|
ISSN 1725-2598 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
|
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
|
||
|
|
|
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
Verordening (EG) nr. 1576/2007 Van de commissie van 21 december 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten ( 1 ) |
|
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
|
Raad |
|
|
|
|
2007/866/EG |
|
|
|
* |
||
|
|
|
2007/867/EG |
|
|
|
* |
||
|
|
|
2007/868/EG |
|
|
|
* |
||
|
|
|
Commissie |
|
|
|
|
2007/869/EG |
|
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 21 december 2007 tot wijziging van Beschikking 2005/692/EG betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen in verband met aviaire influenza in verscheidene derde landen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6693) ( 1 ) |
|
|
|
|
2007/870/EG |
|
|
|
* |
|
|
|
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag |
|
|
|
|
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG |
|
|
|
|
2007/871/GBVB |
|
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/1 |
VERORDENING (EG, EURATOM) Nr. 1558/2007 VAN DE RAAD
van 17 december 2007
houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2007 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten welke van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en met name op artikel 13,
Gelet op het Statuut van de ambtenaren en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (1), en met name op de artikelen 63, 64, 65 en 82 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede op artikel 20, eerste alinea, en artikel 64 en artikel 92 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat, teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren, de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen in het kader van het jaarlijkse onderzoek 2007 dienen te worden aangepast,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Met ingang van 1 juli 2007 wordt in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut „1 juli 2006” vervangen door „1 juli 2007”.
Artikel 2
Met ingang van 1 juli 2007 wordt in artikel 66 van het Statuut de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassing is voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door de volgende tabel:
|
1.7.2007 |
Salaristrap |
||||
|
Rang |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
|
16 |
15 761,93 |
16 424,26 |
17 114,43 |
|
|
|
15 |
13 930,91 |
14 516,30 |
15 126,30 |
15 547,14 |
15 761,93 |
|
14 |
12 312,60 |
12 829,99 |
13 369,12 |
13 741,07 |
13 930,91 |
|
13 |
10 882,28 |
11 339,57 |
11 816,07 |
12 144,81 |
12 312,60 |
|
12 |
9 618,12 |
10 022,29 |
10 443,43 |
10 733,99 |
10 882,28 |
|
11 |
8 500,81 |
8 858,03 |
9 230,25 |
9 487,05 |
9 618,12 |
|
10 |
7 513,30 |
7 829,02 |
8 158,00 |
8 384,97 |
8 500,81 |
|
9 |
6 640,50 |
6 919,54 |
7 210,31 |
7 410,91 |
7 513,30 |
|
8 |
5 869,09 |
6 115,72 |
6 372,71 |
6 550,01 |
6 640,50 |
|
7 |
5 187,30 |
5 405,28 |
5 632,41 |
5 789,12 |
5 869,09 |
|
6 |
4 584,71 |
4 777,36 |
4 978,11 |
5 116,61 |
5 187,30 |
|
5 |
4 052,11 |
4 222,39 |
4 399,82 |
4 522,23 |
4 584,71 |
|
4 |
3 581,39 |
3 731,89 |
3 888,71 |
3 996,90 |
4 052,11 |
|
3 |
3 165,35 |
3 298,37 |
3 436,97 |
3 532,59 |
3 581,39 |
|
2 |
2 797,64 |
2 915,20 |
3 037,71 |
3 122,22 |
3 165,35 |
|
1 |
2 472,65 |
2 576,55 |
2 684,82 |
2 759,52 |
2 797,64 |
Artikel 3
Met ingang van 1 juli 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 2 van de onderstaande tabel.
Met ingang van 1 januari 2008 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut van toepassing zijn op de overmakingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 3 van de onderstaande tabel.
Met ingang van 1 juli 2007 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 4 van de onderstaande tabel.
Met ingang van 1 mei 2008 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 5 van de onderstaande tabel.
|
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
|
Land/Plaats |
Bezoldiging 1.7.2007 |
Overmaking 1.1.2008 |
Pensioen 1.7.2007 |
Pensioen 1.5.2008 |
|
Bulgarije |
65,8 |
58,0 |
100,0 |
100,0 |
|
Tsjechië |
81,2 |
74,7 |
100,0 |
100,0 |
|
Denemarken |
139,4 |
135,3 |
136,1 |
135,3 |
|
Duitsland |
99,3 |
99,7 |
100,0 |
100,0 |
|
Bonn |
98,3 |
|
|
|
|
Karlsruhe |
96,9 |
|
|
|
|
München |
106,6 |
|
|
|
|
Estland |
79,6 |
77,7 |
100,0 |
100,0 |
|
Griekenland |
95,3 |
93,3 |
100,0 |
100,0 |
|
Spanje |
100,4 |
96,4 |
100,0 |
100,0 |
|
Frankrijk |
117,4 |
107,3 |
109,3 |
107,3 |
|
Ierland |
121,8 |
118,0 |
118,8 |
118,0 |
|
Italië |
110,6 |
107,1 |
107,8 |
107,1 |
|
Varese |
98,6 |
|
|
|
|
Cyprus |
89,9 |
92,0 |
100,0 |
100,0 |
|
Letland |
79,3 |
75,2 |
100,0 |
100,0 |
|
Litouwen |
71,3 |
67,8 |
100,0 |
100,0 |
|
Hongarije |
89,8 |
77,7 |
100,0 |
100,0 |
|
Malta |
84,8 |
87,0 |
100,0 |
100,0 |
|
Nederland |
111,5 |
103,0 |
104,7 |
103,0 |
|
Oostenrijk |
107,8 |
107,2 |
107,3 |
107,2 |
|
Polen |
80,7 |
73,0 |
100,0 |
100,0 |
|
Portugal |
92,2 |
90,6 |
100,0 |
100,0 |
|
Roemenië |
76,3 |
70,5 |
100,0 |
100,0 |
|
Slovenië |
88,3 |
84,1 |
100,0 |
100,0 |
|
Slowakije |
81,3 |
74,8 |
100,0 |
100,0 |
|
Finland |
117,8 |
114,6 |
115,2 |
114,6 |
|
Zweden |
117,0 |
113,7 |
114,4 |
113,7 |
|
Verenigd Koninkrijk |
143,1 |
119,8 |
124,5 |
119,8 |
|
Culham |
115,9 |
|
|
|
Artikel 4
Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de in artikel 42 bis, tweede en derde alinea, van het Statuut bedoelde toelage bij ouderschapsverlof 849,38 EUR, respectievelijk 1 132,49 EUR voor alleenstaande ouders.
Artikel 5
Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt het basisbedrag van de in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kostwinnerstoelage 158,86 EUR.
Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kindertoelage 347,13 EUR.
Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 235,53 EUR.
Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 84,80 EUR.
Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt het minimumbedrag van de in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde ontheemdingstoelage 470,83 EUR.
Artikel 6
Met ingang van 1 januari 2008 wordt de in artikel 8, lid 2, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometertoelage als volgt aangepast:
|
|
0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km |
|
|
0,3531 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km |
|
|
0,5884 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km |
|
|
0,3531 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km |
|
|
0,1177 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km |
|
|
0,0567 EUR per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km |
|
|
0 EUR per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan 10 000 km. |
Aan deze vergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:
|
— |
176,52 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt, |
|
— |
353,02 EUR als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 450 km bedraagt. |
Artikel 7
Met ingang van 1 juli 2007 bedraagt de in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde dagvergoeding:
|
— |
36,48 EUR voor de ambtenaar die recht heeft op de kostwinnerstoelage, |
|
— |
29,41 EUR voor de ambtenaar die geen recht heeft op de kostwinnerstoelage. |
Artikel 8
Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding, bedoeld in artikel 24, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:
|
— |
1 038,73 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage, |
|
— |
617,64 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage. |
Artikel 9
Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering, bedoeld in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op 1 245,73 EUR en het maximumbedrag op 2 491,48 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1 132,49 EUR.
Artikel 10
Met ingang van 1 juli 2007 wordt de in artikel 63 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:
|
1.7.2007 |
Salaristrap |
||||
|
Categorie |
Groep |
1 |
2 |
3 |
4 |
|
A |
I |
6 348,95 |
7 135,39 |
7 921,83 |
8 708,27 |
|
II |
4 607,96 |
5 056,98 |
5 506,00 |
5 955,02 |
|
|
III |
3 872,28 |
4 044,77 |
4 217,26 |
4 389,75 |
|
|
B |
IV |
3 719,83 |
4 084,00 |
4 448,17 |
4 812,34 |
|
V |
2 921,86 |
3 114,47 |
3 307,08 |
3 499,69 |
|
|
C |
VI |
2 778,90 |
2 942,50 |
3 106,10 |
3 269,70 |
|
VII |
2 487,22 |
2 571,85 |
2 656,48 |
2 741,11 |
|
|
D |
VIII |
2 248,06 |
2 380,46 |
2 512,86 |
2 645,26 |
|
IX |
2 164,97 |
2 195,13 |
2 225,29 |
2 255,45 |
|
Artikel 11
Met ingang van 1 juli 2007 wordt de in artikel 93 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:
|
Functie-groep |
1.7.2007 |
Salaristrap |
||||||
|
Rang |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
|
|
IV |
18 |
5 433,53 |
5 546,53 |
5 661,87 |
5 779,61 |
5 899,81 |
6 022,50 |
6 147,74 |
|
17 |
4 802,29 |
4 902,16 |
5 004,11 |
5 108,17 |
5 214,40 |
5 322,84 |
5 433,53 |
|
|
16 |
4 244,39 |
4 332,66 |
4 422,76 |
4 514,73 |
4 608,62 |
4 704,46 |
4 802,29 |
|
|
15 |
3 751,30 |
3 829,31 |
3 908,95 |
3 990,24 |
4 073,22 |
4 157,92 |
4 244,39 |
|
|
14 |
3 315,50 |
3 384,44 |
3 454,83 |
3 526,67 |
3 600,01 |
3 674,88 |
3 751,30 |
|
|
13 |
2 930,32 |
2 991,26 |
3 053,46 |
3 116,96 |
3 181,78 |
3 247,95 |
3 315,50 |
|
|
III |
12 |
3 751,25 |
3 829,25 |
3 908,88 |
3 990,16 |
4 073,14 |
4 157,84 |
4 244,30 |
|
11 |
3 315,47 |
3 384,41 |
3 454,79 |
3 526,63 |
3 599,97 |
3 674,83 |
3 751,25 |
|
|
10 |
2 930,32 |
2 991,25 |
3 053,45 |
3 116,95 |
3 181,77 |
3 247,93 |
3 315,47 |
|
|
9 |
2 589,91 |
2 643,76 |
2 698,74 |
2 754,86 |
2 812,14 |
2 870,62 |
2 930,32 |
|
|
8 |
2 289,04 |
2 336,64 |
2 385,23 |
2 434,83 |
2 485,46 |
2 537,15 |
2 589,91 |
|
|
II |
7 |
2 589,84 |
2 643,71 |
2 698,70 |
2 754,83 |
2 812,12 |
2 870,61 |
2 930,32 |
|
6 |
2 288,93 |
2 336,53 |
2 385,13 |
2 434,74 |
2 485,38 |
2 537,07 |
2 589,84 |
|
|
5 |
2 022,97 |
2 065,05 |
2 108,00 |
2 151,84 |
2 196,60 |
2 242,29 |
2 288,93 |
|
|
4 |
1 787,92 |
1 825,11 |
1 863,07 |
1 901,82 |
1 941,37 |
1 981,75 |
2 022,97 |
|
|
I |
3 |
2 202,57 |
2 248,29 |
2 294,95 |
2 342,58 |
2 391,20 |
2 440,82 |
2 491,48 |
|
2 |
1 947,17 |
1 987,58 |
2 028,83 |
2 070,94 |
2 113,92 |
2 157,79 |
2 202,57 |
|
|
1 |
1 721,38 |
1 757,11 |
1 793,57 |
1 830,80 |
1 868,79 |
1 907,58 |
1 947,17 |
|
Artikel 12
Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding, bedoeld in artikel 94 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op:
|
— |
781,31 EUR voor het personeelslid dat recht heeft op de kostwinnerstoelage, |
|
— |
463,22 EUR voor het personeelslid dat geen recht heeft op de kostwinnerstoelage |
Artikel 13
Met ingang van 1 juli 2007 wordt het minimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering, bedoeld in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, vastgesteld op 934,31 EUR en het maximumbedrag op 1 868,61 EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 849,38 EUR.
Artikel 14
Met ingang van 1 juli 2007 worden de toeslagen voor continu- of ploegendienst, bedoeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad (2) vastgesteld op 356,04 EUR, 537,38 EUR, 587,56 EUR en 801,03 EUR.
Artikel 15
Met ingang van 1 juli 2007 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad (3) genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 5,139465.
Artikel 16
Met ingang van 1 juli 2007 wordt de tabel in artikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut vervangen door de hiernavolgende tabel:
|
1.7.2007 |
Salaristrap |
|||||||
|
Rang |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
|
16 |
15 761,93 |
16 424,26 |
17 114,43 |
17 114,43 |
17 114,43 |
17 114,43 |
|
|
|
15 |
13 930,91 |
14 516,30 |
15 126,30 |
15 547,14 |
15 761,93 |
16 424,26 |
|
|
|
14 |
12 312,60 |
12 829,99 |
13 369,12 |
13 741,07 |
13 930,91 |
14 516,30 |
15 126,30 |
15 761,93 |
|
13 |
10 882,28 |
11 339,57 |
11 816,07 |
12 144,81 |
12 312,60 |
|
|
|
|
12 |
9 618,12 |
10 022,29 |
10 443,43 |
10 733,99 |
10 882,28 |
11 339,57 |
11 816,07 |
12 312,60 |
|
11 |
8 500,81 |
8 858,03 |
9 230,25 |
9 487,05 |
9 618,12 |
10 022,29 |
10 443,43 |
10 882,28 |
|
10 |
7 513,30 |
7 829,02 |
8 158,00 |
8 384,97 |
8 500,81 |
8 858,03 |
9 230,25 |
9 618,12 |
|
9 |
6 640,50 |
6 919,54 |
7 210,31 |
7 410,91 |
7 513,30 |
|
|
|
|
8 |
5 869,09 |
6 115,72 |
6 372,71 |
6 550,01 |
6 640,50 |
6 919,54 |
7 210,31 |
7 513,30 |
|
7 |
5 187,30 |
5 405,28 |
5 632,41 |
5 789,12 |
5 869,09 |
6 115,72 |
6 372,71 |
6 640,50 |
|
6 |
4 584,71 |
4 777,36 |
4 978,11 |
5 116,61 |
5 187,30 |
5 405,28 |
5 632,41 |
5 869,09 |
|
5 |
4 052,11 |
4 222,39 |
4 399,82 |
4 522,23 |
4 584,71 |
4 777,36 |
4 978,11 |
5 187,30 |
|
4 |
3 581,39 |
3 731,89 |
3 888,71 |
3 996,90 |
4 052,11 |
4 222,39 |
4 399,82 |
4 584,71 |
|
3 |
3 165,35 |
3 298,37 |
3 436,97 |
3 532,59 |
3 581,39 |
3 731,89 |
3 888,71 |
4 052,11 |
|
2 |
2 797,64 |
2 915,20 |
3 037,71 |
3 122,22 |
3 165,35 |
3 298,37 |
3 436,97 |
3 581,39 |
|
1 |
2 472,65 |
2 576,55 |
2 684,82 |
2 759,52 |
2 797,64 |
|
|
|
Artikel 17
Met ingang van 1 juli 2007 worden de bedragen van de in artikel 14, eerste alinea, van bijlage XIII bij het Statuut bedoelde kindertoelage als volgt vastgesteld:
|
1.7.2007-31.12.2007 |
319,27 |
|
1.1.2008-31.12.2008 |
333,19 |
Artikel 18
Met ingang van 1 juli 2007 worden de bedragen van de in artikel 15, eerste alinea, van bijlage XIII bij het Statuut bedoelde schooltoelage als volgt vastgesteld:
|
1.7.2007-31.8.2007 |
50,86 |
|
1.9.2007-31.8.2008 |
67,83 |
Artikel 19
Met ingang van 1 juli 2007 wordt, voor de toepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding genoemd in artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:
|
— |
122,83 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C4 en C5, |
|
— |
188,31 EUR per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 en C3. |
Artikel 20
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 337/2007 (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 1).
(2) Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1873/2006 (PB L 360 van 19.12.2006, blz. 61).
(3) Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1750/2002 (PB L 264 van 2.10.2002, blz. 15).
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/8 |
VERORDENING (EG) Nr. 1559/2007 VAN DE RAAD
van 17 december 2007
tot vaststelling van een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 520/2007
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Gemeenschap is sinds 14 november 1997 partij bij het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (2). |
|
(2) |
Tijdens haar jaarlijkse bijeenkomst in november 2006 heeft de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT) aanbeveling 2006[05] aangenomen met betrekking tot een herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee dat een looptijd heeft van vijftien jaar. |
|
(3) |
Voor het herstel van het bestand voorziet het ICCAT-herstelplan in een geleidelijke verlaging van het niveau van de totale toegestane vangst (TAC) in de periode 2007-2010, vangstbeperkingen in bepaalde gebieden en perioden, een nieuwe minimummaat voor blauwvintonijn, maatregelen betreffende recreatie- en sportvisserij alsook controlemaatregelen en in de tenuitvoerlegging van de ICCAT-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie om de doeltreffendheid van het herstelplan te garanderen. |
|
(4) |
Met het oog op de nakoming van de uit de ICCAT-aanbeveling voortvloeiende internationale verplichtingen is het ICCAT-herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee op voorlopige basis ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 643/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 41/2007 betreffende het herstelplan voor blauwvintonijn zoals aanbevolen door de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (3) in afwachting van de goedkeuring van een verordening inzake meerjarige maatregelen voor het herstel van het blauwvintonijnbestand in 2007. |
|
(5) |
Het ICCAT-herstelplan dient bijgevolg op duurzame basis ten uitvoer te worden gelegd via een verordening tot vaststelling van een herstelplan als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (4), die van toepassing zal zijn met ingang van 1 januari 2008. |
|
(6) |
Een aantal technische ICCAT-maatregelen voor blauwvintonijn is omgezet in Gemeenschapsrecht bij Verordening (EG) nr. 520/2007 van 7 mei 2007 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (5). |
|
(7) |
De maatregelen voor de uitvoering van het ICCAT-herstelplan die op grond van deze verordening zijn aangenomen en de maatregelen die voorlopig zijn aangenomen op grond van Verordening (EG) nr. 643/2007 worden, uitsluitend voor zover het de financiering ervan tot en met 31 december 2014 betreft, aangemerkt als herstelplan in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en worden van kracht op de datum van de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 643/2007. |
|
(8) |
Aangezien nieuwe technische ICCAT-maatregelen voor blauwvintonijn zijn goedgekeurd en de sinds de goedkeuring van bovengenoemde verordening bestaande maatregelen zijn aangepast, dient een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 520/2007 te worden geschrapt en vervangen door de onderhavige verordening, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en werkingssfeer
De onderhavige verordening voorziet in de algemene uitvoeringsbepalingen van een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn (thunnus thynnus) door de Gemeenschap zoals aanbevolen door de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT). Zij is van toepassing op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.
Doel van het herstelplan is een biomassa te bereiken die met een waarschijnlijkheid van meer dan 50 % overeenkomt met de maximale duurzame vangst.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
|
a) |
„CPC's”: verdragsluitende partijen bij het Internationaal Verdrag voor de instandhouding van Atlantische tonijnen en samenwerkende niet-verdragsluitende partijen, organisaties of visserijorganisaties; |
|
b) |
„vissersvaartui”: elk vaartuig dat wordt ingezet of is bedoeld om te worden ingezet voor de commerciële exploitatie van tonijnbestanden, inclusief vaartuigen voor visverwerking, transportvaartuigen, sleepboten en vaartuigen waarop vangsten worden overgeladen; |
|
c) |
„gezamenlijke visactie”: activiteiten van twee of meer vaartuigen die de vlag voeren van verschillende CPC's of van verschillende lidstaten, waarbij de vangst van een vaartuig volledig of gedeeltelijk aan een of meer andere vaartuigen wordt toegewezen; |
|
d) |
„overladingsactiviteiten”: iedere overlading van blauwvintonijn
|
|
e) |
„tonnara”: vast vistuig dat verankerd is aan de bodem en doorgaans een net heeft dat de vis naar vangkamers leidt; |
|
f) |
„kooien”: het feit dat levende blauwvintonijn niet aan boord wordt genomen; het betreft zowel mesten als kweken; |
|
g) |
„mesten”: het kooien van blauwvintonijn voor een korte periode (doorgaans 2-6 maanden), vooral bedoeld om het vetgehalte van de vis te verhogen; |
|
h) |
„kweken”: het kooien van blauwvintonijn voor een langere periode dan één jaar, met als doel de totale biomassa te verhogen; |
|
i) |
„overlading”: het overladen van alle of bepaalde hoeveelheden blauwvintonijn aan boord van een vissersvaartuig op een ander vissersvaartuig; |
|
j) |
„vaartuigen voor visverwerking”: een vaartuig aan boord waarvan visserijproducten een van de volgende behandelingen ondergaan alvorens te worden verpakt: fileren, in moten verdelen, invriezen en/of verwerken; |
|
k) |
„sportvisserij”: niet-commerciële visserij waarbij de betrokkenen zijn aangesloten bij een nationale sportorganisatie of in het bezit zijn van een nationale sportvergunning; |
|
l) |
„recreatievisserij”: niet-commerciële visserij waarbij de betrokkenen niet zijn aangesloten bij een nationale sportorganisatie of niet in het bezit zijn van een nationale sportvergunning; |
|
m) |
„taak II”: taak II zoals gedefinieerd door de ICCAT in haar „Handleiding voor de opstelling van statistieken en de bemonstering van tonijn en verwante soorten in de Atlantische Oceaan” (derde editie, ICCAT, 1990); |
|
n) |
„transportvaartuig”: een vaartuig dat wilde blauwvintonijnen aan boord neemt en deze vervoert naar mest- of kweekbedrijven. |
HOOFDSTUK II
VANGSTMOGELIJKHEDEN
Artikel 3
Totaal toegestane vangsten (TACs)
De door de ICCAT voor de verdragsluitende partijen vastgestelde TAC's voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee bedragen:
|
— |
voor 2008: 28 500 ton, |
|
— |
voor 2009: 27 500 ton, |
|
— |
voor 2010: 25 500 ton. |
Wanneer in het kader van de ICCAT evenwel nieuwe TAC's worden overeengekomen, past de Raad op voorstel van de Commissie en bij gekwalificeerde meerderheid de in het eerste lid vastgestelde TAC's dienovereenkomstig aan.
Artikel 4
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de visserijinspanning van zijn vaartuigen en tonnara's in verhouding staat tot de vangstmogelijkheden op blauwvintonijn waarover die lidstaat in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee beschikt.
2. Elke lidstaat stelt een jaarlijks visplan op voor de vaartuigen en tonnara's die op blauwvintonijn vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee. De lidstaten waarvan het quotum voor blauwvintonijn minder dan 5 % van het communautaire quotum bedraagt, mogen in hun visplan een specifieke methode hanteren om hun quota te beheren, in welk geval de bepalingen van punt 3 niet van toepassing zijn.
3. In het jaarlijkse visplan
|
a) |
worden onder andere vermeld de vaartuigen van meer dan 24 m die zijn opgenomen op de in artikel 12 bedoelde lijsten, en de individuele quota die hun zijn toegewezen, |
|
b) |
worden voor de vaartuigen van minder dan 24 m en tonnara's ten minste de aan producentenorganisaties of met gelijkaardig vistuig vissende groepen vaartuigen toegewezen quota vermeld. |
4. Het visplan wordt ieder jaar uiterlijk op 31 januari aan de Commissie toegezonden. Eventuele latere wijzigingen in het jaarlijkse visplan of in de specifieke methode voor het beheer van hun quota worden ten minste tien dagen voor de beoefening van de activiteit waarop die wijziging betrekking heeft aan de Commissie toegezonden.
5. De vlaggenlidstaat neemt de in dit lid bepaalde maatregelen wanneer een zijn vlag voerend vissersvaartuig:
|
a) |
zijn in artikel 17, lid 3, bedoelde aangifteverplichtingen niet is nagekomen; |
|
b) |
een overtreding heeft begaan als bedoeld in artikel 26. |
De vlaggenlidstaat ziet erop toe dat een fysieke inspectie onder zijn gezag in zijn havens plaatsvindt of door een andere, door de vlaggenlidstaat aangewezen persoon wanneer het vaartuig zich niet in een communautaire haven bevindt.
