ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 344

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
28 december 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1577/2007 van de Commissie van 27 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing, in 2008, van de tariefcontingenten voor de invoer van Baby beef-producten van oorsprong uit Kroatië, Bosnië en Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo

1

 

 

DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 1578/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 betreffende het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012 ( 1 )

15

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/872/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 18 december 2007 met betrekking tot de voortzetting in 2008 van de communautaire vergelijkende proeven en tests voor teeltmateriaal en plantgoed van Malus Mill. op grond van Richtlijn 92/34/EEG van de Raad, waarmee in 2004 een aanvang is gemaakt

44

 

 

2007/873/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 18 december 2007 tot goedkeuring van het door Bulgarije ingediende nationale programma voor de bestrijding van salmonella in vermeerderingskoppels van Gallus gallus (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6353)

45

 

 

2007/874/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 18 december 2007 tot goedkeuring van het door Roemenië ingediende nationale programma voor de bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6354)

46

 

 

2007/875/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 18 december 2007 tot wijziging van Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2000/96/EG wat betreft de in die beschikkingen vermelde overdraagbare ziekten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6355)  ( 1 )

48

 

 

2007/876/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 19 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2007/25/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6395)  ( 1 )

50

 

 

2007/877/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2007 in de door België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Finland gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6405)

51

 

 

2007/878/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 21 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Duitsland, Polen en het Verenigd Koninkrijk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6802)  ( 1 )

54

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

Commissie

 

 

2007/879/EG

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 17 december 2007 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5406)  ( 1 )

65

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 754/2007 van de Raad van 28 juni 2007 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1941/2006, (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden (PB L 172 van 30.6.2007)

70

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/1


VERORDENING (EG) Nr. 1577/2007 VAN DE COMMISSIE

van 27 december 2007

tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing, in 2008, van de tariefcontingenten voor de invoer van „Baby beef”-producten van oorsprong uit Kroatië, Bosnië en Herzegovina, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Montenegro, Servië en Kosovo

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2820/98 en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1763/1999 en (EG) nr. 6/2000 (2) is voorzien in een preferentieel jaarlijks tariefcontingent van 1 500 ton „Baby beef”-producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, en van 9 975 ton „Baby beef”-producten van oorsprong uit Montenegro en de douanegebieden van Servië en Kosovo.

(2)

In het kader van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, die werd goedgekeurd bij besluit van de Raad en de Commissie 2005/40/EG, Euratom (3), de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, die werd goedgekeurd bij besluit van de Raad en de Commissie 2004/239/EG, Euratom (4) en de Interimovereenkomst met Montenegro, die werd goedgekeurd bij Besluit 2007/855/EG van de Raad van 15 december 2007 inzake de sluiting van een interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds (5), worden jaarlijkse preferentiële tariefcontingenten voor „Baby beef” van respectievelijk 9 400 ton, 1 650 ton en 800 ton vastgesteld.

(3)

In artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2248/2001 van de Raad van 19 november 2001 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds (6), en in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 153/2002 van de Raad van 21 januari 2002 betreffende bepaalde procedures voor de toepassing van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds, en de interimovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, anderzijds (7), is bepaald dat gedetailleerde uitvoeringsbepalingen voor de concessies inzake „baby beef” moeten worden vastgesteld.

(4)

Voor controledoeleinden is in Verordening (EG) nr. 2007/2000 bepaald dat voor invoer in het kader van de „Baby beef”-contingenten voor Bosnië en Herzegovina en Servië en Kosovo een echtheidscertificaat moet worden overgelegd waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het land van afgifte en dat zij volkomen beantwoorden aan de definitie in bijlage II bij die verordening. Met het oog op harmonisatie moet ook voor invoer in het kader van de contingenten „Baby beef” van oorsprong uit Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Montenegro worden bepaald dat een echtheidscertificaat moet worden overgelegd waarin wordt verklaard dat de goederen van oorsprong zijn uit het land van afgifte en dat zij volkomen beantwoorden aan de definitie in, respectievelijk, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst of met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, of bijlage III bij de interimovereenkomst met Montenegro. Voorts dienen het model voor deze echtheidscertificaten en de bepalingen voor het gebruik daarvan te worden vastgesteld.

(5)

Kosovo, zoals omschreven in Resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999, is onder internationaal civiel bestuur van de Missie van de Verenigde Naties in Kosovo (UNMIK) geplaatst. Derhalve moet ook een specifiek echtheidscertificaat voor goederen van oorsprong uit de douanegebied van Kosovo worden voorgeschreven.

(6)

Voor het beheer van de betrokken contingenten moet gebruik worden gemaakt van invoercertificaten. Daartoe dienen, behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening, de bepalingen van toepassing te zijn die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (8) en aan Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (9).

(7)

Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (10) bevat nadere bepalingen over invoercertificaataanvragen, de status van de aanvragers, de afgifte van invoercertificaten en de mededelingen aan de Commissie. Bij de hierboven genoemde verordening is de geldigheid van certificaten beperkt tot en met de laatste dag van de invoercontingentperiode. Verordening (EG) nr. 1301/2006 is van toepassing op de op grond van de onderhavige verordening afgegeven invoercertificaten, onverminderd de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorschriften en afwijkingen.

(8)

Met het oog op een deugdelijk beheer van de invoer van de betrokken producten mogen de invoercertificaten pas worden afgegeven na verificatie van met name de gegevens op de echtheidscertificaten.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008 worden de volgende tariefcontingenten geopend:

a)

9 400 ton „Baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Kroatië;

b)

1 500 ton „Baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina;

c)

1 650 ton „Baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

d)

9 175 ton „Baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit de douanegebieden van Servië en Kosovo;

e)

800 ton „baby beef”, uitgedrukt in geslacht gewicht, van oorsprong uit Montenegro.

De volgnummers van de in de eerste alinea genoemde contingenten zijn respectievelijk 09.4503, 09.4504, 09.4505, 09.4198 en 09.4199.

Voor de afboeking op deze contingenten wordt 100 kg levend gewicht gelijkgesteld met 50 kg geslacht gewicht.

2.   Bij invoer in het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten bedraagt het douanerecht 20 % van het advaloremrecht en 20 % van het specifieke recht, zoals vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief.

3.   In het kader van de in lid 1 bedoelde contingenten kunnen uitsluitend de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2007/2000, in bijlage III bij de met Kroatië gesloten Stabilisatie- en associatieovereenkomst, in bijlage III bij de met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië gesloten Stabilisatie- en associatieovereenkomst, en in bijlage II bij de interimovereenkomst met Montenegro bedoelde levende dieren en aanbiedingsvormen van vlees van de volgende GN-codes worden ingevoerd:

ex 0102 90 51, ex 0102 90 59, ex 0102 90 71 en ex 0102 90 79,

ex 0201 10 00 en ex 0201 20 20,

ex 0201 20 30,

ex 0201 20 50.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 1445/95, Verordening (EG) nr. 1291/2000 en hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1301/2006 zijn van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 3

1.   In vak 8 van de certificaataanvraag en het certificaat moet het land of het douanegebied van oorsprong worden vermeld en het woord „ja” worden aangekruist. Het certificaat verplicht tot invoer uit dat land of douanegebied.

In vak 20 van de certificaataanvraag en het certificaat moet een van de in bijlage I opgenomen vermeldingen worden aangebracht.

2.   Het originele exemplaar van het overeenkomstig artikel 4 opgestelde echtheidscertificaat en een afschrift ervan worden aan de bevoegde autoriteit overgelegd op het ogenblik waarop het eerste invoercertificaat met betrekking tot dit echtheidscertificaat wordt aangevraagd.

Binnen de grenzen van de in het echtheidscertificaat vermelde hoeveelheid kan dit certificaat voor de afgifte van verschillende invoercertificaten worden gebruikt. In dat geval zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat:

a)

het echtheidscertificaat telkens voor de toegewezen hoeveelheid wordt geviseerd;

b)

de invoercertificaten die betrekking hebben op dat echtheidscertificaat, op dezelfde dag worden afgegeven.

3.   De bevoegde autoriteiten mogen de invoercertificaten pas afgeven nadat zij zich ervan hebben vergewist dat alle gegevens op het echtheidscertificaat overeenstemmen met de van de Commissie in de desbetreffende wekelijkse mededelingen ontvangen informatie. Na deze verificatie wordt het invoercertificaat onverwijld afgegeven.

Artikel 4

1.   Elke invoercertificaataanvraag in het kader van de in artikel 1 bedoelde contingenten moet vergezeld gaan van een door de in bijlage II vermelde autoriteiten van het land of douanegebied van uitvoer afgegeven echtheidscertificaat waarin wordt verklaard dat de producten van oorsprong zijn uit het betrokken land of douanegebied en dat zij beantwoorden aan de definitie in, naar gelang van het geval, bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2007/2000, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met Kroatië, bijlage III bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, of bijlage II bij de interimovereenkomst met Montenegro.

2.   De echtheidscertificaten worden, overeenkomstig het in de bijlagen III tot en met VIII vastgestelde model voor het betrokken land of het betrokken douanegebied van uitvoer, opgesteld in de vorm van een origineel met twee afschriften, die worden gedrukt en ingevuld in één van de officiële talen van de Europese Gemeenschap. Bovendien mogen ze worden gedrukt en ingevuld in de officiële taal of één van de officiële talen van het land of douanegebied van uitvoer.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de invoercertificaataanvraag wordt ingediend, kunnen een vertaling van het certificaat verlangen.

3.   Het origineel en de afschriften van het echtheidscertificaat worden met de schrijfmachine of met de hand ingevuld. In dit laatste geval moeten ze worden ingevuld met zwarte inkt en in drukletters.

Het certificaat meet 210 bij 297 millimeter. Het te gebruiken papier weegt minstens 40 g per m2. De kleur van het origineel is wit, die van het eerste afschrift roze en die van het tweede afschrift geel.

4.   Elk certificaat draagt een individueel volgnummer, gevolgd door de naam van het land of douanegebied van afgifte.

Op de afschriften moeten hetzelfde volgnummer en dezelfde naam voorkomen als op het origineel.

5.   De certificaten zijn alleen geldig als ze naar behoren zijn geviseerd door de in bijlage II vermelde instantie van afgifte.

6.   Het certificaat is naar behoren geviseerd wanneer datum en plaats van afgifte zijn vermeld, het stempel van de instantie van afgifte is aangebracht en het is ondertekend door de daartoe gemachtigde persoon of personen.

Artikel 5

1.   Een instantie van afgifte kan alleen in de in bijlage II opgenomen lijst voorkomen als:

a)

zij als zodanig is erkend door het land of douanegebied van uitvoer;

b)

zij zich ertoe verbindt de in de certificaten vermelde gegevens te verifiëren;

c)

zij zich ertoe verbindt de Commissie ten minste wekelijks de informatie te verstrekken die nodig is voor de verificatie van de in de echtheidscertificaten vermelde gegevens, met name het certificaatnummer, de exporteur, de geadresseerde, het land van bestemming, het product (levende dieren/vlees), het nettogewicht en de datum van ondertekening.

2.   De lijst in bijlage II wordt door de Commissie herzien wanneer niet meer aan de in lid 1, onder a), vermelde voorwaarde is voldaan of wanneer een instantie van afgifte een of meer van de door haar aangegane verplichtingen niet nakomt of wanneer een nieuwe instantie van afgifte wordt aangewezen.

Artikel 6

De geldigheidsduur van de echtheids- en de invoercertificaten bedraagt drie maanden, te rekenen vanaf de respectieve data van afgifte.

Artikel 7

Het betrokken land of douanegebied van uitvoer verstrekt de Commissie een specimen van de afdruk van de door hun instanties van afgifte gebruikte stempels, alsook naam en handtekening van de voor het ondertekenen van de echtheidscertificaten gemachtigde personen. De Commissie geeft deze informatie door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

Artikel 8

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op 28 februari 2009, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten werden afgegeven gedurende de voorgaande invoertariefcontingentperiode;

b)

uiterlijk op 30 april 2009, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de achterzijde van de invoercertificaten vermelde hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten waren afgegeven.

2.   Uiterlijk op 30 april 2009 delen de lidstaten de Commissie de hoeveelheden producten mee die tijdens de voorgaande invoertariefcontingentperiode daadwerkelijk in het vrije verkeer werden gebracht.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde mededelingen gebeuren zoals aangegeven in de bijlagen IX, V en XI bij deze verordening en er dient gebruik te worden gemaakt van de in bijlage II (A) bij Verordening (EG) nr. 1445/95 bedoelde productcategorieën.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 december 2007.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(2)  PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1946/2005 van de Commissie (PB L 312 van 29.11.2005, blz. 1).

(3)  PB L 26 van 28.1.2005, blz. 1.

(4)  PB L 84 van 20.3.2004, blz. 1.

(5)  PB L 345 van 28.12.2007, blz. 1.

(6)  PB L 304 van 21.11.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2/2003 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 26).

(7)  PB L 25 van 29.1.2002, blz. 16. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3/2003 (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 30).

(8)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 586/2007 (PB L 139 van 31.05.2007, blz. 5).

(9)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1423/2007 (PB L 317 van 5.12.2007, blz. 36).

(10)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).


BIJLAGE I

In artikel 3, lid 1, bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

„Baby beef” (Регламент (ЕО) № 1577/2007)

:

in het Spaans

:

„Baby beef” (Reglamento (CE) no 1577/2007)

:

in het Tsjechisch

:

„Baby beef” (Nařízení (ES) č. 1577/2007)

:

in het Deens

:

„Baby beef” (Forordning (EF) nr. 1577/2007)

:

in het Duits

:

„Baby beef” (Verordnung (EG) Nr. 1577/2007)

:

in het Ests

:

„Baby beef” (Määrus (EÜ) nr 1577/2007)

:

in het Grieks

:

„Baby beef” (Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1577/2007)

:

in het Engels

:

„Baby beef” (Regulation (EC) No 1577/2007)

:

in het Frans

:

„Baby beef” (Règlement (CE) no 1577/2007)

:

in het Italiaans

:

„Baby beef” (Regolamento (CE) n. 1577/2007)

:

in het Lets

:

„Baby beef” (Regula (EK) Nr. 1577/2007)

:

in het Litouws

:

„Baby beef” (Reglamentas (EB) Nr. 1577/2007)

:

in het Hongaars

:

„Baby beef” (1577/2007/EK rendelet)

:

in het Maltees

:

„Baby beef” (Regolament (KE) Nru 1577/2007)

:

in het Nederlands

:

„Baby beef” (Verordening (EG) nr 1577/2007)

:

in het Pools

:

„Baby beef” (Rozporządzenie (WE) nr 1577/2007)

:

in het Portugees

:

„Baby beef” (Regulamento (CE) n.o 1577/2007)

:

in het Roemeens

:

„Baby beef” (Regulamentul (CE) nr. 1577/2007)

:

in het Slowaaks

:

„Baby beef” (Nariadenie (ES) č. 1577/2007)

:

In het Sloveens

:

„Baby beef” (Uredba (ES) št. 1577/2007)

:

in het Fins

:

„Baby beef” (Asetus (EY) N:o 1577/2007)

:

in het Zweeds

:

„Baby beef” (Förordning (EG) nr 1577/2007)


BIJLAGE II

Instanties van afgifte:

Republiek Kroatië: Croatian Livestock Center, Zagreb, Croatia.

Bosnië en Herzegovina:

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: Univerzitet Sv. Kiril I Metodij, Institut za hrana, Fakultet za veterinarna medicina, „Lazar Pop-Trajkov 5-7”, 1000 Skopje

Montenegro: Veterinary Directorate, Bulevar Svetog Petra Cetinjskog br.9, 81000 Podgorica, Montenegro

Douanegebied van Servië (1): „YU Institute for Meat Hygiene and Technology, Kacanskog 13, Belgrade, Yugoslavia.”

Douanegebied van Kosovo:


(1)  Uitgezonderd Kosovo zoals omschreven in Resolutie 1244 van 10 juni 1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.


BIJLAGE III

Image


BIJLAGE IV

Image


BIJLAGE V

Image


BIJLAGE VI

Image


BIJLAGE VII

Image


BIJLAGE VIII

Image


BIJLAGE IX

Mededeling van (afgegeven) invoercertificaten — Verordening (EG) nr. 1577/2007

Lidstaat: …

Toepassing van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1577/2007

Hoeveelheden producten waarvoor invoercertificaten zijn afgegeven

Van: … tot: …


Volgnummer

Productcategorie of -categorieën (1)

Hoeveelheid

(kilogram productgewicht of stuks)

09.4503

 

 

09.4504

 

 

09.4505

 

 

09.4198

 

 

09.4199

 

 


(1)  Productcategorie of -categorieën zoals aangegeven in bijlage II (A) bij Verordening (EG) nr. 1445/95.


BIJLAGE X

Mededeling van invoercertificaten (niet-gebruikte hoeveelheden) — Verordening (EG) nr. 1577/2007

Lidstaat: …

Toepassing van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1577/2007

Hoeveelheden producten waarvoor invoercertificaten niet zijn gebruikt

Van: … tot: …


Volgnummer

Productcategorie of -categorieën (1)

Niet-gebruikte hoeveelheid

(kilogram productgewicht of stuks)

09.4503

 

 

09.4504

 

 

09.4505

 

 

09.4198

 

 

09.4199

 

 


(1)  Productcategorie of -categorieën zoals aangegeven in bijlage II (A) bij Verordening (EG) nr. 1445/95.


BIJLAGE XI

Mededeling van hoeveelheden in het vrije verkeer gebrachte producten — Verordening (EG) nr. 1577/2007

Lidstaat: …

Toepassing van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1577/2007

Hoeveelheden in het vrije verkeer gebrachte producten:

Van: … tot: … (invoertariefcontingentperiode).


Volgnummer

Productcategorie of -categorieën (1)

Hoeveelheden in het vrije verkeer gebrachte producten

(kilogram productgewicht of stuks)

09.4503

 

 

09.4504

 

 

09.4505

 

 

09.4198

 

 

09.4199

 

 


(1)  Productcategorie of -categorieën zoals aangegeven in bijlage II (A) bij Verordening (EG) nr. 1445/95.


DOOR HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD GEZAMENLIJK AANGENOMEN BESLUITEN

28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/15


BESLUIT Nr. 1578/2007/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 december 2007

betreffende het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 285,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (3) moet een communautair statistisch meerjarenprogramma worden opgesteld.

(2)

De Gemeenschap moet ingevolge diezelfde verordening voor het vaststellen, toepassen, volgen en beoordelen van haar beleid tijdig kunnen beschikken over actuele, betrouwbare, relevante en zo efficiënt mogelijk geproduceerde statistische informatie die van lidstaat tot lidstaat en tussen hun territoriale eenheden, overeenkomstig de constitutionele voorwaarden van de lidstaten, vergelijkbaar is.

(3)

Met het oog op de samenhang en vergelijkbaarheid van de statistische informatie in de Gemeenschap moet een communautair statistisch vijfjarenprogramma worden opgesteld, waarin de richtsnoeren, de voornaamste sectoren en de doelstellingen van de geplande maatregelen overeenkomstig de beleidsprioriteiten zijn omschreven.

(4)

De specifieke methode voor het opstellen van communautaire statistieken vereist dat, binnen een communautair statistisch systeem in ontwikkeling, via het bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad (4) opgerichte Comité statistisch programma bijzonder nauw wordt samengewerkt bij de aanpassing van het systeem, met name door de invoering van rechtsinstrumenten die voor de opstelling van bovengenoemde communautaire statistieken noodzakelijk zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met de belasting voor de respondenten, ongeacht of dit ondernemingen, eenheden van de centrale, regionale of lagere overheid, huishoudens of personen zijn.

(5)

De productie van communautaire statistieken binnen het juridisch kader van het vijfjarenprogramma wordt gerealiseerd door de nauwe, gecoördineerde en coherente samenwerking tussen Eurostat en de nationale instanties. Te dien einde moet Eurostat binnen het netwerk van het Europees statistisch systeem (ESS) op verschillende manieren zorgen voor coördinatie tussen de nationale instanties om de tijdige beschikbaarheid van statistieken, op een niveau dat de noodzakelijke vergelijkbaarheid tussen de lidstaten mogelijk maakt, ter ondersteuning van de beleidsbehoeften van de Europese Unie te waarborgen.

(6)

Bij de productie en verspreiding van communautaire statistieken ingevolge dit besluit moeten de nationale en communautaire statistische instanties de beginselen van de Praktijkcode Europese statistieken naleven, die bij de Aanbeveling van de Commissie van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties is gevoegd. Bij dit proces moet worden gestreefd naar bevordering van de convergentie van de verzamelde statistische informatie en van de mogelijkheid van wetenschappelijke verwerking daarvan.

(7)

In het licht van de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende vermindering van de responslast, vereenvoudiging en prioritering op het gebied van communautaire statistieken, zal er bij de opstelling van de jaarlijkse statistische werkprogramma’s van de Commissie rekening mee moeten worden gehouden dat de statistische prioriteiten, met inbegrip van de vereenvoudiging van procedures en het terugschroeven van eisen die minder belangrijk zijn geworden, voortdurend moeten worden getoetst, zodat de beschikbare middelen optimaal kunnen worden benut.

(8)

Om de samenhang en de doeltreffendheid van de communautaire maatregelen voor de steden te vergroten en betrouwbare vergelijkingen mogelijk te maken, moet ten behoeve van de communautaire statistieken nauwkeuriger worden gedefinieerd wat wordt bedoeld met „stedelijk gebied” en „agglomeratie”.

(9)

Daar de doelstelling van dit besluit te weten de opstelling van het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012 niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10)

Dit besluit stelt voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vast, die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 37 van het op 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gesloten Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (5).

(11)

De richtsnoeren voor dit programma zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 322/97 voorgelegd aan het Comité statistisch programma, het bij Besluit 91/116/EEG van de Raad (6) ingestelde Europees Raadgevend Comité voor statistische informatie op economisch en sociaal gebied en het bij Besluit 2006/856/EG van de Raad (7) ingestelde Comité voor monetaire, financiële en betalingsbalansstatistiek,

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het statistisch programma

Het communautair statistisch programma voor de periode 2008-2012 (hierna „het programma” genoemd) wordt hierbij vastgesteld. Het programma is opgenomen in de bijlagen I en II.

