ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 127

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
15 mei 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG, Euratom) nr. 420/2008 van de Raad van 14 mei 2008 tot aanpassing met ingang van 1 juli 2007 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

1

 

 

Verordening (EG) nr. 421/2008 van de Commissie van 14 mei 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

7

 

 

Verordening (EG) nr. 422/2008 van de Commissie van 14 mei 2008 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 5 mei tot en met 9 mei 2008 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

9

 

*

Verordening (EG) nr. 423/2008 van de Commissie van 8 mei 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procedés en behandelingen (Gecodificeerde versie)

13

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

Commissie

 

 

2008/367/EG

 

*

Besluit nr. 2/2007 van het Gemengd Comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland, opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, van 15 december 2007, tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer

58

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2008/368/GBVB van de Raad van 14 mei 2008 ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

78

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2008/369/GBVB van de Raad van 14 mei 2008 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/440/GBVB

84

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

15.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/1


VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 420/2008 VAN DE RAAD

van 14 mei 2008

tot aanpassing met ingang van 1 juli 2007 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en met name op artikel 13,

Gelet op het Statuut van de ambtenaren en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (1), en met name op de artikelen 63, 65 en 82 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede op artikel 20, eerste alinea, en de artikelen 64 en 92 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Italië heeft naar aanleiding van de in december 2007 goedgekeurde nationale wet meegedeeld dat de nettobezoldiging van ambtenaren bij de centrale overheid met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2007 wordt verhoogd. Dit valt in de referentieperiode van 1 juli 2006 tot 1 juli 2007, waardoor Eurostat de specifieke indicator voor de referentieperiode heeft gewijzigd.

(2)

Omdat die gegevens niet beschikbaar waren toen de Commissie het voorstel voor de referentieperiode van 1 juli 2006 tot 1 juli 2007 indiende, kon in Verordening (EG, Euratom) nr. 1558/2007 van de Raad, die op basis van dat voorstel werd aangenomen, geen rekening worden gehouden met de stijging van de Italiaanse overheidssalarissen.

(3)

Om ervoor te zorgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren in de lidstaten, dienen de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen in het kader van een aanvullend onderzoek te worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2007 wordt in artikel 66 van het Statuut, de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassing is voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door de volgende tabel:

1.7.2007

Salaristrap

Rang

1

2

3

4

5

16

15 824,35

16 489,31

17 182,21

 

 

15

13 986,08

14 573,79

15 186,20

15 608,71

15 824,35

14

12 361,36

12 880,80

13 422,07

13 795,49

13 986,08

13

10 925,38

11 384,48

11 862,87

12 192,91

12 361,36

12

9 656,21

10 061,97

10 484,79

10 776,50

10 925,38

11

8 534,47

8 893,10

9 266,80

9 524,62

9 656,21

10

7 543,05

7 860,02

8 190,31

8 418,17

8 534,47

9

6 666,80

6 946,94

7 238,86

7 440,26

7 543,05

8

5 892,33

6 139,94

6 397,95

6 575,95

6 666,80

7

5 207,84

5 426,68

5 654,72

5 812,04

5 892,33

6

4 602,86

4 796,28

4 997,82

5 136,87

5 207,84

5

4 068,16

4 239,11

4 417,24

4 540,14

4 602,86

4

3 595,57

3 746,66

3 904,10

4 012,72

4 068,16

3

3 177,89

3 311,43

3 450,58

3 546,58

3 595,57

2

2 808,72

2 926,75

3 049,73

3 134,58

3 177,89

1

2 482,44

2 586,76

2 695,45

2 770,45

2 808,72

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de toelage bij ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 42 bis, tweede en derde alinea, van het Statuut 852,74 EUR, en die voor alleenstaande ouders 1 136,98 EUR.

Artikel 3

Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt het basisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 159,49 EUR.

Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de kindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 348,50 EUR.

Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 236,46 EUR.

Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de schooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut 85,14 EUR.

Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt het minimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut 472,70 EUR.

Artikel 4

Met ingang van 1 januari 2008 wordt de kilometervergoeding als bedoeld in artikel 8, lid 2, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut als volgt aangepast:

 

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km;

 

0,3545 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km;

 

0,5908 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km;

 

0,3545 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km;

 

0,1181 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km;

 

0,0569 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km;

 

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat boven de 10 000 km ligt.

Aan deze vergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

177,22 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt;

354,41 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 450 km bedraagt.

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde dagvergoeding:

36,63 EUR voor ambtenaren die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

29,53 EUR voor ambtenaren die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 6

Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

1 042,85 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

620,08 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 7

Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 1 250,67 EUR en het maximumbedrag op 2 501,35 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1 136,98 EUR.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2007 wordt de in artikel 63 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

1.7.2007

 

Salaristrap

Categorie

Groep

1

2

3

4

A

I

6 374,10

7 163,65

7 953,20

8 742,75

II

4 626,21

5 077,00

5 527,79

5 978,58

III

3 887,62

4 060,79

4 233,96

4 407,13

B

IV

3 734,56

4 100,17

4 465,78

4 831,39

V

2 933,43

3 126,80

3 320,17

3 513,54

C

VI

2 789,91

2 954,16

3 118,41

3 282,66

VII

2 497,07

2 582,03

2 666,99

2 751,95

D

VIII

2 256,96

2 389,89

2 522,82

2 655,75

IX

2 173,54

2 203,82

2 234,10

2 264,38

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2007 wordt de in artikel 93 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

Functie-groep

1.7.2007

Salaristrap

Rang

1

2

3

4

5

6

7

IV

18

5 455,05

5 568,49

5 684,30

5 802,51

5 923,17

6 046,35

6 172,09

17

4 821,32

4 921,58

5 023,93

5 128,40

5 235,05

5 343,92

5 455,05

16

4 261,20

4 349,82

4 440,28

4 532,62

4 626,88

4 723,10

4 821,32

15

3 766,16

3 844,48

3 924,43

4 006,04

4 089,35

4 174,39

4 261,20

14

3 328,63

3 397,85

3 468,51

3 540,64

3 614,28

3 689,44

3 766,16

13

2 941,93

3 003,11

3 065,56

3 129,31

3 194,39

3 260,82

3 328,63

III

12

3 766,10

3 844,42

3 924,36

4 005,97

4 089,27

4 174,31

4 261,11

11

3 328,60

3 397,82

3 468,48

3 540,60

3 614,23

3 689,38

3 766,10

10

2 941,92

3 003,10

3 065,55

3 129,30

3 194,37

3 260,80

3 328,60

9

2 600,17

2 654,24

2 709,43

2 765,77

2 823,29

2 881,99

2 941,92

8

2 298,11

2 345,90

2 394,68

2 444,48

2 495,31

2 547,20

2 600,17

II

7

2 600,10

2 654,18

2 709,39

2 765,74

2 823,27

2 881,99

2 941,93

6

2 297,99

2 345,79

2 394,58

2 444,38

2 495,22

2 547,12

2 600,10

5

2 030,98

2 073,23

2 116,35

2 160,37

2 205,30

2 251,17

2 297,99

4

1 795,00

1 832,33

1 870,45

1 909,35

1 949,06

1 989,60

2 030,98

I

3

2 211,30

2 257,19

2 304,04

2 351,86

2 400,67

2 450,49

2 501,35

2

1 954,88

1 995,46

2 036,87

2 079,14

2 122,29

2 166,34

2 211,30

1

1 728,20

1 764,07

1 800,68

1 838,05

1 876,20

1 915,14

1 954,88

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 94 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op:

784,40 EUR voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

465,05 EUR voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 938,01 EUR en het maximumbedrag op 1 876,01 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 852,74 EUR.

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2007 worden de toeslagen voor continu- of ploegendienst als bedoeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 (2) vastgesteld op 357,45 EUR, 539,51 EUR, 589,88 EUR en 804,20 EUR.

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2007 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad (3) genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 5,159819.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2007 wordt de tabel in artikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut vervangen door de hiernavolgende tabel:

1.7.2007

Salaristrap

Rang

1

2

3

4

5

6

7

8

16

15 824,35

16 489,31

17 182,21

17 182,21

17 182,21

17 182,21

 

 

15

13 986,08

14 573,79

15 186,20

15 608,71

15 824,35

16 489,31

 

 

14

12 361,36

12 880,80

13 422,07

13 795,49

13 986,08

14 573,79

15 186,20

15 824,35

13

10 925,38

11 384,48

11 862,87

12 192,91

12 361,36

 

 

 

12

9 656,21

10 061,97

10 484,79

10 776,50

10 925,38

11 384,48

11 862,87

12 361,36

11

8 534,47

8 893,10

9 266,80

9 524,62

9 656,21

10 061,97

10 484,79

10 925,38

10

7 543,05

7 860,02

8 190,31

8 418,17

8 534,47

8 893,10

9 266,80

9 656,21

9

6 666,80

6 946,94

7 238,86

7 440,26

7 543,05

 

 

 

8

5 892,33

6 139,94

6 397,95

6 575,95

6 666,80

6 946,94

7 238,86

7 543,05

7

5 207,84

5 426,68

5 654,72

5 812,04

5 892,33

6 139,94

6 397,95

6 666,80

6

4 602,86

4 796,28

4 997,82

5 136,87

5 207,84

5 426,68

5 654,72

5 892,33

5

4 068,16

4 239,11

4 417,24

4 540,14

4 602,86

4 796,28

4 997,82

5 207,84

4

3 595,57

3 746,66

3 904,10

4 012,72

4 068,16

4 239,11

4 417,24

4 602,86

3

3 177,89

3 311,43

3 450,58

3 546,58

3 595,57

3 746,66

3 904,10

4 068,16

2

2 808,72

2 926,75

3 049,73

3 134,58

3 177,89

3 311,43

3 450,58

3 595,57

1

2 482,44

2 586,76

2 695,45

2 770,45

2 808,72

 

 

 

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2007 worden de bedragen van de in artikel 14 van bijlage XIII bij het Statuut bedoelde kindertoelage als volgt vastgesteld:

1.7.2007-31.12.2007

320,54 EUR

1.1.2008-31.12.2008

334,51 EUR

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2007 worden de bedragen van de in artikel 15 van bijlage XIII bij het Statuut bedoelde schooltoelage als volgt vastgesteld:

1.7.2007-31.8.2007

51,07 EUR

1.9.2007-31.8.2008

68,10 EUR

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2007 wordt, voor de toepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding genoemd in artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

123,31 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C4 en C5;

189,06 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 en C3.

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BAJUK


(1)  PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1558/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 1).

(2)  Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1558/2007.

(3)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1558/2007.


15.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/7


VERORDENING (EG) Nr. 421/2008 VAN DE COMMISSIE

van 14 mei 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 mei 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 14 mei 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

50,7

TN

111,0

TR

105,3

ZZ

89,0

0707 00 05

EG

167,2

JO

196,3

MK

40,9

TR

163,9

ZZ

142,1

0709 90 70

TR

124,2

ZZ

124,2

0805 10 20

EG

44,5

IL

59,9

MA

50,9

TN

52,0

TR

55,2

US

49,8

ZZ

52,1

0805 50 10

AR

151,8

MK

58,7

TR

147,5

US

129,7

ZA

131,1

ZZ

123,8

0808 10 80

AR

93,2

BR

80,4

CA

95,7

CL

91,0

CN

87,7

MK

65,0

NZ

109,3

US

116,4

UY

76,3

ZA

79,5

ZZ

89,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


15.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/9


VERORDENING (EG) Nr. 422/2008 VAN DE COMMISSIE

van 14 mei 2008

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 5 mei tot en met 9 mei 2008 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2), en met name op artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de periode van 5 mei tot en met 9 mei 2008 zijn bij de bevoegde autoriteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 950/2006 of Verordening (EG) nr. 1832/2006 van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië (3), invoercertificaataanvragen ingediend voor een totale hoeveelheid die gelijk is aan of groter is dan de voor volgnummer 09.4337 (2008-2009) beschikbare hoeveelheid.

(2)

In dergelijke omstandigheden dient de Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast te stellen aan de hand waarvan naar rata van de beschikbare hoeveelheid certificaten kunnen worden afgegeven, en dient zij aan de lidstaten te melden dat de betrokken maximumhoeveelheid is bereikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De certificaten met betrekking tot de invoercertificaataanvragen die in de periode van 5 mei tot en met 9 mei 2008 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 of artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1832/2006 zijn ingediend, worden afgegeven met inachtneming van de in de bijlage bij de onderhavige verordening aangegeven maximumhoeveelheden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 van de Commissie (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EEG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 371/2007 (PB L 92 van 3.4.2007, blz. 6).

(3)  PB L 354 van 14.12.2006, blz. 8.


BIJLAGE

ACS-Indiase suiker

Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 5.5.2008-9.5.2008 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

100

 

09.4332

Belize

0

bereikt

09.4333

Ivoorkust

100

 

09.4334

Republiek Congo

100

 

09.4335

Fidji

100

 

09.4336

Guyana

100

 

09.4337

India

0

bereikt

09.4338

Jamaica

100

 

09.4339

Kenia

100

 

09.4340

Madagaskar

100

 

09.4341

Malawi

100

 

09.4342

Mauritius

100

 

09.4343

Mozambique

0

bereikt

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

100

 

09.4347

Tanzania

100

 

09.4348

Trinidad en Tobago

100

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

100

 

09.4351

Zimbabwe

100

 


ACS-Indiase suiker

Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2008/2009

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 5.5.2008-9.5.2008 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4331

Barbados

 

09.4332

Belize

100

 

09.4333

Ivoorkust

 

09.4334

Republiek Congo

 

09.4335

Fidji

 

09.4336

Guyana

 

09.4337

India

100

bereikt

09.4338

Jamaica

 

09.4339

Kenia

 

09.4340

Madagaskar

 

09.4341

Malawi

 

09.4342

Mauritius

 

09.4343

Mozambique

100

 

09.4344

Saint Kitts en Nevis

 

09.4345

Suriname

 

09.4346

Swaziland

 

09.4347

Tanzania

 

09.4348

Trinidad en Tobago

 

09.4349

Oeganda

 

09.4350

Zambia

 

09.4351

Zimbabwe

 


Aanvullende suiker

Titel V van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 5.5.2008-9.5.2008 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4315

India

100

 

09.4316

Ondertekenaars van het ACS-protocol

100

 


Suiker CXL-concessies

Titel VI van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 5.5.2008-9.5.2008 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4317

Australië

0

bereikt

09.4318

Brazilië

0

bereikt

09.4319

Cuba

0

bereikt

09.4320

Andere derde landen

0

bereikt


Balkansuiker

Titel VII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Betrokken land

Te leveren percentage van de voor de week van 5.5.2008-9.5.2008 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4324

Albanië

100

 

09.4325

Bosnië en Herzegovina

0

bereikt

09.4326

Servië, Montenegro en Kosovo

100

 

09.4327

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

100

 

09.4328

Kroatië

100

 


Suiker voor uitzonderlijke en voor industriële invoer

Titel VIII van Verordening (EG) nr. 950/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 5.5.2008-9.5.2008 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4380

Uitzonderlijke invoer

 

09.4390

Industriële invoer

 


Invoer van suiker in het kader van de voor Bulgarije en Roemenië geopende overgangstariefcontingenten

Hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1832/2006

Verkoopseizoen 2007/2008

Volgnummer

Type invoer

Te leveren percentage van de voor de week van 5.5.2008-9.5.2008 aangevraagde hoeveelheden

Maximumhoeveelheid

09.4365

Bulgarije

0

bereikt

09.4366

Roemenië

100

 


15.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/13


VERORDENING (EG) Nr. 423/2008 VAN DE COMMISSIE

van 8 mei 2008

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procedés en behandelingen

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op de artikelen 46 en 80,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Commissie van 24 juli 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 houdende gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procedés en behandelingen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

In hoofdstuk I van titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en in verscheidene bijlagen bij die verordening worden algemene voorschriften vastgesteld inzake oenologische behandelingen en procedés en wordt voor het overige verwezen naar door de Commissie vast te stellen uitvoeringsbepalingen.

(3)

Zowel voor de marktdeelnemers in de Gemeenschap als voor met de toepassing van de Gemeenschapsvoorschriften belaste overheden is het dienstig dat al deze voorschriften in een communautaire regeling inzake oenologische procedés en behandelingen zijn samengebracht.

(4)

Deze communautaire regeling moet uitsluitend de door de Raad in Verordening (EG) nr. 1493/1999 uitdrukkelijk genoemde uitvoeringsbepalingen bevatten. Voor het overige moeten de uit de artikelen 28 en volgende van het Verdrag voortvloeiende voorschriften volstaan om het vrije verkeer van wijnbouwproducten, wat het oenologische aspect betreft, mogelijk te maken.

(5)

Daarnaast dient gepreciseerd te worden dat deze regeling bijzondere voorschriften op andere gebieden onverlet laat. Dergelijke bijzondere voorschriften kunnen met name in het kader van het levensmiddelenrecht van toepassing zijn of worden ingevoerd.

(6)

Op grond van artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 mogen ook andere druiven dan die van rassen die in de overeenkomstig artikel 19 opgestelde indeling als wijndruivenras zijn ingedeeld, of daaruit verkregen producten, in de Gemeenschap worden gebruikt voor de bereiding van de in dat lid genoemde producten. De lijst van rassen waarvoor deze uitzondering geldt, moet worden opgesteld.

(7)

Op grond van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 moet de lijst worden opgesteld van de in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitslikeurwijnen (v.l.q.p.r.d.) waarvoor specifieke productievoorschriften mogen worden toegepast. Om de producten gemakkelijker te kunnen identificeren en het intracommunautaire handelsverkeer te vergemakkelijken, moet de aanduiding van het product, zoals vastgesteld in de Gemeenschapswetgeving of eventueel in de nationale wetgeving, worden vermeld.

(8)

Op grond van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 moeten ook de gebruikslimieten en -voorwaarden voor bepaalde stoffen worden vastgesteld.

(9)

Naar aanleiding van door twee lidstaten verrichte experimenten met betrekking tot het gebruik van lysozym bij de wijnbereiding, is gebleken dat de toevoeging van deze stof zeer belangrijk is voor het stabiliseren van wijn en een kwaliteitswijn met een laag gehalte aan zwavelzuur oplevert. Het gebruik ervan moet dus worden toegestaan, waarbij grenswaarden dienen te worden vastgesteld die aan de tijdens de experimenten gebleken technologische behoeften beantwoorden.

(10)

Op grond van artikel 44 van Verordening (EEG) nr. 337/79 van de Raad (4), zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3307/85 (5), is met ingang van 1 september 1986 het maximaal toegestane totale zwaveldioxidegehalte van wijn andere dan mousserende wijn, likeurwijn en een aantal kwaliteitswijnen, met 15 mg per liter verlaagd. Om bij de afzet van die wijn moeilijkheden als gevolg van deze wijziging in de productievoorschriften te voorkomen, werd toegestaan dat na deze datum wijn van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van Portugal, die vóór die datum geproduceerd was, en gedurende een overgangsperiode van één jaar na die datum wijn van oorsprong uit derde landen en uit Portugal, voor rechtstreekse menselijke consumptie werd aangeboden, wanneer het totale zwaveldioxidegehalte in overeenstemming was met de vóór 1 september 1986 geldende voorschriften van de Gemeenschap, en, in voorkomend geval, met de vóór die datum geldende Spaanse voorschriften. Deze maatregel moet worden verlengd, omdat er nog voorraden van die wijn kunnen zijn.

(11)

Krachtens de artikelen 12 en 16 van Verordening (EEG) nr. 358/79 van de Raad van 5 februari 1979 betreffende de in de Gemeenschap vervaardigde mousserende wijnen omschreven in punt 13 van bijlage II van Verordening (EEG) nr. 337/79 (6) is met ingang van 1 september 1986 het maximaal toegestane totale zwaveldioxidegehalte van mousserende wijn, mousserende kwaliteitswijn en in bepaalde gebieden voortgebrachte mousserende kwaliteitswijn met 15 mg per liter verlaagd. Op grond van artikel 22, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 358/79 mocht mousserende wijn van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van Portugal, zolang de voorraad strekte, worden afgezet, voor zover deze bereid was overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 358/79 in de vóór 1 september 1986 geldende versie. Voor ingevoerde mousserende wijn en voor mousserende wijn van oorsprong uit Spanje en Portugal die vóór 1 september 1986 bereid is, moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld om moeilijkheden bij de afzet van deze producten te voorkomen. Ook moet worden toegestaan dat deze producten gedurende een overgangsperiode na die datum worden aangeboden, wanneer het totale zwaveldioxidegehalte ervan in overeenstemming is met de vóór 1 september 1986 geldende communautaire voorschriften.

(12)

In bijlage V, punt B.1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt het gehalte aan vluchtige zuren voor wijn vastgesteld. Voor bepaalde v.q.p.r.d.'s en bepaalde tafelwijnen met een geografische aanduiding of een totaal alcoholvolumgehalte van ten minste 13 %, kunnen echter uitzonderingen worden toegestaan. Een aantal wijnen uit Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk die tot deze categorieën behoren, hebben wegens de bijzondere bereidingsmethode en het hoge alcoholgehalte, een hoger gehalte aan vluchtige zuren dan in de genoemde bijlage V is bepaald. Voor die wijnen moet van punt B.1 van de genoemde bijlage V worden afgeweken, om hun verdere bereiding mogelijk te maken volgens de traditionele methoden waardoor zij hun kenmerkende eigenschappen verkrijgen.

(13)

Overeenkomstig bijlage V, punt D.3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 moeten de wijngebieden worden aangegeven waar toevoeging van sacharose van oudsher geschiedt overeenkomstig de op 8 mei 1970 geldende wetgeving.

(14)

Door de beperkte schaal van de wijnbouw in Luxemburg kunnen de bevoegde instanties alle partijen wijn stelselmatig door middel van analyses controleren. Zolang deze toestand blijft bestaan, behoeft een voorgenomen verrijking niet te worden gemeld.

(15)

Op grond van bijlage V, punt G.5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 moet elke verrijking, aanzuring en ontzuring bij de bevoegde autoriteiten worden gemeld. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheden suiker, geconcentreerde en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost welke in het bezit zijn van de natuurlijke of rechtspersonen die deze bewerkingen uitvoeren. Deze meldingen hebben ten doel een controle op de betrokken bewerkingen mogelijk te maken. Het is derhalve noodzakelijk dat de meldingen worden gericht aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de bewerking zal plaatsvinden, dat deze meldingen zo nauwkeurig mogelijk zijn en dat zij binnen een termijn die voor een doeltreffende controle geschikt is bij de bevoegde autoriteit binnenkomen wanneer het een verhoging van het alcoholgehalte betreft. Bij aanzuring of ontzuring is een controle achteraf voldoende. Om deze redenen en voor een vlottere administratie dient te worden toegestaan dat de meldingen, behalve de eerste van het wijnoogstjaar, in de vorm van een bijwerking van de regelmatig door de bevoegde autoriteit gecontroleerde registers geschieden.

(16)

In bijlage V, punt F.1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 worden voorschriften voor het verzoeten van wijn vastgesteld. Deze voorschriften hebben met name betrekking op tafelwijn. Overeenkomstig bijlage VI, punt G.2, van die verordening gelden zij ook voor v.q.p.r.d..

(17)

Het verzoeten van wijn mag niet leiden tot een verrijking boven de in bijlage V, punt C, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 aangegeven grenzen. Met het oog daarop zijn bijzondere voorschriften vastgesteld in bijlage V, punt F.1, van die verordening. Bovendien zijn controlemaatregelen onontbeerlijk om de inachtneming van de betrokken voorschriften te waarborgen.

(18)

Met name met het oog op de doelmatigheid van de controles is het dienstig dat het verzoeten uitsluitend in het productiestadium of in een stadium dat zo dicht mogelijk bij dat van de productie ligt, wordt uitgevoerd. Derhalve moet het verzoeten tot het productie- en het groothandelsstadium worden beperkt.

