ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 198

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
26 juli 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 717/2008 van de Raad van 17 juli 2008 houdende de totstandbrenging van een communautaire procedure voor het beheer van de kwantitatieve contingenten (Gecodificeerde versie)

1

 

*

Verordening (EG) nr. 718/2008 van de Raad van 24 juli 2008 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 40/2008 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

8

 

 

Verordening (EG) nr. 719/2008 van de Commissie van 25 juli 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

15

 

*

Verordening (EG) nr. 720/2008 van de Commissie van 25 juli 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de opslag en het verkeer van door betaalorganen of interventiebureaus aangekochte producten betreft (Gecodificeerde versie)

17

 

*

Verordening (EG) nr. 721/2008 van de Commissie van 25 juli 2008 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van de bacterie Paracoccus carotinifaciens, rijk aan rode carotenoïden, als toevoegingsmiddel voor diervoeding ( 1 )

23

 

*

Verordening (EG) nr. 722/2008 van de Commissie van 25 juli 2008 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 563/82 ten aanzien van de correcties die moeten worden gebruikt bij de notering van de marktprijzen voor geslachte volwassen runderen

26

 

*

Verordening (EG) nr. 723/2008 van de Commissie van 25 juli 2008 houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Afuega'l Pitu (BOB), Mazapán de Toledo (BGA), Agneau de Lozère (BGA), Oignon doux des Cévennes (BOB), Butelo de Vinhais of Bucho de Vinhais of Chouriço de Ossos de Vinhais (BGA), Chouriça Doce de Vinhais (BGA))

28

 

*

Verordening (EG) nr. 724/2008 van de Commissie van 24 juli 2008 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

30

 

*

Verordening (EG) nr. 725/2008 van de Commissie van 24 juli 2008 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

32

 

 

Verordening (EG) nr. 726/2008 van de Commissie van 25 juli 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode juli 2008

34

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/76/EG van de Commissie van 25 juli 2008 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in dierenvoeding ( 1 )

37

 

*

Richtlijn 2008/77/EG van de Commissie van 25 juli 2008 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde thiamethoxam als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

41

 

*

Richtlijn 2008/78/EG van de Commissie van 25 juli 2008 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde propiconazool als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

44

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/618/EG

 

*

Beschikking van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

47

 

 

2008/619/EG

 

*

Besluit nr. 2/2008 van de Gezamenlijke Raad EU-Mexico van 25 juli 2008 tot wijziging van Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad, als gewijzigd bij Besluit nr. 3/2004 van de Gezamenlijke Raad

55

 

 

Commissie

 

 

2008/620/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 22 juli 2008 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma met betrekking tot de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3633)

66

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 385/2008 van de Commissie van 29 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 817/2006 (PB L 116 van 30.4.2008)

74

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/1


VERORDENING (EG) Nr. 717/2008 VAN DE RAAD

van 17 juli 2008

houdende de totstandbrenging van een communautaire procedure voor het beheer van de kwantitatieve contingenten

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 520/94 van de Raad van 7 maart 1994 houdende de totstandbrenging van een communautaire procedure voor het beheer van de kwantitatieve contingenten (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (2). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Ingevolge artikel 14 van het Verdrag omvat de interne markt sedert 1 januari 1993 een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd.

(3)

Het is dus dienstig een methode voor het beheer van kwantitatieve contingenten in te stellen die aan deze doelstelling beantwoordt en is gebaseerd op het beginsel van uniforme gemeenschappelijke handelspolitiek, overeenkomstig de door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen vastgestelde richtsnoeren.

(4)

Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid van keuze tussen onderscheiden verdelingsmethoden, welke keuze kan worden gemaakt aan de hand van met name de situatie van de communautaire markt, de aard van de producten, bijzondere omstandigheden in de leverancierslanden en internationale verplichtingen van de Gemeenschap, met name die welke inhouden dat in beginsel rekening dient te worden gehouden met traditionele handelsstromen.

(5)

Het lijkt dienstig, de bepalingen betreffende de herverdeling van de niet verdeelde, niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden te versoepelen. Om te vermijden dat de invoer te sterk in een bepaalde periode wordt geconcentreerd, is het niettemin dienstig per geval te onderzoeken of een dergelijke herverdeling na het verstrijken van de contingentperiode wenselijk is en eventueel noodzakelijke uitvoeringsbepalingen, met name wat de geldigheidsduur van de vergunningen betreft, vast te stellen, rekening houdende met de aard van de betrokken producten en het doel dat met de contingenten in kwestie wordt nagestreefd.

(6)

Het beheer van de invoer- of uitvoercontingenten moet berusten op een stelsel van vergunningen die door de lidstaten overeenkomstig de op communautair niveau vastgestelde kwantitatieve criteria zijn afgegeven.

(7)

De vast te stellen procedure van beheer moet al degenen die een aanvraag om een vergunning indienen gelijke voorwaarden voor de toegang tot contingenten garanderen en de verstrekte documenten moeten in de gehele Gemeenschap kunnen worden gebruikt.

(8)

Om een optimale herverdeling van de niet gebruikte hoeveelheden te verkrijgen, is betrouwbare en volledige informatie over de daadwerkelijke benutting van de verstrekte invoervergunningen nodig. Daartoe moeten alle invoervergunningen — gebruikt of ongebruikt — uiterlijk tien werkdagen na het verstrijken van hun geldigheidsduur weer bij de bevoegde nationale instanties worden ingeleverd.

(9)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (3).

(10)

De bepalingen van deze verordening en die met betrekking tot de tenuitvoerlegging daarvan moeten geen inbreuk maken op communautaire en nationale voorschriften inzake het beroepsgeheim.

(11)

Van het toepassingsterrein van deze verordening dienen te worden uitgesloten de in bijlage I bij het EG-Verdrag opgesomde producten en textielproducten of andere producten wanneer deze vallen onder een specifieke gemeenschappelijke invoerregeling waarbij bijzondere bepalingen ten aanzien van het beheer van contingenten zijn vastgesteld;

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEHEERSBEGINSELEN

Artikel 1

1.   Bij deze verordening worden de regels vastgesteld met betrekking tot het beheer van kwantitatieve invoer- of uitvoercontingenten, hierna contingenten genoemd, die door de Gemeenschap autonoom of op grond van een overeenkomst worden vastgesteld.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op de in bijlage I bij het EG-Verdrag opgenomen producten, noch op andere producten wanneer deze vallen onder een specifieke gemeenschappelijke invoer- of uitvoerregeling waarbij ten aanzien van het beheer van contingenten speciale bepalingen zijn vastgesteld.

Artikel 2

1.   De contingenten worden, zo spoedig mogelijk nadat zij zijn geopend, verdeeld tussen de indieners van een aanvraag. Volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure kan worden beslist deze in verscheidene tranches te verdelen.

2.   De contingenten kunnen met name worden beheerd door toepassing van een van de volgende methoden of door een combinatie van deze methoden:

a)

op basis van de traditionele handelsstromen overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 11;

b)

in volgorde van binnenkomst van de aanvragen (volgens het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt”), overeenkomstig het bepaalde in artikel 12;

c)

in verhouding tot de hoeveelheden die worden aangevraagd (volgens de zogenoemde procedure van gelijktijdig onderzoek), overeenkomstig het bepaalde in artikel 13.

3.   De verdelingsmethode wordt volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

4.   Indien wordt vastgesteld dat geen van de in lid 2 van dit artikel aangegeven methoden aan de bijzondere eisen van een geopend contingent voldoet, wordt volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure een andere methode vastgesteld.

5.   De niet verdeelde, niet toegewezen of niet benutte hoeveelheden worden overeenkomstig artikel 14 herverdeeld binnen een termijn die hun gebruik voor het einde van de contingentperiode mogelijk maakt.

Wanneer wordt vastgesteld dat het niet mogelijk was deze hoeveelheden binnen de vorengenoemde termijn te herverdelen, kan overeenkomstig de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure per geval worden bepaald dat zij tijdens de volgende contingentperiode worden herverdeeld.

6.   Tenzij bij de vaststelling van een contingent anders wordt bepaald, kunnen producten die onder een contingent vallen uitsluitend in het vrije verkeer worden gebracht of uitgevoerd indien de lidstaten daarvoor overeenkomstig de bepalingen van deze verordening in- of uitvoervergunningen hebben afgegeven.

7.   De lidstaten wijzen de administratieve instanties aan die bevoegd zijn voor de toepassing van de uitvoeringsmaatregelen waarmee zij ingevolge deze verordening zijn belast. Zij stellen de Commissie hiervan in kennis.

Artikel 3

De Commissie maakt de opening van contingenten bekend door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij deelt in dit bericht mede op welke wijze het contingent zal worden verdeeld, op welke wijze de aanvragen moeten worden ingediend en binnen welke termijn, alsook de lijst van de bevoegde nationale instanties waaraan de aanvragen moeten worden gericht.

Artikel 4

1.   Elke importeur of exporteur van de Gemeenschap, ongeacht de plaats van vestiging in de Gemeenschap, kan voor elk contingent of een tranche van dit contingent één enkele aanvraag voor een vergunning indienen bij de bevoegde instanties van een lidstaat van zijn keuze. Deze aanvraag moet in de officiële taal of talen van die lidstaat zijn opgesteld.

Ingeval een contingent is beperkt tot één of meerdere regio’s in de Gemeenschap, wordt dit verzoek ingediend bij de bevoegde instanties van de lidstaat of van de lidstaten van de betrokken regio of regio’s.

2.   De aanvragen voor een vergunning moeten worden ingediend als vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 5

De Commissie ziet erop toe dat de vergunningen, gelet op de aard van het onder het contingent vallende product, betrekking hebben op een economisch verantwoorde hoeveelheid.

HOOFDSTUK II

SPECIFIEKE REGELS VOOR DE VERSCHILLENDE METHODEN VAN BEHEER

AFDELING A

Verdeling met inachtneming van de traditionele handelsstromen

Artikel 6

1.   Wanneer de contingenten worden verdeeld met inachtneming van de traditionele handelsstromen, wordt een deel van het contingent gereserveerd voor traditionele importeurs of exporteurs, terwijl het resterende deel toekomt aan andere importeurs of exporteurs.

2.   Als traditionele importeurs of exporteurs worden aangemerkt degenen die kunnen aantonen dat zij het product of de producten die onder het contingent vallen tijdens een voorafgaande periode, referentieperiode genoemd, respectievelijk in de Gemeenschap hebben ingevoerd of uit de Gemeenschap hebben uitgevoerd.

3.   Het deel dat bestemd is voor de traditionele importeurs of exporteurs, en de referentieperiode, alsmede het deel dat aan de andere importeurs of exporteurs toekomt, worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure.

4.   De verdeling vindt plaats volgens de beginselen die in de artikelen 7 tot en met 11 zijn uiteengezet.

Artikel 7

Om deel te nemen aan de toewijzing van het deel van het contingent dat voor hen is bestemd en als bewijs van de in- of uitvoer in de referentieperiode, voegen de traditionele importeurs of exporteurs bij hun aanvraag om een vergunning:

een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het origineel van de aangifte voor het vrije verkeer of ten uitvoer dat voor de importeur of de exporteur is bestemd en dat op hun naam is gesteld of eventueel op naam van het bedrijf dat zij hebben overgenomen;

elk ander gelijkwaardig bewijsstuk zoals vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 8

Binnen de termijn die in het bericht van opening van het contingent is aangegeven, delen de lidstaten de Commissie het aantal aanvragen en de totale aangevraagde in- en uitvoerhoeveelheden mede, verdeeld over de traditionele importeurs en exporteurs en over de andere importeurs en exporteurs, alsmede de hoeveelheden die de aanvragers in de referentieperiode hebben in- of uitgevoerd.

Artikel 9

De Commissie gaat over tot een gelijktijdig onderzoek van de inlichtingen die de lidstaten hebben toegezonden en stellen op de volgende wijze de kwantitatieve criteria vast volgens welke de aanvragen van de traditionele importeurs of exporteurs moeten worden behandeld:

a)

wanneer deze aanvragen tezamen betrekking hebben op een hoeveelheid die gelijk is aan of kleiner dan de hoeveelheid die voor traditionele importeurs of exporteurs is bestemd, worden deze aanvragen volledig ingewilligd;

b)

wanneer deze aanvragen tezamen betrekking hebben op een hoeveelheid die groter is dan de hoeveelheid die voor de traditionele importeurs of exporteurs is bestemd, worden deze aanvragen ingewilligd in verhouding tot het deel van elk van deze importeurs of exporteurs in de totale in- of uitvoer tijdens de referentieperiode;

c)

wanneer toepassing van dit kwantitatieve criterium tot een toewijzing van grotere hoeveelheden zou leiden dan de aangevraagde hoeveelheden, wordt het teveel herverdeeld volgens de in artikel 14 omschreven procedure.

Artikel 10

Het deel van het contingent dat voor andere importeurs en exporteurs dan de traditionele is bestemd, wordt verdeeld volgens het bepaalde in artikel 12.

Artikel 11

Indien traditionele importeurs of exporteurs geen aanvragen hebben ingediend, hebben alle importeurs of exporteurs die een aanvraag indienen toegang tot het gehele contingent of de betrokken tranche.

In dat geval vindt de verdeling volgens het bepaalde in artikel 12 plaats.

AFDELING B

Verdeling volgens de volgorde van binnenkomst van de aanvragen

Artikel 12

1.   Wanneer het contingent of een tranche van het contingent wordt verdeeld naar gelang van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen, wordt volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure de hoeveelheid vastgesteld waarvoor elk bedrijf in aanmerking kan komen, tot het contingent is uitgeput.

Deze hoeveelheid, die voor elk bedrijf gelijk is, wordt vastgesteld rekening houdend met de noodzaak hoeveelheden toe te wijzen die gezien de aard van het betrokken product economisch verantwoord zijn.

2.   Na te hebben nagegaan welke hoeveelheden op Gemeenschapsniveau beschikbaar zijn, wijzen de bevoegde instanties aan elke importeur of exporteur de overeenkomstig lid 1 van dit artikel vooraf vastgestelde hoeveelheid toe.

3.   Zodra de vergunninghouder kan aantonen dat hij de totale hoeveelheid producten of een volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen gedeelte van de producten waarvoor hij vergunning had verkregen, inderdaad heeft in- of uitgevoerd, mag hij opnieuw een aanvraag voor een vergunning indienen. Deze zal op dezelfde wijze als hiervoor omschreven worden toegekend. Dezelfde procedure kan tot uitputting van het contingent worden herhaald.

4.   Om alle aanvragers een gelijke toegang tot het contingent te waarborgen, stelt de Commissie in het bericht van opening van het contingent de dagen en uren vast waarop de hoeveelheid die op Gemeenschapsniveau beschikbaar is, toegankelijk is.

AFDELING C

Verdeling in verhouding tot de aangevraagde hoeveelheden

Artikel 13

1.   Wanneer de contingenten in verhouding tot de aangevraagde hoeveelheden worden verdeeld, delen de bevoegde instanties van de lidstaten de Commissie de gegevens mede van de aanvragen voor een vergunning die zij hebben ontvangen, binnen de termijnen en onder de voorwaarden die volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure zijn vastgesteld.

Deze mededelingen omvatten een opgave van het aantal aanvragers en van de hoeveelheden die in totaal zijn aangevraagd.

2.   Binnen de volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure vastgestelde termijn gaat de Commissie over tot een gelijktijdig onderzoek van de gegevens die de bevoegde instanties van de lidstaten hebben verstrekt en stelt zij de hoeveelheid van het contingent of van de tranches van het contingent vast waarvoor deze instanties in- of uitvoervergunningen moeten afgeven.

3.   Wanneer deze aanvragen tezamen betrekking hebben op een hoeveelheid die gelijk is aan of kleiner dan de contingenten, worden deze aanvragen volledig ingewilligd.

4.   Wanneer deze aanvragen tezamen betrekking hebben op een hoeveelheid die groter is dan het contingent, worden deze aanvragen ingewilligd in verhouding tot de gevraagde hoeveelheid.

AFDELING D

Herverdeling van hoeveelheden

Artikel 14

1.   De te herverdelen hoeveelheden worden door de Commissie vastgesteld aan de hand van de gegevens die de lidstaten op grond van artikel 20 hebben verstrekt.

2.   Wanneer het contingent oorspronkelijk is verdeeld als in artikel 12 omschreven, worden de opnieuw toe te wijzen hoeveelheden door de Commissie onmiddellijk bij de eventueel nog beschikbare hoeveelheden gevoegd, of vormen zij het contingent indien dit reeds is uitgeput.

3.   Wanneer het contingent oorspronkelijk op een andere wijze is verdeeld, worden de te herverdelen hoeveelheden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure toegewezen.

In dit geval publiceert de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een aanvullend bericht van opening van een contingent.

HOOFDSTUK III

VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT IN- OF UITVOERVERGUNNINGEN

Artikel 15

1.   Bij gebruikmaking van de in artikel 12 omschreven methode geven de lidstaten de vergunningen onmiddellijk af na verificatie van de hoeveelheid die op Gemeenschapsniveau beschikbaar is.

2.   In de andere gevallen geldt het volgende:

a)

de Commissie stelt de bevoegde instanties van de lidstaten binnen een volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure vast te stellen termijn in kennis van de hoeveelheden waarvoor zij vergunningen aan de verschillende aanvragers kunnen toekennen. Zij deelt dit aan de andere lidstaten mee;

b)

de bevoegde instanties van de lidstaten geven in- of uitvoervergunningen af binnen tien werkdagen na de kennisgeving van het besluit van de Commissie of binnen de door deze vastgestelde termijnen;

c)

de bevoegde instanties stellen de Commissie in kennis van de afgifte van in- of uitvoervergunningen.

Artikel 16

De afgifte van vergunningen kan afhankelijk worden gesteld van het stellen van een zekerheid, volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 17

1.   De in- of uitvoervergunningen geven recht op de invoer of de uitvoer van de gecontingenteerde producten en zijn geldig in de gehele Gemeenschap, ongeacht de plaatsen van in- of uitvoer die de bedrijven in hun aanvragen hebben opgegeven.

In het geval dat een contingent beperkt is tot een of meer regio’s in de Gemeenschap, zijn de in- of uitvoervergunningen slechts geldig in de lidstaat of lidstaten van de betrokken regio of regio’s.

2.   De geldigheidsduur van de door de bevoegde instanties van de lidstaten af te geven in- of uitvoervergunningen bedraagt vier maanden. Een andere geldigheidsduur kan echter volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld.

3.   De houders van in- of uitvoervergunningen kunnen, op verzoek, uittreksels van deze vergunningen verkrijgen bij de bevoegde instanties van de lidstaat die de vergunning hebben afgegeven.

De uittreksels hebben dezelfde rechtsgevolgen als de vergunningen waaraan zij zijn ontleend, binnen de grenzen van de hoeveelheid waarvoor de vergunningen zijn afgegeven.

4.   De aanvragen om in- of uitvoervergunningen, de vergunningen of de uittreksels daarvan worden gesteld op formulieren waarvan het model volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure wordt vastgesteld.

Artikel 18

Onverminderd de bijzondere bepalingen die volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure worden vastgesteld, kunnen de in- of uitvoervergunningen of de uittreksels daarvan die op naam van de vergunninghouder zijn gesteld, niet worden uitgeleend of overgedragen, noch tegen betaling noch kosteloos.

Artikel 19

1.   De in- of uitvoervergunningen en uittreksels daarvan moeten, behoudens overmacht, binnen tien werkdagen na afloop van de geldigheidstermijn worden ingeleverd bij de bevoegde instantie van de lidstaat die deze heeft afgegeven.

2.   Indien de in- of uitvoervergunning tegen het stellen van een zekerheid is afgegeven, wordt deze ingevorderd wanneer de in lid 1 bedoelde termijn niet in acht wordt genomen, behoudens overmacht.

