ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 83

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
26 maart 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 272/2008 van de Commissie van 25 maart 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/261/EG

 

*

Besluit van de Raad van 28 februari 2008 betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

3

 

 

2008/262/EG

 

*

Besluit van de Raad van 28 februari 2008 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

5

 

 

Commissie

 

 

2008/263/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 27 juni 2007 betreffende de door Oostenrijk aan BAWAG-PSK verleende staatssteun C 50/2006 (ex NN 68/2006, CP 102/2006) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3038)  ( 1 )

7

 

 

2008/264/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 25 maart 2008 inzake de brandveiligheidseisen waaraan Europese normen voor sigaretten overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen ( 1 )

35

 

 

BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2008/265/EG

 

*

Besluit nr. 1/2008 van het Gemengd Comité EU/Zwitserland, ingesteld bij de tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat gesloten Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis van 28 februari 2008 tot wijziging van zijn reglement van orde

37

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Besluit 2008/266/GBVB van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tsjaad over de status van een door de Europese Unie geleide troepenmacht in de Republiek Tsjaad

39

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tsjaad inzake de status van de door de Europese Unie geleide troepenmacht in de Republiek Tsjaad

40

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/1


VERORDENING (EG) Nr. 272/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 maart 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 maart 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 25 maart 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

57,9

MA

61,0

TR

108,7

ZZ

75,9

0707 00 05

JO

196,3

MA

69,9

MK

99,4

TR

162,2

ZZ

132,0

0709 90 70

MA

60,5

TR

130,6

ZZ

95,6

0709 90 80

EG

242,2

ZZ

242,2

0805 10 20

EG

43,9

IL

57,9

MA

51,2

TN

59,9

TR

60,4

ZZ

54,7

0805 50 10

IL

106,7

TR

133,3

ZA

147,5

ZZ

129,2

0808 10 80

AR

92,3

BR

87,5

CA

103,7

CL

89,6

CN

92,1

MK

44,4

US

115,6

UY

55,2

ZA

69,0

ZZ

83,3

0808 20 50

AR

80,9

CL

78,9

CN

77,6

ZA

93,5

ZZ

82,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 februari 2008

betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

(2008/261/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, artikel 63, punt 3, onder a) en b), en de artikelen 66 en 95, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 februari 2006 heeft de Raad machtiging verleend aan de Commissie voor onderhandelingen met het Vorstendom Liechtenstein en de Zwitserse Bondsstaat over een Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Overeenkomst van 26 oktober 2004 tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (hierna respectievelijk het „Protocol” en de „Overeenkomst”). Die onderhandelingen zijn afgerond en het Protocol is op 21 juni 2006 te Brussel geparafeerd.

(2)

Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, is het wenselijk het Protocol te ondertekenen.

(3)

Het Protocol voorziet in de tijdelijke toepassing van enkele van zijn bepalingen. Deze bepalingen dienen tijdelijk te worden toegepast in afwachting van de inwerkingtreding van het Protocol.

(4)

Wat de ontwikkeling van het Schengenacquis betreft dat onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt, dient Besluit 1999/437/EG (1) vanaf de ondertekening mutatis mutandis te worden toegepast op de betrekkingen met Liechtenstein.

(5)

Dit besluit laat de positie van het Verenigd Koninkrijk onverlet, overeenkomstig het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (2).

(6)

Dit besluit laat de positie van Ierland onverlet, overeenkomstig het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3).

(7)

Dit besluit laat de positie van Denemarken onverlet, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht,

BESLUIT:

Artikel 1

Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, wordt de voorzitter van de Raad hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Europese Gemeenschap het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de bijbehorende documenten te ondertekenen.

De tekst van het Protocol en van de bijbehorende documenten is aan dit besluit gehecht (4).

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op de gebieden die onder de in artikel 2, leden 1 en 2, van het Protocol bedoelde bepalingen vallen alsmede op de ontwikkeling daarvan voor zover deze bepalingen hun rechtsgrondslag hebben in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of krachtens Besluit 1999/436/EG (5) van de Raad is vastgesteld dat zij een dergelijke rechtsgrondslag hebben.

Artikel 3

De bepalingen van de artikelen 1 tot en met 4 van Besluit 1999/437/EG zijn op dezelfde manier van toepassing op de wijze waarop Liechtenstein wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis dat onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt.

Artikel 4

Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van het Protocol worden de artikelen 1 en 4 en artikel 5, lid 2, onder a), eerste zin, van dit Protocol en de rechten en verplichtingen die zijn neergelegd in artikel 3, leden 1 tot en met 4, en in de artikelen 4, 5 en 6 van de Overeenkomst, na de ondertekening van dit Protocol voorlopig toegepast in afwachting van de inwerkingtreding van dit Protocol.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. MATE


(1)  Besluit van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(2)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(3)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(4)  Raadsdoc. 16462/06 beschikbaar op http://register.consilium.europa.eu

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17.


26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/5


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 februari 2008

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

(2008/262/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 24 en 38,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 februari 2006 heeft de Raad machtiging verleend aan het voorzitterschap, dat werd bijgestaan door de Commissie, om onderhandelingen te openen met het Vorstendom Liechtenstein en de Zwitserse Bondsstaat over een Protocol betreffende de toetreding van Liechtenstein tot de Overeenkomst van 26 oktober 2004 tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (hierna respectievelijk het „Protocol” en de „Overeenkomst”). Die onderhandelingen zijn afgerond en het Protocol is op 21 juni 2006 te Brussel geparafeerd.

(2)

Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, is het wenselijk het Protocol te ondertekenen.

(3)

Het Protocol voorziet in de tijdelijke toepassing van enkele van zijn bepalingen. Deze bepalingen dienen tijdelijk te worden toegepast in afwachting van de inwerkingtreding van het Protocol.

(4)

Wat de ontwikkeling van het Schengenacquis betreft dat onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie valt, dient Besluit 1999/437/EG (1) van de Raad vanaf de ondertekening mutatis mutandis te worden toegepast op de betrekkingen met Liechtenstein.

(5)

Dit besluit laat de positie van het Verenigd Koninkrijk onverlet, overeenkomstig het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (2).

(6)

Dit besluit laat de positie van Ierland onverlet, overeenkomstig het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (3),

BESLUIT:

Artikel 1

Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, wordt de voorzitter van de Raad hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Europese Unie het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de bijbehorende documenten te ondertekenen.

De tekst van het Protocol en van de bijbehorende documenten is aan dit besluit gehecht (4).

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op de gebieden die onder de in artikel 2, leden 1 en 2, van het Protocol bedoelde bepalingen vallen alsmede op de ontwikkeling daarvan voor zover deze bepalingen hun rechtsgrondslag hebben in het Verdrag betreffende de Europese Unie of krachtens Besluit 1999/436/EG (5) is vastgesteld dat zij een dergelijke rechtsgrondslag hebben.

Artikel 3

De bepalingen van de artikelen 1 tot en met 4 van Besluit 1999/437/EG zijn op dezelfde manier van toepassing op de wijze waarop Liechtenstein wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis dat onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie valt.

Artikel 4

Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van het Protocol worden de artikelen 1 en 4 en artikel 5, lid 2, onder a), eerste zin, van dit Protocol en de rechten en verplichtingen die zijn neergelegd in artikel 3, leden 1 tot en met 4, en in de artikelen 4, 5 en 6 van de Overeenkomst, na de ondertekening van dit Protocol voorlopig toegepast in afwachting van de inwerkingtreding van dit Protocol.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. MATE


(1)  Besluit van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(2)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(3)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(4)  Raadsdoc. 16462/06 beschikbaar op http://register.consilium.europa.eu

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17).


Commissie

26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/7


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 27 juni 2007

betreffende de door Oostenrijk aan BAWAG-PSK verleende staatssteun C 50/2006 (ex NN 68/2006, CP 102/2006)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3038)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/263/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Gelet op de Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (1),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (2),

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Na berichten in de pers over financiële problemen van de Bank für Arbeit und Wirtschaft und Österreichische Postsparkasse Aktiengesellschaft (hierna „BAWAG-PSK” genoemd) heeft de Commissie op 5 mei 2006 een verzoek om inlichtingen aan Oostenrijk gezonden. Dezelfde dag ontving de Commissie een schrijven van de Oostenrijkse instanties met informatie over een staatsgarantie voor BAWAG-PSK.

(2)

Bij schrijven van 30 mei 2006 heeft de Commissie Oostenrijk verzocht om aanvullende inlichtingen te verstrekken. Oostenrijk heeft hierop geantwoord met schrijven van 16 juni 2006.

(3)

Op 27 juni en 4 december 2006 vonden er besprekingen plaats tussen vertegenwoordigers van Oostenrijk en BAWAG-PSK. Deze bijeenkomsten leidden ertoe dat Oostenrijk bij schrijven van 18 juli en 21 september 2006 aanvullende informatie verstrekte.

(4)

De Commissie heeft Oostenrijk bij schrijven van 22 november 2006 in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure op grond van artikel 88, lid 2 van het EG-Verdrag.

(5)

Het besluit van de Commissie is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3). Hierbij nodigde de Commissie de belanghebbenden uit opmerkingen te maken. Ze heeft echter geen opmerkingen ontvangen.

(6)

In antwoord op het verzoek om inlichtingen van de Commissie heeft Oostenrijk bij schrijven van 31 december 2006 en 31 januari 2007 aanvullende informatie verstrekt.

(7)

Op 28 februari, 30 maart, 25 april en 8 mei 2007 vonden er besprekingen plaats tussen vertegenwoordigers van Oostenrijk, BAWAG-PSK en Cerberus. Hierna verschafte Oostenrijk bij schrijven van 28 maart, 19 april, 4, 21 en 31 mei en van 13 juni 2007 aanvullende inlichtingen.

II.   ACHTERGROND

(8)

BAWAG-PSK is de op drie na grootste bank van Oostenrijk. Als niet-beursgenoteerd bank- en financieel concern is de bank actief op alle domeinen van de financiële dienstverlening in Oostenrijk en daarbuiten. Het concern exploiteert het grootste centraal bestuurde netwerk van filialen in Oostenrijk (circa 157 BAWAG- en 1 300 PSK-filialen) en heeft 1,2 miljoen particulieren en meer dan 60 000 bedrijven als klant. Op 31 december 2005 bedroeg het balanstotaal 57,9 miljard EUR en de spaardeposito's circa 18 miljard EUR.

(9)

Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste cijfers van BAWAG-PSK in de periode 2004 tot en met 2006:

Tabel 1

BAWAG-PSK

Balanstotaal

(in miljard EUR)

Aantal medewerkers

Spaardeposito’s

(in miljard EUR)

Operationeel resultaat

(in miljard EUR)

Nettoresultaat

(in miljard EUR)

2004

56,3

6 275

18,7

280

160,3

2005

57,9

6 632

18,2

217

6,2

2006

50,8

6 670

14,6

140

40,4

(10)

Tot 2006 was BAWAG-PSK indirect voor 100 % in handen van de „Österreichischen Gewerkschaftsbunds (ÖGB)” (Oostenrijkse vakbond) (4). De geschiedenis van de bank gaat terug tot 1922, toen de „Arbeiterbank” (arbeidersbank) werd opgericht om de tegoeden van de vakbonden en verbruikscoöperaties te beheren. Na de Tweede Wereldoorlog werd de bank door de Oostenrijkse vakbonden opnieuw geopend.

(11)

In december 2005 had BAWAG-PSK de volgende eigendomsstructuur:

Image

(12)

Op 1 augustus 2005 (splitsings- en overnameverdrag) herstructureerde BAWAG haar totale bankbedrijf. Het bankbedrijf van BAWAG werd in een nieuwe vennootschap met de naam BAWAG-PSK ondergebracht. De overgenomen vennootschap, BAWAG, kreeg daarna de firmanaam AVB. De vermogensbestanddelen van AVB (voorheen BAWAG) bestonden, naast effecten, hoofdzakelijk uit de 100 %-deelneming in BAWAG-PSK. Aan de passiefzijde van de balans van AVB stond nog een gedeelte van de BAWAG-schulden bij kredietinstellingen voor een bedrag van […] (5) miljard EUR alsmede een deel van het eigen vermogen van BAWAG.

(13)

Op 31 december 2005 bedroegen de vorderingen van BAWAG-PSK op de directe en indirecte aandeelhouders […] miljard EUR (6). De waarde van deze vorderingen hing allereerst af van het bedrag dat de verkoop van de aandelen aan BAWAG-PSK zou opleveren. Om de volledige waarde van de vorderingen te verkrijgen, had de potentiële koper in totaal circa […] miljard EUR (7) moeten investeren.

(14)

BAWAG-PSK verdeelt de binnenlandse markt in vijf hoofdsegmenten:

a)

Het segment particuliere klanten omvat de retailmarkt, de verkoop via postfilialen, de verkoop van mobiele producten en e-banking. De klanten in dit segment zijn werknemers in loondienst en het midden- en kleinbedrijf;

b)

Het segment zakelijke klanten bestaat uit institutionele klanten en socialeverzekeringsinstanties alsmede grote nationale en internationale klanten. Tot dit segment worden in Oostenrijk klanten gerekend die een balansomzet van minstens vier miljoen EUR hebben;

c)

Het segment overheidssector heeft vooral betrekking op krediet- en betalingsdiensten voor de federale regering, de deelstaten en de gemeenten in Oostenrijk;

d)

Onder het segment kapitaalmarkt vallen de treasury-activiteiten van de groep en dan met name het resultaat van de eigenlijke bankactiviteiten, het vermogens- en fondsbeheer en de emissietransacties;

e)

Het segment onroerende goederen en leasing behelst het resultaat van de dochterondernemingen in deze sectoren en van de kredietfinancieringen voor onroerendgoedprojecten, die vooral aan zakelijke klanten worden verstrekt.

(15)

Het marktaandeel van BAWAG-PSK in Oostenrijk onderverdeeld in producten zag er in 2005 als volgt uit (tabel 2):

Tabel 2

Producten per businessarea

Marktaandeel

Depositotransacties met binnenlandse klanten

Particuliere klanten

12 %

Zakelijke klanten

8 %

Krediettransacties met binnenlandse klanten incl. hypothecaire kredieten

Particuliere klanten

6 %

Zakelijke klanten

8 %

Overheidssector

25 %

Creditcardbusiness (particuliere klanten)

Debetkaarten

13 %

Creditcards

11 %

Leasingbusiness

 

7 %

Kapitaalmarktbusiness

 

5 %

(16)

BAWAG-PSK bevindt zich als […] verlener van bankdiensten voor de overheidssector in een sterke positie. De […] overschrijvingen binnen de overheid en uitbetalingen van salarissen aan ambtenaren in overheidsdienst vinden via deze bank plaats.

(17)

BAWAG-PSK is bovendien via BAWAG Versicherung AG en PSK Versicherung AG (8) actief in de verzekeringsbranche en opereert via BAWAG-PSK Immobilien AG, schoenenketen Stiefelkönig en tv-zender ATV Privat-TV Services in de non-banking dienstverlening.

(18)

Ook op internationaal niveau heeft de bank haar activiteiten uitgebreid. Als de dochtermaatschappijen worden meegerekend, is het vermogensaandeel van buitenlandse filialen gestegen van circa […] % in 1995 tot circa […] % en tot iets meer dan […] % in 2004. De bank heeft dochtermaatschappijen of deelnemingen in Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije, Malta en Libië. Hun marktaandeel in de nieuwe lidstaten is echter nog beperkt.

(19)

ÖGB verkocht op 30 december 2006 BAWAG-PSK aan een consortium onder leiding van het Amerikaanse investeringsconcern Cerberus Capital Management L.P. (hierna „het consortium” genoemd) (9). De formele eigendomsoverdracht vond plaats nadat op 15 mei 2007 de vereiste vergunning van toezichthoudende en mededingingsautoriteiten was verkregen. De koopprijs bedroeg […] miljard EUR. Bovendien zegde het consortium een kapitaalverhoging met […] miljoen EUR toe.

(20)

De economische problemen van BAWAG-PSK zijn hoofdzakelijk het resultaat van twee specifieke transacties, de „Caribische transacties” en „Refco”, die enkele leden van het vroegere management hebben uitgevoerd. Deze specifieke transacties waren mogelijk door een ontoereikende risicobeheersing en het opzettelijk omzeilen van bestaande controle-instanties.

(21)

De „Caribische transacties” werden hoofdzakelijk tussen 1995 en 2001 verricht. Van 1995 tot 1998 werd eerst, in drie tranches, in totaal 550 miljoen USD via BAWAG International Finance, Dublin, aan maatschappijen op de Kaaimaneilanden overgemaakt. In 1998 werd er nog een krediet van 89 miljoen USD verstrekt. In september 1998 bleek het engagement zodanig te zijn dat BAWAG-PSK via haar dochtermaatschappijen in Dublin in totaal 639 miljoen USD aan vier ondernemingen had overgemaakt voor het doen van verschillende investeringen. Deze bedragen werden gebruikt om in de koersontwikkeling van de yen ten opzichte van de US-dollar te speculeren. De door derden ingebrachte eigenvermogenstranche, die als dekking fungeerde, en de middelen uit de senior deposit agreements werden als marge voor de speculaties geleidelijk verbruikt, omdat de verwachte koersontwikkeling zich niet had voorgedaan. Op die manier ontstond een totaal verlies van […] miljoen USD als gevolg van tot en met 1998 verrichte financieringen.

(22)

Tot en met 1998 werden nog meer financieringen van in totaal ruim […] miljoen USD afgesloten en in 1999 werden kredietverplichtingen van meer dan circa […] miljoen EUR aangegaan, die echter verliesgevend bleken te zijn. Opnieuw deed de verwachte koersontwikkeling van de yen zich niet voor; opties die in de loop van de tijd sterk in waarde waren gedaald, werden met zeer groot verlies verkocht. Het obligo aan het eind van 1999 bedroeg […] miljard EUR, waarbij de sterke obligotoename voor een groot deel ook te wijten was aan flinke verschuivingen in het wisselkoerssysteem.

(23)

Eind 1999/begin 2000 werd er een laatste poging ondernomen om de tot dan toe geleden verliezen uit deze transacties toch nog te compenseren. Met de uit vorige opties resterende […] miljoen USD werd er nog eens […] miljoen EUR aan middelen geïnvesteerd. De investeringen werden weer in yen-swapspeculaties gedaan, met als gevolg nogmaals een volledig verlies van de geïnvesteerde middelen. Door deze transacties was er eind 2000 sprake van een obligo van […] miljard EUR. Vanaf 2001 vond er meermaals een herstructurering van de verliezen plaats, die uiteindelijk in oktober 2005 ten dele door afschrijvingen uiteindelijk tot circa […] miljard EUR werden teruggebracht.

(24)

De zakelijke relatie van BAWAG-PSK met Refco Group Ltd. LLC (hierna „Refco” genoemd) (10) begon in 1998 en duurde tot oktober 2005. De belangrijkste aspecten van deze relatie waren:

a)

een deelneming van BAWAG-PSK in Refco in de periode 1999 tot 2004;

b)

financieringen in het kader van een „proceeds participation agreement”;

c)

samenwerking tussen BAWAG-PSK en Refco op diverse gebieden van het dagelijkse bankbedrijf en de effectenhandel;

d)

kredietverleningen van BAWAG-PSK aan Refco: het eerste krediet in 1998, dat vanwege de beëindiging van de deelneming van BAWAG-PSK in Refco in 2004 werd terugbetaald; het laatste krediet van ruim 350 miljoen EUR in oktober 2005. Tussendoor werden er steeds weer kredieten aan Refco of Refco-ondernemingen verstrekt, o.a. ook diverse kredieten op zeer korte termijn, zodat Refco haar jaarrekening kon afsluiten (zg. „year-end transactions”).

(25)

In april 2006 dienden in de VS Refco, het Creditors Committee (commissie van ongedekte Refco-schuldeisers), het Department of Justice (Amerikaans Ministerie van Justitie) en de Securities and Exchange Commission (SEC, Amerikaanse beursautoriteit) klachten in tegen BAWAG-PSK. In het kader van dit proces had de rechtbank een bedrag van rond […] miljard USD laten blokkeren. Uiteindelijk werd er een schikking met de autoriteiten van de Verenigde Staten en met de Refco-schuldeisers overeengekomen.

(26)

Door de relatie met Refco bedroegen de totale kosten voor BAWAG-PSK per eind 2005 […] miljoen EUR. Deze kosten waren als volgt:

350 miljoen EUR voor noodzakelijke waardeaanpassing uit een kredietverstrekking;

[…] miljoen EUR verlies uit goud-swaps;

[…] miljoen EUR verlies uit de verkoop van leningen met hoogwaardige zekerheidsdekking;

[…] miljoen EUR waardeaanpassingen van andere verplichtingen alsmede

bijbehorende gerechtskosten.

(27)

Aan dit bedrag diende nog een voorziening van […] miljoen EUR te worden toegevoegd. Deze voorziening moest begin mei 2006 worden gevormd om de Refco-schuldeisers met terugwerkende kracht schadeloos te stellen. Daardoor ontstond een tekort uit Refco-transacties van 1,0045 miljard EUR.

