ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 220

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
15 augustus 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 812/2008 van de Raad van 11 augustus 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 954/2006 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, uit onder meer Rusland

1

 

*

Verordening (EG) nr. 813/2008 van de Raad van 11 augustus 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 74/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht op katoenhoudend beddenlinnen uit India

6

 

 

Verordening (EG) nr. 814/2008 van de Commissie van 14 augustus 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

9

 

*

Verordening (EG) nr. 815/2008 van de Commissie van 14 augustus 2008 houdende afwijking van de in Verordening (EEG) nr. 2454/93 opgenomen definitie van het begrip producten van oorsprong in het kader van het schema van algemene preferenties in verband met de bijzondere situatie van Kaapverdië wat de uitvoer van bepaalde visserijproducten naar de Gemeenschap betreft

11

 

 

Verordening (EG) nr. 816/2008 van de Commissie van 14 augustus 2008 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

14

 

 

Verordening (EG) nr. 817/2008 van de Commissie van 14 augustus 2008 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 augustus 2008

16

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/670/JBZ

 

*

Besluit van de Raad van 24 juli 2008 tot wijziging van Besluit 2000/265/EG houdende vaststelling van een financieel reglement met betrekking tot de budgettaire aspecten van het beheer door de plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad van de overeenkomsten die deze sluit namens bepaalde lidstaten met betrekking tot de installatie en de werking van de communicatie-infrastructuur voor de Schengenomgeving Sisnet

19

 

 

Commissie

 

 

2008/671/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 5 augustus 2008 betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5875-5905 MHz-frequentieband voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen (ITS) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4145)  ( 1 )

24

 

 

2008/672/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 11 augustus 2008 tot wijziging van het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië wat betreft bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in Bulgarije (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4269)  ( 1 )

27

 

 

2008/673/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 augustus 2008 tot wijziging van Beschikking 2005/928/EG inzake de harmonisatie van de frequentieband 169,4-169,8125 MHz in de Gemeenschap (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4311)  ( 1 )

29

 

 

2008/674/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 13 augustus 2008 tot wijziging van Beschikking 2007/683/EG tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens in bepaalde gebieden van Hongarije (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4321)

30

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie

32

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999 (PB L 148 van 6.6.2008)

35

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/1


VERORDENING (EG) Nr. 812/2008 VAN DE RAAD

van 11 augustus 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 954/2006 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, uit onder meer Rusland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9 en artikel 11, lid 3,

Gelet op Verordening (EG) nr. 954/2006 van de Raad van 27 juni 2006 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, uit onder meer Rusland (2),

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Bestaande maatregelen

(1)

Na een onderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 954/2006 een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder andere Rusland.

2.   Speciaal toezicht

(2)

Na het van kracht worden van Verordening (EG) nr. 954/2006, en na het Raadgevend Comité geïnformeerd te hebben, heeft de Commissie met bijzondere aandacht de ontwikkeling van de invoer van naadloze buizen en pijpen uit alle onder de maatregelen vallende landen gevolgd. Uit deze controles bleek dat de uitvoer van de Russische groep van producenten/exporteurs OAO TMK (OAO Volzhsky Pipe Plant, OAO Taganrog Metallurgical Works, OAO Sinarsky Pipe Plant, OAO Seversky Tube Works en hun geassocieerde ondernemingen) (hierna „TMK”, „de onderneming” of „de groep” genoemd) naar de Gemeenschap sterk gedaald was gedurende de eerste zes maanden na de instelling van de maatregelen. Ook wezen de controles erop dat de hoogte van het voor TMK geldende recht opnieuw onderzocht zou moeten worden. Ook de gegevens over kosten en prijzen die door TMK verstrekt werden in de antwoorden op de controlevragenlijst wezen erop dat de dumpingmarge van de groep lager was dan de vastgestelde 35,8 %.

3.   Opening van een tussentijds nieuw onderzoek

(3)

Op initiatief van de Commissie werd een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van bovengenoemde verordening met betrekking tot TMK geopend, op basis van het bewijsmateriaal dat de Commissie van die importeur had ontvangen. De onderneming beweerde dat de omstandigheden die tot instelling van de geldende maatregelen hadden geleid, veranderd waren, en dat deze veranderingen van blijvende aard waren. Er zij aan herinnerd dat TMK niet volledig had meegewerkt aan het oorspronkelijke onderzoek en dat de dumpingmarge voor die onderneming daarom berekend was op basis van de beschikbare gegevens, d.w.z. de normale waarde van een andere groep producenten in Rusland die meewerkte met het onderzoek en gegevens van Eurostat. Volgens TMK was het gebrek aan medewerking gedurende het oorspronkelijke onderzoek voornamelijk te wijten aan ingrijpende interne veranderingen binnen de groep in die periode. Door deze buitengewone omstandigheden, die van invloed waren op de bedrijfsvoering van de groep, en op de praktijk inzake boekhouding en accountantscontrole, was TMK tijdens het oorspronkelijke onderzoek niet in staat adequate gegevens over prijzen en kosten te verstrekken. Volgens de onderneming hebben de veranderingen in de organisatie sinds het oorspronkelijke onderzoek geleid tot een eenvoudiger bedrijfsstructuur, betere corporate governance en overschakeling op IFRS-boekhouding, waardoor nu volledige medewerking mogelijk is. TMK heeft voorts voorlopig bewijsmateriaal verstrekt om zijn stelling te onderbouwen dat een vergelijking van de normale waarde, gebaseerd op zijn eigen binnenlandse prijzen of kosten, met zijn prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap, tot een dumpingmarge zou leiden die aanmerkelijk lager is dan het niveau van de huidige maatregel. Daarom hoeft de maatregel volgens TMK niet meer op het huidige niveau te worden gehandhaafd om de gevolgen van dumping te neutraliseren, daar dit niveau gebaseerd is op de eerder vastgestelde dumpingmarge.

(4)

Na raadpleging van het Raadgevend Comité stelde de Commissie vast dat er voldoende bewijsmateriaal was voor opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, en besloot om op eigen initiatief een dergelijk onderzoek te openen, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, en beperkt tot de dumpingmarge van de producenten/exporteurs/leden van de TMK-groep. De Commissie heeft op 22 juni 2007 een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) en is met het onderzoek begonnen.

(5)

De Commissie heeft TMK en zijn verbonden ondernemingen, alsmede de vertegenwoordigers van het land van uitvoer, officieel in kennis gesteld van de opening van het tussentijdse nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden een verzoek indienen om te worden gehoord.

(6)

De Commissie zond ook vragenlijsten naar TMK en de verbonden ondernemingen; zij ontving de antwoorden binnen de vastgestelde termijn. De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping nodig achtte, verzameld en geverifieerd en heeft controlebezoeken gebracht aan de volgende bedrijven:

OAO Volzhsky Pipe Plant, Rusland

OAO Taganrog Metallurgical Works, Rusland

OAO Sinarsky Pipe Plant, Rusland

OJSC Seversky Tube Works, Rusland

ZAO TMK Trade House, Rusland

TMK Europe GmbH, Duitsland

TMK Global AG, Zwitserland

TMK Italia s.r.l., Italië.

4.   Nieuw onderzoektijdvak

(7)

Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2007 („het nieuwe onderzoektijdvak” of „NOT”).

B.   NIEUW ONDERZOEK

1.   Betrokken product

(8)

Het onderzoek heeft betrekking op dezelfde producten als het oorspronkelijke onderzoek, namelijk bepaalde naadloze buizen en pijpen, van ijzer of staal, met rond profiel, met een uitwendige diameter van niet meer dan 406,4 mm en een koolstofequivalentiewaarde (carbon equivalent value, CEV) van niet meer dan 0,86 volgens de formule en analyse van het Internationaal Instituut voor Lastechniek (4), van oorsprong uit Rusland („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7304 11 00, ex 7304 19 10, ex 7304 19 30, ex 7304 22 00, ex 7304 23 00, ex 7304 24 00, ex 7304 29 10, ex 7304 29 30, ex 7304 31 80, ex 7304 39 58, ex 7304 39 92, ex 7304 39 93, ex 7304 51 89, ex 7304 59 92 en ex 7304 59 93 (5).

2.   Soortgelijk product

(9)

Het product dat in Rusland wordt vervaardigd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht en het product dat naar de Gemeenschap wordt uitgevoerd, hebben dezelfde fysische, technische en chemische basiskenmerken en gebruiksdoeleinden en worden daarom beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1.   Normale waarde

(10)

De verkoop op de binnenlandse markt vindt plaats via een verbonden onderneming, ZAO TMK Trade House, die het betrokken product doorverkoopt aan onafhankelijke afnemers in Rusland.

(11)

In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd eerst onderzocht of de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product door de vier meewerkende producenten/exporteurs van de groep aan onafhankelijke afnemers representatief was, d.w.z. of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % van de totale naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid bedroeg. De totale hoeveelheid van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product bleek representatief te zijn. Vervolgens hebben de diensten van de Commissie vastgesteld welke productsoorten op de binnenlandse markt waren verkocht die gelijk waren aan of rechtstreeks vergelijkbaar met de soorten die naar de Gemeenschap waren uitgevoerd.

(12)

Voor elke soort van het betrokken product die door de producenten/exporteurs op hun binnenlandse markt was verkocht en die rechtstreeks vergelijkbaar was met de soort die naar de Gemeenschap was uitgevoerd, werd nagegaan of de omvang van de verkoop op de binnenlandse markt voldoende representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een bepaalde soort werd voldoende representatief geacht indien de totale binnenlandse verkoop van die soort in het onderzoektijdvak 5 % of meer bedroeg van de totale uitvoer van de vergelijkbare soort van het betrokken product naar de Gemeenschap.

(13)

Vervolgens werd onderzocht of elke in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt verkochte soort van het betrokken product kon worden geacht te zijn verkocht in het kader van een normale handelstransactie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening; hiertoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop van de betrokken productsoort aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt vastgesteld.

