ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
51e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 472/2008 van de Commissie van 29 mei 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat betreft het eerste basisjaar voor tijdreeksen volgens de NACE Rev. 2, en, voor tijdreeksen tot 2009 die overeenkomstig de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend, de mate van gedetailleerdheid, de vorm, de eerste referentieperiode en de referentieperiode ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
||
|
|
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Commissie |
|
|
|
2008/400/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 11 maart 2008 betreffende de steunmaatregel C 28/07 (ex NN 33/07) die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van investeringen in benadeelde gebieden (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 831) ( 1 ) |
|
|
|
2008/401/EG, Euratom |
|
|
* |
||
|
|
Europese Centrale Bank |
|
|
|
2008/402/EG |
|
|
* |
|
|
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag |
|
|
|
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 470/2008 VAN DE RAAD
van 26 mei 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wat de overdracht van steun voor tabak naar het Communautair Fonds voor tabak voor de jaren 2008 en 2009 betreft en van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wat de financiering van het Communautair Fonds voor tabak betreft
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, lid 2, derde alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 110 undecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van bepaalde verordeningen (2) is bepaald dat voor de oogstjaren 2006 tot en met 2009 aan producenten van ruwe tabak steun voor tabak wordt verleend. |
(2) |
Artikel 104, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale GMO”-verordening) (3) voorziet in de financiering van het Communautair Fonds voor tabak door de overdracht van een bepaald bedrag van de steun voor tabak voor de kalenderjaren 2006 en 2007 overeenkomstig artikel 110 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003. Het Communautair Fonds voor tabak is altijd gefinancierd door de overdracht van een deel van de steun voor tabak. Een dergelijke overdracht voor de kalenderjaren 2006 en 2007 werd oorspronkelijk voorgesteld toen de opneming van de sector tabak in de bedrijfstoeslagregeling gepaard diende te gaan met in diezelfde jaren te betalen overgangssteun voor tabak. Uiteindelijk is bij Verordening (EG) nr. 864/2004 van de Raad (4) de steun voor tabak uitgebreid tot 2008 en 2009 zonder dat de financiering van het Communautair Fonds voor tabak dienovereenkomstig werd verlengd door verlaging van de steun voor tabak. |
(3) |
De uit het Communautair Fonds voor tabak gefinancierde acties zijn zeer succesvol gebleken en vormen ook een positief voorbeeld van samenwerking tussen het landbouwbeleid en het gezondheidsbeleid. Met het oog op voortzetting van die acties en gezien het feit dat het fonds altijd door de overdracht van steun voor tabak is gefinancierd, dient een bedrag dat gelijk is aan 5 % van de voor de kalenderjaren 2008 en 2009 toegekende steun voor tabak, te worden overgedragen naar het Communautair Fonds voor tabak. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 1782/2003 en Verordening (EG) nr. 1234/2007 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 110 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt vervangen door:
„Artikel 110 quaterdecies
Overdracht naar het Communautair Fonds voor tabak
Een bedrag gelijk aan 4 % voor het kalenderjaar 2006 en 5 % voor de kalenderjaren 2007, 2008 en 2009 van de overeenkomstig dit hoofdstuk toegekende steun wordt bestemd voor de financiering van voorlichtingsacties in het kader van het bij artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 ingestelde Communautair Fonds voor tabak.”.
Artikel 2
In artikel 104, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 wordt punt b) vervangen door:
„b) |
voor de kalenderjaren 2006 tot en met 2009 overeenkomstig artikel 110 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003.”. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 mei 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
D. RUPEL
(1) Advies uitgebracht op 20 mei 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 293/2008 van de Commissie (PB L 90 van 2.4.2008, blz. 5).
(3) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 293/2008 (PB L 121 van 7.5.2008, blz. 1).
(4) PB L 161 van 30.4.2004, blz. 48; gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 20.
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 471/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 mei 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 29 mei 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
101,3 |
MK |
43,5 |
|
TN |
105,3 |
|
TR |
71,2 |
|
ZZ |
80,3 |
|
0707 00 05 |
MK |
30,3 |
TR |
118,2 |
|
ZZ |
74,3 |
|
0709 90 70 |
TR |
100,3 |
ZZ |
100,3 |
|
0805 10 20 |
EG |
35,0 |
IL |
65,9 |
|
MA |
51,4 |
|
TN |
91,4 |
|
TR |
73,6 |
|
US |
66,7 |
|
ZA |
97,5 |
|
ZZ |
68,8 |
|
0805 50 10 |
AR |
137,0 |
IL |
134,6 |
|
TR |
149,9 |
|
US |
127,1 |
|
UY |
61,8 |
|
ZA |
113,8 |
|
ZZ |
120,7 |
|
0808 10 80 |
AR |
97,3 |
BR |
86,2 |
|
CA |
61,8 |
|
CL |
97,2 |
|
CN |
85,8 |
|
MK |
65,0 |
|
NZ |
109,8 |
|
TR |
65,0 |
|
US |
121,8 |
|
UY |
77,6 |
|
ZA |
81,3 |
|
ZZ |
86,3 |
|
0809 20 95 |
TR |
532,1 |
US |
508,1 |
|
ZZ |
520,1 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/5 |
VERORDENING (EG) Nr. 472/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat betreft het eerste basisjaar voor tijdreeksen volgens de NACE Rev. 2, en, voor tijdreeksen tot 2009 die overeenkomstig de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend, de mate van gedetailleerdheid, de vorm, de eerste referentieperiode en de referentieperiode
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (1), en met name op artikel 17, onder k) en l),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1165/98 is een gemeenschappelijk kader voor de productie van communautaire kortetermijnstatistieken over de conjunctuurcyclus vastgesteld. De reikwijdte van deze statistieken is gedefinieerd aan de hand van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (NACE Rev. 1) (2). |
(2) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden, moeten kortetermijnstatistieken die onder Verordening (EG) nr. 1165/98 vallen vanaf 1 januari 2009 in overeenstemming met de NACE Rev. 2 worden geproduceerd. |
(3) |
Ingevolge artikel 17, onder k) en l), van Verordening (EG) nr. 1165/98, moet het eerste basisjaar voor tijdreeksen volgens de NACE Rev. 2 worden vastgesteld, en, voor tijdreeksen tot 2009 die overeenkomstig de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend, de mate van gedetailleerdheid, de vorm, de eerste referentieperiode en de referentieperiode. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het eerste basisjaar voor kortetermijnstatistieken die onder Verordening (EG) nr. 1165/98 vallen en in overeenstemming met de NACE Rev. 2 worden geproduceerd, is 2005 (2006 voor D-310).
Artikel 2
1. De specifieke vereisten wat betreft de mate van gedetailleerdheid, de vorm, de eerste referentieperiode en de referentieperiode voor tijdreeksen tot 2009 die overeenkomstig de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend, zijn opgenomen in de bijlage.
2. De volgens de vereisten in lid 1 bedoelde opgestelde tijdreeksen worden als volgt bij de Commissie (Eurostat) ingediend:
a) |
in het geval van maandelijkse variabelen, niet later dan de overeenkomstige gegevens die betrekking hebben op januari 2009; |
b) |
in het geval van kwartaalgegevens, niet later dan de overeenkomstige gegevens die betrekking hebben op het eerste kwartaal van 2009. |
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Joaquín ALMUNIA
Lid van de Commissie
(1) PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.
BIJLAGE
Specifieke vereisten voor tijdreeksen tot 2009 die overeenkomstig de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend
De mate van gedetailleerdheid waarin de afzonderlijke variabelen moeten worden verstrekt, is dezelfde als die bedoeld in sectie f) van de bijlagen A, B, C en D, van Verordening (EG) nr. 1165/98 (hierna de „STS-verordening” genoemd).
De vorm waarin de afzonderlijke variabelen moeten worden verstrekt, is dezelfde als die bedoeld in sectie d) van de bijlagen A, B, C en D, van de STS-verordening.
De volgende tabel geeft de eerste referentieperiode aan waarvoor de afzonderlijke variabelen volgens de NACE Rev. 2 moeten worden ingediend. De data zijn aangegeven in het formaat mm/jjjj voor maanden en kk/jjjj voor kwartalen.
Met name in bijlage D (Overige diensten) van de STS-verordening vereist de invoering van de NACE Rev. 2 de beschikbaarheid van gedetailleerdere gegevens dan onder de vorige NACE of van gegevens over afzonderlijke activiteiten die vóór de invoering van de NACE Rev. 2 niet onder de STS vielen. Indien het in die gevallen voorts niet mogelijk is schattingen van goede kwaliteit te produceren, kunnen de betrokken lidstaten na vooraf toestemming van de Commissie (Eurostat) te hebben gekregen, een eerste referentieperiode na 2000 kiezen.
Variabele |
Naam |
Eerste referentieperiode |
INDUSTRIE |
||
A-110 |
Productie |
01/2000 |
A-120 |
Omzet |
01/2000 |
A-121 |
Omzet in het binnenland |
01/2000 |
A-122 |
Omzet in het buitenland |
01/2000 01/2005 voor de splitsing eurolanden/niet-eurolanden |
A-130 |
Nieuwe orders |
01/2000 |
A-131 |
Nieuwe orders uit het binnenland |
01/2000 |
A-132 |
Nieuwe orders uit het buitenland |
01/2000 01/2005 voor de splitsing eurolanden/niet-eurolanden |
A-210 |
Aantal werkzame personen |
K1/2000 |
A-220 |
Gewerkte uren |
K1/2000 |
A-230 |
Brutolonen |
K1/2000 |
A-310 |
Afzetprijzen |
01/2000 |
A-311 |
Afzetprijzen binnenlandse markt |
01/2000 |
A-312 |
Afzetprijzen buitenlandse markt |
01/2000 01/2005 voor de splitsing eurolanden/niet-eurolanden |
A-340 |
Invoerprijzen |
01/2006 |
BOUWNIJVERHEID |
||
B-110 |
Productie |
01/2005 voor maandelijkse gegevens K1/2000 voor kwartaalgegevens |
B-115 |
Productie van gebouwen |
01/2005 voor maandelijkse gegevens K1/2000 voor kwartaalgegevens |
B-116 |
Productie van grond-, weg- en waterbouwkundige werken |
01/2005 voor maandelijkse gegevens K1/2000 voor kwartaalgegevens |
B-210 |
Aantal werkzame personen |
K1/2000 |
B-220 |
Gewerkte uren |
K1/2000 |
B-230 |
Brutolonen |
K1/2000 |
B-320 |
Bouwkosten |
K1/2000 |
B-321 |
Materiaalkosten |
K1/2000 |
B-322 |
Arbeidskosten |
K1/2000 |
B-411 |
Bouwvergunningen: aantal woningen |
K1/2000 |
B-412 |
Bouwvergunningen: vierkante meters nuttige vloeroppervlakte of een andere maatstaf van omvang |
K1/2000 |
DETAILHANDEL EN REPARATIE |
||
C-120 |
Omzet |
01/2000 |
C-210 |
Aantal werkzame personen |
K1/2000 |
C-330 |
Deflator van de verkoop |
01/2000 |
C-123 |
Volume van de verkopen |
01/2000 |
ANDERE DIENSTEN |
||
D-120 |
Omzet |
K1/2000 |
D-210 |
Aantal werkzame personen |
K1/2000 |
D-310 |
Afzetprijzen |
K1/2006 |
De referentieperiode voor de afzonderlijke variabelen is dezelfde als die bedoeld in sectie e) van de bijlagen A, B, C en D van de STS-verordening.