(19)

De controle-instantie moet van tevoren worden gewaarschuwd dat de bewerking zal plaatsvinden. Hiertoe dient te worden bepaald dat eenieder die van plan is wijn te verzoeten, de controle-instantie daarvan middels een schriftelijke melding in kennis stelt. Er kan echter een soepeler regeling worden getroffen wanneer het verzoeten gewoonlijk of voortdurend door een bepaalde onderneming wordt verricht.

(20)

Deze melding heeft ten doel een controle op de betrokken bewerking mogelijk te maken. Derhalve moeten de meldingen worden gericht aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de bewerking plaatsvindt, moeten zij zo nauwkeurig mogelijk zijn en moeten zij vóór de bewerking in het bezit van de bevoegde instantie zijn.

(21)

Voor een doelmatige controle moeten de hoeveelheden druivenmost of geconcentreerde druivenmost die vóór het verzoeten in het bezit van de betrokkenen zijn, worden aangegeven. Deze aangifte heeft echter slechts waarde indien zij gekoppeld is aan de verplichting tot het voeren van een boekhouding van de ontvangen en afgeleverde hoeveelheden producten die voor de bewerking gebruikt worden.

(22)

Ter voorkoming van het gebruik van sacharose voor het verzoeten van likeurwijn dient te worden toegestaan dat hiervoor naast geconcentreerde druivenmost, ook gerectificeerde geconcentreerde druivenmost wordt gebruikt.

(23)

Versnijding is een algemeen gangbaar oenologisch procedé waarvoor, wegens de gevolgen die het kan hebben, regels moeten worden vastgesteld, met name om misbruik te voorkomen.

(24)

Voor wijnen en most uit eenzelfde wijnbouwgebied van de Gemeenschap of eenzelfde productiegebied van een derde land is de aanduiding van de geografische herkomst of van het wijnstokras van groot belang voor de handelswaarde van deze producten. Derhalve moet ook als versnijding worden beschouwd de vermenging van wijnen of van most van druiven uit eenzelfde gebied, maar uit verschillende geografische delen daarvan, alsmede de vermenging van wijnen of van most van druiven van verschillende wijnstokrassen of oogstjaren wanneer aanduidingen dienaangaande zijn opgenomen in de omschrijving van het uit deze bewerking verkregen product.

(25)

De lidstaten moet worden toegestaan voor een bepaalde duur en bij wijze van proef oenologische procedés of behandelingen toe te passen die niet vermeld zijn in Verordening (EG) nr. 1493/1999.

(26)

In artikel 46, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is het gebruik voorgeschreven van analysemethoden waarmee de samenstelling van de in artikel 1 van die verordening bedoelde producten kan worden bepaald en van voorschriften waardoor kan worden vastgesteld of deze producten behandelingen hebben ondergaan die in strijd zijn met de toegelaten oenologische procedés.

(27)

In bijlage VI, punt J.1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt een analytisch onderzoek voorgeschreven dat ten minste betrekking heeft op de waarden van de in punt J.3 van die bijlage opgesomde kenmerkende factoren van de betrokken v.q.p.r.d..

(28)

Om de gegevens op de documenten betreffende de producten te kunnen controleren, moeten uniforme analysemethoden worden vastgesteld zodat nauwkeurige en vergelijkbare gegevens worden verkregen. Deze methoden moeten derhalve verplicht worden gesteld voor elke handelstransactie en elke controle. Met het oog op de controles en gezien de beperkte mogelijkheden van de handel moet echter nog voor een korte tijd de toepassing van een aantal gangbare werkwijzen worden toegestaan waarmee de verlangde relevante waarden snel en met voldoende zekerheid kunnen worden verkregen.

(29)

De communautaire analysemethoden in de wijnsector zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 van de Commissie (7). Wegens de deugdelijkheid van de daarin beschreven methoden moet deze verordening van kracht blijven, met uitzondering van de daarin beschreven gebruikelijke methoden die na verloop van tijd zullen wegvallen.

(30)

Het Comité van beheer voor wijn heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Onverminderd de algemene bepalingen op het gebied van het levensmiddelenrecht, zijn de voorschriften van de Gemeenschap inzake oenologische behandelingen en procedés die welke zijn vastgesteld in hoofdstuk I van titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 en in de bijlagen bij die verordening, alsmede in deze regeling.

Deze regeling omvat de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 met name die betreffende de bij de wijnbereiding gebruikte producten (titel I) en de door de Gemeenschap toegelaten oenologische behandelingen en procedés (titels II en III).

TITEL I

VOORSCHRIFTEN VOOR BEPAALDE CATEGORIEËN DRUIVEN EN DRUIVENMOST

Artikel 2

Gebruik van druiven van bepaalde niet-toegelaten rassen

1.   De bereiding van wijn uit druiven van rassen die uitsluitend als tafeldruivenras zijn ingedeeld, is verboden.

2.   In afwijking van artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 mogen in de Gemeenschap druiven van de in bijlage I bij deze verordening vermelde rassen worden gebruikt voor de bereiding van de in dat lid genoemde producten.

Artikel 3

Gebruik van bepaalde producten die niet het natuurlijke alcohol-volumegehalte bezitten voor de productie van mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuur is toegevoegd of parelwijn waaraan koolzuur is toegevoegd

De jaren waarin producten uit de wijnbouwzones A en B die wegens slechte weersomstandigheden niet het voor de betrokken wijnbouwzone vastgestelde minimumalcohol-volumegehalte bezitten, onder de in artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bepaalde voorwaarden gebruikt mogen worden voor de productie van mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuur is toegevoegd of parelwijn waaraan koolzuur is toegevoegd, zijn vastgesteld in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Gebruik van druivenmost van bepaalde druivenrassen voor de bereiding van aromatische mousserende kwaliteitswijn en aromatische v.m.q.p.r.d., alsmede afwijkingen daarvan

1.   De lijst van druivenrassen waarvan de druivenmost of de gedeeltelijk gegiste druivenmost gebruikt moet worden voor de cuvée voor de bereiding van aromatische mousserende kwaliteitswijn en aromatische v.m.q.p.r.d. overeenkomstig bijlage V, punt I.3, onder a), en bijlage VI, punt K.10, onder a), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is opgenomen in bijlage III deel A, bij deze verordening.

2.   De in bijlage V, punt I.3, onder a), en bijlage VI, punt K.10, onder a), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde afwijkingen betreffende druivenrassen en producten voor de samenstelling van de cuvée zijn vastgesteld in bijlage III, deel B, bij deze verordening.

TITEL II

OENOLOGISCHE PROCEDÉS EN BEHANDELINGEN

HOOFDSTUK I

Maxima en voorwaarden voor het gebruik van bepaalde voor de wijnbereiding toegestane stoffen

Artikel 5

Grenswaarden voor het gebruik van bepaalde stoffen

De in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 bepaalde stoffen die voor de wijnbereiding zijn toegestaan, mogen slechts binnen de in bijlage IV bij deze verordening aangegeven grenswaarden worden gebruikt.

Artikel 6

Specificaties met betrekking tot de zuiverheid en de identiteit van de bij de oenologische procedés te gebruiken stoffen

De in artikel 46, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde specificaties met betrekking tot de zuiverheid en de identiteit van bij de oenologische procedés te gebruiken stoffen, zijn die welke zijn vastgesteld bij Richtlijn 96/77/EG van de Commissie (8). In voorkomend geval worden de zuiverheidscriteria aangevuld met de bij deze verordening vastgestelde specifieke voorschriften.

Artikel 7

Calciumtartraat

Het gebruik van calciumtartraat overeenkomstig bijlage IV, punt 3, onder v), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 om het neerslaan van wijnsteen te bevorderen, is slechts toegestaan wanneer de stof beantwoordt aan de voorschriften van bijlage V bij deze verordening.

Artikel 8

Wijnsteenzuur

1.   Het gebruik van wijnsteenzuur overeenkomstig bijlage IV, punt 1, onder m), en punt 3, onder l), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan voor producten:

a)

die verkregen zijn uit druiven van de wijnstokrassen Elbling en Riesling; en

b)

die verkregen zijn uit druiven die geoogst zijn in de onderstaande wijnbouwgebieden van het noordelijke gedeelte van wijnbouwzone A:

Ahr,

Rheingau,

Mittelrhein,

Mosel,

Nahe,

Rheinhessen,

Pfalz,

Moselle luxembourgeoise.

2.   Overeenkomstig bijlage IV, punt 1, onder l) en m), en punt 3, onder k) en l), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 gebruikt wijnsteenzuur, ook L-wijnsteenzuur geheten, moet van agrarische oorsprong zijn, en meer in het bijzonder door extractie uit wijnbouwproducten verkregen zijn. Het moet ook voldoen aan de in Richtlijn 96/77/EG vastgestelde zuiverheidseisen.

Artikel 9

Hars van Aleppo-pijnbomen

1.   Het gebruik van hars van Aleppo-pijnbomen overeenkomstig bijlage IV, punt 1, onder n), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan ter verkrijging van „retsina”-tafelwijn. Dit oenologische procedé mag uitsluitend worden toegepast:

a)

op het geografische grondgebied van Griekenland;

b)

op druivenmost die is verkregen uit druiven waarvan de rassen met het productie- en het wijnbereidingsgebied in de op 31 december 1980 geldende Griekse voorschriften zijn bepaald;

c)

door toevoeging van een hoeveelheid hars van ten hoogste 1 000 gram per hectoliter behandeld product, en vóór de gisting, of voor zover het effectieve alcohol-volumegehalte niet hoger is dan een derde van het totale alcohol-volumegehalte, gedurende de gisting.

2.   Indien Griekenland voornemens, de in lid 1, onder b), genoemde voorschriften te wijzigen, stelt het de Commissie daarvan in kennis. Wanneer de Commissie niet binnen twee maanden na deze kennisgeving reageert, mag Griekenland de betrokken wijzigingen doorvoeren.

Artikel 10

Betaglucanase

Het gebruik van betaglucanase overeenkomstig bijlage IV, punt 1, onder j), en punt 3, onder m), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan wanneer deze stof beantwoordt aan de voorschriften van bijlage VI bij deze verordening.

Artikel 11

Melkzuurbacteriën

Het gebruik van melkzuurbacteriën overeenkomstig bijlage IV, punt 1, onder q), en punt 3, onder z), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan wanneer zij beantwoorden aan de voorschriften van bijlage VII bij deze verordening.

Artikel 12

Lysozym

Het gebruik van lysozym overeenkomstig bijlage IV, punt 1, onder r), en punt 3, onder z bis), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan wanneer deze stof beantwoordt aan de voorschriften van bijlage VIII bij deze verordening.

Artikel 13

Ionenwisselende harsen

De ionenwisselende harsen die overeenkomstig bijlage IV, punt 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 gebruikt mogen worden, zijn sulfonzuur- of ammoniumgroepen bevattende copolymeren van styreen of van divinylbenzeen. Zij moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9) en met de communautaire en nationale voorschriften die ter uitvoering van die verordening zijn vastgesteld. Bovendien mogen zij bij de controle aan de hand van de in bijlage IX bij deze verordening beschreven analysemethode in ieder van de genoemde oplosmiddelen niet meer dan 1 mg/l organische stoffen afgeven. De regeneratie ervan moet worden verricht met stoffen die voor de bereiding van levensmiddelen zijn toegelaten.

Deze stoffen mogen slechts worden gebruikt onder toezicht van een oenoloog of een technicus en in installaties, erkend door de autoriteiten van de lidstaat waar de harsen worden gebruikt. Deze autoriteiten bepalen de taak en de verantwoordelijkheid van de erkende oenologen en technici.

Artikel 14

Kaliumferrocyanide

Het gebruik van kaliumferrocyanide overeenkomstig bijlage IV, punt 3, onder p), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan indien deze behandelingen worden uitgevoerd onder toezicht van een oenoloog of een technicus die is erkend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar deze behandeling plaatsvindt en wiens verantwoordelijkheid eventueel door de betrokken lidstaat nader is bepaald.

Na de behandeling met kaliumferrocyanide moeten in wijn sporen van ijzer aanwezig zijn.

Voor de controle op het gebruik van het in dit artikel bedoelde product gelden de door de lidstaten vastgestelde bepalingen.

Artikel 15

Calciumfitaat

Het gebruik van calciumfitaat overeenkomstig bijlage IV, punt 3, onder p), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan indien de bedoelde behandelingen worden uitgevoerd onder toezicht van een oenoloog of een technicus die is erkend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar deze behandeling plaatsvindt en wiens verantwoordelijkheid eventueel door de betrokken lidstaat nader is bepaald.

Na de behandeling met calciumfitaat moeten in wijn sporen van ijzer aanwezig zijn.

Voor de controle op het gebruik van het in dit artikel bedoelde product gelden de door de lidstaten vastgestelde bepalingen.

Artikel 16

DL-wijnsteenzuur

Het gebruik van DL-wijnsteenzuur overeenkomstig bijlage IV, punt 3, onder s), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is slechts toegestaan indien de bedoelde behandelingen worden uitgevoerd onder toezicht van een oenoloog of een technicus die is erkend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar deze behandeling plaatsvindt en wiens verantwoordelijkheid eventueel door de betrokken lidstaat nader is bepaald.

Voor de controle op het gebruik van het in dit artikel bedoelde product gelden de door de lidstaten vastgestelde bepalingen.

Artikel 17

Dimethyldicarbonaat

De toevoeging van dimethyldicarbonaat, als bedoeld in bijlage IV, punt 3, onder z quater), van Verordening (EG) nr. 1493/1999, mag slechts plaatsvinden met inachtneming van de grenswaarden die zijn vastgesteld in bijlage IV bij deze verordening en op voorwaarde dat wordt voldaan aan de voorschriften van bijlage X bij deze verordening.

Artikel 18

Behandeling door elektrodialyse

Behandeling door elektrodialyse overeenkomstig bijlage IV, punt 4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 om de wijnsteen in wijn te stabiliseren, is slechts toegestaan wanneer deze plaatsvindt overeenkomstig de voorschriften van bijlage XI bij deze verordening.

Artikel 19

Urease

Het gebruik van urease overeenkomstig bijlage IV, punt 4, onder c), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 om het ureamgehalte van de wijn te verlagen, is slechts toegestaan wanneer deze beantwoordt aan de voorschriften en zuiverheidseisen van bijlage XII.

Artikel 20

Toevoer van zuurstof

Voor de toevoer van zuurstof overeenkomstig bijlage IV, punt 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 moet zuivere gasvormige zuurstof worden gebruikt.

Artikel 21

Begieten van wijnmoer, druivendraf of geperste „aszú”-pulp met wijn of druivenmost

Het begieten van wijnmoer, druivendraf of geperste „aszú”-pulp met wijn of druivenmost als bedoeld in punt 4, onder d), van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt als volgt uitgevoerd in overeenstemming met de op 1 mei 2004 geldende Hongaarse bepalingen:

a)

de „Tokaji fordítás” wordt bereid door druivenmost of wijn over de geperste „aszú”-pulp te gieten;

b)

de „Tokaji máslás” wordt bereid door druivenmost of wijn over de wijnmoer van „szamorodni” of „aszú” te gieten.

Artikel 22

Gebruik van stukken eikenhout

Het gebruik van stukken eikenhout, als vastgesteld in bijlage IV, punt 4, onder e), van Verordening (EG) nr. 1493/1999, is alleen toegestaan wanneer wordt voldaan aan de in bijlage XIII bij deze verordening vastgestelde voorschriften.

HOOFDSTUK II

Bijzondere maxima en voorwaarden

Artikel 23

Zwaveldioxidegehalte

1.   De wijzigingen in de lijst van wijnen in bijlage V, punt A.2, bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 zijn aangegeven in bijlage XIV bij deze verordening.

2.   Voor rechtstreekse consumptie mogen, zolang de voorraad strekt, worden aangeboden:

vóór 1 september 1986 geproduceerde wijn van oorsprong uit de Gemeenschap, behalve Portugal, andere dan mousserende wijn en likeurwijn, alsmede

vóór 1 september 1987 in de Gemeenschap ingevoerde wijn van oorsprong uit derde landen en uit Portugal, andere dan mousserende wijn en likeurwijn,

waarvan het totale zwaveldioxidegehalte wanneer hij voor rechtstreekse menselijke consumptie wordt aangeboden, niet hoger is dan:

a)

175 milligram per liter voor rode wijn;

b)

225 milligram per liter voor witte wijn en roséwijn;

c)

in afwijking van de punten a) en b) ten aanzien van wijn met een gehalte aan suikerresiduen, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 5 gram per liter, 225 milligram per liter voor rode wijn en 275 milligram per liter voor witte wijn en roséwijn.

Bovendien mag, zolang de voorraad strekt, voor rechtstreekse menselijke consumptie in het land van productie en voor uitvoer naar derde landen worden aangeboden:

vóór 1 september 1986 geproduceerde wijn van oorsprong uit Spanje, waarvan het totaalgehalte aan zwaveldioxyde niet hoger ligt dan het bij de vóór die datum geldende Spaanse bepalingen vastgestelde gehalte;

vóór 1 januari 1991 geproduceerde wijn van oorsprong uit Portugal, waarvan het totaalgehalte aan zwaveldioxyde niet hoger ligt dan het bij de vóór die datum geldende Portugese bepalingen vastgestelde gehalte.

3.   Zolang de voorraad strekt, mag vóór 1 september 1987 uit derde landen en uit Portugal in de Gemeenschap ingevoerde mousserende wijn voor rechtstreekse menselijke consumptie worden aangeboden, voor zover het totale zwaveldioxidegehalte, al naar het geval, niet hoger is dan:

250 milligram per liter voor mousserende wijn;

200 milligram per liter voor mousserende kwaliteitswijn.

Bovendien mag, zolang de voorraad strekt, voor rechtstreekse menselijke consumptie in het land van productie en voor uitvoer naar derde landen worden aangeboden:

vóór 1 september 1986 geproduceerde wijn van oorsprong uit Spanje, waarvan het totaalgehalte aan zwaveldioxyde niet hoger ligt dan het bij de vóór die datum geldende Spaanse bepalingen vastgestelde gehalte;

vóór 1 januari 1991 geproduceerde wijn van oorsprong uit Portugal, waarvan het totaalgehalte aan zwaveldioxyde niet hoger ligt dan het bij de vóór die datum geldende Portugese bepalingen vastgestelde gehalte.

4.   De lijst van de gevallen waarin de lidstaten voor bepaalde wijnen die in bepaalde wijnbouwzones op hun grondgebied zijn geproduceerd, op grond van weersomstandigheden kunnen toestaan dat de in bijlage V, punt A, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde totale maximumgehalten aan zwaveldioxide van minder dan 300 mg per liter met maximaal 40 mg per liter worden verhoogd, is opgenomen in bijlage XV bij deze verordening.

Artikel 24

Gehalte aan vluchtige zuren

De wijnen waarvoor overeenkomstig bijlage V, punt B.3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 afwijkingen van het maximumgehalte aan vluchtige zuren worden vastgesteld, zijn vermeld in bijlage XVI bij deze verordening.

Artikel 25

Gebruik van calciumsulfaat in likeurwijn

De in bijlage V, punt J.4, onder b), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde afwijkingen inzake het gebruik van calciumsulfaat mogen slechts de volgende Spaanse wijnen betreffen:

a)

„vino generoso”, zoals omschreven in bijlage VI, punt L.8, van Verordening (EG) nr. 1493/1999;

b)

„vino generoso de licor”, zoals omschreven in bijlage VI, punt L.11, van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

TITEL III

OENOLOGISCHE PROCEDÉS

HOOFDSTUK I

Verrijking

Artikel 26

Toevoeging van sacharose

De wijnbouwgebieden waar overeenkomstig bijlage V, punt D.3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 sacharose mag worden gebruikt, zijn:

a)

wijnbouwzone A,

b)

wijnbouwzone B,

c)

de wijnbouwzones C, met uitzondering van de wijngaarden in Italië, Griekenland, Spanje, Portugal en in de Franse departementen die onder de hoven van appel (cours d'appel) vallen van:

Aix-en-Provence,

Nîmes,

Montpellier,

Toulouse,

Agen,

Pau,

Bordeaux,

Bastia.

De Franse autoriteiten kunnen echter verrijking door toevoeging van droge suiker in de onder c), genoemde departementen uitzonderlijk toestaan. Frankrijk deelt de betrokken gevallen onverwijld aan de Commissie en de overige lidstaten mee.

Artikel 27

Verrijking ingevolge uitzonderlijk slechte weersomstandigheden

De jaren waarin volgens de procedure van artikel 75, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 de in bijlage V, punt C.3, van die verordening bedoelde verhoging van het alcohol-volumegehalte wegens uitzonderlijk ongunstige weersomstandigheden overeenkomstig punt C.4 van die bijlage is toegestaan, zijn, in voorkomend geval, met wijnbouwzone, geografisch gebied en betrokken druivenrassen, in bijlage XVII bij deze verordening vermeld.

Artikel 28

Verrijking van de cuvee van mousserende wijn

Overeenkomstig bijlage V, punt H.4, en punt I.5, alsmede bijlage VI, punt K.11 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 mag elke lidstaat de verrijking van de cuvee toestaan op de plaats waar de mousserende wijn wordt bereikt, op voorwaarde dat:

a)

geen enkel bestanddeel van de cuvée reeds verrijkt is;

b)

de betrokken bestanddelen uitsluitend afkomstig zijn van druiven die op het grondgebied van de lidstaat zijn geoogst;

c)

de verrijking in één bewerking geschiedt;

d)

de hiernavolgende maxima niet worden overschreden:

i)

3,5 % vol voor de cuvée die samengesteld is uit bestanddelen afkomstig uit wijnbouwzone A, op voorwaarde dat het natuurlijke alcohol-volumegehalte van ieder van deze bestanddelen minstens 5 % vol bedraagt;

ii)

2,5 % vol voor de cuvée die samengesteld is uit bestanddelen afkomstig uit wijnbouwzone B, op voorwaarde dat het natuurlijke alcohol-volumegehalte van ieder van deze bestanddelen minstens 6 % vol bedraagt;

iii)

2 % vol voor de cuvée die samengesteld is uit bestanddelen afkomstig uit de wijnbouwzones C I a), C I b), C II of C III, op voorwaarde dat het natuurlijke alcohol-volumegehalte van ieder van deze bestanddelen respectievelijk ten minste 7,5 % vol, 8 % vol, 8,5 % vol of 9 % vol bedraagt;

e)

de toegepaste methode bestaat in de toevoeging van sacharose, geconcentreerde druivenoogst of gerectificeerde geconcentreerde druivenoogst.

De in de eerste alinea, onder d), genoemde maxima doen geen afbreuk aan de toepassing van artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 op cuvées die bestemd zijn voor de bereiding van de in bijlage I, punt 15, van die verordening bedoelde mousserende wijn.

Artikel 29

Administratieve voorschriften voor verrijking

1.   De in bijlage V, punt G.5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde melding van de bewerkingen tot verhoging van het alcoholgehalte wordt gedaan door de natuurlijke en de rechtspersonen die deze bewerkingen uitvoeren met inachtneming van termijnen en controlevoorschriften die worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de bewerking plaatsvindt.

2.   De melding wordt schriftelijk gedaan en bevat de volgende gegevens:

a)

naam en adres van de declarant;

b)

de plaats waar de bewerking wordt uitgevoerd;

c)

datum en uur waarop de bewerking zal aanvangen;

d)

de omschrijving van het te behandelen product;

e)

het bij die bewerking aangewende procedé met opgave van de aard van het product dat daarbij zal worden gebruikt.

3.   De lidstaten kunnen toestaan dat een voorafgaande melding die voor meerdere bewerkingen of voor een bepaalde periode geldt, aan de bevoegde autoriteit wordt gezonden. Een dergelijke melding wordt slechts toegestaan, wanneer de declarant een register bijhoudt waarin hij alle verrijkingsbewerkingen overeenkomstig punt 6 en de in punt 2 bedoelde gegevens optekent.