(14)

Wanneer van de betrokken productsoort meer dan 80 % was verkocht tegen een nettoverkoopprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten en wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde afgeleid van de feitelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van alle al dan niet winstgevende verkopen van die soort op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak. Wanneer de met winst verkochte hoeveelheid van een productsoort 80 % of minder van de totale verkochte hoeveelheid van die soort bedroeg, of wanneer de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde afgeleid van de op de binnenlandse markt werkelijk betaalde prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de verkoop met winst van die soort, mits die verkoop ten minste 10 % bedroeg van de totale verkoop van die soort. In gevallen waarin minder dan 10 % van de totale verkochte hoeveelheden van een soort met winst werd verkocht, werd geoordeeld dat die soort in ontoereikende hoeveelheden werd verkocht om een binnenlandse prijs op te leveren die kon dienen als een geschikte basis voor de vaststelling van de normale waarde.

(15)

Wanneer voor een bepaalde door een producent/exporteur verkochte soort geen gebruik kon worden gemaakt van de binnenlandse prijs om de normale waarde vast te stellen, moest een andere methode worden gebruikt. In dat geval maakte de Commissie gebruik van samengestelde normale waarden. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening werd de normale waarde dan berekend door de productiekosten van de uitgevoerde soorten, eventueel na correcties, te vermeerderen met een redelijk percentage voor verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten (VAA-kosten) en een redelijke winstmarge. Ingevolge artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden het percentage voor de VAA-kosten en de winstmarge afgeleid van de gemiddelde VAA-kosten en winstmarge bij verkopen van soortgelijke producten in het kader van normale handelstransacties.

(16)

Wat de fabricagekosten betreft, en met name de kosten van energie, werd met betrekking tot gas onderzocht of de door de producenten/exporteurs betaalde prijzen in redelijke verhouding stonden tot de kosten van de productie en distributie van gas.

(17)

Geconstateerd werd dat de door de producenten/exporteurs betaalde binnenlandse gasprijs ongeveer één vierde van de exportprijs van aardgas uit Rusland bedroeg. Alle beschikbare gegevens duiden erop dat de binnenlandse gasprijzen in Rusland gereguleerd zijn en ver onder de marktprijzen liggen die op niet-gereguleerde markten voor aardgas worden betaald. Aangezien dus de administratie van de producenten/exporteurs geen redelijk beeld gaf van de kosten van gas, zoals bedoeld in artikel 2, lid 5, van de basisverordening, dienden deze bedragen dienovereenkomstig aangepast te worden. Aangezien er geen voldoende representatieve en niet vertekende gegevens over de gasprijzen op de Russische binnenlandse markt beschikbaar waren, moest overeenkomstig artikel 2, lid 5, de aanpassing worden vastgesteld op basis van gegevens over andere representatieve markten. De gecorrigeerde prijs werd gebaseerd op de gemiddelde uitvoerprijs van Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens (Waidhaus), gecorrigeerd voor lokale distributiekosten. Waidhaus is het voornaamste leveringspunt voor Russisch gas aan de Europese Unie, die de grootste afnemer van Russisch aardgas is en waar de prijzen een redelijk beeld van de kosten geven; daarom kan deze markt als representatief in de zin van artikel 2, lid 5, van de basisverordening worden beschouwd.

(18)

Voor de soorten producten waarvan de normale waarde berekend moest worden, zoals hierboven beschreven, vond die berekening plaats op basis van de fabricagekosten van de geëxporteerde soorten na aanpassing voor de gaskosten.

2.   Uitvoerprijs

(19)

Alle uitvoer van TMK vindt plaats via verbonden ondernemingen die in de Gemeenschap of in Zwitserland gevestigd zijn. De uitvoerprijs werd dan ook vastgesteld op basis van artikel 2, lid 9, van de basisverordening, namelijk door gebruik te maken van de wederverkoopprijzen die de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap tijdens het nieuwe onderzoektijdvak werkelijk aan de verbonden onderneming betaalde of moest betalen, gecorrigeerd voor alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop en voor de winst.

(20)

Wat betreft de uitvoerprijzen die door de verbonden onderneming in Zwitserland, TMK Global AG, werden berekend aan afnemers in de Gemeenschap, stelde TMK dat het ongegrond zou zijn om van de uitvoerprijs de winst, VAA-kosten en commissies of andere vergoedingen af te trekken, aangezien TMK Global AG functioneert als een volledig geïntegreerde afdeling exportverkoop buiten de Gemeenschap. Volgens TMK zou een dergelijke aftrek alleen gerechtvaardigd zijn bij in de Gemeenschap gevestigde ondernemingen die deel uitmaken van het importnetwerk van de groep, zoals bedoeld in artikel 2, lid 9, van de basisverordening.

(21)

Dit argument werd aanvaard, aangezien bleek dat na de organisatorische veranderingen binnen de groep de rol van TMK Global AG zich ontwikkeld had tot die van een exportafdeling die verantwoordelijk is voor uitvoer buiten de Gemeenschap en ook voor uitvoer naar de Gemeenschap, hoewel die laatste uitvoer sterk was afgenomen voor en tijdens het NOT. TMK Global AG functioneert in feite als centraal punt voor de verkoop, wat de aankoop- en documentatieprocessen vereenvoudigt voor de verkoopkantoren in de belangrijkste markten, namelijk TMK North America en TMK Middle East. Het vervult ook andere taken van een exportafdeling wat de uitvoer naar de belangrijkste markten betreft, naast die naar de Gemeenschap, zoals management accounting en toezicht op de naleving van voorschriften betreffende het traceren van goederen. In het verleden werden deze taken uitgevoerd door de plaatselijke exportafdelingen van de afzonderlijke fabrieken, maar om redenen van centralisatie en consistentie wordt dat nu door TMK Global AG gedaan.

3.   Vergelijking

(22)

De vergelijking van de gewogen normale waarde met de gewogen exportprijs vond plaats in het stadium af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om te zorgen voor een billijke vergelijking werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan. Op grond hiervan werden in voorkomend geval correcties verricht voor verschillen in fysieke kenmerken, vervoerskosten, verzekering, kosten van op- en overslag, kredietkosten en invoerrechten, waar die gerechtvaardigd waren.

4.   Dumpingmarge

(23)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd voor elke soort van het betrokken product de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs. Uit deze vergelijking bleek dat er sprake was van dumping.

(24)

De dumpingmarge van TMK, uitgedrukt als een percentage van de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, werd vastgesteld op 27,2 %.

D.   BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

(25)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd ook onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden aangemerkt.

(26)

In dit verband zij eraan herinnerd dat TMK niet volledig meewerkte gedurende het oorspronkelijke onderzoek. Daarom werd de dumpingmarge, waarop het nu geldende recht van 35,8 % gebaseerd is, bepaald op basis van de beschikbare gegevens, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. De beschikbare gegevens waarvan de Commissie gebruikmaakte, waren de voor een andere, wel meewerkende Russische groep van producenten vastgestelde normale waarde plus gegevens van Eurostat.

(27)

Het gebrek aan medewerking dat aanleiding was tot het gebruik van beschikbare gegevens was hoofdzakelijk toe te schrijven aan ingrijpende interne veranderingen binnen de groep die gedurende het oorspronkelijke onderzoektijdvak begonnen. Door deze buitengewone omstandigheden, die van invloed waren op de bedrijfsvoering van de groep, en ook op de praktijk inzake boekhouding en accountantscontrole, was TMK tijdens het oorspronkelijke onderzoek niet in staat adequate gegevens over prijzen en kosten te verstrekken.

(28)

Bij het nieuwe onderzoek werkte TMK volledig mee. In tegenstelling tot de situatie bij het oorspronkelijke onderzoek, toen de groep zich in een overgangsfase bevond, konden bij het nieuwe onderzoek de in de antwoorden op de vragenlijst verstrekte gegevens op bevredigende wijze geverifieerd worden. Aangezien de groep betrouwbare gegevens verstrekte met betrekking tot de normale waarde en de uitvoerprijs, kon de dumpingmarge op basis van die gegevens worden berekend.

(29)

Uit tijdens het onderzoek verzameld bewijsmateriaal bleek dat de veranderingen van de bedrijfsstructuur en de boekhoudingspraktijken van TMK, waardoor de groep in staat was mee te werken aan het nieuwe onderzoek, als blijvend beschouwd moeten worden, aangezien zij de structuur op langere termijn van de groep betreffen.

(30)

De Commissie is dan ook van oordeel dat de omstandigheden die geleid hebben tot de opening van het nieuwe onderzoek in de nabije toekomst hoogstwaarschijnlijk niet zodanig zullen veranderen dat de bevindingen van dit onderzoek daardoor beïnvloed zouden kunnen worden. Deze wijzigingen worden derhalve geacht van blijvende aard te zijn.

E.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(31)

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt het passend geacht het antidumpingrecht op het betrokken product voor TMK te wijzigen en op 27,2 % vast te stellen. Het gewijzigde antidumpingrecht dient te worden vastgesteld op het niveau van de geconstateerde dumpingmarge, aangezien die lager ligt dan de in het oorspronkelijke onderzoek geconstateerde schademarge.

(32)

Belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van Verordening (EG) nr. 954/2006 aan te bevelen en konden hierover opmerkingen maken.

F.   VERBINTENIS

(33)

Na de bekendmaking van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was een wijziging van het definitieve antidumpingrecht op de invoer van het betrokken product van TMK aan te bevelen, heeft de groep overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening een prijsverbintenis aangeboden. De door TMK aangeboden prijsverbintenis was niet van invloed op de initiële conclusie van de Commissie dat het betrokken product niet geschikt is voor een verbintenis zoals bedoeld in de overwegingen 248 t/m 250 van Verordening (EG) nr. 954/2006. De Commissie is van mening dat dit laatste aanbod van TMK geen oplossing biedt voor de technische problemen in verband met het product, zoals aangegeven in overweging 248 van bovengenoemde verordening, althans niet in voldoende mate om de aangeboden prijsverbintenis uitvoerbaar te maken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de tabel in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 954/2006 wordt het volgende toegevoegd:

Land

Bedrijf

Antidumpingrecht

Aanvullende Taric-code

„Rusland

OAO Volzhsky Pipe Plant, OAO Taganrog Metallurgical Works, OAO Sinarsky Pipe Plant en OAO Seversky Tube Works

27,2 %

A859”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 175 van 29.6.2006, blz. 4.

(3)  PB C 138 van 22.6.2007, blz. 37.

(4)  De CEV wordt vastgesteld volgens het Technisch Verslag van 1967, IIW doc. IX-535-67, gepubliceerd door het Internationaal Instituut voor Lastechniek (International Institute of Welding — IIW).

