ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 120

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
7 mei 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 401/2008 van de Commissie van 6 mei 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 402/2008 van de Commissie van 6 mei 2008 houdende nadere bepalingen met betrekking tot de invoer van rogge uit Turkije (Gecodificeerde versie)

3

 

*

Verordening (EG) nr. 403/2008 van de Commissie van 6 mei 2008 tot voorlopige vaststelling van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de krachtens het ACS-protocol en de overeenkomst met India in te voeren rietsuiker voor de leveringsperiode 2008/2009

6

 

*

Verordening (EG) nr. 404/2008 van de Commissie van 6 mei 2008 houdende wijziging van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode van landbouwproducten, met betrekking tot de toelating van spinosad, kaliumbicarbonaat en koperoctanoaat en het gebruik van ethyleen

8

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/357/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 23 april 2008 inzake specifieke kinderveiligheidseisen waaraan de in Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde Europese normen voor aanstekers moeten voldoen ( 1 )

11

 

 

2008/358/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 25 april 2008 tot wijziging van Beschikking 2005/380/EG tot oprichting van een groep van niet-gouvernementele deskundigen op het gebied van corporate governance en vennootschapsrecht

14

 

 

2008/359/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 28 april 2008 tot oprichting van de Groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie

15

 

 

2008/360/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 april 2008 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Nederland in 2003 (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1668)

17

 

 

2008/361/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 6 mei 2008 tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2008 voor de informatisering van de veterinaire procedures, het systeem voor de melding van dierziekten, communicatiemaatregelen en studies en evaluaties

18

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/362/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2008 inzake de externe kwaliteitsborging voor wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang controleren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1721)

20

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/1


VERORDENING (EG) Nr. 401/2008 VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 7 mei 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 6 mei 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

57,4

TN

102,3

TR

133,7

ZZ

97,8

0707 00 05

JO

178,8

TR

152,4

ZZ

165,6

0709 90 70

TR

135,1

ZZ

135,1

0805 10 20

EG

41,8

IL

63,2

MA

50,4

TN

53,2

TR

61,9

ZZ

54,1

0805 50 10

AR

114,0

IL

130,3

TR

133,3

ZA

153,3

ZZ

132,7

0808 10 80

AR

94,5

BR

79,7

CL

87,2

CN

82,7

MK

65,0

NZ

117,0

US

105,7

UY

93,7

ZA

73,3

ZZ

88,8


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/3


VERORDENING (EG) Nr. 402/2008 VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2008

houdende nadere bepalingen met betrekking tot de invoer van rogge uit Turkije

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2008/97 van de Raad van 9 oktober 1997 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de speciale regeling voor de invoer van olijfolie en van bepaalde andere landbouwproducten van oorsprong uit Turkije (1), en met name op artikel 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 2622/71 van de Commissie van 9 december 1971 houdende nadere bepalingen met betrekking tot de invoer van rogge uit Turkije (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De Raad heeft bij Verordening (EG) nr. 2008/97 uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de bijzondere regeling bij invoer van rogge uit Turkije, zoals voorzien in het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Turkije.

(3)

Deze bijzondere regeling voorziet onder bepaalde voorwaarden in een vermindering van het invoerrecht bij invoer van rogge afkomstig uit Turkije in de Gemeenschap. Hiertoe moet het bewijs worden bijgebracht, dat een door de exporteur te betalen speciale heffing bij uitvoer inderdaad werd voldaan.

(4)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2008/97 dienen de nadere bepalingen te worden vastgesteld inzake het leveren van het bewijs van betaling van de speciale heffing bij uitvoer.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het bewijs, dat de exporteur de speciale heffing bij uitvoer bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2008/97 heeft voldaan, wordt aan de bevoegde autoriteit geleverd door overlegging van het certificaat inzake goederenverkeer A. TR. 1. In dit geval moet de bevoegde autoriteit één van de in bijlage I bij deze verordening opgenomen vermeldingen onder het hoofd „Opmerkingen” opnemen.

Artikel 2

Verordening (EEG) nr. 2622/71 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 284 van 16.10.1997, blz. 17. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 846/98 van de Commissie (PB L 120 van 23.4.1998, blz. 13).

(2)  PB L 271 van 10.12.1971, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1996/2006 (PB L 398 van 30.12.2006, blz. 1).

(3)  Zie bijlage II.


BIJLAGE I

In artikel 1 bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Специална експортна такса съгласно Регламент (ЕО) № 2008/97 платена в размер на …

:

in het Spaans

:

Tasa especial aplicable a la exportación según el Reglamento (CE) no 2008/97 satisfecha con la suma de …

:

in het Tsjechisch

:

Zvláštní vývozní dávka podle nařízení (ES) č. 2008/97 zaplacena ve výši …

:

in het Deens

:

Særlig udførselsafgift i henhold til forordning (EF) nr. 2008/97, betalt med et beløb på …

:

in het Duits

:

Besondere Ausfuhrabgabe gemäß Verordnung (EG) Nr. 2008/97 in Höhe von … entrichtet

:

in het Ests

:

Ekspordi erimaks makstud summas … vastavalt määrusele (EÜ) nr 2008/97

:

in het Grieks

:

Ειδικός φόρος κατά την εξαγωγή σύμφωνα με τον κανονισμό (ΕK) αριθ. 2008/97 που πληρώθηκε για ποσό …

:

in het Engels

:

Special export tax under Regulation (EC) No 2008/97 paid to an amount of …

:

in het Frans

:

Taxe spéciale à l'exportation selon le règlement (CE) no 2008/97 acquittée pour un montant de …

:

in het Italiaans

:

Tassa speciale per l'esportazione pagata, secondo il regolamento (CE) n. 2008/97, per un importo di …

:

in het Lets

:

Saskaņā ar Regulu (EK) Nr. 2008/97, samaksāta speciālā izvešanas nodeva … apmērā

:

in het Litouws

:

Vadovaujantis Reglamentu (EB) Nr. 2008/97, sumokėtas … dydžio specialusis eksporto mokestis

:

in het Hongaars

:

A 2008/97/EK rendelet szerinti különleges exportadó … összegben megfizetve

:

in het Maltees

:

Taxxa speċjali fuq l-esportazzjoni, skond ir-Regolament (KE) Nru 2008/97, imħallsa għall-ammont ta' …

:

in het Nederlands

:

Speciale heffing bij uitvoer bedoeld in Verordening (EG) nr. 2008/97 ten bedrage van … voldaan

:

in het Pools

:

Specjalny podatek eksportowy według rozporządzenia (WE) nr 2008/97 zapłacony w wysokości …

:

in het Portugees

:

Imposição especial de exportação, nos termos do Regulamento (CE) n.o 2008/97, paga num montante de …

:

in het Roemeens

:

Taxă specială de export, conform Regulamentului (CE) nr. 2008/97, achitată pentru o valoare de …

:

in het Slowaaks

:

Osobitný vývozný poplatok podľa nariadenia (ES) č. 2008/97 vo výške …

:

in het Sloveens

:

Posebna izvozna dajatev v skladu z Uredbo (ES) št. 2008/97, plačilo za znesek …

:

in het Fins

:

Asetuksen (EY) N:o 2008/97 mukainen erityisvientivero määrältään …

:

in het Zweeds

:

Särskild exportskatt i enlighet med förordning (EG) nr 2008/97, betalt med ett belopp på …


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 2622/71 van de Commissie

(PB L 271 van 10.12.1971, blz. 22)

 

Verordening (EEG) nr. 199/73 van de Commissie

(PB L 23 van 29.1.1973, blz. 4)

Uitsluitend artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3480/80 van de Commissie

(PB L 363 van 31.12.1980, blz. 84)

Uitsluitend artikel 1, lid 1

Verordening (EEG) nr. 3817/85 van de Commissie

(PB L 368 van 31.12.1985, blz. 16)

Uitsluitend artikel 1, lid 4

Verordening (EEG) nr. 560/91 van de Commissie

(PB L 62 van 8.3.1991, blz. 26)

Uitsluitend artikel 1, lid 1

Verordening (EG) nr. 777/2004 van de Commissie

(PB L 123 van 27.4.2004, blz. 50)

Uitsluitend artikel 1

Verordening (EG) nr. 1996/2006 van de Commissie

(PB L 398 van 30.12.2006, blz. 1).