De vlaggenlidstaat mag het vaartuig verzoeken zich onmiddellijk naar een door hem aangewezen haven te begeven wanneer het individuele quotum wordt geacht te zijn opgebruikt.
6. De lidstaten brengen uiterlijk op 31 januari bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van hun visplan van het voorafgaande jaar. De verslagen omvatten:
|
a) |
het aantal vaartuigen dat daadwerkelijk visserijactiviteiten in verband met blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee uitoefent; |
|
b) |
de vangstcijfers voor elk vaartuig, en |
|
c) |
het totale aantal dagen dat elk vaartuig in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee heeft gevist. |
7. Particuliere handelsregelingen tussen onderdanen van een lidstaat en een CPC betreffende het gebruik van een vissersvaartuig dat de vlag voert van die lidstaat, voor de visserij in het kader van een tonijnquotum van een CPC, moeten worden goedgekeurd door de betrokken lidstaat, die de Commissie daarvan op de hoogte brengt, en door de ICCAT-commissie.
8. De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar uiterlijk 1 maart gegevens over eventuele particuliere handelsregelingen tussen hun onderdanen en een CPC.
9. De in lid 8 bedoelde gegevens omvatten:
|
a) |
de lijst van alle vissersvaartuigen die de vlag van de lidstaat voeren en die in het kader van een particulier handelsregeling actief op blauwvintonijn mogen vissen; |
|
b) |
het interne nummer van het vaartuig overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (6); |
|
c) |
de looptijd van de particuliere handelsregeling; |
|
d) |
de toestemming van de lidstaat voor de particuliere regeling; |
|
e) |
de naam van de betrokken CPC. |
10. De Commissie deelt de in lid 9 bedoelde gegevens onverwijld mee aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT.
11. De Commissie zorgt ervoor dat het percentage van het quotum van een CPC voor blauwvintonijn dat mag worden gebruikt voor het charteren van communautaire vissersvaartuigen overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 1936/2001van de Raad van 27 september 2001 tot vaststelling van technische maatregelen voor de instandhouding van bepaalde over grote afstanden trekkende visbestanden (7) niet meer bedraagt dan 60 %, 40 % en 20 % van het totale quotum voor respectievelijk 2007, 2008 en 2009.
12. Het charteren van communautaire vissersvaartuigen voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee is voor 2010 en de volgende jaren verboden.
13. Elke lidstaat ziet erop toe dat het aantal van zijn gecharterde vaartuigen die op blauwvintonijn vissen en de charterperiode in verhouding staan tot het quotum dat aan de charterende staat is toegekend.
HOOFDSTUK III
TECHNISCHE MAATREGELEN
Artikel 5
Gesloten seizoenen
1. In de periode van 1 juni tot en met 31 december geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij door grote pelagische beugvisserijvaartuigen van meer dan 24 m in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, met uitzondering van het gebied ten westen van 10° WL en ten noorden van 42° NB.
2. In de periode van 1 juli tot en met 31 december geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij met de ringzegen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.
3. Voor de periode van 15 november tot en met 15 mei geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij voor vaartuigen die met de hengel (met aas) vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.
4. Voor de periode van 15 november tot en met 15 mei geldt een verbod op de blauwvintonijnvisserij door pelagische trawlers in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan.
Artikel 6
Gebruik van vliegtuigen
In het Verdragsgebied is het gebruik van vliegtuigen of helikopters voor het zoeken naar blauwvintonijn verboden.
Artikel 7
Minimummaat
1. De minimummaat voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee wordt vastgesteld op 30 kg of 115 cm.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 en onverminderd artikel 9 geldt voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) een minimummaat van 8 kg of 75 cm wanneer de vis:
|
a) |
wordt gevangen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan door vaartuigen die met de hengel vissen, sleepvaartuigen of pelagische trawlers; |
|
b) |
wordt gevangen in de Adriatische Zee voor kweekdoeleinden. |
3. Voor de toepassing van lid 2, onder a), bepaalt de Raad, op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid, het maximumaantal hengelvisserijvaartuigen en sleepvaartuigen die op blauwvintonijn mogen vissen en het maximumaantal pelagische trawlers dat blauwvintonijn mag vangen als bijvangst. Het aantal vaartuigen dat met de hengel vist en sleepvaartuigen wordt vastgesteld op het aantal communautaire vaartuigen dat in 2006 de gerichte visserij op blauwvintonijn heeft beoefend. Het aantal pelagische trawlers wordt vastgesteld op het aantal communautaire vaartuigen dat in 2006 blauwvintonijn mag vangen als bijvangst.
4. Voor de toepassing van lid 2, onder a), verdeelt de Raad, op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid, het aantal overeenkomstig lid 3 vastgestelde vaartuigen over de lidstaten.
5. Voor de toepassing van lid 2, onder a), wordt niet meer dan 10 % van het communautaire quotum voor blauwvintonijn tussen 8 kg of 75 cm en 30 kg of 115 cm aan de in de punten 3 en 4 bedoelde gemachtigde vaartuigen toegewezen, waarbij een maximum geldt van 200 ton blauwvintonijn met een gewicht van niet minder dan 6,4 kg of een lengte van niet minder dan 70 cm, gevangen door vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 17 m die met de hengel vissen. De Raad neemt, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid, een besluit over de verdeling van de communautaire quota over de lidstaten.
6. Maximaal 2 % van het communautaire quotum voor blauwvintonijn tussen 8 en 30 kg mag aan de ambachtelijke kustvisserij voor verse vis in het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan worden toegewezen. De Raad neemt, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid, een besluit over de verdeling van de communautaire quota over de lidstaten.
7. De aanvullende specifieke voorwaarden voor de vangst van blauwvintonijn door vaartuigen die met de hengel vissen, sleepvaartuigen of pelagische trawlers in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan, zijn vastgesteld in bijlage I.
Artikel 8
Bemonsteringsplan voor blauwvintonijn
1. Elke lidstaat stelt een bemonsteringsplan op voor de raming van de aantallen gevangen blauwvintonijnen per grootteklasse.
2. De sortering op grootte in kooien vindt plaats aan de hand van een monster van 100 exemplaren per 100 ton levende vis of een monster van 10 % van het totale aantal gekooide exemplaren. De bemonstering, op basis van de lengte of het gewicht, vindt plaats tijdens het oogsten op het viskweekbedrijf, en op de dode vis tijdens het vervoer volgens de door de ICCAT vastgestelde methode voor de melding van de gegevens in het kader van taak II.
3. Voor vis met een kweekperiode van meer dan één jaar worden aanvullende bemonsteringsmethoden ontwikkeld.
4. De bemonstering vindt plaats tijdens een willekeurig gekozen oogst en bestrijkt alle kooien. De gegevens voor de jaarlijks verrichte bemonstering worden uiterlijk op 31 mei van het volgende jaar aan de Commissie gemeld.
Artikel 9
Bijvangsten
1. Onverminderd artikel 7, lid 2, is voor alle vissersvaartuigen die al dan niet actief op blauwvintonijn vissen, een bijvangst van maximaal 8 % blauwvintonijn met een gewicht van 10 tot 30 kg toegestaan.
2. Het in lid 1 bedoelde percentage wordt berekend op basis van de totale bijvangst in aantal vissen per aanvoer van de totale blauwvintonijnvangsten van deze vaartuigen, of op basis van het gewichtsequivalent uitgedrukt in percenten.
3. De bijvangst moet in mindering worden gebracht op het quotum van de vlaggenlidstaat. Dode vis uit de bijvangst als bedoeld in lid 1 mag niet overboord worden gezet wanneer de visserij op blauwvintonijn geopend is, en wordt afgeboekt op het quotum van de vlaggenlidstaat.
4. Voor de aanvoer van bijvangsten van blauwvintonijn geldt het bepaalde in artikel 14 en artikel 18, lid 1.
Artikel 10
Recreatievisserij
1. In het kader van de recreatievisserij is het verboden meer dan één stuk blauwvintonijn per zeereis te vangen, aan boord te houden, over te laden en aan te voeren.
2. In het kader van de recreatievisserij gevangen blauwvintonijn mag niet op de markt worden gebracht, behalve voor liefdadigheidsdoeleinden.
3. Elke lidstaat registreert de vangstgegevens van de recreatievisserij en meldt deze aan de Commissie. De Commissie geeft deze gegevens door aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT.
4. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om, voor zover mogelijk, te garanderen dat blauwvintonijn (vooral jonge) die in het kader van de recreatievisserij levend wordt gevangen, weer overboord wordt gezet.
Artikel 11
Sportvisserij
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen voor de regeling van de sportvisserij, met name via visvergunningen.
2. In het kader van de sportvisserij gevangen blauwvintonijn mag niet op de markt worden gebracht, behalve voor liefdadigheidsdoeleinden.
3. Elke lidstaat registreert de vangstgegevens van de sportvisserij en meldt deze aan de Commissie. De Commissie geeft deze gegevens door aan het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT.
4. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om, voor zover mogelijk, te garanderen dat blauwvintonijn (vooral jonge) die in het kader van de sportvisserij levend wordt gevangen, weer overboord wordt gezet.
HOOFDSTUK IV
CONTROLEMAATREGELEN
Artikel 12
Register van vaartuigen die actief op blauwvintonijn mogen vissen
1. Uiterlijk op 31 januari 2008 verstrekken de lidstaten de Commissie langs elektronische weg een lijst van alle hun vlag voerende vissersvaartuigen die actief op blauwvintonijn mogen vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee uit hoofde van een speciale visvergunning.
2. De Commissie zendt deze informatie aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT zodat deze vaartuigen kunnen worden opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen die op blauwvintonijn mogen vissen.
3. De in dit artikel bedoelde communautaire vissersvaartuigen die niet zijn opgenomen in het ICCAT-register mogen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee niet vissen op blauwvintonijn, noch deze aan boord hebben, overladen, vervoeren of aanvoeren.
4. De in artikel 8 bis, leden 2, 4, 6, 7 en 8, van Verordening (EG) nr. 1936/2001 vastgestelde voorschriften betreffende visvergunningen zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13
Register van tonnara's die op blauwvintonijn mogen vissen
1. Uiterlijk op 31 januari 2008 verstrekken de lidstaten de Commissie via elektronische weg een lijst van tonnara's waarmee op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee mag worden gevist uit hoofde van een speciale visvergunning. De lijst bevat de naam van de tonnara's en het registratienummer.
2. De Commissie zendt de lijst toe aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT zodat de tonnara's kunnen worden opgenomen in het ICCAT-register van tonnara's waarmee op blauwvintonijn mag worden gevist.
3. Communautaire tonnara's die niet zijn opgenomen in het ICCAT-register, mogen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee niet vissen op blauwvintonijn, noch deze aan boord hebben, overladen of aanvoeren.
4. Het bepaalde in artikel 8 bis, leden 2, 4, 6, 7 en 8, van Verordening (EG) nr. 1936/2001 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14
Aangewezen havens
1. De lidstaten wijzen een aanvoerplaats of een plaats dicht bij de kust aan (aangewezen havens) waar de aanvoer of overlading van blauwvintonijn is toegestaan.
2. De lidstaten verstrekken de Commissie vóór 1 april van elk jaar een lijst van aangewezen havens. De Commissie deelt deze gegevens vóór 15 april van elk jaar mee aan het uitvoerend secretariaat van de ICCAT. Latere wijzigingen in de lijst moeten worden gemeld aan de Commissie, die deze gegevens ten minste 15 dagen vóór de inwerkingtreding van de wijziging doorzendt naar het uitvoerend secretariaat van de ICCAT.
3. In het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gevangen blauwvintonijn mag door in artikel 12 bedoelde vaartuigen niet op andere plaatsen dan de door de CPC's en de lidstaten overeenkomstig de leden 1 en 2 aangewezen havens worden aangevoerd en/of overgeladen.
4. Deze bepaling is van toepassing op aanvoer of overlading door vaartuigen die met de hengel vissen, sleepvaartuigen en pelagische trawlers die overeenkomstig de specifieke voorwaarden van bijlage I in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan op blauwvintonijn hebben gevist.
Artikel 15
Registratievoorschriften
1. De kapitein van een in artikel 12 bedoeld communautair vissersvaartuig moet voldoen aan de artikelen 6 en 8 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (8) en de in bijlage II vermelde gegevens, indien van toepassing, in het logboek noteren.
2. De kapitein van een in artikel 12 bedoeld communautair vaartuig dat betrokken is bij een gezamenlijke visactie, noteert ook de volgende gegevens in zijn logboek:
|
a) |
wanneer de vangst aan boord is genomen of is gekooid:
|
|
b) |
voor vaartuigen die bij een gezamenlijke visactie zijn betrokken, maar niet deelnemen aan de overdracht van vis:
|
3. Wanneer een visserijvaartuig dat bij een gezamenlijke visactie is betrokken, aangifte doet van de hoeveelheid blauwvintonijn die door zijn vistuig is gevangen, geeft de kapitein per vangst het vaartuig en de vlaggenstaat aan waarvoor de vangsten in mindering moeten worden gebracht op het quotum.
Artikel 16
Gezamenlijke visacties
1. Gezamenlijke visacties voor blauwvintonijn waarbij vaartuigen betrokken zijn die de vlag van een of meer lidstaten voeren, zijn slechts toegestaan indien de betrokken vlaggenlidstaten hiermee instemmen.
2. Wanneer om instemming wordt verzocht, neemt elke lidstaat de nodige maatregelen, opdat de vaartuigen die deelnemen aan de gezamenlijke visserijactie, gedetailleerde gegevens betreffende de duur van de gezamenlijke actie, de identiteit van de betrokken marktdeelnemers en de sleutel voor de verdeling van de betrokken vangst tussen de vaartuigen verstrekken.
3. Elke lidstaat deelt de in lid 2 bedoelde gegevens mee aan de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het secretariaat van de ICCAT.
Artikel 17
Vangstaangiften
1. De kapiteins van de in artikel 12 bedoelde vissersvaartuigen zenden een vangstaangifte met daarin de door hun vaartuig gevangen hoeveelheid blauwvintonijn, inclusief nulvangsten, toe aan de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat.
2. De eerste vangstaangifte wordt hetzij uiterlijk tien dagen na het binnenvaren van het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, hetzij na het begin van de visreis toegezonden. In het geval van gezamenlijke acties geeft de kapitein van het visserijvaartuig per vangst het vaartuig of de vaartuigen aan waarvoor de vangsten in mindering moeten worden gebracht op het quotum van de vlaggenstaat.
3. Met ingang van 1 juni van elk jaar zendt de kapitein van een vissersvaartuig de vangstaangifte met daarin de hoeveelheid blauwvintonijn, inclusief nulvangsten, om de vijf dagen toe.
4. De vangstaangifte wordt door de lidstaat onmiddellijk na ontvangst langs elektronische weg aan de Commissie doorgestuurd. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het secretariaat van de ICCAT.
5. De lidstaten stellen de Commissie vóór de vijftiende van elke maand in computerleesbare vorm in kennis van de in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gevangen hoeveelheden blauwvintonijn die in de voorgaande maand zijn aangevoerd, overgeladen, gevangen of gekooid door het vaartuig dat hun vlag voert. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het secretariaat van de ICCAT.
Artikel 18
Aanvoer
1. In afwijking van artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 stelt de kapitein van het in artikel 12 van de onderhavige verordening bedoelde communautaire vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteit van de lidstaat (en van de vlaggenlidstaat) of van de CPC waarvan zij de haven of aanvoervoorzieningen wensen te gebruiken, ten minste vier uur vóór de vermoedelijke aankomst in de haven in kennis van:
|
a) |
het verwachte tijdstip van aankomst, |
|
b) |
de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn, |
|
c) |
gegevens betreffende het geografische gebied waar de vangsten zijn gedaan. |
2. In het geval van aanvoer in een aangewezen haven van een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat zendt de betrokken autoriteit van die lidstaat binnen 48 uur na de aanvoer een aanvoeraangifte toe aan de autoriteiten van de vlaggenstaat van het vaartuig.
3. Deze bepaling is niet van toepassing op aanvoer door vaartuigen die met de hengel vissen, sleepvaartuigen of pelagische trawlers die op blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan hebben gevist.
Artikel 19
Overlading
1. In afwijking van artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 is overlading van blauwvintonijn op zee in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee verboden, behalve voor grote beugvaartuigen die de tonijnvisserij beoefenen overeenkomstig ICCAT-aanbeveling 2005[06] tot vaststelling van een programma voor overlading voor grote beugvaartuigen voor de tonijnvisserij, zoals gewijzigd.
2. De kapitein van een ontvangend vaartuig (visserijvaartuig of vaartuig voor visverwerking) of zijn vertegenwoordiger maakt de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan hij de haven wenst te gebruiken ten minste 48 uur vóór zijn vermoedelijke aankomst in de haven melding van:
|
a) |
het verwachte tijdstip van aankomst, |
|
b) |
de geraamde hoeveelheid aan boord gehouden blauwvintonijn, |
|
c) |
gegevens betreffende de geografische gebieden waar de vangsten van over te laden blauwvintonijn zijn gedaan, |
|
d) |
de naam van het visserijvaartuig dat de blauwvintonijn overbrengt en het nummer ervan in het ICCAT-register van vaartuigen die op blauwvintonijn mogen vissen, |
|
e) |
de naam van het ontvangende vaartuig en het nummer ervan in het ICCAT-register van vaartuigen die op blauwvintonijn mogen vissen, |
|
f) |
de hoeveelheid over te laden blauwvintonijn. |
3. Visserijvaartuigen mogen slechts overladen na voorafgaande goedkeuring van hun vlaggenstaat.
4. Vóór het begin van de overlading stelt de kapitein van het visserijvaartuig de vlaggenlidstaat in kennis van:
|
a) |
de hoeveelheden over te laden blauwvintonijn, |
|
b) |
de datum en de haven van overlading, |
|
c) |
de naam, het registratienummer en de vlag van het ontvangende vaartuig en het nummer ervan in het ICCAT-register van vaartuigen die op blauwvintonijn mogen vissen, |
|
d) |
het geografische gebied waar de tonijn is gevangen. |
5. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat in de haven waarvan de overlading plaatsvindt:
|
a) |
inspecteren het ontvangende vaartuig bij aankomst en controleren de lading en de documentatie betreffende de overlading; |
|
b) |
zenden binnen 48 uur na de overlading een register van de overladingen toe aan de autoriteiten van de vlaggenlidstaat van het visserijvaartuig. |
6. De kapitein van een communautair vaartuig als bedoeld in artikel 12 vult de ICCAT-aangifte van overlading in en zendt deze toe aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarvan het vaartuig de vlag voert. De aangifte wordt binnen vijftien dagen na de datum van overlading in de haven toegezonden volgens het model in bijlage III.
Artikel 20
Kooien
1. De lidstaat onder wiens jurisdictie het mest- of kweekbedrijf van blauwvintonijn valt, dient binnen een week na het kooien een door een waarnemer gevalideerde kooiaangifte in bij de lidstaat of de CPC onder de vlag waarvan vaartuigen op blauwvintonijn hebben gevist, en bij de Commissie. De Commissie zendt die informatie onverwijld door aan het secretariaat van de ICCAT. Deze aangifte bevat de op grond van artikel 4 ter van Verordening (EG) nr. 1936/2001 in de kooiverklaring te vermelden gegevens.
2. Wanneer het mestbedrijf of kweekbedrijf op volle zee gelegen is, zijn de bepalingen van lid 1 van overeenkomstige toepassing op de lidstaat waar de voor het mest- of kweekbedrijf verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen gevestigd zijn.
3. Vóór elke overlading in kooien wordt de vlaggenlidstaat of de vlaggen-CPC van het visserijvaartuig door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het mest- of kweekbedrijf in kennis gesteld van de hoeveelheden door zijn vlag voerende vissersvaartuigen tonijn die worden gekooid.
De vlaggenlidstaat van het visserijvaartuig verzoekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het mest- of kweekbedrijf de vangsten in beslag te nemen en de vis weer vrij te laten wanneer hij na ontvangst van die gegevens van oordeel is dat:
|
a) |
het vissersvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet over een toereikend individueel quotum voor de gekooide blauwvintonijn beschikte, of |
|
b) |
de hoeveelheid vis niet naar behoren is gemeld en niet is afgeboekt op de eventuele quota, of |
|
c) |
het vissersvaartuig dat volgens de aangifte de vis heeft gevangen, niet op blauwvintonijn mag vissen. |
4. De kapitein van een communautair vissersvaartuig vult de ICCAT-verklaring van overlading in en zendt deze uiterlijk vijftien dagen na de datum van overlading naar sleepvaartuigen of naar de kooi aan de vlaggenlidstaat of de vlaggen-CPC toe, volgens het model in bijlage III. De overgeladen vis gaat tijdens het vervoer naar de kooi vergezeld van de verklaring van overlading.
Artikel 21
Activiteiten van de tonnara's
1. Na elke visserijactiviteit met tonnara's worden de vangsten van de tonnara's geregistreerd en wordt de vangstaangifte langs elektronische weg of op een andere wijze binnen 48 uur na elke visserijactiviteit toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de tonnara zich bevindt.
2. De vangstaangifte wordt door de lidstaat onmiddellijk na ontvangst langs elektronische weg aan de Commissie doorgestuurd. De Commissie zendt de informatie onverwijld door aan het secretariaat van de ICCAT.
Artikel 22
Controle in de haven of op het bedrijf
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle vaartuigen die zijn opgenomen in het ICCAT-register van vaartuigen die op blauwvintonijn mogen vissen en die een aangewezen haven binnenvaren om in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gevangen blauwvintonijn aan te voeren en/of over te laden, in de haven worden gecontroleerd.
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het kooien in de onder hun jurisdictie vallende mest- of kweekbedrijven te controleren.
3. Wanneer een mestbedrijf of kweekbedrijf op volle zee gelegen is, is het bepaalde in lid 2 van overeenkomstige toepassing voor de lidstaat waar de voor het mest- of kweekbedrijf verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen gevestigd zijn.
Artikel 23
Kruiscontrole
1. De lidstaten controleren, mede aan de hand van VMS-gegevens, de logboeken en de gegevens die zijn opgenomen in de logboeken van hun vaartuigen, in het document betreffende de overlading en in de vangstdocumenten.
2. Telkens wanneer blauwvintonijn wordt aangevoerd en overgeladen of gekooid, verrichten de lidstaten administratieve kruiscontroles tussen de per soort in het logboek van het vaartuig geregistreerde hoeveelheden of de in de aangifte van overlading geregistreerde hoeveelheden en de hoeveelheden die zijn geregistreerd in de aanvoeraangifte of de kooiverklaring, en elk ander relevant document zoals facturen en/of verkoopdocumenten.
Artikel 24
ICCAT-regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie
1. De door de ICCAT tijdens haar vierde gewone vergadering (Madrid, november 1975) vastgestelde regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie zoals vervat in bijlage IV bij de onderhavige verordening, is van toepassing in de Gemeenschap.
2. De lidstaten waarvan de vissersvaartuigen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee op blauwvintonijn mogen vissen, wijzen inspecteurs aan en verrichten inspecties op zee in het kader van de regeling.
3. De Commissie of een door haar aangewezen instantie kan voor de regeling inspecteurs van de Gemeenschap aanwijzen.
4. De Commissie of een door haar aangewezen instantie zorgt voor de coördinatie van de toezicht- en inspectiewerkzaamheden voor de Gemeenschap. Zij kan daartoe, in overleg met de betrokken lidstaten, gezamenlijke inspectieprogramma's opstellen waarmee de Gemeenschap haar verplichtingen in het kader van de regeling kan nakomen. De lidstaten waarvan de vaartuigen op blauwvintonijn vissen, nemen de nodige maatregelen om de uitvoering van die programma's te vergemakkelijken, met name met betrekking tot de vereiste personele en materiële middelen, alsmede de perioden en zones waarin die moeten worden ingezet.
5. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 1 april van elk jaar de namen mee van de inspecteurs en van de inspectievaartuigen die zij in het volgende jaar voor de regeling willen inzetten. Op basis van deze gegevens stelt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, voor elk jaar een voorlopige planning op voor de deelname van de Gemeenschap aan de regeling, die zij aan het ICCAT-secretariaat en aan de lidstaten toezendt.