(5)  Zoals momenteel gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1214/2007 van de Commissie van 20 september 2007 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 286 van 31.10.2007, blz. 1). De productomschrijving wordt bepaald door een combinatie van de beschrijving van het product in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 954/2006 en die in de desbetreffende GN-codes.


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/6


VERORDENING (EG) Nr. 813/2008 VAN DE RAAD

van 11 augustus 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 74/2004 tot instelling van een definitief compenserend recht op katoenhoudend beddenlinnen uit India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (1),

Gelet op artikel 2 van Verordening (EG) nr. 74/2004 van de Raad van 13 januari 2004 tot instelling van een definitief compenserend recht op katoenhoudend beddenlinnen uit India (2),

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 74/2004 („de oorspronkelijke verordening”) heeft de Raad een definitief compenserend recht ingesteld op katoenhoudend beddenlinnen, vallende onder de GN-codes ex 6302 21 00 (Taric-codes 6302210081, 6302210089), ex 6302 22 90 (Taric-code 6302229019), ex 6302 31 00 (Taric-code 6302310090) en ex 6302 32 90 (Taric-code 6302329019), van oorsprong uit India. Gezien het grote aantal medewerkende producenten/exporteurs van het betrokken product in India werd overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EG) nr. 2026/97 („de basisverordening”) een steekproef van Indiase producenten/exporteurs samengesteld en voor de ondernemingen in de steekproef werden individuele rechten ingesteld variërend van 4,4 % tot 10,4 %, terwijl voor de andere medewerkende ondernemingen die geen deel uitmaakten van de steekproef een recht van 7,6 % werd vastgesteld. Voor alle andere ondernemingen werd een residueel recht van 10,4 % ingesteld.

(2)

Artikel 2 van de oorspronkelijke verordening bepaalt dat wanneer een nieuwe producent/exporteur in India ten genoegen van de Commissie aantoont dat hij het in artikel 1, lid 1, van die verordening omschreven product in het onderzoektijdvak (1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002) niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd (eerste criterium), hij geen banden heeft met exporteurs of producenten in India waarop de bij deze verordening ingestelde compenserende maatregelen van toepassing zijn (tweede criterium), en hij het betrokken product na het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd of dat hij een onherroepelijke contractuele verplichting heeft een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Gemeenschap uit te voeren (derde criterium), artikel 1, lid 3, van die verordening kan worden gewijzigd door de nieuwe producenten/exporteurs het recht toe te kennen dat van toepassing is op de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen, dat wil zeggen 7,6 %.

(3)

De oorspronkelijke verordening is drie keer gewijzigd: bij Verordening (EG) nr. 2143/2004 van de Raad (3), Verordening (EG) nr. 122/2006 van de Raad (4) en Verordening (EG) nr. 1840/2006 van de Raad. Bij alle drie de verordeningen werden in de bijlage de namen toegevoegd van ondernemingen die het betrokken product exporteerden en aan de criteria van de oorspronkelijke verordening beantwoordden.

B.   VERZOEKEN OM BEHANDELING ALS NIEUWE PRODUCENT/EXPORTEUR

(4)

Twintig Indiase ondernemingen hebben sinds de bekendmaking van de vorige wijzigingsverordening een verzoek ingediend om dezelfde behandeling te krijgen als de ondernemingen die aan het oorspronkelijke onderzoek hebben meegewerkt en niet in de steekproef zijn opgenomen („behandeling als nieuwe producent/exporteur”).

(5)

De twintig onderstaande ondernemingen dienden een dergelijk verzoek in:

Onderneming die een verzoek heeft ingediend

Stad

K.K.P. Textiles Limited

Tamil Nadu

Kashmiri Lal Tarun Khanna PVT LTD

Amritsar

Premier Polyweaves Private Limited

Coimbatore

Home Fashions International

Kerala

Y.J. Enterprises

Mumbai

KaLaM Designs

Ahmedabad

Himatsingka Linens

Bangalore

S.K.T. Textile Mills

Coimbatore

Shetty Garments Private Ltd

Mumbai

TAVOY Workwear

Mumbai

Orient Craft Limited

Haryana

GHCL Limited

Gujarat

Indo Count Industries Limited

Mumbai

Vijayeswari Textiles Limited

Coimbatore

Nest Exim

Mumbai

Prakash Textiles

Coimbatore

Prakash Woven Private Limited

Coimbatore

Sotexpa Qualidis Textiles India Private Ltd

Coimbatore

BKS Textiles Pvt. Ltd

Coimbatore

JDA Textiles

Chennai

(6)

Elf ondernemingen hebben niet geantwoord op de vragenlijst die bedoeld was om na te gaan of zij voldeden aan de in artikel 2 van de oorspronkelijke verordening vastgestelde voorwaarden; hun verzoeken zijn daarom afgewezen.

(7)

De resterende negen ondernemingen hebben volledige antwoorden op de vragenlijst ingediend en zijn daarom in aanmerking genomen om als nieuwe producent/exporteur te worden behandeld.

(8)

Het bewijsmateriaal dat twee van bovengenoemde Indiase producenten/exporteurs hebben overgelegd, wordt voldoende geacht om aan te tonen dat zij aan de criteria van de oorspronkelijke verordening voldoen en bijgevolg om hun het recht toe te kennen dat van toepassing is op de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen (7,6 %) en hen toe te voegen aan de lijst van producenten/exporteurs in de bijlage bij de oorspronkelijke verordening, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2143/2004, Verordening (EG) nr. 122/2006 en Verordening (EG) nr. 1840/2006.

(9)

De door de zeven resterende ondernemingen ingediende verzoeken om als nieuwe producent/exporteur te worden behandeld, zijn om onderstaande redenen afgewezen.

(10)

Twee ondernemingen konden niet aantonen dat zij het betrokken product na het onderzoektijdvak naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd of dat zij onherroepelijke contractuele verplichtingen hadden aangegaan om aanzienlijke hoeveelheden van het betrokken product naar de Gemeenschap uit te voeren. Zij voldeden bijgevolg niet aan het derde criterium.

(11)

Eén onderneming legde het verkoopgrootboek voor de beoordelingsperiode niet voor en kon dus niet aantonen dat zij het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak niet had geëxporteerd. Een andere onderneming bleek het betrokken product tijdens het onderzoektijdvak te hebben geëxporteerd. Deze ondernemingen voldeden bijgevolg niet aan het eerste criterium.

(12)

Eén onderneming stuurde het antwoord op de vragenlijst na de termijn in en er ontbraken cruciale documenten in het verzoek. Eén andere onderneming antwoordde niet op een schriftelijke ingebrekestelling waarin om meer informatie werd verzocht. Deze twee ondernemingen legden dus onvoldoende bewijsmateriaal over om aan te tonen dat zij beantwoordden aan de criteria van de oorspronkelijke verordening.

(13)

Tot slot werd vastgesteld dat één onderneming verbonden was met een onderneming die in de oorspronkelijke verordening werd genoemd; haar verzoek om behandeling als nieuwe producent/exporteur werd dan ook afgewezen aangezien zij niet aan het tweede criterium voldeed.

(14)

Ondernemingen die geen behandeling als nieuwe producent/exporteur hadden verkregen, werden op de hoogte gebracht van de redenen voor dit besluit en werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken.

(15)

Alle argumenten en standpunten van belanghebbenden werden onderzocht en waar nodig werd er terdege rekening mee gehouden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De volgende ondernemingen worden toegevoegd aan de lijst van Indiase producenten die in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 74/2004 is opgenomen:

Onderneming

Stad

Home Fashions International

Kerala

GHCL Ltd

Gujarat

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. KOUCHNER


(1)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 12 van 17.1.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1840/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 4).

(3)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 1.

(4)  PB L 22 van 26.1.2006, blz. 3.


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/9


VERORDENING (EG) Nr. 814/2008 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 augustus 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2008 (PB L 163 van 24.6.2008, blz. 24).


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

28,3

XS

27,8

ZZ

28,1

0707 00 05

MK

27,4

TR

72,3

ZZ

49,9

0709 90 70

TR

92,6

ZZ

92,6

0805 50 10

AR

69,5

UY

59,6

ZA

86,6

ZZ

71,9

0806 10 10

CL

82,1

EG

128,8

MK

68,7

TR

122,9

ZZ

100,6

0808 10 80

AR

66,9

BR

93,0

CL

96,5

CN

88,3

NZ

100,2

US

94,8

ZA

81,5

ZZ

88,7

0808 20 50

AR

126,0

CL

83,0

TR

148,5

ZA

87,1

ZZ

111,2

0809 30

TR

151,2

ZZ

151,2

0809 40 05

IL

138,3

MK

59,0

TR

90,9

ZZ

96,1


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/11


VERORDENING (EG) Nr. 815/2008 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2008

houdende afwijking van de in Verordening (EEG) nr. 2454/93 opgenomen definitie van het begrip „producten van oorsprong” in het kader van het schema van algemene preferenties in verband met de bijzondere situatie van Kaapverdië wat de uitvoer van bepaalde visserijproducten naar de Gemeenschap betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (1), en met name op artikel 247,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2), en met name op artikel 76,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties (3) heeft de Gemeenschap aan Kaapverdië algemene tariefpreferenties verleend.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 is het begrip „producten van oorsprong” gedefinieerd voor gebruik in het kader van het schema van algemene tariefpreferenties (SAP). Krachtens artikel 76 van die verordening kan van deze definitie worden afgeweken ten behoeve van de minst ontwikkelde landen die voor het SAP in aanmerking komen en een daartoe strekkend verzoek bij de Gemeenschap indienen.

(3)

Kaapverdië heeft sinds 1 maart 2005 een beroep gedaan op Besluit nr. 2/2005 van het ACS-EG-Comité Douanesamenwerking van 1 maart 2005 houdende afwijking van de definitie van „producten van oorsprong” in verband met de bijzondere situatie van de ACS-staten met betrekking tot de productie van tonijnconserven en tonijnzijden („loins”) (GS-post ex 1604) (4).

(4)

Dit besluit is evenwel op 31 december 2007 verstreken en Kaapverdië heeft nog geen economische partnerschapsovereenkomst met de Gemeenschap gesloten. Daardoor is het SAP de enige preferentiële handelsregeling waarvoor Kaapverdië sinds 1 januari 2008 nog in aanmerking komt.