Bijlage I specificeert de richtsnoeren, de voornaamste sectoren en de doelstellingen van de voor die periode geplande maatregelen. Bijlage II geeft een samenvatting van de statistische behoeften vanuit het oogpunt van de beleidsbehoeften van de Europese Unie.

Artikel 2

Beleidsprioriteiten

1.   Rekening houdend met de beschikbare middelen van de nationale instanties en de Commissie, gaat het programma uit van de voornaamste beleidsprioriteiten van de Gemeenschap:

a)

welvaart, concurrentievermogen, innovatie en groei;

b)

solidariteit en menselijke ontwikkeling;

c)

economische, sociale en regionale samenhang, duurzame ontwikkeling en demografische uitdagingen;

d)

veiligheid, en

e)

verdere uitbreiding van de Europese Unie.

2.   Voor de algemene prioriteiten en doelstellingen van het programma wordt jaarlijks een gedetailleerde planning opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 322/97.

Artikel 3

Statistische governance en kwaliteit

Het programma wordt overeenkomstig de beginselen van de Europese praktijkcode voor de statistiek uitgevoerd, zodat geharmoniseerde communautaire statistieken van hoge kwaliteit, waar van toepassing uitgesplitst naar geslacht, worden opgesteld en verspreid en een goede werking van het Europees statistisch systeem in het algemeen wordt gewaarborgd. De nationale instanties en de communautaire statistische instantie:

a)

creëren een institutionele en organisatorische omgeving die de doeltreffendheid en geloofwaardigheid bevordert van nationale en communautaire statistische instanties die officiële statistieken, waaronder regionale statistieken op basis van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), produceren en verspreiden;

b)

nemen Europese normen, richtsnoeren en goede praktijken in acht bij de procedures die de nationale en communautaire statistische instanties hanteren voor het organiseren, verzamelen, verwerken en verspreiden van officiële statistieken en bouwen een reputatie op van goed beheer en doelmatigheid om de geloofwaardigheid van deze statistieken te vergroten;

c)

waarborgen dat communautaire statistieken voldoen aan de Europese kwaliteitsnormen en aan de behoeften van de institutionele gebruikers, regeringen, regionale autoriteiten, onderzoeksinstellingen, maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven en het algemene publiek in de Europese Unie;

d)

werken samen met statistische instanties op internationaal niveau om het gebruik te bevorderen van internationale concepten, classificaties en methoden overeenkomstig de op 14 april 1994 door de Commissie voor statistiek van de VN aangenomen Grondbeginselen van de Officiële Statistiek, met name met het oog op meer samenhang en een betere vergelijkbaarheid tussen statistieken op mondiaal niveau;

e)

verlenen, waar gevraagd en gerechtvaardigd, de nodige technische ondersteuning op het gebied van statistische organisatie, en zorgen ervoor dat goede praktijken met andere organen of derde landen kunnen worden gedeeld;

f)

leggen nadruk op de kwaliteit van de statistische informatie (vooral de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid ervan), en zorgen er daarbij voor dat de chronologische continuïteit van de verzamelde gegevens en de mogelijkheid van wetenschappelijke verwerking daarvan gewaarborgd is.

Artikel 4

Prioritering, doelmatigheid en flexibiliteit

1.   Het programma garandeert voortgezette statistische ondersteuning voor de besluitvorming en de beoordeling van de huidige communautaire beleidsterreinen en biedt statistische ondersteuning voor belangrijke nieuwe behoeften die uit nieuwe communautaire beleidsinitiatieven voortvloeien.

2.   Bij de opstelling van de jaarlijkse statistische werkprogramma’s houdt de Commissie rekening met de kosteneffectiviteit van de geproduceerde statistieken en toetst zij voortdurend de statistische prioriteiten, zodat de beschikbare middelen van de lidstaten en de Commissie optimaal kunnen worden benut en de responslast tot een minimum wordt beperkt. Prioritering is gericht op het compenseren van de kosten en lasten voor nieuwe statistische behoeften door de statistische behoeften op bestaande gebieden van communautaire statistieken te verminderen, en vindt plaats in nauwe samenwerking met de lidstaten.

3.   Bij de opstelling van de jaarlijkse statistische werkprogramma’s kan de Commissie ex-ante studies verrichten van de financiële gevolgen van eventuele geplande nieuwe statistische activiteiten die de lidstaten belangrijke bijkomende lasten opleggen.

4.   Het programma garandeert de ontwikkeling van instrumenten om statistische activiteiten te herprioriteren, om de flexibiliteit van het Europees statistisch systeem te vergroten en het beter in staat stellen om tijdig op veranderende gebruikersbehoeften te reageren.

5.   Het programma garandeert transparantie, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met artikel 1, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1104/2006 van de Commissie van 18 juli 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 831/2002 tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden (8).

Artikel 5

Financiering

1.   Het financiële kader voor de uitvoering van dit programma voor de periode 2008 tot en met 2012 wordt vastgesteld op 274 200 000 EUR.

2.   De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het financiële kader goedgekeurd.

Artikel 6

Verslagen

1.   Na raadpleging van het Comité statistisch programma stelt de Commissie een tussentijds voortgangsverslag op. Dit verslag wordt uiterlijk in juni 2010 voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. Het zal met name betrekking hebben op de tweede helft van het huidige programma en het onderwerp van de onder het volgende statistische meerjarenprogramma vallende periode, rekening houdend met de mandaatstermijn van het Europees Parlement. In samenhang met de uitvoering van het programma biedt de Commissie tevens een voorlopige analyse van de effecten op concurrentiegebied voor het midden- en kleinbedrijf die de voorgestelde verminderingen van de administratieve last opleveren, en van de financiële lastenverdeling tussen de begrotingen van de Gemeenschap en de lidstaten. Ook wordt bijzondere aandacht besteed aan het punt van de benodigde sets gegevens, instrumenten en methodologieën die als basis zullen dienen voor de opstelling van onbevooroordeelde en objectieve analyses van de sociale en economische gevolgen van belangrijke gebieden waar voortdurend toezicht en evaluatie nodig is, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de diensten op de interne markt of het volgende meerjarige financiële kader.

2.   Aan het einde van de looptijd van het programma legt de Commissie na raadpleging van het Comité statistisch programma een evaluatieverslag over de uitvoering van het programma voor, rekening houdend met de beoordelingen van onafhankelijke deskundigen. Dit verslag wordt uiterlijk eind 2013 voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.

3.   In het tussentijdse voortgangsverslag en het definitieve evaluatieverslag wordt verslag uitgebracht van de resultaten van herprioritering, en zijn ramingen opgenomen van de kosten en lasten voor statistische projecten en gebieden die onder dit statistisch programma vallen, alsmede een evaluatie van de nieuwe statistische behoeften, met name voor nieuwe communautaire beleidsgebieden.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 11 december 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

M. LOBO ANTUNES


(1)  PB C 175 van 27.7.2007, blz. 8.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 12 juli 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 29 november 2007.

(3)  PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(4)  PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.

(5)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(6)  PB L 59 van 6.3.1991, blz. 21. Besluit gewijzigd bij Besluit 97/255/EG (PB L 102 van 19.4.1997, blz. 32).

(7)  PB L 332 van 30.11.2006, blz. 21.

(8)  PB L 197 van 19.7.2006, blz. 3.


BIJLAGE I

VIJFJARENPROGRAMMA VOOR DE STATISTIEK: ALGEMENE ONDERWERPEN

Deze bijlage heeft betrekking op algemene aspecten die van strategisch belang zijn voor de ontwikkeling op middellange en lange termijn van de communautaire statistieken. Allereerst wordt beschreven hoe het statistisch beleid bijdraagt aan de Europese integratie, vervolgens worden de algemene kenmerken van het Europees statistisch systeem (ESS) en de samenwerking met gebruikers en producenten beschreven en ten slotte de belangrijkste instrumenten die de communautaire instantie in samenwerking met de nationale instanties gebruikt. Voor elk van deze aspecten worden hier de belangrijkste doelstellingen en initiatieven voor deze vijfjarenperiode samengevat.

1.   De rol van de statistiek in de Europese integratie

Betrouwbare statistische informatie over de situatie op economisch, sociaal en milieugebied in de Europese Unie en op nationaal en regionaal niveau is een eerste vereiste voor het Europese integratieproces. Deze informatie geeft de instellingen, de lidstaten en de burgers van de Europese Unie de noodzakelijke feitelijke basis om de behoefte aan en de voortgang van Europese beleidsinitiatieven te kunnen beoordelen. Geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken zijn ook onmisbaar om de kennis over Europa bij het algemene publiek te verbeteren, om de burgers aan het democratische proces en het debat over de toekomst van Europa te laten deelnemen en om de economische actoren aan de interne markt te laten participeren.

De verdieping en uitbreiding van de Europese Unie wordt in het ESS weerspiegeld. Onder de strategieën en maatregelen van het ESS vallen de voortdurende harmonisatie van begrippen, definities en methoden en, zo nodig, de integratie van productieprocessen en de uitvoering van gemeenschappelijke interoperabele systemen. Het ESS moet zijn structuren, strategieën en maatregelen echter verder ontwikkelen om te garanderen dat het systeem de nodige kwaliteit en effectiviteit behoudt en verder ontwikkelt om aan alle gebruikersbehoeften tegemoet te komen. Onderzoek naar officiële statistieken kan onder andere aan de verdere ontwikkeling van de infrastructuur, de doelmatigheid en de kwaliteit van communautaire statistieken bijdragen.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

De „gemeenschappelijke statistische taal” van begrippen, classificaties en methodieken wordt verder geharmoniseerd, ontwikkeld en uitgevoerd. Een van de belangrijkste maatregelen op dit gebied is de herziening van het Europees systeem van rekeningen en de invoering van de NACE Rev. 2, de nomenclatuur van economische activiteiten.

Er wordt een Europees statistisch register van multinationale ondernemingsgroepen ontwikkeld en in de statistische productieprocessen geïntegreerd.

Normen en gemeenschappelijke instrumenten voor een efficiënte en veilige uitwisseling van statistische gegevens en metadata in het ESS worden verder ontwikkeld en uitgevoerd in samenwerking met andere betrokken diensten van de Commissie, het Europees Stelsel van centrale banken en internationale organisaties. Deze normen moeten voor op alle betrokken gebieden worden toegepast.

Er wordt een metadatabank — die zowel voor gebruikers als voor producenten toegankelijk is — ontwikkeld en opgezet, waarin gegevens en metadata voor de gehele productiecyclus aan elkaar zijn gekoppeld.

Het gebruik van internet — niet alleen voor de verspreiding onder eindgebruikers, maar ook voor andere onderdelen van het statistisch productieproces — wordt verder gestimuleerd.

Voor het geharmoniseerde beheer van vertrouwelijke gegevens in het ESS worden beleid en instrumenten ontwikkeld en uitgevoerd. Met name worden geharmoniseerde middelen ontwikkeld en toegepast waarmee geautoriseerde onderzoekers optimale toegang krijgen tot geanonimiseerde microgegevens om communautaire statistieken op te stellen. Het risico dat vertrouwelijke gegevens openbaar worden, wordt adequaat beoordeeld en er worden technische middelen ontwikkeld om de toegang tot en het gemeenschappelijke gebruik van statistische gegevens te vergemakkelijken.

Er worden middelen ontwikkeld om binnen het ESS instrumenten uit te wisselen. Daartoe wordt het gebruik van Open Source Software (OSS) gestimuleerd.

Er worden middelen ingevoerd met het oog op een beter operationeel gebruik van resultaten van onderzoek op het gebied van de officiële statistiek.

2.   Betrekkingen met belanghebbenden

2.1.   Het Europees statistisch systeem

Eurostat is verantwoordelijk voor de productie van communautaire statistieken ten behoeve van het EU-beleid. Voor een efficiënte productie van de communautaire statistieken waarop dit programma betrekking heeft en waarbij de instanties van de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de productie van geharmoniseerde nationale statistieken en Eurostat verantwoordelijk is voor de productie van communautaire statistieken op basis van gegevens die voornamelijk door de nationale statistische instanties worden verstrekt, is een nauwe gecoördineerde samenwerking noodzakelijk. Deze samenwerking wordt gerealiseerd via het ESS.

Het ESS is het samenwerkingsverband van Eurostat, de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale statistische organen die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het produceren en verspreiden van Europese statistieken in overeenstemming met de beginselen van de Europese praktijkcode voor de statistiek. Eurostat zorgt voor het nodige beheer en de nodige coördinatie van deze structuur om de tijdige verstrekking van statistieken ter ondersteuning van de beleidsbehoeften van de Europese Unie te garanderen.

De uitwisseling van ervaring, beste praktijken, knowhow en belangrijke methodologische technieken tussen de leden van het ESS is ook een essentieel aspect van een soepele werking van het systeem. Dit wordt gestimuleerd door de ontwikkeling van het Europees opleidingsprogramma statistiek.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

De Commissie en de lidstaten nemen passende initiatieven om de Europese Praktijkcode voor de statistiek zoveel mogelijk na te leven.

De governancestructuur wordt aangevuld met een Europees Statistisch Governance-Adviesorgaan op hoog niveau.

Het toekennen van kwaliteitslabels aan Europese officiële geaggregeerde statistieken wordt bestudeerd in haalbaarheidsstudies betreffende de ontwikkeling van geschikte procedures, normen en criteria met het oog daarop.

Het Europees opleidingsprogramma statistiek is erop gericht de algehele kwaliteit van Europese statistieken te verbeteren door de kwalificaties van statistici te verhogen, hun onafhankelijkheid te bevorderen, zowel theoretische als praktische opleiding te stimuleren en ervaringen en beste praktijken uit te wisselen.

2.2.   Samenwerking met gebruikers

Er moet nauw en voortdurend overleg met de gebruikers van communautaire statistieken worden gevoerd over hun behoeften, feitelijk gebruik en prioriteiten. De huidige samenwerking met gebruikers is nuttig en omvat onder andere de activiteiten van het Europees Raadgevend Comité voor statistische informatie op economisch en sociaal gebied (Ceies) (1), samenwerking met Europese brancheorganisaties en de formele besprekingen van het statistisch werkprogramma met de diensten van de Commissie. Aangezien het aantal gebruikers van communautaire statistieken stijgt en gebruikers steeds meer uiteenlopende behoeften hebben, zal Eurostat de dialoog tussen het Europees statistisch systeem en zijn gebruikers intensiveren.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

De afstand tussen gebruikers en producenten wordt verkleind door de communicatie met verschillende gebruikersgroepen en -netwerken te verbeteren.

Er wordt proactief onderzoek naar gebruikersbehoeften verricht. Zo kan het ESS doeltreffender aan nieuwe behoeften beantwoorden.

Het Ceies wordt versterkt. Zo kan de ontwikkeling van communautaire statistieken meer op de gebruiker worden toegesneden.

2.3.   Technische samenwerking met derde landen

Voor de interactie tussen de Europese Unie en haar buurlanden en andere regio’s en landen in de hele wereld zijn betrouwbare officiële statistieken over de sociale en economische omstandigheden in die landen nodig. Er vindt uitgebreide technische samenwerking plaats om de statistische capaciteit van die landen op te bouwen en de nodige statistieken voor het beheer van het EU-beleid te leveren. Dit geldt met name voor kandidaat-lidstaten van de Europese Unie. Bij deze samenwerking wordt een beroep gedaan op de deskundigheid van vele partners in het ESS.

De doelstelling voor de programmaperiode is:

Regionale ontwikkelingsprogramma’s voorbereiden en uitvoeren en zorgen voor een nauwe samenhang tussen statistische maatregelen en de ruimere doelstellingen van EU-programma’s.

2.4.   Samenwerking met internationale organisaties

Statistieken moeten niet alleen tussen EU-lidstaten vergelijkbaar zijn, maar ook op een ruimere internationale schaal, en vele gebieden van het ESS zijn op internationaal overeengekomen methoden gebaseerd. In veel gevallen is het ESS toonaangevend en ontwikkelt het normen die op wereldnormen vooruitlopen. In dergelijke gevallen is het van wezenlijk belang dat de wereldwijd gehanteerde methoden met Europese ontwikkelingen rekening houden. Internationale samenwerking omvat ook gezamenlijk beheer van grote projecten en coördinatie van werkprogramma’s en gegevensverzamelingsactiviteiten, zodat dubbel werk wordt vermeden.

Uit ervaring is gebleken dat wanneer een gecoördineerd gezamenlijk standpunt wordt ingenomen, beter met de prioriteiten van de Europese Unie rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de agenda en bij de ontwikkeling en harmonisatie van de internationale statistische systemen. Daarom is een begin gemaakt met een intensievere voorbereiding en coördinatie van EU-standpunten, voordat internationale vergaderingen op hoog niveau plaatsvinden.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

Ervoor zorgen dat de Europese Unie consequent vertegenwoordigd is bij de belangrijkste internationale statistische forums en bij kwesties die voor het EU-beleid prioriteit hebben en daartoe, zo nodig, haar standpunten coördineert.

Internationale samenwerking en coördinatie van werkprogramma’s wordt bevorderd om dubbel werk te vermijden en de vergelijkbaarheid van internationale statistieken te verbeteren.

3.   Instrumenten

3.1.   Betere regelgeving

In artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 322/97 is sprake van drie soorten „specifieke statistische maatregelen” die voor de uitvoering van het communautair statistisch programma kunnen worden gebruikt. Ten eerste wetgeving die volgens de medebeslissingsprocedure wordt aangenomen, waarbij uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie kunnen worden overgedragen. Ten tweede maatregelen die rechtstreeks door de Commissie worden genomen, onder zeer specifieke voorwaarden, namelijk dat de maatregel niet langer dan één jaar loopt, dat de te verzamelen gegevens bij de bevoegde nationale instanties reeds beschikbaar of toegankelijk zijn en dat alle extra kosten op nationaal niveau als gevolg van de maatregel door de Commissie worden gedragen. Ten derde overeenkomsten tussen Eurostat en de instanties van de lidstaten.

Wanneer statistieken moeten worden verzameld, heeft het vaststellen van wetgeving in overeenstemming met de Verdragsbepalingen in de meeste situaties de voorkeur. Daarbij wordt uitgegaan van een realistisch wetgevingsbeleid in overeenstemming met het Commissiebeleid voor eenvoudiger en doelgerichte wetgeving. Nieuwe wetgevingsinitiatieven worden samen met de belanghebbenden grondig voorbereid en moeten aan de gebruikersbehoeften beantwoorden, overmatige responslast vermijden en rekening houden met prioriteiten, kosten en de realisatiemogelijkheden.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

Op sommige gebieden met een geregelde productie van communautaire statistieken die voldoende zijn ontwikkeld, worden initiatieven genomen om overeenkomsten door communautaire wetgeving te vervangen.

Op statistische gebieden met ingewikkelde communautaire wetgeving worden initiatieven genomen om de wetgeving te herschikken en te vereenvoudigen.

Op statistische gebieden waar de communautaire wetgeving de gebruikersbehoeften, de prioriteiten en de sociaaleconomische en technologische context niet doeltreffend weerspiegelt, worden initiatieven genomen om de wetgeving in te trekken of te herzien.

3.2.   Toezicht op naleving

Voor de kwaliteit van de communautaire statistieken is het niet alleen van belang dat aan de wetenschappelijke eisen wordt voldaan, maar is ook de naleving van de beginselen van het Verdrag en het afgeleide recht fundamenteel. Derhalve heeft strikt en systematisch toezicht op de toepassing van de wetgeving prioriteit. Er wordt in dit verband een uitgebreide en samenhangende strategie gevolgd die is gebaseerd op de beginselen van realistisch wetgevingsbeleid, de verplichting van de lidstaten om de wetgeving op statistisch gebied systematisch toe te passen en een samenhangend en systematisch toezicht op de naleving ervan. In alle stadia van het toezicht op de naleving worden nauwe contacten onderhouden met de bevoegde nationale instanties.

De doelstelling voor de programmaperiode is:

Zorgen voor systematisch toezicht op de naleving van de communautaire wetgeving.

3.3.   Beter op de gebruikersbehoeften reageren

Om de statistische dienstverlening aan de gebruikers en de efficiëntie van het ESS in zijn geheel te verbeteren, moeten we ons sterker op de kernbehoeften voor het Europese beleid richten. In specifieke gevallen wordt hierbij de „Europese methode voor statistieken” gehanteerd, een pragmatische strategie om de samenstelling van Europese statistische aggregaten die voor het communautaire beleid van bijzonder belang zijn, te vergemakkelijken. Tevens moeten de flexibiliteit en de capaciteit van het ESS om onmiddellijk op veranderende gebruikersbehoeften te reageren, worden versterkt.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

De samenhang tussen de statistische systemen wordt verbeterd. Door verschillende statistische bronnen te combineren, kan beter op de gebruikersbehoeften worden gereageerd.

In specifieke gevallen wordt het gebruik van ad-hocmodules in communautaire enquêtes uitgebreid. Daarmee kan gemakkelijker op nieuwe behoeften worden ingespeeld.

Eisen worden meer gedifferentieerd naargelang van het gewicht van landen in Europese statistische aggregaten. Dit leidt tot een aanzienlijke verlaging van de kosten voor sommige nationale instanties en tot een vermindering van de responslast. Het betekent ook dat EU-statistische aggregaten tijdiger beschikbaar zullen zijn.

In specifieke gevallen worden Europese steekproeven gebruikt die erop gericht zijn gegevens van goede kwaliteit op geaggregeerd Europees niveau te verstrekken. Dit verbetert de coherentie en vergelijkbaarheid en stroomlijnt productieprocessen.

3.4.   Financiële steun voor maatregelen die bijdragen aan communautaire doelstellingen

Om tijdig aan de gebruikersbehoeften te voldoen, kan de Commissie de ontwikkeling van statistieken en de opbouw van capaciteit in het ESS ondersteunen door dienstencontracten of subsidieovereenkomsten te sluiten. Bij deze ondersteuning wordt rekening gehouden met de verdeling van de financiële lasten tussen de begroting van de Europese Unie en die van de lidstaten in verband met de uitvoering van het programma (en met de individuele situatie van de lidstaten), met name in gevallen waarin de Europese methode voor statistieken wordt gebruikt.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

Er worden dienstencontracten en subsidieovereenkomsten gesloten om de optimale ontwikkeling van statistieken en de opbouw van capaciteit in het Europees statistisch systeem te garanderen, waarbij de beschikbare middelen zo goed mogelijk worden benut.

