ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 307

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
18 november 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 1135/2008 van de Commissie van 17 november 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1136/2008 van de Commissie van 17 november 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

3

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/864/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 juli 2008 betreffende een ontwerpdecreet van de Tsjechische Republiek tot vaststelling van voorschriften voor voedingssupplementen en de verrijking van levensmiddelen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3963)  ( 1 )

4

 

 

2008/865/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 10 november 2008 betreffende de niet-opneming van chloraat in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6587)  ( 1 )

7

 

 

2008/866/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 12 november 2008 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer uit Peru van bepaalde tweekleppige weekdieren bestemd voor menselijke consumptie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6732)  ( 1 )

9

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/867/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 3 oktober 2008 over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 5737)

11

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Besluit 2008/868/GBVB van de Raad van 13 oktober 2008 betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake de deelneming van de Russische Federatie aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (operatie EUFOR Tsjaad/CAR)

15

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake de deelneming van de Russische Federatie aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR Tsjaad/CAR)

16

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 807/2001 van de Commissie van 25 april 2001 tot wijziging van de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 118 van 27.4.2001)

21

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96 (PB L 273 van 17.10.2007)

22

 

 

 

*

Bericht aan de lezer (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/1


VERORDENING (EG) Nr. 1135/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 18 november 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

25,7

MA

62,6

TR

79,8

ZZ

56,0

0707 00 05

JO

167,2

MA

60,8

TR

78,7

ZZ

102,2

0709 90 70

MA

63,2

TR

122,8

ZZ

93,0

0805 20 10

MA

82,4

ZZ

82,4

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

59,5

HR

50,3

MA

82,1

TR

68,4

ZZ

65,1

0805 50 10

MA

60,4

TR

85,9

ZA

63,6

ZZ

70,0

0806 10 10

BR

210,5

TR

123,1

US

272,9

ZA

78,7

ZZ

171,3

0808 10 80

CA

87,1

CL

60,5

CN

55,8

MK

37,6

US

102,9

ZA

76,5

ZZ

70,1

0808 20 50

CL

58,0

CN

52,6

TR

109,0

ZZ

73,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/3


VERORDENING (EG) Nr. 1136/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 november 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2008 betreffende de opening en de wijze van beheer van tariefcontingenten voor vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit en voor bevroren buffelvlees

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT (1), en met name op artikel 1, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 810/2008 van de Commissie (2) moet een echtheidscertificaat worden afgegeven voordat rundvlees in de Gemeenschap mag worden ingevoerd. De lijst van de instanties van de exporterende landen, die echtheidscertificaten mogen afgeven, is vastgesteld in een bijlage bij die verordening.

(2)

Paraguay heeft de naam van de instantie van afgifte van de echtheidscertificaten gewijzigd. Op grond van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 810/2008 moet de in bijlage II bij die verordening vastgestelde lijst derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Om te vermijden dat de op de recent afgegeven echtheidscertificaten vermelde naam van de betrokken instantie niet overeenkomt met de in Verordening (EG) nr. 810/2008 opgenomen naam van die instantie, moet de wijziging van die verordening van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2008, de datum waarop het lopende tariefcontingentjaar is begonnen. Met betrekking tot het vorige tariefcontingentjaar dat op 30 juni 2008 is geëindigd, heeft de Commissie geen informatie ontvangen over door de bevoegde instanties van Paraguay afgegeven echtheidscertificaten.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 810/2008 worden de gegevens betreffende de instantie van afgifte van Paraguay vervangen door:

„—

SERVICIO NACIONAL DE CALIDAD Y SALUD ANIMAL, Dirección General de Calidad e Inocuidad de Productos de Origen Animal”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 november 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

(2)  PB L 219 van 14.2.2008, blz. 3.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/4


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2008

betreffende een ontwerpdecreet van de Tsjechische Republiek tot vaststelling van voorschriften voor voedingssupplementen en de verrijking van levensmiddelen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3963)

(Slechts de tekst in de Tsjechische taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/864/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (1), en met name op artikel 11, lid 2, onder b), en artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1925/2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen voorziet, bij ontstentenis van communautaire bepalingen, in de kennisgeving en de beoordeling van nieuwe nationale bepalingen inzake onder meer het verbieden of beperken van het gebruik van bepaalde andere stoffen bij de vervaardiging van specifieke levensmiddelen.

(2)

Overeenkomstig de procedure van artikel 12, gelezen in samenhang met artikel 11, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1925/2006, hebben de Tsjechische autoriteiten de Commissie op 30 november 2007 in kennis gesteld van een ontwerpdecreet tot vaststelling van voorschriften voor voedingssupplementen en de verrijking van levensmiddelen, met name artikel 2, lid 3, artikel 4 en de bijlagen 4 en 5.

(3)

Artikel 2, lid 3, van het ontwerpdecreet stelt door middel van bijlage 4 een lijst van andere stoffen in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1925/2006 vast, alsook de respectieve voorwaarden waaronder deze stoffen bij de vervaardiging van voedingssupplementen mogen worden gebruikt.

(4)

Artikel 2, lid 3, en artikel 4 van het ontwerpdecreet stellen door middel van bijlage 5 een lijst van planten en andere stoffen vast, waarvan het gebruik bij de vervaardiging van voedingssupplementen of levensmiddelen in het algemeen is verboden.

(5)

Overeenkomstig artikel 12, lid 2, van Richtlijn 1925/2006/EG heeft de Commissie de andere lidstaten via het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid geraadpleegd.

(6)

Het ontwerpdecreet geeft in zijn huidige versie niet aan waarom de in bijlage 4 opgenomen stoffen om volksgezondheidsredenen aan de daarin vermelde drempelwaarden moeten voldoen.

(7)

Bij ontstentenis van geharmoniseerde communautaire wetgeving behouden de lidstaten hun bevoegdheid om de productie en het in de handel brengen van goederen op hun grondgebied te regelen onverminderd de artikelen 28 en 30 van het EG-Verdrag.

(8)

Artikel 2, lid 3, van het ontwerpdecreet, gelezen in samenhang met bijlage 4, lijkt met name te suggereren dat andere stoffen dan die opgenomen in de lijst niet bij de vervaardiging van voedingssupplementen mogen worden gebruikt.

(9)

Zelfs indien zou worden aangetoond dat bijlage 4 om volksgezondheidsredenen gerechtvaardigd is, geeft het ontwerpdecreet niet aan hoe producten moeten worden behandeld die wettelijk worden geproduceerd en/of in de handel gebracht in andere lidstaten die niet voldoen aan de voorschriften van artikel 2, lid 3, en artikel 4.