(5)

Bij brief van 27 november 2007 heeft Kaapverdië verzocht om te mogen afwijken van de SAP-oorsprongsregels overeenkomstig artikel 76 van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Bij brief van 27 februari 2008 heeft het land zijn verzoek nader onderbouwd.

(6)

Het verzoek betreft een totale jaarlijkse hoeveelheid van 1 561 t voor drie soorten bereidingen en conserven van vis — waarvan er twee niet onder de bij Besluit nr. 2/2005 toegestane afwijking vielen —, namelijk valse bonito of kogeltonijn, makreel en tonijn.

(7)

De Commissie heeft het verzoek bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat het volledig is en naar behoren gemotiveerd.

(8)

De afwijking is vereist om een constante aanvoer gedurende het jaar te garanderen en aldus de hoge investering veilig te stellen van een bedrijf dat al heeft bewezen dat het de ontwikkeling van de betrokken activiteit in Kaapverdië wil ondersteunen.

(9)

Er wordt betoogd dat deze investering niet alleen een directe impact zal hebben op de Kaapverdische visserijindustrie voor de soorten waarop de afwijking betrekking heeft, maar ook indirect sterk zal bijdragen aan de opleving van de Kaapverdische vissersvloot in het algemeen. Als er meer Kaapverdische vaartuigen actief zijn, zou ook de aanvoer van vis die van oorsprong is, geleidelijk kunnen toenemen.

(10)

De afwijking moet lang genoeg duren om investeringen veilig te stellen en in het algemeen een voorspelbaar ondernemingsklimaat te garanderen, maar niet langer dan 31 december 2010, wanneer Kaapverdië niet meer in aanmerking komt voor de bijzondere regeling voor minst ontwikkelde landen van het SAP. Na die datum moet de levensvatbaarheid van de Kaapverdische conservenindustrie worden gegarandeerd in het kader van een economische partnerschapsovereenkomst.

(11)

Bij Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn de regels voor het beheer van tariefcontingenten vastgesteld. Ter wille van een efficiënt beheer waarbij de Kaapverdische autoriteiten, de communautaire douaneautoriteiten en de Commissie nauw samenwerken, dienen deze regels van overeenkomstige toepassing te zijn op de hoeveelheden die worden ingevoerd in het kader van de afwijking uit hoofde van deze verordening.

(12)

Opdat de Commissie efficiënt zou kunnen toezien op de wijze waarop deze afwijking functioneert, moeten de Kaapverdische autoriteiten haar regelmatig nadere gegevens over de afgegeven certificaten van oorsprong doen toekomen.

(13)

In hun verzoek hebben de Kaapverdische autoriteiten aangegeven dat het betrokken bedrijf waarschijnlijk niet de productiecapaciteit zou hebben om in het eerste exploitatiejaar na de investering het volledige gevraagde contingent te benutten. Daarom moeten de gevraagde hoeveelheden voor 2009 en 2010 volledig worden toegestaan, maar moet het contingent voor 2008 worden verlaagd naar rata van de periode waarin de afwijking van toepassing is.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van de artikelen 67 tot en met 97 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden bereidingen of conserven van makreel, valse bonito en kogeltonijn, en tonijn van GN-codes ex 1604 15, ex 1604 19 en ex 1604 14, vervaardigd in Kaapverdië van niet van oorsprong zijnde vis, aangemerkt als van oorsprong uit Kaapverdië overeenkomstig de in de artikelen 2, 3 en 4 opgenomen bepalingen.

Artikel 2

De in artikel 1 genoemde afwijking is van 1 september 2008 tot en met 31 december 2010 van toepassing op producten die rechtstreeks uit Kaapverdië worden verzonden en in de Gemeenschap worden ingevoerd, voor de in de bijlage naast elk product vermelde hoeveelheid per jaar.

Artikel 3

De in de bijlage vermelde hoeveelheden worden beheerd overeenkomstig de artikelen 308 bis, 308 ter en 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 4

1.   De Kaapverdische douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen voor het verrichten van kwantitatieve controles op de uitvoer van de in artikel 1 bedoelde producten.

2.   De door de bevoegde Kaapverdische autoriteiten krachtens deze verordening afgegeven certificaten van oorsprong formulier A dienen in vak nr. 4 van de volgende aantekening te zijn voorzien: „Derogation — Regulation (EC) No 815/2008”.

3.   De bevoegde Kaapverdische autoriteiten doen de Commissie ieder kwartaal een overzicht toekomen van de hoeveelheden waarvoor krachtens deze verordening certificaten van oorsprong formulier A zijn afgegeven, onder vermelding van de volgnummers van die certificaten.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 september 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).

(3)  PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 55/2008 (PB L 20 van 24.1.2008, blz. 1).

(4)  PB L 61 van 8.3.2005, blz. 48.


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Omschrijving

Periode

Hoeveelheid (in t)

09.1647

ex 1604 15 11

ex 1604 19 98

Makreel (Scomber Colias, Scomber Japonicus, Scomber Scombrus), filets, bereidingen of conserven

1.9.2008 - 31.12.2008

333

1.1.2009 - 31.12.2009

1 000

1.1.2010 - 31.12.2010

1 000

09.1648

ex 1604 19 98

Valse bonito, kogeltonijn (Auxis thazard, Auxis Rochei), filets, bereidingen of conserven

1.9.2008 - 31.12.2008

116

1.1.2009 - 31.12.2009

350

1.1.2010 - 31.12.2010

350

09.1649

ex 1604 14 16

ex 1604 14 18

Geelvintonijn, gestreepte bonito (Tunnus Albacares, Katsuwonus Pelamis) filets, bereidingen of conserven

1.9.2008 - 31.12.2008

70

1.1.2009 - 31.12.2009

211

1.1.2010 - 31.12.2010

211


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/14


VERORDENING (EG) Nr. 816/2008 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2008

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2007/2008 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 801/2008 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 951/2006 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 augustus 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 514/2008 (PB L 150 van 10.6.2008, blz. 7).

(3)  PB L 253 van 28.9.2007, blz. 5.

(4)  PB L 214 van 9.8.2008, blz. 48.


BIJLAGE

Met ingang van 15 augustus 2008 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 95

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

24,91

3,84

1701 11 90 (1)

24,91

9,08

1701 12 10 (1)

24,91

3,68

1701 12 90 (1)

24,91

8,65

1701 91 00 (2)

25,56

12,51

1701 99 10 (2)

25,56

7,93

1701 99 90 (2)

25,56

7,93

1702 90 95 (3)

0,26

0,39


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/16


VERORDENING (EG) Nr. 817/2008 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2008

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 augustus 2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 [zachte tarwe van hoge kwaliteit], 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 augustus 2008, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 608/2008 van de Commissie van 26 juni 2008 houdende tijdelijke opschorting van de douanerechten bij invoer van bepaalde granen voor het verkoopseizoen 2008/2009 (3) wordt de toepassing van bepaalde bij de onderhavige verordening vastgestelde rechten evenwel opgeschort,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 16 augustus 2008, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 augustus 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).

(3)  PB L 166 van 27.6.2008, blz. 19.


BIJLAGE I

Vanaf 16 augustus 2008 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00 (2)

van gemiddelde kwaliteit

0,00 (2)

van lage kwaliteit

0,00 (2)

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00 (2)

1002 00 00

ROGGE

0,59 (2)

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (3)

0,00 (2)

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

5,58 (2)


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 608/2008 wordt de toepassing van dit recht opgeschort.

(3)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

31.7.2008-13.8.2008

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minnéapolis

Chicago

Notering

224,74

135,95

Fob-prijs VSA

296,57

286,57

266,57

116,20

Golfpremie

11,96

Grote-Merenpremie

12,94

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

39,58 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

40,23 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/19


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 juli 2008

tot wijziging van Besluit 2000/265/EG houdende vaststelling van een financieel reglement met betrekking tot de budgettaire aspecten van het beheer door de plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad van de overeenkomsten die deze sluit namens bepaalde lidstaten met betrekking tot de installatie en de werking van de communicatie-infrastructuur voor de Schengenomgeving „Sisnet”

(2008/670/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op artikel 2, lid 1, tweede alinea, eerste zin, van het protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De plaatsvervangend secretaris-generaal van de Raad is bij Besluit 1999/870/EG (1) en Besluit 2007/149/EG (2) gemachtigd in de context van de opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie op te treden als vertegenwoordiger van bepaalde lidstaten om overeenkomsten te sluiten met betrekking tot de installatie en de werking van de communicatie-infrastructuur voor de Schengenomgeving („SISNET”), en deze overeenkomsten te beheren in afwachting van de migratie naar een communicatie-infrastructuur onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie.

(2)

De financiële verplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomsten worden gedragen door een specifieke begroting, (hierna „de SISNET-begroting” genoemd) voor de financiering van de communicatie-infrastructuur die in deze Raadsbesluiten wordt bedoeld.

(3)

Voor de SISNET-begroting geldt een specifiek financieel reglement, ingesteld bij Besluit 2000/265/EG van de Raad (3), (hierna „de financiële SISNET-begroting” genoemd) dat voorziet in andere procedures dan die van het financieel reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen zoals dat is vastgesteld in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (4).

(4)

Het is aangewezen het financieel reglement van SISNET in overeenstemming te brengen met het financieel reglement van de Gemeenschap, waarbij de interne procedures in het secretariaat van de Raad worden vereenvoudigd, met name door de rol van de financieel controleur af te schaffen en waar dienstig diens taken te vervangen door die van de intern controleur waarin artikel 85 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 voorziet.

(5)

De huidige procedures moeten ook soepeler en geschikter worden gemaakt voor de praktijk te maken, bijvoorbeeld door de termijnen voor verzoeken om bijdragen en betalingen aan te passen en een aantal bepalingen conform de huidige procedurele of wettelijke kaders te actualiseren.

(6)

Het financieel reglement van SISNET is bij Besluit 2007/155/EG van de Raad (5) en Besluit 2008/319/EG van de Raad gewijzigd teneinde Zwitserland in staat te stellen aan de SISNET-begroting deel te nemen. Zwitserland moet ook kunnen deelnemen aan mogelijke toekomstige activiteiten van de bij artikel 36 ingestelde raadgevende commissie.