(28)

Op 5 juni 2006 sloot BAWAG-PSK een overeenkomst met de Refco-schuldeisers. BAWAG-PSK moest de schuldeisers en aandeelhouders van Refco […] miljoen USD betalen. Daarnaast zag zij af van kredietvorderingen van […] miljoen USD. De contractpartijen kwamen verder overeen dat […] % van de verkoopprijs van ruim […] miljoen EUR tot een maximum van […] miljoen USD, aan de schuldeisers en aandeelhouders van Refco moest worden betaald.

(29)

In 2004 werden vorderingen uit de Caribische groep ter hoogte van circa […] miljoen EUR afgeschreven.

(30)

Om de verliezen van de Caribische transacties in 2005 weg te werken, werden er naast liquide middelen van […] miljoen EUR, in 2005 ook afschrijvingen van 534 miljoen EUR in het kader van de herstructurering en extra waardecorrecties van […] miljoen EUR verricht. […] na 2005. Voor het resterende bedrag van […] miljoen EUR gold een volledige waardecorrectie.

(31)

In oktober 2005 werd BAWAG-PSK getroffen door de insolventie van Refco en tegelijkertijd werden de verliezen uit de Caribische transacties gepubliceerd.

(32)

Door deze gebeurtenissen waren waardecorrecties nodig waarvoor in de balans van […] (11) […] miljard EUR opzij moest worden gezet. BAWAG-PSK kon hiervan maar […] miljoen EUR dekken uit voorzieningen en nettojaarwinst.

(33)

Na alarmerende berichten in de pers namen de rekeninghouders eind april/begin mei 2006 massaal geld van hun lopende en spaarrekeningen op. In totaal liepen tussen september 2005 en juni 2006 de deposito’s op de zichtrekeningen van de bank met […] miljoen EUR en de deposito’s op de spaarrekeningen met […] miljard EUR terug.

III.   BESCHRIJVING VAN DE TE BEOORDELEN MAATREGEL

(34)

De maatregel die in deze beschikking beoordeeld wordt, is de staatsgarantie van meer dan 900 miljoen EUR, die op 8 mei 2006 door de BAWAG-PSK-Sicherungsgesetz (hierna „BAWAG-PSK-wet” genoemd) aan BAWAG-PSK werd toegekend. De wet bevatte de verplichting dat de eigenaren BAWAG-PSK aan een derde partij moesten verkopen.

(35)

Zonder de staatsgarantie had BAWAG-PSK niet kunnen voldoen aan de voorwaarden die de Oostenrijkse bankwet (hierna „BWG” genoemd) op het vlak van de solvabiliteit en eigen vermogen stelt, en bijgevolg de jaarrekening voor 2005 niet kunnen afsluiten.

(36)

Op 31 mei 2006 ondertekenden de toenmalige directe en indirecte eigenaren van BAWAG-PSK (ÖGB, ÖGSP, ÖBG, ÖVV en AVB) een verkoopovereenkomst waarmee zij de verplichting aangingen om hun aandelen aan een onafhankelijke derde partij te verkopen.

(37)

Op 6 juni 2006 ondertekenden Oostenrijk en BAWAG-PSK een garantieovereenkomst, die op deze wet is gebaseerd. Daarin stond meer informatie over de garantie, de voorwaarden, de garantievergoeding, de verantwoordelijkheid van BAWAG-PSK en de looptijd van de garantie. De verkoopovereenkomst was bij de garantie overeenkomst gevoegd.

(38)

Bovendien sloten Oostenrijk en de toenmalige directe en indirecte eigenaren van BAWAG-PSK (ÖGB, ÖGSP, ÖBG, ÖVV en AVB) een omvattende overeenkomst gedateerd 6 juni 2006. In hoofdstuk 7 § 3 van deze overeenkomst wordt het gebruik van de verkoopopbrengst vastgelegd. Bij een verkoop van de aandelen aan BAWAG-PSK moest de verkoopopbrengst onder naleving van de volgende hiërarchische prioriteiten worden aangewend:

a)

inwilliging van de eisen van derden om de verkoop te waarborgen;

b)

voldoen aan de vorderingen op de eigenaren volgens de schikking in de Refco-zaak;

c)

nakoming van alle op moment van betaling openstaande verplichtingen van AVB;

d)

nakoming van alle op moment van betaling openstaande verplichtingen van alle (voormalige) indirecte eigenaren van BAWAG-PSK;

e)

verlaging van de garantie van Oostenrijk door beschikbaarstelling van eigen vermogen aan BAWAG-PSK.

(39)

De garantie liep op 15 mei 2007 af met de formele eigendomsoverdracht van BAWAG-PSK aan het consortium.

(40)

Volgens Oostenrijk had de garantie als doel:

a)

de positie van BAWAG-PSK te stabiliseren en te versterken;

b)

het mogelijk te maken de balans voor 2005 op te stellen;

c)

het mogelijk te maken verkoopsmaatregelen aan te vangen of voort te zetten;

d)

de toekomstgerichte werking van BAWAG-PSK te behouden;

e)

het vertrouwen van de investeerders in de Oostenrijkse financiële markt te versterken.

(41)

Volgens de oorspronkelijke voorwaarden loopt de garantie 60 dagen na de verkoop van BAWAG-PSK af en in beginsel niet later dan 1 juli 2007. Onder bepaalde voorwaarden is een verlenging echter mogelijk.

(42)

De vergoeding die BAWAG-PSK moet betalen, bedraagt 0,2 % per jaar voor de periode tot en met 30 juni en 1,2 % daarna.

(43)

Op de garantie van Oostenrijk kon alleen aanspraak worden gemaakt, wanneer cumulatief:

BAWAG-PSK niet werd verkocht;

van BAWAG-PSK, haar directe en indirecte aandeelhouders werd geëist dat zij betalen en hun vermogenssituatie openbaar zouden maken en zij verplicht werden hun vermogen tot betalen maximaal te benutten alvorens van de garantie gebruik te maken;

de bank nog steeds economisch gevaar liep (onderschrijden van de wettelijke eisen voor het eigen vermogen), en

insolventie van BAWAG-PSK (insolvabel door te hoge schuld) dreigde of reeds was opgetreden.

(44)

De garantie mocht ook worden gebruikt indien BAWAG-PSK gevaar liep insolvent te worden omdat de garantie op 1 juli 2007 afliep; Oostenrijk kon het gebruik ervan tegengaan door de garantie te verlengen, maar daar was wel een besluit van de federale regering voor nodig.

(45)

De garantie dekte slechts de vorderingen die volgens § 22, lid 2 van de BWG in de berekeningsgrondslag moesten worden meegerekend en die waren ingedeeld op basis van de verordening van de toezichthoudende autoriteit voor de financiële markt (12) (hierna „FMA” genoemd).

(46)

De garantie die Oostenrijk op basis van deze overeenkomst verleende, uitgezonderd de reeds gebruikte garanties, zou met de (directe of indirecte) eigendomsovergang van de aandelen in BAWAG-PSK aan derden volgens § 3, lid 1 van de BAWAG-PSK-wet, op zijn laatst echter op 1 juli 2007, aflopen. Voor zover zij daarvan op de hoogte was, moest BAWAG-PSK Oostenrijk iedere eigendomsoverdracht direct schriftelijk met bijbehorende stukken mededelen. Oostenrijk kon op een met redenen omkleed verzoek van BAWAG-PSK de garantie met 60 dagen na de eigendomsoverdracht verlengen, maar niet langer dan tot 30 juni 2007, wanneer dit volgens § 3, lid 1 BAWAG-PSK-wet voor de verkoop van de aandelen aan derden nodig was.

(47)

De Oostenrijkse minister van Financiën kon (met toestemming van de federale regering) de garantie volgens deze overeenkomst verlengen, als aan de voorwaarden van § 1, lid 2 van de BAWAG-PSK-wet was voldaan. Oostenrijk kon een dergelijke verlenging met name overwegen, wanneer door het verstrijken van de garantie de duurzame sanering van BAWAG-PSK of de verkoop ervan gevaar liep. BAWAG-PSK zou, zodra zij verlenging wenste, maar niet later dan 31 maart 2007, een verzoek om verlenging bij Oostenrijk indienen, waarin zij moest motiveren en bewijzen dat aan de voorwaarden voor een verlenging was voldaan. Als de garantie zou worden gebruikt om een dreigende insolventie af te wenden die aan het aflopen van de staatsgarantie kon worden toegeschreven, kon Oostenrijk een dergelijk gebruik van de garantie voorkomen door de garantie vóór afloop ervan te verlengen. In dit geval zou het gebruik van de garantie geen gevolgen hebben.

(48)

Een andere voorwaarde voor het verkrijgen van de garantie was dat BAWAG-PSK en ÖGB hun aandelen in de Österreichischen Nationalbank („OeNB”) (Oostenrijkse Centrale Bank) zouden verkopen. Rekening houdend met de bijzonderheden van een dergelijke procedure stelde Oostenrijk vast dat een marktprijs voor deze aandelen met het […]- tot […]voudige boven de nominale waarde van de aandelen zou liggen. Op basis van deze schatting kwam men tot een „marktprijs” tussen […] miljoen EUR en […] miljoen EUR. De definitieve verkoopprijs aan Oostenrijk bedroeg […] miljoen EUR ([…] miljoen EUR voor BAWAG-PSK). De verkoopopbrengst kwam overeen met de boekwaarde van de deelneming.

(49)

Naast de staatsgarantie waren twee Special Purpose Vehicles (hierna „SPV” genoemd) door particuliere banken enerzijds en verzekeringsmaatschappijen anderzijds in het leven geroepen om het prudentiële basisvermogen van BAWAG-PSK af te dekken. In het kader van de overeenkomst hebben de vier kredietinstellingen Bank Austria Creditanstalt, Erste Bank, Österreichische Volksbanken-AG en Raiffeisen Zentralbank Österreich AG en de vier verzekeringsmaatschappijen Allianz, Generali, Uniqa en Wiener Städtische twee SPV's opgericht om BAWAG-PSK te ondersteunen. Terwijl BA-CA, Erste Bank en RZB ieder […] miljoen EUR en ÖVAG […] miljoen EUR aan vermogen voor de ene SPV inbrachten, droeg iedere verzekeringsmaatschappij […] miljoen bij voor de tweede SPV. BAWAG-PSK werd de beheersende vennootschap met […] % in beide SPV's. Door deze overeenkomst kon BAWAG-PSK haar kernkapitaal (Tier-I-Vermogen) met 450 miljoen verhogen. Als groep kreeg BAWAG-PSK zodoende weer een toereikend basisvermogen. Om het risico voor de deelnemende banken en verzekeringsmaatschappijen zo veel mogelijk te beperken, konden de beschikbare geldmiddelen uitsluitend in euro-staatsleningen met hoogste rating worden geïnvesteerd. Na de verkoop van BAWAG-PSK aan het consortium op 15 mei 2007 was iedere aandeelhouder bevoegd om de desbetreffende SPV's te ontbinden. Bij de daaropvolgende liquidatie kreeg iedere vennoot de vermogenswaarden overeenkomstig zijn aandeel in de kapitaalbijdrage uitgekeerd. Die uitbetaling vond plaats in de vorm van reële waarden (d.w.z. door overdracht van waardepapieren, waarin werd geïnvesteerd).

IV.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(50)

De Commissie heeft in haar besluit tot inleiding van de formele onderzoekprocedure volgens artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag de onderhavige maatregel voorlopig als staatssteun aangemerkt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst, omdat de steun uit staatsmiddelen werd betaald en deze vanwege de financiële verbetering van de begunstigde de economische positie van de concurrenten uit andere lidstaten waarschijnlijk ongunstig zou beïnvloeden (13). Hierdoor zou de concurrentie verstoord raken of verstoord dreigen te raken en zou de handel tussen lidstaten ongunstig worden beïnvloed.

(51)

De Commissie betwijfelde of de insolventie/het faillissement van BAWAG-PSK systemische gevolgen zou hebben voor het financiële stelsel van Oostenrijk en, in ruimere zin, voor de gehele economie van Oostenrijk. Daarom was artikel 87, lid 3, onder b), in dit geval niet van toepassing. Op basis van haar voorlopige beoordeling kwam de Commissie tot de conclusie dat de steun aan de hand van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (14) (hierna „richtsnoeren” genoemd) moet worden beoordeeld en dat op grond van geen enkele andere bepaling van het EG-Verdrag inzake verenigbaarheid of andere communautaire richtsnoeren kon worden geconcludeerd dat de steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. De Commissie was het met Oostenrijk eens dat BAWAG-PSK volgens punt 2.1 van de richtsnoeren een onderneming in moeilijkheden was, maar vroeg zich af of de steunmaatregelen verenigbaar zijn met gemeenschappelijke markt.

(52)

Volgens de richtsnoeren is reddingssteun naar zijn aard tijdelijke en omkeerbare steun. Hoofddoel ervan is een noodlijdende onderneming in staat stellen zich te handhaven gedurende de periode die nodig is om een herstructurerings- of liquidatieplan uit te werken. Volgens punt 15 van de richtsnoeren mag dergelijke steun niet langer dan zes maanden duren.

(53)

De garantie werd weliswaar op 6 juni 2006 verstrekt, maar trad, zoals de Commissie vaststelde, met terugwerkende kracht op 31 december 2005 effectief in werking. De looptijd was dus langer dan de maximale zes maanden die in de richtsnoeren zijn vastgelegd.

(54)

De Commissie had daarom aanzienlijke twijfel of de garantie als reddingssteun kon worden beschouwd die met de gemeenschappelijke markt verenigbaar was.

(55)

Volgens punten 34 tot en met 37 van de richtsnoeren moet de Commissie bij alle individuele steunmaatregelen een herstructureringsplan goedkeuren en beoordelen. Dit plan dient binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming te herstellen en gebaseerd te zijn op realistische veronderstellingen.

(56)

De Commissie was van mening dat het succes van het herstructureringsplan, het slagen van de sanering en het voortbestaan van de bank in beslissende mate afhingen van een hoge verkoopprijs. Uit de voorgelegde verkoopscenario’s bleek dat de potentiële koper in totaal minimaal circa […] miljard EUR moest investeren om de levensvatbaarheid op lange termijn van de bank zonder verdere staatssteun te herstellen. Volgens het herstructureringsplan zou bij een totale investering onder deze drempelwaarde de ÖGB en de aan haar gelieerde ondernemingen geen kredieten mogen aflossen; ook zou de koper in dit geval de noodzakelijke verhogingen van het eigen vermogen niet kunnen realiseren.

(57)

De Commissie sloot niet uit dat BAWAG-PSK te maken kreeg met nog meer problemen vanwege de opneming van deposito's op grote schaal in het voorjaar van 2006 alsmede de verslechtering van haar rating (15) en de daarmee gepaard gaande hogere herfinancieringskosten. Dit zou pas in de jaarrekening van 2006 duidelijk worden. Daarnaast zouden reclamecampagnes, die bv. gefinancierd werden door hoge opbrengsten van spaarbankboekjes, de rentabiliteit van de bank eveneens kunnen beïnvloeden. Berichten in de pers spraken van verdere verliezen van 20 miljoen EUR voor BAWAG-PSK in 2006.

(58)

De Commissie wees er verder op dat volgens de richtsnoeren het herstructureringsplan verschillende scenario’s moest bevatten met een optimistische, een pessimistische en een gemiddelde hypothese. Oostenrijk overhandigde echter slechts een basisscenario met de gegevens die aan potentiële geïnteresseerden in het informatiememorandum worden medegedeeld. Dit businessplan werd opgesteld met het oog op de verkoop van de bank. De Commissie betwijfelt of de veronderstellingen waarop het businessplan gebaseerd is, voldoen aan de voorwaarden van het scenario van de basissituatie in een herstructureringsplan. De Commissie veronderstelde dat de twee nog voor te leggen scenario’s, één met een optimistische hypothese en één met een pessimistische hypothese, de stabiliteit en uitvoerbaarheid van het herstructureringsplan zouden aantonen.

(59)

De Commissie vroeg zich verder of er met een aantal risico’s in het businessplan rekening was gehouden, met name:

a)

Klachten in de VS: er kon niet worden uitgesloten dat nog meer dreigende klachten (waarmee deels aanzienlijke bedragen waren gemoeid) kans van slagen hadden. Tegen bepaalde onzekerheden (compensaties voorafgaande aan een eventuele klacht) had men zich op de jaarrekening van 2005 via de voorziening voor Refco ingedekt. Bovendien kon niet worden uitgesloten dat een aantal gedupeerden geen geld wilde hebben uit de middelen die de commissie van schuldeisers ter compensatie beschikbaar had gesteld. In dit geval konden deze gedupeerden tegen BAWAG-PSK een rechtsvordering instellen, waarna de commissie van schuldeisers de proportionele financiële middelen aan BAWAG-PSK moest terugbetalen. Er kon echter niet worden uitgesloten dat het effectief te betalen bedrag het restitutiebedrag zou overschrijden.

b)

Het niet nakomen van de verplichtingen door de aandeelhouders van BAWAG-PSK ten opzichte van Amerikaanse schuldeisers — in dit geval zou BAWAG-PSK met een subsidiariteitsgarantie te maken krijgen.

c)

Het in de jaarrekening van 2005 genoemde arrest van het Hof met betrekking tot de clausule inzake variabele rente heeft mogelijk ook een negatief effect gehad op BAWAG-PSK.

De Commissie was van mening dat voor het opstellen van een uitvoerig herstructureringsplan ook een beoordeling van deze risico’s vereist is.

(60)

De uitzonderingsregeling volgens artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag kan enkel worden toegepast wanneer de steun de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zodanig verandert dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad. Overeenkomstig de punten 38 tot en met 42 van de richtsnoeren dienen compenserende maatregelen te worden genomen om te garanderen dat ongunstige effecten op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt zo beperkt mogelijk blijven. Hierbij kan het onder meer gaan om de afstoting van activa, inkrimping van capaciteit of van de aanwezigheid op de markt, en verlaging van de toegangsdrempels op de betrokken markten. De maatregelen moeten in verhouding staan tot de mededingingsverstorende effecten van de steun en met name tot de grootte en het relatieve belang van de onderneming op haar markt of markten. Ze dienen verder te gaan dan de maatregelen die voor het herstel van de levensvatbaarheid nodig zijn. Wanneer de Commissie nagaat of de compenserende maatregelen passend zijn, houdt zij rekening met de marktstructuur en de mededingingsvoorwaarden om ervoor te zorgen dat een dergelijke maatregel niet resulteert in een aantasting van de marktstructuur, doordat zulks bijvoorbeeld indirect een oligopolie doet ontstaan.

(61)

De compenserende maatregelen die Oostenrijk aanvankelijk voorstelde, bestonden uit de verkoop van de bank Frick & Co, de deelnemingen van BAWAG-PSK in de Centrale Bank van Oostenrijk, de verkoop van het Poolse bedrijf Kinomax Sp. z o.o. en de Wiener Liegenschaft. Omdat de maatregelen en het effect ervan op BAWAG-PSK tamelijk vaag werden beschreven, kon de Commissie het totale effect ervan niet beoordelen. De Commissie heeft daarom niet alleen gedetailleerde gegevens nodig over de effecten van de afzonderlijke maatregelen op het vermogen en de toekomstige marktpositie van BAWAG-PSK, maar ook over de met deze maatregelen gemoeide bedragen en het reducerend effect ervan (bv. met het oog op de balanswaarde).

(62)

De Commissie vroeg zich af of verdere compenserende maatregelen de totale waarde van BAWAG-PSK zouden verminderen en daarmee ook de kans om de koopprijs te krijgen die nodig is om de schuldendienst te betalen. Integendeel, de vereiste koopprijs zou door de verkoop van meer activa enkel met de verkregen verkoopopbrengsten dalen.

(63)

De Commissie vroeg zich ook af of de ernstige liquiditeitscrisis van BAWAG-PSK tot een engere oligopolie op de Oostenrijkse bankmarkten had geleid, niet in de laatste plaats omdat een nieuwe marktdeelnemer de activiteiten van de bank had kunnen overnemen.

(64)

De Commissie wees er verder op dat de „bank-run”, die tussen september 2005 en juni 2006 plaatsvond, niet noodzakelijk vergelijkbaar is met een compenserende maatregel zoals vastgelegd in de richtsnoeren.

(65)

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de Commissie belangrijke informatie mist om de effecten van de voorgestelde compenserende maatregelen correct en nauwkeurig te kunnen beoordelen. Met het oog op de beschikbare feiten betwijfelt ze daarom ernstig of de geplande reducerende maatregelen voldoende zijn om de concurrentieverstorende effecten van de steun zo veel mogelijk te beperken.

(66)

Volgens de punten 43 tot en met 45 van de richtsnoeren moet het steunbedrag worden beperkt tot de voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke kosten, zodat de onderneming niet de beschikking krijgt over extra kasmiddelen die kunnen worden gebruikt voor agressieve, marktverstorende activiteiten of zelfs voor een uitbreiding. In de richtsnoeren staat ook dat de steunontvangende ondernemingen door de verkoop van activa die voor het voortbestaan van de onderneming niet onontbeerlijk zijn of door externe financiering tegen marktvoorwaarden, een belangrijke bijdrage aan het herstructureringsplan moeten leveren. Volgens de richtsnoeren dient de eigen bijdrage voor grote ondernemingen zoals BAWAG-PSK in principe 50 % van de herstructureringskosten te zijn.