Uitsluitend artikel 1


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EEG) nr. 2622/71

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2, eerste alinea

Artikel 2, tweede alinea

Artikel 3

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III


7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/6


VERORDENING (EG) Nr. 403/2008 VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2008

tot voorlopige vaststelling van de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de krachtens het ACS-protocol en de overeenkomst met India in te voeren rietsuiker voor de leveringsperiode 2008/2009

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 31,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 12 van Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2) zijn de voorwaarden vastgesteld voor de bepaling van de leveringsverplichtingen tegen nulrecht van de producten van GN-code 1701, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, voor invoer van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend.

(2)

Overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 3 en 7 van het ACS-protocol, in de artikelen 3 en 7 van de overeenkomst met India en in artikel 12, lid 3, en de artikelen 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 950/2006 heeft de Commissie, op basis van de momenteel beschikbare informatie, voor elk land van uitvoer de leveringsverplichtingen voor de leveringsperiode 2008/2009 berekend.

(3)

Bijgevolg moeten de hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de leveringsperiode 2008/2009 voorlopig worden vastgesteld overeenkomstig artikel 12, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 950/2006.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de invoer van producten van GN-code 1701, uitgedrukt in wittesuikerequivalent, van oorsprong uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend, voor de leveringsperiode 2008/2009 zijn voor ieder betrokken land van uitvoer voorlopig vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 371/2007 (PB L 92 van 3.4.2007, blz. 6).


BIJLAGE

Hoeveelheden van de leveringsverplichtingen voor de invoer van preferentiële suiker uit de landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend, voor de leveringsperiode 2008/2009, uitgedrukt in ton wittesuikerequivalent

Landen die het ACS-protocol en de overeenkomst met India hebben ondertekend

Leveringsverplichtingen 2008/2009

Barbados

32 097,40

Belize

46 680,10

Kongo

10 186,10

Fiji

165 348,30

Guyana

165 131,40

India

10 000,00

Ivoorkust

10 186,10

Jamaica

122 234,30

Kenia

5 000,00

Madagaskar

10 760,00

Malawi

20 824,40

Mauritius

491 030,50

Mozambique

6 000,00

Saint Kitts en Nevis

0,00

Suriname

0,00

Swaziland

117 844,50

Tanzania

10 186,10

Trinidad en Tobago

43 751,00

Oeganda

0,00

Zambia

7 215,00

Zimbabwe

30 224,80

Totaal

1 304 700,00


7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/8


VERORDENING (EG) Nr. 404/2008 VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2008

houdende wijziging van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode van landbouwproducten, met betrekking tot de toelating van spinosad, kaliumbicarbonaat en koperoctanoaat en het gebruik van ethyleen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens de procedure van artikel 7, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 hebben bepaalde lidstaten aan de andere lidstaten en aan de Commissie informatie toegestuurd met het oog op de opneming van bepaalde producten in bijlage II bij die verordening.

(2)

De Commissie heeft een ad-hocgroep van deskundigen verzocht aanbevelingen te doen met betrekking tot de toelating voor gebruik in de biologische landbouw van spinosad, kaliumbicarbonaat en koperoctanoaat, alsmede de uitbreiding van het gebruik van ethyleen tot het narijpen van citrusvruchten en het tegengaan van scheutvorming bij aardappen en uien, in het licht van de beginselen van de biologische landbouw.

(3)

Op 22-23 januari 2008 heeft de groep van deskundigen bij de diensten van de Commissie een verslag ingediend (2) waarin wordt aanbevolen het gebruik van spinosad, kaliumbicarbonaat en koperoctanoaat, alsmede de uitbreiding van het gebruik van ethyleen tot het narijpen van citrusvruchten en het tegengaan van scheutvorming bij aardappen en uien onder bepaalde voorwaarden toe te staan. In het licht van het verslag van deze groep van deskundigen en van de hierna vermelde elementen is de Commissie van oordeel dat bepaalde producten voor gebruik in de biologische landbouw moeten worden toegelaten en dat het gebruik van ethyleen moet worden uitgebreid.

(4)

Spinosad is een nieuw insecticide van bacteriële oorsprong, dat essentieel blijkt bij de bestrijding van bepaalde belangrijke plagen en dat bijdraagt tot de duurzaamheid van de productie in gevallen waarin andere plagen een gewas aantasten of dreigen aan te tasten. Bij het gebruik ervan dient erop te worden toegezien dat het risico voor niet-doelorganismen zo gering mogelijk blijft.

(5)

Wat de opneming van spinosad betreft, dient erop te worden gewezen dat micro-organismen in het algemeen in de biologische landbouw mogen worden gebruikt voor de bestrijding van ziekten en plagen, terwijl door micro-organismen geproduceerde stoffen in een aparte lijst moeten worden opgenomen.

(6)

Kaliumbicarbonaat blijkt essentieel te zijn bij de bestrijding van verschillende schimmelziekten bij een groot aantal gewassen en kan bijdragen tot het verlagen van het gebruik van koper en zwavel in bepaalde combinaties van gewassen en plagen.

(7)

Koperoctanoaat is een nieuwe formulering van koper die kan worden gebruikt voor dezelfde doeleinden als de reeds in deel B van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2029/91 opgenomen koperverbindingen. De totale hoeveelheid koper die per seizoen moet worden gebruikt, ligt lager bij gebruik van koperoctanoaat.

(8)

Ethyleen is reeds in deel B van bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 opgenomen als stof die traditioneel in de biologische landbouw wordt gebruikt. Het is dienstig gebleken de gebruiksvoorwaarden voor deze stof aan te vullen met twee extra toepassingen die essentieel worden geacht: het narijpen van cirusvruchten wanneer een dergelijke behandeling deel uitmaakt van een strategie om door de fruitvlieg veroorzaakte schade te voorkomen, en het tegengaan van scheutvorming bij opgeslagen aardappelen en uien.

(9)

Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 123/2008 van de Commissie (PB L 38 van 13.2.2008, blz. 3).

(2)  Report of the ad-hoc expert group on pesticides in organic food production, 22-23 January 2008, http://ec.europa.eu/agriculture/qual/organic/publi/pesticides_en.pdf


BIJLAGE

Bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt als volgt gewijzigd:

In deel B „Bestrijdingsmiddelen” wordt punt 1 „Gewasbeschermingsmiddelen” als volgt gewijzigd:

(1)

Tabel II „Micro-organismen voor biologische ziektebestrijding” wordt vervangen door:

„II.   Micro-organismen voor biologische bestrijding van ziekten en plagen

Omschrijving

Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden

Micro-organismen (bacteriën, virussen en schimmels)

Uitsluitend niet genetisch gemodificeerde stammen in de zin van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (1)


II bis.   Door micro-organismen geproduceerde stoffen

Omschrijving

Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden

Spinosad

Insecticide;

Alleen indien zij zijn geproduceerd door niet genetisch gemodificeerde stammen in de zin van Richtlijn 2001/18/EG

Alleen indien maatregelen worden genomen om het risico voor essentiële parasitoïden en het risico van resistentievorming zo gering mogelijk te houden.