(10)

Het ontwerpdecreet bevat geen bepalingen die zorgen voor het vrije verkeer van wettelijk in andere lidstaten geproduceerde en/of in de handel gebrachte voedingssupplementen die stoffen bevatten die zijn opgenomen in bijlage 4 maar niet overeenkomstig de daarin vastgestelde voorwaarden, of andere stoffen dan die opgenomen in bijlage 4, hetzij in de vorm van een clausule inzake wederzijdse erkenning, hetzij in de vorm van een goedkeuringsprocedure waarbij de economische actoren dergelijke stoffen kunnen laten opnemen in de nationale lijst van toegelaten stoffen.

(11)

Overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 4 van het decreet, gelezen in samenhang met bijlage 5, mogen voedingssupplementen en levensmiddelen in het algemeen geen narcotische of psychotrope stoffen, geen precursoren van categorie 1, geen andere stoffen waarvan is aangetoond dat zij toxische, genotoxische, teratogene, hallucinogene, narcotische of andere schadelijke effecten op het menselijk lichaam hebben, en geen in bijlage 5 opgenomen stoffen bevatten. Het verbod op het gebruik van bepaalde andere stoffen bij de vervaardiging van voedingssupplementen en levensmiddelen in het algemeen kan zijn gerechtvaardigd uit hoofde van de bescherming van de gezondheid en het leven van personen in de zin van artikel 30 van het EG-Verdrag.

(12)

Aangezien het laatstgenoemde artikel voorziet in een strikt te interpreteren uitzondering op de regel van het vrije verkeer van goederen in de Gemeenschap, moeten de nationale autoriteiten die er een beroep op doen, in elk afzonderlijk geval in het licht van hun nationale voedingsgewoonten en in het licht van de resultaten van internationaal wetenschappelijk onderzoek aantonen dat hun regels nodig zijn om hun in die bepaling bedoelde belangen doeltreffend te beschermen en, met name, dat het in de handel brengen van de producten in kwestie een echt risico voor de volksgezondheid vormt.

(13)

De Tsjechische autoriteiten hebben geen bewijzen verstrekt die de opstelling rechtvaardigen van een lijst met stoffen waarvan het gebruik verboden is bij de vervaardiging van voedingssupplementen en levensmiddelen in het algemeen.

(14)

Zelfs indien dergelijke bewijzen zouden worden verstrekt, bevat het ontwerpdecreet geen bepalingen die zorgen voor het vrije verkeer van wettelijk in andere lidstaten geproduceerde en/of in de handel gebrachte voedingssupplementen en levensmiddelen in het algemeen die stoffen bevatten die bij het decreet niet zijn toegelaten.

(15)

Daarom biedt het ontwerpdecreet niet de nodige garanties dat de rechten van de economische actoren uit hoofde van de artikelen 28 en 30 van het EG-Verdrag worden gewaarborgd.

(16)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1925/2006 een negatief advies uitgebracht.

(17)

De Tsjechische autoriteiten moet bijgevolg worden verzocht om het ontwerpdecreet in kwestie niet aan te nemen en te wijzigen in overeenstemming met de artikelen 28 en 30 van het EG-Verdrag, rekening houdend met de opmerkingen van de Commissie in haar negatief advies.

(18)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1.   De Tsjechische Republiek wordt verzocht af te zien van aanneming van haar ontwerpdecreet tot vaststelling van voorschriften voor voedingssupplementen en de verrijking van levensmiddelen, tenzij het wordt gewijzigd overeenkomstig lid 2.

2.   De Tsjechische Republiek wordt verzocht het ontwerpdecreet in kwestie te wijzigen door er een duidelijke verwijzing in op te nemen naar de behandeling van producten die niet voldoen aan de voorschriften van het desbetreffende decreet, maar die wettelijk worden geproduceerd en/of in de handel gebracht in andere lidstaten van de EU, Turkije of de EER-staten.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Tsjechische Republiek.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.


18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/7


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 10 november 2008

betreffende de niet-opneming van chloraat in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6587)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/865/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat een lidstaat gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van die richtlijn mag toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I bij die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht terwijl deze stoffen in het kader van een werkprogramma geleidelijk worden onderzocht.

(2)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Chloraat is in die lijst opgenomen.

(3)

Voor chloraat zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig het bepaalde in de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgever voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 451/2000 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor chloraat was de rapporterende lidstaat Frankrijk en was alle relevante informatie ingediend op 26 juli 2007.

(4)

De Commissie heeft chloraat overeenkomstig artikel 11 bis van Verordening (EG) nr. 1490/2002 onderzocht. Een ontwerpevaluatieverslag voor die stof is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 11 juli 2008 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie.

(5)

Tijdens het onderzoek van deze werkzame stof door het comité is, rekening houdend met de van de lidstaten ontvangen opmerkingen, geconcludeerd dat er duidelijke aanwijzingen bestaan dat mag worden verwacht dat de werkzame stof een schadelijke uitwerking op de gezondheid van de mens heeft, met name met het oog op de onaanvaardbare blootstelling van de toedieners gezien het voorgestelde voorlopige AOEL (aanvaardbaar niveau van blootstelling van de toediener). Voorts was onvoldoende informatie beschikbaar om een definitief AOEL vast te stellen en de uitspoeling van een relevante metaboliet naar het grondwater te evalueren. Bovendien zijn andere problemen die door de als rapporteur optredende lidstaat in zijn evaluatieverslag aan de orde zijn gesteld, in het evaluatieverslag voor de stof opgenomen.

(6)

De Commissie heeft de kennisgever verzocht haar zijn opmerkingen over de resultaten van het onderzoek van chloraat te doen toekomen en aan te geven of hij al dan niet van plan was om de stof verder te ondersteunen. De kennisgever heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. Ondanks de door de kennisgever aangevoerde argumenten blijven de geconstateerde problemen echter bestaan en de evaluaties op basis van de verstrekte gegevens hebben niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die chloraat bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen.

(7)

Chloraat mag daarom niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen.

(8)

De nodige maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de verleende toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die chloraat bevatten, binnen een bepaalde termijn worden ingetrokken en niet worden verlengd, en dat voor dergelijke producten geen nieuwe toelatingen worden verleend.

(9)

De looptijd van eventuele door de lidstaten toegestane termijnen voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen die chloraat bevatten, moet worden beperkt tot twaalf maanden om het mogelijk te maken dat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen worden gebruikt, zodat gewasbeschermingsmiddelen die chloraat bevatten nog gedurende 18 maanden na de vaststelling van deze beschikking beschikbaar blijven.

(10)

Deze beschikking laat de indiening van een aanvraagdossier voor chloraat overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG en Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (4), met het oog op de eventuele opneming van deze stof in bijlage I onverlet.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Chloraat wordt niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen.

Artikel 2

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die chloraat bevatten, uiterlijk op 10 mei 2009 worden ingetrokken;

b)

met ingang van de datum van bekendmaking van deze beschikking geen toelatingen voor chloraat bevattende gewasbeschermingsmiddelen meer worden verleend of verlengd.

Artikel 3

Eventuele door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG toegestane termijnen lopen zo snel mogelijk en uiterlijk op 10 mei 2010 af.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 november 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(3)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(4)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.