Onverminderd Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2) worden er inspanningen geleverd om de procedures voor het beheer van de subsidies te stroomlijnen en te vereenvoudigen.

3.5.   De deskundigheid van partners voor communautaire doeleinden benutten

Teneinde de doelstellingen van het ESS te verwezenlijken en ervoor te zorgen dat programma’s, procedures en producten beter tegemoet komen aan de toenemende gebruikersbehoeften, zijn niet alleen voldoende middelen, maar ook de creativiteit en competentie van het hele ESS noodzakelijk. Daarom moet de praktische organisatie van bepaalde activiteiten anders worden gestructureerd — waarbij van bestaande deskundigheid en beste praktijken gebruik wordt gemaakt — teneinde tot synergieën te komen en de algehele efficiëntie en kwaliteit te verbeteren.

De doelstelling voor de programmaperiode is:

Er worden gezamenlijke structuren, instrumenten en procedures (bijvoorbeeld ESSnet — een stelsel van samenwerkingsnetwerken tussen de ESS-partners om overlapping te voorkomen en aldus de efficiëntie te verhogen) ingevoerd of verder ontwikkeld die de nationale instanties en de bevoegde diensten van de Commissie samenbrengen en die de specialisatie van bepaalde lidstaten in specifieke statistische activiteiten ten behoeve van het hele ESS bevorderen.

3.6.   Informatieverspreiding

De doelstellingen en instrumenten voor verspreiding zullen tijdens de programmaperiode ingrijpend veranderen; deze veranderingen betreffen niet alleen de verspreidingsfunctie zelf, maar zullen ook belangrijke gevolgen hebben voor de andere stadia van het statistische productieproces.

Dankzij de snelle ontwikkeling van de capaciteit en de beschikbaarheid van internet wordt dit medium in de toekomst het voornaamste instrument voor gegevensverspreiding. De potentiële gebruikersgemeenschap zal hierdoor sterk groeien en zo zullen nieuwe verspreidingsmogelijkheden worden gecreëerd. Daarnaast biedt het de mogelijkheid de samenwerking tussen Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek te intensiveren. Internet zal ons echter ook voor belangrijke nieuwe uitdagingen stellen omdat wij moeten zorgen voor een gebruiksvriendelijke gegevenspresentatie die de gebruikers helpt om statistieken te vinden, weer te geven en te begrijpen. De bestaande publicaties op papier en elektronische offlinemedia zullen uiteindelijk een aanvullende functie moeten krijgen. Adequate gebruikersondersteuning en communicatie met gebruikersgroepen zijn belangrijke elementen voor een doeltreffende verspreiding.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

De internetsite van Eurostat zal qua inhoud, gebruiksgemak en functionaliteit verder worden ontwikkeld en in overeenstemming worden gebracht met de beste praktijken.

Er zal meer worden samengewerkt met andere verspreidingsplatforms van het ESS en van andere diensten van de Commissie om het gebruik van de internetsites te vergemakkelijken en de waarde van statistische informatie voor gebruikers te vergroten.

3.7.   Het evenwicht tussen kosten en baten

Het ESS moet er nauwlettend op toezien dat er een goed evenwicht is tussen de behoefte aan informatie voor het communautair beleid en de middelen die zowel op EU-, nationaal als regionaal niveau voor de gegevensverstrekking zijn vereist. De beschikbaarstelling van passende middelen in nationaal verband is bijzonder belangrijk voor het verzamelen van de ten behoeve van het EU-beleid vereiste statistische informatie. Er moet echter ook voldoende flexibiliteit zijn om de nationale instanties in staat te stellen op de meest kosteneffectieve wijze in de communautaire behoefte aan statistische informatie te voorzien.

Bij de prioritering wordt van drie belangrijke basisbeginselen uitgegaan:

beoordeling van gebruikersbehoeften, inclusief de relevantie voor de beleidsvorming op communautair niveau;

beoordeling van de financiële gevolgen voor respondenten, lidstaten en de Commissie door gebruikmaking van bijvoorbeeld het EU-model voor nettoadministratiekosten of het standaardkostenmodel;

beoordeling van specifieke statistische onderwerpen die van belang zijn voor de kosteneffectiviteit van specifieke statistieken, inclusief de afweging van de verschillende componenten van statistische kwaliteit, bv. nauwkeurigheid en tijdigheid, en de mogelijkheden voor flexibele meldingsverplichtingen die gericht zijn op Europese kernbehoeften.

Om de kosteneffectiviteit te optimaliseren en binnen de jaarlijkse statistische werkprogramma’s een evenwichtige prioritering van activiteiten te bereiken, zullen deze beginselen op transparante wijze worden toegepast volgens praktische richtsnoeren die Eurostat in samenwerking met de nationale statistische instanties zal ontwikkelen en onderhouden.

De doelstellingen voor de programmaperiode zijn:

Er worden methoden ingevoerd voor een grondige en stapsgewijze evaluatie van de bestaande communautaire statistische gebieden en voor de beoordeling van nieuwe of ingrijpend veranderde gebruikersbehoeften. Dit is van belang voor de voortdurende verbetering van de communautaire statistiek door vast te stellen welke eisen kunnen worden teruggeschroefd of geschrapt, en voor herziene of nieuwe statistische initiatieven.

Alle gebieden die onder dit statistisch programma vallen worden onderworpen aan een kosteneffectiviteitsanalyse, te beginnen met een kosten-lastenbeoordeling, op basis waarvan voor het einde van de programmatermijn 2008-2012 een stelselmatige herprioritering zal plaatsvinden. Een actieplan voor de hele procedure wordt binnen de eerste zes maanden van de programmatermijn 2008-2012 opgestart.

Alle nieuwe statistische projecten of ingrijpende herzieningen van bestaande statistieken die waarschijnlijk een significante bijkomende statistische last voor informatieverstrekkers, met name voor bedrijven, met zich mee zullen brengen, worden voordat ze worden uitgevoerd onderworpen aan een kosteneffectiviteitsanalyse.

Als leidraad voor de herzienings- en herprioriteringsprocedure worden streefcijfers vastgesteld voor het beperken of verminderen van de totale kosten en lasten.

De responslast dient in verhouding te staan tot de behoeften van de gebruikers en mag voor de respondenten, met name voor het midden- en kleinbedrijf, niet te zwaar zijn. Er worden maatregelen voor het toezicht daarop ingevoerd en er worden methoden toegepast om deze belasting tot een minimum te beperken. Een belangrijk instrument op dit gebied is een intensiever gebruik van administratieve gegevens voor statistische doeleinden.

Om in nieuwe statistische behoeften te voorzien, wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van bestaande gegevens.


(1)  De Commissie heeft voorgesteld het Ceies te vervangen door het Europees raadgevend comité voor de statistiek.

(2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE II

VIJFJARENPROGRAMMA VOOR DE STATISTIEK: DOELSTELLINGEN EN ACTIES

Deze bijlage geeft een samenvatting van de statistische behoeften en eisen die zijn gebaseerd op de beleidsbehoeften van de Europese Unie. Na een eerste deel over sectoroverschrijdende statistische activiteiten ter ondersteuning van algemene beleidsprioriteiten, zijn de behoeften hier ingedeeld volgens de titels in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Dit kan tot enige herhaling aanleiding geven, aangezien sommige statistische activiteiten onder meer dan een titel vallen. Voor elk beleidsterrein geeft deze bijlage het juridisch kader, de huidige situatie en de voornaamste initiatieven die binnen de periode van vijf jaar moeten worden genomen.

De door de Commissie bepaalde prioriteiten worden jaarlijks met de lidstaten besproken, zodat voorstellen kunnen worden opgesteld ter vereenvoudiging van de statistische eisen; deze voorstellen moeten dan worden opgenomen wanneer nieuwe rechtsgronden en uitvoeringsmaatregelen worden vastgesteld. Beste praktijken bij de gegevensverzameling worden regelmatig met de lidstaten besproken en uitgewisseld met het oog op de vereenvoudiging en modernisering van de gegevensverzamelingsmethoden, waardoor de responslast kan worden verlicht.

SECTOROVERSCHRIJDENDE STATISTISCHE ACTIVITEITEN TER ONDERSTEUNING VAN ALGEMENE COMMUNAUTAIRE BELEIDSPRIORITEITEN

Structurele indicatoren en duurzame-ontwikkelingsindicatoren

Juridisch kader

De strategie van Lissabon, die de Europese Raad van 23 en 24 maart 2000 heeft goedgekeurd, verschafte de grondslag voor structurele indicatoren, in hoofdzaak gericht op economische groei en werkgelegenheid, zoals bepaald in de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid uit 2005 (artikel 99 van het EG-Verdrag). Duurzame-ontwikkelingsindicatoren hebben een nieuwe grondslag gekregen met de strategie voor duurzame ontwikkeling, die de Europese Raad van Brussel van 15 en 16 juni 2006 heeft goedgekeurd.

Huidige situatie

Statistieken en indicatoren zijn nodig om toe te zien op de uitvoering en de impact van de strategie van Lissabon en van de strategie voor duurzame ontwikkeling, die beide sectoroverschrijdend zijn. De reeksen indicatoren worden voortdurend aan de feitelijke behoeften aangepast en de kwaliteit van de aan het algemene publiek verstrekte informatie wordt steeds verbeterd.

Sommige gebieden — zoals voedselveiligheid en -kwaliteit, chemische stoffen en pesticiden, gezondheid en milieu, verantwoordelijkheid van ondernemingen, biodiversiteit, natuurlijke hulpbronnen, vervoer, mariene ecosystemen, goed bestuur en financiële diensten — worden nog niet voldoende door indicatoren bestreken.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Structurele en duurzame-ontwikkelingsindicatoren worden aan nieuwe gebruikersbehoeften en aan specifieke nationale programma’s aangepast, waarbij rekening wordt gehouden met algemene kaderstructuren als de nationale rekeningen.

Nieuwe duurzame-ontwikkelingsindicatoren worden in samenwerking met andere diensten van de Commissie en met het Milieuagentschap ontwikkeld, zodat zij beter beantwoorden aan bestaande en nieuwe behoeften, vooral op het gebied van voedselveiligheid en -kwaliteit, chemische stoffen en pesticiden, gezondheid en milieu, verantwoordelijkheid van ondernemingen, biodiversiteit, natuurlijke hulpbronnen, vervoer, mariene ecosystemen, bodemgebruik en goed bestuur; de regionale uitsplitsingen worden naar behoefte verder ontwikkeld.

De kwaliteit van bestaande indicatoren wordt verbeterd en de informatie over de kwaliteit van gepubliceerde indicatoren wordt aangevuld.

De communicatie over de structurele en duurzame-ontwikkelingsindicatoren wordt verbeterd gezien het belang van de strategieën die eraan ten grondslag liggen.

Uitbreiding

Juridisch kader

Voor de toetredingsonderhandelingen moet de Commissie kunnen beschikken over een volledige reeks betrouwbare statistieken die vanuit methodologisch oogpunt vergelijkbaar zijn met die van de EU-lidstaten. De statistische bijstand aan nieuwe lidstaten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten is geregeld in een sterk juridisch kader, waartoe ook de Toetredingsakten en Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA) (1) behoren.

Huidige situatie

Terwijl de Europese Unie haar doelstellingen op het gebied van statistische bijstand realiseert, wordt zij met nog drie andere uitdagingen geconfronteerd:

integratie van de eventuele nieuwe leden in alle communautaire mechanismen, met inbegrip van bijvoorbeeld de begrotingen van de eigen middelen en de structuurfondsen en alle andere programma’s;

de kandidaten vóór hun toetreding goed voorbereiden door deel te nemen aan het onderhandelingsproces en tijdens de onderhandelingen en tot aan hun toetreding na te gaan of de aangegane verbintenissen worden nageleefd;

voorbereidingen voor de huidige kandidaat-lidstaten voortzetten en ze helpen om tot volledige naleving van de communautaire wetgeving te komen.

Daarmee worden hoge eisen aan de statistische productie van de kandidaten gesteld. Andere belangrijke statistieken zijn die welke betrekking hebben op de voltooiing van de interne markt, zoals de goederen- en dienstenhandel, de vrijheid van vestiging, de betalingsbalans, kapitaalstromen, de mobiliteit van personen en de industriële productie en structuur. Daarnaast is er behoefte aan statistieken in sectoren die voor de toetredingsonderhandelingen van belang zijn en die belangrijke EU-beleidsterreinen, zoals landbouw, vervoer, de regio’s en het milieu, ondersteunen.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De verzameling van vergelijkbare gegevens voor de belangrijkste beleidsterreinen wordt met het oog op onderhandelingen en op de interne behoeften van de Commissie geconsolideerd.

De bijstand aan de nieuwe lidstaten, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten wordt voortgezet, zodat zij hun statistische systemen aan de communautaire eisen kunnen aanpassen.

TITEL I

VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

Juridisch kader

Verdragsbepalingen: artikel 133 (gemeenschappelijke handelspolitiek).

Besluiten betreffende de relevante statistische gebieden: Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten (2); Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen (3).

Huidige situatie

De aanpassingen van de wetgeving inzake de handelsstatistiek, voornamelijk ten aanzien van de Intrastat-verordening, de invoering van het Intrastat-meldsysteem in de nieuwe lidstaten en de vermindering van het aantal posten in de gecombineerde nomenclatuur, waren belangrijke verwezenlijkingen in de vorige programmaperiode. Deze ontwikkelingen waren nodig om beter te voldoen aan de behoeften van de gebruikers van statistische gegevens op communautair niveau en op lidstaatniveau en maakten het mogelijk de macro-economische ontwikkelingen en het concurrentievermogen van de Europese Unie en van de lidstaten goed te beoordelen. Tegelijkertijd werden de verzameling en de verwerking van statistische gegevens geoptimaliseerd, waardoor de administratieve belasting voor de verstrekkers van statistische gegevens kon worden gereduceerd. Deze resultaten beantwoorden in hoge mate aan de doelstellingen van de agenda van Lissabon.

In de periode 2008-2012 zullen de vereenvoudigingswerkzaamheden en de harmonisatie van de verschillende statistieken inzake het internationale goederenverkeer en de betalingsbalansstatistieken worden voortgezet, terwijl zal worden nagegaan hoe de gegevens en classificaties op handelsgebied kunnen worden gekoppeld aan andere soorten statistieken, voornamelijk bedrijfsstatistieken of classificaties van industriële activiteiten. Dit zal leiden tot een eenvoudiger, transparanter en ruimer kader voor de samenstelling en het gebruik van handelsstatistieken, dat de administratieve belasting voor ondernemingen verder zal verlichten en op die manier een gunstige invloed zal hebben op de concurrentiepositie van de Europese economie. Tegelijkertijd zou de onderlinge koppeling van de verschillende soorten statistieken de toepassing van nieuwe methoden voor de analyse van economische en structurele ontwikkelingen en het duurzame gebruik van middelen in de Europese Unie mogelijk moeten maken.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Uiterlijk in 2010 zal de Commissie een eenrichtingssysteem of de toepassing van een andere methode die leidt tot een belangrijke vermindering van de responslast voor INTRASTAT voorstellen, waarin rekening wordt gehouden met de haalbaarheidsstudies betreffende de kwaliteit, met inbegrip van de tijdigheid van statistieken.

Er zullen methoden en instrumenten worden ontwikkeld voor een betere integratie van de verschillende soorten statistische informatie die van ondernemingen wordt verlangd.

De samenhang tussen de goederenhandelstatistiek en de betalingsbalansstatistiek wordt verder verbeterd. Op de lange termijn moet een geïntegreerd handelsstatistieksysteem worden ontwikkeld dat de grensoverschrijdende stromen van goederen, diensten en andere handelsgerelateerde stromen op een samenhangende en methodologisch consistente wijze weerspiegelt.

TITEL II

LANDBOUW

Juridisch kader

De landbouwstatistiek weerspiegelt het hoge niveau van integratie in de landbouw van de Europese Unie, het belang dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de EU-begroting inneemt en de essentiële rol van deze statistiek in het GLB-besluitvormingsproces.

Huidige situatie

De traditionele landbouwstatistieken zullen cruciaal blijven voor het GLB (marktbeheer) en zullen moeten worden geconsolideerd en vereenvoudigd. Anderzijds zullen de nieuwe beleidsprioriteiten (plattelandsontwikkeling, naleving van milieuvoorschriften, milieueffecten, voedselveiligheid) structuurstatistieken vergen die eventueel minder frequent zijn maar die wel moeten voldoen aan de behoefte aan gedetailleerde en soms specifieke geografische uitsplitsingen, afgestemd op bijvoorbeeld ruimtelijke gegevens over bodem, waterscheidingen en biodiversiteit. De landbouwtelling in 2010 zal in dit opzicht een zeer waardevolle bron zijn.

Een van de voornaamste voorstellen in de mededeling van de Commissie „Europees actieplan voor biologisch voedsel en biologische landbouw” van 2004 betreft de door voorlichting gestuurde ontwikkeling van de markt voor biologisch voedsel. Daartoe zouden statistische gegevens over productie en afzet van landbouwproducten worden verzameld. De juridische structuur van het EU-systeem voor landbouwstatistieken moet in de nabije toekomst worden vereenvoudigd en zal in de lidstaten en in de kandidaat-lidstaten ten uitvoer moeten worden gelegd.

Er zal met name aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van specifieke indicatoren voor het milieubeheer en het duurzaam beheer van bossen en houtverwerkende sectoren. Het EU-actieplan voor de bossen zal na de startfase, die voor 2006/2007 is gepland, van nabij moeten worden gevolgd.

Het programma voor de visserijstatistiek zal de verdere tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving omvatten, met inbegrip van aquacultuurstatistieken, de ontwikkeling van sociaaleconomische en duurzaamheidsindicatoren en van voorzieningsbalansen voor visserijproducten. Eurostat zal de ontwikkelingen in verband met het voorgestelde maritieme beleid volgen en zijn werkprogramma dienovereenkomstig aanpassen.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Volgens de wetgeving wordt in principe in 2009-2010 een landbouwtelling gehouden, alsmede een tienjaarlijkse enquête naar het wijnbouwareaal. De resultaten van de landbouwstructuurenquête in 2007 (en de resultaten van de fruitboomenquête in 2007) worden in 2008 beschikbaar gesteld.

In overeenstemming met de wetgeving worden er enquêtes gehouden over landbouwproductiemethoden, bodemgebruik, gebruik van inputs en biologische landbouw.

De lopende enquêtes over gewassen en dierlijke productie worden overeenkomstig de herziene wetgeving gehouden. De voorgestelde wetgevingsbesluiten zijn gericht op integratie en vereenvoudiging van de bestaande wetgeving en op vermindering van de responslast.

De lopende haalbaarheidsstudie betreffende het inkomen van de landbouwhuishoudens zal worden geëvalueerd.

Plattelandsontwikkelings- en landbouw/milieu-indicatoren worden verder ontwikkeld en beschikbaar gesteld.

Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de ontwikkeling van een efficiënter systeem voor de verzameling en validering van landbouwstatistieken.

Er moet nieuwe statistische informatie worden samengesteld en opgezet ter oriëntering van het voorgestelde maritieme beleid dat momenteel door de Commissie wordt uitgewerkt.

TITEL III

HET VRIJE VERKEER VAN PERSONEN, DIENSTEN EN KAPITAAL (4)

Juridisch kader

Vrij verkeer van kapitaal en diensten is voor de interne EU-markt cruciaal. Het gaat hierbij om de zogenoemde fundamentele vrijheden, die voor de interne markt centraal staan. De Commissie moet erop toezien dat de Verdragsbepalingen over het vrije verkeer van kapitaal en diensten naar behoren en tijdig worden toegepast en heeft daarom betrouwbare en vergelijkbare statistische informatie nodig.

De bepalingen die het vrije kapitaalverkeer regelen, zijn neergelegd in de artikelen 56 tot en met 60 van het Verdrag. De vrijheid om grensoverschrijdende diensten te verrichten, is verankerd in artikel 49 van het EG-Verdrag.

Besluiten betreffende de relevante statistische gebieden: Verordening (EG) nr. 184/2005; Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie (5); Verordening (EG) nr. 716/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen (6); voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende structurele bedrijfsstatistieken.

Huidige situatie

Door het toenemende belang van het vrije verkeer van diensten en kapitaal is er steeds meer vraag naar statistieken van hoge kwaliteit. De uitdaging bestaat erin tijdig relevante gegevens te publiceren en het systeem aan nieuwe eisen van de beleidsmakers aan te passen en tegelijkertijd de responslast beperkt te houden.

Vanaf 2006 heeft de uitvoering van de verordening over betalingsbalansen de kwaliteit van de gegevens over de handel in diensten en over directe investeringen verbeterd. Dankzij de statistieken over buitenlandse filialen zal bovendien de globalisering van productiesystemen kunnen worden gemeten. De geproduceerde statistieken zullen zowel de extracommunautaire als de intracommunautaire handel blijven bestrijken en voldoen dus aan de behoeften van de interne markt. Gezien het toenemende belang van multinationale ondernemingen zullen nieuwe vormen van gegevensverzameling vereist zijn.

Gezien het toenemende belang van multinationale ondernemingen zullen nieuwe vormen van gegevensverzameling vereist zijn. De nieuwe verordening betreffende ondernemingsregisters bepaalt onder meer dat bij Eurostat individuele gegevens over multinationale ondernemingsgroepen moeten worden ingediend en dat feedback over geharmoniseerde informatie naar de lidstaten moet worden gestuurd. Dit moet uiteindelijk leiden tot een Europees register van multinationale ondernemingsgroepen (EuroGroups), dat vanaf 2008 volledig operationeel zal zijn.

Een regelmatige productie van hoogwaardige statistieken over postdiensten is essentieel zodat Europese beleidsmakers, nationale regelgevers en postbedrijven de ontwikkeling naar een open markt voor postdiensten en de verdere evolutie daarvan kunnen begeleiden. De voorwaarden voor de gegevensverzameling zullen worden gebaseerd op de beoordeling van het proefproject uit 2006 dat bedoeld is om een hoge gegevenskwaliteit te waarborgen.

De internationalisering van onderzoek en ontwikkeling, en van het daaraan verbonden menselijk potentieel, is voor de prestaties van de Europese economie cruciaal. Daarom is het belangrijk in het kader van betalingsbalansen, handelsstatistieken over buitenlandse filialen en metingen voor multinationale ondernemingen O&O-gegevens te verzamelen.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De NACE rev. 2, de nomenclatuur van economische activiteiten, bevat een meer gedetailleerde uitsplitsing van diensten en zal op alle relevante gebieden worden toegepast.