Artikel 25
Waarnemingsprogramma
1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat op vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m waarnemers aanwezig zijn voor ten minste:
|
a) |
20 % van zijn actieve ringzegenvaartuigen. In het geval van gezamenlijke visacties is de aanwezigheid van een waarnemer tijdens de visserijactiviteit verplicht; |
|
b) |
20 % van zijn actieve pelagische trawlers, |
|
c) |
20 % van zijn actieve beugvisserijvaartuigen, |
|
d) |
20 % van zijn actieve vaartuigen die met de hengel vissen, |
|
e) |
100 % van de tonnara's gedurende de oogst. |
De taken van de waarnemer bestaan er met name in:
|
a) |
na te gaan of een vaartuig aan alle bepalingen van de onderhavige verordening voldoet, |
|
b) |
de visserijactiviteit te registreren en te melden, |
|
c) |
vangsten te observeren en te ramen en de in het logboek vermelde gegevens te verifiëren, |
|
d) |
vaartuigen die vissen op een wijze die indruist tegen de ICCAT-instandhoudingsmaatregelen, te observeren en te registreren. |
Daarnaast verricht de waarnemer wetenschappelijk werk, waaronder het verzamelen van gegevens in het kader van de door de ICCAT omschreven taak II, wanneer dat door de ICCAT wordt voorgeschreven, op basis van de instructies van het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT.
2. Elke lidstaat onder wiens jurisdictie het mest- of kweekbedrijf van blauwvintonijn valt, zorgt ervoor dat steeds een waarnemer aanwezig is bij het kooien van blauwvintonijn en het oogsten van vis uit het bedrijf.
De taken van de waarnemer bestaan er met name in:
|
a) |
te observeren en na te gaan of het mesten in overeenstemming met artikel 4 bis, 4 ter en 4 quater van Verordening (EG) nr. 1936/2001 gebeurt, |
|
b) |
de in artikel 20 van deze verordening bedoelde kooiaangifte te valideren, |
|
c) |
wetenschappelijk werk te verrichten, onder meer het nemen van monsters, zoals door de ICCAT wordt voorgeschreven, op basis van de instructies van het ICCAT-Permanent Comité voor onderzoek en statistiek. |
Artikel 26
Handhaving
1. De lidstaten nemen handhavingsmaatregelen met betrekking tot een hun vlag voerend vissersvaartuig wanneer op grond van hun wetgeving is geconstateerd dat het vaartuig niet voldoet aan het bepaalde in de artikelen 4, 5, 7, 14, 15, 16, 17 en 19. Deze maatregelen kunnen met name, afhankelijk van de ernst van de overtreding en overeenkomstig hun nationale wetgeving, het volgende omvatten:
|
a) |
geldboeten, |
|
b) |
inbeslagneming van illegaal vistuig en illegale vangsten, |
|
c) |
conservatoir beslag op het vaartuig, |
|
d) |
schorsing of intrekking van de visvergunning, |
|
e) |
in voorkomend geval, vermindering of intrekking van de visquota. |
2. De lidstaat onder wiens jurisdictie het blauwvintonijnbedrijf valt, neemt handhavingsmaatregelen ten aanzien van dat bedrijf wanneer op grond van de nationale wetgeving is geconstateerd dat het bedrijf niet voldoet aan het bepaalde in artikel 20 en artikel 25, lid 2, van de onderhavige verordening en de artikelen 4 bis, 4 ter en 4 quater van Verordening (EG) nr. 1936/2001. Deze maatregelen kunnen met name, afhankelijk van de ernst van de overtreding en overeenkomstig de nationale wetgeving, het volgende omvatten:
|
a) |
geldboeten, |
|
b) |
schorsing of schrapping uit het register van mestbedrijven, |
|
c) |
verbod om de betrokken hoeveelheden blauwvintonijn te kooien of op de markt te brengen. |
Artikel 27
Marktmaatregelen
1. Communautaire handel in en aanvoer, invoer, uitvoer, kooien voor mest- of kweekdoeleinden, wederuitvoer en overlading van blauwvintonijn (thunnus thynnus) uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee zonder accurate, volledige en gevalideerde documentatie zoals vereist op grond van deze verordening, zijn verboden.
2. Communautaire handel in en invoer, aanvoer, kooien voor mest- of kweekdoeleinden, verwerking, uitvoer, wederuitvoer en overlading van blauwvintonijn (thunnus thynnus) uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee die is gevangen door vissersvaartuigen waarvan de vlaggenstaat hetzij niet over een quotum, een vangstbeperking of een verdeling van de visserijinspanning voor blauwvintonijn uit het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee beschikt in het kader van de voorwaarden van de beheers- en instandhoudingsmaatregelen van de ICCAT, hetzij zijn vangstmogelijkheden heeft opgebruikt, zijn verboden. Op basis van de informatie die het ICCAT-secretariaat heeft ontvangen, deelt de Commissie alle lidstaten mee dat een quotum van een CPC is opgebruikt.
3. Communautaire handel in en invoer, aanvoer, verwerking en uitvoer van blauwvintonijn van mest- of kweekbedrijven die niet voldoen aan ICCAT-aanbeveling 2006[07] inzake de kweek van blauwvintonijn, zijn verboden.
Artikel 28
Omrekeningsfactoren
De door het Permanent Comité voor onderzoek en statistiek van de ICCAT vastgestelde omrekeningsfactoren gelden voor de berekening van het equivalente afgeronde gewicht van de verwerkte blauwvintonijn.
Artikel 29
Financiering
Voor de toepassing van artikel 21, onder a), punt i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (9) wordt het meerjarige herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee tot en met 31 december 2014 aangemerkt als herstelplan in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 30
Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 520/2007
Verordening (EG) nr. 520/2007 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
De artikelen 6 en 11 worden geschrapt. |
|
2) |
In bijlage IV worden de gegevens betreffende blauwvintonijn geschrapt. |
Artikel 31
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Artikel 29 is evenwel van toepassing met ingang van 13 juni 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) Advies van 15 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 162 van 18.6.1986, blz. 33.
(3) PB L 151 van 13.6.2007, blz. 1.
(4) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(5) PB L 123 van 12.5.2007, blz. 3.
(6) PB L 5 van 9.1.2004, blz. 25.Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1799/2006 (PB L 341 van 7.12.2006, blz. 26).
(7) PB L 263 van 3.10.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 869/2004 (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 8).
(8) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1098/2007 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).
(9) PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.
BIJLAGE I
Specifieke voorwaarden voor vaartuigen die met de hengel vissen, sleepvaartuigen en pelagische trawlers in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan
|
1. |
|
|
2. |
|
|
3. |
In afwijking van artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 stelt de kapitein van een in de punten 1 en 2 van dat artikel bedoeld communautair vaartuig of zijn vertegenwoordiger de bevoegde autoriteit van de lidstaat (en de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat) of van de CPC waarvan hij de havens of aanvoervoorzieningen wenst te gebruiken, ten minste vier uur vóór de vermoedelijke aankomst in de haven in kennis van:
|
|
4. |
De lidstaten leggen een regeling inzake de vangstaangiften ten uitvoer die een doeltreffende controle op het gebruik van het quotum van elk vaartuig garandeert. |
|
5. |
Blauwvintonijnvangsten mogen, ongeacht de toegepaste verkoopmethode, slechts voor verkoop in het klein aan de eindverbruiker worden aangeboden mits door middel van een adequate affichering of etikettering de volgende gegevens worden verstrekt:
|
|
6. |
De lidstaten waarvan de vaartuigen die met de hengel vissen op blauwvintonijn mogen vissen in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan, stellen de volgende eisen inzake het staartmerk vast:
|
BIJLAGE II
Specificatie voor logboeken
Minimumspecificaties voor logboeken:
|
1. |
De bladzijden van het logboek moeten genummerd zijn. |
|
2. |
Het logboek moet elke dag worden ingevuld (om middernacht) en in elk geval vóór de aankomst in de haven. |
|
3. |
In geval van inspecties op zee moet het logboek worden aangevuld. |
|
4. |
Eén kopie van de bladzijden moet aan het logboek gehecht blijven. |
|
5. |
Logboeken aan boord moeten een heel jaar bestrijken. |
Minimumstandaardinformatie voor logboeken:
|
1. |
naam en adres van de kapitein, |
|
2. |
data en havens van vertrek, data en havens van aankomst, |
|
3. |
naam van het vaartuig, registratienummer, ICCAT-nummer en IMO-nummer (indien beschikbaar). In het geval van gezamenlijke visserijactiviteiten: naam van de vaartuigen, registratienummer, ICCAT-nummer en IMO-nummer (indien beschikbaar) van alle bij de activiteit betrokken vaartuigen. |
|
4. |
Vistuig:
|
|
5. |
Activiteiten op zee met (ten minste) één lijn per dag van de visreis:
|
|
6. |
Identificatie van soorten:
|
|
7. |
Handtekening van de kapitein |
|
8. |
Handtekening van de waarnemer (in voorkomend geval) |
|
9. |
Manier van wegen: schatten, wegen aan boord. |
|
10. |
In het logboek wordt het gewicht in equivalent levend gewicht genoteerd en worden de in de evaluatie gebruikte omrekeningsfactoren vermeld. |
Minimuminformatie in het geval van aanvoer en overlading:
|
1. |
Data en haven van aanvoer/overlading |
|
2. |
Producten
|
|
3. |
Handtekening van de kapitein of de gemachtigde |
BIJLAGE III
ICCAT-aangifte van overlading
Geef in het geval van overdracht van levende vis het aantal eenheden en het levend gewicht aan
Verplichtingen bij overlading:
|
1. |
Het origineel van de aangifte van overlading wordt aan het ontvangende vaartuig (sleepvaartuig/vaartuig voor visverwerking/transportvaartuig) afgegeven. |
|
2. |
Het corresponderende visserijvaartuig bewaart een kopie van de aangifte van overlading. |
|
3. |
Voor verdere overladingsactiviteiten is de goedkeuring vereist van de CPC die het vaartuig heeft gemachtigd om visserijactiviteiten uit te oefenen. |
|
4. |
Het origineel van de aangifte van overlading wordt bewaard door het ontvangende vaartuig dat de vis aan boord heeft tot het viskweekbedrijf of de plaats van aanvoer. |
|
5. |
De overlading wordt geregistreerd in het logboek van elk bij de activiteit betrokken vaartuig. |
BIJLAGE IV
ICCAT-Regeling inzake gezamenlijke internationale inspectie
Tijdens haar vierde gewone vergadering (Madrid, november 1975) is de commissie het volgende overeengekomen:
Overeenkomstig lid 3 van artikel IX van het verdrag beveelt de ICCAT-commissie aan de volgende bepalingen vast te stellen inzake internationale controle buiten de wateren onder nationale jurisdictie met het oog op de toepassing van het verdrag en de maatregelen in het kader daarvan:
|
1. |
De controles moeten worden verricht door inspecteurs van de visserijcontrolediensten van de verdragsluitende regeringen. De naam van de daartoe door de respectieve regeringen aangewezen inspecteurs moet aan de ICCAT-commissie worden gemeld. |
|
2. |
Vaartuigen met inspecteurs aan boord voeren een speciale door de ICCAT-commissie goedgekeurde vlag of wimpel om aan te geven dat de inspecteurs internationale controletaken uitvoeren. De naam van de voorlopig voor inspectie gebruikte vaartuigen (speciale inspectievaartuigen of vissersvaartuigen) moet zo snel mogelijk aan de ICCAT-commissie worden gemeld. |
|
3. |
Elke inspecteur moet in het bezit zijn van een door de ICCAT-commissie goedgekeurd en door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat verstrekt identiteitsbewijs dat hem is afgegeven bij zijn aanstelling en waarin wordt verklaard dat hij bevoegd is om in het kader van de door de ICCAT-commissie goedgekeurde regelingen op te treden. |
|
4. |
Onverminderd het bepaalde in punt 9 moet een vaartuig dat tijdelijk wordt ingezet voor de visserij op tonijn of tonijnachtigen in het verdragsgebied buiten de onder nationale jurisdictie vallende wateren, halt houden wanneer het passende sein uit het internationale seinboek is gegeven door een vaartuig dat een inspecteur aan boord heeft, tenzij het daadwerkelijk visserijactiviteiten beoefent, in welk geval het moet halt houden zodra deze activiteiten beëindigd zijn. De kapitein (1) van het vaartuig staat de inspecteur, eventueel vergezeld van een getuige, toe aan boord van het vaartuig te komen. De kapitein stemt in met de controles van vangsten, vistuig en relevante documenten door de inspecteur, voor zover deze door laatstgenoemde noodzakelijk worden geacht om de naleving van de geldende aanbevelingen van de ICCAT-commissie ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig na te gaan, en de inspecteur mag om nadere uitleg verzoeken indien hij dit noodzakelijk acht. |
|
5. |
De inspecteur toont het in punt 3 hierboven bedoelde document wanneer hij aan boord gaat. De inspecties worden op zodanige wijze verricht dat een vissersvaartuig niet onnodig lang wordt opgehouden, de werkzaamheden van het vissersvaartuig zo min mogelijk worden verstoord en kwaliteitsverlies van de vis wordt vermeden. Bij dit onderzoek gaat de inspecteur alleen na of de geldende aanbevelingen van de ICCAT-commissie ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig worden nageleefd. Hierbij kan de inspecteur de kapitein eventueel om bijstand verzoeken. Hij stelt een inspectieverslag op in een door de ICCAT-commissie goedgekeurde vorm. Hij ondertekent het verslag in aanwezigheid van de kapitein van het vaartuig die gemachtigd is opmerkingen die hij nuttig acht toe te voegen of te laten toevoegen, en ondertekent deze opmerkingen. Een kopie van het verslag wordt aan de kapitein van het vaartuig en aan de regering van de inspecteur verstrekt, die op zijn beurt een kopie doet toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van het vaartuig en aan de ICCAT-commissie. Wanneer een inbreuk op de aanbevelingen wordt vastgesteld, stelt de inspecteur, voor zover dit mogelijk is, ook de bevoegde autoriteiten van de aan de ICCAT-commissie gemelde vlaggenstaat, alsook elk inspectievaartuig van de vlaggenstaat dat zich in de nabijheid bevindt, hiervan in kennis. |
|
6. |
Verzet tegen een inspecteur of niet-uitvoering van zijn instructies wordt door de vlaggenstaat van het vaartuig behandeld als verzet tegen eender welke inspecteur van die staat of als niet-naleving van zijn instructies. |
|
7. |
Inspecteurs voeren de in het kader van deze regelingen aan hen toevertrouwde taken uit overeenkomstig de voorschriften in deze aanbeveling, doch blijven onder het operationele toezicht van hun nationale autoriteiten staan en zijn hun verantwoording verschuldigd. |
|
8. |
De verdragsluitende regeringen hechten aan verslagen die door inspecteurs van andere verdragsluitende partijen in het kader van deze regelingen zijn opgemaakt overeenkomstig hun nationale wetgeving, dezelfde waarde en geven er hetzelfde gevolg aan als aan de door hun eigen inspecteurs opgemaakte verslagen. Deze bepaling verplicht de verdragsluitende regering niet aan een verslag dat is opgesteld door een inspecteur die niet door die verdragsluitende partij is aangewezen, grotere bewijskracht toe te kennen dan het in het eigen land van de inspecteur zou hebben. De verdragsluitende regeringen werken samen ten einde gerechtelijke of andere procedures die voortvloeien uit een in het kader van deze regelingen door een inspecteur ingediend rapport, te vergemakkelijken. |
|
9. |
De uitvoering van de regeling wordt evenwel geschorst tussen twee verdragsluitende regeringen indien één van hen de ICCAT-commissie hiervan in kennis heeft gesteld, in afwachting van de sluiting van een overeenkomst. |
|
10. |
|
|
11. |
De inspecteurs brengen een door de ICCAT-commissie goedgekeurd identificatiemerk aan op elk geïnspecteerd vistuig dat in strijd met de geldende aanbevelingen van de ICCAT-commissie ten aanzien van de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig lijkt te zijn gebruikt en meldt dit in zijn rapport. |
|
12. |
Inspecteurs mogen het vistuig zo fotograferen dat kenmerken die volgens hen niet in overeenstemming zijn met de geldende regelgeving, duidelijk in beeld worden gebracht; in dat geval worden de gefotografeerde elementen vermeld in de rapporten en worden kopieën van de foto's aan de kopie van het rapport aan de vlaggenstaat gehecht. |
|
13. |
De inspecteur is, onder voorbehoud van door de ICCAT-commissie opgelegde beperkingen, gemachtigd de kenmerken van de vangsten te onderzoeken teneinde vast te stellen of de aanbevelingen van de ICCAT-commissie zijn nageleefd. Hij meldt zijn bevindingen zo snel mogelijk aan de autoriteiten van de vlaggenstaat van het geïnspecteerde vaartuig. (Tweejaarlijks verslag 1974-75, deel II). |
ICCAT-wimpel:
(1) Onder kapitein wordt verstaan de persoon die verantwoordelijk is voor het vaartuig.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/25 |
VERORDENING (EG) Nr. 1560/2007 VAN DE RAAD
van 17 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 21/2004 wat betreft de datum van invoering van de elektronische identificatie van schapen en geiten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten (2) wordt bepaald dat elke lidstaat overeenkomstig die verordening een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten moet vaststellen. |
|
(2) |
Die verordening bepaalt ook dat de elektronische identificatie voor alle na 1 januari 2008 geboren dieren met ingang van 1 januari 2008 verplicht wordt. |
|
(3) |
Bovendien bepaalt die verordening dat de Commissie uiterlijk op 30 juni 2006 bij de Raad een verslag moet indienen over de toepassing van de elektronische identificatieregeling, vergezeld van passende voorstellen, waarover de Raad moet besluiten om de datum van invoering van het verplichte gebruik van die regeling te bevestigen of te wijzigen en, zo nodig, enige technische aspecten bij te werken die nuttig zijn voor de toepassing van de elektronische identificatie. |
|
(4) |
In haar verslag concludeert de Commissie dat 1 januari 2008 niet op goede gronden kan worden aangewezen als datum van invoering van de verplichte elektronische identificatie. Derhalve dient deze datum verplaatst te worden naar 31 december 2009 teneinde de lidstaten in staat te stellen de maatregelen te nemen die, rekening houdend met de huidige en mogelijke economische gevolgen van de regeling, voor een adequate uitvoering daarvan nodig zijn. |
|
(5) |
Een aantal lidstaten heeft de voor de invoering van de elektronische identificatie benodigde technologie reeds ontwikkeld en met de toepassing daarvan aanzienlijke ervaring opgedaan. Zij mogen niet worden verhinderd om deze technologie op nationaal vlak in te voeren, als zij dit nodig achten. Hun ervaring op dit gebied zal de Commissie en de andere lidstaten verdere nuttige informatie verschaffen over de technische implicaties van de elektronische identificatie en over het effect daarvan. |
|
(6) |
Gezien het economische belang van deze verordening moet een beroep worden gedaan op de redenen voor urgentie als bedoeld in punt I.3 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
|
(7) |
Aangezien deze verordening van toepassing moet zijn met ingang van 1 januari 2008, dient zij onmiddellijk in werking te treden. |
|
(8) |
Verordening (EG) nr. 21/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 21/2004 wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
In artikel 9, lid 3, wordt de eerste alinea vervangen door: „3. Met ingang van 31 december 2009 is de elektronische identificatie volgens de in lid 1 bedoelde richtsnoeren en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deel A van de bijlage voor alle dieren verplicht.”. |
|
2. |
Artikel 9, lid 4, wordt vervangen door: „4. De lidstaten kunnen het verplichte gebruik van de elektronische identificatie voor op hun grondgebied geboren dieren vóór 31 december 2009 invoeren.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
J. SILVA
(1) Advies uitgebracht op 13 december 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/27 |
VERORDENING (EG) Nr. 1561/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
|
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 22 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
|
(EUR/100 kg) |
||
|
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
|
0702 00 00 |
AL |
72,5 |
|
IL |
171,5 |
|
|
MA |
92,0 |
|
|
TN |
148,3 |
|
|
TR |
147,6 |
|
|
ZZ |
126,4 |
|
|
0707 00 05 |
JO |
189,0 |
|
MA |
57,0 |
|
|
TR |
82,0 |
|
|
ZZ |
109,3 |
|
|
0709 90 70 |
MA |
90,5 |
|
TR |
115,7 |
|
|
ZZ |
103,1 |
|
|
0709 90 80 |
EG |
290,4 |
|
ZZ |
290,4 |
|
|
0805 10 20 |
AR |
42,8 |
|
MA |
76,3 |
|
|
TR |
74,3 |
|
|
ZA |
34,0 |
|
|
ZW |
28,6 |
|
|
ZZ |
51,2 |
|
|
0805 20 10 |
MA |
67,2 |
|
ZZ |
67,2 |
|
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
HR |
30,2 |
|
IL |
66,8 |
|
|
TR |
74,2 |
|
|
ZZ |
57,1 |
|
|
0805 50 10 |
EG |
62,8 |
|
MA |
121,9 |
|
|
TR |
121,5 |
|
|
ZA |
65,9 |
|
|
ZZ |
93,0 |
|
|
0808 10 80 |
CA |
100,6 |
|
CN |
90,8 |
|
|
MK |
29,7 |
|
|
US |
80,7 |
|
|
ZZ |
75,5 |
|
|
0808 20 50 |
AR |
71,1 |
|
CN |
44,6 |
|
|
US |
112,5 |
|
|
ZZ |
76,1 |
|
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/29 |
VERORDENING (EG) Nr. 1562/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van de invoerrechten in de sector granen van toepassing vanaf 1 januari 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1249/96 van de Commissie van 28 juni 1996 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad ten aanzien van de invoerrechten in de sector granen (2), en met name op artikel 2, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002, ex 1005, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, en ex 1007, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk is aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het recht van het gemeenschappelijk douanetarief. |
|
(2) |
In artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 is bepaald dat voor de berekening van het in lid 2 van dat artikel bedoelde invoerrecht regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de betrokken producten worden vastgesteld. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 is de prijs die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, de dagelijkse representatieve cif-invoerprijs die wordt bepaald volgens de methode van artikel 4 van die verordening. |
|
(4) |
Er dienen invoerrechten te worden vastgesteld voor de periode vanaf 1 januari 2008, die van toepassing zullen zijn tot er nogmaals nieuwe invoerrechten worden vastgesteld en in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde invoerrechten in de sector granen die van toepassing zullen zijn vanaf 1 januari 2008, worden in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgesteld zoals zij zijn bepaald aan de hand van de in bijlage II bij de onderhavige verordening vermelde elementen.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6). Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 161 van 29.6.1996, blz. 125. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1816/2005 (PB L 292 van 8.11.2005, blz. 5).
BIJLAGE I
Vanaf 1 januari 2008 geldende invoerrechten voor de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 bedoelde producten
|
GN-code |
Omschrijving |
Invoerrecht (1) (EUR/t) |
|
1001 10 00 |
HARDE TARWE van hoge kwaliteit |
0,00 |
|
van gemiddelde kwaliteit |
0,00 |
|
|
van lage kwaliteit |
0,00 |
|
|
1001 90 91 |
ZACHTE TARWE, zaaigoed |
0,00 |
|
ex 1001 90 99 |
ZACHTE TARWE van hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed |
0,00 |
|
1002 00 00 |
ROGGE |
0,00 |
|
1005 10 90 |
MAÏS, zaaigoed, ander dan hybriden |
0,00 |
|
1005 90 00 |
MAÏS, andere dan zaaigoed (2) |
0,00 |
|
1007 00 90 |
GRAANSORGHO, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden |
0,00 |
(1) Voor producten die via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal in de Gemeenschap worden aangevoerd, komt de importeur op grond van artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/96 in aanmerking voor een verlaging van het invoerrecht met:
|
— |
3 EUR/t als de loshaven aan de Middellandse Zee ligt, |
|
— |
2 EUR/t als de loshaven in Denemarken, Estland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Finland, Zweden, het Verenigd Koninkrijk of aan de Atlantische kust van het Iberisch Schiereiland ligt. |
(2) De importeur komt in aanmerking voor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht met 24 EUR/t als aan de in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1249/96 vastgestelde voorwaarden is voldaan.