Artikel 20

Zodra zij daarvan kennis hebben genomen en binnen twintig werkdagen na afloop van de geldigheidsduur van de vergunningen, delen de bevoegde instanties van de lidstaten de Commissie mede welke hoeveelheden van de toegewezen contingenten niet zijn gebruikt zodat deze overeenkomstig artikel 2, lid 5, kunnen worden herverdeeld.

Artikel 21

De bevoegde instanties van de lidstaten stellen de Commissie vóór het einde van elke maand in kennis van de hoeveelheden onder een contingent vallende producten die tijdens de voorafgaande maand zijn in- of uitgevoerd.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 23

De toepassingsbepalingen van deze verordening worden volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld. Deze bepalingen hebben met name betrekking op de wijze van verdeling van de contingenten, de mededeling van gegevens door de bevoegde instanties van de lidstaten en de maatregelen tot handhaving van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 24

1.   De inlichtingen die de Raad, de Commissie of de lidstaten bij de toepassing van deze verordening ontvangen, kunnen alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werden gevraagd.

2.   De Raad, de Commissie en de lidstaten, alsook hun functionarissen, zorgen ervoor dat inlichtingen die om gegronde redenen als vertrouwelijk zijn verstrekt, niet worden verspreid, behoudens uitdrukkelijke toestemming van de partij die ze heeft verstrekt.

3.   Dit artikel vormt geen beletsel voor de verspreiding, door de communautaire instanties, van algemene inlichtingen, met name de motivering van de besluiten die uit hoofde van deze verordening zijn genomen, noch voor de verspreiding van bewijsmateriaal dat zij eventueel in gerechtelijke procedures gebruiken ter ondersteuning van hun argumenten. Bij een dergelijke verspreiding moet rekening worden gehouden met het gewettigde belang van de betrokkenen dat hun zakengeheimen niet bekend worden gemaakt.

Artikel 25

De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar de nodige inlichtingen en werken samen bij de toepassing van deze verordening. De wijze waarop zij elkaar inlichten en de meegedeelde gegevens verspreiden worden zo nodig volgens de in artikel 22, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 26

Verordening (EG) nr. 520/94, zoals gewijzigd bij de in bijlage I vermelde verordeningen, wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 27

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 66 van 10.3.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(2)  Zie bijlage I.

(3)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 520/94 van de Raad

(PB L 66 van 10.3.1994, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 138/96 van de Raad

(PB L 21 van 27.1.1996, blz. 6)

 

Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad

(PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

Uitsluitend bijlage II, punt 11


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 520/94

De onderhavige verordening

Artikelen 1 tot en met 5

Artikelen 1 tot en met 5

Artikel 6, leden 1, 2 en 3

Artikel 6, leden 1, 2 en 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 4

Artikelen 7 en 8

Artikelen 7 en 8

Artikel 9, aanhef

Artikel 9, aanhef

Artikel 9, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 9, onder a), b) en c)

Artikelen 10 tot en met 14

Artikelen 10 tot en met 14

Artikel 15, lid 1

Artikel 15, lid 1

Artikel 15, lid 2, aanhef

Artikel 15, lid 2, aanhef

Artikel 15, lid 2, eerste, tweede en derde streepje

Artikel 15, lid 2, onder a), b) en c)

Artikelen 16 tot en met 21

Artikelen 16 tot en met 21

Artikel 22, lid 1

Artikel 22, lid 1

Artikel 22, lid 2

Artikel 22, lid 3

Artikel 23, eerste alinea

Artikel 22, lid 2, eerste alinea

Artikel 23, tweede alinea

Artikel 22, lid 2, tweede alinea

Artikel 24

Artikel 23

Artikel 25

Artikel 24

Artikel 26

Artikel 25

Artikel 27

Artikel 26

Artikel 28

Artikel 27

Bijlage I

Bijlage II


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/8


VERORDENING (EG) Nr. 718/2008 VAN DE RAAD

van 24 juli 2008

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 40/2008 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1559/2007 van de Raad van 17 december 2007 tot vaststelling van een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (2), en met name op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad (3) voorziet in de vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.

(2)

De beschrijving van bepaalde visserijzones in die verordening moet worden verduidelijkt met het oog op de correcte identificatie van de gebieden waarin een quotum mag worden gevangen.

(3)

Om het bij Verordening (EG) nr. 1559/2007 vastgestelde herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee volledig te implementeren, moeten er bepaalde maatregelen bedoeld in genoemde verordening, worden aangenomen en moet met name tussen de betrokken lidstaten het aantal boten worden vastgesteld en verdeeld die in de Atlantische Oceaan mogen vissen op blauwvintonijn van onder de minimumgrootte, alsmede de totaal toegestane vangst.

(4)

Bij Verordening (EG) nr. 40/2008 van de Raad (4) zijn voor 2008 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld. In die verordening zijn de coördinaten van bepaalde gebieden waar voor de visserij beperkende maatregelen gelden, onnauwkeurig aangegeven en moeten dus worden gecorrigeerd.

(5)

De vangstbeperkingen voor kabeljauw in de ICES-gebieden VIIb-k, VIII, IX en X en de communautaire wateren van het CECAF-gebied 34.1.1 zijn voorlopig vastgesteld in bijlage IA van Verordening (EG) nr. 40/2008. Nu de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) dit bestand aan een nieuwe wetenschappelijke evaluatie heeft onderworpen, moet de uiteindelijk toegestane totale vangst voor dit bestand worden vastgesteld.

(6)

Bepaalde quota en voetnoten zijn in die verordening voor bepaalde soorten onnauwkeurig aangegeven en moeten worden gecorrigeerd.

(7)

Naar aanleiding van het overleg van 10 april 2008 hebben de Gemeenschap en IJsland een overeenkomst bereikt over, enerzijds, quota voor op lodde vissende IJslandse vaartuigen die vóór 30 april 2008 moeten zijn opgebruikt en worden afgeboekt op de quota van de Gemeenschap die in het kader van haar Overeenkomst met de Regering van Denemarken en de Plaatselijke Regering van Groenland zijn toegewezen, en, anderzijds, quota voor in de Exclusieve Economische Zone van IJsland op roodbaars vissende vaartuigen van de Gemeenschap, die tussen juli en december moeten zijn opgebruikt. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet.

(8)

De op 13-14 februari 2008 in Kopenhagen gesloten Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Faeröer, Groenland, IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie inzake het beheer van roodbaars in de Irminger Zee en aangrenzende wateren in het NEAFC-verdragsgebied in 2008 dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet. Aangezien de betrokken overeenkomst van toepassing is in heel 2008, moet de tenuitvoerlegging ervan met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2008.

(9)

De conclusies van de vergadering van het Gemengd Comité EU/Groenland van 27 november 2007 in Nuuk en van de technische vergadering van 12 februari 2008 in Kopenhagen met betrekking tot het EG-aandeel in het quotum voor roodbaars in het gebied Groenlandse wateren van V en XIV dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet. Aangezien de met Groenland gesloten regeling gerelateerd is aan de NEAFC-overeenkomst inzake het beheer van roodbaars in de Irminger Zee, moeten de maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de conclusies van de vergadering van het Gemengd Comité EU/Groenland eveneens met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2008.

(10)

Overeenkomstig de goedgekeurde notulen van de conclusies van het visserijoverleg tussen de Europese Gemeenschap en Noorwegen van 26 november 2007 moet de Gemeenschap zich ertoe verbinden in 2008 technische maatregelen om de selectiviteit van gesleept vistuig te verhogen zodat de teruggooi van kabeljauw wordt verminderd tot maximaal 10 %, te testen. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet.

(11)

Om de betrokken vissers zekerheid te bieden en hun de mogelijkheid te geven hun activiteiten voor dit visseizoen zo vroeg mogelijk te plannen, dient een uitzondering te worden toegestaan op de periode van zes weken waarvan sprake is in titel I, artikel 3, van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen.

(12)

De Verordeningen (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 40/2008 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2015/2006

Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 40/2008

Verordening (EG) nr. 40/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 30, lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

Beschermd gebied voor de diepzeevisserij „Lophelia reef off Capo Santa Maria di Leuca”

39° 27,72′ NB, 18° 10,74′ OL

39° 27,80′ NB, 18° 26,68′ OL

39° 11,16′ NB, 18° 32,58′ OL

39° 11,16′ NB, 18° 04,28′ OL”.

2.

Na artikel 82 worden de volgende artikelen ingevoegd:

„Artikel 82 bis

Maximumaantal vaartuigen dat in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan op blauwvintonijn mag vissen

1.   Het maximumaantal met de hengel of de sleeplijn vissende vaartuigen van de Gemeenschap die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan op blauwvintonijn met een minimummaat van ten minste 8 kg of 75 cm mogen vissen, en de verdeling van dit maximumaantal over de lidstaten zijn als volgt vastgesteld:

Spanje

63

Frankrijk

44

EG

107

2.   Het maximumaantal pelagische trawlers van de Gemeenschap die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan op blauwvintonijn met een minimummaat van ten minste 8 kg of 75 cm als bijvangst mogen vissen, en de verdeling van dit maximumaantal over de lidstaten zijn als volgt vastgesteld:

Frankrijk

107

EG

107

Artikel 82 ter

Vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan

1.   Binnen de in bijlage ID opgenomen vangstbeperkingen, zijn de vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn van 8 kg of 75 cm tot 30 kg of 115 cm voor de in artikel 82 bis bedoelde communautaire vaartuigen die deze visserij mogen uitoefenen, en de verdeling van deze vangstmogelijkheden over de lidstaten als volgt vastgesteld (uitgedrukt in ton):

Spanje

1 117,07 (5)

Frankrijk

504

EG

1 621,07

2.   Binnen de in lid 1 genoemde vangstbeperkingen zijn de vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn die ten minste 6,4 kg weegt of ten minste 70 cm lang is voor in artikel 82 bis bedoelde communautaire vaartuigen die met de hengel vissen met een lengte over alles van minder dan 17 meter, en de verdeling van deze vangstmogelijkheden over de lidstaten als volgt vastgesteld (uitgedrukt in ton):

Frankrijk

45 (6)

EG

45 (6)

Artikel 82 quater

Vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn voor de communautaire ambachtelijke kustvisserij in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan

Binnen de in bijlage ID opgenomen vangstbeperkingen, zijn de vangstmogelijkheden voor blauwvintonijn van 8 kg tot 30 kg voor de communautaire ambachtelijke kustvisserij in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan, en de verdeling van deze vangstmogelijkheden over de lidstaten als volgt vastgesteld (uitgedrukt in ton):

Spanje

263,21

Frankrijk

61,01

EG

324,22”

3.

de bijlagen IA, IB, III en XIV bij Verordening (EG) nr. 40/2008 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is evenwel, ten aanzien van de in bijlage II, punt 2, onder b) en c), bij de onderhavige verordening vastgestelde wijzigingen, van toepassing vanaf 1 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. HORTEFEUX


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(2)  PB L 340 van 22.12.2007, blz. 8.

(3)  PB L 384 van 29.12.2006, blz. 28. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1541/2008 van de Commissie (PB L 157 van 17.6.2008, blz. 23).

(4)  PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 641/2008 van de Commissie (PB L 178 van 5.7.2008, blz. 17).

(5)  Inclusief een maximum van 80 ton bijvangsten voor vaartuigen die met de hengel vissen.

(6)  Deze hoeveelheid kan door de Commissie worden verhoogd tot 200 ton.


BIJLAGE I

Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 wordt als volgt gewijzigd.

De tabel voor Atlantische slijmkop in de zone EG-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES-zones I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XI, XII en XIV, wordt vervangen door:

„Soort

:

Atlantische slijmkop

Hoplostethus atlanticus

Gebied

:

Wateren van de Gemeenschap en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen van I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XII en XIV

Jaar

2007

2008

 

Spanje

4

3

 

Frankrijk

23

15

 

Ierland

6

4

 

Portugal

7

5

 

Verenigd Koninkrijk

4

3

 

EG

44

30”

 


BIJLAGE II

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 40/2008 worden als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage IA:

a)

de tabel voor kabeljauw in VIIb-k, VIII, IX en X en in de EG-wateren van CECAF 34.1.1 wordt vervangen door:

„Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

VIIb-k, VIII, IX en X; CECAF 34.1.1 (EG-wateren)

COD/7X7A34

België

217

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.”

Frankrijk

3 725

Ierland

797

Nederland

31

Verenigd Koninkrijk

404

EG

5 174

TAC

5 174

b)

de tabel voor blauwe wijting in het gebied EG-wateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30′ NB en VII ten westen van 12° WL wordt vervangen door:

„Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

EG-wateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30′ NB en VII ten westen van 12° WL

WHB/24A567

Noorwegen

196 269 (1)  (2)

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Faeröer

31 000 (3)  (4)

TAC

1 266 282

2.

Bijlage IB:

a)

de tabel voor lodde in het gebied Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door:

„Soort

:

Lodde

Mallotus villosus

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

CAP/514GRN

Alle lidstaten

0

 

EG

23 716 (5)  (6)

 

TAC

niet relevant

 

b)

de tabel voor roodbaars in het gebied EG-wateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV wordt vervangen door:

„Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

EG-wateren en internationale wateren van V; internationale wateren van XII en XIV

RED/51214.

Estland

210 (7)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Duitsland

4 266 (7)

Spanje

749 (7)

Frankrijk

398 (7)

Ierland

1 (7)

Letland

76 (7)

Nederland

2 (7)

Polen

384 (7)

Portugal

896 (7)

Verenigd Koninkrijk

10 (7)

EG

6 992 (7)

TAC

46 000

c)

de tabel voor roodbaars in het gebied Groenlandse wateren van V en XIV wordt vervangen door:

„Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

Groenlandse wateren van V en XIV

RED/514GRN

Duitsland

4 248

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Frankrijk

22

Verenigd Koninkrijk

30

EG

8 000 (8)  (9)

TAC

niet relevant

d)

de tabel voor roodbaars in het gebied IJslandse wateren van Va wordt vervangen door:

„Soort

:

Roodbaars

Sebastes spp.

Gebied

:

IJslandse wateren van Va

RED/05A-IS

België

100 (10)  (11)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 is van toepassing.

Duitsland

1 690 (10)  (11)

Frankrijk

50 (10)  (11)

Verenigd Koninkrijk

1 160 (10)  (11)

EC

3 000 (10)  (11)

TAC

niet relevant

3.

Bijlage III:

a)

het volgende punt 9 bis wordt ingevoegd na punt 9:

„9 bis.   Vermindering van de teruggooi van kabeljauw in de Noordzee

1.

De lidstaten die over een quotum voor kabeljauw beschikken, moeten zich ertoe verbinden in 2008 technische maatregelen om de selectiviteit van gesleept vistuig te verhogen zodat de teruggooi van kabeljauw wordt verminderd tot maximaal 10 %, te testen.

2.

De lidstaten stellen de resultaten van de in punt 9 bis, 1, bedoelde tests uiterlijk op 31 december 2008 ter beschikking van de Commissie.”;

b)

in punt 13.1 worden de coördinaten voor „Hatton Bank” vervangen door:

 

„Hatton Bank:

59° 26′ NB, 14° 30′ WL

59° 12′ NB, 15° 08′ WL

59° 01′ NB, 17° 00′ WL

58° 50′ NB, 17° 38′ WL

58° 30′ NB, 17° 52′ WL

58° 30′ NB, 18° 22′ WL

58° 03′ NB, 18° 22′ WL

58° 03′ NB, 17° 30′ WL

57° 55′ NB, 17° 30′ WL

57° 45′ NB, 19° 15′ WL

58° 30′ NB, 18° 45′ WL

58° 47′ NB, 18° 37′ WL

59° 05′ NB, 17° 32′ WL

59° 16′ NB, 17° 20′ WL

59° 22′ NB, 16° 50′ WL

59° 21′ NB, 15° 40′ WL”.

4.

Bijlage XIV:

In de tekst betreffende aanhangsel 3 bij Resolutie GFMC/31/2007/2 worden de geografische coördinaten voor geografisch deelgebied (GDG) 2 van het GFMC-gebied vervangen door:

„36° 05′ NB, 3° 20′ WL

36° 05′ NB, 2° 40′ WL

35° 45′ NB, 2° 40′ WL

35° 45′ NB, 3° 20′ WL”.


(1)  In mindering te brengen op de vangstmogelijkheden van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.

(2)  In zone VI mag ten hoogste 49 067 ton worden gevangen.

(3)  In mindering te brengen op de vangstmogelijkheden van de Faeröer die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.

(4)  Mag ook worden gevangen in zone VIb. In zone IV mag ten hoogste 7 750 ton worden gevangen.”

(5)  Waarvan 23 716 ton toegewezen aan IJsland.

(6)  Te vangen vóór 30 april 2008.”

(7)  Ten hoogste 65 % van het quotum mag worden gevangen ten noorden van 59° NB en ten oosten van 36° WL in de periode 1 april-15 juli 2008. Ten hoogste 30 % van de vangstmogelijkheden mag worden gevangen ten noorden van 59° NB en ten oosten van 36° WL in de periode 1 april-10 mei 2008.”

(8)  Mag alleen met pelagische trawl worden gevangen. Mag ten westen of ten oosten van Groenland worden gevangen. Het quotum mag in het gereglementeerde NEAFC-gebied worden gevangen mits de Groenlandse voorwaarden voor vangstreportage worden vervuld.

(9)  Waarvan 3 500 ton, uitsluitend met pelagische trawls te vangen, aan Noorwegen en 200 ton aan de Faeroër wordt toegewezen.”

(10)  Inclusief onvermijdelijke bijvangst (bijvangst van kabeljauw verboden).

(11)  Te vangen tussen juli en december.”


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/15


VERORDENING (EG) Nr. 719/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 juli 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 590/2008 (PB L 163 van 24.6.2008, blz. 24).


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

29,6

TR

83,4

XS

27,8

ZZ

46,9

0707 00 05

MK

27,4

TR

106,2

ZZ

66,8

0709 90 70

TR

92,7

ZZ

92,7

0805 50 10

AR

87,6

US

51,0

UY

61,3

ZA

89,1

ZZ

72,3

0806 10 10

CL

83,0

EG

143,0

IL

145,5

TR

112,2

ZZ

120,9

0808 10 80

AR

100,4

BR

101,7

CL

109,0

CN

85,5

NZ

117,2

US

99,9

ZA

91,9

ZZ

100,8

0808 20 50

AR

111,3

CL

86,3

NZ

97,1

ZA

99,2

ZZ

98,5

0809 10 00

TR

174,0

US

186,2

ZZ

180,1

0809 20 95

TR

402,5

US

410,1

ZZ

406,3

0809 30

TR

149,7

ZZ

149,7

0809 40 05

BA

95,0

IL

117,3

TR

115,5

XS

74,5

ZZ

100,6


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/17


VERORDENING (EG) Nr. 720/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat de opslag en het verkeer van door betaalorganen of interventiebureaus aangekochte producten betreft

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 43 in samenhang met artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3515/92 van de Commissie van 4 december 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1055/77 van de Raad betreffende de opslag en het verkeer van door interventiebureaus aangekochte producten (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De bevoegde autoriteiten worden over het handelsverkeer in de betrokken producten ingelicht. Het is derhalve ter vereenvoudiging van de administratie wenselijk voor in het bezit van een betaalorgaan of interventiebureau zijnde producten die naar een derde land worden uitgevoerd om daar te worden opgeslagen of die naar de lidstaat van vertrek worden teruggezonden, geen certificaat verplicht te stellen.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALING

Artikel 1

Onverminderd afwijkende bepalingen in de specifieke communautaire voorschriften voor bepaalde producten, worden in de onderhavige verordening de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 vastgesteld.

