ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
51e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 622/2008 van de Commissie van 30 juni 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004, wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken ( 1 ) |
|
|
|
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2008/66/EG van de Commissie van 30 juni 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine op te nemen als werkzame stof ( 1 ) |
|
|
* |
Richtlijn 2008/67/EG van de Commissie van 30 juni 2008 tot wijziging van Richtlijn 96/98/EG van de Raad inzake uitrusting van zeeschepen ( 1 ) |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
Raad van ministers ACS-EG |
|
|
|
2008/494/EG |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
1.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 621/2008 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2008
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 30 juni 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
39,1 |
MK |
34,1 |
|
TR |
47,7 |
|
ZZ |
40,3 |
|
0707 00 05 |
JO |
156,8 |
MK |
11,6 |
|
TR |
83,4 |
|
ZZ |
83,9 |
|
0709 90 70 |
JO |
216,7 |
TR |
97,2 |
|
ZZ |
157,0 |
|
0805 50 10 |
AR |
114,8 |
IL |
116,0 |
|
US |
72,2 |
|
ZA |
111,2 |
|
ZZ |
103,6 |
|
0808 10 80 |
AR |
79,6 |
BR |
89,7 |
|
CL |
99,6 |
|
CN |
93,8 |
|
NZ |
115,6 |
|
US |
102,0 |
|
UY |
88,5 |
|
ZA |
86,8 |
|
ZZ |
94,5 |
|
0809 10 00 |
IL |
121,6 |
TR |
198,9 |
|
ZZ |
160,3 |
|
0809 20 95 |
TR |
362,6 |
US |
354,9 |
|
ZZ |
358,8 |
|
0809 30 10, 0809 30 90 |
CL |
244,7 |
IL |
144,8 |
|
ZZ |
194,8 |
|
0809 40 05 |
IL |
157,2 |
ZZ |
157,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
1.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 622/2008 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 773/2004, wat betreft schikkingsprocedures in kartelzaken
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (1), en met name op artikel 33,
Na bekendmaking van de ontwerp-verordening (2),
Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (3) zijn de regels voor de deelname van de betrokken partijen aan dit soort procedures vastgesteld. |
(2) |
Partijen in de procedure zijn mogelijk bereid hun deelname aan een kartel dat artikel 81 van het Verdrag schendt, en hun aansprakelijkheid ten aanzien van die deelname, te erkennen mits zij de beoogde vaststelling van de Commissie ten aanzien van hun aandeel in de inbreuk en de hoogte van mogelijke geldboeten redelijkerwijs kunnen voorzien, en met die vaststelling kunnen instemmen. Het dient voor de Commissie mogelijk te zijn om, waar zo nodig, aan die partijen de bezwaren te onthullen die zij, op basis van het in het dossier beschikbare bewijsmateriaal, ten aanzien van hen voornemens is aan te voeren, alsmede de geldboeten die hun naar verwachting zullen worden opgelegd. Het feit dat dit soort gegevens zo vroeg wordt vrijgegeven, moet de betrokken partijen in staat stellen hun standpunt kenbaar te maken wat betreft de bezwaren die de Commissie ten aanzien van hen voornemens is aan te voeren, alsmede wat betreft hun mogelijke aansprakelijkheid. |
(3) |
Wanneer de Commissie de door de partijen met het oog op een schikking gedane verklaringen in de mededeling van punten van bezwaar weergeeft en de partijen in hun antwoord bevestigen dat de mededeling van punten van bezwaar overeenstemt met de inhoud van hun met het oog op een schikking gedane verklaringen, dient de Commissie in staat te zijn om, na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003, over te gaan tot het geven van een beschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003. |
(4) |
Derhalve dient een schikkingsprocedure te worden ingesteld om de Commissie in staat te stellen kartelzaken sneller en doeltreffender af te handelen. De Commissie behoudt een ruime beoordelingsmarge om te bepalen welke zaken in aanmerking kunnen komen om te peilen of de partijen belangstelling hebben om schikkingsgesprekken te gaan voeren, alsmede om te besluiten dit soort gesprekken te gaan voeren, stop te zetten of tot een definitieve schikking te komen. Daarom kan de Commissie op ieder tijdstip in de procedure besluiten om schikkingsgesprekken volledig stop te zetten in een bepaalde zaak of ten aanzien van een of meer van de partijen. In dat verband kan rekening worden gehouden met de kans dat met de betrokken partijen binnen een redelijke termijn tot een gemeenschappelijke conclusie wordt gekomen betreffende de omvang van de mogelijke bezwaren; daarbij gaat het om factoren als aantal betrokken partijen, voorzienbare tegenstrijdige standpunten over de toerekening van de aansprakelijkheid, of de mate waarin de feiten worden betwist. Het vooruitzicht om procedurele voordelen te behalen wordt in acht genomen, rekening houdende met de vooruitgang die tijdens de schikkingsprocedure ten algemene is geboekt, waaronder enige onredelijke vertraging verbonden aan de vereiste middelen om toegang tot de niet-vertrouwelijke versies van documenten in het dossier te verschaffen. Andere punten van zorg kunnen meespelen zoals het mogelijk stellen van een precedent. |
(5) |
Klagers zullen nauw bij schikkingsprocedures worden betrokken en zullen naar behoren schriftelijk op de hoogte worden gehouden over de aard en de inhoud van de procedure, om hen in staat te stellen hun standpunten daarover kenbaar te maken en zodoende aan het onderzoek van de Commissie mee te werken. In de specifieke context echter van schikkingsprocedures dient het feit dat klagers een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar wordt verschaft, mogelijk niet het doel dat klagers in staat worden gesteld aan het onderzoek van de Commissie mee te werken, en kan het de partijen in de procedure ontmoedigen om met de Commissie mee te werken. Met het oog daarop dient de Commissie niet te worden verplicht een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar aan de klagers te verschaffen. |
(6) |
Verordening (EG) nr. 773/2004 dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 773/2004 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 2, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. De Commissie kan op elk tijdstip besluiten de procedure in te leiden met het oog op de vaststelling van een beschikking op grond van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1/2003; dit besluit dient echter te worden genomen vóór de voorlopige beoordeling in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, vóór de toezending van een mededeling van punten van bezwaar, vóór een verzoek aan de partijen hun belangstelling te laten blijken om schikkingsgesprekken te voeren, of vóór de publicatie van een bekendmaking in de zin van artikel 27, lid 4, van die verordening, naargelang van welke handeling het eerst plaatsvindt.”. |
2. |
Artikel 6, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. Wanneer de Commissie de punten van bezwaar meedeelt met betrekking tot een zaak waarin zij een klacht heeft ontvangen, verschaft zij de klager een exemplaar van de niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar, behalve in die gevallen waarin de schikkingsprocedure wordt toegepast; in dat geval stelt zij de klager schriftelijk in kennis van de aard en het onderwerp van de procedure. De Commissie stelt ook een termijn vast waarbinnen de klager schriftelijk zijn standpunt kenbaar kan maken.”. |
3. |
Artikel 10, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. De Commissie deelt de betrokken partijen de jegens hen aangevoerde bezwaren mee. De mededeling van punten van bezwaar wordt schriftelijk gericht aan elk van de partijen tegen wie bezwaren worden aangevoerd.”. |
4. |
Het volgende artikel 10 bis wordt ingevoegd: „Artikel 10 bis Schikkingsprocedure in kartelzaken 1. Na de inleiding van de procedure op grond van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 kan de Commissie een termijn vaststellen waarbinnen de partijen schriftelijk kunnen aangeven dat zij bereid zijn schikkingsgesprekken te voeren, met als doel om eventueel verklaringen met het oog op een schikking in te dienen. De Commissie is niet verplicht rekening te houden met antwoorden die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt. Indien twee of meer partijen binnen dezelfde onderneming aangeven dat zij bereid zijn overeenkomstig de eerste alinea schikkingsgesprekken te voeren, dienen dezen gemeenschappelijke vertegenwoordigers aan te stellen, die zijn gemachtigd om namens hen met de Commissie deze gesprekken te voeren. Bij het vaststellen van de in de eerste alinea bedoelde termijn deelt de Commissie aan de betrokken partijen mee dat zij binnen dezelfde onderneming zijn geïdentificeerd, met het enkele doel hen in staat te stellen aan deze bepaling te voldoen. 2. Partijen die aan schikkingsgesprekken deelnemen, kunnen door de Commissie in kennis worden gesteld van:
Deze gegevens zijn vertrouwelijk, tenzij de Commissie vooraf uitdrukkelijk toestemming tot vrijgave heeft gegeven. Indien de schikkingsgesprekken vorderen, kan de Commissie een termijn vaststellen waarbinnen de partijen zich ertoe kunnen verbinden de schikkingsprocedure te volgen door verklaringen met het oog op een schikking in te dienen waarin de uitkomsten van de schikkingsgesprekken zijn weergegeven en waarin zij hun betrokkenheid bij een schending van artikel 81 van het Verdrag en hun aansprakelijkheid erkennen. Vooraleer de Commissie voor de betrokken partijen een termijn vaststelt voor het doen van verklaringen met het oog op een schikking, hebben dezen het recht dat hun de in artikel 10 bis, lid 2, eerste alinea, bedoelde gegevens, op hun verzoek, tijdig worden meegedeeld. De Commissie is niet verplicht rekening te houden met verklaringen met het oog op een schikking die zij na het verstrijken van die termijn ontvangt. 3. Wanneer de inhoud van de door de partijen met het oog op een schikking gedane verklaringen in de aan de partijen kennisgegeven mededeling van punten van bezwaar is weergegeven, wordt door het schriftelijke antwoord van de betrokken partijen op de mededeling van punten van bezwaar, binnen een door de Commissie vast te stellen termijn, bevestigd dat de aan hen gerichte mededeling van punten van bezwaar de inhoud van hun met het oog op een schikking gedane verklaringen weergeeft. De Commissie kan daarop, na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2003, overgaan tot het geven van een beschikking op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003. 4. De Commissie kan op ieder tijdstip in de procedure besluiten om schikkingsgesprekken volledig stop te zetten in een bepaalde zaak of ten aanzien van één of meer van de betrokken partijen, indien zij van menig is dat procedurele voordelen in het gedrang komen.”. |
5. |
Artikel 11, lid 1, komt als volgt te luiden: „1. De Commissie biedt de partijen aan wie zij een mededeling van punten van bezwaar richt, de mogelijkheid om te worden gehoord alvorens zij het in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 bedoelde Adviescomité raadpleegt.”. |
6. |
Artikel 12 komt als volgt te luiden: „Artikel 12 1. De Commissie stelt de partijen aan wie zij een mededeling van punten van bezwaar richt, in de gelegenheid tijdens een hoorzitting hun standpunt toe te lichten, indien zij in hun schriftelijke opmerkingen daarom verzoeken. 2. Bij het indienen van hun verklaringen met het oog op een schikking, bevestigen de partijen evenwel aan de Commissie dat zij alleen de gelegenheid moeten krijgen hun argumenten tijdens een hoorzitting uiteen te zetten wanneer door de mededeling van punten van bezwaar de inhoud van hun verklaringen met het oog op een schikking niet wordt weergegeven.”. |
7. |
In artikel 15 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd: „1 bis. Na inleiding van de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 en om de partijen die daartoe bereid zijn, in staat te stellen verklaringen met het oog op een schikking in te dienen, geeft de Commissie, op verzoek en op de in desbetreffende alinea's vastgestelde voorwaarden, de in artikel 10 bis, lid 2, bedoelde bewijsstukken en documenten vrij. Met het oog daarop bevestigen de partijen bij het doen van hun verklaringen met het oog op een schikking aan de Commissie dat zij alleen toegang tot het dossier zullen vragen na ontvangst van de mededeling van punten van bezwaar wanneer de inhoud van hun met het oog op een schikking gedane verklaringen niet in de mededeling van punten van bezwaar zijn weergegeven.”. |
8. |
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2008.
Voor de Commissie
Neelie KROES
Lid van de Commissie
(1) PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1419/2006 (PB L 269 van 28.9.2006, blz. 1).
(2) PB C 50 van 27.10.2007, blz. 48.
(3) PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).
1.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171/6 |
VERORDENING (EG) Nr. 623/2008 VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2008
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 juli 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 [zachte tarwe van hoge kwaliteit], 1002, ex 1005 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007 met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
(2) |
In artikel 136, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 1 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening. |
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 juli 2008, die van toepassing zullen zijn totdat een nieuwe vaststelling in werking treedt. |
(5) |
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 608/2008 van de Commissie van 26 juni 2008 houdende tijdelijke opschorting van de douanerechten bij invoer van bepaalde granen voor het verkoopseizoen 2008/2009 (3) wordt de toepassing van bepaalde bij de onderhavige verordening vastgestelde rechten evenwel opgeschort, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zijn vanaf 1 juli 2008, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld op basis van de in bijlage II vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).
(3) PB L 166 van 27.6.2008, blz. 19.
BIJLAGE I
Vanaf 1 juli 2008 geldende invoerrechten voor de in artikel 136, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde producten
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 (2) |
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 (2) |
|
van lage kwaliteit |
0,00 (2) |
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 (2) |
1002 00 00 |
ROGGE |
0,00 (2) |
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (3) |
0,00 (2) |
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 (2) |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, |
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 608/2008 wordt de toepassing van dit recht opgeschort.
(3) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
16.6.2008-27.6.2008
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
RICHTLIJNEN
1.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171/9 |
RICHTLIJN 2008/66/EG VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2008
tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine op te nemen als werkzame stof
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine zijn in deze lijst opgenomen. |
(2) |
Voor deze werkzame stoffen zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor bifenox was België de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 4 juli 2005. Voor diflufenican was het Verenigd Koninkrijk de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 1 augustus 2005. Voor fenoxaprop-P was Oostenrijk de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 2 mei 2005. Voor fenpropidin en quinoclamine was Zweden de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 24 juni 2005 respectievelijk 15 juni 2005. |
(3) |
De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en zijn op 14 november 2007 voor quinoclamine, op 29 november 2007 voor bifenox en fenoxaprop-P en op 17 december 2007 voor diflufenican en fenpropidin bij de Commissie ingediend in de vorm van de wetenschappelijke verslagen van de EFSA (4). Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 14 maart 2008 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie voor bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine. |
(4) |
Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine bevatten, in het algemeen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Deze werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn. |
(5) |
Onverminderd deze conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Er dient dan ook te worden geëist dat bifenox ter bevestiging van de risicobeoordeling voor consumenten en het langetermijnrisico voor plantenetende zoogdieren en fenpropidin ter bevestiging van de risicobeoordeling voor het langetermijnrisico voor plantenetende en insectenetende vogels aan verdere tests worden onderworpen en dat deze studies door de kennisgevers worden voorgelegd. |
(6) |
Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien. |
(7) |
Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van de bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige in bijlage III vermelde dossier voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen van Richtlijn 91/414/EEG. |
(8) |
Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten daarom worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op. |
(9) |
Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2009.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 3
1. De lidstaten moeten overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine als werkzame stof bevatten, voor 30 juni 2009 zo nodig wijzigen of intrekken.
Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stoffen, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.
2. In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I van die richtlijn wat bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine betreft, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk 31 december 2008 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.
Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:
a) |
als bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating, indien nodig, uiterlijk 31 december 2012 wordt gewijzigd of ingetrokken; of |
b) |
als het gewasbeschermingsmiddel naast bifenox, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin en quinoclamine nog andere werkzame stoffen bevat, de toelating — zo nodig — uiterlijk op 31 december 2012 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijn waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken. |
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op 1 januari 2009.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2008.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/45/EG van de Commissie (PB L 94 van 5.4.2008, blz. 21).
(2) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1044/2003 (PB L 151 van 19.6.2003, blz. 32).
(3) PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1095/2007 (PB L 246 van 21.9.2007, blz. 19).
(4) EFSA Scientific Report (2007) 119, 1-84, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance bifenox (afgerond op 29 november 2007).
EFSA Scientific Report (2007) 122, 1-84, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance diflufenican (afgerond op 17 december 2007).
EFSA Scientific Report (2007) 121, 1-76, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance fenoxaprop-P (afgerond op 29 november 2007).
EFSA Scientific Report (2007) 124, 1-84, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance fenpropidin (afgerond op 17 december 2007, herziene versie van 29 januari 2008 met correcties van verkeerde berekeningen in de risicobeoordeling van de gevolgen voor het water).
EFSA Scientific Report (2007) 117, 1-70, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance quinoclamine (afgerond op 14 november 2007).
(5) PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 416/2008 (PB L 125 van 9.5.2008, blz. 25).
BIJLAGE
Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:
Nr. |
Benaming, identificatienummers |
IUPAC-benaming |
Zuiverheid (1) |
Inwerkingtreding |
Geldigheidsduur |
Bijzondere bepalingen |
||||||||||||
„186 |
Bifenox CAS-nr. 42576-02-3 CIPAC-nr. 413 |
Methyl-5-(2,4-dichloorfenoxy)-2-nitrobenzoaat |
≥ 970 g/kg onzuiverheden:
|
1 januari 2009 |
31 december 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over bifenox dat op 14 maart 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van:
Zij zorgen ervoor dat de kennisgever dergelijke gegevens en informatie ter bevestiging van de risicobeoordeling aan de Commissie verstrekt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
||||||||||||
187 |
Diflufenican CAS-nr. 83164-33-4 CIPAC-nr. 462 |
2′,4′-difluor-2-(α,α,α-trifluor-m-tolyloxy) nicotinanilide |
≥ 970 g/kg |
1 januari 2009 |
31 december 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over diflufenican dat op 14 maart 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
|
||||||||||||
188 |
Fenoxaprop-P CAS-nr. 113158-40-0 CIPAC-nr. 484 |
(R)-2[4-[(6-chloor-2-benzoxazolyl)oxy]-fenoxy]propionzuur |
≥ 920 g/kg |
1 januari 2009 |
31 december 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over fenoxaprop-P dat op 14 maart 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De toelatingsvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten. |
||||||||||||
189 |
Fenpropidin CAS-nr. 67306-00-7 CIPAC-nr. 520 |
(R,S)-1-[3-(4-tert-butylfenyl)-2-methylpropyl]piperidine |
≥ 960 g/kg (racemaat) |
1 januari 2009 |
31 december 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegestaan voor gebruik als fungicide. DEEL B Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over fenpropidin dat op 14 maart 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van:
Zij zorgen ervoor dat de kennisgever dergelijke gegevens en informatie ter bevestiging van de risicobeoordeling aan de Commissie verstrekt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn. |
||||||||||||
190 |
Quinoclamine CAS-nr. 2797-51-5 CIPAC-nr. 648 |
2-amino-3-chloor-1,4-naftochinon |
≥ 965 g/kg onzuiverheid: dichlon (2,3-dichloor-1,4-naftochinon) maximaal 15 g/kg |
1 januari 2009 |
31 december 2018 |
DEEL A Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide. DEEL B Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die quinoclamine bevatten voor andere toepassingen dan voor siergewassen of kwekerijgewassen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend. Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over quinoclamine dat op 14 maart 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II. Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, passende risicobeperkende maatregelen omvatten. |
(1) Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.”
1.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171/16 |
RICHTLIJN 2008/67/EG VAN DE COMMISSIE
van 30 juni 2008
tot wijziging van Richtlijn 96/98/EG van de Raad inzake uitrusting van zeeschepen
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen (1), en met name op artikel 17,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Voor de toepassing van Richtlijn 96/98/EG gelden de van kracht zijnde versies van de internationale verdragen en beproevingsnormen. |
(2) |
Aangezien sedert 1 juli 2002, de datum waarop Richtlijn 96/98/EG een eerste maal is gewijzigd, wijzigingen van de internationale verdragen en toepasselijke beproevingsnormen in werking zijn getreden, is het ter wille van de duidelijkheid wenselijk deze wijzigingen op te nemen in de betrokken richtlijn. |
(3) |
De Internationale Maritieme Organisatie en de Europese normalisatie-instellingen hebben normen vastgesteld, waaronder gedetailleerde beproevingsnormen, voor bepaalde in bijlage A.2 van Richtlijn 96/98/EG opgesomde uitrusting of uitrusting die niet in de lijst is opgenomen maar relevant wordt geacht voor de toepassing van die richtlijn. Daarom moet deze uitrusting worden opgenomen in bijlage A.1, of worden verplaatst van bijlage A.2 naar bijlage A.1, al naar gelang van het geval. |
(4) |
Richtlijn 96/98/EG dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(5) |
De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad ingestelde COSS-comité, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage A van Richtlijn 96/98/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
Uitrusting die als „nieuwe uitrusting” is vermeld onder het kopje „benaming” van bijlage A.1 of is verplaatst van bijlage A.2 naar A.1 en is vervaardigd in overeenstemming met typekeuringsprocedures die reeds op het grondgebied van de betrokken lidstaat van kracht waren voor de in artikel 3, lid 1, bedoelde datum, mag gedurende een periode van twee jaar gerekend vanaf deze datum in de handel worden gebracht en aan boord van een schip worden geplaatst.
Artikel 3
Omzetting
1. De lidstaten dienen uiterlijk 21 juli 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Zij passen die bepalingen toe vanaf 21 juli 2009.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 4
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 5
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 30 juni 2008.
Voor de Commissie
Jacques BARROT
Vicevoorzitter
(1) PB L 46 van 17.2.1997, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 53).