BIJLAGE II
Elementen voor de berekening van de in bijlage I vastgestelde rechten
14.12.2007-20.12.2007
|
1. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2. |
Gemiddelden over de in artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1249/96 bedoelde referentieperiode:
|
(1) Premie van 14 EUR/t inbegrepen (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(2) Korting van 10 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
(3) Korting van 30 EUR/t (artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/96).
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/32 |
VERORDENING (EG) Nr. 1563/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
houdende opening van communautaire tariefcontingenten voor de invoer van schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees voor 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (1), en met name op artikel 16, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Voor 2008 moeten communautaire tariefcontingenten voor schapen- en geitenvlees worden geopend. De in Verordening (EG) nr. 2529/2001 bedoelde rechten en hoeveelheden moeten worden vastgesteld in overeenstemming met de betrokken internationale overeenkomsten die in het jaar 2008 gelden. |
|
(2) |
In Verordening (EG) nr. 312/2003 van de Raad van 18 februari 2003 houdende tenuitvoerlegging door de Gemeenschap van de tariefbepalingen vastgelegd in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Chili, anderzijds (2) is bepaald dat vanaf 1 februari 2003 voor productcode 0204 een extra bilateraal tariefcontingent van 2 000 t moet worden geopend, dat elk jaar met 10 % van de oorspronkelijke hoeveelheid wordt verhoogd. Derhalve moet een extra hoeveelheid van 200 t worden toegevoegd aan het GATT/WTO-contingent voor Chili en moeten beide contingenten in 2008 verder op dezelfde wijze worden beheerd. |
|
(3) |
Bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten op grond van artikel 19 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (3), goedgekeurd bij Besluit 2007/138/EG van de Raad (4), is bepaald dat een aanvullend jaarlijks tariefcontingent van 500 t (geslacht gewicht) vers, gekoeld, bevroren of gerookt schapenvlees van oorsprong uit IJsland wordt geopend. De voor IJsland beschikbare hoeveelheid moet derhalve dienovereenkomstig worden aangepast. |
|
(4) |
Bepaalde contingenten zijn vastgesteld voor de periode van 1 juli van een bepaald jaar tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar. Aangezien de invoer in het kader van de onderhavige verordening moet worden beheerd op basis van een kalenderjaar, moet de contingenthoeveelheid voor het kalenderjaar 2008 worden vastgesteld door de helft van de hoeveelheid voor de periode 1 juli 2007-30 juni 2008 op te tellen bij de helft van de hoeveelheid voor de periode 1 juli 2008-30 juni 2009. |
|
(5) |
Met het oog op het behoorlijk functioneren van de communautaire tariefcontingenten moet worden bepaald wat onder „equivalent geslacht gewicht” dient te worden verstaan. Bovendien moet, aangezien in het kader van bepaalde tariefcontingenten invoer van hetzij levende dieren, hetzij vlees van die dieren mogelijk is, een omrekeningsfactor worden vastgesteld. |
|
(6) |
In afwijking van Verordening (EG) nr. 1439/95 van de Commissie van 26 juni 1995 tot vaststelling van bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3013/89 van de Raad inzake de invoer en de uitvoer van producten van de sector schapen- en geitenvlees (5), dienen de contingenten voor producten van de sector schapen- en geitenvlees te worden beheerd overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2529/2001. Dit dient te gebeuren overeenkomstig de artikelen 308 bis en 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6). |
|
(7) |
De onder deze verordening vallende tariefcontingenten dienen aanvankelijk als niet-kritiek in de zin van artikel 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te worden beschouwd indien zij worden beheerd volgens het systeem „wie het eerst komt, het eerst maalt”. Daarom dienen de douaneautoriteiten toestemming te krijgen om voor de aanvankelijk in het kader van die contingenten ingevoerde goederen overeenkomstig artikel 308 quater, lid 1, en artikel 248, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 af te zien van het eisen van een zekerheid. Wegens de bijzondere kenmerken van de overgang van het ene naar het andere beheerssysteem dient het bepaalde in artikel 308 quater, leden 2 en 3, van die verordening niet van toepassing te zijn. |
|
(8) |
Verduidelijkt dient te worden welk soort bewijs van de oorsprong van de producten de betrokken marktdeelnemer moet leveren om volgens het systeem „wie het eerst komt, het eerst maalt” gebruik te kunnen maken van de tariefcontingenten. |
|
(9) |
Wanneer schapenvleesproducten voor invoer bij de douaneautoriteiten worden aangeboden, is het voor die autoriteiten moeilijk om uit te maken of die producten afkomstig zijn van huisdieren dan wel van andere schapen, hetgeen bepalend is voor de toepassing van verschillende rechten. Daarom dient te worden vastgesteld dat in dat geval het bewijs van oorsprong een desbetreffende vermelding moet bevatten. |
|
(10) |
Overeenkomstig hoofdstuk II van Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (7) en overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (8), mogen uitsluitend producten worden ingevoerd die voldoen aan de procedures, regels en controles die in de Gemeenschap van toepassing zijn op de voedselketen. |
|
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor schapen en geiten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bij deze verordening worden communautaire tariefcontingenten voor de invoer van schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees geopend voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.
Artikel 2
De douanerechten die gelden bij de invoer van producten in het kader van de in artikel 1 bedoelde contingenten, de landen van oorsprong (per landengroep) en de volgnummers worden vastgesteld in de bijlage.
Artikel 3
1. Voor de invoer van producten in het kader van de in artikel 1 bedoelde contingenten worden de hoeveelheden, uitgedrukt in equivalent geslacht gewicht, vastgesteld in de bijlage.
2. Voor de berekening van de in „equivalent geslacht gewicht” uitgedrukte hoeveelheden als bedoeld in lid 1 wordt het nettogewicht van de producten van de sector schapen- en geitenvlees vermenigvuldigd met de volgende coëfficiënten:
|
a) |
voor levende dieren: 0,47; |
|
b) |
voor vlees zonder been van schapenlammeren en vlees zonder been van geitenlammeren: 1,67; |
|
c) |
voor vlees zonder been van andere schapen dan schapenlammeren en vlees zonder been van andere geiten dan geitenlammeren en mengsels daarvan: 1,81; |
|
d) |
voor producten met been: 1,00. |
Onder „geitenlammeren” wordt verstaan geiten tot de leeftijd van één jaar.
Artikel 4
In afwijking van titel II, punten A en B, van Verordening (EG) nr. 1439/95 worden de tariefcontingenten die in de bijlage bij de onderhavige verordening zijn vermeld, van 1 januari tot en met 31 december 2008 beheerd op basis van „wie het eerst komt, het eerst maalt” overeenkomstig artikel 308 bis, artikel 308 ter en artikel 308 quater, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93. Artikel 308 quater, leden 2 en 3, van die verordening zijn niet van toepassing. Er zijn geen invoercertificaten vereist.
Artikel 5
1. Met het oog op het gebruik van de in de bijlage vermelde tariefcontingenten wordt voor de betrokken goederen aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap een door de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land afgegeven geldig bewijs van oorsprong overgelegd samen met een douaneaangifte voor het vrije verkeer.
De oorsprong van de producten die vallen onder andere dan uit preferentiële tariefovereenkomsten voortvloeiende tariefcontingenten, wordt bepaald overeenkomstig de in de Gemeenschap geldende voorschriften.
2. Het in lid 1 bedoelde bewijs van oorsprong is:
|
a) |
voor een tariefcontingent dat deel uitmaakt van een preferentiële tariefovereenkomst, het in die overeenkomst vastgestelde bewijs van oorsprong; |
|
b) |
voor andere tariefcontingenten, het overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 opgestelde bewijs, en, naast de in dat artikel genoemde elementen, ook de volgende gegevens:
|
|
c) |
met betrekking tot een land met onder de punten a) en b) vallende contingenten die zijn samengevoegd, het onder a) bedoelde bewijs. |
Als het onder b) bedoelde bewijs van oorsprong als stavend document voor slechts één aangifte voor het vrije verkeer wordt overgelegd, mag het verscheidene volgnummers bevatten. In alle andere gevallen mag het slechts één volgnummer bevatten.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 46 van 20.2.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 305/2005 van de Commissie (PB L 52 van 25.2.2005, blz. 6).
(3) PB L 61 van 28.2.2007, blz. 29.
(4) PB L 61 van 28.2.2007, blz. 28.
(5) PB L 143 van 27.6.1995, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 272/2001 (PB L 41 van 10.2.2001, blz. 3).
(6) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).
(7) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(8) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).
BIJLAGE
Schapenvlees en geitenvlees (in ton equivalent geslacht gewicht)
Communautaire tariefcontingenten voor 2008
|
Nr. van de landengroep |
GN-code |
„Ad-valorem”-recht % |
Specifiek recht EUR/100 kg |
Volgnummer volgens „wie het eerst komt, het eerst maalt” |
Oorsprong |
Jaarlijks volume (in ton equivalent geslacht gewicht) |
|||
|
Levende dieren (coëfficiënt = 0,47) |
Lamsvlees zonder been (1) (coëfficiënt = 1,67) |
Schapenvlees (exclusief lamsvlees) zonder been (2) (Coëfficiënt = 1,81) |
Vlees met been en karkassen (coëfficiënt = 1,00) |
||||||
|
1 |
0204 |
Nul |
Nul |
— |
09.2101 |
09.2102 |
09.2011 |
Argentinië |
23 000 |
|
— |
09.2105 |
09.2106 |
09.2012 |
Australië |
18 786 |
||||
|
— |
09.2109 |
09.2110 |
09.2013 |
Nieuw-Zeeland |
227 854 |
||||
|
— |
09.2111 |
09.2112 |
09.2014 |
Uruguay |
5 800 |
||||
|
— |
09.2115 |
09.2116 |
09.1922 |
Chili |
6 000 |
||||
|
— |
09.2121 |
09.2122 |
09.0781 |
Noorwegen |
300 |
||||
|
— |
09.2125 |
09.2126 |
09.0693 |
Groenland |
100 |
||||
|
— |
09.2129 |
09.2130 |
09.0690 |
Faeröer |
20 |
||||
|
— |
09.2131 |
09.2132 |
09.0227 |
Turkije |
200 |
||||
|
— |
09.2171 |
09.2175 |
09.2015 |
Overige (3) |
200 |
||||
|
2 |
0204, 0210 99 21, 0210 99 29, 0210 99 60 |
Nul |
Nul |
— |
09.2119 |
09.2120 |
09.0790 |
IJsland |
1 850 |
|
3 |
0104 10 30 0104 10 80 0104 20 90 |
10 % |
Nul |
09.2181 |
— |
— |
09.2019 |
Erga omnes (4) |
92 |
(1) Inclusief vlees van geitenlammeren.
(2) Inclusief vlees van andere geiten dan geitenlammeren.
(3) Onder „Overige” wordt hier verstaan alle landen van oorsprong met uitzondering van de in deze tabel genoemde landen.
(4) Onder „Erga omnes” wordt hier verstaan alle landen van oorsprong inclusief de in deze tabel genoemde landen.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/36 |
VERORDENING (EG) Nr. 1564/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 979/2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor varkensvlees van oorsprong uit Canada
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1), met name op artikel 11, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 979/2007 van de Commissie (2) is bepaald dat de aanvragers, bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaalde deelperiode van het tariefcontingent, moeten aantonen dat zij tijdens elke in dat artikel bedoelde periode ten minste 50 ton van de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2759/75 genoemde producten hebben in- of uitgevoerd. |
|
(2) |
Het blijkt nodig dat wordt duidelijk gemaakt dat het bewijs van de eerdere ervaring van de marktdeelnemer samen met de eerste aanvraag voor de jaarlijkse contingentperiode moet worden overgelegd. De eerste aanvraag mag worden ingediend voor eender welke van de vier deelperioden van het contingentjaar en indien de marktdeelnemer aanvragen indient voor verscheidene deelperioden, moet het bewijs slechts eenmaal worden geleverd. |
|
(3) |
Verordening (EG) nr. 979/2007 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor varkensvlees, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 979/2007 wordt vervangen door:
„1. Voor de toepassing van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 tonen de aanvragers van een invoercertificaat, bij het indienen van hun eerste aanvraag voor een bepaalde jaarlijkse contingentperiode, aan dat zij tijdens elk van de twee in dat artikel bedoelde perioden ten minste 50 ton van de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 2759/75 genoemde producten hebben in- of uitgevoerd.”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).
(2) PB L 217 van 22.8.2007, blz. 12.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/37 |
VERORDENING (EG) Nr. 1565/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2535/2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1), en met name op artikel 26, lid 3, onder a), en artikel 29, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat gesloten overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten (2), die is goedgekeurd bij Besluit 2002/309/EG, Euratom van de Raad en de Commissie (3) bepaalt dat de bilaterale handel in kaas na een overgangsperiode van vijf jaar volledig zal worden geliberaliseerd met ingang van 1 juni 2007. |
|
(2) |
Daarom is bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (4), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 487/2007 (5), niet meer voorzien in invoercontingenten en invoerrechten voor kaas van oorsprong uit Zwitserland. In dit verband en gezien de bij artikel 26, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1255/1999, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 (6), ingevoerde flexibiliteit met betrekking tot de noodzaak van een invoercertificaat moet de overlegging van een invoercertificaat voor alle invoer van kaas uit Zwitserland worden afgeschaft. |
|
(3) |
In artikel 19 bis van Verordening (EG) nr. 2535/2001 is bepaald dat de invoer van zuivelproducten moet worden beheerd volgens het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt”, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 308 bis tot en met 308 quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (7). Dit beheerssysteem en de voorschriften ervan maken het gebruik van invoercertificaten overbodig en de overlegging ervan moet derhalve worden afgeschaft. |
|
(4) |
Bepaalde certificaten voor kazen van oorsprong uit Zwitserland en voor de invoer van zuivelproducten in het kader van de contingenten die worden beheerd volgens het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt” als bedoeld in hoofdstuk I bis van Verordening (EG) nr. 2535/2001, blijven na 1 januari 2008 geldig. Aan de verplichtingen die in verband met deze certificaten zijn aangegaan, moet worden voldaan omdat de zekerheid anders wordt verbeurd. Aangezien vanaf die datum dergelijke invoer zonder certificaat en zonder de daaraan verbonden financiële lasten is toegestaan, moet voor importeurs die beschikken over certificaten die op die datum nog niet volledig zijn gebruikt, de mogelijkheid worden geschapen dat de gestelde zekerheden op hun verzoek worden vrijgegeven. |
|
(5) |
De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland in het kader van artikel XXVIII van GATT 1994, met het oog op de wijziging van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter dat is opgenomen in EG-lijst CXL, gehecht aan GATT 1994 (8) — de overeenkomst is bij Besluit 2007/867/EG van de Raad van 20 december 2007 (9) goedgekeurd — bevat wijzigingen in het tariefcontingent voor boter in EG-lijst CXL, die in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguay-ronde zijn overeengekomen. Bijlage III, deel A, bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(6) |
De bijlagen IV en V bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 bevatten een zeer complex mechanisme en een omslachtige procedure voor de controle op het vetgehalte zowel in Nieuw-Zeeland als in de Gemeenschap. De onlangs goedgekeurde beschrijving van het contingent waarin de marge voor het vetgehalte wordt verruimd van 80-82 % tot 80-85 %, maakt een vereenvoudiging van de monitoringprocedures mogelijk, met name doordat de interpretatie van de monitoringresultaten van het vetgehalte op basis van de procedéspecifieke standaardafwijking vervalt. Voorts worden met zo'n vereenvoudiging de administratieve lasten en de kosten voor beide partijen aanzienlijk teruggedrongen en wordt de toegang tot het contingent voor zowel exporteurs als importeurs vergemakkelijkt. |
|
(7) |
Artikel 33, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 2535/2001 bepaalt dat de met de afgifte belaste instelling van Nieuw-Zeeland zich ertoe verbindt om het certificaat IMA 1 af te geven voordat het erdoor gedekte product het grondgebied verlaat van het land dat het afgeeft. Boter die onder het contingentjaar 2008 valt, mag in Nieuw-Zeeland vanaf november 2007 worden verzonden. Aangezien de nieuwe bepalingen van Verordening (EG) nr. 2535/2001, gewijzigd bij deze verordening, nog niet toepasbaar zijn op dergelijke verzendingen en het enige tijd duurt voordat de nieuwe bepalingen volledig ten uitvoer kunnen worden gelegd, dient artikel 33, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 2535/2001 niet te worden toegepast voor de periode 1 november 2007-31 januari 2008. |
|
(8) |
Tegelijk moet een aantal gegevens over de met afgifte belaste instelling in Nieuw-Zeeland in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 worden bijgewerkt. |
|
(9) |
Verordening (EG) nr. 2535/2001 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(10) |
Bij Beschikking 2001/651/EG van de Commissie (10) is de procedéspecifieke standaardafwijking van het vetgehalte van boter die uit Nieuw-Zeeland wordt ingevoerd, vastgesteld om de monitoring in het kader van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 te vergemakkelijken. In het kader van de nieuwe regeling, waarin het contingent wordt uitgebreid met ongezouten boter, kan de interpretatie van de monitoringresultaten en daarmee de gecompliceerde procedure van procedéspecifieke standaardafwijking vervallen. Daarom is Beschikking 2001/651/EG achterhaald en moet deze worden ingetrokken. |
|
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 Onverminderd titel II van Verordening (EG) nr. 1291/2000 en behoudens andersluidende bepalingen in de onderhavige verordening moet voor alle invoer van zuivelproducten een invoercertificaat worden overgelegd.”. |
|
2. |
Artikel 19 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
|
3. |
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
4. |
Na artikel 22 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: „HOOFDSTUK II bis INVOER BUITEN DE CONTINGENTEN ZONDER OVERLEGGING VAN EEN INVOERCERTIFICAAT Artikel 22 bis 1. Dit artikel is van toepassing op de preferentiële invoer van producten als bedoeld in artikel 3 van de tussen de Gemeenschap en Zwitserland gesloten overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten. 2. Alle producten van GN-code 0406 van oorsprong uit Zwitserland zijn vrijgesteld van invoerrechten en van de overlegging van een invoercertificaat. 3. De vrijstelling wordt slechts toegepast na overlegging van de aangifte voor het vrije verkeer, vergezeld van het bewijs van oorsprong dat is afgegeven in toepassing van protocol nr. 3 bij de op 22 juli 1972 te Brussel ondertekende overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat.”. |
|
5. |
Artikel 38 wordt geschrapt. |
|
6. |
In artikel 40, lid 1, worden de tweede, de derde en de vierde alinea geschrapt. |
|
7. |
Bijlage II, deel D, wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze verordening. |
|
8. |
Bijlage III, deel A, wordt vervangen door de tekst van bijlage II bij deze verordening. |
|
9. |
Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
|
10. |
Bijlage V wordt vervangen door de tekst van bijlage IV bij deze verordening. |
|
11. |
Bijlage VIII, punt 2, eerste alinea, wordt vervangen door: „De met de afgifte van certificaten IMA 1 belaste instelling kan een certificaat IMA 1 of een deel ervan annuleren voor een erdoor gedekte hoeveelheid die buiten de wil van de exporteur is vernietigd of ongeschikt voor verkoop is geworden. Indien een deel van de door een certificaat IMA 1 gedekte hoeveelheid is vernietigd of ongeschikt voor verkoop is geworden, kan voor de resterende hoeveelheid een vervangingscertificaat IMA 1 worden afgegeven. In het geval van de in bijlage III, deel A, bedoelde Nieuw-Zeelandse boter wordt daartoe de originele productidentificatielijst gebruikt. Het vervangingscertificaat is slechts tot en met dezelfde datum als het origineel geldig. In dit geval wordt in vak 17 van het vervangingscertificaat IMA 1 de vermelding „geldig tot en met 00.00.0000” aangebracht.”. |
|
12. |
Bijlage X wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening. |
|
13. |
In bijlage XII worden de gegevens over Nieuw-Zeeland vervangen door:
|
Artikel 2
De zekerheden die met betrekking tot invoercertificaten zijn gesteld, worden op verzoek van de betrokkenen vrijgegeven, op voorwaarde dat:
|
a) |
de certificaten zijn afgegeven voor invoer in het kader van de in hoofdstuk I bis bedoelde contingenten of voor de invoer van producten van GN-code 0406 van oorsprong uit Zwitserland; |
|
b) |
de geldigheidsduur van de certificaten niet is verstreken vóór 1 januari 2008; |
|
c) |
de certificaten op 1 januari 2008 nog niet volledig of helemaal niet zijn gebruikt. |
Artikel 3
In afwijking van artikel 34, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 geldt artikel 33, lid 1, onder d), van die verordening in de periode van 1 november 2007 tot en met 31 januari 2008 niet voor invoer die verband houdt met contingentjaar 2008.
Artikel 4
Beschikking 2001/651/EG wordt ingetrokken.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008. Artikel 3 is evenwel van toepassing met ingang van 1 november 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2). Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132.
(3) PB L 114 van 30.4.2002, blz. 1.
(4) PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1324/2007 (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 14).
(5) PB L 114 van 1.5.2007, blz. 8.
(6) PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3.
(7) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).
(8) Zie bladzijde 95 van dit Publicatieblad.
(9) Zie bladzijde 95 van dit Publicatieblad.
(10) PB L 229 van 25.8.2001, blz. 24. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/584/EG (PB L 255 van 31.7.2004, blz. 41).
BIJLAGE I
„BIJLAGE II, DEEL D
Verlaagde rechten in het kader van bijlage 2 bij de overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten met Zwitserland
|
GN-code |
Omschrijving |
Douanerecht (EUR/100 kg nettogewicht) Vanaf 1 juni 2007 |
|
0402 29 11 ex 0404 90 83 |
Melk voor zuigelingen (1), luchtdicht verpakt in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 500 g en met een vetgehalte van meer dan 10 gewichtspercenten |
43,80 |
(1) Onder „melk voor zuigelingen” wordt verstaan: producten die vrij zijn van ziekteverwekkende kiemen en die minder dan 10 000 levensvatbare aëroben en minder dan 2 colibacteriën per gram bevatten.”