De behoefte moet door de controle-instantie of de controleorganisatie zijn erkend.

(2)

Tabel IV „Andere stoffen die traditioneel in de biologische landbouw worden gebruikt” wordt als volgt gewijzigd:

a)

In de kolom „Omschrijving” wordt de tekst betreffende koper vervangen door:

„Koper in de vorm van koperhydroxide, koperoxychloride, (tribasisch) kopersulfaat, koperoxide, koperoctanoaat”

b)

De tekst betreffende „ethyleen” wordt vervangen door:

Omschrijving

Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden

„(*) Ethyleen

Narijping van bananen, kiwi’s en kaki’s; narijpen van citrusvruchten als deel van een strategie om door de fruitvlieg veroorzaakte schade te voorkomen; bloei-inductie van ananas; het tegengaan van scheutvorming bij aardappelen en uien

De behoefte moet door de controle-instantie of de controleorganisatie zijn erkend.”

(3)

In tabel V „Andere stoffen” de volgende tekst toegevoegd:

Omschrijving

Beschrijving, samenstellingseisen, gebruiksvoorwaarden

„Kaliumbicarbonaat

Fungicide”


(1)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.”


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/11


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2008

inzake specifieke kinderveiligheidseisen waaraan de in Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde Europese normen voor aanstekers moeten voldoen

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/357/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 4, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/95/EG verplicht de producenten uitsluitend veilige producten op de markt te brengen.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn, wat de risico’s en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken nationale normen, wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen.

(3)

Richtlijn 2001/95/EG bepaalt dat Europese normen door de Europese normalisatie-instellingen moeten worden opgesteld. Deze normen moeten waarborgen dat producten aan het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn voldoen.

(4)

Aanstekers zijn inherent gevaarlijke producten omdat zij een vlam of warmte produceren en een brandbare vloeistof of brandbaar gas, dikwijls onder druk, bevatten. De meest in het oog springende potentiële risico’s die aan het verkeerd gebruik van aanstekers verbonden zijn, zijn brand, brandwonden en barsten, die in de nabijheid van een warmtebron explosiegevaar kunnen opleveren.

(5)

Aanstekers zijn niet bedoeld voor kinderen. Desalniettemin worden aanstekers niet zelden, en dan vooral door jonge kinderen, verkeerd gebruikt en hier moet bij de beoordeling van de veiligheid van die producten rekening mee worden gehouden. Dit geldt met name voor wegwerpaanstekers, waarvan enorme aantallen, vaak in multi-packs, worden verkocht en die door de consument als een goedkoop wegwerpartikel worden beschouwd, alsook voor aanstekers die door hun vorm of vermakelijke kenmerken voor jonge kinderen bijzonder aantrekkelijk zijn.

(6)

Verkeerd gebruik van aanstekers door jonge kinderen kan brand veroorzaken die tot aanzienlijke persoonlijke en economische schade en zelfs de dood kan leiden. Daarom vormen aanstekers een ernstig risico wanneer zij door kinderen verkeerd worden gebruikt.

(7)

In 1998 gaf de Commissie de CEN onder nr. M/266 een normalisatieopdracht met betrekking tot de consumenten- en kinderveiligheid van aanstekers, die uitmondde in de Europese norm EN 13869:2002: „Aanstekers — Kinderveiligheid voor aanstekers — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden”.

(8)

Aangezien de veiligheid en de gezondheid van de consument in gevaar is, vooral omdat jonge kinderen in staat zijn aanstekers te bedienen en de kans groot is dat zij ze verkeerd gebruiken, en aangezien tegen dit risico alleen doeltreffend kan worden opgetreden door op communautair niveau adequate maatregelen vast te stellen, heeft de Commissie op grond van artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG op 11 mei 2006 Beschikking 2006/502/EG (2) gegeven, waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van „novelty lighters” wordt verboden.

(9)

Aangezien op grond van artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG gegeven beschikkingen tijdelijke maatregelen zijn met een geldigheidsduur van ten hoogste één jaar, en zij met telkens ten hoogste één jaar verlengd kunnen worden, heeft de Commissie op 12 april 2007 Beschikking 2007/231/EG (3) gegeven, waarbij de geldigheid van Beschikking 2006/502/EG met een jaar is verlengd.

(10)

Ofschoon de referenties van EN 13869 niet overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG in het Publicatieblad bekend zijn gemaakt, leidt Beschikking 2006/502/EG van de Commissie wel tot een vermoeden van overeenstemming voor aanstekers die beantwoorden aan de nationale normen ter omzetting van EN 13869.

(11)

Aangezien gebruik moet worden gemaakt van adequate technische oplossingen voor de beoordeling van de kinderveiligheidseisen van aanstekers, zijn de lidstaten en de Commissie in samenwerking met de Europese normalisatie-instellingen en na raadpleging van de betrokkenen tot de conclusie gekomen dat EN 13869 moet worden herzien.

(12)

Het voornaamste probleem met de huidige norm is dat die zich baseert op tests door een kinderpanel om uit te maken of een aansteker inderdaad kinderveilig is. Hoewel tests door een kinderpanel een betrouwbare methode zijn gebleken, dienen er andere methoden te worden vastgesteld om de kinderveiligheid van aanstekers te bepalen, mits deze alternatieven minstens even doeltreffend en betrouwbaar zijn. Daarnaast laat de bestaande definitie van aanstekers die bijzonder aantrekkelijk zijn voor kinderen (de zogenaamde „novelty lighters”), ruimte voor interpretatie, die kan leiden tot een ongelijke toepassing van het verbod op deze aanstekers. Ten slotte moet een aantal andere problemen worden aangepakt om ervoor te zorgen dat de norm volledig aan zijn doel beantwoordt door adequate technische oplossingen te bieden.

(13)

De specifieke kinderveiligheidseisen voor aanstekers dienen te worden opgesteld op grond van artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG teneinde de normalisatie-instellingen te verzoeken EN 13869 te herzien volgens de informatieprocedure van Richtlijn 98/34/EG (4) op het gebied van normen en technische voorschriften, en de herziene norm in het Publicatieblad bekend te maken.

(14)

Zodra de referentie van de herziene norm in het Publicatieblad bekend is gemaakt, worden aanstekers die conform die norm vervaardigd zijn, verondersteld te voldoen aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid, wat de specifieke kinderveiligheidseisen betreft waarop de norm betrekking heeft.

(15)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité,

BESLUIT:

Artikel 1

Doel

Doel van dit besluit is de eisen vast te stellen op grond waarvan de Commissie de betrokken normalisatie-instellingen kan verzoeken de norm voor aanstekers te herzien.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

 

„aansteker”: een reeds met brandstof gevuld, al dan niet navulbaar, met de hand bedienbaar apparaat dat een vlam produceert met gebruikmaking van een brandstof, normaliter gebruikt voor het aansteken van sigaretten, sigaren en pijpen, en dat naar verwachting kan worden gebruikt voor het aansteken van materialen als papier, lampenkousjes, kaarsen en lantaarns;

 

„kinderveilige aansteker”: een aansteker die op zodanige wijze is ontworpen en geproduceerd dat deze, onder normale en redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, niet kan worden gebruikt door kinderen onder de 51 maanden, bijvoorbeeld vanwege de kracht die nodig is om hem te bedienen, vanwege het ontwerp of de bescherming van zijn ontstekingsmechanisme of de complexiteit van de achtereenvolgende handelingen die voor de ontsteking nodig zijn;

 

„voor kinderen aantrekkelijke aansteker”: een aansteker die qua vormgeving lijkt op een ander voorwerp dat algemeen wordt erkend als aantrekkelijk voor of bestemd voor gebruik door kinderen onder de 51 maanden.