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/9 |
VERORDENING (EG) Nr. 473/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de aanpassing van de GN-codes voor bepaalde stoffen die de ozonlaag afbreken en mengsels die dergelijke stoffen bevatten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (1), en met name op artikel 6, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de gecombineerde nomenclatuur voor 2007, die is vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1214/2007 van de Commissie (3), zijn de codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN-codes) voor bepaalde stoffen en producten gewijzigd. |
(2) |
In bijlage IV van Verordening (EG) nr. 2037/2000, die betrekking heeft op stoffen die de ozonlaag afbreken en mengsels die dergelijke stoffen bevatten, wordt verwezen naar sommige GN-codes die bij Verordening (EG) nr. 1214/2007 zijn gewijzigd. Deze bijlage moet derhalve worden aangepast. Gezien het aantal wijzigingen dat moet worden aangebracht, dient die bijlage omwille van de duidelijkheid volledig te worden vervangen. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 2037/2000 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(4) |
Aangezien Verordening (EG) nr. 1214/2007 op 1 januari 2008 in werking is getreden, moet deze verordening met ingang van dezelfde datum van toepassing zijn. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2037/2000 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV van Verordening (EG) nr. 2037/2000 wordt vervangen door de tekst in de bijlage van deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/540/EG van de Commissie (PB L 198 van 31.7.2007, blz. 35).
(2) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2008 van de Commissie (PB L 111 van 23.4.2008, blz. 9).
(3) PB L 286 van 31.10.2007, blz. 1.
BIJLAGE
„BIJLAGE IV
Codes (1) en omschrijvingen van de gecombineerde nomenclatuur voor de in de bijlagen I en III genoemde stoffen per groep
Groep |
GN-code |
Omschrijving |
Groep I |
2903 41 00 |
Trichloorfluormethaan |
2903 42 00 |
Dichloordifluormethaan |
|
2903 43 00 |
Trichloortrifluorethanen |
|
2903 44 10 |
Dichloortetrafluorethanen |
|
2903 44 90 |
Chloorpentafluorethaan |
|
Groep II |
2903 45 10 |
Chloortrifluormethaan |
2903 45 15 |
Pentachloorfluorethaan |
|
2903 45 20 |
Tetrachloordifluorethanen |
|
2903 45 25 |
Heptachloorfluorpropanen |
|
2903 45 30 |
Hexachloordifluorpropanen |
|
2903 45 35 |
Pentachloortrifluorpropanen |
|
2903 45 40 |
Tetrachloortetrafluorpropanen |
|
2903 45 45 |
Trichloorpentafluorpropanen |
|
2903 45 50 |
Dichloorhexafluorpropanen |
|
2903 45 55 |
Chloorheptafluorpropanen |
|
Groep III |
2903 46 10 |
Broomchloordifluormethaan |
2903 46 20 |
Broomtrifluormethaan |
|
2903 46 90 |
Dibroomtetrafluorethanen |
|
Groep IV |
2903 14 00 |
Tetrachloorkoolstof |
Groep V |
2903 19 10 |
1,1,1-Trichloorethaan (methylchloroform) |
Groep VI |
2903 39 11 |
Broommethaan (methylbromide) |
Groep VII |
2903 49 30 |
Hydrobroomfluormethanen, -ethanen of -propanen |
Groep VIII |
2903 49 11 |
Chloordifluormethaan (HCFK-22) |
2903 49 15 |
1,1-Dichloor-1-fluorethaan (HCFK-141b) |
|
2903 49 19 |
Andere hydrochloorfluormethanen, -ethanen of -propanen (HCFK's) |
|
Groep IX |
ex 2903 49 80 |
Broomchloormethaan |
Mengsels |
3824 71 00 |
Mengsels met chloorfluorkoolstoffen (CFK's), die al dan niet chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) of fluorkoolwaterstoffen (HFK's) bevatten |
3824 72 00 |
Mengsels met broomchloordifluormethaan, broomtrifluormethaan of dibroomtetrafluorethanen |
|
3824 73 00 |
Mengsels met broomfluorkoolwaterstoffen (HBFK's) |
|
3824 74 00 |
Mengsels met chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFK's), die al dan niet perfluorkoolstoffen (PFK's) of fluorkoolwaterstoffen (HFK's), maar geen chloorfluorkoolstoffen (CFK's) bevatten |
|
3824 75 00 |
Mengsels met tetrachloorkoolstof |
|
3824 76 00 |
Mengsels met 1,1,1-trichloorethaan (methylchloroform) |
|
3824 77 00 |
Mengsels met broommethaan (methylbromide) of broomchloormethaan |
(1) Vermelding van „ex” vóór een code betekent dat ook andere dan de in de kolom „Omschrijving” genoemde producten onder deze rubriek kunnen vallen.”
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/11 |
VERORDENING (EG) Nr. 474/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder b), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(4) |
Alleen voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 318/2006, mogen restituties worden verleend. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde restituties worden verleend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 mei 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
BIJLAGE
Met ingang van 30 mei 2008 geldende restituties bij uitvoer van witte en ruwe suiker in onveranderde vorm
GN-code |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||||||||
1701 11 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
27,44 (2) |
|||||||||
1701 11 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
27,44 (2) |
|||||||||
1701 12 90 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
27,44 (2) |
|||||||||
1701 12 90 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
27,44 (2) |
|||||||||
1701 91 00 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2984 |
|||||||||
1701 99 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg |
29,84 |
|||||||||
1701 99 10 9910 |
S00 |
EUR/100 kg |
29,84 |
|||||||||
1701 99 10 9950 |
S00 |
EUR/100 kg |
29,84 |
|||||||||
1701 99 90 9100 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2984 |
|||||||||
NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:
|
(1) Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.
(2) Dit bedrag geldt voor ruwe suiker met een rendement van 92 %. Indien het rendement van de geëxporteerde ruwe suiker afwijkt van 92 %, wordt het bedrag van de toe te passen restitutie voor elke betrokken uitvoertransactie vermenigvuldigd met een omrekeningsfactor die wordt verkregen door het overeenkomstig bijlage I, punt III, punt 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 berekende rendement van de geëxporteerde ruwe suiker te delen door 92.
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 475/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
tot vaststelling van de restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in ongewijzigde staat
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat het verschil tussen de prijzen voor de in artikel 1, lid 1, onder c), d) en g), van die verordening bedoelde producten op de wereldmarkt en op de interne markt mag worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer. |
(2) |
Gezien de huidige situatie op de suikermarkt moeten derhalve uitvoerrestituties worden vastgesteld overeenkomstig de regels en bepaalde criteria van de artikelen 32 en 33 van Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
In artikel 33, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie naar gelang van de bestemming kan variëren indien dat gezien de situatie op de wereldmarkt of de specifieke vereisten van bepaalde markten noodzakelijk is. |
(4) |
Er mogen alleen restituties worden verleend voor producten die tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten en voldoen aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 wat de handel met derde landen in de suikersector betreft (2). |
(5) |
Om het verschil in concurrentievermogen tussen de communautaire uitvoer en die uit derde landen te overbruggen, kunnen uitvoerrestituties worden vastgesteld. De communautaire uitvoer naar bepaalde nabije bestemmingen en derde landen die voor communautaire producten een preferentiële behandeling toekennen, bevindt zich momenteel in een bijzonder gunstige concurrentiepositie. Restituties voor uitvoer naar deze bestemmingen moeten derhalve worden afgeschaft. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten en met toepassing van de bedragen die zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening, op voorwaarde dat aan het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel wordt voldaan.
2. Alleen producten die voldoen aan de desbetreffende vereisten van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 951/2006 komen in aanmerking voor de in lid 1 van de onderhavige verordening bedoelde restituties.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 mei 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1568/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 62).
BIJLAGE
Met ingang van 30 mei 2008 geldende restituties bij uitvoer van stropen en bepaalde andere producten van de suikersector in onveranderde vorm
GN-code |
Bestemming |
Meeteenheid |
Restitutiebedrag |
|||||||||
1702 40 10 9100 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
29,84 |
|||||||||
1702 60 10 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
29,84 |
|||||||||
1702 60 95 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2984 |
|||||||||
1702 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
29,84 |
|||||||||
1702 90 71 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2984 |
|||||||||
1702 90 95 9100 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2984 |
|||||||||
1702 90 95 9900 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2984 (2) |
|||||||||
2106 90 30 9000 |
S00 |
EUR/100 kg droge stof |
29,84 |
|||||||||
2106 90 59 9000 |
S00 |
EUR/1 % sacharose × 100 kg nettoproduct |
0,2984 |
|||||||||
NB: De bestemmingen zijn als volgt vastgesteld:
|
(1) Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.
(2) Het basisbedrag is niet van toepassing op het in de bijlage, punt 2, van Verordening (EEG) nr. 3513/92 van de Commissie (PB L 355 van 5.12.1992, blz. 12) bedoelde product.
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/15 |
VERORDENING (EG) Nr. 476/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
tot vaststelling van de maximumrestitutie bij uitvoer van witte suiker in het kader van de in Verordening (EG) nr. 900/2007 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea en derde alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 900/2007 van de Commissie van 27 juli 2007 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker voor het verkoopseizoen 2007/2008 (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden. |
(2) |
Op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 900/2007 en op grond van het onderzoek van de biedingen voor de op 29 mei 2008 verstrijkende deelinschrijving, dient de maximumrestitutie bij uitvoer in het kader van die deelinschrijving te worden vastgesteld. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De maximumrestitutie bij uitvoer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 900/2007 bedoelde product wordt voor de op 29 mei 2008 verstrijkende deelinschrijving vastgesteld op 34,836 EUR/100 kg.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 mei 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 196 van 28.7.2007, blz. 26. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 148/2008 van de Commissie (PB L 46 van 21.2.2008, blz. 9).