BIJLAGE II
„BIJLAGE ΙII, DEEL A
Tariefcontingenten in het kader van de GATT/WTO-overeenkomsten, gespecificeerd naar land van oorsprong: Nieuw-Zeelandse boter
|
GN-code |
Omschrijving |
Land van oorsprong |
Contingent per jaar van 1 januari tot en met 31 december (in ton) |
Halfjaarlijks maximumcontingent (hoeveelheden in ton) |
Contingent Deel A Contingentnummer 09.4195 |
Contingent Deel B Contingentnummer 09.4182 |
Invoerrecht (in EUR per 100 kg nettogewicht) |
Voorschriften voor het invullen van certificaten IMA 1 |
|
ex 0405 10 11 ex 0405 10 19 |
Boter, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 85 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé |
Nieuw-Zeeland |
74 693 t |
Halfjaarlijks contingent vanaf januari 2008 37 346,5 t |
20 540,5 t |
16 806 t |
70,00 |
Zie bijlage IV” |
|
ex 0405 10 30 |
Boter, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 85 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé waarbij de room een fase van geconcentreerd melkvet en/of fractionering van dat melkvet kan doorlopen (de zogenaamde „Ammix”- en „Spreadable”-procedés) |
BIJLAGE III
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
De titel wordt vervangen door: „CONTROLE OP HET GEWICHT EN HET VETGEHALTE VAN OVEREENKOMSTIG HOOFDSTUK III, AFDELING 2, VAN VERORDENING (EG) Nr. 2535/2001 INGEVOERDE BOTER VAN OORSPRONG UIT NIEUW-ZEELAND”. |
|
2. |
Deel 1, onder e), wordt geschrapt. |
|
3. |
Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
|
4. |
Deel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE IV
„BIJLAGE V
BIJLAGE V
Bijlage X bij Verordening (EG) nr. 2535/2001 wordt als volgt gewijzigd:
|
a) |
vak 7 wordt vervangen door: 7. Merken, nummers, aantal en aard van de colli, nauwkeurige beschrijving van de gecombineerde nomenclatuur, 8-cijferige GN-code van het product voorafgegaan door „ex”, en vermelding van de aanbiedingsvorm.
|
|
b) |
vak 13 wordt vervangen door: 13. Vetgehalte in gewichtspercenten (%) |
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/46 |
VERORDENING (EG) Nr. 1566/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad van 21 december 2006 betreffende de elektronische registratie en melding van visserijactiviteiten en een systeem voor teledetectie (1), en met name op artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens artikel 22, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (2) zijn activiteiten binnen het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk visserijbeleid verboden tenzij de kapitein onverwijld informatie over de visserijactiviteiten, met inbegrip van aanlandingen en overladingen, vastlegt en meldt, en moeten kopieën van de vastgelegde informatie ter beschikking van de autoriteiten worden gesteld. |
|
(2) |
Volgens Verordening (EG) nr. 1966/2006 van de Raad gaat de verplichting de gegevens uit het logboek, uit de aangifte van aanlanding en uit de aangifte van overlading elektronisch te registreren en door te geven, voor kapiteins van communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m en voor kapiteins van vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m, in binnen, respectievelijk, 24 maanden en 42 maanden na de inwerkingtreding van de uitvoeringsvoorschriften. |
|
(3) |
Een dagelijkse melding van visserijactiviteiten maakt het mogelijk de efficiëntie en de doeltreffendheid van het toezicht, de controle en de bewaking zowel op zee als aan land aanzienlijk te vergroten. |
|
(4) |
In artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (3) is bepaald dat kapiteins van communautaire vissersvaartuigen een logboek van hun activiteiten moeten bijhouden. |
|
(5) |
Krachtens artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad moet de kapitein van een communautair vissersvaartuig met een totale lengte van 10 m of meer, of zijn gemachtigde, na elke visreis binnen 48 uur na de aanlanding een aangifte indienen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aanlanding plaatsvindt. |
|
(6) |
Krachtens artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad moeten de visafslagen of de door de lidstaten gemachtigde instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor het voor de eerste keer op de markt brengen van de in een lidstaat aangevoerde visserijproducten, bij de eerste verkoop een verkoopdocument zenden naar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de producten de eerste keer op de markt worden gebracht. |
|
(7) |
Verder is in artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad bepaald dat wanneer visserijproducten niet voor de eerste maal op de markt worden gebracht in de lidstaat waar zij zijn aangevoerd, de lidstaat die verantwoordelijk is voor de controle op de eerste verkoop, ervoor moet zorgen dat zo spoedig mogelijk een kopie van het verkoopdocument wordt overgelegd aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de controle op de aanlanding van deze producten. |
|
(8) |
Krachtens artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad moeten de lidstaten een geautomatiseerd gegevensbestand aanleggen en een validatieregeling instellen die met name voorziet in vergelijkende controles ter verificatie van de gegevens. |
|
(9) |
In de artikelen 19 ter en 19 sexies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad is bepaald dat kapiteins van communautaire vissersvaartuigen een visserijinspanningsrapport moeten opstellen en de gegevens moeten registreren in hun logboek. |
|
(10) |
Krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad (4) moet de kapitein van een communautair vissersvaartuig dat in het bezit is van een diepzeevisdocument, in het logboek of op een door de vlaggenlidstaat ter beschikking gesteld formulier informatie over de kenmerken van het vistuig en over de visserijactiviteiten registreren. |
|
(11) |
Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (5) voorziet in de uitvoering van gezamenlijke inzetplannen. |
|
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor de visserij en de aquacultuur, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op:
|
a) |
communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m, vanaf 1 januari 2010; |
|
b) |
communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m, vanaf 1 juli 2011; |
|
c) |
geregistreerde kopers, geregistreerde visafslagen of andere door de lidstaten gemachtigde instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste verkoop van visserijproducten en die met de eerste verkoop van visserijproducten een jaaromzet van meer dan 400 000 EUR realiseren, vanaf 1 januari 2009. |
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder a), is deze verordening met ingang van een vroegere datum dan 1 januari 2010 van toepassing op communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 24 m die de vlag van een bepaalde lidstaat voeren, indien dat door die lidstaat zo is bepaald.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, onder b), is deze verordening met ingang van een vroegere datum dan 1 juli 2011 van toepassing op communautaire vissersvaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 m die de vlag van een bepaalde lidstaat voeren, indien dat door die lidstaat zo is bepaald.
4. In afwijking van de in lid 1, onder a) en b), vastgestelde data kan een lidstaat overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1966/2006 besluiten deze verordening al voor die data toe te passen op vissersvaartuigen met een lengte over alles van niet meer dan 15 m die zijn vlag voeren.
5. De lidstaten kunnen bilaterale akkoorden sluiten over het gebruik van elektronische meldsystemen op vissersvaartuigen die hun vlag voeren binnen de wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen, op voorwaarde dat de vissersvaartuigen aan alle in deze verordening vastgestelde regels voldoen.
6. Deze verordening is van toepassing op communautaire vissersvaartuigen ongeacht de wateren of de havens waar zij visserijactiviteiten verrichten.
7. Deze verordening is niet van toepassing op communautaire vissersvaartuigen die uitsluitend voor de aquacultuur worden gebruikt.
Artikel 2
Lijst van exploitanten en vissersvaartuigen
1. Elke lidstaat stelt een lijst op van geregistreerde kopers en geregistreerde visafslagen of andere door die lidstaat gemachtigde instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste verkoop van visserijproducten en een jaaromzet in visserijproducten van meer dan 400 000 EUR realiseren. Het eerste referentiejaar is 2007 en de lijst wordt bijgewerkt op 1 januari van het lopende jaar (jaar n) op basis van de jaaromzet in visserijproducten van meer dan 400 000 EUR in jaar n–2. De lijst wordt bekendgemaakt op een officiële website van de lidstaat.
2. Elke lidstaat stelt een lijst op van de communautaire vissersvaartuigen die zijn vlag voeren en aan de bepalingen van deze verordening onderworpen zijn overeenkomstig artikel 1, leden 2 tot en met 5, en werkt deze geregeld bij. De lijst wordt bekendgemaakt op een officiële website van de lidstaat en wordt opgesteld in het formaat dat in overleg tussen de lidstaten en de Commissie wordt bepaald.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
|
a) |
„visserijactiviteiten”, alle activiteiten in verband met het zoeken naar vis, het uitzetten of ophalen van vistuig en het verwijderen van de vangst uit het vistuig; |
|
b) |
„gezamenlijk inzetplan”, een plan waarin de operationele regelingen voor het inzetten van de beschikbare controle- en inspectiemiddelen zijn vastgesteld. |
HOOFDSTUK II
ELEKTRONISCHE DOORGIFTE
Artikel 4
Doorgifte van informatie door kapiteins of hun vertegenwoordiger
1. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen geven de gegevens uit het logboek en uit de aangifte van overlading elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.
2. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen of hun vertegenwoordiger geven de gegevens uit de aangifte van aanlanding elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.
3. Wanneer een communautair vissersvaartuig zijn vangst in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat aanlandt, geven de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat de gegevens uit de aangifte van aanlanding na ontvangst onverwijld elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de vangst is aangeland.
4. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen melden, wanneer dat volgens de communautaire regels vereist is en op het tijdstip waarop dat vereist is, van tevoren elektronisch aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat wanneer zij een haven binnenvaren.
5. Wanneer een vissersvaartuig een haven in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat wil binnenvaren, geven de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat de in lid 4 bedoelde voorafgaande melding na ontvangst onverwijld elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat.
Artikel 5
Doorgifte van informatie door de voor de eerste verkoop of de overname verantwoordelijke instanties of personen
1. Geregistreerde kopers en geregistreerde visafslagen of andere door de lidstaten gemachtigde instanties of personen die verantwoordelijk zijn voor de eerste verkoop van visserijproducten, geven de informatie die in een verkoopdocument moet worden vastgelegd, elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de producten voor de eerste keer op de markt worden gebracht.
2. Wanneer de producten voor de eerste keer op de markt worden gebracht in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat, zorgen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de producten voor de eerste keer op de markt worden gebracht, ervoor dat een kopie van de gegevens uit het verkoopdocument na ontvangst van de desbetreffende informatie elektronisch bij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat wordt ingediend.
3. Wanneer de visserijproducten niet voor de eerste keer op de markt worden gebracht in de lidstaat waar zij zijn aangeland, zorgt de lidstaat waar zij voor de eerste keer op de markt worden gebracht, ervoor dat een kopie van de gegevens uit het verkoopdocument na ontvangst van de desbetreffende informatie onverwijld elektronisch wordt ingediend bij de volgende autoriteiten:
|
a) |
de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de visserijproducten zijn aangeland, en |
|
b) |
de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat van het vissersvaartuig waarmee de visserijproducten zijn aangeland. |
4. De houder van de aangifte van overname geeft de informatie die in die aangifte van overname moet worden vastgelegd, elektronisch door aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de overname fysiek plaatsvindt.
Artikel 6
Frequentie van de doorgifte
1. De kapitein geeft de informatie uit het elektronische logboek ten minste eenmaal daags en niet na 24.00 uur door aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat, ook al is er niets gevangen. Hij stuurt deze gegevens ook:
|
a) |
op verzoek van de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat, |
|
b) |
onmiddellijk na de laatste voltooide visserijactiviteit, |
|
c) |
vóór een haven wordt binnengevaren, |
|
d) |
wanneer een inspectie op zee plaatsvindt, |
|
e) |
in geval van de in de communautaire wetgeving of door de vlaggenlidstaat omschreven gebeurtenissen. |
2. De kapitein kan correcties die aan het elektronische logboek en de aangiften van overlading zijn aangebracht, doorgeven tot de laatste doorgifte aan het eind van de visreis en vóór de haven wordt binnengevaren. De correcties moeten duidelijk als zodanig herkenbaar zijn. Alle originele gegevens uit het elektronische logboek en de aan die gegevens aangebrachte correcties worden door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat opgeslagen.
3. De kapitein of zijn vertegenwoordiger geeft de gegevens uit de aangifte van aanlanding onmiddellijk na het opstellen van de aangifte van aanlanding elektronisch door.
4. De kapitein van het overladende vissersvaartuig en die van het ontvangende vissersvaartuig geven de gegevens over de overlading onmiddellijk na de overlading elektronisch door.
5. De kapitein bewaart gedurende elke visreis een kopie van de in lid 1 bedoelde informatie aan boord van het vissersvaartuig totdat de aangifte van aanlanding is ingediend.
Artikel 7
Formaat voor de doorgifte van gegevens van een vissersvaartuig aan de bevoegde autoriteiten van zijn vlaggenlidstaat
Elke lidstaat stelt het formaat vast waarin de gegevens van vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, aan zijn bevoegde autoriteiten moeten worden doorgegeven.
Artikel 8
Retourberichten
De lidstaten zorgen ervoor dat vissersvaartuigen die hun vlag voeren voor iedere doorgifte van gegevens uit het logboek, uit de aangifte van overlading en uit de aangifte van aanlanding een retourbericht krijgen. Het retourbericht bevat een ontvangstbevestiging.
HOOFDSTUK III
VRIJSTELLINGEN
Artikel 9
Vrijstellingen
1. Een lidstaat kan kapiteins van vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, vrijstellen van de in artikel 4, lid 1, bedoelde verplichtingen, wanneer zij visreizen van 24 uur of minder maken binnen de wateren die onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallen, op voorwaarde dat zij hun vangst niet buiten het grondgebied van de vlaggenlidstaat aanlanden.
2. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen zijn vrijgesteld van de verplichting het logboek, de aangifte van aanlanding en de aangifte van overlading op papier in te vullen.
3. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen, of hun vertegenwoordiger, die hun vangst in een andere lidstaat dan de vlaggenlidstaat aan land brengen, zijn vrijgesteld van de verplichting een aangifte van aanlanding op papier bij de kustlidstaat in te dienen.
4. De lidstaten kunnen bilaterale akkoorden sluiten over het gebruik van elektronische meldsystemen op vissersvaartuigen die hun vlag voeren binnen de wateren die onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallen. Vissersvaartuigen waarop een dergelijk akkoord van toepassing is, zijn vrijgesteld van het invullen van een logboek op papier binnen die wateren.
5. De kapiteins van communautaire vissersvaartuigen die in hun elektronische logboek de krachtens artikel 19 ter van Verordening (EEG) nr. 2847/93 vereiste informatie over hun visserijinspanning registreren, zijn vrijgesteld van de verplichting een inspanningsrapport per telex, VMS, fax, telefoon of radio door te geven.
HOOFDSTUK IV
WERKING VAN ELEKTRONISCHE REGISTRATIE- EN MELDSYSTEMEN
Artikel 10
Bepalingen in het geval van technisch falen of niet-functioneren van elektronische registratie- en meldsystemen
1. In het geval van een technisch falen of het niet-functioneren van het elektronische registratie- en meldsysteem deelt de kapitein of de reder van het vissersvaartuig, of hun vertegenwoordiger, de gegevens uit het logboek, uit de aangifte van aanlanding en uit de aangifte van overlading dagelijks, maar niet later dan 24.00 uur, op een door de vlaggenlidstaat vastgestelde wijze mee aan de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat, ook al is er niets gevangen:
|
a) |
op verzoek van de bevoegde autoriteit van de vlaggenlidstaat, |
|
b) |
onmiddellijk na de laatste voltooide visserijactiviteit, |
|
c) |
vóór een haven wordt binnengevaren, |
|
d) |
wanneer een inspectie op zee plaatsvindt, |
|
e) |
in geval van de in de communautaire wetgeving of door de vlaggenlidstaat omschreven gebeurtenissen. |
2. De bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat werken het elektronische logboek onmiddellijk na ontvangst van de in lid 1 bedoelde gegevens bij.
3. Na een technisch falen of een niet-functioneren van het elektronische registratie- en meldsysteem mag een communautair vissersvaartuig niet uitvaren voordat het systeem weer naar tevredenheid van de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat functioneert of voordat de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat het op andere wijze toestemming geven om te vertrekken. De vlaggenlidstaat meldt onmiddellijk aan de kustlidstaat dat hij een vissersvaartuig dat zijn vlag voert, toestemming heeft gegeven een in de kustlidstaat gelegen haven te verlaten.
Artikel 11
Geen ontvangst van gegevens
1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een vlaggenlidstaat de overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, doorgegeven gegevens niet hebben ontvangen, stellen zij de kapitein of de reder van het vissersvaartuig, of hun vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk daarvan in kennis. Wanneer deze situatie zich voor een bepaald vissersvaartuig binnen een jaar meer dan driemaal voordoet, zorgt de vlaggenlidstaat ervoor dat het elektronische meldsysteem wordt gecontroleerd. De betrokken lidstaat onderzoekt waarom geen gegevens zijn ontvangen.
2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een vlaggenlidstaat de overeenkomstig artikel 4, leden 1 en 2, doorgegeven gegevens niet hebben ontvangen en de laatste via het satellietvolgsysteem voor vaartuigen ontvangen positie binnen de wateren van een kustlidstaat lag, stellen zij de bevoegde autoriteiten van die kustlidstaat zo spoedig mogelijk daarvan in kennis.
3. De kapitein of de reder van het vissersvaartuig, of hun vertegenwoordiger, zendt alle gegevens waarvoor een in lid 1 bedoelde kennisgeving is ontvangen, onmiddellijk na ontvangst van die kennisgeving naar de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat.
Artikel 12
Geen toegang tot gegevens
1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een kustlidstaat in hun wateren een vissersvaartuig waarnemen dat de vlag van een andere lidstaat voert en zij geen toegang tot de gegevens overeenkomstig artikel 15 krijgen, verzoeken zij de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat voor toegang te zorgen.
2. Indien niet binnen vier uur na het verzoek voor de in lid 1 bedoelde toegang is gezorgd, stelt de kustlidstaat de vlaggenlidstaat daarvan in kennis. Na ontvangst van de kennisgeving zendt de vlaggenlidstaat de gegevens onverwijld op enigerlei elektronische wijze naar de kustlidstaat.
3. Indien de kustlidstaat de in lid 2 bedoelde gegevens niet ontvangt, zendt de kapitein of de reder, of hun vertegenwoordiger, de gegevens en een kopie van het in artikel 8 bedoelde retourbericht op verzoek en op enigerlei elektronische wijze naar de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat.
4. Indien de kapitein of de reder van het vissersvaartuig, of hun vertegenwoordiger, de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat niet kan voorzien van een kopie van het in artikel 8 bedoelde retourbericht, worden de visserijactiviteiten van het betrokken vissersvaartuig in de wateren van de kustlidstaat verboden totdat de kapitein of zijn vertegenwoordiger een kopie van het retourbericht of van de in artikel 6, lid 1, bedoelde informatie kan overleggen aan de reeds genoemde autoriteiten.
Artikel 13
Gegevens over de werking van het elektronische meldsysteem
1. De lidstaten houden een gegevensbestand bij over de werking van hun elektronische meldsysteem. Dit bestand omvat ten minste de volgende informatie:
|
a) |
de lijst van hun vlag voerende vissersvaartuigen waarvan het elektronische meldsysteem technisch heeft gefaald of niet heeft gefunctioneerd; |
|
b) |
het aantal doorgiften van gegevens uit het elektronische logboek dat per dag is ontvangen en het gemiddelde aantal ontvangen doorgiften per vissersvaartuig, ingedeeld naar vlaggenlidstaat; |
|
c) |
het aantal ontvangen doorgiften van gegevens uit aangiften van aanlanding, aangiften van overlading en aangiften van overname, alsmede van gegevens uit verkoopdocumenten, ingedeeld naar vlaggenlidstaat. |
2. Samenvattingen van de informatie over de werking van de elektronische meldsystemen van de lidstaten worden, wanneer zij daarom verzoekt, naar de Commissie gezonden, in een formaat en met tussenpozen die de lidstaten en de Commissie in onderling overleg vaststellen.
HOOFDSTUK V
UITWISSELING VAN EN TOEGANG TOT GEGEVENS
Artikel 14
Formaat voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten
1. Bij de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten wordt gebruikgemaakt van het in de bijlage omschreven formaat, dat gebaseerd is op extensible mark-up language (XML).
2. Correcties aan de in lid 1 bedoelde informatie moeten duidelijk als zodanig herkenbaar zijn.
3. Wanneer een lidstaat elektronische informatie uit een andere lidstaat ontvangt, zorgt hij ervoor dat een retourbericht naar de bevoegde autoriteiten van die lidstaat wordt gezonden. Het retourbericht bevat een ontvangstbevestiging.
4. In de bijlage bedoelde gegevens die de kapiteins volgens de communautaire regels in hun logboek moeten registreren, moeten ook tussen de lidstaten worden uitgewisseld.
Artikel 15
Toegang tot gegevens
1. Een vlaggenlidstaat zorgt ervoor dat een kustlidstaat in real time onlinetoegang heeft tot de gegevens uit het elektronische logboek en uit de aangifte van aanlanding van vissersvaartuigen die zijn vlag voeren, wanneer deze vaartuigen visserijactiviteiten verrichten in de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van de kustlidstaat vallen.
2. De in lid 1 bedoelde gegevens omvatten ten minste de gegevens over de periode vanaf het laatste vertrek uit de haven tot het voltooien van de aanlanding. Gegevens over visreizen die in de vorige 12 maanden hebben plaatsgevonden, worden op verzoek ter beschikking gesteld.
3. De kapitein van een communautair vissersvaartuig heeft zeven dagen per week dag en nacht een beveiligde toegang tot zijn eigen elektronische logboekinformatie die in het gegevensbestand van de vlaggenlidstaat is opgeslagen.
4. Een kustlidstaat moet in het kader van een gezamenlijk inzetplan een visserijpatrouillevaartuig van een andere lidstaat onlinetoegang tot zijn logboekgegevensbestand verlenen.
Artikel 16
Gegevensuitwisseling tussen de lidstaten
1. De in artikel 15, lid 1, bedoelde gegevens zijn via een beveiligde internetverbinding zeven dagen per week dag en nacht toegankelijk.
2. Om te zorgen voor een wederzijdse toegang tot de elektronische logboeken, wisselen de lidstaten de hiervoor benodigde technische informatie uit.
3. De lidstaten:
|
a) |
zorgen ervoor dat de krachtens deze verordening ontvangen gegevens veilig worden opgeslagen in geautomatiseerde gegevensbestanden en nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat deze gegevens vertrouwelijk worden behandeld; |
|
b) |
nemen alle nodige technische maatregelen om dergelijke gegevens te beschermen tegen onopzettelijk of niet-geautoriseerd wissen, toevallig verlies, beschadiging, verspreiding of onbevoegde raadpleging. |
Artikel 17
Enige instantie
1. In elke lidstaat is een enkele instantie verantwoordelijk voor de doorgifte, de ontvangst, het beheer en de verwerking van alle gegevens waarop deze verordening van toepassing is.
2. De lidstaten wisselen lijsten en contactgegevens uit van de in lid 1 bedoelde instanties en stellen de Commissie daarvan in kennis.
3. Wijzigingen van de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie worden onverwijld aan de Commissie en aan de andere lidstaten meegedeeld.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALING
Artikel 18
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 409 van 30.12.2006, blz. 1; gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 3.
(2) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(3) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11; gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6).
(4) PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2269/2004 (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 1).
(5) PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1.