HOOFDSTUK 2

VOOR OPSLAG NAAR EEN DERDE LAND VERVOERDE INTERVENTIEPRODUCTEN

Artikel 2

In de onder artikel 39, lid 5, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 begrepen gevallen wordt, indien de producten naar derde landen worden uitgevoerd om daar te worden opgeslagen, bij het bevoegde douanekantoor van de lidstaat waar het voor de producten verantwoordelijke betaalorgaan of interventiebureau is gevestigd, het in artikel 3 van de onderhavige verordening bedoelde document overgelegd en wordt aldaar aangifte ten uitvoer gedaan.

Op de uitvoeraangifte en, in voorkomend geval, op het document voor het externe communautaire douanevervoer of op het gelijkwaardige nationale document wordt een van de in bijlage I opgenomen vermeldingen aangebracht.

Voor het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer is geen uitvoercertificaat vereist.

Artikel 3

Het in artikel 2 bedoelde document wordt afgegeven door het bevoegde betaalorgaan of interventiebureau van de lidstaat van verzending, is voorzien van een nummer en behelst de volgende gegevens:

a)

een beschrijving van de producten en, in voorkomend geval, elk ander voor controledoeleinden noodzakelijk gegeven;

b)

het aantal, de aard en, in voorkomend geval, de merken en de nummers van de verpakkingen;

c)

de bruto- en de nettomassa van de producten;

d)

een verwijzing naar artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 met de vermelding dat de producten voor opslag zijn bestemd;

e)

het adres van de plaats van opslag die is voorzien.

Bij toepassing van artikel 2 wordt dit document door het douanekantoor waar de aangifte ten uitvoer is gedaan, bewaard en gaat het product verder van een kopie van dit document vergezeld.

Artikel 4

1.   Voor producten die in het bezit zijn van een betaalorgaan of interventiebureau en die, na in een derde land te zijn opgeslagen, zonder te zijn verkocht, in de lidstaat waaronder dat betaalorgaan of interventiebureau ressorteert, worden wederingevoerd:

a)

geldt het bepaalde in artikel 39, lid 5 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, en

b)

behoeft geen invoercertificaat te worden overgelegd.

2.   Bovendien worden bij het douanekantoor van wederinvoer de volgende documenten overgelegd:

a)

het voor de exporteur bestemde geviseerde exemplaar van de uitvoeraangifte dat voor de uitvoer van de producten naar het derde land van opslag is afgegeven of een door het douanekantoor dat het oorspronkelijke document heeft afgegeven, voor eensluidend verklaarde kopie of fotokopie van dat document;

b)

een door het voor de producten verantwoordelijke betaalorgaan of interventiebureau afgegeven document dat de in artikel 3, onder a) tot en met d), bedoelde gegevens bevat.

Deze documenten worden door het douanekantoor van wederinvoer bewaard.

HOOFDSTUK 3

VAN HET ENE NAAR HET ANDERE BETAALORGAAN OF INTERVENTIEBUREAU OVERGEDRAGEN INTERVENTIEPRODUCTEN

Artikel 5

In de onder artikel 39, lid 5, onder b), van Verordening (EG) nr. 1234/2007 begrepen gevallen gaan de producten die naar een andere lidstaat worden verzonden voor overdracht, vergezeld van het in de artikelen 912 bis tot en met 912 octies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (4) bedoelde controle-exemplaar T5. Het controle-exemplaar T5 wordt afgegeven door het betaalorgaan of interventiebureau dat de producten overdraagt, waarbij in vak 104 een van de in bijlage II bij de onderhavige verordening opgenomen vermeldingen wordt aangebracht.

In vak 107 wordt het nummer van de onderhavige verordening vermeld.

De lidstaat kan toestaan dat het controle-exemplaar T5 in plaats van door het betaalorgaan of het interventiebureau door een daartoe aangewezen autoriteit wordt afgegeven.

Het controle-exemplaar T5 wordt, na door het betaalorgaan of interventiebureau van de lidstaat waaraan de producten worden overgedragen, naar behoren te zijn gecontroleerd en geviseerd, rechtstreeks naar het betaalorgaan of interventiebureau dat de producten heeft overgedragen, teruggezonden.

HOOFDSTUK 4

SLOTBEPALINGEN

Artikel 6

Verordening (EEG) nr. 3515/92 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(2)  PB L 355 van 5.12.1992, blz. 15. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1847/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 21).

(3)  Zie bijlage III.

(4)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.


BIJLAGE I

In artikel 2, tweede alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Интервенционни продукти, държани от … (име и адрес на разплащателната или интервенционната агенция), предназначени за складиране в … (съответна държава и адрес на предложения склад). В приложение на член 39, параграф 5, буква а), от Регламент (ЕО) № 1234/2007

:

In het Spaans

:

Productos de intervención en poder de … (nombre y dirección del organismo pagador o de intervención) destinados a ser almacenados en … (país y dirección del lugar de almacenamiento previsto). Aplicación del artículo 39, apartado 5, letra a), del Reglamento (CE) no 1234/2007

:

In het Tsjechisch

:

Intervenční produkty v držení … (název a adresa platební agentury nebo intervenční agentury), určené ke skladování v/ve … (dotčený stát a předpokládaná adresa a místo skladování). Použití čl. 39 odst. 5 písm. a) nařízení (ES) č. 1234/2007

:

In het Deens

:

Interventionsprodukter, som … (navn og adresse på betalings- eller interventionsorganet) ligger inde med, og som er bestemt til oplagring i … (det pågældende land og adressen på det forventede oplagringssted). Anvendelse af artikel 39, stk. 5, litra a), i forordning (EF) nr. 1234/2007

:

In het Duits

:

Interventionserzeugnisse im Besitz von … (Name und Anschrift der Zahlstelle oder Interventionsstelle), zur Lagerung in … (Land und Anschrift des vorgesehenen Lagerorts) bestimmt. Anwendung von Artikel 39 Absatz 5 Buchstabe a der Verordnung (EG) Nr. 1234/2007

:

In het Ests

:

(makseasutuse või sekkumisasutuse nimetus ja aadress) valduses olevad sekkumistooted, mis on ette nähtud ladustamiseks (asjaomane riik ja ettenähtud ladustamiskoha aadress). Määruse (EÜ) nr 1234/2007 artikli 39 lõike 5 punkti a kohaldamine

:

In het Grieks

:

Προϊόντα παρέμβασης που ευρίσκονται στην κατοχή του … (ονομασία και διεύθυνση του οργανισμού πληρωμών ή του οργανισμού παρέμβασης) προς αποθήκευση στ. … (χώρα και διεύθυνση του προτεινόμενου χώρου αποθήκευσης). Εφαρμογή του άρθρου 39 παράγραφος 5 στοιχείο α) του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 1234/2007

:

In het Engels

:

Intervention products held by … (name and address of the paying agency or intervention agency) for storage in … (country concerned and address of the proposed place of storage). Application of Article 39(5)(a) of Regulation (EC) No 1234/2007

:

In French

:

Produits d'intervention détenus par … (nom et adresse de l'organisme payeur ou de l'organisme d'intervention), destinés à être stockés en/au … (pays concerné et adresse du lieu de stockage prévu). Application de l'article 39, paragraphe 5, point a), du règlement (CE) no 1234/2007

:

In het Italiaans

:

Prodotti d'intervento detenuti da … (nome e indirizzo dell'organismo pagatore o organismo d'intervento) destinati ad essere immagazzinati in … (paese interessato e indirizzo del luogo di immagazzinamento previsto). Applicazione dell'articolo 39, paragrafo 5, lettera a) del regolamento (CE) n. 1234/2007

:

In het Lets

:

Intervences produkti, kas pieder … (maksājumu aģentūras vai intervences aģentūras nosaukums un adrese), glabāšanai … (attiecīgā valsts un plānotā glabāšanas vieta adrese). Regulas (EK) Nr. 1234/2007 39. panta 5. punkta a) apakšpunkta piemērošana

:

In het Litouws

:

(Mokėjimo agentūros ar intervencinės agentūros pavadinimas ir adresas) … intervenciniai produktai, skirti saugojimui … (atitinkama šalis ir numatomos saugojimo vietos adresas). Reglamento (EB) Nr. 1234/2007 39 straipsnio 5 dalies a punkto taikymas

:

In het Hongaars

:

A(z) … (a kifizető ügynökség, illetve az intervenciós hivatal neve és címe) birtokában lévő, ….-ban-/ben (a tervezett raktározási hely címe és országa) raktározásra szánt intervenciós termékek. Az 1234/2007/EK rendelet 39. cikke (5) bekezdése a) pontjának alkalmazása

:

In het Maltees

:

Prodotti ta’ intervent miżmuma minn … (isem u indirizz ta’ l-aġenzija li tħallas jew l-aġenzija ta’ intervent), biex jinħażnu f’ … (pajjiż ikkonċernat u indirizz tal-post tal-ħażna propost). Applikazzjoni ta’ l-Artikolu 39(5)(a) tar-Regolament (KE) Nru 1234/2007

:

In het Nederlands

:

Interventieproducten in het bezit van … (naam en adres van het betaalorgaan of het interventiebureau) — bestemd voor opslag in … (betrokken land en adres van de opslagplaats). Toepassing van artikel 39, lid 5, onder a), van Verordening (EG) nr. 1234/2007

:

In het Pools

:

Produkty interwencyjne znajdujące się w posiadaniu … (nazwa i adres agencji płatniczej lub agencji interwencyjnej), przeznaczone do magazynowania w … (właściwy kraj i adres przewidzianego miejsca magazynowania). Zastosowanie art. 39 ust. 5 lit. a) rozporządzenia (WE) nr 1234/2007

:

In het Portugees

:

Produtos de intervenção em poder de … (nome e endereço do organismo pagador ou do organismo de intervenção) destinados a serem armazenados em/no … (país em causa e endereço do local de armazenagem previsto). Aplicação do n.o 5, alínea a), do artigo 39.o do Regulamento (CE) n.o 1234/2007

:

In het Roemeens

:

Produse de intervenție deținute de … (denumirea și adresa agenției de plăți sau organismului de intervenție) pentru depozitare în … (țara în cauză și adresa locului de depozitare propus). Se aplică articolul 39 alineatul (5) litera (a) din Regulamentul (CE) nr. 1234/2007

:

In het Slowaaks

:

Intervenčné produkty v držbe … (názov a adresa platobnej alebo intervenčnej agentúry), určené na skladovanie v … (krajina, ktorej sa to týka a adresa stanoveného miesta skladovania). Uplatňuje sa článok 39 ods. 5 písm. a) nariadenia (ES) č. 1234/2007

:

In het Sloveens

:

Intervencijski proizvodi, zadržani s strani … (ime in naslov plačilne agencije ali intervencijske agencije), ki naj bi bili skladiščeni v … (zadevna država in naslov predvidenega kraja skladiščenja). Izvajanje člena 39(5)(a) Uredbe (ES) št. 1234/2007

:

In het Fins

:

Interventiotuotteita, jotka ovat … (maksajaviraston tai interventioelimen nimi ja osoite) hallussa ja jotka on tarkoitus varastoida … (kyseessä olevan maan ja ehdotetun varastointipaikan osoite). Asetuksen (EY) N:o 1234/2007 39 artiklan 5 kohdan a alakohdan soveltaminen

:

In het Zweeds

:

Interventionsprodukter som innehas av … (det utbetalande organets eller interventionsorganets namn och adress) för lagring i … (berört land och adress till det tilltänkta lagringsstället). Tillämpning av artikel 39.5 a i förordning (EG) nr 1234/2007


BIJLAGE II

In artikel 5, eerste alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Интервенционни продукти — трансферна операция

:

In het Spaans

:

Productos de intervención — operación de transferencia

:

In het Tsjechisch

:

Intervenční produkty – převod

:

In het Deens

:

Interventionsprodukter — overførsel

:

In het Duits

:

Interventionserzeugnisse — Transfer

:

In het Ests

:

Sekkumistooted – ülevõtmistoiming

:

In het Grieks

:

Πρoϊόντα παρέμβασης — Πράξη μεταβίβασης

:

In het Engels

:

Intervention products — transfer operation

:

In het Frans

:

Produits d'intervention — opération de transfert

:

In het Italiaans

:

Prodotti d'intervento — operazione di trasferimento

:

In het Lets

:

Intervences produkti – nodošana

:

In het Litouws

:

Intervenciniai produktai – pervežimas

:

In het Hongaars

:

Intervenciós termékek – szállítási művelet

:

In het Maltees

:

Prodotti ta’ l-intervent - ħidma ta’ trasferiment

:

In het Nederlands

:

Interventieproducten — Overdracht

:

In het Pools

:

Produkty interwencyjne – operacja przekazania

:

In het Portugees

:

Produtos de intervenção — operação de transferência

:

In het Roemeens

:

Produse de intervenție – operațiune de transfer

:

In het Slowaaks

:

Intervenčné produkty – presun

:

In het Sloveens

:

Intervencijski proizvodi – postopek transferja

:

In het Fins

:

Interventiotuotteita – siirtotoimi

:

In het Zweeds

:

Interventionsprodukter – överföringsförfarande


BIJLAGE III

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3515/92 van de Commissie

(PB L 355 van 5.12.1992, blz. 15)

 

Verordening (EG) nr. 306/95

(PB L 36 van 16.2.1995, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 1970/2004

(PB L 341 van 17.11.2004, blz. 17)

 

Verordening (EG) nr. 1847/2006

(PB L 355 van 15.12.2006, blz. 21)

uitsluitend artikel 2 en bijlage II


BIJLAGE IV

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 3515/92

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 3, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, eerste alinea, derde streepje

Artikel 3, eerste alinea, onder c)

Artikel 3, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 3, eerste alinea, onder d)

Artikel 3, eerste alinea, vijfde streepje

Artikel 3, eerste alinea, onder e)

Artikel 3, tweede alinea

Artikel 3, tweede alinea

Artikel 4, lid 1, eerste streepje

Artikel 4, lid 1, onder a)

Artikel 4, lid 1, tweede streepje

Artikel 4, lid 1, onder b)

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 4, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 4, lid 2, tweede alinea

Artikel 4, lid 2, tweede alinea

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Bijlagen I en II

Bijlagen I en II

Bijlage III

Bijlage IV


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/23


VERORDENING (EG) Nr. 721/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van de bacterie Paracoccus carotinifaciens, rijk aan rode carotenoïden, als toevoegingsmiddel voor diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De toelating van toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de toelatingsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor het in de bijlage opgenomen preparaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 831/2003 vereiste gegevens en bescheiden zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van gedroogde gedode cellen van de bacterie Paracoccus carotinifaciens, rijk aan rode carotenoïden, (NITE SD 00017) als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen” voor zalm en forel.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 18 september 2007 geconcludeerd dat het preparaat van gedroogde gedode cellen van de bacterie Paracoccus carotinifaciens, rijk aan rode carotenoïden, (NITE SD 00017) geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het de kenmerken van dierlijke producten gunstig beïnvloedt (2). Zij heeft verder geconcludeerd dat aan dat preparaat geen andere risico’s verbonden zijn die op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 de verlening van een vergunning in de weg zouden staan. De EFSA heeft een aanbeveling over de maximumgehalten aan residuen gedaan. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen heeft de EFSA niet nodig geacht. Zij heeft ook het rapport over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde communautaire referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het preparaat blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dat preparaat zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „a ii). Kleurstoffen; stoffen die bij toediening aan dieren aan een levensmiddel van dierlijke oorsprong kleur geven”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(2)  Scientific Opinion of the Panel on Additives and Products or Substances used in Animal Feed (FEEDAP) on a request from the European Commission on safety and efficacy of Panaferd-AX (red carotenoid-rich bacterium Paracoccus carotinifaciens) as feed additive for salmon and trout. The EFSA Journal (2007) 546, blz. 1-30.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Maximumgehalte aan residuen in de desbetreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Einde van de vergunningsperiode

mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie sensoriële toevoegingsmiddelen. Functionele groep: kleurstoffen; stoffen die bij toediening aan dieren aan een levensmiddel van dierlijke oorsprong kleur geven

2a(ii) 167

Paracoccus carotinifaciens, rijk aan rode carotenoïden

 

Werkzame stoffen:

 

Astaxanthine (C40H52O4, CAS: 472-61-7)

 

Adonirubine (C40H52O3, 3-hydroxy-bèta,bètacaroteen-4,4′-dione CAS: 511-23801)

 

Canthaxanthine (C40H52O2, CAS: 514-78-3)

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel:

Preparaat van gedroogde gedode cellen van Paracoccus carotinifaciens (NITE SD 00017), bevattende:

20-23 g/kg astaxanthine

10-15 g/kg adonirubine

3-5 g/kg canthaxanthine

 

Analysemethoden

Normale fase hogeprestatie-vloeistofchromatografie (HPLC), gekoppeld aan uv/zichtbaar lichtdetectie voor de bepaling van astaxanthine, adonirubine en canthaxanthine in diervoeders en visweefsel (1)

Zalm, forel

100

1.

Het maximumgehalte wordt uitgedrukt als de som van astaxanthine, adonirubine en canthaxanthine.

2.

Gebruik toegestaan vanaf de leeftijd van zes maanden of vanaf een gewicht van 50 g.

3.

Het mengen van het toevoegings-middel met astaxanthine of canthaxanthine is toegestaan mits de totale concentratie van de som van astaxanthine, adonirubine en cantaxanthine uit andere bronnen niet meer bedraagt dan 100 mg/kg in volledig diervoeder.

Voor zalm: 10 mg/kg voor de som van adonirubine en canthaxanthine/kg vlees (nat weefsel).

Voor forel: 8 mg/kg voor de som van adonirubine en canthaxanthine /kg vlees (nat weefsel).

15.8.2018


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het communautaire referentielaboratorium: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/26


VERORDENING (EG) Nr. 722/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 563/82 ten aanzien van de correcties die moeten worden gebruikt bij de notering van de marktprijzen voor geslachte volwassen runderen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1183/2006 van de Raad van 24 juli 2006 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (1), en met name op artikel 3, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1183/2006 is de EU-referentieaanbiedingsvorm van geslachte dieren omschreven. Bovendien is in dat artikel bepaald dat, als een lidstaat een andere aanbiedingsvorm van geslachte dieren dan die referentieaanbiedingsvorm gebruikt, de correcties moeten worden bepaald die nodig zijn om van die aanbiedingsvorm over te gaan naar de referentieaanbiedingsvorm.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 563/82 van de Commissie van 10 maart 1982 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1208/81 voor de notering der marktprijzen voor volwassen runderen op basis van het communautaire indelingsschema voor geslachte runderen (2) zijn de uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot de notering van de marktprijzen voor geslachte volwassen runderen op basis van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft verzocht in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 563/82 twee extra stellen coëfficiënten op te nemen die gelden in het geval van de verwijdering van respectievelijk de vetlaag aan de puntborst en het vet aan de binnenzijde van de vang. Om in de Gemeenschap over vergelijkbare prijzen te kunnen blijven beschikken dienen de in de bijlage bij die verordening bepaalde correcties te worden aangepast.

(4)

Verordening (EEG) nr. 563/82 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Het Comité van beheer voor rundvlees heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EEG) nr. 563/82 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 214 van 4.8.2006, blz. 1. Verordening (EG) nr. 1183/2006 wordt met ingang van 1 januari 2009 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 67 van 11.3.1982, blz. 23. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2181/2001 (PB L 293 van 10.11.2001, blz. 8).