4.   De lidstaten bepalen de voorwaarden waaronder de declarant die wegens overmacht de bewerking waarop de melding betrekking heeft, niet tijdig kon uitvoeren, bij de bevoegde autoriteiten een nieuwe melding kan doen toekomen die de nodige controles mogelijk maakt.

Zij delen deze voorwaarden schriftelijk aan de Commissie mee.

5.   De in lid 1 bedoelde melding is in Luxemburg niet vereist.

6.   De gegevens over de bewerkingen tot verhoging van het alcoholgehalte worden onmiddellijk na het einde van de bewerking in de registers ingeschreven overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van artikel 70 van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

Wanneer in een voorafgaande melding voor meerdere bewerkingen datum noch uur is aangegeven waarop de bewerking zal aanvangen, moet bovendien iedere bewerking vóór het begin ervan in het register worden ingeschreven.

HOOFDSTUK II

Aanzuring en ontzuring

Artikel 30

Administratieve voorschriften voor aanzuring en ontzuring

1.   De in bijlage V, punt G.5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde melding betreffende aanzuring en ontzuring wordt door de betrokkenen uiterlijk op de tweede dag na de eerste bewerking in een wijnoogstjaar gedaan. Zij geldt voor alle bewerkingen in het wijnoogstjaar.

2.   De melding wordt schriftelijk gedaan en bevat volgende gegevens:

a)

naam en adres van de declarant;

b)

aard van de bewerking;

c)

de plaats waar de bewerking heeft plaatsgevonden.

3.   De gegevens over elke aanzuring of ontzuring worden geregistreerd overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van artikel 70 van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

HOOFDSTUK III

Gemeenschappelijke voorschriften inzake verrijking, aanzuring en ontzuring

Artikel 31

Aanzuring en verrijking van eenzelfde product

De gevallen waarin aanzuring en verrijking van eenzelfde product in de zin van bijlage I van Verordening (EG) nr. 1493/1999 toegestaan zijn overeenkomstig bijlage V, punt E.7, van die verordening, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 75, lid 2, van die verordening en zijn aangegeven in bijlage XVIII bij deze verordening.

Artikel 32

Algemene voorwaarden voor verrijking, aanzuring en ontzuring van andere producten dan wijn

De in bijlage V, punt G.1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde bewerkingen moeten ineens worden uitgevoerd. Toch kunnen de lidstaten bepalen dat bepaalde bewerkingen in verschillende fasen mogen worden uitgevoerd, wanneer daardoor een betere vinificatie van de betrokken producten gegarandeerd wordt. In dat geval gelden de in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 vastgestelde maxima voor de gehele betrokken bewerking.

Artikel 33

Afwijkende data voor verrijking, aanzuring en ontzuring

In afwijking van de in bijlage V, punt G.7, bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 vastgestelde data mogen de verrijking, de aanzuring en de ontzuring worden uitgevoerd vóór de in bijlage XIX bij deze verordening vermelde data.

HOOFDSTUK IV

Verzoeting

Artikel 34

Technische voorschriften voor verzoeting

Verzoeting van tafelwijn en v.q.p.r.d. is slechts in het productie- en het groothandelsstadium toegestaan.

Artikel 35

Administratieve voorschriften voor verzoeting

1.   De natuurlijke of rechtspersonen die wijn verzoeten, moeten dit melden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar deze bewerking plaatsvindt.

2.   De meldingen worden schriftelijk gedaan. Zij moeten minstens 48 uur vóór de dag waarop de bewerking plaatsvindt, bij de bevoegde autoriteit binnenkomen.

Wanneer een onderneming zich gewoonlijk of voortdurend met het verzoeten van wijn bezighoudt, kunnen de lidstaten echter toestaan dat een melding voor meerdere bewerkingen of voor een bepaalde periode aan de bevoegde autoriteit wordt gezonden. Een dergelijke melding wordt slechts toegestaan indien de onderneming een register bijhoudt waarin elke verzoeting en de in lid 3 bedoelde gegevens worden opgetekend.

3.   De melding omvat de volgende gegevens:

a)

bij verzoeting overeenkomstig het bepaalde in bijlage V, punt F.1, onder a), en in bijlage VI, punt G.2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999:

i)

de hoeveelheid en het totale en het effectieve alcoholgehalte van de tafelwijn of v.q.p.r.d. die behandeld wordt;

ii)

de hoeveelheid en het totale en het effectieve alcoholgehalte van de toe te voegen druivenmost;

iii)

het totale en het effectieve alcoholgehalte van de tafelwijn of v.q.p.r.d. na verzoeting;

b)

bij verzoeting overeenkomstig het bepaalde in bijlage V, punt F.1, onder b), en in bijlage VI, punt G.2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999:

i)

de hoeveelheid en het totale en het effectieve alcoholgehalte van de te behandelen tafelwijn of v.q.p.r.d.;

ii)

de hoeveelheid en het totale en het effectieve alcoholgehalte van de druivenmost of de hoeveelheid en de graad van concentratie van de geconcentreerde druivenmost die zal worden toegevoegd, naargelang van het geval;

iii)

het totale en het effectieve alcoholgehalte van de tafelwijn of v.q.p.r.d. na verzoeting.

4.   De in lid 1 bedoelde personen houden boek van de ontvangen en afgeleverde hoeveelheden en vermelden de hoeveelheden druivenmost of geconcentreerde druivenmost die zij voor het verzoeten in voorraad hebben.

Artikel 36

Verzoeting van ingevoerde wijn

Voor het verzoeten van de in bijlage V, punt F.3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde ingevoerde wijn gelden de voorschriften van de artikelen 34 en 35 van deze verordening.

Artikel 37

Bijzondere bepalingen voor het verzoeten van likeurwijn

1.   Verzoeting overeenkomstig bijlage V, punt J.6, onder a), tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is toegestaan voor „vino generoso de licor” als bedoeld in bijlage VI, punt L.11, van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

2.   Verzoeting overeenkomstig bijlage V, punt J.6, onder a), derde streepje van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is toegestaan voor de v.l.q.p.r.d. „Madeira”.

HOOFDSTUK V

Versnijding

Artikel 38

Begripsomschrijving

1.   In de zin van artikel 46, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt onder versnijding verstaan: de vermenging van wijnen of most uit:

a)

verschillende staten;

b)

verschillende in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde wijnbouwzones van de Gemeenschap of verschillende productiegebieden van een derde land;

c)

een zelfde wijnbouwzone van de Gemeenschap of een zelfde productiegebied van een derde land, maar van verschillende geografische herkomst, wijnstokrassen of oogstjaren, voor zover de aanduidingen met betrekking tot de herkomst, het ras of het oogstjaar in de omschrijving van het betrokken product zijn vermeld of moeten worden vermeld; of

d)

verschillende categorieën most of wijn.

2.   Als verschillende categorieën most of wijn gelden:

a)

rode wijn, witte wijn, alsmede de most of de wijnen die een van deze wijncategorieën kunnen opleveren;

b)

tafelwijn en v.q.p.r.d., alsmede de most of de wijnen die een van deze wijncategorieën kunnen opleveren.

Voor de toepassing van dit lid wordt roséwijn beschouwd als rode wijn.

3.   Niet als versnijding geldt:

a)

de toevoeging van geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost aan het betrokken product om het natuurlijke alcoholgehalte ervan te verhogen;

b)

het verzoeten van:

i)

tafelwijn;

ii)

v.q.p.r.d., wanneer het voor het verzoeten gebruikte product afkomstig is van het bepaalde gebied waarvan het de naam draagt, of gerectificeerde geconcentreerde druivenmost is;

c)

de bereiding van v.q.p.r.d. volgens een traditionele methode als bedoeld in bijlage VI, punt D.2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

Artikel 39

Algemene bepalingen betreffende versnijding

1.   De volgende producten mogen niet worden versneden, indien een van de bestanddelen niet in overeenstemming is met het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1493/1999 of in deze verordening:

a)

tafelwijnen onderling, of

b)

wijnen die tot tafelwijn kunnen worden verwerkt, onderling of met tafelwijnen, of

c)

v.q.p.r.d.’s onderling.

2.   Door het vermengen van verse druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost of jonge nog gistende wijn — indien een van de genoemde producten niet de vereiste kenmerken bezit voor het verkrijgen van wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt of van tafelwijn — met producten waardoor die wijnen wel kunnen worden verkregen of met tafelwijn, kan in geen geval wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt of tafelwijn worden verkregen.

3.   Behoudens het bepaalde in de hierna volgende leden kan versneden wijn slechts dan tafelwijn zijn, indien hij is verkregen door het versnijden van tafelwijnen onderling of door het versnijden van tafelwijn met wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, mits de wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, een totaal natuurlijk alcohol-volumegehalte heeft van ten hoogste 17 % vol.

4.   Onverminderd het bepaalde in artikel 44, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 kan het versnijden van wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, met:

a)

tafelwijn slechts tafelwijn opleveren indien deze bewerking plaatsvindt in de wijnbouwzone waar de wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, is geproduceerd;

b)

andere wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, slechts tafelwijn opleveren indien:

i)

deze tweede wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, in dezelfde wijnbouwzone is geproduceerd,en

ii)

deze bewerking in dezelfde wijnbouwzone plaatsvindt.

5.   Druivenmost of tafelwijn waarop het in bijlage IV, punt 1, onder n), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde oenologische procedé is toegepast, mag niet worden versneden met druivenmost of wijn die dit oenologische procedé niet heeft ondergaan.

HOOFDSTUK VI

Toevoeging van andere producten

Artikel 40

Toevoeging van distillaat aan likeurwijnen en bepaalde v.l.q.p.r.d.'s

De kenmerken van distillaat van wijn of van rozijnen en krenten die overeenkomstig bijlage V, punt J.2, onder a), i), tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 toegevoegd mogen worden aan likeurwijn en bepaalde v.l.q.p.r.d.'s, zijn aangegeven in bijlage XX bij deze verordening.

Artikel 41

Toevoeging van andere producten aan en gebruik van druivenmost voor de bereiding van bepaalde v.l.q.p.r.d.'s

1.   De lijst van v.l.q.p.r.d.'s die overeenkomstig bijlage V, punt J.1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 met druivenmost of het mengsel van dit product met wijn worden bereid, is opgenomen in bijlage XXI, deel A, bij deze verordening.

2.   De lijst van v.l.q.p.r.d.'s waaraan de in bijlage V, punt J.2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde producten mogen worden toegevoegd, is opgenomen in bijlage XXI, deel B, bij deze verordening.

Artikel 42

Toevoeging van alcohol aan parelwijn

De toevoeging van alcohol aan parelwijn overeenkomstig artikel 42, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 mag het totale alcohol-volumegehalte van parelwijn met niet meer dan 0,5 % vol. verhogen. Als alcohol mag uitsluitend dosagelikeur worden toegevoegd, voor zover het in de producerende lidstaat om een wettelijk toegestane methode gaat en de betrokken voorschriften aan de Commissie en de overige lidstaten zijn meegedeeld.

HOOFDSTUK VII

Voorschriften betreffende het rijpen

Artikel 43

Rijping van bepaalde likeurwijnen

De v.l.q.p.r.d. „Madeira” mag rijpen in de omstandigheden als bedoeld in bijlage V, punt J.6, onder c), van Verordening (EG) nr. 1493/1999.

TITEL IV

EXPERIMENTELE TOEPASSING VAN NIEUWE OENOLOGISCHE PROCEDÉS

Artikel 44

Algemene voorschriften

1.   Voor de in artikel 46, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde experimenten kan iedere lidstaat voor een periode van ten hoogste drie jaar de toepassing van bepaalde niet in Verordening (EG) nr. 1493/1999 noch in deze verordening genoemde oenologische procedés of behandelingen toestaan, op voorwaarde dat:

a)

de betrokken procedés of behandelingen voldoen aan het bepaalde in artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999;

b)

de bij de procedés of behandelingen betrokken hoeveelheden niet groter zijn dan 50 000 hl per jaar en per experiment;

c)

de verkregen producten niet worden verzonden buiten de lidstaat waar het experiment heeft plaatsgevonden;

d)

de betrokken lidstaat de toelatingsvoorwaarden bij de aanvang van ieder experiment aan de Commissie en de overige lidstaten meedeelt.

Een experiment omvat een of meer bewerkingen in het kader van een welomschreven onderzoeksproject waarbij een gemeenschappelijke werkwijze gevolgd wordt.

2.   Vóór afloop van de in lid 1 bedoelde periode zendt de betrokken lidstaat aan de Commissie een mededeling over het toegestane experiment. De Commissie stelt de overige lidstaten in kennis van de resultaten daarvan. Op grond van deze resultaten kan de lidstaat de Commissie in voorkomend geval verzoeken het experiment, eventueel voor grotere hoeveelheden dan bij het eerste experiment, gedurende een nieuwe periode van ten hoogste drie jaar te mogen voortzetten. De betrokken lidstaat legt een desbetreffend dossier voor ter staving van zijn verzoek.

3.   De Commissie besluit over het in lid 2, van het onderhavige artikel bedoelde verzoek volgens de procedure van artikel 75, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999. Zij kan tegelijkertijd besluiten dat het experiment onder dezelfde voorwaarden in andere lidstaten mag worden voortgezet.

4.   Na alle gegevens over het betrokken experiment verzameld te hebben, kan de Commissie na afloop van de in lid 1 of lid 2 genoemde periode een voorstel tot definitieve toelating van het oenologische procedé of de oenologische behandeling waarmee geëxperimenteerd is, aan de Raad voorleggen.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 45

Vóór 1 augustus 2000 geproduceerde wijn

De vóór 1 augustus 2000 geproduceerde wijn mag voor rechtstreekse menselijke consumptie worden aangeboden of geleverd, indien hij voldoet aan de vóór die datum geldende communautaire of nationale voorschriften.

Artikel 46

Voorschriften in verband met de distillatie, het verkeer en de bestemming van producten die niet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1493/1999 of deze verordening

1.   Producten die op grond van artikel 45, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 niet voor rechtstreekse consumptie mogen worden aangeboden of geleverd, worden vernietigd. De lidstaten kunnen echter toestaan dat bepaalde producten, waarvan zij de kenmerken bepalen, in distilleerderijen, in azijnfabrieken of voor industriële doeleinden worden gebruikt.

2.   Deze producten mogen door producenten en handelaren niet zonder wettige reden in hun bezit worden houden en alleen worden vervoerd naar een distilleerderij, een azijnfabriek of een bedrijf waar zij voor industriële doeleinden of voor de vervaardiging van industrieproducten worden aangewend, dan wel naar een verwijderingsinstallatie.

3.   Om de identificatie van de in het lid 1 bedoelde wijn te vergemakkelijken, mogen de lidstaten er denaturerende stoffen of verklikstoffen aan laten toevoegen. Om gegronde redenen mogen zij ook de aanwending ervan voor de in lid 1 genoemde doeleinden verbieden en de producten laten verwijderen.

Artikel 47

De toepasselijke communautaire analysemethoden

Verordening (EEG) nr. 2676/90 is van toepassing op de producten die onder Verordening (EG) nr. 1493/1999 vallen.

Artikel 48

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1622/2000 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XXIII.

Artikel 49

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 mei 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 194 van 31.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/2007 (PB L 289 van 7.11.2007, blz. 8).

(3)  Zie bijlage XXII.

(4)  PB L 54 van 5.3.1979, blz. 1.

(5)  PB L 367 van 31.12.1985, blz. 39.

(6)  PB L 54 van 5.3.1979, blz. 130.

(7)  PB L 272 van 3.10.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1293/2005 (PB L 205 van 6.8.2005, blz. 12).

(8)  PB L 339 van 30.12.1996, blz. 1.

(9)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4.


BIJLAGE I

Lijst van wijnstokrassen waarvan de druiven in afwijking van het bepaalde in artikel 42, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 voor de bereiding van de in dat lid genoemde producten mogen worden gebruikt

(Artikel 2 van deze verordening)

(p. m.)


BIJLAGE II

Jaren waarin producten uit de wijnbouwzones A en B die niet het bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 vastgestelde minimumalcohol-volumegehalte bezitten, gebruikt mogen worden voor de productie van mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuur is toegevoegd of parelwijn waaraan koolzuur is toegevoegd

(Artikel 3 van deze verordening)

(p.m.)


BIJLAGE III

A.   Lijst van de wijnstokrassen waarvan de druiven mogen worden gebruikt voor de samenstelling van de cuvée van aromatische mousserende kwaliteitswijnen en aromatische v.m.q.p.r.d.’s

(Artikel 4, lid 1, van deze verordening)

 

Aleatico N

 

Ασύρτικο (Assyrtiko)

 

Bourboulenc B

 

Brachetto N

 

Clairette B

 

Colombard B

 

Csaba gyöngye B

 

Cserszegi fűszeres B

 

Freisa N

 

Gamay N

 

Gewürztraminer Rs

 

Girò N

 

Γλυκερίθρα (Glykerythra)

 

Huxelrebe

 

Irsai Olivér B

 

Macabeu B

 

Alle malvasia

 

Mauzac wit en rosé

 

Monica N

 

Μοσχοφίλερο (Moschofilero)

 

Müller-Thurgau B

 

Alle muskaatwijn

 

Nektár

 

Pálava B

 

Parellada B

 

Perle B

 

Piquepoul B

 

Poulsard

 

Prosecco

 

Ροδίτης (Roditis)

 

Scheurebe

 

Torbato

 

Zefír B

B.   In bijlage V, punt I.3, onder a), en bijlage VI, punt K.10, onder a), van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde afwijkingen betreffende de samenstelling van de cuvée van aromatische mousserende kwaliteitswijn en aromatische v.m.q.p.r.d.

(Artikel 4, lid 2, van deze verordening)

In afwijking van bijlage VI, punt K.10, onder a), mag aromatische v.m.q.p.r.d. worden verkregen door voor de samenstelling van de cuvée wijn te gebruiken van druiven van het „Prosecco”-ras die geoogst zijn in de bepaalde gebieden met de oorsprongsbenaming Conegliano-Valdobbiadene of Montello e Colli Asolani.


BIJLAGE IV

Grenswaarden voor het gebruik van bepaalde stoffen

(Artikel 5 van deze verordening)

Hierna zijn de grenswaarden aangegeven voor het gebruik van de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1493/1999 genoemde stoffen in de daarin bedoelde gevallen:

Stof

Aanwending voor druiven, druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven, geconcentreerde druivenmost, alsmede voor de jonge, nog gistende wijn

Aanwending voor gedeeltelijk gegiste druivenmost voor rechtstreekse menselijke consumptie in ongewijzigde staat, wijn die tot tafelwijn kan worden verwerkt, tafelwijn, mousserende wijn, mousserende wijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, parelwijn, parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, likeurwijn en v.q.p.r.d.

Bereiding van gistschillen

40 g/hl

40 g/hl

Kooldioxide

 

maximumgehalte in de hiermee behandelde wijn: 2 g/l

L-ascorbinezuur

250 mg/l

250 mg/l; het maximumgehalte in de hiermee behandelde wijn mag niet meer dan 250 mg/l bedragen

Citroenzuur

 

maximumgehalte in de hiermee behandelde wijn: 1 g/l

Metawijnsteenzuur

 

100 mg/l

Kopersulfaat

 

1 g/hl, op voorwaarde dat het kopergehalte van het hiermee behandelde product niet hoger is dan 1 mg/l

Kool voor oenologisch gebruik

100 g droog product per hl

100 g droog product per hl

Voedingszouten, diamoniumfosfaat of ammoniumsulfaat

1 g/l (uitgedrukt in zout) (1)

0,3 g/l (uitgedrukt in zout), voor de bereiding van mousserende wijn

Ammoniumsulfiet of ammoniumbisulfiet

0,2 g/l (uitgedrukt in zout) (2)

 

Groeibevorderende stoffen: thiamine in de vorm van thiaminechloorhydraat

0,6 mg/l (uitgedrukt in thiamine)

0,6 mg/l (uitgedrukt in thiamine), voor de bereiding van mousserende wijn

Polyvinylpolypyrrolidon

80 g/hl

80 g/hl

Calciumtartraat

 

200 g/hl

Calciumfitaat

 

8 g/hl

Lysozym

500 mg/l (3)

500 mg/l (4)

Dimethyldicarbonaat

 

200 mg/l; residuen niet aantoonbaar in de in de handel gebrachte wijn


(1)  Deze producten kunnen ook samen worden gebruikt binnen een totale grenswaarde van 1 g/l onverminderd de genoemde grenswaarde van 0,2 g/l.

(2)  Deze producten kunnen ook samen worden gebruikt binnen een totale grenswaarde van 1 g/l onverminderd de genoemde grenswaarde van 0,2 g/l.

(3)  Wanneer de stof wordt toegevoegd aan most en aan wijn, mag de totale hoeveelheid niet groter zijn dan 500 mg/l.

(4)  Wanneer de stof wordt toegevoegd aan most en aan wijn, mag de totale hoeveelheid niet groter zijn dan 500 mg/l.


BIJLAGE V

Voorschriften voor calciumtartraat

(Artikel 7 van deze verordening)

TOEPASSINGSGEBIED

Calciumtartraat wordt als hulpstof aan wijn toegevoegd om de neerslag van wijnsteen te bevorderen en om de wijnsteen in wijn te stabiliseren door de eindconcentratie aan kaliumhydrogeentartraat en calciumtartraat in de wijn te verminderen.

VOORSCHRIFTEN

De maximumdosis is vastgesteld in bijlage IV.

De toevoeging van calciumtartraat gaat gepaard met het schudden en een geforceerde koeling van de wijn, waarna de kristallen die zich gevormd hebben door middel van een fysisch procedé afgescheiden worden.


BIJLAGE VI

Voorschriften voor betaglucanase

(Artikel 10 van deze verordening)

1.   Internationale code van betaglucanase: E.C. 3-2-1-58

2.   Betaglucaanhydrolase (die het glucaan van Botrytis cinerea afbreekt)

3.   Oorsprong: Trichoderma harzianum

4.   Toepassingsgebied: afbraak van betaglucanen in wijn, met name die welke afkomstig zijn van druiven met botrytis

5.   Maximale gebruiksdosis: per hectoliter 3 g van de enzymatische bereiding met 25 % organische stof in de suspensie (T.O.S.)

6.   Voorschriften inzake chemische en microbiologische zuiverheid

Droogverlies:

minder dan 10 %

Zware metalen:

minder dan 30 ppm

Lood:

minder dan 10 ppm

Arseen:

minder dan 3 ppm

Coliforme bacteriën:

geen

Escherichia coli

geen in een monster van 25 g

Salmonella spp:

geen in een monster van 25 g

Totaal aërobe kiemen:

minder dan 5 x 104/g


BIJLAGE VII

Melkzuurbacteriën

(Artikel 11 van deze verordening)

VOORSCHRIFTEN

De melkzuurbacteriën die mogen worden gebruikt op grond van bijlage IV, punt 1, onder q), en punt 3, onder z), van Verordening (EG) nr. 1493/1999, moeten behoren tot de geslachten Leuconostoc Lactobacillus en/of Pediococcus. Zij moeten appelzuur in mout of wijn omzetten in melkzuur en mogen geen slechte smaak veroorzaken. Zij moeten zijn geïsoleerd uit druiven, mosten, wijnen of producten die uit druiven zijn vervaardigd. De naam van geslacht en soort, evenals de verwijzing naar de stam moeten op het etiket worden vermeld, zo ook herkomst van de stam en degene die ze heeft geselecteerd.

Voor genetische manipulatie van melkzuurbacteriën moet vooraf toestemming zijn verkregen.

VORM

Zij moeten hetzij in vloeibare, hetzij in diepgevroren vorm, hetzij in de vorm van door vriesdrogen verkregen poeder worden toegepast als reincultuur of gecombineerde cultuur.

GEÏMMOBILISEERDE BACTERIËN

Het dragermateriaal van een preparaat van geïmmobiliseerde melkzuurbacteriën moet inert zijn, en zijn toegestaan voor gebruik bij de verwerking van wijn.

