregel het intracommunautaire handelsverkeer dan ook niet ongunstig beïnvloed, aangezien de capaciteit op de markt voor luchtvracht — en met name expresvracht — momenteel in heel Europa erg beperkt is.

3.2.   Steun voor DHL

3.2.1.   Raamovereenkomst

3.2.1.1.   Marktconformiteit van de garanties in raamovereenkomst

(85)

Duitsland is van mening dat het luchthavenbedrijf, toen het de raamovereenkomst heeft ondertekend, volgens het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie is opgetreden, omdat de positieve effecten en het voordeel van de overeenkomst met DHL ruim opwogen tegen de risico's en verplichtingen van de luchthaven. Het resterende risico voor het luchthavenbedrijf Leipzig ten aanzien van de verplichtingen inzake capaciteit en exploitatie is zeer gering.

(86)

Duitsland is van mening dat het luchthavenbedrijf als een particuliere investeerder heeft gehandeld toen het op 21 november 2004 het besluit voor de bouw van de zuidbaan nam en pas een jaar nadien (op 21 september 2005) een besluit over de ondertekening van de raamovereenkomst nam. De beslissende vraag is dus of het luchthavenbedrijf in 2005 een hogere cashflow verwachte in het scenario „uitbouw met DHL” dan in het scenario „uitbouw zonder DHL”. Aangezien de aanleg van de zuidbaan in september 2005 al ver was gevorderd, kwam het stopzetten van de werkzaamheden niet meer als een economisch alternatief ter discussie.

(87)

In tegenstelling tot eerdere verklaringen neemt Duitsland ook de restwaarde in de cashflowberekeningen op, om een hogere rendabiliteit van de zuidbaan aan te tonen. De berekening van de restwaarde is gebaseerd op een lineaire groei van de operationele resultaten in de periode 2038-2042 bij een gemiddelde stijging van de inkomsten met 3 %.

(88)

De introductie van de restwaarde heeft een aanzienlijk effect op de rendabiliteit van de economische scenario's. Waar Duitsland voor de periode 2006-2042 uitkomt op een gedisconteerde cashflow van ca. […] EUR in het scenario „uitbouw met DHL” en van ca. — […] EUR in een scenario „uitbouw zonder DHL”, bedraagt de restwaarde, eveneens gedisconteerd tot 2006, onderscheidenlijk, ca. […] EUR en […] EUR. Zoals uit deze cijfers blijkt, doet de restwaarde de rendabiliteit in het scenario „uitbouw mèt DHL” met een factor van bijna […] EUR stijgen en verandert het scenario „uitbouw zonder DHL” van een verliesgevend in een winstgevend project met een cashflow van ca. […] EUR.

(89)

Op grond van het saldo tussen de aldus berekende cashflow in de beide scenario's komt Duitsland tot de conclusie dat het scenario „uitbouw met DHL” in 2005 een cashflow oplevert die rond […] EUR hoger uitkomt dan in het scenario „uitbouw zonder DHL” (22).

(90)

Wat betreft de risicocalculatie voert Duitsland aan dat risicoverzekeringen een courante zakelijke praktijk zijn en dat het risico in dit geval uit de cashflow kan worden gefinancierd. Duitsland raamt het risico als gevolg van de raamovereenkomst op ongeveer […] EUR ingeval beperkingen op nachtvluchten worden ingevoerd, en gaat ervan uit dat DHL dit risico via positieve cashflow kan financieren (23). Een particuliere investeerder had het risico op schadeclaims geaccepteerd, omdat de […] EUR positieve cashflow bij een scenario „uitbouw met DHL” voldoende zou zijn om het risico op schadeclaims ten belope van […] EUR te dekken.

(91)

Naast deze overwegingen betreffende het risico van een verbod op nachtvluchten, beschouwt Duitsland een disconteringspercentage van 6,5 % als passend, omdat de inkomsten bij deze berekeningen niet voor inflatie worden gecorrigeerd en de risico's voor het luchthavenbedrijf Leipzig gering zijn. Deze beoordeling wordt ondersteund door te wijzen op besluiten van de Britse Civil Aviation Authority over de vaststelling van de luchthavengelden voor de periode 2008-2013. Deze berekeningen zijn gebaseerd op vergelijkbare kapitaalkosten (in reële termen en vóór belastingen) van 6,2 % voor de luchthaven van Heathrow en 6,7 % voor de luchthaven van Gatwick.

(92)

Duitsland benadrukt voorts dat bij de beoordeling van de evenredigheid van de raamovereenkomst ook ermee rekening is gehouden dat DHL, door 250 miljoen EUR in haar nieuwe Europese hub te investeren en zich voor lange tijd aan Leipzig te binden, een aanzienlijk zakelijk risico heeft genomen, en dat het luchthavenbedrijf Leipzig van DHL een schadevergoeding krijgt wanneer de onderneming besluit haar activiteiten stop te zetten voordat de periode van 15 jaar is afgelopen.

(93)

Duitsland komt tot de conclusie dat aan de ondertekening van de raamovereenkomst een groter economisch voordeel is verbonden dan wanneer deze niet werd ondertekend, en dat dus ook een particuliere investeerder de raamovereenkomst met DHL had ondertekend. Bijgevolg omvat de raamovereenkomst geen elementen van staatssteun.

3.2.1.2.   Marktconformiteit van de huurovereenkomsten

(94)

Duitsland verklaart dat voor het platform een leasingovereenkomst noodzakelijk was, omdat het luchthavenbedrijf steeds eigenaar van de infrastructuur moet blijven om de publieke toegang tot het platform om luchtverkeerstechnische redenen en op grond van de bestemmingsvoorschriften te garanderen, ook wanneer de overeenkomst met DHL wordt verbroken.

(95)

Wat betreft de bijzondere bepalingen in de huurovereenkomsten waardoor DHL een optie krijgt om de gronden te huren die grenzen aan het terrein dat DHL ter beschikking werd gesteld en die een verhuring van deze gronden aan concurrenten van DHL uitdrukkelijk verbieden, voert Duitsland aan dat het luchthavenbedrijf Leipzig talrijke gronden bezit die nièt grenzen aan het terrein dat DHL ter beschikking werd gesteld en die concurrenten van DHL kunnen huren. Ten tweede voert Duitsland aan dat met de reservering van gronden die aan het terrein van DHL grenzen, het beginsel van de economische belangen van de huurder wordt in acht genomen, beginsel dat in het Duitse huurrecht wordt erkend (24).

3.2.1.3.   Marktconformiteit van de luchthavengelden

(96)

Volgens Duitsland heeft het luchthavenbedrijf Leipzig als een particuliere investeerder gehandeld, aangezien de met DHL overeengekomen luchthavengelden marktconform zijn en zelfs in het bovenste segment liggen van de luchthavengelden die DHL bij andere Europese hubs moet betalen (vgl. de overwegingen 115 e.v.). Duitsland betoogt dat bij de luchthavengelden die DHL aan het luchthavenbedrijf Leipzig verschuldigd is, geenszins sprake is van een voorkeursbehandeling.

3.2.1.4.   De patronaatsverklaring

(97)

In de eerste plaats verklaart Duitsland dat de Vrijstaat Saksen door de extra winsten die dankzij de investeringen worden gegenereerd, indirect voor de garantie wordt vergoed. Ten tweede beschouwt Duitsland de patronaatsverklaring als een courante zakelijke praktijk, aangezien de Vrijstaat Saksen deze patronaatsverklaring ten belope van […] EUR ten behoeve van DHL heeft afgegeven in ruil voor een patronaatsverklaring van Deutsche Post AG (de moedermaatschappij van DHL) ten belope van […] EUR, om eventuele claims van het luchthavenbedrijf Leipzig ten aanzien van DHL te dekken (DHL zou bijvoorbeeld een contractueel vastgelegde schadevergoeding moeten betalen die overeenstemt met de landingsrechten voor […] jaar, wanneer de onderneming besluit de luchthaven van Leipzig in de eerste […] jaar van de duur de raamovereenkomst opnieuw te verlaten).

(98)

Duitsland wijst er verder op dat de patronaatsverklaring nog door de Commissie moet worden goedgekeurd en nog niet in werking was getreden.

4.   OPMERKINGEN VAN DERDEN

4.1.   DHL

4.1.1.   Steun voor de luchthaven

(99)

Volgens DHL is de twijfel van de Commissie ten aanzien van de noodzaak van de aanleg van de nieuwe zuidbaan volledig in tegenspraak met haar eigen mededeling van 24 januari 2007 aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met als titel „Actieplan inzake de capaciteit, efficiëntie en veiligheid van de Europese luchthavens” (25); daarin staat te lezen dat de bestaande capaciteit moet worden uitgebreid, om de overbelasting van de Europese luchthavens te verlichten. DHL ziet in haar moeizame zoektocht naar een geschikte hub de vaststelling van de Commissie bevestigd dat deze sector de grenzen van zijn capaciteit heeft bereikt.

(100)

De uitbreiding van de luchthaven van Leipzig levert een wezenlijke bijdrage aan de inspanningen om de capaciteitscrisis op te lossen. Nu de Commissie het luchtvervoer tot „motor” van de economische groei en de luchtvracht tot de „sleutel” voor de groei op de interne markt en in de buitenlandse handel heeft uitgeroepen, is een uitbouw van de capaciteit op de luchthaven van Leipzig in het publieke belang van de lidstaten en van de Gemeenschap als geheel.

(101)

Volgens DHL is de uitbouw of de vernieuwing van reeds bestaande start- en landingsbanen wezenlijk rationeler dan de aanleg van een volledig nieuwe start- en landingsbaan. Een systeem met parallelle banen voorkomt vertragingen en het afleiden van trafiek naar andere luchthavens. Het tegengaan van vertragingen is in het luchtvrachtvervoer en in het bijzonder bij centrale hubs voor expresvrachtverkeer een veel kritischer probleem als bij het passagiersverkeer.

(102)

DHL is van mening dat de grootste voordelen van de verhuizing naar de luchthaven van Leipzig zijn: het ontbreken van een verbod op nachtvluchten, de goede aansluitingen op het wegen- en spoorwegnet, en de beschikbaarheid van lokale arbeidskrachten. De aanleg van start- en landingsbanen maakt het ook noodzakelijk om de nodige infrastructuur voor het openbaar vervoer beschikbaar te stellen als dienst van algemeen belang. Dit geldt met name voor de nieuwe Duitse deelstaten, omdat de vernieuwing van de onderontwikkelde verkeersinfrastructuur in deze regio's zonder enige twijfel een openbare taak in het algemeen belang is.

(103)

De uitkomst van de complexe Planfeststellungs-procedure voor de zuidbaan was dat uit zowel macro- als micro-economisch oogpunt een behoefte bestond om de zuidbaan te vernieuwen. Daarom valt dus uit te sluiten dat de zuidbaan op de luchthaven van Leipzig specifiek voor DHL werd ontworpen en gebouwd. Dit project werd, zowel qua timing als zakelijk, onafhankelijk van DHL uitgevoerd.

(104)

DHL is van mening dat de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke logistieke eisen op het gebied van expresvracht. Anders dan bij het passagiersverkeer, dat op korte termijn naar andere luchthavens kan worden afgeleid, moeten voor expresdiensten hubs worden gebouwd en vergt zulks zo hoge investeringen dat de inspanningen enkel lonen wanneer de vestiging permanent is. Expresluchtvracht wordt, naar zijn aard, 's nachts behandeld en is in sterke mate afhankelijk van permanent beschikbare slots voor nachtvluchten. Wanneer de Commissie een fundamenteel vereiste als een voorkeursbehandeling beschouwt, stelt zij daarmee de economische basis van alle aanbieders van expresdiensten ter discussie.

(105)

Wanneer de financiële verantwoordelijkheid voor de zuidbaan aan DHL zou worden overgedragen, zou de onderneming daardoor op onaanvaardbare wijze worden benadeeld op de markt voor expresdiensten, omdat haar concurrenten alleen de standaardvergoedingen voor vrachtvluchten moeten betalen en hun geen investeringsuitgaven voor start- en landingsbanen worden opgedrongen. Volgens DHL heeft het luchthavenbedrijf Leipzig bij de ondertekening van de overeenkomst als een particuliere investeerder gehandeld, aangezien de start- en landingsrechten, de voorwaarden in de huurovereenkomst voor het platform en in de erfpachtovereenkomst marktconform waren. De looptijd van de overeenkomst en de daarin bepaalde schadevergoedingen zijn evenwichtig. De garanties in de raamovereenkomst zijn, afgemeten aan de gedragen risico's, gerechtvaardigd en eveneens marktconform. De patronaatsverklaring moet nog door de Commissie worden goedgekeurd en is nog niet van kracht.

4.1.2.   Steun voor DHL

(106)

Volgens DHL houdt de raamovereenkomst geen enkele voorkeursbehandeling van DHL in, maar bevat zij alleen op de markt gebruikelijke financiële overwegingen en voorwaarden.

4.1.2.1.   Marktconformiteit van de garanties in de raamovereenkomst

(107)

DHL is van mening dat Commissie bij haar onderzoek van de vraag of een particuliere investeerder de in de raamovereenkomst opgelegde schadevergoeding had geaccepteerd, de volkomen verschillende economische risico's voor de betrokkenen buiten beschouwing laat.

(108)

De vestiging van de centrale hub op de luchthaven van Leipzig betekent voor DHL niet alleen een investering van meer dan 250 miljoen EUR, maar ook dat de onderneming economisch volledig afhankelijk is van de beschikbaarheid op de lange termijn van slots voor nachtvluchten. Wanneer deze slots niet meer beschikbaar zijn, komt daarmee niet alleen de zin van de investering van 250 miljoen EUR ter discussie, maar ondervinden ook de volledige wereldwijde expresactiviteiten van DHL daarvan hinder, met niet te voorziene ongunstige gevolgen. Volgens DHL moet iedere particuliere investeerder die een grote klant ertoe wil aanzetten om in een locatie met aanzienlijke financiële risico's te investeren, met deze risico's omgaan volgens het „do-ut-des”-beginsel, wil hij deze klant binnenhalen.

(109)

Ook voor het luchthavenbedrijf zijn de risico's, nadat het had besloten een tweede start- en landingsbaan te bouwen (besluit dat niet met het oog op DHL werd genomen), aanzienlijk geringer dan voor DHL. Deze bijzonder ongelijke verdeling van de economische risico's moet daarom in de aansprakelijkheidsclausules haar neerslag vinden. Daar waar een verbod op of een beperking van de nachtvluchten voor DHL massale schade zou betekenen, blijft de schade voor het luchthavenbedrijf beperkt tot de verliezen aan start- en landingsrechten, die ook weer gemakkelijk door andere gebruikers kunnen worden gecompenseerd. De kans dat DHL de luchthaven uit eigen beweging verlaat, is alleen al wegens de bijzonder hoge investeringsuitgaven zeer gering. Bijgevolg is de schadevergoedingsclausule in de raamovereenkomst objectief noodzakelijk en zodoende marktconform.

(110)

De noodzaak om een aanbieder van expresdiensten de uitvoering van nachtvluchten te garanderen, blijkt ook uit de bekendgemaakte overeenkomst tussen SAB (de exploitant van de luchthaven van Luik (Bierset)) en TNT over de bouw van een centrale hub door TNT:

a)

de start- en landingsbanen op de luchthaven van Luik (Bierset) zijn voor onbeperkte duur, voor 140 % van het activiteitenvolume van TNT voor een bepaalde tijdsspanne tussen 21.00 u en 6.00 u gereserveerd (punt 32.1 van de overeenkomst tussen SAB en TNT). Deze clausule gaat veel verder dan de raamovereenkomst in de hier te onderzoeken zaak, omdat daarmee permanent een capaciteitsreserve van 40 % wordt voorzien, en geeft alleen de objectieve noodzaak weer om de betrokken onderneming contractueel en op permanente basis de onmisbare slots voor nachtvluchten te garanderen en de hoge investeringen die werden gedaan, veilig te stellen;

b)

bovendien hebben SAB en het Waals Gewest met een onbeperkte aansprakelijkheid ingestemd, daaronder begrepen voor gederfde winsten indien de garanties niet worden nagekomen, voor een termijn van 20 jaar (punt 8.c van de overeenkomst tussen SAB en TNT).

(111)

Volgens DHL komt een ongelijke verdeling van de schaderisico's tot uiting in de wijze waarop de omvang en de duur van de verplichting tot schadevergoeding is geregeld: TNT kan, wanneer de garanties niet worden nagekomen, weliswaar schadevergoeding eisen van SAB gedurende de volledige looptijd van de overeenkomst, maar de mogelijkheden om van SAB schadevergoeding te eisen neemt af naargelang de looptijd van de overeenkomst; wanneer TNT de overeenkomst na 10 jaar opzegt, daalt haar recht op schadevergoeding tot het bedrag van het jaargemiddelde van de landingsrechten (vgl. punt 10.3 c van de overeenkomst tussen SAB en TNT).

4.1.2.2.   Marktconformiteit van de huurregelingen

(112)

Wat betreft de kritiek van de Commissie dat de huurvergoedingen voor het platform niet aan de normale (lokale) vastgoedprijzen zijn aangepast, voert DHL aan dat het bij de huurovereenkomst, juridisch gesproken, niet om een gewone huurovereenkomst gaat. Door zijn rechtsvorm en zijn aard volgt een leasingovereenkomst niet de lokaal gebruikelijke huurtarieven, maar richt deze zich op de rente over het door de verhuurder beschikbaar gestelde kapitaal. Daarom is een afstemming van de door de gebruiker verschuldigde vergoeding op de lokaal gebruikelijke huurtarieven niet aangepast en is deze ook niet in vergelijkbare huurovereenkomsten te vinden.

(113)

De kritiek van de Commissie dat de huurovereenkomst de manoeuvreerruimte van het luchthavenbedrijf ten aanzien van de financiering van de investeringsuitgaven door kredieten of via eigen middelen beperkt, is volgens DHL op een foutieve interpretatie van de huurovereenkomst gebaseerd. In werkelijkheid wordt het luchthavenbedrijf Leipzig door de overeenkomst alleen verplicht om kredietoffertes te vragen, die als objectieve basis voor de berekening van de gebruiksvergoeding kunnen dienen — niet om de kredieten ook op te nemen. Het luchthavenbedrijf is dus niet verplicht van dergelijke aanbiedingen ook gebruik te maken en is vrij in zijn beslissingen inzake financiering.

(114)

Bij haar overwegingen ten aanzien van de erfpachtvergoeding baseert de Commissie zich kennelijk op onjuiste informatie over de oppervlakte van het terrein volgens punt 1.5 van de erfpachtovereenkomst. De oppervlakte bedraagt in werkelijkheid […] m2, dus bedraagt de huur […] EUR/m2 in plaats van de aangenomen […] EUR/m2. Wanneer de correcte oppervlakte wordt gehanteerd, is er dus geen sprake van de door Commissie vermoede onevenredigheid tussen de erfpachtovereenkomst en de optievergoeding.

4.1.2.3.   Marktconformiteit van de luchthavengelden

(115)

De overwegingen van de Commissie die op de marginale kosten van de zuidbaan zijn gebaseerd, zijn niet aanvaardbaar, omdat de zuidbaan gebouwd is in het algemeen belang en niet specifiek om DHL ervan te laten gebruikmaken. Bijgevolg kan de controle alleen op de luchthavenvergoedingen zien. In vergelijking met de andere Europese hubs van DHL — Bergamo (BGY), Zaventem/Brussel (BRU), Keulen (CGN) en Nottingham (EMA) — liggen de landingsrechten op de luchthaven van Leipzig (LEJ) gemiddeld […] % hoger; voor nachtvluchten zouden de luchthavengelden […] % boven het gemiddelde liggen (vgl. de onderstaande tabellen). In vergelijking met de luchthavengelden in Vatry betaalt DHL bijna […]-maal meer om in Leipzig te kunnen landen. Bovendien moeten alle gebruikers van de luchthaven van Leipzig dezelfde luchthavengelden betalen. Voor DHL staat het vast dat de landingsrechten op de luchthaven van Leipzig marktconform zijn.

Tabel 6

Luchthavengelden voor dagvluchten

 

A300

B757 (100 t)

B757 (93 t)

Gemiddelde

BGY

[…]

[…]

[…]

[…]

BRU

[…]

[…]

[…]

[…]

CGN

[…]

[…]

[…]

[…]

EMA

[…]

[…]

[…]

[…]

Gemiddelde DHL-hubs

[…]

[…]

[…]

[…]

Vatry

[…]

[…]

[…]

[…]

LEJ

[…]

[…]

[…]

[…]

De gemiddelde luchthavengelden zijn berekend op basis van de door DHL gebruikte vliegtuigtypes (A 300, B 757).

Tabel 7

Luchthavengelden voor nachtvluchten

 

A300

B757 (100 t)

B757 (93 t)

Gemiddelde

BGY

[…]

[…]

[…]

[…]

BRU

[…]

[…]

[…]

[…]

CGN

[…]

[…]

[…]

[…]

EMA

[…]

[…]

[…]

[…]

Gemiddelde DHL-hubs

[…]

[…]

[…]

[…]

Vatry

[…]

[…]

[…]

[…]

LEJ

[…]

[…]

[…]

[…]

De gemiddelde luchthavengelden zijn berekend op basis van de door DHL gebruikte vliegtuigtypes (A 300, B 757).

4.2.   Mitteldeutsche Flughafen AG (MFAG)

(116)

Mitteldeutsche Flughafen AG (hierna „MFAG” genoemd) verklaart bij het begin van haar opmerkingen, als eigenaar van het luchthavenbedrijf Leipzig, dat zij zich volledig aansluit bij de verklaringen van Duitsland.

4.2.1.   Steun voor de luchthaven

(117)

Volgens de eigenaar van de luchthaven blijkt uit het feit dat de luchthaven ondernemingen kan aantrekken, dat zij de vraag aankan. De uitbouw van de luchthaven van Leipzig en de integratie ervan in het regionale verkeersnetwerk zijn van centraal belang voor de groei van de regio, die ook door de Gemeenschap wordt ondersteund. De luchthaven voldoet ook aan de Europese vraag naar het creëren van luchthavencapaciteit, zodat het concurrentievermogen van de Gemeenschap in de sector luchtvracht kan worden gehandhaafd.

4.3.   ADV — Arbeitsgemeinschaft Deutscher Verkehrsflughäfen

4.3.1.   Steun voor de luchthaven

(118)

Volgens deze organisatie is Duitsland beslist op efficiënte vervoersverbindingen met internationale knooppunten aangewezen. Door de steeds groter wordende hoeveelheid kapitaal die in de luchtvrachtgoederen vastzit, neemt het belang van kortere transporttijden toe. De afgelopen twintig jaar heeft de sector van de overnight diensten een dynamische groei te zien gegeven, een tendens die gezien de voortschrijdende globalisering kan aanhouden. In Duitsland is er echter een capaciteitstekort voor de vestiging van grote luchtvrachtmaatschappijen, hetgeen ook voor Europa als geheel een punt van zorg is. De capaciteit voor nachtvluchten op de drie grootste luchtvrachthubs (Frankfurt, München en Keulen/Bonn) wordt bijna volledig benut en de situatie kan nog verder verslechteren wanneer de luchthaven van Frankfurt haar activiteiten met nachtvluchten volledig stopzet. Volgens de ADV moet nieuwe capaciteit worden gecreëerd om de economische concurrentiepositie op de internationale markt te beschermen. De uitbouw van de luchthaven van Leipzig speelt in op deze behoefte en ontlast andere luchthavens, die daardoor de kans krijgen zich op hun passagiersactiviteiten te concentreren. De luchthaven van Leipzig is tegelijk ook de steunpilaar van de economische ontwikkeling in het oosten van Duitsland. Volgens ADV was de bouw van de nieuwe zuidbaan op de luchthaven van Leipzig dringend noodzakelijk.

4.4.   Gemeente Leipzig

4.4.1.   Steun voor de luchthaven

(119)

Volgens de gemeente Leipzig is het noordelijke gebied van Leipzig als handels- en economisch centrum van beslissend belang voor de internationale concurrentiepositie van drie Duitse deelstaten. Dankzij de aanleg van snelwegen en nationale wegen, een hogesnelheidslijn en een regionaal spoorwegnet, maar vooral door de uitbreiding van de luchthaven van Leipzig beschikt dit logistieke knooppunt over alle troeven om zich op de lange termijn tegenover de wereldwijde concurrentie staande te houden.

(120)

Uit een studie van de gemeente Leipzig, de Industrie- und Handelskammer Leipzig en het Güterverkehrszentrum blijkt dat midden-Duitsland en de regio-Leipzig kunnen rekening houden met de creatie van 100 000 banen in de logistieke sector.

(121)

De gemeente Leipzig beschouwt de zuidbaan van de luchthaven als vitale openbare infrastructuur die van groot belang is niet alleen voor DHL, doch voor een groot aantal ondernemingen — met name door de toenemende beperkingen op nachtvluchten elders. Het feit dat DHL zich in Leipzig heeft gevestigd, wordt als absoluut van essentieel belang gezien om verdere luchtvrachtmaatschappijen aan te trekken en de capaciteit van de luchthaven te benutten.

(122)

De gemeente Leipzig voert bovendien aan dat met de nieuwe zuidbaan een systeem van parallelle banen werd gecreëerd, dat het luchtverkeer van dichtbevolkte gebieden kan weghouden. Volgens de gemeente Leipzig was de uitbouw van de luchthaven van Leipzig zonder publieke middelen niet mogelijk geweest. Hetzelfde geldt ook voor concurrerende Europese luchthavens.

4.5.   Gemeente Schkeuditz

4.5.1.   Steun voor de luchthaven

(123)

De gemeente Schkeuditz doet opmerken dat zij op het punt staat om het middelpunt te worden van belangrijke regionale ontwikkeling. Schkeuditz ligt op een supraregionale ontwikkelingsas en heeft zich de voorbije tien jaar tot een centrum van een modern verkeerssysteem kunnen ontwikkelen. Aan deze ontwikkeling heeft de gemeente haar — vooral naar Oost-Duitse normen — buitengewone economische groei te danken. Dankzij de uitstekende voorwaarden ter plaatse valt te verwachten dat deze positieve trend doorzet.

(124)

Wat de zuidbaan betreft, voert de gemeente Schkeuditz aan dat de luchthaven al op 19 juli 1991 tot de conclusie was gekomen dat door de dynamiek in de ontwikkeling van de regio een tweede start- en landingsbaan noodzakelijk werd.

4.6.   IHK Leipzig

4.6.1.   Steun voor de luchthaven

(125)

De Industrie- und Handelskammer Leipzig (hierna „IHK Leipzig” genoemd) voert aan dat de beschikbaarstelling van geschikte verkeersinfrastructuur een taak van de Staat is, hetgeen hem onbeperkte controle over de ontwikkeling van deze infrastructuur verleent en hem verplicht deze controle namens de burgers uit te oefenen.

(126)

Sinds 1991 is er in de uitbouw van de infrastructuur en de technische uitrusting van de luchthaven geïnvesteerd. Deze maatregelen werden aangevuld door verdere investeringen van de overheid in de verbetering van het weg- en spoorwegnet in de catchment area van de luchthaven. Doordat de luchtvaart-, spoorweg- en wegeninfrastructuur goed op elkaar zijn aangesloten, kon de luchthaven zich ontwikkelen tot een Europese hub voor het passagiers- en luchtvrachtverkeer. De luchthaven voldoet aan de recentste eisen voor een logistiek centrum wat betreft functionaliteit, moderniteit en capaciteit. Sinds 1993 wordt er door de economische spelers in de regio midden-Duitsland geijverd voor de uitbouw van de luchthaven.

(127)

De logistieke dienstverlening heeft zich tot een eigen dienstverleningssector ontwikkeld, die een jaarlijkse groei van rond 6 % laat zien en die over een aanzienlijk potentieel voor verdere groei beschikt. Door de uitbreiding van de Europese Unie naar het oosten is de regio centraal komen te liggen in de Europese economie. In de regio biedt het scala aan aanwezige industrieën de aanbieders van logistieke diensten goede zakelijke vooruitzichten. De scheikundige industrie heeft, met circa 25 000 werknemers in midden-Duitsland, in hoofdzaak dienstverlening van het spoor- en het multimodale vervoer nodig. Daarentegen hebben de automobielindustrie (en haar toeleveringsbedrijven) met circa 60 000 werknemers in 450 bedrijven en de halfgeleiderindustrie met circa 22 000 werknemers vervoersdiensten nodig waarbij de factor tijd een cruciale rol speelt.

(128)

Alle grote spelers in de logistieke sector, die de voorkeur geeft aan locaties in de buurt van belangrijke verkeersknooppunten, zijn in de regio aanwezig en zijn goed voor rond 160 000 arbeidsplaatsen. Dit aantal komt overeen met zo'n 6 % van het totale aanbod aan arbeidskrachten in deze regio. De IHK Leipzig voorziet de schepping van nog eens 100 000 arbeidsplaatsen in de periode tot 2015, dankzij de uitbouw van de regio tot een logistiek knooppunt. Dit aantal komt overeen met zo'n 10 % van het totale potentieel aan arbeidskrachten in deze regio.

4.6.2.   Steun voor DHL

(129)

De luchthaven van Leipzig heeft, naast DHL, nog een hele reeks andere luchtvracht- en logistieke ondernemingen aangetrokken. Daarom kan niet worden beweerd dat concurrenten werden geweerd van de luchthaven van Leipzig of dat DHL een voorkeursbehandeling heeft gekregen. Bij de ondernemingen die op de luchthaven zijn gevestigd, zijn onder meer SALIS (Strategic Airlift Interim Solution van de NAVO) en het Russische vrachtbedrijf Tesis, dat verbindingen met China verzorgt. Een andere intercontinentaal opererende vrachtonderneming op de luchthaven is Jade Cargo International. Op 13 april 2007 kwam op de luchthaven het World Cargo Center klaar, met een overslagcapaciteit van 200 000 ton vracht per jaar, hetgeen het profiel van de locatie als luchtvrachthub verder heeft verstevigd.

4.7.   IHK Halle-Dessau

4.7.1.   Steun voor de luchthaven

(130)

De Industrie- und Handelskammer Halle-Dessau (hierna „IHK Halle-Dessau”) vertegenwoordigt de economisch-politieke belangen van meer dan 52 000 ondernemingen. IHK Halle-Dessau verklaart dat de beschikbaarstelling en financiering van dit soort infrastructuur in Duitsland een taak voor de Staat is. Dit beginsel van het Europese en Duitse vervoersbeleid is in de investeringen in deze zaak weerspiegeld.

(131)

Volgens IHK Halle-Dessau is het zo dat de uitbouw van de luchthaven:

a)

bijdraagt aan het bereiken van de regionale plandoelstelling van Saksen en Saksen-Anhalt;

b)

werd onderzocht en goedgekeurd in een complexe, openbare procedure, waarvan de uitkomsten door het Bundesverwaltungsgericht werden bevestigd;

c)

de lokale toestand voor de industrie in de regio verbetert;

d)

leidt tot meer werkgelegenheid in een regio met een ontwikkelingsachterstand;

e)

de luchtvaart over het algemeen ten goede komt, en

f)

kan voldoen aan de vraag op de lange termijn op de luchthaven van Leipzig.

(132)

In 1993 publiceerden IHK Halle-Dessau en IHK Leipzig een gemeenschappelijk standpunt over de luchthaven. De beide organisaties hielden onder meer een pleidooi voor de bouw van een systeem met twee banen (waarbij elke baan een lengte van 3 600 m zou hebben), om de capaciteit van de luchthaven uit te breiden.

(133)

Na de hereniging van Duitsland droegen de overheidsmaatregelen op het gebied van verkeersinfrastructuur wezenlijk bij aan de economische structuuromslag in de regio. De Commissie heeft de noodzaak erkend van steun voor de regio, waarvan delen nog steeds doelstelling 1-gebieden zijn, om de aanzienlijke handicaps van de regio te kunnen overwinnen. Dankzij omvangrijke particuliere en overheidsinvesteringen, vooral in infrastructuurprojecten, wordt de regio nu meer en meer internationaal concurrerend.

(134)

Desondanks ligt de werkloosheid in de regio nog steeds dubbel zo hoog als het gemiddelde in de Gemeenschap. Een en ander maakt duidelijk dat de regio nog steeds overheidsinvesteringen nodig heeft, vooral ten behoeve van een betere infrastructuur, om de concurrentiepositie te versterken en ondernemingen aan te trekken. Alleen op die wijze kan de regio een zinvolle bijdrage leveren aan het behalen van de doelstellingen van de communautaire Lissabon-strategie.

4.7.2.   Steun voor DHL

(135)

IHK Halle-Dessau benadrukt dat de modernisering van de luchthaven een geleidelijk en voortdurend proces is, waarmee in de jaren 1990 een aanvang werd gemaakt. Via een tijdrovende procedure moest iedere fase publiek worden beoordeeld en goedgekeurd. De zuidbaan is onder die omstandigheden gepland en gebouwd en het is niet correct om te stellen dat de aanleg ervan alleen ten behoeve van DHL plaatsvond.

4.8.   Ryanair

(136)

Ryanair gaat niet nader in op de details van de zaak, maar beperkt zich tot eerder „algemene” opmerkingen. Zo vermoedt de onderneming dat de Commissie geen volledig inzicht heeft in de verhoudingen tussen luchtvaartmaatschappijen en luchthavens, noch in de laatste ontwikkelingen in de luchtvaart, en dat zij daardoor een aantal foute conclusies trekt. Ryanair vreest dat de Commissie de onjuiste beginselen uit haar beschikking in de zaak-Brussels South Charleroi Airport en de richtsnoeren van 2005 nog verder zal versterken.

4.9.   Panalpina

(137)

Panalpina voert al meer dan tien jaar vrachtvluchten van Leipzig naar Moskou uit. Panalpina is voornemens haar luchtvrachthub in Leipzig te vestigen en hoopt verbindingen met het Indiase subcontinent en het Verre Oosten tot stand te kunnen brengen.

4.9.1.   Steun voor de luchthaven

(138)

Panalpina vreest dat vele grotere luchthavens in Europa alle resterende capaciteit voor het passagiersverkeer zullen gaan gebruiken. Daarom vindt Panalpina een luchthaven die zich sterker op vrachtverkeer toelegt, belangrijk. De onderneming wijst er voorts op dat de luchthaven van Leipzig weliswaar midden in Europa ligt, maar toch ver genoeg in het oosten om de vluchtduur van en naar Azië te verkorten. De 24/7-exploitatie van de luchthaven voldoet aan een behoefte in een geglobaliseerde logistieke keten voor goederen en is een van haar belangrijkste troeven.

(139)

Panalpina prijst het besluit om Leipzig tot een luchtvrachtluchthaven uit te bouwen en infrastructuur aan te bieden die garandeert dat in de toekomst luchtvracht de klok rond kan worden omgeslagen. De onderneming is ervan overtuigd dat, gelet op de infrastructuur en diensten die op de luchthaven van Leipzig voorhanden zijn, zich nieuwe ondernemingen in de regio-Leipzig zullen vestigen — en zo zullen bijdragen tot het scheppen van arbeidsplaatsen. Panalpina is van mening dat zij, evenals andere marktdeelnemers, gelijke toegang tot de infra- en suprastructuur van de luchthaven van Leipzig heeft.

4.10.   Jade Cargo International

4.10.1.   Steun voor de luchthaven

(140)

Gelet op de toenemende capaciteitsproblemen is de uitbouw van nieuw hubs dringend noodzakelijk. Aangezien een particuliere financiering van deze infrastructuur viel uit te sluiten, toont Jade Cargo International zich verwonderd over de eis van de Commissie dat de exploitant rendementen moet halen die een particuliere investeerder had geëist. Wanneer deze infrastructuur er niet was, zou zulks niet alleen een negatieve impact hebben op het oosten van Duitsland, maar ook op de Gemeenschap als geheel.

(141)

Jade Cargo International ziet bij een negatieve beschikking van de Commissie de luchthaven van Leipzig en haar eigen businessconcept in het gedrang komen. Een en ander zou ook een negatieve impact hebben op andere economische sectoren. Aangezien de uitbouw van de luchthaven geen concurrentieverstoring veroorzaakt, maar deze in het algemene economisch belang plaatsvindt, verwacht Jade Cargo International dat de Commissie een gunstige beschikking zal geven.

4.10.2.   Steun voor DHL

(142)

Volgens Jade Cargo International komt de nieuwe zuidbaan haar eigen operaties ten goede, zodat zij de argumenten van de Commissie niet kan volgen, als zou alleen DHL van de bouw van die baan profiteren. Deze voorstelling van zaken is des te lastiger te begrijpen, omdat de toewijzing van de slots de taak van Deutsche Flugsicherung (DFS) is — en niet de luchthaven.

4.11.   Condor

4.11.1.   Steun voor de luchthaven

(143)

Condor wijst op de goede multimodale aansluitingen. De onderneming vindt het veel zinvoller om in bestaande en reeds op netwerken aangesloten luchthavens (zoals Leipzig/Halle) op de behoeften afgestemde investeringen uit te voeren, in plaats van op kleinere luchthavens, die niet over de noodzakelijke voorwaarden beschikken.

4.11.2.   Steun voor DHL

(144)

Uit oogpunt van het mededingingsbeleid heeft Condor geen bezwaren tegen de voor de uitbouw van de luchthaven van Leipzig geplande investeringen. Het moderne systeem met twee banen staat ter beschikking van iedere potentiële gebruiker van de luchthaven. Gezien de vraag is moderne en efficiënte infrastructuur nodig.

4.12.   Ruslan SALIS GmbH

4.12.1.   Steun voor de luchthaven

(145)

Volgens de luchtvrachtonderneming Ruslan SALIS GmbH is geen andere luchthaven in Duitsland, vooral in het oosten van Duitsland, voor haar operaties geschikt. Een beslissende rol speelt daarbij voor de onderneming een „gegarandeerde toegang” tot en een „gegarandeerde beschikbaarheid” van de noodzakelijke transportcapaciteit.