BIJLAGE
FORMAAT VOOR DE ELEKTRONISCHE INFORMATIE-UITWISSELING
Gegevenselementen enveloppe
|
Gegevenselementen |
Veldcode |
Omschrijving en inhoud |
|
Begin/eind van record |
||
|
Begin record |
SR |
Markering voor het begin van de aangifte van gegevens uit het logboek, het verkoopdocument of het retourbericht |
|
Subelementen |
||
|
Adres |
AD |
Bestemming: de drieletterige ISO-landcode |
|
Verzender |
FR |
Land dat de gegevens doorgeeft (IS0-drielettercode) |
|
Berichttype |
TM |
Lettercode van het berichttype (LOG, SAL, RET of COR) |
|
Retourstatus |
RS |
Geeft de status van het ontvangen bericht/verslag aan: ACK „ontvangst bevestigd” of NAK „ontvangst niet bevestigd” |
|
Retourfoutcode |
RE |
Cijfercodes om fouten in ontvangen berichten/verslagen aan te geven (101 — boodschap onleesbaar, 102 — waarde of omvang gegevens buiten het bereik, 104 — verplichte gegevens ontbreken, 106 — onbevoegde gegevensbron, 150 — sequentiefout, 151 — datum/tijdstip in toekomst, 250 — poging tot wederaanmelding vaartuig, 251 — niet aangemeld vaartuig, 302 — overlading vóór „Vangst bij binnenvaren”, 303 — Vangst bij uitvaren vóór Vangst bij binnenvaren, 304 — geen positie ontvangen, 350 — positie zonder „Vangst bij binnenvaren”) |
|
Recordnummer |
RN |
Serienummer van de doorgifte van het bericht door het VCC (telling per jaar) |
|
Datum record |
RD |
Datum van doorgifte van het bericht/verslag (JJJJMMDD) |
|
Tijdstip record |
RT |
Tijdstip van doorgifte van het bericht/verslag (UUMM in UTC) |
Gegevenselementen logboek
|
Gegevenselementen |
Veldcode |
Omschrijving en inhoud |
|
Begin/eind logboekelement |
||
|
Begin aangifte logboek |
LOG |
Markering voor het begin van de logboekaangifte (bevat kenmerk RC, XR, IR, NA, VO, MA of TN en element DEP, CAT, ENT, EXI, CRO, TRZ, TRA, LAN of RTP) |
|
Belangrijkste elementen |
||
|
Aangifte vertrek |
DEP |
Markering voor het vertrek uit een haven bij het begin van een visreis (bevat kenmerken DA, TI en PO) |
|
Aangifte terugkeer naar haven |
RTP |
Markering voor de terugkeer naar de haven aan het eind van een visreis (bevat kenmerken DA, TI en PO) |
|
Vangstaangifte |
CAT |
Markering voor het begin van een vangstaangifte (bevat kenmerken DA, TI, FO en DU en subelementen POS, GEA of SPE) |
|
Aangifte van overlading |
TRA |
Markering voor het begin van een aangifte van overlading (bevat kenmerken DA, TI, TT, TF, TC en FC en subelementen SPE) |
|
Aangifte van aanlanding |
LAN |
Markering voor het begin van een aangifte van aanlanding (bevat kenmerken DA, TI en PO en subelementen POS en SPE) |
|
Aangifte van inspanning: binnenkomst in gebied |
ENT |
Markering voor het begin van een aangifte van binnenkomst in het inspanningsgebied (bevat kenmerken DA en TI en subelementen POS en SPE) |
|
Aangifte van inspanning: vertrek uit gebied |
EXI |
Markering voor het begin van een aangifte van vertrek uit het inspanningsgebied (bevat kenmerken DA en TI en subelementen POS en SPE) |
|
Aangifte van inspanning: oversteken van een gebied |
CRO |
Markering voor het begin van een aangifte van oversteken van het inspanningsgebied (bevat elementen ENT en EXI) |
|
Aangifte van inspanning: gebiedsoverschrijdend vissen |
TRZ |
Markering voor het begin van een aangifte van gebiedsoverschrijdend vissen in het inspanningsgebied (bevat elementen ENT en EXI) |
|
Subelementen |
||
|
Subaangifte vissoort |
SPE |
Markering met gegevens vissoort (bevat kenmerken SN, WT of WL of WS, en NF en subelementen PRO) |
|
Subaangifte verwerking |
PRO |
Markering met gegevens visverwerking (bevat kenmerken PR, CF en TY, of DIS (overboord gezet) |
|
Subaangifte positie |
POS |
Markering met gedetailleerde informatie over de positie van het vissersvaartuig (bevat kenmerk ZO en voor visserijinspanning: kenmerken LA en LO) |
|
Subaangifte vistuig |
GEA |
Markering met gedetailleerde informatie over het bij de visserijactiviteit gebruikte vistuig (bevat kenmerken GE, ME, GD en GL wanneer dit voor de inspanningsaangifte nodig is). Bevat NH, IT, FO en FD voor DSS |
|
Kenmerken |
||
|
Nummer visreis |
TN |
Nummer van de visreis in lopend jaar (001-999) |
|
Datum |
DA |
Datum van doorgifte (JJJJMMDD) |
|
Tijdstip |
TI |
Tijdstip van doorgifte (UUMM in UTC) |
|
Belangrijkste identificatieteken van het vaartuig |
RC |
Internationale radioroepnaam |
|
Identificatietekens op de romp van het vaartuig |
XR |
Op de romp aangebracht registratienummer van het vaartuig |
|
Identificatieteken van het vaartuig (CFR) |
IR |
Nummer in communautair vlootregister |
|
Naam van het vaartuig |
NA |
Naam van het vaartuig |
|
Naam van de reder |
VO |
Naam van de reder |
|
Naam van de kapitein |
MA |
Naam van de kapitein |
|
Naam van de haven |
PO |
Havencode (tweeletterige landcode (drieletterige ISO-landcode) + drieletterige havencode) Voorbeelden: Edinburgh — GBEDI, Kiel — DEKEL, Vigo — ESVGO |
|
Visserijactiviteiten |
FO |
Aantal visserijactiviteiten (trekken) per 24 uur |
|
Vistijd |
DU |
Duur van de visserijactiviteit in minuten |
|
Positie: breedtegraad |
LA |
Breedtegraad in graden en minuten (NB/ZB GGMM) |
|
Positie: lengtegraad |
LO |
Lengtegraad in graden en minuten (OL/WL GGMM) |
|
Visserijzone |
ZO |
De kleinste statistische eenheid (deelgebied, sector, deelsector enz.) in de FAO-classificatie van grote visgebieden en de [ICES-]classificatie (bv. 27.3.24 [of III24] voor ICES-deelsector 24 in de Oostzee, 21.1F [of 1F] voor NAFO-sector 21.1F enz.) |
|
Naam vistuig |
GE |
Lettercode volgens de internationale statistische standaardclassificatie van vistuig van de FAO |
|
Maaswijdte vistuig |
ME |
Maaswijdte (in millimeters) |
|
Hoogte van het vistuig |
GD |
Hoogte van het vistuig (in meters) |
|
Lengte van het vistuig |
GL |
Lengte van het vistuig (in meters) |
|
Vissoort |
SN |
Naam van de gevangen vissoort (drielettercode van de FAO) |
|
Gewicht van de vis |
WT |
Gewicht van de levende vis (in kilogrammen) |
|
Aantal vissen |
NF |
Aantal gevangen vissen (wanneer het quotum in aantallen luidt, bv. bij zalm) |
|
Conversiefactor |
CF |
Conversiefactoren voor het gewicht van aangevoerde vis en visserijproducten in levendgewichtequivalenten |
|
Gewicht van de aangelande vis |
WL |
Gewicht van het product in de aangifte van aanlanding |
|
Aanbiedingsvorm van de vis |
PR |
Lettercode van de aanbiedingsvorm van het product (de wijze waarop de vis is verwerkt): (WHL — in gehele staat, GUT — ontdaan van ingewanden, GUH ontdaan van ingewanden en kop, GUG — ontdaan van ingewanden en kieuwen, GUL — ontdaan van ingewanden, maar met lever, GTF — ontdaan van ingewanden, staart en vinnen, GUS — ontdaan van ingewanden, kop en huid, FIL — filets, FIS — filets, ontdaan van de huid, FSB — filets met huid en graten, FSP — filets ontdaan van huid, maar met pinbones, HEA — ontdaan van kop, WNG — vleugels, WNG + SKI — vleugels, ontdaan van huid, SKI — ontdaan van huid, DIS — teruggegooid) |
|
Verpakking verwerkte producten |
TY |
Drielettercode (CRT = dozen, BOX = kisten, BGS = zakken, BLC = blokken) |
|
Overlading: ontvangend vaartuig |
TT |
Internationale radioroepnaam van het ontvangende vaartuig |
|
Overlading: overladend vaartuig |
TF |
Internationale radioroepnaam van het overladende vaartuig |
|
Overlading: vlaggenlidstaat van het ontvangende vaartuig |
TC |
Vlaggenlidstaat van het vaartuig dat de overlading ontvangt (ISO-drielettercode) |
|
Overlading: vlaggenlidstaat van het overladende vaartuig |
FC |
Vlaggenlidstaat van het vaartuig dat overlaadt (ISO-drielettercode) |
|
Aanvullende codes bij diepzeevisserij |
||
|
Gemiddeld aantal haken op beuglijnen |
NH |
Gemiddeld aantal haken per beuglijn |
|
Onderwatertijd |
IT |
De totale tijd dat het vistuig in het water was (om te vissen) per 24 uur |
|
Visserijactiviteiten |
FO |
Aantal visserijactiviteiten (trekken voor netten en gesleept vistuig of uitzetten van beuglijnen) per 24 uur |
|
Dieptes waarop wordt gevist |
FD |
Afstand tussen de zeebodem en de oppervlakte van de zee |
Gegevenselementen verkoopdocumenten
|
Gegevenselement |
Veldcode |
Omschrijving en inhoud |
|
Begin/eind element verkoopdocument |
||
|
Begin aangifte verkoopdocument |
SAL |
Markering voor het begin van de aangifte betreffende het verkoopdocument (bevat kenmerken XR, (RC, IR), NA, VO en MA en subelementen SIF of TOV) |
|
Belangrijkste elementen |
||
|
Info verkoopdocument |
SIF |
Markering met gegevens verkoop (bevat kenmerken DA, TI, SL, SC, NS, NB, CN en TD en subelementen SIT) |
|
Info overname |
TOV |
Markering met gegevens uit aangifte van overname (bevat kenmerken DA, TI, SL, NS, NB, CN en TD en subelementen SIT) |
|
Subelementen |
||
|
Verkocht artikel |
SIT |
Markering met gegevens over een verkocht artikel (bevat kenmerken FP, FF, SF, DL, PO, QC, PD en ZO en subelementen SPE, POS en PRO) |
|
Subaangifte vissoort |
SPE |
Markering met gegevens vissoort (bevat kenmerken SN, WT of WL of WS, en MZ en subelementen PRO) |
|
Subaangifte verwerking |
PRO |
Markering voor gegevens visverwerking (bevat kenmerken PR, CF en TY) |
|
Kenmerken |
||
|
Datum |
DA |
Datum van de verkoop (JJJJMMDD) |
|
Tijdstip |
TI |
Tijdstip van de verkoop (UUMM in UTC) |
|
Plaats van de verkoop |
SL |
Havencode of plaatsnaam (indien niet in een haven) waar de verkoop plaatsvond |
|
Land van de verkoop |
SC |
Land waar de verkoop plaatsvond (IS0-drieletterige landcode) |
|
Belangrijkste identificatieteken van het vaartuig |
RC |
Internationale radioroepnaam |
|
Identificatietekens op de romp van het vaartuig |
XR |
Op de romp aangebracht registratienummer van het vaartuig dat de vis heeft aangeland |
|
Identificatieteken van het vaartuig (CFR) |
IR |
Nummer in communautair vlootregister |
|
Naam van het vaartuig |
NA |
Naam van het vaartuig dat de vis heeft aangeland |
|
Naam van de reder of de kapitein |
VO |
Naam van de reder of de kapitein |
|
Naam van de verkoper |
NS |
Naam van de visafslag, andere instantie of persoon die de vis verkoopt |
|
Naam van de koper |
NB |
Naam van de visafslag, andere instantie of persoon die de vis koopt |
|
Referentienummer verkoopovereenkomst |
CN |
Referentienummer verkoopovereenkomst |
|
Verwijzing naar vervoersdocument |
TD |
Verwijzing naar vervoersdocument of T 2 M-document (artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2847/93) |
|
Datum van aanlanding |
DL |
Datum van aanlanding (JJJJMMDD) |
|
Naam van de haven |
PO |
Havencode (haven van aanlanding) (tweeletterige landcode (drieletterige ISO-landcode) + drieletterige havencode) Voorbeelden: Edinburgh — GBEDI, Kiel — DEKEL, Vigo — ESVGO |
|
Vissoort |
SN |
Naam van de gevangen vissoort (drielettercode van de FAO) |
|
Territoriaal gebied van oorsprong |
ZO |
Volgens de classificatie van grote visgebieden van de FAO (bv. 27.3.24 [of III24] voor ICES-deelsector 24 in de Oostzee, 21.1F [of 1F] voor NAFO-sector 21.1F enz.) |
|
Quotumland |
QC |
ISO-drieletterige landcode van het vaartuig dat vis aanlandt die het bij een overlading heeft ontvangen, wanneer de vlaggenlidstaat van het overladende vaartuig niet dezelfde is als die van het ontvangende vaartuig |
|
Gewicht van de verkochte vis |
WS |
Gewicht van de verkochte vis (in kilogrammen) |
|
Grootteklasse vis |
SF |
Grootte van de vis (1-8; één grootte of kg, g, cm, mm of aantal vissen per kg, naar gelang van het geval) |
|
Versheidscategorie vis |
FF |
Versheidscategorie van de vis (Extra, A, B, E) |
|
Minimumvismaat |
MZ |
Minimumvismaat (in millimeters) |
|
Conversiefactor |
CF |
Conversiefactoren voor het gewicht van aangevoerde vis en visserijproducten in levendgewichtequivalenten |
|
Aanbiedingsvorm van de vis |
PR |
Lettercode van de aanbiedingsvorm van het product (de wijze waarop de vis is verwerkt): (WHL — in gehele staat, GUT — ontdaan van ingewanden, GUH — ontdaan van ingewanden en kop, GUG — ontdaan van ingewanden en kieuwen, GUL — ontdaan van ingewanden, maar met lever, GTF — ontdaan van ingewanden, staart en vinnen, GUS — ontdaan van ingewanden, kop en huid, FIL — filets, FIS — filets, ontdaan van de huid, FSB — filets met huid en graten, FSP — filets ontdaan van huid, maar met pinbones, HEA — ontdaan van kop, WNG — vleugels, WNG + SKI — vleugels, ontdaan van huid, SKI — ontdaan van huid) |
|
Verpakking verwerkte producten |
TY |
Drielettercode (CRT = dozen, BOX = kisten, BGS = zakken, BLC = blokken) |
|
Prijs van de vis |
FP |
Prijs per kg (valuta van transactie/kg) |
|
Bestemming van product |
PD |
Codes voor menselijke consumptie, overdracht, industriële doeleinden |
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/58 |
VERORDENING (EG) Nr. 1567/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde isoglucose tot het einde van het verkoopseizoen 2007/2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 12, onder d),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 318/2006 bevat voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker. Op grond van artikel 12, onder d), van Verordening (EG) nr. 318/2006 mag isoglucose die boven het in artikel 7 van die verordening bedoelde quotum wordt geproduceerd, slechts worden uitgevoerd binnen de nog vast te stellen kwantitatieve grens. |
|
(2) |
Voor bepaalde communautaire isoglucoseproducenten is uitvoer uit de Gemeenschap een belangrijk onderdeel van hun economische activiteiten en zij hebben ook buiten de Gemeenschap traditionele markten tot stand gebracht. Uitvoer van isoglucose naar deze markten zou ook zonder uitvoerrestituties economisch levensvatbaar kunnen zijn. Hiertoe dient een kwantitatieve grens voor buiten het quotum geproduceerde isoglucose te worden vastgesteld, zodat de betrokken communautaire producenten hun traditionele markten kunnen blijven bevoorraden. |
|
(3) |
Tot het einde van het verkoopseizoen 2007/2008, d.w.z. 30 september 2008, zou een kwantitatieve grens van 40 000 t, in droge stof, voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde isoglucose naar schatting in overeenstemming zijn met de vraag van de markt. |
|
(4) |
Om een overzichtelijk beheer te garanderen, speculatie te voorkomen en efficiënte controles mogelijk te maken, moeten bepalingen voor het indienen van certificaataanvragen worden vastgesteld. Hiertoe moet gebruik worden gemaakt van de bestaande wetgevende procedures, met aanpassingen in functie van de specifieke noden van de sector. |
|
(5) |
Teneinde het risico op fraude tot een minimum te beperken en misbruik in verband met eventuele wederinvoer of het opnieuw binnenbrengen in de Gemeenschap van de betrokken isoglucose te voorkomen, moeten bepaalde landen van de westelijke Balkan worden uitgesloten van de in aanmerking komende bestemmingen voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde isoglucose. Landen van het gebied waar de autoriteiten een uitvoercertificaat moeten afgeven om de oorsprong van de naar de Gemeenschap uit te voeren suiker- of isoglucoseproducten te bevestigen, dienen evenwel niet te worden uitgesloten, aangezien het risico op fraude hier kleiner is. |
|
(6) |
Met het oog op coherentie met de bepalingen inzake uitvoer in de suikersector, die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 900/2007 van de Commissie van 27 juli 2007 betreffende een permanente inschrijving voor de vaststelling van restituties bij uitvoer van witte suiker tot het einde van het verkoopseizoen 2007/2008 (2) en Verordening (EG) nr. 1060/2007 van de Commissie van 14 september 2007 met betrekking tot de opening van een permanente openbare inschrijving voor de verkoop voor uitvoer van suiker uit de voorraden van de interventiebureaus van België, Tsjechië, Ierland, Spanje, Italië, Hongarije, Slowakije en Zweden (3) dient te worden bepaald dat uitvoer van buiten het quotum geproduceerde isoglucose ook voor bepaalde dichtbijgelegen bestemmingen niet is toegestaan. |
|
(7) |
Om het risico op wederinvoer in de Gemeenschap te verkleinen en meer bepaald te garanderen dat de specifieke bepalingen inzake terugkerende goederen die zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (4) en in Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5), in acht worden genomen, moeten de lidstaten worden verplicht alle nodige controlemaatregelen te nemen. |
|
(8) |
Naast de bepalingen van Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (6) dienen in de onderhavige verordening aanvullende uitvoeringsbepalingen voor het beheer van de kwantitatieve grens te worden vastgesteld, met name met betrekking tot de voorwaarden voor het aanvragen van uitvoercertificaten. |
|
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Vaststelling van de kwantitatieve grens voor de uitvoer van buiten het quotum geproduceerde isoglucose
1. Tot het einde van het verkoopseizoen 2007/2008, d.w.z. 30 september 2008, wordt de in artikel 12, onder d), van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde kwantitatieve grens vastgesteld op 40 000 t, in droge stof, voor de uitvoer, zonder restitutie, van buiten het quotum geproduceerde isoglucose van de GN-codes 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30.
2. Uitvoer binnen de in lid 1 vastgestelde kwantitatieve grens is toegestaan voor alle bestemmingen, behalve:
|
a) |
derde landen: Andorra, Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Heilige Stoel (Vaticaanstad), Liechtenstein, Montenegro en San Marino; |
|
b) |
gebieden van de lidstaten die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Ceuta en Melilla, de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, de Faeröer, Groenland, Helgoland en de gebieden van Cyprus waarover de regering van de Republiek Cyprus niet feitelijk het gezag uitoefent; |
|
c) |
Europese grondgebieden waarvan de buitenlandse betrekkingen door een lidstaat worden behartigd en die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap: Gibraltar. |
3. Uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten is slechts toegestaan indien ze aan de volgende voorwaarden voldoen:
|
a) |
ze zijn verkregen door isomerisatie van glucose; |
|
b) |
ze hebben in droge toestand een fructosegehalte van ten minste 41 gewichtspercenten; |
|
c) |
ze hebben in droge toestand een totaal gehalte aan polysachariden en oligosachariden, met inbegrip van het gehalte aan di- of trisachariden, van ten hoogste 8,5 gewichtspercenten. |
Voor isoglucose wordt het drogestofgehalte bepaald op basis van het soortelijk gewicht van de in de gewichtsverhouding 1:1 verdunde oplossing of, voor producten met een zeer hoge consistentie, door droging.
Artikel 2
Uitvoercertificaten
1. Bij uitvoer binnen de in artikel 1, lid 1, van de onderhavige verordening vastgestelde kwantitatieve grens moet een uitvoercertificaat worden overgelegd overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie (7), Verordening (EG) nr. 951/2006 en artikel 19 van Verordening (EG) nr. 967/2006 van de Commissie (8), tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de uit het invoercertificaat voortvloeiende rechten niet overdraagbaar.
Artikel 3
Uitvoercertificaataanvragen
1. Uitvoercertificaataanvragen met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, van deze verordening vastgestelde kwantitatieve grens mogen slechts worden ingediend door isoglucoseproducenten die zijn erkend overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 318/2006 en aan wie overeenkomstig artikel 7 van die verordening een isoglucosequotum is toegekend voor het verkoopseizoen 2007/2008.
2. De uitvoercertificaataanvragen worden ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin aan de aanvrager een isoglucosequotum is toegekend.
3. De uitvoercertificaataanvragen worden elke week ingediend, van maandag tot en met vrijdag, vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening totdat de afgifte van de certificaten wordt geschorst overeenkomstig artikel 8.
4. Aanvragers mogen slechts een aanvraag per in lid 3 bedoelde week indienen.
5. Per uitvoercertificaat mag de aangevraagde hoeveelheid niet meer dan 5 000 t bedragen.
6. De aanvraag gaat vergezeld van het bewijs dat de in artikel 4 bedoelde zekerheid is gesteld.
7. De uitvoercertificaataanvraag en het certificaat bevatten in vak 20 de volgende vermelding:
„buiten het quotum geproduceerde isoglucose, bestemd voor uitvoer zonder restitutie”.
Artikel 4
Zekerheid met betrekking tot het uitvoercertificaat
1. In afwijking van artikel 12, lid 1, onder b), vierde streepje, van Verordening (EG) nr. 951/2006 stelt de aanvrager een zekerheid van 110 EUR per ton nettogewicht aan droge stof voor isoglucose.
2. De in lid 1 bedoelde zekerheid wordt, naar keuze van de aanvrager, gesteld in contanten of in de vorm van een zekerheid van een instelling die voldoet aan de criteria die zijn vastgesteld door de lidstaat waar de certificaataanvraag wordt ingediend.
3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde zekerheid wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van Verordening (EG) nr. 1291/2000 vrijgegeven:
|
a) |
voor de hoeveelheid waarvoor de aanvrager de uit de overeenkomstig artikel 6 van de onderhavige verordening afgegeven certificaten voortvloeiende verplichting tot uitvoer is nagekomen in de zin van artikel 31, onder b), en artikel 32, lid 1, onder b), i), van Verordening (EG) nr. 1291/2000; en |
|
b) |
voor de hoeveelheid isoglucose waarvoor de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het uitvoercertificaat is afgegeven, het bewijs heeft geleverd dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld in de zin van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (9). |
4. De in lid 3 bedoelde bewijzen worden ingediend binnen twaalf maanden na de datum waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard.
Artikel 5
Mededeling van de lidstaten
1. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op de eerste werkdag van elke week in kennis van de hoeveelheden isoglucose waarvoor in de voorgaande week uitvoercertificaataanvragen zijn ingediend.
De aangevraagde hoeveelheden worden uitgesplitst naar GN-code (met acht cijfers). Indien geen uitvoercertificaataanvragen zijn ingediend, stellen de lidstaten de Commissie daarvan eveneens in kennis.
Dit lid is slechts van toepassing op lidstaten waarvoor voor het verkoopseizoen 2007/2008 een isoglucosequotum is vastgesteld in bijlage III en/of punt II van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 318/2006.
2. De Commissie boekt elke week de hoeveelheden waarvoor uitvoercertificaataanvragen zijn ingediend.
Artikel 6
Afgifte en geldigheid van certificaten
1. De certificaten worden afgegeven op de derde werkdag volgende op de in artikel 5, lid 1, bedoelde kennisgeving, in voorkomend geval rekening houdend met het door de Commissie overeenkomstig artikel 8 vastgestelde aanvaardingspercentage.
2. De lidstaten stellen de Commissie op de eerste werkdag van elke week in kennis van de hoeveelheden isoglucose waarvoor in de voorgaande week uitvoercertificaten zijn afgegeven.
3. Uitvoercertificaten die zijn afgegeven met inachtneming van de in artikel 1, lid 1, bedoelde kwantitatieve grens, zijn geldig tot het einde van de derde maand volgende op die van afgifte, maar uiterlijk tot en met 30 september 2008.
4. De lidstaten boeken de hoeveelheden isoglucose die daadwerkelijk zijn uitgevoerd op grond van de uitvoercertificaten.
5. De lidstaten stellen de Commissie vóór het einde van elke maand in kennis van de hoeveelheden isoglucose die daadwerkelijk zijn uitgevoerd in de voorgaande maand.
6. De leden 2, 4 en 5 van dit artikel zijn slechts van toepassing op lidstaten waarvoor voor het verkoopseizoen 2007/2008 een isoglucosequotum is vastgesteld in bijlage III en/of punt II van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 318/2006.
Artikel 7
Wijze van mededeling
De in artikel 5, lid 1, en artikel 6, leden 2 en 5, bedoelde mededelingen gebeuren langs elektronische weg met gebruikmaking van daartoe door de Commissie aan de lidstaten verstrekte formulieren.
Artikel 8
Schorsing van de afgifte van uitvoercertificaten
Wanneer de hoeveelheden waarvoor uitvoercertificaten zijn aangevraagd, de in artikel 1, lid 1, van de onderhavige verordening voor de betrokken periode vastgestelde kwantitatieve grens overschrijden, is het bepaalde in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 951/2006 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9
Controles
De lidstaten nemen alle vereiste maatregelen om passende controles in te stellen die de inachtneming moeten garanderen van de specifieke bepalingen inzake terugkerende goederen die zijn vastgesteld in titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en in deel III, titel I, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, en moeten voorkomen dat preferentiële overeenkomsten met derde landen worden omzeild.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1).
(2) PB L 196 van 28.7.2007, blz. 26.
(3) PB L 242 van 15.9.2007, blz. 8.
(4) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(5) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).
(6) PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 43).
(7) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.
(8) PB L 176 van 30.6.2006, blz. 22.