CONTROLES

Chemisch:

dezelfde eisen voor wat betreft de op te sporen stoffen als bij de andere oenologische preparaten, in het bijzonder zware metalen.

Microbiologisch:

het gehalte aan levensvatbare melkzuurbacteriën moet hoger zijn dan of gelijk zijn aan 108/g of 107/ml;

het gehalte aan melkzuurbacteriën van een andere soort dan van de aangegeven stam(men) moet minder zijn dan 0,01 % van het totaal aan levensvatbare melkzuurbacteriën;

het gehalte aan aërobe bacteriën moet lager zijn dan 103 per gram poeder of per milliliter;

het totaal gehalte aan gisten moet lager zijn dan 103 per gram poeder of per milliliter;

het gehalte aan schimmels moet lager zijn dan 103 per gram poeder of per milliliter.

TOEVOEGINGEN

De toevoegingen die bij de bereiding van de melkzuurbacteriëncultures of voor de reactivering ervan te pas komen, moeten stoffen zijn die voor gebruik in levensmiddelen acceptabel zijn, en ze moeten op het etiket worden vermeld.

PRODUCTIEDATUM

De datum van aflevering uit het producerende bedrijf moet op het etiket worden aangegeven.

GEBRUIK

De gebruiksaanwijzing of de reactiveringsmethode moet door de fabrikant worden aangegeven.

OPSLAG

De opslagcondities moeten duidelijk op het etiket worden aangegeven.

ANALYSEMETHODEN

melkzuurbacteriën: medium A (1), B (2) of C (3) met door de producenten aangegeven methode van gebruik van de stam.

aërobe bacteriën: Bacto-Agar-medium.

gisten: Malt-Wickerham-medium.

schimmels: Malt-Wickerham of Czapeck-medium.

Medium A

Gistextract

5 g

Vleesextract

10 g

Peptotrypsine

15 g

Na-acetaat

5 g

NH4-citraat

2 g

Tween 80

1 g

MnSO4

0,050 g

MgSO4

0,200 g

Glucose

20 g

Water

1 000 ml

pH

5,4


Medium B

Tomatensap

250 ml

Difco-gistextract

5 g

Pepton

5 g

L-appelzuur

3 g

Tween 80

1 druppel

MnSO4

0,050 g

MgSO4

0,200 g

Water

1 000 ml

pH

4,8


Medium C

Glucose

5 g

Difco-trypton

2 g

Difco-pepton

5 g

Leverextract

1 g

Tween 80

0,05 g

Tomatensap, 4,2 maal verdund en over Whatman nr. 1 gefiltreerd

1 000 ml

pH

5,5


BIJLAGE VIII

Voorschriften voor lysozym

(Artikel 12 van deze verordening)

TOEPASSINGSGEBIED

Lysozym kan aan druivenmost, gedeeltelijk gegiste most en wijn worden toegevoegd om de groei en de activiteit van de bacteriën die de malolactische gisting in deze producten veroorzaken, te reguleren.

VOORSCHRIFTEN

De te gebruiken maximumdosis is vastgesteld in bijlage IV bij deze verordening.

Het gebruikte product moet voldoen aan de zuiverheidseisen van Richtlijn 96/77/EG.


BIJLAGE IX

Bepaling van het verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen

(Artikel 13 van deze verordening)

1.   STREKKING EN TOEPASSINGSGEBIED

Met deze methode wordt het verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen bepaald.

2.   DEFINITIE

Verlies aan organisch materiaal uit ionenwisselende harsen: het verlies aan organisch materiaal zoals dat door de gespecificeerde methode wordt bepaald.

3.   PRINCIPE

Men laat extractievloeistoffen door hiervoor toebereide harsen lopen, waarna het gewicht aan geëxtraheerd organisch materiaal gravimetrisch wordt bepaald.

4.   REAGENTIA

Alle reagentia dienen van analytisch kwaliteit te zijn.

Extractievloeistoffen:

4.1.   Gedistilleerd water of gedeïoniseerd water van dezelfde zuiverheid

4.2.   Ethanol, 15 % v/v, bereid door 15 volumedelen absolute ethanol met 85 volumedelen water (punt 4.1) te mengen

4.3.   Azijnzuur, 5 % m/m, bereid door 5 gewichtsdelen ijsazijn met 95 gewichtsdelen water (punt 4.1) te mengen

5.   APPARATUUR

5.1.   Ionenwisselende chromatografiekolommen

5.2.   Maatcylinders, inhoud 2 liter

5.3.   Verdampingsschalen, bestand tegen 850 °C in een moffeloven

5.4.   Droogoven, met thermostaatregeling op 105 ± 2 °C

5.5.   Moffeloven, met thermostraatregeling op 850 ± 25 °C

5.6.   Analytische balans, nauwkeurigheid 0,1 mg

5.7.   Verdamper, verwarmingsplaat of infrarood-verdamper

6.   WERKWIJZE

6.1.   Breng in elk van de drie afzonderijke ionenwisselende chromatografiekolommen (punt 5.1) 50 ml van de te onderzoeken ionenwisselende hars, die gewassen en volgens de aanwijzing van de fabrikant als voorbereiding voor gebruik met levensmiddelen behandeld is.

6.2.   Laat de drie extractievloeistoffen (punten 4.1, 4.2 en 4.3) afzonderlijk door de bereide kolommen (punt 6.1) lopen met een snelheid van 350 tot 450 ml per uur. Werp steeds de eerste liter eluaat weg en verzamel de volgende twee liter in maatcylinders (punt 5.2). Laat voor kationenwisselaars alleen de twee extractievloeistoffen uit de punten 4.1 en 4.2 door de daartoe bereide kolommen lopen.

6.3.   Damp de drie eluaten in op een verwarmingsplaat of infraroodverdamper (punt 5.7), in afzonderlijke verdampingsschalen (punt 5.3), die van tevoren gereinigd en gewogen (m0) zijn. Leg de schalen in een oven (punt 5.4) en droog ze tot constant gewicht (m1).

6.4.   Leg na het registreren van het constante gewicht (punt 6.3) de verdampingsschaal in de moffeloven (punt 5.5) en veras tot constant gewicht (m2).

6.5.   Bereken de hoeveelheid geëxtraheerd organisch materiaal (punt 7.1); als het resultaat groter is dan 1 mg/l, voer dan een blancoproef uit op de reagentia en bereken opnieuw de hoeveelheid geëxtraheerd organisch materiaal.

De blancoproef moet worden uitgevoerd door de handelingen genoemd in de punten 6.3 en 6.4 te herhalen, maar dan met 2 liter extractievloeistof; dit geeft de gewichten m3 en m4 respectievelijk uit de punten 6.3 en 6.4.

7.   WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

7.1.   Formule en berekening van de resultaten

 

Het gehalte aan uit de ionenwisselende harsen geëxtraheerd organisch materiaal, wordt in mg/l gegeven door:

500 (m1 - m2)

waarin m1 en m2 in g staan.

 

Het gecorrigeerde gehalte aan uit de ionenwisselende harsen geëxtraheerd materiaal wordt in mg/l gegeven door:

500 (m1 - m2 - m3 + m4)

waarin m1, m2, m3 en m4 in g staan.

7.2.   Het verschil tussen de resultaten van twee parallelle bepalingen uitgevoerd op hetzelfde monster, mag niet meer bedragen dan 0,2 mg/l.


BIJLAGE X

Voorschriften voor dimethyldicarbonaat

(Artikel 17 van deze verordening)

TOEPASSINGSGEBIED

Dimethyldicarbonaat mag aan wijn worden toegevoegd met het doel de microbiologische stabilisatie van gebottelde wijn die vergistbare suikers bevat, te garanderen.

VOORSCHRIFTEN

de toevoeging dient kort voor het bottelen plaats te vinden, waarbij onder bottelen wordt verstaan het aftappen, voor handelsdoeleinden, van het betrokken product in recipienten met een inhoud van 60 1 of minder,

de behandeling mag slechts worden toegepast bij wijn met een suikergehalte van ten minste 5 g/l,

de maximumdosis is vastgesteld in bijlage IV bij deze verordening en het product mag niet aantoonbaar zijn in de in de handel gebrachte wijn,

het gebruikte product moet aan de bij Richtlijn 96/77/EG vastgestelde zuiverheidseisen voldoen,

de behandeling moet worden ingeschreven in het in artikel 70, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde register.


BIJLAGE XI

Voorschriften voor de behandeling door elektrodialyse

(artikel 18 van deze verordening)

Deze behandeling is bedoeld om de wijnsteen in wijn te stabiliseren ten opzichte van kaliumhydrogeentartraat en calciumtartraat (en andere calciumzouten) door extractie van ionen die in oververzadiging aanwezig zijn in de wijn, onder invloed van een elektrisch veld met behulp van membranen die alleen anionen doorlaten, enerzijds, en membranen die alleen kationen doorlaten, anderzijds.

1.   VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE MEMBRANEN

1.1.   De membranen woden afwisselend aangebracht in een systeem van het „filterpers”-type of in ieder ander geëigend systeem, met een afdeling voor de behandeling (wijn) en een afdeling voor de concentratie (afvoerwater).

1.2.   De voor kationen permeabele membranen moeten geschikt zijn voor de extractie van alleen kationen en inzonderheid van de kationen K+, Ca++.

1.3.   De voor anionen permeabele membranen moeten geschikt zijn voor de extractie van alleen anionen en inzonderhied van tartraatanionen.

1.4.   De membranen mogen geen buitensporige wijzigingen in de fysische en chemische samenstelling en in de sensorisch kenmerken van de wijn veroorzaken. Zij moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

zij moeten volgens goede fabricageprocedés zijn vervaardigd van stoffen die mogen worden gebruikt voor de vervaardiging van materialen in kunststof die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanraking te komen en die zijn vermeld in bijlage II bij Richtlijn 2002/72/EG van de Commissie (1);

de gebruiker van de elektrodialyse-inrichting moet kunnen bewijzen dat de gebruikte membranen aan de bovengenoemde voorschriften voldoen en dat eventuele vervangingen door gespecialiseerd personeel zijn uitgevoerd;

zij mogen geen schadelijke stoffen afgeven in hoeveelheden die gevaar opleveren voor de menselijke gezondheid of die de smaak of de geur van levensmiddelen aantasten en zij moeten aan de voorschriften van Richtlijn 2002/72/EG voldoen;

bij het gebruik mag er tussen de bestanddelen van het membraan en die van de wijn geen wisselwerking zijn die ertoe kan leiden dat in het behandelde product nieuwe samenstellingen worden gevormd die toxicologische gevolgen kunnen hebben.

De stabiliteit van de nieuwe elektrodialysemembranen moet worden bepaald aan de hand van een simulatievloeistof die de fysische en chemische samenstelling van de wijn heeft, met het oog op de eventuele bepaling van de migratie van bepaalde stoffen die afkomstig zijn van elektrodialysemembranen.

De aanbevolen beproevingsmethode is als volgt:

De simulatievloeistof is een mengsel van alcohol en water die is gebufferd voor de pH en de conductiviteit van de wijn. Zij is samengesteld uit:

zuivere ethanol 11 l,

kaliumhydrogeentartraat: 380 g,

kaliumchloride: 60 g,

geconcentreerd zwavelzuur: 5 ml,

gedistilleerd water: qsp voor 100 l.

Deze oplossing wordt gebruikt voor de migratieproeven in gesloten kringloop in een elektrodialyse-installatie onder stroom (1 volt/cel) tegen 50 l/m2 anionen en kationen doorlatende membranen, totdat de oplossing voor 50 % is gedemineraliseerd. De afvoerwaterkringloop wordt op gang gebracht door een oplossing van kaliumchloride à 5 g/l. De migrerende stoffen worden bepaald in de simulatievloeistof en in het afvoerwater van de elektrodialyse.

Het gehalte van de organische moleculen die deel uitmaken van de samenstelling van het membraan en die naar de behandelde oplossing zouden kunnen overgaan, zal worden bepaald. Dit gehalte zal voor elk van deze bestanddelen afzonderlijk worden bepaald door een erkend laboratorium. Het gehalte in de simulatievloeistof moet in totaal, voor alle bestanddelen samen, lager zijn dan 50 g/l.

Voorts zijn de algemene voorschriften voor de controle op materialen die bestemd zijn om met levensmiddelen in aanmerking te komen, ook van toepassing op deze membranen.

2.   VOORSCHRIFTEN INZAKE HET GEBRUIK VAN MEMBRANEN

Het voor een behandeling voor het stabiliseren van wijnsteen in wijn door middel van elektrodialyse gebruikte stel membranen moet zodanig zijn dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

de pH van de wijn mag niet dalen met meer dan 0,3 pH-eenheden;

de verlaging van het gehalte aan vluchtige zuren moet minder dan 0,12 g/l bedragen (2 meq. uitgedrukt in azijnzuur);

de behandeling door elektrodialyse mag geen invloed hebben op de andere bestanddelen van de wijn dan ionen, en inzonderheid op de polyfenolen en de polysacchariden;

de diffusie van kleine moleculen zoals ethanol moet beperkt zijn en mag niet leiden tot een verlaging van het alcoholgehalte van de wijn met meer dan 0,1 % vol;

het onderhoud en de reiniging van deze membranen moet gebeuren volgens toegestane technieken, met stoffen die mogen worden gebruikt voor de bereiding van levensmiddelen;

de membranen moeten worden gemerkt om de volgorde ervan in de opstelling te kunnen controleren;

het gebruikte materiaal moet worden bestuurd door een controle- en stuursysteem dat rekening houdt met de specifieke instabiliteit van elke wijn, opdat alleen de oververzadiging aan kaliumhydrogeentartraat en calciumzouten wordt verwijderd;

de behandeling moet worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van een oenoloog of een bevoegde technicus.

Deze behandeling moet worden vermeld in het in artikel 70, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 bedoelde register.


(1)  PB L 220 van 15.8.2002, blz. 18.


BIJLAGE XII

Voorschriften voor urease

(artikel 19 van deze verordening)

1)   Internationale code van urease: EC 3-5-1-5, CAS-nr.: 9002-13-5.

2)   Werkzame stof: urease (werkzaam in zuur milieu), splitst ureum in ammoniak en kooldioxide. Opgegeven activiteit: 5 eenheden/mg, waarbij 1 eenheid gedefinieerd wordt als de hoeveelheid enzym die bij 37 °C 1 μmol NH3 per minuut vrijmaakt uit een ureumoplossing met een concentratie van 5 g/l (pH = 4).

3)   Oorsprong: Lactobacillus fermentum.

4)   Toepassingsgebied: afbraak van ureum in wijn, met name in voor langere rijping bestemde wijn, wanneer deze aanvankelijk meer dan 1 mg/l ureum bevat.

5)   Maximale gebruiksdosis: 75 mg enzympreparaat per liter behandelde wijn. Aan het einde van de behandeling moet alle residuele enzymwerking geëlimineerd worden door de wijn te filtreren (poriediameter: minder dan 1 μm).

6)   Voorschriften inzake chemische en microbiologische zuiverheid:

Droogverlies:

minder dan 10 %

Zware metalen:

minder dan 30 ppm

Lood:

minder dan 10 ppm

Arseen:

minder dan 2 ppm

Coliforme bacteriën:

geen

Salmonella spp:

geen in een monster van 25 g

Totaal aërobe kiemen:

minder dan 5 × 104/g

De voor de behandeling van wijn toegelaten urease moet in dezelfde omstandigheden vervaardigd zijn als de urease waarop het op 10 december 1998 uitgebrachte advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding betrekking had.


BIJLAGE XIII

Voorschriften voor het gebruik van stukken eikenhout

(artikel 22 van deze verordening)

ONDERWERP, OORSPRONG EN TOEPASSINGSGEBIED

Stukken eikenhout worden gebruikt bij de bereiding van wijn, teneinde aan de wijn bepaalde aan eikenhout verbonden kenmerken te verlenen.

De stukken hout mogen uitsluitend afkomstig zijn van soorten van Quercus.

De stukken hout worden gebruikt in natuurlijke staat, dan wel licht, gemiddeld of sterk verhit, maar zij mogen niet zijn verbrand — zelfs niet oppervlakkig —, mogen niet koolstofhoudend zijn en mogen niet brokkelig aanvoelen. Zij mogen geen chemische, enzymatische of fysieke behandeling hebben ondergaan, afgezien van de verhitting. Aan de stukken hout mag geen enkel product zijn toegevoegd dat bestemd is om het natuurlijk aromatisch vermogen of de extraheerbare fenolbestanddelen ervan te verhogen.

ETIKETTERING VAN HET PRODUCT

In de etikettering dient melding te worden gemaakt van de oorsprong van de botanische soort(en) eik en de eventuele verhittingsintensiteit, de bewaringsomstandigheden en de veiligheidsvoorschriften.

AFMETINGEN

De afmetingen van de stukken hout moeten van dien aard zijn dat ten minste 95 gewichtspercent ervan wordt tegengehouden met een zeef met mazen van 2 mm (d.i. 9 mesh).

ZUIVERHEID

De stukken eikenhout mogen geen substanties vrijgeven waarvan de concentratie eventuele risico’s zou kunnen opleveren voor de gezondheid.

Deze behandeling moet zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 70, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1493/1999.


BIJLAGE XIV

Afwijkingen betreffende het zwaveldioxidegehalte

(artikel 23, lid 1, van deze verordening)

Ter aanvulling van bijlage V, deel A, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt het maximumgehalte aan zwaveldioxide voor wijn met een gehalte aan suikerresiduen, uitgedrukt in invertsuiker van ten minste 5 g/l, verhoogd tot:

a)

300 mg/l voor:

witte v.q.p.r.d. die recht heeft op de gecontroleerde benaming van oorsprong Gaillac;

v.q.p.r.d. die recht geeft op de benaming van oorsprong Alto Adige of Trentino, gevolgd door (één van) de vermeldingen „passito” of „vendemmia tardiva”;

de v.q.p.r.d. die recht hebben op de benaming van oorsprong „Colli orientali del Friuli — Picolit”;

de v.q.p.r.d.'s Moscato di Pantelleria naturale en Moscato di Pantelleria;

tafelwijn met de volgende geografische aanduiding, wanneer het totale alcohol-volumegehalte hoger is dan 15 % vol en het gehalte aan suikerresiduen hoger is dan 45 g/l:

Vin de pays de Franche-Comté,

Vin de pays des coteaux de l'Auxois,

Vin de pays de Saône-et-Loire,

Vin de pays des coteaux de l'Ardèche,

Vin de pays des collines rhodaniennes,

Vin de pays du comté Tolosan,

Vin de pays des côtes de Gascogne,

Vin de pays du Gers,

Vin de pays du Lot,

Vin de pays des côtes du Tarn,

Vin de pays de la Corrèze,

Vin de pays de l'Ile de Beauté,

Vin de pays d'Oc,

Vin de pays des côtes de Thau,

Vin de pays des coteaux de Murviel,

Vin de pays du Jardin de la France,

Vin de pays Portes de Méditerranée,

Vin de pays des comtés rhodaniens,

Vin de pays des côtes de Thongue,

Vin de pays de la Côte Vermeille,

de v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de termen „pozdní sběr”,

de v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de termen „neskorý zber”;

b)

400 mg/l voor:

witte v.q.p.r.d. die recht heeft op een van de volgende benamingen van oorsprong Alsace, Alsace grand cru gevolgd door de vermelding „vendanges tardives” of „sélection de grains nobles”, Anjou-Coteaux de la Loire, Chaume-Premier cru des Coteaux du Layon, Coteaux du Layon gevolgd door de gemeente van oorsprong, Coteaux du Layon gevolgd door „Chaume”, Coteaux de Saumur, Pacherenc du Vic Bilh, en Saussignac;

zoete wijn van overrijpe druiven en zoete wijn van ingedroogde druiven van oorsprong uit Griekenland, waarvan het gehalte aan suikerresiduen, uitgedrukt in invertsuiker, ten minste 45 g per liter bedraagt, en die recht heeft op een van de volgende benamingen van oorsprong: Samos (Σάμος), Rhodos (Ρόδος), Patras (Πάτρα), Rio Patron (Ρίο Πατρών), Kefalonia (Κεφαλονία), Limnos (Λήμνος), Sitia (Σητεία), Santorini (Σαντορίνη), Nemea (Νεμέα), Dafnes (Δαφνές);

de v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de term „výběr z bobulí”, „výběr z cibéb”, „ledové víno” en „slámové víno”;

de v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de term „bobuľový výber”, „hrozienkový výber” en „ľadový výber”;

v.q.p.r.d. die recht heeft op de benaming van oorsprong „Albana di Romagna”, gevolgd door de vermelding „passito”;

de Luxemburgse v.q.p.r.d.’s met de vermelding „vendanges tardives”, „vin de glace” of „vin de paille”;

c)

350 mg/l voor:

de v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de term „výběr z hroznů”;

de v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de term „výber z hrozna”.

Ter aanvulling van bijlage V, deel A, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt het maximumgehalte aan zwaveldioxide voor wijn met een gehalte aan suikerresiduen, uitgedrukt in invertsuiker van ten minste 5 g/l, verhoogd tot 400 mg/l voor witte wijn van oorsprong uit Canada die de vermelding „Icewine” mag dragen.


BIJLAGE XV

Verhoging van het totale maximumgehalte aan zwaveldioxide indien de weersomstandigheden zulks noodzakelijk hebben gemaakt

(artikel 23, lid 4, van deze verordening)

 

Jaar

Lidstaat

Wijnbouwzone(s)

Betrokken wijn

1.

2000

Duitsland

Alle wijnbouwzones van het Duitse grondgebied

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2000 geoogste druiven

2.

2006

Duitsland

De wijnbouwzones van de regio’s Baden-Württemberg, Beieren, Hessen en Rijnland-Palts

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2006 geoogste druiven

3.