(146)

Bij haar keuze voor de luchthaven van Leipzig als locatie speelden factoren als het systeem met twee banen, de 24/7-exploitatie, de rechtstreekse weg- en spoorverbindingen met iedere belangrijke bestemming in Centraal-Europa en de vernieuwde en verlengde zuidbaan een doorslaggevende rol.

(147)

Volgens Ruslan SALIS GmbH is de zuidbaan aangelegd in het algemeen belang en niet als op specifieke gebruikers toegesneden infrastructuur. Dit was noodzakelijk en evenredig om bottlenecks in de transportcapaciteit te voorkomen, om de luchtvaartindustrie te steunen en om regionale economische effecten voor de regio-Leipzig-Halle-Merseburg-Dessau te bereiken.

4.12.2.   Steun voor DHL

(148)

Ruslan SALIS GmbH is het niet met de Commissie eens dat de zuidbaan en het platform daarvan uitsluitend door DHL worden gebruikt. De onderneming weerspreekt de aanname als zou het bij de financiering, aanleg en exploitatie van de start- en landingsbaan als op specifieke gebruikers toegesneden infrastructuur gaan om een zakelijke transactie tussen de eigenaar van de infrastructuur en de gebruiker ervan — en dus een transactie die als iedere andere zakelijke transactie moet worden onderzocht. Voorts is het onjuist dat de verwachte toename van het luchtvrachtvolume — het centrale argument voor de uitbreiding van de luchthaven — alleen voor DHL geldt.

(149)

Ruslan SALIS GmbH gebruikt de zuidbaan en alle nieuwe infrastructuur op dezelfde wijze als DHL en de andere ondernemingen. Geen enkele gebruiker krijgt een voorkeursbehandeling. De aanleg van de zuidbaan vond plaats in het algemeen belang — ten behoeve van alle luchtvrachtmaatschappijen op de luchthaven van Leipzig. Er zijn geen aanwijzingen dat de infrastructuur specifiek op DHL is toegesneden of dat DHL enigerlei privilegies geniet.

4.13.   BARIG (Board of Airline Representatives in Germany eV)

4.13.1.   Steun voor de luchthaven

(150)

Bij de Board of Airline Representatives in Germany EG-Verdrag (hierna „BARIG” genoemd) zijn luchtvaartmaatschappijen aangesloten met distributie- en operationele activiteiten in Duitsland. BARIG voert aan dat de Commissie al op de sterke overbelasting van de grote luchthavens in Europa heeft gewezen. Dit geldt met name voor de sector luchtvracht, waar door het toenemende luchtvrachtvolume de kloof tussen capaciteitsaanbod en -vraag steeds groter wordt. In haar Actieplan inzake de capaciteit, efficiëntie en veiligheid van de Europese luchthavens heeft de Commissie voor een „capaciteitsschaarste” gewaarschuwd. Volgens BARIG zou een ongunstige beschikking van de Commissie de levensvatbaarheid van de luchthaven in gevaar brengen.

(151)

BARIG is van mening dat de aanpak uit de richtsnoeren van 2005 niet op de luchthaven van Leipzig kan worden toegepast, omdat het hier om de uitbreiding van een vrachtluchthaven gaat, daar waar de richtsnoeren uitsluitend op de concurrentie in het passagiersvervoer betrekking hadden.

(152)

Om de capaciteitsvraag in de komende jaren aan te kunnen, moet de infrastructuur voor het luchtvrachtverkeer tijdig worden uitgebreid. Wanneer deze investeringen niet uit overheidsmiddelen worden gefinancierd, zouden er geen vrachtluchthavens kunnen worden aangelegd of uitgebouwd. Particuliere investeerders zouden dergelijke investeringen niet uitvoeren.

4.14.   Lufthansa AG

4.14.1.   Steun voor de luchthaven

(153)

Lufthansa verwelkomt de maatregelen die voor de luchthaven van Leipzig zijn gepland, daaronder begrepen de aanleg van een nieuwe zuidbaan. Het project voldoet aan een behoefte en is economisch levensvatbaar. Lufthansa Cargo AG, een dochteronderneming van Deutsche Lufthansa AG, is voornemens het luchtvrachtverkeer van en naar Leipzig sterk uit te breiden. De luchthaven van Leipzig is, naast de luchtvrachthubs van Frankfurt en München, een aantrekkelijke locatie.

(154)

Lufthansa wijst er op dat de markt voor luchtvracht steeds in omvang toeneemt en dat voor Duitsland een groei van zo'n 5,3 % wordt voorspeld. Een en ander veronderstelt dat ook de infrastructuur gelijke pas houdt met de groei. De op de luchthaven van Leipzig geplande investeringen voldoen aan de eisen van de luchtvrachtsector wat betreft omvang, moderniteit en uitbreidingsmogelijkheden.

(155)

Dankzij de parallelle start- en landingsbanen is een bedrijfseconomisch verantwoorde optimalisering van de capaciteit en een verhoging van de efficiency van de luchthaven mogelijk. Dit biedt alle gebruikers van de infrastructuur kansen voor groei op de middellange en lange termijn.

4.15.   Aircargo Club Deutschland (ACD)

4.15.1.   Steun voor de luchthaven

(156)

De leden van Aircargo Club Deutschland (hierna „ACD” genoemd) zijn in leidende posities in de luchtvrachtsector actief. Voor de komende jaren houden zij rekening met een verdere aanzienlijke groei en spreken de vrees uit dat de infrastructuur die thans op de luchthaven voorhanden is, niet voldoende zal zijn.

4.15.2.   Steun voor DHL

(157)

ACD ziet geen afhankelijkheid van het luchthavenbedrijf Leipzig van DHL, al was het maar omdat de sterke economische ontwikkeling in de regio-Leipzig/Dresden een performante luchthaven noodzakelijk maakt.

4.16.   Bundesverband der Deutschen Fluggesellschaften (BDF)

4.16.1.   Steun voor de luchthaven

(158)

Het Bundesverband der Deutschen Fluggesellschaften (hierna „BDF” genoemd) vertegenwoordigt de luchtvaartmaatschappijen met lijn-, charter- of low-costvluchten en zet zich, in die hoedanigheid, in voor luchthaveninfrastructuur die op de behoeften is toegesneden. BDF vindt het niet correct dat er op enkele Duitse luchthavens bottlenecks inzake capaciteit zijn, terwijl er in de wijde omgeving telkens nieuwe kleine luchthavens uit de grond rijzen, die weliswaar aanzienlijke steun van de overheid ontvangen, maar niettemin passagiers zullen proberen aan te trekken. Bij de luchthaven van Leipzig gaat het evenwel niet om een luchthaven die uitsluitend ten behoeve van één enkele gebruiker moet worden gesteund.

(159)

BDF is van mening dat infrastructuurinvesteringen door de Staat een duidelijk voordeel voor de hele economie moeten opleveren en een rendabiliteit op de lange termijn moeten garanderen, twee voorwaarden die in deze zaak zijn vervuld. Er bestaat hiervoor een reële vraag bij de klanten, namelijk de luchtvaartmaatschappijen die passagiers en vooral vracht vervoeren.

4.17.   Cargolux

(160)

Cargolux vliegt weliswaar niet op de luchthaven van Leipzig, maar gebruikt deze als een zogenoemd offline station voor al haar intercontinentale vrachtvluchten vanaf Luxemburg. Het vrachtvolume van Cargolux dat via de luchthaven van Leipzig gaat, beloopt 20,3 % van het totale vrachtvolume dat in 2006 vanaf deze luchthaven werd verzonden. Cargolux is naar eigen zeggen een van de grootste luchtvrachtmaatschappijen op de luchthaven van Leipzig en maakt intensief van de infrastructuur gebruik. De onderneming beschouwt zichzelf als een directe concurrent van DHL.

4.17.1.   Steun voor de luchthaven

(161)

Volgens Cargolux is de verbetering van de infrastructuur van regionale luchthavens van cruciaal belang voor de ontwikkeling van het luchtvrachtverkeer in Europa (als gevolg van de capaciteitsbenutting op de grote luchthavens voor passagiersverkeer). Gelet op de omvang van de vereiste investeringen en de lange afschrijvingstermijnen zijn dergelijke investeringen alleen denkbaar met de hulp van overheidsmiddelen. Daarom verwelkomt Cargolux het initiatief van de overheid en de investeringen in regionale luchthavens, omdat deze ten goede komen aan de werkgelegenheid, het Europese bedrijfsleven, de klanten en het openbare orde.

5.   OPMERKINGEN VAN DUITSLAND TEN AANZIEN VAN DE OPMERKINGEN VAN DERDEN

(162)

In zijn opmerkingen ten aanzien van de opmerkingen van derden ging Duitsland nogmaals in op de reeds aangedragen argumenten en wees het er op dat alle partijen zich in hun opmerkingen hadden uitgesproken ten gunste van de luchthaven en de uitbouw ervan. Ook heeft geen enkele partij tegen de overeenkomst met DHL bezwaar gemaakt.

6.   BEOORDELING VAN DE STEUN

6.1.   De vraag of er sprake is van steun

(163)

Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag „zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

(164)

Aan alle in artikel 87, lid 1, bedoelde criteria dient te zijn voldaan. Om te bepalen of de aangemelde maatregelen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn, dient te worden nagegaan of elk van de hierna vermelde voorwaarden is vervuld.

a)

door de Staat wordt verleend of uit staatsmiddelen gefinancierd;

b)

bepaalde ondernemingen of bepaalde producties begunstigt;

c)

de mededinging vervalst of deze dreigt deze te vervalsen, en

d)

het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig beïnvloedt.

6.1.1.   De vraag of er sprake is van staatssteun ten behoeve van het luchthavenbedrijf Leipzig — De kapitaalinjectie

(165)

Om te bepalen of de aangemelde maatregelen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn, dient elk van deze vier voorwaarden te zijn vervuld.

6.1.1.1.   Economische activiteit en het begrip „onderneming”

(166)

Nagegaan dient te worden of het luchthavenbedrijf Leipzig een onderneming in de zin van het communautaire mededingingsrecht is.

(167)

In de eerste plaats dient te worden aangetekend dat, volgens vaste rechtspraak, het begrip „onderneming” elke eenheid omvat die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd (26), en dat onder economische activiteit wordt verstaan iedere activiteit bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt (27). Van beslissend belang om te bepalen of er van staatssteun sprake is, is de vraag of de begunstigde een economische activiteit uitoefent (28).

(168)

De uitbouw van de luchthavens volgde tot voor kort vaak een louter op ruimtelijke ordening gebaseerde logica of, in bepaalde gevallen, militaire eisen. De exploitatie ervan was georganiseerd als onderdeel van de bestuurlijke taken — en niet als commerciële onderneming. Ook was er nauwelijks concurrentie tussen luchthavens en luchthavenexploitanten. Met de liberalisering van het luchtverkeer kwamen er ook meer luchtvaartmaatschappijen, die meer luchthavens bedienden en zodoende de concurrentie tussen de luchthavens aanzwengelden. Onder die omstandigheden werd de financiering van luchthavens en luchthaveninfrastructuur beschouwd als een openbare taak en deed deze geen fundamentele bezwaren rijzen op het punt van staatssteun.

(169)

Deze situatie is de afgelopen jaren echter veranderd. Overwegingen op het gebied van ruimtelijke ordening en beheersstructuren mogen dan misschien nog wel een rol spelen, toch werd in vele gevallen de bevoegdheid voor de luchthavens door de Staat aan de regio's overgedragen en werd de exploitatie ervan gedeeltelijk aan overheidsbedrijven of zelfs de particuliere sector toevertrouwd. De overgang naar de particuliere sector verliep gewoonlijk via privatisering of een geleidelijke openstelling van het kapitaal. De afgelopen jaren hebben private-equity-fondsen, maar ook investerings- en pensioenfondsen grote belangstelling voor de verwerving van luchthavens getoond.

(170)

Als gevolg daarvan heeft de luchthavenindustrie in de Gemeenschap de laatste jaren fundamentele structurele veranderingen ondergaan, die niet alleen blijkt uit de grote belangstelling van de particuliere investeerders voor luchthavens, maar ook uit een verandering in de houding van de overheid ten aanzien van participatie van de particuliere sector in de uitbouw van luchthavens. Een en ander heeft geleid tot een toenemende diversiteit en complexiteit van de functies die luchthavens vervullen.

(171)

Deze veranderingen uit de afgelopen periode hebben ook voor een verschuiving in de economische relaties tussen luchthavens gezorgd. Werd in het verleden bij de exploitatie van luchthaveninfrastructuur vooral gekeken naar criteria als toegankelijkheid en ruimtelijke ordening, dan streven de afgelopen jaren steeds meer luchthavens economische doelstellingen na en concurreren zij onderling in de strijd om trafiek.

(172)

Het gewijzigde karakter van de luchthavens moet dus ook zijn neerslag vinden wanneer luchthavenactiviteiten juridisch aan de voorschriften inzake staatssteun worden getoetst. Het is niet langer mogelijk om de bouw en exploitatie van luchthavens te beschouwen als een overheidstaak die principieel niet onder het staatssteuntoezicht valt.

(173)

Bij het beantwoorden van de vraag of de exploitatie van een luchthaven een dergelijke activiteit is, stelde het Gerecht van eerste aanleg in de zaak-Aéroports de Paris zich op het standpunt dat het beheer en de exploitatie van luchthavens, die de verlening van luchthavendiensten aan luchtvaartmaatschappijen en de verschillende dienstverleners op een luchthaven omvatten, als economische activiteiten dienen te worden aangemerkt, omdat het ter beschikking van luchtvaartmaatschappijen en verschillende dienstverrichters stellen van luchthaveninstallaties door een overheidsinstelling tegen betaling van een vergoeding waarvan het tarief vrijelijk door haar is vastgesteld, activiteiten van economische aard zijn die weliswaar op het publiek domein worden verricht, maar daardoor nog niet de uitoefening van een overheidstaak vormen (29). De luchthavenexploitant oefent dus in beginsel een economische activiteit in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag uit, waarop de regels betreffende staatssteun van toepassing zijn.

(174)

Gezien de ontwikkelingen die in deze sector gaande zijn, heeft de Commissie deze benadering met de richtsnoeren van 2005 naar alle soorten luchthavens uitgebreid, daaronder begrepen kleinere luchthavens (zoals die waarop de onderhavige beschikking ziet). Tegen deze achtergrond van de recente verschuiving in de benadering van de Commissie is het niet langer mogelijk om a priori de toepassing van staatssteunvoorschriften op luchthavens uit te sluiten.

(175)

Volgens het arrest in de zaak-Aéroports de Paris is het dus zo dat, wanneer een luchthaven economische activiteiten uitoefent, zij, ongeacht haar rechtsvorm en de aard van haar financiering, een onderneming in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is en dus onder de toepassing van de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun valt (30).

(176)

Uit het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in die zaak dat het beheer en de exploitatie van een luchthaven een economische activiteit vormt, heeft de Commissie de conclusie getrokken dat vanaf het tijdstip van dat arrest de voorschriften inzake staatssteun op die sector moeten worden toegepast. De richtsnoeren van 2005 worden dus, anders dan Duitsland aanvoerde, niet met terugwerkende kracht toegepast, maar het gaat alleen erom dat het Gerecht van eerste aanleg (zonder enige beperking in de tijd) het basisbegrip „steun” verklaart en preciseert (31).

(177)

Hierbij dient te worden aangetekend dat de infrastructuur, waarop de onderhavige beschikking ziet, door de luchthavenexploitant zakelijk wordt geëxploiteerd en dat het dus om zakelijk te gebruiken infrastructuur gaat. De luchthavenexploitant zal voor het gebruik van deze infrastructuur een vergoeding eisen en de infrastructuur niet zonder enige vergoeding, in het algemeen belang ter beschikking stellen.

(178)

Toch zijn, ongeacht de rechtsvorm, niet alle activiteiten van een luchthavenbeheerder noodzakelijkerwijs van economische aard. Er moet veeleer onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende activiteiten en worden nagegaan in welke mate de individuele activiteiten al dan niet van economische aard zijn (32).

(179)

Zoals de Gemeenschapsrechter deed opmerken, zijn de activiteiten die normaal gesproken onder de verantwoordelijkheid van de Staat vallen bij de uitoefening van zijn overheidsmacht, niet van economische aard en vallen zij niet onder de toepassing van de staatssteunregels. Deze activiteiten omvatten activiteiten zoals luchtverkeersleiding, politietaken en douane (33). De financiering dient uitsluitend ter vergoeding van de kosten die hierdoor ontstaan en kan niet voor andere, economische activiteiten worden gebruikt (34).

(180)

Volgens vaste beschikkingspraktijk van de Commissie (33) valt de financiering van taken die tot de handhaving van de openbare orde en veiligheid behoren, of van de daarmee verbonden infrastructuur, buiten het staatssteuntoezicht. Zodoende kan de infrastructuur die bijvoorbeeld uit veiligheidsoverwegingen nodig is of die voor de controle en de beveiliging van het vliegverkeer en de luchthaven noodzakelijk is, uit overheidsmiddelen worden gefinancierd (35).

(181)

In de hier te onderzoeken zaak worden de lopende verliezen van de luchthaven en de infrastructuurinvesteringen gefinancierd door publieke aandeelhouders en langetermijnschulden. Door de uitbouw en de aanleg van de nieuwe zuidbaan moet de luchthaven haar positie op de markt voor luchtvracht verstevigen. Dit betekent dat bepaalde investeringen misschien buiten de openbare taak vallen. De investeringen die volgens Duitsland binnen de openbare taak vallen, worden in de overwegingen 58 e.v. toegelicht.

(182)

Na onderzoek van de door Duitsland over de investerings- en exploitatiekosten van de zuidbaan verschafte cijfergegevens kan worden vastgesteld dat in dit geval bepaalde kosten binnen de openbare taak vallen. Bij deze kosten gaat het om veiligheids- en politietaken, maatregelen inzake brandveiligheid en openbare veiligheid, de operationele veiligheid, de Deutsche Wetterdienst en de Deutsche Flugsicherung. Ook kunnen voor bepaalde overheidsmaatregelen ten behoeve van de gebruikers van de luchthaven vergoedingen worden geëist.

(183)

Zolang deze taken, zoals in de vorige overweging werd toegelicht, binnen de openbare taak vallen, hoeven de desbetreffende kosten misschien niet als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag te worden aangemerkt. Zelfs wanneer de Commissie de door Duitsland ontwikkelde argumentatie volgt als zouden die kosten op geen enkele wijze als staatssteun kunnen worden aangemerkt, doet zulks niets af aan het uiteindelijke oordeel over deze zaak. Ook wanneer deze kosten staatssteun zouden vormen, zou het toch om geoorloofde steun gaan (zie de overwegingen 254 e.v.). Daarom kan het definitieve oordeel op dit punt worden opengelaten.

6.1.1.2.   Staatsmiddelen en toerekenbaarheid aan de Staat

(184)

Zoals het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna „het Hof van Justitie” genoemd) heeft verklaard (36), kunnen maatregelen als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag worden aangemerkt wanneer zij al dan niet direct uit staatsmiddelen worden gefinancierd en de Staat kunnen worden toegerekend.

(185)

In de onderhavige zaak oefende de Staat op ieder tijdstip rechtstreeks of indirect zeggenschap uit over de betrokken middelen. Het luchthavenbedrijf Leipzig heeft de uitbreiding gefinancierd via kapitaalinjecties door de publieke aandeelhouders en heeft van haar moedermaatschappij MFAG, die volledig in handen van de overheid is, een langlopende lening ontvangen.

(186)

De besluiten om deze staatsmiddelen toe te kennen zijn de overheid toe te rekenen. De raad van bestuur van MFAG, een overheidsbedrijf, verklaarde dat voldoende eigen middelen zouden worden aangetrokken om de uitbouw van de luchthaven te financieren. Bij de leden van de raad van bestuur van MFAG gaat het overwegend om vertegenwoordigers van de overheid (bv. ministers van Financiën van de deelstaten, burgemeesters).

6.1.1.3.   Economisch voordeel

(187)

Door de in overweging 185 genoemde kapitaalinjecties en leningen van de aandeelhouders dalen de investeringsuitgaven die de luchthavenexploitant normaal gesproken had moeten maken. Hiermee wordt het luchthavenbedrijf dus een voordeel verleend.

(188)

Indien kan worden aangetoond dat in dit geval het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie in acht is genomen, dan kan worden aangevoerd dat de kapitaalinjecties in het luchthavenbedrijf Leipzig geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormen.

(189)

In dat verband verklaarde het Hof van Justitie in de zaak-Stardust Marine „dat wanneer kapitaal onder met normale marktvoorwaarden overeenkomende omstandigheden, al dan niet rechtstreeks, door de staat ter beschikking van een onderneming wordt gesteld, dit niet als staatssteun kan worden aangemerkt” (37).

(190)

Daarom dient te worden nagegaan of de aandeelhouders van het luchthavenbedrijf Leipzig bij de financiering van de uitbouw van luchthaven als particuliere investeerders hebben gehandeld. Voorts dient te worden nagegaan of een particuliere investeerder die, onder met normale marktvoorwaarden overeenkomende omstandigheden, handelt, op dezelfde of soortgelijke zakelijke voorwaarden met de aanleg van de nieuwe zuidbaan had ingestemd als MFAG heeft gedaan.

(191)

Bij deze exercitie dient met het volgende te worden rekening gehouden: „Ofschoon een particulier investeerder, waarmee de deelneming van een publiek investeerder die doelstellingen van economisch beleid nastreeft, moet worden vergeleken, zich niet noodzakelijkerwijs zal gedragen als een gewone investeerder die zijn kapitaal belegt om daaruit op min of meer korte termijn een rendement te halen, zal hij zich toch ten minste moeten gedragen als een particuliere holding of een particuliere groep ondernemingen met een algemene of sectoriële structuurpolitiek, die wordt geleid door het uitzicht op rendement op langere termijn.” (38).

(192)

In de onderhavige zaak waarbij het om investeringen in de nieuwe zuidbaan gaat, stelt Duitsland kennelijk de toepasselijkheid van het beginsel van de investeerder handelend in een markteconomie ter discussie. Het voert aan dat dit beginsel niet op verkeersinfrastructuur kan worden toegepast, omdat er hier geen vergelijkbare particuliere investeerders zijn. Volgens Duitsland hebben particuliere investeerders geen belangstelling voor luchthavens, en al helemaal niet wanneer uitgebreide werkzaamheden voor de uitbouw ervan noodzakelijk zijn.

(193)

Deze stelling kan niet worden geaccepteerd. De toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie mag niet worden uitgesloten, alleen omdat de particuliere sector niet bij de financiering van luchthaveninfrastructuur is betrokken (39). Een economisch moeilijke situatie ontslaat de publieke investeerder niet van zijn verplichting voorzichtig te handelen zoals een particuliere investeerder in dezelfde situatie had gedaan.

(194)

In zijn arrest in de zaak-Stardust Marine verklaarde het Hof van Justitie „dat met betrekking tot de vraag of de staat zich als een voorzichtige investeerder in een markteconomie heeft gedragen, voor de beoordeling van de economische rationaliteit van het gedrag van de staat moet worden uitgegaan van de periode waarin de financiële steunmaatregelen zijn genomen, en dus niet van een latere situatie” (40).

(195)

Beslissend is het tijdstip waarop het investeringsbesluit is genomen. De toepasselijkheid van het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie is niet terug te voeren tot de richtsnoeren van 2005, doch op de zich ontwikkelende vaste rechtspraak van de Gemeenschapsrechter en de beschikkingen en besluiten van de Commissie (41).

(196)

Ongeacht het standpunt van Duitsland moet de Commissie dus voor de toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie uitgaan van de positie van de betrokken overheid op het tijdstip van het investeringsbesluit.

(197)

Toen het luchthavenbedrijf Leipzig in november 2004 besloot met de bouwwerkzaamheden aan de zuidbaan van start te gaan, had DHL nog niet juridisch bindend toegezegd haar luchtvrachthub naar de luchthaven van Leipzig te verhuizen. Hierna wordt een voorzichtige rendabiliteitsanalyse uitgevoerd waarbij een vergelijking tussen de status-quo en het scenario „uitbouw zonder DHL” wordt uitgevoerd (het scenario „uitbouw met DHL” blijft hier buiten beschouwing).

(198)

Duitsland voert aan dat het luchthavenbedrijf Leipzig heeft gehandeld als een particuliere investeerder handelend in een markteconomie. Volgens Duitsland heeft de aanleg van de nieuwe zuidbaan ertoe bijgedragen de verliezen van het luchthavenbedrijf Leipzig te verminderen, zodat het dankzij de investeringen mogelijk zal zijn om op de middellange tot lange termijn break-even te draaien.

(199)

Duitsland dient te kunnen aantonen dat de overheid heeft gehandeld op een wijze die voor een particuliere investeerder handelend in een markteconomie aanvaardbaar was geweest. Op basis van de gegevens waarover de Commissie beschikt, valt niet onweerlegbaar vast te stellen dat de aanleg van een nieuwe zuidbaan economisch de voordeligste oplossing was.

(200)

Het gedrag van een particuliere investeerder handelend in een markteconomie is ingegeven door rendabiliteitsvooruitzichten (42). Het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie geldt in de regel als zijnde vervuld, wanneer op basis van de structuur en toekomstvooruitzichten van de onderneming binnen een redelijke termijn een ten opzichte van een vergelijkbare particuliere onderneming normaal rendement in de vorm van uitkeringen van dividenden of vermogenstoename mag worden verwacht.

(201)

Daarbij mogen eventuele positieve effecten op de economie van de regio, waar de luchthaven is gevestigd, geen rol spelen, omdat de Commissie bij haar onderzoek van de vraag of er bij de maatregel sprake is van steun, nagaat „of een particuliere aandeelhouder in gelijkaardige omstandigheden, op grond van de te verwachten rentabiliteit en afgezien van elke overweging van sociale aard of van regionaal of sectorieel beleid, een dergelijke kapitaalinbreng zou hebben gedaan” (43).

(202)

Reeds in haar beschikking in de zaak-Brussels South Charleroi Airport merkte de Commissie op dat „door een luchthavenexploitant aangegane verbintenissen waarvan niet te bewijzen valt dat deze tot gevolg zullen hebben dat de luchthavenactiviteiten als zodanig binnen een redelijke termijn een redelijke winst zullen opleveren, niet in overeenstemming met het „beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie” kunnen worden geacht. Het spreekt vanzelf dat een eventuele positieve weerslag op de economie van de regio rond de luchthaven onder geen beding mag worden meegenomen in de evaluatie aan de hand waarvan moet worden bepaald of achter de maatregelen al dan geen steunelementen schuil gaan.” (44).

(203)

Zo verklaarde het Hof van Justitie in de zaken C-234/84 en C-303/88 dat „een particuliere aandeelhouder redelijkerwijze het kapitaal [kan] inbrengen dat noodzakelijk is voor het voortbestaan van een onderneming die tijdelijk in moeilijkheden verkeert, maar die — desgevallend na een herstructurering — opnieuw rendabel kan worden” (45). Wanneer echter, zo nog het Hof van Justitie, de „kapitaalinbreng van een publieke investeerder ook op lange termijn ieder uitzicht op rentabiliteit ontbeert, moet dat worden aangemerkt als steun” (46).

(204)

Duitsland heeft een businessplan voor de uitbouw van de zuidbaan overgelegd. Aan de hand van de daarin vervatte inkomsten- en uitgavegegevens kan worden nagegaan of het luchthavenbedrijf Leipzig ten aanzien van de financiering, aanleg en exploitatie van de zuidbaan als een particuliere investeerder heeft gehandeld.

(205)

Duitsland heeft businessplannen voor drie scenario's overgelegd:

a)

uitbouw met DHL: de zuidbaan wordt verbouwd en DHL verhuist naar de luchthaven van Leipzig;

b)

status-quo: geen verbouwing en er komt geen nieuwe zuidbaan, en

c)

uitbouw zonder DHL: de zuidbaan wordt verbouwd en DHL verhuist niet naar de luchthaven van Leipzig.

(206)

De businessplannen zijn gebaseerd op de volgende aannames, uitgave- en inkomstengegevens, die Duitsland voor de periode 2006-2042 heeft overgelegd; voor de periode vanaf 2042 wordt geen restwaarde aangenomen (zie ook de overwegingen 236 e.v.).

(207)

Zoals in overweging 197 werd opgemerkt, kan bij de beoordeling van de vraag of de investeringen in overeenstemming zijn met het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie, geen rekening worden gehouden met het scenario „uitbouw met DHL”.

(208)

De prognoses voor de omzetevolutie in het scenario „uitbouw zonder DHL” zijn in wezen gebaseerd op de twee volgende aannames. De kapitaalverstrekker gaat ervan uit dat er door de beperkingen op nachtvluchten op de luchthaven van Frankfurt/Main en de capaciteitskrapte op andere luchthavens in 2012 een verhuizing komt, zodat de groei in de periode 2013-2018 verder zal stijgen. De uitbreidingsplannen worden als noodzakelijk beschouwd, om, gelet op de verwachte toename in het luchtvrachtvolume, over voldoende capaciteit te kunnen beschikken. Weliswaar wordt als reden voor de investeringen de toenemende vraag naar luchtvrachtdiensten vanaf de luchthaven van Leipzig genomen, maar dit wordt niet door een desbetreffende kosten-batenanalyse onderbouwd.

(209)

Op het tijdstip van het besluit over de aanleg van de nieuwe zuidbaan bestond er nog steeds het risico op overcapaciteit. De door een eventuele overcapaciteit (bv. zonder DHL) ontstane kosten zouden misschien niet worden gedekt. Uit de beschikbare berekeningen blijkt dat met dit risico kennelijk geen rekening werd gehouden.

(210)

De onderstaande tabel (47) presenteert kort de cashflowberekeningen voor de beide scenario's („status-quo” en „uitbouw zonder DHL”). Deze berekeningen zijn gebaseerd op de door Duitsland overgelegde businessplannen, die onder meer ervan uitgaan dat het luchtvrachtvolume met ten minste 3 % toeneemt.

Tabel 8

Berekeningen van de cashflow

(in miljoen EUR)

Cashflowberekeningen (48)

(A)

Luchthaven

Status-quo

(B)

Luchthaven

Groei zonder DHL

(C) = (B) - (A)

Zuidbaan

zonder DHL

1)

EBITDA (2006-2042)

[…]

[…]

[…]

2)

EBITDA maatregelen veiligheid en beveiliging

[…]

[…]

[…]

3)

EBITDA (2006-2042) gecorrigeeerd voor (1) + (2)

[…]

[…]

[…]

4)

Investeringsuitgaven (2006-2042)

[…]

[…]

[…]

5)

Investeringsuitgaven maatregelen veiligheid en beveliging (2006-2042)

[…]

[…]

[…]

6)

Investeringsuitgaven 2005

[…]

[…]

[…]

7)

Cashflow 2005-2042 (3) + (4) + (5) + (6)

[…]

[…]

[…]

(211)

In de eerste plaats dient te worden opgemerkt dat de Commissie voor de cashflowberekeningen alle geraamde investerings- en exploitatiekosten inzake veiligheid en beveiliging in aanmerking heeft genomen. Zoals in de overwegingen 180 tot 183 werd uiteengezet, behoren vele van deze uitgaven (zowel exploitatie- als investeringsuitgaven) mogelijk tot de openbare taak.

(212)

Ongeacht daarvan bedraagt de cashflow voor de luchthaven in de periode 2005-2042 in totaal ongeveer [negatieve cashflow] EUR. Zodoende valt niet aan te nemen dat een particuliere investeerder handelend in een markteconomie bereid was geweest in de aanleg van deze start- en landingsbaan te investeren.

(213)

Uit de berekeningen blijkt dat in scenario B de cashflow rond [100-200] miljoen EUR lager uitkomt dan in scenario A. De aanleg van de zuidbaan zorgt voor een daling in reële termen van de cashflow die voor de financiering van de bestaande installaties beschikbaar is.

(214)

Aangezien de luchthaven de bestaande activa ter waarde van rond 642 miljoen EUR (boekwaarde 2005) nog moet financieren, zal de luchthaven niet de vereiste EBITDA behalen om de voor handen zijnde activa in het scenario B volledig te herfinancieren. Aan de hand van de ingediende cashflowberekeningen kan er niet van worden uitgegaan dat de exploitatie van de luchthaven van Leipzig in de toekomst break-even zal gaan draaien. Daarom valt er niet van uit te gaan dat een particuliere investeerder in scenario B de aanleg van de zuidbaan voor zijn rekening had genomen.

(215)

Hieruit moet worden geconcludeerd dat de overheid geen gefundeerde verwachtingen hebben voor de rendabiliteit van de geplande investeringen en dat zij zich, ook al ligt het in hun bedoeling om de luchthaven voor de gebruikers aantrekkelijker en rendabeler te maken, niet door het uitzicht op rendement op langere termijn laten leiden (49). Het doel van de overheidsfinanciering is veeleer, zoals door Duitsland expliciet werd aangeven, de regionale ontwikkeling, de bereikbaarheid van de regio, het scheppen van arbeidsplaatsen en de bescherming van het milieu (namelijk de reductie van geluidsoverlast).

(216)

Uit een en ander valt te concluderen dat in de onderhavige zaak een particuliere investeerder, ook wanneer deze binnen een concern in een ruimere economische samenhang actief was, onder de normale omstandigheden in een markteconomie en zelfs op de lange termijn niet op een aanvaardbaar rendement op het geïnvesteerde kapitaal had kunnen rekenen.

(217)

Onder die omstandigheden mag redelijkerwijs worden aangenomen dat een particuliere investeerder, ook wanneer die een omvattende langetermijnstrategie volgt die er niet op is gericht om op korte termijn rendement te behalen, onder de normale omstandigheden in een markteconomie de betrokken kapitaalinjecties niet had uitgevoerd.

(218)

Ongeacht de hier reeds aangedragen argumenten en conclusies dient te worden aangetekend dat het door Duitsland in zijn berekeningen gehanteerde disconteringspercentage van 6,5 % (zie overweging 117) uitgaat van een zeer lage risicopremie van zo'n 3,25 %, gebaseerd op een beta-factor van 0,65. Een beta-factor van 0,65 betekent dat bij een daling van de waarde van de totale markt met 1 % de waarde van de investering met 0,65 % afneemt, hetgeen een aanwijzing is dat de volatiliteit van de investering geringer is dan die van de totale kapitaalmarkt — en dat het risico dus lager is.

(219)

Hierbij dient te worden aangetekend dat bepaalde deskundigen op basis van statistische gegevens voor de ontwikkeling van de lucht- en ruimtevaartsector in Europa uitgaan van een beta-factor van tussen 0,81 en 1,26 (50). Deze beta-factoren worden berekend voor internationale luchthavens (vooral hubs), die dankzij hun beursnotering goede toegang tot de kapitaalmarkten hebben. Volgens de Commissie zouden investeringen in kleinere luchthavens, zoals hier het geval is, gezien hun omvang een groter risico moeten inhouden. Voorts is in deze zaak de luchthaven in handen van de overheid en is haar toegang tot de kapitaalmarkt beperkt. Bovendien is zij afhankelijk van ondersteuning door de overheidsaandeelhouders. Daarom is de Commissie van oordeel dat Duitsland, naast een hogere beta-factor, ook een zogenoemde „illiquiditeits”-premie bij zijn calculaties in rekening had moeten brengen, hetgeen niet het geval is. Anders zouden de rentepercentages en de netto contante waarde van de cashflow lager zijn geweest.

6.1.1.4.   Selectiviteit van de maatregelen

(220)

Volgens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is een maatregel staatssteun wanneer daarmee bepaalde ondernemingen of producties worden begunstigd. In de onderhavige zaak dient te worden opgemerkt dat de betrokken voordelen alleen aan de luchthaven van Leipzig werden verleend. De overheidsmiddelen gingen naar dit ene project. De kapitaalinjecties door de overheid werden aan geen enkele andere concurrerende luchthaven verleend. Bijgevolg betreft het selectieve maatregelen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

6.1.1.5.   Verstoring van de mededinging en ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer

(221)

Wanneer steun van een lidstaat de positie van een onderneming ten opzichte van andere concurrerende ondernemingen in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt, moet dit handelsverkeer worden geacht door de steun te worden beïnvloed. Volgens vaste rechtspraak (51) is er reeds sprake van een concurrentieverstorende maatregel wanneer de begunstigde van de steun op markten die voor concurrentie open staan, met andere ondernemingen concurreert.

(222)

Zoals in de overwegingen 166 e.v. reeds werd aangegeven, is er bij de exploitatie van een luchthaven sprake van een economische activiteit. De concurrentie speelt niet alleen tussen luchtvaartmaatschappijen, maar ook tussen luchthavens. In de onderhavige zaak gaat het onder meer om ondernemingen, die eventueel de gesteunde terreinen aanbieden die tot een luchtvrachthub kunnen worden uitgebouwd.

(223)

Ieder economisch voordeel dat het luchthavenbedrijf Leipzig dankzij de financiering van de zuidbaan ontvangt, zal zijn positie tegenover zijn concurrenten op de Europese markt voor luchthavendiensten versterken. Daardoor houdt de hier te onderzoeken overheidsfinanciering het risico op concurrentievervalsing of ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten in.

6.1.1.6.   Conclusie

(224)

Om de hier genoemde redenen vormt de overheidsfinanciering van de uitbouw van de zuidbaan op de luchthaven van Leipzig staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

6.1.2.   De vraag of er sprake is van staatssteun ten behoeve van DHL — De raamovereenkomst en de patronaatsverklaring

(225)

Zoals in het besluit tot inleiding van de procedure werd uiteengezet (de punten 42 tot 46) werden, volgens de Commissie, de hier te onderzoeken maatregelen uit staatsmiddelen gefinancierd en kunnen deze de mededinging verstoren.