BIJLAGE

„BIJLAGE

In artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1183/2006 bedoelde correcties

(in procenten van het gewicht van het geslachte rund)

Percentage

Af te trekken

Op te tellen

Vetheidsklasse

1-2

3

4-5

1

2

3

4

5

Nieren

–0,4

 

Niervet

–1,75

–2,5

–3,5

Slotvet

–0,5

 

Lever

–2,5

Middenrif

–0,4

Longhaas

–0,4

Staart

–0,4

Ruggenmerg

–0,05

Uiervet

–1,0

Teelballen

–0,3

Zakvet

–0,5

Bovenbilvet

–0,3

Vette nekader

–0,3

Ontdaan van het overtollige dekvet

 

0

0

+2,0

+3,0

+4,0

Ontdaan van de vetlaag aan de puntborst met behoud van enige vetbedekking (het spierweefsel mag niet blootliggen)

 

0

+0,2

+0,2

+0,3

+0,4

Ontdaan van het vet aan de binnenzijde van de vang

 

0

+0,3

+0,4

+0,5

+0,6”


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/28


VERORDENING (EG) Nr. 723/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

houdende inschrijving van een aantal benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Afuega'l Pitu (BOB), Mazapán de Toledo (BGA), Agneau de Lozère (BGA), Oignon doux des Cévennes (BOB), Butelo de Vinhais of Bucho de Vinhais of Chouriço de Ossos de Vinhais (BGA), Chouriça Doce de Vinhais (BGA))

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 510/2006 en ter uitvoering van artikel 17, lid 2, van die verordening zijn de aanvragen van Spanje tot registratie van de namen „Afuega'l Pitu” en „Mazapán de Toledo”, de aanvragen van Frankrijk tot registratie van de namen „Agneau de Lozère” en „Oignon doux des Cévennes” en de aanvragen van Portugal tot registratie van de namen „Butelo de Vinhais” of „Bucho de Vinhais” of „Chouriço de Ossos de Vinhais” en „Chouriça Doce de Vinhais” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006, moeten deze benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benamingen worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 417/2008 van de Commissie (PB L 125 van 9.5.2008, blz. 27).

(2)  PB C 268 van 10.11.2007, blz. 28 (Afuega'l Pitu), PB C 267 van 9.11.2007, blz. 50 (Mazapán de Toledo), PB C 267 van 9.11.2007, blz. 46 (Agneau de Lozère), PB C 270 van 13.11.2007, blz. 15 (Oignon doux des Cévennes), PB C 268 van 10.11.2007, blz. 36 (Butelo de Vinhais of Bucho de Vinhais of Chouriço de Ossos de Vinhais), PB C 268 van 10.11.2007, blz. 33 (Chouriça Doce de Vinhais).


BIJLAGE

1.   In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees (en verse slachtafvallen)

FRANKRIJK

Agneau de Lozère (BGA)

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)

PORTUGAL

Butelo de Vinhais of Bucho de Vinhais of Chouriço de Ossos de Vinhais (BGA)

Chouriça Doce de Vinhais (BGA)

Categorie 1.3.   Kaas

SPANJE

Afuega'l Pitu (BOB)

Categorie 1.6.   Groenten en fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt

FRANKRIJK

Oignon doux des Cévennes (BOB)

2.   In bijlage I bij de verordening genoemde levensmiddelen:

Categorie 2.4.   Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren

SPANJE

Mazapán de Toledo (BGA)


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/30


VERORDENING (EG) Nr. 724/2008 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2008

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de statistiek- en tariefnomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met het oog op de uniforme toepassing van de gecombineerde nomenclatuur die de bijlage vormt bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening beschreven goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn eveneens van toepassing op elke andere nomenclatuur die daarop geheel of gedeeltelijk is gebaseerd of die daaraan onderverdelingen toevoegt en die bij specifieke EG-voorschriften is vastgesteld met het oog op de toepassing van tariefmaatregelen en andere maatregelen in verband met de handel in goederen.

(3)

Volgens deze algemene regels moeten de in kolom 1 van de tabel in de bijlage beschreven goederen worden ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code, om de in kolom 3 vermelde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting inzake de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog drie maanden mag worden gebruikt op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage beschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-codes.

Artikel 2

Op grond van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 kan een door de douane van een lidstaat afgegeven bindende tariefinlichting die in strijd is met onderhavige verordening, nog voor een periode van drie maanden worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2008 van de Commissie (PB L 111 van 23.4.2008, blz. 9).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling:

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Vloeibaar product bestaande uit een pepersaus dat wordt gemaakt door Spaanse pepers met zout te mengen, waarna een gisting van drie jaar volgt.

Na de gisting wordt azijn toegevoegd. Het product is verkrijgbaar in verschillende variëteiten, zoals groene pepersaus.

2103 90 90

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 2103, 2103 90 en 2103 90 90.

Het mengen met zout, het laten gisten en het toevoegen van azijn moeten worden aangemerkt als een productieproces dat meer inhoudt dan het in aantekening 1 bij hoofdstuk 9 vermelde proces. Als gevolg daarvan hebben de producten niet het wezenlijke karakter behouden van goederen van hoofdstuk 9.

Gelet op de samenstelling en het gebruik moet het product onder post 2103 worden ingedeeld. Zie tevens de GS-toelichting op post 2103, tweede alinea, laatste zin, onder A.


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/32


VERORDENING (EG) Nr. 725/2008 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2008

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name op artikel 9, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is gevoegd, dienen bepalingen te worden vastgesteld voor de indeling van de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen goederen.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke communautaire voorschriften is vastgesteld voor de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Met toepassing van genoemde algemene regels, dienen de in kolom 1 van de tabel omschreven goederen die zijn opgenomen in de bijlage te worden ingedeeld onder de daarmee corresponderende GN-codes die zijn vermeld in kolom 2, op grond van de motiveringen die zijn opgenomen in kolom 3 van voornoemde tabel.

(4)

Het is wenselijk dat een beroep kan worden gedaan op een door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur die niet in overeenstemming is met de bepalingen van onderhavige verordening, door de rechthebbende, gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2).

(5)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De goederen omschreven in kolom 1 van de in de bijlage opgenomen tabel worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de corresponderende GN-codes vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel.

Artikel 2

Op de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de onderhavige verordening, kan gedurende drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, lid 6, van Verordening (EEG) nr. 2913/92, een beroep worden gedaan.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2008.

Voor de Commissie

László KOVÁCS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2008 van de Commissie (PB L 111 van 23.4.2008, blz. 9).

(2)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

1.

Product bestaande uit (in gewichtspercenten:)

Wrongel

32,4

Magere melk

32,9

Room (33,5 % vet)

12,4

Suiker

4,5

en een vruchtenbereiding, een weiproduct, een stabilisator en yoghurtculturen.

Het vetgehalte is 4,3 gewichtspercenten.

Het product heeft een lichtrode kleur en ziet er uit als kwark (verse kaas). Delen van de vruchtenbereiding zijn zichtbaar.

Het product wordt aangeboden in bakjes van 150 g.

0406 10 20

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 0406, 0406 10 en 0406 10 20.

Het product bevat meer dan 70 gewichtspercenten zuivelproducten, waaraan wrongel het wezenlijke karakter verleent. De aard van kwark (verse kaas) en wrongel is daarom behouden gebleven.

Daarom moet het product worden ingedeeld onder post 0406.

2.

Product bestaande uit (in gewichtspercenten:)

Wrongel

41,7

Magere yoghurt

29,7

Vruchtenbereiding

20

Fructosestroop

5

Proteïneconcentraat

2

Bindmiddel

0,9

Room

0,7

Het vetgehalte is 0,4 gewichtspercenten.

Het product bestaat uit twee lagen: een witte laag met wrongel bevindt zich boven op de vruchtenbereiding. De bovenlaag ziet eruit als kwark (verse kaas).

Het product wordt aangeboden in bakjes van 125 g.

0406 10 20

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 0406, 0406 10 en 0406 10 20.

Het product bevat meer dan 70 gewichtspercenten zuivelproducten, waaraan wrongel het wezenlijke karakter verleent. De aard van kwark (verse kaas) en wrongel is daarom behouden gebleven.

Daarom moet het product worden ingedeeld onder post 0406.


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/34


VERORDENING (EG) Nr. 726/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode juli 2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3), en met name op artikel 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 327/98 betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst die over landen van oorsprong en vervolgens over verscheidene deelperioden zijn verdeeld overeenkomstig bijlage IX bij die verordening en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 60/2008 van de Commissie (4) (bij Verordening (EG) nr. 60/2008 is in de maand februari een extra deelperiode ingesteld voor het tariefcontingent voor de invoer van volwitte en halfwitte rijst van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika).

(2)

De maand juli is de tweede deelperiode voor de bij artikel 1, lid 1, onder b), c) en d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten rijst, de derde deelperiode voor de bij dat lid 1, onder a), vastgestelde contingenten rijst van oorsprong uit Thailand, Australië en andere landen van oorsprong dan Thailand, Australië en de Verenigde Staten van Amerika, en de vierde deelperiode voor het bij dat lid 1, onder a), vastgestelde contingent rijst van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 zijn verstrekt, hebben voor de contingenten met de volgnummers 09.4154 — 09.4166 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand juli 2008, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de voor de betrokken contingenten aangevraagde hoeveelheden, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt overigens ook dat voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4149 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand juli 2008, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Derhalve dienen voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4130 — 09.4148 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 — 09.4166 overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 327/98 de totale hoeveelheden te worden vastgesteld die beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4154 — 09.4166 die zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand juli 2008, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten.

2.   De totale hoeveelheden die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4130 — 09.4148 — 09.4112 — 09.4116 — 09.4117 — 09.4118 — 09.4119 — 09.4166 beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode, worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1). Verordening (EG) nr. 1785/2003 wordt met ingang van 1 september 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1538/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 49).

(4)  PB L 22 van 25.1.2008, blz. 6.


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98 moeten worden toegewezen voor de deelperiode juli 2008, respectievelijk beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

a)   Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2008

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2008

(in kg)

Verenigde Staten van Amerika

09.4127

 (2)

2 158 640

Thailand

09.4128

 (2)

6 119

Australië

09.4129

 (2)

448 500

Andere landen van oorsprong

09.4130

 (3)

0


b)   Bij artikel 1, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor gedopte rijst van GN-code 1006 20:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2008

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode oktober 2008

(in kg)

Alle landen

09.4148

 (3)

0


c)   Bij artikel 1, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor breukrijst van GN-code 1006 40:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2008

Thailand

09.4149

 (2)

Australië

09.4150

 (1)

Guyana

09.4152

 (1)

Verenigde Staten van Amerika

09.4153

 (1)

Andere landen van oorsprong

09.4154

1,754388 %


d)   Bij artikel 1, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode juli 2008

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode september 2008

(in kg)

Thailand

09.4112

 (3)

22 509

Verenigde Staten van Amerika

09.4116

 (3)

1 880

India

09.4117

 (3)

107 912

Pakistan

09.4118

 (3)

0

Andere landen van oorsprong

09.4119

 (3)

105 802

Alle landen

09.4166

1,170606 %

0


(1)  Geen toewijzingscoëfficiënt van toepassing voor deze deelperiode: de Commissie is geen enkele certificaataanvraag meegedeeld.

(2)  De aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan of gelijk is aan de beschikbare hoeveelheid: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.

(3)  Geen hoeveelheid meer beschikbaar voor deze deelperiode.


RICHTLIJNEN

26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/37


RICHTLIJN 2008/76/EG VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in dierenvoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in dierenvoeding (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG verbiedt het gebruik van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren en waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I vermelde maximumgehalten overschrijdt.

(2)

Recente ontwikkelingen in de technische kennis aangaande de samenstelling van visvoeder en het toenemende gebruik van zeewaterschaaldieren zoals krill als voedermiddel in visvoeder maken een herziening van het maximumgehalte voor fluor in visvoeder nodig. In het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) van 22 september 2004 (2) wordt gesteld dat een toename van het maximaal toegelaten fluorgehalte in visvoeder niet resulteert in onaanvaardbare risico's voor dier- en volksgezondheid. Wat betreft Lolium temulentum en Lolium remotum raadt de EFSA in haar advies van 25 januari 2007 (3) aan de afzonderlijke vermeldingen voor die twee plantensoorten te verwijderen en het algemene maximumgehalte te gebruiken voor onkruidzaden en niet gemalen of verpulverde vruchten die alkaloïden, glucosiden of andere giftige stoffen bevatten, zoals opgenomen in punt 14 van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG.

(3)

Wat betreft DDT moet de naam DDD opgenomen worden in het punt betreffende die stof in bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG aangezien die naam meer wordt gebruikt voor de metaboliet dichloordifenyldichloorethaan dan TDE (4).

(4)

Wat betreft abrikozen (Prunus armeniaca L.) en bittere amandel (Prunus dulcis var. amara of Prunus amygdalus Batsch var. amara), wordt uit het advies van de EFSA van 23 november 2006 (5) besloten dat de eis voor de afwezigheid van kwantitatieve sporen van abrikozen en bittere amandel niet noodzakelijk is voor de bescherming van dier- en volksgezondheid en dat het voldoende is om de algemene maximumgehaltes voor blauwzuur te gebruiken, zoals opgenomen in punt 8 van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG. Het is bijgevolg aangewezen de specifieke eisen voor abrikozen en bittere amandel te verwijderen.

(5)

Vlasdodder (Camelina sativa) is opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 2002/32/EG en de zaden en vruchten van deze plantensoort en de door verwerking ervan verkregen bijproducten mogen niet in dierenvoeders voorkomen, tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald.

(6)

Er is opnieuw interesse in Camelina sativa als oliehoudend gewas door een toenemende vraag naar alternatieve niet-intensieve oliehoudende gewassen waarvan de bijproducten van de olieproductie kunnen worden gebruikt in dierenvoeder. Uit het advies van de EFSA van 27 november 2007 (6) kan besloten worden dat de eis van afwezigheid van kwantificeerbare sporen van Camelina sativa en zijn bijproducten niet noodzakelijk is voor de bescherming van de dier- en volksgezondheid op voorwaarde dat de totale hoeveelheid glucosinolaten in de voeding de dier- en volksgezondheid niet in gevaar brengt. De bescherming van de dier- en volksgezondheid tegen de toxische effecten van glucosinolaten wordt gewaarborgd door de bepaling voor vluchtige mosterdolie in volledig voeder; het maximumgehalte daarvan wordt berekend als allylisothiocyanaat, omdat de toxiciteit van de glucosinolaten volgens de EFSA over het algemeen wordt toegeschreven aan (iso)thiocyanaten. Het is bijgevolg aangewezen de eis voor afwezigheid van kwantificeerbare sporen van Camelina sativa te schrappen uit bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG.

(7)

Richtlijn 2002/32/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de dierengezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn gewijzigd.

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 april 2009 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/77/EG van de Commissie (PB L 271 van 30.9.2006, blz. 53).

(2)  Opinion of the Scientific Panel on contaminants in the Food Chain of the European Food Safety Authority (EFSA) on a request from the Commission related to fluorine as undesirable substances in animal feed, goedgekeurd op 22 september 2004, http://www.efsa.europa.eu/EFSA/Scientific_Opinion/opinion_contam08_ej100_fluorine_en1,0.pdf

(3)  Opinion of the Scientific Panel on contaminants in the Food Chain of the European Food Safety Authority (EFSA) on a request from the European Commission related to pyrrolizidine alkaloids as undesirable substances in animal feed, goedgekeurd op 25 januari 2007, http://www.efsa.europa.eu/EFSA/Scientific_Opinion/contam_ej447_op_pyrrolizidine%20alkaloids%20in%20feed_en.pdf

(4)  Opinion of the Scientific Panel on contaminants in the Food Chain of the European Food Safety Authority (EFSA) on a request from the Commission related to DDT as undesirable substances in animal feed, goedgekeurd op 22 november 2006, http://www.efsa.europa.eu/EFSA/Scientific_Opinion/CONTAM_ej433_DDT_en,2.pdf

(5)  Opinion of the Scientific Panel on contaminants in the Food Chain of the European Food Safety Authority (EFSA) on a request from the Commission related to cyanogenic compounds as undesirable substances in animal feed, goedgekeurd op 23 november 2006, http://www.efsa.europa.eu/EFSA/Scientific_Opinion/CONTAM_ej434_op_cyanogenic_compounds_in_feed_en,1.pdf

(6)  Opinion of the Scientific Panel on contaminants in the Food Chain of the European Food Safety Authority (EFSA) on a request from the Commission related to glucosinolates as undesirable substances in animal feed, goedgekeurd op 27 november 2007, http://www.efsa.europa.eu/EFSA/Scientific_Opinion/contam_op_ej590_glucosinolates_en.pdf


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 3, Fluor, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van het dierenvoeder, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„3.

Fluor (1)

Voedermiddelen, met uitzondering van:

150

dierenvoeders van dierlijke oorsprong, met uitzondering van zeewaterschaaldieren zoals krill

500

zeewaterschaaldieren zoals krill

3 000

fosfaten

2 000

calciumcarbonaat

350

magnesiumoxide

600

koolzure algenkalk

1 000

Vermiculiet (E 561)

3 000 (2)

Aanvullende dierenvoeders

 

bevattende ≤ 4 % fosfor

500

bevattende > 4 % fosfor

125 per 1 % fosfor

Volledige dierenvoeders, met uitzondering van:

150

volledige dierenvoeders voor runderen, schapen en geiten

 

die zogen

30

andere

50

volledige dierenvoeders voor varkens

100

volledige dierenvoeders voor pluimvee

350

volledige dierenvoeders voor kuikens

250

volledig visvoeder

350

2)

Punt 14, Onkruidzaden en niet gemalen of verpulverde vruchten die alkaloïden, glucosiden of andere giftige stoffen bevatten, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van het dierenvoeder, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„14.

Onkruidzaden en niet gemalen of verpulverde vruchten die alkaloïden, glucosiden of andere giftige stoffen bevatten afzonderlijk of tezamen, waaronder:

Alle dierenvoeders

3 000

Datura stramonium L.

 

1 000”

3)

Punt 21, DDT, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van het dierenvoeder, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„DDT (som van DDT-, DDD- (of TDE-) en DDE-isomeren, uitgedrukt in DDT)

Alle dierenvoeders, met uitzondering van:

0,05

vetten en oliën

0,5”

4)

Punt 28, Abrikozen — Prunus armeniaca L., punt 29, Bittere amandel — Prunus dulcis (Mill.) D.A. Webb var. amara (DC.) Focke (= Prunus amygdalus Batsch var. amara (DC.) Focke) en punt 31, Vlasdodder — Camelina sativa (L.) Crantz, worden geschrapt.


(1)  De maximumgehalten hebben betrekking op een analytische bepaling van fluor, waarbij de extractie gedurende 20 minuten op omgevingstemperatuur met zoutzuur 1 N wordt uitgevoerd. Er kunnen gelijkwaardige extractieprocedures worden toegepast, waarvoor kan worden aangetoond dat de gebruikte extractieprocedure een gelijke extractie-efficiëntie heeft.

(2)  De gehalten worden vóór 31 december 2008 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/41


RICHTLIJN 2008/77/EG VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde thiamethoxam als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Thiamethoxam is in die lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 is thiamethoxam overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Spanje is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 27 juli 2007 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 22 februari 2008 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en thiamethoxam bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Thiamethoxam dient derhalve in bijlage I te worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en thiamethoxam bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken.

(6)

Er zijn evenwel onaanvaardbare risico's gesignaleerd bij de in situ behandeling van hout in de openlucht en bij behandeld hout dat is blootgesteld aan verwering. Bijgevolg dient geen toelating voor deze toepassingen te worden gegeven, tenzij gegevens zijn overgelegd die aantonen dat de producten zonder onaanvaardbare risico’s voor het milieu kunnen worden gebruikt.

(7)

In het licht van de bevindingen van het beoordelingsverslag dient te worden vereist dat bij de toelating van producten die thiamethoxam bevatten en als houtconserveringsmiddel worden gebruikt, risicobeperkende maatregelen worden voorgeschreven teneinde te garanderen dat de risico’s overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI van Richtlijn 98/8/EG tot een aanvaardbaar niveau worden gereduceerd. Met name moeten passende maatregelen worden genomen om de bodem en het aquatische milieu te beschermen, aangezien bij de beoordeling onaanvaardbare risico’s voor deze milieucompartimenten zijn gesignaleerd, en dienen bij de toepassing van voor industrieel en/of beroepsmatig gebruik bestemde producten passende beschermingsmiddelen te worden gebruikt indien het gesignaleerde risico voor de industriële en/of professionele gebruiker niet op een andere wijze kan worden gereduceerd.