18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/9


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 12 november 2008

inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer uit Peru van bepaalde tweekleppige weekdieren bestemd voor menselijke consumptie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6732)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/866/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder b), i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 178/2002 stelt de algemene beginselen vast inzake levensmiddelen en diervoeders in het algemeen en de voedsel- en voederveiligheid in het bijzonder, op communautair en nationaal niveau. Zij voorziet in noodmaatregelen wanneer blijkt dat uit een derde land ingevoerde levensmiddelen of diervoeders een ernstig risico kunnen vormen voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu en dat dit risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de betrokken lidsta(a)t(en) getroffen maatregelen.

(2)

Er is in de Gemeenschap een uitbraak van hepatitis A bij de mens geconstateerd. De ziekte bleek te zijn veroorzaakt door de consumptie van bepaalde tweekleppige weekdieren die uit Peru waren ingevoerd en besmet waren met het hepatitis A-virus (hav).

(3)

De besmette tweekleppige weekdieren zijn zaagjes (Donax spp) en de oorsprong van de besmetting is zeer waarschijnlijk een virale besmetting van het water van de productiegebieden. Andere tweekleppige weekdieren kunnen daarom ook zijn besmet.

(4)

Aangezien de consumptie van die tweekleppige weekdieren een ernstig risico voor de gezondheid van de mens vormt, is het dienstig dat de invoer in de Gemeenschap van tweekleppige weekdieren uit Peru wordt opgeschort.

(5)

Gezien de ernst van de besmetting moet de opschorting ook gelden voor tweekleppige weekdieren die naar de Gemeenschap zijn verzonden voordat deze beschikking van kracht wordt, maar die na die datum in de grensinspectieposten van de Gemeenschap aankomen.

(6)

Er moet op communautair niveau in de opschorting van die invoer worden voorzien om te zorgen voor de doeltreffende en uniforme bescherming van de gezondheid van de mens in alle lidstaten.

(7)

De aquacultuurproductie van sint-jakobsschelpen (Pectinidae) in Peru vindt plaats in afzonderlijke productiegebieden met een lage bevolkingsdichtheid, die ver van mogelijke besmettingsbronnen zijn gelegen. Bovendien worden Pectinidae verwerkt om de ingewanden te verwijderen en aldus het risico van virale besmetting in het eetbare gedeelte van het product te beperken. Daarom moet de invoer van op die manier verwerkte Pectinidae uit Peru worden toegestaan.

(8)

Bovendien is het virus door de warmtebehandeling niet meer levensvatbaar. Daarom moet de invoer uit Peru van tweekleppige weekdieren worden toegestaan, die een warmtebehandeling hebben ondergaan overeenkomstig de voorschriften van punt A.5, onder b), van hoofdstuk II van sectie VII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2).

(9)

De Peruviaanse autoriteiten hebben zich ertoe verbonden onmiddellijke corrigerende maatregelen te nemen en, zo nodig, de komende maanden een inspectie door de Commissie toe te staan. Daarom moet de toepassing van de in deze beschikking bedoelde maatregelen tot en met 31 maart 2009 worden beperkt, onverminderd de bevoegdheid van de Commissie om die maatregelen te wijzigen, in te trekken of uit te breiden in het licht van eventuele nieuwe informatie over de ontwikkeling van de situatie in Peru en de resultaten van de inspecties door haar diensten.

(10)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op tweekleppige weekdieren, als omschreven in punt 2.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004, ingevoerd uit Peru en bestemd voor menselijke consumptie („tweekleppige weekdieren”).

Artikel 2

De lidstaten staan de invoer in de Gemeenschap van tweekleppige weekdieren uit Peru niet toe.

Dat verbod geldt voor alle zendingen tweekleppige weekdieren die in grensinspectieposten in de Gemeenschap worden ontvangen, ongeacht of de zending in het land van oorsprong is geproduceerd, opgeslagen of gecertificeerd voordat deze beschikking van kracht wordt of niet.

Artikel 3

In afwijking van artikel 2 staan de lidstaten de invoer in de Gemeenschap toe van de volgende producten:

a)

van ingewanden ontdane Pectinidae, afkomstig van aquacultuur;

b)

tweekleppige weekdieren die een warmtebehandeling hebben ondergaan, als vastgesteld in punt A.5, onder b), van hoofdstuk II van sectie VII van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 4

Alle uit de toepassing van deze beschikking voortvloeiende uitgaven zijn voor rekening van de geadresseerde of zijn gemachtigde.

Artikel 5

Deze beschikking is van toepassing tot en met 31 maart 2009.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 12 november 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.


AANBEVELINGEN

Commissie

18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/11


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 3 oktober 2008

over de actieve inclusie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 5737)

(2008/867/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Respect voor de menselijke waardigheid is een basisbeginsel van de Europese Unie, die onder meer tot doel heeft volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang te bevorderen, sociale exclusie en discriminatie te bestrijden en sociale rechtvaardigheid en sociale bescherming te bevorderen. Overeenkomstig artikel 137, lid 1, onder h), van het Verdrag moet de Gemeenschap een rol spelen bij de ondersteuning en aanvulling van het optreden van de Gemeenschap bij de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten. Artikel 34 van het Handvest van grondrechten van de Europese Unie voorziet in het recht op sociale bijstand en bijstand ten behoeve van huisvesting teneinde al diegenen die niet over voldoende middelen beschikken een waardig bestaan te verzekeren.

(2)

Aanbeveling van de Raad 92/441/EEG van 24 juni 1992 inzake gemeenschappelijke criteria met betrekking tot toereikende inkomsten en prestaties in de stelsels van sociale bescherming (1) blijft een referentie-instrument voor het beleid van de Gemeenschap op het gebied van armoede en sociale exclusie en heeft niets van haar relevantie verloren, hoewel nog meer moet worden gedaan om haar volledig ten uitvoer te leggen.

(3)

Sinds 1992 zijn nieuwe beleidsinstrumenten ontwikkeld. Eén daarvan is de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale inclusie (OCM), waarvan de doelstellingen de actieve sociale inclusie van allen omvatten door de bevordering van de participatie op de arbeidsmarkt en de bestrijding van armoede en exclusie, wat de meest gemarginaliseerde personen en groepen betreft (2). Een ander instrument is de Europese werkgelegenheidsstrategie die onder meer tot doel heeft de sociale inclusie te versterken, armoede te bestrijden, uitsluiting van de arbeidsmarkt te voorkomen en de integratie op de arbeidsmarkt van personen in een achterstandspositie te ondersteunen (3).