6.1.2.1.   Overdracht van staatsmiddelen

(226)

Het begrip „staatssteun” omvat iedere begunstiging die rechtstreeks of indirect wordt gefinancierd uit staatsmiddelen en die wordt verleend door de Staat zelf of door instellingen die hun activiteiten verrichten op grond van een overheidsmandaat.

(227)

Het ligt voor de hand dat de raamovereenkomst en de patronaatsverklaring uit overheidsmiddelen worden gefinancierd en dat de besluiten over de toekenning van deze staatsmiddelen aan overheidslichamen zijn toe te rekenen. De raad van bestuur van MFAG heeft op 3 juni 2004 ingestemd met de ondertekening van de raamovereenkomst. Bij de leden van de raad van bestuur van MFAG gaat het overwegend om vertegenwoordigers van de overheid (bv. ministers van Financiën van Saksen en Saksen-Anhalt, burgemeesters van Leipzig, Dresden en Halle). De patronaatsverklaring werd op 21 december 2005 door de minister van Financiën van de Vrijstaat Saksen ondertekend.

6.1.2.2.   Verstoring van de mededinging en ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer

(228)

De maatregelen dreigen in zoverre de mededinging te vervalsen en het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden dat zij DHL en het luchthavenbedrijf Leipzig selectief begunstigen.

(229)

De markt voor expresdiensten is zonder twijfel een markt waar ondernemingen uit verschillende lidstaten met elkaar concurreren. Iedere economische begunstiging die DHL dankzij de genoemde maatregelen van de Staat krijgt, zal haar positie ten opzichte van haar concurrenten op de Europese markt voor expresvracht versterken.

(230)

Aangezien de in de punten 42 tot 46 van het besluit tot inleiding van de procedure gemaakte overwegingen door Duitsland noch door derden werden bestreden, is het navolgende onderzoek toegespitst op de mate waarin de raamovereenkomst en de patronaatsverklaring DHL begunstigen.

6.1.2.3.   Het met de raamovereenkomst aan DHL verleende economische voordeel

(231)

Voor elk van de aangeboden diensten — garanties, verhuring en luchthavendiensten — dient te worden nagegaan of de raamovereenkomst voorziet in een passende vergoeding, waarmee een particuliere investeerder had ingestemd.

i)   Onbeperkte garanties

(232)

De raamovereenkomst bepaalt niet uitdrukkelijk dat voor de verschafte garanties een premie moet worden betaald. Alleen de extra cashflow die door de aanleg en de exploitatie van de zuidbaan wordt gegenereerd, kan als een mogelijke bron van inkomsten voor de luchthaven worden gezien. Daarom dient in de eerste plaats de extra cashflow te worden berekend die door de zuidbaan wordt gegenereerd. Vervolgens moet worden nagegaan of deze extra cashflow voldoende opbrengsten oplevert voor de verstrekte garanties.

(233)

Aangezien een particuliere investeerder parallel zou moeten beslissen over het sluiten van de raamovereenkomst en de uitbouw van de zuidbaan, dient de referentiedatum voor de toepassing van het criterium van de particuliere investeerder november 2004 te zijn — dus vóór de aanvang van de bouwwerkzaamheden. Zoals in de overwegingen 215 e.v. werd uiteengezet, had een particuliere investeerder volgens de Commissie zijn onderhandelingspositie niet met opzet verzwakt door in de zuidbaan te gaan investeren zonder vooraf een gebruikovereenkomst voor die baan te sluiten. Uit de cashflowberekeningen blijkt duidelijk dat, ingeval DHL zich niet op de luchthaven van Leipzig zou vestigen, de zuidbaan geen levensvatbaar zakelijk alternatief was geweest, omdat daardoor een extra cashflowverlies van rond […] EUR was ontstaan (zie de bijlage, kolom 5). Het luchthavenbedrijf Leipzig handelde dus niet als een particuliere investeerder toen eerst de nieuwe zuidbaan werd gebouwd en pas daarna de raamovereenkomst werd gesloten. Het scenario „uitbouw zonder DHL” was alleen dankzij aanzienlijke steunverlening te verwezenlijken. Daardoor is het niet geschikt als referentiescenario voor de toepassing van het beginsel van de particuliere investeerder handelend in een markteconomie.

(234)

Om de door de aanleg van de zuidbaan gegenereerde extra cashflow te berekenen, is dus teruggegrepen op de in het besluit tot inleiding van de procedure gehanteerde methodiek, waarbij wordt uitgegaan van het cashflowsaldo tussen het scenario met uitbouw met DHL en het status-quoscenario (uitsluitend exploitatie van de noordbaan).

(235)

De berekening begint te lopen in 2005, wanneer de eerste investeringen ten belope van […] EUR in de zuidbaan plaatsvinden; van deze investeringen heeft de Commissie pas na het besluit tot inleiding van de procedure kennis gekregen.

(236)

De berekening van de cashflow loopt niet verder dan 2042 en zal niet de door Duitsland opgegeven restwaarden omvatten, omdat volgens een vroeger standpunt van Duitsland (52) de levensduur van een start- en landingsbaan rond 30 jaar bedraagt. Bovendien was een particuliere investeerder niet bereid geweest financiering voor de zuidbaan te verschaffen, wanneer in de eerste 37 exploitatiejaren (2005-2042) geen passend rendement kan worden behaald. In de cashflowanalyse wordt dus alleen deze periode in aanmerking genomen, om te beoordelen wat het effect van de investering op de rendabiliteit van de luchthaven is.

(237)

Ook de voorgestelde restwaarde worden buiten beschouwing gelaten, omdat zij weinig plausibel zijn. Bij een jaarlijkse groei van 3 % wordt namelijk van onbegrensd toenemende inkomsten uitgegaan. Een dergelijke berekening is echter niet realistisch, omdat de capaciteit van start- en landingsbanen slechts beperkt is en de inkomsten niet oneindig kunnen toenemen. Bij de berekening die Duitsland voor het scenario van de uitbouw mèt DHL, leidt dit bijvoorbeeld tot het paradoxale resultaat dat de gedisconteerde restwaarde vijfmaal zo hoog uitkomt als de gedisconteerde cashflow van de luchthaven over de periode 2005-2042 (53).

(238)

Zoals in de bijlage nader is beschreven, blijkt uit de berekeningen van de gedisconteerde extra cashflow die de zuidbaan genereert, dat de inkomsten in 2005 […] EUR lager uitvallen dan de investeringsuitgaven in de periode 2005-2042 (zie de bijlage, kolom 4).

(239)

Daardoor zal de luchthaven met de cashflow van de zuidbaan geen risicokosten kunnen dekken. Verzekeringen tegen risico's zouden alleen een normale zakelijke praktijk zijn, wanneer het project winstgevend zou zijn en de luchthaven het risico kon herfinancieren, hetgeen niet het geval is.

(240)

Het luchthavenbedrijf heeft, door na de aanleg van de DHL-hub onbeperkte garanties voor de luchthavenexploitatie te verlenen (de delen 8 en 9 van de raamovereenkomst), risico's op zich genomen, waarop het geen vat heeft. Zoals in de punten 17, 18 en 19 van het besluit tot inleiding van de procedure nader is uiteengezet, is de luchthaven niet in staat de bevoorrechte toegang van DHL tot de zuidbaan te controleren (hiervoor is de luchtverkeersleiding verantwoordelijk) noch de introductie van beperkingen op nachtvluchten (hetgeen tot de bevoegdheden van de overheid behoort).

(241)

Volgens de berekeningen van Duitsland veroorzaakt het risico van een verbod op nachtvluchten voor de luchthaven kosten ten belope van rond […] EUR. Dit doet het cashflowverlies tot […] EUR oplopen (zie de bijlage, kolom 4). Hoewel het voor de hand ligt dat de luchthaven de risicokosten niet uit eigen middelen kan financieren, dient toch te worden aangetekend dat deze […] EUR slechts als een minimumbedrag kunnen worden beschouwd. Naast andere fouten in de berekeningen laat Duitsland buiten beschouwing dat het luchthavenbedrijf failliet kan gaan ingeval het DHL een schadevergoeding van […] EUR of […] EUR moet betalen wanneer de onderneming door een verbod op nachtvluchten naar een andere luchthaven moet uitwijken. Bovendien houden de berekeningen van Duitsland geen rekening met andere gedekte risico's (bv. de door luchtverkeersleiding gecontroleerde toegang tot de zuidbaan).

(242)

Ten slotte dient te worden benadrukt dat de berekeningen ook dan nog een cashflowtekort te zien zouden geven wanneer het argument van Duitsland wordt gevolgd dat de uitgaven voor beveiliging ten belope van […] EUR tot de overheidstaken behoren en dus niet tot de kosten van het luchthavenbedrijf kunnen worden gerekend (54). Ook in dat scenario blijft er nog een aanzienlijk tekort van […] EUR bestaan (zie de bijlage, kolom 4).

(243)

Alleen al uit deze berekeningen blijkt dat een particuliere investeerder geen dergelijke, onbeperkte garantie had verstrekt. Toch wil de Commissie hieraan toevoegen dat bij een gedetailleerder onderzoek nog hogere verliezen aan het licht zouden komen. Duitsland wees er op dat de Britse toezichthouder in zijn berekening voor de vaststelling van de luchthavengelden voor de periode 2008-2013 uitgaat van kapitaalkosten (in reële bedragen en vóór belastingen) van 6,2 % (Heathrow) tot 6,7 % (Gatwick). Zowel Heathrow als Gatwick kunnen rekenen op een intensieve vraag naar vluchten van en naar Londen, terwijl de luchthaven van Leipzig te kampen heeft met capaciteitsoverschotten en met andere luchthavens moet concurreren om low-cost-aanbieders van passagiers- en vrachtvluchten. Aangezien de luchthaven van Leipzig daarmee aan een groter marktrisico is blootgesteld dan Heathrow of Gatwick, zouden kapitaalkosten van meer dan 6,5 % (reële bedragen, vóór belastingen) passend (zie ook de overwegingen 218 e.v.).

(244)

Bovendien waren, volgens de informatie van Duitsland (55), particuliere financiële instellingen niet bereid de door de garantie voor de luchthavenexploitatie na de bouw van de DHL-hub ontstane risico's te dekken, hetgeen bevestigt dat geen enkele particuliere investeerder een dergelijke onbeperkte garantie zou verlenen voor risico's waarop hij geen vat heeft.

(245)

De door Duitsland en DHL aangevoerde argumenten als zou de onderlinge garantiestelling tussen contractpartijen een gebruikelijke zakelijke praktijk zijn, zijn slechts algemene constateringen en doen dus niet terzake, omdat de hier gemaakte berekeningen er geen twijfel over laten bestaan dat het luchthavenbedrijf Leipzig niet in staat is de afgegeven garanties uit eigen middelen te financieren. Een particuliere investeerder zou alleen een overeenkomst sluiten die uitzicht op rendabiliteit biedt en zijn financiële positie niet verzwakt.

(246)

Tot slot moet het argument van Duitsland worden behandeld als zou een particuliere investeerder, omdat de zuidbaan reeds was gebouwd, de raamovereenkomst hebben ondertekend gelet op de hogere cashflow ten opzichte van het scenario „uitbouw zonder DHL”. Duitsland gaat daarbij aan een beslissend element voorbij, namelijk dat, zoals reeds werd aangegeven, de risicokosten niet uit eigen middelen konden worden gefinancierd. Om DHL de garanties te kunnen bieden, moet het luchthavenbedrijf Leipzig het kapitaal aanspreken dat voor de aanleg van de zuidbaan werd ingebracht. Zoals in punt 6.1.1 werd opgemerkt, vormen precies deze kapitaalinjecties al steun. Ongeacht het gehanteerde tijdskader, dient te worden opgemerkt dat de garanties in ieder geval uit steun worden gefinancierd.

ii)   Huurovereenkomsten

(247)

Gelet op de door DHL en Duitsland aangedragen argumenten dient te worden opgemerkt dat DHL met de huurovereenkomsten geen financiële voordelen verleend krijgt, omdat:

a)

de huurovereenkomsten voor het platform en de bijbehorende grondafhandelingssecties zijn gebaseerd op marktconforme rentepercentages en het luchthavenbedrijf Leipzig aan geen specifieke financieringsoptie is gebonden;

b)

het feit dat bepaalde gronden aan DHL zijn voorbehouden, kennelijk aan een geplogenheid van het Duitse huurrecht beantwoordt, die geenszins er aan in de weg staat dat concurrenten zich op de luchthaven van Leipzig vestigen, aangezien hun nog andere, niet-ingenomen gronden ter beschikking staan.

iii)   Regelingen voor de luchthavengelden

(248)

Gelet op de door DHL en Duitsland aangedragen argumenten dient te worden opgemerkt dat DHL met de regeling voor de luchthavengelden geen financiële voordelen verleend krijgt, omdat:

a)

DHL dezelfde luchthavengelden betaalt als andere gebruikers van de luchthaven van Leipzig;

b)

uit de door DHL verschafte vergelijking van luchthavengelden blijkt dat de door het luchthavenbedrijf Leipzig geëiste luchthavengelden tussen […] en […] % hoger liggen dan op andere, concurrerende vrachtluchthavens in Europa. De Commissie ziet daarom geen redenen om de regeling voor de luchthavengelden niet als marktconform aan te merken.

6.1.2.4.   Het met de raamovereenkomst aan DHL verleende economische voordeel

(249)

In de garantiemededeling is vastgelegd onder welke voorwaarden een garantie geen staatssteun vormt. Daarvoor dient aan twee essentiële voorwaarden te worden voldaan:

a)

de garantie moet principieel tegen marktconforme voorwaarden worden verleend;

b)

er moet een marktconforme premie voor de garantie worden betaald.

(250)

De patronaatsverklaring — waarin de Vrijstaat Saksen zich ertoe verbindt het luchthavenbedrijf Leipzig en MFAG voldoende kapitaal ter beschikking te stellen om de in het kader van de raamovereenkomst aangegane verplichtingen te kunnen vervullen, en waarbij de Vrijstaat Saksen verklaart dat hij tot een bedrag van […] EUR rechtstreeks aansprakelijk is voor schadeclaims van DHL — voldoet aan geen van deze beide voorwaarden:

a)

volgens de door Duitsland verschafte gegevens (55) heeft het luchthavenbedrijf Leipzig zich vruchteloos ingespannen om de uiteindelijk met de patronaatsverklaring overgedragen risico's door particuliere financiële instellingen te laten dekken;

b)

aangezien DHL noch MFAG noch het luchthavenbedrijf Leipzig een premie voor de patronaatsverklaring hoeven te betalen, wordt het risico van de Vrijstaat Saksen niet rechtstreeks vergoed.

(251)

Bovendien is het niet zo dat de Vrijstaat Saksen als aandeelhouder van het luchthavenbedrijf Leipzig een indirecte vergoeding krijgt, omdat de waarde van het aandeel van het luchthavenbedrijf Leipzig door het cashflowverlies als gevolg van de uitbouw mèt DHL zal dalen. Evenmin doen eventuele argumenten ten aanzien van de evenredigheid van de patronaatsverklaringen van de Vrijstaat Saksen en Deutsche Post AG ter zake, aangezien de door de zuidbaan gegenereerde extra cashflow niet voldoende is om het risico voor het luchthavenbedrijf en zijn eigenaren financieel af te dekken.

6.1.2.5.   Conclusie ten aanzien van de vraag of er sprake is van staatssteun ten gunste van DHL en of deze rechtmatig is

(252)

De in de delen 8 en 9 van de raamovereenkomst overeengekomen, onbeperkte garanties en de patronaatsverklaring vormen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag omdat de Vrijstaat Saksen, MFAG en het luchthavenbedrijf Leipzig de zakelijke risico's van DHL hebben afgedekt tegen voorwaarden waarmee geen enkele particuliere investeerder had ingestemd. Zonder steun van de overheid had het luchthavenbedrijf Leipzig de bouw van de zuidbaan niet kunnen financieren of de raamovereenkomst met DHL kunnen sluiten.

(253)

Aangezien de raamovereenkomst werd ondertekend en van kracht werd vooraleer deze door Duitsland is aangemeld, schenden de daarin vastgelegde onbeperkte garanties artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag en zijn ze dus onrechtmatig.

6.2.   Verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt

6.2.1.   Rechtmatigheid van de steun voor de luchthaven

(254)

Zoals in de overwegingen 166 e.v. werd uiteengezet, worden alle investeringen uitgevoerd met middelen van de overheid, die (ook al valt een deel daarvan onder de taken van de overheid) in het kader van deze beschikking staatssteun inhouden (56).

(255)

Nagegaan moet worden of de steun met de gemeenschappelijke markt verenigbaar kan worden verklaard. Artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag bevat bepaalde afwijkingen op het algemene verbod op steun van artikel 1.

(256)

In dit verband vormen de richtsnoeren van 2005 een grond op basis waarvan de steun voor de luchthaven uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder c), verenigbaar kan worden verklaard. In de richtsnoeren worden diverse factoren opgesomd die de Commissie in aanmerking neemt om de verenigbaarheid van de steun vast te stellen.

(257)

Zo dient, overeenkomstig punt 61 van de richtsnoeren van 2005, met name te worden bezien of:

a)

de bouw en de exploitatie van de infrastructuur beantwoorden aan een duidelijk omschreven doel van algemeen belang (regionale ontwikkeling, toegankelijkheid, …);

b)

de infrastructuur nodig is en in verhouding staat tot het gestelde doel;

c)

de infrastructuur op middellange termijn voldoende gebruiksmogelijkheden biedt, het gebruik van de bestaande infrastructuur in aanmerking genomen;

d)

de infrastructuur voor alle potentiële gebruikers gelijk en zonder discriminatie toegankelijk is;

e)

het handelsverkeer niet zozeer beïnvloed wordt dat dit in strijd is met het communautaire belang.

i)   De bouw en de exploitatie van de infrastructuur beantwoorden aan een duidelijk omschreven doel van algemeen belang (regionale ontwikkeling, toegankelijkheid, …)

(258)

Met het project moet op de luchthaven een nieuwe luchtvrachthub en een centrum voor multimodaal goederenverkeer tot stand worden gebracht. Het luchtvrachtverkeer, en met name de expresvracht, geeft een aanzienlijke groei te zien. De luchtvrachtmaatschappijen breiden daarom momenteel hun operationele capaciteit uit. Op de drie grote luchtvrachthubs in Duitsland — Frankfurt/Main, München en Keulen/Bonn — gelden evenwel beperkingen voor nachtvluchten. Indien de luchthaven van Frankfurt/Main de nachtvluchten moet beperken of inkrimpen, zou dat resulteren in een ernstige crisis voor luchtvrachtcapaciteit in Duitsland.

(259)

Tegen deze achtergrond is deze investering in lijn met het Actieplan inzake de capaciteit, efficiëntie en veiligheid van de Europese luchthavens van 2007 (57). Daarin wordt opgemerkt: „Gezien de verwachte groei van het luchtverkeer zal Europa geconfronteerd worden met een steeds grotere kloof tussen capaciteit en vraag” wat betreft luchthavens, en wordt geconcludeerd: „De capaciteitsschaarste op luchthavens vormt een bedreiging voor de veiligheid, de efficiëntie en het concurrentievermogen van alle bij de luchtvervoersketen betrokken actoren.” (58). Volgens dit Actieplan moeten de bestaande start- en landingsbanen niet alleen efficiënter worden gebruikt, maar is er ook „behoefte aan […] middelen voor nieuwe infrastructuur”. De Commissie wijst voorts ook op het belang van regionale luchthavens om de capaciteitschaarste weg te werken.

(260)

Het project op de luchthaven van Leipzig maakt deel uit van de strategie om de luchthaven, in het kader van het (tot 2020 lopende) Trans-European Transport Network Outline Plan, uit te bouwen tot een „communautair verbindingspunt”. De luchthaven is in Midden-Duitsland gelegen (dicht bij vijf hoofdassen van het TransEuropese netwerk en pan-Europese corridors) en bevindt zich op het snijpunt van twee Bundesautobahnen, die Noord- en Zuid-Europa (A 9) en West- en Oost-Europa (A 14) met elkaar verbinden. Daarnaast beschikt zij over een uitstekende aansluiting op het spoor- en wegennet. Deze aansluitingen zijn goed voor intermodaal goederenverkeer en leiden tot een efficiënter en milieuvriendelijker verkeer en dragen bovendien bij tot een duurzame ontwikkeling. Het project draagt dus bij tot „de ontwikkeling van een geïntegreerd Europees luchtvervoersnetwerk” in de zin van punt 12 van het genoemde Actieplan, waarvolgens „het wenselijk [is] de beschikbare restcapaciteit van regionale luchthavens te benutten mits de communautaire regelgeving inzake staatssteun door de lidstaten wordt nageleefd”.

(261)

De verwezenlijking van het project kan positieve effecten hebben voor de hele regio en zal de economische en sociale ontwikkeling ervan substantieel beïnvloeden. Met name wordt de regio beter ontsloten en zal deze aantrekkelijker worden voor investeerders en bezoekers. Dit moet positieve effecten opleveren voor de werkgelegenheid, omdat de werkloosheid in de regio-Halle/Leipzig aanzienlijk boven het landelijke Duitse gemiddelde ligt.

(262)

Door de hier te onderzoeken investeringen wordt de beschikbare infrastructuur beter benut en wordt het ontwerp ervan veiliger, milieuvriendelijker en rationeler, hetgeen dan weer de veiligheid en de efficiëntie van de luchthaven zal doen toenemen. Door de aanleg van de nieuwe zuidbaan wordt voorkomen dat in de toekomst over dichtbewoonde gebieden in het noorden van Leipzig en het zuiden van Halle moet worden gevlogen. Een gebied van Leipzig, dat dichtbij het luchthaventerrein en voor het einde van de oude zuidbaan is gelegen, zou sterk van lawaaioverlast te lijden krijgen, omdat de aan- en afvliegroutes elkaar daar kruisen. Bovendien voldeed het ontwerp van de oude zuidbaan niet aan de ideale meteorologische voorwaarden voor start- en landingsverkeer. Het hele jaar door en in bepaalde maanden zou de overheersende windrichting zuidwest zijn. Bij storende zijwindcomponenten kan dit nadelig zijn. Het nieuwe ontwerp voldoet aan de meteorologische voorwaarden voor het vliegverkeer en maakt instrumentennadering in alle weer (ILS CAT III) mogelijk. Bovendien kunnen de beide start- en landingsbanen dankzij de onderlinge afstand onafhankelijk functioneren, hetgeen voorheen om veiligheidsredenen (botsingsgevaar) niet mogelijk was.

(263)

Concluderend kan worden vastgesteld dat de aanleg en de exploitatie van de infrastructuur aan een duidelijk omschreven doel van algemeen belang beantwoorden en dat de ontwikkeling van een luchthaven met een hoog volume vracht, rekening houdend met regionale en milieuaspecten, aan het communautaire beleid terzake voldoet, zodat dit verenigbaarheidscriterium in deze zaak is vervuld.

ii)   De infrastructuur is nodig en staat in verhouding tot het gestelde doel

(264)

Uit de door Duitsland verschafte cijfergegevens blijkt duidelijk dat de luchthaven in haar bestaande vorm de verwachte toename van het passagiers- en vrachtverkeer niet aankan. Zoals werd aangegeven, wordt voor de luchthaven, tijdens de levensduur van de nieuwe zuidbaan, een aanhoudende, doch substantiële toename van het aantal passagiers en het vrachtvolume voorspeld. In 2006 bedroeg het aantal passagiers 2,3 miljoen en volgens prognoses zou dit aantal in 2010 toenemen tot 6 à 7 miljoen. Ook voor het vrachtverkeer wordt een stijging voorspeld, vooral gezien de verdere beperkingen op nachtvluchten op andere Duitse luchthavens (onder meer Frankfurt/Main en Keulen/Bonn).

(265)

De oude zuidbaan gold om meerdere redenen als slecht en onaangepast. In de eerste plaats dient eraan te worden herinnerd dat deze infrastructuur tussen 1957 en 1960 werd aangelegd. Het ontwerp van de oude zuidbaan werd nog bepaald in het kader van de structuur van het militaire luchtruim in de voormalige DDR, en voldoet niet aan de meteorologische voorwaarden voor het vliegverkeer. Rond 1980 werden al beschadigingen vastgesteld, zoals scheuren in het oppervlak, afbrekende kanten en de ondergrond die wegspoelde. Om deze tekortkomingen weg te werken werd in 1983/1984 over de beschadigde start- en landingsbaan een nieuwe betonlaag aangelegd. Tussen de oorspronkelijke betonlaag en de nieuwe betonlaag werd echter geen verbinding gemaakt, zodat deze sanering oppervlakkig en onvoldoende bleek te zijn.

(266)

Dit probleem werd vanaf 1990 bijzonder duidelijk, toen de start- en landingsbaan veel intensiever werd gebruikt. Zo deden scheuren in de onderste laag scheuren ontstaan in de nieuwe bovenlaag, maar ook braken langs de kanten grote stukken weg en waren er forse lengteverschuivingen aan beide uiteinden van de banen, hetgeen dan weer tot opstuwingen leidde. Dit soort opstuwingen brengen de verkeersveiligheid sterk in het gedrang, wanneer in de zomer de temperaturen stijgen. De gevolgen waren toenemende beschadigingen en aanzienlijke, onevenredige instandhoudingskosten.

(267)

Bovendien was de oorspronkelijke zuidbaan 2 500 m lang en was zij alleen geschikt voor start- en landingsbewegingen voor trafiek op de korte afstand. Voor volgeladen luchtvaartuigen met een gewicht van meer dan 30 ton kon ze niet worden gebruikt. De efficiëntie van de luchthaven van Leipzig werd daardoor aanzienlijk beperkt (vliegtuigen van de types Boeing B 747, B 767 en McDonnell Douglas MD 11 hebben, wanneer ze volgeladen zijn, een startbaan van tussen 2 925 m en 3 320 m nodig). Door deze onaangepastheid neemt ook het risico op onderbrekingen aanzienlijk toe, bijvoorbeeld bij een versperring van de noordbaan. Voorts was ook om redenen van verkeersveiligheid een nieuw ontwerp van de oude zuidbaan noodzakelijk. Ook bij landingen in westelijke richting was parallelle exploitatie niet mogelijk, omdat telkens diende te worden ingecalculeerd dat vliegtuigen hun landing moeten afbreken en een doorstart moeten kunnen uitvoeren, om botsingen te vermijden. Daarom moest Deutsche Flugsicherung GmbH (DFS) de beide banen, uit oogpunt van vliegoperaties, als één enkele baan beschouwen.

(268)

Onder die voorwaarden werd het aantal van de op het oorspronkelijke banencomplex maximaal per uur uitvoerbare start- en landingsbewegingen berekend en werd een simulatie uitgevoerd van de vluchtprognoses voor een vrachthub op de luchthaven van Leipzig/Halle. In deze simulatie met vluchtprognoses bleken er zich in de spits aanzienlijke vertragingen voor te doen bij de start- en landingsbewegingen. Bij het invliegen bedroeg de gemiddelde vertraging in beide operationele richtingen zo'n 21 minuten en bij het vertrek zo'n 6 minuten. In afzonderlijke gevallen waren er zelfs vertragingen van 30 minuten tot een 1 uur bij landingen en tot 18 minuten bij het opstijgen.

(269)

De luchthaven beschikt, zoals reeds werd uiteengezet, amper over mogelijkheden om van of via haar overheidsaandeelhouders financiële middelen te krijgen, hetgeen een steunintensiteit van 100 % noodzakelijk maakte. Duitsland kon aantonen dat alle infrastructuur die het heeft gepland en zal financieren, voor het behalen van de gestelde doelstellingen noodzakelijk is en dat het project niet buitensporig groot of duur is.

(270)

Daarom kan worden besloten dat de betrokken infrastructuur nodig is en in verhouding staat tot het gestelde doel.

iii)   De infrastructuur biedt op middellange termijn voldoende gebruiksmogelijkheden, het gebruik van de bestaande infrastructuur in aanmerking genomen

(271)

De luchthaven beschikt dankzij haar centrale ligging in Europa, haar markt van zo'n zeven miljoen mensen in een omtrek van 100 km en haar aansluiting op een uitstekend spoor- en wegennet over een groot groeipotentieel. De luchtvrachtsector geeft, zoals werd opgemerkt, aanzienlijke groeipercentages te zien (in het internationale passagiersverkeer lag de gemiddelde groei in de periode 2002-2006 rond 7,4 %, terwijl die voor het vrachtverkeer bij 6,2 % lag) (59). Door de beperkingen op nachtvluchten wordt de huidige luchthavencapaciteit echter begrensd.

(272)

Voor de luchthaven van Leipzig rekent Duitsland in de eerste jaren met een sterke groei van het vrachtvolume en vanaf 2013 met een veeleer voorzichtig groeipercentage van gemiddeld 3 %. Ter vergelijking: IATA gaat voor de periode 2007-2011 uit van een gemiddelde jaarlijkse groei van 5,1 % (passagiers) en 4,8 % (vracht). Duitse prognoses uit 1999 kwamen uit op rond 4 miljoen passagiers voor 2004 en 6 à 7 miljoen passagiers voor 2010. Op grond van een recentere studie wordt, volgens verklaringen van Duitsland, er van uitgegaan dat het jaarlijkse passagiersaantal zal toenemen van 2,1 miljoen (2005) tot 4,8 miljoen.

(273)

Zodoende zijn er op de middellange termijn goede vooruitzichten wat betreft het gebruik van nieuwe infrastructuur, met name met betrekking tot de bestaande infrastructuur, die door de geplande werkzaamheden zal worden verbeterd.

iv)   De infrastructuur is voor alle potentiële gebruikers gelijk en zonder discriminatie toegankelijk

(274)

Volgens Duitsland zal de nieuwe infrastructuur voor alle potentiële gebruikers (luchtvaartmaatschappijen) gelijk en zonder discriminatie toegankelijk zijn. DHL zal de nieuwe zuidbaan slechts voor 19 % van de bedrijfstijd gebruiken, hetgeen overeenstemt met amper 9,4 % van de totale capaciteit van de luchthaven. Wat betreft de door DHL gebruikte start- en landingsbaancapaciteit, tekent de Commissie aan dat het op de meeste luchthavens (met een hub) niet ongebruikelijk is dat circa 60 tot 90 % van deze totale capaciteit door de gevestigde luchtvaartmaatschappijen wordt gebruikt, die als „ankerhuurder” fungeren. Deze situatie doet zich nu ook in toenemende mate voor in de low-cost-sector op regionale en secundaire luchthavens.

(275)

Het reserveren van bepaalde slots voor DHL is een weerspiegeling van de realiteit in de sector expresvracht. Bovendien gaat het bij de luchthaven van Leipzig niet om een overbelaste luchthaven (met een beperkt aantal beschikbaar slots), zodat er ook geen capaciteitstekorten bestaan. De concurrenten van DHL worden dan ook niet benadeeld door het feit dat bepaalde slots aan DHL worden voorbehouden. Een en ander wordt ook grotendeels bevestigd door de standpunten van passagiers- en vrachtmaatschappijen (o.a. Panalpina, Jade Cargo International, Ruslan-Salis, Lufthansa Cargo, Cargolux, Condor).

(276)

Zoals op de meeste luchthavens (die niet overbelast zijn) worden op de luchthaven van Leipzig de beschikbare slots toegewezen in volgorde van aanvraag (first come first served). Het is in de luchtvaartsector gangbare praktijk dat luchtvaartmaatschappijen de hun toegewezen slots behouden op grond van het systeem van de grandfather rights. De slots die DHL op deze niet-overbelaste luchthaven zijn toegewezen, en de mogelijkheid voor DHL om deze slots te behouden, vormen dus geen uit oogpunt van de staatssteunregels relevant voordeel voor DHL.

(277)

Toch mogen deze „rechten” het Gemeenschapsrecht of het nationale recht niet schenden. In dit verband dient Duitsland er op te worden gewezen dat in het geval van congestie op de luchthaven van Leipzig een capaciteitsanalyse overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (60) moet worden uitgevoerd.

(278)

Zodoende dient te worden geconcludeerd dat de infrastructuur voor alle potentiële gebruikers gelijk en zonder discriminatie toegankelijk is.

v)   Het handelsverkeer wordt niet zozeer beïnvloed dat dit in strijd is met het communautaire belang

(279)

Overeenkomstig punt 15 van de richtsnoeren 2005 behoort de luchthaven tot categorie C. Weliswaar wordt de mededinging en het handelsverkeer in de Gemeenschap beïnvloed, maar toch dient te worden nagegaan of dit op zodanig wijze gebeurt dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad.

(280)

In de eerste plaats dient te worden aangetekend dat de nieuwe zuidbaan, ook al wordt daardoor capaciteit van de luchthaven geoptimaliseerd, slechts dient ter vervanging van de oude start- en landingsbaan die niet optimaal was ontworpen.

(281)

Zoals reeds is aangegeven, bestaan op de belangrijkste vrachtluchthavens waarmee de luchthaven van Leipzig concurreert, capaciteitstekorten of beperkingen op nachtvluchten, zodat toekomstige concurrentie onwaarschijnlijk is. Het risico op verstoring van de concurrentie tussen deze luchthavens is dus beperkt of onbestaande.

(282)

Zoals werd aangegeven, nam DHL bij haar zoektocht naar mogelijk hubs in Europa de luchthavens van Leipzig, Vatry en Zaventem (Brussel) in haar shortlist op. Bij de inleiding van de onderzoekprocedure hebben Zaventem (Brussel) noch Vatry opmerkingen gemaakt. Voorts heeft geen enkele andere Europese luchthaven bij de inleiding van de onderzoekprocedure bezwaren gemaakt tegen de uitbouw van de luchthaven van Leipzig. Ook werden geen mededingingsbezwaren ten aanzien van andere communautaire luchthavens vastgesteld.

(283)

Zodoende valt uit te sluiten dat de ontwikkeling van het handelsverkeer niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Gemeenschap.

6.2.2.   Onverenigbaarheid van de door de raamovereenkomst verleende onbeperkte garanties en de patronaatsverklaring

(284)

Aangezien DHL reeds het uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a), toegestane maximumbedrag aan investeringssteun heeft ontvangen, vormt de door de raamovereenkomst en de patronaatsverklaring verleende steun exploitatiesteun ten faveure van DHL.

(285)

Volgens de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (61) is exploitatiesteun in de regel verboden. In uitzonderlijke gevallen en mits aan strenge voorwaarden is voldaan (62), kan dergelijke steun worden verleend in steungebieden ex artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag. Omdat Duitsland niet heeft aangetoond dat deze voorwaarden zijn vervuld, dient daaruit te worden geconcludeerd dat de exploitatiesteun voor DHL niet op grond van artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag kan worden goedgekeurd.

(286)

Aangezien geen informatie voor het tegendeel voorhanden is, dient te worden geconstateerd dat de steun voor DHL ook geen andere doelstelling van gemeenschappelijk belang dient. Omdat dus geen van de afwijkingen van artikel 87, de leden 2 en 3, van het EG-Verdrag kan worden toegepast, dienen de door de raamovereenkomst verleende onbeperkte garanties en de patronaatsverklaring als onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt te worden aangemerkt.

6.2.3.   Ongedaanmaking van de onverenigbare steun aan DHL

(287)

Volgens rechtspraak van het Hof van Justitie is de Commissie, wanneer haar van een met de gemeenschappelijke markt onverenigbare steunmaatregel blijkt, bevoegd te beslissen dat de betrokken staat die maatregel moet intrekken of wijzigen (63). De verplichting van de lidstaat om de door de Commissie met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaarde steun, terug te vorderen dient, volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie, om de vroegere toestand te herstellen (64). Volgens het Hof van Justitie wordt deze doelstelling bereikt wanneer de begunstigde van de steun door terugbetaling van de onrechtmatige steun het marktvoordeel verliest dat deze ten opzichte van zijn concurrenten genoot en wordt de toestand van vóór de steunverlening hersteld (65).

(288)

Overeenkomstig deze rechtspraak luidt artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 659/1999: „Indien negatieve beschikkingen worden gegeven in gevallen van onrechtmatige steun beschikt de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen […]. De Commissie verlangt geen terugvordering van de steun indien zulks in strijd is met een algemeen beginsel van het Gemeenschapsrecht.”.

(289)

Om te waarborgen dat DHL door de onverenigbare steun geen economisch voordeel verkrijgt, zijn volgens de Commissie drie maatregelen noodzakelijk:

a)

de patronaatsverklaring mag niet van kracht worden;

b)

de onbeperkte garanties moet worden ingetrokken;

c)

omdat de onbeperkte garanties vanaf 1 oktober 2007 (operationele start van de DHL-hub) lopen, dient de aan DHL reeds ter beschikking gestelde steun te worden teruggevorderd.

(290)

Ten aanzien van de berekening van het steunelement dat de DHL reeds ter beschikking is gesteld, wil de Commissie in de eerste plaats doen opmerken dat, volgens vaste rechtspraak van de Gemeenschapsrechter, geen enkele bepaling van het Gemeenschapsrecht vereist dat de Commissie, wanneer zij de terugbetaling van met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaarde steun gelast, het precieze bedrag van de terug te betalen steun vaststelt. Voldoende is, dat de beschikking van de Commissie de gegevens bevat waarmee de adressaat van de beschikking zonder buitensporige moeilijkheden zelf het bedrag kan vaststellen (66).

(291)

Om het steunelement te berekenen moet de garantiepremie worden berekend voor de periode vanaf de eerste maanden na de operationele start van de DHL-hub per 1 oktober 2007 tot en met de intrekking van de onbeperkte garanties. Daarbij dient te worden onderzocht welke premie een particuliere verzekeraar op 21 september 2005 (het tijdstip van de ondertekening van de raamovereenkomst) voor de periode lopend van 1 oktober 2007 tot en met de intrekking van de onbeperkte garanties had geëist. Op een concurrerende verzekeringsmarkt beantwoordt de garantiepremie aan het te verwachten risico dat met de garantie moet worden afgedekt.