(67)

Oostenrijk stelde dat de maatregel niet als kapitaalinjectie moest worden gezien, maar dat de staat slechts een tijdelijke garantie had gegeven. De Commissie kon op basis van de beschikbare informatie niet nauwkeurig vaststellen of de steun beperkt bleef tot het strikt noodzakelijke minimum. Bovendien betwijfelde zij of Oostenrijk het steunelement van de staatsgarantie correct heeft beoordeeld, omdat de garantie soortgelijke effecten als een kapitaalinjectie heeft.

(68)

Oostenrijk wees erop dat de herstructureringskosten […] miljard EUR bedroegen en voor 100 % door BAWAG-PSK zelf alsmede door de toenmalige en toekomstige eigenaren worden gedragen. De Commissie twijfelde hieraan en verlangde meer informatie om te kunnen nagaan of de bijdrage van BAWAG-PSK daadwerkelijk 50 % van de herstructureringskosten bedroeg.

V.   STANDPUNT VAN OOSTENRIJK

(69)

Oostenrijk maakte zijn standpunt over het besluit tot inleiding van de procedure op basis van het beschikbare herstructureringsplan bekend en verstrekte aanvullende informatie, die met name op onderstaande punten betrekking had:

(70)

Oostenrijk was van mening dat de staatsgarantie was aangemeld als steun om een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat op te heffen. Insolventie van BAWAG-PSK zou onvoorziene en verstrekkende negatieve gevolgen voor de economie hebben gehad. De paniek die door de eventuele insolventie van BAWAG-PSK zou ontstaan, zou snel op andere banken kunnen overslaan, met name omdat volgens het in Oostenrijk bestaande wettelijke depositogarantiestelsel ook andere banken bij de insolventie van een kredietinstelling betrokken kunnen raken. Dit zou verstrekkende gevolgen hebben voor de gehele economie van Oostenrijk en met name ook voor de rond 70 000 werknemers in de banksector. De oprichting van twee SPV's (zie hierna) maakte eveneens duidelijk dat BAWAG-PSK door de grootste marktdeelnemers op de Oostenrijkse financiële markt onvoorwaardelijk wordt gesteund. Ze waren bereid om voor stabiliteit op de financiële markt in Oostenrijk te zorgen.

(71)

Behalve de eigenaar, de Oostenrijkse vakbond, zou met name ook Oostenrijk door deze insolventie worden getroffen,

omdat de staat verantwoordelijk is voor de stabiliteit op de financiële markt;

omdat BAWAG-PSK alle betalingen voor Oostenrijk (bv. betalingen die te maken hebben met belastingen, pensioengelden, uitkeringen voor werklozen en kindergeld) verzorgt, en

de staat vroeger eigenaar was en de verantwoordelijkheid droeg voor bepaalde verplichtingen van de Österreichischen Postsparkasse (Oostenrijkse postspaarbank).

(72)

Bovendien had Oostenrijk de overheidsambtenaren van de Österreichischen Postsparkasse met hun rechten in de overheidsdienst (uitbetalingen van salaris op jaarbasis van in totaal […] miljoen EUR) moeten overnemen. Omdat BAWAG-PSK de Oostenrijkse postkantoren ook als filialen gebruikt, zou vanwege de gedaalde omzet bij de financiële diensten in de Oostenrijkse postkantoren ook het sluiten van meer postkantoren onvermijdelijk zijn geweest. Hierdoor zouden er structurele problemen ontstaan op het platteland.

(73)

Oostenrijk was van mening dat het bijna onmogelijk was om een kwantitatieve beoordeling te geven van de mogelijke gevolgen die insolventie van de bank voor de gehele economie zou hebben.

(74)

Oostenrijk verklaarde dat de staatssteun nodig was om de „bank-run”, die in september 2005 begon, te beëindigen en de solvabiliteit van BAWAG-PSK en de BAWAG-PSK-groep te garanderen. Zonder de staatsgarantie voor BAWAG-PSK zou geen particuliere investeerder bereid zijn geweest om middelen ter beschikking te stellen die in dit geval als eigen vermogen werden beschouwd.

(75)

Volgens Oostenrijk moet het steunelement van de staatsgarantie worden bepaald op grond van de Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (16) (hierna „mededeling” genoemd). De mededeling geeft de Commissie een ruime beoordelingsmarge met betrekking tot het bepalen van de hoogte van de steun. De enige verplichting was om het steunelement op basis van de kenmerken van de garantie te beoordelen. In punt 3.2 van de mededeling staat: „Wanneer, op het tijdstip waarop de lening wordt toegekend, de waarschijnlijkheid dat de kredietnemer in gebreke zal blijven, groot is omdat hij bijvoorbeeld in financiële moeilijkheden verkeert, kan het subsidie-equivalent van de garantie zelfs even hoog zijn als het daadwerkelijk door die garantie gedekte bedrag.”. Hierover zegt Oostenrijk dat BAWAG-PSK geen kredietnemer is, voor wie de staat een staatsgarantie verleent, maar de kredietgever. Daarom is de financiële situatie van BAWAG-PSK voor het beoordelen van het wanbetalingsrisico irrelevant. De Commissie kan zodoende uit de financiële situatie van BAWAG-PSK geen conclusies trekken inzake het wanbetalingsrisico.

(76)

Oostenrijk verklaarde dat Moody’s „Financial Strength Rating” (hierna „FSR” genoemd) (17) een passende indicator is voor de financiële situatie van BAWAG-PSK, omdat de FSR uitsluitend is gebaseerd op de financiële draagkracht van de onderneming zonder externe steun. De rating bevat impliciet een beoordeling van de bank en geeft een getrouw beeld van het totale wanbetalingsrisico. De FSR van „E+” van BAWAG-PSK komt overeen met een „baseline rating” van B1 tot B3, wat neerkomt op een wanbetalingsrisico van 3,2 tot 10,5 % binnen een jaar.

(77)

Volgens Oostenrijk kan uit het feit dat BAWAG-PSK ten tijde van de steunverlening als onderneming in financiële moeilijkheden moest worden beschouwd, niet worden geconcludeerd dat het steunelement gelijk is aan de nominale waarde van de garantie van 900 miljoen EUR. De Commissie moet in plaats daarvan gebruik maken van haar beoordelingsbevoegdheid en rekening houden met de bijzonderheden en details van de garantieovereenkomst evenals de berekende risicofactor. De financiële problemen van een kredietnemer vormen slechts een aanwijzing dat er sprake is van staatssteun doch geven geen uitsluitsel over de omvang van het betrokken steunelement. De Commissie heeft in diverse herstructureringszaken het steunelement van garanties ten gunste van een onderneming in moeilijkheden lager dan de nominale waarde bepaald. In de zaak Crédit Foncier de France (hierna „CFF” genoemd)  (18) berekende de Commissie de waarde van de steun op grond van de prijs die de bank voor een dergelijke garantie hypothetisch op de markt zou hebben moeten betalen. In de zaak Bankgesellschaft Berlin (hierna „BGB” genoemd)  (19) bepaalde de Commissie de waarde van de steun van een garantie, de zogenaamde risicodekking, op basis van de „economische waarde” en niet van de nominale waarde. Ook in de zaak van de herstructureringssteun, die Duitsland aan Chemische Werken Piesteritz (hierna „CWP” genoemd)  (20) verleende, bepaalde de Commissie het steunelement van de garantie ver onder de nominale waarde van de lening, hoewel CWP op dat moment in financiële moeilijkheden verkeerde.

(78)

Wat betreft de korte looptijd van de garantie verklaarde Oostenrijk dat de Oostenrijkse minister van Financiën de looptijd kan verlengen volgens § 3, lid 2, laatste zin van de BAWAG-PSK-Sicherungsgesetz. Hiervoor is echter de unanieme toestemming van de federale regering nodig. De federale regering bepaalt derhalve of de looptijd wordt verlengd. BAWAG-PSK kan met het oog op een verlenging hoogstens op effectieve manier druk op Oostenrijk uitoefenen, als er aan de voorwaarden voor gebruik van de garantie wordt voldaan. Dit is slechts het geval bij dreigende insolventie van BAWAG-PSK. BAWAG-PSK moest haar eigenaren tevoren tot betaling gelasten en dwingen hun vermogenssituatie bekend te maken. Dit waren grote obstakels voor het gebruik van de garantie, zodat niet kan worden verondersteld dat de garantie een „de facto oneindige looptijd” had. Ook economisch gezien kon de garantie niet als onbeperkt worden beschouwd. In feite heeft BAWAG-PSK ook indien de verkoop niet zou doorgaan, een hele reeks mogelijkheden om op een andere manier in haar kapitaalbehoefte te voorzien na beëindiging van de eenjarige garantie. Ten eerste leidt winst van de bank tot een verbetering van de kapitaalbehoefte. Ten tweede kan de bank haar kapitaalbehoefte verminderen door inperking van haar risicodragende activa. Ten derde bestaat ook de mogelijkheid om kapitaal bij derden op te nemen. Ten tijde van de crisis van de „bank-run” in mei 2006 waren deze mogelijkheden wegens tijdgebrek niet beschikbaar. Indien de verkoop niet was doorgegaan, dan had de bank van deze mogelijkheden gebruik kunnen maken.

(79)

Volgens Oostenrijk kan de garantie economisch niet worden beschouwd als een bedrag dat duurzaam aan het vermogen van BAWAG-PSK werd toegevoegd („paid in”). Een nieuwe eigenaar zou dit bedrag door zijn eigen kapitaalinbreng moeten vervangen. De garantie wordt niet automatisch verlengd. Een koper zou, bij afloop van de garantie niet zomaar een zelfde bedrag als eigen vermogen beschikbaar stellen. Hij zou een aantal mogelijkheden hebben om een eventueel kapitaaltekort van BAWAG-PSK aan te pakken. Het eventuele gebruik van een garantie zou verder worden beperkt door de specifieke modaliteiten van de garantie. Met name het feit dat de garantie slechts een borgstelling is, zou risicoverlagend werken. Oostenrijk zou alleen een garantie verlenen wanneer BAWAG-PSK insolvent dreigt te raken. Een dergelijke insolventie was echter juist vanwege en na verlening van de garantie zeer onwaarschijnlijk.

(80)

Wat het eventuele beroep op de garantie betreft verklaarde Oostenrijk dat het op het tijdstip van de garantieverlening zeer waarschijnlijk was dat BAWAG-PSK binnen een jaar voor een totale overname-investering van ruim 2,6 miljard EUR verkocht werd. Een sterke indicator voor de werkelijke waarde van BAWAG-PSK in april 2006, dus vóór de verlening van de garantie, was de koopprijs respectievelijk de totale investering die de gegadigden in hun definitieve bod van december 2006 noemden. Omdat BAWAG-PSK in het voorjaar van 2006 in wezen gezond was en alleen vanwege niet al te ernstige problemen in financiële moeilijkheden geraakt was, was haar waarde op het tijdstip van de staatsgarantie op circa 2,6 miljard EUR vastgesteld. Deze hoge waarde kwam ook tot uiting in de biedprocedure, namelijk in het definitieve bod van de gegadigden van december 2006 en uiteindelijk in de totale investering van Cerberus. De biedingen werden in het kader van een internationale biedprocedure uitgebracht, die open en niet-discriminerend was en de bieders genoeg tijd liet om het mogelijke koopobject vóór uitbrengen van het bod te controleren. Met betrekking tot de werkelijke waarde van BAWAG-PSK wordt verklaard, dat Oostenrijk door de activiteit van FMA op het tijdstip van de garantie voldoende informatie had over de economische situatie van BAWAG-PSK. Voordat de garantie werd verleend, beschouwde Oostenrijk BAWAG-PSK als een in wezen levensvatbare onderneming, die alleen tot aan de verkoop ervan overbruggingssteun nodig had.

(81)

Wat betreft de vergelijkbaarheid met andere financiële instrumenten verklaarde Oostenrijk dat de garantie niet met een kapitaalinjectie te vergelijken was, zolang de garantie niet was gebruikt. Het wanbetalingsrisico bedraagt bij een FSR van E+ slechts 5,49 %, zodat het voor bijna 95 % zeker was dat er geen betalingen aan BAWAG-PSK zouden worden verricht.

(82)

Oostenrijk was van mening dat de staatsgarantie voor het berekenen van het steunelement indirect vergelijkbaar is met bijvoorbeeld een garantie voor verplichtingen zoals in de zaak CFF was verleend. Met een garantie voor alle verplichtingen van de bank zou de rating van BAWAG-PSK aanzienlijk zijn verbeterd tot een rating op A-niveau. Een dergelijke ratingverbetering zou een direct positief effect op de herfinancieringskosten van de bank hebben gehad. Hiermee zou het resultaat van de bank weer verbeterd zijn. Naast de rating zouden hierdoor haar kansen om nieuw vermogen aan te trekken in elk geval aanzienlijk zijn toegenomen. Ook een garantie voor verplichtingen kan daarom — indirect — voor het noodzakelijke basisvermogen zorgen. De berekening van het steunelement moest daarom gebaseerd zijn op de economische waarde vanuit het oogpunt van de begunstigde onderneming. Wat echter niet in de berekening opgenomen mocht worden, was of de staat gebruik maakte van een garantie of van andere middelen zoals een particuliere investeerder.

(83)

Gelet op de risicobeperkende factoren en het korte tijdsbestek als gevolg van de verwachte verkoop van de bank in de nabije toekomst leek het wanbetalingsrisico van B2 realistisch en redelijk. Het steunelement van de garantie zou dan 49,1 miljoen EUR (21) bedragen. Rekening houdend met een garantievergoeding van 0,2 % in het eerste jaar zou het steunelement netto 47,3 miljoen EUR (22) bedragen. De berekening was verder aannemelijk omdat de rente bij het toekennen van een lening voor het totale bedrag bijna net zo hoog zou zijn geweest als de garantievergoeding.

(84)

Oostenrijk verklaarde dat met het oog op de verwachte wanbetalingen niet alleen rekening moest worden gehouden met het wanbetalingsrisico, maar ook met de omvang van de wanbetalingen. De berekening in punt (83) gaat van een wanbetalingsquote uit bij een wanbetaling van 100 %. Bij een wanbetaling van 50 % (23) zou echter sprake zijn van een aanzienlijk lager steunbedrag van circa 25 miljoen EUR. Daarenboven zou een particuliere investeerder ook kapitaalkosten van circa 10 miljoen EUR (24) aanrekenen. Daarom bedroeg de totale waarde van de garantie circa 35 miljoen EUR met aftrek van de garantievergoeding van 1,8 miljoen EUR.

(85)

Oostenrijk beoordeelde de waarde van de garantie ook door het berekenen van het theoretische herfinancieringsvoordeel van de staatsgarantie voor BAWAG-PSK. Dankzij de garantie daalde de risicopremie met circa 0,2 % (25). Rekening houdend met de in de rating genoemde verplichtingen van 24,7 miljard EUR zou de economische waarde van de garantie 49,4 miljoen EUR bedragen.

(86)

Oostenrijk verklaarde dat het steunelement in ieder geval ver onder de nominale waarde van de garantie ligt. De kapitaalmarkt kent hybride eigenvermogensinstrumenten, die veel weg hebben van verplichtingen en die prudentieel als zogenaamd kernkapitaal worden aangemerkt. Deze hebben echter op basis van prudentiële bepalingen lange minimumlooptijden van doorgaans tien jaar. Voor zulke instrumenten bestaat een vaste rente, die natuurlijk hoger ligt dan bij een eenjarig instrument. Banken waarvan de rating te vergelijken was met die van BAWAG-PSK, gaven in de lente/zomer van 2006 hybride kapitaal uit met een minimumlooptijd van tien jaar tegen een rentepercentage van circa 5,1 %.

Tabel 3

Emissies van hybride kapitaal van banken met vergelijkbare rating

Emittent

Emissiedatum

Rating ten tijde van emissie

Rentepercentage

Banca Italease

6 juni 2006

Moody’s

:

Baa2

Fitch

:

BBB+

Composite

:

BBB

5,159 %

AIB UK

6 juni 2006

Moody’s

:

A2

S&P

:

A–

Fitch

:

A+

Composite

:

A

5,142 %

(87)

Oostenrijk paste het herstructureringsplan aan door middel van een geactualiseerd scenario van de basissituatie en een gevoeligheidsanalyse met een optimistisch en een pessimistisch scenario.

(88)

Het scenario van de basissituatie ziet er als volgt uit (tabel 4):

Tabel 4

(in miljoen EUR)

Winst-en-verliesrekening volgens Wetboek van Koophandel

 

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Nettorenteopbrengsten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Opbrengsten uit deelneming

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Opbrengsten provisie

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Financieel resultaat

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Overige bedrijfsopbrengsten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Bedrijfsopbrengsten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Personeelskosten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Bedrijfskosten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Afschrijvingen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Overige bedrijfskosten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Bedrijfsresultaat

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Voorzieningen voor risico’s en beoordeling van financiële vaste activa

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Belastingen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Nettoresultaat

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

(89)

Oostenrijk verklaarde dat uitgaande van de huidige marktvoorwaarden, de planning voor 2007 geactualiseerd moest worden. Het nettoresultaat van […] miljoen EUR was tot circa […] % van het oorspronkelijk verwachte bedrag gedaald. Oostenrijk lichtte de veronderstellingen die gebaseerd waren op het scenario van de basissituatie en de belangrijke financiële kengetallen toe. De planning voor 2008 en de jaren daarna bleef ongewijzigd.

(90)

De belangrijkste redenen voor de wijzigingen in het scenario van de basissituatie zijn:

de wijziging op lange termijn van de stijging van de rentecurve;

het onverwacht langzaam terugkeren van de spaardeposito’s en klantenrekeningen die tijdens de „bank-run” verloren waren gegaan;

het liquiditeitstekort en de noodzaak om vermogenposities te verkopen ter verruiming van de liquiditeit;

de aanhoudend negatieve berichtgeving over BAWAG-PSK in de media;

de stagnatie van de krediettransacties vanwege onvoldoende liquiditeit.

(91)

Oostenrijk lichtte toe dat de belangrijkste veronderstellingen, die in het optimistische en in het pessimistische scenario van elkaar afwijken, de nettorenteopbrengsten zijn evenals de investeringsopbrengsten en de opbrengsten uit provisie, de groei van de activiteiten, de personeels- en bedrijfskosten alsmede de risicoquote. In het pessimistische scenario neemt het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening van […] miljoen EUR in 2007 toe tot […] miljoen EUR in 2011 en ligt daarmee rond […] % onder het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening in het scenario van de basissituatie. In het optimistische scenario bedraagt het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening in 2007 […] miljoen EUR en in 2011 […] miljoen EUR. Zodoende ligt het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening in 2011 in het optimistische scenario rond […] % hoger dan in het scenario van de basissituatie.

(92)

Volgens Oostenrijk voorziet het herstructureringsplan in het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn van BAWAG-PSK. De op 14 december 2006 met succes afgesloten biedprocedure was de beste markttest voor de aannemelijkheid van het herstructureringsplan. Cerberus had met het bod van een totale investering van […] miljard EUR duidelijk gemaakt dat het overtuigd was van de levensvatbaarheid van de bank op lange termijn.

(93)

Volgens Oostenrijk wordt er in het herstructureringsplan voldoende rekening gehouden met de specifieke risico’s in verband met de „Refco”-vorderingen in de Verenigde Staten, het niet nakomen van de verplichtingen van BAWAG-PSK-aandeelhouders tegenover de Amerikaanse schuldeisers en het arrest van het Hof met betrekking tot de clausule inzake renteaanpassing:

Het risico door vorderingen van Refco-schuldeisers in de VS is te overzien en hoeft daarom op de balans niet apart te worden meegeteld; het wordt door de algemene voorzieningen voor risico’s gedekt.

Het risico van het niet nakomen van verplichtingen van BAWAG-PSK-aandeelhouders tegenover de Amerikaanse schuldeisers bestaat niet meer. Op 18 december 2006 hebben BAWAG-PSK en haar indirecte en directe eigenaren een overeenkomst gesloten over de verplichtingen van de contractpartijen, waarmee BAWAG-PSK en haar eigenaren onderling afzien van verhaalsrechten ten opzichte van elkaar.

Met het risico dat voortvloeit uit het arrest van het Hof met betrekking tot de clausule inzake renteaanpassing is in de algemene voorzieningen op de balans van BAWAG-PSK rekening gehouden.

(94)

Oostenrijk merkt op dat er twee Special Purpose Vehicles (hierna „SPV” genoemd) door particuliere banken enerzijds en verzekeringsmaatschappijen anderzijds zijn opgericht om de prudentiële basisvermogensratio van BAWAG-PSK te versterken.