De voornaamste wetgeving (betalingsbalansen, internationale dienstenhandel, buitenlandse directe investeringen en buitenlandse filialen) wordt uitgevoerd en geactualiseerd.

De meting van de internationalisering van onderzoek en ontwikkeling wordt verbeterd.

Er wordt verder gewerkt aan statistieken over verblijfsvergunningen — zowel voor Europese Unie-onderdanen als voor onderdanen van derde landen — zolang in het kader van het communautair beleid aan dit soort gegevens behoefte bestaat.

TITEL IV

VISA, ASIEL, IMMIGRATIE EN ANDERE BELEIDSTERREINEN DIE VERBAND HOUDEN MET HET VRIJE VERKEER VAN PERSONEN (7)

Juridisch kader

De statistieken over migratie en asiel en over criminaliteit en strafrechtspleging worden, voor zover deze nodig zijn voor het welslagen van de activiteiten van de Gemeenschap, ontwikkeld, zodat zij voorzien in de behoeften aan statistieken voor het actieplan van de Commissie ter uitvoering van het Haags programma voor vrijheid, veiligheid en recht. Dit actieplan omvat voorstellen voor het beheer van migratiestromen, de sociale en economische integratie van migranten, grenscontroles, asiel en versterking van de veiligheid door middel van gemeenschappelijke maatregelen tegen criminaliteit en met name georganiseerde misdaad. Zowel de beschikbaarheid als de kwaliteit van statistieken ter ondersteuning van deze maatregelen zullen aanzienlijk moeten worden verbeterd. Dit is met name het geval voor de uitvoering van de vier nieuwe fondsen die zijn voorgesteld in het kaderprogramma voor solidariteit en beheer van de migratiestromen voor de periode 2007-2013. Deze ontwikkelingen zullen vóór 2008 een aanvang nemen maar zullen tijdens en na dit statistisch programma worden voortgezet.

Huidige situatie

De communautaire statistieken over migratie en asiel leveren momenteel ernstige problemen op omdat gegevens niet beschikbaar en weinig geharmoniseerd zijn. Er zijn al maatregelen genomen om dit te verhelpen en in de loop van het programma zal hieraan worden voortgewerkt. Deze verbeteringen zullen worden gestimuleerd door de uitvoering van nieuwe wetgeving voor communautaire statistieken over migratie en asiel tijdens de eerste programmajaren. Het potentieel op het gebied van criminaliteitsstatistiek zal verder worden bestudeerd in overeenstemming met het Europese Unie-actieplan voor de periode 2006-2010 inzake de ontwikkeling van een algemeen en coherent kader voor het meten van criminaliteit en strafrechtspleging. Er zal worden nagegaan of de invoering van een rechtsgrondslag voor deze statistieken haalbaar en raadzaam is.

Gezien de grote verschillen tussen de nationale administratieve en statistische systemen voor migratie en asiel en voor criminaliteit en strafrechtspleging, zullen maatregelen ter verbetering van de vergelijkbaarheid van statistieken vooral gericht zijn op de harmonisatie van statistische output, eerder dan op de invoering van gemeenschappelijke gegevensbronnen en procedures. In sommige gevallen (zoals voor statistieken over georganiseerde misdaad) moeten echter eventueel nieuwe gegevensbronnen worden ontwikkeld.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De uitvoering van de wetgeving voor communautaire statistieken over migratie en asiel wordt voltooid. Zo zal een kader tot stand komen voor maatregelen ter versterking van de beschikbaarheid, vergelijkbaarheid, tijdigheid en beleidsrelevantie van deze statistieken.

Er worden statistieken ontwikkeld die sociaaleconomische, waar van toepassing naar geslacht uitgesplitste, informatie over migrantenpopulaties verstrekken, onder meer door speciale modules in het kader van de arbeidskrachtenenquête en door de verzameling van gegevens over migranten in het kader van het programma voor een communautaire volkstelling in 2011.

Het huidige onderzoek naar het potentieel van communautaire statistieken over criminaliteit (inclusief georganiseerde misdaad), slachtofferschap en strafrechtspleging wordt voortgezet.

TITEL V

VERVOER

Juridisch kader

Het EU-vervoersbeleid heeft de laatste 15 jaar een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Het doel van het vervoersbeleid is omschreven in de witboeken over vervoer uit 1992 en 2001 en in de mededeling uit juni 2006 van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement „Europa duurzaam in beweging: duurzame mobiliteit voor ons continent. Tussentijdse evaluatie van het Witboek Vervoer van 2001 van de Commissie”. Het beleid is gericht op de optimalisering van het vervoersysteem, waardoor een efficiënte, concurrerende, veilige en milieuvriendelijke prestatie van individuele vervoerswijzen en van combinaties ervan in intermodale vervoersketens kan worden bereikt. Schoner en efficiënter vervoer is noodzakelijk om de toenemende mobiliteit van haar negatieve bijwerkingen te ontdoen. Het EU-vervoersbeleid speelt een centrale rol in de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling en in de agenda van Lissabon voor groei en werkgelegenheid.

Huidige situatie

Communautaire vervoerstatistieken beogen de totstandbrenging van een uitgebreid informatiesysteem over het vervoer, met gegevens over goederen- en reizigersstromen, verkeer, infrastructuur, vervoerswijzen, materieel, persoonlijke mobiliteit, veiligheid, energieverbruik en milieueffecten, vervoerskosten, investeringen in infrastructuur, vervoersondernemingen en structurele en duurzame-ontwikkelingsindicatoren.

De dekking van statistieken over reizigers- en goederenstromen en over verkeer kan voor alle vervoerswijzen, behalve voor personenvervoer over de weg en niet-gemotoriseerde vervoerswijzen, als goed worden beschouwd. Ook ontbreken in verkeersstatistieken voor alle vervoerswijzen momenteel een aantal belangrijke gegevens om de verkeerscongestie, de emissie van uitlaatgassen en andere schadelijke milieueffecten te kunnen volgen. Statistieken over het vrachtvervoer betreffen nog steeds vooral afzonderlijke vervoerswijzen en geven niet voldoende informatie over intermodale vervoersketens.

Er ontbreken momenteel indicatoren waarin rekening wordt gehouden met de omstandigheden die de inter- en intramodale concurrentie feitelijk beïnvloeden, vooral met betrekking tot de uiteenlopende aspecten van de operationele voorwaarden: belasting-, gebruiks- en toltarieven, salariskosten en douanetarieven.

In het vervoersinformatiesysteem ontbreekt het momenteel nog aan gegevens over investeringen in en kosten van vervoersinfrastructuur en aan ruimtelijk uitgesplitste gegevens over vervoersnetwerken en -stromen, met koppelingen tussen de geografische weergave van het verkeersnetwerk en gegevens die over het netwerk zijn verzameld; deze gegevens zijn nodig om de investeringen in de Europese vervoersinfrastructuur en het communautair regionaal beleid te ondersteunen.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De rechtsgronden voor de communautaire vervoersstatistiek voor alle vervoerswijzen worden geconsolideerd en aangevuld zodat dit gebied beter wordt bestreken. De lopende werkzaamheden voor de productie van indicatoren voor de uitsplitsing naar vervoerswijzen worden zowel voor het reizigersvervoer als voor het vrachtvervoer voortgezet. Er zal vooral aandacht worden besteed aan het personenvervoer over de weg.

De verzameling van aanvullende statistieken over intermodale vervoersketens en stedelijk vervoer en de productie van indicatoren om de integratie van milieu- en veiligheidsoverwegingen in het vervoersbeleid te kunnen volgen, worden bevorderd, met inachtneming van de kosten-, lasten- en batenaspecten. De verzameling van gegevens over uitgaven en kosten voor infrastructuurinvesteringen wordt herzien. Ook wordt rekening gehouden met de behoefte aan indicatoren voor logistieke prestaties. De verzameling van in voertuigkilometers uitgedrukte verkeersgegevens zal bijzondere aandacht krijgen.

Er worden indicatoren ontwikkeld voor de analyse van het concurrentievermogen van de vervoerssector en van de intra- en intermodale concurrentie, de relevante gegevens worden verzameld en de resultaten worden in een passende vorm verspreid.

TITEL VI

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS BETREFFENDE DE MEDEDINGING, DE BELASTINGEN EN DE ONDERLINGE AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN

Er is geen direct statistisch programma nodig. De statistische informatie voor deze titel wordt voor zover nodig afgeleid uit de gegevens en indicatoren die voor andere titels in het programma worden opgesteld.

TITEL VII

ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID

Juridisch kader

Verdragsbepalingen: artikel 99 (coördinatie van en toezicht op het economisch beleid); artikel 104 (toezicht op begrotingsontwikkelingen); artikel 105 (monetair beleid en prijsstabiliteit); artikel 133 (gemeenschappelijke handelspolitiek); artikel 269 (eigen middelen).

Voornaamste wetgeving: Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995) (8); Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („bni-verordening”) (9); Besluit 2007/436/EG, Euratom van de Raad van 7 juni 2007 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (10); Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (11); Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (12); Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (13); Verordening (EG) nr. 184/2005; Verordening (EG, Euratom) nr. 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen (14).

Huidige situatie

Het toezicht op en de coördinatie van het macro-economisch beleid in de Europese Unie, het monetair beleid in de Economische en Monetaire Unie en het communautaire structuurbeleid moeten statistisch terdege onderbouwd zijn. Bovendien is de verstrekking van statistieken voor administratieve EU-doeleinden uitermate belangrijk.

Eurostat en de lidstaten moeten zorgen voor een succesvolle uitvoering van het indieningsprogramma voor het Europees systeem van rekeningen. Deze vormen een sleutelelement voor de conjunctuur- en de structuuranalyse. Steunend op het Europese Unie/KLEMS-project zullen grote inspanningen worden geleverd om de productiviteitsmeting te verbeteren.

De verstrekking van statistieken voor de administratieve doeleinden van de Europese Unie blijft van zeer groot belang. Dit omvat de levering van bni- en btw-gegevens voor de berekening van de eigen middelen, van macro-economische gegevens ter ondersteuning van het structuurbeleid (met name koopkrachtpariteiten) en van gegevens die vereist zijn voor de berekening van de bezoldigingen en pensioenen van de EU-ambtenaren.

De harmonisatie en vergelijkbaarheid van de voor het begrotingstoezicht gebruikte gegevens zullen in het oog worden gehouden om beleidsmakers vergelijkbare statistische instrumenten van hoge kwaliteit te verstrekken, zodat zij met kennis van zaken de situatie in elke lidstaat kunnen beoordelen.

De afgelopen jaren hebben de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP’s) zich minder snel ontwikkeld en er moet meer worden gedaan om de kwaliteit van de GICP’s (vooral voor door de eigenaar bewoonde woningen, kwaliteitsaanpassing en steekproeftrekking) te verbeteren.

Een verdere verbetering van de tijdigheid, dekking en verspreiding van de voornaamste Europese economische indicatoren (VEEI’s) is noodzakelijk. Dit moet in verhouding staan tot de risico’s voor de statistische kwaliteit, met name wat betreft de betrouwbaarheid van vroege ramingen. Wat de kortetermijnstatistieken betreft, zijn verbeteringen nodig bij de dekking van diensten, in het bijzonder wat de prijzen van geleverde diensten, de duur van tijdreeksen en de tijdigheid van de gegevens betreft.

Ten aanzien van de betalingsbalansstatistieken moet er onder meer voor worden gezorgd dat de nodige input voor de nationale rekeningen wordt geleverd en dat de kwaliteit van gegevensbronnen gehandhaafd blijft in lidstaten waar de meldingsdrempels worden verhoogd.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Actieve participatie aan de herziening van de internationale normen voor nationale rekeningen (SNA 1993) en betalingsbalansstatistieken (BPM5).

Toepassing van het herziene Europees systeem van rekeningen (ESR 1995).

Toepassing van de NACE rev. 2, de nomenclatuur van economische activiteiten, in de nationale rekeningen, betalingsbalansen en kortetermijnstatistieken. Uitvoering van andere essentiële wetgeving.

Een Europees systeem van consumptieprijsstatistieken opzetten op basis van de GICP’s, het GICP-juridisch kader vereenvoudigen en consolideren en de geloofwaardigheid van de GICP’s verzekeren door middel van een doeltreffender communicatiebeleid en een doeltreffendere nalevingsstrategie.

Verbetering van de samenhang tussen arbeidsmarktstatistiek en nationale rekeningen.

TITEL VIII

WERKGELEGENHEID

Juridisch kader

De ontwikkelingen in de arbeidskrachtenstatistiek van de Europese Unie zullen zijn ingegeven door de herziene strategie van Lissabon, die nu nog sterker is toegespitst op groei en werkgelegenheid in Europa, door de doelen en toetsingscriteria die zijn vastgesteld in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie en door de behoefte van de Economische en Monetaire Unie aan een uitgebreide reeks kwartaal- en maandstatistieken om de arbeidsmarktontwikkelingen in de eurozone en in de Europese Unie te beschrijven.

Huidige situatie

De arbeidsmarktstatistiek wordt geregeld door een sterk wetgevingskader dat moet zorgen voor een regelmatige toezending van gegevens met het oog op de schatting van de werkgelegenheid, werkloosheid, lonen en loonkosten. Als gevolg van nieuwe beleidsgebieden moet de statistische wetgeving echter worden uitgebreid tot andere terreinen, zoals:

i)

vacaturestatistieken voor de beoordeling van de vraagzijde van de arbeidsmarkt en ter aanvulling van de werkgelegenheids- en werkloosheidsstatistieken,

ii)

de arbeidsmarktsituatie van migranten, met het oog op een betere integratie van deze bevolkingsgroep,

iii)

de arbeidsmarktsituatie van oudere werknemers, en

iv)

de overgang van school naar werk, voor het onderbouwen van passend beleid voor een vlotte integratie van jongeren op de arbeidsmarkt. Andere gebieden, zoals werk en werkgelegenheid van hoge kwaliteit voor oudere arbeidskrachten, aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen en de arbeidsmarktbehoeften van de informatiemaatschappij, blijven aandachtspunten bij de ontwikkeling van statistieken.

De statistieken betreffende werkgelegenheid en werkloosheid zijn voornamelijk bedoeld om aan macro-economische eisen te voldoen. Aldus wordt daarbij niet ten volle rekening gehouden met bestaande regionale verschillen, vooral in bepaalde stedelijke gebieden.

Dankzij de verbetering van de communautaire arbeidskrachtenenquête in de afgelopen jaren zijn deze enquête en haar jaarlijkse modules uitgegroeid tot de belangrijkste bron voor de productie van vergelijkbare gegevens over de arbeidsmarkt.

De arbeidskrachtenenquête is gebaseerd op huishoudens en de resultaten ervan moeten worden aangevuld met gegevens over ondernemingen, zoals de structuur- en kortetermijnstatistieken over lonen en loonkosten. De arbeidsmarktstatistiek zal echter nog verder moeten worden ontwikkeld om de kwaliteit ervan te verbeteren o.a. door te zorgen voor een grotere samenhang met de werkgelegenheidgegevens uit de nationale rekeningen en uit andere ondernemings- en landbouwenquêtes en om Europese steekproefplannen en flash-schattingen in te voeren en zo de tijdige verspreiding van indicatoren te verbeteren. Ook moeten de bestaande gegevensbronnen grondig worden geanalyseerd, moet de verspreiding van geanonimiseerde individuele gegevens voor communautaire statistieken onder de wetenschappelijke gemeenschap worden verbeterd en moet in 2011 een herziene beroepenclassificatie (ISCO) worden ingevoerd die de structuur van arbeidsplaatsen beter weergeeft en betere internationale vergelijkingen mogelijk maakt.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De speciale module van de arbeidskrachtenenquête 2008 over de arbeidsmarktsituatie van migranten en hun nakomelingen, die van de arbeidskrachtenenquête 2009 over de overgang van school naar werk, en de geplande speciale modules voor de periode 2010-2012 worden gedefinieerd en uitgevoerd;

De dekking van de structuurenquêtes over lonen en loonkosten wordt tot de hele economie uitgebreid en in 2008 wordt de loonkostenenquête en in 2010 de loonstructuurenquête gehouden;

In kortetermijnstatistieken over de arbeidsmarkt kan gebruik worden gemaakt van Europese steekproefplannen die meer op gebruik van bestaande gegevens zijn gebaseerd, zodat tijdig maandelijkse en kwartaalaggregaten over werkgelegenheid en werkloosheid voor de eurozone kunnen worden opgesteld;

De statistieken betreffende werkgelegenheid en werkloosheid kunnen nauwkeuriger regionale indicatoren omvatten, vooral voor stedelijke gebieden en agglomeraties, om beter rekening te kunnen houden met plaatselijke variaties op het gebied van werkgelegenheid en werkloosheid. Uiterlijk in 2010 zullen de behoefte aan en de kosten van een eventuele invoering van jaarlijkse statistieken voor agglomeraties met meer dan 500 000 inwoners worden nagegaan;

De arbeidskrachtenstatistiek biedt de mogelijkheid de werkgelegenheid in de informatiemaatschappij te volgen;

Volledige uitvoering van de op handen zijnde verordening van de Raad over vacaturestatistieken;

Invoering van NACE Rev. 2, de nomenclatuur van economische activiteiten zal worden ingevoerd in de structuurenquêtes over lonen en loonkosten, de kwartaalloonkostenindex en in de doorlopende arbeidskrachtenenquête.

TITEL IX

GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Juridisch kader

De bevoegdheid van de Commissie voor onderhandelingen over handelsakkoorden met derde landen, met inbegrip van handelsakkoorden over diensten, is vastgelegd in artikel 133 van het Verdrag. Besluiten betreffende de relevante statistische gebieden: Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad van 22 mei 1995 betreffende de statistieken van het goederenverkeer van de Gemeenschap en haar lidstaten met derde landen (15); Verordening (EG) nr. 184/2005; voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen.

Huidige situatie

Er zijn steeds meer gegevens nodig naarmate nieuwe handelsconcurrenten en handelspartners (bv. China, India, Brazilië en andere Latijns-Amerikaanse landen) een mondiale rol gaan spelen en ook als gevolg van structurele veranderingen in de handel in goederen en diensten. Daarnaast moet verder prioriteit worden verleend aan de degelijke verzameling, analyse en harmonisatie van gegevens van kandidaat-lidstaten en van de voornaamste EU-partnerlanden.

Tegelijkertijd zal alles worden gedaan om de kwaliteitsnormen te handhaven voor gegevens over de grensoverschrijdende dienstenhandel, buitenlandse directe investeringen en handel van buitenlandse filialen. De uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 en de goedkeuring van het voorstel voor een verordening over buitenlandse filialen zijn daarbij van het grootste belang.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Er wordt nieuwe Extrastat-wetgeving ten uitvoer gelegd die vooral bedoeld is om bijkomende relevante douane-informatie en aanvullende statistieken beschikbaar te stellen onder gebruikmaking van registers van handelsondernemingen;

De voornaamste wetgeving (betalingsbalansen, internationale dienstenhandel, buitenlandse directe investeringen en buitenlandse filialen) wordt uitgevoerd en geactualiseerd;

De Europese Unie past bij de samenstelling van betalingsbalansstatistieken de nieuwe internationale methodologische IMF-normen toe;

De Europese Unie past het Manual on Statistics of International Trade in Services en de herziene versie daarvan toe.

TITEL X

DOUANESAMENWERKING

Er is geen direct statistisch programma nodig. De statistische informatie voor deze titel wordt voor zover nodig afgeleid uit de gegevens en indicatoren die voor andere titels in het programma worden opgesteld.

TITEL XI

SOCIALE POLITIEK, ONDERWIJS, BEROEPSOPLEIDING EN JEUGD

Juridisch kader

De statistieken op dit gebied zullen worden bepaald door de open coördinatiemethode (OCM) op de gebieden sociale uitsluiting, pensioenen en gezondheidszorg en langdurige zorg; de strategie voor duurzame ontwikkeling; artikel 143 (verslag over de sociale toestand) en artikel 13 (non-discriminatie) van het EG-Verdrag; de strategie op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk; de resolutie van de Raad uit 2003 inzake de bevordering van de tewerkstelling en de maatschappelijke integratie van mensen met een functiebeperking en de mededeling van de Commissie over gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees Actieplan. Ook de strategie inzake onderwijs voor duurzame ontwikkeling van de ECE-VN pleit voor ontwikkeling van gegevens.

Huidige situatie

Het systeem van statistieken over levensomstandigheden en sociale bescherming steunt op twee hoofdpijlers: ESSPROS (Europees systeem van statistieken over sociale bescherming) en EU-SILC (statistiek van inkomen en levensomstandigheden). Deze beide pijlers ondersteunen de indicatoren van Laken en de pensioenindicatoren van de open coördinatiemethode. Indicatoren over regionale armoede en kinderarmoede moeten nog worden ontwikkeld.

In verband met de demografische verschuivingen in de Europese Unie wordt er in het kader van de open coördinatiemethode en in samenwerking met de bevoegde Raadsgroepen verder gewerkt aan het ontwikkelen van indicatoren en statistische analyses op het gebied van vergrijzing, financiële houdbaarheid, productiviteit en arbeidsparticipatie.

Gegevens over een leven lang leren hebben betrekking op formeel en niet-formeel leren, en over informeel leren. Op grond van bestaande onderwijsstatistieken zijn nieuwe gegevens samengesteld over beroepsopleiding in ondernemingen (waarbij de inspanningen van ondernemingen en hun bijdrage aan de beroepsopleiding van hun personeel worden gemeten) of over volwassenenonderwijs en -opleiding. Gegevens over jongeren zijn beschikbaar uit bestaande enquêtes en deze zullen eerst volledig worden benut voordat wordt geprobeerd de jongerendimensie beter in bestaande enquêtes te integreren.

Voor gezondheid en veiligheid op het werk zullen de gegevensverzameling en -analyse worden geconcentreerd op de oorzaken, omstandigheden en kosten van arbeidsongevallen, op beroepsziekten en op werkgerelateerde gezondheidsproblemen, alsmede op factoren die de gezondheid van werknemers kunnen schaden. Er zal worden voortgewerkt aan het verzamelen van statistieken waarbij met name geharmoniseerde enquêtemodules over functiebeperkingen verder zullen worden ontwikkeld. De statistieken zullen verder worden verbeterd ter ondersteuning van de ontwikkeling van hoogwaardige, toegankelijke en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg.