(9) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/62 |
VERORDENING (EG) Nr. 1568/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 951/2006, wat betreft uitvoerrestituties voor bepaalde soorten suiker die worden gebruikt in sommige verwerkte producten op basis van groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 40, lid 1, onder g),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad van 26 september 2007 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de sector groenten en fruit, tot wijziging van de Richtlijnen 2001/112/EG en 2001/113/EG en de Verordeningen (EEG) nr. 827/68, (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96, (EG) nr. 2826/2000, (EG) nr. 1782/2003 en (EG) nr. 318/2006 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2202/96 (2) is een hervorming ingevoerd in de sector verwerkte groenten en fruit. Als gevolg van die hervorming kan voor suiker die gebruikt wordt voor de vervaardiging van sommige verwerkte producten op basis van groenten en fruit, geen uitvoerrestitutie meer worden toegekend op grond van Verordening (EG) nr. 1182/2007 of Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (3). Aan de andere kant voorziet artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 in een wijziging van Verordening (EG) nr. 318/2006 die het mogelijk maakt restituties op grond van die verordening te verlenen voor bepaalde soorten suiker in verwerkte groenten en fruit die voordien in Verordening (EG) nr. 2201/96 waren opgenomen. |
|
(2) |
De referentieprijzen voor witte suiker zijn vastgesteld bij artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 318/2006. Overeenkomstig die bepaling zal de referentieprijs voor witte suiker met ingang van het verkoopseizoen 2008/2009 worden verlaagd. Communautaire producenten van bepaalde verwerkte producten op basis van groenten en fruit met een aanzienlijk gehalte aan toegevoegde suiker zouden daardoor een concurrentienadeel op hun exportmarkten lijden, aangezien zij een suikerprijs moeten betalen die boven de wereldmarktprijs ligt zonder dat zij in aanmerking komen voor uitvoerrestituties. Om het concurrentievermogen van deze communautaire producenten op de exportmarkten te behouden, is het daarom gerechtvaardigd uitvoerrestituties te verlenen voor de suiker die zij voor de vervaardiging van hun producten gebruiken. |
|
(3) |
De uitvoeringsbepalingen voor de verlening van uitvoerrestituties voor de betrokken suikerproducten die aanwezig zijn in sommige soorten onder artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 2201/96 vallende verwerkte groenten en fruit, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2315/95 van de Commissie van 29 september 1995 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de toekenning van uitvoerrestituties voor bepaalde onder de gemeenschappelijke marktordening voor suiker vallende soorten suiker in sommige verwerkte producten op basis van groenten en fruit (4). Als gevolg van de wijzigingen in het kader van de hervorming van de sector verwerkte groenten en fruit dienen deze bepalingen te worden overgeheveld naar Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (5). |
|
(4) |
Om rekening te houden met de bepalingen in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en om nodeloze kosten voor de marktdeelnemers te vermijden, zijn bij Verordening (EG) nr. 389/2005 van de Commissie (6) afwijkingen vastgesteld van artikel 18, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2201/96 en van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie (7), wat betreft de uitvoer van sommige verwerkte producten op basis van groenten en fruit naar andere derde landen dan Zwitserland en Liechtenstein. Artikel 18, lid 6, van Verordening (EG) nr. 2201/96 is ingetrokken bij artikel 48, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1182/2007. Een afwijking van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999, waarin met name is bepaald dat voor gediffentieerde restituties een bewijs van invoer moet worden geleverd, dient echter van toepassing te blijven. Wanneer voor Zwitserland en Liechtenstein geen restituties zijn vastgesteld, dient met dat feit geen rekening te worden gehouden bij de vaststelling van de laagste restitutievoet. Met het oog op de juridische duidelijkheid dient die afwijking te worden overgeheveld naar Verordening (EG) nr. 951/2006. |
|
(5) |
Derhalve dient Verordening (EG) nr. 951/2006 overeenkomstig te worden aangepast en dienen de Verordeningen (EG) nr. 2315/95 en (EG) nr. 389/2005 te worden ingetrokken. |
|
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 951/2006 wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
In hoofdstuk II worden de volgende artikelen 4bis en 4ter toegevoegd: „Artikel 4bis Uitvoerrestituties voor bepaalde soorten suiker die worden gebruikt in sommige verwerkte producten op basis van groenten en fruit 1. Overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 318/2006 mag een uitvoerrestitutie worden verleend voor witte suiker en ruwe suiker van GN-code 1701, isoglucose van de GN-codes 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30 en beetwortelsuikerstroop en rietsuikerstroop van GN-code 1702 90 95 die wordt gebruikt voor de vervaardiging van de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen producten van de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit. 2. Het restitutiebedrag is gelijk aan het bedrag van de periodieke uitvoerrestitutie die is vastgesteld voor de in lid 1 vermelde suikerproducten die zonder verdere verwerking worden uitgevoerd. 3. Om voor de restitutie in aanmerking te komen, moeten de verwerkte producten bij uitvoer vergezeld gaan van een verklaring van de aanvrager waarin de bij de vervaardiging gebruikte hoeveelheden ruwe suiker, witte suiker, beetwortelsuikerstroop, rietsuikerstroop en isoglucose zijn aangegeven. De lidstaten controleren de juistheid van de verklaring aan de hand van een monster van ten minste 5 % dat op basis van een risicoanalyse is geselecteerd. Daarbij worden de verklaringen getoetst aan de voorraadboekhouding van de fabrikant. 4. De restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs is geleverd dat:
Artikel 4ter Afwijkingen van Verordening (EG) nr. 800/1999 1. In afwijking van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 is voor de in artikel 4bis, lid 1, genoemde suikerproducten die worden gebruikt voor de vervaardiging van de verwerkte producten op basis van groenten en fruit als genoemd in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 318/2006 en in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, het bewijs dat de douaneformaliteiten bij invoer zijn vervuld, geen voorwaarde voor betaling van de restitutie, wanneer de differentiatie van de restitutie enkel het gevolg is van het feit dat er voor Zwitserland of Liechtenstein geen restitutie is vastgesteld. 2. Het feit dat geen uitvoerrestitutie is vastgesteld voor de uitvoer naar Zwitserland en Liechtenstein van de in artikel 4bis, lid 1, vermelde suikerproducten die worden gebruikt bij de vervaardiging van de verwerkte producten op basis van groenten en fruit als genoemd in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 318/2006 en in de tabellen I en II van Protocol nr. 2 van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972, wordt niet in aanmerking genomen bij het vaststellen van de laagste restitutievoet in de zin van artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999.” |
|
2. |
Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door: „1. Voor de uitvoer van alle in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 318/2006 genoemde producten, met uitzondering van die onder h) van dat lid, en voor de uitvoer met restitutie van de in bijlage VIII bij die verordening opgenomen producten moet een uitvoercertificaat worden afgegeven.” |
|
3. |
In artikel 6 wordt het volgende lid 2bis ingevoegd: „2 bis. Met betrekking tot de op grond van artikel 4bis te verlenen restituties wordt in vak 20 van de certificaataanvraag en van het certificaat een van de in deel E van de bijlage opgenomen vermeldingen aangebracht.” |
|
4. |
In artikel 8 wordt het volgende lid toegevoegd: „4. Uitvoercertificaten voor de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen producten zijn geldig vanaf de datum van daadwerkelijke afgifte tot het einde van de derde maand volgende op die van afgifte.” |
|
5. |
In artikel 12 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. De zekerheid die moet worden gesteld met betrekking tot de certificaten voor de uitvoer, met restitutie, van de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen producten, wordt berekend overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel, op basis van het nettogehalte van de in artikel 4bis van de onderhavige verordening vermelde suikerproducten die worden gebruikt voor de vervaardiging van de in bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 318/2006 opgenomen producten.” |
|
6. |
Aan de bijlage wordt de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen tekst toegevoegd. |
Artikel 2
De Verordeningen (EG) nr. 2315/95 en (EG) nr. 389/2005 worden ingetrokken.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1).
(2) PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1.
(3) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1212/2007 (PB L 274 van 18.10.2007, blz. 7).
(4) PB L 233 van 30.9.1995, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 548/2007.
(5) PB L 178 van 17.7.2006, blz. 24. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2006 (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 43).
(6) PB L 62 van 9.3.1995, blz. 12.
(7) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1001/2007 (PB L 226 van 30.8.2007, blz. 9).
BIJLAGE
|
„E. |
In artikel 6, lid 2bis, bedoelde vermeldingen:
|
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/66 |
VERORDENING (EG) Nr. 1569/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (1), en met name op artikel 7, lid 1,
Gelet op Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (2), en met name op artikel 23, lid 4, onder i),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens artikel 23, lid 4, van Richtlijn 2004/109/EG dient de Commissie een mechanisme op te zetten voor het waarborgen van de gelijkwaardigheid van de uit hoofde van deze richtlijn vereiste informatie, met inbegrip van financiële overzichten, en van de informatie, met inbegrip van financiële overzichten, die uit hoofde van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land is vereist. Deze bepaling schrijft bovendien voor dat de Commissie besluiten dient te nemen inzake de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door uitgevende instellingen van derde landen worden gehanteerd, en biedt de Commissie tevens de gelegenheid toestemming te geven standaarden voor jaarrekeningen gedurende een gepaste overgangsperiode te blijven hanteren. Gezien de nauwe samenhang tussen de krachtens Richtlijn 2004/109/EG te verstrekken informatie en de krachtens Richtlijn 2003/71/EG te verstrekken informatie verdient het aanbeveling dat in het kader van beide richtlijnen dezelfde criteria voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid worden toegepast. |
|
(2) |
Aangezien met Richtlijn 2003/71/EG wordt beoogd beleggers in staat te stellen zich een verantwoord oordeel te vormen over het vermogen, de financiële positie, de resultaten en de vooruitzichten van een uitgevende instelling, en Richtlijn 2004/109/EG ten doel heeft beleggers in staat te stellen zich een verantwoord oordeel te vormen over de financiële positie van uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, is het aangewezen dat gelijkwaardigheid wordt gedefinieerd als het vermogen van beleggers om tot een vergelijkbaar oordeel over de financiële positie en vooruitzichten van een uitgevende instelling te komen, ongeacht of financiële overzichten in overeenstemming met de standaarden voor jaarrekeningen van een derde land, dan wel conform de International Financial Reporting Standards (hierna „IFRS” genoemd) zijn opgesteld. |
|
(3) |
Teneinde ervoor te zorgen dat in alle voor de markten van de Gemeenschap relevante gevallen een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen van een derde land wordt genomen, dient de Commissie ofwel op verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat, dan wel van een voor standaarden voor jaarrekeningen of het markttoezicht verantwoordelijke autoriteit van een derde land, ofwel op eigen initiatief de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen van een derde land te beoordelen. Eerst raadpleegt de Commissie het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) over de toetsing van de gelijkwaardigheid van de desbetreffende standaarden voor jaarrekeningen. Daarnaast blijft de Commissie actief toezien op de vorderingen die de autoriteiten van de derde landen in kwestie maken bij hun werkzaamheden met het oog op de afschaffing van alle vereisten die uitgevende instellingen van de Gemeenschap die de financiële markten van een derde land betreden, ertoe verplichten financiële overzichten aan te passen die conform overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (3) goedgekeurde IFRS zijn opgesteld. De Commissie dient tot het besluit te komen dat het uitgevende instellingen van de Gemeenschap is toegestaan in het betrokken derde land van overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde IFRS gebruik te maken. |
|
(4) |
De voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de president van de Verenigde Staten hebben in april 2007 afgesproken de totstandkoming van de voorwaarden te bevorderen en te verzekeren opdat de US GAAP en de IFRS in 2009 of eerder in beide jurisdicties worden erkend zonder dat aanpassingen noodzakelijk zijn. De Commissie en de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) hebben hun dialoog over de aanvaarding van overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde IFRS in de Verenigde Staten voortgezet, waardoor uitgevende instellingen die van de IFRS gebruikmaken, van dure aanpassingsvereisten zouden worden ontslagen. Vóór eind 2008 dienen stappen te worden ondernomen om soortgelijke regelingen te treffen met andere landen op wier beurzen effecten van EU-ondernemingen staan genoteerd. De Accounting Standards Board of Japan (ASBJ) zet de tenuitvoerlegging voort van zijn gezamenlijk werkprogramma met de International Accounting Standards Board (IASB) waarmee wordt beoogd de Japanse GAAP op de IFRS af te stemmen. De Accounting Standard Board of Canada (AcSB) heeft een implementatieplan gepubliceerd dat erop gericht is de IFRS vanaf 1 januari 2011 in de Canadese GAAP op te nemen. |
|
(5) |
Met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1606/2002, het aanmoedigen van het gebruik van de IFRS op alle mondiale financiële markten, en het tot een minimum beperken van de verstoring van de markten in de Gemeenschap is het raadzaam rekening te houden met een eventueel afstemmingsprogramma op de IFRS of met een eventuele toezegging van de zijde van de relevante autoriteit van het betrokken derde land om op de IFRS over te gaan. Daarom dient nader te worden gespecificeerd onder welke voorwaarden afstemmingsprogramma's als voldoende grond kunnen worden beschouwd om uitgevende instellingen toe te staan hun nationale standaarden voor jaarrekeningen gedurende een gepaste overgangsperiode te blijven hanteren. Eerst raadpleegt de Commissie het CEER over het afstemmingsprogramma of over de bij de overgang naar de IFRS gemaakte vorderingen, al naargelang het geval. |
|
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden de voorwaarden vastgesteld waaronder de algemeen aanvaarde grondslagen voor de financiële verslaggeving van een derde land als gelijkwaardig aan de International Financial Reporting Standards (hierna „IFRS” genoemd) mogen worden aangemerkt. Tevens wordt een mechanisme voor het nemen van een besluit over een dergelijke gelijkwaardigheid opgezet.
Artikel 2
Gelijkwaardigheid
De algemeen aanvaarde grondslagen voor de financiële verslaggeving van een derde land mogen worden geacht gelijkwaardig te zijn aan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 goedgekeurde IFRS indien de in overeenstemming met de grondslagen van het betrokken derde land opgestelde financiële overzichten beleggers in staat stellen om tot eenzelfde oordeel over het vermogen, de financiële positie, de resultaten en de vooruitzichten van een uitgevende instelling te komen als conform de IFRS opgestelde financiële overzichten, met als gevolg dat beleggers veelal dezelfde beslissingen over de aankoop, het behoud of de verkoop van effecten van een uitgevende instelling nemen.
Artikel 3
Mechanisme voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid
Het besluit over de gelijkwaardigheid van algemeen aanvaarde grondslagen voor de financiële verslaggeving van een derde land kan worden genomen op initiatief van de Commissie, op verzoek van de bevoegde autoriteit van een lidstaat, of op verzoek van een autoriteit die verantwoordelijk is voor de standaarden voor jaarrekeningen of het markttoezicht van een derde land.
Wanneer de Commissie, hetzij naar aanleiding van een verzoek, hetzij op eigen initiatief, een besluit over de gelijkwaardigheid neemt, maakt zij dit besluit openbaar.
Artikel 4
Voorwaarden voor de aanvaarding gedurende een beperkte periode van standaarden voor jaarrekeningen van een derde land
1. Tijdens een periode die na 31 december 2008 aanvangt en die uiterlijk op 31 december 2011 afloopt, kan het uitgevende instellingen van derde landen in de volgende gevallen worden toegestaan van conform de standaarden voor jaarrekeningen van een derde land opgestelde financiële overzichten gebruik te maken om aan de verplichtingen van Richtlijn 2004/109/EG te voldoen en om, in afwijking van artikel 35, lid 5, van Verordening (EG) nr. 809/2004, historische financiële informatie uit hoofde van deze verordening te verstrekken:
|
1. |
de autoriteit van het derde land die voor de nationale standaarden voor jaarrekeningen in kwestie verantwoordelijk is, heeft er zich vóór 30 juni 2008 publiekelijk toe verbonden vóór 31 december 2011 deze standaarden op de International Financial Reporting Standards af te stemmen en er is aan beide volgende voorwaarden voldaan:
|
|
2. |
de autoriteit van het derde land die voor de nationale standaarden voor jaarrekeningen in kwestie verantwoordelijk is, heeft er zich vóór 30 juni 2008 publiekelijk toe verbonden vóór 31 december 2011 op de International Financial Reporting Standards over te gaan en in het betrokken derde land zijn effectieve maatregelen getroffen om tegen die datum snel en volledig op de International Financial Reporting Standards over te stappen, of heeft vóór 31 december 2008 met de EU een overeenkomst inzake wederzijdse erkenning bereikt. |
2. Overeenkomstig lid 1 genomen besluiten om conform de standaarden voor jaarrekeningen van een derde land opgestelde financiële overzichten te mogen blijven aanvaarden, worden genomen volgens de in artikel 24 van Richtlijn 2003/71/EG en in artikel 27, lid 2, van Richtlijn 2004/109/EG bedoelde procedure.
3. Ingeval de Commissie overeenkomstig lid 1 toestaat om conform de standaarden voor jaarrekeningen van een derde land opgestelde financiële overzichten te blijven aanvaarden, gaat zij regelmatig na of nog steeds aan de voorwaarden van lid 1, onder a) of b), al naargelang het geval, is voldaan, en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Comité voor het effectenbedrijf en het Europees Parlement.
4. Indien niet langer aan de voorwaarden van lid 1, onder a) of b), is voldaan, neemt de Commissie volgens de in artikel 24 van Richtlijn 2003/71/EG en in artikel 27, lid 2, van Richtlijn 2004/109/EG bedoelde procedure een besluit tot wijziging van haar overeenkomstig lid 1 genomen besluit ten aanzien van de desbetreffende standaarden voor jaarrekeningen.
5. Bij de toepassing van dit artikel raadpleegt de Commissie eerst het CEER over het afstemmingsprogramma of over de bij de overgang naar de IFRS gemaakte vorderingen, al naargelang het geval.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.
(2) PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38.
(3) PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/69 |
VERORDENING (EG) Nr. 1570/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling, voor het visseizoen 2008, van de ophoudprijzen en de verkoopprijzen van de Gemeenschap voor de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 20, lid 3, en artikel 22,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad is bepaald dat de communautaire ophoudprijzen en de communautaire verkoopprijzen voor elk van de in bijlage I bij die verordening genoemde producten naar gelang van versheid, grootte of gewicht en aanbiedingsvorm van het product worden vastgesteld door de aanpassingscoëfficiënt voor de betrokken productklasse toe te passen op een bedrag dat ten hoogste 90 % van de oriëntatieprijs bedraagt. |
|
(2) |
In de aanvoergebieden die zeer ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap zijn gelegen, kunnen aanpassingscoëfficiënten op de ophoudprijs worden toegepast. De oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2008 zijn voor alle betrokken producten vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1447/2007 van de Raad (2). |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De omrekeningsfactoren welke worden gebruikt voor het berekenen van de ophoudprijzen en de verkoopprijzen van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 20 en 22 van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor het visseizoen 2008 voor de in bijlage I bij die verordening genoemde producten, zijn weergegeven in bijlage I bij deze verordening.
Artikel 2
De communautaire ophoudprijzen en communautaire verkoopprijzen voor het visseizoen 2008 en de producten waarop zij betrekking hebben, zijn vastgesteld in bijlage II.