Artikel 2

Eisen

1.   Voor de toepassing van artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG zijn de specifieke kinderveiligheidseisen voor aanstekers als volgt:

a)

Aanstekers moeten kinderveilig zijn zodat de kans dat kinderen onder de 51 maanden deze kunnen bedienen, tot een minimum beperkt wordt;

b)

Aanstekers mogen niet aantrekkelijk zijn voor kinderen onder de 51 maanden.

2.   Lid 1, onder a), is niet van toepassing op navulbare aanstekers waarvoor de producenten de bevoegde autoriteiten op verzoek de vereiste documentatie voorleggen waarmee wordt gestaafd dat de aanstekers zodanig zijn ontworpen, vervaardigd en op de markt gebracht dat zij naar verwachting gedurende minstens vijf jaar veilig kunnen worden gebruikt, mits zij zo nodig worden gerepareerd, en dat zij in het bijzonder aan de volgende eisen voldoen:

a)

zij moeten vergezeld gaan van een schriftelijke garantie van de producent van ten minste twee jaar voor iedere aansteker, overeenkomstig Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad (5);

b)

zij moeten in de praktijk kunnen worden gerepareerd en gedurende de hele levensduur veilig kunnen worden nagevuld en met name een vervangbaar ontstekingsmechanisme hebben;

c)

de duurzame onderdelen die bij herhaald gebruik na de garantieperiode geneigd zijn te verslijten of kapot te gaan, moeten kunnen worden vervangen of gerepareerd door een erkende of gespecialiseerde aftersales-service in de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2008.

Voor de Commissie

Meglena KUNEVA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 198 van 20.7.2006, blz. 41.

(3)  PB L 99 van 14.4.2007, blz. 16.

(4)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(5)  PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12.


7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/14


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2008

tot wijziging van Beschikking 2005/380/EG tot oprichting van een groep van niet-gouvernementele deskundigen op het gebied van corporate governance en vennootschapsrecht

(2008/358/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2005/380/EG is een groep van niet-gouvernementele deskundigen op het gebied van corporate governance en vennootschapsrecht ingesteld die voor de Commissie als bezinnings-, overleg- en adviesorgaan op het gebied van corporate governance en vennootschapsrecht fungeert. Beschikking 2005/380/EG is van toepassing tot en met 27 april 2008.

(2)

De groep heeft waardevolle en deskundige adviezen verleend, met name over de lopende initiatieven van de Commissie op het gebied van vennootschapsrecht en corporate governance, en vooral de plannen voor een statuut voor een Europese besloten vennootschap en voor een vereenvoudiging van het vennootschapsrecht die zijn opgenomen in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008 (1), en over de evaluatie van de toepassing van bestaande wetgeving inzake corporate governance en vennootschapsrecht. Met het oog op de continuïteit en op een geslaagde afronding van deze projecten moet het mandaat van de groep worden verlengd tot en met juni 2009.

(3)

Er moet voor gezorgd worden dat de leden van de groep objectief deskundig advies verlenen.

(4)

Persoonsgegevens over de leden van de groep moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2).

(5)

Beschikking 2005/380/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Enig artikel

Beschikking 2005/380/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan artikel 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De leden tekenen elk jaar een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden in het algemeen belang te handelen, alsmede een verklaring waaruit blijkt of zij al dan niet belangen hebben die afbreuk kunnen doen aan hun objectiviteit.”

2.

Aan artikel 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De namen van de leden worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3).

3.

Artikel 9 komt als volgt te luiden:

„Deze beschikking is van toepassing tot en met 30 juni 2009.”

Gedaan te Brussel, 25 april 2008.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  COM(2007) 640 definitief van 23.10.2007.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.”


7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/15


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 28 april 2008

tot oprichting van de Groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie

(2008/359/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 157, lid 1, van het Verdrag bepaalt dat de Gemeenschap en de lidstaten er zorg voor moeten dragen dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap aanwezig zijn. Ingevolge artikel 157, lid 2, moeten de lidstaten, in verbinding met de Commissie, onderling overleg plegen en, voor zover nodig, hun activiteiten coördineren. De Commissie kan initiatieven nemen om deze coördinatie te bevorderen.

(2)

In haar mededeling „Tussentijdse evaluatie van het industriebeleid. Een bijdrage tot de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid” (1) heeft de Commissie haar voornemen aangekondigd om een voedingsmiddeleninitiatief te nemen in verband met het concurrentievermogen van de communautaire voedingsmiddelenindustrie.

(3)

Daarom is het nodig dat een groep op hoog niveau wordt opgericht, die is samengesteld uit deskundigen op het gebied van het concurrentievermogen van de communautaire voedingsmiddelenindustrie en daarmee verband houdende uitdagingen zoals voedselveiligheid, gezondheid en milieu, en dat de taken en de structuur daarvan worden vastgesteld.

(4)

De groep moet kwesties bespreken die het concurrentievermogen van de communautaire voedingsmiddelenindustrie bepalen en in de toekomst zullen bepalen. Op grond van de uitkomst van haar discussies moet de groep een aantal sectorspecifieke beleidsaanbevelingen opstellen ter vergroting van het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie in overeenstemming met het communautaire beleid, met name de doelstellingen op het gebied van voedselveiligheid en gezondheid, landbouw en duurzame ontwikkeling.

(5)

De groep moet zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, de lidstaten en relevante belanghebbenden, met name de upstreamproducenten en downstreamgebruikers van de voedingsmiddelenindustrie, de consumenten en het maatschappelijk middenveld.

(6)

Er moeten voorschriften voor de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep worden vastgesteld, onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de Commissie zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (2).

(7)

Persoonsgegevens over de leden van de groep moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

BESLUIT:

Artikel 1

Groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie

Er wordt een Groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie, hierna de „groep” genoemd, opgericht.

Artikel 2

Taak

De groep heeft tot taak:

1.

kwesties die het concurrentievermogen van de communautaire voedingsmiddelenindustrie bepalen en in de toekomst zullen bepalen en daarmee verband houdende uitdagingen te bespreken;

2.

de factoren te identificeren die van invloed zijn op de concurrentiepositie en de duurzaamheid van de communautaire voedingsmiddelenindustrie, inclusief toekomstige uitdagingen en trends met gevolgen voor het concurrentievermogen;

3.

een aantal sectorspecifieke aanbevelingen voor de beleidsmakers op communautair niveau op te stellen.

Artikel 3

Raadpleging

De Commissie kan de groep raadplegen over elke aangelegenheid in verband met het concurrentievermogen van de communautaire voedingsmiddelenindustrie.

Artikel 4

Lidmaatschap — benoeming

1.   De leden van de groep zijn specialisten op hoog niveau met deskundigheid en verantwoordelijkheid op gebieden die verband houden met het concurrentievermogen en daarmee verbonden uitdagingen van de communautaire voedingsmiddelenindustrie en worden door de Commissie benoemd.

2.   De groep bestaat uit 27 leden en is als volgt samengesteld:

a)

8 vertegenwoordigers van de lidstaten;

b)

13 vertegenwoordigers van de voedingsmiddelenindustrie;

c)

6 vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en beroepsverenigingen.

3.   De leden van de groep worden voor hun expertise op persoonlijke titel benoemd en adviseren de Commissie onafhankelijk van invloeden van buitenaf.