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/16 |
VERORDENING (EG) Nr. 477/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
houdende vaststelling dat geen gevolg wordt gegeven voor witte suiker aan de in het kader van de in Verordening (EG) nr. 1060/2007 bedoelde permanente inschrijving
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, tweede alinea, en derde alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1060/2007 van de Commissie van 14 september 2007 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop voor uitvoer van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Spanje, Ierland, Italië, Hongarije, Polen, Slowakije en Zweden (2) moeten deelinschrijvingen worden gehouden. |
(2) |
Op grond van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1060/2007 en op grond van het onderzoek van de offertes die naar aanleiding van de op 28 mei 2008 verstreken deelinschrijving zijn ingediend, dient te worden besloten niet op die specifieke deelinschrijving in te gaan. |
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt niet ingegaan op de op 28 mei 2008 verstreken deelinschrijving voor het in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1060/2007 vermelde product.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 mei 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EEG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 242 van 15.9.2007, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 148/2008 (PB L 46 van 21.2.2008, blz. 9).
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/17 |
VERORDENING (EG) Nr. 478/2008 VAN DE COMMISSIE
van 29 mei 2008
houdende vaststelling van de restituties die van toepassing zijn op bepaalde producten van de sector suiker, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 33, lid 2, onder a), en lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 32, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 kan het verschil tussen de prijzen van de in artikel 1, lid 1, onder b), c), d) en g), van die verordening bedoelde producten in de internationale handel enerzijds en de prijzen in de Gemeenschap anderzijds door een restitutie bij de uitvoer worden overbrugd wanneer deze producten worden uitgevoerd in de vorm van goederen die in bijlage VII bij die verordening worden genoemd. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad wat betreft de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het Verdrag vallen (2), is aangegeven voor welke producten een restitutie dient te worden vastgesteld wanneer ze worden uitgevoerd in de vorm van goederen bedoeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1043/2005 dient de restitutievoet per 100 kg van elk van de betrokken basisproducten maandelijks te worden vastgesteld. |
(4) |
In artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de restitutie bij uitvoer van een in een goed verwerkt product niet meer mag bedragen dan de restitutie voor ditzelfde product dat in onverwerkte toestand wordt uitgevoerd. |
(5) |
De ingevolge deze verordening vastgestelde restituties kunnen vooraf worden vastgesteld, aangezien op dit moment niet bekend is hoe de markt zich de komende maanden zal ontwikkelen. |
(6) |
De naleving van de verplichtingen die zijn aangegaan met betrekking tot de restituties die kunnen worden toegekend bij de uitvoer van landbouwproducten die zijn verwerkt in niet onder bijlage I bij het Verdrag vallende goederen, kan in het gedrang komen door de vaststelling vooraf van hoge restituties. In deze situatie moeten derhalve vrijwaringsmaatregelen worden genomen zonder dat daardoor de sluiting van langetermijncontracten wordt verhinderd. De vaststelling van een specifieke restitutie voor de voorfixatie van restituties is een maatregel die aan deze verschillende doelstellingen beantwoordt. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De restituties die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1043/2005 en in artikel 1, lid 1, en in lid 1 van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen basisproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen vermeld in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 318/2006, worden vastgesteld zoals in de bijlage bij deze verordening is aangegeven.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 30 mei 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Commissie
Heinz ZOUREK
Directeur-generaal Ondernemingen en industrie
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 246/2008 (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 64).
BIJLAGE
Restituties die worden toegepast vanaf 30 mei 2008 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)
GN-code |
Omschrijving |
Restituties in EUR/100 kg |
|
Bij vaststelling vooraf van de restituties |
Overige gevallen |
||
1701 99 10 |
Witte suiker |
29,84 |
29,84 |
(1) De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar:
a) |
derde landen: Andorra, Liechtenstein, de Heilige Stoel (Staat Vaticaanstad), Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Servië (), Montenegro, Albanië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en op de naar de Zwitserse Bondsstaat uitgevoerde goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972; |
b) |
gebieden van lidstaten van de EU die niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behoren: de Faeröer, Groenland, Helgoland, Ceuta, Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d'Italia en de gebieden van de Republiek Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent; |
c) |
Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die niet tot het douanegebied van de Gemeenschap behoren: Gibraltar. |
(2) Met inbegrip van Kosovo, onder bescherming van de Verenigde Naties, overeenkomstig Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999.
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Commissie
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/19 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 11 maart 2008
betreffende de steunmaatregel C 28/07 (ex NN 33/07) die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van investeringen in benadeelde gebieden
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 831)
(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/400/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),
Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
(1) |
Op 26 februari 2007 heeft Italië wet nr. 17/2007 (2) aangenomen, met inbegrip van artikel 4 bis waarbij de toepassing van een regionale steunregeling die voorziet in een automatische belastingvermindering voor nieuwe investeringen in de gesteunde gebieden van Italië verlengd wordt. Deze regeling werd in 2001 en 2002 door de Commissie goedgekeurd (3) en is op 31 december 2006 verstreken. |
(2) |
Bij brief van 7 maart 2007 (D/50987) heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten verzocht informatie te verstrekken over artikel 4 bis van wet nr. 17/2007. De Italiaanse autoriteiten hebben hierop geantwoord bij brief die bij de Commissie op 19 maart 2007 werd geregistreerd (A/32387). |
(3) |
Bij brief van 10 juli 2007 (4) heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de maatregel betreffende artikel 4 bis van wet nr. 17/2007. |
(4) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken. |
(5) |
De Commissie heeft van de belanghebbenden geen opmerkingen ter zake ontvangen. |
(6) |
Bij brief van 24 juli 2007, bij de Commissie geregistreerd op 25 juli 2007, werd de Commissie in kennis gesteld van het voornemen van de Italiaanse autoriteiten om de maatregel in te trekken. Bij e-mail van 9 oktober 2007 hebben de Italiaanse autoriteiten hun voornemen bevestigd en een ontwerp van wetsbepaling tot intrekking van de betrokken maatregel voorgelegd. |
(7) |
Op 23 november 2007 verzocht de Commissie de Italiaanse autoriteiten de aangenomen definitieve wetsbepaling tot intrekking van de betrokken maatregel te verstrekken. |
(8) |
Bij brief, door de Commissie geregistreerd op 15 januari 2008, hebben de Italiaanse autoriteiten de definitief aangenomen wetsbepaling tot intrekking van artikel 4 bis van wet nr. 17/2007, verstrekt. |
II. BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL
(9) |
Met de maatregel zou de termijn verlengd worden waarbinnen investeringsuitgaven verricht kunnen worden in het kader van een goedgekeurde regionale steunregeling die op 31 december 2006 verstreken is. |
(10) |
Overeenkomstig de regionalesteunregeling (N 646/A/2000), die bedoeld was ter bevordering van de regionale ontwikkeling in de Italiaanse steungebieden op basis van de regionale steunkaart 2000-2006 (6), en die op 31 december 2006 afliep, verwierf de begunstigde bij het verrichten van een positieve netto-investering, het recht op een belastingvermindering, waarbij de subsidiabele uitgaven van vóór 1 januari 2007 op basis van een boekhoudkundige benadering werden berekend. De oorspronkelijke regeling werd in 2002 gewijzigd door de invoering van een budgettair controlemechanisme volgens welke de begunstigde bij de belastingautoriteiten een aanvraag tot reservering van de middelen moest indienen. Deze wijziging betrof niet de datum waarop de regeling zou verstrijken, noch de beperking ervan tot investeringen die vóór 2007 werden verricht. |
(11) |
Bij artikel 4 bis van de door de Italiaanse autoriteiten aangenomen wet nr. 17 van 26 februari 2007 werd de termijn voor het verrichten van investeringen verlengd tot 2008. |
III. REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE
(12) |
De Commissie verwijst naar de punten 4.1 en 4.2 van haar besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure. |
IV. OPMERKINGEN VAN ITALIË
(13) |
Op 24 juli 2007 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen om de maatregel in te trekken. |
(14) |
Op 9 oktober 2007 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie verzekerd dat de maatregel opgeheven zou worden bij artikel 3, lid 18, van de financiële wet 2008 (legge finanziaria 2008), die door de Raad van Ministers op 28 september 2007 was goedgekeurd. |
(15) |
Op verzoek van de Commissie om de definitieve wetsbepaling tot intrekking van de maatregel te verstrekken, hebben de Italiaanse autoriteiten op 15 januari 2008 de tekst van artikel 1, lid 65, van de begrotingswet 2008 (7) aan de Commissie voorgelegd, krachtens welke artikel 4 bis van wet nr. 17 van 26 februari 2007 werd ingetrokken. |
V. BEOORDELING
(16) |
Door middel van artikel 1, lid 65, van de begrotingswet 2008 werd de bij artikel 4 bis van wet nr. 17/2007 ingevoerde wijziging van de oorspronkelijke regeling, dat wil zeggen de mogelijkheid om de termijn voor de subsidiabele investeringen te verlengen tot 2008, ingetrokken. Voorts voorziet artikel 1, lid 65, van de begrotingswet 2008 in een nieuwe toewijzing van de oorspronkelijk voor de maatregel vastgelegde begrotingsmiddelen (8). |
(17) |
Aangezien de belastingvermindering die betrekking heeft op de in 2007 verrichte subsidiabele investeringen pas definitief op het moment van de belastingsaangifte betreffende 2007 kan worden aangevraagd, dat wil zeggen in 2008, op het moment dat de belastingaangifte bij de belastingautoriteiten moet worden ingediend, bestaan er noch een rechtsgrond, noch begrotingsmiddelen voor de belastingvermindering. |
(18) |
Derhalve is de maatregel nietig en kan op basis van artikel 4 bis van wet nr. 17/2007 geen belastingvermindering worden verleend voor na 2006 gemaakte subsidiabele investeringsuitgaven. |
VI. CONCLUSIE
Rekening houdend met het bovenstaande stelt de Commissie vast dat de formele onderzoeksprocedure overeenkomstig artikel 88, lid 2, van het Verdrag betreffende de verlenging van de subsidiabele investeringsuitgaven tot 2008 thans zonder voorwerp is geworden,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aangezien Italië de betrokken maatregel ingetrokken heeft, is de huidige procedure zonder voorwerp geworden en wordt zij derhalve beëindigd.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Brussel, 11 maart 2008.