(292)

Duitsland heeft al een raming van de te verwachten risicokosten overgelegd en die voor de totale duur van […] van de raamovereenkomst op […] EUR berekend. Deze risicokosten zijn, zoals in overweging 90 werd uiteengezet, op basis van de volgende elementen berekend:

a)

Duitsland gaat ervan uit dat de schadeclaims voor de afschrijving van de investeringen van DHL lineair in de tijd zullen afnemen. Uitgaande van het maximumbedrag van […] EUR in het jaar […], betekent dit bijvoorbeeld […] EUR in […] en […] EUR in […];

b)

om de berekening te vereenvoudigen hanteert Duitsland voor het risico van een verbod op nachtvluchten geen continue stochastische variabele, maar gaat het ervan uit dat, wanneer de looptijd van de overeenkomst in […] voor de helft is verstreken, de waarschijnlijkheid van een verbod op nachtvluchten nog […] % bedraagt. De nominale schadeclaims van […] EUR in het jaar […], vermenigvuldigd met de waarschijnlijksgraad van […] %, leveren voor het jaar […] een te verwachten nominaal risico van […] EUR op en een gedisconteerde waarde van […] EUR voor de te verwachten risicokosten.

(293)

Om tot een correcte raming van de te verwachten risicokosten te komen, moet Duitsland volgens de Commissie zijn berekening als volgt veranderen:

a)

anders dan Duitsland aanneemt, blijft de hoogte van bepaalde elementen van de schadeclaims van DHL ongewijzigd (bv. kosten voor verhuizing, schadeclaims van DHL-klanten wegens vertragingen bij leveringen). De hoogte van de schadeclaims moet dan ook dienovereenkomstig worden aangepast;

b)

in de berekening van Duitsland wordt alleen met het risico van een verbod op nachtvluchten rekening gehouden. De garantie betreft echter ook regelmatig voorkomende bedrijfsrisico's (bv. de voorkeur voor het gebruik van de zuidbaan), die dus in de berekening moeten worden meegenomen. De schadeclaims als gevolg van bedrijfsrisico's en de waarschijnlijkheidsgraad daarvan moeten worden bepaald en er moet een berekening worden gemaakt van de daaruit resulterende netto contante waarde van de risicokosten;

c)

de vereenvoudigde berekening die Duitsland maakte voor de waarschijnlijkheid van een verbod op nachtvluchten, kan weliswaar worden geaccepteerd, maar de Commissie is van oordeel dat voor de regelmatig voorkomende bedrijfsrisico's jaar per jaar moet worden bepaald wat de waarschijnlijkheid is dat deze zich zullen voordoen. Het bedrag van de te verwachten jaarlijkse schadeclaims moet dienovereenkomstig worden gedisconteerd, om aldus de netto contante waarde van de regelmatig voorkomende bedrijfsrisico's te verkrijgen.

(294)

Op basis van de voor de totale duur van de raamovereenkomst nieuw geraamde risicokosten moet Duitsland de garantiepremie voor de periode vanaf 1 oktober 2007 tot de intrekking van de onbeperkte garanties bepalen.

7.   CONCLUSIE

7.1.   Steun voor de luchthaven

(295)

Geconcludeerd moet worden dat de hier onderzochte maatregel waarmee het luchthavenbedrijf Leipzig in staat wordt gesteld het investeringsvoornemen op de hier beschreven voorwaarden uit te voeren, het gemeenschappelijke belang niet schaadt en dat in deze zaak aan de vijf criteria van de richtsnoeren van 2005 is voldaan.

7.2.   Steun voor DHL

(296)

Geconcludeerd moet worden dat de in de raamovereenkomst verleende, onbeperkte garanties en de patronaatsverklaring staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag vormen, omdat de Vrijstaat Saksen, MFAG en het luchthavenbedrijf Leipzig de zakelijke risico's van DHL hebben afgedekt tegen voorwaarden waarmee geen enkele particuliere investeerder had ingestemd.

(297)

Aangezien DHL al het uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a), toegestane maximumbedrag aan investeringssteun heeft ontvangen, dient hieruit te worden geconcludeerd dat de onbeperkte garanties uit de raamovereenkomst en de patronaatsverklaring met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar moeten worden verklaard,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die Duitsland voornemens is te verlenen ten behoeve van de bouw van een nieuwe start- en landingsbaan zuid en de bijbehorende luchthaveninstallaties op de luchthaven van Leipzig/Halle, ten bedrage van 350 miljoen EUR, is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar.

Artikel 2

De staatssteun die Duitsland bij wege van de patronaatsverklaring ten gunste van DHL wil verlenen, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. Deze staatssteun mag bijgevolg niet worden toegekend.

Artikel 3

De staatssteun die Duitsland door het verlenen van onbeperkte garanties (overeenkomstig de delen 8 en 9 van de raamovereenkomst) ten gunste van DHL wil verlenen, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De in de raamovereenkomst vastgestelde onbeperkte garanties worden bijgevolg ongedaan gemaakt.

Artikel 4

1.   Duitsland vordert de in artikel 3 bedoelde steun, die DHL reeds ter beschikking is gesteld (nl. de garantiepremie voor de periode vanaf 1 oktober 2007 tot en met de intrekking van de onbeperkte garanties), terug.

2.   Het terug te vorderen bedrag omvat rente vanaf het tijdstip waarop dit de begunstigde ter beschikking is gesteld tot het tijdstip van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie.

Artikel 5

1.   De terugvordering van de in artikel 3 bedoelde steun, die DHL reeds ter beschikking werd gesteld, geschiedt onverwijld en daadwerkelijk.

2.   Duitsland zorgt ervoor dat onderhavige beschikking binnen vier maanden vanaf het tijdstip van kennisgeving van deze beschikking, ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 6

1.   Binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking verstrekt Duitsland de volgende informatie aan de Commissie:

a)

het totale van de begunstigde terug te vorderen bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente);

b)

een nadere beschrijving van de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan deze beschikking te voldoen;

c)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigde werd gelast de steun terug te betalen.

2.   Duitsland houdt de Commissie op de hoogte van de stand van uitvoering van de maatregelen die het heeft genomen om deze beschikking ten uitvoer te leggen, en dit totdat de in artikel 3 bedoelde steun, die DHL reeds ter beschikking is gesteld, volledig is terugbetaald. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld alle inlichtingen over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan deze beschikking te voldoen. Het verstrekt eveneens nadere inlichtingen over de reeds door de begunstigde terugbetaalde steunbedragen en rente.

Artikel 7

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2008.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 48 van 2.3.2007, blz. 7.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  PB C 107 van 7.4.1998, blz. 7.

(4)  Beschikking van de Commissie van 2 juli 2008 betreffende Steunmaatregel C 18/07 (ex N 874/06) die Duitsland voornemens is toe te kennen ten gunste van DHL (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(5)  Bedrijfsgevoelige informatie.

(6)  PB C 71 van 11.3.2000, blz. 14, punt 4.2.

(7)  PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10.

(8)  Verklaring van Duitsland van 21.7.2006, blz. 7.

(9)  PB C 312 van 9.12.2005, blz. 1.

(10)  Arrest van 12 december 2000, zaak T-214/98, Aéroports de Paris/Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-3929, bevestigd door het arrest van 24 oktober 2002, zaak C-82/01 P, Aéroports de Paris/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-9297.

(11)  PB C 350 van 10.12.1994, blz. 5.

(12)  Besluit van 19 januari 2005 betreffende Steunmaatregel N 644i/02 — Duitse regionale luchthavens, PB C 126 van 25.5.2005, blz. 12; besluit van 20 april 2005 betreffende Steunmaatregel N 355/04 — PPS-project voor de internationale luchthaven Antwerpen, PB C 176 van 16.6.2005, blz. 11.

(13)  Beschikking van 10 juli 2007 betreffende Steunmaatregel C 27/07 — Luchthaven Berlin-Schönefeld.

(14)  Door de Planfeststellungsbehörde in het kader van de Planfeststellungs-procedure bestelde studie.

(15)  E. Dimson, P. Marsh, M. Staunton, Handbook of investments: Equity risk premium, vol. 1, hfdst. 10, 2007.

(16)  Disconteringspercentage (reëel disconteringspercentage) = [risicovrij rendement + (marktrisicopremie x β)] - inflatiepercentage.

(17)  PB L 355 van 30.12.2002, blz. 1.

(18)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(19)  De brandweerposten beschikken over een identieke technische uitrusting; na 15 jaar zijn vervangingsinvesteringen noodzakelijk.

(20)  Bijlage bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (ICAO-Verdrag).

(21)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(22)  Deze uitkomst is ook te vinden in de berekeningen in de bijlage, waaruit blijkt dat het cashflowsaldo tussen de exploitatie van de zuidbaan mèt en de exploitatie zonder DHL in 2005 ongeveer […] EUR bedraagt (vgl. de cashflow in kolom 4 en 5 van tabel 1). Wordt bij dit bedrag het verschil in restwaarde tussen de beide scenario's opgeteld en wordt dit bedrag overgedragen op 2006 bij een disconteringspercentage van 6,5 %, dan komt het totaal eveneens uit op een bedrag van […] EUR.

(23)  Duitsland gaat ervan uit dat de schadeclaims voor de afschrijving van de investeringen van DHL lineair in de tijd zullen afnemen. Uitgaande van het maximumbedrag van […] EUR in het jaar […], betekent dit bv. […] EUR in […] en […] EUR in […]. In de aanname dat een verbod op nachtvluchten 25 % waarschijnlijk is, bedraagt het te verwachten nominale risico […] EUR in het jaar […] en de gedisconteerde waarde ervan […] EUR. Dit was het door Duitsland gehanteerde worst-casescenario, omdat wetswijzigingen pas na 10 tot 15 jaar van kracht kunnen worden (verklaring Duitsland van 23.2.2007, blz. 68-69).

(24)  Vgl. de verklaring van 23.2.2007, voetnoot 68, met een uitgebreide lijst van de rechtspraak terzake en toelichting bij de Konkurrenzschutzklausel (clausule ter bescherming tegen concurrenten).

(25)  COM(2006) 819 def.

(26)  Arrest van 18 juni 1998, zaak C-35/96, Commissie/Italië, Jurispr. 1998, blz. I-3851, punt 36; arrest van 23 april 1991, zaak C-41/90, Klaus Höfner en Fritz Elser/Macrotron GmbH, Jurispr. 1991, blz. I-1979, punt 21; arrest van 16 november 1995, zaak C-244/94, Fédération française des sociétés d'assurance e.a./Ministère de l'Agriculture et de la Pêche, Jurispr. 1995, blz. I-4013, punt 14, en arrest van 11 december 1997, zaak C-55/96, Job Centre coop. arl, Jurispr. 1997, blz. I-7119, punt 21.

(27)  Arrest van 16 december 1987, zaak 118/85, Commissie/Italië, Jurispr. 1987, blz. I-3851, punt 7, en zaak C-35/96, reeds aangehaald, punt 36.

(28)  Volgens de rechtspraak van de communautaire rechtscolleges is iedere activiteit die bestaat uit het aanbieden van goederen en diensten op een gegeven markt, een economische activiteit; vgl. zaak C-35/96, reeds aangehaald, en het arrest van 12 september 2000, gevoegde zaken C-180/98 tot C-184/98, Pavel Pavlov e.a./Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten, Jurispr. 2000, blz. I-6451.

(29)  Arrest-Aéroports de Paris, reeds aangehaald, punt 121 (met verdere referenties).

(30)  Arrest van 17 februari 1993, gevoegde zaken C-159/91 en C-160/91, Christian Poucet/Assurances générales de France en Caisse mutuelle régionale du Languedoc-Roussillon, Jurispr. 1993, blz. I-637.

(31)  Zie in dat verband het arrest van 12 februari 2008, zaak T-289/03, British United Provident Association Ltd (BUPA), BUPA Insurance Ltd en BUPA Ireland Ltd/Commissie, (nog niet bekendgemaakt in de Jurispr.), de punten 157 tot 160.

(32)  Arrest van 19 januari 1994, zaak C-364/92, SAT Fluggesellschaft mbH/Eurocontrol, Jurispr. 1994, blz. I-43.

(33)  Besluit van de Commissie van 19 maart 2003 betreffende Steunmaatregel N 309/02 — Frankrijk — Veiligheid van de luchtvaart — schadeloosstelling als gevolg van de aanslagen van 11 september 2001 (PB C 148 van 25.6.2003, blz. 7).

(34)  Arrest van 18 maart 1997, zaak C-343/95, Diego Calì & Figli Srl/Servizi ecologici porto di Genova SpA (SEPG), Jurispr. 1997, blz. I-1547; besluit van de Commissie betreffende Steunmaatregel N 309/02, reeds aangehaald, en besluit van de Commissie van 16 oktober 2002 betreffende Steunmaatregel N 438/02 — België — Subsidies voor de havenbedrijven voor de uitvoering van overheidstaken (PB C 284 van 21.11.2002, blz. 2).

(35)  Zie het besluit van de Commissie van 7 maart 2007 betreffende Steunmaatregel N 620/06 — Duitsland — Bouw van de regionale luchthaven Memmingen (PB C 135 van 19.6.2007, blz. 8).

(36)  Zie arrest van 16 mei 2002, zaak C-482/99, Frankrijk/Commissie („Stardust Marine”), Jurispr. 2002, I-4397.

(37)  Zaak C-482/99, reeds aangehaald, punt 69.

(38)  Arrest van 21 maart 1991, zaak C-305/89, Italië/Commissie („Alfa Romeo”), Jurispr. 1998, blz. I-1603, punt 20.

(39)  Dit is in ieder geval niet correct; zie bv. de aanleg van de in luchthaven in het Spaanse Ciudad Real die in particuliere handen is.

(40)  Zaak C-482/99, reeds aangehaald, punt 71.

(41)  Zie de overwegingen 166-180.

(42)  Arrest van 12 december 2000, zaak T-296/97, Alitalia — Linee aeree italiane SpA/Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-3871, punt 84; zaak C-305/89, reeds aangehaald, punt 20.

(43)  Vgl. hierover de richtsnoeren van 2005, punt 46.

(44)  Beschikking 2004/393/EG van de Commissie van 12 februari 2004 betreffende de voordelen die het Waals Gewest en Brussels South Charleroi Airport hebben verleend aan de luchtvaartmaatschappij Ryanair bij haar vestiging in Charleroi, PB L 137 van 30.4.2004, blz. 1, overweging 169.

(45)  Arrest van 10 juli 1986, zaak 234/84, België/Commissie, Jurispr. 1986, blz. 2263, punt 15 en arrest van 21 maart 1991, zaak C-303/88, Italië/Commissie, Jurispr. 1991, blz. I-1433, punt 21.

(46)  Zaak C-303/88, reeds aangehaald, punt 22.

(47)  De afwijkingen tussen de cashflowberekeningen in deze beschikking en in het besluit tot inleiding van de onderzoekprocedure zijn als volgt te verklaren. Terwijl in het besluit tot inleiding van de procedure de kosten en baten werden gedisconteerd tot 2006, wordt in de hier gepresenteerde berekeningen 2005 als referentiejaar gehanteerd, omdat het besluit voor de aanleg van de zuidbaan in november 2004 werd genomen en de bouwwerkzaamheden begin 2005 van start zijn gegaan. Uit de Duitse reactie op het besluit tot inleiding van de procedure vernam de Commissie dat in 2005 extra investeringsuitgaven ten bedrage van […] EUR moesten worden gemaakt, die de cashflowverliezen verder deden stijgen. Deze investeringsuitgaven zijn hier meegerekend.

(48)  Alle bedragen gedisconteerd tot 2005; disconteringspercentage = 6,5 %.

(49)  Arrest-Alfa Romeo, reeds aangehaald, punt 20.

(50)  Zie Damodaran Online,

http://pages.stern.nyu.edu/~adamodar/.

(51)  Arrest van 30 april 1998, zaak C-214/95, Vlaams Gewest/Commissie, Jurispr. 1998, blz. II-717.

(52)  Standpunt van Duitsland van 21.7.2006, blz. 12.

(53)  Zie de door Duitsland verstrekte berekeningen (overweging 88).

(54)  Deze […] EUR zijn de uitkomst van de exploitatie- en investeringsuitgaven ten behoeve van veiligheid en beveiliging die de luchthaven ten behoeve van de zuidbaan wil nemen. In de bijlage wordt ook de netto contante waarde van de maatregelen ten behoeve van veiligheid en beveiliging voor de andere zakelijke scenario's opgevoerd.

(55)  Standpunt van Duitsland van 21.7.2006, blz. 7.

(56)  Een precieze berekening van de steunintensiteit is niet mogelijk, omdat de Commissie niet kan uitsluiten dat de hypothetische particuliere investeerder minder had geïnvesteerd en daardoor zijn risico had beperkt.

(57)  COM(2006) 819 def.

(58)  Actieplan, punt 7 en de tekstbox op blz. 4.

(59)  IATA-prognose pasagiers- en vrachtverkeer 2007-2011, oktober 2007.

(60)  PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1.

(61)  PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13.

(62)  Met name moet de exploitatiesteun bottlenecks in de regionale ontwikkeling helpen overwinnen, moet de hoogte ervan tot de te verhelpen handicaps in verhouding staan en moet de steun steeds tijdelijk en in de tijd beperkt zijn.

(63)  Arrest van 12 juli 1973, zaak C-70/72, Commissie/Duitsland, Jurispr. 1973, blz. 813, punt 13.

(64)  Arrest van 14 september 1994, gevoegde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Spanje/Commissie, Jurispr. 1994, blz. I-4103, punt 75.

(65)  Arrest van 17 juli 1999, zaak C-75/97, België/Commissie, Jurispr. 1999, blz. I-3671, de punten 64 en 65.

(66)  Vgl. met name het arrest van 12 oktober 2000, zaak C-480/98, Spanje/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-8717, punt 25 en het arrest van 12 mei 2005, zaak C-415/03, Commissie/Griekenland, Jurispr. 2005, blz. I-3875, punt 39.


BIJLAGE

Cashflowberekeningen ten aanzien van de steun voor DHL

Tabel 1

Cashflowberekeningen

(in miljoen EUR)

Berekening van de cashflow (2)

 

(1)

(2)

(3)

(4) = (2) - (1)

(5) = (3) - (1)

Luchthaven

Luchthaven

Luchthaven

Zuidbaan

Zuidbaan

Status-quo

Uitbouw mèt DHL

Uitbouw zonder DHL

Met DHL

Zonder DHL

EBITDA (1) (2006-2042)

a

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Investeringsuitgaven (2006-2042)

b

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Investeringsuitgaven 2005

c

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Cashflow 2005

d = a + b + c

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Risicokosten (3)

e

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Cashflow 2005 gecorrigeerd voor risico's

f = d + e

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Correcties voor uitgaven veiligheid en beveiliging

Uitgaven veiligheid en beveiliging (exploitatie- en investeringsuitgaven) (3)

g

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Gecorrigeerde cashflow 2005

h = f + g

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Cashflowberekening voor de zuidbaan

Duitsland heeft voor de periode 2006-2042 drie verschillende cashflowscenario's ingediend voor de luchthaven van Leipzig:

—   Luchthaven — status-quo: de zuidbaan wordt niet gebouwd. De luchthavenexploitatie wordt op de bestaande noordbaan voortgezet.

—   Luchthaven — uitbouw met DHL: de zuidbaan wordt gebouwd en DHL neemt haar Europese hub in 2008 in bedrijf.

—   Luchthaven — uitbouw zonder DHL: de zuidbaan wordt gebouwd, maar DHL verhuist niet naar Leipzig en na 2010 vestigt zich op de luchthaven een andere luchtvaartmaatschappij.

Aan de hand van de verschillende cashflows wordt de verwachte rendabiliteit van de zuidbaan als volgt berekend:

—   Zuidbaan met DHL: in deze kolom wordt het saldo van de cashflow in het scenario uitbouw mèt DHL en het status-quoscenario gegeven.

—   Zuidbaan zonder DHL: in deze kolom wordt het saldo van de cashflow in het scenario uitbouw zonder DHL en het status-quoscenario gegeven.

Verschillen tussen de cashflowberekeningen in het besluit tot inleiding van de procedure en de hier gemaakte berekeningen:

Terwijl in het besluit tot inleiding van de procedure de kosten en baten werden gedisconteerd tot 2006, wordt in de hier gepresenteerde berekeningen 2005 als referentiejaar gehanteerd, omdat het besluit voor de aanleg van de zuidbaan in november 2004 werd genomen en de bouwwerkzaamheden begin 2005 van start zijn gegaan.

Uit de Duitse reactie op het besluit tot inleiding van de procedure vernam de Commissie dat in 2005 extra investeringsuitgaven ten bedrage van […] EUR moesten worden gemaakt, die de cashflowverliezen verder deden stijgen. Deze investeringsuitgaven zijn hier meegerekend.

De cashflowberekeningen geven aanzienlijke verliezen voor de zuidbaan te zien

De aanleg en de exploitatie van de zuidbaan levert voor 2005 een gedisconteerd cashflowverlies van rond […] EUR op. In het scenario van de uitbouw zonder DHL bedraagt het gedisconteerde cashflowverlies […] EUR.

Door de risicokosten van […] EUR (volgens Duitse berekeningen) stijgt het cashflowverlies van de zuidbaan in het scenario mèt DHL tot […] EUR. Hierbij dient te worden aangetekend dat de geraamde risicokosten ten belope van […] miljoen EUR slechts een minimumbedrag zijn, omdat Duitsland niet alle risico's van de vluchthavens kwantificeert en zijn berekeningen op betwistbare aannames baseert.

Ook wanneer de Commissie het argument van Duitsland volgt, als zouden de uitgaven voor veiligheid en beveiliging ten belope van […] EUR tot de overheidstaken behoren — en dus niet in de berekeningen voor de zuidbaan moeten worden opgenomen — blijft er nog een aanzienlijk cashflowtekort van […] EUR bestaan.


(1)  EBITDA = Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization (winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en herwaarderingen).

(2)  Alle bedragen gedisconteerd tot 2005.

(3)  Volgens berekeningen van Duitsland.


23.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/37


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2008

tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid

(2008/949/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 199/2008 is een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens vastgesteld dat een solide basis moet vormen voor wetenschappelijke analyses van de visserij en voor degelijk wetenschappelijk advies met het oog op de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visserijbeleid (hierna „GVB” genoemd).

(2)

De lidstaten moeten overeenkomstig een communautair meerjarenprogramma nationale meerjarenprogramma's opstellen voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens.

(3)

Het is derhalve noodzakelijk een communautair meerjarenprogramma vast te stellen voor de verzameling, het beheer en het gebruik van de benodigde gegevens ter ondersteuning van de wetenschappelijke analyses die in het kader van het GVB moeten worden verricht.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur,

BESLUIT:

Enig artikel

Het communautaire meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 199/2008 is vastgesteld in de bijlage.

Gedaan te Brussel, 6 november 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1.


BIJLAGE

COMMUNAUTAIR MEERJARENPROGRAMMA

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

1.

Voor de toepassing van dit communautair programma wordt verstaan onder:

a)   Actieve vaartuigen: vaartuigen die in een kalenderjaar een visserijactiviteit hebben uitgeoefend (meer dan 0 dagen). Een vaartuig dat in een jaar geen visserijactiviteiten heeft uitgeoefend, wordt als „inactief” aangemerkt.

b)   Gelijktijdige bemonstering: simultane bemonstering van alle of een vooraf gedefinieerde verzameling van soorten in de vangsten of aangelande vangsten van een vaartuig.

c)   Zeedagen: een doorlopende periode van 24 uur (of deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in een gebied.

d)   Vlootsegment: een groep vaartuigen van dezelfde lengteklasse (LOA) en met hetzelfde belangrijkste vistuig gedurende het jaar, overeenkomstig aanhangsel III. Deze vaartuigen kunnen tijdens de referentieperiode verschillende visserijactiviteiten uitoefenen, maar mogen slechts in één vlootsegment worden ingedeeld.

e)   Visdagen: een dag wordt toegerekend aan het gebied waar de meeste vistijd is doorgebracht gedurende de desbetreffende zeedag. In het geval van passief vistuig evenwel wordt, wanneer gedurende een dag geen activiteit vanaf het vaartuig plaatsvond terwijl ten minste één (passief) vistuig op zee bleef, die dag toegerekend aan het gebied waar het laatst tijdens de desbetreffende visreis een vistuig is uitgezet.

f)   Visreis: een reis van een vissersvaartuig vanaf een landlocatie naar een aanlandingsplaats, met uitzondering van andere dan visreizen (dat wil zeggen reizen van een vissersvaartuig vanaf een locatie naar een landlocatie waarbij geen visserijactiviteiten worden uitgeoefend en alle vistuig aan boord stevig is vastgezet en opgeborgen en niet voor onmiddellijk gebruik beschikbaar is).

g)   Metier: een geheel van visserijactiviteiten die gericht zijn op vergelijkbare (verzamelingen van) soorten, met behulp van vergelijkbaar vistuig, in dezelfde periode van het jaar en/of in hetzelfde gebied, en die een vergelijkbaar exploitatiepatroon hebben.

h)   Vaartuigpopulatie: alle vaartuigen die zijn opgenomen in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (1).

i)   Geselecteerde soort: een soort die relevant is voor beheersdoeleinden en waarvoor een aanvraag is ingediend door een internationaal wetenschappelijk orgaan of een regionale organisatie voor visserijbeheer.

j)   Uitzettijd: tijd die aanvangt op het tijdstip waarop elk vistuig is uitgezet en eindigt op het tijdstip waarop ditzelfde vistuig wordt ingehaald.

2.

Voor de volgende termen gelden de definities van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (www.fao.org/fi/glossary/default.asp) en van het WTECV: anadrome soorten, katadrome soorten, vangsten, koppotigen, schaaldieren, diepzeesoorten, demersale vissen, demersale soorten, exploitatiepatroon, vinvissen, zoetwatersoorten, vistuig, aangelande vangsten, overboord gezette hoeveelheden, grote pelagische vissen, weekdieren, andere activiteiten dan visserij, pelagische vissen, kleine pelagische vissen, doelsoorten.

HOOFDSTUK II

INHOUD EN METHODOLOGIE

A.   Inhoud van het communautaire programma

Het communautaire programma omvat de volgende modules:

1.

Evaluatie van de visserijsector

Het gegevensverzamelingsprogramma voor de visserijsector omvat de volgende onderdelen:

a)

verzameling van economische variabelen,

b)

verzameling van biologische variabelen,

c)

verzameling van transversale variabelen,

d)

onderzoeken op zee.

2.

Evaluatie van de economische situatie van de aquacultuur en de visverwerkende industrie:

a)

verzameling van economische gegevens voor de aquacultuur,

b)

verzameling van economische gegevens voor de visverwerkende industrie.

3.

Evaluatie van de impact van de visserij op het mariene ecosysteem.

4.

Beheer en gebruik van de gegevens die onder het kader voor gegevensverzameling vallen.

B.   Nauwkeurigheidsniveaus en bemonsteringsintensiteit

1.

Wanneer voor bemonsteringsprogramma's geen gekwantificeerde doelen kunnen worden vastgesteld voor het nauwkeurigheidsniveau en de steekproefgrootte, dienen statistische proefenquêtes te worden georganiseerd. Deze enquêtes hebben tot doel de omvang van het probleem alsook het nut en de kosteneffectiviteit van gedetailleerdere vervolgonderzoeken te meten.

2.

In de gevallen waarin kwantificering van de doelen wel mogelijk is, kan het gaan om directe kwantificering, dat wil zeggen vaststelling van steekproefgroottes of bemonsteringspercentages, of om het aangeven van nauwkeurigheids- en betrouwbaarheidsniveaus.

3.

Wanneer een steekproefgrootte of een bemonsteringspercentage voor een statistisch gedefinieerde populatie is vastgesteld, moet de toegepaste bemonsteringsstrategie minimaal de doeltreffendheid van de Simple Random Sampling-methode hebben. In het betrokken nationale programma moet een beschrijving van deze bemonsteringsstrategie worden opgenomen.

4.

Bij opgave van nauwkeurigheids-/betrouwbaarheidsniveaus dient het volgende onderscheid te worden gehanteerd:

a)   Niveau 1: niveau waarbij een parameter kan worden gemeten hetzij met een nauwkeurigheid van ± 40 % bij een betrouwbaarheid van 95 %, hetzij een variatiecoëfficiënt van 20 % gebruikt als benadering;

b)   Niveau 2: niveau waarbij een parameter kan worden gemeten hetzij met een nauwkeurigheid van ± 25 % bij een betrouwbaarheid van 95 %, hetzij een variatiecoëfficiënt van 12,5 % gebruikt als benadering;

c)   Niveau 3: niveau waarbij een parameter kan worden gemeten hetzij met een nauwkeurigheid van ± 5 % bij een betrouwbaarheid van 95 %, hetzij een variatiecoëfficiënt van 2,5 % gebruikt als benadering.

HOOFDSTUK III

MODULE VOOR DE EVALUATIE VAN DE VISSERIJSECTOR

A.   Verzameling van economische variabelen

1.   Variabelen

1.

De te verzamelen variabelen zijn vermeld in aanhangsel VI. Alle economische variabelen moeten op jaarbasis worden verzameld met uitzondering van die welke zijn aangemerkt als transversale variabelen als omschreven in aanhangsel VIII en die welke zijn aangemerkt als meetindicatoren voor de impact van de visserij op het mariene ecosysteem als omschreven in aanhangsel XIII, die op een gedetailleerder niveau moeten worden verzameld. De populatie omvat alle vaartuigen die op 1 januari zijn opgenomen in het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot. Alle economische variabelen moeten worden verzameld voor actieve vaartuigen. Voor ieder vaartuig waarvoor de in aanhangsel VI opgenomen economische variabelen worden verzameld, moeten ook de overeenkomstige in aanhangsel VIII opgenomen transversale variabelen worden verzameld.

2.

Voor niet-actieve vaartuigen moeten alleen de kapitaalwaarde (aanhangsel VI), de vloot (aanhangsel VI) en de capaciteit (aanhangsel VIII) worden verzameld.

3.

Nationale valuta's dienen te worden omgerekend in euro op basis van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vastgestelde gemiddelde jaarlijkse wisselkoersen.

2.   Aggregatieniveaus

1.

De economische variabelen moeten worden opgegeven voor ieder vlootsegment (aanhangsel III) en iedere supraregio (aanhangsel II). Er zijn zes lengteklassen (volgens de LOA-maatstaf, dat wil zeggen „lengte over alles”) gedefinieerd. De lidstaten mogen deze lengteklassen in voorkomend geval verder opsplitsten.

2.

Aan de hand van de dominantiecriteria moeten de vaartuigen worden ingedeeld in segmenten die zijn gebaseerd op het aantal visdagen met elk onderscheiden vistuig. Als het gebruik van een vistuig dat van alle andere vistuigen tezamen overschrijdt (dat wil zeggen dat een vaartuig dat vistuig meer dan 50 % van zijn vistijd inzet), wordt het vaartuig in het overeenkomstige segment ingedeeld. Zo niet, wordt het vaartuig in het volgende vlootsegment ingedeeld:

a)

„vaartuigen die gebruikmaken van polyvalent actief vistuig”, wanneer uitsluitend actief vistuig wordt gebruikt;

b)

„vaartuigen die gebruikmaken van polyvalent passief vistuig”, wanneer uitsluitend passief vistuig wordt gebruikt;

c)

„vaartuigen die gebruikmaken van actief en passief vistuig”.

3.

Wanneer een vaartuig actief is in meer dan een supraregio als omschreven in aanhangsel II, dienen de lidstaten in hun nationale programma toe te lichten in welke supraregio het vaartuig is ingedeeld.

4.

Wanneer een vlootsegment minder dan 10 vaartuigen omvat, geldt het volgende:

a)

clustering kan noodzakelijk zijn om het bemonsteringsplan op te stellen en de economische variabelen op te geven;

b)

de lidstaten dienen op te geven welke vlootsegmenten op nationaal niveau zijn samengevoegd en dienen de clustering aan de hand van een statistische analyse te verantwoorden;

c)

in hun jaarverslag dienen de lidstaten het aantal bemonsterde vaartuigen voor ieder vlootsegment op te geven ongeacht eventuele clustering bij de verzameling of de verstrekking van de gegevens;

d)

in regionale coördinatievergaderingen zal een homogene methodologie voor clustering op supraregionaal niveau worden vastgesteld met het oog op de vergelijkbaarheid van de economische variabelen.

3.   Bemonsteringsstrategie

1.

De lidstaten dienen in hun nationale programma's de methodologie, inclusief kwaliteitsaspecten, te beschrijven die zij hebben gebruikt voor het meten van elke economische variabele.

2.

De lidstaten dienen te zorgen voor de samenhang en de vergelijkbaarheid van alle economische variabelen wanneer deze aan verschillende bronnen zijn ontleend (bv. enquêtes, vlootbestand, logboeken, verkoopstaten).

4.   Nauwkeurigheidsniveaus

1.

De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de opgegeven gegevens.

B.   Verzameling van biologische variabelen

B1.   Metiergerelateerde variabelen

1.   Variabelen

1.

Er moeten steekproeven worden genomen om ieder kwartaal de lengtesamenstelling van de soorten in de vangsten en van de overboord gezette hoeveelheden te evalueren. De gegevens dienen te worden verzameld per metier op niveau zes van de indeling in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) en voor de in aanhangsel VII genoemde visbestanden.

2.

Indien relevant dienen aanvullende programma's voor de biologische bemonstering van de ongesorteerde aangelande vangsten te worden uitgevoerd met het oog op de meting van:

a)

het aandeel van de diverse bestanden voor haring in het Skagerrak IIIA-N, het Kattegat IIIa-S en het oostelijke deel van de Noordzee elk afzonderlijk, en voor zalm in de Oostzee;

b)

het aandeel van de diverse soorten voor de groepen van soorten die internationaal worden geëvalueerd (bv. schartong, zeeduivel en kraakbeenvissen).

2.   Aggregatieniveau

1.

Om de bemonsteringsprogramma's te optimaliseren, mogen de in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) omschreven metiers worden samengevoegd. Wanneer metiers worden samengevoegd (verticale samenvoeging), moet de homogeniteit van de gecombineerde metiers statistisch worden aangetoond. Het samenvoegen van aangrenzende cellen, die overeenkomen met vlootsegmenten van de vaartuigen (horizontale samenvoeging), moet statistisch worden aangetoond. Deze horizontale samenvoeging dient hoofdzakelijk te gebeuren door middel van clustering van aangrenzende LOA-vaartuigklassen, onafhankelijk van de belangrijkste vangsttechnieken, wanneer dit zinvol is om een onderscheid te maken tussen verschillende exploitatiepatronen. Samenvoegingen moeten op regionaal niveau worden overeengekomen op de desbetreffende regionale coördinatievergadering en worden goedgekeurd door het WTECV.

2.

Op nationaal niveau mag een op niveau zes van de indeling in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) omschreven metier verder worden opgesplitst in meerdere nauwkeuriger onderverdelingen ter onderscheiding van verschillende doelsoorten. Hierbij dienen de volgende twee principes in acht te worden genomen:

a)

er mag geen overlap ontstaan tussen de op nationaal niveau omschreven onderverdelingen en de in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) omschreven metiers;

b)

de op nationaal niveau omschreven onderverdelingen moeten tezamen alle visreizen van het op niveau zes omschreven metier omvatten.

3.

De ruimtelijke eenheden voor de bemonstering van de metiers zijn voor alle regio's vastgesteld op niveau 3 van aanhangsel I, met de volgende uitzonderingen:

a)

de Oostzee (ICES-gebieden III b-d), de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, waarvoor niveau 4 wordt gehanteerd;

b)

de eenheden van de regionale organisaties voor visserijbeheer, mits deze op metiers zijn gebaseerd (zo niet, dienen de regionale organisaties voor visserijbeheer de vereiste samenvoegingen te verrichten).

4.

Met het oog op de verzameling en de aggregatie van gegevens mogen ruimtelijke bemonsteringseenheden per regio worden geclusterd als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 665/2008 van de Commissie (2) na goedkeuring door de desbetreffende regionale coördinatievergadering.

5.

Voor de in hoofdstuk III, onderverdeling B/B1 1. 2., bedoelde variabelen moeten de gegevens ieder kwartaal worden verstrekt overeenkomstig de in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) beschreven indeling van de visserijactiviteiten van de vloot.

3.   Bemonsteringsstrategie

1.

Voor de aangelande vangsten:

a)

De lidstaat op het grondgebied waarvan de eerste verkoop plaatsvindt, draagt er zorg voor dat de biologische bemonstering wordt verricht overeenkomstig de in dit communautaire programma vastgelegde normen. De lidstaten zetten zo nodig in samenwerking met de autoriteiten van niet-EU-landen programma's op voor de biologische bemonstering van de vangsten die door vaartuigen die de vlag van het derde land voeren, op hun grondgebied worden aangeland.

b)

Alleen de belangrijke metiers moeten bij de bemonstering in aanmerking worden genomen. Om te bepalen welke metiers moeten worden bemonsterd, dienen de lidstaten gebruik te maken van het volgende rangordesysteem op niveau zes van de indeling in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) op nationale basis, uitgaande van de gemiddelde waarden van de twee voorgaande jaren en:

De metiercellen worden eerst gerangschikt volgens hun aandeel in het totaal van de commerciële aangelande vangsten. Deze aandelen worden vervolgens samengeteld, te beginnen met het grootste, totdat een grens van 90 % wordt bereikt. Alle metiers die deel uitmaken van deze 90 %-groep, moeten in de bemonstering worden opgenomen.

Deze procedure wordt dan herhaald op basis van de totale waarde van de commerciële aangelande vangsten en vervolgens nogmaals op basis van de totale inspanning in zeedagen. De metiers in de 90 %-groep die geen deel uitmaken van de vorige 90 %-groep, moeten in de selectie worden opgenomen.