4.   Ieder lid van de groep benoemt een persoonlijk vertegenwoordiger voor de voorbereidende subgroep, opgericht bij artikel 5, lid 2.

5.   De leden worden benoemd voor een hernieuwbare ambtstermijn van 1 jaar en blijven in ambt totdat zij overeenkomstig lid 6 van dit artikel worden vervangen of totdat hun ambtstermijn afloopt.

6.   De leden kunnen in de volgende gevallen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen:

a)

wanneer het lid aftreedt;

b)

wanneer het lid niet langer in staat is een doeltreffende bijdrage te leveren aan de beraadslagingen in de groep;

c)

wanneer het lid niet voldoet aan artikel 287 van het Verdrag.

7.   De leden leggen een schriftelijke verklaring af waarin zij zich ertoe verbinden om in het algemeen belang op te treden, tezamen met een verklaring waaruit blijkt of zij belangen hebben die hun onafhankelijkheid in gevaar kunnen brengen.

8.   De namen van de leden worden bekendgemaakt op de internetsite van directoraat-generaal Ondernemingen en industrie en in het register van deskundigengroepen van de Commissie. De namen van de leden worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 5

Werkwijze

1.   De Commissie zit de groep voor.

2.   Een subgroep, hierna de „sherpa-subgroep” genoemd, bereidt de besprekingen, standpunten en aanbevelingen van de groep voor acties en/of beleidsmaatregelen voor. Zij werkt nauw samen met de diensten van de Commissie om de werkzaamheden voor de vergaderingen van de groep voor te bereiden.

3.   De groep kan met instemming van de Commissie subgroepen oprichten om specifieke kwesties te onderzoeken op basis van een door de groep opgesteld mandaat. Dergelijke subgroepen worden ontbonden zodra zij hun mandaat hebben uitgevoerd.

4.   De vertegenwoordiger van de Commissie kan deskundigen of waarnemers met een specifieke deskundigheid op het gebied van een geagendeerd onderwerp verzoeken om deel te nemen aan de werkzaamheden van de groep of aan de beraadslagingen of werkzaamheden van subgroepen en ad-hocgroepen.

5.   De door deelneming aan de beraadslagingen of werkzaamheden van de groep, ad-hocgroepen of subgroepen verkregen informatie mag niet openbaar worden gemaakt wanneer de Commissie van mening is dat die informatie vertrouwelijk is.

6.   De groep, de sherpa-subgroep en andere subgroepen vergaderen normaliter ten kantore van de Commissie volgens de procedures en het tijdschema, als vastgesteld door de Commissie. De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat. Andere ambtenaren van de Commissie die belang hebben bij de besprekingen mogen de vergaderingen van de groep en haar subgroepen bijwonen.

7.   De groep stelt haar reglement van orde vast op basis van het door de Commissie vastgestelde standaardreglement van orde.

8.   De Commissie mag samenvattingen, conclusies, delen van conclusies of werkdocumenten van de groep, notulen en verslagen in de oorspronkelijke taal van het document publiceren of op een speciale website op internet plaatsen.

Artikel 6

Geldigheidsduur

Het besluit is van toepassing tot 1 november 2009. De Commissie neemt vóór die datum een besluit over een eventuele verlenging.

Gedaan te Brussel, 28 april 2008.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  COM(2007) 374 van 4.7.2007.

(2)  PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/548/EG, Euratom (PB L 215 van 5.8.2006, blz. 38).

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/17


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 april 2008

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in Nederland in 2003

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1668)

(Alleen de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

(2008/360/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 3, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Nederland hebben zich in 2003 uitbraken van aviaire influenza voorgedaan. Het uitbreken van deze ziekte vormde een ernstig risico voor de veestapel in de Gemeenschap.

(2)

Om de verspreiding van de ziekte te voorkomen en haar zo snel mogelijk te helpen uitroeien, moet de Gemeenschap overeenkomstig Beschikking 90/424/EEG financieel bijdragen in de subsidiabele kosten die de lidstaat in het kader van de spoedmaatregelen ter bestrijding van de ziekte heeft gemaakt.

(3)

Bij Beschikking 2003/678/EG van de Commissie van 24 september 2003 over een eerste financiële bijdrage van de Gemeenschap in de subsidiabele kosten voor de uitroeiing van aviaire influenza in Nederland in 2003 (2) werd aan Nederland een financiële bijdrage van de Gemeenschap toegekend in de uitgaven voor de spoedmaatregelen ter bestrijding van aviaire influenza in 2003.

(4)

Die beschikking voorzag in de betaling van een eerste voorschot van 40 000 000 EUR.

(5)

Overeenkomstig die beschikking moet het saldo van de financiële bijdrage van de Gemeenschap worden betaald op basis van de op 14 maart 2004, 26 juli 2005 en 2 november 2006 door Nederland ingediende aanvragen.

(6)

Rekening houdend met het bovenstaande moet nu het totale bedrag worden vastgesteld van de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de subsidiabele uitgaven voor de uitroeiing van aviaire influenza in Nederland in 2003.

(7)

Op grond van de resultaten van de controles die de Commissie overeenkomstig de veterinairrechtelijke voorschriften van de Gemeenschap en de voorwaarden voor het verlenen van communautaire financiële steun heeft uitgevoerd, kunnen niet alle kosten als subsidiabel worden aangemerkt.

(8)

De opmerkingen van de Commissie, de wijze van berekening van de subsidiabele kosten en de slotconclusies zijn per brief van 12 juli 2007, 26 oktober 2007 en 5 december 2007 aan Nederland meegedeeld.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De totale bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van de uitroeiing van aviaire influenza in Nederland in 2003 overeenkomstig Beschikking 2003/678/EG wordt vastgesteld op 65 516 152,41 EUR.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 30 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/53/EG van de Raad (PB L 29 van 2.2.2006, blz. 37).

(2)  PB L 249 van 1.10.2003, blz. 53. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/27/EG van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 45).


7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/18


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2008

tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2008 voor de informatisering van de veterinaire procedures, het systeem voor de melding van dierziekten, communicatiemaatregelen en studies en evaluaties

(2008/361/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 17, artikel 20, artikel 37, lid 2, en artikel 37 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 90/424/EEG stelt de procedures vast voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap in de kosten van gerichte veterinaire maatregelen, met name wat betreft het voorlichtingsbeleid inzake diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid, technische en wetenschappelijke maatregelen en controle.

(2)

In artikel 37 bis, lid 1, onder b), van Beschikking 90/424/EEG wordt bepaald dat een financiële bijdrage van de Gemeenschap kan worden toegekend voor de informatisering van de veterinaire procedures wat betreft de hosting, het beheer en het onderhoud van geïntegreerde veterinaire computersystemen, in voorkomend geval inclusief interfaces met nationale gegevensbestanden. Daarom moet een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend voor de hosting, het beheer en het onderhoud van het geïntegreerde veterinaire computersysteem Traces (Trade Control and Expert System), ingevoerd bij Beschikking 2003/24/EG van de Commissie van 30 december 2002 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem (2), om ervoor te zorgen dat het systeem beschikbaar, veilig en actueel is.

(3)

In artikel 37, lid 1, van Beschikking 90/424/EEG wordt bepaald dat voor de invoering van systemen voor de identificatie van dieren en de kennisgeving van ziekten in het kader van de voorschriften inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in levende dieren in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt, financiële steun van de Gemeenschap kan worden verstrekt. Daarom moet een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend voor de bijwerking van het systeem voor de melding van dierziekten (ADNS), gebaseerd op Beschikking 2005/176/EG van de Commissie van 1 maart 2005 tot vaststelling van het formaat en de codes voor de melding van dierziekten krachtens Richtlijn 82/894/EEG van de Raad (3), met de nodige technische verbeteringen.