(4)

De blijvende armoede en werkloosheid en de toenemende complexiteit van de meervoudige achterstanden maken een omvattend, geïntegreerd beleid noodzakelijk (4). Met het oog op de modernisering van de socialebeschermingsstelsels moet passende inkomenssteun worden gecombineerd met een koppeling met de arbeidsmarkt en de toegang tot hoogwaardige diensten in een geïntegreerde actieve-inclusiestrategie (5). Deze strategie is volledig complementair met de flexizekerheidsaanpak, aangezien zij is gericht op degenen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten. Zij draagt bij aan de Lissabonstrategie doordat zij de activering en de mobiliteit van de werknemers vergemakkelijkt en zij vormt een van de bouwstenen van de sociale dimensie van de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling (6).

(5)

Bij de geleidelijke tenuitvoerlegging van deze aanbeveling moet rekening worden gehouden met de nationale prioriteiten en de beschikbaarheid van financiële middelen.

(6)

Deze aanbeveling en de tenuitvoerlegging van de daarin vastgestelde gemeenschappelijke beginselen doen geen afbreuk aan de toepassing van het Gemeenschapsrecht, waaronder de voorschriften inzake staatssteun en de algemene groepsvrijstellingsverordening (7), en de communautaire voorschriften inzake de gunning van overheidsopdrachten.

(7)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de bepaling van de hoogte van de inkomenssteun en de vaststelling van de passende beleidsmix in het licht van de verschillende situaties en behoeften op lokaal, regionaal en nationaal niveau,

BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

1.   een geïntegreerde omvattende strategie voor de actieve inclusie van de personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten ontwerpen en ten uitvoer leggen, welke passende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten combineert. Het beleid ter bevordering van actieve inclusie moet de integratie van degenen die kunnen werken in een duurzame en hoogwaardige baan vergemakkelijken en aan degenen die niet kunnen werken een voor het leiden van een menswaardig bestaan toereikend inkomen en ondersteuning voor hun sociale participatie verstrekken;

2.   zorgen voor de doeltreffendheid van het geïntegreerde actieve-inclusiebeleid door:

a)

een omvattend beleidsontwerp voor de vaststelling van de juiste mix van de drie onderdelen van de actieve-inclusiestrategie, rekening houdend met het gezamenlijke effect daarvan op de sociale en economische integratie van de personen in een achterstandspositie en de mogelijke interacties daarvan, inclusief synergieën en mogelijke wisselwerkingen;

b)

een geïntegreerde tenuitvoerlegging van de drie onderdelen van de actieve-inclusiestrategie om de veelzijdige oorzaken van armoede en sociale exclusie doeltreffend aan te pakken en de coördinatie te verbeteren tussen de overheidsagentschappen en -diensten die uitvoering geven aan het actieve-inclusiebeleid;

c)

een coördinatie van het beleid tussen lokale, regionale, nationale en EU-autoriteiten in het licht van hun bijzondere rollen, bevoegdheden en prioriteiten;

d)

een actieve deelname van alle andere relevante actoren, inclusief degenen die door armoede en sociale exclusie worden getroffen, de sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en dienstverleners aan de ontwikkeling, tenuitvoerlegging en evaluatie van strategieën;

3.   ervoor zorgen dat het beleid ter bevordering van actieve inclusie:

a)

de uitoefening van de grondrechten ondersteunt;

b)

gendergelijkheid en gelijke kansen voor iedereen bevordert;

c)

zorgvuldig rekening houdt met de complexiteit van meervoudige achterstanden en de specifieke situaties en behoeften van de verschillende kwetsbare groepen;

d)

naar behoren rekening houdt met de lokale en regionale omstandigheden en de territoriale samenhang verbetert;

e)

consistent is met de levensloopaanpak van het sociaal en werkgelegenheidsbeleid zodat het de solidariteit tussen de generaties kan ondersteunen en de overdracht van armoede van generatie op generatie kan doorbreken;

4.   een geïntegreerd beleid ter bevordering van actieve inclusie opzetten en ten uitvoer leggen overeenkomstig de onderstaande gemeenschappelijke beginselen en richtsnoeren voor elk onderdeel, onder inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel en de verschillende situaties, behoeften en prioriteiten van de lidstaten, onverminderd de toepassing van het Gemeenschapsrecht, inclusief de voorschriften inzake staatssteun en de communautaire voorschriften inzake de gunning van overheidsopdrachten.

a)   Passende inkomenssteun

Erkennen van het basisrecht van iedere persoon op inkomsten en prestaties die toereikend zijn om een menswaardig bestaan te leiden als onderdeel van een omvattende en consistente actie ter bestrijding van sociale exclusie.

i)

Zo nodig opnieuw bekijken van de socialebeschermingsstelsels van de lidstaten in het licht van de gemeenschappelijke beginselen die staan vermeld in punt B van Aanbeveling 92/441/EEG. In het kader van een actieve-inclusiestrategie moet het recht op een toereikend inkomen met name:

worden gecombineerd met actieve beschikbaarheid voor arbeid of beroepsopleiding ten einde werk te vinden, voor personen wier omstandigheden deze actieve beschikbaarheid mogelijk maken, of die, in voorkomend geval, afhankelijk moet worden gemaakt van maatregelen tot economische en sociale integratie voor de overige personen;

worden gecombineerd met beleidsmaatregelen die op nationaal niveau nodig worden geacht voor de economische en sociale integratie van de betrokkenen.

ii)

Zorgen voor de uitoefening van dat recht overeenkomstig de praktische richtsnoeren in de punten C.1, C.2 en C.3 van Aanbeveling 92/441/EEG. Bij de vaststelling van de inkomsten die nodig zijn om een menswaardig bestaan te leiden, moet met name rekening worden gehouden met de levensstandaard en het prijspeil in de betrokken lidstaat voor huishoudens van verschillend type en verschillende omvang, onder gebruikmaking van de passende nationale indicatoren. In een kader voor actieve inclusie moet voor personen die in staat zijn te werken een prikkel blijven bestaan om werk te zoeken en moeten de bedragen worden aangepast en aangevuld om aan specifieke behoeften te voldoen.

b)   Inclusieve arbeidsmarkten

Goedkeuren van regelingen om ervoor te zorgen dat personen die in staat zijn te werken doeltreffende hulp ontvangen om te gaan werken, opnieuw aan het werk te gaan of aan het werk te blijven in een baan die beantwoordt aan hun arbeidsgeschiktheid.

i)

Bevorderen van de volgende gemeenschappelijke beginselen in de context van actieve- inclusiestrategieën:

rekening houden met de behoeften van de personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten om hun geleidelijke re-integratie in de samenleving en op de arbeidsmarkt te vergemakkelijken en hun inzetbaarheid te vergroten;

nemen van de nodige maatregelen ter bevordering van inclusieve arbeidsmarkten om ervoor te zorgen dat iedereen de kans krijgt om tot de arbeidsmarkt toe te treden;

bevorderen van hoogwaardige banen, onder meer wat betreft salaris en toelagen, arbeidsvoorwaarden, gezondheid en veiligheid, toegang tot een leven lang leren en carrièrevooruitzichten, met name om te voorkomen dat werkenden in armoede vervallen;

aanpakken van de segmentering op de arbeidsmarkt door de bevordering van baanbehoud en promotie.

