ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 42

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
16 februari 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 134/2008 van de Commissie van 15 februari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 135/2008 van de Commissie van 15 februari 2008 tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 februari 2008

3

 

 

Verordening (EG) nr. 136/2008 van de Commissie van 15 februari 2008 met betrekking tot de afgifte van invoercertificaten voor olijfolie in het kader van het tariefcontigent voor Tunesië

6

 

 

Verordening (EG) nr. 137/2008 van de Commissie van 15 februari 2008 tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

7

 

*

Verordening (EG) nr. 138/2008 van de Commissie van 15 februari 2008 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China

9

 

*

Verordening (EG) nr. 139/2008 van de Commissie van 15 februari 2008 tot wijziging van de bijlagen I, II, III, V en VII bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen

11

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/14/EG van de Commissie van 15 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van bijlage III aan de technische vooruitgang ( 1 )

43

 

*

Richtlijn 2008/15/EG van de Commissie van 15 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde clothianidine als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

45

 

*

Richtlijn 2008/16/EG van de Commissie van 15 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde etofenprox als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen ( 1 )

48

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/119/EG

 

*

Besluit van de Raad van 12 februari 2008 betreffende de principes, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met Kroatië en houdende intrekking van Besluit 2006/145/EG

51

 

 

Commissie

 

 

2008/120/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 7 februari 2008 tot wijziging van bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad en Beschikking 2004/639/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van rundersperma (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 409)  ( 1 )

63

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2008/121/EG

 

*

Besluit van de Europese Centrale Bank van 17 december 2007 tot wijziging van Besluit ECB/2006/17 betreffende de jaarrekening van de Europese Centrale Bank (ECB/2007/21)

83

 

 

RICHTSNOEREN

 

 

Europese Centrale Bank

 

 

2008/122/EG

 

*

Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 17 december 2007 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2006/16 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken (ECB/2007/20)

85

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2008/123/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 houdende benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo

88

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO

92

 

 

2008/125/GBVB

 

*

Besluit EULEX/1/2008 van het Politiek en Veiligheidscomité van 7 februari 2008 tot benoeming van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo, EULEX KOSOVO

99

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/1


VERORDENING (EG) Nr. 134/2008 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 februari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 15 februari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

53,3

JO

74,3

MA

51,3

MK

36,8

TN

129,8

TR

84,9

ZZ

71,7

0707 00 05

EG

267,4

JO

190,5

MA

177,2

TR

192,3

ZZ

206,9

0709 90 70

MA

49,0

TR

135,4

ZA

71,0

ZZ

85,1

0709 90 80

EG

127,7

ZZ

127,7

0805 10 20

EG

49,6

IL

50,8

MA

57,6

TN

47,9

TR

79,9

ZZ

57,2

0805 20 10

IL

111,3

MA

111,6

ZZ

111,5

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

42,0

EG

78,1

IL

80,1

JM

114,0

MA

99,7

PK

79,8

TR

82,9

ZZ

82,4

0805 50 10

EG

61,4

IL

120,2

MA

86,9

TR

117,9

ZZ

96,6

0808 10 80

AR

83,0

CA

87,7

CN

85,9

MK

41,9

US

114,4

ZZ

82,6

0808 20 50

AR

105,7

CN

96,9

US

123,3

ZA

99,8

ZZ

106,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/3


VERORDENING (EG) Nr. 135/2008 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 16 februari 2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief.

(2)

In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 2 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening.

(4)

Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 16 februari 2008, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1/2008 van de Raad van 20 december 2007 houdende tijdelijke opschorting van de douanerechten bij invoer van bepaalde granen voor het verkoopseizoen 2007/2008 (3) wordt de toepassing van bepaalde bij de onderhavige verordening vastgestelde rechten evenwel tijdelijk opgeschort,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zullen zijn vanaf 16 februari 2008, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld zoals zij zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde elementen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 februari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6). Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).

(3)  PB L 1 van 4.1.2008, blz. 1.


BIJLAGE I

Vanaf 16 februari 2008 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten

GN-code

Omschrijving

Invoerrecht (1)

(EUR/t)

1001 10 00

HARDE TARWE van hoge kwaliteit

0,00 (3)

van gemiddelde kwaliteit

0,00 (3)

van lage kwaliteit

0,00 (3)

1001 90 91

ZACHTE TARWE, zaaigoed

0,00

ex 1001 90 99

ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

0,00 (3)

1002 00 00

ROGGE

0,00 (3)

1005 10 90

MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden

0,00

1005 90 00

MAÏS, andere dan zaaigoed (2)

0,00 (3)

1007 00 90

GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

0,00 (3)


(1)  Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:

3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt,

2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt.

(2)  De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.

(3)  Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1/2008 wordt de toepassing van dit recht opgeschort.


BIJLAGE II

Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten

1.2.2008-14.2.2008

1.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

(EUR/t)

 

Zachte tarwe (1)

Maïs

Harde tarwe van hoge kwaliteit

Harde tarwe van gemiddelde kwaliteit (2)

Harde tarwe van lage kwaliteit (3)

Gerst

Beurs

Minneapolis

Chicago

Notering

409,98

135,50

Fob-prijs VSA

550,11

540,11

520,11

183,97

Golfpremie

34,56

14,08

Grote-Merenpremie

2.

Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:

Vrachtkosten: Golf van Mexico–Rotterdam:

43,45 EUR/t

Vrachtkosten: Grote Meren–Rotterdam:

36,75 EUR/t


(1)  Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(2)  Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).

(3)  Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/6


VERORDENING (EG) Nr. 136/2008 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

met betrekking tot de afgifte van invoercertificaten voor olijfolie in het kader van het tariefcontigent voor Tunesië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Besluit 2000/822/EG van de Raad van 22 december 2000 betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Tunesië inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de wijziging van de landbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en de Republiek Tunesië (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 3, leden 1 en 2, van Protocol nr. 1 bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds en de Republiek Tunesië anderzijds (3) is voorzien in een tariefcontingent, met nulrecht, voor de invoer van geheel in Tunesië verkregen en rechtstreeks van dit land naar de Gemeenschap vervoerde ruwe olijfolie van de GN-codes 1509 10 10 en 1509 10 90, binnen een per jaar vastgestelde maximumhoeveelheid.

(2)

Artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1918/2006 van de Commissie van 20 december 2006 inzake de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor olijfolie van oorsprong uit Tunesië (4) voorziet ook in maximumhoeveelheden per maard, waarvoor certicaten mogen worden afgegeven.

(3)

Bij de bevoegde autoriteiten zijn, overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, aanvragen voor invoercertificaten ingediend voor een totale hoeveelheid die de voor februari vastgestelde maximumhoeveelheid van 1 000 ton overschrijdt.

(4)

Derhalve moet de Commissie een gunningscoefficient vaststellen om de certificaten te kunnen afgeven naar rato van de beschikbare hoeveelheden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Invoercertificaten die op 11 en 12 februari 2008 zijn aangevraagd op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1918/2006, worden afgegeven voor 41,049056 % van de gevraagde hoeveelheid. De voor februari vastgestelde maximumhoeveelheid van 1 000 ton is bereikt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 februari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 336 van 30.12.2000, blz. 92.

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 97 van 30.3.1998, blz. 1.

(4)  PB L 365 van 21.12.2006, blz. 84.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/7


VERORDENING (EG) Nr. 137/2008 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot wijziging van de bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten van de sector suiker

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name op artikel 36,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en de aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2007/2008 zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 81/2008 van de Commissie (4).

(2)

De bovenbedoelde prijzen en invoerrechten moeten op grond van de gegevens waarover de Commissie nu beschikt, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 951/2006 worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 1109/2007 voor het verkoopseizoen 2007/2008 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 951/2006 bedoelde producten worden gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 16 februari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1). Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt per 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1568/2007 (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 62).

(3)  PB L 253 van 28.9.2007, blz. 5.

(4)  PB L 25 van 30.1.2008, blz. 6.


BIJLAGE

Met ingang van 16 februari 2008 geldende gewijzigde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en de producten van GN-code 1702 90 95

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

Aanvullend invoerrecht per 100 kg nettogewicht van het betrokken product

1701 11 10 (1)

24,41

4,09

1701 11 90 (1)

24,41

9,33

1701 12 10 (1)

24,41

3,90

1701 12 90 (1)

24,41

8,90

1701 91 00 (2)

24,93

12,96

1701 99 10 (2)

24,93

8,25

1701 99 90 (2)

24,93

8,25

1702 90 95 (3)

0,25

0,40


(1)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).

(2)  Vastgesteld voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage I, punt II, bij Verordening (EG) nr. 318/2006.

(3)  Vastgesteld per procentpunt sacharosegehalte.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/9


VERORDENING (EG) Nr. 138/2008 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1942/2004 (2) stelde de Raad een definitief antidumpingrecht in op multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China. De geldende rechten variëren van 6,5 % tot 23,5 % voor vier ondernemingen met individuele rechten, en het residuele recht bedraagt 66,7 %.

2.   Verzoek om een nieuw onderzoek

(2)

Op 3 april 2006 ontving de Commissie een verzoek, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening, om het toepassingsgebied van de bestaande maatregelen opnieuw te bezien en nieuwe producttypen in de productomschrijving op te nemen.

(3)

Het verzoek werd ingediend door de European Federation of the Plywood Industry (FEIC) („de indiener van het verzoek”) namens de communautaire producenten van multiplex van okouméhout.

(4)

De indiener van het verzoek voerde aan dat nieuwe producttypen op de markt zijn verschenen, zoals multiplex uitsluitend bestaande uit houtlagen, waarvan elke laag niet meer dan 6 mm dik is, waarvan ten minste één buitenlaag van bintangor, red canarium, kedondong of bepaalde andere soorten is die niet met een permanente folie van ander materiaal is bedekt. De maatregelen moeten ook op die producten van toepassing zijn, aangezien zij dezelfde fysische en chemische eigenschappen en gebruiksdoeleinden hebben als het product waarop de bestaande maatregelen betrekking hebben. Zowel het betrokken product als de nieuwe producttypen moeten daarom als een enkel product worden beschouwd.

3.   Opening van het onderzoek

(5)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was om een procedure voor een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek in te leiden, kondigde zij bij bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) aan dat overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek werd geopend dat uitsluitend de omschrijving van het betrokken product betrof.

B.   INTREKKING VAN HET VERZOEK EN BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE

(6)

Bij brief van 5 december 2007 aan de Commissie heeft de indiener zijn verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China ingetrokken.

(7)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de basisverordening kan een procedure worden beëindigd wanneer het verzoek om een nieuw onderzoek wordt ingetrokken, tenzij dit strijdig met het belang van de Gemeenschap is.

(8)

De Commissie was van oordeel dat deze procedure diende te worden beëindigd, daar bij het onderzoek niet is gebleken dat dit strijdig met het belang van de Gemeenschap is. De belanghebbenden werden hiervan in kennis gesteld en werden in de gelegenheid gesteld om hierover opmerkingen te maken. Zij maakten van deze mogelijkheid echter geen gebruik. Er zijn dus geen aanwijzingen dat beëindiging van de procedure zou indruisen tegen het belang van de Gemeenschap.

(9)

De Commissie concludeert dan ook dat het nieuwe onderzoek betreffende de invoer van multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China moet worden beëindigd zonder wijziging van de geldende antidumpingmaatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Enig artikel

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op multiplex van okouméhout van oorsprong uit de Volksrepubliek China wordt beëindigd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 336 van 12.11.2004, blz. 4.

(3)  PB C 291 van 30.11.2006, blz. 19.


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/11


VERORDENING (EG) Nr. 139/2008 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot wijziging van de bijlagen I, II, III, V en VII bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen (1), en met name op artikel 19,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De gemeenschappelijke regels voor de invoer van textielproducten uit derde landen moeten in verband met een aantal recente ontwikkelingen worden bijgewerkt.

(2)

Vietnam is sinds 11 januari 2007 volwaardig lid van de Wereldhandelsorganisatie.

(3)

De Raad heeft bij Besluit 2007/861/EG (2) zijn goedkeuring gehecht aan de ondertekening en voorlopige toepassing van een bilaterale overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Belarus inzake de handel in textielproducten.

(4)

Wijzigingen in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (3) zijn ook van invloed op bepaalde codes in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3030/93.

(5)

Verordening (EEG) nr. 3030/93 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité textielproducten, dat werd ingesteld bij artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 3030/93,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, II, III, V en VII bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlagen bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 275 van 8.11.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1217/2007 van de Commissie (PB L 275 van 19.10.2007, blz. 16).

(2)  PB L 337 van 21.12.2007, blz. 113.

(3)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1214/2007 van de Commissie (PB L 286 van 31.10.2007, blz. 1).


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 wordt vervangen door de volgende tekst:

BIJLAGE I

TEXTIELPRODUCTEN BEDOELD IN ARTIKEL (1)

1.

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, worden de bewoordingen van de omschrijving van de goederen geacht slechts indicatieve waarde te hebben, aangezien de producten die onder elk van de categorieën vallen, in deze bijlage door de GN-codes worden bepaald. Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door de letters „ex”, betekent dit dat door de GN-code en de desbetreffende omschrijving tezamen wordt bepaald welke producten onder een categorie vallen.

2.

Wanneer het materiaal waarvan producten van de categorieën 1 tot en met 114 van oorsprong uit China zijn vervaardigd, niet specifiek wordt vermeld, worden deze producten geacht uitsluitend van wol, fijn haar, katoen of synthetische of kunstmatige vezels te zijn vervaardigd.

3.

Kleding die niet herkenbaar is als heren- of jongenskleding of als dames- of meisjeskleding, wordt bij laatstgenoemde ingedeeld.

4.

De term „babykleding” omvat kleding tot en met handelsmaat 86.

Categorie

Omschrijving GN-code 2008

Equivalentietabel

stuks/kg

g/stuk

(1)

(2)

(3)

(4)

GROEP I A

1

Garens van katoen, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

5204 11 00, 5204 19 00, 5205 11 00, 5205 12 00, 5205 13 00, 5205 14 00, 5205 15 10, 5205 15 90, 5205 21 00, 5205 22 00, 5205 23 00, 5205 24 00, 5205 26 00, 5205 27 00, 5205 28 00, 5205 31 00, 5205 32 00, 5205 33 00, 5205 34 00, 5205 35 00, 5205 41 00, 5205 42 00, 5205 43 00, 5205 44 00, 5205 46 00, 5205 47 00, 5205 48 00, 5206 11 00, 5206 12 00, 5206 13 00, 5206 14 00, 5206 15 00, 5206 21 00, 5206 22 00, 5206 23 00, 5206 24 00, 5206 25 00, 5206 31 00, 5206 32 00, 5206 33 00, 5206 34 00, 5206 35 00, 5206 41 00, 5206 42 00, 5206 43 00, 5206 44 00, 5206 45 00, ex 5604 90 90

 

 

2

Weefsels van katoen, andere dan weefsels met gaasbinding, lussenweefsel (bad- of frotteerstof), lint, fluweel, pluche en chenilleweefsel, tule, bobinettule en filetweefsel

5208 11 10, 5208 11 90, 5208 12 16, 5208 12 19, 5208 12 96, 5208 12 99, 5208 13 00, 5208 19 00, 5208 21 10, 5208 21 90, 5208 22 16, 5208 22 19, 5208 22 96, 5208 22 99, 5208 23 00, 5208 29 00, 5208 31 00, 5208 32 16, 5208 32 19, 5208 32 96, 5208 32 99, 5208 33 00, 5208 39 00, 5208 41 00, 5208 42 00, 5208 43 00, 5208 49 00, 5208 51 00, 5208 52 10, 5208 52 90, 5208 59 10, 5208 59 90, 5209 11 00, 5209 12 00, 5209 19 00, 5209 21 00, 5209 22 00, 5209 29 00, 5209 31 00, 5209 32 00, 5209 39 00, 5209 41 00, 5209 42 00, 5209 43 00, 5209 49 00, 5209 51 00, 5209 52 00, 5209 59 00, 5210 11 00, 5210 19 00, 5210 21 00, 5210 29 00, 5210 31 00, 5210 32 00, 5210 39 00, 5210 41 00, 5210 49 00, 5210 51 00, 5210 59 00, 5211 11 00, 5211 12 00, 5211 19 00, 5211 20 00, 5211 31 00, 5211 32 00, 5211 39 00, 5211 41 00, 5211 42 00, 5211 43 00, 5211 49 10, 5211 49 90, 5211 51 00, 5211 52 00, 5211 59 00, 5212 11 10, 5212 11 90, 5212 12 10, 5212 12 90, 5212 13 10, 5212 13 90, 5212 14 10, 5212 14 90, 5212 15 10, 5212 15 90, 5212 21 10, 5212 21 90, 5212 22 10, 5212 22 90, 5212 23 10, 5212 23 90, 5212 24 10, 5212 24 90, 5212 25 10, 5212 25 90, ex 5811 00 00, ex 6308 00 00

 

 

2 a)

waarvan: andere dan ongebleekt of gebleekt

5208 31 00, 5208 32 16, 5208 32 19, 5208 32 96, 5208 32 99, 5208 33 00, 5208 39 00, 5208 41 00, 5208 42 00, 5208 43 00, 5208 49 00, 5208 51 00, 5208 52 10, 5208 52 90, 5208 59 10, 5208 59 90, 5209 31 00, 5209 32 00, 5209 39 00, 5209 41 00, 5209 42 00, 5209 43 00, 5209 49 00, 5209 51 00, 5209 52 00, 5209 59 00, 5210 31 00, 5210 32 00, 5210 39 00, 5210 41 00, 5210 49 00, 5210 51 00, 5210 59 00, 5211 31 00, 5211 32 00, 5211 39 00, 5211 41 00, 5211 42 00, 5211 43 00, 5211 49 10, 5211 49 90, 5211 51 00, 5211 52 00, 5211 59 00, 5212 13 10, 5212 13 90, 5212 14 10, 5212 14 90, 5212 15 10, 5212 15 90, 5212 23 10, 5212 23 90, 5212 24 10, 5212 24 90, 5212 25 10, 5212 25 90, ex 5811 00 00, ex 6308 00 00

 

 

3

Weefsels van synthetische vezels (stapelvezels of afval), andere dan lint, fluweel, pluche, lussenweefsel (bad- en frotteerstof) en chenilleweefsel

5512 11 00, 5512 19 10, 5512 19 90, 5512 21 00, 5512 29 10, 5512 29 90, 5512 91 00, 5512 99 10, 5512 99 90, 5513 11 20, 5513 11 90, 5513 12 00, 5513 13 00, 5513 19 00, 5513 21 10, 5513 21 30, 5513 21 90, 5513 23 10, 5513 23 90, 5513 29 00, 5513 31 00, 5513 39 00, 5513 41 00, 5513 49 00, 5514 11 00, 5514 12 00, 5514 19 10, 5514 19 90, 5514 21 00, 5514 22 00, 5514 23 00, 5514 29 00, 5514 30 10, 5514 30 30, 5514 30 50, 5514 30 90, 5514 41 00, 5514 42 00, 5514 43 00, 5514 49 00, 5515 11 10, 5515 11 30, 5515 11 90, 5515 12 10, 5515 12 30, 5515 12 90, 5515 13 11, 5515 13 19, 5515 13 91, 5515 13 99, 5515 19 10, 5515 19 30, 5515 19 90, 5515 21 10, 5515 21 30, 5515 21 90, 5515 22 11, 5515 22 19, 5515 22 91, 5515 22 99, 5515 29 00, 5515 91 10, 5515 91 30, 5515 91 90, 5515 99 20, 5515 99 40, 5515 99 80, ex 5803 00 90, ex 5905 00 70, ex 6308 00 00

 

 

3 a)

waarvan: andere dan ongebleekt of gebleekt

5512 19 10, 5512 19 90, 5512 29 10, 5512 29 90, 5512 99 10, 5512 99 90, 5513 21 10, 5513 21 30, 5513 21 90, 5513 23 10, 5513 23 90, 5513 29 00, 5513 31 00, 5513 39 00, 5513 41 00, 5513 49 00, 5514 21 00, 5514 22 00, 5514 23 00, 5514 29 00, 5514 30 10, 5514 30 30, 5514 30 50, 5514 30 90, 5514 41 00, 5514 42 00, 5514 43 00, 5514 49 00, 5515 11 30, 5515 11 90, 5515 12 30, 5515 12 90, 5515 13 19, 5515 13 99, 5515 19 30, 5515 19 90, 5515 21 30, 5515 21 90, 5515 22 19, 5515 22 99, ex 5515 29 00, 5515 91 30, 5515 91 90, 5515 99 20, 5515 99 40, 5515 99 80, ex 5803 00 90, ex 5905 00 70, ex 6308 00 00

 

 

GROEP I B

4

Overhemden, T-shirts, hemdtruien (sous-pulls) (andere dan die van wol of van fijn haar), onderhemden en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk

6105 10 00, 6105 20 10, 6105 20 90, 6105 90 10, 6109 10 00, 6109 90 20, 6110 20 10, 6110 30 10

6,48

154

5

Truien, jumpers, pullovers, slip-overs, twinsets, vesten en jasjes (andere dan colbertjassen), anoraks, blousons en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk

ex 6101 90 80, 6101 20 90, 6101 30 90, 6102 10 90, 6102 20 90, 6102 30 90, 6110 11 10, 6110 11 30, 6110 11 90, 6110 12 10, 6110 12 90, 6110 19 10, 6110 19 90, 6110 20 91, 6110 20 99, 6110 30 91, 6110 30 99

4,53

221

6

Lange en korte broeken (andere dan zwembroeken), van weefsel, voor heren of voor jongens; lange broeken, van weefsel, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, voor dames of voor meisjes; trainingsbroeken met voering, andere dan die bedoeld in categorie 16 of 29, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

6203 41 10, 6203 41 90, 6203 42 31, 6203 42 33, 6203 42 35, 6203 42 90, 6203 43 19, 6203 43 90, 6203 49 19, 6203 49 50, 6204 61 10, 6204 62 31, 6204 62 33, 6204 62 39, 6204 63 18, 6204 69 18, 6211 32 42, 6211 33 42, 6211 42 42, 6211 43 42

1,76

568

7

Blouses en hemdblouses met korte of met lange mouwen, ook indien van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, voor dames of voor meisjes

6106 10 00, 6106 20 00, 6106 90 10, 6206 20 00, 6206 30 00, 6206 40 00

5,55

180

8

Overhemden, andere dan die van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, voor heren of voor jongens

ex 6205 90 80, 6205 20 00, 6205 30 00

4,60

217

GROEP II A

9

Lussenweefsel (bad- of frotteerstof) van katoen; huishoudlinnen (ander dan dat van brei- of haakwerk) van lussenweefsel (bad- of frotteerstof) van katoen

5802 11 00, 5802 19 00, ex 6302 60 00

 

 

20

Beddenlinnen, ander dan dat van brei- of haakwerk

6302 21 00, 6302 22 90, 6302 29 90, 6302 31 00, 6302 32 90, 6302 39 90

 

 

22

Garens van synthetische stapelvezels of van afval van synthetische vezels, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

5508 10 10, 5509 11 00, 5509 12 00, 5509 21 00, 5509 22 00, 5509 31 00, 5509 32 00, 5509 41 00, 5509 42 00, 5509 51 00, 5509 52 00, 5509 53 00, 5509 59 00, 5509 61 00, 5509 62 00, 5509 69 00, 5509 91 00, 5509 92 00, 5509 99 00

 

 

22 a)

waarvan acrylgarens

ex 5508 10 10, 5509 31 00, 5509 32 00, 5509 61 00, 5509 62 00, 5509 69 00

 

 

23

Garens van kunstmatige stapelvezels of van afval van kunstmatige vezels, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

5508 20 10, 5510 11 00, 5510 12 00, 5510 20 00, 5510 30 00, 5510 90 00

 

 

32

Fluweel, pluche en chenilleweefsel (ander dan lussenweefsel (bad- of frotteerstof) van katoen, en lint), en getufte textielstoffen van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

5801 10 00, 5801 21 00, 5801 22 00, 5801 23 00, 5801 24 00, 5801 25 00, 5801 26 00, 5801 31 00, 5801 32 00, 5801 33 00, 5801 34 00, 5801 35 00, 5801 36 00, 5802 20 00, 5802 30 00

 

 

32 a)

waarvan: inslagfluweel en –pluche, geribd (corduroy), van katoen

5801 22 00

 

 

39

Tafel- en huishoudlinnen, ander dan dat van brei- of haakwerk of van lussenweefsel (bad- of frotteerstof) van katoen

6302 51 00, 6302 53 90, ex 6302 59 90, 6302 91 00, 6302 93 90, ex 6302 99 90

 

 

GROEP II B

12

Kousenbroeken, kousen, kniekousen, onderkousen, sokken, kousenvoetjes en dergelijke artikelen, spataderkousen daaronder begrepen, van brei- of haakwerk, andere dan voor baby's en andere dan producten van categorie 70

6115 10 10, ex 6115 10 90, 6115 22 00, 6115 29 00, 6115 30 11, 6115 30 90, 6115 94 00, 6115 95 00, 6115 96 10, 6115 96 99, 6115 99 00

24,3 paar

41

13

Slips en onderbroeken voor heren, voor jongens, voor dames of voor meisjes, van brei- of haakwerk, van wol, van katoen, of van synthetische of kunstmatige vezels

6107 11 00, 6107 12 00, 6107 19 00, 6108 21 00, 6108 22 00, 6108 29 00, ex 6212 10 10

17

59

14

Overjassen, regenjassen, andere jassen en capes, van weefsel, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels (andere dan parka's, bedoeld bij categorie 21), voor heren of voor jongens

6201 11 00, ex 6201 12 10, ex 6201 12 90, ex 6201 13 10, ex 6201 13 90, 6210 20 00

0,72

1 389

15

Mantels, regenjassen, andere jassen en capes, van weefsel, voor dames of voor meisjes; blazers en andere jasjes, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels (andere dan parka's, bedoeld bij categorie 21), voor dames of voor meisjes

6202 11 00, ex 6202 12 10, ex 6202 12 90, ex 6202 13 10, ex 6202 13 90, 6204 31 00, 6204 32 90, 6204 33 90, 6204 39 19, 6210 30 00

0,84

1 190

16

Kostuums en ensembles, andere dan die van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, met uitzondering van skipakken, voor heren of voor jongens; trainingspakken met voering, waarvan de buitenzijde is vervaardigd van een en dezelfde stof, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, voor heren of voor jongens

6203 11 00, 6203 12 00, 6203 19 10, 6203 19 30, 6203 22 80, 6203 23 80, 6203 29 18, 6203 29 30, 6211 32 31, 6211 33 31

0,80

1 250

17

Colbertjassen en blazers, andere dan die van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, voor heren of voor jongens

6203 31 00, 6203 32 90, 6203 33 90, 6203 39 19

1,43

700

18

Onderhemden, slips, onderbroeken, nachthemden, pyjama's, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, andere dan die van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

6207 11 00, 6207 19 00, 6207 21 00, 6207 22 00, 6207 29 00, 6207 91 00, 6207 99 10, 6207 99 90

Onderhemden, onderjurken, onderrokken, slips, nachthemden, pyjama's, negligés, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, andere dan die van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

6208 11 00, 6208 19 00, 6208 21 00, 6208 22 00, 6208 29 00, 6208 91 00, 6208 92 00, 6208 99 00, ex 6212 10 10

 

 

19

Zakdoeken, andere dan die van brei- of haakwerk

6213 20 00, ex 6213 90 00

59

17

21

Parka's, anoraks, windjacks en dergelijke andere artikelen van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels; trainingsjacks met voering, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, andere dan bedoeld in categorie 16 of 29

ex 6201 12 10, ex 6201 12 90, ex 6201 13 10, ex 6201 13 90, 6201 91 00, 6201 92 00, 6201 93 00, ex 6202 12 10, ex 6202 12 90, ex 6202 13 10, ex 6202 13 90, 6202 91 00, 6202 92 00, 6202 93 00, 6211 32 41, 6211 33 41, 6211 42 41, 6211 43 41

2,3

435

24

Nachthemden, pyjama's, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

6107 21 00, 6107 22 00, 6107 29 00, 6107 91 00, 6107 99 00

Nachthemden, pyjama's, negligés, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

6108 31 00, 6108 32 00, 6108 39 00, 6108 91 00, 6108 92 00, ex 6108 99 00

3,9

257

26

Japonnen van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, voor dames of voor meisjes

6104 41 00, 6104 42 00, 6104 43 00, 6104 44 00, 6204 41 00, 6204 42 00, 6204 43 00, 6204 44 00

3,1

323

27

Rokken en broekrokken, voor dames of voor meisjes

6104 51 00, 6104 52 00, 6104 53 00, 6104 59 00, 6204 51 00, 6204 52 00, 6204 53 00, 6204 59 10

2,6

385

28

Lange en korte broeken (andere dan zwembroeken) en zogenaamde Amerikaanse overalls, van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

6103 41 00, 6103 42 00, 6103 43 00, ex 6103 49 00, 6104 61 00, 6104 62 00, 6104 63 00, ex 6104 69 00

1,61

620

29

Mantelpakken, broekpakken en ensembles, andere dan die van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, met uitzondering van skipakken, voor dames of voor meisjes; trainingspakken met voering, waarvan de buitenzijde is vervaardigd van een en dezelfde stof, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, voor dames of voor meisjes

6204 11 00, 6204 12 00, 6204 13 00, 6204 19 10, 6204 21 00, 6204 22 80, 6204 23 80, 6204 29 18, 6211 42 31, 6211 43 31

1,37

730

31

Bustehouders, van weefsel of van brei- of haakwerk

ex 6212 10 10, 6212 10 90

18,2

55

68

Kleding en kledingtoebehoren, voor baby's, met uitzondering van handschoenen en wanten, bedoeld in de categorieën 10 en 87, en kousen en sokken, andere dan die van brei- of haakwerk, bedoeld in categorie 88, voor baby's

6111 90 19, 6111 20 90, 6111 30 90, ex 6111 90 90, ex 6209 90 10, ex 6209 20 00, ex 6209 30 00, ex 6209 90 90

 

 

73

Trainingspakken van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

6112 11 00, 6112 12 00, 6112 19 00

1,67

600

76

Werk- en bedrijfskleding, andere dan die van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

6203 22 10, 6203 23 10, 6203 29 11, 6203 32 10, 6203 33 10, 6203 39 11, 6203 42 11, 6203 42 51, 6203 43 11, 6203 43 31, 6203 49 11, 6203 49 31, 6211 32 10, 6211 33 10

Schorten, jasschorten en andere werk- en bedrijfskleding, andere dan die van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

6204 22 10, 6204 23 10, 6204 29 11, 6204 32 10, 6204 33 10, 6204 39 11, 6204 62 11, 6204 62 51, 6204 63 11, 6204 63 31, 6204 69 11, 6204 69 31, 6211 42 10, 6211 43 10

 

 

77

Skipakken, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6211 20 00

 

 

78

Kleding, andere dan die van brei- of haakwerk, met uitzondering van kleding bedoeld in de categorieën 6, 7, 8, 14, 15, 16, 17, 18, 21, 26, 27, 29, 68, 72, 76 en 77

6203 41 30, 6203 42 59, 6203 43 39, 6203 49 39, 6204 61 85, 6204 62 59, 6204 62 90, 6204 63 39, 6204 63 90, 6204 69 39, 6204 69 50, 6210 40 00, 6210 50 00, 6211 32 90, 6211 33 90, ex 6211 39 00, 6211 41 00, 6211 42 90, 6211 43 90

 

 

83

Overjassen, colbertjassen, blazers en andere kleding, skipakken daaronder begrepen, van brei- of haakwerk, met uitzondering van kleding bedoeld in de categorieën 4, 5, 7, 13, 24, 26, 27, 28, 68, 69, 72, 73, 74 en 75

ex 6101 90 20, 6101 20 10, 6101 30 10, 6102 10 10, 6102 20 10, 6102 30 10, 6103 31 00, 6103 32 00, 6103 33 00, ex 6103 39 00, 6104 31 00, 6104 32 00, 6104 33 00, ex 6104 39 00, 6112 20 00, 6113 00 90, 6114 20 00, 6114 30 00, ex 6114 90 00

 

 

GROEP III A

33

Weefsels van synthetische filamentgarens, vervaardigd van strippen of van artikelen van dergelijke vorm, van polyethyleen of van polypropyleen, met een breedte van minder dan 3 m

5407 20 11

Zakken voor verpakkingsdoeleinden, andere dan die van brei- of haakwerk, vervaardigd van strippen of van artikelen van dergelijke vorm

6305 32 81, 6305 32 89, 6305 33 91, 6305 33 99

 

 

34

Weefsels van synthetische filamentgarens, vervaardigd van strippen of van artikelen van dergelijke vorm, van polyethyleen of van polypropyleen, met een breedte van 3 m of meer

5407 20 19

 

 

35

Weefsels van synthetische continuvezels, andere dan bandenkoordweefsel bedoeld in categorie 114

5407 10 00, 5407 20 90, 5407 30 00, 5407 41 00, 5407 42 00, 5407 43 00, 5407 44 00, 5407 51 00, 5407 52 00, 5407 53 00, 5407 54 00, 5407 61 10, 5407 61 30, 5407 61 50, 5407 61 90, 5407 69 10, 5407 69 90, 5407 71 00, 5407 72 00, 5407 73 00, 5407 74 00, 5407 81 00, 5407 82 00, 5407 83 00, 5407 84 00, 5407 91 00, 5407 92 00, 5407 93 00, 5407 94 00, ex 5811 00 00, ex 5905 00 70

 

 

35 a)

waarvan: andere dan ongebleekt of gebleekt

ex 5407 10 00, ex 5407 20 90, ex 5407 30 00, 5407 42 00, 5407 43 00, 5407 44 00, 5407 52 00, 5407 53 00, 5407 54 00, 5407 61 30, 5407 61 50, 5407 61 90, 5407 69 90, 5407 72 00, 5407 73 00, 5407 74 00, 5407 82 00, 5407 83 00, 5407 84 00, 5407 92 00, 5407 93 00, 5407 94 00, ex 5811 00 00, ex 5905 00 70

 

 

36

Weefsels van kunstmatige continuvezels, andere dan bandenkoordweefsel bedoeld in categorie 114

5408 10 00, 5408 21 00, 5408 22 10, 5408 22 90, 5408 23 10, 5408 23 90, 5408 24 00, 5408 31 00, 5408 32 00, 5408 33 00, 5408 34 00, ex 5811 00 00, ex 5905 00 70

 

 

36 a)

waarvan: andere dan ongebleekt of gebleekt

ex 5408 10 00, 5408 22 10, 5408 22 90, 5408 23 10, 5408 23 90, 5408 24 00, 5408 32 00, 5408 33 00, 5408 34 00, ex 5811 00 00, ex 5905 00 70

 

 

37

Weefsels van kunstmatige stapelvezels

5516 11 00, 5516 12 00, 5516 13 00, 5516 14 00, 5516 21 00, 5516 22 00, 5516 23 10, 5516 23 90, 5516 24 00, 5516 31 00, 5516 32 00, 5516 33 00, 5516 34 00, 5516 41 00, 5516 42 00, 5516 43 00, 5516 44 00, 5516 91 00, 5516 92 00, 5516 93 00, 5516 94 00, ex 5803 00 90, ex 5905 00 70

 

 

37 a)

waarvan: andere dan ongebleekt of gebleekt

5516 12 00, 5516 13 00, 5516 14 00, 5516 22 00, 5516 23 10, 5516 23 90, 5516 24 00, 5516 32 00, 5516 33 00, 5516 34 00, 5516 42 00, 5516 43 00, 5516 44 00, 5516 92 00, 5516 93 00, 5516 94 00, ex 5803 00 90, ex 5905 00 70

 

 

38 A

Brei- en haakwerk aan het stuk, van synthetische vezels, voor gordijnen en vitrages

6005 31 10, 6005 32 10, 6005 33 10, 6005 34 10, 6006 31 10, 6006 32 10, 6006 33 10, 6006 34 10

 

 

38 B

Vitrages, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6303 91 00, ex 6303 92 90, ex 6303 99 90

 

 

40

Gordijnen, rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes daaronder begrepen, en andere artikelen voor stoffering, van weefsel, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

ex 6303 91 00, ex 6303 92 90, ex 6303 99 90, 6304 19 10, ex 6304 19 90, 6304 92 00, ex 6304 93 00, ex 6304 99 00

 

 

41

Garens van synthetische continuvezels, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, andere dan niet-getextureerde garens, eendraads, niet getwist of met een twist van niet meer dan 50 toeren per meter

5401 10 12, 5401 10 14, 5401 10 16, 5401 10 18, 5402 11 00, 5402 19 00, 5402 20 00, 5402 31 00, 5402 32 00, 5402 33 00, 5402 34 00, 5402 39 00, ex 5402 44 00, 5402 48 00, 5402 49 00, 5402 51 00, 5402 52 00, 5402 59 10, 5402 59 90, 5402 61 00, 5402 62 00, 5402 69 10, 5402 69 90, ex 5604 90 10, ex 5604 90 90

 

 

42

Garens van kunstmatige continuvezels, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

5401 20 10

Garens van kunstmatige vezels; kunstmatige filamentgarens, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, andere dan eendraadsgarens van viscoserayon, niet-getwist of met een twist van niet meer dan 250 toeren per meter en niet-getextureerde eendraadsgarens van celluloseacetaat

5403 10 00, 5403 31 00, ex 5403 32 00, ex 5403 33 00, 5403 39 00, 5403 41 00, 5403 42 00, 5403 49 00, ex 5604 90 10

 

 

43

Synthetische of kunstmatige filamentgarens, garens van kunstmatige stapelvezels en garens van katoen, opgemaakt voor de verkoop in het klein

5204 20 00, 5207 10 00, 5207 90 00, 5401 10 90, 5401 20 90, 5406 00 00, 5508 20 90, 5511 30 00

 

 

46

Wol en fijn haar, gekaard of gekamd

5105 10 00, 5105 21 00, 5105 29 00, 5105 31 00, 5105 39 10, 5105 39 90

 

 

47

Kaardgaren van wol en garens van fijn haar, gekaard, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

5106 10 10, 5106 10 90, 5106 20 10, 5106 20 91, 5106 20 99, 5108 10 10, 5108 10 90

 

 

48

Kamgaren van wol en garens van fijn haar, gekamd, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

5107 10 10, 5107 10 90, 5107 20 10, 5107 20 30, 5107 20 51, 5107 20 59, 5107 20 91, 5107 20 99, 5108 20 10, 5108 20 90

 

 

49

Garens van wol of van fijn haar, opgemaakt voor de verkoop in het klein

5109 10 10, 5109 10 90, 5109 90 10, 5109 90 90

 

 

50

Weefsels van wol of van fijn haar

5111 11 00, 5111 19 10, 5111 19 90, 5111 20 00, 5111 30 10, 5111 30 30, 5111 30 90, 5111 90 10, 5111 90 91, 5111 90 93, 5111 90 99, 5112 11 00, 5112 19 10, 5112 19 90, 5112 20 00, 5112 30 10, 5112 30 30, 5112 30 90, 5112 90 10, 5112 90 91, 5112 90 93, 5112 90 99

 

 

51

Katoen, gekaard of gekamd

5203 00 00

 

 

53

Weefsels met gaasbinding, van katoen

5803 00 10

 

 

54

Kunstmatige stapelvezels, afval daaronder begrepen, gekaard, gekamd of op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen

5507 00 00

 

 

55

Synthetische stapelvezels, afval daaronder begrepen, gekaard of gekamd of op andere wijze bewerkt met het oog op het spinnen

5506 10 00, 5506 20 00, 5506 30 00, 5506 90 10, 5506 90 90

 

 

56

Garens van synthetische stapelvezels, afval daaronder begrepen, opgemaakt voor de verkoop in het klein

5508 10 90, 5511 10 00, 5511 20 00

 

 

58

Tapijten, geknoopt of met opgerolde polen, ook indien geconfectioneerd

5701 10 10, 5701 10 90, 5701 90 10, 5701 90 90

 

 

59

Tapijten, andere dan die bedoeld in categorie 58

5702 10 00, 5702 31 10, 5702 31 80, 5702 32 10, 5702 32 90, ex 5702 39 00, 5702 41 10, 5702 41 90, 5702 42 10, 5702 42 90, ex 5702 49 00, 5702 50 10, 5702 50 31, 5702 50 39, ex 5702 50 90, 5702 91 00, 5702 92 10, 5702 92 90, ex 5702 99 00, 5703 10 00, 5703 20 12, 5703 20 18, 5703 20 92, 5703 20 98, 5703 30 12, 5703 30 18, 5703 30 82, 5703 30 88, 5703 90 20, 5703 90 80, 5704 10 00, 5704 90 00, 5705 00 10, 5705 00 30, ex 5705 00 90

 

 

60

Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd (bijvoorbeeld halve kruissteek, kruissteek), met de hand vervaardigd in panelen en dergelijke

5805 00 00

 

 

61

Lint en bolduclint, zijnde lint zonder inslag van aaneengelijmde evenwijdig lopende draden of textielvezels, andere dan etiketten en dergelijke artikelen bedoeld in categorie 62 Elastische weefsels en elastisch passementwerk (met uitzondering van brei- of haakwerk), vervaardigd van met rubberdraden verbonden textielstoffen

ex 5806 10 00, 5806 20 00, 5806 31 00, 5806 32 10, 5806 32 90, 5806 39 00, 5806 40 00

 

 

62

Chenillegaren; omwoeld garen (ander dan metaalgaren en omwoeld paardenhaar (crin))

5606 00 91, 5606 00 99

Tule, bobinettule en filetweefsel, met uitzondering van weefsel en brei en haakwerk; kant, mechanisch of met de hand vervaardigd, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven

5804 10 11, 5804 10 19, 5804 10 90, 5804 21 10, 5804 21 90, 5804 29 10, 5804 29 90, 5804 30 00

Etiketten, insignes en dergelijke artikelen van textiel, aan het stuk, in banden of gesneden, geweven, niet geborduurd

5807 10 10, 5807 10 90

Vlechten, passementwerk en dergelijke versieringsartikelen aan het stuk; eikels, kwasten, pompons en dergelijke artikelen

5808 10 00, 5808 90 00

Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven

5810 10 10, 5810 10 90, 5810 91 10, 5810 91 90, 5810 92 10, 5810 92 90, 5810 99 10, 5810 99 90

 

 

63

Brei- en haakwerk aan het stuk, van synthetische vezels, bevattende 5 of meer gewichtspercenten elastomeergarens, en brei- en haakwerk aan het stuk, bevattende 5 of meer gewichtspercenten rubberdraden

5906 91 00, ex 6002 40 00, 6002 90 00, ex 6004 10 00, 6004 90 00

Raschelkant en hoogpolig brei- en haakwerk, van synthetische vezels

ex 6001 10 00, 6003 30 10, 6005 31 50, 6005 32 50, 6005 33 50, 6005 34 50

 

 

65

Brei- en haakwerk aan het stuk, ander dan dat bedoeld in de categorieën 38 A en 63, van wol, van katoen, of van synthetische of kunstmatige vezels

5606 00 10, ex 6001 10 00, 6001 21 00, 6001 22 00, ex 6001 29 00, 6001 91 00, 6001 92 00, ex 6001 99 00, ex 6002 40 00, 6003 10 00, 6003 20 00, 6003 30 90, 6003 40 00, ex 6004 10 00, 6005 90 10, 6005 21 00, 6005 22 00, 6005 23 00, 6005 24 00, 6005 31 90, 6005 32 90, 6005 33 90, 6005 34 90, 6005 41 00, 6005 42 00, 6005 43 00, 6005 44 00, 6006 10 00, 6006 21 00, 6006 22 00, 6006 23 00, 6006 24 00, 6006 31 90, 6006 32 90, 6006 33 90, 6006 34 90, 6006 41 00, 6006 42 00, 6006 43 00, 6006 44 00

 

 

66

Dekens van wol, van katoen, of van synthetische of kunstmatige vezels, andere dan die van brei- of haakwerk

6301 10 00, 6301 20 90, 6301 30 90, ex 6301 40 90, ex 6301 90 90

 

 

GROEP III B

10

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, van brei- of haakwerk

6111 90 11, 6111 20 10, 6111 30 10, ex 6111 90 90, 6116 10 20, 6116 10 80, 6116 91 00, 6116 92 00, 6116 93 00, 6116 99 00

17 paar

59

67

Kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk, ander dan voor baby's; huishoudlinnen van alle soorten, van brei- of haakwerk; vitrages, gordijnen en rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes daaronder begrepen, en andere artikelen voor stoffering, van brei- of haakwerk; dekens van brei- of haakwerk; andere artikelen van brei- of haakwerk, delen van kleding of van kledingtoebehoren daaronder begrepen

5807 90 90, 6113 00 10, 6117 10 00, 6117 80 10, 6117 80 80, 6117 90 00, 6301 20 10, 6301 30 10, 6301 40 10, 6301 90 10, 6302 10 00, 6302 40 00, ex 6302 60 00, 6303 12 00, 6303 19 00, 6304 11 00, 6304 91 00, ex 6305 20 00, 6305 32 11, ex 6305 32 90, 6305 33 10, ex 6305 39 00, ex 6305 90 00, 6307 10 10, 6307 90 10

 

 

67 a)

waarvan: zakken voor verpakkingsdoeleinden van strippen van polyethyleen of van polypropyleen

6305 32 11, 6305 33 10

 

 

69

Onderjurken en onderrokken, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

6108 11 00, 6108 19 00

7,8

128

70

Kousenbroeken van synthetische vezels, van minder dan 67 decitex (6,7 tex) per enkelvoudige draad

ex 6115 10 90, 6115 21 00, 6115 30 19

Dameskousen van synthetische vezels

ex 6115 10 90, 6115 96 91

30,4 paar

33

72

Badpakken en zwembroeken, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

6112 31 10, 6112 31 90, 6112 39 10, 6112 39 90, 6112 41 10, 6112 41 90, 6112 49 10, 6112 49 90, 6211 11 00, 6211 12 00

9,7

103

74

Mantelpakken, broekpakken en ensembles, van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, met uitzondering van skipakken, voor dames of voor meisjes

6104 13 00, 6104 19 20, ex 6104 19 90, 6104 22 00, 6104 23 00, 6104 29 10, ex 6104 29 90

1,54

650

75

Kostuums en ensembles, van brei- of haakwerk, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, met uitzondering van skipakken, voor heren of voor jongens

6103 10 10, 6103 10 90, 6103 22 00, 6103 23 00, 6103 29 00

0,80

1 250

84

Sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, andere dan die van brei- of haakwerk

6214 20 00, 6214 30 00, 6214 40 00, 6214 90 10

 

 

85

Dassen, strikjes en sjaaldassen, van wol, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels, andere dan die van brei- of haakwerk

6215 20 00, 6215 90 00

17,9

56

86

Korsetten, jarretelgordels, bretels, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan, ook indien van brei- of haakwerk

6212 20 00, 6212 30 00, 6212 90 00

8,8

114

87

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6209 90 10, ex 6209 20 00, ex 6209 30 00, ex 6209 90 90, 6216 00 00

 

 

88

Kousen, sokken en kousenvoetjes, niet van brei- of haakwerk; ander kledingtoebehoren en delen van kleding of van kledingtoebehoren, andere dan voor baby's en andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6209 90 10, ex 6209 20 00, ex 6209 30 00, ex 6209 90 90, 6217 10 00, 6217 90 00

 

 

90

Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, van synthetische vezels

5607 41 00, 5607 49 11, 5607 49 19, 5607 49 90, 5607 50 11, 5607 50 19, 5607 50 30, 5607 50 90

 

 

91

Tenten

6306 22 00, 6306 29 00

 

 

93

Zakken voor verpakkingsdoeleinden, van weefsel, andere dan die van strippen van polyethyleen of van polypropyleen

ex 6305 20 00, ex 6305 32 90, ex 6305 39 00

 

 

94

Watten van textielstof en artikelen daarvan; textielvezels met een lengte van niet meer dan 5 mm (scheerhaar), noppen van textielstof

5601 10 10, 5601 10 90, 5601 21 10, 5601 21 90, 5601 22 10, 5601 22 91, 5601 22 99, 5601 29 00, 5601 30 00

 

 

95

Vilt en artikelen daarvan, ook indien geïmpregneerd of bekleed, andere dan tapijten

5602 10 19, 5602 10 31, 5602 10 39, 5602 10 90, 5602 21 00, ex 5602 29 00, 5602 90 00, ex 5807 90 10, ex 5905 00 70, 6210 10 10, 6307 90 91

 

 

96

Gebonden textielvlies en artikelen daarvan, ook indien geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen

5603 11 10, 5603 11 90, 5603 12 10, 5603 12 90, 5603 13 10, 5603 13 90, 5603 14 10, 5603 14 90, 5603 91 10, 5603 91 90, 5603 92 10, 5603 92 90, 5603 93 10, 5603 93 90, 5603 94 10, 5603 94 90, ex 5807 90 10, ex 5905 00 70, 6210 10 90, ex 6301 40 90, ex 6301 90 90, 6302 22 10, 6302 32 10, 6302 53 10, 6302 93 10, 6303 92 10, 6303 99 10, ex 6304 19 90, ex 6304 93 00, ex 6304 99 00, ex 6305 32 90, ex 6305 39 00, 6307 10 30, ex 6307 90 99

 

 

97

Geknoopte netten van bindgaren, touw of kabel, in banen of aan het stuk; visnetten van garen, bindgaren of touw, geconfectioneerd

5608 11 11, 5608 11 19, 5608 11 91, 5608 11 99, 5608 19 11, 5608 19 19, 5608 19 30, 5608 19 90, 5608 90 00

 

 

98

Andere artikelen van garen, van bindgaren, van touw of van kabel, andere dan weefsels, artikelen van weefsels en artikelen bedoeld in categorie 97

5609 00 00, 5905 00 10

 

 

99

Weefsels bedekt met lijm of met zetmeelachtige stoffen, van de soort gebruikt voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foedraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels voor steunvormen van hoeden

5901 10 00, 5901 90 00

Linoleum, ook indien in bepaalde vorm gesneden; vloerbedekking, bestaande uit een deklaag of een bekleding op een drager van textiel, ook indien in bepaalde vorm gesneden

5904 10 00, 5904 90 00

Gegummeerde weefsels, andere dan die van brei- of haakwerk, met uitzondering van bandenkoordweefsel

5906 10 00, 5906 99 10, 5906 99 90

Weefsels, anderszins geïmpregneerd of bekleed; beschilderd doek voor theatercoulissen of voor achtergronden van studio's, ander dan bedoeld in categorie 100

5907 00 10, 5907 00 90

 

 

100

Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van bereidingen van cellulosederivaten of van andere kunststoffen

5903 10 10, 5903 10 90, 5903 20 10, 5903 20 90, 5903 90 10, 5903 90 91, 5903 90 99

 

 

101

Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, andere dan die van synthetische vezels

ex 5607 90 90

 

 

109

Dekkleden, zeilen voor schepen en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke

6306 12 00, 6306 19 00, 6306 30 00

 

 

110

Luchtbedden van weefsel

6306 40 00

 

 

111

Kampeerartikelen, andere dan luchtbedden en tenten, van weefsel

6306 91 00, 6306 99 00

 

 

112

Andere geconfectioneerde artikelen van weefsel, met uitzondering van die bedoeld in de categorieën 113 en 114

6307 20 00, ex 6307 90 99

 

 

113

Dweilen, vaatdoeken en stofdoeken, andere dan die van brei- of haakwerk

6307 10 90

 

 

114

Weefsels en artikelen van weefsel, voor technisch gebruik

5902 10 10, 5902 10 90, 5902 20 10, 5902 20 90, 5902 90 10, 5902 90 90, 5908 00 00, 5909 00 10, 5909 00 90, 5910 00 00, 5911 10 00, ex 5911 20 00, 5911 31 11, 5911 31 19, 5911 31 90, 5911 32 10, 5911 32 90, 5911 40 00, 5911 90 10, 5911 90 90

 

 

GROEP IV

115

Garens van vlas of van ramee

5306 10 10, 5306 10 30, 5306 10 50, 5306 10 90, 5306 20 10, 5306 20 90, 5308 90 12, 5308 90 19

 

 

117

Weefsels van vlas of van ramee

5309 11 10, 5309 11 90, 5309 19 00, 5309 21 10, 5309 21 90, 5309 29 00, 5311 00 10, ex 5803 00 90, 5905 00 30

 

 

118

Tafel- en huishoudlinnen, van vlas of van ramee, ander dan dat van brei- of haakwerk

6302 29 10, 6302 39 20, 6302 59 10, ex 6302 59 90, 6302 99 10, ex 6302 99 90

 

 

120

Vitrages, gordijnen en rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes daaronder begrepen, en andere artikelen voor stoffering, van vlas of van ramee, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6303 99 90, 6304 19 30, ex 6304 99 00

 

 

121

Bindgaren, touw of kabel, al dan niet gevlochten, van vlas of van ramee

ex 5607 90 90

 

 

122

Gebruikte zakken voor verpakkingsdoeleinden, van vlas, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6305 90 00

 

 

123

Fluweel, pluche en chenilleweefsel, van vlas of van ramee, andere dan lint

5801 90 10, ex 5801 90 90

Sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen, van vlas of van ramee, andere dan die van brei- of haakwerk

6214 90 90

 

 

GROEP V

124

Synthetische stapelvezels

5501 10 00, 5501 20 00, 5501 30 00, 5501 40 00, 5501 90 00, 5503 11 00, 5503 19 00, 5503 20 00, 5503 30 00, 5503 40 00, 5503 90 10, 5503 90 90, 5505 10 10, 5505 10 30, 5505 10 50, 5505 10 70, 5505 10 90

 

 

125 A

Synthetische continufilamentgarens, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, andere dan de garens bedoeld in categorie 41

ex 5402 44 00, 5402 45 00, 5402 46 00, 5402 47 00

 

 

125 B

Synthetische monofilamenten; strippen en artikelen van dergelijke vorm (bijvoorbeeld kunststro) en imitatiecatgut, van synthetische textielstoffen

5404 11 00, 5404 12 00, 5404 19 00, 5404 90 11, 5404 90 19, 5404 90 90, ex 5604 90 10, ex 5604 90 90

 

 

126

Kunstmatige stapelvezels

5502 00 10, 5502 00 40, 5502 00 80, 5504 10 00, 5504 90 00, 5505 20 00

 

 

127 A

Kunstmatige continufilamentgarens, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, andere dan de garens bedoeld in categorie 42

ex 5403 31 00, ex 5403 32 00, ex 5403 33 00

 

 

127 B

Kunstmatige monofilamenten; strippen en artikelen van dergelijke vorm (bijvoorbeeld kunststro) en imitatiecatgut, van kunstmatige textielstoffen

5405 00 00, ex 5604 90 90

 

 

128

Grof haar, gekaard of gekamd

5105 40 00

 

 

129

Garens van grof haar of van paardenhaar (crin)

5110 00 00

 

 

130 A

Garens van zijde, andere dan de garens van afval van zijde

5004 00 10, 5004 00 90, 5006 00 10

 

 

130 B

Garens van zijde, andere dan die bedoeld in categorie 130 A; poil de Messine (crin de Florence)

5005 00 10, 5005 00 90, 5006 00 90, ex 5604 90 90

 

 

131

Garens van andere plantaardige textielvezels

5308 90 90

 

 

132

Papiergarens

5308 90 50

 

 

133

Garens van hennep

5308 20 10, 5308 20 90

 

 

134

Metaalgarens

5605 00 00

 

 

135

Weefsels van grof haar of van paardenhaar (crin)

5113 00 00

 

 

136

Weefsels van zijde of van afval van zijde

5007 10 00, 5007 20 11, 5007 20 19, 5007 20 21, 5007 20 31, 5007 20 39, 5007 20 41, 5007 20 51, 5007 20 59, 5007 20 61, 5007 20 69, 5007 20 71, 5007 90 10, 5007 90 30, 5007 90 50, 5007 90 90, 5803 00 30, ex 5905 00 90, ex 5911 20 00

 

 

137

Fluweel, pluche, chenilleweefsel en lint, van zijde of van afval van zijde

ex 5801 90 90, ex 5806 10 00

 

 

138

Weefsels van papiergarens of van andere textielvezels, andere dan die van ramee

5311 00 90, ex 5905 00 90

 

 

139

Weefsels van metaaldraad of van metaalgarens

5809 00 00

 

 

140

Brei- en haakwerk aan het stuk, van andere textielstoffen dan van wol of fijn haar, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

ex 6001 10 00, ex 6001 29 00, ex 6001 99 00, 6003 90 00, 6005 90 90, 6006 90 00

 

 

141

Dekens van andere textielstoffen dan van wol of fijn haar, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

ex 6301 90 90

 

 

142

Tapijten van sisal, van andere textielvezels van agaven of van abaca (manillahennep)

ex 5702 39 00, ex 5702 49 00, ex 5702 50 90, ex 5702 99 00, ex 5705 00 90

 

 

144

Vilt van grof haar

5602 10 35, ex 5602 29 00

 

 

145

Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, van abaca (manillahennep) of van hennep

ex 5607 90 20, ex 5607 90 90

 

 

146 A

Bindtouw voor landbouwmachines, van sisal of van andere textielvezels van agaven

ex 5607 21 00

 

 

146 B

Bindgaren, touw en kabel van sisal of van andere textielvezels van agaven, andere dan de producten bedoeld in categorie 146 A

ex 5607 21 00, 5607 29 10, 5607 29 90

 

 

146 C

Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, van jute of van andere bastvezels bedoeld bij post 5303

ex 5607 90 20

 

 

147

Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), ander dan niet gekamd of niet gekaard

ex 5003 00 00

 

 

148 A

Garens van jute of van andere bastvezels bedoeld bij post 5303

5307 10 10, 5307 10 90, 5307 20 00

 

 

148 B

Kokosgarens

5308 10 00

 

 

149

Weefsels van jute of van andere bastvezels , met een breedte van meer dan 150 cm

5310 10 90, ex 5310 90 00

 

 

150

Weefsels van jute of van andere bastvezels, met een breedte van niet meer dan 150 cm; zakken voor verpakkingsdoeleinden, van jute of van andere bastvezels, andere dan gebruikte

5310 10 10, ex 5310 90 00, 5905 00 50, 6305 10 90

 

 

151 A

Tapijten van kokosvezel

5702 20 00

 

 

151 B

Tapijten van jute of van andere bastvezels, andere dan getuft of gevlokt

ex 5702 39 00, ex 5702 49 00, ex 5702 50 90, ex 5702 99 00

 

 

152

Naaldgetouwvilt van jute of van andere bastvezels, niet geïmpregneerd of bekleed, ander dan tapijt

5602 10 11

 

 

153

Gebruikte zakken voor verpakkingsdoeleinden, van jute of van andere bastvezels bedoeld bij post 5303

6305 10 10

 

 

154

Cocons van zijderupsen, geschikt om te worden afgehaspeld

5001 00 00

Ruwe zijde (haspelzijde of grège), niet gemoulineerd

5002 00 00

Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garens en rafelingen daaronder begrepen), niet gekaard en niet gekamd

ex 5003 00 00

Wol, niet gekaard en niet gekamd

5101 11 00, 5101 19 00, 5101 21 00, 5101 29 00, 5101 30 00

Fijn haar en grof haar, niet gekaard en niet gekamd

5102 11 00, 5102 19 10, 5102 19 30, 5102 19 40, 5102 19 90, 5102 20 00

Afval van wol of van fijn of grof haar, afval van garen daaronder begrepen, doch met uitzondering van rafelwol en van rafelingen van haar

5103 10 10, 5103 10 90, 5103 20 10, 5103 20 91, 5103 20 99, 5103 30 00

Rafelwol en rafelingen van fijn of grof haar

5104 00 00

Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas

5301 10 00, 5301 21 00, 5301 29 00, 5301 30 10, 5301 30 90

Ramee en andere plantaardige textielvezels, andere dan kokosvezel en abaca (manillahennep), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval van deze vezels

5305 00 00

Katoen, niet gekaard en niet gekamd

5201 00 10, 5201 00 90

Afval van katoen (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen)

5202 10 00, 5202 91 00, 5202 99 00

Hennep (Cannabis sativa L.), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van hennep

5302 10 00, 5302 90 00

Abaca (manillahennep of Musa textilis Nee), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van abaca

5305 00 00

Jute en andere bastvezels (met uitzondering van vlas, hennep en ramee), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van deze vezels

5303 10 00, 5303 90 00

Andere plantaardige textielvezels, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van deze vezels

5305 00 00

 

 

156

Blouses, pullovers en slip-overs, van brei- of haakwerk, van zijde of van afval van zijde, voor dames of voor meisjes

6106 90 30, ex 6110 90 90

 

 

157

Kleding van brei- of haakwerk, andere dan die van de categorieën 1 tot en met 123 en 156

ex 6101 90 20, ex 6101 90 80, 6102 90 10, 6102 90 90, ex 6103 39 00, ex 6103 49 00, ex 6104 19 90, ex 6104 29 90, ex 6104 39 00, 6104 49 00, ex 6104 69 00, 6105 90 90, 6106 90 50, 6106 90 90, ex 6107 99 00, ex 6108 99 00, 6109 90 90, 6110 90 10, ex 6110 90 90, ex 6111 90 90, ex 6114 90 00

 

 

159

Japonnen, blouses en hemdblouses, van zijde of van afval van zijde, andere dan die van brei- of haakwerk

6204 49 10, 6206 10 00

Sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen, van zijde of van afval van zijde, andere dan die van brei- of haakwerk

6214 10 00

Dassen, strikjes en sjaaldassen, van zijde of van afval van zijde

6215 10 00

 

 

160

Zakdoeken, van zijde of van afval van zijde

ex 6213 90 00

 

 

161

Kleding, andere dan die van brei- of haakwerk en andere dan die bedoeld in de categorieën 1 tot en met 123 en 159

6201 19 00, 6201 99 00, 6202 19 00, 6202 99 00, 6203 19 90, 6203 29 90, 6203 39 90, 6203 49 90, 6204 19 90, 6204 29 90, 6204 39 90, 6204 49 90, 6204 59 90, 6204 69 90, 6205 90 10, ex 6205 90 80, 6206 90 10, 6206 90 90, ex 6211 20 00, ex 6211 39 00, 6211 49 00

 

 

BIJLAGE I A

Categorie

Omschrijving GN-code 2008

Equivalentietabel

stuks/kg

g/stuk

(1)

(2)

(3)

(4)

163 (2)

Gaas en artikelen van gaas, opgemaakt voor de verkoop in het klein

3005 90 31

 

 

BIJLAGE I B

1.

Deze bijlage heeft betrekking op textielgrondstoffen (categorieën 128 en 154), textielwaren met uitzondering van die van wol en fijn haar, katoen en synthetische en kunstmatige vezels, alsmede op synthetische en kunstmatige vezels en filamenten en garens bedoeld in de categorieën 124, 125A, 125B, 126, 127A en 127B.

2.

Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, worden de bewoordingen van de omschrijving van de goederen geacht slechts indicatieve waarde te hebben, aangezien de producten die onder elk van de categorieën vallen, in deze bijlage door de GN-codes worden bepaald. Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door de letters „ex”, betekent dit dat door de GN-code en de desbetreffende omschrijving tezamen wordt bepaald welke producten onder een categorie vallen.

3.

Kleding die niet herkenbaar is als heren- of jongenskleding of als dames- of meisjeskleding, wordt bij laatstgenoemde ingedeeld.

4.

De term „babykleding” omvat kleding tot en met handelsmaat 86.

Categorie

Omschrijving GN-code 2008

Equivalentietabel

stuks/kg

g/stuk

(1)

(2)

(3)

(4)

GROEP I

ex 20

Beddenlinnen, ander dan dat van brei- of haakwerk

ex 6302 29 90, ex 6302 39 90

 

 

ex 32

Fluweel, pluche en chenilleweefsel, alsmede getufte textielstoffen

ex 5802 20 00, ex 5802 30 00

 

 

ex 39

Tafel- en huishoudlinnen, ander dan dat van brei- of haakwerk en ander dan dat bedoeld in categorie 118

ex 6302 59 90, ex 6302 99 90

 

 

GROEP II

ex 12

Kousenbroeken, kousen, onderkousen, sokken, kousenvoetjes en dergelijke artikelen van brei- of haakwerk, andere dan voor baby's

ex 6115 10 90, ex 6115 29 00, ex 6115 30 90, ex 6115 99 00

24,3

41

ex 13

Slips en onderbroeken voor heren of voor jongens en slips voor dames of voor meisjes, van brei- of haakwerk

ex 6107 19 00, ex 6108 29 00, ex 6212 10 10

17

59

ex 14

Overjassen, regenjassen en andere jassen, capes en dergelijke artikelen, van weefsel, voor heren of voor jongens

ex 6210 20 00

0,72

1 389

ex 15

Overjassen, regenjassen en andere jassen, capes en dergelijke artikelen, blazers en andere jasjes, andere dan parka's, van weefsel, voor dames of voor meisjes

ex 6210 30 00

0,84

1 190

ex 18

Onderhemden, slips, onderbroeken, nachthemden, pyjama's, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, andere dan die van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

ex 6207 19 00, ex 6207 29 00, ex 6207 99 90

Onderhemden, onderjurken, onderrokken, slips, nachthemden, pyjama's, negligés, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, andere dan die van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

ex 6208 19 00, ex 6208 29 00, ex 6208 99 00, ex 6212 10 10

 

 

ex 19

Zakdoeken, andere dan die van zijde of van afval van zijde

ex 6213 90 00

59

17

ex 24

Nachthemden, pyjama's, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

ex 6107 29 00

Nachthemden, pyjama's, negligés, badjassen, kamerjassen en dergelijke artikelen, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

ex 6108 39 00

3,9

257

ex 27

Rokken en broekrokken, voor dames of voor meisjes

ex 6104 59 00

2,6

385

ex 28

Lange en korte broeken (andere dan zwembroeken) en zogenaamde Amerikaanse overalls, van brei- of haakwerk

ex 6103 49 00, ex 6104 69 00

1,61

620

ex 31

Bustehouders, van weefsel of van brei- of haakwerk

ex 6212 10 10, ex 6212 10 90

18,2

55

ex 68

Kleding en kledingtoebehoren, met uitzondering van handschoenen en wanten, bedoeld in de categorieën ex 10 en ex 87, en van kousen en sokken, andere dan die van brei- of haakwerk, bedoeld in categorie ex 88, voor baby's

ex 6209 90 90

 

 

ex 73

Trainingspakken van brei- of haakwerk

ex 6112 19 00

1,67

600

ex 78

Kleding van weefsel bedoeld bij de posten 5903, 5906 en 5907, met uitzondering van kleding bedoeld in de categorieën ex 14 en ex 15

ex 6210 40 00, ex 6210 50 00

 

 

ex 83

Kleding van brei- of haakwerk bedoeld bij de posten 5903 en 5907 en skipakken van brei of haakwerk

ex 6112 20 00, ex 6113 00 90

 

 

GROEP III A

ex 38 B

Vitrages, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6303 99 90

 

 

ex 40

Gordijnen (rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes en andere artikelen voor stoffering daaronder begrepen), andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6303 99 90, ex 6304 19 90, ex 6304 99 00

 

 

ex 58

Tapijten, geknoopt of met opgerolde polen, ook indien geconfectioneerd

ex 5701 90 10, ex 5701 90 90

 

 

ex 59

Tapijten, andere dan die bedoeld in de categorieën ex 58, 142 en 151B

ex 5702 10 00, ex 5702 50 90, ex 5702 99 00, ex 5703 90 20, ex 5703 90 80, ex 5704 10 00, ex 5704 90 00, ex 5705 00 90

 

 

ex 60

Tapisserieën, met de hand geweven (zoals gobelins, Vlaamse tapisserieën, aubussons, beauvais en dergelijke) of met de naald vervaardigd (bijvoorbeeld halve kruissteek, kruissteek), met de hand vervaardigd in panelen en dergelijke

ex 5805 00 00

 

 

ex 61

Lint en bolduclint, zijnde lint zonder inslag van aaneengelijmde evenwijdig lopende draden of textielvezels, andere dan etiketten en dergelijke artikelen bedoeld in de categorieën ex 62 en 137 Elastische weefsels en elastisch passementwerk (met uitzondering van brei- of haakwerk), vervaardigd van met rubberdraden verbonden textielstoffen

ex 5806 10 00, ex 5806 20 00, ex 5806 39 00, ex 5806 40 00

 

 

ex 62

Chenillegaren; omwoeld garen (ander dan metaalgaren en omwoeld paardenhaar (crin))

ex 5606 00 91, ex 5606 00 99

Tule, bobinettule en filetweefsel, met uitzondering van weefsel en brei en haakwerk; kant, mechanisch of met de hand vervaardigd, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven

ex 5804 10 11, ex 5804 10 19, ex 5804 10 90, ex 5804 29 10, ex 5804 29 90, ex 5804 30 00

Etiketten, insignes en dergelijke artikelen van textiel, aan het stuk, in banden of gesneden, geweven, niet geborduurd

ex 5807 10 10, ex 5807 10 90

Vlechten, passementwerk en dergelijke versieringsartikelen aan het stuk; eikels, kwasten, pompons en dergelijke artikelen

ex 5808 10 00, ex 5808 90 00

Borduurwerk, aan het stuk, in banden of in de vorm van motieven

ex 5810 10 10, ex 5810 10 90, ex 5810 99 10, ex 5810 99 90

 

 

ex 63

Brei- en haakwerk aan het stuk, van synthetische vezels, bevattende 5 of meer gewichtspercenten elastomeergarens, en brei- en haakwerk aan het stuk, bevattende 5 of meer gewichtspercenten rubberdraden

ex 5906 91 00, ex 6002 40 00, ex 6002 90 00, ex 6004 10 00, ex 6004 90 00

 

 

ex 65

Brei- of haakwerk aan het stuk, ander dan bedoeld in categorie ex 63

ex 5606 00 10, ex 6002 40 00, ex 6004 10 00

 

 

ex 66

Dekens, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6301 10 00, ex 6301 90 90

 

 

GROEP III B

ex 10

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, van brei- of haakwerk

ex 6116 10 20, ex 6116 10 80, ex 6116 99 00

17 paar

59

ex 67

Kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk, ander dan voor baby's; huishoudlinnen van alle soorten, van brei- of haakwerk; vitrages, gordijnen en rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes daaronder begrepen, en andere artikelen voor stoffering, van brei- of haakwerk; dekens van brei- of haakwerk; andere artikelen van brei- of haakwerk, delen van kleding of van kledingtoebehoren daaronder begrepen

ex 5807 90 90, ex 6113 00 10, ex 6117 10 00, ex 6117 80 10, ex 6117 80 80, ex 6117 90 00, ex 6301 90 10, ex 6302 10 00, ex 6302 40 00, ex 6303 19 00, ex 6304 11 00, ex 6304 91 00, ex 6307 10 10, ex 6307 90 10

 

 

ex 69

Onderjurken en onderrokken, van brei- of haakwerk, voor dames of voor meisjes

ex 6108 19 00

7,8

128

ex 72

Badpakken en zwembroeken

ex 6112 39 10, ex 6112 39 90, ex 6112 49 10, ex 6112 49 90, ex 6211 11 00, ex 6211 12 00

9,7

103

ex 75

Kostuums en ensembles, van brei- of haakwerk, voor heren of voor jongens

ex 6103 10 10, ex 6103 10 90, ex 6103 29 00

0,80

1 250

ex 85

Dassen, strikjes en sjaaldassen, andere dan die van brei- of haakwerk en andere dan die bedoeld in categorie 159

ex 6215 90 00

17,9

56

ex 86

Korsetten, jarretelgordels, bretels, jarretelles, kousenbanden en dergelijke artikelen, alsmede delen daarvan, ook indien van brei- of haakwerk

ex 6212 20 00, ex 6212 30 00, ex 6212 90 00

8,8

114

ex 87

Handschoenen (met of zonder vingers) en wanten, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6209 90 90, ex 6216 00 00

 

 

ex 88

Kousen, sokken en kousenvoetjes, niet van brei- of haakwerk; ander kledingtoebehoren en delen van kleding of van kledingtoebehoren, andere dan voor baby's en andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6209 90 90, ex 6217 10 00, ex 6217 90 00

 

 

ex 91

Tenten

ex 6306 29 00

 

 

ex 94

Watten van textielstof en artikelen daarvan; textielvezels met een lengte van niet meer dan 5 mm (scheerhaar), noppen van textielstof

ex 5601 10 90, ex 5601 29 00, ex 5601 30 00

 

 

ex 95

Vilt en artikelen daarvan, ook indien geïmpregneerd of bekleed, andere dan tapijten

ex 5602 10 19, ex 5602 10 39, ex 5602 10 90, ex 5602 29 00, ex 5602 90 00, ex 5807 90 10, ex 6210 10 10, ex 6307 90 91

 

 

ex 97

Geknoopte netten van bindgaren, touw of kabel, in banen of aan het stuk; visnetten van garen, bindgaren of touw, geconfectioneerd

ex 5608 90 00

 

 

ex 98

Andere artikelen van garen, van bindgaren, van touw of van kabel, andere dan weefsels, artikelen van weefsels en artikelen bedoeld in categorie 97

ex 5609 00 00, ex 5905 00 10

 

 

ex 99

Weefsels bedekt met lijm of met zetmeelachtige stoffen, van de soort gebruikt voor het boekbinden, voor het kartonneren, voor foedraalwerk of voor dergelijk gebruik; calqueerlinnen en tekenlinnen; schilderdoek; stijflinnen (buckram) en dergelijke weefsels voor steunvormen van hoeden

ex 5901 10 00, ex 5901 90 00

Linoleum, ook indien in bepaalde vorm gesneden; vloerbedekking, bestaande uit een deklaag of een bekleding op een drager van textiel, ook indien in bepaalde vorm gesneden

ex 5904 10 00, ex 5904 90 00

Gegummeerde weefsels, andere dan die van brei- of haakwerk, met uitzondering van bandenkoordweefsel

ex 5906 10 00, ex 5906 99 10, ex 5906 99 90

Weefsels, anderszins geïmpregneerd of bekleed; beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik, andere dan dat bedoeld in categorie ex 100

ex 5907 00 10, ex 5907 00 90

 

 

ex 100

Weefsels, geïmpregneerd, bekleed of bedekt met, dan wel met inlagen van bereidingen van cellulosederivaten of van andere kunststoffen

ex 5903 10 10, ex 5903 10 90, ex 5903 20 10, ex 5903 20 90, ex 5903 90 10, ex 5903 90 91, ex 5903 90 99

 

 

ex 109

Dekkleden, zeilen voor schepen en zonneschermen voor winkelpuien en dergelijke

ex 6306 19 00, ex 6306 30 00

 

 

ex 110

Luchtbedden van weefsel

ex 6306 40 00

 

 

ex 111

Kampeerartikelen, andere dan luchtbedden en tenten, van weefsel

ex 6306 99 00

 

 

ex 112

Andere geconfectioneerde artikelen van weefsel, met uitzondering van die van de categorieën ex 113 en ex 114

ex 6307 20 00, ex 6307 90 99

 

 

ex 113

Dweilen, vaatdoeken en stofdoeken, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6307 10 90

 

 

ex 114

Weefsels en artikelen van weefsel, voor technisch gebruik, andere dan die bedoeld in categorie 136

ex 5908 00 00, ex 5909 00 90, ex 5910 00 00, ex 5911 10 00, ex 5911 31 19, ex 5911 31 90, ex 5911 32 10, ex 5911 32 90, ex 5911 40 00, ex 5911 90 10, ex 5911 90 90

 

 

GROEP IV

115

Garens van vlas of van ramee

5306 10 10, 5306 10 30, 5306 10 50, 5306 10 90, 5306 20 10, 5306 20 90, 5308 90 12, 5308 90 19

 

 

117

Weefsels van vlas of van ramee

5309 11 10, 5309 11 90, 5309 19 00, 5309 21 10, 5309 21 90, 5309 29 00, 5311 00 10, ex 5803 00 90, 5905 00 30

 

 

118

Tafel- en huishoudlinnen, van vlas of van ramee, ander dan dat van brei- of haakwerk

6302 29 10, 6302 39 20, 6302 59 10, ex 6302 59 90, 6302 99 10, ex 6302 99 90

 

 

120

Vitrages, gordijnen en rolgordijnen, bed- en gordijnvalletjes daaronder begrepen, en andere artikelen voor stoffering, van vlas of van ramee, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6303 99 90, 6304 19 30, ex 6304 99 00

 

 

121

Bindgaren, touw of kabel, al dan niet gevlochten, van vlas of van ramee

ex 5607 90 90

 

 

122

Gebruikte zakken voor verpakkingsdoeleinden, van vlas, andere dan die van brei- of haakwerk

ex 6305 90 00

 

 

123

Fluweel, pluche en chenilleweefsel, van vlas of van ramee, andere dan lint

5801 90 10, ex 5801 90 90

Sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen, van vlas of van ramee, andere dan die van brei- of haakwerk

6214 90 90

 

 

GROEP V

124

Synthetische stapelvezels

5501 10 00, 5501 20 00, 5501 30 00, 5501 40 00, 5501 90 00, 5503 11 00, 5503 19 00, 5503 20 00, 5503 30 00, 5503 40 00, 5503 90 10, 5503 90 90, 5505 10 10, 5505 10 30, 5505 10 50, 5505 10 70, 5505 10 90

 

 

125 A

Synthetische continufilamentgarens, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein

ex 5402 44 00, 5402 45 00, 5402 46 00, 5402 47 00

 

 

125 B

Synthetische monofilamenten; strippen en artikelen van dergelijke vorm (bijvoorbeeld kunststro) en imitatiecatgut, van synthetische textielstoffen

5404 11 00, 5404 12 00, 5404 19 00, 5404 90 11, 5404 90 19, 5404 90 90, ex 5604 90 10, ex 5604 90 90

 

 

126

Kunstmatige stapelvezels

5502 00 10, 5502 00 40, 5502 00 80, 5504 10 00, 5504 90 00, 5505 20 00

 

 

127 A

Kunstmatige continufilamentgarens, niet opgemaakt voor de verkoop in het klein, eendraadsgarens van viscoserayon, niet getwist of met een twist van niet meer dan 250 toeren per meter en niet-getextureerde eendraadsgarens van celluloseacetaat

ex 5403 31 00, ex 5403 32 00, ex 5403 33 00

 

 

127 B

Kunstmatige monofilamenten; strippen en artikelen van dergelijke vorm (bijvoorbeeld kunststro) en imitatiecatgut, van kunstmatige textielstoffen

5405 00 00, ex 5604 90 90

 

 

128

Grof haar, gekaard of gekamd

5105 40 00

 

 

129

Garens van grof haar of van paardenhaar (crin)

5110 00 00

 

 

130 A

Garens van zijde, andere dan de garens van afval van zijde

5004 00 10, 5004 00 90, 5006 00 10

 

 

130 B

Garens van zijde, andere dan die bedoeld in categorie 130 A; poil de Messine (crin de Florence)

5005 00 10, 5005 00 90, 5006 00 90, ex 5604 90 90

 

 

131

Garens van andere plantaardige textielvezels

5308 90 90

 

 

132

Papiergarens

5308 90 50

 

 

133

Garens van hennep

5308 20 10, 5308 20 90

 

 

134

Metaalgarens

5605 00 00

 

 

135

Weefsels van grof haar of van paardenhaar (crin)

5113 00 00

 

 

136 A

Weefsels van zijde of van afval van zijde, andere dan ongebleekt, ontgomd of gebleekt

5007 20 19, ex 5007 20 31, ex 5007 20 39, ex 5007 20 41, 5007 20 59, 5007 20 61, 5007 20 69, 5007 20 71, 5007 90 30, 5007 90 50, 5007 90 90

 

 

136 B

Weefsels van zijde of van afval van zijde, andere dan die bedoeld in categorie 136A

ex 5007 10 00, 5007 20 11, 5007 20 21, ex 5007 20 31, ex 5007 20 39, 5007 20 41, 5007 20 51, 5007 90 10, ex 5803 00 30, ex 5905 00 90, ex 5911 20 00

 

 

137

Fluweel, pluche, chenilleweefsel en lint, van zijde of van afval van zijde

ex 5801 90 90, ex 5806 10 00

 

 

138

Weefsels van papiergarens of van andere textielvezels, andere dan die van ramee

5311 00 90, ex 5905 00 90

 

 

139

Weefsels van metaaldraad of van metaalgarens

5809 00 00

 

 

140

Brei- en haakwerk aan het stuk, van andere textielstoffen dan van wol of fijn haar, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

ex 6001 10 00, ex 6001 29 00, ex 6001 99 00, 6003 90 00, 6005 90 90, 6006 90 00

 

 

141

Dekens van andere textielstoffen dan van wol of fijn haar, van katoen of van synthetische of kunstmatige vezels

ex 6301 90 90

 

 

142

Tapijten van sisal, van andere textielvezels van agaven of van abaca (manillahennep)

ex 5702 39 00, ex 5702 49 00, ex 5702 50 90, ex 5702 99 00, ex 5705 00 90

 

 

144

Vilt van grof haar

5602 10 35, ex 5602 29 00

 

 

145

Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, van abaca (manillahennep) of van hennep

ex 5607 90 20, ex 5607 90 90

 

 

146 A

Bindtouw voor landbouwmachines, van sisal of van andere textielvezels van agaven

ex 5607 21 00

 

 

146 B

Bindgaren, touw en kabel van sisal of van andere textielvezels van agaven, andere dan de producten bedoeld in categorie 146 A

ex 5607 21 00, 5607 29 10, 5607 29 90

 

 

146 C

Bindgaren, touw en kabel, al dan niet gevlochten, van jute of van andere bastvezels bedoeld bij post 5303

ex 5607 90 20

 

 

147

Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), ander dan niet gekamd of niet gekaard

ex 5003 00 00

 

 

148 A

Garens van jute of van andere bastvezels bedoeld bij post 5303

5307 10 10, 5307 10 90, 5307 20 00

 

 

148 B

Kokosgarens

5308 10 00

 

 

149

Weefsels van jute of van andere bastvezels , met een breedte van meer dan 150 cm

5310 10 90, ex 5310 90 00

 

 

150

Weefsels van jute of van andere bastvezels, met een breedte van niet meer dan 150 cm; zakken voor verpakkingsdoeleinden, van jute of van andere bastvezels, andere dan gebruikte

5310 10 10, ex 5310 90 00, 5905 00 50, 6305 10 90

 

 

151 A

Tapijten van kokosvezel

5702 20 00

 

 

151 B

Tapijten van jute of van andere bastvezels, andere dan getuft of gevlokt

ex 5702 39 00, ex 5702 49 00, ex 5702 50 90, ex 5702 99 00

 

 

152

Naaldgetouwvilt van jute of van andere bastvezels, niet geïmpregneerd of bekleed, ander dan tapijt

5602 10 11

 

 

153

Gebruikte zakken voor verpakkingsdoeleinden, van jute of van andere bastvezels bedoeld bij post 5303

6305 10 10

 

 

154

Cocons van zijderupsen, geschikt om te worden afgehaspeld

5001 00 00

Ruwe zijde (haspelzijde of grège), niet gemoulineerd

5002 00 00

Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garens en rafelingen daaronder begrepen), niet gekaard en niet gekamd

ex 5003 00 00

Wol, niet gekaard en niet gekamd

5101 11 00, 5101 19 00, 5101 21 00, 5101 29 00, 5101 30 00

Fijn haar en grof haar, niet gekaard en niet gekamd

5102 11 00, 5102 19 10, 5102 19 30, 5102 19 40, 5102 19 90, 5102 20 00

Afval van wol of van fijn of grof haar, afval van garen daaronder begrepen, doch met uitzondering van rafelwol en van rafelingen van haar

5103 10 10, 5103 10 90, 5103 20 10, 5103 20 91, 5103 20 99, 5103 30 00

Rafelwol en rafelingen van fijn of grof haar

5104 00 00

Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van vlas

5301 10 00, 5301 21 00, 5301 29 00, 5301 30 10, 5301 30 90

Ramee en andere plantaardige textielvezels, andere dan kokosvezel en abaca (manillahennep), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval van deze vezels

5305 00 00

Katoen, niet gekaard en niet gekamd

5201 00 10, 5201 00 90

Afval van katoen (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen)

5202 10 00, 5202 91 00, 5202 99 00

Hennep (Cannabis sativa L.), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van hennep

5302 10 00, 5302 90 00

Abaca (manillahennep of Musa textilis Nee), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van abaca

5305 00 00

Jute en andere bastvezels (met uitzondering van vlas, hennep en ramee), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van deze vezels

5303 10 00, 5303 90 00

Andere plantaardige textielvezels, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), van deze vezels

5305 00 00

 

 

156

Blouses, pullovers en slip-overs, van brei- of haakwerk, van zijde of van afval van zijde, voor dames of voor meisjes

6106 90 30, ex 6110 90 90

 

 

157

Kleding van brei- of haakwerk, met uitzondering van kleding bedoeld in de categorieën ex 10, ex 12, ex 13, ex 24, ex 27, ex 28, ex 67, ex 69, ex 72, ex 73, ex 75, ex 83 en 156

ex 6101 90 20, ex 6101 90 80, 6102 90 10, 6102 90 90, ex 6103 39 00, ex 6103 49 00, ex 6104 19 90, ex 6104 29 90, ex 6104 39 00, 6104 49 00, ex 6104 69 00, 6105 90 90, 6106 90 50, 6106 90 90, ex 6107 99 00, ex 6108 99 00, 6109 90 90, 6110 90 10, ex 6110 90 90, ex 6111 90 90, ex 6114 90 00

 

 

159

Japonnen, blouses en hemdblouses, van zijde of van afval van zijde, andere dan die van brei- of haakwerk

6204 49 10, 6206 10 00

Sjaals, sjerpen, hoofddoeken en halsdoeken, mantilles, sluiers, voiles en dergelijke artikelen, van zijde of van afval van zijde, andere dan die van brei- of haakwerk

6214 10 00

Dassen, strikjes en sjaaldassen, van zijde of van afval van zijde

6215 10 00

 

 

160

Zakdoeken, van zijde of van afval van zijde

ex 6213 90 00

 

 

161

Kleding, niet van brei- of haakwerk, met uitzondering van kleding bedoeld in de categorieën ex 14, ex 15, ex 18, ex 31, ex 68, ex 72, ex 78, ex 86, ex 87, ex 88 en 159

6201 19 00, 6201 99 00, 6202 19 00, 6202 99 00, 6203 19 90, 6203 29 90, 6203 39 90, 6203 49 90, 6204 19 90, 6204 29 90, 6204 39 90, 6204 49 90, 6204 59 90, 6204 69 90, 6205 90 10, ex 6205 90 80, 6206 90 10, 6206 90 90, ex 6211 20 00, ex 6211 39 00, 6211 49 00

 

 


(1)  NB: Betreft alleen de categorieën 1 tot en met 114, behalve voor Belarus, Rusland, Oekraïne, Oezbekistan en Servië, waarvoor de categorieën 1 tot en met 161 gelden.

(2)  Geldt alleen voor invoer uit China.


BIJLAGE II

Bijlage II komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE II

LIJST VAN EXPORTERENDE LANDEN BEDOELD IN ARTIKEL 1

Belarus

China

Oekraïne

Oezbekistan

Rusland

Servië”


BIJLAGE III

Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 28, lid 6, komt als volgt te luiden:

„6.   Dit volgnummer is als volgt samengesteld:

twee letters om het land van uitvoer als volgt aan te geven:

Belarus

=

BY

China

=

CN

Servië

=

RS

Oezbekistan

=

UZ

twee letters die de beoogde lidstaat van bestemming, of de groep van dergelijke lidstaten, aangeven:

AT

=

Oostenrijk

BG

=

Bulgarije

BL

=

Benelux

CY

=

Cyprus

CZ

=

Tsjechië

DE

=

Duitsland

DK

=

Denemarken

EE

=

Estland

GR

=

Griekenland

ES

=

Spanje

FI

=

Finland

FR

=

Frankrijk

GB

=

Verenigd Koninkrijk

HU

=

Hongarije

IE

=

Ierland

IT

=

Italië

LT

=

Litouwen

LV

=

Letland

MT

=

Malta

PL

=

Polen

PT

=

Portugal

RO

=

Roemenië

SE

=

Zweden

SI

=

Slovenië

SK

=

Slowakije

een cijfer dat het contingentjaar of, in geval van de in tabel A van deze bijlage vermelde producten, het jaar van registratie van de uitvoer aangeeft, overeenkomend met het laatste cijfer van het betrokken jaar, bijvoorbeeld „8” voor 2008 en „9” voor 2009;

een getal van twee cijfers dat het kantoor van afgifte in het land van uitvoer aangeeft;

een uit vijf cijfers bestaand volgnummer (uit de reeks van 00001 tot en met 99999) dat aan de lidstaat van bestemming wordt toegekend.”


BIJLAGE IV

Bijlage V komt als volgt te luiden:

BIJLAGE V

KWANTITATIEVE MAXIMA VAN DE GEMEENSCHAP

a)   toepasselijk voor 2008

Belarus

Categorie

Eenheid

Contingent

Groep IA

1

ton

1 586

2

ton

7 307

3

ton

242

Groep IB

4

1 000 stuks

1 839

5

1 000 stuks

1 105

6

1 000 stuks

1 705

7

1 000 stuks

1 377

8

1 000 stuks

1 160

Groep IIA

9

ton

363

20

ton

329

22

ton

524

23

ton

255

39

ton

241

Groep IIB

12

1 000 paar

5 959

13

1 000 stuks

2 651

15

1 000 stuks

1 726

16

1 000 stuks

186

21

1 000 stuks

930

24

1 000 stuks

844

26/27

1 000 stuks

1 117

29

1 000 stuks

468

73

1 000 stuks

329

83

ton

184

Groep IIIA

33

ton

387

36

ton

1 312

37

ton

463

50

ton

207

Groep IIIB

67

ton

359

74

1 000 stuks

377

90

ton

208

Groep IV

115

ton

322

117

ton

2 543

118

ton

471

b)   toepasselijk voor 2005, 2006 en 2007

(De volledige omschrijving van de goederen is in bijlage I opgenomen)

Overeengekomen hoeveelheden

Derde land

Categorie

Eenheid

11 juni tot en met 31 december 2005 (1)

2006

2007

CHINA

GROEP IA

2 (met inbegrip van 2a)

 

ton

20 212

61 948

70 636

GROEP IB

 

4 (2)

1 000 stuks

161 255

540 204

595 624

5

1 000 stuks

118 783

189 719

220 054

6

1 000 stuks

124 194

338 923

388 528

7

1 000 stuks

26 398

80 493

90 829

GROEP IIA

 

20

ton

6 451

15 795

18 518

39

ton

5 521

12 349

14 862

GROEP IIB

 

26

1 000 stuks

8 096

27 001

29 736

31

1 000 stuks

108 896

219 882

250 209

GROEP IV

 

115

ton

2 096

4 740

5 347

Aanhangsel A bij bijlage V

Categorie

Derde land

Opmerkingen

4

China

Voor het afboeken van de uitvoer op de overeengekomen kwantitatieve maxima mogen vijf kledingstukken van een handelsmaat van ten hoogste 130 cm (andere dan voor baby's) worden gelijkgesteld met drie kledingstukken van een handelsmaat van meer dan 130 cm, tot ten hoogste 5 % van de kwantitatieve maxima.

Voor deze kledingstukken moet in vak 9 van de uitvoervergunning worden vermeld: „De omrekeningscoëfficiënt voor kledingstukken van een handelsmaat van ten hoogste 130 cm moet worden toegepast”.


(1)  Er zijn geen kwantitatieve maxima van toepassing op goederen die vóór 11 juni 2005 naar de EU zijn verzonden, maar die op of na die datum voor het vrije verkeer in de EU worden aangegeven. Voor die goederen worden automatisch, en zonder toepassing van kwantitatieve maxima, invoervergunningen afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, wanneer ten genoegen van deze autoriteiten wordt aangetoond, bij voorbeeld aan de hand van het cognossement, dat de goederen vóór die datum naar de EU zijn verzonden en op overlegging van een ondertekende verklaring van de importeur in die zin. In afwijking van artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3030/93 worden ook vóór 11 juni 2005 verzonden goederen tot het vrije verkeer toegelaten als een toezichtdocument wordt overgelegd dat is afgegeven overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2 bis, van Verordening (EEG) nr. 3030/93.

Voor goederen die zijn verzonden van 11 juni tot en met 12 juli 2005 wordt automatisch een invoervergunning afgegeven; deze kan niet worden geweigerd omdat er binnen de kwantitatieve maxima voor 2005 geen hoeveelheden beschikbaar zouden zijn. De invoer van alle vanaf 11 juni 2005 verzonden goederen wordt evenwel afgeboekt van de kwantitatieve maxima voor 2005.

Voor de afgifte van een invoervergunning behoeft geen overeenkomstige uitvoervergunning te worden overgelegd voor goederen die naar de EU zijn verzonden voordat China een systeem van uitvoervergunningen had opgezet (20 juli 2005).

Aanvragen om vergunningen voor de invoer, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening, van goederen die van 11 juni 2005 tot en met 19 juli 2005 zijn verzonden, moeten uiterlijk 20 september 2005 bij de bevoegde autoriteiten van een lidstaat zijn ingediend.

Goederen die voor 12 juli zijn verzonden, behoeven niet rechtstreeks naar de EU te zijn verzonden om in aanmerking te komen voor vrijstelling van de kwantitatieve maxima, hoewel de bevoegde autoriteiten van de EU deze vrijstelling kunnen weigeren indien er redenen zijn om aan te nemen dat zij voor 12 juli naar een andere bestemming zijn verzonden om de bepalingen van deze verordening te ontduiken, wanneer deze verzending niet in overeenstemming was met normale handelspraktijken of geen zuiver logistieke redenen had. Het wordt als in overeenstemming met normale handelspraktijken beschouwd wanneer goederen naar distributiecentra van importeurs zijn gezonden, wanneer de importeur een contract of creditnota kan overleggen waarvan de datum voor de datum van verzending ligt, of wanneer de goederen binnen een redelijk korte termijn buiten China op een ander vervoermiddel zijn overgeladen.

De overeengekomen hoeveelheden zijn bij de verordening verhoogd om de afgifte van invoervergunningen mogelijk te maken voor goederen die van 13 tot en met 19 juli 2005 naar de EU zijn verzonden, of voor goederen die na 20 juli 2005 naar de EU zijn verzonden met een geldige Chinese uitvoervergunning maar waarvan de hoeveelheden de overeengekomen hoeveelheden overschrijden die bij Verordening (EG) nr. 1084/2005 (PB L 177 van 9.7.2005, blz. 19) zijn aangebracht in bijlage V bij Verordening (EEG) nr. 3030/93.

Mochten van 13 tot en met 19 juli 2005 naar de EU verzonden goederen deze hoeveelheden overschrijden, dan kan de Commissie de afgifte van extra invoervergunningen toestaan, nadat zij het Comité Textielproducten daarvan in kennis heeft gesteld en nadat zij overeenkomstig bijlage VIII 2 072 924 kg producten van categorie 2 heeft overgeboekt.

(2)  Zie aanhangsel A.


BIJLAGE V

De tabel in bijlage VII komt als volgt te luiden:

„TABEL

KWANTITATIEVE MAXIMA VAN DE GEMEENSCHAP VOOR WEDERINVOER IN HET KADER VAN HET PASSIEVE VEREDELINGSVERKEER

a)   toepasselijk voor 2008

Belarus

Categorie

Eenheid

Vanaf 1 januari 2008

Groep IB

4

1 000 stuks

6 190

5

1 000 stuks

8 628

6

1 000 stuks

11 508

7

1 000 stuks

8 638

8

1 000 stuks

2 941

Groep IIB

12

1 000 paar

5 815

13

1 000 stuks

911

15

1 000 stuks

5 044

16

1 000 stuks

1 027

21

1 000 stuks

3 356

24

1 000 stuks

864

26/27

1 000 stuks

4 206

29

1 000 stuks

1 705

73

1 000 stuks

6 535

83

ton

868

Groep IIIB

74

1 000 stuks

1 140

b)   toepasselijk voor 2005, 2006 en 2007

CHINA

 

Overeengekomen hoeveelheden

11 juni 2005 tot en met 31 december 2005 (1)

2006

2007

GROEP IB

 

4

1 000 stuks

208

408

450

5

1 000 stuks

453

886

977

6

1 000 stuks

1 642

3 216

3 589

7

1 000 stuks

439

860

970

GROEP IIB

 

26

1 000 stuks

791

1 550

1 707

31

1 000 stuks

6 301

12 341

13 681


(1)  Textielproducten die vóór 11 juni 2005 voor veredeling vanuit de EU naar de Volksrepubliek China zijn verzonden en die na die datum weer worden ingevoerd komen, op overlegging van voldoende bewijsmateriaal, zoals de aangiften ten uitvoer, voor deze bepalingen in aanmerking”


RICHTLIJNEN

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/43


RICHTLIJN 2008/14/EG VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot wijziging van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad inzake cosmetische producten met het oog op de aanpassing van bijlage III aan de technische vooruitgang

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische producten (1), en met name op artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 76/768/EEG verbiedt het gebruik in cosmetische producten van stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting (hierna „CMR” genoemd) zijn ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 van bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (2). Het gebruik van stoffen die bij Richtlijn 67/548/EEG in categorie 3 zijn ingedeeld, mag echter worden toegestaan, indien zij door het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten (WCC) zijn beoordeeld en goedgekeurd.

(2)

Aangezien het WCC van mening is dat glyoxal, een stof die in bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG als CMR-stof van categorie 3 is ingedeeld, een verwaarloosbaar risico vormt wanneer het in een gehalte van maximaal 100 ppm in cosmetische producten voorkomt, moet bijlage III bij Richtlijn 76/768/EEG dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Richtlijn 76/768/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om te zorgen voor een vlotte overgang van de bestaande formules van cosmetische producten naar formules die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn, moet in passende overgangsperioden worden voorzien.

(5)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel 1 van bijlage III bij Richtlijn 76/768/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat producten die niet aan deze richtlijn voldoen, niet aan de eindverbruiker worden verkocht of geleverd na 16 februari 2009.

Artikel 3

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 16 augustus 2008 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 16 november 2008.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/67/EG van de Commissie (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 22).

(2)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/121/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 849); gerectificeerd in PB L 136 van 29.5.2007, blz. 281.


BIJLAGE

In deel 1 van bijlage III bij Richtlijn 76/768/EEG worden de volgende gegevens voor glyoxal toegevoegd:

Referentienummer

Stof

Grenzen

Gebruiksvoorwaarden en waarschuwingen die op het etiket dienen te worden vermeld

Toepassingsgebied en/of gebruik

Maximaal toelaatbare concentratie in het cosmetische eindproduct

Andere beperkingen en eisen

a

b

c

d

e

f

„102

Glyoxal

Glyoxal (INCI)

CAS No 107-22-2

EINECS No 203-474-9

 

100 mg/kg”

 

 


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/45


RICHTLIJN 2008/15/EG VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde clothianidine als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1896/2000 (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Clothianidine is in die lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2032/2003 is clothianidine overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Duitsland is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 10, leden 5 en 7, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 op 15 december 2005 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 21 juni 2007 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Bij de beoordeling van clothianidine zijn geen onbeantwoorde vragen of zorgwekkende aspecten naar voren gekomen die door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's moeten worden besproken.

(6)

Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en clothianidine bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Er zijn evenwel onaanvaardbare risico's gesignaleerd bij het gebruik in openlucht van behandeld hout dat niet in contact komt met de bodem of met water. Clothianidine dient derhalve in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG te worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en clothianidine bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken. Alvorens toelatingen kunnen worden verleend voor producten die bestemd zijn voor de behandeling van hout dat in openlucht zal worden gebruikt, moeten gegevens worden ingediend die aantonen dat die producten zonder onaanvaardbaar risico voor het milieu kunnen worden gebruikt.

(7)

Gezien de conclusies van het beoordelingsverslag moet worden vereist dat bij de toelating van producten die clothianidine bevatten en als houtconserveringsmiddel worden gebruikt, risicobeperkende maatregelen worden voorgeschreven teneinde te garanderen dat de risico's overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI van Richtlijn 98/8/EG tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt. Speciale aandacht dient uit te gaan naar maatregelen die gericht zijn op bescherming van de bodem, het oppervlaktewater en het grondwater, aangezien bij de beoordeling van het ingediende dossier onaanvaardbare risico's voor deze milieucompartimenten in samenhang met bepaalde toepassingen zijn gesignaleerd.

(8)

Niet alle mogelijke toepassingen zijn op Gemeenschapsniveau beoordeeld. Daarom is het passend dat de lidstaten de risico's beoordelen voor de milieucompartimenten en bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen, en dat zij er bij de verlening van toelatingen voor producten zorg voor dragen dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico's tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

(9)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof clothianidine bevatten, te waarborgen en tevens het goede functioneren van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(10)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), punt ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(11)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 8 die clothianidine bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(12)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 februari 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/70/EG van de Commissie (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 26).

(2)  PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1849/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 63).


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 3” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„3

clothianidine

(E)-1-(2-chloor-1,3-thiazool-5-ylmethyl)-3-methyl-2-nitroguanidine

EC-nr.: 433-460-1

CAS-nr.: 210880-92-5

950 g/kg

1 februari 2010

31 januari 2012

31 januari 2020

8

Wanneer de lidstaten een aanvraag tot toelating van een product beoordelen overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI, beoordelen zij de toepassings en/of blootstellingsscenario's en/of de mogelijk aan dit product blootgestelde bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen. Wanneer de lidstaten toelating verlenen voor een product, beoordelen zij de risico's en zien zij er vervolgens op toe dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico's te beperken. Er kan voor een product alleen toelating worden verleend als uit de aanvraag blijkt dat de risico's tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

Gelet op de voor de bodem, het oppervlaktewater en het grondwater gesignaleerde risico's kan geen toelating worden verleend voor producten voor de behandeling van hout dat bestemd is voor gebruik in openlucht, tenzij gegevens worden ingediend die aantonen dat het product voldoet aan de eisen van artikel 5 en bijlage VI, in voorkomend geval bij toepassing van adequate risicobeperkende maatregelen. Met name moet op de etiketten en/of veiligheidsinformatiebladen van producten die voor industrieel gebruik worden toegelaten, worden vermeld dat pas behandeld hout na de behandeling op een ondoordringbare harde ondergrond moet worden opgeslagen om rechtstreekse verliezen naar de bodem te voorkomen en dat verliezen met het oog op hergebruik of verwijdering moeten worden opgevangen.”


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/48


RICHTLIJN 2008/16/EG VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2008

tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde etofenprox als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1896/2000 (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. Etofenprox is in die lijst opgenomen.

(2)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2032/2003 is etofenprox overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 8 (houtconserveringsmiddelen), zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG.

(3)

Oostenrijk is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 10, leden 5 en 7, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 op 11 oktober 2005 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 21 juni 2006 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Bij de beoordeling van etofenprox zijn geen onbeantwoorde vragen of zorgwekkende aspecten naar voren gekomen die door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's moeten worden besproken.

(6)

Uit de verschillende uitgevoerde onderzoeken blijkt dat van biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en etofenprox bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen. Van een aanvaardbaar risico voor de menselijke gezondheid is evenwel alleen sprake in het geval van seizoengebonden en intermitterend gebruik (hoogstens 3 maanden per jaar). Etofenprox dient derhalve in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG te worden opgenomen om ervoor te zorgen dat in alle lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG toelatingen voor biociden die als houtconserveringsmiddel worden gebruikt en etofenprox bevatten, kunnen worden verleend, gewijzigd of ingetrokken. Alvorens toelatingen kunnen worden verleend voor producten die bestemd zijn om het hele jaar door te worden gebruikt, moeten gegevens worden ingediend over de absorptie via de huid die aantonen dat die producten zonder onaanvaardbaar risico voor de menselijke gezondheid kunnen worden gebruikt.

(7)

Gezien de bevindingen in het beoordelingsverslag, met name het geconstateerde risico voor werknemers, moet worden voorgeschreven dat bij het gebruik van producten die etofenprox bevatten en voor industrieel gebruik als houtconserveringsmiddel bedoeld zijn, adequate persoonlijke beschermingsmiddelen worden gedragen.

(8)

Niet alle mogelijke toepassingen zijn op Gemeenschapsniveau beoordeeld. Daarom is het passend dat de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de risico's voor de milieucompartimenten en bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen, en dat zij er bij de verlening van toelatingen voor producten zorg voor dragen dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico's tot een aanvaardbaar niveau te beperken.

(9)

Het is belangrijk dat de bepalingen van deze richtlijn in alle lidstaten tegelijkertijd worden toegepast teneinde een gelijke behandeling van biociden die op de markt zijn en als werkzame stof etofenprox bevatten, te waarborgen en tevens het goede functioneren van de markt voor biociden in het algemeen te vergemakkelijken.

(10)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt opgenomen, teneinde de lidstaten en de betrokken partijen de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit met zich meebrengt te voldoen en om ervoor te zorgen dat aanvragers die dossiers hebben samengesteld volledig kunnen profiteren van de periode van tien jaar voor gegevensbescherming die overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder c), punt ii), van Richtlijn 98/8/EG op de datum van opneming ingaat.

(11)

Na de opneming moeten de lidstaten een redelijke periode krijgen voor de uitvoering van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 98/8/EG en met name voor de verlening, wijziging of intrekking van toelatingen voor biociden van productsoort 8 die etofenprox bevatten, om ervoor te zorgen dat ze aan Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(12)

Richtlijn 98/8/EG moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari 2009 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 februari 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2008.

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/70/EG van de Commissie (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 26).

(2)  PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1849/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 63).


BIJLAGE

De volgende vermelding wordt als „nr. 5” in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG toegevoegd:

Nr.

Triviale naam

IUPAC-naam

Identificatienummers

Minimale zuiverheid van de werkzame stof in het biocide zoals het op de markt wordt gebracht

Datum van opneming

Termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3

(behalve voor producten die meer dan een werkzame stof bevatten; in dat geval is de termijn voor de naleving van artikel 16, lid 3, de termijn die wordt vastgesteld in het laatste besluit voor de opneming van de werkzame stoffen daarvan)

Datum waarop de opneming verstrijkt

Productsoort

Specifieke bepalingen (1)

„5

etofenprox

3-fenoxybenzyl-2-(4-ethoxyfenyl)-2-methylpropylether

EC-nr.: 407-980-2

CAS-nr.: 80844-07-1

970 g/kg

1 februari 2010

31 januari 2012

31 januari 2020

8

Wanneer de lidstaten een aanvraag tot toelating van een product beoordelen overeenkomstig artikel 5 en bijlage VI, beoordelen zij de toepassings- en/of blootstellingsscenario's en/of de mogelijk aan dit product blootgestelde bevolkingsgroepen die bij de risicobeoordeling op Gemeenschapsniveau niet op een representatieve wijze aan bod zijn gekomen. Wanneer de lidstaten toelating verlenen voor een product, beoordelen zij de risico's en zien zij er vervolgens op toe dat passende maatregelen worden genomen of specifieke voorwaarden worden opgelegd om de gesignaleerde risico's te beperken. Er kan voor een product alleen toelating worden verleend als uit de aanvraag blijkt dat de risico's tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt.

De lidstaten zorgen ervoor dat bij toelating de volgende voorwaarden worden gesteld:

Gelet op de gesignaleerde risico's voor werknemers mogen de producten niet het hele jaar door worden gebruikt, tenzij gegevens over de absorptie via de huid worden ingediend die aantonen dat aan chronische blootstelling geen onaanvaardbare risico's zijn verbonden. Voorts moeten bij het gebruik van producten voor industrieel gebruik adequate persoonlijke beschermingsmiddelen worden gedragen.”


(1)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/comm/environment/biocides/index.htm


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/51


BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 februari 2008

betreffende de principes, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met Kroatië en houdende intrekking van Besluit 2006/145/EG

(2008/119/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 533/2004 van de Raad van 22 maart 2004 inzake het opzetten van Europese partnerschappen in het kader van het stabilisatie- en associatieproces (1), en met name op artikel 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft zijn goedkeuring gehecht aan de invoering van partnerschappen als middel om het Europese perspectief van de landen van de westelijke Balkan gestalte te geven.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 533/2004 neemt de Raad een besluit over de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in de partnerschappen, alsmede over eventuele latere aanpassingen daarvan. Verder staat in die verordening dat de follow-up van de toetredingspartnerschappen wordt verricht op basis van de mechanismen die zijn vastgesteld in het kader van het stabilisatie- en associatieproces, met name de jaarlijkse voortgangsverslagen.

(3)

Na het Europees Partnerschap van 2004 heeft de Raad op 20 februari 2006 het eerste toetredingspartnerschap met Kroatië goedgekeurd (2).

(4)

Op 3 oktober 2005 zijn de lidstaten onderhandelingen gestart met Kroatië over toetreding tot de Europese Unie. De voortgang van de onderhandelingen zal afhangen van de vorderingen van Kroatië bij zijn voorbereiding op de toetreding, die onder meer zullen worden gemeten aan de hand van de vorderingen die zullen worden geboekt met de implementatie van het, regelmatig aan te passen, toetredingspartnerschap.

(5)

Volgens de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de voornaamste uitdagingen 2006-2007 zouden de partnerschappen eind 2007 worden bijgewerkt.

(6)

Op 17 juli 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1085/2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (3) goedgekeurd, waarmee een nieuw kader wordt ingesteld voor de financiële steun aan kandidaat-lidstaten.

(7)

Het is daarom passend een herziene versie van het toetredingspartnerschap goed te keuren waarin het huidige partnerschap wordt bijgewerkt om de hernieuwde prioriteiten voor de verdere werkzaamheden te identificeren, op basis van de vaststellingen van het voortgangsverslag 2007 over de voorbereiding van Kroatië op verdere integratie in de Europese Unie.

(8)

Om zich voor te bereiden op het lidmaatschap stelt Kroatië een plan op met een tijdschema en specifieke maatregelen met betrekking tot de prioriteiten van dit toetredingspartnerschap.

(9)

Besluit 2006/145/EG moet worden ingetrokken,

BESLUIT:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 533/2004 zijn de beginselen, prioriteiten en voorwaarden in het kader van het toetredingspartnerschap met Kroatië opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Op de tenuitvoerlegging van het toetredingspartnerschap wordt toezicht gehouden via de mechanismen die zijn ingesteld in het kader van het stabilisatie- en associatieproces en door de Raad op basis van de jaarlijkse verslagen van de Commissie.

Artikel 3

Besluit 2006/145/EG moet worden ingetrokken.

Artikel 4

Dit besluit wordt van kracht op de derde dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BAJUK


(1)  PB L 86 van 24.3.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 269/2006 (PB L 47 van 17.2.2006, blz. 7).

(2)  Besluit 2006/145/EG van de Raad van 20 februari 2006 betreffende de principes, prioriteiten en voorwaarden die worden opgenomen in het toetredingspartnerschap met Kroatië (PB L 55 van 25.2.2006, blz. 30).

(3)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.


BIJLAGE

TOETREDINGSPARTNERSCHAP KROATIË 2007

1.   INLEIDING

Met het voorgestelde herziene toetredingspartnerschap wordt het eerste partnerschap bijgewerkt op basis van de conclusies van het voortgangsverslag van de Commissie over Kroatië over 2007. Er worden hernieuwde en nog resterende prioriteiten in beschreven. De nieuwe prioriteiten zijn aangepast aan de specifieke behoeften en de stand van voorbereiding en zullen zo nodig worden bijgewerkt. Kroatië moet een plan met een tijdschema en specifieke maatregelen uitwerken om de prioriteiten van het toetredingspartnerschap ten uitvoer te leggen. Het toetredingspartnerschap vormt ook een leidraad voor de financiële bijstand aan het land.

2.   BEGINSELEN

Het stabilisatie- en associatieproces blijft het kader voor de Europese integratie van de landen van de westelijke Balkan, totdat zij in de toekomst zullen toetreden. De voornaamste prioriteiten die voor Kroatië zijn geïdentificeerd, hebben betrekking op het vermogen om te voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen in 1993 en de voorwaarden die zijn vastgesteld voor het stabilisatie- en associatieproces, met name de voorwaarden die door de Raad zijn gedefinieerd in de conclusies van 29 april 1997 en 21 en 22 juni 1999, de slotverklaring van de topontmoeting in Zagreb op 24 november 2000 en de Agenda van Thessaloniki, en de vereisten van het onderhandelingskader dat op 3 oktober 2005 door de Raad is goedgekeurd.

3.   PRIORITEITEN

Bij de keuze van de prioriteiten in dit toetredingspartnerschap is ervan uitgegaan dat het realistisch is te verwachten dat Kroatië de doelstellingen in de komende jaren volledig dan wel voor een groot deel kan bereiken. Ze hebben zowel betrekking op wetgeving als de uitvoering daarvan.

Daarnaast zijn er natuurlijk andere taken die Kroatië moet uitvoeren die wellicht prioriteiten worden in toekomstige versies van het partnerschap, wat ook afhangt van de voortgang die het land zal boeken.

Aan het begin van de volgende paragraaf worden de belangrijkste prioriteiten beschreven. De lijst van kernprioriteiten is niet gerangschikt naar orde van belangrijkheid.

Belangrijkste prioriteiten

Tenuitvoerlegging van alle verbintenissen in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO).

Actualisering en tenuitvoerlegging van de strategie en het actieplan voor justitiële hervormingen.

Spoedige aanneming en uitvoering van het strategisch kader voor de hervorming van de overheidsinstellingen.

Actualisering en versnelde tenuitvoerlegging van het programma voor corruptiebestrijding en de daarmee verband houdende actieplannen en zorgen voor meer gecoördineerde en proactieve inspanningen met betrekking tot de voorkoming, opsporing en effectieve vervolging van corruptie, met name die op hoog niveau.

Tenuitvoerlegging van de constitutionele wet inzake nationale minderheden, met bijzondere aandacht voor de bepalingen daarin betreffende evenredige deelname van minderheden aan het arbeidsproces. Bredere aanpak van discriminatie in de publieke sector.

Voltooiing van de terugkeer van vluchtelingen; definitieve regeling van alle huisvestingskwesties met betrekking tot vroegere bewoners/huurders; volledige reconstructie en hernieuwde inbezitname van eigendom en heropening van de mogelijkheid tot erkenning van de rechten van terugkerenden.

Voortzetting van de inspanningen met het oog op verzoening tussen de burgers in de regio.

Meer inspanningen doen om definitieve oplossingen te vinden voor hangende bilaterale vraagstukken (1), in het bijzonder betreffende de grenzen met Slovenië, Servië, Montenegro, en Bosnië en Herzegovina; oplossing van het probleem van de milieu- en visserijbeschermingszone.

Handhaving van de volledige samenwerking met het Internationale Strafhof voor het voormalige Joegoslavië en toezien op de integriteit van de binnenlandse rechtszaken in verband met oorlogsmisdaden.

Verbetering van het bedrijfsklimaat en het economische groeipotentieel, met name door de vermindering van subsidies, de herstructurering van grote, verlieslijdende ondernemingen en de verhoging van de efficiency van de openbare uitgaven.

Politieke criteria

Democratie en rechtsstaat

Openbaar bestuur

Volledige tenuitvoerlegging van de maatregelen voor de hervorming van het openbaar bestuur met betrekking tot administratieve procedures en aanwerving, bevordering, opleiding en depolitisering; verbetering van het beheer van de menselijke hulpbronnen op het gebied van openbaar bestuur.

Justitie

Aanzienlijke vermindering van de achterstallige zaken van rechtbanken en zorgen voor een aanvaardbare lengte van justitiële procedures.

Rationalisering van de organisatie van rechtbanken, met inbegrip van de invoering van moderne IT-systemen.

Totstandbrenging van een open, eerlijk en transparant systeem voor aanwerving, beoordeling en bevordering, en van een tuchtregeling, in de justitiële sector, alsook versterking van het professionalisme door opleiding van hoge kwaliteit, onder andere op het gebied van de EU-wetgeving, die wordt ondersteund door een adequate financiering van het opleidingsinstituut van de magistratuur.

Nemen van maatregelen om correct en volledig uitvoering te geven aan vonnissen van rechtbanken.

Corruptiebestrijding

Verdere ontwikkeling en toepassing van gedragscodes/ethische codes voor functionarissen en gekozen vertegenwoordigers, en actieplannen voor corruptiebestrijding in de relevante rechtshandhavingsinstanties (grenspolitie, politie, douane, justitie) en andere instellingen en instanties van de openbare sector; integrale aanpak van de corruptie bij overheidsopdrachten. Totstandbrenging van gespecialiseerde eenheden voor corruptiebestrijding binnen de gepaste diensten, inclusief gepast mechanisme voor onderlinge coördinatie, en deze eenheden voorzien van gepaste opleiding en hulpmiddelen.

Nemen van maatregelen om ervoor te zorgen dat het juridisch kader voor de corruptiebestrijding uniform ten uitvoer wordt gelegd en gehandhaafd, onder meer door het gebruik van passende statistieken. Ervoor zorgen dat wordt voldaan aan de normen van internationale instrumenten, door te voorzien in gepaste wetgevings- en administratieve maatregelen.

Nemen van concrete maatregelen om het bewustzijn van het publiek te verhogen dat corruptie een ernstig misdrijf is.

Zorgen voor volledige medewerking van de overheidsinstanties met het Bureau voor de preventie van corruptie en georganiseerde misdaad.

Mensenrechten en bescherming van minderheden

Zorg voor toegang tot justitie en rechtshulp en beschikbaarstelling van de daarvoor nodige begrotingsmiddelen.

Bevordering van het respect voor en de bescherming van minderheden, overeenkomstig het internationaal recht en de beste praktijken in de EU-lidstaten.

Bevordering van een klimaat van verdraagzaamheid tussen de Servische en Roma-minderheid en nemen van maatregelen om personen te beschermen die lid zijn van een minderheid en die mogelijk worden bedreigd of gediscrimineerd of die geconfronteerd worden met vijandigheid of geweld.

Verdere tenuitvoerlegging van de strategie en het actieplan voor de bescherming en integratie van de Roma en zorgen voor de beschikbaarheid van de nodige middelen, met name wat betreft werkgelegenheid, onderwijs en huisvesting.

Goedkeuring en tenuitvoerlegging van een brede strategie voor de bestrijding van discriminatie.

Regionale vraagstukken en internationale verplichtingen

Het akkoord van 4 juni 2004 betreffende de milieu- en visserijbeschermingszone waarnaar in de conclusies van de Europese Raad van juni 2004 en het onderhandelingskader wordt verwezen, volledig eerbiedigen en geen enkel aspect van de zone op de EU-lidstaten toepassen totdat een gemeenschappelijke regeling in de geest van de Europese Unie is gevonden.

Zorgen voor de integriteit van de procedures met betrekking tot oorlogsmisdaden, met name door ervoor te zorgen dat er een eind komt aan de etnische vooroordelen ten opzichte van Serviërs, met inbegrip van de toepassing van een uniforme norm betreffende de verantwoordelijkheid voor misdrijven en verbeterde beveiliging van getuigen en informanten.

Zorgen voor gepaste coördinatie en samenwerking tussen alle relevante autoriteiten op centraal en plaatselijk niveau inzake vraagstukken met betrekking tot de terugkeer van vluchtelingen.

Boeken van vooruitgang met de buurlanden op het gebied van de regeling van alle vraagstukken met betrekking tot de verloren rechten van bewoners/huurders.

Creëren van sociaaleconomische voorwaarden voor de verbetering van het klimaat voor de re-integratie van terugkerenden en de acceptatie van terugkerenden door de betrokken gemeenschappen, onder meer door regionale ontwikkelingsprogramma’s in de getroffen gebieden.

Bijdragen aan de versterking van de regionale samenwerking, onder andere door de bevordering van het overgangsproces van het stabiliteitspact naar een samenwerkingskader met meer regionale inbreng en effectieve tenuitvoerlegging van de Centraal-Europese vrijhandelsovereenkomst.

Volledige tenuitvoerlegging van de overeenkomsten met buurlanden, met name wat betreft bestrijding van georganiseerde misdaad, grensbeheer en overname, grensoverschrijdende samenwerking, gerechtelijke en politiesamenwerking, onder andere met betrekking tot oorlogsmisdaden, en sluiting van dergelijke overeenkomsten wanneer die er nog niet zijn.

Economische criteria

Verdere tenuitvoerlegging van voorzichtig fiscaal, monetair en financieel beleid, met het oog op handhaving van de macro-economische stabiliteit, met inbegrip van de lage inflatie, de stabiliteit van de wisselkoers en verdere verlaging van de algemene overheidsuitgaven ten opzichte van het bbp, alsmede van het tekort en de schuld.

Verdere institutionele hervorming van de overheidsfinanciën, met het doel de fiscale transparantie te versterken en de efficiency en transparantie van het beheer van de overheidsschuld te verbeteren, en de geplande aanpassing van de begrotingsrapportage volgens de ESA 95-beginselen te voltooien.

Verdere tenuitvoerlegging van omvangrijke hervormingen in de gezondheidszorg, ter voorkoming van nieuwe betalingsachterstanden in het zorgstelsel en ter verbetering van de efficiency van de gezondheidsuitgaven. Verdere hervorming van de sociale zekerheid. Zorgen voor financiële duurzaamheid van de eerste pijler van het pensioenstelsel door gepaste parametrische hervormingen.

Voortzetting van de vergemakkelijking van de oprichting van bedrijven door verdere vermindering van de benodigde tijd, procedures en kosten daarvoor. Verbetering van de faillissementsprocedures om het verlaten van de markt eenvoudiger te maken.

Verbetering van het institutionele kader voor privatisering om de privatisering van de bedrijven die deel uitmaken van het staatsprivatiseringsfonds te kunnen versnellen. Verdere herstructurering van verlieslijdende staatsondernemingen en spoorwegstelsel om de subsidies voor de ondernemingssector als onderdeel van het bbp terug te dringen.

Verbetering van stimulerende structuren en flexibiliteit op de arbeidsmarkt om de participatie en werkgelegenheidspercentages te verhogen.

Vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen

Hoofdstuk 1:   Vrij verkeer van goederen

Goedkeuring en tenuitvoerlegging van horizontale kaderwetgeving ter voltooiing van de nodige infrastructuur, en zorgen voor verdeling van de taken tussen de verschillende organen (regelgeving, normalisatie, accreditatie, metrologie, conformiteitsbeoordeling en markttoezicht).

Goedkeuring en tenuitvoerlegging van een omvangrijke strategie voor de omzetting en tenuitvoerlegging van de EG-wetgeving voor relevante horizontale organisaties (normalisatie, accreditatie, metrologie en markttoezicht) en in afzonderlijke sectoren en verbetering van de administratieve capaciteit.

Goedkeuring en tenuitvoerlegging van een actieplan om te voldoen aan de artikelen 28 tot en met 30 van het EG-Verdrag, met inbegrip van de invoering van clausules voor wederzijdse erkenning.

Doorgaan met de goedkeuring van Europese normen. Voortzetting van de voorbereidingen om te voldoen aan de criteria voor lidmaatschap met betrekking tot normalisatie-instituten.

Voltooiing van de omzetting van de richtlijnen oude en nieuwe aanpak, in het bijzonder de geneesmiddelenrichtlijnen.

Hoofdstuk 2:   Vrij verkeer van werknemers

Afschaffing van alle discriminerende maatregelen jegens arbeidsmigranten uit de Europese Unie en EU-burgers.

Versterking van de bestuurlijke structuren voor de coördinatie van het socialezekerheidsstelsel.

Hoofdstuk 3:   Recht van vestiging en vrijheid van dienstverlening

Voltooiing van de aanpassing van de wetgeving aan het acquis inzake de erkenning van beroepskwalificaties voor EU-burgers en wijziging van de bestaande wetgeving om de resterende vereisten betreffende nationaliteit, taal, vestiging of bedrijfsvergunning voor EU-dienstverleners af te schaffen; wegnemen van de andere administratieve en technische beperkingen van het vestigingsrecht en de vrijheid van dienstverrichting en garanderen van een gelijke behandeling van vergunningaanvragen in verband met bedrijven, inclusief bouwvergunningen.

Hoofdstuk 4:   Vrij verkeer van kapitaal

Voltooiing van de totstandbrenging van een doeltreffende regeling ter bestrijding van het witwassen van geld, met name door ervoor te zorgen dat handhavingsinstanties volledig operationeel zijn, over voldoende middelen beschikken en hun activiteiten voldoende coördineren met partnerinstanties in binnen- en buitenland.

Boeken van verdere vooruitgang met de opheffing van resterende restricties inzake kapitaalverkeer; opheffen van alle restricties inzake de aankoop van onroerend goed door EU-burgers, overeenkomstig de SAO, en zorgen dat alle aanvragen van EU-burgers voor de aankoop van onroerend goed voortvarend worden afgehandeld.

Hoofdstuk 5:   Overheidsopdrachten

Opzetten van een organisatie voor aanbestedingen die zorg draagt voor een samenhangend en transparant beleid en aansturing van de tenuitvoerlegging daarvan, op alle gebieden die verband houden met overheidsopdrachten.

Goedkeuring en tenuitvoerlegging van een brede strategie, met tijdschema’s en ijkpunten, voor de aanpassing van de wetgeving en de opbouw van capaciteit, op alle gebieden die verband houden met overheidsopdrachten (overheidscontracten, concessies, partnerschappen van de openbare en particuliere sector), alsmede in termen van herzieningsprocedures en organen. Versterking van de handhavingsmechanismen van toetsingsorganen.

Hoofdstuk 6:   Vennootschapsrecht

Aanpassing van de vennootschapswet aan het acquis en voltooiing van de aanpassing van de richtlijn betreffende het overnamebod.

Aanpassing van de boekhoud- en auditwetgeving aan het acquis. Versterking van het relevante institutionele kader.

Hoofdstuk 7:   Recht inzake intellectuele eigendom

Voltooien van de aanpassing aan het acquis betreffende auteursrechten en verwante rechten en zorgen voor de handhaving van de rechten inzake industriële eigendom door de versterking van de bestuurlijke capaciteit van de relevante organen.

Zorgen voor een bevredigende staat van dienst wat betreft de onderzoeken naar en de vervolging en justitiële afhandeling van gevallen van piraterij en namaak.

Hoofdstuk 8:   Mededingingsbeleid

Goedkeuring van een nationaal herstructureringsprogramma voor de staalsector met het oog op de levensvatbaarheid daarvan en eerbiediging van de EU-regels inzake staatssteun. Goedkeuring van afzonderlijke herstructureringsplannen voor elk van de in moeilijkheden verkerende scheepswerven en opname van die plannen in een nationaal herstructureringsprogramma, overeenkomstig de EU-regels inzake staatssteun.

Voltooien van de aanpassing van de wetgeving aan de EU-regels voor staatssteun op het gebied van fiscale steun en aanpassing van alle resterende steunregelingen die volgens de inventaris van staatssteun niet verenigbaar zijn met de EU-regels. Goedkeuring van de regionalesteunkaart.

Goedkeuring van wetgevende maatregelen met het oog op een doeltreffende controle op kartelvorming, met name precieze afstemming daarvan en justitiële controle.

Hoofdstuk 9:   Financiële diensten

Voltooiing van de omzetting van het acquis inzake bankvergunningen, kapitaalvereisten, elektronische geldinstellingen, financiële conglomeraten, liquidatie en reorganisatie, bankrekeningen, rekeningen van kantoren en depositogarantiestelsels.

Voltooiing van de aanpassing van de wetgeving betreffende solvabiliteitsmarges, toezichtregels voor het directe verzekeringsbedrijf, herverzekering en verzekeringsbemiddeling, infrastructuur van de financiële markten, investeringen en effectenmarkten.

Totstandbrenging van een beleggerscompensatieregeling overeenkomstig het acquis. Aantonen dat de prudentiële voorschriften worden gehandhaafd, overleggen van staat van dienst.

Hoofdstuk 10:   Informatiemaatschappij en media

Voltooiing van de aanpassing aan het acquis betreffende elektronische communicatie, handel, handtekeningen en media, informatiebeveiliging, en de richtlijn Televisie zonder grenzen.

Zorgen voor voldoende bestuurlijke capaciteit om het acquis te handhaven, met name op het gebied van elektronische communicatie en overleggen van overzicht van de handhaving van de verplichtingen van exploitanten met een groot marktaandeel en van de rechten van nieuwkomers op de markt voor elektronische communicatie, inclusief doorgangsrechten, collocatie en gedeeld gebruik van faciliteiten.

Voltooiing van de geplande herziening van de wetgeving inzake audiovisuele media op basis van een openbare raadpleging, om te zorgen voor onafhankelijke regelgeving en bescherming te bieden tegen politieke inmenging.

Hoofdstuk 11:   Landbouw en plattelandsontwikkeling

Versterking van de bestuurlijke structuren en capaciteit die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van het beleid inzake marktwerking en plattelandsontwikkeling, met inbegrip van de verzameling en verwerking van landbouwgegevens.

Opzet van een wijnbouwkadaster, overeenkomstig de EU-normen.

Voortzetting van de voorbereidingen voor het opzetten van effectieve en financieel gezonde betalingsorganen voor het beheer van en het toezicht op de landbouwfondsen, in overeenstemming met EU-vereisten en internationale boekhoudnormen.

Hoofdstuk 12:   Voedselveiligheid, veterinair en fytosanitair beleid

Aanzienlijke vooruitgang bij de aanpassing van de wetgeving op het gebied van voedselveiligheid en op veterinair en fytosanitair gebied en versterking van de noodzakelijke uitvoerende instanties, inclusief controle- en inspectiediensten.

Zorgen voor de totstandkoming van regelingen op het gebied van voedselveiligheid en op veterinair en fytosanitair gebied, met inbegrip van een systeem voor dieridentificatie en registratie van het vervoer van dieren, de behandeling van dierlijke bijproducten, de modernisering van de voedingsmiddelenindustrie, dierlijk welzijn en programma’s voor de bestrijding van dierziekten, de controle van dieren en dierlijke bijproducten aan grensinspectieposten, de controle op de gezondheid van gewassen, de goedkeuring van beschermingsproducten voor gewassen en de controle op afvalstoffen daarvan, alsmede de kwaliteit van zaden en plantenvermeerderingsmateriaal.

Hoofdstuk 13:   Visserij

Versterking van de bestuurlijke structuren, met name de inspectiestructuren voor het visserijbeleid en verbetering van de verzameling van vangst- en aanlandingsgegevens.

Voltooiing van de invoering van een geautomatiseerd register van visserijschepen en totstandbrenging van een satellietvolgsysteem voor visserijschepen.

Hoofdstuk 14:   Vervoer

Voltooiing van de aanpassing aan het acquis van de Europese Unie en verbetering van de bestuurlijke capaciteit op het gebied van wegvervoer (inclusief implementatie van de digitale tachograaf), luchtvaart, zeevaart, binnenvaart, met name inzake veilige navigatie en riviereninformatiediensten.

Goedkeuring van uitvoeringsbepalingen voor het spoorwegvervoer, met name inzake interoperabiliteit en onafhankelijke capaciteitstoewijzing. Publicatie van een afgeronde netwerkverklaring.

Tenuitvoerlegging van de eerste overgangsfase van de overeenkomst betreffende de totstandbrenging van een Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte en ratificatie.

Hoofdstuk 15:   Energie

Voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap.

Versterking van de bestuurlijke capaciteit en voltooiing van de aanpassing aan het acquis van de Europese Unie inzake voorzieningszekerheid, energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, de interne energiemarkt (elektriciteit en aardgas) en kernenergie, en zorgen voor een hoog niveau van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming.

Hoofdstuk 16:   Belastingen

Versnelde aanpassing van de belastingwetgeving aan het acquis, met bijzondere aandacht voor de opname van vrije zones in de territoriale toepassing van het btw-stelsel, afschaffing van de bestaande btw-nultarieven, afschaffing van de discriminerende belasting op sigaretten en verdere harmonisatie van het accijnsstelsel.

Aanzienlijke versterking van de handhavingscapaciteit van de belasting- en douanediensten, met name inzake inning en controle, en ontwikkeling van de nodige IT-systemen; voortzetting van de werkzaamheden voor de opbouw van een goed functionerende en adequaat bemande dienst voor de heffing van accijnzen; vereenvoudiging van de procedures en versterking van de controle om belastingfraude effectief te vervolgen.

Naleving van de beginselen van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen en zorgen dat nieuwe belastingmaatregelen in overeenstemming zijn met deze beginselen.

Hoofdstuk 17:   Economische en monetaire unie

Aanpassing van het wetgevingskader met het oog op volledige onafhankelijkheid van de centrale bank, aanpassing ervan aan de bepalingen van het acquis inzake het verbod op bevoorrechte toegang tot financiële instellingen voor de overheid en aanpassing van het wetgevingskader met het oog op de volledige integratie van de centrale bank in het Europees Stelsel van centrale banken.

Hoofdstuk 18:   Statistiek

Versterking van de bestuurlijke capaciteit van het Bureau voor de statistiek, hervorming van de regionale kantoren en verbetering van de coördinatie met andere leveranciers van officiële statistieken.

Verdere ontwikkeling van de landbouwstatistieken, de macro-economische statistieken en de statistieken over het bedrijfsleven.

Hoofdstuk 19:   Sociaal beleid en werkgelegenheid

Verdere aanpassing aan het acquis en versterking van de daarmee samenhangende bestuurlijke en handhavingsstructuren, waaronder de arbeidsinspectie, in overleg met de sociale partners.

Effectieve tenuitvoerlegging van het gezamenlijk memorandum voor integratie en, na goedkeuring daarvan, van de gezamenlijke evaluatie inzake de prioriteiten van het werkgelegenheidsbeleid.

Hoofdstuk 20:   Ondernemingen en industriebeleid

Tenuitvoerlegging van een omvangrijke strategie voor het industriebeleid, met bijzondere nadruk op de herstructurering van de belangrijkste verlieslijdende sectoren en individuele ondernemingen, met inbegrip van de staalsector en de scheepsbouw.

Hoofdstuk 21:   trans-Europese Netwerken

Meer gas- en elektriciteitsverbindingen met buurlanden.

Hoofdstuk 22:   Regionaal beleid en coördinatie van structuurinstrumenten

Goedkeuring en start tenuitvoerlegging van een actieplan waarin duidelijke doelstellingen en een tijdschema worden opgenomen om te voldoen aan de regelgevingsvereisten en operationele vereisten van het cohesiebeleid van de Gemeenschap, en versterking van de capaciteit op centraal, regionaal en lokaal niveau.

Zorgen voor een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en versterking van de capaciteit van en coördinatie tussen aangewezen uitvoeringsautoriteiten/-structuren, waaronder lokale autoriteiten.

Goedkeuring van de wet inzake regionale ontwikkeling.

Versterking van de capaciteit inzake programmering, projectvoorbereiding, monitoring, evaluatie en financieel beheer en controle, met name van de verantwoordelijke ministeries, om de pretoetredingsprogramma’s van de Europese Unie ten uitvoer te leggen, ter voorbereiding op het cohesiebeleid van de Gemeenschap.

Hoofdstuk 23:   Rechterlijke macht en fundamentele rechten

Verdere tenuitvoerlegging van de nationale wet inzake de bescherming van persoonsgegevens, overeenkomstig het acquis, en zorgen voor efficiënt toezicht en handhaving.

Zie voor andere prioriteiten het deel betreffende de politieke criteria.

Hoofdstuk 24:   Justitie, vrijheid en veiligheid

Voltooiing van de herziening van de belangrijkste wetgeving voor de aanpassing aan het Schengen-acquis en uitbreiding van de investeringen op lokaal niveau in IT-apparatuur en verdere opleiding voor de politie.

Voortzetting van de voorbereidingen voor de tenuitvoerlegging van het Schengen-acquis door meer personeel en opleiding voor grenswachten, verdere investeringen in apparatuur en uitbreiding van het Nationaal Informatiesysteem voor grensbeheer, zorgen voor de compatibiliteit daarvan met het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II). Verbetering van de bestuurlijke en handhavingscapaciteit van de grenspolitie door de samenwerking tussen instanties te verbeteren.

Verdere aanpassing aan het EU-visumbeleid, met inbegrip van de invoering van biometrische identificatiemiddelen in reisdocumenten en voorbereidingen voor het visuminformatiesysteem.

Invoering van secundaire wetgeving voor de uitvoering van de asielwet en de vreemdelingenwet.

Zorgen voor de verenigbaarheid van de wetgeving met het acquis op het gebied van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken en versterking van de capaciteit van justitie om het acquis toe te passen.

Hoofdstuk 25:   Wetenschap en onderzoek

Zorgen voor voldoende capaciteit om door de Europese Unie gefinancierde onderzoeksprojecten op te nemen.

Maatregelen blijven nemen en uitvoeren ter vergemakkelijking van de integratie in de Europese onderzoeksruimte.

Hoofdstuk 26:   Onderwijs en cultuur

Zorgen voor voldoende capaciteit voor het beheer van de programma’s Levenslang leren en Jeugd in actie.

Aanpassing aan het acquis inzake non-discriminatie tussen onderdanen van de Europese Unie en Kroatië bij de toegang tot onderwijs, alsmede aan de richtlijn betreffende onderwijs voor kinderen van arbeidsmigranten.

Hoofdstuk 27:   Milieu

Verdere omzetting en tenuitvoerlegging van het acquis van de Europese Unie, met bijzondere nadruk op afvalbeheer, waterkwaliteit, luchtkwaliteit, natuurbescherming en geïntegreerde vervuilingspreventie en -controle.

Goedkeuring en tenuitvoerlegging, op een degelijk gecoördineerde manier, van een omvangrijk plan om ervoor te zorgen dat de bestuurlijke capaciteit en financiële middelen beschikbaar zijn voor de tenuitvoerlegging van het milieu-acquis.

Verhoging van de investeringen in milieu-infrastructuur, met bijzondere nadruk op afvalwaterverzameling en -behandeling, drinkwatervoorziening en afvalbeheer.

Beginnen met de uitvoering van het Kyotoprotocol.

Opname van milieubeschermingsvereisten in de omschrijving en tenuitvoerlegging van beleid in andere sectoren en bevordering van duurzame ontwikkeling.

Hoofdstuk 28:   Bescherming van de consument en van de gezondheid

Verdere aanpassing aan het acquis inzake de bescherming van consument en volksgezondheid, met name op het gebied van weefsels, cellen en tabak, en zorgen voor adequate bestuurlijke structuren en handhavingscapaciteit.

Op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg: ontwikkeling van op de gemeenschap steunende dienstverlening als alternatief voor institutionalisering, en zorgen voor de toewijzing van voldoende financiële middelen voor geestelijke gezondheidszorg.

Hoofdstuk 29:   Douane-unie

Voortzetting van de goedkeuring van wetgeving op het kleine aantal nog resterende gebieden waarop verdere aanpassing vereist is, met name betreffende niet-preferentiële oorsprongsregels en toepassing van heffingen.

Toepassing van douaneregels op samenhangende en homogene wijze door alle douanekantoren, met name wat betreft de verwerking van aangiften, oorsprong, vereenvoudigde procedures, vervalsing, selectiviteit van controles; zorgen voor de toepassing van moderne en samenhangende procedures voor risicoanalyse door alle kantoren.

Op basis van een omvangrijke en samenhangende strategie voldoende vooruitgang boeken met de ontwikkeling van alle systemen voor IT-interconnectiviteit.

Hoofdstuk 30:   Buitenlandse betrekkingen

Voorbereiding van de aanpassing van alle relevante internationale overeenkomsten met derde landen en versterking van de bestuurlijke en controlecapaciteit voor het gemeenschappelijk handelsbeleid.

Hoofdstuk 31:   Buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid

Versterking van de tenuitvoerlegging en handhaving van wapenbeheersing en verdere verbetering van de capaciteit voor de volledige tenuitvoerlegging van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid.

Hoofdstuk 32:   Financiële controle

Goedkeuring en tenuitvoerlegging van de wetgeving betreffende interne financiële controle van de overheid en het daarmee samenhangende beleid, ondersteund door een adequate uitvoeringscapaciteit.

Waarborgen van de functionele en financiële onafhankelijkheid van het overheidsbureau voor boekhoudkundige controle door wijziging van de grondwet of nationale wetgeving van gelijke strekking, en goedkeuring en tenuitvoerlegging van de nodige bijbehorende wetgeving.

Aanpassing van het wetboek van strafrecht aan het acquis inzake de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie en de overeenkomst inzake de bescherming van de financiële belangen en de bijbehorende protocollen.

Opzetten van een doeltreffende en efficiënte dienst voor coördinatie om te waarborgen dat de verplichtingen voortvloeiende uit artikel 280, lid 3, van het Verdrag, worden nageleefd en toepassing van het acquis betreffende controles en inspecties ter plaatse door de Commissie, met name de verplichting om bijstand te verlenen aan inspecteurs van de Commissie.

Nemen van wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen om te voldoen aan het acquis inzake de bescherming van de euro tegen vervalsing.

Hoofdstuk 33:   Financiële en budgettaire bepalingen

Verbeteren van de bestuurlijke capaciteit en voorbereiding van procedurele voorschriften om, na de toetreding, te zorgen dat de eigen middelen correct worden berekend, geschat, geïnd en betaald, en dat er controle wordt uitgeoefend en verslag over wordt uitgebracht aan de EU.

4.   PROGRAMMERING

De bijstand van de Gemeenschap wordt verleend via het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) en, wat vóór 2007 goedgekeurde programma’s betreft, op basis van Verordening (EG) nr. 2666/2000 van de Raad van 5 december 2000 betreffende de steun aan Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (Cards) (2). Dit besluit heeft derhalve geen financiële implicaties. De financieringsovereenkomsten fungeren als rechtsgrondslag voor de tenuitvoerlegging van de concrete programma’s zelf.

Kroatië komt ook in aanmerking voor financiering uit meerlandenprogramma’s en horizontale programma’s.

5.   CONDITIONALITEIT

Voor de bijstand aan de landen van de westelijke Balkan geldt de voorwaarde dat verdere vooruitgang is geboekt ten aanzien van de vervulling van de criteria van Kopenhagen en de verwezenlijking van de vereisten van de stabilisatie- en associatieovereenkomst en de specifieke prioriteiten van dit toetredingspartnerschap. Bij niet-naleving van deze voorwaarden kan de Raad passende maatregelen nemen op grond van artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1085/2006 of, voor programma’s van voor 2007, artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2666/2000. Voor de bijstand van de Gemeenschap gelden tevens de door de Raad in zijn conclusies van 29 april 1997 vastgelegde voorwaarden, met name wat betreft de verbintenis die de begunstigden zijn aangegaan om democratische, economische en institutionele hervormingen uit te voeren. In de afzonderlijke jaarlijkse programma’s zijn bovendien specifieke voorwaarden opgenomen. De financieringsbesluiten worden gevolgd door een financieringsovereenkomst die met Kroatië wordt gesloten.

6.   TOEZICHT

Op de tenuitvoerlegging van het toetredingspartnerschap wordt toezicht gehouden in het kader van het stabilisatie- en associatieproces, onder andere door de jaarlijkse voortgangsverslagen van de Commissie, in de context van de politieke en economische dialoog, alsmede op basis van de informatie die wordt verstrekt op de toetredingsconferentie.


(1)  Sommige lidstaten onderstreepten in dat verband dat, gevolg gevend aan de desbetreffende arresten van het Grondwettelijk Hof van Kroatië, de teruggave van eigendommen moet worden bespoedigd.

(2)  PB L 306 van 7.12.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2005 (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 23).


Commissie

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/63


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 7 februari 2008

tot wijziging van bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG van de Raad en Beschikking 2004/639/EG tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van rundersperma

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 409)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/120/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (1), en met name op artikel 8, lid 1, artikel 10, lid 2, eerste alinea, artikel 11, lid 2, en artikel 17, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 88/407/EEG bevat de veterinairrechtelijke voorschriften voor de handel in en de invoer van rundersperma in de Gemeenschap en de modellen van veterinaire certificaten voor het intracommunautaire handelsverkeer in dat sperma.

(2)

Richtlijn 88/407/EEG is gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG (2), waarbij onder andere spermaopslagcentra en de voorwaarden voor de officiële erkenning van en het officiële toezicht op die centra zijn ingevoerd.

(3)

Beschikking 2004/639/EG van de Commissie van 6 september 2004 tot vaststelling van de voorwaarden voor de invoer van rundersperma (3) bevat de modellen van veterinaire certificaten voor de invoer van rundersperma in de Gemeenschap. Die beschikking moet met Richtlijn 88/407/EEG in overeenstemming gebracht worden en de lijst van derde landen waaruit de invoer van rundersperma door de lidstaten wordt toegestaan, moet worden aangevuld.

(4)

Bovendien moeten de modellen van veterinaire certificaten voor de handel en invoer in de Gemeenschap van rundersperma afkomstig uit erkende spermaopslagcentra in die beschikking worden opgenomen, zodat dat sperma in het intracommunautaire handelsverkeer volledig traceerbaar is.

(5)

De certificaten moeten voldoen aan de standaardindeling voor veterinaire certificaten zoals aangegeven in Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem en tot wijziging van Beschikking 92/486/EEG (4); ook moeten enkele veterinairrechtelijke voorschriften worden aangepast.

(6)

De modellen van veterinaire certificaten voor het intracommunautaire handelsverkeer in bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG moeten eveneens worden gewijzigd in verband met de standaardindeling voor veterinaire certificaten.

(7)

Richtlijn 88/407/EEG en Beschikking 2004/639/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Bijlage D bij Richtlijn 88/407/EEG wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze beschikking.

Artikel 2

Beschikking 2004/639/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Onverminderd lid 4 staan de lidstaten de invoer toe van rundersperma als bedoeld in de leden 1 en 2, dat afkomstig is uit erkende spermaopslagcentra, waarbij wordt voldaan aan de voorwaarden in het model van een veterinair certificaat in bijlage II, deel 3, en dat vergezeld gaat van zo'n naar behoren ingevuld certificaat.”.

2.

De bijlagen I en II worden vervangen door de tekst in bijlage II bij deze beschikking.

Artikel 3

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 maart 2008.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 7 februari 2008.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 194 van 22.7.1988, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/16/EG van de Commissie (PB L 11 van 17.1.2006, blz. 21).

(2)  PB L 143 van 11.6.2003, blz. 23.

(3)  PB L 292 van 15.9.2004, blz. 21. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1792/2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

(4)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/515/EG (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 29).


BIJLAGE I

„BIJLAGE D

MODELLEN VAN CERTIFICATEN VOOR HET INTRACOMMUNAUTAIRE HANDELSVERKEER

BIJLAGE D1

Onderstaand modelcertificaat is van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer van sperma dat is gewonnen overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit een erkend spermacentrum

Image

Image

BIJLAGE D2

Onderstaand modelcertificaat is met ingang van 1 januari 2006 van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer van voorraden sperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en/of opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2003 geldende voorwaarden van Richtlijn 88/407/EEG, en na die datum is verhandeld overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit een erkend spermacentrum.

Image

Image

Image

BIJLAGE D3

Modelcertificaat voor het intracommunautaire handelsverkeer van sperma dat uit een erkend spermaopslagcentrum of spermacentrum is verzonden en dat:

hetzij is gewonnen overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG;

hetzij vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en/of opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2003 geldende voorwaarden van Richtlijn 88/407/EEG, en na die datum is verhandeld overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG.

Image

Image


BIJLAGE II

BIJLAGE I

Lijst van derde landen waaruit de invoer van rundersperma door de lidstaten wordt toegestaan

ISO-code

Land

Omschrijving van het gebied

(indien van toepassing)

Aanvullende garanties

AU

Australië

 

De aanvullende garanties in de punten II.5.4.1.2 en II.5.4.2.2 van het certificaat in bijlage II, deel 1, zijn verplicht.

CA

Canada

Gebied als omschreven in bijlage I, deel 1, bij Beschikking 79/542/EEG van de Raad (1).

De aanvullende garantie in punt II.5.4.1.2 van het certificaat in bijlage II, deel 1, is verplicht.

CH

Zwitserland

 

 

HR

Kroatië

 

 

NZ

Nieuw-Zeeland

 

 

US

Verenigde Staten van Amerika

 

De aanvullende garantie in punt II.5.4.1.2 van het certificaat in bijlage II, deel 1, is verplicht.

BIJLAGE II

Modellen van veterinaire invoercertificaten voor invoer en doorvoer van rundersperma (bestemd voor invoer, dat is gewonnen overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG)

DEEL 1

Onderstaand modelcertificaat is van toepassing op de invoer en doorvoer van sperma dat is gewonnen overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit een erkend spermacentrum

Image

Image

Image

DEEL 2

Modelcertificaat geldend vanaf 1 januari 2005 voor de invoer en doorvoer van voorraden sperma dat vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2003 geldende voorwaarden van Richtlijn 88/407/EEG, en na 31 december 2004 is ingevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG, en dat wordt verzonden uit een erkend spermacentrum

Image

Image

Image

Image

DEEL 3

Modelcertificaat voor de invoer en doorvoer van sperma dat uit een erkend spermaopslagcentrum of spermacentrum wordt verzonden en dat:

hetzij is gewonnen en behandeld overeenkomstig Richtlijn 88/407/EEG van de Raad, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/43/EG;

hetzij vóór 31 december 2004 is gewonnen, behandeld en/of opgeslagen overeenkomstig de tot 1 juli 2003 geldende voorwaarden van Richtlijn 88/407/EEG, en na 31 december 2004 is ingevoerd overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2003/43/EG.

Image

Image

Image


(1)  PB L 146 van 14.6.1979, blz. 15. Bijlage laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).


Europese Centrale Bank

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/83


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 december 2007

tot wijziging van Besluit ECB/2006/17 betreffende de jaarrekening van de Europese Centrale Bank

(ECB/2007/21)

(2008/121/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 26.2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit ECB/2006/17 van 10 november 2006 betreffende de jaarrekening van de Europese Centrale Bank (1) (ECB) bevat geen specifieke regels inzake de kapitalisatie van kosten in verband met de aanschaf van immateriële activa. Duidelijkheidshalve is het wenselijk een van de huidige praktijk expliciterende regel op te nemen.

(2)

Artikel 14, lid 2 van Richtsnoer ECB/2007/2 van 26 april 2007 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees real-time brutovereveningssysteem (2) (TARGET2) bepaalt dat het TARGET2-systeem het bestaande TARGET-systeem zal vervangen. De nationale centrale banken (NCB’s) van lidstaten die de euro hebben aangenomen (hierna de „deelnemende lidstaten” te noemen) zullen overeenkomstig het in artikel 13 van Richtsnoer ECB/2007/2 neergelegde schema naar TARGET2 migreren. Voorts zullen sommige NCB’s van lidstaten die de euro niet hebben aangenomen op basis van een aparte overeenkomst met de ECB en NCB’s van de deelnemende lidstaten aan TARGET2 worden aangesloten. Het is derhalve noodzakelijk de verwijzingen naar „TARGET” in Besluit ECB/2006/17 te wijzigen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Besluit ECB/2006/17 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het volgende artikel 10a wordt ingevoegd:

„Artikel 10a

Synthetische instrumenten

De boekhoudkundige behandeling van synthetische instrumenten strookt met artikel 9a van Richtsnoer ECB/2006/16.”.

2.

Bijlage I bij Besluit ECB/2006/17 wordt overeenkomstig de bijlage bij dit besluit gewijzigd.

Artikel 2

Slotbepaling

Dit besluit treedt op 1 januari 2008 in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 17 december 2007.

De president van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 348 van 11.12.2006, blz. 38.

(2)  PB L 237 van 8.9.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage I bij Besluit ECB/2006/17 wordt als volgt gewijzigd:

1.

In de tabel „Activa”, in verband met balanspost 11.2 („Materiële en immateriële vaste activa”) wordt de volgende zin aan het einde van de kolom „Waarderingsgrondslag” toegevoegd:

„De kosten van immateriële activa omvatten de aanschaf van het immateriële activum. Overige directe of indirecte kosten dienen als kosten te worden geboekt.”.

2.

Het woord „TARGET” wordt in de volgende bepalingen vervangen door „TARGET/TARGET2”:

a)

In de tabel „Activa”, in verband met de balanspost 9.3, en

b)

In de tabel „Passiva”, in verband met de balansposten 6 en 10.2.


RICHTSNOEREN

Europese Centrale Bank

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/85


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 december 2007

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2006/16 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europees Stelsel van centrale banken

(ECB/2007/20)

(2008/122/EG)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 26.4,

Gelet op de bijdrage van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank (ECB) als bedoeld in artikel 47.2 van de statuten, tweede en derde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2006/16 van 10 november 2006 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europese Stelsel van centrale banken (1) bevat geen specifieke regels inzake de financiële administratie van synthetische instrumenten die in de financiële markten steeds meer worden toegepast. De ontwikkeling van generieke financieel-administratieve regels voor synthetische instrumenten is aangewezen, aangezien zulks duidelijke regels genereert die het volledige scala van dergelijke instrumenten kunnen bestrijken en voor de externe accountants van het Eurosysteem een duidelijk kader vormen.

(2)

Artikel 14, lid 2 van Richtsnoer ECB/2007/2 van 26 april 2007 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (2) bepaalt dat het TARGET2-systeem het bestaande TARGET-systeem zal vervangen. De nationale centrale banken (NCB’s) van lidstaten die de euro hebben aangenomen (hierna „de deelnemende lidstaten” te noemen) zullen overeenkomstig het in artikel 13 van Richtsnoer ECB/2007/2 neergelegde schema naar TARGET2 migreren. Voorts, zullen sommige NCB’s van lidstaten die de euro niet hebben aangenomen op basis van een aparte overeenkomst met de ECB en NCB’s van de deelnemende lidstaten aan TARGET2 worden aangesloten. Het is derhalve noodzakelijk de verwijzingen naar „TARGET” en verband houdende concepten in Richtsnoer ECB/2006/16 te wijzigen,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtsnoer ECB/2006/16 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het volgende artikel 9a wordt ingevoegd:

„Artikel 9a

Synthetische instrumenten

1.   Verzamelde instrumenten die een synthetisch instrument vormen, worden overeenkomstig de in dit richtsnoer vastgelegde algemene bepalingen, waarderingsregels, resultaatbepalings- en instrumentspecifieke vereisten als aparte instrumenten verantwoord en behandeld.

2.   In afwijking van artikel 3, onder b), artikel 7, lid 3, artikel 11, lid 1 en artikel 13, lid 2 kan de volgende alternatieve behandeling worden toegepast op de waardering van synthetische instrumenten:

a)

ongerealiseerde winsten en verliezen van verzamelde instrumenten die een synthetisch instrument vormen, worden per jaarultimo gesaldeerd. Daarbij worden netto ongerealiseerde winsten op een herwaarderingsrekening geboekt. Netto ongerealiseerde verliezen worden ten laste van het resultaat gebracht, indien zij hoger uitvallen dan eerdere netto op de desbetreffende herwaarderingsrekening geboekte herwaarderingswinsten;

b)

als deel van een synthetisch instrument gehouden effecten behoren niet tot de totale portefeuille van dergelijke effecten, maar vormen een aparte portefeuille;

c)

ongerealiseerde verliezen worden per jaarultimo ten laste van het resultaat gebracht en de overeenstemmende ongerealiseerde winsten worden in opeenvolgende jaren apart afgeschreven.

3.   Indien een van de verzamelde instrumenten afloopt, verkocht, opgezegd of wordt uitgeoefend, stopt de rapporterende entiteit daarna de in lid 2 vastgelegde alternatieve behandeling en enige niet-afgeschreven waarderingswinsten die in voorgaande jaren in de winst-en-verliesrekening werden opgenomen, worden direct teruggeboekt.

4.   De in lid 2 vastgelegde alternatieve behandeling mag slechts worden toegepast indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de individuele instrumenten worden beheerd en hun rendement wordt op basis van hetzij een risicobeheerstrategie of een beleggingsstrategie als een verzameld instrument beoordeeld;

b)

bij de eerste boeking worden de individuele instrumenten als een synthetisch instrument gestructureerd en aangemerkt;

c)

de toepassing van de alternatieve behandeling elimineert een waarderingsinconsistentie (waarderingsverschil), dan wel vermindert deze aanzienlijk;

d)

officiële documentatie is beschikbaar die verificatie van de naleving van de in lid a, b en c, vastgelegde voorwaarden mogelijk maakt.”

2.

In artikel 10, lid 1, onder a) en de volgende delen van bijlage IV wordt het woord „TARGET” vervangen door „TARGET/TARGET2”:

a)

in de tabel „Activa”, in verband met balanspost 9.5, en

b)

in de tabel „Passiva”, in verband met de balansposten 6, en 10.4.

3.

Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2006/16 wordt overeenkomstig de bijlage bij dit richtsnoer gewijzigd.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt op 1 januari 2008 in werking.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit richtsnoer is op alle centrale banken van het Eurosysteem van toepassing.

Gedaan te Frankfurt am Main, 17 december 2007.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De President van de ECB

Jean-Claude TRICHET


(1)  PB L 348 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 237 van 8.9.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2006/16 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De definitie „interlinking” wordt geschrapt.

2.

Na „reserves” wordt de volgende definitie toegevoegd:

„Synthetisch instrument: een door het verzamelen van twee of meer instrumenten kunstmatig gecreëerd financieel instrument voor het repliceren van de cashflow en de waarderingspatronen van een ander instrument. Normaliter geschiedt dat via een financiële tussenpersoon.”.

3.

De definitie van „TARGET” wordt als volgt vervangen:

„TARGET: het geautomatiseerde trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem ingevolge Richtsnoer ECB/2005/16 van 30 december 2005 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees „real-time” bruto-vereveningssysteem (TARGET) (1);

4.

Na de definitie van „TARGET” wordt de volgende definitie toegevoegd:

„TARGET2: het geautomatiseerde trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem ingevolge Richtsnoer ECB/2007/2 van 26 april 2007 betreffende een geautomatiseerd trans-Europees realtime-brutovereveningssysteem (TARGET2) (2)


(1)  PB L 18 van 23.1.2006, blz. 1. Richtsnoer gewijzigd bij Richtsnoer ECB/2006/11 (PB L 221 van 12.8.2006, blz. 17).”.

(2)  PB L 237 van 8.9.2007, blz. 1.”.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/88


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/123/GBVB VAN DE RAAD

van 4 februari 2008

houdende benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in Kosovo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 10 juni 1999 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1244 aangenomen.

(2)

Op 15 september 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB van de Raad vastgesteld (1), betreffende de instelling van een EU-team dat zal bijdragen tot de vestiging van een eventueel internationaal civiel bureau in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (Voorbereidingsteam ICB/SVEU).

(3)

De Europese Raad van 13 en 14 december 2007 heeft erop gewezen dat de EU bereid is een leidinggevende rol te spelen bij de versterking van de stabiliteit in de regio en de uitvoering van een regeling die de toekomstige status van Kosovo bepaalt. De Europese Raad verklaarde dat de EU bereid is Kosovo bij te staan op de weg naar duurzame stabiliteit, onder meer door een EVDB-missie en een bijdrage aan een internationaal civiel bureau als onderdeel van de internationale aanwezigheid.

(4)

Parallel aan dit gemeenschappelijk optreden zal de Raad een gemeenschappelijk optreden vaststellen inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO).

(5)

Het stabilisatie- en associatieproces is het strategisch kader voor het beleid van de Europese Unie ten aanzien van de Westelijke Balkan, en de instrumenten ervan, waaronder een Europees partnerschap, een politieke en technische dialoog in het kader van het voortgangsbewakingsmechanisme van het SAP, en de bijbehorende bijstandsprogramma's van de Gemeenschap, zijn van toepassing op Kosovo.

(6)

Het mandaat van de SVEU moet worden vervuld in coördinatie met de Commissie teneinde te zorgen voor samenhang met andere relevante activiteiten die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

(7)

De Raad voorziet dat de bevoegdheden en het gezag van de SVEU en de bevoegdheden en het gezag van een internationale civiele vertegenwoordiger bij een en dezelfde persoon berusten.

(8)

De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie kan schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJKE OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Benoeming

De heer Pieter Feith wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in Kosovo voor de periode vanaf de datum van aanneming van dit gemeenschappelijk optreden tot en met 28 februari 2009.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de EU in Kosovo. Deze omvatten een leidinggevende rol bij de versterking van de stabiliteit in de regio en bij de uitvoering van een regeling die de toekomstige status van Kosovo bepaalt, ten einde te komen tot een stabiel, levensvatbaar, vreedzaam, democratisch en multi-etnisch Kosovo dat op basis van goede nabuurschapsbetrekkingen tot samenwerking en stabiliteit in de regio bijdraagt en zich voor de rechtsstaat en voor de bescherming van minderheden en van het cultureel en religieus erfgoed inzet.

Artikel 3

Mandaat

Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de EU in Kosovo omvat het mandaat van de SVEU het volgende:

a)

advisering en ondersteuning door de EU in het politieke proces aanbieden;

b)

de algehele politieke coördinatie van de EU in Kosovo behartigen;

c)

plaatselijke politieke aansturing aan het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO) bieden, ook betreffende de politieke aspecten van aangelegenheden in verband met uitvoeringsbevoegdheden;

d)

consistentie en samenhang van het optreden van de EU ten overstaan van het publiek waarborgen. De woordvoerder van de SVEU vormt voor de media in Kosovo het voornaamste contactpunt van de EU betreffende vraagstukken op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid/Europees veiligheids- en defensiebeleid (GBVB/EVDB). Alle activiteiten in verband met voorlichting aan pers en publiek geschieden doorlopend in nauwe coördinatie met de woordvoerder van de SG/HV/de persdienst van de Raad;

e)

tot het verstrijken van Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB van de Raad van 15 september 2006 betreffende de instelling van een EU-team dat zal bijdragen tot de vestiging van een eventuele internationale civiele missie in Kosovo, waaronder begrepen de diensten van een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (Voorbereidingsteam ICM/SVEU), het hoofd van het voorbereidingsteam politieke aansturing en operationele leiding bieden, bij het voorbereiden van de bijdrage van de EU aan een internationaal civiel bureau;

f)

overeenkomstig het EU-mensenrechtenbeleid en de EU-richtsnoeren inzake mensenrechten bijdragen tot de ontwikkeling en bestendiging van het respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Kosovo, mede ten aanzien van vrouwen en kinderen.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke leiding ten behoeve van de SVEU.

3.   Tot het verstrijken van Gemeenschappelijk Optreden 2006/623/GBVB krijgt de SVEU ondersteuning van het bij dat gemeenschappelijk optreden ingestelde voorbereidingsteam.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de kosten in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode vanaf de datum van aanneming van dit gemeenschappelijk optreden tot en met 28 februari 2009 beloopt 380 000 EUR.

2.   Uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum van aanneming van dit gemeenschappelijk optreden. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, met dien verstande dat een eventuele voorfinanciering niet het eigendom van de Gemeenschap blijft. Onderdanen van de landen van de Westelijke Balkan mogen inschrijven bij aanbestedingen.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt voor alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Samenstellen van het team

1.   Er wordt een speciaal voor de EU bestemde staf benoemd die de SVEU moet bijstaan bij de uitvoering van zijn mandaat en zal bijdragen aan de samenhang, de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van het algehele optreden van de EU in Kosovo. Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV en in volledige samenspraak met de Commissie. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU deelt de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie de samenstelling van zijn team mee.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie. Door de lidstaten bij het secretariaat-generaal van de Raad gedetacheerde deskundigen kunnen ook ter beschikking van de SVEU worden gesteld. Internationaal aangeworven personeel moet de nationaliteit van een EU-lidstaat hebben.

3.   Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat of EU-instelling en voert zijn taken uit en handelt in het belang van de missie van de SVEU.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers

De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en van zijn medewerkers, worden naar gelang het geval overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde gegevens

1.   De SVEU en de leden van zijn team leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (2), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

2.   De SG/HV is gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „CONFIDENTIEL UE” die ten behoeve van het optreden zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de NAVO/KFOR.

3.   De SG/HV is gemachtigd om, naar gelang van de operationele behoeften van de SVEU, gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE”, die ten behoeve van het optreden zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de VN en de OVSE. Te dien einde worden plaatselijke regelingen opgesteld.

4.   De SG/HV is gemachtigd om niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over de missie die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad (3) vallen, vrij te geven aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.

2.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naar gelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de EU inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt ingezet in operaties buiten de EU, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, alsmede het beheer van veiligheidsincidenten met inbegrip van een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de EU ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de EU in te zetten leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt aan de SG/HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU brengt geregeld mondeling en schriftelijk verslag uit aan de SG/HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de groepen. De geregelde schriftelijke verslagen worden verspreid via het COREU-netwerk. Op aanbeveling van de SG/HV of het PVC kan de SVEU ook verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU bevordert de algehele politieke coördinatie van de EU. Hij helpt ervoor te zorgen dat alle EU-instrumenten ter plaatse op coherente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de EU te verwezenlijken. Daartoe worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van het voorzitterschap en de Commissie, en in voorkomend geval met die van de andere SVEU's die actief zijn in de regio. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Commissie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de hoofden van de missies van de lidstaten, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU biedt plaatselijke politieke aansturing aan het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO), ook betreffende de politieke aspecten van aangelegenheden in verband met uitvoeringsbevoegdheden. De SVEU en de civiele operationele commandant plegen indien nodig overleg.

3.   De SVEU onderhoudt eveneens contacten met relevante plaatselijke instanties en andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

4.   De SVEU draagt samen met de andere EU-actoren die op het terrein aanwezig zijn, zorg voor de verspreiding en uitwisseling van informatie onder de EU-actoren ter plaatse, zodat een in hoge mate gemeenschappelijk situatiebewustzijn en een in hoge mate gemeenschappelijke situatiebeoordeling worden bewerkstelligd.

Artikel 13

Evaluatie

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de EU in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2008 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2008 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene prioriteiten inzake inzet doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC inzake het besluit van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 15

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 4 februari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  PB L 253 van 16.9.2006, blz. 29. Gemeenschappelijk optreden laatstelijk gewijzigd en verlengd bij Gemeenschappelijk Optreden 2007/744/GBVB (PB L 301 van 20.11.2007, blz. 27).

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/438/EG (PB L 164 van 26.6.2007, blz. 24).

(3)  Besluit 2006/683/EG, Euratom van de Raad van 15 september 2006 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47). Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/881/EG (PB L 346 van 29.12.2007, blz. 17).


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/92


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2008/124/GBVB VAN DE RAAD

van 4 februari 2008

inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, EULEX KOSOVO

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14 en artikel 25, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 10 juni 1999 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 1244 aangenomen, waarin de VN-Veiligheidsraad:

„besluit dat de internationale civiele en veiligheidsaanwezigheid voor een beginperiode van 12 maanden wordt gevestigd, welke aanwezigheid nadien zal worden gecontinueerd tenzij de Veiligheidsraad anders beslist” (punt 19)

„de secretaris-generaal toestaat om met de hulp van de betrokken internationale organisaties een internationale civiele aanwezigheid in Kosovo te vestigen …” en „besluit dat de voornaamste taken van de internationale civiele aanwezigheid o.a. het volgende omvatten … f) in een laatste fase, toezicht houden op de overdracht van gezag van de voorlopige Kosovaarse instellingen naar instellingen die bij een politieke regeling tot stand zijn gebracht … i) het handhaven van het burgerlijk recht en de civiele orde, onder meer door de oprichting van lokale politie-eenheden en ondertussen door het inzetten van een internationale politiemacht in Kosovo” (punten 10 en 11)

„zich verheugt over het werk dat verricht wordt in de Europese Unie en andere internationale organisaties met het oog op een allesomvattende aanpak van de economische ontwikkeling en stabilisatie van de door de crisis in Kosovo getroffen regio, met inbegrip van de uitvoering van een Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa met brede internationale deelneming teneinde de democratie, de economische voorspoed, de stabiliteit en de regionale samenwerking te bevorderen” (punt 17).

(2)

De in dit gemeenschappelijk optreden bedoelde organen, instellingen en autoriteiten van Kosovo („de instellingen van Kosovo”) zijn de instellingen die zijn opgericht op basis van Resolutie 1244. Zij omvatten onder andere de Kosovaarse Politiedienst, het gerechtelijk apparaat en de daarmee verbonden ministeries van Binnenlandse Zaken en van Justitie.

(3)

Het is om humanitaire redenen nodig mogelijke gewelddaden, vervolgingen en intimidatie in Kosovo te voorkomen, waarbij desgevallend rekening moet worden gehouden met de verantwoordelijkheid jegens de bevolking als vermeld in Resolutie 1674 van de VN-Veiligheidsraad van 28 april 2006.

(4)

De Raad heeft op 10 april 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/304/GBVB vastgesteld betreffende de instelling van een planningsteam van de EU (het EUPT Kosovo) met betrekking tot een mogelijke EU-crisisbeheersingsoperatie op het gebied van de rechtsstaat en eventueel op andere gebieden in Kosovo (1).

(5)

Op 11 december 2006 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan het crisisbeheersingsconcept voor een mogelijke EU-crisisbeheersingsoperatie op het gebied van de rechtsstaat en eventueel op andere gebieden in Kosovo.

(6)

In Gemeenschappelijk Optreden 2006/304/GBVB staat dat het hoofd van het EUPT Kosovo in het bijzonder handelt onder het gezag van het hoofd van de EU-crisisbeheersingsoperatie in Kosovo, zodra dit hoofd is benoemd.

(7)

Op 14 december 2007 heeft de Europese Raad te Brussel verklaard dat de EU bereid is een leidende rol te spelen bij het versterken van de stabiliteit in de regio overeenkomstig haar Europese vooruitzichten en bij de uitvoering van een definitieve regeling omtrent de toekomstige status van Kosovo. Zij verklaarde zich ook bereid Kosovo bij te staan op de weg naar duurzame stabiliteit, onder meer door een EVDB-missie en een bijdrage aan een internationaal civiel bureau als onderdeel van de internationale aanwezigheid. De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen is verzocht de nadere bepalingen voor de missie vast te stellen, evenals een aanvangsdatum. De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) is verzocht de missie voor te bereiden middels gesprekken met de verantwoordelijke autoriteiten in Kosovo en met de Verenigde Naties. In dit verband heeft de secretaris-generaal van de VN verklaard dat de VN, samen met de betrokken internationale organisaties, vastbesloten is Kosovo bij te staan op de weg naar duurzame stabiliteit. De secretaris-generaal van de VN wees ook op de bereidheid van de Europese Unie om een grotere rol te spelen in Kosovo, zoals blijkt uit de conclusies van de Europese Raad van Brussel van 14 december 2007.

(8)

Parallel met dit gemeenschappelijk optreden zal de Raad een gemeenschappelijk standpunt inzake de benoeming van een speciale vertegenwoordiger van de EU voor Kosovo vaststellen.

(9)

Overeenkomstig de richtsnoeren van de Europese Raad van Nice van 7 tot en met 9 december 2000 moet in dit gemeenschappelijk optreden de rol van de SG/HV worden bepaald, overeenkomstig de artikelen 18 en 26 van het Verdrag.

(10)

Volgens artikel 14, lid 1, van het Verdrag moet voor de gehele duur van de uitvoering van het gemeenschappelijk optreden een financieel referentiebedrag worden bepaald. Vermelding van uit de algemene begroting van de Europese Unie te financieren bedragen illustreert de bereidheid van de politieke autoriteit, en is afhankelijk van de beschikbaarheid van vastleggingskredieten tijdens het betrokken begrotingsjaar.

(11)

Gezien de aard en omvang van de bij dit gemeenschappelijk optreden ingestelde missie zijn bijzondere voorschriften nodig voor het aantrekken van personeel en het plaatsen van opdrachten.

(12)

De commando- en controlestructuur van de missie laat de contractuele aansprakelijkheid van het hoofd van de missie ten aanzien van de Commissie voor de uitvoering van de begroting van de missie onverlet.

(13)

Voor deze missie moet de binnen het secretariaat-generaal van de Raad opgerichte wachtdienst in werking worden gesteld.

(14)

De rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo zal haar beslag krijgen in een situatie die kan verslechteren en die de doelstellingen van het GBVB als omschreven in artikel 11 van het Verdrag zou kunnen schaden,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Missie

1.   De Europese Unie stelt hierbij een rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo (EULEX KOSOVO) in.

2.   EULEX KOSOVO treedt op in overeenstemming met de missieverklaring vervat in artikel 2 en verricht de taken als omschreven in artikel 3.

Artikel 2

Missieverklaring

EULEX KOSOVO staat de instellingen, het justitieel apparaat en de wetshandhavingsinstanties van Kosovo bij in hun vorderingen op weg naar duurzaamheid en verantwoordingsplicht en bij de verdere ontwikkeling en versterking van een onafhankelijk multi-etnisch justitieel apparaat en een multi-etnisch politioneel en douaneapparaat; daarbij moet ervoor worden gezorgd dat deze instellingen vrij zijn van politieke inmenging en de internationaal erkende normen en Europese beste praktijken naleven.

EULEX KOSOVO vervult, in volledige samenwerking met de bijstandsprogramma's van de Europese Commissie, zijn mandaat door monitoring, begeleiding en advies, en blijft over een aantal uitvoeringsbevoegdheden beschikken.

Artikel 3

Taken

Ter uitvoering van de missieverklaring in artikel 2 heeft EULEX KOSOVO de volgende taken:

a)

de bevoegde instellingen van Kosovo monitoren, begeleiden en adviseren over alle gebieden die verband houden met de ruimere rechtsstaat (waaronder het douaneapparaat); EULEX KOSOVO blijft daarbij over een aantal uitvoeringsbevoegdheden beschikken;

b)

zorgen voor de handhaving en bevordering van de rechtsstaat, de openbare orde en de veiligheid, mede — indien nodig — in overleg met de desbetreffende internationale civiele autoriteiten in Kosovo, door operationele beslissingen van de bevoegde autoriteiten van Kosovo terug te draaien of nietig te verklaren;

c)

er mede voor zorgen dat alle rechtsstaatdiensten van Kosovo, met inbegrip van de douane, vrij zijn van politieke inmenging;

d)

ervoor zorgen dat gevallen van oorlogsmisdaden, terrorisme, georganiseerde criminaliteit, corruptie, interetnische criminaliteit, financiële/economische criminaliteit en andere ernstige criminaliteit overeenkomstig het toepasselijke recht terdege worden onderzocht, vervolgd, berecht en bestraft, in voorkomend geval mede door internationale onderzoekers, aanklagers en rechters die samenwerken met Kosovaarse onderzoekers, aanklagers en rechters dan wel autonoom optreden, met inbegrip van — in voorkomend geval — het opzetten van samenwerkings- en coördinatiestructuren tussen politie en vervolgingsautoriteiten;

e)

bijdragen tot de versterking van de samenwerking en de coördinatie tijdens de gehele gerechtelijke procedure, met name op het gebied van georganiseerde criminaliteit;

f)

bijdragen tot de bestrijding van corruptie, fraude en financiële criminaliteit;

g)

bijdragen tot de uitvoering van de strategie en het actieplan inzake corruptiebestrijding voor Kosovo;

h)

autonoom of ter ondersteuning van de bevoegde Kosovaarse autoriteiten andere verantwoordelijkheden op zich nemen, om te zorgen voor de handhaving en bevordering van de rechtsstaat, de openbare orde en de veiligheid, in overleg met de bevoegde instanties van de Raad;

i)

ervoor zorgen dat al zijn activiteiten in overeenstemming zijn met de internationale normen inzake mensenrechten en gendermainstreaming.

Artikel 4

Plannings- en voorbereidingsfase

1.   Tijdens de plannings- en voorbereidingsfase van de missie treedt het EUPT Kosovo op als de belangrijkste plannings- en voorbereidingsinstantie voor EULEX KOSOVO.

Het hoofd van het EUPT Kosovo handelt onder het gezag van het hoofd van EULEX KOSOVO („hoofd van de missie”).

2.   Er wordt risicobeoordeling verricht als onderdeel van het planningsproces. Deze beoordeling wordt regelmatig bijgewerkt.

3.   Het EUPT Kosovo wordt verantwoordelijk voor het werven en inzetten van personeel, het kopen van goederen, voorraden en diensten, ook namens missie EULEX KOSOVO, gefinancierd uit de begroting van het EUPT Kosovo.

4.   Het EUPT Kosovo stelt een operatieplan (OPLAN) op en ontwikkelt alle technische instrumenten die nodig zijn voor de uitvoering van het mandaat van EULEX KOSOVO. Het OPLAN houdt rekening met de alomvattende risicobeoordeling en omvat een beveiligingsplan. De Raad keurt het OPLAN goed.

Artikel 5

Start en overgangsperiode

1.   Bij goedkeuring van het OPLAN zal de Raad het startsein geven voor EULEX KOSOVO. De operationele fase van EULEX KOSOVO begint bij de overdracht van het gezag door de VN-missie in Kosovo, UNMIK.

2.   Tijdens de overgangsperiode mag het hoofd van de missie het EUPT opdragen het nodige te doen om ervoor te zorgen dat EULEX KOSOVO op de dag waarop het gezag wordt overgedragen, volledig operationeel is.

Artikel 6

Structuur van EULEX KOSOVO

1.   EULEX KOSOVO wordt een eengemaakte EVDB-missie in heel Kosovo.

2.   EULEX KOSOVO

a)

vestigt zijn hoofdkwartier in Pristina,

b)

opent in heel Kosovo regionale en plaatselijke kantoren,

c)

zorgt voor ondersteuning in Brussel, en

d)

opent al naar gelang de behoefte verbindingskantoren.

3.   De structuur van EULEX KOSOVO, waarvoor in het OPLAN uitvoerige regelingen zullen worden getroffen, komt er als volgt uit te zien:

a)

het hoofd van de missie en het personeel, zoals omschreven in het OPLAN,

b)

een politiecomponent, waar passend ondergebracht bij de politiediensten in Kosovo, onder meer bij grensovergangen,

c)

een justitiecomponent, waar passend ondergebracht bij de ministeries in kwestie, de rechterlijke macht van Kosovo, het Kosovaarse bureau voor onroerende goederen, het gevangeniswezen van Kosovo, en

d)

een douanecomponent, waar passend ondergebracht bij de Kosovaarse douane.

4.   Gespecialiseerde politie kan worden ondergebracht in kampen die ingesteld zijn op haar operationele behoeften.

Artikel 7

Civiele bevelhebber

1.   De directeur van het civiele plannings- en uitvoeringsvermogen (CPCC) is de civiele bevelhebber van EULEX KOSOVO.

2.   De civiele bevelhebber oefent, onder het politieke toezicht en de strategische leiding van het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en onder het algemene gezag van de SG/HV, het commando en de controle op strategisch niveau uit op EULEX KOSOVO.

3.   De civiele bevelhebber zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering van de besluiten van de Raad, alsmede van het PVC, mede, waar nodig, door middel van instructies op strategisch niveau aan het hoofd van de missie en door middel van het verlenen van advies en technische bijstand aan hem.

4.   Alle gedetacheerde personeelsleden blijven onder het volledige gezag staan van de nationale autoriteiten van de betrokken zendstaat of EU-instelling. De nationale autoriteiten dragen de operationele controle (OPCON) over hun personeel, teams en eenheden over aan de civiele bevelhebber.

5.   De civiele bevelhebber heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de EU zich naar behoren van haar zorgplicht kwijt.

6.   De civiele bevelhebber en de SVEU plegen indien nodig onderling overleg.

Artikel 8

Hoofd van de missie

1.   Het hoofd van de missie neemt de verantwoordelijkheid voor EULEX KOSOVO op zich en oefent het commando en de controle erover uit op het terrein.

2.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle uit over het personeel, de teams en de eenheden van de bijdragende staten die door de civiele bevelhebber ter beschikking zijn gesteld, en heeft de administratieve en logistieke verantwoordelijkheid over de aan EULEX KOSOVO ter beschikking gestelde activa, middelen en informatie. De uitoefening van het commando en de controle laat, ten aanzien van de ontheffing van de rechters en openbare aanklagers van EULEX KOSOVO van hun justitiële opdracht, het beginsel van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de strafvervolging onverlet.

3.   Het hoofd van de missie geeft instructies aan alle personeelsleden van EULEX KOSOVO, waaronder in dit geval ook aan het ondersteunend element in Brussel, met het oog op de effectieve uitvoering van EULEX KOSOVO op het terrein, en zorgt voor de coördinatie en de dagelijkse leiding van de operatie volgens de instructies van de civiele bevelhebber.

4.   Tot het verstrijken van Gemeenschappelijk Optreden 2006/304/GBVB wordt het hoofd van de missie bijgestaan door het bij dat optreden ingestelde EUPT Kosovo.

5.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van EULEX KOSOVO. Daartoe ondertekent het hoofd van de missie een contract met de Commissie.

6.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor het tuchtrechtelijk toezicht op het personeel. Voor gedetacheerd personeel wordt het tuchtrecht uitgeoefend door de betrokken nationale of EU-autoriteit.

7.   Het hoofd van de missie vertegenwoordigt EULEX KOSOVO in het operatiegebied en zorgt voor passende zichtbaarheid van EULEX KOSOVO.

8.   Het hoofd van de missie zorgt in voorkomend geval voor coördinatie met andere EU-actoren op het terrein. Het hoofd van de missie krijgt, onder volledige eerbiediging van de commandostructuur, ter plaatse politieke richtsnoeren van de SVEU, ook met betrekking tot de politieke aspecten van aangelegenheden in verband met uitvoerende bevoegdheden.

9.   Het hoofd van de missie zorgt ervoor dat EULEX KOSOVO in voorkomend geval nauw samenwerkt met de bevoegde Kosovaarse autoriteiten en belangrijke internationale actoren, zoals met de NAVO/KFOR, de UNMIK, de OVSE en derde staten die een rol spelen met betrekking tot de rechtsstaat in Kosovo en een Internationaal Civiel Bureau.

10.   Er wordt een interne juridische en financiële controle-eenheid opgericht, die onafhankelijk is van het personeel dat verantwoordelijk is voor het besturen van EULEX KOSOVO, en die rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van het hoofd van de missie valt.

Artikel 9

Personeel

1.   Het aantal en het niveau van de personeelsleden van EULEX KOSOVO zijn in overeenstemming met de in artikel 2 bedoelde missieverklaring, met de in artikel 3 bedoelde taken en met de in artikel 6 bedoelde structuur van EULEX KOSOVO.

2.   EULEX KOSOVO bestaat voornamelijk uit personeel dat door de lidstaten of de instellingen van de EU wordt gedetacheerd. Elke lidstaat of EU-instelling draagt de kosten in verband met elk door hem of haar gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en andere vergoedingen dan dagvergoedingen en toeslagen voor gevaren en ongemakken.

3.   EULEX KOSOVO kan ook naar gelang van de behoeften internationaal en plaatselijk personeel op contractbasis aanwerven.

4.   Derde staten kunnen in voorkomend geval eveneens personeel bij EULEX KOSOVO detacheren. Elke detacherende derde staat draagt de kosten in verband met elk door hem gedetacheerd personeelslid, met inbegrip van kosten voor vervoer van en naar de plaats van detachering, salarissen, ziektekosten en vergoedingen. Onderdanen van deelnemende derde staten mogen, indien nodig, bij wijze van uitzondering op contractbasis worden aangenomen in met redenen omklede gevallen waarin geen geschikte sollicitaties uit de lidstaten beschikbaar zijn.

5.   Alle personeelsleden nemen de missiespecifieke minimum-veiligheidsnormen en het minimummissieveiligheidsplan van het EU-veiligheidsbeleid in acht. Wat betreft de bescherming van gerubriceerde EU-informatie die aan hen is toevertrouwd bij de uitoefening van hun taak, nemen zij de beveiligingsbeginselen en minimumnormen als bedoeld in Besluit 2001/264/EG (2), in acht.

Artikel 10

Status van EULEX KOSOVO en van het personeel van EULEX KOSOVO

1.   Indien nodig wordt over de status van het personeel van EULEX KOSOVO, in voorkomend geval inclusief de voorrechten en immuniteiten en overige waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en de soepele werking van EULEX KOSOVO, een overeenkomst gesloten.

2.   De bijdragende staat of EU-instelling die een personeelslid heeft gedetacheerd, is verantwoordelijk voor de afhandeling van met de detachering verband houdende schade-eisen van of betreffende het personeelslid. De betrokken bijdragende staat of EU-instelling is verantwoordelijk voor het instellen van eventuele vorderingen tegen het gedetacheerde personeelslid.

3.   De arbeidsvoorwaarden en de rechten en plichten van het internationale en het plaatselijke civiele personeel staan in contracten tussen het hoofd van de missie en de betrokken personeelsleden.

Artikel 11

Commandostructuur

1.   EULEX KOSOVO heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, het politieke toezicht op en de strategische aansturing van EULEX KOSOVO uit.

3.   Overeenkomstig artikel 7 is de civiele bevelhebber, onder het politieke toezicht en de strategische aansturing van het PVC en in die hoedanigheid onder algemeen gezag van de SG/HV, de commandant van EULEX KOSOVO op strategisch niveau en in die hoedanigheid geeft hij instructies aan het hoofd van de missie en verleent hij deze advies en technische ondersteuning.

4.   De civiele bevelhebber brengt via de SG/HV verslag uit aan de Raad.

5.   Het hoofd van de missie oefent het commando en de controle op het terrein uit over EULEX KOSOVO en legt rechtstreeks verantwoording af aan de civiele bevelhebber.

Artikel 12

Politiek toezicht en strategische aansturing

1.   Het PVC zorgt, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, voor het politieke toezicht op en de strategische aansturing van EULEX KOSOVO.

2.   Hierbij machtigt de Raad het PVC de relevante besluiten te nemen overeenkomstig de derde alinea van artikel 25 van het Verdrag. Deze machtiging omvat de bevoegdheid om het OPLAN en de commandostructuur te wijzigen. Zij omvat ook de bevoegdheid om besluiten te nemen betreffende de benoeming van het hoofd van de missie. De Raad neemt op aanbeveling van de SG/HV, besluiten met betrekking tot de doelstellingen en de beëindiging van EULEX KOSOVO.

3.   Het PVC brengt op geregelde tijdstippen verslag uit aan de Raad.

4.   Het PVC ontvangt in voorkomend geval op geregelde tijdstippen door de civiele bevelhebber en het hoofd van de missie opgestelde verslagen over aangelegenheden die onder hun bevoegdheden vallen. Plannen voor specifieke gebieden kunnen op gezette tijden door het PVC worden herzien.

Artikel 13

Deelname van derde staten

1.   Onverminderd de beslissingsautonomie van de EU en het ene institutionele kader van de Unie kunnen derde staten worden uitgenodigd om bij te dragen aan EULEX KOSOVO, mits zij de kosten dragen van het door hen gedetacheerde personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen grote risico's, vergoedingen en reiskosten van en naar het missiegebied, en in voorkomend geval een bijdrage leveren aan de bedrijfskosten van EULEX KOSOVO.

2.   Derde staten die bijdragen aan EULEX KOSOVO hebben in verband met de dagelijkse leiding van EULEX KOSOVO dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende lidstaten.

3.   Hierbij machtigt de Raad het PVC om de noodzakelijke besluiten betreffende de aanvaarding of niet van de voorgestelde bijdragen te nemen en een Comité van contribuanten in te stellen.

4.   De nadere regelingen wat betreft de deelname van derde staten worden vastgelegd in een overeenkomst conform artikel 24 van het Verdrag. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, kan namens het voorzitterschap over dergelijke regelingen onderhandelen. Wanneer de EU en een derde staat een overeenkomst tot vaststelling van een kader voor de deelneming van die derde staat aan EU-crisisbeheersingsoperaties hebben gesloten, zijn in het kader van EULEX KOSOVO de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.

Artikel 14

Beveiliging

1.   De civiele bevelhebber neemt de leiding over de planning van de beveiligingsmaatregelen door het hoofd van de missie op zich en zorgt voor een adequate en efficiënte uitvoering daarvan voor EULEX KOSOVO overeenkomstig de artikelen 7 en 11 en in overleg met de Dienst beveiliging van het secretariaat-generaal van de Raad.

2.   Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de veiligheid van de operatie en voor de naleving van de minimumbeveiligingsvereisten die op de operatie van toepassing zijn, overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van EU-personeel dat op grond van titel V van het Verdrag en de daarvan afgeleide instrumenten in een operationele hoedanigheid wordt ingezet buiten de EU.

3.   Het hoofd van de missie wordt bijgestaan door een speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris, die verslag uitbrengt aan het hoofd van de missie en die tevens nauwe, functionele betrekkingen onderhoudt met de in lid 1 bedoelde Dienst beveiliging.

4.   Het hoofd van de missie wijst lokale veiligheidsfunctionarissen aan voor de provinciale en regionale locaties van EULEX KOSOVO, die onder het gezag van de speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse afhandeling van alle veiligheidsaspecten van de respectieve onderdelen van EULEX KOSOVO.

5.   De personeelsleden van EULEX KOSOVO volgen, overeenkomstig het OPLAN, vóór hun indiensttreding een verplichte veiligheidsopleiding. Ook volgen zij regelmatig ter plaatse opfriscursussen, georganiseerd door de speciaal voor de missie bestemde hoge veiligheidsfunctionaris en de lokale veiligheidsfunctionarissen.

6.   Het hoofd van de missie zorgt ervoor dat het aantal aanwezige personeelsleden en geautoriseerde bezoekers nooit zo hoog is dat EULEX KOSOVO hun veiligheid niet meer kan waarborgen of hen in een noodsituatie niet kan evacueren.

7.   Het hoofd van de missie zorgt voor de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens overeenkomstig Besluit 2001/264/EG.

Artikel 15

Wachtdienst

Voor EULEX KOSOVO wordt het wachtdienstvermogen geactiveerd.

Artikel 16

Financiële regelingen

1.   Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met de periode van zestien maanden moet dekken bedraagt 205 000 000 EUR.

2.   Alle uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de EU, met als uitzondering dat prefinancieringen niet het eigendom van de Gemeenschap blijven.

3.   Behoudens goedkeuring van de Commissie, mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren in Kosovo over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan EULEX KOSOVO. Onderdanen van landen uit de regio West-Balkan of van bijdragende derde staten mogen inschrijven bij aanbestedingen. De positie van houder van tijdens de plannings- en voorbereidingsfase door het EUPT Kosovo voor EULEX KOSOVO gesloten contracten of getroffen regelingen wordt in voorkomend geval overgedragen aan EULEX KOSOVO. Activa die in het bezit zijn van het EUPT worden overgedragen aan EULEX KOSOVO.

4.   Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.

5.   De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van EULEX KOSOVO, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting en de interoperabiliteit van de teams van EULEX KOSOVO, en rekening houden met de plaatsing van personeel bij regionale kantoren.

6.   De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf de datum waarop dit gemeenschappelijk optreden wordt vastgesteld.

Artikel 17

Coördinatie met communautaire acties

1.   De Raad en de Commissie zorgen, overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden, voor de samenhang tussen de uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en het externe optreden van de Gemeenschap, overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag. Zij werken te dien einde samen.

2.   De nodige coördinatieregelingen worden ingesteld in het gebied van EULEX KOSOVO, voor zover van toepassing, alsmede in Brussel.

Artikel 18

Vrijgave van gerubriceerde gegevens

1.   De SG/HV wordt hierbij gemachtigd gerubriceerde gegevens en documenten van de EU die ten behoeve van EULEX KOSOVO zijn opgesteld, overeenkomstig Besluit 2001/264/EG vrij te geven aan de VN, de NAVO/KFOR en aan derden die bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken zijn, met inachtneming van de respectieve rubriceringsniveaus. Te dien einde zullen plaatselijke technische regelingen worden opgesteld.

2.   Indien er sprake is van een concrete en onmiddellijke operationele behoefte, is de SG/HV voorts gemachtigd om gerubriceerde gegevens en documenten van de EU tot op het niveau „RESTREINT UE” die ten behoeve van EULEX KOSOVO zijn opgesteld, overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften van de Raad vrij te geven aan de bevoegde plaatselijke autoriteiten. In alle andere gevallen worden deze gegevens en documenten vrijgegeven aan de bevoegde lokale autoriteiten volgens de toepasselijke procedures op het niveau van de samenwerking van deze autoriteiten met de EU.

3.   De SG/HV wordt hierbij gemachtigd om niet-gerubriceerde documenten van de EU betreffende de beraadslagingen van de Raad over EULEX KOSOVO die onder de geheimhoudingsplicht van artikel 6, lid 1, van het reglement van orde van de Raad vallen, vrij te geven aan de VN, de NAVO/KFOR en bij dit gemeenschappelijk optreden betrokken derde staten en aan de betrokken lokale autoriteiten (3).

Artikel 19

Herzieningsclausule

De Raad oordeelt uiterlijk 6 maanden na het begin van de operationele fase of EULEX KOSOVO moet worden verlengd.

Artikel 20

Inwerkingtreding en duur

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Het verstrijkt 28 maanden na de datum van goedkeuring van het OPLAN. De begroting voor de laatste 12 maanden vóór het verstrijken wordt door de Raad afzonderlijk goedgekeurd.

Artikel 21

Bekendmaking

1.   Dit gemeenschappelijk optreden wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

2.   De beslissingen van het PVC uit hoofde van artikel 12, lid 1, met betrekking tot de benoeming van het hoofd van de missie worden ook bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 februari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  PB L 112 van 26.4.2006, blz. 19.

(2)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/438/EG (PB L 164 van 26.6.2007, blz. 24).

(3)  Besluit 2006/683/EG, Euratom van de Raad van 15 september 2006 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47). Besluit gewijzigd bij Besluit 2007/4/EG, Euratom (PB L 1 van 4.1.2007, blz. 9).


16.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 42/99


BESLUIT EULEX/1/2008 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 7 februari 2008

tot benoeming van het hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo, EULEX KOSOVO

(2008/125/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 25, derde alinea,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB (1) van de Raad van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo, EULEX KOSOVO, en met name op artikel 12, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Politiek en Veiligheidscomité heeft zich op 4 mei 2007 in beginsel akkoord verklaard met het voorstel van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger om de heer Yves de Kermabon te benoemen tot hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo, en heeft opgemerkt dat de formele benoeming zal plaatsvinden nadat het gemeenschappelijk optreden tot instelling van de missie door de Raad is vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 4 februari 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB vastgesteld.

(3)

In artikel 12, lid 2, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB is bepaald dat het Politiek en Veiligheidscomité gemachtigd is om overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag de relevante besluiten te nemen met het oog op het politieke toezicht op en de strategische aansturing van EULEX KOSOVO, met inbegrip van een besluit tot benoeming van het hoofd van de missie,

BESLUIT:

Artikel 1

De heer Yves de Kermabon wordt benoemd tot hoofd van de rechtsstaatmissie van de Europese Unie voor Kosovo, EULEX KOSOVO.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn aanneming.

Het is van toepassing totdat het Gemeenschappelijk Optreden 2008/124/GBVB van 4 februari 2008 verstrijkt.

Gedaan te Brussel, 7 februari 2008.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

M. IPAVIC


(1)  Zie bladzijde 92 van dit Publicatieblad.