Het hoofddoel van de bevolkingsstatistiek is een uitgebreide reeks gegevens en analyses te bieden om de gevolgen van demografische veranderingen in Europa te kunnen beoordelen. Dit zal worden bereikt door de methoden en de inhoud van demografische gegevensverzamelingen te verbeteren, door wetgeving ten uitvoer te leggen met het oog op de ronde van volks- en woningtellingen in 2011 en door de regelmatige opstelling van bevolkingsprognoses over een lange periode.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Ontwikkeling van een beperkte reeks kernvariabelen en vaststelling van een nieuw stysteem, het Europese systeem van sociale statistische enquêtemodules (E4SM);

Consolidering van het EU-SILC-project, ontwikkeling van de longitudinale verspreiding en volledige operationalisering van het bruto-inkomensconcept;

Ontwikkeling van indicatoren inzake regionale armoede (onder gebruikmaking van beperkte schattingstechnieken als er geen nationale regionale gegevens beschikbaar zijn) en kinderarmoede;

Verdere uitvoering van de verordeningen over ESSPROS ter verbetering van de dekking, vergelijkbaarheid en tijdigheid van de gegevens;

Aanneming en uitvoering van een verordening betreffende statistieken over onderwijs en een leven lang leren;

Verbetering van de kwaliteit van het bestaande statistische kader voor een leven lang leren;

Uiterlijk in 2010 zal worden nagegaan of de menselijke ontwikkelingsindex van de VN in de Europese Unie kan worden toegepast, tevens rekening houdend met de factoren huisvesting en werkgelegenheid/werkloosheid;

Verdere ontwikkeling van de statistieken betreffende jongeren op alle onderwijsniveaus en betreffende de economische en sociale integratie van jongeren door eerst bestaande bronnen te benutten en deze dan zo nodig beter in bestaande enquêtes te integreren;

Er moeten statistieken worden opgesteld betreffende kinderen, onder verwijzing naar de internationaal overeengekomen leeftijdsgrens voor kinderen, die 18 jaar bedraagt, overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind, voor wat betreft de sociale situatie van kinderen en kinderarmoede;

Uitsplitsing naar geslacht van alle sociale gegevens die op EU-niveau over personen worden verzameld en definitie van een reeks indicatoren over gelijkheid van vrouwen en mannen;

In overleg met het Europees Instituut voor gendergelijkheid zal een memorandum van overeenstemming worden opgesteld om de praktische regelingen voor samenwerking vast te stellen;

Er wordt onderzoek verricht naar mogelijkheden voor het ontwikkelen van een gezamenlijke methodiek om statistische gegevens te verkrijgen over de omvang en de impact van discriminatie of om bestaande statistische gegevens te verbeteren.

TITEL XII

CULTUUR

De productie van statistieken over cultuur is momenteel beperkt. Er is bovendien geen algemeen en samenhangend kader en geen specifieke wetgeving over cultuurstatistieken.

Met het oog op de bijdrage van de culturele en de creatieve sector aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon moeten cultuurstatistieken ook worden geconsolideerd om te komen tot een duurzame regelmatige gegevensproductie (op basis van diverse gegevensbronnen). Derhalve zijn algemene methodologische werkzaamheden vereist om bijvoorbeeld de sociale en economische impact van de culturele en de creatieve sector in een kenniseconomie te kunnen meten.

TITEL XIII

VOLKSGEZONDHEID

Juridisch kader

Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (16); Besluit nr. 1786/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) (17); voorstel van de Commissie van 7 februari 2007 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk.

Huidige situatie

Het gezondheidsinformatiesysteem, dat werd opgesteld in het kader van eerdere communautaire actieprogramma’s op het gebied van volksgezondheid, zal verder worden ontwikkeld door middel van maatregelen inzake „gezondheidskennis en -informatie” in het kader van het toekomstige communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2007-2013). In nauwe samenwerking met de lidstaten, kandidaat-lidstaten en EER/EVA-landen in het kader van het ESS, zal Eurostat de statistische component van dit systeem verder ontwikkelen, met name voor de gezondheidsindicatoren van de Europese Gemeenschap (ECHI).

Statistische gegevens over de volksgezondheid zijn ook nodig voor de duurzame-ontwikkelingsindicatoren, structuurindicatoren, contextindicatoren over functiebeperkingen en indicatoren die in het kader van de open coördinatiemethode worden ontwikkeld ter ondersteuning van nationale strategieën voor de ontwikkeling van hoogwaardige, toegankelijke en duurzame gezondheidszorg en langdurige zorg.

Aansluitend op de activiteiten in het kader van het communautair programma op het gebied van volksgezondheid en in samenwerking met de EU-agentschappen en internationale organisaties die bevoegd zijn op het gebied van de volksgezondheidsstatistiek (WHO, OESO en VN-ECE), wordt in de eerste plaats gewerkt aan de verdere ontwikkeling en implementatie van de methodiek, met name op het gebied van de gezondheidstoestand, gezondheidsdeterminanten (zoals levensstijl en milieufactoren), gezondheidszorg (inclusief uitgaven voor gezondheidszorg) en doodsoorzaken.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Waar mogelijk zullen verordeningen van de Commissie worden vastgesteld tot uitvoering van de op handen zijnde verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de volksgezondheid en de gezondheid en veiligheid op het werk.

De infrastructuur voor het basisstelsel van volksgezondheidsstatistieken wordt versterkt, waarbij speciaal aandacht wordt besteed aan het bestuderen, consolideren en toepassen van de relevante methodieken, zoals het Europees gezondheidsonderzoek door middel van interviews (EHIS) en het systeem van gezondheidsrekeningen (SHA).

De beschikbaarheid, vergelijkbaarheid, tijdigheid en beleidsrelevantie van volksgezondheidsstatistieken — inclusief statistieken over functiebeperkingen en gezondheidszorg, uitgesplitst naar geslacht — worden verbeterd, met speciale aandacht voor de verdere ontwikkeling van de methodiek, rekening houdend met de verschillende nationale contexten.

TITEL XIV

CONSUMENTENBESCHERMING

Juridisch kader

Consumentenbeleid heeft de afgelopen jaren een veel prominentere plaats gekregen (artikel 153 van het Verdrag). De werkzaamheden van Eurostat zullen zijn gebaseerd op de strategie voor gezondheid en consumentenbescherming en op het door de Commissie in april 2005 goedgekeurde voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming 2007-2013.

Consumentenbescherming is een uitgebreid gebied dat is opgedeeld in twee hoofdgebieden: „consumentenzaken” en „voedselveiligheid”.

Huidige situatie

Wat consumentenzaken betreft, stelt Eurostat jaarlijks een overzichtspublicatie „Consumers in Europe: facts and figures” op. Voorts heeft het een uit vertegenwoordigers van verschillende Commissiediensten bestaande taskforce voor gedetailleerde prijsstatistieken opgericht.

Voedselveiligheid speelt een belangrijke rol bij het beleid inzake consumentenbescherming. De Europese Unie heeft tal van maatregelen, zowel wetgeving als andere, ontwikkeld om te zorgen voor doeltreffende controlesystemen voor de hele voedselketen, met inbegrip van wettelijk vastgestelde milieunormen en normen voor dierenwelzijn.

De inspanningen van Eurostat op het gebied van voedselveiligheidsstatistieken hebben tot doel methodologisch advies en statistische gegevens te verschaffen die niet alleen voor beleidsmakers maar ook voor particuliere belanghebbenden en het algemene publiek van belang zijn.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012 (consumentenzaken)

Ontwikkeling van „harde” officiële statistieken (bv. gedetailleerde prijzen, grensoverschrijdende consumptieve bestedingen, detailhandel) en methodologische bijstand voor „zachte” statistieken van andere openbare of particuliere organisaties;

Opstellen van een actieplan met inachtneming van de conclusies van de taskforce voor gedetailleerde prijsstatistieken;

Opzetten van een gedetailleerde studie over een mogelijke module over consumentenbescherming voor het nieuwe instrument (E4SM) dat momenteel door Eurostat wordt ontwikkeld.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012 (voedselveiligheid)

Er wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van statistieken voor het toezicht op de voedselveiligheid;

De beschikbaarheid en kwaliteit van statistieken over van een vermelding voorziene producten (biologische producten, producten op basis van genetisch gemodificeerde organismen enz.) worden verbeterd.

TITEL XV

TRANSEUROPESE NETWERKEN

Er is geen direct statistisch programma nodig. De statistische informatie voor deze titel wordt voor zover nodig afgeleid uit de gegevens en indicatoren die voor andere titels in het programma worden opgesteld.

TITEL XVI

INDUSTRIE

Bedrijfsstatistiek

Statistieken over Europese ondernemingen zijn nodig ter ondersteuning van de analyse van het concurrentievermogen, de productiviteit en de groei en geven belangrijke informatie om de vooruitgang inzake de herziene doelstellingen van Lissabon te volgen.

Juridisch kader

Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie (18); Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad van 20 december 1996 inzake structurele bedrijfsstatistieken (19); Verordening (EG) nr. 48/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 betreffende de productie van communautaire jaarstatistieken over de staalindustrie voor de referentiejaren 2003-2009 (20); Verordening (EG) nr. 1450/2004 van de Commissie van 13 augustus 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de productie en de ontwikkeling van een communautaire innovatiestatistiek betreft (21); Verordening (EG) Nr. 716/2007; voorstel van de Commissie van 5 april 2005 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden;

Huidige situatie

Structurele bedrijfsstatistieken worden gebruikt voor een gedetailleerde analyse van het Europese bedrijfsleven. De gebruikers beklagen zich er vooral over dat de gegevens niet actueel genoeg zijn en dat de aanpassing aan nieuwe beleidsbehoeften traag verloopt. Zo is er onvoldoende informatie over de dienstensector, over ondernemerschap, over globalisering en over de overgang naar duurzame productiepatronen. Voor specifieke industriesectoren zijn productiestatistieken een essentiële aanvulling om inzicht te krijgen in de prestaties van de desbetreffende sector.

Communautaire innovatiestatistieken (CIS) zijn het voornaamste instrument voor het meten van innovatie in Europa. Deze statistieken worden vanaf 2004 tweejaarlijks geproduceerd. Voor zover mogelijk worden steeds meer microgegevens voor de Communautaire innovatiestatistieken (CIS) toegankelijk.

Statistieken over buitenlandse filialen (FATS) worden momenteel ontwikkeld en de nieuwe verordening zal een reeks basisvariabelen voor het meten van de globalisering opleveren. Het communautaire register van multinationale ondernemingsgroepen (EuroGroups) dat voortvloeit uit de nieuwe verordening betreffende ondernemingsregisters, bevindt zich in een experimentele fase.

Voornaamste initiatieven 2008-2012

De voornaamste wetgeving wordt volledig uitgevoerd (herschikking van de verordening inzake structurele bedrijfsstatistieken, FATS-verordening, EuroGroups-register). Pilotstudies waarin de wetgeving voorziet, worden uitgevoerd en grondig geëvalueerd;

De volledige toepassing van het Oslo-handboek 2005 voor de CIS 2008. Bij de CIS 2010 en daaropvolgende communautaire innovatie-enquêtes zullen de kwaliteit van en de toegang tot de gegevens nog beter zijn;

Er worden nieuwe statistieken ontwikkeld die een grondiger inzicht in de globalisering van de economie en van het ondernemerschap bieden;

Om aan de bezorgdheid van de gebruikers over tijdigheid tegemoet te komen en de te langzame aanpassing aan nieuwe behoeften aan te pakken, worden nieuwe en flexibele methoden voor de verzameling van gegevens door ad hoc-enquêtes en Europese steekproeven getest;

Zonder afbreuk te doen aan het recht van ondernemingen op geheimhouding van hun gegevens, worden methoden ontwikkeld voor de openbaarmaking van Europese aggregaten op het meest gedetailleerde activiteitsniveau;

De herziene nomenclatuur van economische activiteiten (NACE rev. 2) zal vanaf het referentiejaar 2008 voor alle bedrijfsstatistieken worden gebruikt;

Er wordt een speciaal programma ontworpen om tot een andere opzet van bedrijfs- en handelsstatistieken te komen. In het kader van dit programma worden methoden ontwikkeld om de responslast voor ondernemingen te verlichten.

Statistieken over de informatiemaatschappij

De toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) is een van de voornaamste elementen bij de totstandbrenging van een inclusieve samenleving, betere banen en een groter concurrentievermogen van Europese ondernemingen. De Eurostat-statistieken over de informatiemaatschappij zijn voor Europese beleidsmakers een essentiële basis om de structurele veranderingen op weg naar een kenniseconomie te kunnen beoordelen en om beter te kunnen toezien op de bij de herziene doelstellingen van Lissabon geboekte vooruitgang.

Juridisch kader

Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij (22).

Huidige situatie

Sinds verscheidene jaren draagt Eurostat al aan de benchmarking van de informatiemaatschappij bij door de levering van indicatoren over het ICT-gebruik in ondernemingen en door huishoudens en personen. Deze activiteit zal worden voortgezet en verbeterd overeenkomstig de beleidsbehoeften, zoals met het i2010-initiatief dat is gebaseerd op de herziene strategie van Lissabon en andere beleidsinitiatieven. Dit betekent dat na het verstrijken van de huidige wetgeving moet worden gezorgd voor een passende rechtsgrondslag.

De verzameling van gegevens over ICT-investeringen en over de impact van ICT op de resultaten en het gedrag van ondernemingen en op de samenleving zal de bestaande communautaire enquêtes aanvullen, waardoor ook andere gegevens dan die over gereedheid en gebruik beschikbaar zullen zijn. Er zal worden nagegaan in hoeverre de rechtsgrondslag voor statistieken over de informatiemaatschappij moet worden aangepast om een uitgebreide, tijdige en met nationale rekeningen compatibele verzameling van gegevens over ICT-sectoren en elektronische communicatie te verkrijgen.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De indicatoren over de informatiemaatschappij, waaronder de indicatoren over de ICT-sector en het concurrentievermogen van die sector, worden voortdurend aangepast aan veranderende beleidsbehoeften, rekening houdend met de bredere internationale samenwerking op het gebied van ICT-metingen;

Er worden statistieken over ICT-investeringen en ICT-toepassingen ontwikkeld om de duurzame ontwikkeling en de impact van de informatiemaatschappij beter te kunnen meten.

Toerismestatistiek

Het toerisme is een belangrijke economische activiteit in de Europese Unie en kan in hoge mate bijdragen aan de werkgelegenheid en aan economische groei, alsmede aan de ontwikkeling en de sociaaleconomische integratie, ook in perifere, onderontwikkelde of plattelandsgebieden.

Juridisch kader

Richtlijn 95/57/EG van de Raad van 23 november 1995 betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme (23).

Huidige situatie

Momenteel worden statistieken verzameld over het aanbod van en de vraag naar accommodatie voor toeristen en over economische aspecten van het toerisme. Wat nu vooral belangrijk is, is dat een betere vergelijkbaarheid van de bestaande statistieken wordt bereikt en dat geharmoniseerde satellietrekeningen op het gebied van toerisme worden opgesteld die een integrerend deel zijn van het streven naar duurzaam toerisme en waarvoor relevante indicatoren moeten worden gedefinieerd en gemeten. Daar gebeurtenissen zoals terreuraanslagen of de verspreiding van overdraagbare ziekten een directe weerslag op de toeristische sector hebben, moet vooral aandacht worden besteed aan de tijdigheid van de gegevens.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De huidige toerismestatistiek en de rechtsgrondslag hiervoor worden gemoderniseerd en waar mogelijk vereenvoudigd.

Er worden geharmoniseerde satellietrekeningen op het gebied van toerisme opgesteld (inclusief indicatoren voor duurzaam toerisme).

Energiestatistieken

Een veilige, betaalbare en milieuvriendelijke energievoorziening vormt de kern van het energiebeleid van de Europese Unie. Het systeem voor energiestatistiek is ontwikkeld als gevolg van de uit dit beleid voortvloeiende behoeften.

Juridisch kader

Het systeem voor energiestatistiek is grotendeels op een akkoord gebaseerd. Behalve Richtlijn 90/377/EEG van 29 juni 1990 betreffende een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindverbruikers zijn er een aantal wettelijke verplichtingen betreffende specifieke aspecten van het systeem (24).

Huidige situatie

De laatste jaren zijn de oliemarkten onstabiel en onvoorspelbaar geworden, terwijl de prijzen ongekende hoogten hebben bereikt. De Europese Unie wordt steeds meer afhankelijk van energie. De toenemende energievraag doet twijfels rijzen over de mogelijkheid om de broeikasemissies terug te dringen, terwijl de EU-elektriciteits- en gasmarkten zich nog niet tot werkelijk geïntegreerde concurrerende marken hebben ontwikkeld. In antwoord op het verzoek van de staatshoofden en regeringsleiders in 2005 heeft de Commissie op deze politieke situatie gereageerd met een aantal voorstellen (Groenboek — Een Europese strategie voor duurzame, concurrerende en continu geleverde energie voor Europa), zoals de oprichting van een Europese Waarnemingspost voor energievoorziening, die toeziet op de vraag- en aanbodpatronen van EU-energiemarkten, een nieuwe communautaire richtlijn over verwarming en koeling, toezicht op en definiëren van doelstellingen voor na 2010 op het gebied van hernieuwbare energiebronnen (inclusief elektriciteit en vloeibare biobrandstoffen) en verbetering van het toezicht op de energie-efficiëntie bij het eindgebruik.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Vaststelling van een verordening over energiestatistiek die de huidige behoeften bestrijkt en bijgevolg tot een betere kwaliteit leidt;

Invoering van een wettelijke verplichting tot verzameling van statistieken over door huishoudens betaalde elektriciteits- en gasprijzen;

Vaststelling van een methodiek of benadering om informatie te verkrijgen over de werkelijke landen van oorsprong (bestemming) voor gasinvoer (-uitvoer);

Verbetering van de methodiek en van classificaties voor de verzameling van statistieken over vloeibare biobrandstoffen;

Definitie van indicatoren en gegevensverzameling ter beoordeling van de energie-efficiëntie zoals bepaald in Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten (25).

Zo nodig, uitbreiding van de concurrentie-indicatoren ter beoordeling van de doeltreffendheid van de concurrentie en de integratie van gas- en elektriciteitsmarkten.

TITEL XVII

ECONOMISCHE EN SOCIALE SAMENHANG

Juridisch kader

Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (26); Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Europese Gemeenschap (Inspire) (27).

Huidige situatie

Regionale statistische gegevens worden verzameld voor een twaalftal ruime statistische gebieden, waarvan sommige door een wetgevingsbesluit en andere door een akkoord zijn geregeld. In het algemeen worden de gegevens voortdurend naar Eurostat gestuurd. Gegevens voor de audit stedelijk leefmilieu („Urban audit”) worden vanaf 2003 om de drie jaar verzameld.

Geografische informatie (GI) wordt in de GISCO-databank verzameld en bijgehouden en kan door Eurostat en alle directoraten-generaal van de Commissie worden gebruikt. Bij gebrek aan normen en een geharmoniseerd kader voor de verzameling van informatie, moeten heel wat middelen worden aangewend om deze databank te onderhouden en bij te werken. Anderzijds wordt men zich steeds meer bewust van de mogelijkheden van gecombineerde geografische en statistische en thematische informatie, waardoor de vraag naar kartering, analyses en toepassingen toeneemt.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De werkzaamheden die in het kader van het statistisch programma 2008-2012 moeten worden ondernomen, zullen worden bepaald door het nieuwe communautaire regionale beleid in de nieuwe programmeringperiode voor de structuurfondsen. De consolidering van de bestaande gegevens zal worden voortgezet, met name op het gebied van de audit stedelijk leefmilieu, het vervoer, het milieu en onderzoek en ontwikkeling. De verwezenlijking van een wetgevingskader voor regionale bevolkingsgegevens en de verwachte herziening van de verordening betreffende het ESR 1995, die ook de regionale rekeningen omvat, zullen van groot belang zijn voor de werkzaamheden op het gebied van de structuurindicatoren. De methodologische consistentie van de regionale statistieken wordt verbeterd door bij de herziening van het wetgevingskader een strengere methodiek in te voeren. De toepassing van kwaliteitsnormen, waarmee in regionale rekeningen al een aanvang is gemaakt, moet met het oog op de vergelijkbaarheid en tijdigheid tot andere regionale statistieken worden uitgebreid. Voor de toepassing van NACE Rev. 2, de nomenclatuur van economische activiteiten, moeten de tijdreeksen voor de perioden van vóór de invoering van de herziening opnieuw worden berekend.

De beschikbaarheid en toegankelijkheid van geografische informatie in de Europese Unie zal een revolutionaire verandering ondergaan door de uitvoering van de richtlijn betreffende de infrastructuur voor ruimtelijke informatie in Europa (Inspire), die tot doel heeft een Europese infrastructuur voor ruimtelijke gegevens ter ondersteuning van het milieubeleid en van andere beleidsvormen te ontwikkelen. Dit zal grote gevolgen hebben voor de organisatie en het gebruik van deze informatie door de diensten van de Commissie. Gedurende deze programmaperiode zal het GI-team van Eurostat niet alleen moeten bijdragen aan de ontwikkeling van de technische uitvoering en aan de organisatorische infrastructuur (waaronder het opzetten en beheren van het Inspire-comité), maar ook aan de ondersteuning van de implementatie van Inspire in de Europese Unie. De ruimtelijkeanalysetechnieken, waarbij statistische en geografische gegevens worden gecombineerd, zullen verder worden bevorderd ten behoeve van de gebruikers in de Commissie. Dankzij de grotere beschikbaarheid van ruimtelijke gegevens als gevolg van de invoering van de infrastructuur, zullen veel beter precieze indicatoren kunnen worden gedefinieerd.

TITEL XVIII

ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING

Juridisch kader

Statistiek inzake wetenschap, technologie en innovatie (WTI):

Beschikking nr. 1608/2003/EG van 22 juli 2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie (28); Verordening (EG) nr. 753/2004 van de Commissie van 22 april 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek inzake wetenschap en technologie (29); Verordening (EG) nr. 1450/2004.