Voor de Commissie
Neelie KROES
Lid van de Commissie
(1) PB C 187 van 10.8.2007, blz. 13.
(2) Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana nr. 47 van 26.2.2007.
(3) Staatssteun N 646/A/00 „Maatregelen ter bevordering van investeringen in de minder ontwikkelde regio's van Italië” (PB C 149 van 19.5.2001, blz. 11) en staatssteun N 324/02 „Belastingkrediet voor investeringen in regio's die voor de afwijking van artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag in aanmerking komen en de regio's Abruzzo en Molise die voor de afwijking van artikel 87, lid 3, onder c) van het Verdrag in aanmerking komen” (PB C 239 van 4.10.2002, blz. 2).
(4) Brief van de Commissie C(2007) 3260 def.
(5) PB C 187 van 10.8.2007, blz. 13.
(6) Brief van de Commissie van 13.3.2000 (PB C 175 van 24.6.2000, blz. 11) en brief van de Commissie van 20.9.2000 (PB C 105 van 20.4.2002).
(7) Artikel 1, lid 65, van wet nr. 244 van 24 december 2007 — Disposizioni per la formazione del bilancio annuale e pluriennale dello Stato (begrotingswet 2008), Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana nr. 300 van 28 december 2007 (suppl.ord.). Tekst opnieuw gepubliceerd in de Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana nr. 10 van 12 januari 2008 (suppl.ord.).
(8) Artikel 1, lid 65, luidt: „Artikel 8, lid 1, zin 5, van wet nr. 388 van 23 december 2000, ingevoerd bij artikel 4, lid 4 bis, van wetsdecreet nr. 300 van 28 december 2006, gewijzigd door wet nr. 17 van 26 februari 2007, wordt opgeheven. Rekening houdend met de eerste zin van dit lid 1 en van het effectieve gebruik van de in de artikelen 7 en 8 van wet nr. 388 van 23 december 2000 bepaalde belastingvermindering, worden de voor dit doel vastgelegde financiële middelen, opgenomen op de speciale begrotingspost 1778, verminderd met 1 500 miljoen EUR. Deze middelen worden naar de staatsbegroting overgedragen ten belope van 450 miljoen EUR voor het jaar 2008 en 525 miljoen EUR voor de jaren 2009 en 2010 respectievelijk”(„Il quinto periodo del comma 1 dell'articolo 8 della legge 23 dicembre 2000, n. 388, introdotto dal comma 4-bis dell'articolo 4 del decreto-legge 28 dicembre 2006, n. 300, convertito, con modificazioni, dalla legge 26 febbraio 2007, n. 17, è soppresso. In relazione a quanto previsto dal primo periodo del presente comma e in considerazione dell'effettivo utilizzo dei crediti d'imposta previsti dagli articoli 7 e 8 della legge 23 dicembre 2000, n. 388, le risorse finanziarie a tal fine preordinate, esistenti presso la contabilità speciale 1778 — Fondi di bilancio, sono ridotte di 1 500 milioni di euro. Le predette risorse sono versate al bilancio dello Stato nella misura di 450 milioni di euro per l'anno 2008 e di 525 milioni di euro per ciascuno degli anni 2009 e 2010”).
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/22 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 30 april 2008
tot wijziging van haar reglement van orde ten aanzien van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen
(2008/401/EG, Euratom)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 218, lid 2,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 131,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 28, lid 1, en artikel 41, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1) voorziet in de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus op de communautaire instellingen en organen met betrekking tot toegang tot milieu-informatie, inspraak betreffende plannen en programma’s die betrekking hebbende op het milieu alsmede interne herziening en toegang tot de rechter. |
(2) |
Krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1367/2006 passen de communautaire instellingen en agentschappen, waar nodig, hun reglement van orde aan de bepalingen van deze verordening aan. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1367/2006 laat een communautaire instelling of een communautair orgaan, wanneer zij/het een verzoek om toegang tot milieu-informatie ontvangt en deze informatie niet bij die communautaire instelling of dat communautair orgaan berust, de aanvrager zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen 15 werkdagen, weten bij welk(e) communautaire instelling, communautair orgaan of overheidsinstantie de gevraagde informatie berust. Een dergelijke bepaling is niet opgenomen in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (2) of in de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing op deze verordening op de Commissie zoals vastgesteld in haar reglement van orde (3), zoals gewijzigd bij Besluit 2001/937/EG, EGKS, Euratom (4). Bijgevolg dient aan dit reglement van orde een specifieke bepaling te worden toegevoegd met betrekking tot verzoeken tot toegang tot milieu-informatie die niet in het bezit is van de Commissie. |
(4) |
Ten aanzien van de inspraak van het publiek, schrijft artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1367/2006 voor dat de communautaire instellingen en organen er middels passende bepalingen voor zorgen dat het publiek vroegtijdig en effectief inspraak krijgt in de voorbereiding, wijziging of herziening van milieuplannen of -programma’s wanneer alle opties nog open zijn. De modaliteiten voor deze inspraak zijn nader gespecificeerd in de leden 3, 4 en 5 van dat artikel. Voor de Commissie zijn de bepalingen in algemene zin vastgesteld in haar mededeling betreffende een voorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen (5). Deze moeten door alle diensten van de Commissie worden toegepast bij de voorbereiding, wijziging of herziening van milieuplannen of -programma’s. |
(5) |
Voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van titel IV van Verordening (EG) nr. 1367/2006 inzake de interne herziening van administratieve handelingen of nalatigheden moet de Commissie de uitvoeringsbepalingen vaststellen. |
(6) |
Voor de uitvoering van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1367/2006 moet een praktische gids het publiek informeren over zijn rechten uit hoofde van die verordening. |
(7) |
Het reglement van orde moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1367/2006 moet dit besluit met ingang van 28 juni 2007 van toepassing zijn, |
BESLUIT:
Artikel 1
De tekst in de bijlage bij dit besluit wordt toegevoegd aan het reglement van orde.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Dit besluit is van toepassing met ingang van 28 juni 2007.
Gedaan te Brussel, 30 april 2008.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13.
(2) PB L 145 van 31.5.2001, blz.43.
(3) PB L 308 van 8.12.2000, blz. 26.
(4) PB L 345 van 29.12.2001, blz. 94.
(5) COM(2002) 704 def. van 11.12.2002.
BIJLAGE
Uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen
Artikel 1
Toegang tot milieu-informatie
De in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1367/2006 genoemde termijn van 15 werkdagen gaat in op de dag van registratie van het verzoek door de verantwoordelijke dienst van de Commissie.
Artikel 2
Inspraak
Voor de toepassing van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1367/2006 voorziet de Commissie in inspraak van het publiek overeenkomstig de mededeling inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie (1).
Artikel 3
Verzoeken tot interne herziening
Verzoeken tot interne herziening van administratieve handelingen of nalatigheden worden per post, fax of e-mail naar de dienst gestuurd die verantwoordelijk is voor de toepassing van de bepaling op basis waarvan de administratieve handeling werd gesteld of voor de beweerde administratieve nalatigheid.
De betreffende contactadressen worden met alle passende middelen aan het publiek bekendgemaakt.
Indien een verzoek aan een dienst wordt gestuurd die niet verantwoordelijk is voor de herziening, stuurt deze het verzoek door naar de verantwoordelijke dienst.
Voor gevallen die niet onder de verantwoordelijkheid van het directoraat-generaal Milieu vallen, stelt de voor de herziening verantwoordelijke dienst het directoraat-generaal Milieu op de hoogte van het ingediende verzoek.
Artikel 4
Beslissingen inzake de ontvankelijkheid van verzoeken tot interne herziening
1. Na registratie van het verzoek tot interne herziening wordt meteen een ontvangstbevestiging gestuurd naar de niet-gouvernementele organisatie die het verzoek heeft opgesteld, in voorkomend geval op elektronische wijze.
2. De verantwoordelijke dienst van de Commissie stelt vast of de niet-gouvernementele organisatie krachtens Besluit 2008/50/EG van de Commissie (2) gerechtigd is een verzoek tot interne herziening in te dienen.
3. In overeenstemming met artikel 14 van het reglement van orde wordt de bevoegdheid om beslissingen te nemen over de ontvankelijkheid van een verzoek tot interne herziening gedelegeerd aan de directeur-generaal of het betreffende diensthoofd.
Beslissingen over de ontvankelijkheid van het verzoek omvatten alle beslissingen over de bevoegdheid van de niet-gouvernementele organisatie die het verzoek indient overeenkomstig lid 2 van dit artikel, de tijdige indiening van het verzoek overeenkomstig artikel 10, lid 1, tweede alinea van Verordening (EG) nr. 1367/2006 en de motivering van het verzoek, overeenkomstig artikel 1, 2 en 3, van Besluit 2008/50/EG.
4. Indien de in lid 3 bedoelde directeur-generaal of het diensthoofd vindt dat het verzoek tot interne herziening geheel of ten dele onontvankelijk is, wordt de niet-gouvernementele organisatie die het verzoek heeft opgesteld daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld, in voorkomend geval op elektronische wijze, met opgave van de redenen daarvoor.
Artikel 5
Beslissingen inzake de inhoud van verzoeken tot interne herziening
1. De Commissie beslist of de te herziene administratieve handeling of de beweerde administratieve nalatigheid in strijd is met het milieurecht.
2. Overeenkomstig artikel 13 van het reglement van orde is het Commissielid dat verantwoordelijk is voor de toepassing van de bepalingen op basis waarvan de administratieve handeling is goedgekeurd of waarop de beweerde administratieve nalatigheid betrekking heeft, bevoegd te beslissen dat de administratieve handeling waarvan een herziening wordt aangevraagd of de beweerde administratieve nalatigheid, niet in strijd is met het milieurecht.
Subdelegatie van de in lid 1 verleende bevoegdheden is niet toegestaan.
3. De niet-gouvernementele organisatie die het verzoek heeft opgesteld, wordt schriftelijk op de hoogte gesteld van het resultaat van de herziening, in voorkomend geval op elektronische wijze, met opgave van de redenen.