ii)

Ten uitvoer leggen van deze beginselen aan de hand van de volgende praktische richtsnoeren:

uitbreiden en verbeteren van de investeringen in menselijk kapitaal door het voeren van een inclusief onderwijs- en opleidingsbeleid, met inbegrip van doeltreffende strategieën voor een leven lang leren; aanpassen van de onderwijs- en opleidingsstelsels om te voldoen aan nieuwe bekwaamheidseisen, en de noodzaak van digitale vaardigheden;

bevorderen van actieve en preventieve arbeidsmarktmaatregelen, waaronder op de individuele behoeften toegesneden, gepersonaliseerde en responsieve dienstverlening en ondersteuning, omvattende: vroege identificatie van de behoeften, bijstand bij het zoeken naar werk, advisering en opleiding, en motivering om actief naar een baan te zoeken;

voortdurend toetsen van de positieve en negatieve prikkels die uitgaan van de belasting- en uitkeringsstelsels, onder meer wat het beheer van de uitkeringen en de voorwaarden voor de toekenning van voordelen betreft, en een aanzienlijke verlaging van hoge marginale belastingtarieven, met name voor de lage inkomens, met instandhouding van een toereikend niveau van sociale bescherming;

verlenen van steun aan de sociale economie en de sociale werkplaatsen als een vitale bron van instapbanen voor mensen in een achterstandspositie, bevorderen van financiële inclusie en microleningen, financiële prikkels voor werkgevers om mensen in dienst te nemen en de ontwikkeling van nieuwe banen in de dienstverlening, met name op lokaal niveau, en vergroten van het bewustzijn van het belang van inclusieve arbeidsmarkten;

bevorderen van het aanpassingsvermogen en zorgen voor ondersteuning op het werk en een ondersteunende omgeving, waarbij aandacht moet worden besteed aan gezondheid en welzijn, non-discriminatie en de toepassing van het arbeidsrecht in samenhang met de sociale dialoog.

c)   Toegang tot hoogwaardige diensten

Nemen van alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokkenen overeenkomstig de relevante nationale bepalingen passende sociale ondersteuning krijgen via de toegang tot hoogwaardige diensten. Er moeten met name maatregelen worden genomen om:

diensten te verlenen die van essentieel belang zijn voor de ondersteuning van een actief sociaal en economisch inclusiebeleid, waaronder socialebijstandsdiensten, arbeidsvoorzienings- en opleidingsdiensten, huisvestingssteun en sociale woningbouw, kinderopvang, diensten voor langdurige zorgverlening en gezondheidsdiensten, overeenkomstig de volgende gemeenschappelijke beginselen en rekening houdend met de rol van de lokale, regionale en nationale autoriteiten, de van toepassing zijnde communautaire voorschriften en de verschillende situaties, behoeften en voorkeuren in de lidstaten:

territoriale beschikbaarheid, fysieke toegankelijkheid, betaalbaarheid;

solidariteit, gelijke kansen voor de gebruikers en de werknemers van de diensten en inachtneming van de diversiteit van de gebruikers;

investeringen in menselijk kapitaal, arbeidsomstandigheden en passende fysieke omgeving;

omvattende en gecoördineerde diensten, die op geïntegreerde wijze worden opgezet en verleend;

betrokkenheid van de gebruikers en gepersonaliseerde aanpak om tegemoet te komen aan de meervoudige behoeften van personen als individu’s;

monitoring, evaluatie van de prestaties en uitwisseling van beste praktijken;

5.   de relevante inkomsten en uitkeringen in het kader van de socialebeschermingsregelingen garanderen; gebruikmaken van de regelingen en middelen van de structuurfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds, voor de ondersteuning van actieve-inclusiemaatregelen;

gedetailleerde regelingen vaststellen, de kosten financieren en het beheer en de uitvoering daarvan organiseren overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken;

rekening houden met de economische en budgettaire omstandigheden, de door de nationale autoriteiten vastgestelde prioriteiten en de situatie van de openbare financiën om het juiste evenwicht te vinden tussen werkprikkels, verlichting van de armoede en betaalbare begrotingskosten;

de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat alle mensen, inclusief de meest kansarmen, worden geïnformeerd over hun rechten en de beschikbare steun, zo nodig met behulp van informatietechnologieën;

de administratieve procedures en regelingen voor het onderzoek van de inkomsten en de leefsituaties zo veel mogelijk vereenvoudigen;

indien mogelijk, overeenkomstig de nationale bepalingen mechanismen opzetten voor het instellen van een beroep bij de bevoegde administratieve autoriteiten en, zo nodig, onafhankelijke derde partijen, zoals rechtbanken, waartoe de betrokken personen gemakkelijk toegang moeten hebben;

6.   de indicatoren en informatiesystemen verbeteren om beter in staat te zijn actuele en vergelijkbare informatie over alle pijlers van de actieve inclusie te verstrekken;

het actieve-inclusiebeleid in het kader van de open coördinatiemethode monitoren en evalueren op grond van een nauwe samenwerking tussen het Comité voor sociale bescherming en het Comité voor de werkgelegenheid en met steun van het Progress-programma;

zorgen voor de samenhang met het algemene beleid van de Lissabonstrategie ten aanzien van de doelstellingen voor de sociale cohesie.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 oktober 2008.

Voor de Commissie

Vladimír ŠPIDLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 245 van 26.8.1992, blz. 46.

(2)  Mededeling COM(2005) 706 — Samenwerken, beter werken: Een nieuw kader voor de open coördinatie van het beleid inzake sociale bescherming en integratie in de Europese Unie.

(3)  Beschikking van de Raad van 7 juli 2008 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, document van de Raad 10614/2/082008 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(4)  Mededelingen COM(2007) 620 — „De sociale bescherming moderniseren voor meer sociale rechtvaardigheid en economische samenhang: werk maken van de actieve integratie van de mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan” en COM(2005) 33 inzake de sociale agenda.

(5)  Mededeling COM(2006) 44 betreffende een raadpleging over maatregelen op EU-niveau ter bevordering van de actieve integratie van de mensen die het verst van de arbeidsmarkt af staan.

(6)  Mededeling COM(2007) 620, conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 14 december 2007 en oriëntatienota van het CSB over actieve inclusie van 3 juli 2008. Zie met name ook: conclusies van de Raad van 5 december 2007, document 16139/07; advies van het Comité van de Regio’s van 18 juni 2008 over actieve inclusie (doc. CdR 344/2007); advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 27 oktober 2007 over sociale minimumnormen (doc. CESE 892/2007).

(7)  Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (Algemene groepsvrijstellingsverordening) (PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3).