2006

Frankrijk

De wijnbouwzones van de departementen Bas-Rhin en Haut-Rhin

Alle wijnen die zijn verkregen uit tijdens het jaar 2006 geoogste druiven


BIJLAGE XVI

Gehalte aan vluchtige zuren

(artikel 24 van deze verordening)

In afwijking van het bepaalde in bijlage V, punt B.1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 wordt het maximumgehalte aan vluchtige zuren vastgesteld op:

a)

voor Duitse wijnen:

 

30 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermeldingen „Eiswein” of „Beerenauslese” te worden aangeduid;

 

35 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermelding „Trockenbeerenauslese” te worden aangeduid;

b)

voor Franse wijnen:

 

25 milli-equivalent per liter voor de volgende v.q.p.r.d.'s:

Barsac,

Cadillac,

Cérons,

Loupiac,

Monbazillac,

Sainte-Croix-du-Mont,

Sauternes,

Anjou-Coteaux de la Loire,

Bonnezeaux,

Coteaux de l'Aubance,

Coteaux du Layon,

Coteaux du Layon, gevolgd door de naam van de gemeente van oorsprong,

Coteaux du Layon, gevolgd door de naam „Chaume”,

Quarts de Chaume,

Coteaux de Saumur,

Jurançon,

Pacherenc du Vic Bilh,

Alsace en Alsace grand cru, aangeduid en aangeboden met de vermelding „vendanges tardives” of „sélection de grains nobles”,

Arbois, gevolgd door de vermelding „vin de paille”,

Côtes du Jura, gevolgd door de vermelding „vin de paille”,

L'Etoile, gevolgd door de vermelding „vin de paille”,

Hermitage, gevolgd door de vermelding van „vin de paille”,

Chaume-Premier cru des Coteaux du Layon,

Graves supérieurs,

Saussignac;

 

tafelwijn met de volgende geografische aanduiding, wanneer het totale alcohol-volumegehalte hoger is dan 15 % vol en het gehalte aan suikerresiduen hoger is dan 45 g/l:

Vin de pays de Franche-Comté,

Vin de pays des coteaux de l'Auxois,

Vin de pays de Saône-et-Loire,

Vin de pays des coteaux de l'Ardèche,

Vin de pays des collines rhodaniennes,

Vin de pays du comté Tolosan,

Vin de pays des côtes de Gascogne,

Vin de pays du Gers,

Vin de pays du Lot,

Vin de pays des côtes du Tarn,

Vin de pays de la Corrèze,

Vin de pays de l'Ile de Beauté,

Vin de pays d'Oc,

Vin de pays des côtes de Thau,

Vin de pays des coteaux de Murviel,

Vin de pays du Jardin de la France, met uitzondering van de wijnen die worden geproduceerd in het gebied waarvoor de gecontroleerde benaming van oorsprong geldt, en op de arealen die zijn beplant met het ras Chenin, in de departementen Maine-et-Loire en Indre-et-Loire,

Vin de pays Portes de Méditerranée,

Vin de pays des comtés rhodaniens,

Vin de pays des côtes de Thongue,

Vin de pays de la Côte Vermeille;

 

voor de onderstaande v.l.q.p.r.d. die worden aangeduid en aangeboden met de vermelding „vin doux naturel”:

Banyuls,

Banyuls rancio,

Banyuls grand cru,

Banyuls grand cru rancio,

Frontignan,

Grand Roussillon,

Grand Roussillon rancio,

Maury,

Maury rancio,

Muscat de Beaumes-de-Venise,

Muscat de Frontignan,

Muscat de Lunel,

Muscat de Mireval,

Muscat de Saint-Jean-de-Minervois,

Rasteau,

Rasteau rancio,

Rivesaltes,

Rivesaltes rancio,

Vin de Frontigan,

Muscat du Cap Corse;

c)

voor Italiaanse wijnen:

i)

25 milli-equivalent per liter voor:

de v.l.q.p.r.d. „Marsala”,

de v.q.p.r.d.'s „Moscato di Pantelleria naturale”, „Moscato di Pantelleria” en „Malvasia delle Lipari”,

de v.q.p.r.d. „Colli orientali del Friuli” vergezeld van de vermelding „Picolit”,

de v.q.p.r.d.'s en v.l.q.p.r.d.'s die voldoen aan de voorwaarden om te worden aangeduid met (een van) de volgende vermeldingen: „vin santo”, „passito”, „liquoroso” en „vendemmia tardiva”, met uitzondering van de v.q.p.r.d.'s die recht hebben op de oorsprongsbenaming „Alto Adige” en worden aangeduid met (een van) de volgende vermeldingen: „passito” en „vendemmia tardiva”,

tafelwijnen met geografische aanduiding die voldoen aan de voorwaarden om met (een van) de volgende vermeldingen te worden aangeduid: „vin santo”, „passito”, „liquoroso” en „vendemmia tardiva”,

de tafelwijnen die zijn bereid uit in Sardinië geoogste druiven van het ras „Vernaccia di Oristano B” en die voldoen aan de voorwaarden om met de vermelding „Vernaccia di Sardegna” te worden aangeduid;

ii)

40 milli-equivalent per liter voor de v.q.p.r.d.'s die recht hebben op de oorsprongsbenaming „Alto Adige” en worden aangeduid met (een van) de volgende vermeldingen: „passito” en „vendemmia tardiva”;

d)

voor Oostenrijkse wijnen:

30 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermeldingen „Beerenauslese” en „Eiswein” te worden aangeduid, met uitzondering van de wijnen van het oogstjaar 2003 die met de vermelding „Eiswein” worden aangeduid;

40 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermeldingen „Ausbruch”, „Trockenbeerenauslese” en „Strohwein” te worden aangeduid alsmede de wijnen van het oogstjaar 2003 die met de vermelding „Eiswein” worden aangeduid;

e)

voor wijnen van oorsprong uit het Verenigd Koninkrijk:

25 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die wordt aangeduid en aangeboden met de vermelding „botrytis” of andere gelijkwaardige vermeldingen, „noble late harvested” of „special late harvested” of „noble harvest”, en die voldoet aan de voorwaarden om aldus te worden aangeduid;

f)

voor wijnen van oorsprong uit Spanje:

i)

25 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermelding „vendimia tardía” te worden aangeduid,

ii)

35 milli-equivalent per liter voor:

v.q.p.r.d. van overrijpe druiven die recht heeft op de oorsprongsbenaming „Ribeiro”,

v.l.q.p.r.d.'s die worden aangeduid met de vermelding „generoso” of „generoso de licor” en recht hebben op de oorsprongsbenaming „Condado de Huelva”, „Jerez-Xerez-Sherry”, „Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda”, „Málaga” of „Montilla-Moriles”;

g)

voor wijnen van oorsprong uit Canada:

35 milli-equivalent per liter voor wijn die wordt omschreven met het woord „Icewine”;

h)

voor wijnen van oorsprong uit Hongarije:

 

25 milli-equivalent per liter voor de volgende v.q.p.r.d.’s:

Tokaji máslás,

Tokaji fordítás,

aszúbor,

töppedt szőlőből készült bor,

Tokaji szamorodni,

késői szüretelésű bor,

válogatott szüretelésű bor;

 

35 milli-equivalent per liter voor de volgende v.q.p.r.d.’s:

Tokaji aszú,

Tokaji aszúeszencia,

Tokaji eszencia;

i)

voor wijnen van oorsprong uit Tsjechië:

 

30 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de woorden „výběr z bobulí” en „ledové víno”;

 

35 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d.’s die worden omschreven met de woorden „slámové víno” en „výběr z cibéb”;

j)

voor wijnen van oorsprong uit Griekenland:

30 milli-equivalent per liter voor de volgende v.q.p.r.d.’s met een totaal alcohol-volumegehalte van ten minste 13 % vol en een gehalte aan suikerresiduen van ten minste 45 g/l:

Samos (Σάμος),

Rhodos (Ρόδος),

Patras (Πάτρα),

Rio Patron (Ρίο Πατρών),

Cephalonie (Κεφαλονιά),

Limnos (Λήμνος),

Sitia (Σητεία),

Santorini (Σαντορίνη),

Nemea (Νεμέα),

Daphnes (Δαφνές);

k)

voor wijnen van oorsprong uit Cyprus:

25 milli-equivalent per liter voor de v.l.q.p.r.d.’s „Κουμανδαρία” (Commandaria);

l)

voor wijnen van oorsprong uit Slowakije:

 

25 milli-equivalent per liter voor de volgende v.q.p.r.d.’s:

tokajské samorodné;

 

35 milli-equivalent per liter voor:

tokajský výber;

m)

voor wijnen van oorsprong uit Slovenië:

 

30 milli-equivalent per liter voor de volgende v.q.p.r.d.’s:

vrhunsko vino ZGP — jagodni izbor,

vrhunsko vino ZGP — ledeno vino;

 

35 milli-equivalent per liter voor de volgende v.q.p.r.d.’s:

vrhunsko vino ZGP — suhi jagodni izbor;

n)

voor Luxemburgse wijnen:

25 milli-equivalent per liter voor Luxemburgse v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermelding „vendanges tardives” te worden aangeduid;

30 milli-equivalent per liter voor Luxemburgse v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermeldingen „vin de paille” en „vin de glace” te worden aangeduid;

o)

voor Roemeense wijnen:

25 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermelding „DOC-CT” te worden aangeduid;

30 milli-equivalent per liter voor v.q.p.r.d. die voldoet aan de voorwaarden om met de vermelding „DOC-CIB” te worden aangeduid.


BIJLAGE XVII

Verrijking ingevolge bijzonder slechte weersomstandigheden

(artikel 27 van deze verordening)

 

Jaar

Wijnbouwzone

Geografisch gebied

Ras (eventueel)

1.

2000

A

Engeland, Wales

Auxerrois, Chardonnay, Ehrenfelser, Faber, Huxelrebe, Kerner, Pinot Blanc, Pinot Gris, Pinot Noir, Riesling, Schonburger, Scheurebe, Seyval Blanc en Wurzer


BIJLAGE XVIII

Gevallen waarin aanzuring en verrijking van eenzelfde product zijn toegestaan

(artikel 31 van deze verordening)

(p.m.)


BIJLAGE XIX

Data waarvóór wegens uitzonderlijke weersomstandigheden verrijking, aanzuring en ontzuring mogen plaatsvinden

(artikel 33 van deze verordening)

(p.m.)


BIJLAGE XX

Kenmerken van wijndistillaat of rozijnen en krenten die aan likeurwijn en bepaalde v.l.q.p.r.d. mogen worden toegevoegd

(artikel 40 van deze verordening)

1.

Organoleptische kenmerken

geen waarneembare aan de grondstof vreemde smaak

2.   

Alcohol-volumegehalte

minimum

52 % vol

maximum

86 % vol

3.

Totale hoeveelheid andere vluchtige stoffen dan ethylalcohol en methylalcohol

minstens 125 g/hl alcohol van 100 % vol

4.

Maximumgehalte methylalcohol

< 200 g/hl alcohol van 100 % vol


BIJLAGE XXI

Lijst van v.l.q.p.r.d.'s voor de bereiding waarvan bijzondere voorschriften gelden

A.   LIJST VAN V.L.Q.P.R.D.'S DIE MET DRUIVENMOST OF HET MENGSEL VAN DIT PRODUCT MET WIJN WORDEN BEREID

(artikel 41, lid 1 van deze verordening)

GRIEKENLAND

Σάμος (Samos), Μοσχάτος Πατρών (Muskaatwijn uit Patras), Μοσχάτος Ρίου Πατρών (Muskaatwijn uit Rio bij Patras), Μοσχάτος Κεφαλληνίας (Muskaatwijn uit Kefalonia), Μοσχάτος Ρόδου (Muskaatwijn uit Rhodos), Μοσχάτος Λήμνου (Muskaatwijn uit Lemnos), Σητεία (Sitia), Νεμέα (Nemea), Σαντορίνη (Santorini), Δαφνές (Dafnes), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodafne uit Kefalonia), Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodafne uit Patras)

SPANJE

v.l.q.p.r.d.

Omschrijving van het product in de communautaire of nationale wetgeving

Alicante

Moscatel de Alicante

Vino dulce

Cariñena

Vino dulce

Jerez-Xérès-Sherry

Pedro Ximénez

Moscatel

Montilla-Moriles

Pedro Ximénez

Priorato

Vino dulce

Tarragona

Vino dulce

Valencia

Moscatel de Valencia

Vino dulce

ITALIË

Cannonau di Sardegna, giró di Cagliari, malvasia di Bosa, malvasia di Cagliari, Marsala, monica di Cagliari, moscato di Cagliari, moscato di Sorso-Sennori, moscato di Trani, nasco di Cagliari, Oltrepó Pavese moscato, San Martino della Battaglia, Trentino, Vesuvio Lacrima Christi.

B.   LIJST VAN V.L.Q.P.R.D.'S WAARVOOR BIJ DE BEREIDING DE IN BIJLAGE V, PUNT J.2, ONDER B), VAN VERORDENING (EG) NR. 1493/1999 GENOEMDE PRODUCTEN WORDEN TOEGEVOEGD

(artikel 41, lid 2, van deze verordening)

1.   Lijst van v.l.q.p.r.d.'s waaraan bij de bereiding alcohol van wijn of van rozijnen of krenten wordt toegevoegd waarvan het alcohol-volumegehalte gelijk is aan of hoger dan 95 % vol, doch niet hoger dan 96 % vol

(Bijlage V, punt J.2, onder b), ii), eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999)

GRIEKENLAND

Σάμος (Samos), Μοσχάτος Πατρών (muskaatwijn uit Patras), Μοσχάτος Ρίου Πατρών (muskaatwijn uit Rio bij Patras), Μοσχάτος Κεφαλληνίας (muskaatwijn uit Kefalonia), Μοσχάτος Ρόδου (muskaatwijn uit Rhodos), Μοσχάτος Λήμνου (muskaatwijn uit Lemnos), Σητεία (Sitia), Σαντορίνη (Santorini), Δαφνές (Dafnes), Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodafne uit Patras), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodafne uit Kefalonia).

SPANJE

Contado de Huelva, Jerez-Xérès-Sherry, Manzanilla-Sanlúcar de Barrameda, Málaga, Montilla-Moriles, Rueda.

CYPRUS

Κουμανδαρία (Commandaria).

2.   Lijst van v.l.q.p.r.d.'s waaraan bij de bereiding eau-de-vie van wijn of van druivendraf is toegevoegd waarvan het alcoholgehalte gelijk is aan of hoger dan 52 % vol, doch niet hoger dan 86 % vol

(Bijlage V, punt J.2, onder b), ii), tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999)

GRIEKENLAND

Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodafne uit Patras), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodafne uit Kefalonia), Σητεία (Sitia), Σαντορίνη (Santorini), Δαφνές (Dafnes), Νεμέα (Nemea).

FRANKRIJK

Pineau des Charentes of pineau charentais, floc de Gascogne, macvin du Jura

CYPRUS

Κουμανδαρία (Commandaria).

3.   Lijst van v.l.q.p.r.d.'s waaraan bij de bereiding eau-de-vie van wijn of van druivendraf is toegevoegd waarvan het alcoholgehalte gelijk is aan of hoger dan 52 % vol, doch niet hoger dan 94,5 % vol

(Bijlage V, punt J.2, onder b), ii), derde streepje, van Verordening nr. 1493/1999)

GRIEKENLAND

Μαυροδάφνη Πατρών (Mavrodafne uit Patras), Μαυροδάφνη Κεφαλληνίας (Mavrodafne uit Kefalonia).

4.   Lijst van v.l.q.p.r.d.'s waaraan bij de bereiding gedeeltelijk gegiste druivenmost van ingedroogde druiven wordt toegevoegd

(Bijlage V, punt J.2, onder b), iii), eerste streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999)

SPANJE

v.l.q.p.r.d.

Omschrijving van het product in de communautaire of nationale wetgeving

Jerez-Xérès-Sherry

Vino generoso de licor

Málaga

Vino dulce

Montilla-Moriles

Vino generoso de licor

ITALIË

Aleatico di Gradoli, Giro di Cagliari, Malvasia delle Lipari, Malvasia di Cagliari, Moscato passito di Pantelleria.

CYPRUS

Κουμανδαρία (Commandaria).

5.   Lijst van v.l.q.p.r.d.'s waaraan bij de bereiding geconcentreerde druivenmost verkregen door rechtstreekse werking van vuur, die, uitgezonderd deze bewerking, voldoet aan de definitie van geconcentreerde druivenmost, is toegevoegd

(Bijlage V, punt J.2, onder b), iii), tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999)

SPANJE

v.l.q.p.r.d.

Omschrijving van het product in de communautaire of nationale wetgeving

Alicante

 

Condado de Huelva

Vino generoso de licor

Jerez-Xérès-Sherry

Vino generoso de licor

Málaga

Vino dulce

Montilla-Moriles

Vino generoso de licor

Navarra

Moscatel

ITALIË

Marsala.

6.   Lijst van v.l.q.p.r.d.'s waaraan bij de bereiding geconcentreerde druivenmost is toegevoegd

(Bijlage V, punt J.2, onder b), iii, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1493/1999)

SPANJE

v.l.q.p.r.d.

Omschrijving van het product in de communautaire of nationale wetgeving

Málaga

Vino dulce

Montilla-Moriles

Vino dulce

Tarragona

Vino dulce

ITALIË

Oltrepó Pavese Moscato, Marsala, Moscato di Trani.


BIJLAGE XXII

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Commissie

(PB L 194 van 31.7.2000, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 2451/2000

(PB L 282 van 8.11.2000, blz. 7)

 

Verordening (EG) nr. 885/2001

(PB L 128 van 10.5.2001, blz. 54)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 1609/2001

(PB L 212 van 7.8.2001, blz. 9)

 

Verordening (EG) nr. 1655/2001

(PB L 220 van 15.8.2001, blz. 17)

 

Verordening (EG) nr. 2066/2001

(PB L 278 van 23.10.2001, blz. 9)

 

Verordening (EG) nr. 2244/2002

(PB L 341 van 17.12.2002, blz. 27)

 

Verordening (EG) nr. 1410/2003

(PB L 201 van 8.8.2003, blz. 9)

 

Punt 6.A.30 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 346)

 

Verordening (EG) nr. 1427/2004

(PB L 263 van 10.8.2004, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 1428/2004

(PB L 263 van 10.8.2004, blz. 7)

 

Verordening (EG) nr. 1163/2005

(PB L 188 van 20.7.2005, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 643/2006

(PB L 115 van 28.4.2006, blz. 6)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 1507/2006

(PB L 280 van 12.10.2006, blz. 9)

uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 2030/2006

(PB L 414 van 30.12.2006, blz. 40)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 388/2007

(PB L 97 van 12.4.2007, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 389/2007

(PB L 97 van 12.4.2007, blz. 5)

 

Verordening (EG) nr. 556/2007

(PB L 132 van 24.5.2007, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 1300/2007

(PB L 289 van 7.11.2007, blz. 8)

 


BIJLAGE XXIII

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1622/2000

De onderhavige verordening

Artikelen 1 tot en met 7

Artikelen 1 tot en met 7

Artikel 8, eerste alinea, aanhef

Artikel 8, lid 1, aanhef

Artikel 8, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 8, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 8, lid 1, onder b)

Artikel 8, tweede alinea

Artikel 8, lid 2,

Artikel 9, eerste alinea, aanhef

Artikel 9, lid 1, aanhef

Artikel 9, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 9, lid 1, onder a)

Artikel 9, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 9, lid 1, onder b)

Artikel 9, eerste alinea, derde streepje

Artikel 9, lid 1, onder c)

Artikel 9, tweede alinea

Artikel 9, lid 2

Artikelen 10 en 11

Artikelen 10 en 11

Artikel 11 bis

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 15 bis

Artikel 17

Artikel 16

Artikel 18

Artikel 17

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 18 bis

Artikel 21

Artikel 18 ter

Artikel 22

Artikel 19

Artikel 23

Artikel 20

Artikel 24

Artikel 21

Artikel 25

Artikel 22

Artikel 26

Artikel 23

Artikel 27

Artikel 24, aanhef

Artikel 28, eerste alinea, aanhef

Artikel 24, onder a)

Artikel 28, eerste alinea, onder a)

Artikel 24, onder b)

Artikel 28, eerste alinea, onder b)

Artikel 24, onder c)

Artikel 28, eerste alinea, onder c)

Artikel 24, onder d), aanhef

Artikel 28, eerste alinea, onder d), aanhef

Artikel 24, onder d), eerste streepje

Artikel 28, eerste alinea, onder d), i)

Artikel 24, onder d), tweede streepje

Artikel 28, eerste alinea, onder d), ii)

Artikel 24, onder d), derde streepje

Artikel 28, eerste alinea, onder d), iii)

Artikel 24, onder d), slotzin

Artikel 28, tweede alinea

Artikel 24, onder e)

Artikel 28, eerste alinea, onder e)

Artikel 25, lid 1

Artikel 29, lid 1

Artikel 25, lid 2, aanhef

Artikel 29, lid 2, aanhef

Artikel 25, lid 2, eerste streepje

Artikel 29, lid 2, onder a)

Artikel 25, lid 2, tweede streepje

Artikel 29, lid 2, onder b)

Artikel 25, lid 2, derde streepje

Artikel 29, lid 2, onder c)

Artikel 25, lid 2, vierde streepje

Artikel 29, lid 2, onder d)

Artikel 25, lid 2, vijfde streepje

Artikel 29, lid 2, onder e)

Artikel 25, leden 3 tot en met 6

Artikel 29, leden 3 tot en met 6

Artikel 26, lid 1

Artikel 30, lid 1

Artikel 26, lid 2, aanhef

Artikel 30, lid 2, aanhef

Artikel 26, lid 2, eerste streepje

Artikel 30, lid 2, onder a)

Artikel 26, lid 2, tweede streepje

Artikel 30, lid 2, onder b)

Artikel 26, lid 2, derde streepje

Artikel 30, lid 2, onder c)

Artikel 26, lid 3

Artikel 30, lid 3

Artikel 27

Artikel 31

Artikel 28

Artikel 32

Artikel 29

Artikel 33

Artikel 30

Artikel 34

Artikel 31

Artikel 35

Artikel 32

Artikel 36

Artikel 33

Artikel 37

Artikel 34, lid 1

Artikel 38, lid 1

Artikel 34, lid 2, aanhef

Artikel 38, lid 2, aanhef

Artikel 34, lid 2, eerste streepje

Artikel 38, lid 2, onder a)

Artikel 34, lid 2, tweede streepje

Artikel 38, lid 2, onder b)

Artikel 34, lid 2, slotzin

Artikel 38, lid 2, slotzin

Artikel 34, lid 3

Artikel 38, lid 3

Artikel 35, lid 1, aanhef

Artikel 39, lid 1, aanhef

Artikel 35, lid 1, eerste streepje

Artikel 39, lid 1, onder a)

Artikel 35, lid 1, tweede streepje

Artikel 39, lid 1, onder b)

Artikel 35, lid 1, derde streepje

Artikel 39, lid 1, onder c)

Artikel 35, lid 1, laatste zinsnede

Artikel 39, lid 1, aanhef

Artikel 35, leden 2 en 3

Artikel 39, leden 2 en 3

Artikel 35, lid 4, aanhef

Artikel 39, lid 4, aanhef

Artikel 35, lid 4, onder a)

Artikel 39, lid 4, onder a)

Artikel 35, lid 4, onder b), aanhef

Artikel 39, lid 4, onder b), aanhef

Artikel 35, lid 4, onder b), eerste streepje

Artikel 39, lid 4, onder b) i)

Artikel 35, lid 4, onder b), tweede streepje

Artikel 39, lid 4, onder b) ii)

Artikel 35, lid 5

Artikel 39, lid 5

Artikel 37

Artikel 40

Artikel 38

Artikel 41

Artikel 39

Artikel 42

Artikel 40

Artikel 43

Artikel 41, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 44, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 41, lid 1, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 44, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 41, lid 1, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 44, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 41, lid 1, eerste alinea, derde streepje

Artikel 44, lid 1, eerste alinea, onder c)

Artikel 41, lid 1, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 44, lid 1, eerste alinea, onder d)

Artikel 41, lid 1, tweede alinea

Artikel 44, lid 1, tweede alinea

Artikel 41, leden 2, 3 en 4

Artikel 44, leden 2, 3 en 4

Artikel 42

Artikel 45

Artikel 43

Artikel 46

Artikel 44, lid 1

-

Artikel 44, lid 2

Artikel 47

-

Artikel 48

Artikel 45

Artikel 49

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage IV

Bijlage VI

Bijlage V

Bijlage VII

Bijlage VI

Bijlage VIII

Bijlage VII

Bijlage VIII bis

Bijlage VIII

Bijlage IX

Bijlage IX

Bijlage IX bis

Bijlage X

Bijlage X

Bijlage XI

Bijlage XI

Bijlage XII

Bijlage XI bis

Bijlage XIII

Bijlage XII

Bijlage XIV

Bijlage XII bis

Bijlage XV

Bijlage XIII

Bijlage XVI

Bijlage XIV

Bijlage XVII

Bijlage XV

Bijlage XVIII

Bijlage XVI

Bijlage XIX

Bijlage XVII

Bijlage XX

Bijlage XVIII

Bijlage XXI

-

Bijlage XXII

-

Bijlage XXIII


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

Commissie

15.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/58


BESLUIT Nr. 2/2007 VAN HET GEMENGD COMITÉ LUCHTVERVOER GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND, OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT INZAKE LUCHTVERVOER,

van 15 december 2007,

tot vervanging van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer

(2008/367/EG)

HET COMITÉ LUCHTVERVOER GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name op artikel 23, lid 4,

BESLUIT:

Enig artikel

De bijlage bij dit besluit vervangt de bijlage bij de Overeenkomst.

Gedaan te Brussel, 15 december 2007.