Statistisch onderzoek, methodiek en classificaties: Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (30).

Beheer microgegevens en geheimhouding: Verordening (EG) nr. 1104/2006.

Huidige situatie

Statistiek inzake wetenschap, technologie en innovatie: Het EU-beleid inzake wetenschap, technologie en innovatie vormt een hoeksteen van de strategie van Lissabon, zoals is benadrukt in de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 en de tussentijdse evaluatie in 2005. De laatste jaren hebben een aanzienlijke verbetering te zien gegeven in de productie en verspreiding van statistieken over O&O, over menselijke hulpbronnen op het gebied van wetenschap en technologie, over octrooien en over hightechindustrieën en op kennis gebaseerde diensten. Deze productie is gebaseerd op eigen gegevensverzamelingen, het gebruik van administratieve bronnen en het gebruik van andere officiële en niet-officiële gegevensbronnen. Het wetgevingskader is vastgesteld.

Statistisch onderzoek, methodiek en classificaties: Als gevolg van de veranderende omstandigheden, met name de uitbreiding, globalisering en IT-technologie, en van de kosten voor de verzameling van gegevens is het noodzakelijk alle componenten van de gegevenskwaliteit te verbeteren waarnaar in Verordening (EG) nr. 322/97 wordt verwezen, in nieuwe behoeften van EU-beleidsmakers en anderen te voorzien en de statistieken aan de maatschappelijke veranderingen aan te passen.

Beheer microgegevens en geheimhouding: Het is belangrijk dat onderzoekers gemakkelijk toegang krijgen tot microgegevens die op Europees niveau zijn verzameld in het kader van de statistische productie overeenkomstig artikel 285 van het Verdrag. Dergelijke toegang moet in overeenstemming zijn met de wetgeving inzake geheimhouding, zoals Verordening (EG) nr. 322/97 en Verordening (Euratom, EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (31). Er moeten nieuwe veilige oplossingen worden gevonden.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Statistiek inzake wetenschap, technologie en innovatie: De komende jaren zullen de werkzaamheden op het gebied van de statistiek inzake wetenschap, technologie en innovatie hoofdzakelijk gericht zijn op verbetering van de gegevenskwaliteit, statistische methoden, classificaties, concepten en definities (bv. voor een betere meting van de kennisstromen en voor het gebruik van Patstat als bron voor internationaal geharmoniseerde ruwe gegevens), op de openstelling van aanvullende gegevensbronnen en op de volledige tenuitvoerlegging van de statistieken over de loopbaanontwikkeling van doctoraathouders, op de actualisering van de bestaande wetgeving betreffende diverse bestreken statistische gebieden en op de levering van betere input voor de nationale rekeningen.

Statistisch onderzoek, methodiek en classificaties: In het zevende kaderprogramma wordt prioriteit verleend aan de verbetering van thematische gebieden, maar ook aan onderzoek dat verbetering van de gegevenskwaliteit beoogt door middel van innovatieve methoden, waarbij gebruik wordt gemaakt van modellering, schatting of toerekening. Het functionele onderzoek inzake officiële statistieken wordt door de aanmoediging van netwerken opnieuw geactiveerd. De verspreiding en het gebruik van de resultaten van onderzoek inzake officiële statistieken in het zesde en het zevende kaderprogramma en de operationele toepassing van de resultaten worden bevorderd en vergemakkelijkt. Ook moet meer worden gedaan om de gebruikte classificaties te verbeteren (bv. voor Europese enquêtes onder ondernemingsgroepen die aan onderzoek en ontwikkeling doen) en om de Europese infrastructuur van registers van ondernemingsgroepen te gebruiken en uit te breiden.

Beheer microgegevens en geheimhouding: Er wordt een geïntegreerde aanpak en een methodiek bevorderd voor de ontwikkeling van een Europese infrastructuur om de toegang tot geanonimiseerde gegevens voor onderzoekers in het kader van de bestaande wetgeving te vergemakkelijken.

TITEL XIX

MILIEU

Juridisch kader

De EU-milieustatistiek wordt bepaald door de vraag naar volledige, betrouwbare en relevante statistieken, rekeningen en indicatoren van hoge kwaliteit voor de verdere ontwikkeling, uitvoering en monitoring van het communautaire milieubeleid, en met name door het zesde milieuactieprogramma en de daarin opgenomen thematische strategieën, de milieudoelstellingen van de Europese Unie-strategie voor duurzame ontwikkeling en de strategie van Lissabon, en het Cardiff-proces dat de integratie van milieuoverwegingen in alle beleidsterreinen beoogt. Momenteel worden alleen statistieken over afvalstoffen (32) en milieu-uitgaven (33) binnen een wetgevingskader verzameld.

Huidige situatie

Momenteel worden milieugegevens bijgehouden door het Europees Milieuagentschap (EEA), het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO), het directoraat-generaal Milieu van de Commissie (DG ENVI) en door Eurostat. Deze Groep van vier (Go4) is een technische regeling overeengekomen over de verdeling van verantwoordelijkheden en werk, die het opzetten van milieudatacentra (EDC’s) beoogt (34). Er zal worden gezorgd voor een betere interoperabiliteit van de IT-infrastructuur van de Go4-partners. Het kader voor milieustatistieken en -rekeningen wordt aangevuld door de nauwe samenwerking met internationale organisaties (VN, OESO) op het gebied van methoden (bv. handboeken) en van gegevensverzameling (gezamenlijke vragenlijst van Eurostat en OESO).

Voldoen aan de vraag naar gegevens voor de thematische strategieën, bv. over de preventie en recyclage van afval, het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en het duurzaam gebruik van pesticiden, is de eerste prioriteit. De productie van basisstatistieken over het milieu wordt voortgezet, evenals de levering van statistieken en indicatoren over water, lucht, biodiversiteit, bodem, bossen en bodemgebruik aan de andere EDC’s.

Voor een betere analyse en kwantificering van het verband tussen de economische en de milieupijler van de duurzame-ontwikkelingsstrategie moeten de milieu-economische rekeningen verder worden ontwikkeld. Sommige subgebieden van de milieu-informatie vertonen grote leemten en zijn niet steeds actueel. Weinig milieustatistieken en -rekeningen vallen onder EU-wetgeving. Rechtsgronden voor andere kerngebieden moeten worden overwogen.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

Teneinde synergieën, planning en de uitvoering ter zake van milieustatistieken te verbeteren, zullen de werkzaamheden in de periode 2008-2012 worden gecoördineerd door de vergadering van directeuren inzake milieustatistieken en -rekeningen (Dimesa), die de twee netwerken Go4 en lidstaten bestrijkt.

De datacentra voor afval, natuurlijke hulpbronnen en producten, de verordening inzake afvalstoffenstatistieken en de toekomstige verordening inzake pesticiden zullen hoogwaardige gegevens opleveren en aan de gegevensbehoeften van de thematische strategieën voldoen;

Bestaande milieu-indicatoren zullen worden gestroomlijnd, nieuwe indicatoren zullen worden ontwikkeld en er zal technische steun worden verleend voor de berekening van indicatoren op EU-niveau en voor de herziening van meldingsverplichtingen met het oog op een meer gerichte en kosteneffectieve verzameling van milieugegevens;

De methodologische ontwikkeling en het onderzoek op het gebied van milieu-economische rekeningen worden verder bevorderd en de voornaamste modules voor milieurekeningen worden geïmplementeerd;

De methoden voor schattingen en voorspellingen op zeer korte termijn worden verder verbeterd, zodat leemten in de gegevens worden aangevuld en de tijdigheid van milieustatistieken en -rekeningen wordt vergroot;

Waar nodig worden rechtsgronden ontwikkeld voor kerngebieden voor de verzameling van milieugegevens, die momenteel nog niet door wetgevingsbesluiten worden gedekt.

TITEL XX

ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Goede statistieken zijn essentieel om het succes van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid te kunnen beoordelen. Ontwikkelingslanden hebben deze nodig om hun besluitvorming op feiten te baseren. In het kader van de consolidering van de democratie en de rechtsstaat en van de naleving van de mensenrechten vormen statistieken daarnaast een voorbeeld van goed bestuur en kunnen zij goed bestuur en transparantie helpen bevorderen, op voorwaarde dat aan passende kwaliteitsnormen voor de statistische productie wordt voldaan en dat de toegankelijkheid en verspreiding van officiële statistieken gewaarborgd is.

Juridisch kader

Artikel 180 van het Verdrag

Huidige situatie

In ontwikkelingslanden moeten nog grote inspanningen worden geleverd om de statistische capaciteit te vergroten. De algemene doelstelling is het EU-beleid op het punt van de buitenlandse betrekkingen te ondersteunen door middel van passende en gerichte technische bijstand op statistisch gebied om de statistische capaciteit in de landen die van de Europese Unie steun ontvangen, te versterken. Deze ondersteuning moet duurzaam zijn. In dit verband moet ervoor worden gezorgd dat statistiek een geïntegreerd deel is van nationale en regionale ontwikkelingsplannen.

Het belangrijkste beleidselement is de toegenomen en expliciete aandacht voor armoedebestrijding in het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap, met name voor de ACS-landen en in Afrika in het bijzonder. Bijgevolg is de statistische samenwerking steeds meer gericht op een betere meting en monitoring van armoede, met bijzondere nadruk op de indicatoren voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

Er worden technisch advies en technische ondersteuning verleend voor de meting van het effect van EU-ontwikkelingsprogramma’s en voor het statistische element van regionale ontwikkelingsprogramma’s van de Europese Unie in het algemeen.

Regionale integratie is een blijvend aandachtspunt in het programma; dit weerspiegelt de toegenomen activiteiten van de landen zelf om hun regionale structuren te versterken. Er zal onder meer ondersteuning worden geboden op de volgende gebieden: multilateraal toezicht, verbetering van nationale rekeningen, prijsstatistieken, landbouwstatistieken, statistieken over natuurlijke hulpbronnen en over de belasting van het milieu, statistieken over buitenlandse handel, bedrijfsstatistieken en statistische opleiding.

Het Europees statistisch systeem zal zijn inspanningen voor een betere coördinatie binnen de donorgemeenschap (d.w.z. bilaterale en multilaterale donoren) voortzetten en versterken. In die zin zullen Eurostat en de lidstaten werkzaamheden ondersteunen, met name in het kader van de OESO/DAC, de VN en de Wereldbank, om na te gaan in hoeverre de ontwikkelingssamenwerking effect heeft op het bereiken van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Het ESS speelt in dit opzicht een actieve rol in het PARIS 21-initiatief. Met name de technische samenwerkingsactiviteiten onderstrepen het belang van gebruikersgerichtheid en propageren de waarde van meerjarenprogramma’s.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De zichtbaarheid van statistieken in nationale en regionale ontwikkelingsplannen wordt verbeterd;

Waar mogelijk wordt technisch advies verleend en wetenschappelijke ondersteuning geboden: voor statistische ontwikkelingsprogramma’s, met name op regionaal niveau; ter ondersteuning van projecten met statistische implicaties en van de harmonisatie van statistieken in landen die EU-steun genieten; om bij te dragen aan de beoordeling van statistische prioriteiten voor de planning en programmering van statistische-samenwerkingsactiviteiten van de Europese Unie;

Bijzondere aandacht, waarin rekening wordt gehouden met het genderaspect, wordt besteed aan de meting en monitoring van armoede, de vooruitgang op het gebied van de sociale samenhang, de milieuduurzaamheid en aan indicatoren voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

TITEL XXI

ECONOMISCHE, FINANCIËLE EN TECHNISCHE SAMENWERKING MET DERDE LANDEN

Juridisch kader

Verordening (EG, Euratom) nr. 1279/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende bijstand aan de nieuwe onafhankelijke staten en Mongolië bij de sanering en het herstel van de economie (35); Mededeling van de Commissie aan de Raad van 9 december 2004 inzake de voorstellen van de Commissie voor actieplannen in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid (ENB).

Huidige situatie

Statistische samenwerking met de landen die onder het Europese nabuurschapsbeleid (ENP) vallen, is bedoeld om de ontwikkeling van de statistische systemen van deze landen te ondersteunen en zo te komen tot een basisverzameling van geharmoniseerde gegevens op gebieden waar met het oog op het EU-beleid behoefte aan die gegevens bestaat. De statistische bijstand aan deze landen wordt verleend door middel van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument.

Voornaamste initiatieven voor 2008-2012

De voornaamste gebieden die moeten worden ontwikkeld zijn economische statistieken, statistieken betreffende nationale rekeningen en prijzen, buitenlandse handel, migratiestatistieken en sociale statistieken. Daarnaast moeten andere sectoren, zoals energie- en milieustatistieken — en meer in het algemeen duurzame-ontwikkelingsindicatoren — geleidelijk een belangrijke input voor de besluitvorming leveren.

De samenwerking zal ook gericht zijn op het opbouwen en verbeteren van de institutionele capaciteit van de nationale bureaus voor de statistiek en op interinstitutionele samenwerking.


(1)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.

(2)  PB L 102 van 7.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 35 van 8.2.2005, blz. 23. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 602/2006 van de Commissie (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 10).

(4)  Het vrije verkeer van personen komt in titel IV aan bod.

(5)  PB L 230 van 16.9.2003, blz. 1.

(6)  PB L 171 van 29.6.2007, blz. 17.

(7)  De vaststelling van maatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken wordt niet geregeld door titel IV van het EG-Verdrag maar door titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Zij worden hier behandeld onder titel IV omdat zowel migratiebeleid als politiële en justitiële samenwerking onder het gebied vrijheid, veiligheid en recht vallen.

(8)  PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

(9)  PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1.

(10)  PB L 163 van 23.6.2007, blz. 17.

(11)  PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2103/2005 (PB L 337 van 22.12.2005, blz. 1).

(12)  PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(13)  PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(14)  PB L 124 van 27.4.2004, blz. 1.

(15)  PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(16)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/30/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 165 van 27.6.2007, blz. 21).

(17)  PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 786/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).

(18)  PB L 374 van 31.12.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(19)  PB L 14 van 17.1.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(20)  PB L 7 van 13.1.2004, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(21)  PB L 267 van 14.8.2004, blz. 32. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 973/2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

(22)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 49. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(23)  PB L 291 van 6.12.1995, blz. 32. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/110/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 418).

(24)  PB L 185 van 17.7.1990, blz. 16. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/394/EG van de Commissie (PB L 148 van 9.6.2007, blz. 11).

(25)  PB L 114 van 27.4.2006, blz. 64.

(26)  PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 105/2007 van de Commissie (PB L 39 van 10.2.2007, blz. 1).

(27)  PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.

(28)  PB L 230 van 16.9.2003, blz. 1.

(29)  PB L 118 van 23.4.2004, blz. 23. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/686/EG (PB L 264 van 8.10.2005, blz. 3).

(30)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(31)  PB L 151 van 15.6.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(32)  Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken (PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(33)  Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97.

(34)  Technische regeling van 14 november 2005 over het opzetten van milieudatacentra tussen de vier communautaire organen die betrokken zijn bij de milieuverslaglegging en de verspreiding van gegevens.

(35)  PB L 165 van 4.7.1996, blz. 1.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/44


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2007

met betrekking tot de voortzetting in 2008 van de communautaire vergelijkende proeven en tests voor teeltmateriaal en plantgoed van Malus Mill. op grond van Richtlijn 92/34/EEG van de Raad, waarmee in 2004 een aanvang is gemaakt

(2007/872/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/34/EEG van de Raad van 28 april 1992 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (1),

Gelet op Beschikking 2003/894/EG van de Commissie van 11 december 2003 tot vaststelling van de voorschriften voor de uitvoering van de communautaire vergelijkende proeven en tests voor teeltmateriaal en plantgoed van Prunus persica (L) Batsch, Malus Mill. en Rubus idaeus L. op grond van Richtlijn 92/34/EEG (2) van de Raad, en met name op artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2003/894/EG zijn de voorschriften vastgesteld voor de vergelijkende proeven en tests die in de periode 2004-2008 moeten worden uitgevoerd op grond van Richtlijn 92/34/EEG voor Malus Mill.

(2)

De in de periode 2004-2007 uitgevoerde proeven en tests moeten in 2008 worden voortgezet,

BESLUIT:

Enig artikel

De communautaire vergelijkende proeven en tests voor teeltmateriaal en plantgoed van Malus Mill., waarmee in 2004 een aanvang is gemaakt, worden in 2008 voortgezet overeenkomstig Beschikking 2003/894/EG.

Gedaan te Brussel, 18 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 157 van 10.6.1992, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/776/EG van de Commissie (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 48).

(2)  PB L 333 van 20.12.2003, blz. 88.


28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/45


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2007

tot goedkeuring van het door Bulgarije ingediende nationale programma voor de bestrijding van salmonella in vermeerderingskoppels van Gallus gallus

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6353)

(Slechts de tekst in de Bulgaarse taal is authentiek)

(2007/873/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (1), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2160/2003 is bedoeld om te waarborgen dat er adequate en doeltreffende maatregelen worden getroffen voor de detectie en de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers in alle stadia van productie, verwerking en distributie, in het bijzonder op het niveau van de primaire productie, teneinde de prevalentie ervan en het risico voor de volksgezondheid te verminderen.

(2)

Er is een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van alle salmonella-serotypen die voor de volksgezondheid van belang zijn bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus in het stadium van de primaire productie vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1003/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 (2).

(3)

Om de communautaire doelstelling te verwezenlijken moeten de lidstaten nationale programma’s voor de bestrijding van salmonella in vermeerderingskoppels van Gallus gallus opstellen en bij de Commissie indienen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003.

(4)

Bulgarije heeft zijn nationale programma voor de bestrijding van salmonella in vermeerderingskoppels van Gallus gallus ingediend.

(5)

Het door Bulgarije ingediende programma is in overeenstemming bevonden met de desbetreffende communautaire veterinaire wetgeving en met name met Verordening (EG) nr. 2160/2003.

(6)

Het door Bulgarije ingediende nationale bestrijdingsprogramma moet daarom worden goedgekeurd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het door Bulgarije ingediende nationale programma voor de bestrijding van salmonella in vermeerderingskoppels van Gallus gallus wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 februari 2008.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Bulgarije.

Gedaan te Brussel, 18 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1237/2007 van de Commissie (PB L 280 van 24.10.2007, blz. 5).

(2)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1168/2006 (PB L 211 van 1.8.2006, blz. 4).


28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/46


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2007

tot goedkeuring van het door Roemenië ingediende nationale programma voor de bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6354)

(Slechts de tekst in de Roemeense taal is authentiek)

(2007/874/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (1), en met name op artikel 6, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2160/2003 is bedoeld om te waarborgen dat er adequate en doeltreffende maatregelen worden getroffen voor de detectie en de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers in alle stadia van productie, verwerking en distributie, in het bijzonder op het niveau van de primaire productie, teneinde de prevalentie ervan en het risico voor de volksgezondheid te verminderen.

(2)

Er is een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van alle salmonellaserotypen die voor de volksgezondheid van belang zijn bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus in het stadium van de primaire productie vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1003/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 (2).

(3)

Om de communautaire doelstelling te verwezenlijken moeten de lidstaten nationale programma’s voor de bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus opstellen en bij de Commissie indienen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003.

(4)

Roemenië heeft zijn nationale programma voor de bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus ingediend.

(5)

Het door Roemenië ingediende programma is in overeenstemming bevonden met de desbetreffende communautaire veterinaire wetgeving en met name met Verordening (EG) nr. 2160/2003.

(6)

Het door Roemenië ingediende nationale bestrijdingsprogramma moet daarom worden goedgekeurd.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het door Roemenië ingediende nationale programma voor de bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot Roemenië.

Gedaan te Brussel, 18 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1237/2007 van de Commissie (PB L 280 van 24.10.2007, blz. 5).

(2)  PB L 170 van 1.7.2005, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1168/2006 (PB L 211 van 1.8.2006, blz. 4).


28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/48


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 18 december 2007

tot wijziging van Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2000/96/EG wat betreft de in die beschikkingen vermelde overdraagbare ziekten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6355)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/875/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap (1), en met name op artikel 3, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking nr. 2119/98/EG voorziet in de oprichting van een netwerk dat de gehele Gemeenschap bestrijkt, ter bevordering van de samenwerking en de coördinatie tussen de lidstaten met betrekking tot de preventie en beheersing van bepaalde in die beschikking genoemde categorieën overdraagbare ziekten.

(2)

In Beschikking 2000/96/EG van de Commissie van 22 december 1999 betreffende de overdraagbare ziekten die geleidelijk door het communautaire netwerk zullen worden bestreken overeenkomstig Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) worden bepaalde overdraagbare ziekten vermeld waarop de epidemiologische surveillance via het krachtens Beschikking nr. 2119/98/EG opgerichte communautaire netwerk betrekking moet hebben.

(3)

Recentelijk zijn nieuwe overdraagbare ziekten opgetreden en zijn nieuwe micro-organismen ontdekt die de volksgezondheid in gevaar kunnen brengen. Het ernstig acuut respiratoir syndroom (SARS) is in 2003 voor het eerst gesignaleerd en wordt sindsdien als een mogelijke ernstige bedreiging voor de volksgezondheid beschouwd. Hoogpathogene en laagpathogene virussen van aviaire influenza vormen een ernstig risico voor mensen en voor de eventuele ontwikkeling van een pandemische influenza. Een toenemend aantal EU-lidstaten en landen buiten Europa heeft recentelijk melding gemaakt van de besmetting van mensen met het West-Nijlvirus, wat een ernstig risico voor de volksgezondheid vormt. Mensen worden hoofdzakelijk besmet door muggenbeten, hoewel ook gevallen van besmetting door bloedtransfusie en orgaantransplantatie en van transplacentale overdracht zijn gedocumenteerd.

(4)

De bijlagen bij Beschikking nr. 2119/98/EG en Beschikking 2000/96/EG moeten derhalve worden gewijzigd om het ernstig acuut respiratoir syndroom (SARS), aviaire influenza bij mensen en besmetting met het West-Nijlvirus daarin op te nemen.

(5)

De nieuwe Internationale Gezondheidsregeling (2005) is op 16 juni 2007 in werking getreden en is niet langer beperkt tot specifieke ziekten, maar bestrijkt alle noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang die overeenkomstig het in bijlage 2 bij de regeling bedoelde instrument als zodanig worden aangemerkt. Het is dan ook passend de bijlage bij Beschikking 2119/98/EG te wijzigen.