BIJLAGE
BIJLAGE A
Lijst van gebruikte afkortingen
|
Circ.: Circulaire. |
|
COLREG: International Regulations for Preventing Collisions at Sea (Verdrag inzake de internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee). |
|
COMSAR: IMO subcomité inzake Radiocommunicatie, opsporing en redding. |
|
EN: Europese norm. |
|
ETSI: Europees Instituut voor Telecommunicatienormen. |
|
FSS: Internationale code voor brandveiligheidsystemen. |
|
FTP: Internationale code voor brandproefprocedures. |
|
HSC: Internationale code voor de veiligheid van hogesnelheidsvaartuigen (High Speed Craft Code). |
|
IBC: Internationale Code inzake het vervoer van chemicaliën in bulk (International Bulk Chemical Code). |
|
ICAO: Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. |
|
IEC: Internationale Elektrotechnische Commissie (International Electro-technical Commission). |
|
IMO: Internationale Maritieme Organisatie. |
|
ISO: Internationale Organisatie voor Normalisatie. |
|
ITU: Internationale Telecommunicatie Unie. |
|
LSA: reddingsmiddel (Life saving appliance). |
|
MARPOL: Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (International Convention for the Prevention of Pollution from Ships). |
|
MEPC: Comité voor bescherming van het mariene milieu (Marine Environment Protection Committee). |
|
MSC: Maritieme Veiligheidscommissie (Maritime Safety Committee). |
|
SOLAS: het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee. |
|
Reg.: voorschrift. |
|
Res.: resolutie. |
BIJLAGE A.1
UITRUSTING WAARVOOR IN INTERNATIONALE INSTRUMENTEN REEDS GEDETAILLEERDE BEPROEVINGSNORMEN BESTAAN
Op heel bijlage A.1 van toepassing zijnde noten
a) |
Algemeen: Naast de specifiek vermelde internationale beproevingsnormen staat een aantal bepalingen, waaraan de hand moet worden gehouden bij het typeonderzoek zoals vermeld in de overeenstemmingsbeoordelingsmodules van bijlage B, in de toepasselijke voorschriften van de internationale verdragen en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO. |
b) |
Kolom 5: Wanneer IMO resoluties worden vermeld zijn alleen de beproevingsnormen in de desbetreffende delen van de bijlagen bij de resoluties van toepassing en niet de bepalingen van de resoluties zelf. |
c) |
Kolom 5: Van kracht zijnde versies van de internationale verdragen en beproevingsnormen. Ten behoeve van een correcte verwijzing naar de relevante normen moet op de beproevingsverslagen, certificaten van overeenstemming en verklaringen van overeenstemming worden aangegeven welke norm en welke versie daarvan werd toegepast. |
d) |
Kolom 5: Waneer twee benamingen van groepen beproevingsnormen worden gescheiden door een „of” voldoet elk van deze groepen aan alle beproevingseisen waarmee overeenstemming met de IMO prestatienormen kan worden aangetoond. Het volstaat bijgevolg op basis van één van deze groepen te testen om aan te tonen dat aan de eisen van de desbetreffende internationale instrumenten is voldaan. Bijgevolg zijn wanneer een ander scheidingsteken (komma) wordt gebruikt, alle opgesomde referenties van toepassing. |
e) |
Kolom 6: Een kruisje onder H betekent: module H plus certificaat van ontwerponderzoek. |
f) |
De in deze bijlage vastgestelde eisen gelden onverminderd de uitrustingseisen in de internationale verdragen. |
1. Persoonlijke reddingsmiddelen
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.1 |
Reddingsboeien |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.2 |
Positie aangevende lichten voor persoonlijke reddingsmiddelen:
|
|
|
(Behalve eisen voor batterijen zoals gespecificeerd in EN 394 (1993), die enkel op lichten voor reddingsgordels van toepassing zijn) |
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.3 |
Zelfwerkende rooksignalen voor reddingsboeien |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.4 |
Reddingsvesten |
|
|
(Behalve eisen voor batterijen zoals gespecificeerd in EN 394 (1993), die enkel oplichten voor reddingsgordels van toepassing zijn) |
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.5 |
Overlevingspakken en beschermingspakken die niet als reddingsvesten zijn geclassificeerd:
|
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.6 |
Overlevingspakken en beschermingspakken die als reddingsvesten zijn geclassificeerd:
|
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.7 |
Hulpmiddelen tegen warmteverlies |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.8 |
Valschermsignalen (pyrotechniek) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.9 |
Handstakellichten (pyrotechniek) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.10 |
Drijvende rooksignalen (pyrotechniek) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.11 |
Lijnwerptoestellen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.12 |
Opblaasbare reddingsvlotten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.13 |
Vaste reddingsvlotten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.14 |
Zichzelf automatisch oprichtende reddingsvlotten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.15 |
Overdekte omkeerbare reddingsvlotten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.16 |
Zelfdrijfvoorzieningen voor reddingsvlotten; (hydrostatische openers) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.17 |
Reddingsboten |
|
|
|
B + D B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.18 |
Vaste hulpverleningsboten |
|
|
|
B + D B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.19 |
Hulpverleningsboten in opgeblazen toestand |
|
|
|
B + D B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.20 |
Snelle hulpverleningsboten |
|
|
|
B + D B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.21 |
Tewaterlatingsmiddelen waarbij gebruikgemaakt wordt van lopers (davits) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.22 |
Tewaterlatingsmiddelen door middel van vrij opdrijven voor reddingsvlotten |
Verplaatst naar A.2/1.3 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.23 |
Tewaterlatingsmiddelen door middel van vrije val voor reddingsboten |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.24 |
Tewaterlatingsmiddelen voor reddingsvlotten (Davits) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.25 |
Tewaterlatingsmiddelen voor snelle hulpverleningsboten (Davits) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.26 |
Loskoppelmechanisme voor
met torenloper of -lopers te water gelaten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.27 |
Systemen voor evacuatie op zee |
|
|
|
B + D B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.28 |
Hulpverleningsmiddelen |
|
|
|
B + D B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.29 |
Inschepingsladders |
Verplaatst naar A.2/1.4 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.30 |
Retroflecterende materialen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.31 |
VHF-radiotelefonietoestel voor reddingsvlot |
Verplaatst naar A.1/5.17 en A.1/5.18 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.32 |
9 GHz SAR-transponder (SART) |
Verplaatst naar A.1/4.18 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.33 |
Radarreflector voor reddingsboten en hulpverleningsboten |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.34 |
Kompas voor reddings- en hulpverleningsboten |
Verplaatst naar A.1/4.23 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.35 |
Draagbare brandblusapparaten voor reddingsboten en hulpverleningsboten |
Verplaatst naar A.1/3.38 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.36 |
Voortstuwingsmotor voor reddings-/ hulpverleningsboot |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.37 |
Voortstuwingsmotor-buitenboordmotor voor hulpverleningsboot |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.38 |
Zoeklichten voor gebruik in reddings- en hulpverleningsboten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.39 |
Open omkeerbare reddingsvlotten |
|
|
|
B + D B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.40 |
Loodsstoeltje |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.41 (Nieuwe apparatuur) |
Lieren voor reddingsvlotten en hulpverleningsboten |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/1.42 (Nieuwe apparatuur) |
Loodsladder |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
2. Voorkoming van verontreiniging van de zee
Nr. |
Benaming |
Voorschrift MARPOL 73/78 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Toepasselijke voorschriften van MARPOL 73/78 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||
A.1/2.1 |
Oliefiltreersysteem (voor oliegehalte van de uitstromende vloeistof dat 15 p.p.m. niet overschrijdt) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||
A.1/2.2 |
Detectoren van het olie/water scheidingsvlak |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||
A.1/2.3 |
Oliegehaltemeters |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||
A.1/2.4 |
Oliefiltreersystemen voor koppeling aan een bestaande olie/water afscheider (voor oliegehalte van de uitstromende vloeistof dat de 15 ppm niet overschrijdt) |
Geschrapt |
|||||||||||||||||||||||||
A.1/2.5 |
Bewakings- en regelsystemen voor olielozingen voor een olietanker |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||
A.1/2.6 |