Het WTECV kan metiers die volgens het rangordesysteem buiten de bemonstering vallen, toch in de selectie opnemen vanwege hun bijzondere belang op beheersgebied.

c)

Als eenheid voor de bemonstering geldt de visreis en het aantal te bemonsteren visreizen moet zodanig worden gekozen dat een goede dekking van het metier wordt verzekerd.

d)

Bij de nauwkeurigheidswaarden en het rangordesysteem wordt hetzelfde niveau gehanteerd als bij de bemonsteringsprogramma's, dat wil zeggen het nationale metierniveau voor gegevens die via nationale programma's worden verzameld, en het regionale metierniveau voor gegevens die via regionaal gecoördineerde bemonsteringsprogramma's worden verzameld.

e)

De bemonsteringsintensiteit moet in verhouding staan tot de relatieve inspanning en variabiliteit in de vangsten van dat metier. Het kleinste aantal te bemonsteren visreizen mag nooit minder bedragen dan 1 visreis per maand in het visseizoen voor visreizen van minder dan twee weken en anders 1 visreis per kwartaal.

f)

Bij de bemonstering van een visreis worden de soorten gelijktijdig bemonsterd als volgt:

iedere soort in een regio als omschreven in aanhangsel II wordt ingedeeld in een groep volgens de volgende regels:

—   groep 1: soorten die toonaangevend zijn in het internationale beheersproces, met inbegrip van soorten die vallen onder EU-beheersplannen, EU-herstelplannen, EU-meerjarenplannen op de lange termijn of EU-actieplannen inzake instandhouding en beheer op basis Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (3);

—   groep 2: andere internationaal gereglementeerde soorten en belangrijke niet-internationaal gereglementeerde bijvangsten;

—   groep 3: alle overige bijvangsten (vissen, schelp- en schaaldieren). De lijst van soorten van groep 3 moet op regionaal niveau worden vastgesteld door de desbetreffende regionale coördinatievergadering en worden goedgekeurd door het WTECV.

g)

De indeling van soorten in groep 1 en 2 is gespecificeerd in aanhangsel VII. De keuze van het bemonsteringsplan moet zijn aangepast aan de diversiteit van de te bemonsteren soorten en de operationele voorwaarden van de bemonstering. Bij de opzet van de bemonstering per metier moet rekening worden gehouden met de steekproeffrequentie en het toe te passen bemonsteringsplan. Mogelijke bemonsteringsplannen, zoals beschreven in onderstaande tabel, zijn:

—   plan 1: alomvattende bemonstering van alle soorten;

—   plan 2: in elk tijdvak wordt de steekproef in twee delen opgesplitst. Bij het ene deel van de steekproef (x %) worden alle soorten aan wal bemonsterd, terwijl bij het andere deel (100–x) % uitsluitend alle soorten van groep 1 worden bemonsterd;

—   plan 3: in elk tijdvak wordt de steekproef in twee delen opgesplitst. Bij het ene deel van de steekproef (x %) worden alle soorten van groep 1 en groep 2 aan wal bemonsterd, terwijl bij het andere deel (100–x) % uitsluitend soorten van groep 1 worden bemonsterd. Bij dit plan moeten soorten van groep 3 op zee worden bemonsterd.

Tabel 1

Overzicht van de plannen voor gelijktijdige bemonstering

Bemonsteringsplan

Frequentie

Groep 1

Groep 2

Groep 3

Plan 1

Iedere steekproef

Image

Image

Image

Plan 2

x % van de steekproeven

Image

Image

Image

 

(100–x) % van de steekproeven

Image

 

 

Plan 3

x % van de steekproeven

Image

Image

Bemonstering op zee

 

(100–x) % van de steekproeven

Image

 

 

h)

Voor iedere steekproef dient te worden bijgehouden welk bemonsteringsplan is gevolgd (zie tabel 1), tezamen met informatie over de volledigheid van de steekproef:

Bij de bemonstering van een soort moet het aantal gemeten individuen zodanig zijn dat de kwaliteit en de nauwkeurigheid van de resulterende lengtesamenstelling worden gegarandeerd. Het aantal lengteklassen in een steekproef kan worden gemeten aan de hand van het gemiddelde lengtebereik in de steekproef en als een eerste benadering moet het aantal gemeten vissen drie- tot vijfmaal het aantal lengteklassen bedragen, bij ontstentenis van een statistische optimalisering van het bemonsteringsplan.

i)

Er zou ook gebruik kunnen worden gemaakt van andere bemonsteringsprocedures, mits wetenschappelijk bewijs aantoont dat met deze procedures dezelfde doelstellingen kunnen worden bereikt als met die in punt 3. 1. g).

j)

Een overzicht van de door de lidstaten toegepaste bemonsteringsprotocollen moet ter beschikking worden gesteld van het WTECV via de nationale programma's voor elk bemonsterd metier.

2.

Voor de overboord gezette hoeveelheden:

a)

Het in hoofdstuk III, onderdeel B/B1 3. 1. b), bedoelde rangordesysteem dient te worden gebruikt om de metiers te selecteren waarvoor de overboord gezette hoeveelheden worden gemeten. Wanneer de overboord gezette hoeveelheden van een metier naar raming meer dan 10 % bedragen van de totale vangsten en dit metier in het rangordesysteem niet in aanmerking wordt genomen, moet dit metier toch worden bemonsterd.

b)

Als eenheid voor de bemonstering geldt de visreis en het aantal te bemonsteren visreizen moet een goede dekking van de activiteiten van het metier verzekeren.

c)

Bij de nauwkeurigheidswaarden en het rangordesysteem wordt hetzelfde niveau gehanteerd als bij de bemonsteringsprogramma's, dat wil zeggen het nationale metierniveau voor gegevens die via nationale programma's worden verzameld, en het regionale metierniveau voor gegevens die via regionaal gecoördineerde bemonsteringsprogramma's worden verzameld.

d)

De bemonsteringsintensiteit moet in verhouding staan tot de relatieve inspanning en/of variabiliteit in de vangsten van dat metier. Het kleinste aantal te bemonsteren visreizen mag niet minder bedragen dan 2 visreizen per kwartaal.

e)

Voor de soorten van de groepen 1, 2 en 3 als omschreven in hoofdstuk III, onderdeel B/B1 3. 1. f), zal een monitoring worden uitgevoerd van de overboord gezette hoeveelheden, teneinde het gemiddelde gewicht van deze hoeveelheden per kwartaal te meten. Voorts geldt:

de lengtesamenstelling van de overboord gezette hoeveelheden moet ieder kwartaal worden gemeten wanneer deze hoeveelheden op jaarbasis meer bedragen dan ofwel 10 % van de totale vangsten naar gewicht ofwel 15 % van de vangsten naar aantal voor de soorten van groep 1 en groep 2;

wanneer vis overboord wordt gezet van lengtebereiken van soorten die niet voorkomen in de aangelande vangsten, moet daarvan de leeftijd worden bepaald overeenkomstig het bepaalde in aanhangsel VII.

f)

Indien relevant worden proefenquêtes als bedoeld in hoofdstuk II, onderdeel B 1., verricht.

g)

Een overzicht van de door de lidstaten toegepaste bemonsteringsprotocollen moet ter beschikking worden gesteld van het WTECV via de nationale programma's voor elk bemonsterd metier.

3.

Voor de recreatievisserij:

a)

Voor de recreatievisserij op soorten als vermeld in aanhangsel IV (punten 1 tot en met 5) dienen de lidstaten elk kwartaal de gewichtsamenstelling van de vangsten te meten.

b)

Indien relevant worden proefenquêtes als bedoeld in hoofdstuk II, onderdeel B 1. verricht om het belang van de in punt 3. 3. a), genoemde recreatievisserij in te schatten.

4.   Nauwkeurigheidsniveaus

1.

Voor de aangelande vangsten:

a)

Voor de soorten van groep 1 en groep 2 dient naar nauwkeurigheidsniveau 2 te worden gestreefd op het niveau van het bestand. Indien nodig moeten specifieke op het bestand gebaseerde steekproeven worden toegevoegd wanneer bemonstering op basis van het metier onvoldoende nauwkeurig is voor de meting van de lengtesamenstelling op het niveau van het bestand.

2.

Voor de overboord gezette hoeveelheden:

a)

Voor de soorten van groep 1 en groep 2 moeten de gegevens van de kwartaalmetingen van de lengte- en leeftijdsamenstelling van de overboord gezette hoeveelheden nauwkeurigheidsniveau 1 bereiken.

b)

Voor de soorten van de groepen 1, 2 en 3 moeten de gewichtsmetingen nauwkeurigheidsniveau 1 bereiken.

3.

Voor de recreatievisserij:

a)

De gegevens van de jaarmetingen van de omvang van de vangsten moeten nauwkeurigheidsniveau 1 bereiken.

5.   Uitzonderingen op de regels

1.

Wanneer de lidstaten de in hoofdstuk III, onderdeel B/B1 4. 2. a) en b) en 3. a), bedoelde nauwkeurigheidsniveaus niet of slechts tegen een buitensporige kostprijs kunnen halen, kunnen zij, op basis van een aanbeveling van het WTECV, toestemming krijgen van de Commissie om een lager nauwkeurigheidsniveau of een lagere steekproeffrequentie te hanteren of om zich tot een proefenquête te beperken, mits hun verzoek naar behoren is gestaafd en wetenschappelijk is onderbouwd.

B2.   Bestandgerelateerde variabelen

1.   Variabelen

1.

Voor de in aanhangsel VII vermelde bestanden dienen de volgende variabelen te worden verzameld:

a)

individuele gegevens betreffende leeftijd;

b)

individuele gegevens betreffende lengte;

c)

individuele gegevens betreffende gewicht;

d)

individuele gegevens betreffende gender;

e)

individuele gegevens betreffende geslachtsrijpheid;

f)

individuele gegevens betreffende vruchtbaarheid;

overeenkomstig het in dat aanhangsel opgenomen bemonsteringsplan.

2.

De verzameling van alle in lid 1 genoemde individuele gegevens moet worden gerelateerd aan de overeenkomstige informatie betreffende tijd- en ruimtevak.

3.

Voor wildezalmbestanden in de door de ICES vastgestelde referentierivieren die in het Oostzeegebied III b-d, vloeien, dienen de volgende variabelen te worden verzameld:

a)

gegevens over de dichtheid van smolt;

b)

gegevens over de dichtheid van parr;

c)

gegevens over het aantal stroomopwaarts trekkende individuen.

2.   Aggregatieniveau

1.

De vereiste aggregatieniveaus, de verzamelingsfrequentie van alle variabelen en de bemonsteringsintensiteit voor de leeftijd zijn gespecificeerd in aanhangsel VII. Voor de bemonsteringsstrategieën en de bemonsteringsintensiteit gelden de in hoofdstuk II, onderdeel B (Nauwkeurigheidsniveaus en bemonsteringsintensiteit), vastgestelde regels.

3.   Bemonsteringsstrategie

1.

Indien mogelijk moet de leeftijdsbepaling bij commerciële vangsten worden uitgevoerd, teneinde de leeftijdssamenstelling per soort en, indien relevant, de groeiparameters te meten. Wanneer dit niet mogelijk is, dienen de lidstaten dit in hun nationale programma's te rechtvaardigen.

2.

Wanneer er via samenwerking tussen de lidstaten voor wordt gezorgd dat de algemene meetresultaten van de in aanhangsel VII genoemde parameters het vereiste nauwkeurigheidsniveau bereiken, moet iedere lidstaat afzonderlijk garanderen dat zijn eigen bijdrage aan de gemeenschappelijke gegevensreeks toereikend is om dat nauwkeurigheidsniveau te bereiken.

4.   Nauwkeurigheidsniveaus

1.

Voor bestanden van soorten waarvan de leeftijd kan worden bepaald, moeten de gemiddelde gewichten en lengtes per leeftijdsklasse worden gemeten met nauwkeurigheidsniveau 3, tot een leeftijd waarbij de gecumuleerde aangelande vangsten voor de overeenkomstige leeftijdsklassen minstens 90 % van de nationale aangelande vangsten van het bestand bedragen.

2.

Voor bestanden waarvan de leeftijd niet kan worden bepaald maar door meting wel een groeicurve kan worden bepaald, moeten de gemiddelde gewichten en lengtes per pseudoleeftijdsklasse (dat wil zeggen afgeleid van de groeicurve) worden gemeten met nauwkeurigheidsniveau 2, tot een leeftijd waarbij de gecumuleerde aangelande vangsten voor de overeenkomstige leeftijdsklassen minstens 90 % van de nationale aangelande vangsten van het bestand bedragen.

3.

Voor geslachtsrijpheid, vruchtbaarheid en genderratio kan worden gekozen uit een koppeling aan leeftijd of aan lengte, mits de lidstaten die de overeenkomstige biologische bemonstering moeten verrichten, het volgende zijn overeengekomen:

a)

voor geslachtsrijpheid en vruchtbaarheid, berekend als aandeel paairijpe vis, moet nauwkeurigheidsniveau 3 worden gehaald binnen het leeftijds- en/of lengtebereik, waarvan de uitersten 20 % en 90 % van de paairijpe vis bedragen;

b)

voor de genderratio, berekend als aandeel vrouwelijke dieren, moet nauwkeurigheidsniveau 3 worden gehaald, tot een leeftijd of lengte waarbij de gecumuleerde aangelande vangsten voor de overeenkomstige leeftijds- of lengteklassen minstens 90 % van de nationale aangelande vangsten van het bestand bedragen.

5.   Uitzonderingen op de regels

1.

De meting van de bestandgerelateerde variabelen kan in het nationale programma van een lidstaat buiten beschouwing worden gelaten voor bestanden waarvoor TAC's en quota gelden, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het betrokken quotum vertegenwoordigt minder dan 10 % van het Gemeenschapsaandeel in de TAC of minder dan 200 ton gemiddeld in elk van de drie voorafgaande jaren;

b)

de som van de betrokken quota van lidstaten met een toewijzing van minder dan 10 % is kleiner dan 25 % van het Gemeenschapsaandeel in de TAC.

2.

Indien aan de voorwaarde in 1. a) hierboven, maar niet aan de voorwaarde in 1. b) is voldaan, kunnen de betrokken lidstaten een gecoördineerd programma opstellen om voor hun gezamenlijke aanlandingen tot een gezamenlijk bemonsteringsplan te komen, of kunnen zij elk afzonderlijk andere nationale bemonsteringsplannen opstellen die dezelfde nauwkeurigheid opleveren.

3.

Eventueel kunnen de nationale programma's tot 1 februari van elk jaar worden aangepast om rekening te houden met het ruilen van quota tussen lidstaten.

4.

Voor bestanden, buiten de Middellandse Zee, waarvoor geen TAC's en quota gelden, zijn dezelfde, in 5. 1 vastgestelde regels van toepassing, uitgaande van de gemiddelde aangelande vangsten in de drie voorafgaande jaren en met de totale in de Gemeenschap aangelande vangsten van een bestand als referentie;

5.

Voor de bestanden in de Middellandse Zee, de aangelande vangsten, uitgedrukt in gewicht, van een mediterrane lidstaat, die minder dan 10 % uitmaken van de totale aangelande vangsten van de Gemeenschap voor het Middellandse Zeegebied of minder dan 200 ton bedragen, met uitzondering van blauwvintonijn.

C.   Verzameling van transversale variabelen

1.   Variabelen

1.

De te verzamelen variabelen zijn vermeld in aanhangsel VIII. De gegevens moeten worden verstrekt volgens de in dat aanhangsel genoemde frequentie.

2.

Enige vertraging tussen de verstrekking van de gegevens over de vlootindeling en die over de visserijinspanning is mogelijk.

2.   Aggregatieniveau

1.

Het aggregatieniveau is vermeld in aanhangsel VIII in overeenstemming met de in aanhangsel V omschreven criteria.

2.

Het aggregatieniveau dient overeen te stemmen met het meest gedetailleerde niveau dat vereist is. Bij deze regeling mogen cellen worden samengevoegd mits een passende statistische analyse het nut hiervan aantoont. Een dergelijke samenvoeging moet door de desbetreffende regionale coördinatievergadering worden goedgekeurd.

3.   Bemonsteringsstrategie

1.

Transversale gegevens moeten indien mogelijk exhaustief worden verzameld. Wanneer dit niet mogelijk is, moeten de lidstaten de bemonsteringsprocedures in hun nationale programma specificeren.

4.   Nauwkeurigheidsniveaus

1.

De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de gegevens.

D.   Onderzoeken op zee

1.

Alle in aanhangsel IX vermelde onderzoeken moeten worden uitgevoerd.

2.

De lidstaten garanderen in hun nationale programma de continuïteit met eerdere onderzoeken.

3.

Onverminderd het bepaalde in 1. en 2. kunnen de lidstaten voorstellen om de onderzoeksinspanning of de bemonsteringsplannen aan te passen, mits dit de kwaliteit van de resultaten niet nadelig beïnvloedt. Aanpassingen kunnen pas door de Commissie worden aanvaard nadat zij door het WTECV zijn goedgekeurd.

HOOFDSTUK IV

MODULE VOOR DE EVALUATIE VAN DE ECONOMISCHE SITUATIE VAN DE AQUACULTUUR EN DE VISVERWERKENDE INDUSTRIE

A.   Verzameling van economische gegevens voor de aquacultuur

1.   Variabelen

1.

Alle in aanhangsel X vermelde variabelen moeten op jaarbasis worden verzameld per segment volgens de in aanhangsel XI vastgestelde indeling.

2.

Als statistische eenheid geldt de „onderneming”, gedefinieerd als de kleinste juridische entiteit voor boekhoudkundige doeleinden.

3.

De populatie bestaat uit ondernemingen die als hoofdactiviteit „Visteelt” hebben, zoals omschreven in de Eurostat-definitie in NACE-code 05.02.

4.

Nationale valuta's dienen te worden omgerekend in euro op basis van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vastgestelde gemiddelde jaarlijkse wisselkoersen.

2.   Aggregatieniveau

1.

De gegevens moeten worden opgesplitst naar soort en aquacultuurtechniek zoals opgenomen in aanhangsel XI. De lidstaten kunnen verdere onderverdelingen op basis van bedrijfsgrootte of andere relevante criteria hanteren indien vereist.

2.

Voor zoetwatersoorten hoeven geen gegevens te worden verzameld. Indien deze gegevens toch worden verzameld, dienen de lidstaten de in aanhangsel XI vastgestelde indeling te volgen.

3.   Bemonsteringsstrategie

1.

De lidstaten dienen in hun nationale programma's de methodologie, inclusief kwaliteitsaspecten, te beschrijven die zij hebben gebruikt voor het meten van de economische variabelen.

2.

De lidstaten dienen te zorgen voor de samenhang en de vergelijkbaarheid van alle economische variabelen wanneer deze aan verschillende bronnen zijn ontleend (bv. vragenlijsten, financiële rekeningen).

4.   Nauwkeurigheidsniveaus

1.

De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de metingen.

B.   Verzameling van economische gegevens inzake de verwerkende industrie

1.   Variabelen

1.

Alle in aanhangsel XII vermelde variabelen moeten op jaarbasis worden verzameld voor de populatie.

2.

De populatie bestaat uit ondernemingen die als hoofdactiviteit „Verwerking en conservering van vis en visproducten” hebben zoals omschreven in de Eurostat-definitie in NACE-code 15.20.

3.

Als leidraad geldt dat de door de lidstaten gebruikte nationale codes uit hoofde van de Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (4), Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (5) en Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (6) als een extra controle- en identificatiemiddel van de onder NACE-code 15.20 ingedeelde ondernemingen dienen te worden gebruikt.

4.

Nationale valuta's dienen te worden omgerekend in euro op basis van de door de Europese Centrale Bank (ECB) vastgestelde gemiddelde jaarlijkse wisselkoersen.

2.   Aggregatieniveau

1.

Als statistische eenheid voor de verzameling van gegevens geldt de „onderneming”, gedefinieerd als de kleinste juridische entiteit voor boekhoudkundige doeleinden.

2.

Met betrekking tot ondernemingen die vis verwerken maar dit niet als hoofdactiviteit verrichten, dienen de volgende gegevens te worden verzameld in het eerste jaar van iedere programmeringsperiode:

a)

het aantal ondernemingen;

b)

de aan visverwerking toe te rekenen omzet.

3.   Bemonsteringsstrategie

1.

De lidstaten dienen in hun nationale programma's de methodologie, inclusief kwaliteitsaspecten, te beschrijven die zij hebben gebruikt voor het meten van de economische variabelen.

2.

De lidstaten dienen te zorgen voor de samenhang en de vergelijkbaarheid van alle economische variabelen wanneer deze aan verschillende bronnen zijn ontleend (bv. vragenlijsten, financiële rekeningen).

4.   Nauwkeurigheidsniveaus

1.

De lidstaten dienen in hun jaarrapport informatie te verstrekken over de kwaliteit (juistheid en nauwkeurigheid) van de metingen.

HOOFDSTUK V

MODULE VOOR DE EVALUATIE VAN DE IMPACT VAN DE VISSERIJ OP HET MARIENE ECOSYSTEEM

1.   Variabelen

1.

Met het oog op de berekening van de in aanhangsel XIII vermelde indicatoren moeten de in dat aanhangsel genoemde gegevens op jaarbasis worden verzameld, met uitzondering van die waarvan is aangegeven dat zij op een gedetailleerder niveau moeten worden verzameld.

2.

De in aanhangsel XIII genoemde gegevens moeten op nationaal niveau worden verzameld, opdat de eindgebruikers de indicatoren kunnen berekenen op de relevante in aanhangsel II vastgestelde geografische niveaus.

2.   Aggregatieniveau

1.

Het aggregatieniveau in de in aanhangsel XIII vastgestelde specificaties moet worden toegepast.

3.   Bemonsteringsstrategie

1.

De lidstaten dienen de aanbevelingen te volgen die in de in aanhangsel XIII vastgestelde specificaties zijn opgenomen.

4.   Nauwkeurigheidsniveaus

1.

De lidstaten dienen de aanbevelingen te volgen die in de in aanhangsel XIII vastgestelde specificaties zijn opgenomen.

HOOFDSTUK VI

MODULE VOOR HET BEHEER EN GEBRUIK VAN DE GEGEVENS DIE ONDER HET KADER VOOR GEGEVENSVERZAMELING VALLEN

A.   Beheer van de gegevens

1.

Met betrekking tot de onder dit communautaire programma vallende gegevens regelt dit onderdeel de ontwikkeling van gegevensbanken, de gegevensinvoer (opslag), de kwaliteitscontrole en validering van gegevens, en de verwerking van primaire gegevens tot gedetailleerde of geaggregeerde gegevens als bedoeld in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 199/2008.

2.

Onder dit onderdeel valt ook het omzettingsproces van primaire sociaaleconomische gegevens in metagegevens als bedoeld in artikel 13, onder b), van Verordening (EG) nr. 199/2008.

3.

De lidstaten dragen er zorg voor dat, indien de Commissie daarom verzoekt, de gegevens over het in punt 2 bedoelde omzettingsproces kunnen worden verstrekt.

B.   Gebruik van de gegevens

1.

Dit onderdeel regelt de opstelling van gegevensreeksen alsook het gebruik ervan ter ondersteuning van wetenschappelijke analyses als basis voor advies ten behoeve van het visserijbeheer als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 199/2008.

2.

Onder dit onderdeel vallen ook de metingen van biologische parameters (leeftijd, gewicht, gender, geslachtsrijpheid en vruchtbaarheid) voor in aanhangsel VII vermelde bestanden, de voorbereiding van gegevensreeksen voor de evaluatie van bestanden, bio-economische modellen en bijbehorende wetenschappelijke analyses.

Lijst van de aanhangsels

Aanhangsel nr.

Titel

I

Geografische indeling naar regionale organisatie voor visserijbeheer

II

Geografische indeling naar gebied

III

Indeling in vlootsegmenten per gebied

IV

Visserijactiviteit (metier) per gebied

V

Aggregatieniveaus

VI

Lijst van economische variabelen

VII

Lijst van biologische variabelen met specificatie voor de bemonstering van de soorten

VIII

Lijst van transversale variabelen met specificatie voor de bemonstering

IX

Lijst van onderzoeken op zee

X

Lijst van economische variabelen voor de aquacultuursector

XI

Voor de verzameling van aquacultuurgegevens toe te passen sectorale segmentering

XII

Lijst van economische variabelen voor de sector verwerkende industrie

XIII

Definitie van milieu-indicatoren voor het meten van de impact van de visserij op het mariene ecosysteem


(1)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.

(2)  PB L 186 van 15.7.2008, blz. 3.

(3)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(6)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.


RICHTSNOEREN

Europese Centrale Bank

23.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/89


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 11 september 2008

inzake de gegevensverzameling betreffende de euro en de werking van het Valuta-informatiesysteem 2 (Currency Information System 2 — CIS 2)

(ECB/2008/8)

(2008/950/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 106, leden 1 en 2,

Gelet op de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-Statuten”), inzonderheid op artikel 5 en artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 106, lid 1, van het Verdrag en artikel 16 van de ESCB-Statuten bepalen dat de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht heeft machtiging te geven tot de uitgifte van eurobankbiljetten binnen de Gemeenschap.

(2)

Artikel 106, lid 2, van het Verdrag bepaalt dat de lidstaten muntstukken kunnen uitgeven, onder voorbehoud van goedkeuring door de ECB wat betreft de omvang van de uitgifte. Derhalve stelt de ECB jaarlijks besluiten vast houdende goedkeuring van de omvang van de muntstukkenuitgifte door de lidstaten die de euro hebben aangenomen (hierna „de deelnemende lidstaten”).

(3)

Artikel 5 van de ESCB-Statuten bepaalt dat de ECB, bijgestaan door de nationale centrale banken, teneinde de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) te kunnen vervullen, de benodigde statistische gegevens verzamelt, waaronder statistische gegevens inzake de uitgifte van eurobankbiljetten en -muntstukken. De ECB verzamelt tevens gegevens uit hoofde van artikel 237, onder d), van het Verdrag, dat de ECB opdraagt toezicht te houden op de naleving door de nationale centrale banken van het ESCB van hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag en de Statuten. Deze verplichtingen omvatten de naleving van de verbodsbepaling vastgelegd in artikel 101 van het Verdrag en geconcretiseerd door Verordening (EG) nr. 3603/93 van de Raad van 13 december 1993 tot vaststelling van de definities voor de toepassing van de in artikel 104 en artikel 104 B, lid 1, van het Verdrag vastgelegde verbodsbepalingen (1). Met name bepaalt artikel 6 van Verordening (EG) nr. 3603/93 „het aanhouden door de […] nationale centrale banken van door de overheidssector uitgegeven munten die op het credit van de overheidssector zijn geboekt, wordt niet als kredietfaciliteit in de zin van artikel 104 van het Verdrag beschouwd, wanneer het bedrag van deze tegoeden minder dan 10 % van het bedrag van de in omloop zijnde muntstukken beloopt”.

(4)

Onverlet de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot de uitgifte van euromuntstukken, en rekening houdend met de essentiële rol van de nationale centrale banken van de deelnemende lidstaten (hierna de „NCB's”) bij de distributie van de euromuntstukken dienen de ECB en de NCB's, teneinde de hierboven vermelde taken te vervullen, gegevens betreffende eurobankbiljetten en -muntstukken te verzamelen. Die gegevensverzameling dient de besluitvorming inzake de uitgifte van eurobankbiljetten en -muntstukken te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door de ECB, NCB's, de Europese Commissie en tot muntuitgifte bevoegde autoriteiten gegevens te verstrekken die hen, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden in staat stellen: i) de productie van eurobankbiljetten en -muntstukken te plannen; ii) de uitgifte van eurobankbiljetten en -muntstukken te coördineren; en iii) de overdrachten van eurobankbiljetten tussen NCB's, en van euromuntstukken tussen de deelnemende lidstaten te coördineren. Deze gegevensverzameling dient de ECB tevens in staat te stellen toezicht te houden op de naleving van haar besluiten inzake de uitgifte van eurobankbiljetten en -muntstukken.

(5)

Op 16 december 2004 heeft de Raad van bestuur het kader voor het recirculeren van bankbiljetten (KRB) vastgesteld, waarvan paragraaf 2.7 bepaalt dat kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers rapportageverplichtingen aan NCB's dienen na te leven. In hetzelfde kader werd tevens besloten dat NCB's het KRB met de hun ter beschikking staande middelen, zoals wettelijke instrumenten en overeenkomsten, tegen eind 2006 dienen te implementeren, welke termijn vervolgens middels besluiten van de Raad van bestuur is verlengd. Echter, uiterlijk met ingang van de invoeringsdatum van het KRB, dienen NCB's van kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers in hun jurisdictie uit hoofde van het BRK gerapporteerde gegevens te ontvangen en deze aan de ECB te kunnen rapporteren.

(6)

Teneinde de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken, dienen de gegevens inzake eurobankbiljetten en -muntstukken informatie te bevatten inzake: i) de uitgifte van eurobankbiljetten en -muntstukken; ii) de hoeveelheid en kwaliteit van eurobankbiljetten en -muntstukken in omloop; iii) de voorraden eurobankbiljetten en -muntstukken die de bij de uitgifte betrokken instanties aanhouden; iv) bedrijfsactiviteiten betreffende eurobankbiljetten en -muntstukken van de bij de uitgifte betrokken instanties, waaronder kredietinstellingen met een regeling voor het aanhouden van een bankbiljettenvoorraad voor bestellingen („notes-held-to-order”) namens een NCB, en kredietinstellingen met een uitgebreid proefprogramma chartale deposito's („extended custodial inventory programme”) namens de ECB en een of meerdere NCB's; v) de met bankbiljetten verband houdende bedrijfsactiviteiten van kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers die overeenkomstig het KRB eurobankbiljetten recyclen; en vi) de cashinfrastructuur.

(7)

Ten behoeve van een verbeterde gegevensverzameling en met het oog op de verspreiding van de daarop gebaseerde gegevens besloot de Raad van bestuur op 22 november 2007 tot de implementatie van het Valuta-informatiesysteem 2 (hierna „CIS 2”) ter vervanging van het Valuta-informatiesysteem dat werd ingevoerd bij de introductie van de eenheidsmunt, welk systeem de ECB en de NCB's sinds 2002 de relevante valutagerelateerde gegevens heeft verschaft, zulks overeenkomstig een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB inzake gegevensverzameling betreffende het Valuta-informatiesysteem.

(8)

Voor de efficiënte en soepele werking van het CIS 2 is het noodzakelijk regelmatig en tijdig over consistente gegevens te beschikken. In dit richtsnoer dienen derhalve de rapportageverplichtingen van de NCB's en de ECB te worden vastgelegd, waarbij voorzien wordt in een korte periode voor parallelle rapportage uit hoofde van de vigerende regelingen en het CIS 2.

(9)

Richtsnoer ECB/2006/9 van 14 juli 2006 inzake bepaalde voorbereidingen voor de omschakeling naar de chartale euro en inzake bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf met eurobankbiljetten en muntstukken buiten het eurogebied (2) stelde het rechtskader vast waarin een toekomstige NCB van het Eurosysteem in staat wordt gesteld eurobankbiljetten en -muntstukken te lenen, te verwerven of te produceren voor bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf voorafgaande aan de omschakeling naar de chartale euro in de betreffende lidstaat. Richtsnoer ECB/2006/9 legt specifieke rapportageverplichtingen vast die gelden voor die toekomstige NCB's van het Eurosysteem, welke rapportageverplichtingen nader moeten worden gespecificeerd in het kader van CIS 2.

(10)

Om CIS 2-gegevens efficiënt en effectief te kunnen gebruiken en een hoog transparantieniveau te verwezenlijken, dienen zowel de ECB als de NCB's als gebruikers van CIS 2 toegang te hebben tot de webapplicatie CIS 2 en tot de rapportagemodule. Voor een verbeterde gegevenstroom tussen de ECB en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, alsook tussen NCB's en nationale muntuitgevende instanties, dienen in aanmerking komende derden beperkte toegang tot CIS 2-gegevens te verkrijgen.

(11)

Gezien CIS 2 een flexibel gegevensverwerkend systeem is, noopt zulks tot de invoering van een vereenvoudigde procedure voor de efficiënte implementatie van technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer. Voorts, gezien de technische aard ervan, zou het mogelijk moeten zijn de specificaties van het CIS 2-transmissiemechanisme te wijzigen via dezelfde vereenvoudigde procedure. De directie dient daarom de bevoegdheid te krijgen dit richtsnoer en de bijlagen daarvan te wijzigen en dient de Raad van bestuur van dergelijke wijzigingen in kennis te stellen.

(12)

Na het positieve besluit van de Raad van de Europese Unie betreffende de intrekking van de derogatie voor Slowakije op 8 juli 2008, en overeenkomstig artikel 3.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank, is de president van de Národná banka Slovenska uitgenodigd de desbetreffende beraadslagingen van de Raad van bestuur betreffende dit richtsnoer bij te wonen,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

1.   Voor de toepassing van dit Richtsnoer wordt verstaan onder:

a)

kader voor het recirculeren van bankbiljetten” (KRB): het kader voor het recirculeren van bankbiljetten zoals vastgelegd in het document „Het recirculeren van eurobankbiljetten: kader voor de detectie van vervalsingen en voor de sortering op fitness door kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers” vastgesteld door de Raad van bestuur op 16 december 2004 en op 6 januari 2005 gepubliceerd op de website van de ECB, zoals van tijd tot tijd gewijzigd, alsook de documenten betreffende de uiterste termijnen voor de implementatie ervan op nationaal niveau;

b)

kredietinstelling”: een kredietinstelling zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (3);

c)

CIS 2”: het systeem dat omvat: i) de bij de ECB geïnstalleerde centrale database voor het opslaan van alle relevante, conform dit richtsnoer verzamelde gegevens inzake eurobankbiljetten, euromuntstukken, cashinfrastructuur en het KRB; ii) de online webtoepassing voor een flexibele systeemconfiguratie en voor het verstrekken van informatie inzake de gegevensindiening en de validatiestatus, herzieningen en verschillende typen referentiegegevens en systeemparameters; iii) de rapportagemodule voor toegang tot en analyse van de verzamelde gegevens; en iv) het CIS 2-transmissiemechanisme;

d)

bevoorrading vooraf”: het gedurende de periode voor bevoorrading vooraf/verdere bevoorrading vooraf verstrekken van eurobankbiljetten en -muntstukken door een toekomstige Eurosysteem-NCB aan in aanmerking komende tegenpartijen op het grondgebied van een toekomstige deelnemende lidstaat;

e)

verdere bevoorrading vooraf”: het door een in aanmerking komende tegenpartij aan derde beroepsdoelgroepen leveren van vooraf verstrekte eurobankbiljetten en -muntstukken op het grondgebied van een toekomstige deelnemende lidstaat gedurende de periode van bevoorrading vooraf en verdere bevoorrading vooraf. Voor de toepassing van dit richtsnoer omvat verdere bevoorrading vooraf de levering van euromuntstukken in muntstartpakketten aan het grote publiek;

f)

toekomstige Eurosysteem-NCB”: de nationale centrale bank van een toekomstige deelnemende lidstaat;

g)

in aanmerking komende derden”: de Europese Commissie, de ministeries van Financiën, muntinstellingen en aangestelde publieke of particuliere instanties van de ministeries van Financiën van de deelnemende lidstaten;

h)

CIS 2-transmissiemechanisme”: de ESCB XML Data Integration (EXDI) applicatie. Via de EXDI-applicatie worden gegevensberichten vertrouwelijk uitgewisseld tussen NCB's, toekomstige Eurosysteem-NCB's en de ECB, onafhankelijk van de technische infrastructuur (bv. computernetwerken en softwaretoepassingen) die EXDI ondersteunen;

i)

gegevensbericht”: een bestand met maandelijkse of halfjaarlijkse gegevens van een NCB of toekomstige Eurosysteem-NCB voor één rapportageperiode of, in het geval van herzieningen, één of meerdere rapportageperioden in een met het CIS 2-transmissiemechanisme compatibel gegevensformaat;

j)

toekomstige deelnemende lidstaat”: een niet-deelnemende lidstaat die heeft voldaan aan de voorwaarden voor de aanneming van de euro en ten aanzien waarvan een besluit tot intrekking van de derogatie (overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag) is genomen;

k)

werkdag”: een dag waarop zowel de ECB als een rapporterende NCB geopend is voor zaken;

l)

financieel administratieve gegevens”: de niet-aangepaste waarde aan eurobankbiljetten in omloop, gecorrigeerd voor het bedrag van de niet-geremunereerde vorderingen op kredietinstellingen met een uitgebreid proefprogramma chartale deposito's, op het einde van een rapportageperiode overeenkomstig artikel 10, lid 2, sub a) en b), van Richtsnoer ECB/2006/16 van 10 november 2006 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken (4);

m)

gegevensgebeurtenis”: een in het CIS 2 geregistreerde gebeurtenis waardoor het CIS 2 een kennisgeving verstuurt naar één of meerdere NCB's en de ECB. Er is sprake van een gegevensgebeurtenis: i) wanneer een NCB een maandelijks of halfjaarlijks gegevensbericht aan het CIS 2 heeft verzonden waarop CIS 2 een feedbackbericht aan die NCB en de ECB stuurt; ii) wanneer de gegevensberichten van alle NCB's met succes gevalideerd zijn voor een nieuwe rapportageperiode waardoor het CIS 2 een statusmelding aan alle NCB's en de ECB verstuurt; of iii) wanneer, volgend op de verzending van een statusmelding, een herzien gegevensbericht voor een NCB met succes gevalideerd wordt, waarop het CIS 2 een herzieningsbericht naar de NCB's en de ECB stuurt.

2.   De technische termen in de bijlagen bij dit richtsnoer worden in de bijgevoegde lijst van termen gedefinieerd.

Artikel 2

Gegevensverzameling betreffende eurobankbiljetten

1.   NCB's rapporteren maandelijks aan de ECB de CIS 2-gegevens betreffende eurobankbiljetten, d.w.z. de gegevensposten van paragraaf 1 tot en met 4 van de tabel in deel 1 van bijlage I, met inachtneming van de in deel 3 van bijlage I opgenomen boekingsregels.