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/15


BESLUIT 2008/868/GBVB VAN DE RAAD

van 13 oktober 2008

betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake de deelneming van de Russische Federatie aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (operatie EUFOR Tsjaad/CAR)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op artikel 24,

Gezien de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 oktober 2007 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (1) (operatie EUFOR Tsjaad/CAR) vastgesteld.

(2)

In artikel 10, lid 3, van dat gemeenschappelijk optreden is bepaald dat gedetailleerde regelingen betreffende de deelneming van derde landen worden vastgesteld in een overeenkomst op grond van artikel 24 van het Verdrag.

(3)

Hiertoe op 13 september 2004 door de Raad gemachtigd, heeft het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie over de deelneming van de Russische Federatie aan operatie EUFOR Tsjaad/CAR, hierna „de overeenkomst” genoemd.

(4)

De overeenkomst moet namens de Europese Unie worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake de deelneming van de Russische Federatie aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (operatie EUFOR Tsjaad/CAR) wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 13 oktober 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 279 van 23.10.2007, blz. 21.


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Russische Federatie inzake de deelneming van de Russische Federatie aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR Tsjaad/CAR)

DE EUROPESE UNIE (EU),

enerzijds, en

DE RUSSISCHE FEDERATIE

anderzijds,

hierna de „partijen” te noemen,

REKENING HOUDEND MET:

Resolutie 1778 (2007) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 25 september 2007, waarbij de Europese Unie is gemachtigd om troepen in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek in te zetten,

de vaststelling door de Raad van de Europese Unie, op 15 oktober 2007, van Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR Tsjaad/CAR),

Besluit CHAD/1/2008 van het Politiek en Veiligheidscomité van 13 februari 2008 inzake de aanvaarding van bijdragen van derde staten aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, en Besluit CHAD/2/2008 van het Politiek en Veiligheidscomité van 18 maart 2008 tot instelling van het Comité van contribuanten aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek, beide gewijzigd bij Besluit CHAD/3/2008 van het Politiek en Veiligheidscomité van 14 mei 2008,

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

(1)

De secretaris-generaal van de Europese Unie/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft bij brief van 7 december 2007 de Russische Federatie verzocht een eventuele deelneming aan de EU-operatie in Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek te overwegen.

(2)

De Russische Federatie heeft bij brief van 23 april 2008 verklaard bereid te zijn een eventuele participatie te overwegen.

(3)

De secretaris-generaal van de Europese Unie/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de minister van Buitenlandse Zaken van de Russische Federatie hebben op 29 april 2008 een gemeenschappelijke verklaring inzake de onderlinge samenwerking in crisisbeheersoperaties uitgebracht,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Deelneming aan de operatie

1.   De Russische partij zal deelnemen aan de operatie die de Europese Unie uitvoert op grond van resolutie 1778 (2007) van de VN-Veiligheidsraad en overeenkomstig Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB van 15 oktober 2007 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUFOR Tsjaad/CAR) (hierna de „EU-operatie” genoemd) en het operatieplan van 18 januari 2008, en zal daartoe het militaire contingent van de strijdkrachten van de Russische Federatie (hierna „het Russische militaire contingent” genoemd) leveren ter ondersteuning van de EU-operatie door middel van luchtvervoer, onder voorbehoud van de uitvoeringsvoorwaarden neergelegd in de uitvoeringsregelingen bedoeld in artikel 6. Het vervoer door de lucht geschiedt met vliegtuigen van het Russische militaire contingent en heeft tot doel om door middel van het vervoer van het personeel van EUFOR en MINURCAT, het vervoer van vracht en door opsporings- en reddingswerkzaamheden met betrekking tot het EUFOR- en MINURCAT-personeel het leven en de veiligheid van personeelsleden van de door de Europese Unie geleide troepenmacht (EUFOR) en de missie van de Verenigde Naties in de Centraal-Afrikaanse Republiek en Tsjaad (MINURCAT) veilig te stellen.

2.   De deelneming van de Russische partij aan de EU-operatie doet geen afbreuk aan de autonome besluitvorming van de Europese Unie.

3.   De Russische partij draagt er zorg voor dat de het Russische militaire contingent zijn taak uitoefent overeenkomstig:

Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB als bedoeld in lid 1;

eventuele door beide partijen overeen te komen uitvoeringsregelingen.

4.   Het personeel van het Russische militaire contingent past de inzetregels van de EU-operatie toe, voor zover die niet strijdig zijn met de Russische wetgeving. Eventuele voorbehouden/beperkingen die worden opgelegd door de Russische partij ten aanzien van de inzetregels worden ten behoeve van de operationeel commandant van de Europese Unie officieel gespecificeerd.

5.   Het Russische militaire contingent laat zich bij de uitvoering van zijn taken en in zijn gedrag leiden door de doelstellingen en het mandaat van de EU-operatie, als neergelegd in resolutie 1778 (2007) van de VN-Veiligheidsraad.

6.   De Russische partij kan haar bijdrage te allen tijde stopzetten, hetzij op verzoek van de operationeel commandant van de Europese Unie, hetzij bij eigen besluit, na overleg tussen de partijen. De Russische partij informeert de operationeel commandant van de Europese Unie tijdig over elke wijziging in haar deelneming aan de operatie.

Artikel 2

Status van de strijdkrachten

1.   De status van het Russische militaire contingent wordt geregeld in de overeenkomsten betreffende de status van de strijdkrachten tussen de Europese Unie en de Republiek Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek, en de Republiek Kameroen, bij aankomst in het inzetgebied.

2.   Onverminderd de in lid 1 bedoelde overeenkomsten betreffende de status van de strijdkrachten, oefent de Russische partij bevoegdheid uit ten aanzien van het Russische militaire contingent.

3.   Een vertegenwoordiger van de Russische partij neemt deel aan de procedures voor de beslechting van eventuele schadevorderingen waar het Russische militaire contingent bij betrokken is, zoals geregeld in de in lid 1 bedoelde overeenkomsten betreffende de status van de strijdkrachten.

4.   De Russische partij is verantwoordelijk voor de afwikkeling van schadevorderingen van of aangaande leden van het militaire personeel van het Russische militaire contingent, met betrekking tot de deelname van het Russische militaire contingent aan de EU-operatie. De Russische partij stelt overeenkomstig haar wet- en regelgeving in voorkomend geval een vordering, inzonderheid een rechtsvordering of tuchtproces, in tegen het militaire personeel van het Russische militaire contingent.

5.   De Europese Unie draagt er zorg voor dat haar lidstaten bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring afleggen inzake het afzien van schadevorderingen, wat betreft de deelneming van de Russische Federatie aan de EU-operatie. Deze verklaring is aan de overeenkomst gehecht.

6.   De Russische partij legt bij de ondertekening van deze overeenkomst een verklaring af inzake het afzien van schadevorderingen tegen een aan de EU-operatie deelnemend land. Deze verklaring is aan de overeenkomst gehecht.