Afvoersystemen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||
A.1/2.7 |
Scheepsafvalverbranders |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
3. Brandbeveiligingsapparatuur
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.1 |
Primaire dekbedekking |
|
|
|
B + D |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.2 |
Draagbare brandblusapparaten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.3 |
Brandweeruitrusting: beschermende kleding (kleding voor brandbestrijding op korte afstand) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.4 |
Brandweeruitrusting: laarzen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.5 |
Brandweeruitrusting: handschoenen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.6 |
Brandweeruitrusting: helm |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.7 |
Ademhalingstoestel zijnde een onafhankelijk werkend persluchttoestel Noot: Bij ongevallen waarbij gevaarlijke goederen zijn betrokken moet een persluchtmasker worden gebruikt. |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.8 |
Ademhalingsapparatuur met luchttoevoer voor gebruik met een rookhelm of rookmasker Noot: Bij ongevallen waarbij gevaarlijke goederen zijn betrokken moet een persluchtmasker worden gebruikt. |
Noot: Niet opgenomen in de nieuwe voorschriften van hoofdstuk II-2 Verordening (IMO Res. MSC.99 (73)) of in de FSS-Code (IMO Res. MSC.98 (73)). |
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.9 |
Onderdelen voor sprinklersystemen voor verblijfsruimten, dienstruimten en controlestations, die gelijkwaardig zijn aan de in SOLAS 74, Voorschrift II-2/12, vermelde systemen (beperkt tot straalpijpen en hun prestatie). |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.10 |
Straalpijpen voor vast aangebrachte sproei-installaties voor water onder druk in ruimten voor machines |
Verplaatst naar A.2/3,11 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.11 |
Brandwerendheid van afscheidingen van klasse „A” en „B”
|
Klasse „A”
Klasse „B”
|
Klasse „A”
Klasse „B”
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.12 |
Inrichtingen om vlamdoorslag naar de ladingtanks in tankers te voorkomen |
|
|
|
B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.13 |
Niet brandbare materialen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.14 |
Andere materialen dan staal voor buisleidingen die afscheidingen van klasse „A” of „B” doorboren |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.15 |
Andere materialen dan staal voor leidingen waardoor olie of brandstofolie wordt gevoerd
|
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.16 |
Branddeuren |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.17 |
Onderdelen voor bedieningssysteem voor branddeuren Noot: Het gebruik van de term „onderdelen van een... systeem” in kolom 2 kan betekenen dat een afzonderlijk onderdeel, een groep onderdelen of het volledige systeem moet worden beproefd om vast te stellen of aan de internationale voorschriften is voldaan. |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.18 |
Bekledingsmaterialen en vloerbedekkingen met laag vlamspreidend vermogen
|
|
|
Noot: Indien het oppervlaktemateriaal een bepaalde maximum calorische waarde moet hebben, wordt deze gemeten volgens ISO 1716. |
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.19 |
Draperieën, gordijnen en andere hangende materialen en wandbekleding van textiel (De aanduiding heeft betrekking op SOLAS-eisen). |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.20 |
Bekleed meubilair (De aanduiding heeft betrekking op SOLAS-eisen). |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.21 |
Matrassen en beddengoed (De aanduiding heeft betrekking op SOLAS-eisen). |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.22 |
Brandkleppen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.23 |
Niet-brandbare, afscheidingen van klasse „A” doorborende leidingen |
Verplaatst naar A.1/ 3.26 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.24 |
Doorvoeren van elektrische kabels door afscheidingen van klasse „A” |
Verplaatst naar A.1/3.26 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.25 |
Brandbestendige ramen en patrijspoorten van klasse „A” en „B” |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.26 |
Doorvoeren door afscheidingen van klasse „A”
|
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.27 |
Doorvoeren door afscheidingen van klasse „B”
|
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.28 |
Sprinklersystemen (beperkt tot de sprinklerkoppen) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.29 |
Brandslangen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.30 |
Draagbare zuurstofmeet- en gasdetectieapparatuur |
|
|
en, indien van toepassing:
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.31 |
Straalpijpen voor vaste sprinklersystemen, voor hogesnelheidsvaartuigen (HSC) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.32 |
Vuurbeperkende materialen (met uitzondering van meubilair) voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.33 |
Vuurbeperkende materialen voor meubilair voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.34 |
Vuurbestendige afscheidingen voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.35 |
Branddeuren op hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.36 |
Brandkleppen op hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.37 |
Doorvoeren door vuurbestendige afscheidingen op hogesnelheidsvaartuigen
|
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.38 |
Draagbare brandblusapparaten voor reddingsboten en hulpverleningsboten |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.39 |
Straalpijpen voor equivalente brandblusinstallaties met water als blusmiddel voor machinekamers van categorie A en ladingpompkamers |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.40 |
In de vloer aangebrachte verlichtingssystemen (uitsluitend onderdelen) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.41 |
Ademhalingstoestellen voor noodevacuatie (EEBD) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.42 |
Onderdelen voor systemen met inert gas als blusmiddel |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.43 |
Straalpijpen voor brandblusinstallaties (automatisch of manueel bediend) voor frituurtoestellen |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.44 |
Brandweeruitrusting -reddingslijn |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.45 |
Onderdelen voor equivalente vast aangebrachte brandblusinstallaties met gas als blusmiddel (blusmiddel, kleppen en straalpijpen) voor machinekamers en ladingpompkamers |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.46 |
Equivalente vast aangebrachte brandblusinstallaties met gas als blusmiddel voor machinekamers (aerosolsystemen) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.47 |
Concentraat voor vast aangebrachte schuimblusinstallaties met hoge expansie voor machinekamers en ladingpompkamers Noot: Vast aangebrachte schuimblusinstallaties met hoge expansie voor machinekamers en ladingpompkamers dienen nog steeds tot tevredenheid van de administratie te worden getest met het goedgekeurde concentraat. |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.48 |
Vast aangebrachte brandblusinstallaties met water als blusmiddel voor lokale toepassing in machinekamers van categorie „A” (Tests van straalpijpen en prestatie) |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.49 |
Straalpijpen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met watersproeisysteem onder druk in ruimten van bijzondere aard, ro-ro-vrachtruimten, ro-ro-ruimten en voertuigdekken |
Verplaatst naar A.2/3,2 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.50 |
Beschermende kleding die bestand is tegen werking van chemische stoffen |
Verplaatst naar A.2/3,9 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.51 Ex A.2/3.5 Ex A.2/3.6 Ex A.2/3.7 Ex A.2/3.16 Ex A.2/3.17 |
Onderdelen voor vast aangebrachte branddetectie- en brandalarminstallaties in controlestations, dienstruimten, verblijfsruimten, bemande en onbemande machinekamers |
|
|
Brandmeldcentrales. Elektrische installaties in schepen:
Energievoorziening:
Thermische melders - Puntmelders
Rookmelders – Puntmelders werkend volgens het strooilicht-, verduisterings- of ionisatieprincipe
Vlamdetectoren - Puntmelders
Handbrandmelders:
En, in voorkomend geval, elektrische en elektronische installaties in schepen:
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.52 Ex A.2/3.1 |
Niet-draagbare en draagbare brandblussers |
|
|
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.53 Ex A.2/3.18 |
Alarmapparatuur |
|
|
Akoestische signaalgevers
|
B + D B + E B + F |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/3.54 (Nieuwe apparatuur) |
Vaste zuurstofmeet- en gasdetectieapparatuur |
|
|
en, indien van toepassing:
|
B + D B + E B + F |
4. Navigatieapparatuur
Noten voor deel 4: Navigatieapparatuur
Kolom 5: Telkens wanneer wordt verwezen naar de EN 61162-reeks of de IEC 61162-reeks, wordt rekening gehouden met het voorgenomen ontwerp van het item om te bepalen welke norm van de EN 61162-reeks of de IEC 61162-reeks van toepassing is.