(7)

De voorgestelde wijzigingen hebben geen financiële gevolgen voor de bijdragen van de lidstaten aan de SISNET-begroting,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 2000/265/EG van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 6, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   De uitgaven van een begrotingsjaar worden in de rekeningen van dat begrotingsjaar verantwoord voor zover de betalingsopdrachten daarvoor uiterlijk op 31 december zijn goedgekeurd en de betaling vóór 15 januari van het volgende jaar door de rekenplichtige is gedaan.”.

2.

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2

i)

wordt de eerste alinea vervangen door:

„Onverminderd lid 1 kan de plaatsvervangend secretaris-generaal vóór 31 januari bij de vertegenwoordigers van de in artikel 25 genoemde Staten, in het kader van de Groep SIS/SIRENE (Gemengd Comité) bijeen, bij, hierna „Groep SIS/SIRENE” te noemen, met redenen omklede verzoeken indienen om kredieten waarvoor op 15 december nog geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, naar het eerstvolgende begrotingsjaar over te boeken, wanneer de op de betrokken rubrieken van de begroting voor het volgende jaar opgevoerde kredieten de behoeften niet dekken.”;

ii)

wordt de vierde alinea vervangen door:

„De Groep SIS/SIRENE neemt uiterlijk op 1 maart een besluit over deze verzoeken tot overboeking.”;

b)

wordt artikel 7, lid 4, geschrapt.

3.

Artikel 8, lid 2, tot en met 4, wordt vervangen door:

„2.   De plaatsvervangend secretaris-generaal legt de Groep SIS/SIRENE, vóór 15 oktober een voorontwerp van begroting voor, vergezeld van een motivering.

3.   De Groep SIS/SIRENE brengt advies uit over dit voorontwerp.

4.   De plaatsvervangend secretaris-generaal stelt de ontwerp-begroting op en legt deze uiterlijk 15 november aan de in artikel 25 genoemde staten voor.”.

4.

Artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Jaarlijks wordt in de drie maanden volgende op de afsluiting van de in artikel 46, lid 1, bedoelde rekening een gewijzigde begroting ingediend, met als doel het batig saldo van de uitvoering van het vorige begrotingsjaar op te nemen onder de ontvangsten, respectievelijk het negatief saldo op te nemen onder de uitgaven.”.

5.

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

De uitvoering van de begroting geschiedt volgens het beginsel van scheiding van ordonnateur en rekenplichtige. De functies van ordonnateur, rekenplichtige en intern controleur zijn onderling onverenigbaar.”.

6.

Artikel 13, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   De ordonnateur kan besluiten kredieten over te schrijven van het ene naar het andere artikel van hetzelfde hoofdstuk. Met instemming van de Groep SIS/SIRENE kan hij besluiten binnen dezelfde titel van het ene naar het andere hoofdstuk kredieten over te schrijven. Voor de instemming van de Groep SIS/SIRENE gelden dezelfde voorwaarden als voor de goedkeuring van haar advies over de begroting.”.

7.

Artikel 14 wordt geschrapt.

8.

Artikel 16, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De ordonnateur stelt voor de inning van alle bedragen die uit hoofde van artikel 25, of van enige schuld aan de betrokken staat door derden verschuldigd zijn in verband met de installatie en het functioneren van SISNET, een invorderingsopdracht op. Invorderingsopdrachten worden toegezonden aan de rekenplichtige.”;

b)

lid 2, wordt geschrapt.

9.

De laatste zin van artikel 18, lid 1, wordt geschrapt. Artikel 18, lid 2, artikel 20, lid 2, punt g), lid 4 en lid 5, en artikel 22 worden geschrapt.

10.

Artikel 23 wordt vervangen door:

„Artikel 23

De tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid van de ordonnateur en de rekenplichtige bij niet-naleving van de bepalingen van dit financieel reglement wordt vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.”.

11.

Het volgende nieuwe hoofdstuk III wordt toegevoegd:

„HOOFDSTUK III BIS

Intern controleur

Artikel 24 bis

Een intern controleur verifieert de goede werking van de in deze verordening beschreven systemen en procedures voor de uitvoering van de begroting. De intern controleur beschikt over alle bevoegdheden, verricht alle taken en is onderworpen aan alle voorschriften waarin Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (6), met name deel 1, titel IV, hoofdstuk 8, voorziet.

12.

Artikel 28, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Tot en met 31 december 2008 dienen de in artikel 25 genoemde staten uiterlijk vóór respectievelijk 15 februari, 1 april, 1 juli en 1 oktober 25 % van hun bijdrage te storten.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Tot en met 31 december 2008 dienen de in artikel 25 genoemde staten uiterlijk per 15 februari, 1 april, 1 juli en 1 oktober 25 % van hun bijdrage te storten.”;

„1 bis.   Vanaf 1 januari 2009 dienen de in artikel 25 genoemde staten uiterlijk vóór 1 april 70 % van hun bijdrage en uiterlijk vóór 1 oktober 30 % van hun bijdrage te storten.”.

13.

Artikel 29, lid 6, punt h), wordt vervangen door:

„h)

het verbod van enig contact tussen de plaatsvervangend secretaris-generaal en zijn personeel, de vertegenwoordigers van de regeringen van de in artikel 25 genoemde lidstaten, de vertegenwoordigers van de regeringen van IJsland, Noorwegen en Zwitserland en de inschrijver, behalve, bij wijze van uitzondering, in de volgende omstandigheden:

vóór de datum waarop de inschrijving wordt gesloten:

i)

op initiatief van de inschrijvers:

aan alle inschrijvers mogen nadere inlichtingen worden verstrekt die uitsluitend tot doel hebben de aard van de uitnodiging tot inschrijving te verduidelijken,

ii)

op initiatief van de plaatsvervangend secretaris-generaal:

indien een van de in artikel 25 genoemde lidstaten, IJsland, Noorwegen of Zwitserland, of het secretariaat-generaal van de Raad een vergissing, een onnauwkeurigheid, een weglating of enige andere materiële tekortkoming in de bewoordingen van de uitnodiging tot inschrijving ontdekt, mag het secretariaat-generaal de betrokkenen daarvan op de hoogte brengen onder strikt dezelfde voorwaarden als die van de uitnodiging tot inschrijving;

iii)

na de opening van de inschrijvingen en op initiatief van een of meer van de in artikel 25 genoemde lidstaten, IJsland, Noorwegen of Zwitserland, of het secretariaat-generaal van de Raad: indien een aanbieding aanleiding geeft tot een verzoek om opheldering of indien duidelijk materiële fouten in de bewoordingen van de aanbieding moeten worden verbeterd, mag het secretariaat-generaal met de inschrijver contact opnemen.”.

14.

Artikel 31 wordt vervangen door:

„Artikel 31

Tussen onderdanen van de lidstaten en IJsland, Noorwegen en Zwitserland wordt ter zake van door de plaatsvervangend secretaris-generaal namens de in artikel 25 genoemde lidstaten te sluiten overeenkomsten geen onderscheid op grond van nationaliteit gemaakt.”.

15.

Artikel 34, tweede alinea, wordt vervangen door:

„De inschrijvingen worden door een daartoe door de plaatsvervangend secretaris-generaal aangewezen commissie geopend. Deze bestaat uit drie hoge ambtenaren uit verschillende directoraten van het secretariaat-generaal van de Raad.”.

16.

Artikel 35, eerste alinea, wordt vervangen door:

„Elke inschrijving wordt door de in artikel 25 genoemde lidstaten, samen met IJsland, Noorwegen en Zwitserland, beoordeeld. Een door deze staten unaniem goedgekeurd verslag wordt door de bevoegde ambtenaar van het secretariaat-generaal van de Raad of een plaatsvervanger, beiden aangewezen door de budgethouder, ingediend bij de in artikel 36 bedoelde raadgevende commissie.”.

17.

Artikel 36 wordt vervangen door:

„Artikel 36

Overeenkomsten die door de plaatsvervangend secretaris-generaal namens de in artikel 25 genoemde lidstaten en door de bevoegde vertegenwoordigers van IJsland, Noorwegen en Zwitserland moeten worden gesloten na een uitnodiging tot inschrijving, worden eerst aan een raadgevende commissie voor aankopen en overeenkomsten voorgelegd met het verzoek hierover advies uit te brengen.”.

18.

Artikel 37, eerste alinea, wordt vervangen door:

„De in artikel 36 genoemde raadgevende commissie telt onder haar leden een vertegenwoordiger van elke in artikel 25 genoemde lidstaat en een vertegenwoordiger van IJsland, een van Noorwegen en een van Zwitserland. De in artikel 25 genoemde lidstaten alsmede IJsland, Noorwegen en Zwitserland zorgen ervoor dat de gekozen vertegenwoordigers deskundig zijn op informaticagebied en/of in financiële zaken en/of juridische zaken. De vertegenwoordigers mogen niet hebben deelgenomen aan de beoordeling van de aan de raadgevende commissie voor te leggen dossiers. Een vertegenwoordiger van de intern controleur zal als waarnemer aanwezig zijn.”.

19.

Artikel 39, punt e), wordt vervangen door:

„e)

op verzoek van een van de in artikel 25 genoemde lidstaten, IJsland, Noorwegen of Zwitserland, een lid van de raadgevende commissie of de plaatsvervangend secretaris-generaal, over de ontwerp-aanbestedingsovereenkomsten waarmee een geringer bedrag dan het onder a) bedoelde drempelbedrag is gemoeid, wanneer zij van mening zijn dat deze overeenkomsten beginselvragen opwerpen of een bijzonder karakter vertonen.”.

20.

Artikel 40 wordt vervangen door:

„Artikel 40

De krachtens artikel 39, onder b) tot en met d), voor advies aan de raadgevende commissie voorgelegde dossiers gaan tevens vergezeld van een eenstemmig door de in artikel 25 bedoelde lidstaten alsmede door IJsland, Noorwegen en Zwitserland goedgekeurd verslag.”.

21.

Artikel 41 wordt vervangen door:

„Artikel 41

De adviezen van de raadgevende commissie worden door haar voorzitter ondertekend. Om te vermijden dat de procedure ten gevolge van de werkzaamheden van de raadgevende commissie wordt vertraagd, kunnen de in artikel 25 genoemde lidstaten en IJsland, Noorwegen en Zwitserland, indien zij dit nodig achten, een redelijke termijn stellen waarbinnen een advies moet worden uitgebracht. De adviezen worden meegedeeld aan de plaatsvervangend secretaris-generaal, de in artikel 25 genoemde lidstaten, en IJsland, Noorwegen en Zwitserland. Na zich op het advies te hebben beraden, nemen de in artikel 25 genoemde lidstaten en IJsland, Noorwegen en Zwitserland met eenstemmigheid een definitief besluit over het geval. Zodra het besluit is genomen, wordt de overeenkomst of worden de overeenkomsten waarop elk geval betrekking heeft, door de plaatsvervangend secretaris-generaal namens de in artikel 25 genoemde lidstaten en de geschikte vertegenwoordigers van IJsland, Noorwegen en Zwitserland gesloten.”.