(95)

Volgens Oostenrijk toont de oprichting van de SPV's voor het vergroten van het eigen vermogen van BAWAG-PSK, via verschillende Oostenrijkse banken enerzijds en Oostenrijkse verzekeraars anderzijds, dat de concurrenten de economische problemen van BAWAG-PSK op hun beurt als aanleiding zagen voor steunmaatregelen op korte termijn, zodat de reputatie van Oostenrijk als financieel centrum behouden zou blijven. Het zou niet logisch zijn als de concurrenten van BAWAG-PSK met behulp van SPV's tijdelijk financiële steun zouden verlenen en tegelijkertijd via de staatsgarantie een noemenswaardige concurrentieverstoring zouden veroorzaken. Het plan van de banken en verzekeraars liet eigenlijk zien dat het door de garantie verzekerde voortbestaan van BAWAG-PSK in ieder geval niet als concurrentieverstoring werd en wordt gezien. Bovendien was er geen enkele belanghebbende geweest die opmerkingen had gemaakt over het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure. De staatsgarantie leidde dus ook voor de overige concurrenten niet tot een verstoring van de mededinging.

(96)

Oostenrijk is van mening dat de verkoop van BAWAG-PSK door haar vroegere eigenaar, de ÖGB, een belangrijke compenserende maatregel vormt. De verkoop benadrukt de gezamenlijke wil om de bank duurzaam te herstructureren. Wanneer een onderneming in moeilijkheden wordt verkocht, dan is dat een belangrijke stap tot duurzame herstructurering. Volgens Oostenrijk kan men er in het algemeen vanuit gaan dat een onderneming onder zeggenschap van een nieuwe, particuliere eigenaar waarschijnlijk duurzaam levensvatbaar is en dat daarmee gegarandeerd wordt dat de onderneming geen tweede keer staatssteun nodig heeft (26). Hoewel er in het onderhavige geval geen sprake was van privatisering, was de gehele overdracht van BAWAG-PSK onder de controle van een ervaren particuliere investeerder een belangrijke stap om de problemen uit het verleden te boven te komen en een positieve economische ontwikkeling mogelijk te maken. Bovendien maakte de verkoop van de bank een zeer hoge eigen bijdrage mogelijk zoals gesteld in de richtsnoeren, waarmee de herstructurering van BAWAG-PSK de facto met 100 % werd gefinancierd. Door de verkoop van BAWAG-PSK kon de levensvatbaarheid van de bank worden gegarandeerd, omdat de BAWAG-PSK-eigenaren door middel van de koopprijs onder andere ook hun verplichtingen ten opzichte van de bank konden nakomen. Hiermee was de waarde van de concrete vorderingen van BAWAG-PSK hersteld. De verkoop bleek zodoende een kernelement van de herstructurering van BAWAG-PSK te zijn. De hiermee gepaard gaande kosten werden uiteindelijk niet via de garantie, maar geheel uit de verkoop van de bank gefinancierd.

(97)

Oostenrijk deelde de Commissie dat onderstaande desinvesteringen reeds zijn verricht.

Tabel 5

Overzicht van de reeds gedane desinvesteringen

Maatregel

Activiteitensegment

Datum van uitvoering

Verkoop Bank Frick & Co.

Retail-banking

19 juli 2006

Verkoop Österreichische Nationalbank

Centrale bank

12 juli 2006

Verkoop Kinomax Sp. z o.o.

Onroerendgoeddiensten

14 december 2006

Verkoop Wiener Liegenschaft, 1010 Wien

Onroerendgoeddiensten

8 mei 2006

Verkoop HOBEX AG

Incassomachtiging

29 maart 2007

Verkoop Funk International Austria GmbH

Verzekeringsmakelaar

1 januari 2007

Verkoop Cosmos Elektrohandel GmbH & Co KG of COSMOS Geschäftsführungs- und Beteiligungs-GmbH

Detailhandel

14 september 2006

Voestalpine AG

Staal

9 november 2006 tot 13 april 2007

(98)

Oostenrijk heeft de Commissie ook aanvullende toezeggingen over BAWAG-PSK gedaan:

a)

BAWAG-PSK AG zal de volgende activa aan een van de BAWAG-PSK-groep onafhankelijke derde partij verkopen:

i)

Verkoop van een deelneming van meer dan 50 % aan PSK Versicherung AG en aan BAWAG-Versicherung Aktiengesellschaft op zijn laatst op […] op de balans weergegeven, en verstrekking van een calloptie voor de koper met betrekking tot de resterende aandelen;

ii)

Afronding van de verkoop van onroerende goederen ter waarde van ongeveer […] miljoen EUR, op zijn laatst op […] in totaal op de balans weergegeven;

iii)

Verkoop van de deelneming van […] % aan […], op zijn laatst op […] op de balans weergegeven;

iv)

Verkoop van de deelneming van 42,56 % aan ATV Privat-TV Services AG, op zijn laatst op […] op de balans weergegeven;

v)

Verkoop van […], op zijn laatst op […] op de balans weergegeven.

b)

De BAWAG-PSK-groep reduceert het volume van haar leningen aan de Republiek Oostenrijk van […] miljard EUR tot […] miljard EUR aan het eind van het boekjaar […] en houdt dit bedrag voor een periode van […], dus tot en met […], als bovengrens aan. Hiervan uitgezonderd zijn bestaande verplichtingen van vennootschappen van de BAWAG-PSK-groep uit toekomstige tranches van reeds begonnen kooptransacties.

c)

BAWAG-PSK AG ziet voor de duur van […], te beginnen op […], af van deelname aan biedprocedures, waarbij de Bondsrepubliek Oostenrijk zogenaamde primary dealers belast met de emissie van obligaties van de staat („state bonds”).

d)

BAWAG-PSK AG zal […] filialen in Wenen tot en met […] sluiten.

e)

Tot en met 31 december 2010 krijgt BAWAG-PSK geen andere steun dan steun ingevolge artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag, steun in het kader van door de Europese Unie gecofinancierde onderzoeksprojecten, steun voor algemene opleidingsmaatregelen of energiebesparende maatregelen in het kader van goedgekeurde regelingen.

(99)

Oostenrijk verstrekte gedetailleerde gegevens over de waarde en het reducerend effect van de compenserende maatregelen. Volgens Oostenrijk zullen deze maatregelen (waaronder de „bank-run” — zie overweging 103) ertoe leiden dat het balanstotaal van de groep in totaal circa […] % lager zal zijn dan in 2005.

(100)

Oostenrijk verklaarde waarom verdere reductie de levensvatbaarheid van de bank in gevaar zou brengen. Het merkte erop dat de Oostenrijkse bankenmarkt al sterk geconcentreerd is en door vier bankgroepen — Bank Austria Creditanstalt, de ERSTE Bank/Sparkassengruppe, Raiffeisengruppe en BAWAG-PSK — wordt gedomineerd. Deze groepen hadden op het gebied van particuliere en zakelijke klanten een gezamenlijk marktaandeel van 90-100 %. Andere kredietinstellingen speelden slechts een ondergeschikte rol. Daarom leek de Oostenrijkse banksector nu al op een oligopolie. In geval van insolventie van BAWAG-PSK, kregen de drie grootste concurrenten in de banksector hoogst waarschijnlijk haar marktaandelen. Hierdoor zou hun toch al sterke marktpositie nog verder verbeteren. Voor markten die zich met financiële bankdiensten bezighouden, bestonden er speciale juridische en institutionele parameters. Gezien de aanzienlijke belemmeringen voor toegang tot de markt voor particuliere en zakelijke klanten, kon een marktaandeel van 30 % reeds een machtpositie op de markt opleveren (27). In geval van insolventie van BAWAG-PSK, bestond het gevaar dat de drie bankgroepen in Oostenrijk een machtspositie op de markt zouden krijgen of deze zouden kunnen uitbreiden, waardoor het gevaar van een marktdominantie door een oligopolie aanzienlijk toenam. Derhalve zou zich een situatie voordoen waarin staatssteun moest worden goedgekeurd om de oprichting of versterking van een oligopolie met een machtspositie te voorkomen.

(101)

Oostenrijk verklaarde dat BAWAG-PSK over een bescheiden marktaandeel op het gebied van particuliere en zakelijke klanten beschikt. Dit aandeel was in 2006 zelfs nog verder gedaald. Dit is af te lezen uit de marktaandelen (28) in 2006 (tabel 6):

Tabel 6

Producten per businessarea

Marktaandeel 2005

Marktaandeel 2006

Depositotransacties met binnenlandse klanten

Particuliere klanten

12 %

[…]

Zakelijke klanten

8 %

[…]

Krediettransacties met binnenlandse klanten incl. hypothecaire kredieten

Particuliere klanten

6 %

[…]

Zakelijke klanten

8 %

[…]

De betrokken marktaandelen van de drie grootse bankgroepen beliepen in al deze segmenten meer dan 20 %.

(102)

Oostenrijk verklaarde dat de door de „bank-run” ontstane marktaandeelverliezen, de regeling voor het gebruik van betalingen in het kader van de garantieovereenkomst en het mogelijke effect van compenserende maatregelen op de Oostenrijkse banksector uiterst belangrijk waren voor het beoordelen van de compenserende maatregelen.

(103)

Wat betreft het verlies van marktaandeel als gevolg van de „bank-run” is Oostenrijk van mening dat de marktpositie van de bank aanzienlijk was verzwakt door de daling van de zicht- en spaardeposito’s met circa […] miljard EUR tussen eind september 2005 tot juni 2006. Door de „massahysterie” die door berichten in de media was veroorzaakt, had BAWAG-PSK geen mogelijkheid gehad om de instorting van de spaardepositoactiviteiten te voorkomen. Daarom heeft de steun aan BAWAG-PSK op geen enkele manier concurrentieverstorend gewerkt. Oostenrijk beschouwt de „bank-run”, die voor BAWAG-PSK tot verlies van marktaandeel leidde, als compenserende maatregel.

(104)

Volgens Oostenrijk was een hoge verkoopprijs onvermijdelijk voor het slagen van de herstructurering en het voortbestaan van de bank. Iedere verkoopprijs lager dan […] miljard EUR als gevolg van compenserende maatregelen zou directe gevolgen voor de bank hebben gehad. Een daling van de waarde van BAWAG-PSK door compenserende maatregelen zou de kans om een verkoopprijs te realiseren die hoog genoeg was om de verplichtingen na te komen, hebben verkleind.

(105)

Oostenrijk verklaarde dat de compenserende maatregelen ook negatieve gevolgen hadden voor de marktstructuur van de Oostenrijkse banksector. De verkoop van Oostenrijkse bankfilialen van BAWAG-PSK aan één van de drie andere grote kredietinstellingen van Oostenrijk zou in het kader van de concentratiecontrole grote bezwaren oproepen. Verkoop van filialen aan een buitenlandse kredietinstelling hield het gevaar in dat bankklanten van BAWAG-PSK (met name particuliere klanten en middelgrote bedrijven) naar andere Oostenrijkse banken zouden overstappen, waardoor de toch al sterk geconcentreerde bankmarkt in Oostenrijk nog verder zou inkrimpen. Volgens de richtsnoeren moet de Commissie in een dergelijk geval zodanige compenserende maatregelen opstellen dat deze situatie wordt voorkomen.

(106)

Oostenrijk verklaarde dat de onderhavige steun tot het noodzakelijke minimum beperkt is, omdat het niet om een duurzame kapitaalinjectie gaat, maar om een tijdelijke aan voorwaarden gekoppelde garantie, die nodig was voor een toereikende solvabiliteit.

(107)

Oostenrijk zette uiteen dat sinds de ondertekening van het koopcontract op 30 december 2006 vaststond dat BAWAG-PSK de eigen bijdrage die in het herstructureringsplan voorzien was, kon opbrengen. De financiering van het herstructureringsplan werd voor 100 % door BAWAG-PSK zelf gegarandeerd. Ook de kapitaalinjectie van 600 miljoen EUR moest als eigen bijdrage worden gezien.

VI.   STANDPUNTEN VAN DE BETROKKENEN

(108)

Na de publicatie van de beschikking betreffende de inleiding van de procedure in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft de Commissie geen standpunten van de betrokkenen ontvangen.

VII.   BEOORDELING VAN DE STEUN

(109)

Volgens punt 9 van de richtsnoeren verkeert een onderneming in moeilijkheden wanneer zij niet in staat is — noch met haar eigen middelen, noch met middelen die haar eigenaren/aandeelhouders of haar schuldeisers bereid zijn in te brengen — de verliezen te stelpen die, zonder externe steun van de overheid, op korte of middellange termijn vrijwel zeker tot het faillissement van de onderneming zouden leiden.

(110)

Oostenrijk heeft in zijn opmerkingen over de inleiding van de onderzoekprocedure de mening van de Commissie, dat BAWAG-PSK volgens de richtsnoeren een onderneming in moeilijkheden is, niet tegengesproken.

(111)

Volgens de Commissie zou de bank zonder garantie niet in staat zijn geweest een aanhoudende opneming van aanzienlijke tegoeden te verwerken. Zoals in de jaarrekening van 2005 aangegeven, zouden de accountants met name voor de jaarrekening van BAWAG-PSK het continuïteitsbeginsel van de onderneming niet zonder meer hebben kunnen waarborgen.

(112)

Derhalve zou BAWAG-PSK zonder garantie binnen enkele weken insolvent zijn geworden/faillissement hebben moeten aanvragen.

(113)

Verder zou de ÖGB volgens de Commissie alleen niet in staat geweest zijn de problemen van haar dochteronderneming op te lossen. Dat BAWAG-PSK vorderingen op haar eigenaren van […] miljard EUR moest depreciëren, staaft deze opvatting.

(114)

Hieruit blijkt dat BAWAG-PSK op het moment van de garantie een onderneming in moeilijkheden was overeenkomstig punt 9 van de richtsnoeren. Bovendien zijn de problemen van BAWAG-PSK duidelijk door de bank zelf veroorzaakt en te groot om door de groep, waartoe de bank behoort, te kunnen worden opgelost. Noch ÖGB, noch AVB zouden in staat geweest zijn BAWAG-PSK zonder overheidssteun te herstructureren. Daarom komt BAWAG-PSK in aanmerking voor reddings- en/of herstructureringssteun volgens punt 13 van de richtsnoeren.

(115)

De investeringen van particuliere banken en verzekeringsmaatschappijen in beide SPV's om de kapitaalratio van BAWAG-PSK te verbeteren, hebben niet op hetzelfde niveau als de staatssteun plaatsgevonden. De particuliere investeerders dragen een aanzienlijk geringer risico dan de staat via de verleende garantie. Oostenrijk heeft bevestigd dat zonder de staatsgarantie voor BAWAG-PSK geen particuliere investeerder bereid was geweest middelen in te brengen die als eigen vermogen werden beschouwd. De investeringen van de particuliere banken geven daarom aan dat BAWAG-PSK in moeilijkheden verkeerde.

(116)

Om te beoordelen of een maatregel staatsteun is volgens artikel 87, lid 1 van het EG-Verdrag, moet de Commissie nagaan of de steun

door de staat of uit staatsmiddelen wordt gefinancierd;

een economisch voordeel oplevert;

door begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties de concurrentie vervalsen, en of de steun

de handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(117)

Om als staatsteun te worden beschouwd, moeten de betrokken financiële middelen aan de staat kunnen worden toegerekend en direct of indirect uit staatsmiddelen worden toegekend.

(118)

In het onderhavige geval is aan beide cumulatieve voorwaarden voldaan, omdat het bij de maatregel een staatsgarantie betreft die op basis van een federale wet werd verleend.

(119)

Artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag verbiedt steun die bepaalde ondernemingen of producties begunstigt, d.w.z. selectieve steun.

(120)

De garantie begunstigt uitsluitend BAWAG-PSK. Derhalve moet de maatregel als selectief worden beschouwd.

(121)

Artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag verbiedt steun die de handel tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt en de concurrentie vervalst of dreigt te vervalsen.

(122)

De Commissie hoeft in het kader van haar juridische beoordeling niet aan te tonen dat er sprake is van een daadwerkelijk effect van steun op de handel tussen lidstaten en een daadwerkelijke vervalsing van de mededinging, maar alleen of de steun van dien aard is dat zij de handel ongunstig kan beïnvloeden en de mededinging kan vervalsen (29). Wanneer financiële steun van een staat de positie van een onderneming ten opzichte van andere concurrerende ondernemingen in het intracommunautaire handelsverkeer versterkt, moet het concurrentievermogen van die ondernemingen door de steun ongunstig worden beïnvloed.

(123)

De Commissie merkt op dat er al heel lang sprake is van concurrentie in de banksector. Deze concurrentiesituatie, die soms al bestond als gevolg van het in het EG-Verdrag geregelde vrije kapitaalverkeer, is dankzij de voortschrijdende liberalisering verbeterd.

(124)

BAWAG-PSK beschikt over filialen respectievelijk dochterondernemingen in verschillende lidstaten, met name in Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije en Malta. Omgekeerd zijn ook banken uit andere lidstaten in Oostenrijk actief, direct via filialen respectievelijk vertegenwoordigingen of indirect door zeggenschap over banken en financiële instellingen in Oostenrijk.

(125)

Tot slot vindt in de banksector handel tussen lidstaten plaats. De garantie maakt BAWAG-PSK sterker ten opzichte van andere bankondernemingen waarmee ze in het intracommunautaire handelsverkeer concurreert. De garantie is daarom een geschikt middel om de handel tussen lidstaten ongunstig te beïnvloeden en de concurrentie te vervalsen.

(126)

Een criterium voor de aanwezigheid van staatssteun is of de begunstigde partij voordeel van de maatregel heeft.

(127)

Volgens punt 4.2 van de mededeling betreffende staatssteun in de vorm van garanties is een garantie geen staatssteun omdat er geen sprake is van economisch voordeel, wanneer er aan de volgende vier voorwaarden is voldaan:

a)

de kredietnemer verkeert niet in financiële moeilijkheden;

b)

de kredietnemer zou op de financiële markten in principe ook zonder enig staatsoptreden een lening tegen marktvoorwaarden kunnen verkrijgen;

c)

de garantie heeft betrekking op een specifieke financiële transactie, geldt voor een vast maximumbedrag, dekt hoogstens 80 % van de uitstaande lening of andere financiële verplichting en is beperkt in de tijd;

d)

er wordt een marktconforme premie voor de garantie betaald.

(128)

Volgens de Commissie is er in het onderhavige geval niet aan voorwaarde a) voldaan, omdat BAWAG-PSK ten tijde van de garantieverlening een onderneming in moeilijkheden was.

(129)

Bovendien had geen enkele marktdeelnemer de garantie voor een door BAWAG-PSK betaalde vergoeding van 0,2 % op zich genomen. Zoals Oostenrijk bevestigde, zou een marktconforme vergoeding tussen 32 en 49 miljoen EUR per jaar hebben gelegen. Daarom is er ook niet aan voorwaarde d) voldaan.

(130)

De garantie van de staat verschaft BAWAG-PSK derhalve een voordeel.

(131)

De Commissie komt tot de conclusie dat de garantie van de staat ten gunste van BAWAG-PSK staatssteun vormt.

(132)

Oostenrijk heeft op 8 mei 2006 met terugwerkende kracht vanaf 31 december 2005 steun verleend, d.w.z. vóór een beschikking van de Commissie betreffende de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt.

(133)

Om het steunelement dat in de garantie is vervat te bepalen, moet de Commissie nagaan of en tegen welke voorwaarden respectievelijk onder welke voorwaarden een investeerder/garantiegever in een vergelijkbare markteconomische situatie de garantie zou hebben verleend.

(134)

Een hypothetische investeerder handelt als een voorzichtige investeerder (30), die winstmaximalisatie wenst zonder echter een te groot risico te lopen in verhouding tot het rendement (31).

(135)

„Ten slotte moeten de handelwijzen van de openbare en van de particuliere investeerder worden vergeleken op basis van de houding die een particuliere investeerder ten tijde van de betrokken transactie zou hebben aangenomen, gelet op de destijds beschikbare informatie en de vooruitzichten van dat ogenblik.” (32) Gebeurtenissen die na het investeringsbesluit hebben plaatsgevonden zijn derhalve niet relevant voor de beoordeling van het steunbedrag dat in de garantie is vervat (33).

(136)

Volgens punt 3.1 van de mededeling dient het steunelement aan de hand van de precieze voorwaarden van de garantie te worden beoordeeld.

(137)

In het onderhavige geval diende de garantie als zekerheid voor specifieke niet-presterende kredieten van BAWAG-PSK van 900 miljoen EUR. Door de garantie behielden de activa hun waarde en waren waardecorrecties, die tot verdere verliezen van 900 miljoen EUR op de jaarrekening van 2005 hadden geleid, niet nodig. Het effect en het karakter van de garantie zijn in dit opzicht vergelijkbaar met die van een kapitaalinjectie (34). Op deze manier kon worden voorkomen dat het basisvermogen van BAWAG-PSK tot onder het wettelijke minimumvereiste zou dalen.

(138)

De Commissie komt tot de conclusie dat de onderhavige garantie niet met een garantie voor alle verplichtingen van een bank vergelijkbaar is (35). Bij dergelijke garanties hebben de schuldeisers van de bank immers een direct recht op vordering. In geval van insolventie moet de garantiegever de verplichtingen op zich nemen die niet met de activa van de bank kunnen worden nagekomen. Economisch gezien dalen door dit soort garanties de kosten van herfinanciering van de bank via obligaties. De Commissie erkent dat de garantie, die het behoud van waarde van circa 1,6 % van de totale activa van de bank in geval van wanbetaling garandeert, in beperkte mate indirect ook de passiva dekt, maar volgens haar kan het totale effect van de garantie niet als vergelijkbaar worden beschouwd. Uit de door Frankrijk in de CFF-zaak (36) verstrekte garantie die alle verplichtingen van CFF dekt, kan daarom voor de onderhavige zaak geen relevante conclusie worden getrokken.