(4)

In de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013): „Voorkomen is beter dan genezen” (4) („de mededeling over een nieuwe strategie voor diergezondheid”) staat dat de Commissie zich ertoe verbindt de communicatie met de consumenten en belanghebbenden te verbeteren.

(5)

In artikel 16 van Beschikking 90/424/EEG wordt bepaald dat de Gemeenschap een financiële bijdrage levert aan de ontwikkeling van een voorlichtingsbeleid met betrekking tot diergezondheid, dierenwelzijn en de voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong. Daarom moet een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend voor de uitvoering van maatregelen ter verbetering van de communicatie met de consumenten en de belanghebbenden op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn in het kader van de mededeling over een nieuwe strategie voor diergezondheid.

(6)

Overeenkomstig artikel 19 van Beschikking 90/424/EEG kan de Gemeenschap de nodige technische en wetenschappelijke maatregelen nemen voor de ontwikkeling van communautaire wetgeving en voor de ontwikkeling van voorlichting en opleiding op veterinair gebied, of kan zij de lidstaten of internationale organisaties daarin bijstaan.

(7)

De geleidelijke invoering van elektronische identificatie voor herkauwers is één van de verwachte resultaten van de strategie. Bijgevolg is een studie naar de kosten-batenverhouding en de kosteneffectiviteit van de elektronische identificatie van runderen nodig voordat nieuwe wetgeving op dit gebied wordt vastgesteld. Om de rol van de communautaire referentielaboratoria te verbeteren wordt een evaluatie van het functioneren en de prestaties daarvan nodig geacht. De uitkomst van deze studies en evaluaties zal de basis vormen voor de herziening van de wetgeving op deze gebieden, indien deze nodig wordt geacht. Daarom moet een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend voor de financiering van studies en evaluaties op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn, en zoötechniek. Het voor deze acties toe te wijzen maximumbedrag moet worden gespecificeerd. In 2008 zullen aanbestedingen worden gehouden voor de uitvoering, in het kader van specifieke contracten, van studies en evaluaties op het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn, en zoötechniek. Krachtens Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (5) moeten veterinaire maatregelen uit het Europees Landbouwgarantiefonds worden gefinancierd. Met het oog op de financiële controle zijn de artikelen 9, 36 en 37 van die verordening van toepassing.

(8)

De betaling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt verricht op voorwaarde dat de activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de contractanten alle noodzakelijke informatie verstrekken.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

BESLUIT:

Artikel 1

Traces (Trade Control and Expert System)

Er wordt een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de hosting, het beheer en het onderhoud van het bij Beschikking 2003/24/EG ingevoerde Traces-systeem toegekend voor de volgende bedragen en doelstellingen:

a)

1 000 000 EUR voor de hosting;

b)

500 000 EUR voor de verwerving van de nodige logistieke ondersteuning in het kader van de verlening van bijstand aan de gebruikers;

c)

300 000 EUR voor de aanschaf van de nodige onderhoudsondersteuning om het systeem aan juridische en technische ontwikkelingen aan te passen;

d)

200 000 EUR voor de nodige ontwikkelingen op het gebied van gegevensverwerking;

e)

250 000 EUR voor de ontwikkeling van het interface tussen de nationale gegevensbanken voor de identificatie van runderen.

Artikel 2

ADNS (Systeem voor de melding van dierziekten)

Er wordt een financiële bijdrage van de Gemeenschap ten belope van 270 000 EUR toegekend voor de bijwerking van het op Beschikking 2005/176/EG gebaseerde systeem voor de melding van dierziekten.

Artikel 3

Communicatie op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn

Er wordt een financiële bijdrage van de Gemeenschap toegekend voor maatregelen ter bevordering van de communicatie met bevoegde autoriteiten en burgers, bedoeld om informatie over de communautaire wetgeving op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn te verspreiden, en wel voor de volgende bedragen:

a)

2 500 000 EUR op het gebied van diergezondheid;

b)

150 000 EUR op het gebied van dierenwelzijn.

Artikel 4

Studies en evaluaties

Er wordt een financiële bijdrage van de Gemeenschap ten belope van maximaal 300 000 EUR toegekend voor de volgende studies en evaluaties:

a)

kosten-batenstudie naar de elektronische identificatie van runderen;

b)

evaluatie van de communautaire referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en zoötechniek.

Artikel 5

Kredieten

1.   De in de artikelen 1 tot en met 4 bedoelde financiële bijdragen worden gefinancierd uit het begrotingsonderdeel 17 04 02 01 van de begroting van de Europese Unie voor 2008.

2.   De in artikel 4 vermelde acties zullen worden uitgevoerd door middel van twee specifieke contracten. Deze twee specifieke contracten zullen in 2008 worden ondertekend.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 8 van 14.1.2003, blz. 44.

(3)  PB L 59 van 5.3.2005, blz. 40. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2006/924/EG (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 48).

(4)  COM(2007) 539 definitief.

(5)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1437/2007 (PB L 322 van 7.12.2007, blz. 1).


AANBEVELINGEN

Commissie

7.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/20


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 6 mei 2008

inzake de externe kwaliteitsborging voor wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang controleren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1721)

(2008/362/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 211,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Externe kwaliteitsborging bij de wettelijke controle van jaarrekeningen is van essentieel belang voor een goede kwaliteit van een dergelijke controle. Zij vergroot de geloofwaardigheid van gepubliceerde financiële informatie en leidt tot een betere bescherming van aandeelhouders, beleggers, crediteuren en andere belanghebbende partijen. Daarom zou een extern kwaliteitsborgingsstelsel objectief en van het auditberoep onafhankelijk moeten zijn.

(2)

De artikelen 29 en 43 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (1) bevatten strenge criteria voor de kwaliteitsborgingsstelsels voor alle wettelijke auditors en auditkantoren. Zij omvatten een aantal ideeën van Aanbeveling 2001/256/EG van de Commissie van 15 november 2000 inzake waarborging van de kwaliteit van de wettelijke controle in de Europese Unie: minimumvereisten (2).

(3)

De delen van die aanbeveling die betrekking hebben op de wettelijke controle van jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang, zijn inmiddels echter achterhaald door recente internationale ontwikkelingen en trends om voor dergelijke audits externe kwaliteitsborgingsstelsels in te voeren die onafhankelijk van het auditberoep worden beheerd en waarin de kwaliteitsbeoordeling wordt verricht door andere personen dan praktiserende auditors.

(4)

Ondanks de criteria van Richtlijn 2006/43/EG zijn nog steeds grote onderlinge verschillen mogelijk in de huidige opzet van externe kwaliteitsborgingsstelsels voor wettelijke auditors en auditkantoren in de lidstaten. Met name met het oog op artikel 34 van Richtlijn 2006/43/EG zou moeten worden voorkomen dat belanghebbende partijen de indruk krijgen dat de kwaliteit van auditkantoren en van de wettelijke controle van jaarrekeningen van lidstaat tot lidstaat uiteenloopt. Richtlijn 2006/43/EG moedigt de stelsels van publiek toezicht van de lidstaten ook aan om tot een gecoördineerde benadering van de uitvoering van kwaliteitsbeoordelingen te komen.