22.

Artikel 43, lid 6, wordt vervangen door:

„6.   Ingeval de overeenkomst niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, verzekert de plaatsvervangend secretaris-generaal de in artikel 25 genoemde lidstaten, alsmede IJsland, Noorwegen en Zwitserland, voor alle schaden, interesten en kosten van een billijke vergoeding, met name door het desbetreffende bedrag af te houden van de zekerheid, ongeacht of deze rechtstreeks door de leverancier of aannemer dan wel door een derde is gesteld.”.

23.

Artikel 46, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De plaatsvervangend secretaris-generaal stelt, binnen drie maanden na afloop van de periode waarin de begroting is uitgevoerd, een jaarrekening en een financiële balans op en doet beide documenten toekomen aan de Groep SIS/SIRENE.”.

24.

Artikel 50, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   In afwijking van artikel 8 legt de plaatsvervangend secretaris-generaal ten behoeve van de in lid 1 bedoelde begroting het voorontwerp van begroting zo spoedig mogelijk na de aanneming van dit financieel reglement aan de Groep SIS/SIRENE voor. Nadat de Groep SIS/SIRENE advies heeft uitgebracht en de ontwerp-begroting is opgesteld, stellen de in artikel 25 genoemde lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, onverwijld de begroting vast.”.

Artikel 2

1.   Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

2.   Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. HORTEFEUX


(1)  PB L 337 van 30.12.1999, blz. 41.

(2)  PB L 66 van 6.3.2007, blz. 19.

(3)  PB L 85 van 6.4.2000, blz. 12. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2008/319/EG (PB L 109 van 19.4.2008, blz. 30).

(4)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9).

(5)  PB L 68 van 8.3.2007, blz. 5.

(6)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1525/2007 (PB L 343 van 27.12.2007, blz. 9)”.


Commissie

15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/24


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 5 augustus 2008

betreffende het geharmoniseerde gebruik van het radiospectrum in de 5 875-5 905 MHz-frequentieband voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen (ITS)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4145)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/671/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), met name op artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad (2) en het Europees Parlement (3) hebben onderstreept hoe belangrijk het is de verkeersveiligheid in Europa te verbeteren. Intelligente vervoerssystemen (ITS), die informatie- en communicatietechnologieën ICT introduceren in de vervoersinfrastructuur en in voertuigen om potentieel gevaarlijke verkeerssituaties te voorkomen en het aantal verkeersongelukken te verminderen, spelen een vitale rol in een geïntegreerde aanpak van verkeersveiligheid (4).

(2)

Doelmatig en samenhangend gebruik van radiospectrum is van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van nieuwe draadloze apparatuur in de Gemeenschap (5).

(3)

ITS omvatten coöperatieve systemen die gebaseerd zijn op voertuig-voertuig-, voertuig-infrastructuur-, en infrastructuur-voertuigcommunicatie voor de realtime-overdracht van informatie. Deze systemen kunnen belangrijke verbeteringen betekenen voor de doelmatigheid van het vervoersysteem, wat betreft de veiligheid voor alle weggebruikers en de kwaliteit van de verplaatsingen. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken, moet de communicatie tussen voertuigen en wegeninfrastructuur betrouwbaar en snel zijn.

(4)

Gezien de mobiliteit van voertuigen en de noodzaak te zorgen voor de voltooiing van de interne markt en een verbetering van de verkeersveiligheid in heel Europa, zou spectrum dat gebruikt wordt door ITS-coöperatieve systemen op een geharmoniseerde wijze in heel de Europese Unie beschikbaar moeten worden gesteld.

(5)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Beschikking nr. 676/2002/EG, heeft de Commissie op 5 juli 2006 de Europese Conferentie van Post- en Telecommunicatieadministraties (CEPT) een mandaat gegeven om na te gaan welke eisen er zijn wat betreft radiospectrum voor toepassingen die voor de veiligheid van essentieel belang zijn in de context van ITS en coöperatieve systemen en om technische compatibiliteitstudies uit te voeren tussen ITS-toepassingen die van essentieel belang zijn voor de veiligheid en radiodiensten die in de desbetreffende frequentiebanden mogelijk beïnvloed kunnen worden. De CEPT kreeg tevens tot taak plannen te ontwikkelen voor een optimale benutting van frequenties die geschikt zijn bevonden voor ITS.

(6)

De relevante resultaten van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd door de CEPT vormen de technische basis voor deze beschikking.

(7)

In haar verslag van 21 december 2007 (CEPT-verslag 20) stelde de CEPT vast dat de 5 GHz-band, en met name het bereik tussen 5 875 en 5 905 MHz, geschikt was voor ITS-toepassingen die verband houden met de veiligheid en de verkeersveiligheid verbeteren door de automobilist en het voertuig meer informatie te verschaffen over de omgeving, andere voertuigen en andere weggebruikers. Voorts zijn ITS compatibel met alle diensten die werden onderzocht in die band en met alle andere bestaande diensten die werden onderzocht onder 5 850 MHz en boven 5 925 MHz, zo lang zij voldoen aan bepaalde emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld in het CEPT-verslag. Wanneer de keuze zou vallen op deze band zou dat ook stroken met het spectrumgebruik in andere regio’s van de wereld en op die manier wereldwijde harmonisatie bevorderen. ITS zou bovendien geen aanspraak kunnen maken op bescherming tegen grondstations voor vaste satellietdiensten (FSS) en ongewenste emissies van ITS-apparatuur zouden beperkt moeten worden om FSS te beschermen.

(8)

Het Europees Normalisatie-Instituut voor Telecommunicatie (ETSI) legt de laatste hand aan de geharmoniseerde norm EN 302 571 overeenkomstig de CEPT-compatibiliteitsstudies om het vermoeden van overeenstemming te geven met artikel 3, lid 2, van Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (6), en er zo voor te zorgen dat conforme ITS-apparatuur geen schadellijke interferentie veroorzaakt. ITS-zenders zouden optimaal gebruik moeten maken van het spectrum en hun uitgezonden vermogen tot het minimum moeten beperken om het aan ITS toegewezen spectrum doelmatig te gebruiken en schadelijke interferentie te vermijden.

(9)

De norm bepaalt derhalve dat transmitted power control (TPC) wordt toegepast met een bereik van ten minste 30 dB op het maximaal uitgezonden vermogen van 33 dBm gemiddelde e.i.r.p. Als bepaalde fabrikanten de in deze norm beschreven technieken niet willen gebruiken, zouden alternatieve methoden een niveau van storingsbeperking moeten bieden dat ten minste equivalent is aan dat van de norm.

(10)

Harmonisering in het kader van deze beschikking zou niet mogen betekenen dat een lidstaat niet langer voor zover gerechtvaardigd overgangsperioden of regelingen voor het delen van spectrum kan toepassen.

(11)

Verwacht wordt dat lidstaten spectrum beschikbaar zullen stellen voor ITS-voertuig-voertuigcommunicatie binnen de periode van zes maanden waarbinnen zij op grond van de beschikking de frequentieband 5 875-5 905 MHz moeten toewijzen. Voor sommige lidstaten kan het wat ITS infrastructuur-voertuig- en voertuig-infrastructuurcommunicatie betreft echter moeilijk blijken binnen deze termijn een passend kader of een coördinatiemechanisme op te zetten voor het afgeven van vergunningen. Vertragingen bij het beschikbaar stellen van spectrum die deze termijn overschrijden kunnen negatieve gevolgen hebben voor de algemene invoering van ITS-toepassingen gerelateerd aan veiligheid in de Europese Unie en zouden derhalve beperkt moeten blijven en naar behoren moeten worden gerechtvaardigd.

(12)

Gezien de ontwikkelingen van de markt en van de technologie kan het nodig zijn de draagwijdte en de toepassing van deze beschikking in de toekomst te herzien, uitgaande met name van informatie van de lidstaten over dergelijke ontwikkelingen de evolutie.

(13)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Deze beschikking heeft tot doel de voorwaarden voor de beschikbaarstelling en het doelmatig gebruik van de frequentieband 5 875-5 905 MHz voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen (ITS) in de Gemeenschap te harmoniseren.

Artikel 2

In dit besluit wordt verstaan onder:

1.

„Intelligente vervoerssystemen”: uiteenlopende systemen en diensten die gebaseerd zijn op informatie- en communicatietechnologieën, met inbegrip van verwerking, controle, plaatsbepaling, communicatie en elektronica die worden toegepast op een wegvervoerssysteem.

2.

„Gemiddeld equivalent isotroop uitgestraald vermogen (e.i.r.p.)”: e.i.r.p. gedurende het zendsignaal dat, bij toepassing van vermogensregeling, overeenkomt met het hoogste vermogen.

Artikel 3

1.   De lidstaten wijzen de frequentieband 5 875-5 905 MHz uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze beschikking toe voor intelligente vervoerssytemen en stellen de frequentieband, zodra dit redelijkerwijze mogelijk is, op niet-exclusieve basis beschikbaar.

Een dergelijke toewijzing dient in overeenstemming te zijn met de in de bijlage vermelde parameters.

2.   In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen de lidstaten verzoeken om overgangsperioden en/of regelingen voor gedeeld radiospectrumgebruik overeenkomstig artikel 4, lid 5, van de Radiospectrumbeschikking.

Artikel 4

De lidstaten zien toe op het gebruik van de 5 875-5 905 MHz-band en brengen verslag uit over hun bevindingen aan de Commissie met het oog op een eventuele herziening van deze beschikking.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 augustus 2008.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  Conclusies van de Raad 15101/03 van 5 december 2003 en Verona 2 conclusies van 26 oktober 2004.

(3)  PB C 244 E van 18.10.2007, blz. 220.

(4)  COM(2006) 314.

(5)  Conclusies van de Raad 15530/04 en 15533/04 van 3.12.2004.