Artikel 6
Beroep
In het antwoord waarin de niet-gouvernementele organisatie wordt meegedeeld dat haar verzoek geheel of gedeeltelijk onontvankelijk is, of dat de administratieve handeling waarvan een herziening wordt gevraagd of de beweerde administratieve nalatigheid, niet in strijd is met het milieurecht, stelt de Commissie de niet-gouvernementele organisatie in kennis van de beroepsmogelijkheden die haar ter beschikking staan, namelijk inleiding van gerechtelijke procedures tegen de Commissie en/of indiening van een klacht bij de ombudsman, onder de voorwaarden van de artikelen 230 respectievelijk 195 van het EG-Verdrag.
Artikel 7
Informatie van het publiek
Er wordt een praktische gids gepubliceerd met passende informatie voor het publiek over zijn rechten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1367/2006.
(1) COM(2002) 704 def.
Europese Centrale Bank
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/26 |
BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 15 mei 2008
betreffende procedures voor veiligheidsaccreditatie van producenten van beveiligde euro-items voor eurobankbiljetten
(ECB/2008/3)
(2008/402/EG)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 106, lid 1,
Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de „ESCB-statuten”), inzonderheid op artikel 16,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 106, lid 1 van het Verdrag en artikel 16 van de ESCB-statuten bepalen dat de Europese Centrale Bank (ECB) het alleenrecht heeft machtiging te geven tot de uitgifte van bankbiljetten binnen de Gemeenschap. Dit recht omvat de bevoegdheid tot het nemen van maatregelen ter bescherming van de integriteit van eurobankbiljetten als betaalmiddel. |
(2) |
Om het vertrouwen van het publiek in eurobankbiljetten als betaalmiddel te handhaven, is het noodzakelijk minimumbeveiligingsregels vast te leggen voor productie, verwerking, opslag en vervoer van eurobankbiljetten en componenten daarvan, en van overige gerelateerde materialen en informatie die beveiliging vereisen en waarvan verlies, diefstal of publicatie de integriteit van eurobankbiljetten zouden kunnen aantasten of van nut zouden kunnen zijn bij de productie van valse eurobankbiljetten of componenten daarvan. Alle bij dergelijke activiteiten betrokken entiteiten dienen zich te houden aan de beveiligingsregels waarvan de inhoud echter kan variëren afhankelijk van het type activiteit. |
(3) |
Het is noodzakelijk een procedure voor veiligheidsaccreditatie vast te leggen waarin wordt bevestigd dat producenten voldoen aan de beveiligingsregels, alsook procedures om de continue naleving van de beveiligingsregels te waarborgen en bovendien te voorzien in de verschillende soorten consequenties bij eventuele niet-naleving ervan. Dergelijke consequenties kunnen variëren van een waarschuwing tot intrekking van de veiligheidsaccreditatie en dienen in overeenstemming te zijn met de aard van het geconstateerde geval van niet-naleving. |
(4) |
De ECB is verantwoordelijk voor het opzetten en handhaven van een systeem dat waarborgt dat beveiligde euro-items alleen mogen worden verstrekt aan nationale centrale banken van het eurogebied, aan nationale centrale banken van lidstaten die zich voorbereiden op de aanneming van de euro (mits de raad van bestuur een besluit hiertoe heeft genomen), aan overige geaccrediteerde producenten en/of aan de ECB. |
(5) |
Het is noodzakelijk Richtsnoer ECB/2004/18 van 16 september 2004 inzake de aanbesteding van eurobankbiljetten (1) dienovereenkomstig te wijzigen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
AFDELING I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
In dit besluit wordt bedoeld met:
a) |
„NCB”: de nationale centrale bank van een lidstaat die de euro heeft aangenomen; |
b) |
„toekomstige Eurosysteem-NCB”: de nationale centrale bank van een lidstaat die de euro niet heeft aangenomen, maar heeft voldaan aan de voorwaarden voor de aanneming van de euro en ten aanzien van welke lidstaat een besluit tot afschaffing van de derogatie (overeenkomstig artikel 122, lid 2 van het Verdrag) is genomen; |
c) |
„beveiligde euro-items”: de eerste serie eurobankbiljetten, componenten daarvan en overige gerelateerde materialen en informatie die beveiliging vereisen en waarvan verlies, diefstal of publicatie de integriteit van eurobankbiljetten zouden kunnen aantasten of van nut zouden kunnen zijn bij de productie van valse eurobankbiljetten of componenten daarvan; |
d) |
„beveiligingsregels”: de inhoudelijke regels inzake de verwerving van beveiligde euro-items en inzake beveiligde euroactiviteiten, zoals van tijd tot tijd door de ECB vastgelegd in aparte regels; |
e) |
„koper”: een onderneming, organisatie of nationale centrale bank die op een of andere manier als koper betrokken is bij de aanbesteding van de productie, verwerking of opslag van beveiligde euro-items; |
f) |
„productielocatie”: panden die een producent gebruikt, dan wel wenst te gebruiken, voor de productie, verwerking (waaronder vernietiging) of opslag van beveiligde euro-items voorafgaande aan vervoer ervan naar de koper, of, indien toepasselijk, naar een gespecialiseerde vernietigingsfaciliteit; |
g) |
„beveiligde euroactiviteit”: productie, verwerking (waaronder vernietiging), opslag of vervoer van beveiligde euro-items; |
h) |
„producent”: een entiteit die betrokken is, of wenst te zijn, bij een beveiligde euroactiviteit, met uitzondering van entiteiten die slechts betrokken zijn, of wensen te zijn, bij het vervoer of de vernietiging van beveiligde euro-items, waarbij een „geaccrediteerde producent” een producent is aan wie volledige veiligheidsaccreditatie is verleend; |
i) |
„volledige veiligheidsaccreditatie”: de door de ECB aan een producent verleende status voor een beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item, waarvan de reikwijdte wordt uiteengezet in artikel 3; |
j) |
„niet-naleving”: een geval waarin: i) hetzij de door een producent op grond van dit besluit getroffen beveiligingsvoorzieningen; of ii) door een geaccrediteerde producent ondernomen acties ter uitvoering van een beveiligde euroactiviteit; of iii) door een producent met tijdelijke veiligheidsaccreditatie ondernomen acties ter voorbereiding van de uitvoering van een beveiligde euroactiviteit niet voldoen aan de desbetreffende delen van de beveiligingsregels; |
k) |
„veiligheidscontrole”: een controle van een beveiligde euroactiviteit om te beoordelen of de beveiligingsvoorzieningen op een productielocatie voldoen aan de beveiligingsregels, en |
l) |
„tijdelijke veiligheidsaccreditatie”: de door de ECB aan een producent verleende status waarmee wordt bevestigd dat deze voorbereidingen mag treffen ter uitvoering van een beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item, en waarvan de reikwijdte wordt uiteengezet in artikel 4. |
Artikel 2
Algemene beginselen
1. De beveiligingsregels die de ECB heeft vastgesteld, zijn minimumregels. Producenten kunnen striktere normen vaststellen en toepassen, maar de ECB beoordeelt alleen of aan haar eigen beveiligingsregels wordt voldaan.
2. Niettegenstaande door de ECB elders vastgelegde bepalingen die dit besluit van toepassing verklaren op specifieke procedures betreffende eurobankbiljetten, is dit besluit niet van toepassing op de verwerking en opslag van eurobankbiljetten die bij een NCB zijn geregistreerd als geproduceerd maar niet uitgegeven.
3. Een geaccrediteerde producent mag alleen beveiligde euro-items leveren aan:
a) |
een andere geaccrediteerde producent; |
b) |
een NCB; |
c) |
een toekomstige Eurosysteem-NCB, mits daartoe een besluit is genomen door de raad van bestuur, of |
d) |
de ECB. |
4. De directie neemt alle besluiten ten aanzien van de veiligheidsaccreditatie van producenten met inachtneming van de mening van het Comité bankbiljetten. Voorts is de directie bevoegd een eventuele toestemming op grond van artikel 3, lid 6, te verlenen.
5. De producent draagt alle in verband met de toepassing van dit besluit gemaakte kosten en daarmee verband houdende verliezen.
Artikel 3
Volledige veiligheidsaccreditatie
1. Een geaccrediteerde producent mag alleen een beveiligde euroactiviteit uitvoeren met betrekking tot een beveiligd euro-item indien de ECB hem volledige veiligheidsaccreditatie heeft verleend voor die beveiligde euroactiviteit.
2. Een producent kan volledige veiligheidsaccreditatie worden verleend voor een beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item mits:
a) |
de op een bepaalde productielocatie getroffen beveiligingsvoorzieningen voor de geplande beveiligde euroactiviteit voldoen aan de desbetreffende delen van de beveiligingsregels; |
b) |
een bij de geplande beveiligde euroactiviteit betrokken drukkerij zich fysiek in een lidstaat bevindt, en |
c) |
een bij de geplande beveiligde euroactiviteit betrokken productielocatie met uitzondering van een drukkerij zich in een lidstaat bevindt of in een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie. |
3 De directie kan de reikwijdte van het op grond van lid 2, onder c), bepaalde locatievereiste wijzigen met inachtneming van de mening van het Comité bankbiljetten. Een dergelijk besluit wordt prompt medegedeeld aan de raad van bestuur, en de directie legt zich neer bij een besluit van de raad van bestuur op dit punt.
4. Volledige veiligheidsaccreditatie wordt voor onbeperkte tijd aan een producent verleend, maar zijn status kan worden aangetast of ingetrokken bij een besluit uit hoofde van de artikelen 13 tot en met 15.
5. Een geaccrediteerde producent mag alleen een beveiligde euroactiviteit uitvoeren op de productielocatie waarvoor hem veiligheidsaccreditatie is verleend en met betrekking tot de specifieke, voor die productielocatie aangegeven beveiligde euro-items. Een geaccrediteerde producent mag het vervoer van beveiligde euro-items naar een koper regelen en, indien nodig, namens de laatste zorgen voor de vernietiging van dergelijke items in een gespecialiseerde vernietigingsfaciliteit (met inbegrip van daarmee verband houdend vervoer) overeenkomstig de desbetreffende delen van de beveiligingsregels. Eventuele niet-naleving van de bovengenoemde delen van de beveiligingsregels tijdens een dergelijke vernietiging of een dergelijk vervoer wordt behandeld als een geval van niet-naleving door de geaccrediteerde producent.
6. Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de ECB mag een geaccrediteerde producent de productie, verwerking (met inbegrip van vernietiging) of opslag van beveiligde euro-items niet uitbesteden aan of overplaatsen naar een andere productielocatie of een derde (met inbegrip van dochter- en zusterondernemingen van de producent).