2.   NCB's versturen de als categorie 1 geïdentificeerde gegevens en gebeurtenisgestuurde gegevens in bijlage V betreffende eurobankbiljetten uiterlijk op de zesde werkdag van de maand na de rapportageperiode.

3.   NCB's versturen de als categorie 2 geïdentificeerde gegevens in bijlage V betreffende eurobankbiljetten uiterlijk op de tiende werkdag van de maand na de rapportageperiode.

4.   De eerste verzending van gegevens betreffende eurobankbiljetten vindt plaats in oktober 2008.

5.   Middels het CIS 2-transmissiemechanisme verzenden NCB's overeenkomstig dit richtsnoer gegevens betreffende eurobankbiljetten aan de ECB.

Artikel 3

Gegevensverzameling betreffende euromuntstukken

1.   NCB's verzamelen CIS 2-gegevens betreffende euromunten, d.w.z. de in paragraaf 1 tot en met 5 van de tabel in deel 1 van bijlage II vermelde gegevensposten, van de desbetreffende in aanmerking komende derden die betrokken zijn bij de uitgifte van euromuntstukken in hun lidstaten.

2.   NCB's rapporteren maandelijks aan de ECB de CIS 2-gegevens betreffende euromuntstukken, d.w.z. de gegevensposten van paragraaf 1 tot en met 6 van de tabel in deel 1 van bijlage II, met inachtneming van de in deel 3 van bijlage I opgenomen boekingsregels.

3.   De vereisten van artikel 2, leden 2 tot en met 5, zijn van overeenkomstige toepassing op het verzenden van gegevens betreffende de in lid 1 genoemde euromuntstukken.

Artikel 4

Gegevensverzameling betreffende de cashinfrastructuur en het KRB

1.   Elk halfjaar verstrekken NCB's aan de ECB de in bijlage III gespecificeerde gegevens betreffende de cashinfrastructuur.

2.   Voor de eerste keer op de in lid 7 vermelde data en vervolgens elk halfjaar verstrekken NCB's aan de ECB de in bijlage III gespecificeerde gegevens betreffende de KRB. De aan de ECB verschafte gegevens zijn gebaseerd op gegevens die de NCB's in staat waren te verkrijgen van kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers krachtens paragraaf 2.7 van het KRB en het document genaamd „Gegevensverzameling bij kredietinstellingen en andere professionele geldverwerkers krachtens het kader voor het recirculeren van bankbiljetten” (5).

3.   Middels het CIS 2-transmissiemechanisme verzenden NCB's overeenkomstig dit richtsnoer gegevens betreffende de cashinfrastructuur en de KRB zoals bedoeld in de leden 1 en 2.

4.   Elk jaar, uiterlijk op de zesde werkdag van oktober, verzenden NCB's de in de leden 1 en 2 genoemde gegevens met betrekking tot de rapportageperiode van januari tot juni van dat jaar.

5.   Elk jaar, uiterlijk op de zesde werkdag van april, verzenden NCB's de in de leden 1 en 2 genoemde gegevens met betrekking tot de rapportageperiode van juli tot december van het voorafgaande jaar.

6.   De eerste verzending van gegevens betreffende de cashinfrastructuur, d.w.z. de gegevensposten gespecificeerd in de paragrafen 1.1 tot en met 1.4, 2.1 en 2.3 tot en met 2.6 van de tabel in bijlage III, vindt plaats in oktober 2008.

7.   De eerste verzending van gegevens betreffende het KRB, d.w.z. de gegevensposten gespecificeerd in de paragrafen 2.2, 2.7 tot en met 2.10, en 3 van de tabel in bijlage III, vindt plaats als volgt:

a)

in oktober 2008 voor de Nationale Bank van België/Banque nationale de Belgique, de Deutsche Bundesbank, de Banque centrale du Luxembourg, De Nederlandsche Bank, de Oesterreichische Nationalbank en Suomen Pankki;

b)

in oktober 2009 voor Banka Slovenije;

c)

in oktober 2010 voor de Banque de France, de Central Bank of Cyprus en de Bank Centrali ta' Malta/Central Bank of Malta;

d)

in oktober 2011 voor de Bank of Greece, de Banco de España, de Banca d'Italia, de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland en de Banco de Portugal.

Artikel 5

Gegevensverzameling van toekomstige Eurosysteem-NCB's betreffende hun omschakeling naar de chartale euro

1.   Een NCB neemt in de contractuele regelingen die ze overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Richtsnoer ECB/2006/9 met een toekomstige Eurosysteem-NCB treft, specifieke bepalingen op die inhouden dat de toekomstige Eurosysteem-NCB, naast de rapportageverplichtingen in het genoemde richtsnoer, maandelijks aan de ECB de in paragraaf 4 en 5 van de tabel in bijlage I en paragraaf 4 en 7 van de tabel in bijlage II gespecificeerde gegevensposten rapporteert, met overeenkomstige inachtneming van de in deel 3 van bijlage I en deel 3 van bijlage II opgenomen boekingsregels, betreffende eurobankbiljetten en/of -muntstukken die zij leent van en zijn geleverd door een NCB. Indien een toekomstige Eurosysteem-NCB niet een dergelijke contractuele regeling met een NCB heeft afgesloten, treft de ECB een dergelijke contractuele regeling met die toekomstige Eurosysteem-NCB, met inbegrip van de in dit artikel genoemde rapportageverplichtingen.

2.   De eerste verzending van de in lid 1 genoemde gegevens betreffende eurobankbiljetten en/of -muntstukken vindt uiterlijk plaats op de zesde werkdag van de maand volgend op de maand waarin de toekomstige Eurosysteem-NCB voor het eerst dergelijke eurobankbiljetten of -muntstukken ontvangt of produceert.

3.   De vereisten van artikel 2, leden 2 tot en met 5, zijn van overeenkomstige toepassing op het verzenden van gegevens betreffende de in lid 1 genoemde eurobankbiljetten en -muntstukken.

Artikel 6

Onderhoud van referentiegegevens en systeemparameters

1.   De ECB voert de referentiedata en de systeemparameters van bijlage IV in het CIS 2 in en zal deze onderhouden.

2.   De ECB neemt passende maatregelen om te garanderen dat deze gegevens en systeemparameters compleet en correct zijn.

3.   NCB's verzenden de in paragraaf 2.1 en 2.2 van de tabel van bijlage IV gespecificeerde systeemparameters tijdig aan de ECB: i) bij de inwerkingtreding van dit richtsnoer; en ii) bij iedere daaropvolgende wijziging van de systeemparameters.

Artikel 7

Volledige en correcte gegevenstransmissie

1.   NCB's nemen passende maatregelen opdat de uit hoofde van dit richtsnoer vereiste gegevens volledig en correct zijn alvorens deze aan de ECB te verzenden. Zij controleren ten minste de volledigheid volgens bijlage V en de juistheid volgens bijlage VI.

2.   Iedere NCB gebruikt relevante CIS 2-gegevens om nationale netto uitgiftecijfers voor eurobankbiljetten te produceren. Iedere NCB stemt deze cijfers vervolgens af met haar financieel administratieve gegevens alvorens de CIS 2-gegevens aan de ECB te verzenden.

3.   De ECB zorgt ervoor dat de volledigheids- en juistheidcontroles van bijlage V en VI door CIS 2 worden uitgevoerd voordat de gegevens in de centrale CIS 2-database worden opgeslagen.

4.   De ECB verifieert dat de nationale netto uitgiftecijfers voor eurobankbiljetten van de NCB's, zoals bedoeld in lid 2 en gerapporteerd in het CIS 2, overeenstemmen met de financieel administratieve gegevens, en overlegt bij eventuele afwijkingen met de betrokken NCB's.

5.   Indien een NCB na verzending van haar CIS 2-gegevens aan de ECB daarin een inconsistentie vaststelt, stuurt die NCB via het CIS 2-transmissiemechanisme onverwijld de gecorrigeerde gegevens aan de ECB.

Artikel 8

Toegang tot het CIS 2

1.   Na ontvangst van een schriftelijk verzoek en op voorwaarde dat de in lid 2 genoemde contractuele regelingen zijn getroffen, verleent de ECB toegang tot het CIS 2 aan: i) maximaal vier individuele gebruikers voor iedere NCB, iedere toekomstige Eurosysteem-NCB en aan de Europese Commissie in haar hoedanigheid van in aanmerking komende derde; en ii) aan één individuele gebruiker voor elke overige in aanmerking komende derde. De aan een in aanmerking komende derde verleende toegang wordt beperkt tot gegevens betreffende euromuntstukken en wordt in het eerste kwartaal van 2009 verleend. Afhankelijk van beschikbaarheid en capaciteit, overweegt de ECB in redelijkheid schriftelijke verzoeken om toegang tot het CIS 2 voor extra individuele gebruikers.

2.   De verantwoordelijkheid voor het technisch gebruikersbeheer van individuele gebruikers wordt vastgelegd in afzonderlijke contractuele regelingen: i) tussen de ECB en een NCB voor haar individuele gebruikers en de individuele gebruikers van de in aanmerking komende derden in de jurisdictie van de lidstaat van de NCB; ii) tussen de ECB en een toekomstige Eurosysteem-NCB voor de individuele gebruikers van die NCB; en iii) tussen de ECB en de Europese Commissie voor haar individuele gebruikers. De ECB kan in deze contractuele regelingen ook verwijzingen opnemen naar regelingen betreffende gebruikersbeheer, naar veiligheidsstandaards en naar op het CIS 2 toepasselijke licentievoorwaarden.

Artikel 9

Automatische kennisgeving van gegevensgebeurtenissen

De ECB zorgt ervoor dat het CIS 2 via het CIS 2-transmissiemechanisme automatisch kennisgevingen van gegevensgebeurtenissen verstuurt aan NCB's die om toezending van dergelijke automatische kennisgevingen verzoeken.

Artikel 10

Verzending van CIS 2-gegevens aan NCB's

1.   NCB's die de CIS 2-gegevens van alle NCB's en toekomstige Eurosysteem-NCB's willen ontvangen en opslaan in hun lokale applicaties buiten het CIS 2, sturen de ECB een schriftelijk verzoek voor de regelmatige automatische transmissie van die gegevens vanuit het CIS 2.

2.   De ECB zorgt ervoor dat het CIS 2 via het CIS 2-transmissiemechanisme de gegevens verstuurt aan de NCB's die om de in lid 1 bedoelde dienst hebben verzocht.

Artikel 11

Rol van de directie

1.   De directie is verantwoordelijk voor het dagelijks beheer van het CIS 2.

2.   Overeenkomstig artikel 17.3 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank, worden aan de directie de bevoegdheden overgedragen tot:

a)

het aanbrengen van technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer en in de specificaties van het CIS 2-transmissiemechanisme, rekening houdend met het standpunt van het Comité bankbiljetten en het Comité informatietechnologie; en tot

b)

het wijzigen van de data voor de eerste gegevensverzending overeenkomstig dit richtsnoer, indien de Raad van bestuur besluit de overgangsperiode te verlengen die voor een NCB geldt voor de implementatie van het KRB, zulks rekening houdend met het standpunt van het Comité bankbiljetten.

3.   De directie stelt de Raad van bestuur onverwijld in kennis van overeenkomstig lid 2 aangebrachte wijzigingen en respecteert elk door de Raad van bestuur ter zake genomen besluit.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt in werking op 1 oktober 2008.

Artikel 13

Geadresseerden

Dit richtsnoer is van toepassing op alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 11 september 2008.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 1.

(2)  PB L 207 van 28.07.2006, blz. 39.

(3)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(4)  PB L 348 van 11.12.2006, blz. 1.

(5)  Zoals gepubliceerd op de website van de ECB in januari 2006.


BIJLAGE I

Gegevensposten van bankbiljetten

DEEL 1

Rapportagekader betreffende eurobankbiljetten

Gegevensposten

 

 

Aantal en naam van gegevenspost

Totaal aantal bankbiljetten

Uitsplitsing naar series/variant

Uitsplitsing naar denominatie

Uitsplitsing naar ECI-bank (1)

Uitsplitsing naar „NCB van herkomst”

Uitsplitsing naar „NCB van bestemming”

Uitsplitsing naar „voorraadtype van herkomst” (2)

Uitsplitsing naar „voorraadtype van bestemming” (3)

Uitsplitsing naar kwaliteit (4)

Uitsplitsing naar „toegekend aan het productiejaar” (5)

Uitsplitsing naar planning (6)

Gegevensbron

1.   

Cumulatieve gegevensposten

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

 

 

 

 

NCB

1.2

Online vernietigde bankbiljetten

 

 

 

1.3

Offline vernietigde bankbiljetten

 

 

 

2.   

Gegevensposten betreffende voorraden bankbiljetten

A)   

Door het Eurosysteem aangehouden voorraden

2.1

Strategische voorraad nieuwe bankbiljetten van het Eurosysteem

 

 

 

 

NCB

2.2

Strategische voorraad geschikte bankbiljetten van het Eurosysteem

 

 

 

2.3

Door een NCB aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

 

 

 

2.4

Door een NCB aangehouden voorraden geschikte bankbiljetten

 

 (7)

 

2.5

Voorraden van door een NCB aangehouden niet-geschikte bankbiljetten (te vernietigen)

 

 

 

2.6

Door een NCB aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

 

 (7)

 

B)   

Door NHTO-banken aangehouden voorraden

2.7

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

 

 

 

 

NHTO-banken

2.8

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

 

 (7)

 

2.9

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-geschikte bankbiljetten

 

 

 

2.10

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

 

 (7)

 

C)   

Door ECI -banken aangehouden voorraden

2.11

Door ECI-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

 

 

 

 

 

ECI-banken

2.12

Door ECI-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

 

 (7)

 

 

2.13

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-geschikte bankbiljetten

 

 

 

 

2.14

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

 

 (7)

 

 

2.15

Logistieke voorraden bankbiljetten die onderweg zijn naar of van ECI-banken

 

 (7)

 

 

D)   

Gegevensposten voor kruiscontrole

2.16

Voor overdracht geoormerkte strategische voorraad van het Eurosysteem

 

 

 

 

Leverende NCB

2.17

Voor levering geoormerkte logistieke voorraden bankbiljetten

 

 (7)

 

2.18

Voor ontvangst geoormerkte strategische voorraad van het Eurosysteem

 

 

 

Ontvangende NCB

2.19

Voor ontvangst bestemde logistieke voorraad bankbiljetten

 

 (7)

 

3.   

Gegevensposten betreffende bedrijfsactiviteiten

A)   

Bedrijfsactiviteiten van NCB's

3.1

Door NCB uitgegeven bankbiljetten

 

 (7)

 

 

NCB

3.2

Van NCB aan NHTO-banken overgedragen bankbiljetten

 

 (7)

 

3.3

Van NCB aan ECI-banken overgedragen bankbiljetten

 

 (7)

 

 

 

3.4

Aan NCB geretourneerde bankbiljetten

 

 (7)

 

 

3.5

Van NHTO-banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

 

 (7)

 

3.6

Van ECI-banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

 

 (7)

 

 

 

3.7

Door NCB verwerkte bankbiljetten

 

 

 

 

3.8

Door NCB als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

 

 

 

B)   

Bedrijfsactiviteiten van NHTO-banken

3.9

Door NHTO-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

 

 (7)

 

 

NHTO-banken

3.10

Aan NHTO-banken geretourneerde bankbiljetten

 

 (7)

 

3.11

Door NHTO-banken verwerkte bankbiljetten

 

 

 

3.12

Door NHTO-banken als niet geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

 

 

 

C)   

Bedrijfsactiviteiten van ECI -banken

3.13

Door ECI-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

 

 (7)

 

 

 

ECI-banken

3.14

Aan ECI-banken geretourneerde bankbiljetten

 

 (7)

 

 

3.15

Door ECI-banken verwerkte bankbiljetten

 

 

 

 

3.16

Door ECI-banken als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

 

 

 

 

NCB, ECI-banken

4.   

Gegevensposten betreffende verplaatsingen van bankbiljetten

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

 

 

 

 

 

 

 

 

Verantwoordelijke NCB

4.2

Overdracht van bankbiljetten

 

 (7)

 

 

Ontvangende NCB

 

 

 

 

 

Verantwoordelijke/leverende NCB

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

 

 (7)

 

 

Verantwoordelijke/leverende NCB

 

 

 

 

Ontvangende NCB

5.   

Gevensposten voor toekomstige eurosysteem-ncb's

5.1

Voorraden betaalmiddelen voordat de euro wettig betaalmiddel wordt

 

 

 

 

Toekomstige Eurosysteem-NCB

5.2

Bevoorrading vooraf

 

 

 

5.3

Verdere bevoorrading vooraf

 

 

 

In aanmerking komende tegenpartijen die vooraf zijn bevoorraad

DEEL 2

Specificatie van gegevensposten van bankbiljetten

Voor alle gegevensposten rapporteren de NCB's en toekomstige Eurosysteem-NCB's de cijfers in termen van aantallen als gehele getallen, ongeacht of ze positief of negatief zijn.

1.   

Cumulatieve gegevensposten

Cumulatieve gegevens zijn cijfers die verzameld werden over alle rapportageperioden vanaf de eerste levering vanaf een drukkerij vóór de introductie van een nieuwe serie, variant of denominatie tot de sluiting van de rapportageperiode.

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

Bankbiljetten die: i) voortgebracht zijn krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten; ii) geleverd zijn aan de LS of ESS van de NCB en aangehouden worden door de NCB; en iii) geregistreerd zijn in het liquiditeitenbeheersysteem van de NCB (8). Bankbiljetten die overgedragen zijn aan of aangehouden worden door NHTO-banken en ECI-banken, met inbegrip van vernietigde bankbiljetten (gegevensposten 1.2 en 1.3) blijven deel uitmaken van de door een NCB voortgebrachte bankbiljetten.

1.2

Online vernietigde bankbiljetten

Voortgebrachte bankbiljetten die door de NCB of namens de NCB vernietigd zijn op een bankbiljettensorteermachine met een geïntegreerde papierversnipperaar na sortering op echtheid en geschiktheid.

1.3

Offline vernietigde bankbiljetten

Voortgebrachte bankbiljetten die door de NCB of namens de NCB vernietigd zijn na sortering op echtheid en geschiktheid op een andere wijze dan met een bankbiljettensorteermachine met een geïntegreerde papierversnipperaar, bv. beschadigde bankbiljetten of bankbiljetten die om welke reden dan ook door bankbiljettensorteermachines zijn afgekeurd. Deze gegevens omvatten niet de bankbiljetten die online vernietigd werden (gegevenspost 1.2).

2.   

Gegevensposten betreffende voorraden bankbiljetten

Deze gegevensposten, zijnde gegevens van voorraden, hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

A)   

Door het Eurosysteem aangehouden voorraden

2.1

Strategische voorraad nieuwe bankbiljetten van het Eurosysteem

Nieuwe bankbiljetten die deel uitmaken van de ESS en namens de ECB worden aangehouden door de NCB.

2.2

Strategische voorraad geschikte bankbiljetten van het Eurosysteem

Voor recirculatie geschikte bankbiljetten die deel uitmaken van de ESS en namens de ECB worden aangehouden door de NCB.

2.3

Door een NCB aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

Nieuwe bankbiljetten die deel uitmaken van de LS van de NCB en door de NCB worden aangehouden (op haar hoofdkantoor en/of bijkantoren). Nieuwe bankbiljetten die deel uitmaken van de ESS, zijn niet in dit cijfer inbegrepen.

2.4

Door een NCB aangehouden voorraden geschikte bankbiljetten

Voor recirculatie geschikte bankbiljetten behorende tot de LS van de NCB die door de NCB worden aangehouden (op haar hoofdkantoor en/of bijkantoren). Voor recirculatie geschikte bankbiljetten die deel uitmaken van de ESS, zijn niet in dit cijfer inbegrepen.

2.5

Voorraden door een NCB aangehouden niet-geschikte bankbiljetten (te vernietigen)

Niet voor recirculatie geschikte bankbiljetten die door de NCB worden aangehouden en nog niet zijn vernietigd.

2.6

Door een NCB aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

Door de NCB aangehouden bankbiljetten die nog niet door een NCB op bankbiljettensorteermachines of handmatig op echtheid en geschiktheid zijn gesorteerd. Bankbiljetten die op echtheid en geschiktheid zijn gesorteerd door NHTO-banken, ECI-banken of andere kredietinstellingen of professionele geldverwerkers en daarna geretourneerd zijn aan de NCB, maken deel uit van deze gegevenspost totdat de NCB dergelijke bankbiljetten verwerkt heeft.

B)   

Door NHTO-banken aangehouden voorraden

Deze gegevensposten hebben betrekking op een NHTO-regeling die een NCB in haar rechtsgebied kan invoeren. De NCB rapporteert de van individuele NHTO-banken afkomstige gegevens geaggregeerd voor alle NHTO-banken. Deze voorraden maken geen deel uit van bankbiljetten in omloop.

2.7

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

Door NHTO-banken aangehouden door de NCB overgedragen nieuwe bankbiljetten.

2.8

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

Voor recirculatie geschikte, door NHTO-banken aangehouden bankbiljetten die van de NCB zijn overgebracht of uit circulatie zijn genomen en door de NHTO-banken overeenkomstig het KRB voor recirculatie geschikt werden geacht.

2.9

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet geschikte bankbiljetten

Door NHTO-banken aangehouden bankbiljetten die door de NHTO-bank overeenkomstig het KRB niet voor recirculatie geschikt werden geacht.

2.10

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

Door NHTO-banken aangehouden bankbiljetten die nog niet op echtheid en geschiktheid zijn gesorteerd door NHTO-banken.

C)   

Door ECI-banken aangehouden voorraden

Deze gegevensposten hebben betrekking op een ECI-programma. Deze voorraden maken geen deel uit van bankbiljetten in omloop.

2.11

Door ECI-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

Door een ECI-bank aangehouden van de NCB overgebrachte nieuwe bankbiljetten.

2.12

Door ECI-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

Door een ECI-bank aangehouden voor recirculatie geschikte bankbiljetten die ofwel van de NCB zijn overgebracht of door de ECI-banken voor recirculatie geschikt zijn geacht overeenkomstig het KRB.

2.13

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-geschikte bankbiljetten

Door een ECI-bank aangehouden bankbiljetten die door de ECI-bank niet voor recirculatie geschikt zijn geacht overeenkomstig het KRB.

2.14

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

Door de ECI aangehouden bankbiljetten die door de ECI-bank nog niet op echtheid en geschiktheid zijn uitgesorteerd.

2.15

Logistieke voorraden bankbiljetten die onderweg zijn naar of van ECI-banken

Bankbiljetten die door een NCB aan een ECI-bank zijn geleverd (of aan een waardevervoerder (CIT-bedrijf) die handelt namens een ECI-bank) en die aan het einde van de rapportageperiode nog onderweg zijn naar de panden van de ECI-bank, en eventuele door een NCB van een ECI-bank in het kader van het ECI-programma te ontvangen voorraden (of van een waardevervoerder die handelt namens een ECI-bank) die nog onderweg zijn, d.w.z. die de panden van de ECI-bank hebben verlaten, maar nog niet bij de NCB zijn aangekomen.

D)   

Gegevensposten voor kruiscontrole

2.16

Voor overdracht geoormerkte strategische voorraad van het Eurosysteem

Nieuwe en voor recirculatie geschikte bankbiljetten van de ESS die aangehouden worden door de NCB en voorbehouden zijn voor overdrachten krachtens afzonderlijke rechtshandelingen van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten en het beheer van voorraden bankbiljetten. Een NCB kan de bankbiljetten overdragen aan de LS of de ESS van één of meer NCB's of aan haar eigen LS. Totdat de bankbiljetten fysiek worden overgedragen, behoren ze tot de nieuwe of voor recirculatie geschikte door de NCB aangehouden ESS (gegevenspost 2.1 of 2.2).

2.17

Voor overdracht geoormerkte logistieke voorraden bankbiljetten

Nieuwe en voor recirculatie geschikte bankbiljetten van de LS van de NCB en voorbehouden voor overdrachten krachtens afzonderlijke rechtshandelingen van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten en het beheer van voorraden bankbiljetten. De NCB kan de bankbiljetten overdragen aan de LS of de ESS van één of meer NCB's of aan haar eigen ESS. Totdat de bankbiljetten fysiek worden overgedragen, behoren ze tot de nieuwe of voor recirculatie geschikte LS (gegevenspost 2.3 of 2.4).

2.18

Voor ontvangst geoormerkte strategische voorraad van het Eurosysteem

Nieuwe en voor recirculatie geschikte bankbiljetten die moeten worden overgedragen aan de door de NCB (als ontvangende NCB) aangehouden ESS door één of meerdere NCB's, door een drukkerij of van de eigen LS van de NCB krachtens afzonderlijke rechtshandelingen van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten en het beheer van voorraden bankbiljetten.

2.19

Voor ontvangst geoormerkte logistieke voorraden bankbiljetten

Nieuwe en voor recirculatie geschikte aan de LS van de NCB (als ontvangende NCB) over te dragen bankbiljetten door één of meerdere NCB's, door een drukkerij of van de eigen ESS van de NCB krachtens afzonderlijke rechtshandelingen van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten en het beheer van voorraden bankbiljetten.

3.   

Gegevensposten betreffende bedrijfsactiviteiten

Deze gegevensposten, zijnde stroomgegevens, hebben betrekking op de gehele rapportageperiode.

A)   

Bedrijfsactiviteiten van NCB's

3.1

Door NCB uitgegeven bankbiljetten

Nieuwe en voor recirculatie geschikte bankbiljetten die door derden opgenomen werden aan NCB-balies, ongeacht of een klantenrekening is gedebiteerd voor de opgenomen bankbiljetten. Deze gegevenspost omvat niet de overdrachten aan NHTO-banken (gegevenspost 3.2) en ECI-banken (gegevenspost 3.3).

3.2

Van NCB aan NHTO-banken overgedragen bankbiljetten

Nieuwe en voor recirculatie geschikte bankbiljetten die de NCB heeft overgedragen aan NHTO-banken.

3.3

Van NCB aan ECI-banken overgedragen bankbiljetten

Nieuwe en voor recirculatie geschikte bankbiljetten die de NCB heeft overgedragen aan ECI-banken.

3.4

Aan NCB geretourneerde bankbiljetten

Aan de NCB geretourneerde in omloop zijnde bankbiljetten, ongeacht of een klantenrekening voor deze bankbiljetten is gecrediteerd. Deze gegevenspost omvat niet de overdrachten aan de NCB door NHTO-banken (gegevenspost 3.5) of ECI-banken (gegevenspost 3.6).

3.5

Van NHTO- banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

Door NHTO-banken aan de NCB overgedragen bankbiljetten.

3.6

Van ECI-banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

Door ECI-banken aan de NCB overgedragen bankbiljetten.

3.7

Door NCB verwerkte bankbiljetten

Bankbiljetten die op bankbiljettensorteermachines of handmatig op echtheid en geschiktheid zijn uitgesorteerd door de NCB.

Deze gegevens omvatten de voorraad niet-verwerkte bankbiljetten (gegevenspost 2.6) van de vorige rapportageperiode + geretourneerde in omloop zijnde bankbiljetten (gegevenspost 3.4) + bankbiljetten die door NHTO-banken overgedragen zijn aan de NCB (gegevenspost 3.5) + bankbiljetten die van de ECI-banken overgedragen zijn aan de NCB (gegevenspost 3.6) + van andere NCB's ontvangen niet-verwerkte bankbiljetten (subset van gegevenspost 4.3) — aan een andere NCB overgedragen niet-verwerkte bankbiljetten (subset van gegevenspost 4.2) — voorraden niet-verwerkte bankbiljetten van de lopende rapportageperiode (gegevenspost 2.6).

3.8

Door NCB als niet geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

Door de NCB verwerkte bankbiljetten en als niet voor recirculatie geschikt uitgesorteerd overeenkomstig een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de verwerking van bankbiljetten door de NCB's.

B)   

Bedrijfsactiviteiten van NHTO-banken

3.9

Door NHTO-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

Door NHTO-banken in omloop gebrachte bankbiljetten, d.w.z. alle opnamen bij NHTO-banken.

3.10

Aan NHTO-banken geretourneerde bankbiljetten

Door NHTO-banken geretourneerde in omloop zijnde bankbiljetten, d.w.z. alle bij NHTO-banken gedeponeerde bankbiljetten.

3.11

Door NHTO-banken verwerkte bankbiljetten

Bankbiljetten die op bankbiljettensorteermachines of handmatig op echtheid en geschiktheid zijn uitgesorteerd door NHTO-banken.

Deze gegevens omvatten de voorraden niet-verwerkte bankbiljetten (gegevenspost 2.10) van de vorige rapportageperiode + aan NHTO-banken geretourneerde bankbiljetten (gegevenspost 3.10) — niet-verwerkte bankbiljetten die van NHTO-banken zijn overgedragen aan een NCB — voorraden niet-verwerkte bankbiljetten (gegevenspost 2.10) van de lopende rapportageperiode.

3.12

Door NHTO-banken als niet geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

Door de NHTO-banken verwerkte bankbiljetten die als niet voor recirculatie geschikt zijn uitgesorteerd overeenkomstig het KRB.

C)   

Bedrijfsactiviteiten van ECI -banken

3.13

Door ECI-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

Door een ECI-bank in omloop gebrachte bankbiljetten, d.w.z. alle opnamen bij de ECI-bank.

3.14

Aan ECI-banken geretourneerde bankbiljetten

Aan een ECI-bank geretourneerde in omloop zijnde bankbiljetten, d.w.z. alle bij de ECI-bank gedeponeerde bankbiljetten.

3.15

Door ECI-banken verwerkte bankbiljetten

Bankbiljetten die op bankbiljettensorteermachines of handmatig op echtheid en geschiktheid zijn uitgesorteerd door een ECI-bank.

Deze gegevens omvatten de voorraden niet-verwerkte bankbiljetten (gegevenspost 2.14) van de vorige rapportageperiode + aan de ECI-bank geretourneerde bankbiljetten (gegevenspost 3.14) — voorraden niet-verwerkte bankbiljetten (gegevenspost 2.14) van de lopende rapportageperiode.

3.16

Door ECI-banken als niet geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

Door een ECI-bank verwerkte bankbiljetten die als niet voor recirculatie geschikt uitgesorteerd zijn overeenkomstig het KRB.

4.   

Gegevensposten betreffende verplaatsingen van bankbiljetten

Deze gegevensposten, zijnde stroomgegevens, hebben betrekking op de gehele rapportageperiode.

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

Nieuwe bankbiljetten die krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten zijn geproduceerd en die door een drukkerij zijn geleverd aan de NCB (zijnde de NCB verantwoordelijk voor productie), of via de NCB (zijnde de NCB verantwoordelijk voor productie) aan een andere NCB.

4.2

Overdracht van bankbiljetten

Van een NCB aan een andere NCB overdragen bankbiljetten of intern uit de eigen LS aan de door de NCB aangehouden ESS, of vice versa.

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

Door een NCB van een andere NCB ontvangen bankbiljetten of intern overgedragen bankbiljetten uit de eigen LS aan de door de NCB aangehouden ESS, of vice versa.

5.   

Gegevensposten voor toekomstige Eurosysteem-NCB's

Deze gegevensposten hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

5.1

Voorraden betaalmiddelen voordat de euro wettig betaalmiddel wordt

Door de toekomstige Eurosysteem-NCB aangehouden eurobankbiljetten met het oog op de omschakeling naar de chartale euro.

5.2

Bevoorrading vooraf

Vooraf door de toekomstige Eurosysteem-NCB geleverde eurobankbiljetten aan in aanmerking komende tegenpartijen die voldoen aan de vereisten om eurobankbiljetten te ontvangen voor bevoorrading voorafgaand aan de omschakeling naar de chartale euro overeenkomstig Richtsnoer ECB/2006/9.

5.3

Verdere bevoorrading vooraf

Verder vooraf geleverde eurobankbiljetten door in aanmerking komende tegenpartijen aan derde beroepsdoelgroepen op grond van Richtsnoer ECB/2006/9 en die door die derde beroepsdoelgroepen worden aangehouden in hun gebouwen voorafgaand aan de omschakeling naar de chartale euro.

DEEL 3

CIS 2-boekingsregels voor verplaatsingen van eurobankbiljetten

1.   Inleiding

In dit deel worden de gemeenschappelijke boekingsregels vastgelegd voor leveringen van bankbiljetten van drukkerijen, overdrachten tussen NCB's en overdrachten tussen verschillende voorraadtypen binnen dezelfde NCB om de consistentie van gegevens binnen het CIS 2 te verzekeren. Toekomstige Eurosysteem-NCB's passen deze regels dienovereenkomstig toe.

2.   Transactietypen

Er bestaan vier transactietypen voor verplaatsingen van bankbiljetten:

Transactietype 1 (directe levering): directe levering van nieuwe bankbiljetten van een drukkerij aan de verantwoordelijke NCB die tegelijkertijd de ontvangende NCB is.

Transactietype 2 (indirecte levering zonder tussentijdse opslag): indirecte levering van nieuwe bankbiljetten van een drukkerij via de verantwoordelijke NCB aan een andere NCB. De bankbiljetten worden aan de ontvangende NCB geleverd zonder tussentijdse opslag bij de verantwoordelijke NCB.

Transactietype 3 (indirecte levering met tussentijdse opslag): indirecte levering van nieuwe bankbiljetten van een drukkerij via de verantwoordelijke NCB aan een andere NCB. De bankbiljetten worden minstens één dag bij de verantwoordelijke NCB opgeslagen vooraleer ze door de verantwoordelijke NCB naar de ontvangende NCB worden vervoerd.

Transactietype 4 (overdracht): overdracht van (nieuwe, geschikte, niet-verwerkte of niet geschikte) voorraden bankbiljetten tussen i) twee verschillende NCB's (als leverende en ontvangende NCB) met of zonder wijziging van het voorraadtype (LS/ESS) of ii) verschillende voorraadtypen binnen een NCB.

3.   Afstemming van gegevens betreffende verplaatsingen van bankbiljetten

De twee bij een verplaatsing van bankbiljetten betrokken NCB's verduidelijken, indien nodig, wederzijds de hoeveelheden en de uitsplitsingen van de te rapporteren gegevens.

Om de boekingen van de leverende en ontvangende NCB's te synchroniseren, wordt een verplaatsing van bankbiljetten alleen door de leverende en de ontvangende NCB geboekt na voltooiing van de verplaatsing van de bankbiljetten, d.w.z. als de ontvangende NCB de ontvangst van de bankbiljetten heeft bevestigd en in haar lokale liquiditeitenbeheersysteem heeft geregistreerd. Indien de bankbiljetten laat in de avond op de laatste werkdag van de maand aankomen en op die dag niet kunnen worden geregistreerd in het lokale liquiditeitenbeheersysteem van de ontvangende NCB, dan moeten de leverende en ontvangende NCB's bilateraal afspreken of ze de bankbiljettenverplaatsing in de huidige of in de volgende maand boeken.

4.   Het oormerken van bankbiljetten voor verplaatsingen van bankbiljetten

Voor CIS 2-doeleinden is de tijdshorizon in het kader van oormerken het aantal maanden waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van de voorraden bankbiljetten die ofwel geoormerkt worden als zijnde gereserveerd voor overdracht of geoormerkt voor verwachte ontvangst. Voor verwachte leveringen van drukkerijen, zoals bepaald in een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten, worden „te ontvangen geoormerkte voorraden” geboekt, ook als de bankbiljetten wellicht nog niet zijn geproduceerd en nog onderhevig zouden kunnen zijn aan onvoorziene gebeurtenissen die de levering kunnen vertragen of anderszins beïnvloeden. De lengte van de tijdshorizon wordt gedefinieerd in een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende het beheer van voorraden bankbiljetten.

5.   Boekingregels

In de onderstaande tabellen betekent een „+” dat een toename wordt geboekt en een „–” dat een afname wordt geboekt in het CIS 2.

5.1.   Boekingregels voor transactietype 1

Aantal en naam van gegevenspost

Levering aan ESS

Levering aan LS

Krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten

Na levering vanaf drukkerij

Krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten

Na levering vanaf drukkerij

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

 

+

 

+

2.1

ESS aan nieuwe bankbiljetten

 

+

 

 

2.3

Door NCB aangehouden LS aan nieuwe bankbiljetten

 

 

 

+

2.18

Voor ontvangst geoormerkte ESS

+ (9)

 

 

2.19

Voor ontvangst geoormerkte LS

 

 

+ (9)

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

 

+

met „voorraadtype van bestemming” = ESS

 

+

met „voorraadtype van bestemming” = LS

5.2.   Boekingregels voor transactietype 2

Aantal en naam van gegevenspost

Levering aan ESS

Levering aan LS

Verantwoordelijke NCB

Ontvangende NCB

Verantwoordelijke NCB

Ontvangende NCB

Na levering vanaf drukkerij/verantwoordelijke NCB aan ontvangende NCB

Krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten

Na ontvangst van verantwoordelijke NCB

Na levering vanaf drukkerij/verantwoordelijke NCB aan ontvangende NCB

Krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten

Na ontvangst van verantwoordelijke NCB

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

 

 

+

 

 

+

2.1

ESS aan nieuwe bankbiljetten

 

 

+

 

 

 

2.3

Door NCB aangehouden LS aan nieuwe bankbiljetten

 

 

 

 

 

+

2.18

Voor ontvangst geoormerkte ESS

 

+ (10)

 

 

 

2.19

Voor ontvangst geoormerkte LS

 

 

 

 

+ (10)

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

+

met „voorraadtype van bestemming” = ESS

 

 

+

met „voorraadtype van bestemming” = LS

 

 

4.2

Overdracht van bankbiljetten

+

met:

„NCB van bestemming” = ontvangende NCB,

„voorraadtype van herkomst” = productie

„voorraadtype van bestemming” = ESS,

kwaliteit = nieuw,

planning = gepland

 

 

+

met:

„NCB van bestemming”= ontvangende NCB,

„voorraadtype van herkomst” = productie,

„voorraadtype van bestemming” = LS,

kwaliteit = nieuw,

planning = gepland

 

 

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

 

 

+

met:

„NCB van herkomst”= verantwoordelijke NCB,

„voorraadtype van bestemming” = ESS,

kwaliteit = nieuw

 

 

+

met:

„NCB van herkomst”= verantwoordelijke NCB,

„voorraadtype van bestemming” = LS,

kwaliteit = nieuw

Voor de maand waarin de levering vanaf de drukkerij aan de ontvangende NCB plaatsvond, wordt eerst de nakoming door de drukkerij van zijn leveringsverplichting jegens de verantwoordelijke NCB vastgelegd door gegevens te verschaffen onder gegevenspost 4.1 („levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB”). Ten tweede wordt de overdracht van de nieuwe bankbiljetten door de verantwoordelijke NCB aan de ontvangende NCB vastgelegd door gegevens te verschaffen onder gegevenspost 4.2 (overdracht van bankbiljetten).