(8)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof thiamethoxam bevatten, te waarborgen en tevens het goede functioneren van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(9)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), punt ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(10)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 8 die thiamethoxam bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(11)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/31/EG (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 57).

(2)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 14” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„14

thiamethoxam

thiamethoxam

EC-nr.: 428-650-4

CAS-nr.: 153719-23-4

980 g/kg

1 juli 2010

30 juni 2012

30 juni 2020

8

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

Gezien de veronderstellingen die aan de risicobeoordeling ten grondslag liggen, dienen bij de toepassing van voor industrieel en/of professioneel gebruik toegelaten producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gebruikt, tenzij in de aanvraag tot toelating van het product het bewijs wordt geleverd dat de risico’s voor de industriële en/of professionele gebruiker op een andere wijze tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden gereduceerd.

Gezien de gesignaleerde risico's voor de bodem en het aquatische milieu, moeten passende risicobeperkende maatregelen worden genomen om deze milieucompartimenten te beschermen. Met name moet op de etiketten en/of veiligheidsinformatiebladen van producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten, worden vermeld dat pas behandeld hout na de behandeling onder een afdak of op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem of naar water te voorkomen en dat verliezen met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.

Producten worden alleen toegelaten voor de behandeling in situ van hout in de openlucht of voor hout dat aan verwering zal worden blootgesteld, wanneer gegevens zijn overgelegd die aantonen dat het product zal voldoen aan de eisen van artikel 5 en bijlage VI, indien nodig door toepassing van passende risicobeperkende maatregelen.”


(1)  Voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/44


RICHTLIJN 2008/78/EG VAN DE COMMISSIE

van 25 juli 2008

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde propiconazool als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Propiconazool is in die lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1451/2007 is propiconazool overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Finland is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 5 april 2006 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 29 november 2007 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Bij de beoordeling van propiconazool zijn geen onbeantwoorde vragen of zorgwekkende aspecten naar voren gekomen die door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico’s moeten worden besproken.

(6)

Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en propiconazool bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Propiconazool dient derhalve in bijlage I te worden opgenomen voor productsoort 8 om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en propiconazool bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken. Er zijn evenwel onaanvaardbare risico's gesignaleerd bij de behandeling in situ van hout in de openlucht en bij behandeld hout dat is blootgesteld aan verwering. Alvorens toelating kan worden verleend voor deze toepassingen, moeten gegevens worden overgelegd die aantonen dat die producten zonder onaanvaardbaar risico voor het milieu kunnen worden gebruikt.

(7)

Gezien de conclusies van het beoordelingsverslag moet worden vereist dat producten die propiconazool bevatten en als houtconserveringsmiddel worden gebruikt, worden gebruikt met passende persoonlijke beschermingsmiddelen, dat risicobeperkende maatregelen worden voorgeschreven om de bodem en het aquatisch milieu te beschermen en dat overeenkomstig artikel 10, lid 2, punt i), onder d), van Richtlijn 98/8/EG aangepaste instructies worden gegeven.

(8)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof propiconazool bevatten, te waarborgen en tevens de goede werking van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(9)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), punt ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(10)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 8 die propiconazool bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(11)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 maart 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 april 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/31/EG (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 57).

(2)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 8” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„8

propiconazool

1-[[2-(2,4-dichloorfenyl)-4-propyl-1,3-dioxolan-2-yl]methyl]-1H-1,2,4-triazool

EC-nr.: 262-104-4

CAS-nr.: 60207-90-1

930 g/kg

1 april 2010

31 maart 2012

31 maart 2020

8

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

Gezien de veronderstellingen die aan de risicobeoordeling ten grondslag liggen, dienen bij de toepassing van voor industrieel en/of professioneel gebruik toegelaten producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen te worden gebruikt, tenzij in de aanvraag tot toelating van het product het bewijs wordt geleverd dat de risico’s voor de industriële en/of professionele gebruiker op een andere wijze tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden gereduceerd.

Gezien de gesignaleerde risico's voor de bodem en het aquatisch milieu, moeten passende risicobeperkende maatregelen worden genomen om deze milieucompartimenten te beschermen. Met name moet op de etiketten en/of veiligheidsinformatiebladen van producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten, worden vermeld dat pas behandeld hout na de behandeling onder een afdak of op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem of naar water te voorkomen en dat verliezen met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.

Voorts worden producten alleen toegelaten voor de behandeling in situ van hout in de openlucht of voor hout dat aan verwering zal worden blootgesteld, wanneer gegevens worden overgelegd die aantonen dat het product zal voldoen aan de eisen van artikel 5 en bijlage VI, indien nodig door toepassing van passende risicobeperkende maatregelen.”


(1)  Voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/47


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 15 juli 2008

betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

(2008/618/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 128, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de hervorming van de Lissabonstrategie in 2005 werd de nadruk gelegd op groei en werkgelegenheid. De werkgelegenheidsrichtsnoeren van de Europese werkgelegenheidsstrategie (4) en de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (5) werden als een geïntegreerd pakket goedgekeurd, waarbij de Europese werkgelegenheidsstrategie het belangrijkste instrument is voor de toepassing van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de Lissabonstrategie.

(2)

Uit het onderzoek van de nationale hervormingsprogramma’s van de lidstaten, dat in het jaarlijkse voortgangsverslag van de Commissie en in het gezamenlijke verslag over de werkgelegenheid is opgenomen, blijkt dat de lidstaten alle mogelijke inspanningen moeten blijven richten op de volgende prioritaire gebieden:

meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod vergroten en de socialezekerheidsstelsels moderniseren,

het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven vergroten, en

meer gaan investeren in menselijk kapitaal, d.w.z. in beter onderwijs en betere vaardigheden.

(3)

In het licht van het onderzoek van de nationale hervormingsprogramma’s door de Commissie en de conclusies van de Europese Raad, moet het beleid, in lijn met de conclusies van de Europese Raad, nu worden gericht op een doeltreffende en tijdige uitvoering […] om aldus ook de sociale dimensie van de Lissabonstrategie te versterken. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de overeengekomen doelstellingen en referentiewaarden.

(4)

De werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn drie jaar geldig, en mogen tussen nu en eind 2010 slechts in zeer beperkte mate worden aangepast.

(5)

De lidstaten moeten rekening houden met de werkgelegenheidsrichtsnoeren bij de tenuitvoerlegging van de geprogrammeerde communautaire financiering, met name uit het Europees Sociaal Fonds.

(6)

Gezien de geïntegreerde aard van het richtsnoerenpakket dienen de lidstaten de globale richtsnoeren voor het economisch beleid volledig ten uitvoer te leggen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in de bijlage opgenomen richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten worden aangenomen.

Artikel 2

De lidstaten houden in hun werkgelegenheidsbeleid rekening met de richtsnoeren, waarover verslag zal worden uitgebracht in de nationale hervormingsprogramma’s.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 juli 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  Advies uitgebracht op 13 februari 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 20 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Advies uitgebracht op 13 februari 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4)  PB L 205 van 6.8.2005, blz. 21.

(5)  PB L 205 van 6.8.2005, blz. 28.


BIJLAGE

Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

(Geïntegreerde richtsnoeren 17 tot en met 24)

De werkgelegenheidsrichtsnoeren maken deel uit van de geïntegreerde richtsnoeren voor […] 2008-2010, die gestoeld zijn op drie pijlers: het macro-economisch beleid, micro-economische hervormingen en het werkgelegenheidsbeleid. Deze pijlers dragen tezamen bij aan het behalen van de doelstellingen van duurzame groei en werkgelegenheid en aan het versterken van de sociale cohesie.

De lidstaten voeren hun werkgelegenheidsbeleid in samenwerking met de sociale partners en, in voorkomend geval, met andere belanghebbenden; zij houden daarbij de onderstaande doelstellingen en prioriteiten voor ogen, om met meer en betere werkgelegenheid en een beter opgeleid en gekwalificeerd arbeidsaanbod de toegankelijkheid van de arbeidsmarkt te bevorderen. De Lissabonstrategie indachtig, en rekening houdend met de gemeenschappelijke sociale doelstellingen, moet het beleid van de lidstaten op evenwichtige wijze bevorderlijk zijn voor:

Volledige werkgelegenheid: duurzame economische groei en een hechtere sociale samenhang vereisen absoluut dat volledige werkgelegenheid wordt bereikt en dat, door toename van de vraag naar en het aanbod van arbeid, werkloosheid en inactiviteit worden teruggedrongen. Van essentieel belang hiervoor is een geïntegreerde flexizekerheidsaanpak. Een dergelijke aanpak is tegelijk op flexibiliteit van de arbeidsmarkten, van de werkorganisatie en van de arbeidsverhoudingen, alsook op een goede combinatie van werk en gezinsleven, op werkzekerheid en sociale bescherming gericht.

Verbetering van de arbeidskwaliteit en -productiviteit: het streven naar een grotere arbeidsparticipatie gaat hand in hand met het aantrekkelijker maken van banen, het verbeteren van de arbeidskwaliteit, een hogere arbeidsproductiviteit, en een drastisch terugdringen van segmentering, de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen en van de armoede onder werkenden. De synergieën tussen arbeidskwaliteit, productiviteit en werkgelegenheid moeten ten volle worden benut.

Versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang: er zijn doortastende maatregelen nodig om sociale integratie te versterken en te intensiveren, armoede — vooral armoede onder kinderen — te bestrijden, uitsluiting van de arbeidsmarkt te voorkomen, toetreding van mensen met een achterstandspositie tot de arbeidsmarkt te ondersteunen en regionale verschillen in werkgelegenheid, werkloosheid en arbeidsproductiviteit weg te werken, in het bijzonder in achterstandsregio’s. De interactie met de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie moet worden versterkt.

Gelijke kansen en bestrijding van discriminatie zijn van essentieel belang om vooruitgang te boeken. Gendermainstreaming en de bevordering van gendergelijkheid moeten bij alle maatregelen vooropstaan. Bijzondere aandacht moet ook uitgaan naar een significante vermindering van genderkloven op de arbeidsmarkt overeenkomstig het Europees pact voor gendergelijkheid. In het kader van een nieuwe intergenerationele aanpak dient bijzondere aandacht uit te gaan naar de situatie van jongeren, ter uitvoering van het Europees pact voor de jeugd, en moet toegang tot werk gedurende het hele beroepsleven bevorderd worden. Ook moet bijzondere aandacht uitgaan naar het aanzienlijk versmallen van de participatiekloof tussen gewone werknemers en mensen met een achterstandspositie, waaronder gehandicapten, en tussen EU-burgers en onderdanen van derde landen, overeenkomstig de nationale doelstellingen. Hierdoor wordt bijstand verleend aan de lidstaten bij de aanpak van de demografische uitdaging.

De lidstaten moeten streven naar een actieve integratie van eenieder, door het bevorderen van arbeidsparticipatie en het bestrijden van armoede en uitsluiting van gemarginaliseerde groepen.

Het optreden van de lidstaten moet er borg staan voor staan dat hun werkgelegenheids- en hun sociaal beleid recht doen aan de beginselen van goed bestuur, en dat de positieve ontwikkelingen op het vlak van economie, arbeid en sociale zaken elkaar wederzijds versterken. Zij moeten een breed partnerschap voor verandering opzetten, waarbij parlementaire organen en belanghebbenden — ook op regionaal en plaatselijk niveau — en maatschappelijke organisaties worden betrokken. De Europese en nationale sociale partners moet een centrale rol worden toebedeeld. Met behulp van indicatoren en scoreborden moet worden nagegaan of de hand is gehouden aan een aantal doelstellingen en referentiewaarden uit de Europese werkgelegenheidsstrategie (richtsnoeren voor 2003). De lidstaten moeten ertoe worden aangemoedigd hun eigen ijkpunten en referentiewaarden te bepalen en deze samen met de op EU-niveau overeengekomen landenspecifieke aanbevelingen te respecteren. Ook worden zij ertoe aangezet de maatschappelijke draagwijdte van de hervormingen in het oog te houden.

Goed bestuur vergt ook dat de allocatie van administratieve en financiële middelen efficiënter geschiedt. In overleg met de Commissie moeten de lidstaten de middelen van de structuurfondsen, in het bijzonder het Europees Sociaal Fonds, aanwenden voor de toepassing van de Europese werkgelegenheidsstrategie, en zij moeten verslag uitbrengen over de genomen maatregelen. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar versterking van de institutionele en administratieve capaciteit in de lidstaten.

Richtsnoer 17. Streven naar een beleid gericht op volledige werkgelegenheid, betere arbeidskwaliteit en -productiviteit en hechtere sociale en territoriale samenhang

Het beleid moet bijdragen tot een totale participatiegraad in de Europese Unie van gemiddeld 70 % in 2010, waarbij de participatie van vrouwen ten minste 60 % en die van ouderen (55 tot 64 jaar) ten minste 50 % bedraagt, alsook tot een afname van werkloosheid en inactiviteit. De lidstaten moeten het bepalen van nationale arbeidsparticipatiedoelstellingen in overweging nemen.

In dat verband moeten de volgende prioriteiten worden gesteld:

meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod vergroten en de stelsels voor sociale bescherming moderniseren;

het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen verbeteren;

meer gaan investeren in menselijk kapitaal, d.w.z. in beter onderwijs en betere vaardigheden.

1.   Meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod vergroten en de stelsels voor sociale bescherming moderniseren

De arbeidsparticipatie verhogen is het meest effectieve middel om economische groei te genereren, een sociaal geïntegreerde economie te bevorderen en ervoor te zorgen dat er een vangnet bestaat voor diegenen die niet kunnen werken. Gelet op de verwachte inkrimping van de beroepsbevolking is het des te noodzakelijker dat het arbeidsaanbod wordt vergroot, een levensloopbeleid wordt bevorderd en de stelsels voor sociale bescherming worden gemoderniseerd, zodat zij adequaat en betaalbaar zijn, en afgestemd op veranderende behoeften in de samenleving. Aandachtspunt daarbij is dat de hardnekkige werkgelegenheidskloof en de loonverschillen tussen mannen en vrouwen veel kleiner dienen te worden. Eveneens belangrijk is het streven om, in het kader van een nieuwe intergenerationele aanpak, de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en jongeren verder te vergroten en de actieve integratie van degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan, te bevorderen. Ook moet krachtiger worden opgetreden om de situatie van jongeren, vooral de laaggeschoolden, op de arbeidsmarkt te verbeteren en de jeugdwerkloosheid — gemiddeld dubbel zo hoog als de algemene werkloosheid — fors terug te dringen.

De juiste omstandigheden moeten worden geschapen voor loopbaanontwikkeling, ongeacht of het gaat om een eerste baan, herintreding op de arbeidsmarkt na een onderbreking of de wens om de loopbaan te verlengen. De kwaliteit van de banen, met name beloning en voordelen, arbeidsomstandigheden, werkzekerheid, toegang tot een leven lang leren en carrièremogelijkheden, is hierbij van cruciaal belang, net als de ondersteuning en de prikkels waarin de socialebeschermingsstelsels voorzien. Voor een sterkere levensloopbenadering van werk en een betere combinatie van werk en gezin is een kinderopvangbeleid vereist. Opvang in 2010 voor minstens 90 % van de kinderen tussen drie jaar en de leerplichtleeftijd en voor minstens 33 % van de kinderen onder drie jaar, is een nuttig ijkpunt op nationaal niveau, maar om regionale verschillen tussen landen weg te werken zijn ook specifieke inspanningen nodig. Voor een hogere gemiddelde arbeidsparticipatie van ouders — in het bijzonder alleenstaande ouders, die doorgaans meer risico op armoede lopen — zijn gezinsondersteunende maatregelen nodig. De lidstaten moeten in het bijzonder rekening houden met de speciale behoeften van alleenstaande ouders en gezinnen met veel kinderen. Uiterlijk in 2010 moet de feitelijke gemiddelde uittredingsleeftijd in de Europese Unie met vijf jaar gestegen zijn ten opzichte van 2001.

De lidstaten moeten ook maatregelen voor een betere (arbeids)gezondheid nemen, om de ziektekosten te verminderen, de arbeidsproductiviteit te verhogen en loopbanen te verlengen. De uitvoering van het Europees pact voor de jeugd en van het Europees pact voor gendergelijkheid, maar ook de Europese Alliantie voor het gezin moeten aan deze levensloopbenadering bijdragen, met name dankzij een vlottere doorstroming van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Kansarme jongeren moeten met persoonsgerichte maatregelen gelijke kansen op sociale en professionele integratie worden geboden.

Richtsnoer 18. Levensloopbeleid bevorderen, door:

hernieuwde inspanningen om arbeidstrajecten voor jongeren op te zetten en de jeugdwerkloosheid terug te dringen, overeenkomstig het Europees pact voor de jeugd;

doortastende maatregelen om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen en genderkloven inzake arbeidsparticipatie, werkloosheid en beloning weg te werken;

betere combinatie van werk en gezin door middel van toegankelijke en betaalbare voorzieningen voor kinderopvang en zorg voor andere afhankelijke personen;

ondersteuning van actief ouder worden, onder meer door passende arbeidsomstandigheden, een betere (arbeids)gezondheidsstatus en passende prikkels om ouderen aan het werk te houden en vroegtijdige pensionering te ontmoedigen;

moderne stelsels voor sociale bescherming, inclusief pensioenen en gezondheidszorg, die maatschappelijk adequaat zijn, betaalbaar en afgestemd op de veranderende behoeften, om een grotere arbeidsparticipatie te bewerkstelligen, meer ouderen aan het werk te houden en te zorgen voor langere loopbanen.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Houdbare economische en begrotingssituaties als basis voor meer werkgelegenheid waarborgen” (nr. 2).

Actieve integratiemaatregelen kunnen het arbeidsaanbod vergroten en de sociale samenhang versterken en zijn een krachtig instrument om de sociale en arbeidsmarktintegratie van de meest achtergestelde groepen te bevorderen.

Iedere werkloze moet een baan of stage aangeboden krijgen, dan wel een aanvullende opleiding of een andere maatregel die zijn kansen op de arbeidsmarkt vergroot; jonge schoolverlaters uiterlijk in 2010 binnen 4 maanden, en volwassenen binnen 12 maanden. Het actieve arbeidsmarktbeleid jegens langdurig werklozen moet worden voortgezet, en daarbij moet gestreefd worden naar een participatie van 25 % in 2010. De activering moet de vorm aannemen van een opleiding, een herscholing, een werkpraktijk, een baan of een andere inzetbaarheidsmaatregel, zo nodig gecombineerd met adequate hulp bij het zoeken naar een baan. Om de integratie te doen toenemen en de sociale uitsluiting te bestrijden is het van essentieel belang dat werkzoekenden makkelijker toegang tot werk krijgen, dat werkloosheid wordt voorkomen en dat werklozen in nauw contact met de arbeidsmarkt blijven en hun inzetbaarheid behouden. Deze doelstellingen zijn alleen te verwezenlijken als de barrières voor het betreden van de arbeidsmarkt worden geslecht, door middel van hulp bij het effectief zoeken naar een baan, vlottere toegang tot opleiding en andere actieve arbeidsmarktmaatregelen. Eveneens belangrijk zijn betaalbare toegang tot de basisdiensten en toereikende minimuminkomens voor allen, gekoppeld aan lonende arbeid, volgens het beginsel van redelijke bezoldiging. Tegelijkertijd moet deze benadering ervoor zorgen dat arbeid voor alle werkenden loont en dat de werkloosheids-, de armoede- en de inactiviteitsval verdwijnen.

Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de integratie van mensen met een achterstandspositie op de arbeidsmarkt, ook laaggeschoolden, onder meer door middel van de uitbreiding van de sociale diensten en de sociale economie en naar het aanboren van nieuwe bronnen voor banen die aan collectieve behoeften beantwoorden. Van bijzonder belang zijn bestrijding van discriminatie, werk toegankelijker maken voor mensen met een handicap, en integratie van immigranten en minderheden.