Artikel 4
Tijdelijke veiligheidsaccreditatie
1. Aan een producent aan wie geen volledige veiligheidsaccreditatie is verleend, kan voor een periode van niet langer dan één jaar tijdelijke veiligheidsaccreditatie worden verleend voor een geplande beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item. Indien de producent binnen deze periode inschrijft op een beveiligde euroactiviteit of hem een opdracht voor een dergelijke activiteit wordt verstrekt, kan zijn tijdelijke veiligheidsaccreditatie worden verlengd tot de ECB een besluit heeft genomen om hem al dan niet volledige veiligheidsaccreditatie te verlenen.
2. Een producent kan tijdelijke veiligheidsaccreditatie worden verleend voor een geplande beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item mits:
a) |
de op een bepaalde productielocatie getroffen beveiligingsvoorzieningen voor de geplande beveiligde euroactiviteit, met uitzondering van procesbeheersing- en audittrailprocedures voor productie, verwerking en opslag van de beveiligde euro-items waarvoor accreditatie wordt aangevraagd, voldoen aan de desbetreffende delen van de beveiligingsregels; |
b) |
de producent kan aantonen dat hij in staat is dergelijke onder a) beschreven procesbeheersing- en audittrailprocedures te ontwikkelen en op te zetten die voldoen aan de beveiligingsregels; |
c) |
een bij de geplande beveiligde euroactiviteit betrokken drukkerij zich fysiek in een lidstaat bevindt, en |
d) |
een bij de geplande beveiligde euroactiviteit betrokken productielocatie met uitzondering van een drukkerij zich in een lidstaat bevindt of in een lidstaat van de Europese Vrijhandelsassociatie. |
3. Een producent met tijdelijke veiligheidsaccreditatie voor een beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item mag vertrouwelijke productiespecificaties van eurobankbiljetten ontvangen en voorbereidingen treffen voor de uitvoering van die beveiligde euroactiviteit.
4. Een producent met tijdelijke veiligheidsaccreditatie voor een beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item mag die beveiligde euroactiviteit niet uitvoeren, noch een andere beveiligde euroactiviteit waarvoor hem nog geen veiligheidsaccreditatie is verleend, en hij mag zijn tijdelijke veiligheidsaccreditatie niet overdragen of afstaan aan een derde (met inbegrip van dochter- en zusterondernemingen).
5. Onverminderd de in artikel 4, lid 1, bepaalde maximale termijn voor de duur van een tijdelijke accreditatie en een eventuele verlenging daarvan, vervalt een tijdelijke veiligheidsaccreditatie automatisch op de door de ECB op grond van artikel 7, lid 1, onder d), gespecificeerde datum, tenzij: a) de producent vóór die datum volledige veiligheidsaccreditatie wordt verleend voor beveiligde euroactiviteiten met betrekking tot het betreffende beveiligde euro-item, in welk geval de tijdelijke veiligheidsaccreditatie wordt geacht te vervallen op de datum waarop een dergelijke volledige veiligheidsaccreditatie wordt verleend; of b) de tijdelijke accreditatie wordt ingetrokken bij een besluit op grond van artikel 14.
6. Tijdelijke veiligheidsaccreditatie kan ook worden aangetast bij een besluit uit hoofde van artikel 12 of artikel 15.
AFDELING II
VEILIGHEIDSACCREDITATIEPROCEDURE
Artikel 5
Inleidend verzoek en aanstelling van veiligheidscontroleteam
1. Ter initiatie van de veiligheidsaccreditatieprocedure dient een producent die een beveiligde euroactiviteit wenst uit te voeren met betrekking tot een of meerdere beveiligde euro-items, een schriftelijk verzoek in bij de ECB. Dit verzoek:
a) |
vermeldt het beveiligde euro-item of de beveiligde euro-items, de productielocatie en de vestigingsplaats daarvan, en de beveiligde euroactiviteit waarvoor de producent veiligheidsaccreditatie aanvraagt; |
b) |
verstrekt informatie die aantoont dat zijn productieapparatuur het beveiligde euro-item of de beveiligde euro-items waarvoor accreditatie wordt aangevraagd, kan produceren; |
c) |
verstrekt informatie aangaande de fysieke beveiligingsvoorzieningen op de productielocatie; |
d) |
bevat een schriftelijke garantie van de producent dat hij alle toepasselijke bepalingen van dit besluit, zoals dat van tijd tot tijd kan worden gewijzigd, zal naleven, en een verklaring dat hij de inhoud van de beveiligingsregels vertrouwelijk zal behandelen; |
e) |
omvat, indien de producent voornemens is een gespecialiseerde vernietigingsfaciliteit te gebruiken, informatie over de beweegredenen van de producent zulks te willen doen en informatie over de voorzieningen betreffende die faciliteit. Met name verschaft de producent informatie aangaande de geplande voorzieningen voor het vervoer van beveiligde euro-items naar en van de gespecialiseerde vernietigingsfaciliteit en aangaande de geplande middelen ter bewaking van de vernietiging van beveiligde euro-items in een dergelijke faciliteit, en |
f) |
vermeldt duidelijk of de producent volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie aanvraagt voor een beveiligde euroactiviteit met betrekking tot een beveiligd euro-item. |
2. De ECB toetst het inleidende verzoek aan de in lid 1 genoemde vereisten en stelt de producent binnen 20 ECB-werkdagen na ontvangst van het inleidende verzoek overeenkomstig de in de leden 3 en 4 vastgelegde procedures op de hoogte van het toetsingsresultaat. De ECB mag deze termijn eenmaal verlengen, maar moet de producent daarvan schriftelijk in kennis stellen. Tijdens deze toetsing kan de ECB van de producent aanvullende informatie verlangen met betrekking tot de in lid 1 opgesomde punten. Indien de ECB aanvullende informatie verlangt, stelt zij de producent binnen 20 ECB-werkdagen na ontvangst van de aanvullende informatie op de hoogte van het toetsingsresultaat.
3. De ECB wijst het inleidende verzoek af en stelt de producent uiterlijk binnen de in lid 2 aangegeven termijnen schriftelijk in kennis van haar besluit met vermelding van de redenen daarvoor indien:
a) |
de producent de op grond van lid 1 vereiste informatie of schriftelijke garantie niet verstrekt; |
b) |
de producent door de ECB op grond van lid 2 verzochte aanvullende informatie niet verstrekt; |
c) |
de veiligheidsaccreditatie van de producent is ingetrokken en de in de intrekkingsbeschikking vermelde periode waarin het verboden is een nieuwe aanvraag in te dienen, niet is verstreken, of |
d) |
de vestigingsplaatsen van een betrokken drukkerij en de productielocatie niet voldoen aan de in artikel 3, lid 2, onder b) en c), vastgelegde vereisten, indien volledige veiligheidsaccreditatie wordt aangevraagd, of niet voldoen aan de in artikel 4, lid 2, onder c) en d), vastgelegde vereisten, indien tijdelijke veiligheidsaccreditatie wordt aangevraagd. |
4. Indien de producent voldoet aan de in lid 1 vastgelegde vereisten en eventuele op grond van lid 2 verlangde informatie overlegt, stelt de ECB de producent binnen de in lid 2 vermelde termijnen in kennis van de datum van de eerste veiligheidscontrole. De ECB verstrekt de producent tegelijkertijd:
a) |
een vertrouwelijke lijst van alle beveiligde euro-items, welke lijst deel uitmaakt van de beveiligingsregels, en |
b) |
een kopie van de delen van de beveiligingsregels die betrekking hebben op de productie, verwerking (waaronder vernietiging) en opslag van de beveiligde euro-items waarvoor de producent veiligheidsaccreditatie aanvraagt. De ECB verstrekt de producent eventuele tijdens de veiligheidsaccreditatieprocedure uitgevaardigde herzieningen van deze regels. |
5. De ECB benoemt een veiligheidscontroleteam bestaande uit deskundigen van de ECB en NCB’s. Bij dergelijke benoemingen dienen belangenconflicten te worden vermeden. Indien zich na benoeming een belangenconflict voordoet, vervangt de ECB het betrokken lid onverwijld door een deskundige die geen belangenconflict heeft.
Artikel 6
Eerste veiligheidscontrole
1. De eerste veiligheidscontrole begint uiterlijk 20 ECB-werkdagen na de datum waarop de producent de in artikel 5, lid 4, bedoelde kennisgeving van de ECB ontvangt. Indien een producent volledige veiligheidsaccreditatie aanvraagt, controleert het veiligheidscontroleteam tijdens de eerste veiligheidscontrole de voorzieningen voor de geplande beveiligde euroactiviteit en bezoekt het team de productielocatie waarvoor de producent om volledige veiligheidsaccreditatie heeft verzocht, en beoordeelt het ook eventuele voorzieningen met betrekking tot een gespecialiseerde vernietigingsfaciliteit.
2. Het veiligheidscontroleteam beoordeelt of de beveiligingsvoorzieningen die de producent heeft getroffen, of voorstelt te treffen, voor alle aspecten van de beveiligde euroactiviteit voldoen aan de desbetreffende delen van de beveiligingsregels. In het geval dat de producent voorstelt bepaalde beveiligingsvoorzieningen te treffen of verbeteringen aan te brengen teneinde te voldoen aan de desbetreffende delen van de beveiligingsregels, wordt geen volledige veiligheidsaccreditatie verleend tot dergelijke voorzieningen of verbeteringen zijn aangebracht. Het veiligheidscontroleteam kan een aanvullende controle uitvoeren om te verifiëren of dergelijke voorgestelde voorzieningen of verbeteringen voldoen aan de beveiligingsregels voordat het in lid 5 bedoelde rapport aan de producent wordt voorgelegd.
3. Indien een producent alleen tijdelijke veiligheidsaccreditatie aanvraagt, bezoekt het veiligheidscontroleteam de productielocatie waarvoor de producent tijdelijke veiligheidsaccreditatie heeft aangevraagd, en beoordeelt het of de beveiligingsvoorzieningen die de producent heeft getroffen, met uitzondering van de procesbeheersing- en audittrailprocedures voor productie, verwerking en opslag van beveiligde euro-items waarvoor een tijdelijke veiligheidsaccreditatie wordt aangevraagd, voldoen aan de desbetreffende delen van de beveiligingsregels. Het veiligheidscontroleteam beoordeelt ook of de producent laat zien dat hij in staat is tot het ontwikkelen en opzetten van dergelijke procesbeheersing- en audittrailprocedures die zullen voldoen aan de beveiligingsregels.