(139)

Onder de in de garantieovereenkomst vastgelegde voorwaarden kan de garantie worden opgenomen wanneer de bank economisch gezien gevaar blijft lopen. BAWAG-PSK verklaarde in de jaarrekening van 2006 het volgende: „De garantie mag ook worden gebruikt wanneer de bank insolvent dreigt te worden omdat de garantie op 1 juli 2007 afloopt; de staat kan het gebruik ervan tegengaan door de garantie te verlengen.” De garantiegever zou dan maximaal 900 miljoen EUR kunnen verliezen, zonder een belang in de bank te behouden, waardoor hij op een later tijdstip van een eventuele gunstige ontwikkeling zou kunnen profiteren.

(140)

Een belangrijke voorwaarde voor het verlenen van de garantie is de toezegging van de BAWAG-PSK-aandeelhouders aan de federale overheid om al hun aandelen in BAWAG-PSK of AVB aan derden te verhogen.

(141)

Deze verkoopverplichting is de belangrijkste factor voor de beoordeling van de staatsgarantie.

(142)

Volgens de Commissie hangen het gebruik en daarmee het steunelement van de garantie rechtstreeks af van de totale investering van de potentiële koper, namelijk de verkoopprijs en de bereidheid van de koper om meer eigen vermogen in te brengen. In dit verband merkt de Commissie op dat Oostenrijk in het herstructureringsplan schrijft, „dat het slagen van de sanering en voortbestaan van de bank in beslissende mate afhankelijk zijn van een hoge verkoopprijs. Iedere verlaging van de verkoopprijs van […] miljard EUR vanwege compenserende maatregelen heeft een directe invloed op de bank”.

(143)

Wanneer er niet meer eigen vermogen wordt ingebracht of wanneer de risicodragende activa op korte termijn niet worden verminderd, is het gebruik van de garantie waarschijnlijker naarmate de totale investering van de koper verder onder de […] miljard EUR ligt.

(144)

De Commissie heeft de garantie en de voorwaarden voor het gebruik ervan beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat een particuliere investeerder/garantiegever op het moment van garantie bij de risicoanalyse drie belangrijke scenario’s moest hebben bekeken:

a)

Eerste scenario: verkoop van de bank vóór juni 2007 bij een totale investering (verkoopprijs + kapitaalinjectie) van de koper van ruim […] miljard EUR, zodat de garantie op de datum van de eigendomsoverdracht afloopt zonder te worden gebruikt.

b)

Tweede scenario: verkoop van de bank vóór juni 2007 bij een totale investering van minder dan […] miljard EUR, zodat de garantie gedeeltelijk of in zijn geheel wordt gebruikt.

c)

Derde scenario: verkoop van BAWAG-PSK lukt niet vóór juni 2007. In dit geval moet de garantie — ook wanneer het totaalbedrag (door nettoresultaten van de bank of verminderde risicodragende activa etc.) geleidelijk afneemt — voor onbepaalde tijd worden verlengd. Anders zou de garantie hoogstwaarschijnlijk worden gebruikt, hetgeen tot grote verliezen voor de staat zou leiden.

(145)

Weliswaar was Oostenrijk van mening dat BAWAG-PSK de noodzakelijke kapitaalreserves kon opbouwen door kapitaalinjecties van nieuwe investeerders (37) of door verscheidene positieve jaarresultaten of door een ander, minder ambitieus herstructureringsplan op te stellen, met minder basisvermogen en daardoor meer ruimte voor de bank om het totale garantiebedrag te verlagen, maar volgens de Commissie zou een particuliere investeerder/garantiegever op het moment van de garantie niet van dergelijke — niet uit te sluiten — aannames uitgaan, omdat de alternatieve scenario’s te hypothetisch waren. Met name zou een particuliere investeerder, in het geval van een herstructureringsplan dat minder ambitieus zou zijn dan dat waarop de scenario’s betrekking hebben, hebben aangenomen dat Oostenrijk de garantie in juli 2007 zo nodig zou verlengen. De Commissie deelt de mening van Oostenrijk niet dat de garantie in juli 2007 niet met zekerheid zou worden verlengd, indien de bank vóór dit tijdstip nog niet was verkocht. Zonder verlenging zou de garantie juist voor het volledige bedrag worden gebruikt, omdat BAWAG-PSK nog niet de financiële middelen had gegenereerd die voor de totstandbrenging van de prudentiële kengetallen nodig waren, waardoor opnieuw het gevaar van insolventie bestond.

(146)

De Commissie heeft de andere door Oostenrijk geopperde mogelijkheid, namelijk of aan de eigenvermogenvereisten zou kunnen worden voldaan bij afloop van de eenjarige garantietermijn wanneer de bank niet verkocht was, onderzocht. Zij is van mening dat zulke hypothesen weliswaar niet zijn uit te sluiten, maar door een particuliere investeerder/garantiegever op het moment van de garantie niet in aanmerking zouden kunnen worden genomen, omdat de alternatieve scenario’s, waarop zij betrekking hebben, hypothetisch zijn of een negatief effect hebben op het herstructureringsplan van de bank. Op korte en middellange termijn kon de te verwachten winst van de bank niet voor een aanzienlijke verbetering van de eigenvermogenssituatie zorgen (38). Een neerwaartse bijstelling van de eigenvermogenvereisten door vermindering van de risicodragende activa zou een nadelig effect hebben op de toekomstige productiviteit van de bank (39). Daarnaast zou een toevlucht tot vreemd vermogen vergelijkbaar zijn met een gedeeltelijke verkoop van de bank (40).

(147)

Idealiter zou de Commissie aan ieder scenario een graad van waarschijnlijkheid toekennen, gerelateerd aan het moment van garantieverlening. Hieruit zou dan het steunbedrag kunnen worden afgeleid. De Commissie kon echter op basis van de beschikbare informatie de graad van waarschijnlijkheid niet nauwkeurig bepalen. Op het moment van de garantieverlening was niet goed te voorzien hoe BAWAG-PSK zich verder zou ontwikkelen.

(148)

Oostenrijk geeft aan dat het op het moment van de garantieverlening, gezien de activiteit van de FMA over voldoende informatie beschikte over de economische situatie van BAWAG-PSK en dat het de waarschijnlijkheid van de drie scenario’s kon inschatten. Zijn conclusie was dat alleen het eerste scenario realistisch was. Oostenrijk heeft ter zake echter geen documenten verstrekt. Zo heeft de Commissie geen nauwkeurige gegevens ontvangen inzake een waardebepaling van de bank vóór de garantieverlening.

(149)

Toen in april/mei 2006 de wet werd aangenomen, kon de waarde van BAWAG-PSK alleen maar geschat worden op grond van globale berekeningen:

a)

Aan de hand van beschikbare documenten had een particuliere garantiegever een discounted-cash-flow-methode (DCF-methode) kunnen toepassen. Een dergelijke methode, die gebaseerd is op geprojecteerde cijfers voor een bepaalde periode, levert echter cijfers op waarbij de eindwaarde een zeer hoog percentage van de totale waarde bedraagt. Bijvoorbeeld: uitgaande van het nettobedrag dat Oostenrijk in het ondernemingsplan in september 2006 noemde (in plaats van de informatie waarover een particuliere garantiegever in april/mei 2006 beschikte), ontstaat door toepassing van de DCF-methode een waarde van […] miljard EUR (41), waarbij de eindwaarde 85 % van dit bedrag beloopt. Omdat deze methode te sterk van de eindwaarde afhangt, is zij volgens de Commissie in het onderhavige geval niet geschikt om betrouwbare conclusies te trekken.

b)

Uitgaande van de verkoopprijs voor BAWAG-PSK van […] miljard EUR (in het voorjaar van 2006 niet bekend) en de waarde van het eigen vermogen op 31 december 2005 van 1,7 miljard EUR, kan een goodwill (klantenkring en netwerk van filialen) van circa […] miljard EUR worden berekend. Uit het totaal van het eigen vermogen op 31 december 2005 en de goodwill minus het door de eigenaren in te brengen kapitaal van […] miljoen EUR en minus de Refco-betaling van […] miljoen EUR in combinatie met de verkoopprijs, ontstaat een geschatte waarde van circa […] miljard EUR (42) van BAWAG-PSK in het voorjaar van 2006.

(150)

De Commissie moet er ook rekening mee houden dat de tijdsdruk in april/mei 2006, toen de particuliere garantiegever had moeten handelen, zeer groot was. Hij had slechts een aantal weken ter beschikking om de financiële situatie van de bank nauwkeurig te analyseren en een bod uit te brengen. De „bank-run” op BAWAG-PSK vormde een groot gevaar voor haar solvabiliteit. Als deze situatie had voortgeduurd, zelfs gedurende een korte tijd, dan had de bank het niet overleefd. Door de tijdsdruk en het hoge noodzakelijke garantiebedrag waren biedingen van particuliere marktdeelnemers nauwelijks of helemaal niet mogelijk.

(151)

Bovendien was er sprake van andere onzekere factoren, bv. in verband met de Refco-zaak in de VS. Daarnaast had een particuliere garantiegever moeten beoordelen of zijn optreden — vergeleken met een staatsgarantie — voldoende zou zijn geweest om een einde aan de „bank-run” te maken.

(152)

Uit de voornoemde omstandigheden concludeert de Commissie het volgende:

a)

het tijdstip van verkoop en de hoogte van de koopprijs voor BAWAG-PSK waren twee onbekende factoren met een groot risico voor een marktgeoriënteerde garantiegever;

b)

door de tijdsdruk werd het voor een marktdeelnemer zeer moeilijk een bod uit te brengen;

c)

de intrinsieke waarde van de bank was niet zo laag dat een particuliere garantiegever de garantie van een totaalbedrag van 900 miljoen EUR niet zou hebben betaald, ook al was de betaling van een hoge vergoeding voorwaarde geweest.

(153)

Volgens de Commissie had een particuliere investeerder eerder een kapitaalinjectie gedaan, die hem tot aandeelhouder had gemaakt en hem had laten meebeslissen in de geslaagde herstructurering. De Commissie en Oostenrijk delen wel dezelfde opvatting dat een particuliere investeerder bereid zou zijn geweest middelen ter beschikking te stellen die als eigen vermogen werden beschouwd (43).

(154)

Een particuliere investeerder zou een garantie ook niet als een geschikt instrument hebben beschouwd omdat de vereiste hoge vergoeding het verwachte rendement zou hebben aangetast en daarmee in het nadeel van de garantie zou hebben gewerkt. De garantie geeft veeleer de belangen van Oostenrijk weer, die op de eerste plaats bedoeld waren om het vertrouwen van de aandeelhouders en partners in de stabiliteit van de bank en de financiële sector in Oostenrijk te herstellen. Ook beschikt Oostenrijk als garantiegever over zeer omvangrijke capaciteiten en gunstige voorwaarden (AAA-rating).

(155)

Daarom kan het steunelement dat in de garantie is vervat volgens de Commissie alleen als bandbreedte worden geschat. De bovengrens van deze bandbreedte ligt bij 898 miljoen EUR, dus bij het nominale bedrag van de garantie minus de door de bank hiervoor betaalde vergoeding van 0,2 %. Het bepalen van de ondergrens is veel ingewikkelder; deze zou volgens de Commissie minimaal 2/3 van het nominale bedrag van de garantie bedragen.

(156)

De Commissie heeft de analyses van Oostenrijk met betrekking tot het steunelement van de garantie bestudeerd en komt tot de conclusie dat deze analyses om verschillende redenen ontoereikend zijn.

(157)

Volgens de Commissie geven de FSR van BAWAG-PSK en de daarmee samenhangende kans op wanbetaling niet het risico van de garantiegever in de drie relevante scenario’s weer. Moody’s FSR blijft in ieder scenario grotendeels ongewijzigd omdat de garantie van ruim 900 miljoen EUR voor een investeerder vergelijkbaar is met een al ingebrachte kapitaalverhoging met hetzelfde bedrag. In het eerste scenario wordt de kapitaalverhoging uitsluitend door de toekomstige eigenaar van de bank verricht. In het tweede scenario vindt de kapitaalverhoging gedeeltelijk via de toekomstige eigenaar van de bank plaats; voor het resterende bedrag wordt de garantie gebruikt. In het derde scenario blijft de garantie (ofschoon met afnemende waarde) bestaan, zolang er geen passende kapitaalinjectie plaatsvindt of de bank niet de vereiste financiële middelen genereert. Het risico van de garantiegever hangt echter sterk af van de waarschijnlijkheid van de afzonderlijke scenario’s, omdat de looptijd van de garantie en het aangewende bedrag sterk variëren naargelang het moment van verkoop van BAWAG-PSK en de daarbij verkregen prijs.

(158)

Oostenrijk hield bij de beoordeling van het risico van het garantiegebruik, waarbij de FSR werd toegepast, alleen rekening met het scenario waarbij de verkoop ten laatste op 1 juli 2007 wordt gesloten en de koper een totale investering van minstens […] miljard EUR verricht. In dit scenario zou de garantie alleen bij een insolventie van BAWAG-PSK vóór de verkoop ervan worden gebruikt. De Commissie is echter van mening dat de verdere ontwikkeling van BAWAG-PSK op het moment van de garantieverlening niet te voorzien was en dat alle beschreven scenario’s bij de risicobeoordeling moesten worden geëvalueerd.

(159)

Derhalve zijn volgens de Commissie de FSR en de daarmee samenhangende kans op wanbetaling niet geschikt als indicatoren voor de beoordeling van het steunbedrag dat in de garantie is vervat.

(160)

De Commissie beschouwt de door Oostenrijk uitgevoerde aannemelijkheidscontrole als irrelevant. Een krediet geldt volgens het BWG niet als eigen vermogen en zou een vermindering van het basisvermogen ingevolge de wettelijke eisen voor het eigen vermogen niet voorkomen.

(161)

De Commissie acht ook de werkwijze van Oostenrijk om de garantie te beoordelen door het bepalen van het daaruit voortvloeiende theoretische herfinancieringsvoordeel voor BAWAG-PSK, ongeschikt. De vermelde asset swap spread is gebaseerd op ratings, die met eventuele staatssteun rekening houden en derhalve niet de intrinsieke stabiliteit van BAWAG-PSK weergeven.

(162)

De Commissie stelt verder vast dat zij in de BGB-zaak voldoende diepgaand heeft onderzocht hoe groot de kans is dat risico’s optreden waarvoor de garantie geldt. Omdat sommige risico’s zich hoogst waarschijnlijk niet zouden voordoen, kwam de Commissie op basis van het in dit geval passende scenario („economische waarde”) tot de conclusie dat het steunelement van de betrokken garantie geringer is dan de nominale waarde ervan. In de CWP-zaak kon de onderneming dankzij de door Oostenrijk verleende garanties kredieten krijgen tegen gunstiger financieringsvoorwaarden dan op de markt gebruikelijk is. Deze omstandigheden doen zich in het onderhavige geval niet voor. Nadat de Commissie de bijzondere situatie van CWP had onderzocht, kwam ze echter tot de conclusie dat de marktprijs van de desbetreffende garantie overeenkwam met het referentierentepercentage plus 400 basispunten. In de zaak BAWAG-PSK onderzocht de Commissie ook nauwkeurig alle aspecten van de drie mogelijk scenario’s om het steunelement van de staatsgarantie te bepalen.

(163)

Daarom is de Commissie niet van oordeel dat haar aanpak in het onderhavige geval verschilt van haar werkwijze in de door Oostenrijk genoemde gevallen.

(164)

Volgens de Commissie heeft Oostenrijk niet uitgelegd waarom de insolventie/het faillissement van BAWAG-PSK systeemeffecten op het financiële stelsel in Oostenrijk zou hebben gehad en, in ruimere zin, op de totale economie van Oostenrijk.

(165)

Oostenrijk heeft toegegeven dat het nauwelijks mogelijk is om een kwantitatieve beoordeling te geven van de mogelijke gevolgen van insolventie van de bank voor de gehele economie.

(166)

In dit verband zouden volgens de Commissie de deposito’s op minstens 95 % van de klantenrekeningen minder dan 20 000 EUR hebben bedragen en zouden zij derhalve bij insolventie van BAWAG-PSK via de wettelijke depositogarantie zijn gedekt. Dat in geval van insolventie een beroep op andere banken had kunnen worden gedaan om deposito’s te dekken, is op zich niet voldoende om aan te tonen dat alle marktdeelnemers in de Oostenrijkse banksector in gevaar waren geweest.

(167)

In juni 2006 verklaarde de OeNB dat het banksysteem in Oostenrijk zich in de loop van 2005 positief had ontwikkeld ondanks de problemen van BAWAG-PSK en de Hypo Alpe-Adria bank. Ook lieten stresstests zien dat het banksysteem minder kwetsbaar is voor crises. Over het algemeen werd de situatie in het Oostenrijks bankbedrijf goed geacht.

(168)

De Commissie heeft artikel 87, lid 3, onder b), altijd uiterst restrictief toegepast. Het artikel werd voor het laatst in de jaren tachtig toegepast, toen de Griekse economie na de EU-toetreding met ernstige onevenwichtigheden kampte en de Gemeenschap zelf speciale uitzonderingsmaatregelen had goedgekeurd om de problemen uit de weg te ruimen (44).

(169)

De Commissie is in principe van mening dat steun van slechts één begunstigde niet geschikt is om problemen op te lossen waarvoor het tweede deel van artikel 87, lid 3, onder b), bedoeld is. In de zaak Crédit Lyonnais  (45), waar de steun een waarde van circa 20 miljard EUR had (46), ging het volgens de Commissie niet „om een steunmaatregel teneinde een ernstige verstoring in de economie op te heffen, omdat de steun bedoeld is [was] om de moeilijkheden van één enkele onderneming, Crédit Lyonnais, te verhelpen en niet om de acute problemen van alle ondernemingen van de sector op te lossen”. De steun werd niet op grond van artikel 87, lid 3, onder b), van het EG-Verdrag goedgekeurd, maar op basis van artikel 87, lid 3, onder c), als herstructureringssteun die met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is.

(170)

De Commissie neemt om deze redenen aan dat artikel 87, lid 3, onder b), niet kan worden toegepast op het onderhavige geval.

(171)

Volgens punt 15 van de richtsnoeren is reddingssteun naar zijn aard tijdelijke en omkeerbare steun. Hoofddoel ervan is een noodlijdende onderneming in staat stellen zich te handhaven gedurende de periode die nodig is om een herstructurerings- of liquidatieplan uit te werken. Volgens hetzelfde punt 15 mag de looptijd van dergelijke steun niet langer zijn dan zes maanden.

(172)

De garantie werd op 6 juni 2006 (en in principe tot en met de verkoop van BAWAG-PSK respectievelijk juli 2007) verleend. De looptijd ervan is langer dan de maximale zes maanden die in de richtsnoeren zijn vastgelegd. Bovendien trad de garantie effectief en met terugwerkende kracht op 31 december 2005 in werking.

(173)

De garantie kan daarom volgens de richtsnoeren niet als reddingssteun worden beschouwd die met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is.

(174)

De richtsnoeren bevatten criteria waaraan moet worden voldaan, opdat een herstructureringssteun kan worden goedgekeurd:

a)

er moet een herstructureringsplan voor het herstel op lange termijn aanwezig zijn en volledig worden uitgevoerd;

b)

beperking van de steun tot het noodzakelijke minimum;

c)

voorkoming van ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging.

(175)

Voor de Commissie is het onderbrengen van BAWAG-PSK onder de zeggenschap van een particuliere garantiegever van doorslaggevend belang voor het oplossen van de bestaande problemen en voor een positieve economische ontwikkeling van de bank. Zoals Oostenrijk aangeeft kan men inderdaad aannemen dat een onderneming die onder zeggenschap van een nieuwe, particuliere eigenaar staat betere vooruitzichten heeft op rentabiliteit op lange termijn, waardoor gegarandeerd wordt dat er geen verdere steun nodig is. De verkoop blijkt het kernelement van de herstructurering van BAWAG-PSK te zijn.

(176)

In januari 2007 ontving de Commissie een door BAWAG-PSK geactualiseerd herstructureringsplan. De wijzigingen (ten opzichte van het oorspronkelijke plan) met betrekking tot de hypothesen en veronderstellingen zijn volgens de Commissie belangrijk voor de nauwkeurige beschrijving van de huidige economische situatie; de Commissie acht de belangrijke financiële kengetallen realistisch en uitvoerbaar.

(177)

De Commissie vindt de marktprognoses waarop het plan is gebaseerd, adequaat en het verwachte kapitaalrendement hoog genoeg om BAWAG-PSK in staat te stellen op eigen kracht op de Oostenrijkse en internationale financiële markt te concurreren.

(178)

Zoals uit de uitvoerige beschrijving van de feiten die tot de problemen van de bank hebben geleid, blijkt, is een betere risicobewaking van doorslaggevend belang om te voorkomen dat de ernstige fouten uit het verleden niet worden herhaald. Dit aspect is door de nieuwe bedrijfsleiding van de bank in 2006 uitgebreid aangepakt, met name door middel van drie maatregelen:

a)

invoering van een corporate-governance-gedragscode en een nieuw reglement van orde voor het bestuur;

b)

wijzigingen in de risicobeheersing en het aanstellen van een risicomanager;

c)

verbetering van de factureringsprocessen (47) vanuit risico-oogpunt.

(179)

Deze maatregelen worden door de Commissie als adequaat beschouwd.

(180)

Volgens de Commissie wordt er in het herstructureringsplan voldoende rekening gehouden met het specifieke risico met betrekking tot Refco, dat in het besluit tot inleiding van de procedure wordt beschreven, namelijk het risico dat de aandeelhouders van BAWAG-PSK hun verplichtingen tegenover de Amerikaanse schuldeisers en met betrekking tot de clausules inzake renteaanpassing niet kunnen nakomen.

(181)

In 2006 werd reeds een bescheiden resultaat geboekt van 0,2 miljoen EUR, en het nettoresultaat lag met […] miljoen EUR hoger dan in het herstructureringsplan was voorzien. Deze cijfers bewijzen dat de bank zich volgens het herstructureringsplan ontwikkelt.

(182)

De door Oostenrijk ingediende gevoeligheidsanalyse, die een optimistisch en pessimistisch scenario bevat, is eveneens door de Commissie onderzocht en wordt als passend beschouwd. Enerzijds is het pessimistische scenario met een resultaat van de gewone bedrijfsactiviteiten van […] miljoen EUR in 2011 voldoende robuust om de levensvatbaarheid op lange termijn van de bank te garanderen. Anderzijds blijft de verwachte rentabiliteit van BAWAG-PSK in het optimistische scenario, met een resultaat uit de gewone bedrijfsactiviteiten van […] miljoen EUR in 2011, binnen de marge van de concurrenten.

(183)

Oostenrijk heeft bevestigd dat het consortium het door BAWAG-PSK geactualiseerde herstructureringsplan zal uitvoeren, en heeft het plan daarom volledig goedgekeurd.

(184)

Zoals het steunelement van de garantie rechtstreeks afhangt van de totale investering van de potentiële koper, zo hangt volgens de Commissie een succesvolle herstructurering ook in beslissende mate af van de kapitaalverhoging die door de nieuwe eigenaren tot stand wordt gebracht (48). De totale investeringen van het consortium zorgen er niet alleen voor dat de garantie niet wordt gebruikt, maar creëren voldoende kapitaal als basis voor de uitvoering van het herstructureringsplan.

(185)

De Commissie neemt nota van het feit dat het herstructureringsplan, waarin een gedetailleerd plan voor de verdere ontwikkeling van de bank tot 2011 wordt beschreven, hoofdzakelijk in de periode […] moet worden uitgevoerd.

(186)

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de verbetering van de levensvatbaarheid van BAWAG-PSK in eerste instantie met interne maatregelen tot stand komt en dat alle bezwaren die in het besluit tot inleiding van de procedure waren geuit, zijn weggenomen. De Commissie is ervan overtuigd dat het herstructureringsplan BAWAG-PSK in staat zal stellen haar rentabiliteit op lange termijn te herstellen.

(187)

De Commissie moet volgens de punten 44 en 50 van de richtsnoeren op de hoogte worden gehouden van de vorderingen bij de uitvoering van het plan.

(188)

Voor grote ondernemingen zoals BAWAG-PSK dient de eigen bijdrage van de onderneming overeenkomstig de richtsnoeren in principe 50 % van de herstructureringskosten te bedragen.

(189)

De herstructureringskosten bedragen minstens […] miljard EUR. Deze worden niet rechtstreeks door de garantie gefinancierd, maar voor 100 % door de bank en haar eigenaren gedragen. Ook de desinvesteringen dragen tot de financiering van het herstructureringsprogramma bij.

(190)

Zelfs wanneer de Commissie het totaalbedrag van de garantie als steun voor de financiering van de herstructureringskosten zou beschouwen, dan zou de eigen bijdrage van BAWAG-PSK meer dan 50 % bedragen.

(191)

Volgens de Commissie wordt door de vorm en de omvang van de steun, — een staatsgarantie voor niet-presterende leningen waardoor de prudentiële voorschriften kunnen worden nageleefd — voorkomen dat BAWAG-PSK extra kasmiddelen ontvangt die kunnen worden gebruikt voor agressieve, marktverstorende activiteiten, die niets met het herstructureringsproces te maken hebben. Verder komt de bovengrens van de bandbreedte, waarin het steunelement besloten ligt, met 898 miljoen EUR overeen met slechts 1,6 % van het balanstotaal van de bank, een zeer gering percentage vergeleken met andere zaken waarin de Commissie een positieve beschikking heeft gegeven (49).

(192)

In het onderhavige geval zij opgemerkt dat geen reddingssteun werd verleend.

(193)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie van mening dat de steun beperkt blijft tot het minimum dat nodig is voor het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn, en ze stelt vast dat de eigen bijdrage van de begunstigde overeenstemt met de richtsnoeren.

(194)

Overeenkomstig de punten 38 tot en met 42 van de richtsnoeren dienen compenserende maatregelen te worden genomen om te garanderen dat ongunstige effecten op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt zo beperkt mogelijk blijven. Hierbij kan het onder meer gaan om de afstoting van activa, inkrimping van capaciteit of van de aanwezigheid op de markt, en verlaging van de toegangsdrempels op de betrokken markten. De maatregelen moeten in verhouding staan tot de mededingingsverstorende effecten van de steun en met name tot de grootte en het relatieve belang van de onderneming op haar markt of markten.

(195)

Oostenrijk heeft de Commissie aanvullende toezeggingen over BAWAG-PSK gedaan die onderdeel van het herstructureringsproces zijn. Met name de uitgevoerde of nog uit te voeren desinvesteringen dragen inderdaad tot de financiering van de herstructureringskosten bij en nemen mededingingsbezwaren van de Commissie weg.

(196)

Een groot aantal maatregelen heeft gevolgen voor de kernactiviteiten van de bank.

(197)

Bij krediettransacties met de overheid, waarin BAWAG-PSK het […] marktaandeel heeft behouden (25 % in 2005), reduceert de bank het volume van haar leningen aan de staat (Republiek Oostenrijk) tot eind […] met […] ([…] miljard EUR) tot maximaal […] miljard EUR. Het plafond van […] miljard EUR wordt tot en met […] niet overschreden (50).

(198)

Verder ziet de bank, een belangrijke zogenaamde „primary dealer” van staatsobligaties van de Republiek Oostenrijk, af van deelname aan biedprocedures voor de duur van […], te beginnen op […], tot […]. Dat betekent dat BAWAG-PSK niet mag deelnemen aan procedures met een totale geschatte waarde van circa […] miljard EUR.

(199)

Deze maatregelen zouden de reputatie van de bank bij particuliere klanten kunnen schaden en daarmee de toekomstige uitbreiding van deze activiteiten vertragen. Ook de maatregel met betrekking tot staatsobligaties beperkt het aantal beleggingsproducten die de bank met name aan particuliere klanten kan aanbieden.

(200)

Beide maatregelen hebben betrekking op markten waarop de bank na de herstructurering een belangrijke positie zal innemen, en gaan verder dan wat voor het herstel van de levensvatbaarheid noodzakelijk is.

(201)

Verder merkt de Commissie op dat BAWAG-PSK als voorwaarde voor de garantieverlening haar OeNB-aandelen moest verkopen. Deze deelneming was voor de bank werkelijk belangrijk. Bovendien werden in juli 2006 respectievelijk maart 2007 aandelen in de bank Frick & Co. AG en in hobex AG verkocht. Met de verkoop van de deelneming in hobex AG, actief op het gebied van incassomachtigingen, trok BAWAG-PSK zich uit een belangrijke sector terug, waarin de grootste banken van Oostenrijk actief zijn.

(202)

Oostenrijk wenst de sluiting van drie filialen in Wenen niet als doeltreffende compenserende maatregel te beschouwen. Het sluiten van drie filialen in Wenen kan ook volgens de Commissie in het onderhavige geval niet als doeltreffende compenserende maatregel worden beschouwd, omdat niet kon worden aangetoond dat deze filialen geen verlieslijdende activiteiten waren die voor het herstel van de levensvatbaarheid hoe dan ook beëindigd hadden moeten worden.

(203)

In de sector verzekeringen, die dicht bij de kernactiviteiten ligt, zal BAWAG-PSK snel een deelneming van ruim 50 % aan PSK Versicherung AG en BAWAG-Versicherung Aktiengesellschaft verkopen en de koper verder een calloptie op de resterende aandelen verlenen. De contante waarde hiervan bedraagt ruim […] miljard EUR. In januari 2007 werd bovendien de verzekeringsmakelaar Funk International Austria GmbH verkocht.

(204)

Verder heeft de bank zich verplicht om de belangrijkste deelnemingen te verkopen in sectoren die niet tot de kernactiviteiten behoren (met name de deelnemingen in Cosmos Elektrohandels GmbH & Co KG, COSMOS Geschäftsführungs- und Beteiligungs GmbH, […], alsmede de deelneming van 42 % in ATV Privat-TV Services AG). Op deze manier zal BAWAG-PSK zich weer toeleggen op haar kernactiviteiten.

(205)

Om ervoor te zorgen dat het verkoopproces soepel van start gaat en dat het lopende herstructureringsproces kan worden afgerond, accepteert de Commissie dat (51) de verkoop van […] slechts vóór […] plaatsvindt en de 42 % deelneming in ATV Privat-TV Services AG slechts vóór […] wordt afgestoten.

(206)

In 2006 werden voor […] miljoen EUR verschillende onroerende goederen verkocht. Voor het einde van 2008 dienen nog meer onroerende goederen met een balanswaarde van circa […] miljoen EUR te worden verkocht. Bovendien moeten in 2007 deelnemingen in Voestalpine en […] worden verkocht.

(207)

Verder namen de zichtdeposito's van binnen- en buitenlandse klanten bij BAWAG-PSK van einde september 2005 tot juni 2006 met ruim 560 miljoen EUR af (het marktaandeel daalde met […] % tot […] %). De spaardeposito’s liepen in dezelfde periode met 4 miljard EUR terug (het marktaandeel daalde met bijna […] % tot […] %). Hoewel dit verlies van klantentegoeden volgens de richtsnoeren niet helemaal te vergelijken is met een compenserende maatregel, had het verlies toch een negatief effect op de belangrijkste herfinancieringsbron van de bank. In deze context moet volgens de Commissie de „bank-run” als verzachtende omstandigheid worden beschouwd bij de algehele beoordeling van eventuele buitensporige vervalsing van de mededinging.

(208)

Over het geheel genomen is het balanstotaal van BAWAG-PSK op 31 december 2006 na de verlening van de staatsgarantie ten opzichte van 31 december 2005 met 11 % (6 miljard EUR) (52) en ten opzichte van 30 juni 2006 met 9,3 % (5 miljard EUR) gedaald. Andere maatregelen, met name de reductie van de staatsleningen met […] miljard EUR, zullen vanaf […] voelbaar worden en zouden een verdere afname van het balanstotaal met […] % (ten opzichte van 2005) met zich kunnen brengen.

(209)

Reddings- of herstructureringssteun kan volgens de richtsnoeren in uitzonderingsgevallen als gerechtvaardigd worden beschouwd, wanneer het wenselijk is een concurrerende marktstructuur te behouden wanneer het verdwijnen van ondernemingen tot een monopoliesituatie of een oligopolie zou kunnen leiden. Het liquideren van BAWAG-PSK in geval van insolventie zou waarschijnlijk in eerste instantie de belangrijkste concurrenten van de bank sterker hebben gemaakt, en wel op een al relatief geconcentreerde markt (53) waarop de Bank Austria Creditanstalt, de Erste Bank/Sparkassengruppe en de Raiffeisengruppe in Oostenrijk samen ruim 80 % van het marktaandeel op het gebied van retailbanking hebben.

(210)

Rekening houdend met de bandbreedte die voor het steunelement van de garantie is vastgesteld, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de compenserende maatregelen in verhouding staan tot de concurrentievervalsende effecten van de aan BAWAG-PSK verleende steun.

(211)

De verkoopverplichting die Oostenrijk aan ÖGB heeft opgelegd, vormt volgens de Commissie geen compensatie voor de vervalsing van de mededinging, omdat niet ÖGB maar BAWAG-PSK rechtstreeks steun ontvangt. De verkoop van de bank aan het consortium wordt echter als bevorderlijk voor het herstructureringsproces beschouwd (zie boven).

(212)

Ook betekent het feit dat concurrenten van BAWAG-PSK SPV's oprichtten om de kapitaalbasis van de bank te versterken niet, dat de staatsgarantie geen merkbare vervalsing van de mededinging zou hebben veroorzaakt. In dit verband is van belang dat de SPV's pas na de garantie verlening aan BAWAG-PSK werden opgericht.

(213)

De Commissie moet op de hoogte worden gehouden van de vorderingen bij de tenuitvoerlegging van bovengenoemde compenserende maatregelen.

(214)

De termijn voor het uitvoeren van compenserende maatregelen kan door de Commissie worden verlengd, wanneer Oostenrijk kan aantonen dat sprake is van onvoorziene omstandigheden. In door Oostenrijk naar behoren te motiveren uitzonderlijke gevallen kan de Commissie sommige verplichtingen en voorwaarden ook wijzigen en/of door andere, gelijkwaardige maartregelen vervangen.

(215)

Naast de maatregelen voor het voorkomen van ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging kan de Commissie de voorwaarden en verplichtingen opleggen die ze noodzakelijk vindt om te voorkomen dat de mededinging zodanig wordt verstoord dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad.

(216)

In deze context wil de Commissie waarborgen dat er geen andere vorm(en) van steun verleend wordt/worden die de evenredigheid van de steunmaatregel, waarop de onderhavige beschikking betrekking heeft, ongunstig zou(den) beïnvloeden. De Commissie heeft weliswaar de toezeggingen door Oostenrijk inzake BAWAG-PSK met betrekking tot de verlening van andere vormen van steun tot einde 2010 vastgelegd, maar wijst er op dat in ieder geval op grond van deel 3.3 van de richtsnoeren voor een periode van tien jaar na deze beschikking een algemeen verbod op herstructureringssteun aan BAWAG-PSK bestaat. De gedane toezegging is volgens de Commissie op grond van punt 46, onder c) van de richtsnoeren passend en noodzakelijk. Het algemene verbod heeft geen betrekking op steun volgens artikel 87, lid 2 van het EG-Verdrag. De Commissie kan met het oog op de beoogde doelstellingen accepteren dat BAWAG-PSK steun krijgt in het kader van door de Europese Unie meegefinancierde onderzoeksprojecten, steun voor algemene opleidingsmaatregelen (54) in het kader van goedgekeurde regelingen en steun voor energiebesparende maatregelen (55) in het kader van goedgekeurde regelingen, omdat zulke vormen van steun geen substantieel effect zouden hebben op de evenredigheid van het steunelement van de garantie.

(217)

Verder voldoen de in de punten (197) en (198) genoemde toezeggingen volgens de Commissie aan de voorwaarden van punt 46, onder a) en b) van de richtsnoeren.

VIII.   CONCLUSIE

(218)

De Commissie stelt vast dat de door Oostenrijk verleende steun in de vorm van een garantie voor een bedrag van 900 miljoen EUR in strijd is met artikel 88, lid 3 van het EG-Verdrag, en derhalve onwettig is. De steun is echter verenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover aan de opgelegde voorwaarden wordt voldaan,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun die Oostenrijk met het oog op de herstructurering van BAWAG-PSK in de vorm van een staatsgarantie voor een totaalbedrag van 900 miljoen EUR heeft verleend, is met de gemeenschappelijke markt verenigbaar, voor zover aan de in artikel 2 genoemde voorwaarden en verplichtingen wordt voldaan.

Artikel 2

1.   Oostenrijk garandeert dat het op 3 januari 2007 bij de Commissie ingediende plan voor de herstructurering van BAWAG-PSK volledig wordt uitgevoerd.

2.   Oostenrijk garandeert dat de volgende deelnemingen aan een derde partij worden verkocht die onafhankelijk van de BAWAG-PSK-groep opereert:

a)

verkoop van een deelneming van ruim 50 % aan PSK Versicherung AG en aan BAWAG-Versicherung Aktiengesellschaft welke op zijn laatst op […] op de balans wordt weergegeven en verstrekking van een calloptie aan de koper met betrekking tot de resterende aandelen.

b)

Afronding van de verkoop van onroerende goederen ter waarde van ongeveer […] miljoen EUR welke op zijn laatst op […] op de balans wordt weergegeven.

c)

Verkoop van de deelneming van […] % aan […] welke op zijn laatst op […] op de balans wordt weergegeven.

d)

Verkoop van de deelneming van 42,56 % aan ATV Privat-TV Services AG welke op zijn laatst op […] op de balans wordt weergegeven.

e)

Verkoop van […] welke op zijn laatst op […] op de balans wordt weergegeven.

3.   Oostenrijk garandeert dat het volume van de leningen van BAWAG-PSK aan Oostenrijk aan het einde van het boekjaar 2007 tot hoogstens […] miljard EUR wordt teruggebracht. Dit bedrag wordt tot en met […] niet overschreden. Hiervan uitgezonderd zijn bestaande verplichtingen van vennootschappen van de BAWAG PSK-groep op grond van toekomstige aflossingstermijnen van reeds begonnen kooptransacties.

4.   BAWAG-PSK mag voor een periode van […], te beginnen op […], niet als emittent van staatsobligaties worden geselecteerd.

5.   Tot en met 31 december 2010 krijgt BAWAG-PSK geen andere steun dan steun overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het EG-Verdrag, steun in het kader van door de Europese Unie medegefinancierde onderzoeksprojecten, steun voor algemene opleidingsmaatregelen of energiebesparende maatregelen in het kader van goedgekeurde regelingen.

6.   Om ervoor te zorgen dat de naleving van de voorwaarden volgens lid 1 tot en met 5 kan worden gecontroleerd, dient Oostenrijk tot en met 2010 regelmatig verslagen over de vorderingen bij de herstructurering van BAWAG-PSK in. Het eerste jaarlijks verslag wordt in januari 2009 voorgelegd. De daaropvolgende verslagen hebben betrekking op 2009 en 2010 en worden respectievelijk eind maart 2010 en eind maart 2011 ingediend.

Artikel 3

Oostenrijk deelt de Commissie binnen twee maanden na bekendmaking van deze beschikking mee welke maatregelen het heeft genomen om aan deze beschikking te voldoen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Oostenrijk.

Gedaan te Brussel, 27 juni 2007.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(2)  PB C 232 van 30.12.2006, blz. 11.

(3)  Zie voetnoot 2.

(4)  De Oostenrijkse vakbond had direct 51 % van de bedrijfsaandelen in handen en indirect — via zijn particuliere stichting „Österreichische Gewerkschaftliche Solidarität Privatstiftung” („ÖGSP”) (particuliere solidariteitsstichting van de Oostenrijkse vakbond) — 49 % van de aandelen. De ÖGSP is door de Oostenrijkse vakbond opgericht.

(5)  Zakengeheim.

(6)  Het leeuwendeel van deze vorderingen bestaat uit twee ongedekte kredieten die aan AVB werden verstrekt in de vorm van kredieten in rekening-courant van in totaal 1,531 miljard EUR, en twee kredieten voor ÖGSP in de vorm van kredieten in rekening-courant van in totaal […] miljoen EUR.

(7)  Het totaal van de verkoopprijs en de voor BAWAG-PSK noodzakelijke kapitaalinbreng.

(8)  BAWAG Versicherung AG en PSK Versicherung AG hebben een aandeel van […] % op de Oostenrijkse levensverzekeringenmarkt.

(9)  Het consortium bestaat uit Cerberus European Investments, Österreichische Post, Generali Holding Vienna AG, Wüstenrot Verwaltung- and Dienstleistungen GmbH, andere financiële instellingen en particulieren.

(10)  Refco was destijds de grootste termijn- en grondstoffenhandelaar in de VS.

(11)  […].

(12)  In de bijlage bij het auditrapport, BGBl. II, nr. 305/2005, in deel IV Z 14 lit. c en lit. d.

(13)  Arrest van het Hof van Justitie van 14.9.1994 in gevoegde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Koninkrijk Spanje/Commissie, Jurispr. [1994], blz. I-4103.

(14)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(15)  De rating van BAWAG-PSK door Moody’s verslechterde met betrekking tot alle tegoeden en vorderingen op korte en lange termijn van A2 naar A3, de Financial Strength Rating naar E+.

(16)  PB C 71 van 11.3.2000, blz. 14.

(17)  De FSR is Moody’s schatting van de intrinsieke zekerheid en kredietwaardigheid van de bank en houdt derhalve geen rekening met bepaalde externe kredietrisico’s en kredietondersteunende elementen, die in Moody’s Bank Deposit Ratings in aanmerking worden genomen.

(18)  Beschikking van de Commissie van 23 juni 1999, C(1999), Crédit Foncier de France (PB L 34 van 3.2.2001, blz. 36, overweging 49).

(19)  Beschikking van de Commissie van 18 februari 2004, C(2004) 327, Bankgesellschaft Berlin (PB L 116 van 4.5.2005, blz. 1, overweging 27).

(20)  Beschikking van de Commissie van 2 maart 2005, C(2005) 427, Chemische Werke Piesteritz (PB L 296 van 12.11.2005, blz. 19, overweging 107).

(21)  900 miljoen EUR × 5,47 % = 49,1 miljoen EUR.

(22)  49,1 miljoen EUR – (900 × 0,2 %) = 47,3 miljoen EUR.

(23)  Vgl. Moody’s Investor Service, „Default and Recovery Rates of Corporate Bond Issuers: 2000”.

(24)  Op basis van een standaardsolvabiliteitscoëfficiënt van 8 %.

(25)  Op basis van de wijziging van swap spreads voor en na het verlenen van de staatsgarantie.

(26)  Beschikking van de Commissie van 12 oktober 1994 betreffende de niet-aangemelde verhoging van het kapitaal van het Bull-concern door Frankrijk (PB L 386 van 31.12.2004, blz. 1, overweging 10); Beschikking van de Commissie van 26 juli 1995 tot voorwaardelijke goedkeuring van de door Frankrijk aan de bank Crédit Lyonnais verleende steun (PB L 308 van 21.12.1995, blz. 92, overweging 116); Beschikking van de Commissie van 21 juni 1995 betreffende steun van de Italiaanse Staat aan Enichem Agricoltura SpA (PB L 28 van 6.2.1996, blz. 18, overweging 26); Beschikking van de Commissie van 3 juli 2001 betreffende de staatssteun die Spanje ten uitvoer heeft gelegd en voornemens is ten uitvoer te leggen voor de herstructurering van Babcock Wilcox España SA (PB L 67 van 9.3.2002, blz. 50, overweging 40); Beschikking van de Commissie van 16 september 1998 tot voorwaardelijke goedkeuring van de door Italië aan Società Italiana per Condotte d'Acqua SpA verleende steun (PB L 129 van 22.5.1999, blz. 30, overweging 35); Beschikking van de Commissie van 16 september 1998 houdende de voorwaardelijke goedkeuring van de door Italië aan Italstrade SpA verleende steun (PB L 109 van 27.4.1999, blz. 1, overweging 2).

(27)  Beschikking van de Commissie van 10 februari 1997, Bank Austria/Creditanstalt, COMP IV/M.873, overweging 46 e.v.

(28)  Oostenrijk verwijst met betrekking tot het marktaandeel naar de kartelbeschikking van de Commissie van 28 februari 2007, Cerberus/BAWAG-PSK, COMP/M. 4565.

(29)  Zie o.a. arrest van het Hof van 29.4.2004, zaak C-372/97 Italië/Commissie, Jurispr. [2004], blz. I-3679, punt 44.

(30)  Arrest van het Hof van 16.5.2002, zaak C-482/99 Frankrijk/Commissie, Jurispr. [2002], blz. I-4397, punt 71.

(31)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 6.3.2003, gevoegde zaken T-228/99 en T-233/99, Westdeutsche Landsbank Girozentrale und Land Nordrhein-Westfalen/Commissie, Jurispr. [2003], blz. II-43, punt 255.

(32)  Gevoegde zaken T-228/99 en T-233/99, punt 246.

(33)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 30.4.1998, zaak T-16/96, Cityflyer Express/Commissie, Jurispr. [1996], blz.II-757, punt 76.

(34)  Vgl. zaak C 44/03 (staatssteun van Oostenrijk aan Bank Burgenland), PB. L 263 van 8.10.2005, blz. 8, punt 36.

(35)  Vlg. staatsgaranties voor de openbare banken in Duitsland („aansprakelijkheid als borg”) of de spaarbanken in Oostenrijk („Ausfallhaftung”, een ongelimiteerde overheidsgarantie), beide door beschikkingen van de Commissie afgeschaft.

(36)  Beschikking van de Commissie van 26 juni 1999, C(1999) 2035, Crédit Foncier de France, PB L 34 van 3.2.2001, blz. 36, overweging 49. De beschikking in de zaak CFF werd gegeven voordat de mededeling betreffende staatssteun in de vorm van garanties in werking trad.

(37)  Kapitaalinjecties door minderheidseigenaren liggen niet voor de hand in verband met de aan ÖGB van Oostenrijk opgelegde verkoopplicht.

(38)  Zo bedragen de verwachte nettoresultaten van BAWAG-PSK gedurende de eerste periode van drie jaar (2006-2008) in totaal […] miljoen EUR. Deze periode zou voor een particuliere investeerder een gepaste basis vormen voor een analyse. Men mag echter niet vergeten dat bij deze prognoses geen rekening is gehouden met een marktconforme vergoeding voor de garantie: wanneer de bank een dergelijke vergoeding zou moeten betalen, dan zouden de resultaten in de herstructureringsperiode moelijker te realiseren zijn.

(39)  Door een vermindering van de totale activa zou de productiviteit van BAWAG-PSK duidelijk dalen. Activa kunnen in het algemeen op korte termijn alleen onder de marktwaarde worden verkocht.

(40)  Kapitaalinjecties door minderheidseigenaren liggen niet voor de hand in verband met de aan ÖGB van Oostenrijk opgelegde verkoopverplichting.

(41)  Bij een discontovoet van 10 %.

(42)  1,7 miljard EUR + […] miljard EUR – […] miljard EUR – […] miljard EUR = […] miljard EUR.

(43)  Beide bovengenoemde SPV’s zouden zonder de staatsgarantie niet door particuliere marktdeelnemers zijn opgericht. Daarom is deze oprichting niet strijdig met deze opvatting.

(44)  Beschikking van de Commissie (88/167/EEG) van 7 oktober 1987 betreffende Wet 1386/1983 houdende een regeling van steunverlening door de overheid aan het Griekse bedrijfsleven (PB L 76 van 22.3.1988, blz. 18).

(45)  Beschikking van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de door Frankrijk aan de groep Crédit Lyonnais verleende steun (PB. L 221 van 8.8.1998, blz. 28).

(46)  In 1995 keurde de Commissie eerst staatssteun goed, die op een maximumbedrag van 8 miljard EUR werd geschat (Beschikking van de Commissie van 26 juli 1995 tot voorwaardelijke goedkeuring van de door Frankrijk aan de bank Crédit Lyonnais verleende steun, PB L 308 van 21.12.1995, blz. 92). In 1996 werd er steun van 0,6 miljard EUR goedgekeurd (Beschikking van de Commissie, zaak nr. 692/96 — C 47/96, PB C 390 van 24.12.1996, blz. 7). Ten slotte werd er in 1998 nogmaals steun goedgekeurd, met een waarde van tussen 8 en 15 miljard EUR (Beschikking van de Commissie van 20 mei 1998 betreffende de door Frankrijk aan de groep Crédit Lyonnais verleende steun, PB L 221 van 8.8.1998, blz. 28).

(47)  Processen die ervoor zorgen dat facturen worden betaald.

(48)  De verkoopprijs is van invloed op de vereiste kpaitaalverhoging.

(49)  Vgl. bv. Beschikking van de Commissie 1999/508/EG van 14 oktober 1998 houdende voorwaardelijke goedkeuring van de door Frankrijk aan de Societé Marseillaise de Crédit (zaak C 42/96 ex NN 194/95) (PB L 198 van 30.7.1999, blz. 1); Beschikking van de Commissie 2005/345/EG van 18 februari 2004 betreffende herstructureringssteun van Duitsland ten gunste van Bankgesellschaft Berlin AG, (zaak C 28/2002 ex NN 5/2002) (PB L 116 van 4.5.2005, blz. 1) alsmede Beschikking van de Commissie 2001/89/EG van 23 juni 1999 houdende voorwaardelijke goedkeuring van de door Frankrijk aan Crédit Foncier de France verleende steun (zaak C 30/96 ex NN 44/96) (PB L 34 van 3.2.2001, blz. 36).

(50)  Hiervan uitgezonderd zijn bestaande verplichtingen van ondernemingen van de BAWAG-PSK-groep uit toekomstige tranches van reeds begonnen kooptransacties.

(51)  De termijnen voor het uitvoeren van compenserende maatregelen kunnen door de Commissie worden verlengd, wanneer Oostenrijk kan aantonen dat sprake is van onvoorziene omstandigheden. Wanneer Oostenrijk de uitzonderingsgevallen naar behoren motiveert, kan de Commissie sommige verplichtingen en voorwaarden ook wijzigen of door andere gelijkwaardige maartregelen vervangen.

(52)  Het balanstotaal voor de groep als geheel is in dezelfde periode met 12,2 % gedaald.

(53)  Vlg. ook Beschikking van de Commissie van 11 juni 2002 in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag in de zaak COMP/36.571/D-1 — Oostenrijkse banken („Lombard Club”), PB L 56 van 24.2.2004, blz. 1, overweging 8.

(54)  Volgens Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op opleidingssteun (PB L 10 van 13.1.2001, blz. 20, Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/72/EG (PB L 32 van 6.2.2007, blz. 180)), behelzen „algemene opleidingsmaatregelen” scholingsmaatregelen die geen of slechts in eerste instantie betrekking hebben op de huidige of toekomstige posten in de gesteunde onderneming, maar die in ruime mate naar andere ondernemingen of werkgebieden overdraagbare kwalificaties verschaffen zodat de kansen van de opgeleide werknemer op de arbeidsmarkt aanzienlijk verbeteren.

(55)  Volgens de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PB C 37 van 3.2.2001, blz. 3) worden onder energiebesparende maatregelen meer bepaald maatregelen verstaan die de ondernemingen in staat stellen het energieverbruik in hun productiecyclus te verminderen.


26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/35


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 maart 2008

inzake de brandveiligheidseisen waaraan Europese normen voor sigaretten overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten voldoen

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/264/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 4, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2001/95/EG bepaalt dat door de Europese normalisatie-instellingen Europese normen moeten worden opgesteld. Deze normen moeten waarborgen dat producten aan het algemene veiligheidsvereiste van de richtlijn voldoen.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn, wat de risico’s en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken nationale normen, wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen.

(3)

Sigaretten zijn inherent gevaarlijke producten, omdat zij warmte produceren en brandbaar materiaal bevatten dat over de gehele lengte van de sigaret blijft branden, wanneer zij wordt aangestoken. Aan opgestoken sigaretten die achteloos worden neergelegd en onbewaakt worden achtergelaten, is het risico verbonden dat een brand uitbreekt met alle gevolgen van dien (doden, gewonden en materiële schade). Er zijn reeds ongevallen van deze aard geconstateerd, die in de Gemeenschap elk jaar naar schatting 1 000 dodelijke slachtoffers eisen (2).

(4)

Er zijn technische oplossingen ontwikkeld om te voorkomen dat sigaretten bij niet inhaleren over de gehele lengte opbranden. In de handel verkrijgbare sigaretten bevatten papierstrookjes in het sigarettenpapier, ongeveer 6 mm breed en op een afstand van 20 tot 30 mm van elkaar. Dergelijke „brandvertragers” zorgen ervoor dat brandende sigaretten vanzelf uitgaan, althans in zekere mate, door de zuurstoftoegang tot het brandoppervlak te verhinderen. Het verminderd ontstekend vermogen beperkt aldus de bron en het risico van branden.

(5)

De veiligheidseis voor sigaretten dient te worden opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG, met als doel de normalisatie-instellingen te verzoeken een norm voor het verminderd ontstekend vermogen van sigaretten te ontwikkelen volgens de procedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (3), en de referentie van de goedgekeurde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken. De normalisatie-instellingen moeten terdege rekening houden met norm ASTM E2187-04.

(6)

Zodra de norm in het Publicatieblad is bekendgemaakt, worden sigaretten die conform die norm vervaardigd zijn, verondersteld te voldoen aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid, wat de brandveiligheidseis betreft waarop de norm betrekking heeft.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2001/95/EG ingestelde comité,

BESLUIT:

Artikel 1

Doel

Het doel van dit besluit is de eis vast te stellen op grond waarvan de Commissie de betrokken normalisatie-instellingen kan verzoeken de norm voor de vermindering van het ontstekend vermogen van sigaretten vast te stellen. Het ontstekend vermogen van sigaretten wordt verminderd om het risico van branden met alle gevolgen van dien (doden, gewonden en materiële schade) tot een minimum te beperken.

Artikel 2

Definitie

Voor de toepassing van dit besluit wordt onder een sigaret met verminderd ontstekend vermogen verstaan een sigaret die, bij niet inhaleren, vanzelf uitgaat voordat zij over haar gehele lengte is opgebrand.

Artikel 3

Eis

Voor de toepassing van artikel 4 van Richtlijn 2001/95/EG is de veiligheidseis als volgt: niet meer dan 25 % van een te testen partij sigarettenmonsters brandt over de gehele lengte van de sigaret op.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2008.

Voor de Commissie

Meglena KUNEVA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  The ASPECT Consortium, Tobacco or Health in the European Union. Past, present and future, Commissie, 2004

(http://ec.europa.eu/health/ph_determinants/life_style/Tobacco/Documents/tobacco_exs_en.pdf).

(3)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81).


BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/37


BESLUIT Nr. 1/2008 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU/ZWITSERLAND, INGESTELD BIJ DE TUSSEN DE EUROPESE UNIE, DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT GESLOTEN OVEREENKOMST INZAKE DE WIJZE WAAROP ZWITSERLAND WORDT BETROKKEN BIJ DE UITVOERING, DE TOEPASSING EN DE ONTWIKKELING VAN HET SCHENGENACQUIS

van 28 februari 2008

tot wijziging van zijn reglement van orde

(2008/265/EG)

HET GEMENGD COMITÉ,

Gelet op het Protocol (1) tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat gesloten Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (hierna respectievelijk „het protocol” en „de overeenkomst” genoemd), en met name op de artikelen 3 en 4 van het protocol,

Overwegende dat het in het kader van de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité in aansluiting op de ondertekening van het protocol dient te worden uitgebreid met een lid dat het Vorstendom Liechtenstein vertegenwoordigt, en dat het reglement van orde van het comité dienovereenkomstig moet worden aangepast,

BESLUIT:

Artikel 1

Het reglement van orde van het Gemengd Comité, vastgesteld bij zijn Besluit nr. 1/2004 van 26 oktober 2004 (2), wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de regering van de Zwitserse Bondsstaat (hierna „Zwitserland” genoemd) en het Vorstendom Liechtenstein (hierna „Liechtenstein” genoemd), de leden van de Raad van de Europese Unie (hierna „de Raad” genoemd), en de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Commissie” genoemd).

Het Comité wordt voorgezeten:

op het niveau van de deskundigen:

door de delegatie van het lid van de Raad dat het voorzitterschap hiervan uitoefent;

op het niveau van de hoge ambtenaren en ministers:

de eerste helft van het kalenderjaar: door de delegatie van het lid van de Raad dat het voorzitterschap hiervan uitoefent;

de tweede helft van het kalenderjaar: afwisselend door de delegatie die de regering van Zwitserland vertegenwoordigt (hierna „de Zwitserse delegatie” genoemd) en door de delegatie die de regering van Liechtenstein vertegenwoordigt (hierna „de Liechtensteinse delegatie” genoemd).

De delegatie van het lid van de Raad dat het voorzitterschap hiervan uitoefent, kan het voorzitterschap van het Gemengd Comité overdragen aan de delegatie van het lid van de Raad dat het volgende voorzitterschap zal uitoefenen. De Zwitserse delegatie en de Liechtensteinse delegatie kunnen het voorzitterschap van het Gemengd Comité op het niveau van hoge ambtenaren en op ministerieel niveau overdragen aan een andere delegatie die bereid is die taak op zich te nemen.”.

2.

Aan artikel 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien in een geval als bedoeld in artikel 5, lid 4, van het protocol, de Liechtensteinse delegatie van oordeel is dat de inhoud van een besluit of maatregel van dien aard is dat hierdoor de beginselen van rechtstreekse democratie worden geschaad, dan wordt binnen een termijn van drie weken door of op verzoek van Liechtenstein een vergadering van het Gemengd Comité op ministerieel niveau bijeengeroepen. Het Gemengd Comité bestudeert zorgvuldig alle middelen om het protocol voort te zetten, met name alle alternatieve oplossingen die door de Liechtensteinse delegatie worden voorgesteld. Indien het Gemengd Comité, na een zorgvuldige bestudering binnen de in artikel 5, lid 4, van het protocol bedoelde termijn, deze middelen niet aanvaardt, dan wordt de beëindiging van het protocol drie maanden na het verstrijken van die termijn van kracht.”.

3.

In artikel 5, eerste en tweede alinea, worden na de woorden „de vertegenwoordigers van Zwitserland” de woorden „en Liechtenstein” toegevoegd.

4.

In artikel 6, tweede alinea, worden na „Zwitserland” de woorden „en Liechtenstein” toegevoegd.

5.

In artikel 9 wordt de eerste alinea vervangen door:

„De mededelingen van de voorzitter overeenkomstig dit reglement van orde worden toegezonden aan de missie van Zwitserland bij de Europese Gemeenschappen, aan de missie van Liechtenstein bij de Europese Unie, aan de vertegenwoordigingen van de lidstaten van de Europese Unie en aan de Commissie.”.

6.

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

Wanneer het Gemengd Comité een kennisgeving of mededeling overeenkomstig artikel 7, lid 4, van de overeenkomst of overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het protocol heeft ontvangen, kan het Gemengd Comité slechts met eenparigheid van stemmen beslissen de overeenkomst of het protocol voort te zetten.

Wanneer de beëindiging van de overeenkomst of het protocol voortvloeit uit de niet-aanvaarding van besluiten of maatregelen die niet op Ierland en/of op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn, kunnen de vertegenwoordigers van die landen zich niet tegen de eenparigheid van stemmen verzetten.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zwitserland en Liechtenstein zijn verantwoordelijk voor de officiële bekendmaking ervan in hun respectieve landen.

Gedaan te Brussel, 28 februari 2008.

Voor het Gemengd Comité

De voorzitter

D. MATE


(1)  Raadsdoc. 16462/06 beschikbaar op http://register.consilium.europa.eu

(2)  PB C 308 van 14.12.2004, blz. 2.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

26.3.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/39


BESLUIT 2008/266/GBVB VAN DE RAAD

van 28 januari 2008

betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tsjaad over de status van een door de Europese Unie geleide troepenmacht in de Republiek Tsjaad

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name op artikel 24,

Gezien de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 september 2007 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1778 (2007) aangenomen, waarbij de totstandbrenging van een missie van de Verenigde Naties in de Centraal-Afrikaanse Republiek en Tsjaad (MINURCAT) is goedgekeurd en aan de Europese Unie is toegestaan in deze landen gedurende een periode van twaalf maanden, ingaande vanaf de verklaring van initieel operationeel vermogen, een operatie ter ondersteuning van de missie van de Verenigde Naties te organiseren. In de resolutie is tevens de regeringen van de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek en de Europese Unie verzocht zo spoedig mogelijk overeenkomsten te sluiten over de status van de troepen die aan de operatie van de Europese Unie deelnemen.

(2)

Op 15 oktober 2007 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (1) vastgesteld (EUFOR/Tsjaad/CAR).

(3)

Ingevolge de machtiging van de Raad van 18 september 2007, verleend krachtens artikel 24 van het Verdrag, heeft het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tsjaad over de status van een door de Europese Unie geleide troepenmacht in de Republiek Tsjaad.

(4)

De overeenkomst dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Tsjaad over de status van een door de Europese Unie geleide troepenmacht in de Republiek Tsjaad wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Europese Unie te binden.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  PB L 279 van 23.10.2007, blz. 21.


VERTALING

OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de Republiek Tsjaad inzake de status van de door de Europese Unie geleide troepenmacht in de Republiek Tsjaad

DE EUROPESE UNIE, hierna de „EU” genoemd,

enerzijds, en

DE REPUBLIEK TSJAAD, hierna „de gaststaat” genoemd,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

REKENING HOUDEND MET:

Resolutie 1778 (2007) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 25 september 2007;

Gemeenschappelijk Optreden 2007/677/GBVB van de Raad van 15 oktober 2007 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in de Republiek Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek (1) (EUFOR/Tsjaad/CAR);

het feit dat deze overeenkomst de rechten en verplichtingen van de partijen krachtens internationale overeenkomsten en andere instrumenten tot instelling van internationale tribunalen, waaronder het statuut van het Internationaal Strafhof, onverlet laat,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OVER HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

Werkingssfeer en definities

1.   Deze overeenkomst is van toepassing op de door de Europese Unie geleide troepenmacht en op het personeel daarvan.

2.   Deze overeenkomst is uitsluitend van toepassing op het grondgebied van de gaststaat.

3.   Voor de toepassing van deze overeenkomst gelden de volgende definities:

a)

„door de Europese Unie geleide troepenmacht” (EUFOR): het militaire hoofdkwartier van de Europese Unie en de nationale contingenten die bijdragen tot de operatie, alsmede hun materieel en hun vervoermiddelen;

b)

„operatie”: de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en ondersteuning van de militaire missie in aansluiting op het mandaat op grond van Resolutie 1778 (2007) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 25 september 2007;

c)

„commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht”: de commandant in het inzetgebied;

d)

„militair hoofdkwartier van de Europese Unie”: het militaire hoofdkwartier en de verschillende onderdelen daarvan, ongeacht hun vestigingsplaats, die onder het gezag staan van de militaire commandanten van de Europese Unie die het militaire commando of de militaire controle over de operatie uitoefenen;

e)

„nationale contingenten”: de eenheden en elementen van de lidstaten van de Europese Unie en van andere staten die aan deze operatie deelnemen;

f)

„EUFOR-personeel”: het burgerpersoneel en het militaire personeel dat is toegewezen aan EUFOR, evenals het personeel dat wordt ingezet om de operatie voor te bereiden en het personeel dat in het kader van de operatie op missie is voor een zendstaat of een Europese Unie-instelling, en dat aanwezig is op het grondgebied van de gaststaat, behoudens andersluidende bepalingen in deze overeenkomst, met uitzondering van het ter plaatse aangeworven personeel en het personeel in dienst van internationale commerciële contractanten;

g)

„ter plaatse aangeworven personeel”: personeel dat onderdaan is van de gaststaat of er permanent verblijft;

h)

„faciliteiten”: alle gebouwen, huisvesting en terreinen die nodig zijn voor EUFOR en voor het EUFOR-personeel;

i)

„zendstaat”: een staat die een nationaal contingent levert voor EUFOR.

Artikel 2

Algemene bepalingen

1.   EUFOR en het EUFOR-personeel eerbiedigen de wetten en regels van de gaststaat en onthouden zich van alle acties en activiteiten die onverenigbaar zijn met de doeleinden van de operatie.

2.   EUFOR informeert de regering van de gaststaat regelmatig over het aantal EUFOR-personeelsleden dat op het grondgebied van de gaststaat is gestationeerd.

Artikel 3

Identificatie

1.   Het EUFOR-personeel moet te allen tijde zijn paspoort of militaire identiteitskaart bij zich dragen.

2.   Voertuigen, luchtvaartuigen, schepen en andere vervoermiddelen van EUFOR zijn voorzien van een duidelijk EUFOR-herkenningsteken en/of EUFOR-kentekenplaten, waarvan de bevoegde autoriteiten van de gaststaat in kennis worden gesteld.

3.   EUFOR mag de vlag van de Europese Unie voeren en op zijn faciliteiten, voertuigen en andere vervoermiddelen militaire tekens, titels en officiële symbolen aanbrengen. Op de uniformen van het EUFOR-personeel wordt een duidelijk EUFOR-herkenningsteken aangebracht. Nationale vlaggen of tekens van de nationale contingenten die deel uitmaken van de operatie, mogen op de faciliteiten, voertuigen en andere vervoermiddelen en de uniformen van EUFOR worden aangebracht, een en ander overeenkomstig het besluit van de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht.

Artikel 4

Overschrijding van de grenzen en verplaatsingen op het grondgebied van de gaststaat

1.   Het EUFOR-personeel komt het grondgebied van de gaststaat uitsluitend binnen op basis van de uit hoofde van artikel 3, lid 1, afgegeven documenten of, in geval van een eerste binnenkomst, een door EUFOR afgegeven individuele of collectieve dienstopdracht. Het EUFOR-personeel is bij het betreden en verlaten van, en tijdens het verblijf op het grondgebied van de gaststaat vrijgesteld van alle paspoort- en visumverplichtingen, immigratie- en douanecontroles.

2.   Het EUFOR-personeel is vrijgesteld van de voorschriften van de gaststaat inzake de registratie van en het toezicht op vreemdelingen, maar verwerft geen permanent verblijfs- of woonrecht op het grondgebied van de gaststaat.

3.   De lijst van EUFOR-materieel en -vervoermiddelen die ter ondersteuning van de operatie het grondgebied van de gaststaat binnenkomen, oversteken of verlaten, wordt ter informatie aan de gaststaat meegedeeld. EUFOR is echter vrijgesteld van het overleggen van enig ander douanedocument en van enige controle.

4.   Het EUFOR-personeel mag op het grondgebied van de gaststaat motorvoertuigen en luchtvaartuigen besturen, op voorwaarde dat het in het bezit is van een geldig nationaal, internationaal of militair rijbewijs of vliegbrevet.

5.   De gaststaat garandeert dat EUFOR en het EUFOR-personeel zich, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de gaststaat en volgens de voorschriften van artikel 18, voor de operatie op zijn grondgebied en in zijn luchtruim vrij kunnen verplaatsen en er vrij kunnen reizen.

6.   EUFOR mag voor de operatie en in overleg met de Tsjadische bevoegde autoriteiten op het grondgebied en in het luchtruim van de gaststaat oefeningen houden, waaronder oefeningen met wapens.

7.   EUFOR kan voor de operatie zonder betaling van rechten, vergoedingen, tolgelden, belastingen en soortgelijke heffingen gebruikmaken van openbare wegen, bruggen, veerponten en luchthavens. EUFOR is niet vrijgesteld van betaling van een redelijke vergoeding voor gevraagde en ontvangen diensten op dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de strijdkrachten van de gaststaat.

Artikel 5

Door de gaststaat aan EUFOR verleende voorrechten en immuniteiten

1.   De faciliteiten van EUFOR zijn onschendbaar. Vertegenwoordigers van de gaststaat mogen deze alleen betreden met toestemming van de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht.

2.   De faciliteiten van EUFOR, alsmede het meubilair en andere goederen die zich daarin bevinden en de vervoermiddelen, genieten immuniteit van onderzoek, vordering, beslaglegging en executoriale maatregelen.

3.   EUFOR, alsmede zijn bezittingen en goederen, ongeacht waar deze zich bevinden en door wie ze worden gehouden, genieten immuniteit van iedere vorm van gerechtelijke procedure.

4.   Het archief en de documenten van EUFOR zijn te allen tijde en waar ze zich ook bevinden onschendbaar.

5.   De officiële briefwisseling van EUFOR is onschendbaar. Onder officiële briefwisseling wordt verstaan alle op de operatie en de functies ervan betrekking hebbende briefwisseling.

6.   Wat betreft aangekochte of ingevoerde goederen, verleende diensten en faciliteiten die EUFOR voor de operatie gebruikt, genieten EUFOR, alsmede zijn leveranciers en contractanten, voor zover deze geen onderdanen van de gaststaat zijn, vrijstelling van alle nationale, regionale en gemeentelijke belastingen en heffingen en vergelijkbare rechten. EUFOR geniet geen vrijstelling van belastingen, heffingen of rechten die gelden als betaling van verleende diensten.

7.   De gaststaat laat alle uitsluitend voor de operatie bestemde goederen, militaire voertuigen, militair materieel en militaire producten toe tot zijn grondgebied en verleent daarvoor vrijstelling van alle douanerechten, vergoedingen, tolgelden, belastingen en vergelijkbare heffingen, met uitzondering van kosten voor opslag en vervoer alsmede rechten die gelden als betaling van andere verrichte diensten.

Artikel 6

Door de gaststaat verleende voorrechten en immuniteiten van het EUFOR-personeel

1.   Het EUFOR-personeel is gevrijwaard van enigerlei vorm van aanhouding of vrijheidsbeneming.

2.   De papieren, briefwisseling en bezittingen van EUFOR-personeel zijn onschendbaar, behalve in het geval van executoriale maatregelen die uit hoofde van lid 6 geoorloofd zijn.

3.   Het EUFOR-personeel geniet immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de gaststaat.

De betrokken zendstaat of EU-instelling kan afstand doen van deze immuniteit van het EUFOR-personeel ten aanzien van de strafrechtelijke rechtsmacht. Het afstand doen van de immuniteit dient altijd uitdrukkelijk kenbaar te worden gemaakt.

4.   Het EUFOR-personeel geniet immuniteit ten aanzien van de burgerlijke en administratieve rechtsmacht van de gaststaat wanneer het gaat om uitspraken of geschriften en alle handelingen die het EUFOR-personeel verricht bij de uitoefening van zijn officiële functies. Indien tegen EUFOR-personeel een burgerlijke procedure wordt aangespannen voor een rechter van de gaststaat, worden de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of de EU-instelling onmiddellijk in kennis gesteld. Voordat de procedure voor de rechter wordt ingeleid, delen de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of EU-instelling de rechter mee of het EUFOR-personeel de handeling in kwestie heeft gepleegd tijdens de uitoefening van zijn officiële functies.

Indien dit het geval is, wordt de procedure niet ingeleid en gelden de bepalingen van artikel 15. Indien dit niet het geval is, kan de procedure worden voortgezet. De verklaring van de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht en de bevoegde autoriteit van de zendstaat of de EU-instelling is bindend voor de rechtsmacht van de gaststaat, die de verklaring niet kan aanvechten.

Indien EUFOR-personeel een procedure inleidt, kan het zich niet beroepen op immuniteit van de rechtsmacht wanneer er een tegenvordering wordt ingesteld die direct verband houdt met de hoofdvordering.

5.   EUFOR-personeel is niet verplicht als getuige op te treden.

6.   Tegen EUFOR-personeel mogen geen executoriale maatregelen worden genomen, behalve indien tegen EUFOR-personeel een burgerlijke procedure wordt ingeleid die geen verband houdt met zijn officiële functies. Bezittingen van EUFOR-personeel waarvan de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht heeft verklaard dat zij nodig zijn voor de vervulling van de officiële functies van het EUFOR-personeel, mogen niet in beslag worden genomen ter uitvoering van een vonnis, beslissing of bevel. In burgerlijke procedures gelden voor EUFOR-personeel geen beperking van de persoonlijke vrijheid, noch andere dwangmaatregelen.

7.   De immuniteit van het EUFOR-personeel ten aanzien van de rechtsmacht van de gaststaat houdt voor het personeel geen immuniteit in ten aanzien van de rechtsmacht van de respectieve zendstaten.

8.   Het EUFOR-personeel is ten aanzien van diensten die voor EUFOR zijn verleend, vrijgesteld van eventueel in de gaststaat geldende voorschriften op het terrein van de sociale zekerheid.

9.   Het EUFOR-personeel is vrijgesteld van elke vorm van belasting in de gaststaat over het salaris en de emolumenten die EUFOR of de zendstaten aan het personeel betalen, evenals van iedere belasting op inkomsten die van buiten de gaststaat worden ontvangen.

10.   De persoonlijke goederen en bezittingen die toebehoren aan en gebruikt worden door het EUFOR-personeel zijn overeenkomstig Besluit 2/92-UDEAC/556-CD-SE 1 van 30 april 1992 vrijgesteld van alle rechten en belastingen. Ten behoeve van deze vrijstellingen dient de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht bij de bevoegde autoriteiten een door hem ondertekend verzoek om verklaring van vrijstelling van rechten en belastingen in.

De persoonlijke bagage van EUFOR-personeel wordt vrijgesteld van onderzoek, tenzij er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de bagage goederen en bezittingen bevat die niet bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door EUFOR-personeel of goederen waarvan de in- of uitvoer bij wet verboden is of onderworpen is aan quarantainebepalingen van de gaststaat. Onderzoek mag slechts plaatsvinden in aanwezigheid van het betrokken EUFOR-personeel of een gemachtigde vertegenwoordiger van EUFOR.

Artikel 7

Plaatselijk aangeworven personeel

Plaatselijk aangeworven personeel geniet slechts voorrechten en immuniteiten voor zover deze door de gaststaat worden toegestaan. De gaststaat moet zijn rechtsmacht over dit personeel evenwel uitoefenen op een wijze die de uitoefening van de functies van de operatie niet onnodig bemoeilijkt.

Artikel 8

Strafrechtelijke rechtsmacht

De bevoegde autoriteiten van een zendstaat mogen op het grondgebied van de gaststaat de rechtsmacht in strafzaken en de krijgstuchtrechtelijke rechtsmacht uitoefenen die hun door de wetgeving van de zendstaat verleend wordt met betrekking tot al het EUFOR-personeel dat onder het ter zake doende recht van de zendstaat valt.

Artikel 9

Uniform en wapens

1.   Voor het dragen van het uniform gelden de door de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht uitgevaardigde voorschriften.

2.   Het militaire EUFOR-personeel mag wapens en munitie dragen, op voorwaarde dat de bevelen daarin voorzien.

Artikel 10

Steun van de gaststaat en het sluiten van contracten

1.   De gaststaat gaat ermee akkoord EUFOR op verzoek bij te staan bij het vinden van geschikte faciliteiten.

2.   Faciliteiten die eigendom zijn van de gaststaat en faciliteiten die particulier eigendom zijn, voor zover deze faciliteiten nodig zijn voor het verrichten van administratieve en operationele EUFOR-activiteiten, worden kosteloos door de gaststaat ter beschikking gesteld.

3.   Binnen de grenzen van zijn middelen en mogelijkheden helpt de gaststaat bij het voorbereiden, opzetten, uitvoeren en ondersteunen van de operatie. De hulp en ondersteuning van de gaststaat voor de operatie worden verleend onder de voorwaarden die ook gelden voor hulp en ondersteuning aan de eigen strijdkrachten.

4.   In elk contract dat EUFOR in de gaststaat sluit wordt vastgelegd welk recht op het contract van toepassing is.

5.   In het contract kan worden bepaald dat bij geschillen die voortvloeien uit de toepassing van het contract, de in artikel 15, leden 3 en 4, bedoelde procedure voor het beslechten van geschillen wordt gehanteerd.

6.   De gaststaat faciliteert de uitvoering van de contracten die EUFOR ten behoeve van de operatie sluit met commerciële instellingen.

Artikel 11

Veranderingen aan faciliteiten

1.   EUFOR mag faciliteiten bouwen, verbouwen of anderszins veranderen al naargelang de operationele vereisten van EUFOR.

2.   De gaststaat verlangt van EUFOR geen compensatie voor deze bouwwerkzaamheden, verbouwingen of veranderingen.

Artikel 12

Overleden EUFOR-personeelsleden

1.   De commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht mag passende regelingen treffen voor de repatriëring van overleden EUFOR-personeelsleden en hun persoonlijke bezittingen.

2.   Op overleden EUFOR-personeelsleden wordt geen lijkschouwing verricht zonder de instemming van de betrokken staat en de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van EUFOR en/of van de betrokken staat.

3.   De gaststaat en EUFOR verlenen elkaar alle medewerking om overleden EUFOR-personeelsleden zo spoedig mogelijk te repatriëren.

Artikel 13

Veiligheid van EUFOR en de militaire politie

1.   De gaststaat neemt alle passende maatregelen om de veiligheid en de beveiliging van EUFOR en EUFOR-personeel te waarborgen.

2.   EUFOR mag de nodige maatregelen nemen om de beveiliging van zijn faciliteiten, inclusief de voor oefeningen gebruikte faciliteiten, tegen iedere aanval of indringing van buitenaf te beschermen.

3.   De commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht kan een militaire politie-eenheid instellen met het oog op de ordehandhaving binnen de EUFOR-faciliteiten.

4.   De militaire politie-eenheid mag, in overleg en in samenwerking met de militaire politie of de politie van de gaststaat, ook buiten deze faciliteiten optreden om de orde en tucht onder het EUFOR-personeel te handhaven.

Artikel 14

Communicatie

1.   EUFOR mag zend- en ontvangststations voor radiocommunicatie en satellietsystemen installeren en gebruiken. EUFOR overlegt met de bevoegde autoriteiten van de gaststaat teneinde conflicten te vermijden bij het gebruik van de nodige frequenties. De gaststaat verleent kosteloos toegang tot het frequentiespectrum.

2.   EUFOR heeft het recht op onbeperkte communicatie via radio (met inbegrip van satelliet-, cellulaire en draagbare systemen), telefoon, telegraaf, fax of anderszins, en om de noodzakelijke apparatuur voor de instandhouding van die communicatie binnen en tussen EUFOR-faciliteiten te installeren, inclusief het recht te voorzien in de voor de operatie benodigde kabels en grondverbindingen.

3.   EUFOR mag, wat de eigen installaties betreft, de nodige voorzieningen treffen voor het bezorgen van post aan en van EUFOR en/of EUFOR-personeel.

4.   De installatie van de bovengenoemde uitrusting geschiedt, volgens de voorschriften van artikel 18, in nauwe samenwerking met de gaststaat.

Artikel 15

Schadevorderingen bij overlijden, lichamelijk letsel en beschadiging of verlies van goederen

1.   EUFOR en EUFOR-personeel zijn niet aansprakelijk voor beschadiging of verlies van bezittingen van burgers of van de overheid die voortvloeien uit operationele behoeften of die het gevolg zijn van activiteiten in verband met verstoringen van de openbare orde of bescherming van EUFOR.

2.   Om een minnelijke schikking te treffen, worden vorderingen bij beschadiging of verlies van bezittingen van burgers of van de overheid, die niet onder lid 1 vallen, evenals vorderingen bij overlijden of lichamelijk letsel van personen en bij beschadiging of verlies van EUFOR-bezittingen, via de bevoegde autoriteiten van de gaststaat bij EUFOR ingediend indien het gaat om vorderingen van natuurlijke of rechtspersonen van de gaststaat, of bij de bevoegde autoriteiten van de gaststaat, indien het gaat om vorderingen van EUFOR.

3.   Indien geen minnelijke schikking kan worden getroffen, wordt de vordering voorgelegd aan een vorderingencommissie die bestaat uit evenveel vertegenwoordigers van EUFOR en van de gaststaat. De vorderingen worden geregeld bij onderlinge overeenstemming.

4.   Indien binnen de vorderingencommissie geen minnelijke schikking wordt bereikt, wordt een geschil:

a)

over vorderingen tot en met 40 000 EUR langs diplomatieke weg opgelost tussen de gaststaat en vertegenwoordigers van de EU,

b)

over vorderingen die het onder a) genoemde bedrag overstijgen, voorgelegd aan een scheidsgerecht waarvan de beslissingen bindend zijn.

5.   Het scheidsgerecht bestaat uit drie scheidsrechters waarvan er één wordt benoemd door de gaststaat, één door EUFOR en één door de gaststaat en EUFOR tezamen. Indien één van beide partijen niet binnen twee maanden een scheidsrechter benoemt of indien de gaststaat en EUFOR het niet eens kunnen worden over de benoeming van de derde scheidsrechter, wordt de scheidsrechter in kwestie benoemd door de president van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

6.   EUFOR en de overheid van de gaststaat treffen een administratieve regeling waarin het mandaat van de vorderingencommissie en dat van het scheidsgerecht worden vastgelegd, evenals de procedure die binnen deze twee instanties wordt gehanteerd en de voorwaarden voor het indienen van vorderingen.

Artikel 16

Contacten en geschillen

1.   Alle vraagstukken in verband met de toepassing van deze overeenkomst worden gezamenlijk geregeld door vertegenwoordigers van EUFOR en van de bevoegde autoriteiten van de gaststaat.

2.   Bij gebreke van een regeling worden geschillen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van deze overeenkomst uitsluitend langs diplomatieke weg opgelost tussen de gaststaat en vertegenwoordigers van de EU.

Artikel 17

Overige bepalingen

1.   Wanneer in deze overeenkomst wordt verwezen naar de immuniteiten, voorrechten en rechten van EUFOR en het EUFOR-personeel, is de overheid van de gaststaat verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan en voor de naleving ervan door de bevoegde lokale autoriteiten van de gaststaat.

2.   Niets in deze overeenkomst is bedoeld of mag worden geïnterpreteerd als een afwijking van eventueel voor een EU-lidstaat of een andere staat die bijdraagt tot EUFOR geldende rechten uit hoofde van andere overeenkomsten.

Artikel 18

Uitvoeringsbepalingen

Ter uitvoering van deze overeenkomst kunnen operationele, administratieve en technische aangelegenheden worden behandeld in afzonderlijke regelingen die worden gesloten tussen de commandant van de door de Europese Unie geleide troepenmacht en de administratieve autoriteiten van de gaststaat.

Artikel 19

Inwerkingtreding en opzegging

1.   Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast met ingang van de dag waarop zij wordt ondertekend en is van kracht vanaf de afronding van de interne goedkeuringsprocedures door elk van de partijen tot de door EUFOR opgegeven datum van vertrek van het laatste element en het laatste personeelslid van EUFOR.

2.   Onverminderd lid 1 worden de bepalingen in artikel 4, lid 7, artikel 5, leden 1 tot en met 3, 6 en 7, artikel 6, leden 1, 3, 4, 6 en 8 tot en met 10, artikel 10, lid 2, artikel 11, artikel 13, leden 1 en 2, en artikel 15 geacht te zijn toegepast vanaf de datum waarop het eerste EUFOR-personeel is ingezet indien deze datum eerder viel dan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

3.   Deze overeenkomst kan worden gewijzigd op basis van schriftelijke onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

4.   De opzegging van deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit de uitvoering van de overeenkomst vóór de opzegging ervan.

Gedaan te N’Djaména, 6 maart 2008, in vier in het Frans gestelde oorspronkelijke exemplaren.


(1)  PB L 279 van 23.10.2007, blz. 21.