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van de delegatie van de Gemeenschap

Daniel CALLEJA CRESPO

Het Hoofd van de Zwitserse Delegatie

Raymond CRON


BIJLAGE

Voor de toepassing van deze Overeenkomst geldt het volgende:

wanneer in deze bijlage gespecificeerde besluiten verwijzingen bevatten naar lidstaten van de Europese Gemeenschap, of een eis betreffende een verband met laatstgenoemde, gelden deze verwijzingen, voor de toepassing van deze Overeenkomst, als eveneens van toepassing op Zwitserland, of op de eis van een verband met Zwitserland;

onverminderd artikel 15 van deze Overeenkomst, wordt onder de in onderstaande richtsnoeren en verordeningen van de Gemeenschap gebruikte term „communautaire luchtvaartmaatschappij” tevens verstaan een luchtvaartmaatschappij die een exploitatievergunning heeft en die haar hoofdzetel en, in voorkomend geval, haar statutaire zetel in Zwitserland heeft overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad.

1.   Derde pakket liberalisering van de luchtvaart en andere voorschriften voor de burgerluchtvaart

Nr. 2407/92

Verordening van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen.

(art. 1-18)

Wat betreft de toepassing van artikel 13, lid 3, geldt de verwijzing naar artikel 226 van het EG-Verdrag als een verwijzing naar de toepasselijke procedures van deze Overeenkomst.

Nr. 2408/92

Verordening van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes.

(Art. 1-10, 12-15)

(De bijlagen zullen worden aangepast in verband met het opnemen van Zwitserse luchthavens).

(De wijzigingen van bijlage I, die het gevolg zijn van bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), nummer 1 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing)

Nr. 2409/92

Verordening van de Raad van 23 juli 1992 inzake tarieven voor luchtdiensten.

(art. 1-11)

Nr. 2000/79

Richtlijn van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart, gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA).

Nr. 93/104

Richtlijn van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Richtlijn nr. 2000/34/EG van 22 juni 2000.

Nr. 437/2003

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht.

Nr. 1358/2003

Verordening van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij.

Nr. 785/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen.

Nr. 91/670

Richtlijn van de Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge erkenning van bewijzen van bevoegdheid voor burgerluchtvaartpersoneel.

(art. 1-8)

Nr. 95/93

Verordening van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (artikelen 1-12), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening nr. 793/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 (art. 1-2).

Nr. 96/67

Richtlijn van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap.

(Art. 1-9, 11-23, 25)

Nr. 2027/97

Verordening van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (artikelen 1-8), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 (art. 1-2)

2.   Mededingingsregels

Wanneer in de hierna volgende tekst wordt verwezen naar de artikelen 81 en 82 van het Verdrag, moet dit worden verstaan als verwijzingen naar de artikelen 8 en 9 van deze Overeenkomst.

Nr. 17/62

Verordening van de Raad van 6 februari 1962 over de toepassing van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (artikel 8, lid 3), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening nr. 59/62,

Verordening nr. 118/63,

Verordening nr. 2822/71,

Verordening nr. 1216/99,

Verordening (EG) nr. 1/2003 van 16 december 2002; (Art. 1-13, 15-45).

Nr. 2988/74

Verordening van de Raad van 26 november 1974 inzake de verjaring van het recht van vervolging en van tenuitvoerlegging op het gebied van het vervoers- en het mededingingsrecht van de Europese Economische Gemeenschap (art. 1-7), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 (art. 1-13, 15-45).

Nr. 3975/87

Verordening van de Raad van 14 december 1987 tot vaststelling van de wijze van toepassing van de mededingingsregels op ondernemingen in de sector luchtvervoer (art. 1-7, art. 8, leden 1 en 2, art. 9-11, art. 12, leden 1, 2, 4 en 5, art. 13, leden 1 en 2, en art. 14-19), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening nr. 1284/91 van de Raad van 14 mei 1991 (art. 1),

Verordening nr. 2410/92 van de Raad van 23 juli 1992 (art. 1),

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 (art. 1-13, 15-45).

Nr. 3976/87

Verordening van de Raad van 14 december 1987 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van het luchtvervoer (art. 1-5, 7), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EEG) nr. 2344/90 van de Raad van 24 juli 1990 (art. 1),

Verordening (EEG) nr. 2411/92 van de Raad van 23 juli 1992 (art. 1),

Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 (art. 1-13, 15-45).

Nr. 1617/93(2)

Verordening van de Commissie van 25 juni 1993 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het EEG-Verdrag op bepaalde groepen overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die betrekking hebben op de gezamenlijke planning en coördinatie van de dienstregelingen, op de gemeenschappelijke exploitatie, op het overleg over passagiers- en vrachtvervoertarieven bij geregelde luchtdiensten en op de toekenning van landings- en starttijden op luchthavens (art. 1-7), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 1523/96 van de Commissie van 24 juli 1996 (art. 1 en 2),

Verordening (EG) nr. 1083/1999 van de Commissie van 26 mei 1999,

Verordening (EG) nr. 1324/2001 van de Commissie van 29 juni 2001,

Nr. 4261/88

Verordening van de Commissie van 16 december 1988 betreffende de klachten en verzoeken en het horen van belanghebbenden en derden, zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3975/87.

(art. 1-14)

Nr. 80/723

Richtlijn van de Commissie van 25 juni 1980 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven (art. 1-9), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Richtlijn (EG) nr. 85/413 van de Commissie van 24 juli 1985 (art. 1-3).

Nr. 1/2003

Verordening van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag

(art. 1-13 en 15-45)

(Voor zover deze verordening relevant is voor de toepassing van deze Overeenkomst. De opname van deze verordening heeft geen gevolgen voor de taakverdeling uit hoofde van deze Overeenkomst).

Nr. 773/2004

Verordening van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag.

Nr. 139/2004

Verordening van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”)

(Art. 1-18, art. 19, leden 1 en 2, art. 20-23)

Met betrekking tot artikel 4, lid 5, van de concentratieverordening geldt het volgende tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland:

(1)

Met betrekking tot een concentratie, zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004, die geen communautaire dimensie heeft in de zin van artikel 1 van die Verordening en die kan worden onderzocht op basis van de nationale mededingingswetten van minstens drie EG-lidstaten en Zwitserland, mogen de in artikel 4, lid 2, van die Verordening vermelde personen of ondernemingen, alvorens de concentratie bij de bevoegde autoriteiten aan te melden, de EG-Commissie door middel van een gemotiveerde kennisgeving meedelen dat de concentratie door de Commissie dient te worden onderzocht.

(2)

De EG-Commissie stuurt alle kennisgevingen die overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 139/2004 en de vorige alinea zijn ingediend, onverwijld door naar de Zwitserse Bondsstaat.

(3)

Als de Zwitserse Bondsstaat het oneens is met het verzoek om de zaak te verwijzen, behoudt de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit haar bevoegdheid en wordt de zaak overeenkomstig deze alinea niet naar de Commissie verwezen.

Overeenkomstig de uiterste termijnen van artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van de concentratieverordening:

(1)

stuurt de Commissie overeenkomstig artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, onverwijld alle relevante documenten naar de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit.

(2)

begint de berekening van de in artikel 4, leden 4 en 5, artikel 9, leden 2 en 6, en artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004 uiterste termijnen voor de Zwitserse Bondsstaat na ontvangst van de relevante documenten door de bevoegde Zwitserse mededingingsautoriteit.

Nr. 802/2004

Verordening van de Commissie van 7 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen.

(art. 1-24)

3.   Veiligheid van het luchtverkeer

Nr. 3922/91

Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (art. 1-3, art. 4, lid 2, art. 5-11 en art. 13), zoals gewijzigd:

Verordening (EG) nr. 1899/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006,

Verordening (EG) nr. 1900/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006.

Nr. 94/56/EG

Richtlijn van de Raad van 21 november 1994 houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart.

(art. 1-13)

Nr. 36/2004

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap.

(art. 1-9 en 11-14)

Nr. 768/2006

Verordening van de Commissie van 19 mei 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de verzameling en uitwisseling van informatie over de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap en het beheer van het informatiesysteem.

Nr. 2003/42

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart.

(art. 1-12)

Nr. 1592/2002

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „de verordening” genoemd), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening nr. 1643/2003 van 22 juli 2003,

Verordening nr. 1701/2003 van 24 september 2003,

Verordening (EG) nr. 334/2007 van de Commissie van 28 maart 2007,

Verordening (EG) nr. 103/2007 van de Commissie van 2 februari 2007 inzake de verlenging van de in artikel 53, lid 4, vastgestelde overgangsperiode,

het bij Verordening (EG) nr. 1592/2002 opgerichte comité

De bevoegdheden die overeenkomstig de verordening aan het Agentschap zijn toegekend, gelden ook in Zwitserland.

De Commissie geniet ook in Zwitserland de beslissingsbevoegdheden die haar overeenkomstig artikel 10, leden 2, 4, 6, artikel 16, lid 4, artikel 29, lid 3, onder i), artikel 31, lid 3, artikel 32, lid 5, en artikel 53, lid 4, zijn verleend.

Niettegenstaande de horizontale aanpassing in het eerste streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de „lidstaten” in artikel 54 van de verordening of in de in dat artikel vermelde bepalingen van Besluit 1999/468/EG, niet van toepassing op Zwitserland.

Niets in de verordening mag worden geïnterpreteerd alsof de autoriteit om uit hoofde van internationale overeenkomsten namens Zwitserland op te treden met een ander doel dan het verlenen van bijstand bij de naleving van de uit dergelijke overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen, aan EASA wordt overgedragen.

Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen:

a)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in lid 1 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

ii)

in lid 2, onder a), wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”;

iii)

in lid 2 worden de punten b) en c) geschrapt;

iv)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Voert de Gemeenschap met een derde land onderhandelingen over de sluiting van een overeenkomst die het mogelijk maakt dat een lidstaat of het Agentschap certificaten aflevert op basis van certificeringen van de luchtvaartautoriteiten van dat derde land, dan streeft zij ernaar dat Zwitserland het betrokken derde land een soortgelijke overeenkomst aanbiedt. Zwitserland streeft er op zijn beurt naar met derde landen overeenkomsten te sluiten die overeenstemmen met die van de Gemeenschap”.

b)

Aan artikel 20 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„4.   In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, kunnen onderdanen van Zwitserland die in het bezit zijn van al hun burgerrechten op contractbasis in dienst worden genomen door de uitvoerend directeur van het Agentschap.”

c)

Aan artikel 21 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Zwitserland past het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, dat als bijlage A bij deze bijlage is gevoegd, toe op het Agentschap, overeenkomstig het aanhangsel bij bijlage A.”

d)

Aan artikel 28 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Zwitserland neemt volwaardig deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en heeft binnen deze raad dezelfde rechten en plichten als de EU-lidstaten, met uitzondering van stemrecht.”

e)

Aan artikel 48 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„8.   Zwitserland neemt deel aan de in lid 1, onder a), vermelde regeling voor financiële bijdragen, overeenkomstig de volgende formule:

S (0,2/100) + S [1 – (a+b) 0,2/100] c/C

waarbij

S

=

het gedeelte van de begroting van het Agentschap dat niet wordt gedekt door de in lid 1, onder b) en c), vermelde vergoedingen en heffingen

a

=

het aantal geassocieerde landen

b

=

het aantal EU-lidstaten

c

=

de bijdrage van Zwitserland tot de ICAO-begroting

C

=

de totale bijdrage van de EU-lidstaten en van de geassocieerde landen tot de ICAO-begroting.”

f)

Aan artikel 50 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De bepalingen met betrekking tot financiële controle door de Gemeenschap in Zwitserland, wat de deelnemers aan de activiteiten van het Agentschap betreft, zijn uiteengezet in bijlage B bij de onderhavige bijlage.”

g)

Bijlage II bij de verordening wordt uitgebreid tot de volgende luchtvaartuigen, in de hoedanigheid van producten onder artikel 2, lid 3, punt a), onder ii), van Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (1):

 

A/c - [HB-IGM] – type Gulfstream G-V-SP,

 

A/c - [HB-IIS, HB-IIY, HB-IMJ, HB-IVL, HB-IVZ, HB-JES] – type Gulfstream G-V,

 

A/c - [HB-IBX, HB-IKR, HB-IMY, HB-ITF, HB-IWY] – type Gulfstream G-IV,

 

A/c - [HB-XJF, HB-ZCW, HB-ZDF, HB-ZDO] – type MD 900.

Nr. 736/2006

Verordening van de Commissie van 16 mei 2006 inzake de werkmethodes van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart bij het uitvoeren van normalisatie-inspecties.

Nr. 1702/2003

Verordening van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 381/2005 van de Commissie van 7 maart 2005,

Verordening (EG) nr. 706/2006 van de Commissie van 8 mei 2006,

Verordening (EG) nr. 335/2007 van de Commissie van 28 maart 2007,

Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie van 30 maart 2007.

Voor de toepassing van de Overeenkomst moeten de bepalingen van de verordening als volgt worden gewijzigd:

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

In alinea's 3, 4, 6, 8, 10, 11, 13 en 14 wordt de datum „28 september 2003” vervangen door „de datum van inwerkingtreding van het besluit van het comité luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland waarbij Verordening 1592/2002 wordt opgenomen in de bijlage bij de verordening”.

Nr. 2042/2003

Verordening van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen, zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 707/2006 van de Commissie van 8 mei 2006,

Verordening (EG) nr. 376/2007 van de Commissie van 30 maart 2007.

Nr. 104/2004

Verordening van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.

Nr. 488/2005

Verordening van de Commissie van 21 maart 2005 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart in rekening gebrachte vergoedingen en rechten.

Nr. 779/2006

Verordening van de Commissie van 24 mei 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 488/2005 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart in rekening gebrachte vergoedingen en rechten.

Nr. 593/2007

Verordening van de Commissie van 31 mei 2007 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geheven vergoedingen en rechten (14.2).

Nr. 2111/2005

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG.

Nr. 473/2006

Verordening van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap.

Deze verordening is van toepassing zolang ze van kracht blijft in de EU.

4.   Beveiliging van de luchtvaart

Nr. 2320/2002

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart (art. 1-8 en 10-13), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 849/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004.

Nr. 622/2003

Verordening van de Commissie van 4 april 2003 tot vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 68/2004 van de Commissie van 15 januari 2004,

Verordening (EG) nr. 781/2005 van de Commissie van 24 mei 2005 (art. 1-2),

Verordening (EG) nr. 857/2005 van de Commissie van 6 juni 2005 (art. 1-2),

Verordening nr. 831/2006 van de Commissie van 2 juni 2006,

Verordening (EG) nr. 1448/2006 van de Commissie van 29 september 2006,

Verordening (EG) nr. 1546/2006 van de Commissie van 4 oktober 2006,

Verordening (EG) nr. 1862/2006 van de Commissie van 15 december 2006,

Verordening (EG) nr. 65/2006 van de Commissie van 13 januari 2006,

Verordening (EG) nr. 240/2006 van de Commissie van 10 februari 2006,

Verordening (EG) nr. 437/2007 van de Commissie van 20 april 2007.

Nr. 1217/2003

Verordening van de Commissie van 4 juli 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke specificaties voor nationale programma's voor de kwaliteitscontrole van de beveiliging van de burgerluchtvaart.

Nr. 1486/2003

Verordening van de Commissie van 22 augustus 2003 tot vaststelling van procedures voor de inspecties van de Commissie op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart.

(art. 1-13 en 15-18)

Nr. 1138/2004

Verordening van de Commissie van 21 juni 2004 tot vaststelling van een gemeenschappelijke definitie van de meest kwetsbare sectoren van de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones van luchthavens.

5.   Luchtverkeersbeheer

Nr. 549/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de kaderverordening”).

De Commissie geniet in Zwitserland de rechten die haar overeenkomstig artikel 6, artikel 8, lid 1, en de artikelen 10-12 zijn toegekend.

Niettegenstaande de horizontale aanpassing die vermeld is onder het eerste streepje van de bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, zijn de verwijzingen naar de „lidstaten” die gedaan zijn in artikel 5 van Verordening 549/2004 of in de bepalingen van Besluit 1999/468/EG waarnaar wordt verwezen in dat artikel, niet van toepassing op Zwitserland.

het comité dat is opgericht krachtens Verordening (EG) nr. 549/2004 (Single Sky Comité).

Nr. 550/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”).

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig artikel 16, zoals hierna gewijzigd, zijn verleend.

Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen:

a)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

b)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

In leden 1 en 6 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

c)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 1 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

d)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 1 wordt „en Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

e)

Artikel 16, lid 3, wordt vervangen door:

De Commissie stelt de lidstaten en de dienstverlener, voor zover deze juridisch betrokken partij is, in kennis van haar besluit.

Nr. 551/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de luchtruimverordening”).

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig artikel 2, artikel 3, lid 5, en artikel 10 zijn verleend.

Nr. 552/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening”).

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig de artikelen 4, 7 en 10, lid 3, zijn verleend.

Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt de verordening als volgt gelezen:

a)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 2 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

b)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

In lid 4 wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

c)

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

In deel 3, tweede en laatste streepje, wordt „of Zwitserland” ingevoegd na „de Gemeenschap”.

Nr. 2096/2005

Verordening van de Commissie van 20 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten (Voor de EER relevante tekst).

De Commissie geniet in Zwitserland de bevoegdheden die haar overeenkomstig artikel 9 zijn verleend.

Nr. 2150/2005

Verordening van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim.

Nr. 2006/23

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtverkeersleiders.

Nr. 730/2006

Verordening van de Commissie van 11 mei 2006 betreffende de luchtruimclassificatie en de toegang van vluchten volgens zichtvliegvoorschriften boven vliegniveau 195.

Nr. 1033/2006

Verordening van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim.

Nr. 1032/2006

Verordening van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden.

Nr. 1794/2006

Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten.

Nr. 219/2007

Verordening van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de verwezenlijking van een nieuwe generatie Europees luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR).

Nr. 633/2007

Verordening van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden.

6.   Milieu en geluid

Nr. 2002/30

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchthavens in de Gemeenschap.

(art. 1-12, 14-18)

(De wijzigingen van bijlage I, die het gevolg zijn van bijlage II, hoofdstuk 8 (Vervoersbeleid), deel G (Luchtvervoer), nummer 2 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, zijn van toepassing)

Nr. 80/51

Richtlijn van de Raad van 20 december 1979 inzake de beperking van geluidshinder door subsonische luchtvaartuigen (art. 1-9), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Richtlijn 83/206/EEG.

Nr. 89/629

Richtlijn van de Raad van 4 december 1989 betreffende de beperking van de geluidsemissie van civiele subsonische straalvliegtuigen.

(art. 1-8)

Nr. 92/14

Richtlijn van de Raad van 2 maart 1992 betreffende de beperking van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel 2, hoofdstuk 2, tweede uitgave (1988).

(art. 1-11)

7.   Consumentenbescherming

Nr. 90/314

Richtlijn van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten.

(art. 1-10)

Nr. 93/13

Richtlijn van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

(art. 1-11)

Nr. 2299/89

Verordening van de Raad van 24 juli 1989 betreffende gedragsregels voor geautomatiseerde boekingssystemen (art. 1-22), zoals laatstelijk gewijzigd bij:

Verordening nr. 3089/93 van de Raad,

Verordening nr. 323/1999 van de Raad van 8 februari 1999.

Nr. 261/2004

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening nr. 295/91.

(art 1-18)

8.   Diverse

Nr. 2003/96

Richtlijn van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit.

(art. 14, alinea 1, onder b, en alinea 2)

Bijlagen:

A:

Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen

B:

Bepalingen met betrekking tot de financiële controle die de Gemeenschap in Zwitserland uitoefent op de deelnemers aan de activiteiten van EASA.

C:

Verklaring van de Raad betreffende de deelname van Zwitserland aan communautaire comités.


(1)  PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6.

BIJLAGE A

PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

OVERWEGENDE DAT, overeenkomstig artikel 28 van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, deze Gemeenschappen en de Europese Investeringsbank op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten genieten die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen welke aan dit Verdrag zijn gehecht:

HOOFDSTUK I

EIGENDOM, FONDSEN, ACTIVA EN ACTIVITEITEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 1

De gebouwen en terreinen van de Gemeenschappen zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening.

De eigendommen en bezittingen van de Gemeenschappen kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.

Artikel 2

Het archief van de Gemeenschappen is onschendbaar.

Artikel 3

De Gemeenschappen, hun bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Gemeenschappen voor hun officieel gebruik belangrijke aankopen doen van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Gemeenschappen wordt verstoord.

Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

Artikel 4

De Gemeenschappen zijn vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Gemeenschappen; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.

Zij zijn eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot hun publicaties.

Artikel 5

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal kan alle soorten van deviezen en rekeningen in iedere geldsoort aanhouden.

HOOFDSTUK II

MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER

Artikel 6

De instellingen van de Gemeenschappen genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.

De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Gemeenschappen zijn niet aan censuur onderworpen.

Artikel 7

1.   Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Gemeenschappen aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Gemeenschappen.

De Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten.

2.   De bepalingen van artikel 6 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal blijven echter tot de toepassing van de bepalingen van lid 1 toepasselijk op de leden en personeelsleden van de instellingen, die bij de inwerkingtreding van dit Verdrag in het bezit van de in dat artikel bedoelde laissez-passer zijn.

HOOFDSTUK III

LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 8

De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.

Aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane- en deviezencontrole, toegekend:

a)

door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven;

b)

door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending.

Artikel 9

Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Artikel 10

Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:

a)

op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend;

b)

op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.

HOOFDSTUK IV

DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN

Artikel 11

De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Gemeenschappen deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Gemeenschappen.

HOOFDSTUK V

AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 12

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten:

a)

vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Gemeenschappen, en voorts op de bevoegdheid van het Hof om uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;

b)

te zamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;

c)

inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;

d)

gerechtigd om de eerste maal dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;

e)

gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.

Artikel 13

Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen onderworpen aan een belasting ten bate van de Gemeenschappen op de door hun betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Gemeenschappen betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Artikel 14

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Gemeenschappen vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Gemeenschappen, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Gemeenschappen gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Gemeenschappen. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.

De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in die staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.

De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.

Artikel 15

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met eenparigheid van stemmen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen van toepassing zijn.

Artikel 16

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de overige betrokken instellingen, bepaalt de Raad op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 geheel of ten dele van toepassing zijn.

De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten medegedeeld.

HOOFDSTUK VI

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN

Artikel 17

De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Gemeenschappen is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Gemeenschappen geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18

De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen uitsluitend in het belang van de Gemeenschappen verleend.

Elke instelling van de Gemeenschappen is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Gemeenschappen.

Artikel 19

Voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Gemeenschappen in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten.

Artikel 20

De artikelen 12 tot en met 15 en 18 zijn van toepassing op de leden van de Commissie.

Artikel 21

De artikelen 12 tot en met 15 en 18 zijn van toepassing op de rechters, de griffier en de toegevoegde rapporteurs van, alsmede op de advocaten-generaal bij het Hof van Justitie, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van de protocollen betreffende het statuut van het Hof van Justitie nopens de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.

Artikel 22

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, die aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende haar statuten.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Centrale Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen.

Artikel 23

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.

Bovengenoemde bepalingen zijn eveneens van toepassing op het Europees Monetair Instituut. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.

Gedaan te Brussel de achtste april negentienhonderdvijfenzestig.

AANHANGSEL

PROCEDURE VOOR DE TOEPASSING IN ZWITSERLAND VAN HET PROTOCOL BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

1.   Uitbreiding van de toepassing van het Protocol tot Zwitserland

Iedere verwijzing naar de lidstaten in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen (hierna „het Protocol” genoemd) moet worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald.

2.   Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van btw)

Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen belasting over de toegevoegde waarde (btw) geheven. Wat goederen en diensten betreft die aan het Agentschap in Zwitserland worden geleverd voor officieel gebruik, geschiedt de btw-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het Protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. Vrijstelling van btw wordt verleend indien de effectieve aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt.

Restitutie van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de afdeling btw van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling.

3.   Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het Agentschap

Wat artikel 13, tweede alinea, van het Protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap in de zin van artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 (1) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Gemeenschap worden betaald en waarop, te harer gunste, een interne belasting van toepassing is.

Voor de toepassing van artikel 14 van dit Aanhangsel wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaande paragraaf 1 beschouwd.