(6)  PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


BIJLAGE

Technische parameters voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen in the 5 875–5 905 MHz-band

Parameter

Waarde

Maximale spectrale vermogensdichtheid (gemiddelde e.i.r.p.)

23 dBm/MHz

Maximale totale zendvermogen (gemiddelde e.i.r.p.)

33 dBm

Regels voor de kanaaltoegang en bezetting

Technieken om interferentie te onderdrukken, die ten minste gelijkwaardig presteren als de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van Richtlijn 1999/5/EG, zijn verplicht. Hiervoor is een transmitter power control (TPC) nodig met een bereik van ten minste 30 dB.


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/27


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 11 augustus 2008

tot wijziging van het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië wat betreft bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in Bulgarije

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4269)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/672/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op bijlage VI, hoofdstuk 4, afdeling B, onder f), eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan Bulgarije zijn bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië overgangsperioden toegekend om bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in staat te stellen te voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygienevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1).

(2)

Het aanhangsel bij bijlage VI bij de Toetredingsakte is gewijzigd bij de Beschikkingen 2007/26/EG (2), 2007/689/EG (3), 2008/209/EG (4), 2008/331/EG (5) en 2008/547/EG (6) van de Commissie. Bulgarije heeft garanties gegeven dat vijf melkverwerkingsinrichtingen hun moderniseringsproces hebben voltooid en nu volledig aan de communautaire wetgeving voldoen. Die inrichtingen mogen rauwe melk die niet aan de voorschriften voldoet ontvangen en verwerken. Daarom moeten zij worden opgenomen in de lijst van hoofdstuk I van het aanhangsel bij bijlage VI.

(3)

Een melkverwerkingsinrichting die thans is opgenomen in de lijst van inrichtingen die aan de voorschriften voldoen zullen rauwe melk die wel respectievelijk niet aan de voorschriften voldoet ontvangen en op twee aparte productielijnen verwerken. Die inrichting moet daarom worden toegevoegd aan de lijst van hoofdstuk II. Een andere melkverwerkingsinrichting die thans is opgenomen in de lijst van hoofdstuk II zal melk die aan de voorschriften voldoet ontvangen en verwerken. Die inrichting moet daarom worden geschrapt uit hoofdstuk II van het aanhangsel bij bijlage VI.

(4)

Het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 11 augustus 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 van de Commissie (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(2)  PB L 8 van 13.1.2007, blz. 35.

(3)  PB L 282 van 26.10.2007, blz. 60.

(4)  PB L 65 van 8.3.2008, blz. 18.

(5)  PB L 114 van 26.4.2008, blz. 97.

(6)  PB L 176 van 4.7.2008, blz. 11.


BIJLAGE

Het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië wordt als volgt gewijzigd:

1)

In hoofdstuk 1 worden de volgende vermeldingen toegevoegd:

„Nr.

Veterinair nr.

Naam inrichting

Stad/straat of dorp/regio

2.

BG 2012022

„Bratya Zafirovi” OOD

gr. Sliven

Promishlena zona Zapad

3.

0112014

ET„Veles-Kostadin Velev”

gr. Razlog

ul. „Golak” 14

4.

1512003

„Mandra-1” OOD

s. Tranchovitsa,

obsht. Levski

5.

2312041

„Danim-D.Stoyanov” EOOD

gr. Elin Pelin

m-st Mansarovo

6.

2712010

„Kamadzhiev-milk” EOOD

s. Kriva reka

obsht.N.Kozlevo”

2)

Hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende grensinspectiepost wordt geschrapt:

„6.

BG 1612011

„Em Dzhey Deriz” EOOD

gr. Karlovo

bul. „Osvobozhdenie” 69”

b)

de volgende grensinspectiepost wordt toegevoegd:

„14.

BG 1212001

„S i S – 7” EOOD ul.

gr. Montana

„Vrachansko shose”1”


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/29


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2008

tot wijziging van Beschikking 2005/928/EG inzake de harmonisatie van de frequentieband 169,4-169,8125 MHz in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4311)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/673/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (Radiospectrumbeschikking) (1), en met name op artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2005/928/EG (2) van de Commissie harmoniseert de 169,4-169,8125 MHz-frequentieband in de Gemeenschap.

(2)

Het frequentieplan in de bijlage bij Beschikking 2005/928/EG beschrijft de kanaalindeling die de verschillende toepassingen welke voldoen aan de voorwaarden in deze beschikking, in acht moeten nemen. Met deze kanaalindeling wil men zorgen voor compatibiliteit en het naast elkaar bestaan van toepassingen die in deze frequentiebanden zijn toegestaan.

(3)

Het frequentieplan stelt een kanaalindeling vast van 12,5 kHz in de 169,4000-169,4750 MHz-frequentieband en een kanaalindeling van 50 kHz in de 169,4875-169,5875 MHz-frequentieband.

(4)

Na de vaststelling van Beschikking 2005/928/EG, bracht verder onderzoek van de in de beschikking omschreven parameters aan het licht dat de kanaalindelingen in de frequentiebanden 169,4000-169,4750 MHz en 169,4875-169,5875 MHz, gezien de technologische ontwikkelingen, als te beperkend worden beschouwd. Door meerdere kanaalindelingsopties toe te staan, krijgen de gebruikers meer flexibiliteit om de optimale bandbreedte te kiezen tot maximaal 50 kHz overeenkomstig de kwaliteitseisen van de specifieke toepassingen.

(5)

De Europese Conferentie van Post- en Telecommunicatieadministraties(CEPT) heeft bevestigd dat uitbreiding van het aantal opties in verband met kanaalindeling in deze frequentiebanden kan en moet worden toegestaan.

(6)

Beschikking 2005/928/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. Door deze beschikking te wijzigen zullen kanalen tot 50 kHz mogelijk zijn in de 169,4000-169,4750 MHz en 169,4875-169,5875 MHz-frequentiebanden.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming zijn met het advies van het Radiospectrumcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking 2005/928/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In de 4e rij van het frequentieplan in de bijlage wordt de waarde „12,5” in de kanaalindeling (in kHz) voor de kanalen 1a, 1b, 2a, 2b, 3a en 3b vervangen door „tot 50 kHz”.

2.

In de 4e rij van het frequentieplan in de bijlage wordt de waarde „50” in de kanaalindeling (in kHz) voor de kanalen 4b+5+6a en 6b+7+8a vervangen door „tot 50 kHz”.

Artikel 2

Artikel 1 is van toepassing met ingang van 31 oktober 2008.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2008.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.

(2)  PB L 344 van 27.12.2005, blz. 47.


15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/30


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2008

tot wijziging van Beschikking 2007/683/EG tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens in bepaalde gebieden van Hongarije

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 4321)

(Slechts de tekst in de Hongaarse taal is authentiek)

(2008/674/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name op artikel 16, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2007/683/EG van de Commissie (2) is een door Hongarije op 11 juli 2007 ingediend programma goedgekeurd voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens in de gebieden van die lidstaat als vastgesteld in de bijlage bij die beschikking.

(2)

Hongarije heeft de Commissie geïnformeerd over de recente ontwikkeling van klassieke varkenspest bij wilde varkens in die lidstaat. In het licht van de beschikbare epidemiologische informatie moeten de maatregelen die zijn vastgesteld in het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens worden uitgebreid tot bepaalde gebieden van de provincie Heves en de provincie Borsod-Abaúj-Zemplén.

(3)

Voor de transparantie van de communautaire wetgeving moet de bijlage bij Beschikking 2007/683/EG worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

(4)

Beschikking 2007/683/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2007/683/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Hongarije.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).

(2)  PB L 281 van 25.10.2007, blz. 27. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2008/159/EG (PB L 51 van 26.2.2008, blz. 21).


BIJLAGE

„BIJLAGE

Gebieden waar het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens wordt uitgevoerd

Het grondgebied van de provincie Nógrád en het grondgebied van de provincie Pest, gelegen ten noorden en ten oosten van de Donau, ten zuiden van de grens met Slowakije, ten westen van de grens met de provincie Nógrád en ten noorden van autoweg E71, het grondgebied van de provincie Heves, gelegen ten oosten van de grens van de provincie Nógrád, ten zuiden en ten westen van de grens met de provincie Borsod-Abaúj-Zemplén en ten noorden van autoweg E71, en het grondgebied van de provincie Borsod-Abaúj-Zemplén, gelegen ten zuiden van de grens met Slowakije, ten oosten van de grens met de provincie Heves, ten noorden en ten westen van autoweg E71, ten zuiden van hoofdweg nr. 37 (het gedeelte tussen autoweg E71 en hoofdweg nr. 26) en ten westen van hoofdweg nr. 26.”


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/32


KADERBESLUIT 2008/675/JBZ VAN DE RAAD

van 24 juli 2008

betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 31 en artikel 34, lid 2, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen. Te dien einde is het nodig dat gegevens betreffende de in de lidstaten uitgesproken veroordelingen buiten de lidstaat van veroordeling in aanmerking kunnen worden genomen ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten en in het kader van een nieuwe strafrechtelijke procedure.

(2)

Op 29 november 2000 heeft de Raad overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Tampere zijn goedkeuring gehecht aan een programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen (2). Dit programma behelst de „aanneming van één of verscheidene instrumenten tot vaststelling van het beginsel dat de rechter van een lidstaat bij de beoordeling van het strafrechtelijk verleden van de dader, de vaststelling van recidive en de bepaling van strafmodaliteiten en executiemodaliteiten rekening moet kunnen houden met onherroepelijke strafrechtelijke beslissingen in andere lidstaten”.

(3)

Dit kaderbesluit beoogt de lidstaten de minimumverplichting op te leggen rekening te houden met in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen. Bijgevolg dient dit besluit de lidstaten niet te beletten om, overeenkomstig hun recht en wanneer zij over informatie beschikken, rekening te houden met, bijvoorbeeld, de onherroepelijke beslissingen van administratieve instanties tegen welker beslissingen beroep openstaat voor de strafgerechten die de schuld aan een strafbaar feit of een volgens het nationaal recht als inbreuk op de rechtsvoorschriften strafbare handeling vaststellen.

(4)

Sommige lidstaten verbinden gevolgen aan in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen, terwijl in andere lidstaten alleen rekening wordt gehouden met door eigen rechters uitgesproken veroordelingen.