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.1 |
Magnetisch kompas |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.2 |
Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (magnetische methode) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.3 |
Gyrokompas |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.4 |
Radarapparatuur |
Verplaatst naar A.1/4.34, A.1/4.35 en A.1/4.36 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.5 |
Automatische radarplotapparatuur (ARPA) |
Verplaatst naar A.1/4.34 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.6 |
Echoloodapparatuur |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.7 |
Snelheids- en afstandsmeetapparatuur (SDME) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.8 |
Roerstand-, rpm-, spoedindicator |
Verplaatst naar A.1/4.20, A.1/4.21 en A.1/4.22 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.9 |
Bochtaanwijzer |
Verplaatst naar A.2/4,26 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.10 |
Radiorichtingzoeker |
Geschrapt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.11 |
Loran-C-apparatuur |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.12 |
Chayka-apparatuur |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.13 |
Decca navigatieapparatuur |
Geschrapt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.14 |
GPS-apparatuur |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.15 |
GLONASS-apparatuur |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.16 |
Koersautomaat (Heading Control System — HCS) (voorheen automatische piloot) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.17 |
Loodsstoeltje |
Verplaatst naar A. 1/1.40 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.18 |
9 GHz SAR-transponder (SART) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.19 |
Radarapparatuur voor hogesnelheidsvaartuigen |
Verplaatst naar A.1/4.37 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.20 |
Roerstandindicator |
Verplaatst naar A.2/4,27 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.21 |
Rpm-indicator (schroef) |
Verplaatst naar A.2/4,28 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.22 |
Spoedindicator |
Verplaatst naar A.2/4,29 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.23 |
Kompas voor reddings- en hulpverleningsboten |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.24 |
Automatische radarplotapparatuur (ARPA) voor hogesnelheidsvaartuigen |
Verplaatst naar A.1/4.37 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.25 |
Automatisch volgsysteem (ATA) |
Verplaatst naar A.1/4.35 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.26 |
Automatisch volgsysteem (ATA) voor hogesnelheidsvaartuigen |
Verplaatst naar A.1/4.38 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.27 |
Elektronische plotapparatuur (EPA) |
Verplaatst naar A.1/4.45 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.28 |
Geïntegreerde brug |
Verplaatst naar A.2/4,30 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.29 |
Reisgegevensrecorder (Voyage Data Recorder — VDR) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.30 |
Elektronisch kaartsysteem (Electronic Chart Display and Information System — ECDIS) met backup, en rasterkaartsysteem (Raster Chart Display System — RCDS) |
|
[ECDIS back-up en RCDS zijn alleen van toepassing als deze functies in de ECDIS zijn opgenomen. Op het certificaat van module B is aangegeven of deze opties zijn getest]. |
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.31 |
Gyrokompas voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.32 |
AIS-apparatuur (Automatic Identification System) |
|
Noot: ITU-R M. 1371-1(10/00) Bijlage 3 is alleen van toepassing overeenkomstig de voorschriften van IMO Res.MSC.74(69). |
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.33 |
Routeautomaat (werkt wanneer het schip een snelheid van minimale manoeuvreersnelheid tot 30 knopen heeft) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.34 |
Radarinstallatie met automatische radarplotapparatuur (ARPA) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.35 |
Radarinstallatie met automatisch volgsysteem (ATA) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.36 |
Radarinstallatie met elektronische plotapparatuur (EPA) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.37 |
Radarinstallatie met automatische radarplotapparatuur (ARPA) voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.38 |
Radarinstallatie met automatisch volgsysteem (ATA) voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.39 |
Radarreflector |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.40 Ex A.2/4.2 |
Koersautomaat voor hogesnelheidsvaartuigen, (Heading Control System, voorheen auto-pilot) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.41 Ex A.2/4.3 |
Zendend koersinstrument (Transmitting Heading Device — THD) (GNSS-methode) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.42 Ex A.2/4.5 |
Zoeklicht voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.43 Ex A.2/4.6 |
Nachtzichtapparatuur voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.44 Ex A.2/4.12 |
Differentiëlebakenontvanger DGPS, DGLONASS Apparatuur |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.45 Ex A.2/4.21 |
Kaartfuncties voor scheepsradar |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/4.46 Ex A.2/4.22 |
Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (gyroscoopmethode) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1./4.47 (Nieuwe apparatuur) |
Vereenvoudigde reisgegevensrecorder (S-VDR) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
5. Radiocommunicatieapparatuur
Noten voor deel 5, Radiocommunicatieapparatuur.
Kolom 5: Als IMO MSC/Circ.862 en de normen voor het testen van producten tegenstrijdig zijn, hebben de voorschriften van IMO MSC/Circ.862 voorrang.
Telkens wanneer wordt verwezen naar de EN 61162-reeks of de IEC 61162-reeks, wordt rekening gehouden met het voorgenomen ontwerp van het item om te bepalen welke norm van de EN 61162-reeks of de IEC 61162-reeks van toepassing is.
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.1 |
VHF-radio-installatie waarmee zenden en ontvangen door middel van DSC en radio-telefonie mogelijk zijn |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.2 |
VHF DSC-luisterwachtontvanger |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.3 |
NAVTEX-ontvanger |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.4 |
EGC-ontvanger |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.5 |
HF-maritieme veiligheidsinformatie (MSI) apparatuur (HF NBDP-ontvanger) |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.6 |
406 MHz EPIRB (COSPAS-SARSAT) |
|
|
Noot: IMO MSC/Circ. 862 is alleen van toepassing op het optionele remote activation device (apparaat voor activering op afstand), niet op het noodradiobaken (EPIRB) zelf. |
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.7 |
L-band EPIRB-noodradiobaken (INMARSAT) |
Verplaatst naar A.2/5.6 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.8 |
2 182 kHz luisterwachtontvanger |
Geschrapt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.9 |
Tweetonige alarmsignaalzender |
Geschrapt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.10 |
MF-radio-installatie waarmee zenden en ontvangen door middel van DSC en radio-telefonie mogelijk zijn Noot: in overeenstemming met de besluiten van de IMO en de ITU zijn de eisen voor tweetonige alarmsignaalzenders en H3E-transmissie niet meer opgenomen in de beproevingsnormen |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.11 |
MF DSC-luisterwachtontvanger |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.12 |
Inmarsat-B scheepssatellietstation |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.13 |
Inmarsat-C scheepssatellietstation |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.14 |
MF/HF-radio waarmee zenden en ontvangen door middel van DSC, NBDP en radiotelefonie mogelijk zijn Noot: In overeenstemming met de besluiten van de IMO en de ITU zijn de eisen voor tweetonige alarmsignaalzenders en A3H-transmissie niet meer opgenomen in de beproevingsnormen. |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.15 |
MF/HF DSC luisterwachtontvanger |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.16 |
VHF radiotelefonietoestel voor de aeronautische frequenties |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.17 |
Draagbaar VHF-radiotelefonietoestel voor reddingsvlot |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.1/5.18 |
Vast VHF-radiotelefonietoestel voor reddingsvlot |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A1/5.19 Ex A.2/5.3 |
Inmarsat-F scheepssatellietstation |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
6. Krachtens COLREG 72 vereiste apparatuur
Nr. |
Benaming |
Voorschrift COLREG 72 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van COLREG en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||
A.1/6.1 Ex A.2/6.1 |
Navigatielichten |
|
|
|
B + D B + E B + F G |
BIJLAGE A.2
UITRUSTING WAARVOOR IN INTERNATIONALE INSTRUMENTEN GEEN GEDETAILLEERDE BEPROEVINGSNORMEN BESTAAN
1. Persoonlijke reddingsmiddelen