5.3.   Boekingregels voor transactietype 3 met voorraadtype van bestemming ESS

Aantal en naam van gegevenspost

Verantwoordelijke NCB

Ontvangende NCB

Verantwoordelijke NCB

Ontvangende NCB

Na levering vanaf drukkerij aan verantwoordelijke NCB

Krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten

Na overdracht aan ontvangende NCB

Na ontvangst van verantwoordelijke NCB

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

+

 

+

2.1

ESS aan nieuwe bankbiljetten

+

 

+

2.16

Voor overdracht geoormerkte ESS

+ (11)

 

 

2.18

Voor ontvangst geoormerkte ESS

 

+ (11)

 

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

+

met „voorraadtype van bestemming” = ESS

 

 

 

4.2

Overdracht van bankbiljetten

 

 

+

met:

„NCB van bestemming”= ontvangende NCB,

„voorraadtype van herkomst” = productie,

„voorraadtype van bestemming” = ESS,

kwaliteit = nieuw,

planning = gepland

 

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

 

 

 

+

met:

„NCB van herkomst”= verantwoordelijke NCB,

„voorraadtype van bestemming” = ESS,

kwaliteit = nieuw

De verschillen tussen transactietype 3 en transactietype 2 in termen van CIS 2-boekingen zijn: i) dat de door de verantwoordelijke NCB van de drukkerij ontvangen bankbiljetten geboekt worden als „voortgebrachte bankbiljetten” en voor de duur van de tussentijdse opslag worden toegevoegd aan de LS of ESS van de verantwoordelijke NCB; en ii) dat ze na levering vanaf de drukkerij voor de duur van de tussentijdse opslag en binnen de tijdshorizon voor oormerken worden geoormerkt voor overdracht.

5.4.   Boekingregels voor transactietype 3 met voorraadtype van bestemming LS

Aantal en naam van gegevenspost

Verantwoordelijke NCB

Ontvangende NCB

Verantwoordelijke NCB

Ontvangende NCB

Na levering vanaf drukkerij aan verantwoordelijke NCB

Krachtens een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten

Na overdracht aan ontvangende NCB

Na ontvangst van verantwoordelijke NCB

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

+

 

+

2.3

Door NCB aangehouden LS aan nieuwe bankbiljetten

+

 

+

2.17

Voor overdracht bestemde LS

+ (12)

 

 

2.19

Voor ontvangst geoormerkte LS

 

+ (12)

 

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

+

met „voorraadtype van bestemming” = LS

 

 

 

4.2

Overdracht van bankbiljetten

 

 

+

met:

„NCB van bestemming”= ontvangende NCB,

„voorraadtype van herkomst” = productie,

„voorraadtype van bestemming” = LS,

kwaliteit = nieuw,

planning = gepland

 

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

 

 

 

+

met:

„NCB van herkomst”= verantwoordelijke NCB,

„voorraadtype van bestemming” = LS,

kwaliteit = nieuw

De verschillen tussen transactietype 3 en transactietype 2 in termen van CIS 2-boekingen zijn: i) dat de van de drukkerij ontvangen bankbiljetten door de verantwoordelijke NCB worden geboekt als „voortgebrachte bankbiljetten” en voor de duur van de tussentijdse opslag worden toegevoegd aan de LS of ESS van de verantwoordelijke NCB; en ii) dat ze na levering vanaf de drukkerij voor de duur van de tussentijdse opslag en binnen de tijdshorizon voor oormerken worden geoormerkt voor overdracht.

5.5.   Boekingregels voor transactietype 4 (nieuwe en voor recirculatie geschikte bankbiljetten)

Aantal en naam van gegevenspost

Leverende NCB

Ontvangende NCB

Leverende NCB

Ontvangende NCB

Na besluit tot overdracht

Na overdracht aan ontvangende NCB

Na ontvangst van verantwoordelijke NCB

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

 

 

+

2.1

ESS aan nieuwe bankbiljetten

 

 

+

2.2

ESS aan geschikte bankbiljetten

 

 

of: –

of: +

2.3

Door NCB aangehouden LS aan nieuwe bankbiljetten

 

 

of: –

of: +

2.4

LS aan geschikte door NCB aangehouden bankbiljetten

 

 

of: –

of: +

2.16

Voor overdracht geoormerkte ESS

+ (13)

 

 

2.17

Voor overdracht geoormerkte LS

of: + (13)

 

of: –

 

2.18

Voor ontvangst geoormerkte ESS

 

+ (13)

 

2.19

Voor ontvangst geoormerkte LS

 

of: + (13)

 

of: –

4.2

Overdracht van bankbiljetten

 

 

+

„NCB van bestemming”= ontvangende NCB

 

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

 

 

 

+

met „NCB van herkomst” = leverende NCB

Gegevensposten 4.2 („overdracht van bankbiljetten”) en 4.3 („ontvangst van bankbiljetten”) worden aangevuld met informatie betreffende: i) voorraadtype van bestemming (ESS/LS): ii) de uitsplitsing naar kwaliteit (nieuw/geschikt): en iii) de uitsplitsing naar planning (gepland/ad hoc)

5.6.   Boekingregels voor transactietype 4 (niet-verwerkte en niet voor recirculatie geschikte bankbiljetten)

Aantal en naam van gegevenspost

Leverende NCB

Ontvangende NCB

Na overdracht aan ontvangende NCB

Na ontvangst van verantwoordelijke NCB

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

+

2.5

Voorraden door NCB aangehouden niet geschikte bankbiljetten (te vernietigen)

+

2.6

Door NCB aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

of: –

of: +

4.2

Overdracht van bankbiljetten

+

met:

„NCB van bestemming” = ontvangende NCB,

„voorraadtype van herkomst”= LS,

„voorraadtype van bestemming” = LS,

planning = ad hoc

 

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

 

+

met:

„NCB van herkomst”= leverende NCB,

„voorraadtype van bestemming” = LS

Gegevensposten 4.2 („overdracht van bankbiljetten”) en 4.3 („ontvangst van bankbiljetten”) worden aangevuld met informatie over de vraag of de overgedragen bankbiljetten niet verwerkt of niet geschikt waren.

Voorraden niet verwerkte of niet geschikte bankbiljetten worden niet geoormerkt.


(1)  De gegevens zijn uitgesplitst naar elke ECI-bank.

(2)  Er wordt informatie verschaft betreffende het voorraadtype van herkomst van de overgedragen bankbiljetten bij de leverende NCB, d.w.z. de productie (levering vanaf drukkerij), de strategische voorraad van het Eurosysteem (ESS) of de logistieke voorraden (LS).

(3)  Er wordt informatie verschaft betreffende het voorraadtype van bestemming van de bankbiljetten bij de ontvangende NCB, d.w.z. ESS of LS.

(4)  Er wordt informatie verschaft over de vraag of de overgedragen bankbiljetten bestonden uit nieuwe, voor recirculatie geschikte, niet-verwerkte of niet voor recirculatie geschikte bankbiljetten. Indien bankbiljetten met meer dan één kwaliteitstype overgedragen worden, terwijl de andere uitsplitsingen identiek zijn, wordt een aparte mutatie voor elk kwaliteitstype gerapporteerd.

(5)  In een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten wordt informatie verschaft betreffende het kalenderjaar waaraan de productie is toegewezen. Indien de geleverde bankbiljetten betrekking hebben op meerdere specifieke rechtshandelingen van de ECB betreffende de productie van bankbiljetten, die alle betrekking hebben op een ander kalenderjaar, terwijl de overige uitsplitsingen identiek zijn, worden aparte leveringen gerapporteerd.

(6)  Er wordt informatie verschaft betreffende de vraag of de overdracht gepland was overeenkomstig een specifieke rechtshandeling van de ECB inzake de productie van bankbiljetten, of dat het een overdracht ad hoc betreft.

(7)  De als gegevensbron aangegeven instanties mogen statistische methoden gebruiken ter bepaling van de uitsplitsing naar serie en variant voor gemengde bundels of gemengde pakketten met bankbiljetten van verschillende series en/of varianten.

(8)  Eventuele bankbiljetten die zijn voortgebracht en vervolgens gemerkt als voorbeeldbankbiljetten worden van deze gegevenspost afgetrokken.

(9)  Binnen de gedefinieerde tijdshorizon voor oormerken.

(10)  Binnen de gedefinieerde tijdshorizon voor oormerken.

(11)  Binnen de gedefinieerde tijdshorizon voor oormerken.

(12)  Binnen de gedefinieerde tijdshorizon voor oormerken.

(13)  Binnen de gedefinieerde tijdshorizon voor oormerken.


BIJLAGE II

Gegevensposten van euromuntstukken

DEEL 1

Rapportagekader betreffende euromuntstukken

Gegevensposten

 

 

Aantal en naam van gegevenspost

Totaal aantal munten

Totaal nominale waarde van munten

Uitsplitsing naar serie

Uitsplitsing naar denominatie

Uitsplitsing naar instantie (1)

Uitsplitsing naar „lidstaat van herkomst”

Uitsplitsing naar „lidstaat van bestemming”

Gegevensbron

1.

Cumulatieve gegevensposten

 

 

1.1

Nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken

 

 

 

 

 

Muntuitgevende instanties (2)

1.2

Nationale netto-uitgifte van verzamelmunten (aantal)

 

 

1.3

Nationale netto-uitgifte van verzamelmunten (waarde)

 

 

 

2.

Gegevensposten betreffende voorraden munten

 

2.1

Voorraden munten

 

 

 

 

 

 

Muntuitgevende instanties (2)

3.

Gegevensposten betreffende bedrijfsactiviteiten

 

3.1

Aan het publiek uitgegeven munten

 

 

 

 

 

 

Muntuitgevende instanties (2)

3.2

Door het publiek geretourneerde munten

 

 

 

 

 

 

3.3

Verwerkte munten

 

 

 

 

 

 

3.4

Als niet-geschikt uitgesorteerde munten

 

 

 

 

 

 

4.

Gegevensposten betreffende verplaatsingen van munten

 

4.1

Overdracht van voor circulatie bestemde muntstukken

 

 

 

 

 

Ontvangende lidstaat

Muntuitgevende instanties (2)

4.2

Ontvangst van voor circulatie bestemde muntstukken

 

 

 

 

 

Leverende lidstaat

 

5.

Gegevensposten voor berekening van de nationale bruto-uitgifte

 

5.1

Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden voor circulatie bestemde muntstukken

 

 

 

 

 

Muntuitgevende instanties (2)

5.2

Aantal gecrediteerde door uitgevende instanties aangehouden verzamelmunten

 

 

5.3

Waarde van gecrediteerde door uitgevende instanties aangehouden verzamelmunten

 

 

 

6.

Extra gegevensposten

 

6.1

Overschot aan munten (3)

 

 

 

 

 

Muntuitgevende instanties (2)

6.2

Tekort aan munten (3)

 

 

 

 

 

6.3

Waarde van door NCB aan de wettige uitgever(s) gecrediteerde voorraden

 

 

 

NCB

7.

Gegevensposten voor toekomstige deelnemende lidstaten

 

7.1

Voorraden betaalmiddelen voordat de euro wettig betaalmiddel wordt

 

 

 

 

 

Toekomstige Eurosysteem-NCB en (4)

7.2

Bevoorrading vooraf

 

 

 

 

 

Toekomstige Eurosysteem-NCB

7.3

Verdere bevoorrading vooraf

 

 

 

 

 

In aanmerking komende tegenpartijen die vooraf zijn bevoorraad

DEEL 2

Specificatie van gegevensposten van euromuntstukken

Voor gegevensposten 1.3, 5.3 en 6.3 worden de cijfers gerapporteerd in termen van waarde en in twee decimalen, ongeacht of ze positief of negatief zijn. Voor de overige gegevensposten worden de cijfers gerapporteerd in termen van aantallen als gehele getallen, ongeacht of ze positief of negatief zijn.

1.   

Gegevensposten betreffende muntstukken in omloop

Deze gegevensposten hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

1.1

Nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken

NCB's berekenen de nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde muntstukken volgens de onderstaande equivalente formules:

Formule 1: Nationale netto-uitgifte = cumulatief totaal van aan het publiek uitgegeven muntstukken (cumulatieve gegevenspost 3.1) — cumulatief totaal van door het publiek geretourneerde muntstukken (cumulatieve gegevenspost 3.2)

Formule 2: Nationale netto-uitgifte = voorgebrachte muntstukken — cumulatief totaal van leveringen (cumulatieve gegevenspost 4.1) + cumulatief totaal van ontvangsten (cumulatieve gegevenspost 4.2) — voortgebrachte voorraad — vernietigde muntstukken.

1.2

Nationale netto-uitgifte van verzamelmunten (aantal)

Totaal aantal in omloop gebrachte verzamelmunten, bij elkaar genomen voor alle denominaties. NCB's berekenen dit cijfer met behulp van de dienovereenkomstig gewijzigde formules voor gegevenspost 1.1, behalve dat geen totale cumulatieve leveringen en totale ontvangsten van toepassing zijn.

1.3

Nationale netto-uitgifte van verzamelmunten (waarde)

Totale nominale waarde van in omloop gebrachte verzamelmunten, bij elkaar genomen voor alle denominaties. NCB's berekenen dit cijfer met behulp van de dienovereenkomstig gewijzigde formules voor gegevenspost 1.1 hierboven, behalve dat geen totale cumulatieve leveringen en totale ontvangsten van toepassing zijn.

2.   

Gegevensposten betreffende voorraden muntstukken

Deze gegevensposten hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

2.1

Voorraden munten

Voor circulatie bestemde muntstukken die aangehouden worden door de NCB en muntuitgevende derden, voor zover die bestaan in de deelnemende lidstaat, ongeacht of de muntstukken: i) niet zijn voortgebracht en niet aan de wettige uitgever(s) zijn gecrediteerd; ii) zijn voortgebracht en niet aan de wettige uitgever(s) zijn gecrediteerd; of iii) zijn voortgebracht en aan de wettige uitgever(s) zijn gecrediteerd.

Door muntinstellingen aangehouden muntvoorraden bestrijken alleen muntstukken die de laatste kwaliteitscontrole hebben doorlopen, ongeacht hun verpakkings- of afleverstatus.

Voorraden muntstukken die als niet voor recirculatie geschikt zijn uitgesorteerd, maar nog niet zijn vernietigd, worden gerapporteerd.

3.   

Gegevensposten betreffende bedrijfsactiviteiten

Deze gegevensposten, zijnde stroomgegevens, hebben betrekking op de gehele rapportageperiode.

3.1

Aan het publiek uitgegeven munten

Voor circulatie bestemde muntstukken die door de NCB en muntuitgevende derden geleverd en gedebiteerd (verkocht) zijn aan het publiek.

3.2

Door het publiek geretourneerde munten

Voor circulatie bestemde muntstukken die door het publiek bij de NCB en muntuitgevende derden zijn gedeponeerd.

3.3

Verwerkte munten

Voor circulatie bestemde muntstukken die door de NCB en muntuitgevende derden op echtheid en geschiktheid zijn gecontroleerd.

3.4

Als niet-geschikt uitgesorteerde munten

Voor circulatie bestemde muntstukken die door de NCB en muntuitgevende derden zijn verwerkt en als niet voor recirculatie geschikt zijn uitgesorteerd.

4.   

Gegevensposten betreffende muntstukkenverplaatsingen

Deze gegevensposten, zijnde stroomgegevens, hebben betrekking op de gehele rapportageperiode.

4.1

Overdracht van voor circulatie bestemde muntstukken

Voor circulatie bestemde euromuntstukken die door de NCB en muntuitgevende derden van de (toekomstige) deelnemende lidstaat tegen nominale waarde zijn geleverd aan muntuitgevende instanties van andere (toekomstige) deelnemende lidstaten.

4.2

Ontvangst van voor circulatie bestemde muntstukken

Voor circulatie bestemde muntstukken die door de NCB en muntuitgevende derden van de (toekomstige) deelnemende lidstaat tegen nominale waarde zijn ontvangen van muntuitgevende instanties van andere (toekomstige) deelnemende lidstaten.

5.   

Gegevensposten voor berekening van de nationale bruto-uitgifte

Deze gegevensposten, zijnde gegevens van voorraden, hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode. In deelnemende lidstaten waar de NCB de enige muntuitgevende instantie is, is de som van de nominale waarde van de voorraden beschreven in gegevensposten 5.1 en 5.3 gelijk aan de onder gegevenspost 6.3 gerapporteerde nominale waarde.

5.1

Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden voor circulatie bestemde muntstukken

Voor circulatie bestemde muntstukken die aan de wettige uitgever(s) zijn gecrediteerd en worden aangehouden door de NCB en muntuitgevende derden.

5.2

Aantal gecrediteerde door uitgevende instanties aangehouden verzamelmunten

Totaal aantal verzamelmunten die aan de wettige uitgever(s) zijn gecrediteerd en worden aangehouden door de NCB en muntuitgevende derden.

5.3

Waarde van gecrediteerde door uitgevende instanties aangehouden verzamelmunten

Totale nominale waarde van verzamelmunten die aan de wettige uitgever(s) zijn gecrediteerd en worden aangehouden door de NCB en muntuitgevende derden.

6.   

Extra gegevensposten

Deze gegevensposten, zijnde gegevens van voorraden, hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

6.1

Overschot aan munten

Voor circulatie bestemde muntstukken boven een bepaald maximumniveau aan muntstukkenvoorraden op nationaal niveau. Deze voorraden muntstukken zijn op verzoek beschikbaar voor levering aan andere (toekomstige) deelnemende lidstaten. De NCB bepaalt in samenwerking met de wettige uitgever, indien van toepassing, het maximumniveau van voorraden muntstukken.

6.2

Tekort aan munten

Tekort aan voor circulatie bestemde euromuntstukken beneden een bepaald minimumniveau van muntstukkenvoorraden op nationaal niveau. De NCB bepaalt in samenwerking met de wettige uitgever, indien van toepassing, het minimumniveau van voorraden muntstukken.

6.3

Waarde van door NCB aan de wettige uitgever(s) gecrediteerde voorraden

De voorraden van de NCB van aan de wettige uitgever(s) gecrediteerde voor circulatie bestemde muntstukken en verzamelmunten, ongeacht hun status van wettig betaalmiddel. Dit omvat voorraden van de NCB die aan de wettige uitgever van de lidstaat zijn gecrediteerd en van de overige deelnemende lidstaten tegen nominale waarde zijn ontvangen (de ontvangen muntstukken worden aan de wettige uitgever van de leverende lidstaat gecrediteerd, maar worden deel van de gecrediteerde voorraad van de ontvangende NCB).

Leveringen en/of ontvangsten tegen productiekosten hebben geen invloed op deze gegevenspost.

7.   

Gegevensposten voor toekomstige deelnemende lidstaten

Deze gegevensposten hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

7.1

Voorraden betaalmiddelen voordat de euro wettig betaalmiddel wordt

Voor circulatie bestemde euromuntstukken die aangehouden worden door een toekomstige Eurosysteem-NCB en muntuitgevende derden van de toekomstige deelnemende lidstaat met het oog op de overgang naar de chartale euro.

7.2

Bevoorrading vooraf

Voor circulatie bestemde euromuntstukken die aangehouden worden door in aanmerking komende tegenpartijen die voldoen aan de vereisten om voor circulatie bestemde euromuntstukken ten behoeve van vroegtijdige bevoorrading te ontvangen vóór de overgang naar de chartale euro krachtens Richtsnoer ECB/2006/9.

7.3

Verdere bevoorrading vooraf

Voor circulatie bestemde euromuntstukken die verder vooraf geleverd worden door in aanmerking komende tegenpartijen aan derde beroepsdoelgroepen op grond van Richtsnoer ECB/2006/9. Voor de CIS 2-verslaglegging omvat dit euromuntstukken die in startpakketten geleverd worden aan het grote publiek.

DEEL 3

CIS 2-boekingsregels voor verplaatsingen van euromuntstukken tussen (toekomstige) deelnemende lidstaten

1.   Inleiding

In dit deel worden de gemeenschappelijke boekingsregels vastgelegd voor muntstukkenverplaatsingen tussen de deelnemende lidstaten, met name tussen NCB's, om te verzekeren dat de gegevens in het CIS 2 betreffende de nationale netto- en bruto-uitgifte van muntstukken consistent zijn. Aangezien muntstukkenoverdrachten zowel NCB's/toekomstige Eurosysteem-NCB's, als muntuitgevende derden kunnen betreffen, worden zij hieronder telkens samen onder het kopje „lidstaten” opgevoerd.

Toekomstige deelnemende lidstaten passen deze regels dienovereenkomstig toe.

2.   Muntstukkenverplaatsingen tussen leverende en ontvangende lidstaten

Voor verplaatsingen van euromuntstukken tussen lidstaten wordt een onderscheid gemaakt tussen overdrachten tegen nominale waarde en overdrachten tegen productiekosten. In beide gevallen leiden de overdrachten tussen de muntstukken uitgevende instanties van de leverende lidstaat en de ontvangende lidstaat niet tot een wijziging van de nationale netto-uitgifte.

In de onderstaande tabellen geeft een „+” aan dat in het CIS 2 een toename wordt geboekt, en een „–” dat een afname wordt geboekt.

2.1.   Boekingsregels voor overdrachten van voor circulatie bestemde muntstukken tegen nominale waarde

Aantal en naam van de gegevenspost

Leverende lidstaat

Ontvangende lidstaat

2.1

Voorraden munten

+

4.1

Overdracht van voor circulatie bestemde muntstukken

+

 

4.2

Ontvangst van voor circulatie bestemde muntstukken

 

+

5.1

Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden aan voor circulatie bestemde muntstukken

(–)

(zie noot c) hierna)

+

(zie noot d) hierna)

6.3

Waarde van door NCB aan de wettige uitgever(s) gecrediteerde voorraden

(–)

(zie noot c) hierna)

+

(zie noot d) hierna)

a)

„Aan het publiek uitgegeven munten” in de leverende lidstaat (gegevenspost 3.1) en „door het publiek geretourneerde munten” in de ontvangende lidstaat (gegevenspost 3.2) blijven onveranderd.

b)

De rekeningen betreffende „vervaardigde” muntstukken in de liquiditeitenbeheersystemen van de leverende en ontvangende lidstaat blijven ongewijzigd (indien van toepassing).

c)

„Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden voor circulatie bestemde muntstukken” (gegevenspost 5.1) worden ofwel in de leverende lidstaat verminderd, indien de geleverde muntstukken eerder aan de wettige uitgever in de leverende lidstaat werden gecrediteerd, of blijven ongewijzigd indien de geleverde muntstukken eerder werden vervaardigd, maar niet aan de wettige uitgever werden gecrediteerd.

d)

„Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden voor circulatie bestemde muntstukken” (gegevenspost 5.1) worden in de leverende lidstaat verhoogd, omdat de ontvangen muntstukken gecrediteerde muntstukken zijn (d.w.z. gecrediteerd aan de wettige uitgever in de leverende lidstaat).

e)

Bovenvermelde boekingen hebben het volgende effect op de nationale bruto-uitgifte:

Leverende lidstaat: ongewijzigd indien de geleverde muntstukken eerder zijn vervaardigd, en aan de wettige uitgever gecrediteerd, of verhoogd indien de geleverde muntstukken eerder zijn vervaardigd, maar niet gecrediteerd aan de wettige uitgever in de leverende lidstaat.

Ontvangende lidstaat: ongewijzigd.

2.2.   Boekingsregels voor verplaatsingen van voor circulatie bestemde muntstukken tegen productiekosten

Aantal en naam van de gegevenspost

Leverende lidstaat

Ontvangende lidstaat

2.1

Voorraden munten

+

a)

Onder „levering en ontvangst van voor circulatie bestemde muntstukken” wordt niets geboekt.

b)

Verplaatsingen tegen productiekosten hebben noch in de leverende, noch in de ontvangende lidstaat een effect op de nationale bruto-uitgifte.

2.3.   Afstemming van de gegevens betreffende verplaatsingen van muntstukken

Paragraaf 3 van deel 3 van bijlage I betreffende de afstemming van de gegevens over verplaatsingen van bankbiljetten zijn dienovereenkomstig van toepassing.


(1)  De gegevens zijn uitgesplitst naar de desbetreffende muntuitgevende instanties, d.w.z. de NCB, muntinstellingen, ministeries van Financiën en aangewezen publieke of particuliere instanties.

(2)  Muntuitgevende instanties zijn de NCB, muntinstellingen, ministeries van Financiën en aangewezen publieke of particuliere instanties.

(3)  De gegevens worden vrijwillig verstrekt.

(4)  Muntuitgevende derden zijn muntinstellingen en aangewezen publieke en particuliere instanties.


BIJLAGE III

Gegevens betreffende de cashinfrastructuur en het KRB

Voor alle gegevensposten moeten de cijfers als positieve gehele getallen gerapporteerd worden.

1.   

Gegevensposten betreffende de aan een NCB gerelateerde cashinfrastructuur

Deze gegevensposten hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

1.1

Aantal NCB-bijkantoren

Alle bijkantoren van NCB's die cashdiensten verlenen aan kredietinstellingen en andere professionele klanten.

1.2

Opslagcapaciteit

Totale veilige opslagcapaciteit voor bankbiljetten van de NCB, in miljoenen bankbiljetten en berekend op basis van de denominatie van 20 EUR.

1.3

Sorteercapaciteit

Totale sorteercapaciteit van bankbiljetten (d.w.z. totale maximale theoretische doorvoer) van de operationele bankbiljettensorteermachines van de NCB in duizenden bankbiljetten per uur en berekend op basis van de denominatie van 20 EUR.

1.4

Vervoerscapaciteit

Totale vervoerscapaciteit (d.w.z. maximale laadcapaciteit) van bij de NCB in gebruik zijnde gepantserde trucks, in duizenden bankbiljetten en berekend op basis van de denominatie van 20 EUR.

2.   

Gegevensposten betreffende de algemene cashinfrastructuur en het KRB

Deze gegevensposten hebben betrekking op het einde van de rapportageperiode.

2.1

Aantal filialen van kredietinstellingen

Alle bijkantoren van kredietinstellingen die gevestigd zijn in een deelnemende lidstaat en die wholesale en retail cashdiensten verlenen.

2.2

Aantal verafgelegen filialen van kredietinstellingen

Alle bijkantoren van kredietinstellingen die in aanmerking komen als „verafgelegen filialen” krachtens het KRB (1).

2.3

Aantal CIT-bedrijven

Alle binnen de deelnemende lidstaat gevestigde waardevervoerders (CIT-bedrijven) die cash vervoeren (2)  (3).

2.4

Aantal cash centra die geen eigendom zijn van NCB

Alle in de deelnemende lidstaat gevestigde cash centra die in handen zijn van de kredietinstellingen, waardevervoerders en andere professionele geldverwerkers (2)  (3).

2.5

Aantal geldautomaten die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

Alle geldautomatengeëxploiteerd onder de verantwoordelijkheid van in de deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen, ongeacht wie dergelijke geldautomaten bevoorraadt.

2.6

Aantal andere geldautomaten

Alle geldautomaten die geëxploiteerd worden door andere instanties dan in de deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen (bv. retail geldautomaten of „gemaks” geldautomaten (2).

2.7

Aantal door klanten bediende cash-recycling machines (CRM) die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

Alle door klanten bediende CRM's in de deelnemende lidstaat die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd (1).

2.8

Aantal door klanten bediende cash-in machines die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

Alle door klanten bediende cash-in machines in de deelnemende lidstaten die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd (1).

2.9

Aantal door personeel bediende bankbiljettensorteermachinesdie door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

Alle door personeel bediende bankbiljettensorteermachines in de deelnemende lidstaat die door kredietinstellingen worden gebruikt voor recycling (1).

2.10

Aantal door personeel bediende back-office bankbiljettensorteermachines die door andere professionele geldverwerkers worden geëxploiteerd

Alle door personeel bediende bankbiljettensorteermachines in de deelnemende lidstaat die worden gebruikt voor recycling door andere in een dergelijke lidstaat gevestigde professionele geldverwerkers waarop het KRB van toepassing is.

3.   

Operationele KRB-gegevensposten (4)

Deze gegevensposten, zijnde stroomgegevens, hebben betrekking op de gehele rapportageperiode en worden gerapporteerd in termen van aantallen, uitgesplitst naar denominatie

3.1

Aantal door kredietinstellingen aan klanten gerecirculeerde bankbiljetten

Door kredietinstellingen van klanten ontvangen bankbiljetten die verwerkt zijn op back-office sorteermachines overeenkomstig het KRB en hetzij aan klanten zijn verspreid of nog worden aangehouden ter verspreiding aan klanten.

3.2

Aantal door andere professionele geldverwerkers aan klanten gerecirculeerde bankbiljetten

Door andere professionele geldverwerkers van kredietinstellingen ontvangen bankbiljetten, die door andere professionele geldverwerkers verwerkt worden op back-office sorteermachines overeenkomstig het KRB en hetzij aan kredietinstellingen zijn geleverd of nog worden aangehouden ter levering aan kredietinstellingen.

3.3

Aantal bankbiljetten dat verwerkt is op door kredietinstellingen geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

Op echtheid en fitness gecontroleerde bankbiljetten op door personeel bediende back-office bankbiljettensorteermachines die door in de deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen worden geëxploiteerd.

3.4

Aantal bankbiljetten dat verwerkt is op door andere professionele geldverwerkers geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

Op echtheid en fitness gecontroleerde bankbiljetten op door personeel bediende back-office bankbiljettensorteermachines die geëxploiteerd worden door andere in de deelnemende lidstaat gevestigde professionele geldverwerkers.

3.5

Aantal bankbiljetten dat als niet-geschikt uitgesorteerd is op door kredietinstellingen geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

Bankbiljetten die als niet voor recirculatie geschikt zijn uitgesorteerd op door personeel bediende back-office bankbiljettensorteermachines die geëxploiteerd worden door in de deelnemende lidstaat gevestigde kredietinstellingen.

3.6

Aantal bankbiljetten dat als niet-geschikt uitgesorteerd is op door andere professionele geldverwerkers geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

Bankbiljetten die als niet voor recirculatie geschikt uitgesorteerd zijn op door personeel bediende back-office bankbiljettensorteermachines die geëxploiteerd worden door andere in de deelnemende lidstaat gevestigde professionele geldverwerkers.


(1)  Alle kredietinstellingen waarop het KRB van toepassing is en die gevestigd zijn in de deelnemende lidstaat

(2)  Rapportage van gegevens hangt af van de beschikbaarheid ervan in de deelnemende lidstaat. NCB's informeren de ECB over de omvang van hun rapportage.

(3)  NCB's verschaffen gegevens betreffende ten minste kredietinstellingen en/of waardevervoerders waarop het KRB van toepassing is. NCB's informeren de ECB over de omvang van hun rapportage.

(4)  Op verafgelegen filialen gerecirculeerde bankbiljetten worden niet meegenomen.


BIJLAGE IV

Door de ECB onderhouden CIS 2-referentiegegevens en systeemparameters

De ECB voert de referentiegegevens en de systeemparameters in, samen met de geldigheidsperioden ervan. Deze informatie is zichtbaar voor alle NCB-gebruikers en toekomstige Eurosysteem-NCB-gebruikers. Referentiegegevens en systeemparameters betreffende euromuntstukken zijn bovendien zichtbaar voor alle in aanmerking komende derde gebruikers.

1.   

Referentiegegevens

1.1

Goedgekeurde muntenuitgifte

De goedgekeurde volumen, in termen van waarde, van circulatiemunten en verzamelmunten die een (toekomstige) deelnemende lidstaat gedurende een bepaald kalenderjaar overeenkomstig het toepasselijke besluit inzake muntenuitgifte (1) mag uitgeven.

1.2

Benchmarks voor logistieke voorraden bankbiljetten

Bedragen van LS per denominatie en NCB, die worden gebruikt als referentie voor de jaarlijkse productieplanning overeenkomstig een specifieke rechtshandeling van de ECB betreffende het beheer van de voorraden bankbiljetten. Verder worden exploitatiemarges betreffende deze bedragen ingevoerd en per denominatie en NCB bijgehouden.

1.3

Aandeel in de kapitaalverdeelsleutel

Het procentuele aandeel van de NCB's in de kapitaalverdeelsleutel van de ECB, berekend op basis van Besluit ECB/2006/21 (2).

2.   

Systeemparameters

2.1

NCB-eigenschappen

Informatie over: i) het bestaan van NHTO-regelingen in de deelnemende lidstaten; ii) de verschillende muntuitgevende instanties in de deelnemende lidstaten; iii) de status van NCB's en toekomstige Eurosysteem-NCB's met betrekking tot de reikwijdte van hun rapportage van CIS 2-gegevens aan de ECB; iv) de vraag of NCB's automatisch kennisgevingen van gegevensgebeurtenissen ontvangen; en v) de vraag of NCB's regelmatig en automatisch alle CIS 2-gegevens van alle NCB's en toekomstige Eurosysteem-NCB's ontvangen.

2.2

Relaties tussen ECI-bank en NCB

De namen van individuele ECI-banken en een vermelding van de NCB die deze ECI-banken beheert en hen van eurobankbiljetten voorziet.

2.3

Serie-/variant-/denominatiestatus

Informatie over de vraag of individuele denominaties van series bankbiljetten en munten, en varianten van bankbiljetten nog geen wettig betaalmiddel zijn geworden (status als pre-wettig betaalmiddel), wettig betaalmiddel zijn of geen wettig betaalmiddel meer zijn (status als post-wettig betaalmiddel).

2.4

Eigenschappen van gegevensposten

Voor alle in de bijlagen I, II en III gedefinieerde gegevensposten informatie over: i) wat de niveaus van uitsplitsing zijn; ii) de vraag of de gegevenspost een gegevenspost van categorie 1 of categorie 2 is of een gebeurtenisgestuurde gegevenspost; en iii) of de gegevenspost door een NCB en/of toekomstige Eurosysteem-NCB wordt gerapporteerd.

2.5

Plausibiliteit van tolerantieniveaus

Specificatie van de tolerantieniveaus die worden toegepast op de in bijlage VI gedefinieerde individuele juistheidscontroles


(1)  Toepasselijk besluit inzake de muntuitgifte betekent het jaarlijkse besluit of de jaarlijkse besluiten van de ECB inzake de goedkeuring betreffende de omvang van de muntuitgifte voor een bepaald jaar; het meest recente is Besluit ECB/2007/16 van 23 november 2007 inzake de goedkeuring met betrekking tot de omvang van de muntenuitgifte in 2008 (PB L 317 van 5.12.2007, blz. 81).

(2)  Besluit ECB/2006/21 van 15 december 2006 inzake het procentuele aandeel van de nationale centrale banken in de verdeelsleutel voor de inschrijving op het kapitaal van de Europese Centrale Bank (PB L 24 van 31.1.2007, blz. 1).


BIJLAGE V

Volledigheidscontroles voor door NCB's en toekomstige Eurosysteem -NCB's verstuurde gegevens

1.   Inleiding

Door NCB's en toekomstige Eurosysteem-NCB's verstuurde gegevens worden in het CIS 2 op volledigheid gecontroleerd. Gezien de verschillende aard van de gegevensposten, wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds gegevensposten van categorie 1 en 2, waarvoor voor elke rapportageperiode gegevens moeten worden gerapporteerd, en anderzijds gebeurtenisgestuurde gegevensposten, waarvoor slechts gegevens moeten worden verschaft indien de gebeurtenis zich in de rapportageperiode voordoet.

Het CIS 2 verifieert of het eerste door een NCB voor een rapportageperiode verstuurde gegevensbericht alle gegevensposten van categorie 1 en categorie 2 bevat, waarbij rekening wordt gehouden met de systeemparameters betreffende de NCB-eigenschappen en de relaties tussen ECI-bank en NCB zoals omschreven in deel 2 van de tabel van bijlage IV. Indien ten minste één categorie 1-gegevenspost ontbreekt of onvolledig is, keurt het CIS 2 dit eerste gegevensbericht af en moet de NCB het gegevensbericht opnieuw sturen. Indien de categorie 1-gegevensposten volledig zijn, maar ten minste één gegevenspost van categorie 2 ontbreekt of onvolledig is in een eerste gegevensbericht van een NCB, accepteert het CIS 2 het eerste gegevensbericht en slaat het op in de centrale gegevensbank, maar in de online webtoepassing wordt voor elke betreffende gegevenspost een waarschuwing getoond. Deze waarschuwing is zichtbaar voor alle ECB-gebruikers, NCB-gebruikers en toekomstige Eurosysteem-NCB-gebruikers, en in het geval van muntstukken is de waarschuwing zichtbaar voor alle in aanmerking komende derde gebruikers. De waarschuwingen zijn zichtbaar tot de betreffende NCB één of meerdere herziene gegevensberichten stuurt die de ontbrekende gegevens van het eerste gegevensbericht aanvullen. Voor gebeurtenisgestuurde gegevensposten voert het CIS 2 geen volledigheidscontroles uit.