4. Na voltooiing van de eerste veiligheidscontrole (of, waar van toepassing, de extra veiligheidscontrole) en vóór het verlaten van de productielocatie, verstrekt het veiligheidscontroleteam aan de producent een informele en mondelinge voorlopige samenvatting van zijn bevindingen. Indien het veiligheidscontroleteam vindt dat er afwijkingen zijn van de beveiligingsregels, geeft de ECB, binnen 10 ECB-werkdagen na de datum van voltooiing van de eerste veiligheidscontrole (of, waar van toepassing, de extra veiligheidscontrole), de geconstateerde afwijkingen schriftelijk door aan de producent. Vanaf de ontvangst van de brief heeft de producent 10 ECB-werkdagen de tijd om zijn schriftelijke op- of aanmerkingen ten aanzien van de inhoud van de brief en eventuele door de producent voorgestelde beveiligingsvoorzieningen of -verbeteringen aan de ECB over te brengen.
5. Het veiligheidscontroleteam zet zijn bevindingen uiteen in een ontwerprapport, met inachtneming van eventuele van de producent ingevolge lid 4 ontvangen op- of aanmerkingen. Dit ontwerprapport bevat met name bijzonderheden van:
a) |
de op de productielocatie getroffen beveiligingsvoorzieningen die voldoen aan de beveiligingsregels; |
b) |
eventuele gevallen van niet-naleving van de beveiligingsregels die het veiligheidscontroleteam heeft geconstateerd; |
c) |
door de producent ondernomen actie tijdens de controle; |
d) |
eventuele door de producent voorgestelde beveiligingsvoorzieningen en -verbeteringen en, in gevallen waarin een extra veiligheidscontrole wordt uitgevoerd, de beoordeling door het veiligheidscontroleteam of dergelijke voorzieningen en verbeteringen zijn uitgevoerd, en |
e) |
de beoordeling van het veiligheidscontroleteam of volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie dient te worden verleend overeenkomstig de in de artikelen 3 en 4 vastgelegde vereisten. |
6. Dit ontwerprapport wordt binnen 30 ECB-werkdagen na voltooiing van de eerste veiligheidscontrole (of, waar van toepassing, de extra veiligheidscontrole) naar de producent gestuurd. Vanaf de ontvangst van het ontwerprapport heeft de producent 30 ECB-werkdagen de tijd om op- of aanmerkingen op het rapport door te geven. De ECB rondt het ontwerprapport af met inachtneming van de op- of aanmerkingen van de producent, alvorens een besluit te nemen op grond van artikel 7.
Artikel 7
Besluit betreffende veiligheidsaccreditatie
1. Binnen 30 ECB-werkdagen na ontvangst van de op- of aanmerkingen van de producent op het ontwerprapport, of na ommekomst van de in artikel 6, lid 6, gestelde termijn voor het doorgeven van dergelijke op- of aanmerkingen, stelt de ECB de producent schriftelijk in kennis van haar besluit inzake het verzoek van de producent om veiligheidsaccreditatie. In een dergelijk besluit wordt het volgende duidelijk aangegeven:
a) |
de redenen voor het besluit; |
b) |
de producent; |
c) |
de beveiligde euroactiviteit op de productielocatie waarvoor veiligheidsaccreditatie wordt verleend; |
d) |
of volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie wordt verleend en, in het geval van tijdelijke veiligheidsaccreditatie, de datum waarop die vervalt; |
e) |
de voorzieningen voor vernietiging in een gespecialiseerde faciliteit, indien een dergelijke vernietiging wordt voorzien; |
f) |
de beveiligde euro-items waarvoor veiligheidsaccreditatie wordt verleend, en |
g) |
eventuele specifieke voorwaarden met betrekking tot de boven in a) tot f) uiteengezette punten. |
Het besluit wordt gebaseerd op de informatie uiteengezet in het in artikel 6, lid 6, bedoelde definitieve rapport, dat aan het besluit wordt gehecht. In het besluit tot verlening van de veiligheidsaccreditatie wordt ook een kopie opgenomen van het deel van de beveiligingsregels dat betrekking heeft op het vervoer van de beveiligde euro-items waarvoor veiligheidsaccreditatie wordt verleend.
2. Indien het verzoek om veiligheidsaccreditatie wordt afgewezen of indien de producent om volledige veiligheidsaccreditatie verzoekt, en alleen tijdelijke veiligheidsaccreditatie wordt verleend, kan de producent de in artikel 17 uiteengezette herzieningsprocedure inzetten.
AFDELING III
DOORLOPENDE VERPLICHTINGEN
Artikel 8
Doorlopende verplichtingen van geaccrediteerde producenten en de ECB
1. Een geaccrediteerde producent informeert de ECB schriftelijk en onverwijld inzake:
a) |
het starten van een procedure voor de liquidatie of reorganisatie van de producent of een overeenkomstige procedure; |
b) |
de benoeming van een vereffenaar, curator, bewindvoerder of gelijksoortige functionaris in verband met de producent; |
c) |
een voornemen tot uitbesteding of tot het betrekken van derden bij de beveiligde euroactiviteiten waarvoor de producent veiligheidsaccreditatie heeft; |
d) |
een wijziging nadat veiligheidsaccreditatie is verleend die een effect heeft of kan hebben op de beveiligingsvoorzieningen die onder de veiligheidsaccreditatie vallen, of |
e) |
een wijziging in de zeggenschap over de geaccrediteerde producent ingevolge een wijziging in de eigendomsstructuur of anderszins. |
2. De ECB informeert geaccrediteerde producenten over herzieningen van de beveiligingsregels die betrekking hebben op de beveiligde euroactiviteit waarvoor aan hen veiligheidsaccreditatie is verleend.
AFDELING IV
VERVOLGVEILIGHEIDSCONTROLES
Artikel 9
Procedure voor vervolgveiligheidscontroles
1. Nadat volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie aan een producent is verleend, voert de ECB vervolgveiligheidscontroles uit van geaccrediteerde productielocaties.
2. Dergelijke vervolgcontroles kunnen met of zonder vooraankondiging worden uitgevoerd. Ze worden uitgevoerd op werkdagen tussen 08.00 en 18.00 uur plaatselijke tijd, tenzij met de producent een andere tijd is overeengekomen. In het geval van controles met vooraankondiging, stelt de ECB de producent in kennis van de tijd van de controle en legt zij de producent ten minste 30 ECB-werkdagen voor de controle een voorafgaande vragenlijst voor. De producent vult een dergelijke vragenlijst in en stuurt die ten minste 10 ECB-werkdagen voor de controle terug aan de ECB.
3. Artikel 6, leden 2 tot en met 4, en artikel 6, lid 5, met uitzondering van punt e), zijn mutatis mutandis van toepassing op dergelijke vervolgcontroles. Daarnaast bevat het rapport van het veiligheidscontroleteam bijzonderheden ten aanzien van de beoordeling door het veiligheidscontroleteam of volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie van toepassing dient te blijven, of dat de ECB een van de in de artikelen 12 tot en met 14 bedoelde besluiten dient te nemen. Indien het veiligheidscontroleteam van mening is dat artikel 15 dient te worden toegepast, vermeldt het rapport, alsook de in artikel 6, lid 4, bedoelde brief van de ECB, de redenen daarvoor. De voorstellen van het veiligheidscontroleteam in verband met dergelijke maatregelen dienen evenredig te zijn aan de ernst van het geval van niet-naleving.
4. Binnen 30 ECB-werkdagen na de datum van voltooiing van de vervolgcontrole wordt een ontwerp van het rapport aan de producent gestuurd. Vanaf de ontvangst van het ontwerprapport heeft de producent 15 ECB-werkdagen de tijd om op- of aanmerkingen op het rapport door te geven. De ECB rondt het rapport af alvorens de producent in kennis te stellen van het resultaat van de vervolgveiligheidscontrole overeenkomstig artikel 10, met inachtneming van de op- en aanmerkingen van de producent.
Artikel 10
Resultaat van vervolgveiligheidscontroles
1. Indien de conclusie van het in artikel 9 bedoelde rapport is dat er geen gevallen van niet-naleving zijn, stelt het veiligheidscontroleteam de producent in kennis van de positieve conclusie van de vervolgveiligheidscontrole.
2. Indien het in artikel 9 bedoelde rapport een geval van niet-naleving vaststelt dat volgens het veiligheidscontroleteam geen onmiddellijke en ernstige bedreiging vormt voor de integriteit van eurobankbiljetten of componenten daarvan, blijft de volledige of tijdelijke accreditatie van de producent onaangetast.
3. In een geval overeenkomstig lid 2 informeert het veiligheidscontroleteam de producent:
a) |
over het geval van niet-naleving; |
b) |
over het feit dat de ECB, vooralsnog, niet voornemens is een van de in de artikelen 12 tot en met 15 uiteengezette besluiten te nemen, en |
c) |
dat hij het geval van niet-nakoming moet verhelpen binnen een termijn die evenredig is aan de ernst van het geval van niet-naleving. |
4. Indien het in artikel 9 bedoelde rapport een geval van niet-naleving vaststelt dat van de ECB vereist één van de in de artikelen 12 tot en met 15 uiteengezette besluiten te nemen, neemt de ECB een dergelijk besluit in overeenstemming met de in artikel 11 neergelegde procedure en termijn.
5. De termijn waarbinnen het veiligheidscontroleteam de producent in verband met de in de leden 1 tot en met 3 uiteengezette situaties schriftelijk informeert over het resultaat van de vervolgveiligheidscontrole, is 20 ECB-werkdagen vanaf de ontvangst van de op- of aanmerkingen van de producent op het in artikel 9, lid 4, bedoelde ontwerprapport, of na ommekomst van de termijn voor het doorgeven van dergelijke op- of aanmerkingen op grond van genoemd lid. Het veiligheidscontroleteam hecht het voltooide rapport aan zijn bericht aan de producent.
AFDELING V
GEVOLGEN VAN NIET-NALEVING
Artikel 11
Besluitvormingsprocedure
1. Bij het nemen van een van de in de artikelen 12 tot en met 15 bedoelde besluiten, zal de ECB:
a) |
het geval van niet-naleving beoordelen met inachtneming van het in artikel 9, lid 4, bedoelde eindrapport, en |
b) |
de producent binnen 30 ECB-werkdagen na ontvangst van de op- of aanmerkingen van de producent op het in artikel 9, lid 4, bedoelde ontwerprapport schriftelijk in kennis stellen van het genomen besluit, met vermelding van:
|
2. In alle gevallen waarin de ECB een besluit neemt uit hoofde van de artikelen 13 tot en met 15, is het besluit evenredig aan de ernst van het geval van niet-naleving. De ECB kan de NCB’s en alle geaccrediteerde producenten in kennis stellen van het genomen besluit en van de reikwijdte en duur ervan, waarbij tevens wordt aangegeven dat de NCB’s op de hoogte zullen worden gesteld indien een verdere verandering optreedt in de status van de producent.