De ambtenaren en overige personeelsleden van het Agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het Agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van Verordening (EEG/Euratom/EGKS) nr. 259/68 (2) van de Raad en de andere bepalingen van communautair recht tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.


(1)  Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1749/2002 (PB L 264 van 2.10.2002, blz. 13).

(2)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden) (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 2104/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 7).

BIJLAGE B

FINANCIËLE CONTROLE MET BETREKKING TOT ZWITSERSE DEELNEMERS AAN DE ACTIVITEITEN VAN HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART

Artikel 1

Rechtstreekse communicatie

Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de Gemeenschap, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in dit Besluit genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen.

Artikel 2

Audits

1.   In overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (1) en de door de Raad van Bestuur van het Agentschap op 26 maart 2003 overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) goedgekeurde financiële reglementen, alsook met de overige regelingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.

2.   De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door het Agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits naar behoren te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.

3.   De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.

4.   De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van dit besluit dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.

5.   De Zwitserse financiële controledienst (Eidgenössische Finanzkontrolle) wordt van tevoren in kennis gesteld van de audits die op het Zwitserse grondgebied worden uitgevoerd. Deze kennisgeving is geen juridische voorwaarde voor de uitvoering van de audits.

Artikel 3

Controles ter plaatse

1.   In het kader van dit besluit is de Commissie (OLAF) gemachtigd op het Zwitserse grondgebied controles en verificaties ter plaatse te verrichten, zulks overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten van Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (3).

2.   De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse financiële controledienst of met de andere door deze controledienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig over het voorwerp, het doel en de rechtsgrondslag van de controles en verificaties worden ingelicht, teneinde aldus alle nodige hulp te kunnen verstrekken. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

3.   Wanneer de betrokken Zwitserse instanties dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamenlijk door de Commissie en henzelf uitgevoerd.

4.   Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de controleurs van de Commissie, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.

5.   De Commissie doet de Zwitserse financiële controledienst ten spoedigste mededeling van iedere onregelmatigheid en van ieder vermoeden betreffende een onregelmatigheid waarvan zij in het kader van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie stelt in ieder geval de bovengenoemde instantie in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.

Artikel 4

Informatie en raadpleging

1.   Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en communautaire autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een hunner, overleg.

2.   De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van ieder onder hun aandacht gebracht feit waaraan het vermoeden zou kunnen worden ontleend dat er zich onregelmatigheden hebben voorgedaan bij de sluiting en de uitvoering van de contracten of overeenkomsten die zijn gesloten in uitvoering van de instrumenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen.

Artikel 5

Vertrouwelijkheid

Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Gemeenschappen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de Instellingen van de Gemeenschappen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen.

Artikel 6

Administratieve maatregelen en sancties

Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie, alsmede Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (4).

Artikel 7

Invordering en tenuitvoerlegging

Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit besluit, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen in Zwitserland executoriale titel.

De formule van tenuitvoerlegging wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van de titel, aangebracht door de autoriteit die daartoe door de Zwitserse regering wordt aangewezen. Van deze aanwijzing geeft zij kennis aan het Agentschap of de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Zwitserse regels. De rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt, wordt ter controle voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.


(1)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(3)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(4)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

BIJLAGE C

VERKLARING VAN DE RAAD BETREFFENDE DE DEELNAME VAN ZWITSERLAND AAN DE COMITÉS.

De Raad van de Europese Unie aanvaardt dat het volgende streepje wordt toegevoegd aan de verklaring betreffende de deelname van Zwitserland aan de comités in de bijlage bij de definitieve overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer:

„—

het comité dat is opgericht krachtens Verordening (EG) nr. 549/2004 (Single Sky Comité).”.

De Raad van de Europese Unie aanvaardt dat het volgende streepje wordt toegevoegd aan de verklaring betreffende de deelname van Zwitserland aan de comités in de bijlage bij de definitieve overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer, die op 21 juni 1999 is ondertekend en op 4 april 2002 door de Raad is goedgekeurd:

„—

het bij Verordening (EG) nr. 1592/2002 opgerichte comité.”.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

15.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/78


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/368/GBVB VAN DE RAAD

van 14 mei 2008

ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de strategie van de Europese Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen ter bestrijding van deze verspreiding, die zowel binnen de Europese Unie als in derde landen dienen te worden genomen.

(2)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan deze strategie en aan de in hoofdstuk III daarvan genoemde maatregelen, met name door middelen vrij te maken ter ondersteuning van specifieke projecten die worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, door technische bijstand en deskundigheid te verstrekken aan landen die behoefte hebben aan een breed scala van non-proliferatiemaatregelen, en door de rol van de VN-Veiligheidsraad te bevorderen.

(3)

De VN-Veiligheidsraad heeft op 28 april 2004 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1540 (2004) aangenomen; dit is het eerste internationale instrument dat op geïntegreerde en alomvattende wijze massavernietigingswapens, de overbrengingsmiddelen ervoor en de daarvoor bestemde materialen bestrijkt. Hierin worden voor alle landen dwingende verplichtingen vastgesteld om niet-overheidsactoren tegen te houden en af te schrikken om dergelijke wapens en daarmee verband houdend materiaal te bemachtigen. In Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad wordt de landen ook verzocht bij het door deze resolutie ingestelde comité van de Veiligheidsraad (hierna Comité 1540 genoemd) een verslag in te dienen over de maatregelen die zij hebben genomen of van plan zijn te nemen tot uitvoering van de resolutie.

(4)

De VN-Veiligheidsraad heeft op 27 april 2006 met eenparigheid van stemmen Resolutie 1673 (2006) aangenomen, en hij heeft besloten dat het comité zijn inspanningen ter bevordering van de volledige uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad moet opvoeren door middel van werkprogramma’s, outreach-activiteiten, bijstand, dialoog en samenwerking. Hij heeft het Comité 1540 tevens verzocht om met de landen en internationale, regionale en subregionale organisaties na te gaan of ervaringen en bevindingen kunnen worden uitgewisseld en er programma’s beschikbaar zijn die de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad kunnen vergemakkelijken.

(5)

In het verslag van het Comité 1540 van april 2006 werd aanbevolen de regionale en subregionale outreach-activiteiten te verruimen en te intensiveren, teneinde de landen op gestructureerde wijze leidraden te verstrekken voor het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad, zulks mede gezien het feit dat op dat moment 62 landen nog steeds hun eerste nationale verslag moesten indienen en dat 55 landen, die hun eerste nationale verslag hadden ingediend, nog de aanvullende gegevens en verduidelijkingen moesten verstrekken waar het Comité 1540 om had gevraagd.

(6)

Op 12 juni 2006 heeft de Europese Unie een eerste Gemeenschappelijk Optreden, 2006/419/GBVB van de Raad (1), aangenomen ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens. Dit gemeenschappelijk optreden had ten doel de verplichtingen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad meer onder de aandacht te brengen en het bestuurlijk vermogen van derde landen tot opstelling van de nationale verslagen over de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad te helpen vergroten.

(7)

In het kader van de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB zijn vijf regionale studiebijeenkomsten georganiseerd, in de regio’s Afrika, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika, het Caribische gebied, en Azië en het gebied van de Stille Oceaan. Dank zij deze activiteiten zijn er heel wat minder landen die geen verslag hebben ingediend dan wel die hebben nagelaten de naar aanleiding van het indienen van onvolledige verslagen door het Comité 1540 verlangde aanvullende informatie te verstrekken.

(8)

Het Comité 1540 bij de VN-Veiligheidsraad heeft in december 2007 onderstreept dat het Comité het zwaartepunt van zijn activiteiten dient te verleggen van nationale verslaglegging naar de uitvoering van Resolutie 1540 in al haar aspecten. In dit opzicht kunnen gerichte outreach-activiteiten en bijstand die is afgestemd op de regionale en andere specifieke omstandigheden, de landen van de VN helpen oplossingen te vinden voor de problemen in verband met de uitvoering. Het comité geeft in zijn werkprogramma aan dat de landen zich bij hun planning kunnen bedienen van nationale plannen of routekaarten voor de uitvoering, welk denkbeeld dient te worden aangemoedigd. Betrokken landen dienen meer bijstand te ontvangen voor het ontwikkelen van hun nationale actieplannen.

(9)

Het bureau ontwapeningszaken in het VN-secretariaat, dat het Comité 1540 en zijn deskundigen inhoudelijke en logistieke ondersteuning moet geven, moet worden belast met de technische uitvoering van de op grond van dit gemeenschappelijk optreden te voeren projecten.

(10)

Dit gemeenschappelijk optreden moet worden uitgevoerd overeenkomstig de Financiële en Administratieve Kaderovereenkomst tussen de Commissie en de Verenigde Naties betreffende het beheer van financiële bijdragen van de Europese Unie aan programma’s en projecten die onder toezicht van de Verenigde Naties staan,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In overeenstemming met de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, die ten doel heeft de rol van de VN-Veiligheidsraad te bevorderen en zijn deskundigheid om het hoofd te bieden aan de uitdagingen inzake de verspreiding van die wapens te vergroten, verleent de Europese Unie verder steun voor de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad.

2.   De projecten ter ondersteuning van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad, die aansluiten bij maatregelen van de EU-strategie, bestaan uit een reeks thematische workshops in diverse speciaal gekozen regio’s.

Het doel van deze workshops is tweeërlei:

de capaciteit van de functionarissen die in de doelstaten de leiding hebben over alle aspecten van de exportcontrole, op te voeren, opdat die de praktische uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad ter hand kunnen nemen;

de functionarissen uit de doellanden die aan de projecten deelnemen in de gelegenheid te stellen om, rekening houdend met de verschillende invalshoeken (overheid tegenover bedrijfsleven), lacunes en behoeften duidelijk te formuleren, opdat doeltreffende verzoeken om bijstand kunnen worden geformuleerd.

In de bijlage gaat een nadere omschrijving van de projecten.

Artikel 2

1.   Het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (SG/HV), draagt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. De Commissie wordt ten volle bij de werkzaamheden betrokken.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten wordt toevertrouwd aan het VN-secretariaat (bureau voor ontwapening, hierna te noemen VN-secretariaat (ODA). Dit voert zijn taak uit onder toezicht van de SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat. Daartoe treft de SG/HV de nodige regelingen met het VN-secretariaat (ODA).

3.   Conform hun respectieve bevoegdheden houden het voorzitterschap, de SG/HV en de Commissie elkaar regelmatig op de hoogte omtrent de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 475 000 EUR, te financieren uit de algemene begroting van de Europese Unie.

2.   Voor het beheer van de uitgaven die uit het in lid 1 bedoelde bedrag worden gefinancierd, gelden de communautaire procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.

3.   De Commissie ziet toe op het correcte beheer van de in lid 2 bedoelde uitgaven, die als schenking worden verstrekt. Zij sluit daartoe een financieringsovereenkomst met het VN-secretariaat (ODA). In de financieringsovereenkomst wordt bepaald dat het VN-secretariaat (ODA) er zorg voor moet dragen dat de EU-bijdrage zichtbaar is in een mate die overeenstemt met haar omvang.

4.   De Commissie stelt alles in het werk om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit gemeenschappelijk optreden te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich daarbij mochten voordoen en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

Het voorzitterschap brengt, bijgestaan door de SG/HV, aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden, op basis van de geregelde verslagen die worden opgesteld door het VN-secretariaat (ODA). Deze verslagen zullen de basis vormen voor de evaluatie door de Raad. De Commissie wordt hier ten volle bij betrokken en brengt verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden.

Artikel 5

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het verstrijkt 24 maanden na de datum waarop de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst is gesloten, of drie maanden na de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden is vastgesteld, indien er binnen die termijn geen financieringsovereenkomst gesloten is.

Artikel 6

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BAJUK


(1)  PB L 165 van 17.6.2006, blz. 30.


BIJLAGE

EU-ondersteuning voor de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

1.   Achtergrond

In zijn verslag van april 2006 concludeert het Comité 1540 dat 62 landen hun eerste nationale verslag nog moeten indienen en dat 55 landen, ofschoon zij al informatie hebben ingediend, deze nog moeten verduidelijken en vervolledigen. Aangezien deze landen zich voornamelijk in drie geografische zones bevinden (Afrika, het Caribische gebied en de zuidelijke Stille Oceaan) en de lacunes in de nationale verslagen bepaalde regionale patronen volgen, heeft het Comité 1540 voorgesteld de activiteiten ter ondersteuning van staten bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad toe te spitsen op regio’s en gebieden waar specifieke behoeften zijn vastgesteld.

Naar aanleiding van dit standpunt heeft de Europese Unie in de periode 2004-2007 de activiteiten van het Comité 1540 op twee onderscheiden manieren gesteund.

De Europese Unie heeft bij derde landen demarches ondernomen om de indiening van nationale verslagen uit hoofde van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad aan te moedigen.

Op 12 juni 2006 heeft de Europese Unie Gemeenschappelijk Standpunt 2006/419/GBVB goedgekeurd waarin financiële steun wordt verstrekt voor vijf outreach-activiteiten die gericht zijn op vijf verschillende uit ontwikkelingslanden bestaande regio’s. Deze outreach-activiteiten in de vorm van seminars hebben ten doel de verplichtingen in verband met Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad meer onder de aandacht van de ontwikkelingslanden te brengen, en de nationale bestuurlijke capaciteiten van derde landen voor de opstelling van nationale verslagen over de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad te helpen versterken.

Volgens de laatste uiteenzetting van de voorzitter van het Comité 1540 aan de VN-Veiligheidsraad op 17 december 2007 hebben de lidstaten van de VN aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het nakomen van hun verslagleggingsverplichtingen, maar zijn in de volgende periode meer inspanningen noodzakelijk om tot een volledige uitvoering van de resolutie in al haar aspecten te komen. Van belang was vooral dat per half maart 2008 144 staten al hun eerste verslagen hadden ingediend en 99 staten al de gevraagde aanvullende informatie hadden verstrekt. Derhalve is tijdens het themagesprek over outreach-activiteiten dat het Comité 1540 in oktober 2007 gehouden heeft, de behoefde aan een gefaseerde aanpak erkend, en is aanbevolen dat toekomstige outreach-activiteiten minder gericht zouden zijn op verslaglegging, en meer op het helpen van landen met implementatieproblemen.

Tijdens deze uiteenzetting is ook benadrukt hoe het Comité 1540 het zwaartepunt van zijn praktisch handelen dient te verleggen van verslaglegging naar de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) in al haar aspecten. In dit opzicht kunnen gerichte outreach-activiteiten en bijstand die zijn afgestemd op de regionale en andere specifieke omstandigheden, de VN-lidstaten helpen oplossingen te vinden voor de problemen in verband met de uitvoering. Zoals het comité in zijn werkprogramma aangeeft kunnen de landen zich bij hun planning bedienen van nationale plannen of routekaarten voor de uitvoering, welk denkbeeld dient te worden aangemoedigd. Geïnteresseerde landen dienen meer bijstand te ontvangen voor het ontwikkelen van hun nationale actieplannen. Evenzo dient ook het vermogen van de VN-lidstaten om doeltreffende verzoeken om bijstand te formuleren te worden versterkt.

2.   Projectbeschrijving

De projecten ter ondersteuning van de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad zullen plaatsvinden in de vorm van zes workshops, die ten doel hebben de capaciteit van de functionarissen die in zes subregio’s (Afrika, Midden-Amerika, de Mercosur-landen, het Midden-Oosten en de Golfregio, de eilanden van de Stille Oceaan, en Zuidoost-Azië) de leiding hebben over de exportcontrole zodanig op te voeren dat die op praktisch niveau de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) ter hand kunnen nemen. De voorgestelde workshops zijn specifiek toegesneden op grensbewakings-, douane- en bij regelgeving betrokken functionarissen, en omvatten de voornaamste onderdelen van exportcontrole, zoals de toepasselijke wetgeving (juridische aspecten op nationaal en internationaal niveau), controles op de naleving van de regelgeving (waaronder vergunningsbepalingen, eindgebruikerscontrole en bewustmakingsprogramma’s), en handhaving (onder meer het herkennen van grondstoffen, risicobeoordeling en opsporingsmethoden).

Tijdens de workshop worden de landen aangemoedigd ervaringen betreffende praktische aangelegenheden in verband met de uitvoering naar voren te brengen en te delen. De landen krijgen de gelegenheid de gang van zaken bij hun exportcontrole te vergelijken en door middel van deze vergelijkingen na te gaan bij welke werkwijzen uit de ervaringen van anderen voordeel kan worden getrokken. Waar bijstand vereist is om landen in staat te stellen de meest doeltreffende werkwijzen toe te passen, kunnen bijstandsprogramma’s worden samengesteld.

De voorgestelde activiteiten dienen bovenbedoelde functionarissen in de gelegenheid te stellen om rekening houdend met de verschillende zienswijzen van bijvoorbeeld overheid en bedrijfsleven duidelijk de bestaande lacunes en behoeften aan te geven, opdat doeltreffende verzoeken op het gebied van opleiding en uitrusting, en op andere gebieden kunnen worden geformuleerd. Deze verzoeken worden ingediend bij het Comité 1540, dat ze aan landen doorgeeft, of rechtstreeks aan landen of internationale, regionale en niet-gouvernementele organisaties worden gericht. Voor deze workshops zal een beroep worden gedaan op de deskundigen van het Comité 1540 alsook op internationaal beschikbare expertise. Donorlanden en internationale intergouvernementele organisaties kunnen dan ook gevestigde of bekende deskundigheid inbrengen door voor de duur van een workshop hun deskundigen beschikbaar te stellen.

Dit nieuwe gemeenschappelijke optreden is een vervolg op en een versterking van het eerdere Gemeenschappelijk Optreden 2006/419/GBVB, dat vooral gericht was op het onder de aandacht brengen van het probleem en de verslagleggingsverplichtingen. Door het gemeenschappelijk optreden zullen de projecten worden voorzien van een duidelijke operationele en subregionale dimensie doordat er per land dat aan de workshop deelneemt ongeveer drie overheidsfunctionarissen aanwezig zullen zijn (niveau praktijkmensen/deskundigen) voor een periode van drie of vier dagen.

Dank zij de uit dit gemeenschappelijk optreden te financieren workshops zal het gemakkelijker worden lacunes en behoeften helder te omschrijven, hetgeen voor de Europese Unie bijzonder nuttig zal zijn, in het bijzonder bij het uitkiezen van de landen die voor de in het kader van het nieuwe stabiliteitsinstrument te financieren capaciteitsopbouwprojecten in aanmerking komen. Ook kunnen de bijeenkomsten van nut zijn om na te gaan op welke precieze terreinen aanvullende maatregelen van de Europese Unie het meest nodig zijn. De deelnemers aan de workshops zullen worden aangemoedigd om specifieke verzoeken om bijstand in te dienen. De Europese Unie zal de omvang van de bijstand bepalen, rekening houdend met de voornemens van andere mogelijke donoren en zal voor een maximale synergie met andere financiële instrumenten van de Europese Unie zorgen (bv. complementariteit met dit gemeenschappelijk optreden van activiteiten in het kader van het stabiliteitsinstrument op het gebied van exportcontrole in derde landen).

Projectresultaten:

meer begrip bij de deelnemers omtrent de nationale, regionale en internationale inspanningen om de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor te voorkomen;

verduidelijking van de huidige uitvoerings- en handhavingsmaatregelen en verhoging van het aantal maatregelen die gepland of uitgevoerd zijn met het oog op de volledige uitvoering van Resolutie 1540 (2004) van de VN-Veiligheidsraad;

verbetering van de technieken voor de opsporing, bestudering en beoordeling van risico’s;

verbetering van het samenspel en de informatie-uitwisseling tussen nationale en regionale instanties voor exportcontrole en handhaving;

meer inzicht in goederenbewegingen en in de methoden die gebruikt worden om de exportcontrole te omzeilen;

meer inzicht in mogelijkheden tot tweeërlei gebruik van bepaalde grondstoffen, en verbetering van de capaciteit om na te gaan in hoeverre verband bestaat tussen deze grondstoffen voor tweeërlei gebruik en massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor;

verhoogde samenwerking tussen de bij de regelgeving en de handhaving betrokken functionarissen en het bedrijfsleven;

resultaten van de workshop voor de deelnemers:

a)

opstellen van eventuele nationale actieplannen;

b)

tijdens deze praktijkbijeenkomst verzoeken om bijstand uitwerken met het oog op een toekomstige follow-up op meer specifieke gebieden, en in voorkomend geval bij de steunverlening in sterkere mate met intergouvernementele en subregionale organisaties samenwerken, en

c)

verslag van de studiebijeenkomst.

3.   Duur

De totale duur van de projecten wordt op 24 maanden geraamd.

4.   Begunstigden en deelnemers

De landen die voor de bijeenkomsten zijn gekozen, zijn geselecteerd volgens diverse criteria. Aan de hand van de landentabellen betreffende de uitvoering van Resolutie 1540 (2004) werden die landen aangewezen die mogelijk bijstand nodig hebben op het gebied van risicobeoordeling, controle aan de grens en op overlading, grondstofherkenning en opsporingstechnieken.

Bij het voordragen van de hierna vermelde landen voor deelname aan de projecten is ook rekening gehouden met de verschillende mate waarin ze de resolutie hebben uitgevoerd en waarin ze over de nodige capaciteit beschikken. Gelijksoortige regionale aspecten, zoals het overladen, vormen een gemeenschappelijke basis en maken het mogelijk synergieën tussen de landen te ontdekken en te ontwikkelen.

Tevens hebben de geselecteerde landen deelgenomen aan de outreach-activiteiten die eerder in de betrokken subregio werden ontwikkeld.

De landen zal verzocht worden op het uitvoeringsniveau functionarissen aan te stellen die vertrouwd zijn met de export- en grenscontrole. Dit zou onder andere betrekking hebben op vertegenwoordigers van de volgende overheidsinstanties:

regelgevingsinstanties; en

instanties voor wetshandhaving aan de grens (waaronder douane- en politiediensten), met bijzondere aandacht voor de contacten tussen centrale overheden en tussen verschillende overheidsinstellingen.

In voorkomend geval zullen ook andere diensten die bij de exportcontrole een centrale rol blijken te spelen worden uitgenodigd ingevolge een besluit van het voorzitterschap van de Europese Unie, bijgestaan door de SG/HV.

Tevens zou worden overwogen de desbetreffende intergouvernementele en regionale organisaties uit te nodigen de workshop bij te wonen en daaraan deel te nemen.

Er dient op gewezen te worden dat sommige deelnemende landen vanwege hun geografische ligging, hun politieke situatie of hun nationale energieplannen — mogelijk zelfs onverhoeds — geconfronteerd kunnen worden met de gevaren van de verspreiding van massavernietigingswapens (MVW). Verscheidene onder hen hebben reeds met de Europese Unie een constructieve dialoog over non-proliferatie van MVW gevoerd, soms ook in het kader van de onderhandelingen over en de ondertekening van bilaterale overeenkomsten waarin bepalingen waren opgenomen inzake de non-proliferatie van MVW. Bijgevolg vormt het organiseren van deze reeks workshops een uitnemende kans voor de Europese Unie om haar toezeggingen in verband met de betreffende bepalingen te honoreren en te tonen hoezeer zij het verlenen van bijstand aan ontwikkelingslanden, ook via multilaterale middelen, van belang acht.

Voor de workshops zijn de volgende landen uitgenodigd:

1.

Project met betrekking tot Afrika

Ghana, Kenia, Marokko, Nigeria, Oeganda, Zuid-Afrika, Republiek Congo, Egypte, Libië en Tanzania

2.

Project betreffende Midden-Amerika

Belize, Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua en Panama

3.

Project betreffende de Mercosur-landen

Argentinië, Brazilië, Uruguay, Paraguay, Venezuela, Bolivia, Chili, Colombia, Ecuador en Peru

4.

Project voor het Midden-Oosten en de Golfregio

Bahrein, Irak, Jordanië, Koeweit, Oman, Saoedi-Arabië, Syrië en de Verenigde Arabische Emiraten

5.