2.   Volledigheidscontroles voor gegevens betreffende eurobankbiljetten

Aantal en naam van gegevenspost(en)

Uitsplitsing naar serie/variant en uitsplitsing naar denominatie

Uitsplitsing naar ECI-bank

Type gegevenspost

1.1-1.3

Cumulatieve gegevensposten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van pre-wettig betaalmiddel en post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

2.1-2.6

Door het Eurosysteem aangehouden voorraden

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van pre-wettig betaalmiddel en post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

2.7-2.10

Door NHTO-banken aangehouden voorraden

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van pre-wettig betaalmiddel en post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

2.11-2.15

Door ECI-banken aangehouden voorraden

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

categorie 1

elke combinatie met de status van post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

2.16-2.19

Gegevensposten voor kruiscontrole

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel en pre-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.1

Door NCB uitgegeven bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

3.2

Van NCB aan NHTO-banken overgedragen bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van pre-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.3

Van NCB aan ECI-banken overgedragen bankbiljetten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

gebeurtenisgestuurd

3.4

Aan NCB geretourneerde bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.5

Van NHTO-banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van pre-wettig betaalmiddel en post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.6

Van ECI-banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

gebeurtenisgestuurd

elke combinatie met de status van post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.7

Door NCB verwerkte bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

3.8

Door NCB als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

3.9

Door NHTO-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

3.10

Aan NHTO-banken geretourneerde bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.11

Door NHTO-banken verwerkte bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

3.12

Door NHTO-banken als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

3.13

Door ECI-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

categorie 1

3.14

Aan ECI-banken geretourneerde bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

categorie 1

elke combinatie met de status van post-wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

gebeurtenisgestuurd

3.15

Door ECI-banken verwerkte bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

categorie 2

3.16

Door ECI-banken als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

Alle door de NCB beheerde ECI-banken

categorie 2

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel en pre-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

4.2

Overdracht van bankbiljetten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel, pre-wettig betaalmiddel en post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel, pre-wettig betaalmiddel en post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

5.1-5.3

Gegevensposten voor toekomstige Eurosysteem-NCB's

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel en pre-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.   Volledigheidscontroles voor gegevens betreffende euromuntstukken

Aantal en naam van gegevenspost(en)

Uitsplitsing naar serie en uitsplitsing naar denominatie

Uitsplitsing naar instantie

Type gegevenspost

1.1

Nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde munten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 1

elke combinatie met de status van post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

1.2

Nationale netto-uitgifte van verzamelmunten (aantal)

categorie 2

1.3

Nationale netto-uitgifte van verzamelmunten (waarde)

categorie 2

2.1

Voorraden munten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

alle muntuitgevende derden waarvan de NCB gegevens betreffende voorraden euromuntstukken verzamelt

categorie 1

elke combinatie met de status van pre-wettig betaalmiddel of post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.1

Aan het publiek uitgegeven munten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

alle muntuitgevende derden waarvan de NCB stroomgegevens betreffende euromuntstukken verzamelt

categorie 1

3.2

Door het publiek geretourneerde munten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

alle muntuitgevende derden waarvan de NCB stroomgegevens betreffende euromuntstukken verzamelt

categorie 1

elke combinatie met de status van post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

3.3

Verwerkte munten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

alle muntuitgevende derden waarvan de NCB stroomgegevens betreffende euromuntstukken verzamelt

categorie 2

3.4

Als niet-geschikt uitgesorteerde munten

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

alle muntuitgevende derden waarvan de NCB stroomgegevens betreffende euromuntstukken verzamelt

categorie 2

4.1

Overdracht van voor circulatie bestemde munten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel of post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

4.2

Ontvangst van voor circulatie bestemde munten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel of post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

5.1

Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden voor circulatie bestemde muntstukken

alle combinaties met de status van wettig betaalmiddel

categorie 2

elke combinatie met de status van pre-wettig betaalmiddel of post-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

5.2

Aantal gecrediteerde door uitgevende instanties aangehouden verzamelmunten

categorie 2

5.3

Waarde van gecrediteerde door uitgevende instanties aangehouden verzamelmunten

categorie 2

6.1

Overschot aan munten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

6.2

Tekort aan munten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

6.3

Waarde van door NCB aan de wettige uitgever(s) gecrediteerde voorraden

categorie 1

7.1-7.3

Gegevensposten voor toekomstige deelnemende lidstaten

elke combinatie met de status van wettig betaalmiddel en pre-wettig betaalmiddel

gebeurtenisgestuurd

4.   Volledigheidscontroles voor gegevens betreffende de cashinfrastructuur en het KRB

Aantal en naam van gegevenspost

Uitsplitsing naar denominatie

Gegevensposttype

Gegevensposten betreffende aan NCB gerelateerde cash infrastructuur

1.1

Aantal NCB-bijkantoren

categorie 2

1.2

Opslagcapaciteit

categorie 2

1.3

Sorteercapaciteit

categorie 2

1.4

Vervoerscapaciteit

categorie 2

Gegevensposten betreffende algemene cashinfrastructuur en KRB

2.1

Aantal filialen van kredietinstellingen

categorie 2

2.2

Aantal verafgelegen filialen van kredietinstellingen

gebeurtenisgestuurd

2.3

Aantal CIT-bedrijven

gebeurtenisgestuurd

2.4

Aantal cash-centra die geen eigendom zijn van NCB

gebeurtenisgestuurd

2.5

Aantal geldautomaten die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

categorie 2

2.6

Aantal andere geldautomaten

gebeurtenisgestuurd

2.7

Aantal door klanten bediende cashrecycling machines (CRM) die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

gebeurtenisgestuurd

2.8

Aantal door klanten bediende cash-in machines die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

gebeurtenisgestuurd

2.9

Aantal door personeel bediende bankbiljettensorteermachines die door kredietinstellingen worden geëxploiteerd

gebeurtenisgestuurd

2.10

Aantal door personeel bediende back-office bankbiljettensorteermachines die door andere professionele geldverwerkers worden geëxploiteerd

gebeurtenisgestuurd

Operationele KRB-gegevensposten

3.1

Aantal door kredietinstellingen aan klanten gerecirculeerde bankbiljetten

alle denominaties met ten minste één serie-/variant-/denominatiecombinatie met de status van wettig betaalmiddel gedurende ten minste één maand in de rapportageperiode

gebeurtenisgestuurd

3.2

Aantal door andere professionele geldverwerkers aan klanten gerecirculeerde bankbiljetten

alle denominaties met ten minste één serie-/variant-/denominatiecombinatie met de status van wettig betaalmiddel gedurende ten minste één maand in de rapportageperiode

gebeurtenisgestuurd

3.3

Aantal bankbiljetten dat verwerkt is op door kredietinstellingen geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

alle denominaties met ten minste één serie-/variant-/denominatiecombinatie met de status van wettig betaalmiddel gedurende ten minste één maand in de rapportageperiode

gebeurtenisgestuurd

3.4

Aantal bankbiljetten dat verwerkt is op door andere professionele geldverwerkers geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

alle denominaties met ten minste één serie-/variant-/denominatiecombinatie met de status van wettig betaalmiddel gedurende ten minste één maand in de rapportageperiode

gebeurtenisgestuurd

3.5

Aantal bankbiljetten dat als niet-geschikt uitgesorteerd is op door kredietinstellingen geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

alle denominaties met ten minste één serie-/variant-/denominatiecombinatie met de status van wettig betaalmiddel gedurende ten minste één maand in de rapportageperiode

gebeurtenisgestuurd

3.6

Aantal bankbiljetten dat als niet-geschikt uitgesorteerd is op door andere professionele geldverwerkers geëxploiteerde back-office bankbiljettensorteermachines

alle denominaties met ten minste één serie-/variant-/denominatiecombinatie met de status van wettig betaalmiddel gedurende ten minste één maand in de rapportageperiode

gebeurtenisgestuurd


BIJLAGE VI

Controles van de juistheid van door NCB's en toekomstige Eurosysteem-NCB's verzonden gegevens

1.   Inleiding

De door NCB's en toekomstige Eurosysteem-NCB's aan de ECB verzonden gegevens worden op juistheid gecontroleerd binnen het CIS 2, dat twee soorten controles onderscheidt, „strikte controles” en „minder strikte controles”.

Een „strikte controle” is een juistheidcontrole waarbij de tolerantiedrempel niet mag worden overschreden. Indien niet aan een „strikte controle” wordt voldaan, worden de onderliggende gegevens geacht onjuist te zijn en wijst het CIS 2 het volledige door die NCB verzonden gegevensbericht af. De drempel is 1 % voor juistheidcontroles met een „gelijk aan” operator (1), en 0 % voor de overige juistheidcontroles.

Een „minder strikte” controle is een juistheidcontrole waarbij een tolerantiedrempel van 3 % geldt. Als deze drempel overschreden wordt, heeft dit geen invloed op de aanvaarding van het gegevensbericht in het CIS 2, maar wordt in de online webtoepassing een waarschuwing voor deze juistheidcontrole opgenomen. Deze waarschuwing is zichtbaar voor alle NCB-gebruikers en toekomstige Eurosysteem-NCB-gebruikers, en bij muntstukken voor alle in aanmerking komende derde gebruikers.

Juistheidcontroles worden uitgevoerd voor bankbiljetten en muntstukken met de status van wettig betaalmiddel en apart voor elke combinatie van series en denominaties. Voor bankbiljetten worden zij ook uitgevoerd voor elke combinatie van varianten en denominaties, als dergelijke varianten bestaan. Juistheidcontroles voor gegevens betreffende overdrachten van bankbiljetten (controles 5.1 en 5.2) en voor gegevens betreffende overdrachten van munten (controle 6.6) worden ook uitgevoerd bij de status van pre-wettig betaalmiddel en post-wettig betaalmiddel.

2.   De juistheidcontroles van de nationale netto-uitgifte van bankbiljetten

Wanneer een nieuwe serie/variant/denominatie wettig betaalmiddel wordt, wordt deze controle uitgevoerd vanaf de eerste rapportageperiode waarin de serie/variant/denominatie wettig betaalmiddel is. De nationale netto-uitgifte voor de vorige rapportageperiode (t-1) is in dit geval nul.

2.1   Nationale netto-uitgifte van bankbiljetten (minder strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperiode

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

Nationale netto-uitgifte overeenkomstig de voorraadmethode voor periode t

-

Nationale netto-uitgifte overeenkomstig de voorraadmethode voor periode (t-1)

=

 

 

3.1

Door NCB uitgegeven bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

3.9

Door NHTO-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

Σ

3.13

Door ECI-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

3.4

Aan NCB geretourneerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

3.10

Aan NHTO-banken geretourneerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

3.14

Aan ECI-banken geretourneerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

De nationale netto-uitgifte overeenkomstig de voorraadmethode wordt berekend zoals uiteengezet in onderstaande tabel.

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperiode

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

Nationale netto-uitgifte overeenkomstig de voorraadmethode voor periode t =

 

 

1.1

Voortgebrachte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

1.2

Online vernietigde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

1.3

Offline vernietigde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.1

Strategische voorraad nieuwe bankbiljetten van het Eurosysteem

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.2

Strategische voorraad geschikte bankbiljetten van het Eurosysteem

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.3

Door NCB aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.4

Door NCB aangehouden voorraden geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.5

Voorraden door NCB aangehouden niet-geschikte bankbiljetten (te vernietigen)

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.6

Door NCB aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.7

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.8

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.9

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

2.10

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

2.11

Door ECI-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

2.12

Door ECI-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

2.13

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

2.14

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

2.15

Logistieke voorraden bankbiljetten die onderweg zijn naar of van ECI-banken

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

3.   Juistheidcontroles betreffende voorraden bankbiljetten

De juistheidcontroles betreffende voorraden bankbiljetten worden slechts uitgevoerd vanaf de tweede rapportageperiode waarvoor een NCB CIS 2-gegevens aan de ECB rapporteert.

Wanneer een serie, variant of denominatie wettig betaalmiddel wordt, worden deze juistheidcontroles uitgevoerd vanaf de tweede rapportageperiode waarin de serie/variant/denominatie wettig betaalmiddel is.

Voor NCB's die onlangs de euro aangenomen hebben (bv. toekomstige Eurosysteem-NCB's), worden deze juistheidcontroles betreffende voorraden bankbiljetten uitgevoerd vanaf de tweede rapportageperiode na de aanname van de euro.

3.1   Ontwikkeling van nieuwe bankbiljetten in de strategische voorraad van het Eurosysteem (strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperiode

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

 

2.1

Strategische voorraad nieuwe bankbiljetten van het Eurosysteem

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

=

 

 

2.1

Strategische voorraad nieuwe bankbiljetten van het Eurosysteem

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

waar

„voorraadtype van bestemming” = ESS

+

Σ

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

waar

kwaliteit = „nieuw” EN „voorraadtype van bestemming” = ESS

Σ

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

waar

kwaliteit = nieuw EN „voorraadtype van herkomst”= ESS OF „voorraadtype van herkomst” = productie) EN „voorraadtype van bestemming” = ESS

Voordat nieuwe ESS-bankbiljetten kunnen worden uitgegeven, dienen ze te worden overgebracht naar de LS van de uitgevende NCB.

3.2   Ontwikkeling van geschikte bankbiljetten in de strategische voorraad van het Eurosysteem (strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperiode

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

 

2.2

Strategische voorraad geschikte bankbiljetten van het Eurosysteem

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

=

 

 

2.2

Strategische voorraad geschikte bankbiljetten van het Eurosysteem

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

Σ

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k waar kwaliteit = „geschikt” EN „voorraadtype van bestemming” = ESS

Σ

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k waar kwaliteit = geschikt EN „voorraadtype van herkomst” = ESS

Voordat geschikte ESS-bankbiljetten kunnen worden uitgegeven, dienen ze te worden overgebracht naar de LS van de uitgevende NCB.

3.3   Ontwikkeling van logistieke voorraden van nieuwe en geschikte bankbiljetten (minder strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperiode

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

 

2.3

Door NCB aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

2.4

Door NCB aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

=

 

 

2.3

Door NCB aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

2.4

Door NCB aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB waar „voorraadtype van bestemming” = LS

+

Σ

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k waar kwaliteit = „geschikt” EN „voorraadtype van bestemming” = LS

Σ

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k waar (kwaliteit = nieuw of geschikt EN „voorraadtype van herkomst” = LS) OF (kwaliteit = nieuw EN „voorraadtype van herkomst” = productie) EN „voorraadtype van bestemming” = LS)

 

3.1

Door NCB uitgegeven bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

3.7

Door NCB verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

3.8

Door NCB als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

3.2

Van NCB aan NHTO-banken overgedragen bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

3.3

Van NCB aan ECI-banken overgedragen bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k


3.4   Ontwikkeling van voorraden niet-verwerkte bankbiljetten (minder strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

 

2.6

Door NCB aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

=

 

 

2.6

Door NCB aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

3.7

Door NCB verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

3.4

Aan NCB geretourneerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

3.5

Door NHTO-banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

Σ

3.6

Van ECI-banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

Σ

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k waar kwaliteit = niet-verwerkt

Σ

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k waar kwaliteit = niet-verwerkt

Alle ontvangsten van niet-verwerkte bankbiljetten worden door de ontvangende NCB geboekt onder „voorraadtype van bestemming” = LS.

Alle overdrachten van niet-verwerkte bankbiljetten worden door de leverende NCB geboekt onder „voorraadtype van herkomst” = LS en onder „voorraadtype van bestemming” = LS.

3.5   Ontwikkeling van door NHTO-banken aangehouden voorraden bankbiljetten (minder strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

2.7

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

2.8

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

2.9

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-geschikte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

2.10

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

=

 

2.7

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden nieuwe bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

2.8

Door NHTO-banken aangehouden logistieke voorraden geschikte bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

2.9

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-geschikte bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

2.10

Door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

3.2

Van NCB aan NHTO-banken overgedragen bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

3.10

Aan NHTO-banken geretourneerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

3.5

Door NHTO- banken aan NCB overgedragen bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

3.9

Door NHTO-banken in omloop gebrachte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Voor de toepassing van dit richtsnoer worden alle uit circulatie aan NHTO-banken geretourneerde bankbiljetten tot de verwerking ervan opgenomen in gegevenspost 2.10 („door NHTO-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten”).

3.6   Ontwikkeling van door ECI-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten (minder strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperiode

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

2.14

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, ECI-bank-m

=

 

2.14

Door ECI-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, ECI-bank-m

 

3.15

Door ECI-banken verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, ECI-bank-m

+

 

3.14

Aan ECI-banken geretourneerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, ECI-bank-m

Voor de toepassing van dit richtsnoer worden alle uit circulatie aan ECI-banken geretourneerde bankbiljetten tot de verwerking ervan opgenomen in gegevenspost 2.14 („door ECI-banken aangehouden voorraden niet-verwerkte bankbiljetten”).

3.7   Ontwikkeling van door toekomstige Eurosysteem-NCB's aangehouden voorraden bankbiljetten (strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

 

5.1

Voorraden betaalmiddelen voordat de euro wettig betaalmiddel wordt

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

5.2

Bevoorrading vooraf

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

=

 

 

5.1

Voorraden betaalmiddelen voordat de euro wettig betaalmiddel wordt

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

5.2

Bevoorrading vooraf

t-1

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

 

4.1

Levering door drukkerij van nieuwe productie aan verantwoordelijke NCB

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

Σ

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

waar „NCB van herkomst” ≠ rapporterende NCB-k

Σ

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

waar „NCB van bestemming” ≠ rapporterende NCB-k

4.   Juistheidcontroles betreffende bedrijfsactiviteiten betreffende bankbiljetten

4.1   Door NCB's als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten (strikte controle)

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

3.8

Door NCB als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

3.7

Door NCB verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k


4.2   Door NHTO-banken als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten (strikte controle)

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperiode

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

3.12

Door NHTO-banken als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

3.11

Door NHTO-banken verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k


4.3   Door ECI-bank als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten (strikte controle)

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

3.16

Door ECI-banken als niet-geschikt uitgesorteerde bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, ECI-bank-m

3.15

Door ECI-banken verwerkte bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, ECI-bank-m

5.   Juistheidcontroles betreffende overdrachten van bankbiljetten

5.1   Overdrachten tussen verschillende voorraadtypes binnen NCB (strikte controle)

Voorwaarden

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

ALS

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denomination-j, rapporterende NCB-k, „NCB van bestemming”-m, „voorraadtype van herkomst” -u, „voorraadtype van bestemming”-v, kwaliteit-x, planning-y

waar NCB-k = NCB-m

DAN

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Voorraadtype-u ≠ voorraadtype-v


5.2   Afstemming van individuele overdrachten van bankbiljetten tussen (toekomstige Eurosysteem-)NCB's (minder strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

Σ

4.2

Overdracht van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, „NCB van bestemming”-m, kwaliteit-n, „voorraadtype van bestemming”-p

=

 

4.3

Ontvangst van bankbiljetten

t

Serie/variant-i, denominatie-j, rapporterende NCB-m, „NCB van herkomst”-k, kwaliteit-n, „voorraadtype van bestemming”-p

Door een NCB of een toekomstige Eurosysteem-NCB geleverde bankbiljetten moeten gelijk zijn aan door een andere NCB of toekomstige Eurosysteem-NCB ontvangen bankbiljetten.

6.   Juistheidcontroles betreffende muntstukken

6.1   Ontwikkeling van nationale netto-uitgifte van muntstukken (minder strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

 

 

1.1

Nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

=

 

 

1.1

Nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken

t-1

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

+

Σ

3.1

Aan het publiek uitgegeven munten

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Σ

3.2

Door het publiek geretourneerde munten

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Deze juistheidcontrole wordt uitgevoerd vanaf de tweede rapportageperiode waarin een NCB CIS 2-gegevens aan de ECB rapporteert.

Indien een nieuwe serie of denominatie wettig betaalmiddel wordt, wordt deze controle uitgevoerd vanaf de eerste rapportageperiode waarin deze serie of denominatie wettig betaalmiddel is. De nationale netto-uitgifte voor de vorige rapportageperiode (t-1) is in dit geval nul.

6.2   Afstemming van voorraden muntstukken (strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

Σ

2.1

Voorraden munten

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

 

5.1

Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden voor circulatie bestemde muntstukken

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k

Het CIS 2 verzamelt gegevens inzake voorraden (gegevenspost 2.1), ongeacht of zij al dan niet gecrediteerd zijn aan wettige uitgever(s). Het totaal van deze voorraden voor alle muntuitgevende instanties die door hen binnen een lidstaat fysiek worden aangehouden, moet groter zijn dan, of gelijk aan, de aan de wettige uitgever van die lidstaat of de wettige uitgevers van andere deelnemende lidstaten gecrediteerde voorraden.

6.3   Vergelijking van totale gecrediteerde voorraden met gecrediteerde voorraden van NCB's (strikte controle)

Operatoren

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Overige details

 

Σ

5.1

Door muntuitgevende instanties aangehouden gecrediteerde voorraden voor circulatie bestemde muntstukken

t

Rapporterende NCB-k

Aangezien gegevenspost 5.1 gerapporteerd wordt in aantallen, worden de afzonderlijke cijfers vermenigvuldigd met de respectieve nominale waarde.

+

 

5.3

Waarde van gecrediteerde door uitgevende instanties aangehouden verzamelmunten

t

Rapporterende NCB-k

 

 

6.3

Waarde van door NCB aan de wettige uitgever(s) gecrediteerde voorraden

t

Rapporterende NCB-k


6.4   Verwerking van muntstukken (strikte controle )

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

3.4

Als niet-geschikt uitgesorteerde munten

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, entiteit-m

3.3

Verwerkte munten

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, entiteit-m


6.5   Controle van overschotten en tekorten (strikte controle)

Voorwaarden

Naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

ALS

6.1

Overschot aan munten

t

Denominatie-j, rapporterende NCB-k

> 0

DAN

6.2

Tekort aan munten

t

Denominatie-j, rapporterende NCB-k

Dient 0 te zijn of geen post


6.6   Afstemming van individuele overdrachten van muntstukken tussen (toekomstige) deelnemende lidstaten (minder strikte controle)

Aantal en naam van gegevenspost

Rapportageperioden

Uitsplitsingen en rapporterende NCB

4.1

Overdracht van voor circulatie bestemde muntstukken

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-k, „lidstaat van bestemming”-m

=

4.2

Ontvangst van voor circulatie bestemde muntstukken

t

Serie-i, denominatie-j, rapporterende NCB-m, „lidstaat van herkomst”-k

Door een (toekomstige) deelnemende lidstaat geleverde muntstukken dienen gelijk te zijn aan door een andere (toekomstige) deelnemende lidstaat ontvangen muntstukken.


(1)  Het toegestane maximumverschil tussen de linkerkant en de rechterkant van een vergelijking mag niet groter zijn dan de absolute waarde van de kant van de vergelijking met de hoogste absolute waarde vermenigvuldigd met de drempel. De juistheidcontrole controleert of: De absolute waarde van („linkerkant”-„rechterkant”) minder is dan of gelijk aan het toegestane maximumverschil.

Voorbeeld:

„linkerkant” = 190 en „rechterkant” = 200; tolerantie = 1 %; toegestane maximumverschil 200 × 1 % = 2

De juistheidcontrole checkt of: De absolute waarde van (190 – 200) ≤ 2

In dit voorbeeld: De absolute waarde van (190 – 200) = 10. Dus aan de juistheidcontrole wordt niet voldaan.


LIJST VAN TERMEN

Deze lijst van termen definieert de technische termen die gebruikt worden in de bijlagen bij dit richtsnoer.

Bankbiljetten in omloop”: alle op een bepaald ogenblik door het Eurosysteem uitgegeven en door de NCB's in omloop gebrachte eurobankbiljetten, waaronder in dit richtsnoer ook de door NHTO-banken en ECI-banken in omloop gebrachte bankbiljetten zijn inbegrepen. Het is gelijk aan de geaggregeerde nationale netto-uitgifte van eurobankbiljetten. Opgemerkt dient te worden dat het begrip „bankbiljetten in omloop” niet op nationaal niveau wordt toegepast omdat niet kan worden bepaald of de in een deelnemende lidstaat in omloop gebrachte bankbiljetten in die lidstaat in omloop zijn, dan wel uit circulatie zijn genomen en geretourneerd aan andere NCB's, NHTO-banken of ECI-banken.

Bankbiljetvariant”: een subserie binnen een serie bankbiljetten met één of meer denominaties van eurobankbiljetten met verbeterde beveiligingskenmerken en/of een herzien ontwerp.

Cashcentrum”: een gecentraliseerde veilige faciliteit waar eurobankbiljetten en/of voor circulatie bestemde euromuntstukken verwerkt worden na transport vanaf meerdere locaties.

Denominatie”: de nominale waarde van een eurobankbiljet of -muntstuk, zoals voor bankbiljetten vastgelegd in Besluit ECB/2003/4 of in een latere rechtshandeling van de ECB, en voor muntstukken in Verordening (EG) nr. 975/98 of in een latere rechtshandeling van de Gemeenschap.

ESS ( Eurosystem Strategic Stock — Strategische voorraad van het Eurosysteem)”: de voorraad aan nieuwe en geschikte eurobankbiljetten die door bepaalde NCB's worden opgeslagen om te kunnen voldoen aan een eventuele vraag naar eurobankbiljetten waaraan niet kan worden voldaan uit de logistieke voorraden (1).

Geschikte bankbiljetten”: i) eurobankbiljetten die aan NCB's zijn geretourneerd en die geschikt zijn om in omloop te worden gebracht overeenkomstig een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de verwerking van bankbiljetten door NCB's; of ii) eurobankbiljetten die naar kredietinstellingen zijn geretourneerd, met inbegrip van NHTO-banken en ECI-banken, en die geschikt zijn om in omloop te worden gebracht overeenkomstig de minimum sorteernormen vastgelegd in het KRB.

Logistieke voorraden( Logistical stocks — LS): alle voorraden nieuwe en geschikte eurobankbiljetten, met uitzondering van ESS die aangehouden worden door NCB's en, voor de toepassing van dit richtsnoer, door NHTO-banken en ECI-banken (1).

Muntstukken in oploop”: de geaggregeerde nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (gegevenspost 1.1). Opgemerkt dient te worden dat het begrip „muntstukken in omloop” niet op nationaal niveau wordt toegepast omdat niet bepaald kan worden of de in een deelnemende lidstaat in omloop gebrachte muntstukken in die lidstaat in omloop zijn en of zij uit circulatie zijn genomen en geretourneerd aan andere muntuitgevende instanties in andere deelnemende lidstaten. Euroverzamelmunten zijn hierbij niet inbegrepen aangezien deze muntstukken uitsluitend in de lidstaat van uitgifte wettig betaalmiddel zijn.

Muntuitgevende instanties”: instanties aan wie de nationale wettige uitgever van euromuntstukken de taak heeft toevertrouwd euromuntstukken in omloop te brengen, of de wettige uitgever zelf. Tot de muntuitgevende instanties kunnen behoren de NCB, muntinstellingen, ministeries van Financiën en aangestelde publieke of particuliere instanties. Deze muntuitgevende instanties worden, behoudens de NCB, ook aangeduid als „muntuitgevende derden”.

Nationale bruto-uitgifte”: betreffende euromuntstukken: de bruto-uitgifte van euroverzamelmunten uitgegeven door de wettige uitgever in de deelnemende lidstaat (d.w.z. munten waarvan de nominale waarde gecrediteerd is aan de wettige uitgever), ongeacht of deze muntstukken worden aangehouden door een NCB, een toekomstige Eurosysteem-NCB, een muntuitgevende derde of het publiek.

Bij voor circulatie bestemde munten geldt dat nationale bruto-uitgifte = nationale netto-uitgifte van voor circulatie bestemde munten (gegevenspost 1.1) + gecrediteerde voorraad van voor circulatie bestemde munten aangehouden door muntuitgevende instanties (gegevenspost 5.1) + overdrachten van voor circulatie bestemde munten sinds de invoering ervan (cumulatieve gegevenspost 4.1) — ontvangsten van voor circulatie bestemde munten sinds de invoering ervan (cumulatieve gegevenspost 4.2).

Voor verzamelmunten geldt dat nationale bruto-uitgifte = nationale netto-uitgifte van verzamelmunten (waarde) (gegevenspost 1.3) + waarde van gecrediteerde verzamelmunten aangehouden door muntuitgevende instanties (gegevenspost 5.3).

Nationale netto-uitgifte van bankbiljetten”: het volume van door een individuele NCB op een bepaalde tijd (bv. het einde van een rapportageperiode) uitgegeven en in omloop gebrachte eurobankbiljetten, met inbegrip van alle eurobankbiljetten die door alle nationale NHTO-banken en alle door de betreffende NCB beheerde ECI-banken in omloop zijn gebracht. Overdrachten van bankbiljetten aan andere NCB's of aan toekomstige Eurosysteem-NCB's worden niet meegenomen. De nationale netto-uitgifte van bankbiljetten kan worden berekend hetzij i) door gebruik te maken van de voorraadmethode die alleen gegevens gebruikt van voorraden op een bepaald tijdstip; of ii) de stroommethode, die stroomgegevens verzamelt vanaf de datum van invoering van de bankbiljetten tot een bepaald tijdstip (bv. einde van een rapportageperiode).

Voorraadmethode: nationale netto-uitgifte = voortgebrachte bankbiljetten (gegevenspost 1.1) — voorraden voortgebrachte bankbiljetten (gegevensposten 2.1 t/m 2.15) — vernietigde bankbiljetten (gegevensposten 1.2 en 1.3).

Stroommethode: nationale netto-uitgifte = voorgebrachte bankbiljetten uitgegeven door de NCB (met inbegrip van door NHTO-banken en ECI-banken in omloop gebrachte bankbiljetten) vanaf de introductie ervan (cumulatieve gegevensposten 3.1, 3.9 en 3.13) — voortgebrachte bankbiljetten die naar de NCB geretourneerd zijn (met inbegrip van aan NHTO-banken en ECI-banken geretourneerde bankbiljetten) sinds de invoering ervan (cumulatieve gegevensposten 3.4, 3.10 en 3.14).

Niet-verwerkte bankbiljetten”: i) eurobankbiljetten die naar de NCB's zijn geretourneerd, maar die niet op echtheid en fitness zijn gecontroleerd overeenkomstig een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de verwerking van bankbiljetten door NCB's; of ii) eurobankbiljetten die naar kredietinstellingen zijn geretourneerd, met inbegrip van NHTO-banken en ECI-banken, maar die niet op echtheid en fitness zijn gecontroleerd overeenkomstig het KRB.

Nieuwe bankbiljetten”: eurobankbiljetten die nog niet door NCB's, NHTO-banken of ECI-banken in omloop zijn gebracht of vooraf zijn verstrekt door toekomstige Eurosysteem-NCB's.

Ongeschikte bankbiljetten”: i) eurobankbiljetten die naar NCB's zijn geretourneerd, maar die niet geschikt zijn om in omloop te worden gebracht overeenkomstig een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende de verwerking van bankbiljetten door NCB's; of ii) eurobankbiljetten die naar kredietinstellingen zijn geretourneerd, met inbegrip van NHTO-banken en ECI-banken, maar die niet geschikt zijn om in omloop te worden gebracht overeenkomstig de minimum sorteernormen vastgelegd in het KRB.

Publiek”: met betrekking tot de uitgifte van euromunten alle entiteiten en leden van het grote publiek, met uitzondering van muntuitgevende instanties in (toekomstige) deelnemende lidstaten.

Regeling voor het aanhouden van een bankbiljettenvoorraad voor bestellingen, Notes-held-to-order regeling ofNHTO-regeling”: een regeling bestaande uit individuele contractuele regelingen tussen een NCB en bepaalde kredietinstellingen („NHTO-banken”) in de deelnemende lidstaat van de NCB, waarbij de NCB i) de NHTO-banken van eurobankbiljetten voorziet, die deze in bewaring nemen in hun lokalen om ze in omloop te brengen; en ii) de NHTO-banken crediteert voor eurobankbiljetten die door hun klanten in deposito worden gegeven, op echtheid en fitness worden gecontroleerd, in bewaring worden gehouden en aan de NCB meegedeeld. Van de NCB aan NHTO-banken overgedragen bankbiljetten maken deel uit van de door de NCB voorgebrachte bankbiljetten (gegevenspost 1.1). Door NHTO-banken in bewaring gehouden bankbiljetten maken geen deel uit van de nationale netto-uitgifte van bankbiljetten door de NCB.

Serie bankbiljetten”: een aantal denominaties van eurobankbiljetten gedefinieerd als een serie in Besluit ECB/2003/4 van 20 maart 2003 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (2), of in een latere rechtshandeling van de ECB (d.w.z. de eerste serie eurobankbiljetten gelanceerd op 1 januari 2002 bestaat uit de denominaties 5 EUR, 10 EUR, 20 EUR, 50 EUR, 100 EUR, 200 EUR en 500 EUR), waarbij eurobankbiljetten met herziene technische specificaties of een herzien ontwerp (bv. verschillende handtekeningen voor verschillende presidenten van de ECB) slechts een nieuwe serie vormen als daar als zodanig naar wordt verwezen in een wijziging van Besluit ECB/2003/4 of in een andere rechtshandeling van de ECB.

Serie muntstukken”: een aantal denominaties van euromuntstukken gedefinieerd als een serie in Besluit (EG) nr. 975/98 of in een latere communautaire rechtshandeling (d.w.z. de eerste serie euromuntstukken gelanceerd op 1 januari 2002 bestaat uit de denominaties 0,01 EUR, 0,02 EUR, 0,05 EUR, 0,10 EUR, 0,20 EUR, 0,50 EUR, 1 EUR en 2 EUR), waarbij euromuntstukken met herziene technische specificaties of een herzien ontwerp (bv. wijzigingen van de Europese kaart op de gemeenschappelijke zijde) slechts een nieuwe serie vormen als daar als zodanig naar wordt verwezen in een wijziging van Besluit (EG) nr. 975/98 of in een andere communautaire rechtshandeling.

Muntstartpakket”: een pakket met een aantal voor circulatie bestemde euromuntstukken van verschillende denominaties, zoals gespecificeerd door de nationale autoriteiten, voor de verdere bevoorrading vooraf van voor circulatie bestemde euromuntstukken aan het grote publiek in een toekomstige deelnemende lidstaat.

Uitgebreid proefprogramma chartale deposito's( extended custodial inventory programme ) ofECI-programma”: een programma bestaande uit contractuele regelingen tussen de ECB, een NCB en individuele kredietinstellingen („ECI-banken”), waarbij de NCB i) de ECI-banken van eurobankbiljetten voorziet, die deze buiten Europa in bewaring nemen om ze in omloop te brengen; en ii) de ECI-banken worden gecrediteerd voor eurobankbiljetten die door hun klanten in bewaring worden gegeven, op echtheid en op fitness worden gecontroleerd, in bewaring worden gehouden en aan de NCB worden meegedeeld. De door de ECI-banken in bewaring gehouden bankbiljetten, met inbegrip van de bankbiljetten die nog onderweg zijn tussen de NCB en de ECI-banken, worden volledig door zekerheden gedekt tot zij door de ECI-banken in omloop zijn gebracht of naar de NCB geretourneerd. Van de NCB naar ECI-banken overgedragen bankbiljetten maken deel uit van de door de NCB voortgebrachte bankbiljetten (gegevenspost 1.1). Door de ECI-banken in bewaring gehouden bankbiljetten maken geen deel uit van de nationale netto-uitgifte van bankbiljetten van de NCB.

Voortgebrachte muntstukken”: voor circulatie bestemde euromuntstukken die i) geproduceerd zijn door de muntinstellingen met de respectieve nationale zijde; ii) geleverd zijn aan muntuitgevende instanties in een deelnemende lidstaat; en iii) geregistreerd zijn in het liquiditeitenbeheersysteem van dergelijke muntuitgevende instanties. Dit geldt dienovereenkomstig voor euroverzamelmunten.

Verzamelmunten”: euromuntstukken die uitsluitend in de deelnemende lidstaat van uitgifte wettig betaalmiddel zijn en niet voor circulatie zijn bedoeld. De nominale waarde, afbeeldingen, grootte en gewicht ervan verschillen van die van voor circulatie bestemde euromuntstukken om gemakkelijk te kunnen worden onderscheiden van voor circulatie bestemde euromuntstukken. Verzamelmunten omvatten ook gouden munten (3).

Voor circulatie bestemde muntstukken”: de euromuntstukken die wettig betaalmiddel zijn in het eurogebied overeenkomstig Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken (4) (d.w.z. voor de eerste serie muntstukken gelanceerd op 1 januari 2002 0,01 EUR, 0,02 EUR, 0,05 EUR, 0,10 EUR, 0,20 EUR, 0,50 EUR, 1 EUR en 2 EUR). Voor circulatie bestemde euromuntstukken omvatten muntstukken met een speciale afwerking of van een speciale kwaliteit en/of verpakking, alsook euroherdenkingsmunten. De laatste herdenken gewoonlijk een gebeurtenis of persoonlijkheid en worden voor een beperkte periode en in beperkte oplages uitgegeven tegen nominale waarde.


(1)  Zoals bedoeld in een afzonderlijke rechtshandeling van de ECB betreffende het beheer van voorraden bankbiljetten.

(2)  PB L 78 van 25.3.2003, blz. 16.

(3)  Munten die verkocht worden als belegging in edele metalen worden gouden munten of beleggingsmunten genoemd. Ze worden gewoonlijk gemunt afhankelijk van de vraag in de markt en worden niet onderscheiden door een speciale afwerking of kwaliteit. Dergelijke munten worden geprijsd volgens de gangbare marktprijs voor de metaalinhoud ervan, plus een kleine marge voor het slaan van de munten ter dekking van productie- en reclamekosten en een kleine winst.

(4)  PB L 139 van 11.5.1998, blz. 6.


23.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.