(5)

Voor controles van jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang is samenwerking tussen de lidstaten van prioritair belang. Er zouden verdere richtsnoeren moeten komen voor kwaliteitsborgingsstelsels voor wettelijke auditors en auditkantoren die bij dergelijke organisaties de jaarrekening controleren. Daarom is een nieuwe aanbeveling wenselijk die beter aansluit bij de huidige stand van zaken dan Aanbeveling 2001/256/EG en rekening houdt met nieuwe internationale trends en met bepaalde wensen van de lidstaten. Er zijn echter geen nadere richtsnoeren nodig voor kwaliteitsborgingsstelsels voor wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van andere organisaties dan organisaties van openbaar belang controleren.

(6)

Inspecties zouden moeten leiden tot een betere auditkwaliteit bij een geïnspecteerde wettelijke auditor of een auditkantoor en zouden van periodieke en preventieve aard moeten zijn. Zij zouden moeten zorgen voor een groter, structureel vertrouwen in wettelijke controles van jaarrekeningen en daarmee uiteindelijk in de financiële markten. Daarom zou deze aanbeveling niet moeten gelden voor ad-hoconderzoek naar mogelijke overtredingen van wet- en regelgeving.

(7)

Om de kwaliteit van audits in de Gemeenschappen te verbeteren, zouden onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten een actievere rol moeten spelen bij de inspecties bij auditkantoren. Er zouden richtsnoeren moeten komen voor de onafhankelijkheid van het inspectiestelsel. Wat de verrichting van inspecties betreft, is een verduidelijking wenselijk van de mogelijke rol van publieke toezichthoudende autoriteiten, beroeps- en andere passende organisaties en van de rol van deskundigen. Ook is meer duidelijkheid nodig over de financiering van het kwaliteitsborgingsstelsel.

(8)

Overeenkomstig artikel 43 van Richtlijn 2006/43/EG moeten kwaliteitsbeoordelingen voor wettelijke auditors en auditkantoren van organisaties van openbaar belang ten minste om de drie jaar plaatsvinden. Een stelsel van publiek toezicht kan echter problemen ondervinden bij het aantrekken van voldoende inspecteurs om bij elke inspectie beoordelingen ter plaatse te verrichten. Daarom zouden deskundigen die zelf geen inspecteur zijn, onder bepaalde voorwaarden ook moeten kunnen deelnemen aan beoordelingen ter plaatse.

(9)

Om ervoor te zorgen dat het eindverslag over een inspectie wordt opgevolgd door de wettelijke auditor of het auditkantoor in kwestie en hun voldoende houvast biedt om gemelde problemen in de toekomst te voorkomen, zou vóór de vaststelling van het eindverslag en in de opvolgingsfase een doeltreffende communicatie tussen de inspecteurs en deze wettelijke auditor of dit auditkantoor moeten plaatsvinden.

(10)

Om de controleerbaarheid van het kwaliteitsborgingsstelsel en de onderlinge vergelijkbaarheid in de Gemeenschap te verbeteren, zou het jaarverslag over de inspectieresultaten de belangrijke prestatie-informatie moeten bevatten die een evaluatie van zowel de gebruikte middelen als de efficiëntie en effectiviteit van het kwaliteitsborgingsstelsel mogelijk zou maken.

(11)

Gezien de nieuwe internationale ontwikkelingen, met name wat betreft de betrokkenheid van passende organisaties en deskundigen bij het verrichten van inspecties, wil de Commissie de situatie in 2011 aan een evaluatie onderwerpen,

BEVEELT AAN:

Onderwerp

1.

Deze aanbeveling bevat richtsnoeren voor de invoering van onafhankelijke kwaliteitsborgingsstelsels voor wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang controleren, waarbij de artikelen 29 en 43 van Richtlijn 2006/43/EG in acht worden genomen.

2.

Wanneer een lidstaat overeenkomstig artikel 39 van Richtlijn 2006/43/EG heeft besloten om bepaalde organisaties van openbaar belang vrij te stellen, geldt deze vrijstelling ook voor de maatregelen die de lidstaat in het licht van deze aanbeveling treft.

Definities

3.

De definities in artikel 2 van Richtlijn 2006/43/EG zijn ook van toepassing op deze aanbeveling. Voorts wordt in deze aanbeveling verstaan onder:

a)

„publieke toezichthoudende autoriteit”: een bevoegde autoriteit in de zin van artikel 2, punt 10, van Richtlijn 2006/43/EG die een stelsel van publiek toezicht vertegenwoordigt dat berust op de uitgangspunten van artikel 32 van deze richtlijn;

b)

„inspecteur”: een beoordelaar die voldoet aan de eisen van artikel 29, lid 1, eerste alinea, onder d), van Richtlijn 2006/43/EG, in dienst is van een publieke toezichthoudende autoriteit of andere passende organisatie waaraan de uitvoering van inspecties is overgedragen;

c)

„inspecties”: kwaliteitsbeoordelingen van wettelijke auditors en auditkantoren welke onder leiding staan van een inspecteur en waarbij het niet gaat om een onderzoek in de zin van artikel 32, lid 5, van Richtlijn 2006/43/EG;

d)

„deskundige”: een natuurlijke persoon die over een bepaalde expertise op het gebied van financiële markten, financiële verslaglegging, controle of op andere voor inspecties relevante gebieden beschikt en eventueel zelf een praktiserende wettelijke auditor is.

Onafhankelijkheid van het kwaliteitsborgingsstelsel

4.

Een publieke toezichthoudende autoriteit neemt de eindverantwoordelijkheid op zich voor het externe kwaliteitsborgingsstelsel voor wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang controleren. De lidstaten wijzen een vereniging of andere organisatie die verbonden is met de beroepsgroep van accountants en auditors, niet aan als publieke toezichthoudende autoriteit.

5.

Wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang controleren, zijn onderworpen aan inspecties die een publieke toezichthoudende autoriteit alleen dan wel in samenwerking met een andere passende organisatie overeenkomstig punt 6 verricht.

6.

Inspectietaken kunnen worden gedelegeerd aan een andere passende organisatie mits de verantwoordingsplicht van deze organisatie jegens de publieke toezichthoudende autoriteit gewaarborgd is en laatstgenoemde ten minste verantwoordelijk blijft voor het volgende:

a)

goedkeuring en, indien de publieke toezichthoudende autoriteit dit wenselijk acht, wijziging van de inspectiemethodieken, waaronder de inspectie- en opvolgingshandleidingen, rapportagemethodieken en periodieke-inspectieprogramma's;

b)

goedkeuring en, indien de publieke toezichthoudende autoriteit dit wenselijk acht, wijziging van de inspectie- en opvolgingsverslagen;

c)

goedkeuring en, indien de publieke toezichthoudende autoriteit dit noodzakelijk acht, aanwijzing van inspecteurs voor elke inspectie;

d)

uitbrengen van aanbevelingen en geven van instructies in enigerlei vorm aan de organisatie waaraan de taken zijn gedelegeerd.

7.

De publieke toezichthoudende autoriteit heeft het recht om deel te nemen aan inspecties en toegang te krijgen tot inspectiedossiers, auditwerkdocumenten en andere relevante stukken.

8.

De financieringsregelingen voor het kwaliteitsborgingsstelsel, waaronder die welke betrekking hebben op de omvang van de financiering en de financiële controle, zijn niet onderworpen aan de goedkeuring of het veto van personen of organisaties die vertegenwoordigers zijn van of anderszins verbonden zijn met het accountancy-beroep, het auditberoep of met een auditkantoor. De omvang van de financiering stelt de publieke toezichthoudende autoriteit in staat om de punten 6 en 7 met voldoende personeel ten uitvoer te leggen.

9.

Indien wettelijke auditors of auditkantoren die aan inspecties worden onderworpen, financiële middelen ter beschikking stellen voor het kwaliteitsborgingsstelsel, heeft de door hen te betalen vergoeding of andere bijdrage een verplicht karakter en moet deze volledig en op tijd worden betaald.