Project voor de eilandstaten van de Stille Oceaan

Fiji, Marshalleilanden, Micronesia (Federale Staten van), Nauru, Palau, Papoea-Nieuw-Guinea, Salomonseilanden (Republiek van de), Oost-Timor, Tuvalu, Vanuatu

6.

Project betreffende de landen van Zuidoost-Azië

Cambodja, Indonesië, Maleisië, Myanmar, de Filipijnen, Singapore, Thailand en Vietnam.

5.   Uitvoeringsorgaan

Het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden. Het voorzitterschap zal de technische uitvoering toevertrouwen aan het VN-secretariaat (ODA). Het VN-secretariaat (ODA) zal een overeenkomst inzake gastlandsteun ondertekenen met de landen die als gastland worden aangemerkt. Het gastland zal deelnemen aan de uitvoering van de projecten, die in het kader van dit gemeenschappelijk optreden worden gefinancierd. De aanbesteding van goederen, werken of diensten door het VN-secretariaat (ODA) in de gastlanden in het kader van dit gemeenschappelijk optreden geschiedt volgens de toepasselijke VN-regels en -procedures, als nader omschreven in de financieringsovereenkomst met het VN-secretariaat (ODA) (artikel 3, lid 3, van dit gemeenschappelijk optreden).


15.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/84


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2008/369/GBVB VAN DE RAAD

van 14 mei 2008

betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/440/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de aanneming van Resolutie 1596 (2005) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 18 april 2005 (UNSCR 1596 (2005)) heeft de Raad op 13 juni 2005 Gemeenschappelijk Standpunt 2005/440/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo vastgesteld.

(2)

De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft op 31 maart 2008 Resolutie 1807 (2008) (UNSCR 1807 (2008)) aangenomen, die voorziet in nieuwe ontheffingen van de beperkende maatregelen in verband met het wapenembargo, de bevriezing van activa en het reisverbod, in een reeks criteria die het krachtens Resolutie 1533 (2004) van de Verenigde Naties (UNSCR 1533 (2004)) ingestelde Sanctiecomité moet hanteren bij het aanwijzen van personen en entiteiten waarvoor de activabevriezing en het reisverbod gelden, en in verlenging van die maatregelen tot en met 31 december 2008.

(3)

Duidelijkheidshalve dienen de maatregelen die zijn opgelegd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2005/440/GBVB en de maatregelen die moeten worden opgelegd krachtens UNSCR 1807 (2008) in één wetgevingsinstrument te worden opgenomen.

(4)

Gemeenschappelijk Standpunt 2005/440/GBVB moet derhalve worden ingetrokken.

(5)

Optreden van de Gemeenschap is nodig om bepaalde maatregelen uit te voeren,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De rechtstreekse of onrechtstreekse levering, verkoop of overdracht van wapens en alle soorten aanverwant materiaal, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor aan alle niet-gouvernementele entiteiten en personen die actief zijn op het grondgebied van de Democratische Republiek Congo (DRC) door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten, of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of tot hun nationale luchtvaartmaatschappij behorende vliegtuigen, ongeacht de vraag of de goederen oorspronkelijk van het grondgebied van de lidstaten vandaan komen, is verboden.

2.   Tevens is verboden:

a)

de verstrekking, verkoop, levering en overdracht van technische bijstand, de tussenhandel en andere aan militaire activiteiten gerelateerde diensten, en de levering, de fabricage, het onderhoud en het gebruik van wapens en aanverwant materieel van enigerlei aard, met inbegrip van wapens en munitie, militaire voertuigen en uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, direct of indirect, aan alle niet-gouvernementele entiteiten en personen die actief zijn op het grondgebied van de Democratische Republiek Congo;

b)

de verstrekking van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met militaire activiteiten, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor elke verstrekking, levering, overdracht en uitvoer van wapens en soortgelijk materieel, en voor elke verstrekking, verkoop, levering en overdracht van daarmee verband houdende technische bijstand, tussenhandel en andere diensten, direct of indirect, aan alle niet-gouvernementele entiteiten en personen die actief zijn op het grondgebied van de Democratische Republiek Congo.

Artikel 2

1.   Artikel 1 is niet van toepassing op:

a)

het leveren, verkopen en overdragen van wapens en aanverwant materieel en het verlenen van technische bijstand, financiering, tussenhandel en andere diensten die verband houden met wapens en aanverwant materieel uitsluitend bestemd ter ondersteuning van of voor gebruik door de VN-missie in de Democratische Republiek Congo (MONUC);

b)

het leveren, verkopen of overdragen van beschermende kledingstukken, waaronder scherfwerende vesten en militaire helmen, die door VN-personeel, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire organisaties en ontwikkelingswerkers en aanverwant personeel louter voor hun eigen bescherming tijdelijk naar de Democratische Republiek Congo worden uitgevoerd;

c)

het leveren, verkopen of overdragen van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend voor humanitaire of beschermende doeleinden bestemd is, of de verstrekking van technische bijstand en opleiding in verband met dergelijke niet-dodelijke uitrusting.

2.   Het leveren, verkopen of overdragen van wapens en aanverwant materieel of het verstrekken van diensten of technische bijstand en opleiding als vermeld in lid 1, is onderworpen aan een door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vooraf te verlenen vergunning.

3.   De lidstaten stellen het krachtens UNSCR 1533 (2004) ingestelde Sanctiecomité vooraf in kennis van elke zending van wapens en aanverwant materieel naar de Democratische Republiek Congo en van elke verlening van technische bijstand, financiering, tussenhandel en andere diensten in verband met militaire activiteiten in de Democratische Republiek Congo die afwijkt van de in lid 1, onder a) en b), genoemde. Die kennisgevingen omvatten alle relevante gegevens, waaronder, indien van toepassing, de eindgebruiker, de voorgenomen leveringsdatum en de route van de zending.

4.   De lidstaten nemen de onder lid 1 bedoelde leveringen per geval in overweging met volledige inachtneming van de criteria in de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer. De lidstaten eisen toereikende waarborgen tegen misbruik van de krachtens lid 2 verleende vergunningen en treffen zo nodig maatregelen voor het terughalen van de geleverde wapens en aanverwant materieel.

Artikel 3

De in artikel 4, lid 1, en artikel 5, leden 1 en 2, voorziene beperkende maatregelen worden opgelegd aan de volgende personen en, in voorkomend geval, entiteiten die door het Sanctiecomité zijn aangewezen:

personen of entiteiten die het wapenembargo en de aanverwante maatregelen als genoemd in artikel 1 schenden;

politieke en militaire leiders van buitenlandse gewapende groeperingen die in de Democratische Republiek Congo actief zijn en de ontwapening en de vrijwillige repatriëring of hervestiging van tot deze groepen behorende strijders belemmeren;

politieke en militaire leiders van Congolese milities die steun van buiten de Democratische Republiek Congo ontvangen en de deelneming van hun strijders aan het ontwapenings-, demobilisatie- en reïntegratieproces belemmeren;

politieke en militaire leiders die in de Democratische Republiek Congo actief zijn en in strijd met het vigerende internationale recht kinderen rekruteren of gebruiken in gewapende conflicten;

personen die in de Democratische Republiek Congo actief zijn en ernstige schendingen van het internationale recht begaan waarbij kinderen en vrouwen het doelwit zijn in gewapende conflicten, worden gedood en verminkt, en het slachtoffer zijn van seksueel geweld, ontvoering en gedwongen verplaatsing.

De betrokken personen en entiteiten worden in de bijlage genoemd.

Artikel 4

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied van de in artikel 3 bedoelde personen te beletten.

2.   Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer het Sanctiecomité:

a)

vooraf en per geval bepaalt dat de binnenkomst of doorreis op humanitaire gronden, die ook een geloofsplicht kunnen inhouden, gewettigd is;

b)

concludeert dat een ontheffing zou bijdragen tot de doelstellingen van de betrokken resoluties van de Veiligheidsraad, te weten vrede en nationale verzoening in de Democratische Republiek Congo en stabiliteit in de regio;

c)

vooraf en per geval toestemming geeft voor de doorreis van personen die terugkeren naar het grondgebied van de staat waarvan zij onderdaan zijn of die deelnemen aan inspanningen om plegers van ernstige schendingen van de mensenrechten of het internationale humanitaire recht voor de rechter te brengen.

4.   In de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 machtiging verleent tot binnenkomst in of doorreis via zijn grondgebied van door het Sanctiecomité aangewezen personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de personen waarop zij betrekking heeft.

Artikel 5

1.   Alle tegoeden, andere financiële activa en economische middelen die rechtstreeks of onrechtstreeks in bezit zijn of onder zeggenschap staan van de in artikel 3 bedoelde personen of entiteiten, of die worden gehouden door entiteiten waarvan de eigendom of de zeggenschap rechtstreeks of onrechtstreeks berust bij die personen of entiteiten, dan wel bij personen of entiteiten die namens deze of op hun aanwijzing handelen, als genoemd in de bijlage, worden bevroren.

2.   Tegoeden, andere financiële activa of economische middelen worden rechtstreeks noch onrechtstreeks aan of ten behoeve van de in lid 1 bedoelde personen of entiteiten ter beschikking gesteld.

3.   Lidstaten mogen ontheffingen van de in de leden 1 en 2 genoemde maatregelen toestaan voor tegoeden of andere financiële activa en economische middelen die:

a)

noodzakelijk zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten, overeenkomstig het nationaal recht, voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of andere financiële activa en economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn ter dekking van uitzonderlijke uitgaven, na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Sanctiecomité en goedkeuring door dit comité;

e)

het voorwerp zijn van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht of uitspraak; in dat geval kunnen de tegoeden, andere financiële activa en economische middelen worden gebruikt om het retentierecht uit te oefenen of de uitspraak ten uitvoer te leggen mits het retentierecht of de uitspraak vóór de aanwijzing van de betrokken persoon of entiteit door het Sanctiecomité is ingegaan, respectievelijk is gedaan, en niet ten goede komt aan een in artikel 3 genoemde persoon of entiteit, een en ander na kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het Sanctiecomité.

4.   De in lid 3, onder a), b) en c), bedoelde ontheffingen kunnen worden verleend na kennisgeving aan het Sanctiecomité door de betrokken lidstaat van zijn voornemen om, waar van toepassing, toestemming te verlenen voor de toegang tot dergelijke tegoeden, andere financiële activa en economische middelen en bij uitblijven van een negatief besluit van het Sanctiecomité binnen vier werkdagen na deze kennisgeving.

5.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen, of

b)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan voor de datum waarop beperkende maatregelen op de betrokken rekeningen van toepassing werden,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.

Artikel 6

De Raad stelt de lijst in de bijlage vast en wijzigt deze op basis van door het Sanctiecomité genomen besluiten.

Artikel 7

Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag van de vaststelling ervan.

Artikel 8

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt zo nodig herzien, gewijzigd of ingetrokken op basis van door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties genomen besluiten.

Artikel 9

Gemeenschappelijk Standpunt 2005/440/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 10

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 14 mei 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BAJUK


(1)  PB L 152 van 15.6.2005, blz. 22. Gemeenschappelijk Standpunt laatstelijk gewijzigd bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/179/GBVB (PB L 57 van 1.3.2008, blz. 37).


BIJLAGE

a)   Lijst van personen, bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 5

 

Naam

Voornaam

Bijnamen

Geslacht

Titel, functie

Adres

(huisnr., straatnaam, postcode, stad, land)

Geboortedatum

Geboorteplaats

(stad, land)

Paspoort nr./identiteitskaart nr.

(met vermelding van het afgevende land en van de datum en plaats van afgifte)

Nationaliteit

Datum van aanwijzing

Overige informatie

1.

BWAMBALE

Frank Kakolele

Frank Kakorere, Frank Kakorere Bwambale

M

 

 

 

 

 

 

1.11.2005

Voormalig leider van de RCD-ML; heeft invloed op de politiediensten en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de RCD ML, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt.

2.

KAKWAVU BUKANDE

Jérôme

Jérôme Kakwavu

M

 

 

 

 

 

Congolese

1.11.2005

Bekend als „Commandant Jérôme”. Voormalig voorzitter van de UCD/FAPC. De FAPC heeft de controle over illegale grensposten tussen Uganda en de DRC — een belangrijke transitroute voor wapenhandel. Als hoofd van de FAPC heeft hij invloed op de politiediensten en voert hij nog steeds het commando over, en controleert hij de activiteiten van, de strijdkrachten van de FAPC, die betrokken zijn bij wapensmokkel en bijgevolg het wapenembargo schenden. Heeft sinds december 2004 de rang van generaal in de FARDC.

3.

KATANGA

Germain

 

M

 

 

 

 

 

Congolese

1.11.2005

Sinds maart 2005 onder huisarrest in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van de FRPI bij mensenrechtenschendingen. Op 18 oktober 2007 door de regering van de DRC overgeleverd aan het Internationaal Strafhof. Hoofd van de FRPI. In december 2004 benoemd tot generaal van de FARDC. Is betrokken bij wapenhandel en schendt bijgevolg het wapenembargo.

4.

KAMBALE

Kisoni

Dr. Kisoni, Kidubai, Kambale KISONI

M

 

 

24.5.1961

Mulashe, DRC

C0323172

Congolese

29.3.2007

Handelaar in goud, eigenaar van Butembo Airlines en Congocom Trading House in Butembo. Op 5 juli 2007 overleden in Butembo, DRC. Kisoni heeft de militia helpen financieren door handel in goud (dat hij kocht van de FNI en verkocht aan Uganda Commercial Impex (UCI Ltd)) en smokkel over de grens tussen de DRC en Uganda. Kisoni’s steun aan een illegale gewapende groepering (FNI) door een persoonlijke commerciële relatie met NJABU (een persoon waartegen reeds sancties golden uit hoofde van Resolutie 1596 (2005)) is in strijd met het wapenembargo en de Resoluties 1493 (2003) en 1596 (2005).

5.

LUBANGA

Thomas

 

M

 

 

 

Ituri

 

Congolese

1.11.2005

In maart 2005 gearresteerd in Kinshasa in verband met de betrokkenheid van de UPC/L bij mensenrechtenschendingen. Voorzitter van de UPC/L, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt.

6.

MANDRO

Khawa Panga

Kawa Panga, Kawa Panga Mandro, Kawa Mandro, Yves Andoul Karim, Mandro Panga Kahwa, Yves Khawa Panga Mandro

M

 

 

20.8.1973

Bunia

 

Congolese

1.11.2005

Bekend als „Chief Kahwa”, „Kawa”. Voormalig voorzitter van de PUSIC, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Zit sinds april 2005 in de gevangenis van Bunia wegens sabotage van het vredesproces in Ituri.

7.

MPAMO

Iruta Douglas

Mpano, Douglas Iruta Mpamo

M

 

Bld Kanyamuhanga 52, Goma

28.12.1965/29.12.1965

Bashali, Masisi/Goma, DRC

(formerly Zaire)

 

Congolese

1.11.2005

Gevestigd in Goma. Eigenaar/manager van de Compagnie Aérienne des Grands Lacs en van de Great Lakes Business Company, waarvan vliegtuigen zijn gebruikt om bijstand te verlenen aan gewapende groepen en milities die in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) worden genoemd. Is ook verantwoordelijk voor het achterhouden van vlucht- en ladinggegevens, kennelijk met de bedoeling het wapenembargo te helpen omzeilen.

8.

MUDACUMURA

Sylvestre

 

M

 

 

 

 

 

Rwandese

1.11.2005

Bekend als „Radja”, „Mupenzi Bernard”, „General Major Mupenzi”. Veldcommandant van de FDLR; heeft invloed op de politiediensten en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt.

9.

MURWANASHYAKA

Dr. Ignace

Ignace

M

 

 

14.5.1963

Butera (Rwanda)/Ngoma, Butare (Rwanda)

 

Rwandese

1.11.2005

Verblijft in Duitsland. voorzitter van de FDLR; heeft invloed op de politiediensten en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van de strijdkrachten van de FDLR, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt.

10.

MUSONI

Straton

IO Musoni

M

 

 

6.4.1961

(mogelijk 4.6.1961)

Mugambazi, Kigali, Rwanda

 

Rwandees paspoort, verlopen op 10.9.2004

29.3.2007

Verblijft in Neuffen, Duitsland. Eerste vicevoorzitter van de Democratische Krachten voor de bevrijding van Rwanda (FDLR) in Europa. Als leider van de FDLR, een buitenlandse gewapende groepering die actief is in de DRC, belemmert Musoni de ontwapening en de vrijwillige repatriëring of hervestiging van tot deze groepen behorende strijders, waarmee hij UNSCR 1649 (2005) schendt.

11.

MUTEBUTSI

Jules

Jules Mutebusi, Jules Mutebuzi

M

 

 

 

Zuid-Kivu

 

Congolese

(Zuid-Kivu)

1.11.2005

Zit momenteel in gevangenschap in Rwanda. Bekend als „Colonel Mutebutsi”. Voormalig regionaal militair onderbevelhebber van de FARDC van het 10e MR in april 2004; ontslagen wegens ongedisciplineerd gedrag; heeft zich samen met andere afvallige elementen van de voormalige RCD-G aangesloten bij de troepen die in mei 2004 de stad Bukavu met geweld hebben ingenomen. Is betrokken bij wapenhandel buiten de structuren van de FARDC om en bij de bevoorrading van in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities; schendt bijgevolg het wapenembargo.

12.

NGUDJOLO

Matthieu Cui

Cui Ngudjolo

M

 

 

 

 

 

 

1.11.2005

„Kolonel” of „Generaal”. Chef-staf van de FNI en voormalig chef-staf van de FRPI; heeft invloed op de politiediensten en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de FRPI, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Is in oktober 2003 in Bunia gearresteerd door de MONUC.

13.

NJABU

Floribert Ngabu

Floribert Njabu, Floribert Ndjabu, Floribert Ngabu Ndjabu

M

 

 

 

 

 

 

1.11.2005

In Kinshasa gearresteerd en onder huisarrest sinds maart 2005 in verband met de betrokkenheid van de FNI bij mensenrechtenschendingen. Hoofd van de FNI, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt.

14.

NKUNDA

Laurent

Laurent Nkunda Bwatare, Laurent Nkundabatware, Laurent Nkunda Mahoro Batware, Laurant Nkunda Batware

M

 

 

6.2.1967/2.2.1967

Noord-Kivu/Rutshuru

 

Congolese

1.11.2005

Verblijfplaats momenteel onbekend. Waargenomen in Rwanda en Goma. Bekend als „General Nkunda”. Voormalig generaal van de RCD-G. Heeft zich samen met andere afvallige elementen van de voormalige RCD-G aangesloten bij de troepen die in mei 2004 de stad Bukavu met geweld hebben ingenomen. Is betrokken bij wapenhandel buiten de structuren van de FARDC om, en schendt bijgevolg het wapenembargo.

Oprichter van het National Congress for the People’s Defense, 2006; hoge officier van de Rally for Congolese Democracy-Goma (RCD-G), 1998-2006; officier van het Rwandan Patriotic Front (RPF), 1992-1998.

15.

NYAKUNI

James

 

M

 

 

 

 

 

Ugandese

1.11.2005

Zakenrelatie van Commandant Jérôme; houdt zich vooral bezig met smokkel over de grens tussen de DRC en Uganda; wordt onder meer verdacht van smokkel van wapens en militair materieel in ongecontroleerde trucks. Schendingen van het wapenembargo; steunverlening aan gewapende groepen en milities die in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) worden genoemd, onder meer in de vorm van financiële steun, waardoor die groepen en milities militaire operaties kunnen ontplooien.

16.

OZIA MAZIO

Dieudonné

Ozia Mazio

M

 

 

6.6.1949

Ariwara, DRC

 

Congolese

1.11.2005

Bekend als „Omari”, „Mr Omari”. Voorzitter van de FEC in de regio Aru. Financiële banden met Commandant Jérôme en de FAPC; houdt zich bezig met smokkel over de grens tussen de DRC en Uganda, waardoor voorraden en contant geld kunnen worden geleverd aan Commandant Jérôme en diens troepen. Schendingen van het wapenembargo, onder meer door steunverlening aan gewapende groepen en milities die in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) worden genoemd.

17.

TAGANDA

Bosco

Bosco Ntaganda, Bosco Ntagenda

M

 

 

 

 

 

Congolese

1.11.2005

Bekend als „Terminator”, „Major”. Militair bevelhebber van de UPC/L; heeft invloed op de politiediensten en voert nog steeds het commando over, en controleert de activiteiten van, de strijdkrachten van de UPC/L, een van de in punt 20 van UNSCR 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities, die betrokken is bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schendt. Is in december 2004 tot generaal van de FARDC benoemd, maar weigerde de promotie, waardoor hij thans buiten de FARDC staat.


b)   Lijst van entiteiten, bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 5

 

Naam

Ook bekend als

Adres

(huisnr., straatnaam, postcode, stad, land)

Plaats van registratie

(stad, land)

Datum van registratie

Registratienummer

Voornaamste plaats van bedrijvigheid

Datum van aanwijzing

Overige informatie

18.

BUTEMBO AIRLINES (BAL)

 

 

Butembo, DRC

 

 

 

29.3.2007

Luchtvaartmaatschappij in particuliere eigendom, met als thuisbasis Butembo. Kambale Kisoni gebruikte zijn luchtvaartmaatschappij om FNI-goud, rantsoenen en wapens te vervoeren tussen Mongbwalu en Butembo. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) wordt geschonden.

19.

CONGOCOM TRADING HOUSE

 

 

Butembo, DRC

(Tel. +253 (0) 99 983 784)

 

 

 

29.3.2007

Goudhandel in Butembo. CONGOCOM is eigendom van Kambale Kisoni. Kisoni koopt bijna de gehele goudproductie van de regio Mongbwalu op, die in handen is van het FNI. Het FNI heeft aanzienlijke inkomsten uit belastingen op deze productie. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) wordt geschonden.

20.

COMPAGNIE AERIENNE DES GRANDS LACS (CAGL), GREAT LAKES BUSINESS

 

CAGL, Avenue Président Mobutu, Goma DRC (CAGL heeft ook een kantoor in Gisenyi, Rwanda); GLBC, PO Box 315, Goma, DRC (GLBC heeft ook een kantoor in Gisenyi, Rwanda)

 

 

 

 

29.3.2007

CAGL en GLBC zijn bedrijven in eigendom van Douglas MPAMO, waartegen al sancties lopen uit hoofde van UNSCR 1596 (2005). CAGL en GLBC zijn gebruikt voor het vervoer van wapens en munitie, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) is geschonden.

21.

MACHANGA

 

Kampala, Uganda

 

 

 

 

29.3.2007

Goudexportbedrijf in Kampala (directeur de heer Rajua). MACHANGA kocht goud door een geregelde commerciële relatie met handelaren in de DRC die nauwe banden onderhielden met milities. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) wordt geschonden.

22.

TOUS POUR LA PAIX ET LE DEVELOPPEMENT (NGO)

TPD

Goma, North Kivu

 

 

 

 

1.11.2005

Betrokken bij schendingen van het wapenembargo, in de vorm van steunverlening aan de RCD-G, met name door het beschikbaar stellen van trucks voor het transport van wapens en troepen, alsmede door het vervoer van wapens die worden verdeeld onder delen van de bevolking in Masisi en Rutshuru (Noord-Kivu) (begin 2005).

23.

UGANDA COMMERCIAL IMPEC (UCI) LTD

 

Kajoka Street,

Kisemente Kampala, Uganda

(Tel. +256 41 533 578/9);

alternatief adres: PO Box 22709, Kampala, Uganda

 

 

 

 

29.3.2007

Goudexportbedrijf in Kampala. UCI kocht goud door een commerciële relatie met handelaren in de DRC die nauwe banden onderhielden met milities. Dat is „verstrekken van bijstand” aan illegale gewapende groeperingen, waarmee het wapenembargo van UNSCR 1493 (2003) en 1596 (2005) wordt geschonden.