(6)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 7 van Beschikking nr. 2119/98/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking nr. 2119/98/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze beschikking.

Artikel 2

Bijlage I bij Beschikking 2000/96/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze beschikking.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 28 van 3.2.2000, blz. 50. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2003/542/EG (PB L 185 van 24.7.2003, blz. 55).


BIJLAGE I

De bijlage bij Beschikking nr. 2119/98/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

het achtste streepje wordt vervangen door:

„—

Overdraagbare ziekten die kunnen leiden tot noodsituaties van internationaal belang die overeenkomstig bijlage 2 bij de Internationale Gezondheidsregeling als zodanig worden aangemerkt;”

2.

het laatste streepje wordt vervangen door:

„—

Vectorziekten

Zoönosen

Andere overdraagbare ziekten die van belang zijn op het gebied van de volksgezondheid, met inbegrip van door doelbewuste introductie veroorzaakte ziekten.”


BIJLAGE II

Bijlage I bij Beschikking 2000/96/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

in punt 2.5.2 worden de volgende woorden toegevoegd:

„Ernstig acuut respiratoir syndroom (SARS)”;

2.

in punt 2.5.3 worden de volgende woorden toegevoegd:

„Aviaire influenza bij mensen”;

„Besmetting met het West-Nijlvirus”.


28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/50


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2007

tot wijziging van Beschikking 2007/25/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6395)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/876/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1), en met name op artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2007/25/EG van de Commissie van 22 december 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza en het verkeer van gezelschapsvogels die hun eigenaar vergezellen (2), is van toepassing tot en met 31 december 2007.

(2)

In bepaalde landen van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) worden echter nog steeds regelmatig door de hoogpathogene aviaire-influenzastam H5N1 veroorzaakte uitbraken van aviaire influenza geconstateerd. De ziekte is daarom nog niet bedwongen. Verder blijven zich in landen over de gehele wereld nog gevallen van besmetting van de mens en zelfs sterfgevallen als gevolg van nauw contact met besmette dieren voordoen.

(3)

Teneinde de verspreiding van het aviaire-influenzavirus door gezelschapsvogels die uit een derde land op het grondgebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, te voorkomen, is het daarom dienstig de toepassingsperiode van Beschikking 2007/25/EG tot en met 31 december 2008 te verlengen.

(4)

Beschikking 2007/25/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In artikel 6 van Beschikking 2007/25/EG wordt de datum „31 december 2007” vervangen door „31 december 2008”.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 245/2007 (PB L 73 van 13.3.2007, blz. 9).

(2)  PB L 8 van 13.1.2007, blz. 29.


28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/51


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 19 december 2007

tot vaststelling van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2007 in de door België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Finland gedane uitgaven ter bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6405)

(Slechts de teksten in de Duitse, de Finse, de Franse, de Nederlandse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2007/877/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name op artikel 23,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG kan aan de lidstaten een financiële bijdrage van de Gemeenschap worden toegekend voor de uitgaven die rechtstreeks verband houden met getroffen of voorgenomen noodzakelijke maatregelen met het oog op de bestrijding van schadelijke organismen die uit een derde land of uit een ander gebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, om deze organismen uit te roeien of, als dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan tegen te gaan.

(2)

België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Finland hebben elk een actieprogramma opgesteld om voor planten schadelijke organismen die op hun grondgebied worden binnengebracht, uit te roeien. In deze programma’s zijn de te verwezenlijken doelstellingen, de uit te voeren maatregelen, alsmede de duur en de kosten van de maatregelen vastgelegd. België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Finland hebben binnen de daarvoor in Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde termijn en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1040/2002 van de Commissie van 14 juni 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor fytosanitaire bestrijdingsmaatregelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2051/97 (2) verzocht om toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap.

(3)

Dankzij de door België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Finland verstrekte technische informatie heeft de Commissie de situatie nauwkeurig en volledig kunnen onderzoeken. Zij is tot de conclusie gekomen dat aan de in artikel 23 van Richtlijn 2000/29/EG vastgestelde voorwaarden voor het verlenen van een financiële bijdrage is voldaan. Bijgevolg is het dienstig een financiële bijdrage van de Gemeenschap te verlenen in de voor bovengenoemde programma’s gedane uitgaven.

(4)

De financiële bijdrage van de Gemeenschap mag ten hoogste 50 % van de subsidiabele uitgaven bedragen. Overeenkomstig artikel 23, lid 5, derde alinea, van de richtlijn moet het percentage van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor het door Duitsland ingediende programma en een deel van het programma van Nederland worden verlaagd, aangezien de door deze lidstaten meegedeelde programma’s reeds het voorwerp waren van een financiering door de Gemeenschap krachtens Beschikking 2006/885/EG van de Commissie (3) voor Duitsland en Beschikking 2005/789/EG van de Commissie (4) voor Nederland.

(5)

Overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG gaat de Commissie na of het binnenbrengen van het betrokken schadelijke organisme toe te schrijven is aan gebrekkige onderzoeken of inspecties en neemt zij de op grond van de bevindingen van haar verificatie vereiste maatregelen.

(6)

Volgens artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (5) moeten fytosanitaire maatregelen worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. Voor de financiële controle van deze maatregelen zijn de artikelen 9, 36 en 37 van voornoemde verordening van toepassing.

(7)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De toekenning van een financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2007 in de door België, Duitsland, Frankrijk, Nederland en Finland gedane uitgaven die rechtstreeks voortvloeien uit noodzakelijke maatregelen als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2000/29/EG, ter bestrijding van de organismen waarop de in de bijlage bij deze beschikking genoemde uitroeiingsprogramma’s zijn gericht, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

1.   De in artikel 1 bedoelde financiële bijdrage bedraagt in totaal 694 273 EUR.

2.   De maximumbedragen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor elk programma staan vermeld in de bijlage.

Artikel 3

De in de bijlage vermelde financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt onder de volgende voorwaarden betaald:

a)

er zijn bewijsstukken met betrekking tot de genomen maatregelen verstrekt overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1040/2002;

b)

er is een betalingsverzoek door de betrokken lidstaat bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1040/2002.

De betaling van de financiële bijdrage geschiedt onverminderd de verificaties door de Commissie krachtens artikel 24 van Richtlijn 2000/29/EG.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Finse Republiek.

Gedaan te Brussel, 19 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/41/EG (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 51).

(2)  PB L 157 van 15.6.2002, blz. 38. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 738/2005 (PB L 122 van 14.5.2005, blz. 17).

(3)  PB L 341 van 7.12.2006, blz. 43.

(4)  PB L 296 van 12.11.2005, blz. 42.

(5)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1437/2007 (PB L 322 van 7.12.2007, blz. 1).


BIJLAGE

UITROEIINGSPROGRAMMA’S

Legenda:

a= jaar van uitvoering van het uitroeiingsprogramma.

DEEL I

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Gemeenschap overeenkomt met 50 % van de subsidiabele uitgaven

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

Voor een bijdrage in aanmerking komende uitgaven

(EUR)

Maximale bijdrage van de Gemeenschap (EUR) per programma

België

Diabrotica virgifera

Mais

2005 en 2006

67 331

33 665

Finland

Bemisia tabaci

Euphorbia pulcherrima

2006 en 2007

109 262

54 631

Frankrijk

Diabrotica virgifera

Mais

2005 en 2006

871 548

435 774

Nederland

Diabrotica virgifera

Mais

2005

282 557

141 278


DEEL II

Programma’s waarvoor de financiële bijdrage van de Gemeenschap varieert naargelang de toegepaste degressiviteit

Lidstaat

Bestreden schadelijke organismen

Betrokken planten

Jaar

a

Voor een bijdrage in aanmerking komende uitgaven

(EUR)

Percentage

(%)

Maximale bijdrage van de Gemeenschap

(EUR)

Duitsland

Anoplophora glabripennis

Verschillende bomen

2006

3

26 950

45

12 127

Nederland

Diabrotica virgifera

Mais

2005

(gebied Aalsmeer)

3

37 330

45

16 798


Totale bijdrage van de Gemeenschap (EUR)

694 273


28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/54


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2007

tot wijziging van Beschikking 2006/415/EG betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in Duitsland, Polen en het Verenigd Koninkrijk

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6802)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/878/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name op artikel 10, lid 4,

Gelet op Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (3), en met name op artikel 63, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (4) bevat bepaalde beschermende maatregelen om de verspreiding van die ziekte te voorkomen, onder meer door het instellen van gebieden A en B na een vermoedelijke of bevestigde uitbraak van de ziekte.

(2)

Naar aanleiding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 in Polen en Duitsland is Beschikking 2006/415/EG gewijzigd bij de Beschikkingen 2007/785/EG (5), 2007/816/EG (6), 2007/838/EG (7) en 2007/844/EG van de Commissie.

(3)

De door Polen en Duitsland in het kader van Beschikking 2006/415/EG genomen beschermende maatregelen, waaronder de instelling van gebieden A en B overeenkomstig artikel 4 van die beschikking, zijn nu in het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid bestudeerd.

(4)

De beschermende maatregelen van Duitsland kunnen worden bevestigd.

(5)

Aangezien zich in Polen een nieuwe uitbraak heeft voorgedaan, moeten de afbakening van gebied A en de duur van de maatregelen aan de epizoötiologische situatie worden aangepast.

(6)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat dankzij de gunstige ziektesituatie in die lidstaat alle bestrijdingsmaatregelen naar aanleiding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 op zijn grondgebied per 19 december 2007 zijn ingetrokken zodat de overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Beschikking 2006/415/EG ingestelde gebieden A en B in die lidstaat niet meer nodig zijn.

(7)

Duidelijkheidshalve moet de bijlage bij Beschikking 2006/415/EG helemaal worden vervangen.

(8)

Beschikking 2006/415/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De bijlage bij Beschikking 2006/415/EG wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 december 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; rectificatie in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 19.11.2002, blz. 14).

(3)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(4)  PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/844/EG (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 101).

(5)  PB L 316 van 4.12.2007, blz. 62.

(6)  PB L 326 van 12.12.2007, blz. 32.

(7)  PB L 330 van 15.12.2007, blz. 51.


BIJLAGE

„BIJLAGE

DEEL A

Gebied A zoals ingesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2:

ISO-landcode

Lidstaat

Gebied A

Datum einde geldigheid art. 4, lid 4, onder b) iii)

Code

(indien voorhanden)

Naam

DE

DUITSLAND

 

Het 10 km-gebied dat is ingesteld rond de uitbraak in de gemeente Großwoltersdorf en dat de volgende gemeenten geheel of gedeeltelijk omvat:

15.1.2008

Landkreis Oberhavel: Fürstenberg/Havel, Gransee, Großwoltersdorf, Sonnenberg, Stechlin

Landkreis Ostprignitz-Ruppin: Lindow (Mark), Rheinsberg

Landkreis Mecklenburg-Strelitz: Priepert, Wesenberg

Het 10 km-gebied dat is ingesteld rond de uitbraak in de gemeente Bensdorf en dat de volgende gemeenten geheel of gedeeltelijk omvat:

21.1.2008

Kreisfreie Stadt Brandenburg an der Havel

Landkreis Havelland: Milower Land

Landkreis Potsdam-Mittelmark: Bensdorf, Havelsee, Rosenau, Wusterwitz

Landkreis Jerichower Land: Brettin, Demsin, Genthin, Kade, Karow, Klitsche, Roßdorf, Schlagenthin, Zabakuck

PL

POLEN

WOIWODSCHAP MAZOWIË

01400

PŁOCKI

01419

Beschermingsgebied:

 

Gemeente Brudzeń Duży:

 

Główina

 

Gorzechówko

 

Gorzechowo

 

Myśliborzyce

 

Rembielin

 

Rokicie

 

Siecień

 

Siecień Rumunki

 

Strupczewo Duże

 

Uniejewo

 

Więcławice

 

Gemeente Nowy Duninów:

 

Karolewo

 

Nowa Wieś

 

Nowy Duninów

16.1.2008

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

ŻUROMIŃSKI

01437

Beschermingsgebied:

Gemeente Bieżuń:

 

Bieżuń

 

Dźwierzno

 

Karniszyn

 

Karniszyn Parcele

 

Kobyla Łąka

 

Kocewo

 

Myślin

 

Sadłowo

 

Sadłowo Parcele

 

Strzeszewo

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

WŁOCŁAWSKI

00418

Beschermingsgebied:

Gemeente Włocławek:

 

Skoki Duże

 

Skoki Małe

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

ELBLĄSKI

02804

Beschermingsgebied:

Gemeente Godkowo:

 

Dąbkowo

 

Krykajny

 

Łępno

 

Nowe Wikrowo

 

Olkowo

 

Piskajny

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

OSTRÓDZKI

02815

Beschermingsgebied:

Gemeente Miłakowo:

 

Głodówko

 

Pawełki

 

Biernatki

 

Rycerzewo

 

Polkajny

 

Stolno

 

Klugajny

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

PŁOCKI

01419

Toezichtsgebied:

 

Gemeente Brudzeń Duży:

 

Bądkowo

 

Bądkowo Jeziorne

 

Bądkowo Kościelne

 

Bądkowo Podlasie

 

Bądkowo Rochny

 

Biskupice

 

Brudzeń Duży

 

Brudzeń Mały

 

Cegielnia

 

Cierszewo

 

Izabelin

 

Janoszyce

 

Karwosieki Cholewice

 

Kłobukowo

 

Krzyżanowo

 

Lasotki

 

Murzynowo

 

Noskowice

 

Parzeń

 

Parzeń Janówek

 

Patrze

 

Radotki

 

Robertowo

 

Sikórz

 

Sobowo

 

Suchodół

 

Turza Mała

 

Turza Wielka

 

Wincentowo

 

Winnica

 

Zdziębórz

 

Żerniki

 

Gemeente Stara Biała:

 

Brwilno Górne

 

Kobierniki

 

Kowalewko

 

Ludwikowo

 

Mańkowo

 

Maszewo Duże

 

Srebrna

 

Ulaszewo

 

Wyszyna

 

Gemeente Nowy Duninów:

 

Brwilno Dolne

 

Brzezinna Góra

 

Duninów Duży

 

Grodziska

 

Jeżowo

 

Kamion

 

Kobyla Góra

 

Środoń

 

Stary Duninów

 

Studzianka

 

Wola Brwileńska

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

SIERPECKI

01427

Toezichtsgebied:

 

Gemeente Mochowo:

 

Będorzyn

 

Grodnia

 

Łukoszyn

 

Łukoszyno Biki

 

Gemeente Rościszewo:

 

Lipniki

 

Ostrów

 

Polik

 

Rzeszotary Nowe

 

Rzeszotary Zawady

 

Września

 

Gemeente Zawidz:

 

Jaworowo Kolonia

 

Jaworowo Kłódź

 

Jaworowo Lipa Jaworowo

 

Próchniatka

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

ŻUROMIŃSKI

01437

Toezichtsgebied:

 

Gemeente Bieżuń:

 

Adamowo

 

Bielawy Gołuskie

 

Dąbrówki

 

Gołuszyn

 

Mak

 

Małocin

 

Pełki

 

Pozga

 

Sławęcin

 

Stanisławowo

 

Stawiszyn Łaziska

 

Stawiszyn Zwalewo

 

Trzaski

 

Wilewo

 

Władysławowo

 

Gemeente Żuromin:

 

Będzymin

 

Chamsk

 

Dębsk

 

Franciszkowo

 

Kruszewo

 

Młudzyno

 

Olszew

 

Poniatowo

 

Żuromin

 

Gemeente Lutocin:

 

Chromakowo

 

Elżbiecin

 

Felcyn

 

Jonne

 

Lutocin

 

Mojnowo

 

Nowy Przeradz

 

Obręb

 

Parlin

 

Przeradz Mały

 

Przeradz Wielki

 

Seroki

 

Swojęcin

 

Zimolza

 

Gemeente Siemiątkowo:

 

Antoniewo

 

Dzieczewo

 

Nowa Wieś

 

Nowopole

 

Siciarz

 

Sokołowy Kąt

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

MŁAWSKI

01413

Toezichtsgebied:

Gemeente Radzanów:

 

Zgliczyn Glinki

 

Zgliczyn Kościelny

 

Zgliczyn Witowy

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

WŁOCŁAWSKI

00418

Toezichtsgebied:

Gemeente Włocławek:

 

Dąb Mały

 

Dąb Polski

 

Dąb Wielki

 

Dobiegniewo

 

Jazy

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

LIPNOWSKI

00408

Toezichtsgebied:

 

Gemeente Dobrzyń nad Wisłą:

 

Chalin

 

Chudzewo

 

Dobrzyń Nad Wisłą

 

Kamienica

 

Łagiewniki

 

Lenie Wielkie

 

Michałkowo

 

Mokówko

 

Mokowo

 

Płomiany

 

Ruszkowo

 

Wierznica

 

Wierzniczka

 

Gemeente Tłuchowo:

Trzcianka

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

ELBLĄSKI

02804

Toezichtsgebied:

Gemeente Godkowo:

 

Burdajny

 

Dobry

 

Godkowo

 

Gwiździny

 

Klekotki

 

Kwitajny Wielkie

 

Lesiska

 

Nawty

 

Osiek

 

Plajny

 

Podągi

 

Skowrony

 

Swędkowo

 

Szymbory

 

Ząbrowiec

 

Zimnochy

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

LIDZBARSKI

02809

Toezichtsgebied:

 

Gemeente Orneta:

 

Augustyny

 

Bażyny

 

Biały Dwór

 

Bogatyńskie

 

Chwalęcin

 

Dąbrówka

 

Drwęczno

 

Gieduty

 

Karbowo

 

Karbówka

 

Karkajny

 

Klusajny

 

Krzykały

 

Lejławki Małe

 

Lejławki Wielkie

 

Orneta

 

Osetnik

 

Ostry Kamień

 

Wojciechowo

 

Gemeente Lubomino:

 

Biała Wola

 

Ełdyty Małe

 

Ełdyty Wielkie

 

Lubomino

 

Piotrowo

 

Świękity

 

Wapnik

 

Wójtowo

 

Zajączki

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

OSTRÓDZKI

02815

Toezichtsgebied:

Gemeente Miłakowo:

 

Bieniasze

 

Gilginie

 

Gudniki

 

Henrykowo

 

Książnic

 

Miejski Dwór

 

Miłakowo

 

Mysłaki

 

Niegładki

 

Naryjski Młyn

 

Nowe Mieczysławy

 

Pityny

 

Rożnowo

 

Raciszewo

 

Wojciechy

 

Stare Bolity

 

Nowe Bolity

 

Trokajny

 

Warkałki

 

Warkały

 

Warny

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

BRANIEWSKI

02802

Toezichtsgebied:

 

Gemeente Wilczęta:

 

Bardyny

 

Gładysze

 

Jankówko

 

Kolonia Wilczęta

 

Spędy

 

Tatarki

 

Gemeente Płoskinia:

Stygajny

RO

ROEMENIË

 

 

31.12.2007

Beschermingsgebied

00038

1.

Murighiol

Toezichtsgebied

00038

1.

Dunavatu de Jos

2.

Dunavatu de Sus

3.

Colina

4.

Plopu

5.

Sarinasuf

6.

Mahmudia

DEEL B

Gebied B zoals ingesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2:

ISO-landcode

Lidstaat

Gebied B

Datum einde geldigheid art. 4, lid 4, onder b) iii)

Code

(indien voorhanden)

Naam

DE

DUITSLAND

 

De gemeenten:

15.1.2008

Landkreis Oberhavel: Fürstenberg/Havel, Gransee, Großwoltersdorf, Schönermark, Sonnenberg, Stechlin, Zehdenick

Landkreis Ostprignitz-Ruppin: Lindow (Mark), Rheinsberg

Landkreis Uckermark: Lychen, Templin

Landkreis Mecklenburg-Strelitz: Godendorf, Priepert, Wesenberg, Wokuhl-Dabenow, Wustrow

De gemeenten:

21.1.2008

Kreisfreie Stadt Brandenburg an der Havel

Landkreis Havelland: Milower Land, Premnitz

Landkreis Potsdam-Mittelmark: Beetzsee, Bensdorf, Havelsee, Rosenau, Wenzlow, Wusterwitz, Ziesar

Landkreis Jerichower Land: Brettin, Demsin, Genthin, Kade, Karow, Klitsche, Mützel, Paplitz, Parchen, Roßdorf, Schlagenthin, Wulkow, Zabakuck

PL

POLEN

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

PŁOCKI

01419

Niet in deel A genoemde gebieden

16.1.2008

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

PŁOCK

01462

 

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

PLOŃSKI

01420

 

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

CIECHANOWSKI

01402

 

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

MŁAWSKI

01413

Niet in deel A genoemde gebieden

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

GOSTYNIŃSKI

01404

 

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

SIERPECKI

01427

Niet in deel A genoemde gebieden

WOIWODSCHAP MAZOVIË

01400

ŻUROMIŃSKI

01437

Niet in deel A genoemde gebieden

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

WŁOCŁAWSKI

00418

 

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

LIPNOWSKI

00408

 

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

WŁOCŁAWEK

00464

 

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

BRODNICKI

00402

Gemeenten:

 

Górzno

 

Świedziebnia

WOIWODSCHAP KUJAVIË-POMMEREN

00400

RYPIŃSKI

00412

Gemeenten:

 

Rogowo

 

Rypin

 

Skrwilno

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

DZIAŁDOWSKI

02803

Gemeenten:

 

Działdowo

 

Stad Działdowo

 

Iłowo - Osada

 

Lidzbark

 

Płośnica

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

ELBLĄSKI

02804

Gemeenten:

 

Godkowo (niet in deel A genoemde gebieden)

 

Młynary

 

Pasłęk

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

BRANIEWSKI

02802

Gemeenten:

 

Pieniężno

 

Płoskinia (niet in deel A genoemde gebieden)

 

Wilczęta (niet in deel A genoemde gebieden)

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

LIDZBARSKI

02809

Gemeenten:

 

Lidzbark Warmiński

 

Lubomino (niet in deel A genoemde gebieden)

 

Orneta (niet in deel A genoemde gebieden)

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

OLSZTYŃSKI

02814

Gemeenten:

 

Barczewo

 

Dobre Miasto

 

Dywity

 

Gierzwałt

 

Jonkowo

 

Olsztynek

 

Purda

 

Stawiguda

 

Świątki

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

OLSZTYN

02862

 

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

OSTRÓDZKI

02815

Gemeenten:

 

Dąbrówno

 

Gietrzwałd

 

Małdyty

 

Miłakowo (niet in deel A genoemde gebieden)

 

Morąg

WOIWODSCHAP ERMLAND-MAZURIË

02800

NIDZICKI

02811

 

RO

ROEMENIË

00038

District Tulcea

31.12.2007”


AANBEVELINGEN

Commissie

28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/65


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2007

betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5406)

(Voor de EER relevante tekst)

(2007/879/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/21/EG brengt een wetgevend kader voor de elektronischecommunicatiesector tot stand dat beoogt een antwoord te bieden op de convergentietrends door alle elektronischecommunicatienetwerken en -diensten te bestrijken die binnen zijn werkingssfeer vallen. Doel van het regelgevingskader is het geleidelijk terugdringen van sectorspecifieke regelgeving ex ante naarmate de mededinging op de markt tot ontwikkeling komt.