7.   De status van de personeelsleden die worden uitgezonden naar het operationele hoofdkwartier van de Europese Unie in Parijs (Frankrijk) wordt bepaald middels regelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de Franse Republiek en de Russische Federatie.

Artikel 3

Gerubriceerde informatie

1.   De Russische partij beschermt de in het kader van de EU-operatie aan haar verstrekte gerubriceerde EU-informatie overeenkomstig de vereisten voor de bescherming van gerubriceerde informatie die zijn neergelegd in de wetgeving van de Russische Federatie. Daartoe komen de beveiligingsrubriceringen van de partijen overeen met:

EU

Russian Federation

SECRET UE

СОВЕРШЕННО СЕКРЕТНО

CONFIDENTIEL UE

СЕКРЕТНО

De aanduiding inzake de beperkte verspreiding van de Russische Federatie „ДЛЯ СЛУЖЕБНОГО ПОЛЬЗОВАНИЯ” komt overeen met de beveiligingsrubricering RESTREINT UE van de EU.

2.   De Russische partij neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in het kader van de EU-operatie aan Rusland verstrekte gerubriceerde EU-informatie wordt beschermd op een niveau dat gelijkwaardig is aan het niveau dat de in de Europese Unie geldende basisbeginselen en minimumnormen vereisen voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie; met name zal de Russische partij:

de aan haar verstrekte gerubriceerde informatie niet gebruiken voor andere doelen dan die waarvoor de gerubriceerde informatie door de Europese Unie is vrijgegeven;

de bedoelde gegevens niet openbaar maken aan derden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Europese Unie;

erop toezien dat toegang tot gerubriceerde informatie die aan haar wordt vrijgegeven alleen wordt verleend aan personen voor wie kennis van die informatie noodzakelijk is om hun officiële werkzaamheden te kunnen uitvoeren en, wanneer het gaat om als CONFIDENTIEL UE of hoger gerubriceerde informatie, een veiligheidsmachtiging hebben;

erop toezien dat, vooraleer toegang wordt verleend tot gerubriceerde informatie, alle personen die toegang tot die informatie vragen, instructies hebben gekregen over en voldoen aan de vereisten van de beveiligingsregelingen die gelden op grond van de rubricering van de informatie waartoe zij toegang zullen krijgen;

erop toezien dat alle locaties, zones, gebouwen, bureaus, kamers, communicatie- en informatiesystemen, waarin gerubriceerde informatie en documenten bewaard en/of verwerkt worden, beschermd worden door passende fysieke beveiligingsmaatregelen;

erop toezien dat de gerubriceerde documenten die aan haar worden vrijgegeven, bij ontvangst ervan in een speciaal bestand worden geregistreerd;

de Europese Unie op de hoogte stellen van elke vaststaande of vermoedelijke inbreuk op de beveiliging of compromittering van de gerubriceerde informatie die aan haar is vrijgegeven. In geval van compromittering stelt de Russische partij een onderzoek in en neemt zij de passende maatregelen om herhaling te voorkomen.

3.   Gerubriceerde informatie wordt, rekening houdend met de rubriceringsgraad ervan, verstuurd langs diplomatieke weg, via beveiligde postdiensten of persoonlijk vervoer.

4.   Indien de Europese Unie en de Russische Federatie een overeenkomst zijn aangegaan over de bescherming van gerubriceerde informatie, gelden de bepalingen daarvan ook voor de EU-operatie.

Artikel 4

Commandostructuur

1.   Het Russische militaire contingent valt geheel onder het bevel van de Russische partij.

2.   De bevoegde Russische autoriteiten verlenen de operationeel commandant bij aankomst van het Russische militaire contingent in het inzetgebied de bevoegdheid taken op te dragen aan het Russische militaire contingent voor de uitvoering van de missie omschreven in artikel 1, lid 1. De planning van een vluchtopdracht of van enig ander besluit dat gevolgen heeft voor het Russische militaire contingent, verloopt in volledige coördinatie met de hoge militaire vertegenwoordigers van het Russische militaire contingent. De Russische federatie heeft bij de dagelijkse aansturing van de operatie dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten van de EU.

3.   De Russische partij benoemt hoge militaire vertegenwoordigers om het Russische militaire contingent in EUFOR te vertegenwoordigen, zowel in het operationele hoofdkwartier van de Europese Unie in Parijs (Frankrijk) als in het hoofdkwartier van de strijdkrachten van de Europese Unie in Abéché (Tsjaad). Elke hoge militaire vertegenwoordiger kan assistentie krijgen. De hoge militaire vertegenwoordigers overleggen met de EU-commandostructuur over alle aangelegenheden die van invloed zijn op EUFOR. De operationeel commandant van het Russische militaire contingent is verantwoordelijk voor de dagelijkse discipline van het contingent.

Artikel 5

Financiële aspecten

1.   De Russische partij draagt alle kosten in verband met haar deelname aan de EU-operatie, tenzij de kosten vallen onder de gemeenschappelijke financiering die is gespecificeerd in de in artikel 6 bedoelde uitvoeringsregelingen.

2.   EUFOR Tsjaad/CAR verleent logistieke steun aan het Russische militaire contingent op basis van kostenvergoeding, onder de voorwaarden neergelegd in de uitvoeringsregelingen bedoeld in artikel 6.

3.   De Europese Unie stelt de Russische partij vrij van elke financiële bijdrage in de gemeenschappelijke kosten.

4.   Schadevergoeding bij overlijden, lichamelijk letsel, verlies of schade geleden door natuurlijke personen of rechtspersonen van het land/de landen waar de EU-operatie plaatsvindt, wordt afgewikkeld conform het bepaalde in de overeenkomsten betreffende de status van de strijdkrachten, als bedoeld in artikel 2, lid 1.

5.   Het administratieve beheer van de uitgaven, als gespecificeerd in de in artikel 6 bedoelde uitvoeringsregelingen, wordt toevertrouwd aan het EU-mechanisme dat de gemeenschappelijke kosten en de door de staten gedragen kosten in de operatie beheert.

Artikel 6

Regelingen voor de uitvoering van de overeenkomst

De deelname van de Russische partij aan de EU-operatie wordt geïmplementeerd volgens technische en administratieve regels, vervat in door het ministerie van Defensie van de Russische Federatie en de operationeel commandant van de Europese Unie te sluiten regelingen tot uitvoering van de onderhavige overeenkomst.

Artikel 7

Niet-naleving

Indien een van de partijen de in de artikelen 1 tot en met 6 neergelegde verplichtingen niet nakomt, heeft de andere partij het recht deze overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand.

Artikel 8

Geschillenbeslechting

1.   Geschillen tussen de partijen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst en de uitvoeringsregelingen daarbij worden door de bevoegde autoriteiten van de partijen op het passende niveau of langs diplomatieke weg opgelost.