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||
A.2/1.1 |
Radarreflector voor reddingsvlotten |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
A.2/1.2 |
Overlevingspakken |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
A.2/1.3 |
Tewaterlatingsmiddelen door middel van vrij opdrijven voor reddingsvlotten |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
A.2/1.4 |
Inschepingsladders |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||
A.2/1.5 Ex A.2/1.3 |
Omroepinstallatie en algemene-alarminstallatie (bij gebruik als brandalarm is punt A.1/3.53 van toepassing) |
|
|
|
|
2. Voorkoming van verontreiniging van de zee
Nr. |
Benaming |
Voorschrift MARPOL 73/78 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Toepasselijke voorschriften van MARPOL 73/78 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||
A.2/2.1 |
Boordsystemen voor NOx-bewaking en -registratie |
|
|
|
|
||||||||||
A.2/2.2 |
Boordsystemen voor de reiniging van uitlaatgassen |
|
|
|
|
||||||||||
A.2/2.3 |
Equivalente systemen voor NOx-emissiereductie aan boord |
|
|
|
|
||||||||||
A.2/2.4 |
Andere technologische middelen voor SOx-emissiebeperking |
|
|
|
|
||||||||||
A.2/2.5 |
Beheersystemen voor ballastwater |
|
|
|
|
3. Brandbeveiligingsapparatuur
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||
A.2/3.1 |
Niet-draagbare en draagbare brandblussers |
Verplaatst naar A.1/3.52 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.2 |
Straalpijpen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met watersproeisysteem onder druk in ruimten van bijzondere aard, ro-ro-vrachtruimten, ro-ro-ruimten en voertuigdekken |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.3 |
Startinrichtingen voor het starten van generatoraggregaten bij koud weer |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.4 |
Straalpijpen waarmee kan worden gesproeid of gespoten (spray/jet) |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.5 |
Onderdelen voor vast aangebrachte branddetectie- en brandalarminstallaties in controlestations, dienstruimten, verblijfsruimten, bemande en onbemande machinekamers |
Verplaatst naar A.1/3.51 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.6 |
Rookdetectoren |
Verplaatst naar A.1/3.51 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.7 |
Warmtedetectoren |
Verplaatst naar A.1/4.51 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.8 |
Elektrische veiligheidslamp |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.9 Ex A.1/3.50 |
Beschermende kleding die bestand is tegen werking van chemische stoffen |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.10 |
In de vloer aangebrachte verlichting |
Verplaatst naar A.1/3.40 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.11 |
Straalpijpen voor vast aangebrachte sproei-installaties voor water onder druk in ruimten voor machines |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.12 |
Equivalente vast aangebrachte op gas gebaseerde brandblusinstallaties in voor machines bestemde ruimten of ladingpompkamers |
Verplaatst naar A.1/3.45 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.13 |
Ademhalingsapparatuur met luchttoevoer via een luchtslang (Hogesnelheidsvaartuig) |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.14 |
Brandslangen (op haspel) |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.15 |
Onderdelen voor rookdetectiesystemen met monsterextractie |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.16 |
Vlamdetectoren |
Verplaatst naar A.1/3.51 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.17 |
Handbrandmelders |
Verplaatst naar A.1/3.51 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.18 |
Alarmapparatuur |
Verplaatst naar A.1/3.53 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.19 |
Onderdelen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met water als blusmiddel voor lokale toepassing in machinekamers van categorie „A” |
Verplaatst naar A.1/3.48 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.20 |
Bekleed meubilair |
Verplaatst naar A.1/3.20 |
|||||||||||||||||||||||||
A.2/3.21 |
Onderdelen voor brandblusinstallaties voor opslagkasten met verf en ontvlambare vloeistoffen |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.22 |
Onderdelen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties voor kombuisafvoerkokers |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.23 |
Onderdelen voor brandblusinstallaties voor helikopterdekken |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.24 |
Draagbare schuimblussers |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.25 |
Afscheidingen van klasse C |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.26 |
Vloeibaargasinstallaties voor huishoudelijk gebruik (onderdelen) |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.27 |
Onderdelen voor vast aangebrachte brandblusinstallaties met gas als blusmiddel (CO2). |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.28 |
Onderdelen voor schuimblusinstallaties met gemiddelde expansie - vast dekschuimsysteem op tankschepen |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.29 |
Onderdelen voor vast aangebrachte schuimblusinstallaties met lage expansie voor machinekamers en voor dekbeveiliging op tankschepen. |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A.2/3.30 |
Geëxpandeerd schuim voor vast aangebrachte brandblusinstallaties op chemicaliëntankers |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||
A2/3.31 |
Handbediende sproei-installaties |
|
A800(19). |
|
|
4. Navigatieapparatuur
Noten voor deel 4: Navigatieapparatuur
Kolommen 3 en 4: Verwijzingen naar SOLAS hoofdstuk V moeten worden gelezen als verwijzingen naar SOLAS 1974 als gewijzigd door MSC 73 en in werking tredend op 1 juli 2002.
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.1 |
Gyrokompas voor hogesnelheidsvaartuigen |
Verplaatst naar A.1/4.31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.2 |
Koersautomaat voor hogesnelheidsvaartuigen, (Heading Control System, voorheen auto-pilot) |
Verplaatst naar A.1/4.40 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.3 |
Zendend koersinstrument (Transmitting Heading Device — THD) (GNSS-methode) |
Verplaatst naar A.1/4.41 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.4 |
Dagseinlamp |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.5 |
Zoeklicht voor hogesnelheidsvaartuigen |
Verplaatst naar A.1/4.42 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.6 |
Nachtzichtapparatuur voor hogesnelheidsvaartuigen |
Verplaatst naar A.1/4.43 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.7 |
Routeautomaat |
Verplaatst naar A.1/4.33 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.8 |
Elektronische kaart - Electronic Chart Display and Information System (ECDIS). |
Verplaatst naar A.1/4.30 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.9 |
Elektronische kaart - Electronic Chart Display and Information System (ECDIS), backup |
Verplaatst naar A.1/4.30 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.10 |
Rasterkaart - Raster Chart Display System (RCDS) |
Verplaatst naar A.1/4.30 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.11 |
Geïntegreerde GPS/GLONASS-apparatuur |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.12 |
DGPS, DGLONASS-apparatuur |
Verplaatst naar A.1/4.44 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.13 |
Gyrokompas voor hogesnelheidsvaartuigen |
Verplaatst naar A.1/4.31 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.14 |
Reisgegevensrecorder (Voyage Data Recorder — VDR) |
Verplaatst naar A.1/4.29 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.15 |
Geïntegreerd navigatiesysteem |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.16 |
Geïntegreerde brug |
Verplaatst naar A.1/4.28 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.17 |
Radardoelversterker |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.18 |
Ontvanger voor geluidssignalen |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.19 |
Magnetisch kompas voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.20 |
Routeautomaat voor hogesnelheidsvaartuigen |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.21 |
Kaartfuncties voor scheepsradar |
Verplaatst naar A.1/4.45 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.22 |
Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (gyroscoopmethode) |
Verplaatst naar A.1/4.46 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.23 |
Zendend koersinstrument -Transmitting Heading Device, THD (magnetische methode) |
Verplaatst naar A.1/4.2 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.24 |
Stuwkrachtindicator |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.25 |
Indicator voor laterale stuwkracht, spoed en modus |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.26 Ex A.1/4.9 |
Bochtaanwijzer |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.27 Ex A.1/4.20 |
Roerstandindicator |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.28 Ex A.1/4.21 |
Rpm-indicator (schroef) |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.29 Ex A.1/4.22 |
Spoedindicator |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.30 Ex A.1/4.28 |