Richtsnoer 19. Arbeidsmarkten toegankelijker, werken aantrekkelijker en arbeid lonend maken voor werkzoekenden, inclusief mensen met een achterstandspositie en inactieven, door:

actieve en preventieve arbeidsmarktmaatregelen, waaronder vroegtijdige inventarisatie van de behoeften, bijstand bij het zoeken naar een baan, oriëntering en opleiding als onderdeel van gepersonaliseerde actieplannen, verlening van de sociale diensten die nodig zijn om degenen die het verst van de arbeidsmarkt staan te integreren en bij te dragen tot het uitroeien van armoede;

voortdurende toetsing van de positieve en negatieve prikkels die uitgaan van de belasting- en uitkeringsstelsels, onder meer wat het beheer van de uitkeringen en de toekenningsvoorwaarden betreft, en een aanzienlijke verlaging van hoge feitelijke marginale belastingtarieven, met name voor de lage inkomens, met instandhouding van een toereikend niveau van sociale bescherming;

het aanboren van nieuwe werkgelegenheid in persoonlijke en zakelijke dienstverlening, met name op lokaal niveau.

Om meer mensen aan betere banen te helpen, is het ook nodig dat de arbeidsmarktinfrastructuur op nationaal en communautair niveau wordt versterkt, onder meer via het EURES-netwerk, teneinde op mogelijke discrepanties tussen vraag en aanbod te anticiperen en deze te verhelpen. Een vlottere overgang naar een andere baan of naar een startbaan is van essentieel belang; maatregelen die de mobiliteit bevorderen en ervoor zorgen dat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar zijn afgestemd, moeten worden bevorderd. Werkzoekenden in de Europese Unie moeten alle vacatures kunnen raadplegen die door de diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaten worden gepubliceerd. De mobiliteit van werknemers binnen de Europese Unie moet in het kader van de Verdragen volledig gegarandeerd zijn. Voorts moet op de nationale arbeidsmarkten bijzondere aandacht worden geschonken aan het aanvullende arbeidsaanbod dat voortvloeit uit de immigratie van onderdanen van derde landen.

Richtsnoer 20. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen, door:

modernisering en versterking van de arbeidsmarktinstanties, met name de diensten voor arbeidsvoorziening, mede om te zorgen voor grotere transparantie van het werkaanbod en de opleidingsmogelijkheden op nationaal en Europees niveau;

beletsels voor trans-Europese mobiliteit voor werknemers in het kader van de Verdragen weg te nemen;

beter te anticiperen op de behoeften aan vaardigheden, de tekorten op de arbeidsmarkt en de knelpunten;

een passend beheer van de economische migratie.

2.   Het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen verbeteren

Europa moet beter in staat zijn te anticiperen op economische en sociale veranderingen, en deze veranderingen teweeg te brengen of op te vangen. Dit vereist arbeidskosten die de werkgelegenheid bevorderen, een op moderne leest geschoeide arbeidsorganisatie, „behoorlijk werk”, en goed werkende arbeidsmarkten die flexibiliteit met werkzekerheid combineren en dus aan de behoeften van ondernemingen én werknemers voldoen. Dit zou ook moeten helpen het ontstaan van gesegmenteerde arbeidsmarkten te voorkomen, en zwartwerken tegen te gaan (zie ook de richtsnoeren 18, 19, 20 en 23).

In de hedendaagse economie, die steeds mondialer wordt, waarin markten worden opengesteld en waarin voortdurend nieuwe technologieën worden geïntroduceerd, zien zowel de ondernemingen als de werknemers zich geconfronteerd met de noodzaak, maar ook de kans, om zich aan te passen. Terwijl dit proces van structurele veranderingen over het geheel genomen voor groei en werkgelegenheid zorgt, brengt het ook transformaties mee die ontwrichtend zijn voor sommige ondernemingen en werknemers. Willen ondernemingen concurrerend blijven, dan moeten zij flexibeler worden en zodoende in staat zijn plotselinge veranderingen in de vraag op te vangen, zich aan nieuwe technologieën aan te passen en voortdurend te innoveren.

Ook moeten zij kunnen inspelen op de grotere vraag naar hoogwaardige banen, die het gevolg is van de persoonlijke voorkeuren en wijzigingen in de gezinssituatie van werknemers; zij zullen te maken krijgen met het ouder worden van de beroepsbevolking en het slinken van de groep jonge werknemers. Voor werknemers worden loopbanen complexer, omdat de arbeidspatronen diverser en onregelmatiger worden en een toenemend aantal transities gedurende de levensloop moet worden opgevangen. In een snel veranderende economie moeten werknemers een leven lang kunnen leren, om zich nieuwe werkmethoden, zoals intensiever gebruik van informatie- en communicatietechnologie, eigen te maken. De veranderingen in de arbeidsstatus en de daaraan verbonden risico’s van tijdelijk inkomensverlies moeten, met een adequate, gemoderniseerde sociale bescherming, beter worden opgevangen.

Deze uitdagingen zijn slechts door middel van geïntegreerde flexizekerheid aan te pakken. Flexizekerheid impliceert de doelbewuste combinatie van flexibele en betrouwbare contractuele regelingen, integrale strategieën voor een leven lang leren, een doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid en moderne, adequate en houdbare socialebeschermingssystemen.

De lidstaten moeten hun eigen flexizekerheidstrajecten volgen, die op de door de Raad vastgestelde gemeenschappelijke beginselen zijn gebaseerd. Deze beginselen zijn een nuttige grondslag voor hervormingen, nationale beleidskeuzen en specifieke nationale regelingen op het gebied van flexizekerheid. Er is niet één enkel traject, en geen enkel beginsel is belangrijker dan enig ander.

Richtsnoer 21. Met gepaste aandacht voor de rol van de sociale partners, flexibiliteit gecombineerd met werkzekerheid bevorderen en segmentering van de arbeidsmarkt verminderen, door:

de arbeidswetgeving aan te passen en, waar nodig, de verschillende contracttypes en arbeidstijdregelingen opnieuw te bezien;

zwartwerken aan te pakken;

beter te anticiperen op veranderingen en deze positief te sturen — ook in geval van economische herstructurering, met name veranderingen in verband met handelsliberalisering — zodat de sociale kosten zoveel mogelijk worden beperkt en de aanpassing gemakkelijker verloopt;

innovatieve en flexibele vormen van werkorganisatie te stimuleren en te verspreiden, teneinde de arbeidskwaliteit en -productiviteit, inclusief gezondheid en veiligheid, te verbeteren;

het ondersteunen van omschakeling in de beroepsstatus, onder meer in de vorm van opleiding, zelfstandige activiteit, oprichting van ondernemingen en geografische mobiliteit.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Meer samenhang tussen het macro-economische beleid, het structurele beleid en het werkgelegenheidsbeleid bevorderen” (nr. 5).

Om zoveel mogelijk arbeidsplaatsen te scheppen, het concurrentievermogen op peil te houden en bij te dragen aan het algemene economische kader, moeten de algemene loonontwikkelingen gelijke tred houden met de productiviteitsgroei in de economische cyclus en de toestand van de arbeidsmarkt weerspiegelen. De loonverschillen tussen mannen en vrouwen moeten aanzienlijk worden verminderd. In het bijzonder moet een verklaring kunnen worden gegeven voor, en iets worden gedaan aan het lage beloningspeil in beroepen en sectoren waarin vooral vrouwen werken. Ook kan het nodig zijn om de niet-loonkosten te verlagen en de belastingwig opnieuw te bezien, om het scheppen van banen, in het bijzonder voor laagbetaalden, te vergemakkelijken.

Richtsnoer 22. Zorgen voor werkgelegenheidsbevorderende arbeidskostenontwikkelingen en loonvaststellingsregelingen, door:

de sociale partners ertoe aan te moedigen op hun eigen terrein het juiste kader voor loononderhandelingen te scheppen, zodat de lonen, overal waar dat nodig is, productiviteits- en arbeidsmarktknelpunten weerspiegelen en loonverschillen tussen mannen en vrouwen worden vermeden;

de weerslag van de niet-loonkosten op de werkgelegenheid te bezien en in voorkomend geval de structuur en het peil ervan aan te passen, in het bijzonder om de belastingdruk op de laagbetaalden te verminderen.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Zorgen dat de loonontwikkelingen bijdragen tot macro-economische stabiliteit en groei” (nr. 4).

3.   Meer gaan investeren in menselijk kapitaal, d.w.z. in beter onderwijs en betere vaardigheden

Europa moet meer en efficiënter investeren in menselijk kapitaal. Te veel mensen krijgen geen toegang tot de arbeidsmarkt, komen er niet vooruit of kunnen zich er niet handhaven, wegens een gebrek aan vaardigheden of aan de juiste vaardigheden. Om mannen en vrouwen van alle leeftijden toegang tot de arbeidsmarkt te geven en de arbeidsproductiviteit en -kwaliteit en de innovatie te verhogen, moet er in de Europese Unie meer en effectiever in menselijk kapitaal en levenslang leren geïnvesteerd worden.

Kennis- en diensteneconomieën vereisen andere vaardigheden dan traditionele industrieën; die vaardigheden moeten voortdurend verder worden ontwikkeld in het licht van technologische verandering en innovatie. Willen werknemers aan het werk blijven, beter worden in hun werk en voorbereid zijn op nieuwe ontwikkelingen en veranderende arbeidsmarkten, dan moeten zij vaardigheden opdoen en deze regelmatig bijschaven. De productiviteit van de ondernemingen hangt af van het opbouwen en behouden van een werknemersbestand dat zich aan veranderingen kan aanpassen. De regeringen moeten ervoor zorgen dat de leerresultaten verbeteren en dat jonge mensen over de noodzakelijke kernvaardigheden beschikken, overeenkomstig het Europees pact voor de jeugd. Om de vooruitzichten op de arbeidsmarkt voor jongeren te verbeteren, moet de Europese Unie streven naar een gemiddelde van hoogstens 10 % vroegtijdige schoolverlaters; in 2010 moet ten minste 85 % van de 22-jarigen het hoger secundair onderwijs hebben voltooid. Met beleidsmaatregelen moet men ernaar streven in de Europese Unie het gemiddelde percentage van de volwassenen in de werkende leeftijd (25- tot 64-jarigen) die aan levenslang leren deelnemen op te trekken tot 12,5 %. Alle belanghebbenden moeten alles in het werk stellen om een ware, van jongs af aan bijgebrachte cultuur van een leven lang leren te ontwikkelen en te stimuleren. Om de publieke en private investeringen in menselijke middelen per hoofd van de bevolking fors te kunnen verhogen en de kwaliteit en efficiëntie van die investeringen te kunnen garanderen, moet men ervoor zorgen dat de kosten en verantwoordelijkheden op een transparante en eerlijke manier door alle actoren worden gedeeld. De lidstaten moeten voor investeringen in onderwijs en opleiding een beter gebruikmaken van de structuurfondsen en de Europese Investeringsbank. Om die doelstellingen te kunnen bereiken, moeten zij de — door hen onderschreven — coherente totaalstrategieën voor een leven lang leren volgen.

Richtsnoer 23. Investeringen in menselijk kapitaal opvoeren en verbeteren, door:

een op integratie gericht onderwijs- en opleidingsbeleid en maatregelen die de toegang tot lager, middelbaar en hoger beroepsonderwijs aanzienlijk vergemakkelijken, onder meer door middel van leercontracten en opleidingen in ondernemerschap;

de schooluitval aanzienlijk terug te dringen;

efficiënte strategieën voor een leven lang leren, toegankelijk voor iedereen, in scholen, bedrijven, overheden en huishoudens, overeenkomstig Europese akkoorden, inclusief passende prikkels en kostendelingsregelingen, ter bevordering van deelname aan voortdurende opleiding en opleiding op de werkplek gedurende de hele levensloop, in het bijzonder voor laaggeschoolde en oudere werknemers.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „De investeringen in O&O verhogen en verbeteren, in het bijzonder in de particuliere sector” (nr. 7).

Het volstaat niet dat ambitieuze doelstellingen worden bepaald en dat alle actoren meer gaan investeren. Willen aanbod en vraag in de praktijk in balans zijn, dan moeten de regelingen voor een leven lang leren betaalbaar en toegankelijk zijn en in veranderende behoeften voorzien. Om relevanter te kunnen worden voor de arbeidsmarkt, om beter te kunnen voorzien in de behoeften van de kenniseconomie en de kennismaatschappij, en om efficiëntie, expertise en kansengelijkheid te kunnen bevorderen, behoeven de onderwijs- en opleidingsystemen aanpassing en capaciteitsopbouw en een wetenschappelijk beter onderbouwd beleid. Met een toegankelijk, wijdverbreid en geïntegreerd systeem van loopbaanoriëntatie moeten de betrokkenen gemakkelijker hun weg vinden naar onderwijs en opleiding en moet het onderwijs- en opleidingsaanbod beter afgestemd raken op de gewenste vaardigheden. Informatie- en communicatietechnologie kan worden gebruikt om het leren toegankelijker te maken en meer toe te snijden op de behoeften van werkgevers én werknemers.

Ook moet zowel de arbeids- als de opleidingsmobiliteit worden verhoogd, om overal in de Europese Unie meer werkgelegenheid te ontsluiten. De resterende mobiliteitsbelemmeringen binnen de Europese arbeidsmarkt, vooral met betrekking tot de erkenning en transparantie en het gebruik van leerresultaten en kwalificaties, moeten worden weggenomen, met name door het Europees kwalificatiekader toe te passen, daaraan uiterlijk 2010 het nationale kwalificatiesysteem te koppelen en desgewenst nationale kwalificatiekaders te ontwikkelen. Het is belangrijk dat, zoals is vastgelegd in het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”, gebruik wordt gemaakt van de overeengekomen Europese instrumenten en referenties ter ondersteuning van hervormingen van de nationale onderwijs- en opleidingsstelsels.

Richtsnoer 24. Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan nieuwe bekwaamheidsvereisten, door:

de aantrekkelijkheid, het open karakter en de kwaliteitsnormen van onderwijs en opleiding te garanderen en nog te verbeteren, het aanbod van onderwijs- en opleidingsmogelijkheden te verbreden, flexibele leertrajecten aan te bieden en de mobiliteit van studenten en personen in opleiding te vergroten;

voor iedereen onderwijs, opleiding en kennis toegankelijker te maken en meer te diversifiëren, door middel van arbeidstijdorganisatie, gezinsondersteunende diensten, beroepskeuzevoorlichting en, waar passend, nieuwe vormen van kostendeling;

in te spelen op nieuwe beroepsbehoeften, kerncompetenties en toekomstige vaardigheidsvereisten door de omschrijving en transparantie van kwalificaties te verbeteren, kwalificaties daadwerkelijk te erkennen en niet-formeel en informeel leren te valideren.

Overzicht van de doelstellingen en referentiewaarden in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie

In het kader van de Europese werkgelegenheidstrategie zijn de volgende doelstellingen en referentiewaarden bepaald:

iedere werkloze moet een baan of stage aangeboden krijgen, dan wel een aanvullende opleiding of een andere maatregel die zijn kansen op de arbeidsmarkt vergroot; jonge schoolverlaters uiterlijk in 2010 binnen 4 maanden, en volwassenen binnen 12 maanden;

uiterlijk in 2010 neemt 25 % van alle langdurig werklozen deel aan een actieve maatregel in de vorm van een opleiding, een herscholing, een werkpraktijk of een andere inzetbaarheidsmaatregel; het doel is het gemiddelde van de drie best scorende lidstaten te halen;

werkzoekenden in de Europese Unie moeten alle vacatures kunnen raadplegen die door diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaten worden gepubliceerd;

uiterlijk in 2010 moet, ten opzichte van 2001, de daadwerkelijke gemiddelde uittredingsleeftijd in de Europese Unie met vijf jaar gestegen zijn;

uiterlijk in 2010 moet er kinderopvang zijn voor minstens 90 % van de kinderen tussen 3 jaar en de leerplichtleeftijd en voor minstens 33 % van de kinderen onder 3 jaar;

een EU-gemiddelde van hoogstens 10 % vroegtijdige schoolverlaters;

in 2010 moet ten minste 85 % van de 22-jarigen in de Europese Unie het hoger secundair onderwijs hebben voltooid;

gemiddeld moet in de Europese Unie ten minste 12,5 % van de volwassenen in de werkende leeftijd (leeftijdsgroep 25-64-jarigen) deelnemen aan levenslang leren.


26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/55


BESLUIT Nr. 2/2008 VAN DE GEZAMENLIJKE RAAD EU-MEXICO

van 25 juli 2008

tot wijziging van Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad, als gewijzigd bij Besluit nr. 3/2004 van de Gezamenlijke Raad

(2008/619/EG)

DE GEZAMENLIJKE RAAD,

Gelet op de Overeenkomst inzake economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten, anderzijds (1) (hierna „de overeenkomst” genoemd), die op 8 december 1997 in Brussel is ondertekend, en met name op de artikelen 5 en 10 in samenhang met de artikelen 47 en 56,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië (hierna „de nieuwe lidstaten” genoemd) tot de Europese Unie op 1 januari 2007 is op 29 november 2006 in Mexico een tweede aanvullend protocol bij de overeenkomst ondertekend, dat op 1 maart 2007 in werking getreden is (2).

(2)

In dit verband moet een aantal bepalingen van Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad (3), als gewijzigd bij Besluit nr. 3/2004 van de Gezamenlijke Raad (4), betreffende de handel in goederen, de certificering van oorsprong en overheidsopdrachten worden aangepast met ingang van de datum waarop de nieuwe lidstaten tot de overeenkomst zijn toegetreden,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Bijlage I bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van bijlage I bij dit besluit.

2.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de inhoud van de herzieningsclausule in artikel 10 van Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad.

Artikel 2

Artikel 17, lid 4, artikel 18, lid 2, en aanhangsel IV van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad worden gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

1.   De in bijlage III bij dit besluit vermelde instanties van de nieuwe lidstaten worden toegevoegd aan de desbetreffende rubrieken van bijlage VI, deel B, van Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad.

2.   De in bijlage IV bij dit besluit vermelde publicaties van de nieuwe lidstaten worden toegevoegd aan deel B van bijlage XIII bij Besluit nr. 2/2000 van de Gezamenlijke Raad.

Artikel 4

Dit besluit wordt van kracht op de dag dat het wordt aangenomen.

Het is van toepassing vanaf de datum waarop de nieuwe lidstaten tot de overeenkomst toetreden.

Gedaan te Brussel, 25 juli 2008.

Voor de Gezamenlijke Raad

De voorzitster

P. ESPINOSA CANTELLANO


(1)  PB L 276 van 28.10.2000, blz. 45.

(2)  Ter verduidelijking: de partijen hebben het tweede aanvullend protocol op 21 februari 2007 in Brussel ondertekend, na de officiële parafering van de tekst op 29 november 2006 in Mexico-stad. Het werd toegepast vanaf 1 maart 2007 en is in werking getreden op 1 maart 2008, na afronding van de nodige interne procedures door de partijen.

(3)  PB L 157 van 30.6.2000, blz. 10.

(4)  PB L 293 van 16.9.2004, blz. 15.


BIJLAGE I

Tijdschema voor de afschaffing van rechten door de Gemeenschap

GN-code

Omschrijving

Hoeveelheid van het jaarlijkse tariefcontingent

Tariefcontingentsrecht

„0803 00 19

Bananen, vers (m.u.v. „plantains”)

2 000 t (1)

70 EUR/t


(1)  Dit jaarlijkse tariefcontingent wordt geopend van 1 januari tot en met 31 december van elk kalenderjaar. Het wordt echter voor het eerst toegepast vanaf de derde dag volgende op de publicatie van dit besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie.”