(2)

Met deze aanbeveling wordt beoogd aan te geven welke producten- en dienstenmarkten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2002/21/EG voor regelgeving ex ante in aanmerking komen. Regelgevende interventie ex ante moet uiteindelijk voordelen voor eindgebruikers opleveren doordat zij duurzame concurrentie op de retailmarkten tot stand brengt. De bepaling van relevante markten kan en zal mettertijd veranderen, naarmate de kenmerken van producten en diensten zich ontwikkelen en de mogelijkheden voor vraag- en aanbodsubstitutie veranderen. Aanbeveling 2003/311/EG van de Commissie (2) is nu al ruim vier jaar van kracht. Het is dan ook aangewezen de eerste editie daarvan te herzien in het licht van de marktontwikkelingen die zich inmiddels hebben voorgedaan. Deze aanbeveling vervangt derhalve Aanbeveling 2003/311/EG.

(3)

Artikel 15, lid 1, van Richtlijn 2002/21/EG schrijft voor dat de Commissie de markten moet bepalen overeenkomstig de beginselen van het mededingingsrecht. Daarom worden de productenmarkten in de elektronischecommunicatiesector in deze aanbeveling afgebakend conform de beginselen van het mededingingsrecht, terwijl de aldus bepaalde markten die voor regelgeving ex ante in aanmerking komen, worden aangewezen of geselecteerd op basis van het feit of de kenmerken van die markten van dien aard zijn dat zij het opleggen van regelgevende verplichtingen ex ante rechtvaardigen. De in deze aanbeveling gehanteerde terminologie is gebaseerd op de terminologie die in Richtlijn 2002/21/EG en Richtlijn 2002/22/EG wordt gebruikt; in de toelichting bij deze aanbeveling worden de voor deze markten relevante technologische ontwikkelingen beschreven. Overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG is het aan de nationale regelgevende instanties om de relevante markten die met de nationale omstandigheden overeenkomen, en met name de relevante geografische markten binnen hun grondgebied, te bepalen.

(4)

Het uitgangspunt voor de aanwijzing van markten in deze aanbeveling is de bepaling van retailmarkten vanuit een toekomstgericht perspectief, waarbij de vraag- en aanbodsubstitutie in aanmerking wordt genomen. Nadat de retailmarkten bepaald zijn, is het opportuun de relevante wholesalemarkten aan te wijzen. Indien de downstreammarkt door een of meer verticaal geïntegreerde ondernemingen wordt bediend, kan de afwezigheid van regelgeving ertoe leiden dat er geen (commerciële) wholesalemarkt bestaat. Indien de markt voor aanwijzing in aanmerking komt, kan het derhalve noodzakelijk blijken een fictieve upstreammarkt op wholesaleniveau te construeren. Markten in de elektronischecommunicatiesector hebben veelal een bilateraal karakter, in die zin dat zij betrekking hebben op diensten die worden geleverd via netwerken of platforms die gebruikers van beide zijden van de markt bijeenbrengen, zoals eindgebruikers die communicaties uitwisselen, of zenders en ontvangers van informatie of inhoud. Bij de aanwijzing en bepaling van markten moet met die aspecten rekening worden gehouden omdat deze van invloed kunnen zijn op de wijze waarop markten worden bepaald en op het antwoord op de vraag of markten kenmerken vertonen die het opleggen van regelgevende verplichtingen ex ante kunnen rechtvaardigen.

(5)

Bij de aanwijzing van de markten die aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen, dienen de volgende cumulatieve criteria te worden gehanteerd. Het eerste criterium is de aanwezigheid van hoge toegangsbelemmeringen die niet van voorbijgaande aard zijn. Deze kunnen een structureel, wettelijk of regelgevend karakter hebben. Gezien het dynamische karakter en functioneren van elektronischecommunicatiemarkten moet bij het uitvoeren van een prospectieve analyse voor het aanwijzen van de relevante markten die voor regelgeving ex ante in aanmerking komen, echter ook rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat toegangsbelemmeringen binnen de relevante tijdshorizon worden overwonnen. Daarom staat het tweede criterium slechts de aanwijzing toe van markten waarvan de structuur niet neigt naar een daadwerkelijke mededinging binnen de relevante tijdshorizon. De toepassing van dit criterium houdt in dat moet worden nagegaan wat de stand van zaken op concurrentiegebied is „achter” de toegangsbelemmeringen. Het derde criterium is dat toepassing van het mededingingsrecht alleen het marktfalen in kwestie niet voldoende zou verhelpen.

(6)

De voornaamste indicatoren waarop bij de toetsing aan het eerste en het tweede criterium moet worden gelet, zijn vergelijkbaar met die welke in het kader van een toekomstgerichte marktanalyse worden onderzocht, met name indicatoren van toegangsbelemmeringen bij afwezigheid van regelgeving (onder meer de omvang van initiële investeringen), marktstructuur, marktontwikkeling en marktdynamiek, met inbegrip van indicatoren zoals marktaandelen en trends daarvan, marktprijzen en trends daarvan, en de reikwijdte en dekkingsgraad van concurrerende netwerken of infrastructuren. Elke markt die bij afwezigheid van regelgeving ex ante aan de drie criteria voldoet, komt voor regelgeving ex ante in aanmerking.

(7)

Overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG mogen voor nieuwe opkomende markten geen ongerechtvaardigde verplichtingen gelden, ook al is er sprake van een voordeel van een „first mover”. Nieuwe opkomende markten worden geacht betrekking te hebben op producten en diensten waarvoor het wegens de nieuwigheid ervan zeer moeilijk is de vraagomstandigheden of de voorwaarden voor markttoegang en de leveringsvoorwaarden te voorspellen, en het dus ook moeilijk is de drie criteria toe te passen. Nieuwe opkomende markten mogen niet aan ongerechtvaardigde verplichtingen worden onderworpen omdat conform artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG de innovatie moet worden gesteund; tegelijkertijd moet worden voorkomen dat anderen door de marktleider van dergelijke markten worden afgesneden, zoals ook wordt gesteld in de richtsnoeren van de Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht in het bestek van het gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (3). Een gestage verbetering van bestaande netwerkinfrastructuur leidt zelden tot het ontstaan van een nieuwe of opkomende markt. De niet-substitueerbaarheid van een product moet uit het oogpunt van zowel de vraag- als de aanbodzijde worden aangetoond voordat kan worden geconcludeerd dat het product geen deel uitmaakt van een reeds bestaande markt. De opkomst van nieuwe retaildiensten kan tot het ontstaan van een nieuwe afgeleide wholesalemarkt aanleiding geven indien deze retaildiensten niet met gebruikmaking van bestaande wholesaleproducten kunnen worden geleverd.

(8)

De volgende twee soorten toegangsbelemmeringen zijn relevant ten behoeve van deze aanbeveling: structurele belemmeringen en wettelijke of regelgevende belemmeringen.

(9)

Structurele toegangsbelemmeringen zijn het gevolg van oorspronkelijke kosten- of vraagomstandigheden die leiden tot zodanig asymmetrische voorwaarden voor gevestigde exploitanten en voor nieuwkomers dat de markttoegang van die laatsten wordt belemmerd of verhinderd. Zo kan er van hoge structurele belemmeringen sprake zijn wanneer de markt wordt gekenmerkt door absolute kostenvoordelen, aanzienlijke schaal- en/of synergievoordelen, capaciteitsbeperkingen en grote initiële investeringen. Ook nu nog kunnen dergelijke belemmeringen worden vastgesteld met betrekking tot de wijdverbreide invoering en/of levering van lokale toegangsnetwerken op vaste locaties. Een daarmee verband houdende structurele belemmering kan ook bestaan wanneer voor de levering van de dienst een netwerkcomponent nodig is die technisch gesproken niet kan worden gedupliceerd, of alleen kan worden gedupliceerd voor kosten die dit voor de concurrenten economisch niet rendabel maken.

(10)

Belemmeringen van wettelijke of regelgevende aard zijn niet op economische voorwaarden gebaseerd, maar zijn het gevolg van wetgevende, administratieve of andere overheidsmaatregelen die directe gevolgen hebben voor de voorwaarden voor de toegang tot en/of de positie van exploitanten op de relevante markt. Een voorbeeld van een wettelijke of regelgevende belemmering die de toegang tot de markt verhindert, is een beperking van het aantal ondernemingen dat toegang heeft tot het spectrum voor de levering van onderliggende diensten. Andere voorbeelden van wettelijke of regelgevende belemmeringen zijn prijscontroles of andere op de prijs betrekking hebbende maatregelen van overheidswege die aan de ondernemingen worden opgelegd en die niet alleen gevolgen hebben voor de markttoegang, maar ook voor de positie van ondernemingen op de markt. Wettelijke of regelgevende belemmeringen, die binnen de relevante tijdshorizon kunnen worden opgeheven, mogen niet als economische toegangsbelemmeringen worden beschouwd om er aldus voor te zorgen dat aan het eerste criterium is voldaan.

(11)

Toegangsbelemmeringen kunnen ook minder relevant worden op markten die door innovatie worden gestuurd en die door voortdurende technologische vooruitgang worden gekenmerkt. Op dergelijke markten vloeit de concurrentiedruk voornamelijk voort uit de bedreiging die uitgaat van innovatie van potentiële concurrenten die zich niet op de markt bevinden. Op markten waar innovatie een stuwende kracht is, kan dynamische concurrentie of concurrentie op langere termijn plaatsvinden tussen bedrijven die niet noodzakelijkerwijs concurrenten op een bestaande „statische” markt zijn. Deze aanbeveling wijst geen markten aan waarvan wordt verwacht dat toegangsbelemmeringen niet voor een afzienbare tijd zullen blijven bestaan. Bij het nagaan welke toegangsbelemmeringen bij afwezigheid van regelgeving waarschijnlijk zullen blijven bestaan, moet worden onderzocht of de sector in het verleden door veelvuldige en succesvolle toegang is gekenmerkt en of de toegang direct en duurzaam genoeg is geweest of naar alle waarschijnlijkheid zal zijn om de marktmacht te beperken. De relevantie van de toegangsbelemmeringen zal onder meer afhangen van de omvang die de productie ten minste moet hebben om rendabel te zijn en van de initiële investeringen.

(12)

Ook al wordt een markt door hoge toegangsbelemmeringen gekenmerkt, toch kunnen andere structurele factoren op die markt inhouden dat de markt binnen de relevante tijdshorizon neigt naar een daadwerkelijk concurrerend resultaat. De marktdynamiek kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door technologische ontwikkelingen of door de convergentie van producten en markten, waardoor concurrentiedruk kan ontstaan tussen exploitanten die op verschillende productenmarkten actief zijn. Dit kan ook het geval zijn op markten waar een beperkt — maar voldoende — aantal ondernemingen met uiteenlopende kostenstructuren te maken heeft met een prijselastische vraag vanuit de markt. Er kan ook van overcapaciteit op een markt sprake zijn, waardoor concurrerende ondernemingen normaal gesproken in staat moeten zijn de output zeer snel uit te breiden in reactie op een eventuele prijsverhoging. Op dergelijke markten kunnen de marktaandelen in de tijd variëren en/of de prijzen een dalend verloop vertonen. Wanneer de marktdynamiek aan snelle veranderingen onderhevig is, moet de relevante tijdshorizon zodanig worden gekozen dat relevante marktontwikkelingen tot uiting komen.

(13)

De beslissing om een markt aan te wijzen als in aanmerking komend voor regelgeving ex ante dient ook af te hangen van een beoordeling van de mate waarin het mededingingsrecht volstaat om het marktfalen aan te pakken dat ervoor zorgt dat aan de eerste twee criteria is voldaan. Interventies van het mededingingsrecht zullen meestal niet veel uithalen wanneer een interventie om een marktfalen te verhelpen de vaststelling van uitvoerige voorschriften met zich meebrengt of wanneer veelvuldige en/of tijdige interventies onontbeerlijk zijn.

(14)

De toepassing van de drie criteria zou moeten resulteren in een beperking van het aantal markten in de elektronischecommunicatiesector waar regelgevende verplichtingen ex ante worden opgelegd, en aldus moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van het regelgevingskader om sectorspecifieke regelgeving ex ante geleidelijk terug te dringen naarmate de mededinging op de markt tot ontwikkeling komt. Deze criteria dienen op cumulatieve wijze te worden toegepast, zodat het feit dat niet aan een ervan wordt voldaan, inhoudt dat een markt niet mag worden aangewezen als in aanmerking komend voor regelgeving ex ante.

(15)

Regelgevende controles met betrekking tot retaildiensten zouden alleen mogen worden opgelegd wanneer nationale regelgevende instanties van mening zijn dat met de desbetreffende maatregelen op wholesaleniveau of maatregelen betreffende carrierkeuze of carriervoorkeuze het doel, te weten een daadwerkelijke mededinging en het openbaar belang te waarborgen, niet kan worden verwezenlijkt. Door op wholesaleniveau onder meer te interveniëren met corrigerende maatregelen die op retailmarkten van invloed kunnen zijn, kunnen de lidstaten waarborgen dat er in een zo groot mogelijk deel van de waardeketen van normale mededingingsprocessen sprake is, hetgeen de beste resultaten oplevert voor eindgebruikers. In deze aanbeveling worden daarom hoofdzakelijk wholesalemarkten aangewezen waar passende regelgeving dient te worden opgelegd teneinde een duidelijk gebrek aan daadwerkelijke mededinging op retailmarkten aan te pakken. Indien een nationale regelgevende instantie aantoont dat interventies op wholesaleniveau geen resultaat hebben opgeleverd, dan kan de retailmarkt in kwestie aan regelgeving ex ante worden onderworpen, op voorwaarde evenwel dat aan de drie bovenbeschreven criteria is voldaan.

(16)

Het in deze aanbeveling geschetste proces om markten aan te wijzen, laat de markten onverlet die in specifieke gevallen uit hoofde van het mededingingsrecht kunnen worden bepaald. Voorts laat de werkingssfeer van de regelgeving ex ante het scala aan activiteiten onverlet dat uit hoofde van het mededingingsrecht mag worden geanalyseerd.

(17)

De in de bijlage opgesomde markten zijn aangewezen op basis van de bovenbeschreven drie cumulatieve criteria. De nationale regelgevende instanties dienen niet in deze aanbeveling opgenomen markten aan die drie criteria te toetsen. De nationale regelgevende instanties dienen de bevoegdheid te hebben de in de bijlage bij Aanbeveling 2003/311/EG opgenomen markten die niet in de bijlage bij deze aanbeveling zijn vermeld, aan de drie criteria te toetsen om na te gaan of deze markten op grond van de nationale omstandigheden nog steeds voor regelgeving ex ante in aanmerking komen. Een nationale regelgevende instantie kan ervoor opteren geen marktanalyseprocedure voor in deze aanbeveling opgesomde markten uit te voeren indien zij vaststelt dat voor de markt in kwestie niet aan de drie criteria is voldaan. De nationale regelgevende instanties mogen markten aanwijzen die verschillend zijn van die welke in deze aanbeveling zijn opgenomen, voor zover zij daarbij handelen in overeenstemming met artikel 7 van de Richtlijn 2002/21/EG. Wanneer een in overweging 38 van Richtlijn 2002/21/EG beschreven ontwerpmaatregel die op de handel tussen lidstaten van invloed is, niet wordt aangemeld, kan dit tot gevolg hebben dat een inbreukprocedure wordt ingeleid. Andere markten dan die welke in deze aanbeveling zijn opgenomen, dienen te worden bepaald op basis van de mededingingsbeginselen die zijn vastgelegd in de bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijk mededingingsrecht (4), moeten consistent zijn met de richtsnoeren van de Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht (5), en moeten voldoen aan de drie bovenvermelde criteria.

(18)

Het feit dat deze aanbeveling de producten- en dienstenmarkten aanwijst die voor regelgeving ex ante in aanmerking komen, houdt niet in dat regelgeving altijd nodig is of dat deze markten zullen worden onderworpen aan regelgevende verplichtingen zoals die in de specifieke richtlijnen zijn neergelegd. Meer in het bijzonder kan geen regelgeving worden opgelegd of moet de regelgeving worden ingetrokken wanneer er bij afwezigheid van regelgeving op deze markten daadwerkelijke mededinging heerst, dat wil zeggen wanneer geen enkele exploitant aanmerkelijke marktmacht heeft in de zin van artikel 14 van Richtlijn 2002/21/EG. Regelgevende verplichtingen moeten passend zijn en gebaseerd zijn op de aard van de problemen die zich voordoen. Zij moeten tevens evenredig en gerechtvaardigd zijn in het licht van de doelstellingen die in Richtlijn 2002/21/EG zijn neergelegd, in het bijzonder het maximaliseren van de voordelen voor gebruikers, het garanderen dat geen beperking of verstoring van de concurrentie plaatsvindt, het aanmoedigen van efficiënte investeringen in infrastructuur, het stimuleren van innovatie en het bevorderen van efficiënt gebruik en beheer van radiofrequenties en nummerruimte.

(19)

Ten behoeve van deze aanbeveling heeft een openbaar overleg en overleg met de nationale regelgevende instanties en de nationale mededingingsautoriteiten plaatsgevonden,

BEVEELT AAN:

1.

Bij het bepalen conform artikel 15, lid 3, van Richtlijn 2002/21/EG van de relevante markten die met de nationale omstandigheden overeenkomen, dienen de nationale regelgevende instanties de producten- en dienstenmarkten te analyseren die in de bijlage bij deze aanbeveling worden opgesomd.

2.

Bij het aanwijzen van andere markten dan die welke in de bijlage zijn opgenomen, dienen de nationale regelgevende instanties erop toe te zien dat cumulatief aan de volgende drie criteria is voldaan:

a)

de aanwezigheid van hoge toegangsbelemmeringen die niet van voorbijgaande aard zijn. Deze kunnen een structureel, wettelijk of regelgevend karakter hebben;

b)

de marktstructuur neigt niet naar een daadwerkelijke mededinging binnen de relevante tijdshorizon. De toepassing van dit criterium houdt in dat moet worden nagegaan wat de stand van zaken op concurrentiegebied is „achter” de toegangsbelemmeringen;

c)

het mededingingsrecht alleen volstaat niet om het marktfalen in kwestie voldoende te verhelpen.

3.

Deze aanbeveling laat de marktbepalingen, de resultaten van marktanalyses en de regelgevende verplichtingen onverlet die nationale regelgevende instanties in overeenstemming met artikel 15, lid 3, en artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG vóór de datum van aanneming van deze aanbeveling hebben goedgekeurd.

4.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 17 december 2007.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 717/2007 (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 32).

(2)  PB L 114 van 8.5.2003, blz. 45.

(3)  PB C 165 van 11.7.2002, blz. 6.

(4)  PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5.

(5)  PB C 165 van 11.7.2002, blz. 6.


BIJLAGE

Retailniveau

1.

Toegang tot het openbare telefoonnet op een vaste locatie voor particuliere en niet-particuliere gebruikers.

Wholesaleniveau

2.

Gespreksopbouw op het openbare telefoonnetwerk, verzorgd op een vaste locatie.

Voor de doeleinden van deze aanbeveling omvat gespreksopbouw ook de doorgifte van gesprekken, die zodanig wordt begrensd dat zij in een nationale context consistent is met de afgesproken grenzen voor de markten voor gespreksdoorgifte en voor gespreksafgifte op het openbare telefoonnetwerk, geleverd op een vaste locatie.

3.

Gespreksafgifte op afzonderlijke openbare telefoonnetwerken, verzorgd op een vaste locatie.

Voor de doeleinden van deze aanbeveling omvat gespreksafgifte ook de doorgifte van gesprekken, die zodanig wordt begrensd dat zij in een nationale context consistent is met de afgesproken grenzen voor de markten voor gespreksopbouw en voor gespreksdoorgifte op het openbare telefoonnetwerk, geleverd op een vaste locatie.

4.

(Fysieke) toegang tot netwerkinfrastructuur op wholesaleniveau (inclusief gedeelde of volledig ontbundelde toegang) op een vaste locatie.

5.

Wholesalebreedbandtoegang

Deze markt omvat niet-fysieke of virtuele netwerktoegang, met inbegrip van bitstreamtoegang op een vaste locatie. Het gaat om een downstreammarkt ten opzichte van de fysieke toegang die valt onder markt 4, in die zin dat wholesalebreedbandtoegang kan worden opgezet door gebruik te maken van dit uitgangspunt in combinatie met andere elementen.

6.

Afgevende segmenten van huurlijnen op wholesaleniveau, ongeacht van welke technologie gebruik wordt gemaakt om gehuurde of toepassingsspecifieke capaciteit te leveren.

7.

Gespreksafgifte op afzonderlijke mobiele netwerken.


Rectificaties

28.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/70


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 754/2007 van de Raad van 28 juni 2007 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1941/2006, (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden

( Publicatieblad van de Europese Unie L 172 van 30 juni 2007 )

Bladzijde 29, Bijlage I (wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1941/2006), punt 2 wijziging van Bijlage II, onder c:

in plaats van:

„c)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„1.3.

Bij visserij met drijvende beugen tijdens de in de punten 1.1 en 1.2 vermelde perioden en dagen, mag geen kabeljauw aan boord gehouden worden.”.”

te lezen:

„c)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„1.5.

Bij visserij met drijvende beugen tijdens de in de punten 1.1 en 1.2 vermelde perioden en dagen, mag geen kabeljauw aan boord gehouden worden.”.”