Artikel 12
Waarschuwingsbeschikking
1. Indien: a) het in artikel 9, lid 4, bedoelde eindrapport ten minste één geval van niet-naleving vaststelt van het in artikel 10, lid 2, beschreven type; en b) dit type van niet-naleving al bij twee gelegenheden is vastgesteld in de loop van de laatste drie op die productielocatie uitgevoerde veiligheidscontroles (ongeacht of deze gevallen dezelfde bepaling in de beveiligingsregels betreffen), geeft de ECB een waarschuwingsbeschikking af aan de producent.
2. Een schriftelijke, op grond van lid 1 afgegeven waarschuwing vermeldt dat, indien zich een verder geval van niet-naleving van het in artikel 10, lid 2, bedoelde type voordoet (ongeacht of een dergelijk geval dezelfde bepaling in de beveiligingsregels betreft als een van de eerdere gevallen van niet-naleving), de ECB een besluit zal nemen op grond van artikel 14.
Artikel 13
Opschorting van volledige veiligheidsaccreditatie met betrekking tot nieuwe opdrachten
Indien het in artikel 9, lid 4, bedoelde eindrapport een geval van niet-naleving vaststelt dat volgens het veiligheidscontroleteam een onmiddellijke en ernstige bedreiging vormt voor de integriteit van eurobankbiljetten of componenten daarvan, maar de producent tijdens de veiligheidscontrole kon aantonen dat geen verlies, diefstal of publicatie van beveiligde euro-items hebben plaatsgevonden, geeft de ECB een beschikking af waarin:
a) |
voor de producent een redelijke termijn wordt vastgesteld om het geval van niet-naleving te verhelpen; |
b) |
de volledige veiligheidsaccreditatie van de producent wordt opgeschort wat betreft zijn vermogen om nieuwe opdrachten voor het beveiligde euro-item in kwestie aan te nemen (waaronder deelname aan tenderprocedures in verband met dat beveiligde euro-item) tot de termijn in punt a) is verstreken, en |
c) |
de ECB vermeldt dat na ommekomst van de termijn in punt a) de volledige veiligheidsaccreditatie van de producent automatisch zal worden ingetrokken tenzij de producent vóór ommekomst van de termijn aan de ECB laat zien dat het geval van niet-naleving is verholpen. |
Artikel 14
Intrekking van volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie
1. In de volgende omstandigheden neemt de ECB een besluit tot intrekking van de volledige veiligheidsaccreditatie van een producent:
a) |
indien het in artikel 9, lid 4, bedoelde eindrapport een geval van niet-naleving van de beveiligingsregels vaststelt dat:
|
b) |
indien
|
2. De ECB neemt een besluit tot intrekking van de tijdelijke veiligheidsaccreditatie van een producent indien:
i) |
er een schending is van artikel 4, lid 4, of |
ii) |
het om een andere reden voor de ECB redelijk is te oordelen dat het gedrag van de producent een gevaar vormt voor de integriteit van eurobankbiljetten als betaalmiddel. |
3. In haar intrekkingsbesluit vermeldt de ECB de datum waarna de producent opnieuw volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie op grond van artikel 5 kan aanvragen.
4. Indien het bezit van beveiligde euro-items door de producent na intrekking een gevaar zou kunnen vormen voor de integriteit van eurobankbiljetten als betaalmiddel, kan de ECB verlangen dat de producent maatregelen neemt, zoals afgifte van gespecificeerde beveiligde euro-items aan de ECB of aan een NCB of vernietiging daarvan, om te verzekeren dat de producent dergelijke beveiligde euro-items niet in bezit heeft nadat de intrekking van kracht wordt.
Artikel 15
Procedure tot opschorting van een beveiligde euroactiviteit in uitzonderlijke omstandigheden
1. In uitzonderlijke omstandigheden, waarin het veiligheidscontroleteam een geval van niet-naleving vaststelt dat het zo ernstig acht dat de integriteit van eurobankbiljetten als betaalmiddel in gevaar zou kunnen komen tenzij onmiddellijke actie wordt ondernomen, kan het veiligheidscontroleteam de desbetreffende beveiligde euroactiviteit met onmiddellijke ingang opschorten. Een dergelijke opschorting is evenredig aan de ernst van het geval van niet-naleving. Het veiligheidscontroleteam kan ook verlangen dat de geaccrediteerde producent de in artikel 14, lid 4, bedoelde maatregelen neemt om te verzekeren dat hij tijdens de opschortingsperiode geen gespecificeerde beveiligde euro-items bezit. De geaccrediteerde producent verschaft informatie aan het veiligheidscontroleteam betreffende elke andere producent die als klant of leverancier indirect door de opschorting wordt getroffen.
2. Zo spoedig mogelijk na een opschorting op grond van lid 1, beoordeelt de ECB de maatregel en neemt ze een besluit zoals bedoeld in de artikelen 12 tot en met 14, of besluit ze dat de opschorting dient te worden opgeheven. Bij het nemen van een dergelijk besluit volgt de ECB de in artikel 11 neergelegde procedure.
Artikel 16
Het ECB-veiligheidsaccreditatieregister
1. De ECB houdt een register van veiligheidsaccreditaties bij. In het register:
a) |
wordt een lijst opgenomen van de producenten aan wie volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie is verleend en de desbetreffende productielocaties; |
b) |
worden met betrekking tot elke productielocatie de beveiligde euroactiviteit en de beveiligde euro-items aangegeven waarvoor volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie is verleend; |
c) |
worden eventuele specifieke voorwaarden op grond van artikel 7, lid 1, onder g), vermeld, en |
d) |
wordt het aflopen van een tijdelijke veiligheidsaccreditatie vastgelegd. |
2. De ECB stelt informatie uit het register beschikbaar aan alle NCB’s en aan overige geaccrediteerde producenten.
3. Indien de ECB een besluit neemt op grond van artikel 13, registreert zij de duur van de maatregel en alle wijzigingen in status aangaande de naam van de producent, de getroffen productielocatie en het betreffende beveiligde euro-item en/of de betreffende beveiligde euroactiviteit.
4. Indien de ECB een besluit neemt uit hoofde van artikel 14, verwijdert ze de naam van de producent, de productielocatie, het beveiligde euro-item en de beveiligde euroactiviteit uit het register.
5. Indien op grond van artikel 15 in uitzonderlijke omstandigheden een beveiligde euroactiviteit wordt opgeschort, informeert de ECB mogelijk getroffen derden-producenten zoals bedoeld in artikel 15, lid 1, over de opschorting en dat verdere informatie betreffende de status van de opgeschorte geaccrediteerde producent zal worden verstrekt nadat de ECB de opschorting heeft beoordeeld en een besluit heeft genomen krachtens artikel 15, lid 2.
AFDELING VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 17
Herzieningsprocedure
1. Indien de ECB een besluit heeft genomen:
i) |
om een verzoek tot initiatie van de veiligheidsaccreditatieprocedure af te wijzen; |
ii) |
om volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie te weigeren; |
iii) |
om tijdelijke veiligheidsaccreditatie te verlenen op een verzoek om volledige veiligheidsaccreditatie, of |
iv) |
krachtens de artikelen 12 tot en met 15, |
kan de producent binnen 30 ECB-werkdagen na van een dergelijk besluit in kennis te zijn gesteld, een schriftelijk verzoek indienen bij de raad van bestuur om het besluit te herzien. De producent vermeldt de redenen van zijn verzoek en voegt alle aanvullende informatie bij.
2. Indien de producent dit expliciet, met opgaaf van redenen, in zijn herzieningsaanvraag verzoekt, kan de raad van bestuur de toepassing van het in herziening zijnde besluit opschorten.
3. De raad van bestuur toetst het besluit in het licht van het verzoek van de producent en stelt de producent binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van een besluit, met vermelding van de redenen voor het besluit.
4. De toepassing van de leden 1 tot en met 3 doet geen afbreuk aan eventuele rechten op grond van de artikelen 230 en 232 van het Verdrag.
Artikel 18
Overeenkomstige wijziging
Artikel 7, lid 1, onder c) van Richtsnoer ECB/2004/18 wordt als volgt vervangen:
„c) |
aan drukkerijen is door de ECB volledige of tijdelijke veiligheidsaccreditatie verleend krachtens Besluit ECB/2008/3 van 15 mei 2008 betreffende procedures voor veiligheidsaccreditatie van producenten van beveiligde euro-items voor eurobankbiljetten en hun bekwaamheid daartoe is bevestigd door de raad van bestuur, handelend naar het oordeel van de directie ten aanzien van de naleving van:
|
Artikel 19
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 2 juni 2008.
Gedaan te Frankfurt am Main, 15 mei 2008.
De President van de ECB
Jean-Claude TRICHET
(1) PB L 320 van 21.10.2004, blz. 21.
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG
30.5.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/35 |
GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/403/GBVB VAN DE RAAD
van 29 mei 2008
houdende wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2007/805/GBVB houdende benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de EU bij de Afrikaanse Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2, tweede streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 6 december 2007 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2007/805/GBVB vastgesteld houdende benoeming van een speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie bij de Afrikaanse Unie (1) voor een periode die loopt tot en met 31 december 2008. |
(2) |
In artikel 5, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2007/805/GBVB werd een financieel referentiebedrag van 1 200 000 EUR voorzien ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) tot en met 31 mei 2008. Dit financieel referentiebedrag moet worden verhoogd met 890 000 EUR ter dekking van de kosten in verband met de resterende periode van het mandaat van de SVEU, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:
Artikel 1
Gemeenschappelijk Optreden 2007/805/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door de volgende tekst: „1. Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 6 december 2007 tot en met 31 december 2008 bedraagt 2 090 000 EUR.”. |
2. |
Artikel 5, lid 4, wordt geschrapt. |
Artikel 2
Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Artikel 3
Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2008.
Voor de Raad
De voorzitter
A. VIZJAK
(1) PB L 323 van 8.12.2007, blz. 45.