(5)

Als grondregel moet gelden dat de lidstaten aan een in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling gevolgen moeten verbinden die gelijkwaardig zijn aan de gevolgen van een nationale veroordeling overeenkomstig het nationale recht, ongeacht of het volgens het nationale recht om feitelijke gevolgen dan wel om procesrechtelijke of materieelrechtelijke gevolgen gaat. Dit kaderbesluit beoogt evenwel niet een harmonisatie tot stand te brengen wat betreft de gevolgen die door de verschillende nationale wetgevingen aan het bestaan van eerdere veroordelingen worden verbonden, en de verplichting om rekening te houden met eerdere, in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen bestaat alleen voor zover volgens het nationaal recht met eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf rekening wordt gehouden.

(6)

In tegenstelling tot andere instrumenten richt dit kaderbesluit zich niet op de tenuitvoerlegging in een bepaalde lidstaat van rechterlijke beslissingen die in andere lidstaten zijn genomen, maar strekt het ertoe dat in het kader van een nieuwe strafrechtelijke procedure in een lidstaat aan eerdere, in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen gevolgen kunnen worden verbonden voor zover volgens het nationale recht van die lidstaat ook aan eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf gevolgen worden verbonden.

Daarom houdt dit kaderbesluit niet de verplichting in om met deze eerdere veroordelingen rekening te houden wanneer, bijvoorbeeld, de uit hoofde van de toepasselijke instrumenten verkregen informatie niet toereikend is, wanneer in de lidstaat zelf geen veroordeling had kunnen worden uitgesproken met betrekking tot de handeling die tot de eerdere veroordeling heeft geleid of wanneer de eerder opgelegde straf in het eigen rechtsstelsel niet bestaat.

(7)

De gevolgen die aan veroordelingen uit andere lidstaten worden verbonden, moeten gelijkwaardig zijn aan de gevolgen die aan nationale veroordelingen verbonden worden, en zulks tijdens de fase die aan het strafproces voorafgaat, tijdens het strafproces zelf en bij de tenuitvoerlegging van het vonnis.

(8)

Wanneer tijdens een strafrechtelijke procedure in een lidstaat informatie over een in een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling beschikbaar is, moet zoveel mogelijk worden vermeden dat de betrokkene minder gunstig wordt behandeld dan indien de eerdere veroordeling een nationale veroordeling was geweest.

(9)

Artikel 3, lid 5, dient onder andere in het licht van overweging 8 zodanig te worden geïnterpreteerd dat indien de nationale rechter, op grond van een in een andere lidstaat uitgesproken eerdere veroordeling, oordeelt dat een bepaalde strafmaat gezien de omstandigheden van de dader binnen de grenzen van het nationale recht onevenredig hard voor de dader zou zijn en het doel van de sanctie met een lagere straf kan worden bereikt, hij de strafmaat kan verminderen, indien een dergelijke strafmaatvermindering in louter nationale zaken mogelijk zou zijn.

(10)

Dit kaderbesluit vervangt de bepalingen van artikel 56 van het Europees Verdrag van 28 mei 1970 inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen, inzake de voorwaarden waaronder rekening wordt gehouden met strafvonnissen, in de betrekkingen tussen de lidstaten die partij zijn bij dat Verdrag.

(11)

In dit kaderbesluit wordt het in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgelegde subsidiariteitsbeginsel geëerbiedigd, aangezien de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten wordt beoogd, die niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en een gecoördineerd optreden op het niveau van de Europese Unie vereist. Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit kaderbesluit niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(12)

De grondrechten en de beginselen die zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, en zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, worden in dit kaderbesluit geëerbiedigd.

(13)

Dit kaderbesluit laat de verscheidenheid aan nationale oplossingen en procedures die nodig is om rekening te kunnen houden met een eerdere veroordeling in een andere lidstaat, onverlet. Het feit dat de mogelijkheid tot herziening van een eerdere veroordeling uitgesloten is, dient een lidstaat niet te beletten zo nodig een besluit te nemen dat ertoe strekt aan die eerdere veroordeling gelijkwaardige rechtsgevolgen te verbinden. De termijnen, procedures en formaliteiten voor het nemen van een dergelijk besluit mogen evenwel niet zodanig zijn dat het onmogelijk wordt aan een eerdere veroordeling in een andere lidstaat gelijkwaardige rechtsgevolgen te verbinden.

(14)

Een vonnis of de tenuitvoerlegging daarvan wordt onder meer doorkruist indien de bij het eerdere vonnis opgelegde sanctie volgens het nationale recht van de tweede lidstaat moet opgaan of moet worden opgenomen in een andere sanctie, die vervolgens daadwerkelijk ten uitvoer dient te worden gelegd, voor zover de eerste straf niet reeds ten uitvoer is gelegd of de tenuitvoerlegging ervan niet is overgedragen aan de tweede lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE KADERBESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

1.   Dit kaderbesluit heeft ten doel de voorwaarden vast te stellen waaronder in een strafrechtelijke procedure in een lidstaat tegen een persoon rekening wordt gehouden met eerdere veroordelingen die in andere lidstaten wegens andere feiten tegen de betrokkene zijn uitgesproken.

2.   Dit kaderbesluit laat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, die is neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverlet.

Artikel 2

Definities

In dit kaderbesluit wordt onder „veroordeling” verstaan: elke definitieve beslissing van een strafgerecht waarbij wordt vastgesteld dat een persoon schuldig is aan een strafbaar feit.

Artikel 3

Wijze waarop in een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met een in een andere lidstaat uitgesproken veroordeling

1.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat in een strafrechtelijke procedure tegen een persoon rekening wordt gehouden met in andere lidstaten tegen de betrokkene uitgesproken, eerdere veroordelingen wegens andere feiten, waarover krachtens de geldende rechtsinstrumenten inzake wederzijdse rechtsbijstand of inzake de uitwisseling van gegevens uit het strafregister informatie is verkregen, zulks voor zover in de lidstaat zelf met eerdere veroordelingen rekening wordt gehouden, en dat aan die in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen rechtsgevolgen worden verbonden, gelijkwaardig aan die welke de nationale wetgeving verbindt aan eerdere veroordelingen in de lidstaat zelf.

2.   Lid 1 is van toepassing tijdens de fase die aan het strafproces voorafgaat, tijdens het strafproces zelf en bij de tenuitvoerlegging van de veroordeling, met name wat betreft de geldende procesrechtelijke regels, inclusief die met betrekking tot de voorlopige hechtenis, de kwalificatie van het strafbare feit, de soort opgelegde straf en de strafmaat, en wat betreft de regels inzake de tenuitvoerlegging van de beslissing.

3.   De inaanmerkingneming van in andere lidstaten uitgesproken eerdere veroordelingen als bedoeld in lid 1, leidt er niet toe dat eerdere veroordelingen of eventuele besluiten betreffende de tenuitvoerlegging daarvan door de lidstaat die de procedure uitvoert, erdoor worden doorkruist, ingetrokken of herzien.

4.   Overeenkomstig lid 3 is lid 1 niet van toepassing voor zover, indien de eerdere veroordeling een nationale veroordeling was geweest van de lidstaat die de nieuwe procedure voert, de inaanmerkingneming van de eerdere veroordeling er overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat toe zou hebben geleid dat de eerdere veroordeling of een eventuele beslissing betreffende de tenuitvoerlegging daarvan wordt doorkruist, ingetrokken of herzien.

5.   Indien het strafbare feit waarover de nieuwe procedure wordt gevoerd, gepleegd is voordat de eerdere veroordeling is uitgesproken of volledig ten uitvoer is gelegd, hebben de leden 1 en 2 niet tot gevolg dat vereist wordt dat lidstaten hun nationale voorschriften betreffende het opleggen van straffen toepassen, wanneer het toepassen van die voorschriften op in een andere lidstaat uitgesproken veroordelingen voor de rechter een beperking zou inhouden bij het opleggen van een straf in de nieuwe procedure.

De lidstaten zien er evenwel op toe dat eerdere, in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen door rechters in dergelijke gevallen anderszins in aanmerking kunnen worden genomen.

Artikel 4

Verhouding tot andere rechtsinstrumenten

Dit kaderbesluit vervangt artikel 56 van het Europees Verdrag van 28 mei 1970 inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen wat betreft de betrekkingen tussen de lidstaten die partij zijn bij dat verdrag, onverminderd de toepassing ervan in de betrekkingen tussen de lidstaten en derde landen.

Artikel 5

Uitvoering

1.   De lidstaten treffen de nodige maatregelen om uiterlijk op 15 augustus 2010 aan dit kaderbesluit te voldoen.

2.   De lidstaten delen het secretariaat-generaal van de Raad en de Commissie de tekst mede van de bepalingen waarmee zij hun verplichtingen uit hoofde van dit kaderbesluit in hun nationaal recht omzetten.

3.   Op basis van die informatie dient de Commissie, uiterlijk op 15 augustus 2011 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van dit kaderbesluit, dat zo nodig vergezeld gaat van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit kaderbesluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. HORTEFEUX


(1)  Advies van het Europees Parlement van 27 september 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10.


Rectificaties

15.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 220/35


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad van 29 april 2008 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1493/1999, (EG) nr. 1782/2003, (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 3/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2392/86 en (EG) nr. 1493/1999

( Publicatieblad van de Europese Unie L 148 van 6 juni 2008 )

Bladzijde 40, artikel 128, lid 2:

in plaats van:

„2.   Verordening (EEG) nr. 2392/86 en titel V, hoofdstukken I en II, titel VI, de artikelen 24 en 80 en …”,

te lezen:

„2.   Verordening (EEG) nr. 2392/86 en titel V, hoofdstukken I en II, titel VI, de artikelen 18 en 70 en …”.

Bladzijde 40, artikel 129, lid 2, onder e):

in plaats van:

„e)

titel III, hoofdstukken II, III, IV en V, de …”,

te lezen:

„e)

titel III, hoofdstukken II, III, IV, V en VI, de …”.

Bladzijde 48, bijlage IV, punt 4, onder d):

in plaats van:

„… mousserende kwaliteitswijn …”,

te lezen:

„… mousserende wijn …”.

Bladzijde 49, bijlage IV, punt 8, onder c), in fine:

in plaats van:

„… van ten minste 2,5 bar;”,

te lezen:

„… van ten minste 1 en ten hoogste 2,5 bar;”.