Geïntegreerde brug |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.31 (Nieuwe apparatuur) |
Steun |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.32 (Nieuwe apparatuur) |
Bridge Navigational Watch Alarm System (BNWAS) |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/4.33 (Nieuwe apparatuur) |
Routeautomaat (werkt wanneer het schip een snelheid van 30 knopen of meer heeft) |
|
|
|
|
5. Radiocommunicatieapparatuur
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/5.1 |
VHF-noodradiobaken (EPIRB) |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/5.2 |
Reserve-energiebron voor de radio |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/5.3 |
Inmarsat-F scheepssatellietstation |
Verplaatst naar A.1/5.19. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/5.4 |
Noodpaneel |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/5.5 |
Ontvangstpaneel voor noodoproepen |
|
|
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/5.6 Ex A.1/5.7 |
L-band EPIRB-noodradiobaken (INMARSAT) |
|
|
Noot: IMO MSC/Circ. 862 is alleen van toepassing op het optionele remote activation device (apparaat voor activering op afstand), niet op het noodradiobaken (EPIRB) zelf. |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A.2/5.7 (Nieuwe apparatuur) |
Scheepsveiligheidsalarmsysteem |
|
|
|
|
6. Krachtens COLREG 72 vereiste apparatuur
Nr. |
Benaming |
Voorschrift COLREG 72 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van COLREG en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||||||||
A.2/6.1 |
Navigatielichten |
Verplaatst naar A.1/6.1. |
|||||||||||||||||||||
A.2/6.2 |
Middelen voor het geven van geluidssignalen |
|
|
|
6 |
7. Veiligheidsuitrusting voor drogestortgoedschepen
Nr. |
Benaming |
Voorschrift SOLAS 74 indien „typekeuring” is voorgeschreven |
Geldende voorschriften van SOLAS 74 en de desbetreffende resoluties en circulaires van de IMO |
Beproevingsnormen |
Modules voor beoordeling van de overeenstemming |
||||||||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
||||||||||||
A.2/7.1 |
Beladingsmeetapparatuur |
|
|
|
|
||||||||||||
A.2/7.2 (Nieuwe apparatuur) |
Waterniveaudetectoren op bulk carriers |
|
|
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
Raad van ministers ACS-EG
1.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171/63 |
BESLUIT Nr. 1/2008 VAN DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS
van 13 juni 2008
betreffende de herziening van de financieringsvoorwaarden in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten
(2008/494/EG)
DE ACS-EG-RAAD VAN MINISTERS,
Gelet op de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst, die op 23 juni 2000 in Cotonou is ondertekend en op 25 juni 2005 in Luxemburg is herzien (hierna de „ACS-EG-partnerschapsovereenkomst” genoemd), en met name op artikel 100,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De partijen bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst erkennen dat instabiliteit van de exportopbrengsten de ontwikkeling van de ACS-staten negatief kan beïnvloeden en hebben daarom een stelsel voor aanvullende steun opgezet om de negatieve effecten van eventuele instabiliteit van de exportopbrengsten, onder meer voor de landbouw en de mijnbouw, te reduceren; zij bevestigen dat het doel van die steun is het veiligstellen van de hervormingen en het beleid op sociaaleconomisch gebied, die door de terugval van de opbrengsten gevaar lopen, en het reduceren van de negatieve effecten van instabiliteit van de exportopbrengsten van landbouw- en mijnbouwproducten. |
(2) |
Overeenkomstig bijlage II, artikel 11, van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst worden de bepalingen van hoofdstuk 3 van die bijlage betreffende de financiering in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten uiterlijk na twee jaar en daarna op verzoek van een der partijen herzien. |
(3) |
Het steunstelsel om de negatieve effecten van eventuele instabiliteit van de exportopbrengsten te reduceren, is voor het eerst gewijzigd bij Besluit nr. 2/2004 van de ACS-EG-Raad van ministers van 30 juni 2004. |
(4) |
Bij de ondertekening van de herziening van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst op 25 juni 2005 in Luxemburg hebben de partijen gezamenlijk verklaard dat „de ACS-EG-Raad van ministers uit hoofde van artikel 100 van de Overeenkomst van Cotonou een onderzoek (zal) instellen naar de voorstellen van de ACS met betrekking tot bijlage II betreffende kortdurende fluctuaties van de exportopbrengsten”. |
(5) |
De werking van het stelsel voor de financiering in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten moet worden verbeterd en er moet voor worden gezorgd dat de doelstellingen beter verwezenlijkt worden, |
BESLUIT:
Artikel 1
Bijlage II, hoofdstuk 3, van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In artikel 9 wordt lid 1 vervangen door: „Criteria 1. Aanvullende financiële middelen worden vrijgemaakt indien sprake is van:
|
2. |
In artikel 9 wordt lid 2 vervangen door: „2. Het recht op aanvullende financiële middelen is van toepassing wanneer de in lid 1 omschreven daling van de exportopbrengsten ten minste 0,5 % van het bbp bedraagt. Het recht op aanvullende financiële middelen is beperkt tot drie opeenvolgende jaren.”. |
3. |
In artikel 9 wordt lid 3 vervangen door: „3. De aanvullende financiële middelen worden opgenomen in de openbare rekeningen van het betrokken land. Zij worden gebruikt overeenkomstig de programmeringsregels en -methoden, inclusief de specifieke bepalingen van bijlage IV „Procedures voor tenuitvoerlegging en beheer”, op basis van vooraf opgestelde overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-staat in het jaar volgend op het toepassingsjaar. Bij overeenstemming tussen de partijen kunnen de middelen worden gebruikt voor financiering van in de nationale begroting opgenomen programma’s. Een deel van de aanvullende financiële middelen kan evenwel worden bestemd voor specifieke sectoren, met name voor de ontwikkeling van commerciële verzekeringsregelingen die bescherming bieden tegen fluctuaties van exportopbrengsten.”. |
4. |
Het volgende artikel wordt toegevoegd aan hoofdstuk 3 van bijlage II: „Artikel 9 bis 1. Het bedrag van de aanvullende financiële middelen is gelijk aan de daling van de exportopbrengsten vermenigvuldigd met het rekenkundig gemiddelde van de verhouding overheidsinkomsten/bruto binnenlands product in de vier aan het toepassingsjaar voorafgaande jaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met de meest extreme waarde en het verhoudingscijfer ten hoogste 25 % bedraagt. 2. De door de ACS-staten verstrekte gegevens voor het bepalen van de toekenningscriteria en de in artikel 9 omschreven aanvullende financiële middelen worden door de Commissie geanalyseerd in de plaatselijke munteenheid, gecorrigeerd voor inflatie. De Commissie rekent vervolgens het potentiële bedrag van de aanvullende financiële middelen overeenkomstig haar procedures om in euro. 3. Binnen de totale toewijzing voor de nationale indicatieve programma’s stelt de Commissie jaarlijks voor alle ACS-staten een toewijzing vast voor steun in geval van kortetermijnfluctuaties van de exportopbrengsten. Indien het bedrag van de financiële middelen dat op basis van de in artikel 9 vastgestelde criteria wordt berekend, hoger is dan die toewijzing, worden de nationale toewijzingen verdeeld naar verhouding van het in euro uitgedrukte potentiële bedrag van de aanvullende financiële middelen voor iedere ACS-staat.”. |
5. |
Artikel 10 wordt vervangen door: „Het systeem voor de verdeling van aanvullende financiële middelen voorziet in voorschotten om de nadelige gevolgen op te vangen van eventuele vertragingen bij het verkrijgen van de geconsolideerde handelsstatistieken en om ervoor te zorgen dat de betrokken middelen uiterlijk in de begroting van het tweede jaar volgend op het toepassingsjaar kunnen worden opgenomen. Voorschotten zijn voorbehouden voor landen waar de financiële middelen uit hoofde van FLEX via algemene begrotingssteun kunnen worden verstrekt. Zij worden vrijgemaakt op basis van door de regering opgestelde en bij de Commissie ingediende voorlopige exportstatistieken. Voorschotten bedragen ten hoogste 100 % van het geschatte bedrag van de aanvullende financiële middelen voor het toepassingsjaar. De aldus vrijgemaakte bedragen worden aangepast aan de hand van de definitieve geconsolideerde exportstatistieken. Deze statistieken worden uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het toepassingsjaar ingediend.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Addis Abeba, 13 juni 2008.
Voor de ACS-EG-Raad van ministers
De voorzitter
Mohamed Ahmed AWALEH
Rectificaties
1.7.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 171/65 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 620/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 houdende rectificatie van Verordening (EG) nr. 386/2008 tot vaststelling van de restituties bij uitvoer in de sector melk en zuivelproducten
( Publicatieblad van de Europese Unie L 168 van 28 juni 2008 )
Bladzijde 28, bijlage, in de titel:
in plaats van:
te lezen: