ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 32

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
6 februari 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 104/2008 van de Commissie van 5 februari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 105/2008 van de Commissie van 5 februari 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter

3

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/96/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 20 december 2007 waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6643)

21

 

 

2008/97/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 januari 2008 tot wijziging van Beschikking 93/52/EEG wat betreft de verklaring dat bepaalde administratieve regio’s in Italië officieel vrij zijn van brucellose (B. melitensis), en tot wijziging van Beschikking 2003/467/EG wat betreft de verklaring dat bepaalde administratieve regio's in Italië officieel vrij zijn van rundertuberculose en runderbrucellose en dat bepaalde administratieve regio's in Polen officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 324)  ( 1 )

25

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

6.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/1


VERORDENING (EG) Nr. 104/2008 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 6 februari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 5 februari 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

143,2

JO

84,0

MA

41,7

SN

192,7

TN

111,3

TR

92,2

ZZ

110,9

0707 00 05

EG

201,7

JO

202,1

MA

52,1

TR

112,7

ZZ

142,2

0709 90 70

MA

56,6

TR

125,0

ZA

79,4

ZZ

87,0

0709 90 80

EG

191,8

ZZ

191,8

0805 10 20

EG

45,6

IL

58,4

MA

64,2

TN

51,4

TR

70,3

ZZ

58,0

0805 20 10

IL

107,2

MA

102,6

TR

101,8

ZZ

103,9

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

CN

84,5

EG

62,2

IL

74,7

JM

97,0

MA

134,9

PK

46,3

TR

76,1

US

60,6

ZZ

79,5

0805 50 10

EG

63,7

IL

120,5

MA

81,7

TR

113,4

ZZ

94,8

0808 10 80

CA

87,1

CN

75,1

MK

39,9

US

113,1

ZZ

78,8

0808 20 50

CN

49,0

US

111,5

ZA

96,5

ZZ

85,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


6.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/3


VERORDENING (EG) Nr. 105/2008 VAN DE COMMISSIE

van 5 februari 2008

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op de artikelen 10 en 40,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2771/1999 van de Commissie (2) zijn uitvoeringsbepalingen vastgesteld van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad ten aanzien van de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room. Bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1255/1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (3) zijn de bepalingen inzake interventie en particuliere opslag voor boter en room gewijzigd. Naar aanleiding van deze nieuwe regeling en op grond van de opgedane ervaring moeten de uitvoeringsbepalingen betreffende de interventiemaatregelen op de markt voor boter en room worden gewijzigd en zo nodig worden vereenvoudigd. Duidelijkheidshalve dient Verordening (EG) nr. 2771/1999 te worden ingetrokken en door een nieuwe verordening te worden vervangen.

(2)

In artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 zijn criteria vastgelegd op grond waarvan boter tegen een vaste prijs of bij openbare inschrijving wordt aangekocht en op grond waarvan deze interventieaankopen moeten worden geschorst. Voor de aankoopprocedure moeten praktische regelingen worden vastgesteld. Om te waarborgen dat de kwaliteitseisen en de voorwaarden inzake aanbiedingsvorm van de boter bij de indiening van de offerte en na de inslag in acht worden genomen, moet worden voorgeschreven dat de offerte vergezeld gaat van een daartoe strekkende schriftelijke verbintenis van de verkoper. Daarnaast moet bij de offerte een inschrijvingszekerheid worden gesteld als garantie dat de offerte na het verstrijken van de indieningstermijn wordt gehandhaafd en de boter binnen nader te bepalen termijnen wordt geleverd.

(3)

Om voor interventie in aanmerking te komen moet de boter voldoen aan de voorschriften van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en aan nader te bepalen voorwaarden inzake kwaliteit en aanbiedingsvorm. Bovendien moeten de analysemethoden en de voorschriften inzake kwaliteitscontrole worden vastgesteld, en moet, wanneer de situatie het vereist, de boter op de mate van radioactiviteit worden gecontroleerd, waarbij de maximale niveaus van radioactiviteit in voorkomend geval in de Gemeenschapswetgeving moeten worden vastgesteld. De lidstaten moet echter worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden een systeem van zelfcontrole op te zetten.

(4)

Voor de goede werking van de interventieregeling moeten de voorwaarden voor erkenning van de productiebedrijven en voorschriften voor de controle op de inachtneming ervan worden vastgesteld. Om de doeltreffendheid van de regeling te garanderen, moeten worden bepaald welke maatregelen worden genomen bij niet-inachtneming van deze voorwaarden. Aangezien boter kan worden aangekocht door een bevoegde instantie van een andere lidstaat dan die waar de boter is vervaardigd, moet die bevoegde instantie in staat worden gesteld de naleving van de voorschriften inzake kwaliteit en aanbiedingsvorm te controleren.

(5)

In artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat voor de interventieaankopen een inschrijvingsprocedure geldt. De Commissie kan de interventieaankopen schorsen zodra de voor interventie aangeboden hoeveelheid een bepaald maximum heeft bereikt. Om het de Commissie mogelijk te maken een dergelijk besluit te nemen, moeten bepalingen worden vastgesteld voor de bewaking door de Commissie van de voor openbare interventie aangeboden hoeveelheden boter.

(6)

Zodra de bovenbedoelde hoeveelheden zijn bereikt, kan de Commissie ook besluiten de aankoop voort te zetten in het kader van een permanente openbare inschrijving. Hiervoor moeten de nodige uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld. Om alle gegadigden in de Gemeenschap een gelijke behandeling te garanderen, moet een bericht van inschrijving worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De onderdelen van de offerte, en meer in het bijzonder de minimumhoeveelheid, de indieningstermijnen en de maximumaankoopprijs moeten worden gepreciseerd.

(7)

De kwaliteit van de boter en de naleving van de voor aankoop ervan gestelde voorwaarden moeten kunnen worden gegarandeerd door middel van controles in verscheidene opslagstadia. Niet-naleving van deze eisen mag geen nadelige gevolgen voor de Gemeenschapsbegroting hebben. Derhalve moet worden voorgeschreven dat de verkoper niet-conforme boter terugneemt en de reeds gemaakte opslagkosten voor zijn rekening neemt.

(8)

Voor een goed beheer van de opgeslagen hoeveelheden moeten de verplichtingen van de lidstaten worden aangegeven en moeten met name bepalingen betreffende de maximumafstand tot de plaats van opslag en de bij overschrijding van die afstand te dragen kosten worden vastgesteld, alsmede bepalingen betreffende de toegankelijkheid en de identificatie van de partijen, en de verzekering van de opgeslagen producten tegen risico’s. Ook moeten ter uniformisering van de frequentie en het niveau van de controles, de aard en het aantal van de door de nationale autoriteiten in de opslagplaatsen te verrichten inspecties worden aangegeven.

(9)

Een goed beheer van de interventievoorraden vereist dat de boter wordt verkocht zodra zich afzetmogelijkheden voordoen. Voor een beter beheer van de hoeveelheden en om het evenwicht op de markt niet in gevaar te brengen, moet de verkoopprijs worden vastgesteld door middel van een openbare inschrijving. De verkoopvoorwaarden, die onder meer het stellen van een zekerheid omvatten, moeten worden vastgesteld, met name met betrekking tot de betalingstermijnen. De inschrijvers moeten in hun bod onderscheid kunnen maken tussen boter van zoete room en boter van zure room en de vastgestelde verkoopprijs kan variëren naargelang van de plaats waar de te koop aangeboden boter is opgeslagen.

(10)

Op grond van artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt steun voor de particuliere opslag van boter verleend. Om een doeltreffende controle van de regeling mogelijk te maken, moet in een contract en een bestek worden voorzien, waarin de opslagvoorwaarden nader zijn bepaald. Daartoe moeten ook, met name ten aanzien van de in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgestelde eisen, nadere voorschriften inzake bescheiden, boekhouding en bij de controle toe te passen frequentie en werkwijze worden vastgesteld. Om de aanwezigheid van de onder een contract voor particuliere opslag vallende boter in het koelhuis gemakkelijker te kunnen controleren, moet worden bepaald dat deze per gehele partij wordt uitgeslagen, tenzij de lidstaat de uitslag van een kleinere hoeveelheid toestaat.

(11)

Met het oog op een behoorlijk beheer van de regeling inzake particuliere opslag moet het steunbedrag jaarlijks worden vastgesteld. De data van inslag en van uitslag, de opslagperioden en de steunbedragen kunnen worden gewijzigd op grond van de marktsituatie.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER

Artikel 1

1.   Bij deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de onderstaande, in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde interventiemaatregelen in de sector melk en zuivelproducten:

a)

openbare opslag:

i)

aankoop van boter:

tegen een vaste prijs;

bij openbare inschrijving;

ii)

verkoop van boter;

b)

steun voor de particuliere opslag van boter.

2.   Voor de toepassing van deze verordening geldt de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie als één enkele lidstaat.

3.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „bevoegde instantie” verstaan: het betaalorgaan of, in voorkomend geval, de door het betaalorgaan aangewezen instantie, als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (4).

HOOFDSTUK II

OPENBARE OPSLAG

AFDELING 1

Voorwaarden voor de aankoop van boter

Artikel 2

De bevoegde instanties kopen slechts boter die aan de voorschriften van artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en van artikel 3 van de onderhavige verordening voldoet en die voor interventie wordt aangeboden in de periode van 1 maart tot en met 31 augustus van elk jaar.

Artikel 3

1.   De bevoegde instantie controleert de boterkwaliteit volgens de in bijlage I bedoelde analysemethoden aan de hand van monsters die op de in bijlage II aangegeven wijze zijn genomen. De lidstaten mogen evenwel, na schriftelijke toestemming van de Commissie, een onder hun toezicht staand systeem voor zelfcontrole vaststellen voor bepaalde kwaliteitseisen en bepaalde erkende ondernemingen.

2.   De mate van radioactiviteit van de boter mag de eventueel in de communautaire regelgeving vastgestelde toelaatbare maximumniveaus niet overschrijden.

Alleen wanneer de situatie het vereist, wordt de boter gedurende de noodzakelijk geachte periode op de mate van radioactieve besmetting gecontroleerd. De geldigheidsduur en de draagwijdte van de controlemaatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde procedure.

3.   De boter moet zijn vervaardigd in de periode van 23 dagen voorafgaande aan de dag waarop de bevoegde instantie de verkoopaanbieding heeft ontvangen.

4.   De minimumhoeveelheid voor verkoop aangeboden boter bedraagt 10 t. De lidstaten kunnen voorschrijven dat de boter slechts per gehele ton wordt aangeboden.

5.   De boter moet worden verpakt en geleverd in kluiten met een nettogewicht van ten minste 25 kg.

6.   De boterverpakkingen moeten nieuw zijn en uit stevig materiaal bestaan dat geschikt is om de boter gedurende het vervoer, de opslag en de uitslag te beschermen. Op de verpakkingen dienen ten minste de volgende gegevens te zijn vermeld, eventueel in code:

a)

het erkenningsnummer ter identificatie van de fabriek en de lidstaat van productie;

b)

de productiedatum;

c)

de datum van inslag;

d)

het nummer van de productiepartij en het nummer van de verpakkingseenheid; het nummer van de verpakkingseenheid mag door een op het pallet aangebracht palletnummer worden vervangen;

e)

de vermelding „boter van zoete room” wanneer de pH van de waterige fase van de boter daarmee overeenstemt.

De lidstaten mogen ontheffing verlenen van de verplichting de datum van inslag op de verpakking te vermelden, indien de exploitant van de opslagplaats zich ertoe verbindt een register bij te houden waarin op de dag van inslag de in de eerste alinea bedoelde gegevens worden opgenomen.

Artikel 4

1.   De in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde onderneming wordt slechts erkend indien zij:

a)

is erkend overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5) en over de nodige technische inrichtingen beschikt;

b)

zich ertoe verbindt doorlopend de door de bevoegde instantie van elke lidstaat voorgeschreven registers bij te houden waarin de leverancier en de oorsprong van de grondstoffen, de verkregen hoeveelheden boter en de verpakkingsvorm, de identificatie en de uitslagdatum van elke voor openbare interventie aangeboden partij zijn vermeld;

c)

ermee instemt de vervaardiging van boter aan een specifieke officiële controle te onderwerpen;

d)

zich ertoe verbindt de bevoegde instantie ten minste twee werkdagen vooraf in kennis te stellen van haar voornemen boter voor openbare interventie te vervaardigen; de lidstaat kan evenwel een kortere termijn vaststellen.

2.   Om de bepalingen van deze verordening te doen naleven, voert de bevoegde instantie onaangekondigde controles ter plaatse uit, op basis van het programma voor de vervaardiging van interventieboter van de betrokken ondernemingen.

Zij verricht ten minste:

a)

voor de verificatie van de in lid 1, onder b), bedoelde registers, één controle per periode van 28 dagen productie van interventieboter en ten minste één controle per jaar;

b)

voor het toezicht op de inachtneming van de andere in lid 1 bedoelde erkenningsvoorwaarden, één controle per jaar.

3.   De erkenning wordt ingetrokken wanneer niet langer aan de in lid 1, onder a), vastgestelde voorwaarden wordt voldaan. Niet eerder dan zes maanden daarna kan op verzoek van het betrokken bedrijf de erkenning na grondige controle opnieuw worden verleend.

Wanneer wordt vastgesteld dat een onderneming een van de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde verbintenissen niet is nagekomen, wordt behoudens overmacht de erkenning geschorst voor een periode die naargelang van de ernst van de onregelmatigheid op ten minste één maand en ten hoogste twaalf maanden wordt vastgesteld.

De lidstaat kan beslissen de schorsing niet toe te passen indien wordt geconstateerd dat de onregelmatigheid niet opzettelijk of door ernstige nalatigheid is begaan en dat zij slechts zeer weinig afdoet aan de doeltreffendheid van de in lid 2 bedoelde controles.

4.   Over de controles op grond van de leden 2 en 3 wordt een verslag opgesteld waarin worden vermeld:

a)

de datum van de controle;

b)

de duur van de controle;

c)

de verrichte controlewerkzaamheden.

Het controleverslag moet door de bevoegde inspecteur worden ondertekend.

Artikel 5

1.   Wanneer de boter in een andere lidstaat dan de lidstaat van productie voor interventie wordt aangeboden, wordt deze slechts aangekocht na overlegging van een door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie afgegeven certificaat.

Het certificaat wordt uiterlijk 45 dagen na de datum waarop de offerte is ontvangen, bij de bevoegde instantie van de aankopende lidstaat ingediend en bevat de in artikel 3, lid 6, onder a), b), d), van deze verordening bedoelde gegevens, alsmede een verklaring dat de boter in een erkende onderneming in de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend is bereid uit room in de zin van artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 die is gepasteuriseerd.

2.   Wanneer de lidstaat van productie de in artikel 3, lid 1, van deze verordening bedoelde controles heeft verricht, worden in het certificaat ook de resultaten van die controles opgenomen en een verklaring dat de betrokken boter aan de in artikel 6, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgestelde eisen voldoet. In dat geval moet de in artikel 3, lid 6, van deze verordening bedoelde verpakking worden verzegeld met een genummerd etiket dat is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie. Op het certificaat wordt het nummer van het etiket vermeld.

AFDELING 2

Procedure voor de aankoop van boter tegen een vaste prijs

Artikel 6

De aankoop van boter tegen 90 % van de interventieprijs op grond van artikel 6, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in deze afdeling.

Artikel 7

1.   De verkopers dienen een aanbieding in hetzij schriftelijk tegen bewijs van ontvangst, hetzij door middel van een schriftelijk telecommunicatiebericht met ontvangstbevestiging.

2.   In de aanbieding worden vermeld:

a)

de naam en het adres van de verkoper;

b)

de aangeboden hoeveelheid;

c)

de naam en het erkenningsnummer van de overeenkomstig artikel 4, lid 1, erkende onderneming;

d)

de data waarop de boter is vervaardigd;

e)

de plaats waar de boter is opgeslagen.

3.   Een aanbieding is slechts geldig, indien:

a)

zij betrekking heeft op een hoeveelheid boter die aan de voorschriften van artikel 3, lid 4, voldoet;

b)

zij vergezeld gaat van de schriftelijke verbintenis van de verkoper dat hij het bepaalde in artikel 11, lid 2, in acht zal nemen;

c)

het bewijs wordt geleverd dat de verkoper in de lidstaat waar de aanbieding is ingediend, uiterlijk op de dag waarop de aanbieding is ontvangen, een zekerheid van 5 EUR per 100 kg heeft gesteld.

4.   De oorspronkelijk aan de bevoegde instantie toegezonden verbintenis als bedoeld in lid 3, onder b), wordt voor latere aanbiedingen stilzwijgend verlengd totdat de verkoper of de bevoegde instantie deze uitdrukkelijk opzegt, mits:

a)

in de eerste aanbieding is bepaald dat de verkoper van plan is gebruik te maken van de bepalingen van dit lid;

b)

in de latere aanbiedingen naar het onderhavige lid en naar de datum van de eerste aanbieding wordt verwezen.

5.   De bevoegde instantie registreert de datum van ontvangst van de aanbieding en de overeenkomstige hoeveelheden en productiedata, alsmede de plaats waar de aangeboden boter is opgeslagen.

6.   Een aanbieding mag niet worden ingetrokken nadat zij door de bevoegde instantie is ontvangen.

Artikel 8

De handhaving van de aanbieding, de levering van de boter aan het door de bevoegde instantie aangewezen koelhuis binnen de in artikel 9, lid 2, van deze verordening genoemde termijn en de naleving van de in artikel 2 van deze verordening vastgestelde eisen vormen primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (6).

Artikel 9

1.   Na verificatie van de aanbieding geeft de bevoegde instantie binnen vijf werkdagen na de datum van ontvangst van de aanbieding een gedateerde en genummerde leveringsbon af waarin zijn vermeld:

a)

de te leveren hoeveelheid;

b)

de uiterste datum voor levering van de boter;

c)

het koelhuis waar de boter moet worden geleverd.

2.   Binnen 21 dagen na de datum van ontvangst van de aanbieding levert de verkoper de boter op het laadperron van het koelhuis. De levering mag worden gespreid.

De eventuele kosten voor het lossen op het laadperron van het koelhuis zijn voor rekening van de verkoper.

3.   De in artikel 7, lid 3, onder c), bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven zodra de verkoper de totale in de leveringsbon vermelde hoeveelheid binnen de in die bon bepaalde termijn heeft geleverd en nadat is geconstateerd dat aan de in artikel 2 vastgestelde eisen is voldaan.

Boter die niet aan de in artikel 2 vastgestelde eisen voldoet, wordt geweigerd en de zekerheid voor de geweigerde hoeveelheid wordt verbeurd.

4.   Indien de verkoper de boter niet binnen de in de leveringsbon bepaalde termijn levert, wordt, behoudens overmacht, de in artikel 7, lid 3, onder c), bedoelde zekerheid verbeurd in verhouding tot de niet geleverde hoeveelheden en wordt de aankoop ontbonden voor de niet geleverde hoeveelheden.

5.   Voor de toepassing van dit artikel geldt als dag van levering van de boter aan de bevoegde instantie de dag waarop de totale in de aanbieding genoemde hoeveelheid boter in het door de bevoegde instantie aangewezen koelhuis is ingeslagen, met dien verstande dat als vroegste dag van levering geldt de dag volgende op die van de afgifte van de leveringsbon.

6.   De uit de verkoop voortvloeiende rechten en verplichtingen kunnen niet worden overgedragen.

Artikel 10

1.   Voor zover is gebleken dat aan de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde eisen is voldaan, betaalt het betaalorgaan de verkoper voor elke overgenomen hoeveelheid boter tussen de 45e en de 65e dag na de dag van overname.

2.   Voor de toepassing van dit artikel geldt als dag van overname de dag waarop de boter in het door de bevoegde instantie aangewezen koelhuis wordt ingeslagen, met dien verstande dat als vroegste dag van overname geldt de dag volgende op die van de afgifte van de in artikel 9, lid 1, bedoelde leveringsbon.

Artikel 11

1.   Voor de opslag van de boter geldt een proefperiode. Deze periode bedraagt 30 dagen en begint te lopen op de dag van overname.

2.   Door zijn aanbieding verbindt de verkoper zich ertoe om, wanneer uit de controle bij de inslag in het door de bevoegde instantie aangewezen koelhuis blijkt dat de boter niet aan de in de artikelen 2 en 3 vastgestelde eisen voldoet, of wanneer na afloop van de proefperiode de organoleptische kwaliteit van de boter geringer blijkt te zijn dan de in bijlage I vastgestelde minimumkwaliteit:

a)

de betrokken boter terug te nemen en

b)

de opslagkosten van de betrokken boter vanaf de dag van overname tot en met de uitslagdatum te betalen.

De te betalen opslagkosten worden bepaald op basis van de overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 1883/78 van de Raad (7) vastgestelde forfaitaire bedragen voor de kosten van inslag, opslag en uitslag.

Artikel 12

1.   Uiterlijk om 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) van elke dinsdag stelt de bevoegde instantie de Commissie in kennis van de hoeveelheden boter waarvoor in de voorafgaande week overeenkomstig artikel 7 een verkoopaanbieding is ingediend.

2.   Zodra wordt geconstateerd dat de aanbiedingen in een bepaald jaar 18 000 t benaderen, stelt de Commissie de lidstaten in kennis van de datum met ingang waarvan de in lid 1 bedoelde informatie elke dag vóór 12.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) moet worden meegedeeld voor de hoeveelheden boter die de vorige dag zijn aangeboden.

Zodra wordt geconstateerd dat de aanbiedingen in een bepaald jaar de in artikel 6, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgestelde hoeveelheid van 30 000 t overschrijden, kan de aankoop volgens de in artikel 42, lid 2, van die verordening bedoelde procedure worden geschorst.

In geval van schorsing van de aankoop overeenkomstig de tweede alinea van het onderhavige lid, worden geen nieuwe aanbiedingen aanvaard vanaf de dag na de dag van inwerkingtreding van het besluit tot schorsing van de aankoop.

AFDELING 3

Procedure voor de aankoop van boter via inschrijving

Artikel 13

1.   Wanneer de Commissie volgens de in artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde procedure besluit om op grond van artikel 6, lid 1, derde alinea, van die verordening te beginnen met de aankoop van boter in het kader van een permanente openbare inschrijving, zijn artikel 2, artikel 3, leden 1, 2, 4, 5 en 6, en de artikelen 4, 5, 9, 10 en 11 van de onderhavige verordening van toepassing tenzij in deze afdeling anders is bepaald.

2.   Het bericht van inschrijving wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De termijn voor het indienen van de offertes voor de bijzondere inschrijvingen loopt af op de derde dinsdag van elke maand om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel). In augustus evenwel loopt de termijn af op de vierde dinsdag om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel). Wanneer de betrokken dinsdag een feestdag is, loopt de termijn af op de laatste werkdag die daaraan voorafgaat, om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

Artikel 14

1.   De gegadigden nemen aan de door de bevoegde instantie van een lidstaat aangekondige bijzondere inschrijving deel door indiening van een schriftelijke offerte tegen bewijs van ontvangst of door indiening van een offerte door middel van een schriftelijk telecommunicatiebericht met ontvangstbevestiging.

2.   In de offerte worden de volgende gegevens vermeld:

a)

de naam en het adres van de inschrijver;

b)

de aangeboden hoeveelheid;

c)

de voor 100 kg boter voorgestelde prijs, exclusief nationale belastingen en heffingen, voor levering op het laadperron van het koelhuis, uitgedrukt in euro met ten hoogste twee decimalen;

d)

de naam en het erkenningsnummer van de overeenkomstig artikel 4, lid 1, erkende onderneming;

e)

de data waarop de boter is vervaardigd;

f)

de plaats waar de boter is opgeslagen.

3.   Een offerte is slechts geldig, indien:

a)

zij betrekking heeft op een hoeveelheid boter die aan de voorschriften van artikel 3, lid 4, voldoet;

b)

de boter is vervaardigd in de laatste 31 dagen vóór de datum waarop de inschrijving is afgesloten;

c)

zij vergezeld gaat van de schriftelijke verbintenis van de inschrijver dat hij het bepaalde in artikel 11, lid 2, in acht zal nemen;

d)

het bewijs wordt geleverd dat de inschrijver vóór het verstrijken van de in artikel 13, lid 3, bedoelde termijn voor de indiening van de offertes, in de lidstaat waar de offerte is ingediend, voor de betrokken inschrijving een zekerheid van 5 EUR per 100 kg heeft gesteld.

4.   De oorspronkelijk aan de bevoegde instantie toegezonden verbintenis als bedoeld in lid 3, onder c), wordt voor latere offertes stilzwijgend verlengd totdat de inschrijver of de bevoegde instantie deze uitdrukkelijk opzegt, mits:

a)

in de eerste offerte is bepaald dat de inschrijver van plan is gebruik te maken van de bepalingen van dit lid;

b)

in de latere offertes naar het onderhavige lid en naar de datum van de eerste offerte wordt verwezen.

5.   De bevoegde instantie registreert de datum van ontvangst van de offerte en de overeenkomstige hoeveelheden en productiedata, alsmede de plaats waar de aangeboden boter is opgeslagen.

6.   Een offerte mag niet worden ingetrokken na het verstrijken van de in artikel 13, lid 3, vastgestelde termijn voor de indiening van de offertes in het kader van de betrokken bijzondere inschrijving.

Artikel 15

De handhaving van de offerte na de voor de indiening van de offertes vastgestelde termijn, de levering van de boter aan het door de bevoegde instantie aangewezen koelhuis binnen de in artikel 18, lid 3, van deze verordening genoemde termijn en de naleving van de in artikel 2 van deze verordening vastgestelde eisen vormen primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Artikel 16

1.   Op de dag waarop de in artikel 13, lid 3, bedoelde termijn verstrijkt, deelt de bevoegde instantie aan de Commissie mee op welke hoeveelheden en prijzen de offertes van de inschrijvers betrekking hebben.

Indien geen offertes zijn ingediend, deelt de bevoegde instantie dit binnen dezelfde termijn aan de Commissie mee.

2.   Op grond van de voor elke bijzondere inschrijving ontvangen offertes stelt de Commissie volgens de in artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde procedure een op de geldende interventieprijzen gebaseerde maximumaankoopprijs vast.

Er kan worden besloten geen gevolg te geven aan de bijzondere inschrijving.

Artikel 17

De offerte wordt afgewezen wanneer de voorgestelde prijs hoger is dan de in artikel 16, lid 2, bedoelde maximumaankoopprijs voor de betrokken bijzondere inschrijving.

Artikel 18

1.   Iedere inschrijver wordt door de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis gesteld van het resultaat van zijn deelname aan de bijzondere inschrijving.

Voor offertes waarop niet wordt ingegaan, wordt de in artikel 14, lid 3, onder d), bedoelde zekerheid onverwijld vrijgegeven.

De uit de inschrijving voortvloeiende rechten en verplichtingen kunnen niet worden overgedragen.

2.   De bevoegde instantie verstrekt de inschrijver aan wie is toegewezen, onverwijld een genummerde leveringsbon, waarin zijn vermeld:

a)

de te leveren hoeveelheid;

b)

de uiterste datum voor levering van de boter;

c)

het koelhuis waar de boter moet worden geleverd.

3.   Binnen 21 dagen na de uiterste datum voor de indiening van de offertes levert de inschrijver aan wie is toegewezen, de boter op het laadperron van het koelhuis. De levering mag worden gespreid.

De eventuele kosten voor het lossen op het laadperron van het koelhuis zijn voor rekening van de inschrijver aan wie is toegewezen.

4.   De in artikel 14, lid 3, onder d), bedoelde zekerheid wordt vrijgegeven zodra de inschrijver aan wie is toegewezen, de totale in de leveringsbon vermelde hoeveelheid binnen de in die bon bepaalde termijn heeft geleverd en nadat is geconstateerd dat aan de in artikel 2 vastgestelde eisen is voldaan.

Boter die niet aan de in artikel 2 vastgestelde eisen voldoet, wordt geweigerd en de zekerheid voor de geweigerde hoeveelheid wordt verbeurd.

5.   Indien de inschrijver aan wie is toegewezen, de boter niet binnen de in de leveringsbon bepaalde termijn levert, wordt, behoudens overmacht, de in artikel 14, lid 3, onder d), bedoelde zekerheid verbeurd in verhouding tot de niet-geleverde hoeveelheden en wordt de aankoop ontbonden voor de niet geleverde hoeveelheden.

6.   Voor de toepassing van dit artikel geldt als dag van levering van de boter aan de bevoegde instantie de dag waarop de totale in de leveringsbon genoemde hoeveelheid boter in het door de bevoegde instantie aangewezen koelhuis is ingeslagen, met dien verstande dat als vroegste dag van levering geldt de dag volgende op die van de afgifte van de leveringsbon.

AFDELING 4

Opslag en uitslag

Artikel 19

1.   De lidstaten stellen voor de koelhuizen technische normen vast, waaronder een opslagtemperatuur die niet hoger is dan -15 °C, en nemen alle verdere maatregelen om de goede bewaring van de boter te garanderen. De desbetreffende risico’s worden gedekt door een verzekering in de vorm van hetzij een contractuele verplichting van de opslaghouders, hetzij een algemene verzekering van de bevoegde instantie; de lidstaat kan ook zijn eigen verzekeraar zijn.

2.   De bevoegde instanties verlangen dat de boter op laadborden in gemakkelijk te identificeren en gemakkelijk toegankelijke partijen wordt geleverd op het laadperron van het koelhuis en in het koelhuis wordt in- en opgeslagen.

3.   De bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de controles, verricht onaangekondigde controles op de aanwezigheid van de opgeslagen boter, overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 884/2006 van de Commissie (8).

Artikel 20

1.   De bevoegde instantie kiest het koelhuis met beschikbare ruimte dat het dichtst bij de plaats ligt waar de boter is opgeslagen.

De in artikel 6, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde maximumafstand wordt vastgesteld op 350 km.

De bevoegde instantie kan evenwel binnen de in de tweede alinea bepaalde afstand een ander koelhuis kiezen, voor zover deze keuze geen extra opslagkosten meebrengt.

De bevoegde instantie kan een nog verder gelegen opslagplaats kiezen, wanneer deze keuze, met inachtneming van onder meer de betrokken opslag- en vervoerkosten, tot geringere uitgaven leidt. In dit geval stelt de bevoegde instantie de Commissie onverwijld in kennis van haar keuze.

2.   Wanneer de bevoegde instantie die de boter aankoopt, onder een andere lidstaat ressorteert dan die waar de aangeboden boter is opgeslagen, wordt voor de berekening van de in lid 1 bedoelde maximumafstand geen rekening gehouden met de afstand tussen de opslagplaats van de verkoper en de grens van de lidstaat waaronder de aankopende bevoegde instantie ressorteert.

3.   Bij een grotere dan de in lid 1 vastgestelde maximumafstand worden de door het betaalorgaan gedragen extra vervoerkosten vastgesteld op 0,065 EUR per ton en per km. De extra kosten worden slechts door het betaalorgaan gedragen indien de temperatuur van de boter bij aankomst in het koelhuis niet hoger is dan 6 °C.

Artikel 21

Bij de uitslag van de boter stelt de bevoegde instantie bij levering af koelhuis de boter op het laadperron van het koelhuis op laadborden ter beschikking, in voorkomend geval geladen op het vervoermiddel indien het een vrachtwagen of spoorwagon betreft. De desbetreffende kosten zijn voor rekening van het betaalorgaan, terwijl de eventuele kosten voor stuwage en aflading van de laadborden voor rekening van de koper van de boter zijn.

AFDELING 5

Procedure voor de verkoop van boter via inschrijving

Artikel 22

1.   De boter wordt verkocht volgens de procedure van een permanente openbare inschrijving.

2.   De verkoop betreft boter die vóór 1 juni 2007 is ingeslagen.

3.   Een bericht van permanente openbare inschrijving wordt ten minste acht dagen vóór het verstrijken van de eerste termijn voor het indienen van biedingen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   De bevoegde instantie stelt een bericht van permanente openbare inschrijving op waarin met name de termijn voor het indienen van biedingen en de plaats waar zij moeten worden ingediend, zijn vermeld.

Voor de hoeveelheden boter die de bevoegde instantie in haar bezit heeft, vermeldt zij bovendien:

a)

het adres van de koelhuizen waar de te koop aangeboden boter is opgeslagen;

b)

de hoeveelheid boter die in elk koelhuis te koop worden aangeboden en, in voorkomend geval, de hoeveelheid boter als bedoeld in artikel 3, lid 6, onder e).

5.   De bevoegde instantie houdt een lijst met de in lid 4 bedoelde gegevens bij en stelt deze lijst op verzoek ter beschikking van gegadigden. Bovendien publiceert de bevoegde instantie deze bijgewerkte lijst regelmatig in een passende vorm die het aangeeft in het bericht van permanente openbare inschrijving.

6.   De bevoegde instantie treft de nodige maatregelen opdat de gegadigden:

a)

alvorens een bod in te dienen, op hun kosten monsters van de te koop aangeboden boter kunnen onderzoeken;

b)

de resultaten van de in bijlage I bedoelde analyses met betrekking tot vetstoffen, water en vetvrije droge stof kunnen verifiëren.

Artikel 23

1.   Tijdens de periode waarin de permanente openbare inschrijving loopt, houdt de bevoegde instantie bijzondere openbare inschrijvingen.

2.   De termijn voor het indienen van de biedingen voor deze bijzondere inschrijvingen loopt af op de derde dinsdag van elke maand om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel). In augustus evenwel loopt de termijn af op de vierde dinsdag om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) en in december op de tweede dinsdag om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel). Wanneer de betrokken dinsdag een feestdag is, loopt de termijn af op de laatste werkdag die daaraan voorafgaat, om 11.00 uur (plaatselijke tijd Brussel).

Artikel 24

1.   Aan een bijzondere openbare inschrijving wordt deelgenomen door indiening van een schriftelijk bod tegen bewijs van ontvangst of door indiening van een bod door middel van een schriftelijk telecommunicatiebericht met ontvangstbevestiging.

Het bod wordt ingediend bij de bevoegde instantie die de betrokken boter in haar bezit heeft.

2.   In het bod worden vermeld:

a)

de naam en het adres van de inschrijver;

b)

de gevraagde hoeveelheid;

c)

de geboden prijs per 100 kg boter, exclusief binnenlandse belastingen en heffingen, af laadperron van het koelhuis, uitgedrukt in euro;

d)

in voorkomend geval, het koelhuis waar de boter zich bevindt en eventueel een vervangend koelhuis;

e)

in voorkomend geval, de soort boter als bedoeld in artikel 3, lid 6, onder e), waarvoor het bod wordt ingediend.

3.   Een bod is slechts geldig indien:

a)

het betrekking heeft op ten minste vijf ton of, wanneer de in een koelhuis beschikbare hoeveelheid kleiner is dan vijf ton, op de werkelijk beschikbare hoeveelheid;

b)

het bewijs wordt geleverd dat de inschrijver in de lidstaat waar het bod wordt ingediend, vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van de in artikel 23, lid 2, bedoelde biedingen een inschrijvingszekerheid van 70 EUR per ton voor de betrokken bijzondere openbare inschrijving heeft gesteld.

4.   Het bod kan na het verstrijken van de in artikel 23, lid 2, bedoelde termijn niet worden ingetrokken.

Artikel 25

Wat de in artikel 24, lid 3, onder b), van de onderhavige verordening bedoelde inschrijvingszekerheid betreft, bestaan de primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 hierin dat de biedingen na de in artikel 23, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde termijn worden gehandhaafd en dat de prijs wordt betaald binnen de in artikel 31, lid 2, van de onderhavige verordening vastgestelde termijn.

Artikel 26

1.   Op de dag waarop de in artikel 23, lid 2, bedoelde termijn verstrijkt, deelt de bevoegde instantie aan de Commissie mee op welke hoeveelheden en prijzen de biedingen van de inschrijvers betrekking hebben en hoeveel boter te koop wordt aangeboden.

Indien geen biedingen zijn ingediend, deelt de bevoegde instantie dit binnen dezelfde termijn aan de Commissie mee, indien in de betrokken lidstaat boter beschikbaar is voor de verkoop.

2.   Op basis van de voor elke bijzondere openbare inschrijving ontvangen biedingen wordt volgens de in artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde procedure een minimumverkoopprijs voor de boter vastgesteld. Deze prijs kan worden gedifferentieerd naargelang van de plaats waar de te koop aangeboden hoeveelheden boter zich bevinden.

Besloten kan worden om in het kader van de bijzondere openbare inschrijving geen boter toe te wijzen.

Artikel 27

Het bod wordt afgewezen als de geboden prijs onder de vastgestelde minimumprijs ligt.

Artikel 28

1.   De boter wordt door de bevoegde instantie toegewezen op basis van de datum waarop deze is ingeslagen, door telkens eerst het oudste product te nemen van de totale hoeveelheid of, in voorkomend geval, van de hoeveelheid boter van zoete room of boter van zure room, die in het door de inschrijver aangewezen koelhuis beschikbaar is.

2.   Onverminderd artikel 27 wordt toegewezen aan de meestbiedende. Als de hoeveelheid niet volledig is toegewezen, wordt de resterende hoeveelheid toegewezen aan de overige inschrijvers, waarbij telkens eerst aan de meestbiedende onder hen wordt toegewezen.

3.   Indien bij aanvaarding van een bod voor een bepaald koelhuis de aldaar beschikbare hoeveelheid boter zou worden overschreden, wordt alleen de beschikbare hoeveelheid aan de betrokken inschrijver toegewezen.

De bevoegde instantie kan evenwel in overleg met de inschrijver andere koelhuizen aanwijzen om de in het bod vermelde hoeveelheid te bereiken.

4.   Indien bij aanvaarding van twee of meer biedingen met een gelijke prijs voor boter uit eenzelfde koelhuis de beschikbare hoeveelheid zou worden overschreden, wordt bij de toewijzing de beschikbare hoeveelheid verdeeld naar evenredigheid van de in de betrokken biedingen aangegeven hoeveelheden.

Als die verdeling er evenwel toe zou leiden dat hoeveelheden van minder dan vijf ton worden toegewezen, vindt de toewijzing door loting plaats.

5.   Wanneer, nadat alle aangevraagde hoeveelheden zijn toegewezen, de nog in het koelhuis resterende hoeveelheid minder dan 5 000 kg bedraagt, wordt deze resterende hoeveelheid door de bevoegde instantie aangeboden aan de inschrijvers aan wie reeds is toegewezen, te beginnen met degene die de hoogste prijs heeft geboden. De betrokken inschrijver krijgt de mogelijkheid de resterende hoeveelheid te kopen tegen dezelfde prijs als die waartegen hem reeds een hoeveelheid was toegewezen.

Artikel 29

De uit de inschrijving voortvloeiende rechten en verplichtingen kunnen niet worden overgedragen.

Artikel 30

1.   De inschrijvers worden door de bevoegde instantie onmiddellijk in kennis gesteld van het resultaat van hun deelname aan de bijzondere openbare inschrijving.

Voor de biedingen waarop niet wordt ingegaan, wordt de in artikel 24, lid 3, onder b), bedoelde zekerheid onverwijld vrijgegeven.

2.   De inschrijver aan wie is toegewezen, betaalt het betaalorgaan vóór de afhaling van de boter en binnen de in artikel 31, lid 2, bedoelde termijn voor elke hoeveelheid die hij voornemens is af te halen, het door hem geboden bedrag.

3.   Behoudens overmacht geldt dat, indien de inschrijver aan wie is toegewezen, niet heeft voldaan aan het bepaalde in lid 2 van dit artikel, de in artikel 24, lid 3, onder b), bedoelde inschrijvingszekerheid wordt verbeurd en de verkoop van de betrokken hoeveelheden ongedaan wordt gemaakt.

Artikel 31

1.   Zodra het in artikel 30, lid 2, bedoelde bedrag is betaald, geeft de bevoegde instantie een afhaalbon af waarin zijn vermeld:

a)

de hoeveelheid waarvoor dat bedrag is betaald;

b)

het koelhuis waar de boter is opgeslagen;

c)

de uiterste datum waarop de boter moet worden afgehaald.

2.   De inschrijver aan wie is toegewezen, haalt de hem toegewezen boter uiterlijk 30 dagen na het verstrijken van de termijn voor de indiening van de biedingen af. Deze boter mag worden afgehaald in gedeelten van ten minste vijf ton elk. Bedraagt de in een koelhuis resterende hoeveelheid echter minder dan vijf ton, dan mag die kleinere hoeveelheid worden geleverd.

Indien de boter niet binnen de in de eerste alinea vastgestelde termijn wordt afgehaald, is behoudens overmacht de opslag van de boter vanaf de eerste dag na de dag waarop de termijn is verstreken, voor rekening van de inschrijver aan wie is toegewezen. Deze laatste draagt ook alle aan de opslag verbonden risico’s.

3.   De op grond van artikel 24, lid 3, onder b), gestelde zekerheid wordt onverwijld vrijgegeven voor de hoeveelheden die binnen de in lid 2, eerste alinea, van het onderhavige artikel voorgeschreven termijn worden afgehaald.

Bij overmacht als bedoeld in lid 2, tweede alinea, neemt de bevoegde instantie de maatregelen die zij op grond van de aangevoerde omstandigheden nodig acht.

HOOFDSTUK III

PARTICULIERE OPSLAG VAN BOTER

AFDELING 1

Opslagcontract en opslagvoorschriften

Artikel 32

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

„opgeslagen partij”: een ten minste één ton omvattende hoeveelheid van homogene samenstelling en kwaliteit die uit dezelfde fabriek afkomstig is en op dezelfde dag in hetzelfde koelhuis is ingeslagen;

„eerste dag van contractuele opslag”: de dag na die van de inslag.

Artikel 33

Een contract inzake particuliere opslag mag slechts worden gesloten voor de in artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde boter.

De boter mag ten hoogste 28 dagen vóór de eerste dag van contractuele opslag in een overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), b) en c), van deze verordening erkende onderneming zijn vervaardigd. De mate van radioactiviteit van de boter mag de in artikel 3, lid 2, bedoelde toelaatbare maximumniveaus niet overschrijden.

Artikel 34

De in artikel 6, lid 3, derde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde contracten inzake de particuliere opslag van boter worden gesloten tussen de bevoegde instantie van de lidstaat waar de boter is opgeslagen, en natuurlijke of rechtspersonen, hierna „contractanten” genoemd.

Artikel 35

1.   Het opslagcontract wordt schriftelijk gesloten voor één of meer opslagpartijen en bevat met name bepalingen inzake:

a)

de hoeveelheid boter waarop het contract betrekking heeft;

b)

het steunbedrag;

c)

de data voor de uitvoering van het contract, onverminderd artikel 6, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999;

d)

de identificatie van de koelhuizen.

2.   De controlemaatregelen, met name die welke zijn bedoeld in artikel 40 van deze verordening, en de in lid 3 van het onderhavige artikel genoemde vermeldingen worden door de bevoegde instantie van de lidstaat van opslag in een bestek beschreven. In het opslagcontract wordt naar dit bestek verwezen.

3.   In het bestek wordt bepaald dat ten minste de volgende gegevens, eventueel in code, op de verpakking van de boter moeten zijn vermeld:

a)

het identificatienummer van de fabriek en de lidstaat van productie;

b)

de productiedatum;

c)

de datum van inslag;

d)

het productienummer van de partij;

e)

de vermelding „gezouten”, indien het gaat om boter als bedoeld in artikel 6, lid 3, eerste alinea, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 1255/1999;

f)

het nettogewicht.

De lidstaten mogen ontheffing verlenen van de verplichting de datum van inslag op de verpakkingen te vermelden, indien de exploitant van de opslagplaats zich ertoe verbindt een register bij te houden waarin op de dag van inslag de in de eerste alinea bedoelde gegevens worden opgenomen.

Artikel 36

1.   De inslag mag slechts plaatsvinden tussen 1 maart en 15 augustus van hetzelfde jaar. De uitslag mag slechts plaatsvinden vanaf 16 augustus van het jaar van opslag. De contractuele opslag loopt af op de dag die voorafgaat aan de dag van uitslag of uiterlijk op de laatste dag van de maand februari volgende op de inslag.

2.   De uitslag moet steeds een volledige partij omvatten, tenzij de bevoegde instantie de uitslag van een kleinere hoeveelheid toestaat. In het in artikel 40, lid 2, onder a), bedoelde geval mag echter slechts een verzegelde hoeveelheid worden uitgeslagen.

Artikel 37

1.   De aanvraag tot sluiting van een contract met de bevoegde instantie mag slechts betrekking hebben op partijen boter waarvoor de inslag beëindigd is.

Deze aanvraag moet bij de bevoegde instantie worden ingediend binnen 30 dagen te rekenen vanaf de datum van inslag. De bevoegde autoriteit registreert de datum waarop zij de aanvraag ontvangt.

Wanneer de aanvraag de bevoegde autoriteit bereikt binnen tien werkdagen na afloop van de bovengenoemde maximumtermijn, kan het opslagcontract nog wel worden gesloten, maar wordt het steunbedrag met 30 % verlaagd.

2.   Het opslagcontract wordt gesloten binnen 30 dagen na de datum waarop de aanvraag is geregistreerd en nadat, in voorkomend geval, is bevestigd dat de boter voor steun in aanmerking komt overeenkomstig artikel 40, lid 1, tweede alinea. Indien niet wordt bevestigd dat de boter voor steun in aanmerking komt, dan wordt het contract als nietig beschouwd.

Artikel 38

1.   Wanneer de boter in een andere lidstaat dan de lidstaat van productie wordt opgeslagen, mag het in artikel 34 bedoelde opslagcontract slechts worden gesloten indien een certificaat wordt overgelegd.

In dit certificaat zijn de in artikel 35, lid 3, onder a), b) en d), bedoelde gegevens opgenomen en wordt bevestigd dat de boter is vervaardigd in een erkende onderneming waar er, aan de hand van controles, wordt op toegezien dat de boter wordt vervaardigd met room of melk in de zin van artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1255/1999.

Het certificaat wordt binnen 50 dagen nadat de boter is ingeslagen, afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie.

In het in de eerste alinea van dit artikel bedoelde geval wordt het opslagcontract gesloten binnen 60 dagen na de datum waarop de aanvraag is geregistreerd en nadat, in voorkomend geval, is bevestigd dat de boter voor steun in aanmerking komt overeenkomstig artikel 40, lid 1, tweede alinea. Indien niet wordt bevestigd dat de boter voor steun in aanmerking komt, wordt het contract als nietig beschouwd.

2.   Wanneer de lidstaat van productie de in artikel 40, lid 1, van deze verordening bedoelde controles op de aard en de samenstelling van de boter heeft verricht, worden in het certificaat ook de resultaten van die controles vermeld en wordt daarin bevestigd dat de betrokken boter aan de in artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 vastgestelde eisen voldoet. In dat geval moet de verpakking worden verzegeld met een genummerd etiket dat is afgegeven door de bevoegde instantie van de lidstaat van productie. Op het certificaat wordt het nummer van het etiket vermeld.

AFDELING 2

Controles

Artikel 39

1.   De lidstaat ziet erop toe dat aan alle voorwaarden voor het recht op betaling van de steun wordt voldaan.

2.   De contractant of, op verzoek van of na machtiging door de lidstaat, de exploitant van het koelhuis, houdt ten behoeve van de bevoegde instantie alle documenten ter beschikking die voor de boter die zich in particuliere opslag bevindt, uitsluitsel geven over:

a)

het erkenningsnummer ter identificatie van de fabriek en de lidstaat van productie;

b)

de productiedatum;

c)

de datum van inslag;

d)

het nummer van de opgeslagen partij;

e)

de aanwezigheid in het koelhuis en het adres van het koelhuis;

f)

de uitslagdatum.

3.   De contractant of, in voorkomend geval, de exploitant van het koelhuis voert voor elk contract een voorraadboekhouding, die in het koelhuis ter inzage ligt en die de volgende gegevens bevat:

a)

het nummer van de partij boter die zich in particuliere opslag bevindt;

b)

de datum van inslag en van uitslag;

c)

de hoeveelheid boter, per opgeslagen partij;

d)

de plaats waar de boter in het koelhuis is opgeslagen.

4.   De opgeslagen producten moeten gemakkelijk identificeerbaar en gemakkelijk toegankelijk zijn en per contract uit elkaar kunnen worden gehouden.

Artikel 40

1.   In de periode die begint op de dag van inslag in het koelhuis en die afloopt op de 28e dag na de datum waarop de aanvraag tot sluiting van het in artikel 37, lid 1, bedoelde contract is geregistreerd, voert de bevoegde instantie controles uit.

Om zich ervan te vergewissen dat de opgeslagen boter voor steun in aanmerking komt, moet een representatief monster van ten minste 5 % van de ingeslagen hoeveelheden worden gecontroleerd om te garanderen dat alle opgeslagen partijen, met name wat het gewicht, de identificatie, de aard en de samenstelling van de boter betreft, in overeenstemming zijn met de gegevens in de aanvraag tot sluiting van het contract.

2.   De bevoegde instantie:

a)

verzegelt bij de in lid 1 bedoelde controle alle boter per contract, per opgeslagen partij of per kleinere hoeveelheid; of

b)

verricht een onaangekondigde steekproefsgewijze controle op de aanwezigheid van de boter in het koelhuis. De getrokken steekproef moet representatief zijn en minstens 10 % omvatten van de totale hoeveelheid waarvoor in het kader van een maatregel inzake steun voor de particuliere opslag contracten zijn gesloten.

3.   Aan het einde van de contractuele opslag verricht de bevoegde instantie een steekproefsgewijze controle op het gewicht en de identificatie van de boter. Als de boter echter na afloop van de maximumtermijn voor contractuele opslag opgeslagen blijft, kan deze controle bij de uitslag worden verricht.

Met het oog op de in de eerste alinea bedoelde controle waarschuwt de contractant de bevoegde instantie, met vermelding van de betrokken opgeslagen partijen, ten minste vijf werkdagen vóór:

a)

het einde van de maximumtermijn voor contractuele opslag, of

b)

de aanvang van de uitslagverrichtingen wanneer de boter wordt uitgeslagen voordat de maximumtermijn voor contractuele opslag is verstreken.

De lidstaat kan instemmen met een waarschuwingstermijn van minder dan vijf werkdagen.

4.   Over de controles op grond van de leden 1, 2 en 3 wordt een verslag opgesteld waarin worden vermeld:

a)

de datum van de controles;

b)

de duur van de controles;

c)

de verrichte controlewerkzaamheden.

Het controleverslag moet door de bevoegde inspecteur worden getekend en medeondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, de exploitant van het koelhuis, en moet bij het betalingsdossier worden gevoegd.

5.   Wanneer bij 5 % of meer van de hoeveelheid gecontroleerde boter onregelmatigheden worden geconstateerd, wordt een door de bevoegde instantie te bepalen ruimere steekproef gecontroleerd.

De lidstaten stellen de Commissie binnen vier weken in kennis van dergelijke gevallen.

AFDELING 3

Steun voor de opslag

Artikel 41

1.   De in artikel 6, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde steun voor de particuliere opslag kan slechts worden toegekend wanneer de duur van de contractuele opslag ten minste 90 dagen en ten hoogste 210 dagen bedraagt.

Wanneer de contractant de in artikel 40, lid 3, bedoelde termijn niet in acht neemt, wordt de steun met 15 % verminderd en slechts betaald voor de periode waarvoor de contractant ten genoegen van de bevoegde instantie het bewijs levert dat de boter contractueel opgeslagen was.

2.   Onverminderd artikel 43 van de onderhavige verordening bepaalt de Commissie elk jaar volgens de in artikel 42, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 bedoelde procedure het in artikel 6, lid 3, tweede alinea, van die verordening bedoelde steunbedrag voor contracten voor de particuliere opslag die in de loop van dat jaar ingaan.

3.   Na afloop van de contractuele opslagperiode wordt de steun op aanvraag van de contractant binnen 120 dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag uitbetaald, voor zover de in artikel 40, lid 3, bedoelde controles zijn uitgevoerd en is voldaan aan de voorwaarden voor verkrijging van het recht op de steun.

Wanneer evenwel een administratief onderzoek naar het recht op de steun gaande is, vindt de uitbetaling eerst plaats nadat het recht op de steun is erkend.

4.   Na 60 dagen contractuele opslag kan op verzoek van de contractant één enkel voorschot op de steun worden uitgekeerd, op voorwaarde dat de contractant een zekerheid stelt die gelijk is aan het bedrag van het voorschot, vermeerderd met 10 %. Dit voorschot wordt berekend op basis van een opslagperiode van 90 dagen. De zekerheid wordt onverwijld vrijgegeven nadat het saldo van de in lid 3 bedoelde steun is betaald.

Artikel 42

Wanneer bij de controles tijdens de opslag of bij de uitslag hoeveelheden boter ondeugdelijk worden bevonden, wordt voor deze hoeveelheden geen steun betaald. Bovendien mag de voor steun in aanmerking komende resterende hoeveelheid van de opgeslagen partij niet minder dan één ton bedragen. Dit voorschrift geldt ook wanneer om dezelfde reden een gedeelte van een partij wordt uitgeslagen vóór 16 augustus van het opslagjaar of vóór het verstrijken van de minimale opslagtermijn.

Artikel 43

Op grond van de marktsituatie kunnen in de loop van het jaar voor de nog te sluiten contracten het steunbedrag, alsmede de perioden voor inslag en uitslag en de maximale opslagduur worden gewijzigd.

HOOFDSTUK IV

INTREKKING, OVERGANGSBEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 44

Verordening (EG) nr. 2771/1999 wordt ingetrokken. Zij blijft evenwel van toepassing op contracten voor de particuliere opslag die vóór 1 januari 2008 zijn gesloten.

Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 2771/1999 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

Artikel 45

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 februari 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3).

(2)  PB L 333 van 24.12.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1171/2007 (PB L 261 van 6.10.2007, blz. 11).

(3)  PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3.

(4)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(6)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(7)  PB L 216 van 5.8.1978, blz. 1.

(8)  PB L 171 van 23.6.2006, blz. 35.


BIJLAGE I

Eisen inzake samenstelling, kwaliteitskenmerken en analysemethoden

Boter is een vaste emulsie, hoofdzakelijk van het emulsietype water in olie, met de volgende kenmerken inzake samenstelling en kwaliteit:

Parameters

Gehalte en kwaliteitskenmerken

Vetstoffen

Ten minste 82 %

Water

Ten hoogste 16 %

Vetvrije droge stof

Ten hoogste 2 %

Vrije vetzuren

Ten hoogste 1,2 mmole/100 g vetstoffen

Peroxidegetal

Ten hoogste 0,3 meq zuurstof/1 000 g vetstoffen

Colibacteriën

Niet detecteerbaar in 1 g

Niet-melkvet

Niet detecteerbaar met triglyceridenanalyse

Verklikstoffen (1)

sterolen

Niet detecteerbaar, β-sitosterol ≤ 40 mg/kg

vanilline

Niet detecteerbaar

ethylester van caroteenzuur

≤ 6 mg/kg

triglyceriden van n-heptaanzuur

Niet detecteerbaar

Andere verklikstoffen (1)  (2)

Niet detecteerbaar

Sensorische kenmerken

Ten minste 4 punten op 5 voor uiterlijk, geur en consistentie

Waterdispersie

Ten minste 4 punten

De toe te passen referentiemethoden zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 213/2001 (PB L 37 van 7.2.2001, blz. 1).


(1)  Bij Verordening (EG) nr. 1898/2005 (PB L 308 van 25.11.2005, blz. 1) erkende verklikstoffen. Controles op verklikstoffen worden niet uitgevoerd in de perioden waarin de inschrijvingen zijn opgeschort op grond van Verordening (EG) nr. 1039/2007 (PB L 238 van 11.9.2007, blz. 28).

(2)  Door de bevoegde instantie goedgekeurde methoden.


BIJLAGE II

Bemonstering voor de chemische en microbiologische analyse en sensorisch onderzoek

1.   Chemische en microbiologische analyse

Hoeveelheid boter

(kg)

Minimumaantal te nemen monsters

(> 100 g)

≤ 1 000

2

> 1 000 ≤ 5 000

3

> 5 000 ≤ 10 000

4

> 10 000 ≤ 15 000

5

> 15 000 ≤ 20 000

6

> 20 000 ≤ 25 000

7

> 25 000

7 + 1 per 25 000 kg of gedeelte daarvan

De bemonstering voor de microbiologische analyse moet onder aseptische omstandigheden worden uitgevoerd.

Maximaal vijf monsters van 100 g mogen worden gecombineerd tot één monster, dat wordt geanalyseerd na grondig te zijn gemengd.

De monsters moeten willekeurig uit verschillende delen van de aangeboden partij worden genomen vóór of op het tijdstip van de inslag in het door de bevoegde instantie aangewezen koelhuis.

Voorbereiding van een samengesteld botermonster (chemische analyse):

a)

neem met behulp van een schone, droge boterboor of een soortgelijk geschikt instrument een hoeveelheid boter van ten minste 30 g en breng deze in een monsterpot. Het samengestelde monster moet dan worden verzegeld en naar het laboratorium worden gebracht voor analyse;

b)

in het laboratorium wordt het samengestelde monster in het oorspronkelijke ongeopende monsterpotje tot 30 °C verwarmd en regelmatig geschud totdat een homogene vloeibare emulsie zonder brokken wordt verkregen. Het monsterpotje moet voor de helft of voor tweederde gevuld zijn.

Voor elke fabrikant die boter voor interventie aanbiedt, moeten per jaar twee monsters worden geanalyseerd op aanwezigheid van andere vetten dan melkvetten en één monster op verklikstoffen.

2.   Sensorisch onderzoek

Hoeveelheid boter

(kg)

Minimumaantal te nemen monsters

1 000 ≤ 5 000

2

> 5 000 ≤ 25 000

3

> 25 000

3 + 1 per 25 000 kg of gedeelte daarvan

De monsters moeten willekeurig uit verschillende delen van de aangeboden hoeveelheid worden genomen tussen de 30e en de 45e dag na de overname van de boter, en moeten worden geclassificeerd.

Elk monster moet afzonderlijk worden beoordeeld overeenkomstig bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 213/2001. Een tweede bemonstering of onderzoek is niet toegestaan.

3.   Te volgen richtsnoeren bij een monster dat niet voldoet

a)

chemische en microbiologische analyse:

wanneer afzonderlijke monsters worden geanalyseerd, wordt één monster met één enkel gebrek per 5 tot 10 monsters geaccepteerd, of twee monsters met één enkel gebrek per 11 tot 15 monsters. Indien een monster een gebrek vertoont, moeten twee nieuwe monsters worden genomen aan elke zijde van dat monster en worden onderzocht op de parameter waarvoor het eerste monster niet voldeed. Indien beide monsters niet aan de minimumvoorwaarden voldoen, moet de hoeveelheid boter tussen de twee oorspronkelijke monsters aan weerszijden van het eerste monster dat niet voldeed, uit de aangeboden hoeveelheid worden verwijderd.

Te verwijderen hoeveelheid bij een nieuw falend monster:

Image

wanneer samengestelde monsters worden geanalyseerd en een monster niet voldoet voor een parameter, wordt de hoeveelheid waarop dit samengestelde monster betrekking heeft, uit de aangeboden hoeveelheid verwijderd. De hoeveelheid waarop een samengesteld monster betrekking heeft, kan worden bepaald door de aangeboden hoeveelheid eerst in kleinere delen te verdelen en dan pas elk deel afzonderlijk willekeurig te bemonsteren;

b)

sensorisch onderzoek:

Wanneer het sensorisch onderzoek van een monster slechte resultaten te zien geeft, wordt de hoeveelheid boter tussen de twee monsters aan weerszijden van het ondeugdelijke monster uit de aangeboden hoeveelheid verwijderd.

c)

indien een monster zowel voor de chemische of microbiologische analyse als voor het sensorisch onderzoek niet voldoet, wordt de volledige hoeveelheid afgewezen.


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2771/1999

De onderhavige verordening

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 2

Artikel 4

Artikel 3

Artikel 5, leden 1 tot en met 4

Artikel 4, leden 1 tot en met 4

Artikel 5, lid 5

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 6

Artikel 10

Artikel 7

Artikel 11

Artikel 8

Artikel 12

Artikel 9

Artikel 13

Artikel 10

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 15, lid 2

Artikel 12, lid 2, eerste en tweede alinea

Artikel 15 bis

Artikel 12, lid 2, derde alinea

Artikel 16

Artikel 13

Artikel 17

Artikel 14

Artikel 17 bis

Artikel 15

Artikel 17 ter

Artikel 16

Artikel 17 quater

Artikel 17

Artikel 17 quinquies

Artikel 18

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 24 bis

Artikel 26

Artikel 24, ter

Artikel 27

Artikel 24 quater, lid 1

Artikel 24 quater, lid 2

Artikel 28, lid 1

Artikel 24 quater, lid 3

Artikel 28, lid 2

Artikel 24 quater, lid 4

Artikel 28, lid 3

Artikel 24 quater, lid 5

Artikel 28, lid 4

Artikel 24 quinquies

Artikel 29

Artikel 24 sexies, leden 1 en 2

Artikel 30, leden 1 en 2

Artikel 24 septies

Artikel 31

Artikel 24 octies

Artikel 25

Artikel 32

Artikel 26

Artikel 34

Artikel 27, lid 1

Artikel 33

Artikel 27, lid 2

Artikel 28

Artikel 35

Artikel 29

Artikel 36

Artikel 30

Artikel 37

Artikel 31

Artikel 38

Artikel 32

Artikel 39

Artikel 33

Artikel 40

Artikel 34

Artikel 41

Artikel 35, lid 1, eerste alinea

Artikel 35, lid 1, tweede alinea

Artikel 42

Artikel 35, lid 2

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 43

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage IV

Bijlage II

Bijlage V


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

6.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/21


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 20 december 2007

waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6643)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(2008/96/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (1), en met name op bijlage III, punt 2, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wanneer een lidstaat voornemens is een andere hoeveelheid dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen, dan moet overeenkomstig bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG, deze hoeveelheid zodanig worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de verwezenlijking van de in artikel 1 van die richtlijn genoemde doelstellingen en moet deze hoeveelheid worden gemotiveerd op basis van objectieve criteria zoals, in het onderhavige geval, lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

(2)

België heeft voor het Waalse Gewest een verzoek tot afwijking uit hoofde van bijlage III, punt 2, derde alinea, van Richtlijn 91/676/EEG bij de Commissie ingediend.

(3)

De gevraagde afwijking betreft het voornemen van België om toestemming te geven om in Wallonië op specifieke landbouwbedrijven waarvan meer dan 48 % van het areaal grasland is, maximaal 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar op of in de bodem te brengen. De stikstofgift uit dierlijke mest op grasland zou niet groter zijn dan 230 kg per hectare per jaar, terwijl deze bij de akkerbouwgewassen van deze landbouwbedrijven niet groter zou zijn dan 115 kg stikstof per hectare per jaar.

(4)

De voor Wallonië overeenkomstig artikel 3, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/676/EEG aangewezen voor nitraat kwetsbare zones bestrijken ongeveer 42 % van het grondgebied van dit gewest en 54 % van de benutte landbouwgrond.

(5)

Ongeveer 500 landbouwbedrijven, hetgeen overeenkomt met 5,6 % van het totale aantal landbouwbedrijven in voor nitraat kwetsbare zones en 3 % van de benutte landbouwgrond, zullen naar schatting onder de afwijking vallen.

(6)

De wetgeving tot uitvoering van Richtlijn 91/676/EEG in Wallonië, „Arrêté du Gouvernement wallon du 15 février 2007 modifiant le Livre II du Code de l’Environnement constituant le Code de l’Eau en ce qui concerne la gestion durable de l’azote en agriculture”, is vastgesteld en is eveneens van toepassing op de gevraagde afwijking.

(7)

Uit de ingediende gegevens over de waterkwaliteit blijkt dat de gemiddelde nitraatconcentratie van het oppervlaktewater in voor nitraat kwetsbare zones in Wallonië in 2005 16,7 mg/l was, waarbij in 84 % van de meetstations in de periode van 2001 tot 2005 sprake was van een stabiele of dalende tendens. De mediaan van de grondwaternitraatconcentratie in 2005 was 24,8 mg/l, waarbij in 74 % van de meetstations in de periode van 2001 tot 2005 sprake was van een stabiele of dalende tendens.

(8)

De gemiddelde stikstofgift uit dierlijke mest per hectare is sinds 1990 met 12 % gedaald en was in 2004 101 kg/ha benutte landbouwgrond, waarvan 94 % afkomstig was van rundermest, 3 % van varkensmest en 2 % van pluimveemest. De gemiddelde hoeveelheid op- of ingebrachte kunstmest is voor zowel stikstof als fosfaat sinds 1990 gedaald met respectievelijk 19 % en 49 % en was in 2004 gemiddeld 109 kg/ha en 28 kg/ha voor respectievelijk stikstof en fosfaat.

(9)

Uit de in de kennisgeving ingediende ondersteunende documenten blijkt dat de voorgestelde hoeveelheid van 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar gerechtvaardigd is op basis van objectieve criteria zoals lange groeiperioden en gewassen met een hoge stikstofopname.

(10)

De Commissie is na bestudering van het verzoek van mening dat de voorgestelde hoeveelheid van 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar geen afbreuk doet aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 91/676/EEG, mits aan bepaalde strenge voorwaarden wordt voldaan.

(11)

Deze beschikking dient van toepassing te zijn in samenhang met het tweede actieprogramma dat voor het Waalse Gewest voor de periode 2007 tot 2010 van kracht is.

(12)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 9 van Richtlijn 91/676/EEG ingestelde Nitraatcomité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De door België bij brief van 19 oktober 2006 voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking, waarmee wordt beoogd een grotere hoeveelheid dierlijke mest toe te staan dan in bijlage III, punt 2, tweede alinea, eerste zin en onder a), van Richtlijn 91/676/EEG wordt bepaald, wordt onder de in deze beschikking neergelegde voorwaarden toegestaan.

Artikel 2

Definities

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a)

„rundveehouderij”: een bedrijf met meer dan drie grootvee-eenheden, waar ten minste twee derde van de veestapel uit runderen bestaat;

b)

„grasland”: het areaal van de rundveehouderij dat als blijvend of tijdelijk grasland wordt bebouwd (tijdelijk betekent dat de betrokken grond doorgaans gedurende minder dan vier jaar grasland is).

Artikel 3

Toepassingsgebied

Deze beschikking geldt op individuele basis en met inachtneming van de in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde voorwaarden voor rundveehouderijen.

Artikel 4

Jaarlijkse toestemming en verbintenis

1.   Landbouwers die van een afwijking gebruik willen maken, dienen jaarlijks een aanvraag in bij de bevoegde instanties.

2.   Tegelijk met de in lid 1 bedoelde jaarlijkse aanvraag verklaren zij schriftelijk dat zij zich ertoe verbinden aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

3.   De bevoegde instanties zorgen ervoor dat op alle aanvragen voor afwijkingen administratieve controle wordt uitgevoerd. Wanneer uit de door de nationale instanties uitgevoerde controle van de in lid 1 bedoelde aanvragen blijkt dat niet aan de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan, wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld en wordt de aanvraag als afgewezen beschouwd.

Artikel 5

Op- of inbrengen van dierlijke en andere meststoffen

1.   De hoeveelheid dierlijke mest die elk jaar op rundveehouderijen, ook door de dieren zelf, op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 230 kg stikstof per hectare, met inachtneming van de in de leden 2 tot en met 8 vastgestelde voorwaarden.

2.   De hoeveelheid dierlijke mest die elk jaar op grasland op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 230 kg stikstof per hectare. De hoeveelheid dierlijke mest die elk jaar op andere landbouwgrond op of in de bodem wordt gebracht, bevat niet meer dan 115 kg stikstof per hectare.

3.   Voor elk bedrijf wordt een bemestingsplan bijgehouden, waarin de vruchtwisseling en de planning voor het op- of inbrengen van dierlijke mest en stikstof en fosfaat bevattende kunstmest worden beschreven. Dit plan is elk kalenderjaar uiterlijk op 31 maart op het bedrijf beschikbaar.

Het bemestingsplan bevat de volgende gegevens:

a)

de omvang van de veestapel, een beschrijving van het huisvestings- en mestopslagsysteem, met inbegrip van de inhoud van de beschikbare opslagruimte voor dierlijke mest;

b)

een berekening van de op het bedrijf geproduceerde stikstof (minus de verliezen in de stallen en de mestopslagruimte) en fosfor uit dierlijke mest;

c)

de vruchtwisseling en het areaal voor grasland en voor elk gewas met een schets van de ligging van de verschillende percelen;

d)

de te verwachten stikstof- en fosforbehoefte van de gewassen;

e)

de hoeveelheid en soort dierlijke mest die door het landbouwbedrijf aan anderen of door anderen aan het landbouwbedrijf wordt geleverd;

f)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit dierlijke mest voor elk perceel;

g)

de op- of ingebrachte hoeveelheden stikstof en fosfor uit chemische en andere meststoffen voor elk perceel.

Het bemestingsplan wordt uiterlijk zeven dagen na een wijziging van de landbouwpraktijken aangepast om te waarborgen dat het plan in overeenstemming is met de feitelijke landbouwpraktijken.

4.   Elk bedrijf stelt een mestboekhouding op. Deze wordt voor elk kalenderjaar bij de bevoegde instantie ingediend.

5.   Elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, aanvaardt dat de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag, het bemestingsplan en de mestboekhouding aan een controle kunnen worden onderworpen.

6.   Voor elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, wordt ten minste om de vier jaar voor elk deel van het bedrijf dat qua vruchtwisseling en bodemkenmerken homogeen is, een fosforanalyse in de bodem uitgevoerd. Er wordt minstens één analyse per 5 ha landbouwgrond vereist.

7.   Op elk bedrijf dat de begunstigde is van een individuele afwijking, wordt elk jaar de nitraatconcentratie in de bodem gemeten. Voor elk bedrijf worden minstens vijf monsters per jaar geanalyseerd.

8.   Dierlijke mest wordt niet in het najaar vóór een grasteelt op- of ingebracht.

Artikel 6

Landbeheer

1.   Ten minste 48 % van het areaal dat op de rundveehouderij voor het op- of inbrengen van dierlijke mest beschikbaar is, wordt met gras bebouwd.

2.   Landbouwers die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, voeren de volgende maatregelen uit:

a)

tijdelijk grasland wordt in het voorjaar geploegd;

b)

op grasland worden geen vlinderbloemigen of andere gewassen die stikstof uit de lucht binden, verbouwd. Dit geldt echter niet voor vlinderbloemigen op grasland met minder dan 50 % vlinderbloemigen.

Artikel 7

Andere maatregelen

1.   De toepassing van deze afwijking doet geen afbreuk aan de maatregelen die nodig zijn om aan andere communautaire milieuwetgeving te voldoen.

2.   Elke landbouwer die de begunstigde is van een individuele afwijking, krijgt technische bijstand via een adviesdienst, die voor de evaluatie van de resultaten van de bodemanalyses, de bemestingsplannen en de mestboekhouding zorgt. De resultaten van deze evaluatie worden ingediend bij de bevoegde instanties die belast zijn met de controle of de in de artikelen 5 en 6 vastgestelde voorwaarden in acht worden genomen.

Artikel 8

Monitoring

1.   De bevoegde instantie maakt kaarten waarop wordt aangegeven welk percentage van de landbouwbedrijven, welk percentage van de veestapel en welk percentage van de landbouwgrond in elk landbouwgebied onder een individuele afwijking valt en werkt deze jaarlijks bij. Deze kaarten worden jaarlijks en voor het eerst voor het einde van 2007 bij de Commissie ingediend.

2.   Er wordt een monitoringnetwerk voor de bemonstering van oppervlaktewater en ondiep grondwater opgezet en onderhouden om het effect van de afwijking op de waterkwaliteit te beoordelen.

3.   Onderzoek en nutriëntenanalyses leveren gegevens op over het lokale bodemgebruik, de vruchtwisseling en de landbouwpraktijken op de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor modelmatige berekeningen van de omvang van de nitraatuitspoeling en de fosforverliezen op percelen waar tot 230 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar wordt op- of ingebracht.

4.   Er worden monitoringlocaties opgezet om in situaties zowel met als zonder toegestane afwijking gegevens te verkrijgen over de stikstofconcentratie in het bodemwater en de daar optredende stikstofverliezen via de wortelzone naar het grondwater, alsmede de stikstofverliezen door afspoeling via het oppervlak en de ondergrond.

Artikel 9

Rapportage

1.   De bevoegde instantie dient elk jaar bij de Commissie de resultaten van de monitoring in, samen met een beknopt verslag over de ontwikkeling van de waterkwaliteit, een evaluatie van de nitraatresten in de bodem in het najaar op de bedrijven die de begunstigden zijn van een individuele afwijking, en de evaluatiepraktijk. Het verslag bevat informatie over de wijze waarop de evaluatie van de uitvoering van de voorwaarden van de afwijking via controles op bedrijfsniveau wordt uitgevoerd, en informatie over bedrijven die zich niet aan de voorschriften hebben gehouden, op basis van de resultaten van administratieve controles en inspecties ter plaatse. De verslagen worden voor het eerst uiterlijk in juni 2008 ingediend en daarna elk jaar uiterlijk in juni.

2.   De Commissie zal bij een eventueel nieuw verzoek om een afwijking rekening houden met de zo verkregen resultaten.

Artikel 10

Toepassing

Deze beschikking is van toepassing in de context van het tweede actieprogramma voor de periode 2007-2010 voor het Waalse Gewest „Arrêté du Gouvernement wallon du 15 février 2007 modifiant le Livre II du Code de l’Environnement constituant le Code de l’Eau en ce qui concerne la gestion durable de l’azote en agriculture”. Dit programma loopt af op 31 december 2010.

Artikel 11

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 20 december 2007

Voor de Commissie

Stavros DIMAS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).


6.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 32/25


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2008

tot wijziging van Beschikking 93/52/EEG wat betreft de verklaring dat bepaalde administratieve regio’s in Italië officieel vrij zijn van brucellose (B. melitensis), en tot wijziging van Beschikking 2003/467/EG wat betreft de verklaring dat bepaalde administratieve regio's in Italië officieel vrij zijn van rundertuberculose en runderbrucellose en dat bepaalde administratieve regio's in Polen officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 324)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/97/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name op bijlage A, deel I, punt 4, bijlage A, deel II, punt 7, en bijlage D, hoofdstuk I, deel E,

Gelet op Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (2), en met name op bijlage A, hoofdstuk 1, deel II,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 93/52/EEG van de Commissie van 21 december 1992 houdende constatering dat bepaalde lidstaten of gebieden aan de voorwaarden voldoen om te worden erkend als officieel brucellosevrij (B. melitensis) (3) bevat een lijst van lidstaten en regio's die overeenkomstig Richtlijn 91/68/EEG als officieel brucellosevrij (B. melitensis) worden erkend.

(2)

Italië heeft bij de Commissie bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van bijlage A, hoofdstuk 1, deel II, punt 1, onder b), bij Richtlijn 91/68/EEG is voldaan wat betreft de provincies Latina en Roma in de regio Lazio en de regio Veneto. Die provincies en die regio moeten dan ook als officieel vrij van brucellose (B. melitensis) worden erkend.

(3)

Richtlijn 64/432/EEG bepaalt dat lidstaten of delen van lidstaten officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose kunnen worden verklaard ten aanzien van de rundveebeslagen, indien zij aan bepaalde in die richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoen.

(4)

De lijsten van de delen van lidstaten die vrij van rundertuberculose, runderbrucellose en enzoötische boviene leukose zijn verklaard, zijn vastgesteld bij Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen (4).

(5)

Italië heeft bij de Commissie bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat aan de bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden is voldaan om de provincie Vercelli in de regio Piemonte en de provincies Pisa en Pistoia in de regio Toscana officieel tuberculosevrij te verklaren.

(6)

Italië heeft bij de Commissie ook bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat aan de bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden is voldaan om de provincie Brindisi in de regio Puglia en de regio Toscana officieel brucellosevrij te verklaren.

(7)

Na evaluatie van de door Italië ingediende bewijsstukken moeten de desbetreffende provincies en regio dan ook officieel respectievelijk tuberculosevrij en brucellosevrij worden verklaard wat runderen betreft.

(8)

Polen heeft bij de Commissie bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat aan de in Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde voorwaarden is voldaan om bepaalde powiaty te beschouwen als regio's die officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose.

(9)

Na evaluatie van de door Polen ingediende bewijsstukken moeten die powiaty in Polen dan ook worden erkend als regio's die officieel vrij zijn van enzoötische boviene leukose.

(10)

De Beschikkingen 93/52/EEG en 2003/467/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Bijlage II bij Beschikking 93/52/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze beschikking.

Artikel 2

De bijlagen I, II en III bij Beschikking 2003/467/EG worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze beschikking.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2008.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).

(2)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(3)  PB L 13 van 21.1.1993, blz. 14. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/399/EG (PB L 150 van 12.6.2007, blz. 11).

(4)  PB L 156 van 25.6.2003, blz. 74. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/559/EG (PB L 212 van 14.8.2007, blz. 20).


BIJLAGE I

In bijlage II bij Beschikking 93/52/EEG wordt de tweede alinea betreffende Italië vervangen door:

„In Italië:

regio Abruzzo: de provincie Pescara;

regio Friuli-Venezia Giulia;

regio Lazio: de provincies Latina en Roma;

regio Liguria: de provincie Savona;

regio Lombardia: de provincies Bergamo, Brescia, Como, Cremona, Lecco, Lodi, Mantova, Milano, Pavia, Sondrio en Varese;

regio Marche: de provincies Ancona, Ascoli Piceno, Macerata, Pesaro en Urbino;

regio Molise: de provincie Isernia;

regio Piemonte: de provincies Alessandria, Asti, Biella, Cuneo, Novara, Torino, Verbania en Vercelli;

regio Sardinia: de provincies Cagliari, Nuoro, Oristano en Sassari;

regio Trentino-Alto Adige: de provincies Bolzano en Trento;

regio Toscana: de provincies Arezzo, Firenze, Grossetto, Livorno, Lucca, Massa-Carrara, Pisa, Pistoia, Prato en Siena;

regio Umbria: de provincies Perugia en Terni;

regio Veneto.”


BIJLAGE II

De bijlagen I, II en III bij Beschikking 2003/467/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I wordt hoofdstuk 2 vervangen door:

„HOOFDSTUK 2

Officieel tuberculosevrije delen van lidstaten

In Italië:

regio Abruzzo: de provincie Pescara;

regio Emilia-Romagna;

regio Friuli-Venezia Giulia;

regio Lombardia: de provincies Bergamo, Como, Lecco en Sondrio;

regio Marche: de provincie Ascoli Piceno;

regio Piemonte: de provincies Novara, Verbania en Vercelli;

regio Toscana: de provincies Grossetto, Livorno, Lucca, Prato, Pisa, Pistoia en Siena;

regio Trentino-Alto Adige: de provincies Bolzano en Trento;

regio Veneto: de provincies Belluno en Padova;”.

2)

In bijlage II wordt hoofdstuk 2 vervangen door:

„HOOFDSTUK 2

Officieel brucellosevrije delen van lidstaten

In Italië:

regio Abruzzo: de provincie Pescara;

regio Emilia-Romagna: de provincies Bologna, Ferrara, Forlì-Cesena, Modena, Parma, Piacenza, Ravenna, Reggio Emilia en Rimini;

regio Friuli-Venezia Giulia;

regio Lazio: de provincie Rieti;

regio Liguria: de provincies Imperia en Savona;

regio Lombardia: de provincies Bergamo, Brescia, Como, Cremona, Lecco, Lodi, Mantova, Milano, Pavia, Sondrio en Varese;

regio Marche: de provincie Ascoli Piceno;

regio Piemonte: de provincies Alessandria, Asti, Biella, Novara, Torino, Verbania en Vercelli;

regio Puglia: de provincie Brindisi;

regio Sardinia: de provincies Cagliari, Nuoro, Oristano en Sassari;

regio Toscana;

regio Trentino-Alto Adige: de provincies Bolzano en Trento;

regio Umbria: de provincies Perugia en Terni;

regio Veneto;”.

3)

In hoofdstuk 2 van bijlage III wordt de tweede alinea betreffende Polen vervangen door:

„In Polen:

woiwodschap Dolnośląskie

Powiaty

:

Bolesławiecki, Dzierżoniowski, Głogowski, Górowski, Jaworski, Jeleniogórski, Jelenia Góra, Kamiennogórski, Kłodzki, Legnicki, Legnica, Lubański, Lubiński, Lwówecki, Milicki, Oleśnicki, Oławski, Polkowicki, Strzeliński, Średzki, Świdnicki, Trzebnicki, Wałbrzyski, Wałbrzych, Wołowski, Wrocławski, Wrocław, Ząbkowicki, Zgorzelecki en Złotoryjski;

woiwodschap Lubelskie

Powiaty

:

Bialski, Biała Podlaska, Biłgorajski, Chełmski, Chełm, Hrubieszowski, Janowski, Krasnostawski, Kraśnicki, Lubartowski, Lubelski, Lublin, Łęczyński, Łukowski, Opolski, Parczewski, Puławski, Radzyński, Rycki, Świdnicki, Tomaszowski, Włodawski, Zamojski en Zamość;

woiwodschap Łódzkie

Powiaty

:

Bełchatowski, Brzeziński, Kutnowski, Łaski, Łęczycki, Łódzki, Łódź, Opoczyński, Pabianicki, Pajęczański, Piotrkowski, Piotrków Trybunalski, Poddębicki, Radomszczański, Rawski, Skierniewicki, Skierniewice, Tomaszowski, Wieluński, Zduńskowolski en Zgierski;

woiwodschap Małopolskie

Powiaty

:

Brzeski, Bocheński, Chrzanowski, Dąbrowski, Gorlicki, Krakowski, Kraków, Limanowski, Miechowski, Myślenicki, Nowosądecki, Nowy Sącz, Oświęcimski, Olkuski, Tarnowski, Tarnów en Wielicki;

woiwodschap Opolskie

Powiaty

:

Brzeski, Głubczycki, Kędzierzyńsko-Kozielski, Kluczborski, Krapkowicki, Namysłowski, Nyski, Olecki, Opolski, Opole, Prudnicki en Strzelecki;

woiwodschap Podkarpackie

Powiaty

:

Bieszczadzki, Brzozowski, Jasielski, Krośnieński, Krosno, Leski, Leżajski, Łańcucki, Rzeszowski, Rzeszów, Sanocki en Strzyżowski;

woiwodschap Śląskie

Powiaty

:

Będziński, Bielski, Bielsko Biała, Bytom, Chorzów, Cieszyński, Częstochowski, Częstochowa, Dąbrowa, Gliwicki, Gliwice, Jastrzębie Zdrój, Jaworzno, Katowice, Kłobucki, Lubliniecki, Mikołowski, Mysłowice, Myszkowski, Piekary Śląskie, Pszczyński, Raciborski, Ruda Śląska, Rybnicki, Rybnik, Siemianowice, Sosnowiec, Świętochłowice, Tarnogórski, Tychy, Tyski, Wodzisławski, Zabrze, Zawierciański, Żory en Żywiecki;

woiwodschap Świętokrzyskie

Powiaty

:

Buski, Jędrzejowski, Kazimierski, Kielecki, Kielce, Konecki, Opatowski, Ostrowiecki, Pińczowski, Sandomierski, Skarżyski, Starachowicki, Staszowski en Włoszczowski;

woiwodschap Wielkopolskie

Powiaty

:

Jarociński, Kaliski, Kalisz, Kępiński, Kolski, Koniński, Konin, Krotoszyński, Ostrzeszowski, Słupecki, Turecki en Wrzesiński.”