2.   Financiële aanspraken of geschillen die niet zijn geregeld conform lid 1, kunnen worden voorgelegd aan een in onderlinge overeenstemming gekozen verzoener of bemiddelaar.

Aanspraken of geschillen die niet zijn geregeld in het kader van een dergelijke verzoenings- of bemiddelingsprocedure, kunnen door elk der partijen aan een scheidsgerecht worden voorgelegd. Elke partij wijst een arbiter bij het scheidsgerecht aan. De twee aldus aangewezen arbiters wijzen een derde arbiter aan, die als voorzitter zal fungeren. Wanneer een van de partijen nalaat een arbiter aan te wijzen binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij dat het geschil aan een scheidsgerecht is voorgelegd, of wanneer de twee arbiters binnen twee maanden na hun aanwijzing niet tot overeenstemming kunnen komen over de aanwijzing van de derde arbiter, kan elke partij de president van het Internationaal Gerechtshof verzoeken een arbiter aan te wijzen. Wanneer de president van het Internationaal Gerechtshof onderdaan is van een van de partijen of anderszins niet in staat is bedoelde functie toe te wijzen, zullen de noodzakelijke aanwijzingen verricht worden door het oudste lid van het Internationaal Gerechtshof dat geen onderdaan van een van de partijen is. Het scheidsgerecht neemt een besluit naar billijkheid. De arbiters zijn niet bevoegd een schadevergoeding met een punitief karakter toe te kennen. De arbiters komen tot overeenstemming over de arbitrageprocedures. De zetel van het scheidsgerecht is gevestigd in Brussel en de taal van arbitrage is het Engels. De scheidsrechterlijke uitspraak bevat een motivering en wordt door de partijen aanvaard als de definitieve beslechting van het geschil. Elke partij draagt haar eigen kosten, en alle gemeenschappelijke kosten worden gelijkelijk over de partijen verdeeld.

Artikel 9

Inwerkingtreding

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de wederzijdse kennisgeving van de partijen dat de voor dit doel noodzakelijke interne procedures zijn afgerond.

2.   Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf de datum van de ondertekening.

3.   Deze overeenkomst blijft van kracht zolang de deelname van de Russische partij aan de EU-operatie duurt. De opzegging van deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoering van de overeenkomst vóór de opzegging ervan.

Gedaan te Brussel op 5 november 2008 in tweevoud in de Engelse en de Russische taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de Europese Unie

Voor de Russische Federatie

BIJLAGE

VERKLARINGEN

als bedoeld in artikel 2, leden 5 en 6, van de overeenkomst

Verklaring van de lidstaten van de Europese Unie:

„De lidstaten van de Europese Unie die Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB van 15 oktober 2007 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (Operatie EUFOR Tsjaad/CAR) uitvoeren, zullen, voor zover hun nationale rechtsstelsel dit toelaat, zoveel mogelijk afzien van schadevorderingen tegen de Russische Federatie wegens lichamelijk letsel of dood van een lid van hun personeel, c.q. schade aan of verlies van middelen die hun eigendom zijn en die door de operatie van de Europese Unie zijn gebruikt, dan wel die schadevorderingen behandelen, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:

veroorzaakt is door personeel van de Russische Federatie bij de uitvoering van zijn taken in het kader van de EU-operatie, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag;

voortvloeide uit het gebruik van middelen van de Russische Federatie, mits die middelen gebruikt werden in het kader van de EU-operatie, en behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van het uit de Russische Federatie afkomstige personeel van de operatie van de Europese Unie dat die middelen gebruikte.”.

Verklaring van de Russische Federatie:

„De Russische Federatie draagt bij aan de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (Operatie EUFOR Tsjaad/CAR) die wordt uitgevoerd conform Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB van 15 oktober 2007 en zal, voor zover haar nationale rechtsstelsel dit toelaat, zoveel mogelijk afzien van schadevorderingen tegen elk ander aan de EU-operatie deelnemend land wegens lichamelijk letsel of dood van een lid van haar personeel, c.q. schade aan of verlies van middelen die haar eigendom zijn en die door de operatie van de Europese Unie zijn gebruikt, wanneer het letsel, het overlijden, de schade of het verlies:

veroorzaakt is door personeel bij de uitvoering van zijn taken in het kader van de EU-operatie, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag;

voortvloeide uit het gebruik van middelen die eigendom zijn van aan de operaties van de Europese Unie deelnemende landen, op voorwaarde dat deze middelen ten behoeve van de operatie zijn gebruikt, behalve in gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag van het personeel van de operatie van de Europese Unie dat die middelen gebruikte.”.


Rectificaties

18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/21


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 807/2001 van de Commissie van 25 april 2001 tot wijziging van de bijlagen I, II en III bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong

( Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 118 van 27 april 2001 )

Op bladzijde 10 van de bijlage, onder punt A tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2377/90, komt de tekst onder „Cyfluthrine” in de tabel in punt 2.2.3. „Pyretrine en pyrethroïden” als volgt te luiden:

Farmacologisch werkzame substantie(s)

Indicatorresidu

Diersoorten

Maximumwaarden voor residuen

Te onderzoeken weefsel

Overige bepalingen

„Cyfluthrine

Cyfluthrine (som van isomeren)

Runderen, geiten

50 μg/kg

Vetweefsel

 

10 μg/kg

Lever

10 μg/kg

Nieren

20 μg/kg

Melk

Overige bepalingen van Richtlijn 94/29/EG van de Raad dienen nageleefd te worden”.


18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/22


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96

( Publicatieblad van de Europese Unie L 273 van 17 oktober 2007 )

Bladzijde 22, artikel 52 (wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003), punt 13 (nieuw artikel 68 ter, tabel in lid 4, regel betreffende Portugal):

in plaats van:

„Portugal

2,400”

te lezen:

„Portugal

2,900”

Bladzijde 25, artikel 53 (wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2006):

in plaats van:

„Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In de leden 1, 2 en 4 van artikel 32 wordt na „Bijlage VII” toegevoegd „of bijlage VIII”.

2.

Onderstaande bijlage wordt toegevoegd na bijlage VII:

(…)” ”,

te lezen:

„Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In de leden 1, 2 en 4 van artikel 32 wordt na „Bijlage VII” toegevoegd „of bijlage VII bis”.

2.

Onderstaande bijlage wordt toegevoegd na bijlage VII:

(…)” ”.

Bladzijde 25, artikel 55, lid 4, laatste regel:

in plaats van:

„Voor producentengroeperingen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, gelden de in artikel 7, lid 4, onder a), genoemde steunpercentages vanaf de datum van toepassing van onderhavige verordening voor met het oog op erkenning ingediende programma’s.”,

te lezen:

„Voor producentengroeperingen in de lidstaten die op of na 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, gelden de in artikel 7, lid 5, onder a), genoemde steunpercentages vanaf de datum van toepassing van onderhavige verordening voor met het oog op erkenning ingediende programma’s.”.


18.11.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 307/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.