Onafhankelijkheid van inspecties

10.

Een publieke toezichthoudende autoriteit zorgt ervoor dat gedragslijnen en procedures worden ingevoerd die verband houden met de onafhankelijkheid en objectiviteit van het personeel, onder wie de inspecteurs, en met het beheer van het inspectiestelsel.

11.

Een praktiserende wettelijke auditor of een persoon die in dienst is van dan wel anderszins verbonden is met een wettelijke auditor of een auditkantoor, mag niet optreden als inspecteur.

12.

Een persoon mag niet optreden als inspecteur bij een inspectie bij de wettelijke auditor of het auditkantoor totdat ten minste twee jaar zijn verstreken sinds deze persoon het partnerschap of dienstverband bij deze auditor of dit auditkantoor heeft beëindigd dan wel anderszins niet meer daarmee verbonden is.

13.

Inspecteurs verklaren dat er geen belangenconflicten bestaan tussen hen en de te inspecteren wettelijke auditor of het te inspecteren auditkantoor. Inspecteurs die een onvolledige of valse verklaring afleggen, worden uitgesloten van het verrichten van inspecties en worden onderworpen aan doeltreffende, evenredige en ontradende sancties.

14.

Inspecteurs ontvangen voor hun inspecties alleen een vergoeding van de publieke toezichthoudende autoriteit of de organisatie waaraan het verrichten van inspecties is gedelegeerd. Zij ontvangen geen vergoeding van de beoordeelde wettelijke auditors, auditkantoren of hun netwerken.

15.

Indien een publieke toezichthoudende autoriteit een bepaalde expertise van essentieel belang acht voor een deugdelijke uitvoering van een inspectie, worden de inspecteurs bijgestaan door deskundigen. Deze deskundigen werken onder rechtstreeks toezicht van een inspecteur en zijn onderworpen aan de vereisten van de punten 10, 12, 13 en 14.

Methodologische richtsnoeren voor het verrichten van inspecties

16.

Wanneer in een lidstaat tijdelijk onvoldoende inspecteurs beschikbaar zijn om ter plaatse inspecties te verrichten, heeft een publieke toezichthoudende autoriteit het recht om te besluiten dat de beoordelingen ter plaatse door deskundigen worden verricht, mits deze deskundigen voldoen aan de vereisten van artikel 29, lid 1, eerste alinea, onder d), van deze richtlijn, zij jegens de publieke toezichthoudende autoriteit volledig verantwoordingsplichtig zijn en de inspecteurs ten minste om de zes jaar zelf ter plaatse beoordelingen verrichten bij deze wettelijke auditor of dit auditkantoor.

17.

Deze inspecties houden het volgende in:

a)

de opzet van het interne kwaliteitbeheersingssysteem van het auditkantoor wordt beoordeeld;

b)

de procedures worden adequaat getoetst op naleving en controledossiers voor jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang worden beoordeeld op de effectiviteit van het interne kwaliteitbeheersingssysteem;

c)

de inhoud van het meest recente jaarlijkse transparantieverslag dat een wettelijke auditor of een auditkantoor overeenkomstig artikel 40 van Richtlijn 2006/43/EG heeft bekendgemaakt, wordt beoordeeld en daarbij wordt rekening gehouden met de inspectiebevindingen ingevolge a) en b).

18.

De door de wettelijke auditor of het auditkantoor gehanteerde gedragslijnen en procedures op het gebied van interne controle worden ten minste beoordeeld op:

a)

de inachtneming door de wettelijke auditor of het auditkantoor van de toepasselijke controle- en kwaliteitbeheersingsstandaarden en ethische en onafhankelijkheidseisen, waaronder die welke verband houden met hoofdstuk IV en artikel 42 van Richtlijn 2006/43/EG, alsook de relevante wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat;

b)

de kwantiteit en kwaliteit van de gebruikte middelen, waaronder de naleving van de vereisten op het gebied van permanente scholing als bedoeld in artikel 13 van Richtlijn 2006/43/EG;

c)

de naleving van artikel 25 van Richtlijn 2006/43/EG inzake de in rekening gebrachte honoraria voor wettelijke controles van jaarrekeningen.

19.

Voor de toetsing van de naleving wordt ten minste een aanmerkelijk deel van de controledossiers geselecteerd op basis van een analyse van het risico dat de wettelijke controle van de jaarrekeningen inadequaat is uitgevoerd.

Inspectieresultaten

20.

Bevindingen en conclusies van een inspectie op basis waarvan aanbevelingen worden gedaan, waaronder de bevindingen en conclusies die verband houden met een transparantieverslag, worden vóór de afronding van een inspectieverslag goed gecommuniceerd naar en besproken met de wettelijke auditor of het auditkantoor waarbij de inspectie is verricht. De wettelijke auditor of het auditkantoor waarbij de inspectie is verricht, wordt in de gelegenheid gesteld om binnen ten hoogste twaalf maanden nadat het inspectieverslag is uitgebracht, actie te ondernemen om de aanbevelingen over het interne kwaliteitbeheersingssysteem van het auditkantoor op te volgen. Indien de wettelijke auditor of het auditkantoor waarbij de inspectie is verricht, onvoldoende gevolg heeft gegeven aan de aanbevelingen, maakt de publieke toezichthoudende autoriteit de voornaamste tekortkomingen bekend die bij het interne kwaliteitbeheersingssysteem zijn geconstateerd.

21.

Een stelsel van publiek toezicht heeft het recht om overeenkomstig de wettelijk voorziene procedure van de betrokken lidstaat tuchtmaatregelen of sancties te treffen tegen wettelijke auditors en auditkantoren.

22.

De publieke toezichthoudende autoriteit stelt het publiek ten minste tijdig op passende wijze in kennis van definitieve tuchtmaatregelen of sancties die in verband met de wettelijke controle van jaarrekeningen zijn getroffen tegen wettelijke auditors en auditkantoren. Zij vermeldt om welke wettelijke auditor of welk auditkantoor het gaat, en geeft een beschrijving van de voornaamste tekortkomingen die tot deze maatregelen of sancties aanleiding hebben gegeven.

23.

Wanneer bij een inspectie is vastgesteld dat een transparantieverslag dat een wettelijke auditor of een auditkantoor overeenkomstig artikel 40 van Richtlijn 2006/43/EG heeft gepubliceerd, bepaalde informatie bevat — zoals informatie over de effectiviteit van het interne kwaliteitbeheersingssysteem van het auditkantoor — die een publieke toezichthoudende autoriteit duidelijk misleidend acht, zorgt deze ervoor dat het transparantieverslag onverwijld wordt aangepast.

Transparantie inzake de werking van het kwaliteitsborgingsstelsel

24.

De publieke toezichthoudende autoriteiten brengen jaarlijks verslag uit over de werking van het kwaliteitsborgingsstelsel. Het verslag bevat informatie over de gedane aanbevelingen, over de opvolging in verband met de aanbevelingen en over de getroffen tuchtmaatregelen en sancties. Ook bevat het kwantitatieve informatie en andere belangrijke prestatie-informatie over de financiële middelen en de personele inzet en over de efficiëntie en effectiviteit van het kwaliteitsborgingsstelsel.

Opvolging

25.

De lidstaten wordt verzocht de Commissie uiterlijk 6 mei 2009 in kennis te stellen van de maatregelen die zij in het licht van deze aanbeveling hebben getroffen.

Adressaten

26.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 mei 2008.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2008/30/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 53).

(2)  PB L 91 van 31.3.2001, blz. 91.