BIJLAGE II

Nieuwe taalversies van de administratieve vermeldingen en de „factuurverklaring” in bijlage III bij Besluit nr. 2/2000

1.

Artikel 17, lid 4, van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 komt als volgt te luiden:

„4.   Op een achteraf afgegeven EUR 1-certificaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

BG

„ИЗДАДЕН ВПОСЛЕДСТВИЕ”

ES

„EXPEDIDO A POSTERIORI”

CS

„VYSTAVENO DODATEČNĚ”

DA

„UDSTEDT EFTERFØLGENDE”

DE

„NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT”

ET

„TAGANTJÄRELE VÄLJA ANTUD”

EL

„ΕΚΔΟΘΕΝ ΕΚ ΤΩΝ ΥΣΤΕΡΩΝ”

EN

„ISSUED RETROSPECTIVELY”

FR

„DÉLIVRÉ A POSTERIORI”

IT

„RILASCIATO A POSTERIORI”

LV

„IZSNIEGTS RETROSPEKTĪVI”

LT

„RETROSPEKTYVUSIS IŠDAVIMAS”

HU

„KIADVA VISSZAMENŐLEGES HATÁLLYAL”

MT

„MAĦRUĠ RETROSPETTIVAMENT”

NL

„AFGEGEVEN A POSTERIORI”

PL

„WYSTAWIONE RETROSPEKTYWNIE”

PT

„EMITIDO A POSTERIORI”

RO

„EMIS A POSTERIORI”

SK

„VYDANÉ DODATOČNE”

SL

„IZDANO NAKNADNO”

FI

„ANNETTU JÄLKIKÄTEEN”

SV

„UTFÄRDAT I EFTERHAND””.

2.

Artikel 18, lid 2, van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 komt als volgt te luiden:

„2.   Op het in het kader van deze procedure afgegeven duplicaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

BG

„ДУБЛИКАТ”

ES

„DUPLICADO”

CS

„DUPLIKÁT”

DA

„DUPLIKAT”

DE

„DUPLIKAT”

ET

„DUPLIKAAT”

EL

„ΑΝΤΙΓΡΑΦΟ”

EN

„DUPLICATE”

FR

„DUPLICATA”

IT

„DUPLICATO”

LV

„DUBLIKĀTS”

LT

„DUBLIKATAS”

HU

„MÁSODLAT”

MT

„DUPLIKAT”

NL

„DUPLICAAT”

PL

„DUPLIKAT”

PT

„SEGUNDA VIA”

RO

„DUPLICAT”

SK

„DUPLIKÁT”

SL

„DVOJNIK”

FI

„KAKSOISKAPPALE”

SV

„DUPLIKAT””.

3.

Aan aanhangsel IV van bijlage III bij Besluit nr. 2/2000 wordt de volgende tekst toegevoegd:

„Bulgaarse versie

Износителят на продуктите, обхванати от този документ (митническо разрешение № … или разрешение на компетентен държавен орган (1)) декларира, че освен където ясно е отбелязано друго, тези продукти са с … (2) преференциален произход.

Roemeense versie

Exportatorul produselor ce fac obiectul acestui document (autorizația vamală sau a autorității guvernamentale competente nr. … (1)) declară că, exceptând cazul în care în mod expres este indicat altfel, aceste produse sunt de origine preferențială … (2).


(1)  Als de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 van deze bijlage wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Als de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, worden de woorden tussen haakjes weggelaten of wordt geen nummer ingevuld.

(2)  Aanduiding van de oorsprong van de producten. Als de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 37 van deze bijlage, moet de exporteur dit door middel van de letters „CM” duidelijk aangeven op de verklaring.”.


BIJLAGE III

INSTANTIES VAN DE CENTRALE OVERHEID

1.

De volgende instanties van de centrale overheid worden toegevoegd aan bijlage VI, deel B, hoofdstuk 1, van Besluit nr. 2/2000:

„AA —   Republiek Bulgarije

1.

Министерство на външните работи (ministerie van Buitenlandse Zaken)

2.

Министерство на вътрешните работи (ministerie van Binnenlandse Zaken)

3.

Министерство на държавната администрация и административната реформа (ministerie van Overheidsbestuur en Administratieve Hervorming)

4.

Министерство на извънредните ситуации (ministerie van Staatspolitie voor Rampen en Ongevallen)

5.

Министерство на земеделието и храните (ministerie van Land- en Bosbouw)

6.

Министерство на здравеопазването (ministerie van Volksgezondheid)

7.

Министерство на икономиката и енергетиката (ministerie van Economie en Energie)

8.

Министерство на културата (ministerie van Cultuur)

9.

Министерство на образованието и науката (ministerie van Onderwijs en Wetenschappen)

10.

Министерство на околната среда и водите (ministerie van Milieu en Water)

11.

Министерство на отбраната (ministerie van Defensie (1))

12.

Министерство на правосъдието (ministerie van Justitie)

13.

Министерство на регионалното развитие и благоустройството (ministerie van Regionale Ontwikkeling en Openbare Werken)

14.

Министерство на транспорта (ministerie van Vervoer)

15.

Министерство на труда и социалната политика (ministerie van Arbeid en Sociaal Beleid)

16.

Министерство на финансите (ministerie van Financiën)

AB —   Roemenië

1.

Ministerul Afacerilor Externe (ministerie van Buitenlandse Zaken)

2.

Ministerul Integrării Europene (ministerie van Europese Integratie)

3.

Ministerul Finanțelor Publice (ministerie van Overheidsfinanciën)

4.

Ministerul Justiției (ministerie van Justitie)

5.

Ministerul Apărării Naționale (ministerie van Defensie (1))

6.

Ministerul Administrației și Internelor (ministerie van Bestuur en Binnenlandse Zaken)

7.

Ministerul Muncii, Solidarității Sociale și Familiei (ministerie van Arbeid, Sociale Solidariteit en Gezinszaken)

8.

Ministerul Economiei și Comerțului (ministerie van Economie en Handel)

9.

Ministerul Agriculturii, Pădurii și Dezvoltării Rurale (ministerie van Land- en Bosbouw en Plattelandsontwikkeling)

10.

Ministerul Transporturilor, Construcțiilor și Turismului (ministerie van Vervoer, Openbare Werken en Toerisme)

11.

Ministerul Educației și Cercetării (ministerie van Onderwijs en Onderzoek)

12.

Ministerul Sănătății (ministerie van Volksgezondheid)

13.

Ministerul Culturii și Cultelor (ministerie van Cultuur en Religieuze Aangelegenheden)

14.

Ministerul Comunicațiilor și Tehnologiei Informațiilor (ministerie van Communicatie en Informatietechnologie)

15.

Ministerul Mediului și Gospodăririi Apelor (ministerie van Milieu en Waterbeheer)

16.

Ministerul Public (Openbaar Ministerie).

2.

Onderstaande instanties en categorieën van instanties waarnaar wordt verwezen in de bijlagen I, II, VII, VIII en IX bij Richtlijn 93/38/EEG worden toegevoegd aan het aanhangsel bij bijlage VI, deel B, hoofdstuk 2, van Besluit nr. 2/2000:

a)

bijlage I

„PRODUCTIE, VERVOER OF DISTRIBUTIE VAN DRINKWATER”:

„REPUBLIEK BULGARIJE

„В И К — Батак” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Batak EOOD), Batak

„В и К — Белово” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Belovo EOOD), Belovo

„Водоснабдяване и канализация Берковица” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Berkovitsa EOOD), Berkovitsa

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Blagoevgrad EOOD), Blagoevgrad

„В и К — Бебреш” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Bebresh EOOD), Botevgrad

„Инфрастрой” — ЕООД (Infrastroi EOOD), Bratsigovo

„Водоснабдяване” — ЕООД (Watervoorziening EOOD), Breznik

„Водоснабдяване и канализация” — ЕАД (Watervoorziening en riolering EAD), Burgas

„Бързийска вода” — ЕООД (Barzia Water EOOD), Barzia

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Varna

„ВиК—Златни пясъци” — ООД (Watervoorziening en riolering Zlatni Pyasatsi OOD), Varna

„Водоснабдяване и канализация Йовковци” — ООД (Watervoorziening en riolering Yovkovtsi OOD), Veliko Turnovo

„Водоснабдяване, канализация и териториален водоинженеринг” — ЕООД (Watervoorziening, riolering en territoriale waterbouw EOOD), Velingrad

„ВИК” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Vidin

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Vratsa

„В И К” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Gabrovo

„В И К” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Dimitrovgrad

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Dobrich

„Водоснабдяване и канализация — Дупница” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Dupnitsa EOOD), Dupnitsa

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Isperih

„В И К — Кресна” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Kresna EOOD), Kresna

„Меден кладенец” — ЕООД (Meden Kladenets EOOD), Kubrat

„ВИК” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Kurdzhali

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Kyustendil

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Lovech

„В и К — Стримон” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Strimon EOOD), Mikrevo

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Montana

„Водоснабдяване и канализация — П” — ЕООД (Watervoorziening en riolering P EOOD), Panagyurishte

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Pernik

„В И К” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Petrich

„Водоснабдяване, канализация и строителство” — ЕООД (Watervoorziening, riolering en bouw EOOD), Peshtera

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Pleven

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Plovdiv

„Водоснабдяване—Дунав” — ЕООД (Watervoorziening Donau EOOD), Razgrad

„ВКТВ” — ЕООД (Watervoorziening, riolering en territoriale waterbouw EOOD), Rakitovo

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Ruse

„УВЕКС” — ЕООД (UVEKS EOOD), Sandanski

„Водоснабдяване и канализация” — ЕАД (Watervoorziening en riolering EAD), Svishtov

„Бяла” — ЕООД (Byala EOOD), Sevlievo

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Silistra

„В и К” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Sliven

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Smolyan

„Софийска вода” — АД (Sofia Water AD), Sofia

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Sofia

„Стамболово” — ЕООД (Stambolovo EOOD), Stambolovo

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Stara Zagora

„Водоснабдяване и канализация—С” — ЕООД (Watervoorziening en riolering — S EOOD, Strelcha

„Водоснабдяване и канализация — Тетевен” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Teteven EOOD), Teteven

„В и К — Стенето” — ЕООД (Watervoorziening en riolering Steneto EOOD, Troyan

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Turgovishte

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Haskovo

„Водоснабдяване и канализация” — ООД (Watervoorziening en riolering OOD), Shumen

„Водоснабдяване и канализация” — ЕООД (Watervoorziening en riolering EOOD), Yambol.

ROEMENIË

Departamente ale autorităților locale și companii care produc, transportă și distribuie apă (departementen van de plaatselijke autoriteiten en maatschappijen die water produceren, vervoeren en distribueren).”;

b)

bijlage II

„PRODUCTIE, VERVOER OF DISTRIBUTIE VAN ELEKTRICITEIT”:

„REPUBLIEK BULGARIJE

Лица, които притежават лицензия за производство, пренос, разпределение, обществена доставка или обществено снабдяване с електрическа енергия в съответствие с чл. 39, ал. 1 от Закона за енергетиката (обн., ДВ, бр. 107 от 9.12.2003 г.) (diensten die een vergunning hebben gekregen voor de productie, het vervoer, de distributie, de openbare levering of de openbare voorziening van elektriciteit overeenkomstig artikel 39, lid 1, van de Energiewet (bekendgemaakt in Staatsblad nr. 107 van 9.12.2003)).

ROEMENIË

„Societatea Comercială de Producere a Energiei Electrice Hidroelectrica — SA București” (commercieel bedrijf voor elektriciteitsproductie Hidroelectrica — SA București)

„Societatea Națională Nuclearelectrica — SA” (nationaal bedrijf Nuclaerectrica — SA)

„Societatea Comercială de Producere a Energiei Electrice și Termice Termoelectrica SA” (commercieel bedrijf voor productie van elektriciteit en thermische energie Termoelectrica SA)

„S.C. Electrocentrale Deva SA” (SC elektriciteitscentrales Deva SA)

„S.C. Electrocentrale București SA” (SC elektriciteitscentrales Bucharest SA)

„S.C. Electrocentrale Galați SA” (SC elektriciteitscentrales Galati SA)

„S.C. Electrocentrale Termoelectrica SA” (SC elektriciteitscentrales Termoelectrica SA)

„Societatea Comercială Complexul Energetic Rovinari” (commercieel bedrijf energiecomplex Rovinari)

„Societatea Comercială Complexul Energetic Turceni” (commercieel bedrijf energiecomplex Turceni)

„Societatea Comercială Complexul Energetic Craiova” (commercieel bedrijf energiecomplex Craiova)

„Compania Națională de Transport a Energiei Electrice Transelectrica — SA București” (nationaal elektriciteitsnetbedrijf Transelectrica SA)

„Societatea Comercială de Distribuție și Furnizare a Energiei Electrice Electrica — SA București” (commercieel bedrijf voor elektriciteitsdistributie en -voorziening Electrica — SA Bucharest)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica BANAT” SA (filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica BANAT” SA)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica DOBROGEA” SA (filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica DOBROGEA” SA SC)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica MOLDOVA” SA (SC filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica MOLDOVA” SA)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica MUNTENIA SUD” SA (SC filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica MUNTENIA SUD” SA)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica MUNTENIA NORD” SA (SC filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica MUNTENIA NORD” SA)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica OLTENIA” SA (SC filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica OLTENIA” SA)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica TRANSILVANIA SUD” SA (SC filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica TRANSILVANIA SUD” SA)

S.C. Filiala de Distribuție și Furnizare a energiei electrice „Electrica TRANSILVANIA NORD” SA (SC filiaal voor elektriciteitsdistributie en -voorziening „Electrica TRANSILVANIA NORD” SA).”;

c)

bijlage VII

„AANBESTEDENDE INSTANTIES OP HET GEBIED VAN STADSSPOORWEG-, TRAM-, TROLLEY- OF BUSVERBINDINGEN”:

„REPUBLIEK BULGARIJE

„Метрополитен” ЕАД (Metropoliten EAD), Sofia

„Столичен електротранспорт” ЕАД (Stolichen Elektrotransport EAD), Sofia

„Столичен автотранспорт” ЕАД (Stolichen Avtotransport EAD), Sofia

„Бургасбус” ЕООД (Burgasbus EOOD), Burgas

„Градски транспорт” ЕАД (Gradski Transport EAD), Varna

„Тролейбусен транспорт” ЕООД (Troleybusen Transport EOOD), Vratsa

„Общински пътнически транспорт” ЕООД (Obshtinski Patnicheski Transport EOOD), Gabrovo

„Автобусен транспорт” ЕООД (Avtobusen Transport EOOD), Dobrich

„Тролейбусен транспорт” ЕООД (Troleybusen Transport EOOD), Dobrich

„Тролейбусен транспорт” ЕООД (Troleybusen Transport EOOD), Pasardzhik

„Тролейбусен транспорт” ЕООД (Troleybusen Transport EOOD), Pernik

„Автобусни превози” ЕАД (Avtobusen Prevozi EAD), Pleven

„Тролейбусен транспорт” ЕООД (Troleybusen Transport EOOD), Pleven

„Градски транспорт Пловдив” ЕАД (Gradski Transport Plovdiv EAD), Plovdiv

„Градски транспорт” ЕООД (Gradski Transport EOOD), Ruse

„Пътнически превози” ЕАД (Patnichescki Prevozi EAD), Sliven

„Автобусни превози” ЕООД (Avtobusni Prevozi EOOD), Stara Zagora

„Тролейбусен транспорт” ЕООД (Troleybusen Transport EOOD), Haskovo.

ROEMENIË

SC Transport cu Metroul București „METROREX” SA (metrobedrijf Boekarest „Metrorex” SA)

Regii autonome locale de transport urban de călători (plaatselijke onafhankelijke bedrijven voor stadsvervoer van personen).”;

d)

bijlage VIII

„AANBESTEDENDE DIENSTEN OP HET GEBIED VAN LUCHTHAVENFACILITEITEN”:

„REPUBLIEK BULGARIJE

Главна дирекция „Гражданска въздухоплавателна администрация” (directoraat-generaal „Bestuur burgerluchtvaart”)

ДП „Ръководство на въздушното движение” (overheidsbedrijf „Luchtverkeersdiensten”)

Летищни оператори на граждански летища за обществено ползване, определени от Министерския съвет в съответствие с чл. 43, ал. 3 от Закона на гражданското въздухоплаване (обн., ДВ, бр. 94 от 1.12.1972 г.) (exploitanten van burgerluchthavens voor publiek gebruik, bepaald door de ministerraad overeenkomstig artikel 43, lid 3, van de wet op de burgerluchtvaart (bekendgemaakt in Staatsblad nr. 94 van 1.12.1972)).

ROEMENIË

Compania Națională „Aeroportul Internațional Henri Coandă București” — SA (nationaal bedrijf „Internationale luchthaven Henri Coandă Boekarest” — SA)

Societatea Națională „Aeroportul Internațional București — Băneasa” — SA (nationaal bedrijf „Internationale luchthaven Boekarest — Baneasa” — SA)

Societatea Națională „Aeroportul Internațional Constanța” — SA (nationaal bedrijf „Internationale luchthaven Constanța” — SA)

Societatea Națională „Aeroportul Internațional Timișoara — Traian Vuia” — SA (nationaal bedrijf „Internationale luchthaven Timișoara — Traian Vuia” — SA)

Regia Autonomă „Administrația Română a Serviciilor de Trafic Aerian — ROMATSA” (autonome regie „Roemeense administratie luchtverkeersdiensten — ROMATSA”)

Regia Autonomă „Autoritatea Aeronautică Civilă Română” (autonome regie „Roemeense burgerluchtvaartautoriteit”)

Aeroporturile aflate în subordinea consiliilor locale (luchthavens onder toezicht van de locale raden):

Regia Autonomă Aeroportul Arad (autonome regie luchthaven Arad)

Regia Autonomă Aeroportul Bacău (autonome regie luchthaven Bacău)

Regia Autonomă Aeroportul Baia Mare (autonome regie luchthaven Baia Mare)

Regia Autonomă Aeroportul Caransebeș (autonome regie luchthaven Caransebeș)

Regia Autonomă Aeroportul Cluj—Napoca (autonome regie luchthaven Cluj — Napoca)

Regia Autonomă Aeroportul Craiova (autonome regie luchthaven Craiova)

Regia Autonomă Aeroportul Iași (autonome regie luchthaven Iași)

Regia Autonomă Aeroportul Oradea (autonome regie luchthaven Oradea)

Regia Autonomă Aeroportul Satu-Mare (autonome regie luchthaven Satu — Mare)

Regia Autonomă Aeroportul Sibiu (autonome regie luchthaven Sibiu)

Regia Autonomă Aeroportul Suceava (autonome regie luchthaven Suceava)

Regia Autonomă Aeroportul Târgu Mureș (autonome regie luchthaven Târgu Mureș)

Regia Autonomă Aeroportul Tulcea (autonome regie luchthaven Tulcea).”;

e)

bijlage IX

„AANBESTEDENDE DIENSTEN IN DE SECTOR ZEEHAVEN-, BINNENHAVEN- OF ANDERE AANLANDINGSFACILITEITEN”:

„REPUBLIEK BULGARIJE

ДП „Пристанищна инфраструктура” (overheidsbedrijf „Haveninfrastructuur”).

Лицата, които по силата на специални или изключителни права осъществяват експлоатация на цяло или част от пристанище за обществен транспорт с национално значение, посочено в Приложение № 1 към чл. 103а от Закона за морските пространства, вътрешните водни пътища и пристанищата на Република България (обн., ДВ, бр.12 от 11.2.2000 г.) (diensten die krachtens bijzondere of exclusieve rechten havens voor openbaar vervoer van nationaal belang (of delen daarvan) exploiteren, opgenomen in bijlage nr. 1 bij artikel 103a van de Wet op de maritieme ruimte, de binnenlandse waterwegen en de havens van de Republiek Bulgarije (bekendgemaakt in Staatsblad nr. 12 van 11.2.2000).

Лицата, които по силата на специални или изключителни права осъществяват експлоатация на цяло или част от пристанище за обществен транспорт с регионално значение, посочено в Приложение № 2 към чл. 103а от Закона за морските пространства, вътрешните водни пътища и пристанищата на Република България (обн., ДВ, бр. 12 от 11.2.2000 г.) (diensten die krachtens bijzondere of exclusieve rechten havens voor openbaar vervoer van nationaal belang (of delen daarvan) exploiteren, opgenomen in bijlage nr. 2 bij artikel 103a van de Wet op de maritieme ruimte, de binnenlandse waterwegen en de havens van de Republiek Bulgarije (bekendgemaakt in Staatsblad nr. 12 van 11.2.2000).

ROEMENIË

Compania Națională „Administrația Porturilor Maritime” SA Constanța (nationaal bedrijf „Bestuur zeehavens” SA Constanța)

Compania Națională „Administrația Canalelor Navigabile SA” (nationaal bedrijf „Bestuur bevaarbare kanalen” SA Constanța)

Compania Națională de Radiocomunicații Navale „RADIONAV” SA (nationaal bedrijf voor radiocommunicatie op zee „RADIONAV” SA)

Regia Autonomă „Administrația Fluvială a Dunării de Jos” (autonome regie „Rivierbeheer beneden-Donau”)

Compania Națională „Administrația Porturilor Dunării Maritime” (nationaal bedrijf „Beheer Donauzeehavens”)

Compania Națională „Administrația Porturilor Dunării Fluviale” SA (nationaal bedrijf „Beheer Donaurivierhavens”)

Agenția Română de Intervenții și Salvare Navală — ARISN (Roemeens agentschap voor interventies en redding op zee — ARISN)

Porturile: Sulina, Brăila, Zimnicea și Turnu-Măgurele (Havens: Sulina, Brăila, Zimnicea en Turnu-Măgurele).”.


(1)  Alleen niet-militair materieel als vermeld in bijlage VII, deel B.”


BIJLAGE IV

PUBLICATIES

„Republiek Bulgarije

Aankondigingen:

Publicatieblad van de Europese Unie

Staatsblad (http://dv.parliament.bg)

Register overheidsopdrachten (http://www.aop.bg)

Wet- en regelgeving:

Staatsblad

Juridische besluiten:

Administratief Hooggerechtshof (http://www.sac.government.bg)

Algemene administratieve beschikkingen en procedures:

Agentschap voor overheidsopdrachten (http://www.aop.bg)

Commissie voor bescherming van de mededinging (http://www.cpc.bg)

Roemenië

Publicatieblad van de Europese Unie

Roemeens Staatsblad

Elektronisch systeem voor overheidsopdrachten (http://www.e-licitatie.ro)”.


Commissie

26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/66


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2008

tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma met betrekking tot de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 3633)

(2008/620/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 34 quater, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (2) zijn maatregelen vastgesteld voor het herstel van de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee, alsmede voorschriften inzake controle, inspectie en bewaking van de kabeljauwvisserij in die gebieden.

(2)

Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (3) voorziet in controleactiviteiten door de Commissie en de lidstaten, en in samenwerking tussen de lidstaten om de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te garanderen.

(3)

Om het succes van de herstelmaatregelen voor de kabeljauwbestanden in de Noordzee, het Skagerrak, het Kattegat, de wateren ten westen van Schotland, het oostelijke deel van het Kanaal en de Ierse Zee te garanderen, moet een specifiek programma voor de controle en de inspectie van op die bestanden vissende visserijtakken worden vastgesteld.

(4)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma moet voor een periode van drie jaar worden vastgesteld. De resultaten van de toepassing van het specifieke controle- en inspectieprogramma moeten periodiek door de betrokken lidstaten worden geëvalueerd in samenwerking met het bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (4) opgerichte Communautair Bureau voor visserijcontrole (hierna „CBVC” genoemd).

(5)

De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten dienen te worden verricht overeenkomstig de door het CBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overleg met de betrokken lidstaten vastgesteld.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserij en aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze beschikking wordt een specifiek controle- en inspectieprogramma vastgesteld ter waarborging van de geharmoniseerde tenuitvoerlegging van de bij Verordening (EG) nr. 423/2004 vastgestelde maatregelen voor het herstel van de kabeljauwbestanden in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Het in artikel 1 bedoelde specifieke controle- en inspectieprogramma is gedurende drie jaar van toepassing en heeft betrekking op:

a)

visserijactiviteiten door vaartuigen waarvoor in de in artikel 1 genoemde gebieden inspanningsbeperkingen en aanverwante voorwaarden gelden;

b)

alle aanverwante activiteiten, met inbegrip van het aanvoeren, wegen, verkopen, vervoeren en opslaan van visserijproducten, alsmede het registreren van de aanvoer en de verkoop.

Artikel 3

Definities

Voor de uitvoering van deze beschikking zijn de definities van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 423/2004 van toepassing.

Artikel 4

Nationale controle- en inspectieprogramma’s

1.   België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden stellen met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde activiteiten nationale controle- en inspectieprogramma’s vast overeenkomstig de in bijlage I opgenomen gemeenschappelijke regels.

2.   De nationale controle- en inspectieprogramma’s moeten alle in bijlage II vermelde gegevens en specificaties bevatten.

3.   Uiterlijk op 15 oktober 2008 doen de in lid 1 genoemde lidstaten aan de Commissie hun nationale controle- en inspectieprogramma en het jaarlijkse uitvoeringsschema toekomen. Dit schema bevat bijzonderheden over de toegewezen personele en materiële middelen en de perioden en gebieden waarin deze worden ingezet.

4.   Daarna doen de in lid 1 genoemde lidstaten de Commissie jaarlijks een bijgewerkt uitvoeringsschema toekomen uiterlijk vijftien dagen voordat met de uitvoering ervan wordt begonnen.

Artikel 5

Samenwerking tussen de lidstaten

Alle lidstaten werken samen met de in artikel 4, lid 1 genoemde lidstaten bij de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma.

Artikel 6

Bewakings- en inspectieactiviteiten van de lidstaten

1.   Een lidstaat die van plan is in het kader van een overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 768/2005 opgesteld gezamenlijk inzetplan (hierna „GIP” genoemd) bewakingsactiviteiten uit te voeren en vissersvaartuigen te inspecteren in de wateren die onder de jurisdictie van een andere lidstaat vallen, deelt zijn voornemen mee aan het overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1042/2006 van de Commissie (5) aangewezen contactpunt van de betrokken kustlidstaat en aan het Communautair Bureau voor visserijcontrole (hierna „CBVC” genoemd). De melding bevat de volgende gegevens:

a)

type, naam en radio-oproepsignaal van de inspectievaartuigen en de inspectievliegtuigen op basis van de overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 opgestelde lijst;

b)

de in artikel 1 genoemde gebieden waar de bewakings- en inspectieactiviteiten zullen worden verricht;

c)

de duur van de bewakings- en inspectieactiviteiten.

2.   De bewaking en de inspecties worden overeenkomstig bijlage I uitgevoerd.

Artikel 7

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

De in artikel 4, lid 1, genoemde lidstaten ondernemen gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten overeenkomstig het door het CBVC op basis van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 768/2005 opgestelde GIP.

Artikel 8

Informatieverstrekking

Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de in artikel 4, lid 1, genoemde lidstaten de volgende informatie betreffende het vorige kalenderjaar beschikbaar:

a)

de in bijlage I bedoelde inspectie- en bewakingstaken;

b)

de in bijlage III bedoelde inbreuken die gedurende dat jaar zijn geconstateerd, met voor iedere inbreuk de vlag van het vaartuig, datum en plaats van de inspectie en aard van de inbreuk; de lidstaten vermelden de aard van de inbreuk door te verwijzen naar de betrokken letter uit de lijst in bijlage III;

c)

de stand van zaken met betrekking tot de follow-up van de inbreuken die dat jaar of vorige jaren zijn geconstateerd;

d)

alle relevante coördinatie- en samenwerkingsacties tussen de lidstaten.

Artikel 9

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 31 januari van elk jaar stellen de in artikel 4, lid 1, genoemde lidstaten een evaluatieverslag op over de in het voorgaande kalenderjaar uitgevoerde controle- en inspectieactiviteiten op grond van het bij deze beschikking vastgestelde specifieke controle- en inspectieprogramma en het in artikel 5 bedoelde nationale controle- en inspectieprogramma, en stuurt dat aan de Commissie en het CBVC toe.

2.   Het CBVC houdt rekening met de in lid 1 bedoelde evaluatieverslagen bij de jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van een GIP overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005.

3.   De Commissie belegt eenmaal per jaar een vergadering van het Comité voor de visserij en de aquacultuur om de naleving van het specifieke controle- en inspectieprogramma en de nationale controle- en inspectieprogramma’s te beoordelen.

Artikel 10

Geadresseerden

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2008.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).

(2)  PB L 70 van 9.3.2004, blz. 8.

(3)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).

(4)  PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.

(5)  PB L 187 van 8.7.2006, blz. 14.


BIJLAGE I

Inspectie- en bewakingstaken

1.   Algemene inspectietaken

1.1.

Over iedere inspectie moet een inspectieverslag worden opgesteld. De inspecteurs moeten in elk geval het volgende controleren en in hun inspectieverslag vermelden:

a)

gegevens betreffende de identiteit van de bevoegde personen en betreffende het vaartuig of de voertuigen die bij de geïnspecteerde activiteiten betrokken waren;

b)

de machtiging: visvergunning, speciaal visdocument en recht op visserijinspanning;

c)

de betrokken vaartuigdocumentatie zoals logboeken, registratiecertificeringen, bevrachtingsplannen, kennisgevingsverslagen en, indien van toepassing, verslagen van handmatige VMS-rapportage;

d)

alle andere relevante bevindingen van de inspecties op zee, in de haven of in een van de stadia van de afzet.

1.2.

De in punt 1.1 bedoelde bevindingen worden vergeleken met de informatie die door andere bevoegde autoriteiten aan de inspecteurs ter beschikking wordt gesteld, waaronder VMS-informatie, kennisgevingen vooraf en lijsten van vaartuigen met een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij in de in artikel 1 van deze beschikking genoemde gebieden.

2.   Inspectietaken op zee

De inspecteurs controleren:

a)

de hoeveelheden vis aan boord in vergelijking met de hoeveelheden die in het logboek staan vermeld en de naleving van de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 423/2004 bedoelde tolerantiemarges;

b)

de overeenstemming van het gebruikte vistuig met de betrokken voorschriften en de naleving van de bepalingen inzake twijndikte, minimummaaswijdten, minimummaten van de vis, voorzieningen aan de netten en het markeren en identificeren van passief vistuig;

c)

het juist functioneren van VMS-apparatuur.

3.   Inspectietaken bij aanvoer

De inspecteurs controleren:

a)

de voorafgaande kennisgeving van de aanvoer met inbegrip van de gegevens over de aan boord gehouden vangsten;

b)

de ingevulde gegevens in het logboek en in de aanvoeraangifte, met inbegrip van de geregistreerde visserijinspanning;

c)

de feitelijke hoeveelheden vis aan boord, het gewicht van de kabeljauw en de andere aangevoerde soorten, en de naleving van de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 423/2004 bedoelde tolerantiemarges;

d)

het vistuig aan boord en de naleving van de bepalingen inzake twijndikte, minimummaaswijdten, minimummaten van de vis, voorzieningen aan de netten en het markeren en identificeren van passief vistuig;

e)

indien van toepassing, de naleving van de uitschakelprocedures voor VMS-apparatuur.

4.   Inspectietaken bij vervoer en verkoop

De inspecteurs controleren:

a)

de relevante vervoersdocumenten en vergelijken de daarin vermelde gegevens met de fysiek vervoerde hoeveelheden;

b)

de naleving van de eisen op het gebied van sortering en etikettering en op het gebied van de minimummaat van de vis;

c)

de documentatie (logboek, aanvoeraangifte en verkoopdocumenten), het sorteren en het wegen van de vis voor de controle van de handelsbepalingen.

5.   Taken bij bewaking vanuit de lucht

Het bewakingspersoneel moet:

a)

waarnemingen vergelijken met de gegevens betreffende de toegewezen visserijinspanning;

b)

kruiscontroles verrichten inzake de gebieden waar beperkingen voor de visserij gelden;

c)

verslag uitbrengen over de bewakingsactiviteiten ten behoeve van kruiscontroles.


BIJLAGE II

Inhoud van de nationale controleprogramma’s

De nationale controleprogramma’s bevatten onder andere de volgende gegevens:

1.   CONTROLEMIDDELEN

—   Personele middelen

Een raming van de aantallen inspecteurs die aan de wal en op zee worden ingezet, alsmede de perioden en gebieden waarin zij worden ingezet.

—   Technische middelen

Een raming van de aantallen patrouillevaartuigen en vliegtuigen die worden ingezet, alsmede de perioden en gebieden waarin zij worden ingezet.

—   Financiële middelen

Een raming van de begrotingsmiddelen die worden toegewezen voor de inzet van personele middelen, patrouillevaartuigen en vliegtuigen.

2.   AANWIJZING VAN HAVENS

Een lijst van de aangewezen havens waar hoeveelheden kabeljauw van meer dan twee ton moeten worden aangevoerd.

3.   CONTROLE VAN DE VISSERIJINSPANNING

Het bestaande systeem voor de toewijzing van, het toezicht op en de controle van de visserijinspanning, met inbegrip van:

het toegepaste systeem voor het controleren van het trackrecord van vaartuigen ten behoeve van de toewijzing van extra dagen;

het toegepaste systeem voor het controleren van de naleving van de bijvangstbeperkingen voor vaartuigen waaraan extra dagen zijn toegewezen of waarvoor afwijkingen gelden;

de voor de sector uitgevaardigde regelgeving en/of aanbeveling inzake het registreren van de voorgenomen beheersperiode en vistuigcategorie;

de voor de sector uitgevaardigde regelgeving en/of aanbeveling inzake het registreren van hun voornemen om binnen een beheersperiode meer dan één categorie vistuig te gebruiken;

een beschrijving van de wijze van beheer van de inspanningsgegevens en van de structuur van de database;

het toegepaste systeem voor de overdracht van dagen;

het toegepaste systeem voor de toewijzing van extra dagen;

het toegepaste systeem voor het niet-toekennen van doorvaartdagen;

het toegepaste systeem om te waarborgen dat een overeenkomstige hoeveelheid vangstcapaciteit wordt teruggetrokken om vaartuigen zonder trackrecord in een gebied te laten vissen.

4.   REGELING INZAKE DE VISSERIJINSPANNING

De voorwaarden betreffende de regeling inzake de visserijinspanning, met inbegrip van:

een beschrijving van het toegepaste systeem voor hailberichten;

een beschrijving van alternatieve controlemaatregelen;

het bestaande systeem om de naleving van de voorwaarden inzake voorafgaande kennisgevingen te garanderen;

een beschrijving van het systeem inzake het toestaan van aanvoer;

de methode voor het berekenen van de tolerantiemarge voor de raming van hoeveelheden.

5.   INSPECTIEPROTOCOLLEN

Protocollen voor inspecties bij de aanvoer, bij de eerste verkoop en bij het vervoer na de eerste verkoop, en voor inspecties op zee.

6.   RICHTSNOEREN

Richtsnoeren voor inspecteurs, producentenorganisaties en vissers.

7.   COMMUNICATIEPROTOCOLLEN

Protocollen voor de communicatie met de bevoegde autoriteiten die door andere lidstaten zijn belast met het specifieke controle- en inspectieprogramma voor kabeljauw.

8.   UITWISSELINGEN VAN INSPECTEURS

Protocollen voor uitwisselingen van inspecteurs met vermelding van de bevoegdheden van inspecteurs in de EEZ van een andere lidstaat.

9.   SPECIFIEKE STREEFDOELEN VOOR DE INSPECTIE

Iedere lidstaat stelt specifieke streefdoelen vast. Deze streefdoelen worden aan alle betrokken lidstaten meegedeeld en na analyse van de behaalde resultaten periodiek herzien. De streefdoelen voor de inspectie worden geleidelijk verscherpt tot de hieronder vastgestelde einddoelstellingen zijn bereikt.

Einddoelstellingen

Uiterlijk één maand na de datum van inwerkingtreding van deze beschikking geven de lidstaten uitvoering aan hun inspectieschema’s met inachtneming van de hierna aangegeven streefniveaus.

De lidstaten specificeren welke steekproefstrategie zal worden toegepast, en beschrijven deze strategie.

Op verzoek van de Commissie wordt haar inzage verleend van het door de lidstaat gebruikte steekproefplan.

a)   Aantal inspecties in de havens

In de regel moet een nauwkeurigheid worden bereikt die ten minste gelijkwaardig is aan die welke zou worden verkregen als met behulp van een eenvoudige aselecte steekproefmethode inspecties zouden worden verricht die betrekking hebben op 20 gewichtsprocent van alle aangelande kabeljauw in een lidstaat.

b)   Aantal inspecties bij de afzet

Inspectie van 5 % van de op veilingen te koop aangeboden hoeveelheden kabeljauw.

c)   Aantal inspecties op zee

Flexibel streefdoel: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied. Streefdoelen voor de inspectie op zee hebben betrekking op het aantal patrouilledagen op zee in de kabeljauwbeheersgebieden, eventueel met een afzonderlijk streefdoel voor de dagen waarop in specifieke gebieden wordt gepatrouilleerd.

d)   Aantal inspecties vanuit de lucht

Flexibel streefdoel: vast te stellen na een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteit in elk gebied en met inachtneming van de middelen die de lidstaat ter beschikking staan.


BIJLAGE III

Lijst van inbreuken zoals bedoeld in artikel 7

A.

Niet-naleving door de kapitein van een vissersvaartuig van de in artikel 2 van deze beschikking bedoelde beperkingen van de visserijinspanning;

B.

Niet-naleving door de kapitein van een communautair vissersvaartuig met een lengte over alles groter dan of gelijk aan tien meter dat vistuig gebruikt of aan boord heeft waarvoor een speciaal visdocument voor de visserij in de in artikel 1 van deze beschikking van de Commissie genoemde gebieden vereist is, van de verplichting een kopie van dat speciale visdocument aan boord te bewaren, of niet-naleving van deze eis door de gemachtigde vertegenwoordiger van de betrokken kapitein;

C.

Knoeien met het satellietvolgsysteem in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) (1);

D.

Het vervalsen of niet registreren van bepaalde gegevens in de logboeken, met inbegrip van inspanningsgegevens, aanvoeraangiften, verkoopdocumenten, gegevens betreffende overladingen en vervoerdocumenten, of het niet bewaren of niet indienen van de betrokken documenten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 19 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en de artikelen 13 en 15 van Verordening (EG) nr. 423/2004;

E.

Niet-naleving door de kapitein van een communautair vissersvaartuig met meer dan één ton kabeljauw aan boord, of door diens vertegenwoordiger, van de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 423/2004 vastgestelde regels inzake voorafgaande kennisgeving;

F.

Het buiten de aangewezen havens aanvoeren door vaartuigen van meer dan twee ton kabeljauw.


(1)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.


Rectificaties

26.7.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/74


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 385/2008 van de Commissie van 29 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 194/2008 van de Raad tot verlenging en verscherping van de beperkende maatregelen tegen Birma/Myanmar en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 817/2006

( Publicatieblad van de Europese Unie L 116 van 30 april 2008 )

Op bladzijde 8, punt (5), onder (a):

in plaats van:

„(a)

worden de vermeldingen D7a (verkeerd genummerd), D8a, D20c en D31a (verkeerd genummerd) door de volgende vermeldingen vervangen (wijzigingen in vet gedrukt):”,

te lezen:

„(a)

worden de vermeldingen D7b, D8a, D20c en D32a door de volgende vermeldingen vervangen (wijzigingen in vet gedrukt):”.