Artikel 3
De ophoudprijzen voor het visseizoen 2008 voor ver van de voornaamste verbruikscentra van de Gemeenschap gelegen aanvoergebieden en de producten waarop deze prijzen van toepassing zijn, zijn vastgesteld in bijlage III.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
(2) PB L 323 van 8.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE I
Handelskenmerken van sommige producten van bijlage I, onder A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000
|
Vissoort |
Grootte (1) |
Aanpassingscoëfficiënten |
|
|
Ontdaan van ingewanden (1) |
In gehele staat (1) |
||
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
||
|
Haring van de soort Clupea harengus |
1 |
0,00 |
0,47 |
|
2 |
0,00 |
0,72 |
|
|
3 |
0,00 |
0,68 |
|
|
4a |
0,00 |
0,43 |
|
|
4b |
0,00 |
0,43 |
|
|
4c |
0,00 |
0,90 |
|
|
5 |
0,00 |
0,80 |
|
|
6 |
0,00 |
0,40 |
|
|
7a |
0,00 |
0,40 |
|
|
7b |
0,00 |
0,36 |
|
|
8 |
0,00 |
0,30 |
|
|
Sardines van de soort Sardina pilchardus |
1 |
0,00 |
0,51 |
|
2 |
0,00 |
0,64 |
|
|
3 |
0,00 |
0,72 |
|
|
4 |
0,00 |
0,47 |
|
|
Doornhaai Squalus acanthias |
1 |
0,60 |
0,60 |
|
2 |
0,51 |
0,51 |
|
|
3 |
0,28 |
0,28 |
|
|
Hondshaai Scyliorhinus spp. |
1 |
0,64 |
0,60 |
|
2 |
0,64 |
0,56 |
|
|
3 |
0,44 |
0,36 |
|
|
Noorse Schelvis Sebastes spp. |
1 |
0,00 |
0,81 |
|
2 |
0,00 |
0,81 |
|
|
3 |
0,00 |
0,68 |
|
|
Kabeljauw van de soort Gadus morhua |
1 |
0,72 |
0,52 |
|
2 |
0,72 |
0,52 |
|
|
3 |
0,68 |
0,40 |
|
|
4 |
0,54 |
0,30 |
|
|
5 |
0,38 |
0,22 |
|
|
Koolvis Pollachius virens |
1 |
0,72 |
0,56 |
|
2 |
0,72 |
0,56 |
|
|
3 |
0,71 |
0,55 |
|
|
4 |
0,61 |
0,30 |
|
|
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
1 |
0,72 |
0,56 |
|
2 |
0,72 |
0,56 |
|
|
3 |
0,62 |
0,43 |
|
|
4 |
0,52 |
0,36 |
|
|
Wijting Merlangius merlangus |
1 |
0,66 |
0,50 |
|
2 |
0,64 |
0,48 |
|
|
3 |
0,60 |
0,44 |
|
|
4 |
0,41 |
0,30 |
|
|
Leng Molva spp. |
1 |
0,68 |
0,56 |
|
2 |
0,66 |
0,54 |
|
|
3 |
0,60 |
0,48 |
|
|
Makreel van de soort Scomber scombrus |
1 |
0,00 |
0,72 |
|
2 |
0,00 |
0,71 |
|
|
3 |
0,00 |
0,69 |
|
|
Makreel van de soort Scomber japonicus |
1 |
0,00 |
0,77 |
|
2 |
0,00 |
0,77 |
|
|
3 |
0,00 |
0,63 |
|
|
4 |
0,00 |
0,47 |
|
|
Ansjovis Engraulis spp. |
1 |
0,00 |
0,68 |
|
2 |
0,00 |
0,72 |
|
|
3 |
0,00 |
0,60 |
|
|
4 |
0,00 |
0,25 |
|
|
Schol Pleuronectes platessa |
1 |
0,75 |
0,41 |
|
2 |
0,75 |
0,41 |
|
|
3 |
0,72 |
0,41 |
|
|
4 |
0,52 |
0,34 |
|
|
Heek van de soort Merluccius merluccius |
1 |
0,90 |
0,71 |
|
2 |
0,68 |
0,53 |
|
|
3 |
0,68 |
0,52 |
|
|
4 |
0,56 |
0,43 |
|
|
5 |
0,52 |
0,41 |
|
|
Schartong Lepidorhombus spp. |
1 |
0,68 |
0,64 |
|
2 |
0,60 |
0,56 |
|
|
3 |
0,54 |
0,49 |
|
|
4 |
0,34 |
0,29 |
|
|
Schar Limanda limanda |
1 |
0,71 |
0,58 |
|
2 |
0,54 |
0,42 |
|
|
Bot Platichthys flesus |
1 |
0,66 |
0,58 |
|
2 |
0,50 |
0,42 |
|
|
Witte tonijn Thunnus alalunga |
1 |
0,90 |
0,81 |
|
2 |
0,90 |
0,77 |
|
|
Inktvissen Sepia officinalis en Rossia macrosoma |
1 |
0,00 |
0,64 |
|
2 |
0,00 |
0,64 |
|
|
3 |
0,00 |
0,40 |
|
|
Vissoort |
Grootte (1) |
Aanpassingscoëfficiënten |
|
|
|
In gehele staat of ontdaan van ingewanden (1) |
Zonder kop (1) |
|||
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
|||
|
Zeeduivel Lophius spp. |
1 |
0,61 |
0,77 |
|
|
2 |
0,78 |
0,72 |
||
|
3 |
0,78 |
0,68 |
||
|
4 |
0,65 |
0,60 |
||
|
5 |
0,36 |
0,43 |
||
|
|
|
Alle presentaties |
|
|
|
Extra, A (1) |
||||
|
Garnalen van de soort Crangon crangon |
1 |
0,59 |
|
|
|
2 |
0,27 |
|
||
|
|
|
In water gekookt |
Vers of gekoeld |
|
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
|||
|
Noorse garnaal Pandalus borealis |
1 |
0,77 |
0,68 |
|
|
2 |
0,27 |
— |
||
|
|
|
In gehele staat (1) |
|
|
|
Noordzeekrab Cancer pagurus |
1 |
0,72 |
|
|
|
2 |
0,54 |
|||
|
|
|
In gehele staat (1) |
Staarten (1) |
|
|
E’ (1) |
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
||
|
Langoestine Nephrops norvegicus |
1 |
0,86 |
0,86 |
0,81 |
|
2 |
0,86 |
0,59 |
0,68 |
|
|
3 |
0,77 |
0,59 |
0,50 |
|
|
4 |
0,50 |
0,41 |
0,41 |
|
|
|
|
Ontdaan van ingewanden (1) |
In gehele staat (1) |
|
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
|||
|
Tong Solea spp. |
1 |
0,75 |
0,58 |
|
|
2 |
0,75 |
0,58 |
||
|
3 |
0,71 |
0,54 |
||
|
4 |
0,58 |
0,42 |
||
|
5 |
0,50 |
0,33 |
||
(1) De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000
BIJLAGE II
Gemeenschappelijke ophoud- en verkoopprijs voor de producten van bijlage I, onder A, B en C, van Verordening (EG) nr. 104/2000
|
Vissoort |
Grootte (1) |
Ophoudprijs in Euro/ton |
|||
|
Ontdaan van ingewanden, met kop (1) |
In gehele staat (1) |
||||
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
||||
|
Haring van de soort Clupea harengus |
1 |
0 |
130 |
||
|
2 |
0 |
199 |
|||
|
3 |
0 |
188 |
|||
|
4a |
0 |
119 |
|||
|
4b |
0 |
119 |
|||
|
4c |
0 |
249 |
|||
|
5 |
0 |
222 |
|||
|
6 |
0 |
111 |
|||
|
7a |
0 |
111 |
|||
|
7b |
0 |
100 |
|||
|
8 |
0 |
83 |
|||
|
Sardines van de soort Sardina pilchardus |
1 |
0 |
287 |
||
|
2 |
0 |
360 |
|||
|
3 |
0 |
405 |
|||
|
4 |
0 |
265 |
|||
|
Doornhaai Squalus acanthias |
1 |
667 |
667 |
||
|
2 |
567 |
567 |
|||
|
3 |
311 |
311 |
|||
|
Hondshaai Scyliorhinus spp. |
1 |
464 |
435 |
||
|
2 |
464 |
406 |
|||
|
3 |
319 |
261 |
|||
|
Noorse schelvis Sebastes spp. |
1 |
0 |
953 |
||
|
2 |
0 |
953 |
|||
|
3 |
0 |
800 |
|||
|
Kabeljauw van de soort Gadus morhua |
1 |
1 186 |
856 |
||
|
2 |
1 186 |
856 |
|||
|
3 |
1 120 |
659 |
|||
|
4 |
889 |
494 |
|||
|
5 |
626 |
362 |
|||
|
Koolvis Pollachius virens |
1 |
564 |
439 |
||
|
2 |
564 |
439 |
|||
|
3 |
557 |
431 |
|||
|
4 |
478 |
235 |
|||
|
Schelvis Melanogrammus aeglefinus |
1 |
747 |
581 |
||
|
2 |
747 |
581 |
|||
|
3 |
644 |
446 |
|||
|
4 |
540 |
374 |
|||
|
Wijting Merlangius merlangus |
1 |
637 |
483 |
||
|
2 |
618 |
463 |
|||
|
3 |
579 |
425 |
|||
|
4 |
396 |
290 |
|||
|
Leng Molva spp. |
1 |
826 |
680 |
||
|
2 |
801 |
656 |
|||
|
3 |
728 |
583 |
|||
|
Makreel van de soort Scomber scombrus |
1 |
0 |
235 |
||
|
2 |
0 |
231 |
|||
|
3 |
0 |
225 |
|||
|
Makreel van de soort Scomber japonicus |
1 |
0 |
226 |
||
|
2 |
0 |
226 |
|||
|
3 |
0 |
185 |
|||
|
4 |
0 |
138 |
|||
|
Ansjovis Engraulis spp. |
1 |
0 |
880 |
||
|
2 |
0 |
932 |
|||
|
3 |
0 |
776 |
|||
|
4 |
0 |
324 |
|||
|
Schol Pleuronectes platessa |
|||||
|
1 |
809 |
442 |
||
|
2 |
809 |
442 |
|||
|
3 |
777 |
442 |
|||
|
4 |
561 |
367 |
|||
|
1 |
1 124 |
615 |
||
|
2 |
1 124 |
615 |
|||
|
3 |
1 079 |
615 |
|||
|
4 |
779 |
510 |
|||
|
Heek van de soort Merluccius merluccius |
1 |
3 274 |
2 583 |
||
|
2 |
2 474 |
1 928 |
|||
|
3 |
2 474 |
1 892 |
|||
|
4 |
2 037 |
1 564 |
|||
|
5 |
1 892 |
1 492 |
|||
|
Schartong Lepidorhombus spp. |
1 |
1 728 |
1 626 |
||
|
2 |
1 525 |
1 423 |
|||
|
3 |
1 372 |
1 245 |
|||
|
4 |
864 |
737 |
|||
|
Schar Limanda limanda |
1 |
613 |
501 |
||
|
2 |
466 |
362 |
|||
|
Bot Platichtys flesus |
1 |
348 |
306 |
||
|
2 |
264 |
221 |
|||
|
Witte tonijn Thunnus alalunga |
1 |
2 152 |
1 754 |
||
|
2 |
2 152 |
1 667 |
|||
|
Inktvissen Sepia officinalis en Rossia macrosoma |
1 |
0 |
1 080 |
||
|
2 |
0 |
1 080 |
|||
|
3 |
0 |
675 |
|||
|
|
|
Geheel of ontdaan van Ingewanden, met kop (1) |
Zonder kop (1) |
||
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
||||
|
Zeeduivel Lophius spp. |
1 |
1 810 |
4 702 |
||
|
2 |
2 315 |
4 397 |
|||
|
3 |
2 315 |
4 153 |
|||
|
4 |
1 929 |
3 664 |
|||
|
5 |
1 068 |
2 626 |
|||
|
|
|
Alle presentaties |
|||
|
Extra, A (1) |
|||||
|
Garnalen van de soort Crangon crangon |
1 |
1 431 |
|||
|
2 |
655 |
||||
|
|
|
In water gekookt |
Vers of gekoeld |
||
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
||||
|
Noorse garnaal Pandalus borealis |
1 |
5 010 |
1 092 |
||
|
2 |
1 757 |
— |
|||
|
|
|
Verkoopprijs in Euro/ton |
|
|
|
In gehele staat (1) |
|
|||
|
Noordzeekrab Cancer pagurus |
1 |
1 297 |
|
|
|
2 |
973 |
|
|
|
|
|
|
In gehele staat (1) |
|
Staarten (1) |
|
E’ (1) |
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
||
|
Langoestine Nephrops norvegicus |
1 |
4 727 |
4 727 |
3 553 |
|
2 |
4 727 |
3 243 |
2 982 |
|
|
3 |
4 233 |
3 243 |
2 193 |
|
|
4 |
2 749 |
2 254 |
1 798 |
|
|
|
|
Ontdaan van ingewanden, met kop (1) |
In gehele staat (1) |
|
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
|||
|
Tong Solea spp. |
1 |
5 212 |
4 030 |
|
|
2 |
5 212 |
4 030 |
|
|
|
3 |
4 934 |
3 752 |
|
|
|
4 |
4 030 |
2 919 |
|
|
|
5 |
3 475 |
2 293 |
|
|
(1) De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000
BIJLAGE III
Ophoudprijzen in de aanvoergebieden die verafgelegen zijn van de voornaamste verbruikscentra
|
Vissoort |
Lossingsgebieden |
Coëfficiënt |
Grootte (1) |
Ophoudprijs in Euro/ton |
|
|
Ontdaan van ingewanden (1) |
In gehele staat (1) |
||||
|
Extra, A (1) |
Extra, A (1) |
||||
|
Haring van de soort Clupea harengus |
Kustgebieden en eilanden van Ierland |
0,90 |
1 |
0 |
117 |
|
2 |
0 |
179 |
|||
|
3 |
0 |
170 |
|||
|
4a |
0 |
107 |
|||
|
Kustgebieden van het oosten van Engeland, van Berwick tot Dover. Kustgebieden van Schotland van Portpatrick tot Eyemouth, alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden. Kustgebieden van het graafschap Down (Noord-Ierland) |
0,90 |
1 |
0 |
117 |
|
|
2 |
0 |
179 |
|||
|
3 |
0 |
170 |
|||
|
4a |
0 |
107 |
|||
|
Makreel van de soort Scomber scombrus |
Kustgebieden en eilanden van Ierland |
0,96 |
1 |
0 |
225 |
|
2 |
0 |
222 |
|||
|
3 |
0 |
216 |
|||
|
Kustgebieden en eilanden van de graafschappen Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk |
0,95 |
1 |
0 |
223 |
|
|
2 |
0 |
220 |
|||
|
3 |
0 |
214 |
|||
|
Heek van de soort Merluccius merluccius |
Kustgebieden van Troon in het zuidwesten van Schotland tot Wick in het noordoosten van Schotland, alsmede de westelijk en noordelijk van deze gebieden gelegen eilanden |
0,75 |
1 |
2 456 |
1 937 |
|
2 |
1 855 |
1 446 |
|||
|
3 |
1 855 |
1 419 |
|||
|
4 |
1 528 |
1 173 |
|||
|
5 |
1 419 |
1 119 |
|||
|
Witte tonijn Thunnus alalunga |
Azoren en Madeira |
0,48 |
1 |
1 033 |
842 |
|
2 |
1 033 |
800 |
|||
|
Sardines van de soort Sardina pilchardus |
Canarische Eilanden |
0,48 |
1 |
0 |
138 |
|
2 |
0 |
173 |
|||
|
3 |
0 |
195 |
|||
|
4 |
0 |
127 |
|||
|
Kustgebieden en eilanden van de graafschappen Cornwall en Devon in het Verenigd Koninkrijk |
0,74 |
1 |
0 |
212 |
|
|
2 |
0 |
267 |
|||
|
3 |
0 |
300 |
|||
|
4 |
0 |
196 |
|||
|
De Atlantische kustgebieden van Portugal |
0,93 |
2 |
0 |
335 |
|
|
0,81 |
3 |
0 |
328 |
||
(1) De klassen van versheid, grootte en presentatie zijn die welke zijn bepaald op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/77 |
VERORDENING (EG) Nr. 1571/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van de communautaire verkoopprijzen voor de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 25, leden 1 en 6,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Voor elk van de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten wordt vóór het begin van het visseizoen een communautaire verkoopprijs vastgesteld die ten minste 70 % en ten hoogste 90 % van de oriëntatieprijs bedraagt. |
|
(2) |
Voor alle betrokken producten zijn de oriëntatieprijzen voor het visseizoen 2008 vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1447/2007 van de Raad (2). |
|
(3) |
De marktprijzen variëren aanzienlijk volgens de soorten en de commerciële aanbiedingsvormen van de producten, in het bijzonder voor pijlinktvis en heek. |
|
(4) |
Derhalve dienen, met het oog op de bepaling van het niveau waarop kan worden overgegaan tot toepassing van de in artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde interventiemaatregel, aanpassingscoëfficiënten te worden vastgesteld voor de verschillende soorten en aanbiedingsvormen van de in de Gemeenschap aangevoerde bevroren producten. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De communautaire verkoopprijzen, als bedoeld in artikel 25, lid 1, van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor de in bijlage II bij die verordening genoemde visserijproducten voor het visseizoen 2008, en de betrokken aanbiedingsvormen en aanpassingscoëfficiënten, zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
(2) PB L 323 van 8.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Verkoopprijzen en aanpassingscoëfficiënten
|
Soort |
Aanbiedingsvorm |
Aanpassingscoëfficiënt |
Interventieniveau |
Verkoopprijs (EUR/ton) |
|||||||||||||||
|
Zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides) |
Geheel of gestript, met of zonder kop |
1,0 |
0,85 |
1 679 |
|||||||||||||||
|
Heek (Merluccius spp.) |
Geheel of gestript, met of zonder kop |
1,0 |
0,85 |
1 032 |
|||||||||||||||
|
Afzonderlijke filets |
|
|
|
||||||||||||||||
|
1,0 |
0,85 |
1 280 |
||||||||||||||||
|
1,1 |
0,85 |
1 408 |
||||||||||||||||
|
Zeebrasem (Dentex dentex en Pagellus spp.) |
Geheel of gestript, met of zonder kop |
1,0 |
0,85 |
1 355 |
|||||||||||||||
|
Zwaardvis (Xiphias gladius) |
Geheel of gestript, met of zonder kop |
1,0 |
0,85 |
3 432 |
|||||||||||||||
|
Garnalen Penaeidae |
Bevroren |
|
|
|
|||||||||||||||
|
1,0 |
0,85 |
3 427 |
||||||||||||||||
|
1,0 |
0,85 |
6 646 |
||||||||||||||||
|
Inktvissen (Sepia officinalis, Rossia macrosoma en Sepiola rondeletti) |
Bevroren |
1,0 |
0,85 |
1 629 |
|||||||||||||||
|
Pijlinktvissen (Loligo spp.) |
|
|
|
|
|||||||||||||||
|
|
1,00 |
0,85 |
993 |
|||||||||||||||
|
1,20 |
0,85 |
1 191 |
||||||||||||||||
|
|
2,50 |
0,85 |
2 482 |
|||||||||||||||
|
2,90 |
0,85 |
2 879 |
||||||||||||||||
|
Achtarmige inktvissen (Octopus spp.) |
Bevroren |
1,00 |
0,85 |
1 801 |
|||||||||||||||
|
Illex argentinus |
|
1,00 |
0,80 |
695 |
|||||||||||||||
|
1,70 |
0,80 |
1 182 |
||||||||||||||||
|
Commerciële aanbiedingsvormen:
|
|||||||||||||||||||
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/79 |
VERORDENING (EG) Nr. 1572/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van de referentieprijzen voor bepaalde visserijproducten voor het visseizoen 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 29, leden 1 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat jaarlijks per productklasse voor de hele Gemeenschap geldende referentieprijzen kunnen worden vastgesteld voor producten waarvoor een schorsing van de douanerechten geldt op grond van artikel 28, lid 1, van genoemde verordening. Dit geldt ook voor producten waarvoor een referentieprijs in acht moet worden genomen hetzij in het kader van een regeling inzake verlaging van douanetarieven die is geconsolideerd in de WTO, hetzij in het kader van een andere preferentiële regeling. |
|
(2) |
Voor de in bijlage I, punten A en B, van Verordening (EG) nr. 104/2000 genoemde producten is de referentieprijs gelijk aan de overeenkomstig artikel 20, lid 1, van genoemde verordening vastgestelde ophoudprijs. |
|
(3) |
De communautaire ophoudprijzen voor de betrokken producten zijn voor het visseizoen 2008 vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1570/2007 van de Commissie (2). |
|
(4) |
De referentieprijs voor andere producten dan die welke zijn genoemd in bijlage I en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 104/2000 wordt met name bepaald op basis van het gewogen gemiddelde van de douanewaarden die op de invoermarkten of in de invoerhavens van de lidstaten zijn geconstateerd tijdens de drie jaren voorafgaande aan de datum waarop de referentieprijs wordt vastgesteld. |
|
(5) |
Het lijkt niet nodig referentieprijzen vast te stellen voor alle soorten die vallen onder de criteria van Verordening (EG) nr. 104/2000, en met name niet voor die soorten waarvan de omvang van de invoer uit derde landen niet significant is. |
|
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De referentieprijzen voor visserijproducten voor het seizoen 2008, als bedoeld in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 104/2000, zijn weergegeven in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
(2) Zie bladzijde 69 van dit Publicatieblad.
BIJLAGE (1)
1. Referentieprijzen voor in artikel 29, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde producten
|
Vissoort |
Grootte (2) |
Referentieprijs (in EUR/ton) |
|||
|
Ontdaan van ingewanden, met kop (2) |
In gehele staat (2) |
||||
|
Aanvullende Taric-code |
Extra, A (2) |
Aanvullende Taric-code |
Extra, A (2) |
||
|
Haring van de soort Clupea harengus ex 0302 40 00 |
1 |
|
— |
F011 |
130 |
|
2 |
|
— |
F012 |
199 |
|
|
3 |
|
— |
F013 |
188 |
|
|
4a |
|
— |
F016 |
119 |
|
|
4b |
|
— |
F017 |
119 |
|
|
4c |
|
— |
F018 |
249 |
|
|
5 |
|
— |
F015 |
222 |
|
|
6 |
|
— |
F019 |
111 |
|
|
7a |
|
— |
F025 |
111 |
|
|
7b |
|
— |
F026 |
100 |
|
|
8 |
|
— |
F027 |
83 |
|
|
Noorse schelvis (Sebastes spp.) ex 0302 69 31 en ex 0302 69 33 |
1 |
|
— |
F067 |
953 |
|
2 |
|
— |
F068 |
953 |
|
|
3 |
|
— |
F069 |
800 |
|
|
Kabeljauw van de soort Gadus morhua ex 0302 50 10 |
1 |
F073 |
1 186 |
F083 |
856 |
|
2 |
F074 |
1 186 |
F084 |
856 |
|
|
3 |
F075 |
1 120 |
F085 |
659 |
|
|
4 |
F076 |
889 |
F086 |
494 |
|
|
5 |
F077 |
626 |
F087 |
362 |
|
|
|
|
In water gekookt |
Vers of gekoeld |
||
|
Aanvullende Taric-code |
Extra, A (2) |
Aanvullende Taric-code |
Extra, A (2) |
||
|
Noorse garnaal (Pandalus borealis) ex 0306 23 10 |
1 |
F317 |
5 010 |
F321 |
1 092 |
|
2 |
F318 |
1 757 |
— |
— |
|
2. Referentieprijzen voor in artikel 29, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 104/2000 bedoelde visserijproducten
|
Product |
Aanvullende Taric-code |
Aanbiedingsvorm |
Referentie-prijs (in EUR/ton) |
||
| 1. Noorse schelvis |
|||||
|
|
|
In gehele staat: |
|
||
|
ex 0303 79 35 ex 0303 79 37 |
F411 |
|
960 |
||
|
ex 0304 29 35 ex 0304 29 39 |
|
Filets: |
|
||
|
F412 |
|
1 953 |
|||
|
F413 |
|
2 159 |
|||
|
F414 |
|
2 285 |
|||
| 2. Kabeljauw |
|||||
|
ex 0303 52 10, ex 0303 52 30, ex 0303 52 90, ex 0303 79 41 |
F416 |
In gehele staat, met of zonder kop |
1 084 |
||
|
ex 0304 29 29 |
|
Filets: |
|
||
|
F417 |
|
2 452 |
|||
|
F418 |
|
2 717 |
|||
|
F419 |
|
2 550 |
|||
|
F420 |
|
2 943 |
|||
|
F421 |
|
2 903 |
|||
|
ex 0304 99 33 |
F422 |
Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken |
1 463 |
||
| 3. Koolvis |
|||||
|
ex 0304 29 31 |
|
Filets: |
|
||
|
F424 |
|
1 518 |
|||
|
F425 |
|
1 705 |
|||
|
F426 |
|
1 476 |
|||
|
F427 |
|
1 680 |
|||
|
F428 |
|
1 768 |
|||
|
ex 0304 99 41 |
F429 |
Stukken en ander visvlees, met uitzondering van geagglomereerde visblokken |
986 |
||
| 4. Schelvis |
|||||
|
ex 0304 29 33 |
|
Filets: |
|
||
|
F431 |
|
2 264 |
|||
|
F432 |
|
2 606 |
|||
|
F433 |
|
2 537 |
|||
|
F434 |
|
2 710 |
|||
|
F435 |
|
2 960 |
|||
| 5. Alaska koolvis |
|||||
|
|
|
Filets: |
|
||
|
ex 0304 29 85 |
F441 |
|
1 147 |
||
|
F442 |
|
1 324 |
|||
| 6. Haring |
|||||
|
|
|
Vlinders |
|
||
|
ex 0304 19 97 ex 0304 99 23 |
F450 |
|
510 |
||
|
F450 |
|
464 |
|||
(1) Voor alle andere klassen dan die welke expliciet zijn genoemd bij de punten 1 en 2 van de bijlage moet als aanvullende Taric-code worden opgegeven: „F499: Andere”.
(2) De klassen van versheid, grootte en aanbiedingsvorm zijn die welke zijn gedefinieerd op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 104/2000.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/83 |
VERORDENING (EG) Nr. 1573/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van het bedrag van de steun voor verkoopuitstel en van de forfaitaire premie voor bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 2814/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor verkoopuitstel van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 5,
Gelet op Verordening (EG) nr. 939/2001 van de Commissie van 14 mei 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad met betrekking tot de toekenning van forfaitaire steun voor bepaalde visserijproducten (3), en met name op artikel 5,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 104/2000 is bepaald dat steun wordt toegekend voor het uit de markt nemen van hoeveelheden van bepaalde verse producten die ofwel worden be- of verwerkt met het oog op kwaliteitsstabilisatie of opslag, ofwel tot conserven worden verwerkt. |
|
(2) |
De steun moet voor de producentenorganisaties een voldoende stimulans vormen om uit de markt genomen producten te be- of verwerken of te conserveren, en aldus vernietiging ervan te voorkomen. |
|
(3) |
Het bedrag van de steun moet zodanig worden vastgesteld dat het evenwicht op de markt van de betrokken producten niet wordt verstoord en dat de concurrentieverhoudingen niet worden scheefgetrokken. |
|
(4) |
Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat, in de Gemeenschap geconstateerde technische en financieringskosten van de verrichtingen die noodzakelijk zijn voor kwaliteitsstabilisatie en opslag. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het visseizoen 2008 wordt de bedragen van de steun voor verkoopuitstel als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 104/2000 en die van de forfaitaire premie als bedoeld in artikel 24, lid 4, van die verordening vastgesteld als aangegeven in de bijlage.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
(2) PB L 326 van 22.12.2000, blz. 34.
(3) PB L 132 van 15.5.2001, blz. 10.
BIJLAGE
|
1. |
Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de producten in bijlage I, delen A en B, en voor tong (Solea spp.) van bijlage I, deel C, van Verordening (EG) nr. 104/2000
|
|
2. |
Bedrag van de steun voor verkoopuitstel voor de overige producten in bijlage I, deel C, van Verordening (EG) nr. 104/2000
|
|
3. |
Bedrag van de forfaitaire premie voor de producten in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 104/2000
|
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/85 |
VERORDENING (EG) Nr. 1574/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot vaststelling van het bedrag van de steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten in het visseizoen 2008
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 2813/2000 van de Commissie van 21 december 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van steun voor particuliere opslag van bepaalde visserijproducten (2), en met name op artikel 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan de gedurende het visseizoen dat aan het betrokken visseizoen voorafgaat in de Gemeenschap geconstateerde technische en financieringskosten. |
|
(2) |
Het is dienstig om de steun voor particuliere opslag ineens toe te kennen, teneinde niet aan te zetten tot langdurige opslag, de betalingstermijnen te verkorten en de controletaken te verlichten. |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het visseizoen 2008 wordt de steun voor particuliere opslag als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EG) nr. 104/2000 voor de in bijlage II bij die Verordening genoemde producten als volgt vastgesteld:
|
— |
eerste maand: 210 EUR per ton, |
|
— |
tweede maand: 0 EUR per ton. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
(2) PB L 326 van 22.12.2000, blz. 30.
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/86 |
VERORDENING (EG) Nr. 1575/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
betreffende de vaststelling van de forfaitaire waarde van de in het visseizoen 2008 uit de markt genomen visserijproducten die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 104/2000 van de Raad van 17 december 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (1), en met name op artikel 21, leden 5 en 8,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 104/2000 voorziet in de toekenning van een financiële vergoeding aan de producentenorganisaties die onder bepaalde voorwaarden in bijlage I, onder A en B, van genoemde verordening bedoelde producten uit de markt nemen. Op de waarde van deze financiële vergoeding moet de forfaitair vastgestelde waarde van de producten die worden bestemd voor andere doeleinden dan menselijke consumptie in mindering worden gebracht. |
|
(2) |
In Verordening (EG) nr. 2493/2001 van de Commissie van 19 december 2001 betreffende de afzet van bepaalde uit de markt genomen visserijproducten (2) zijn de mogelijkheden vastgesteld waarvan gebruik kan worden gemaakt voor de afzet van de uit de markt genomen producten. Het is noodzakelijk de waarde van de genoemde producten voor elk van deze mogelijkheden forfaitair vast te stellen met inachtneming van de gemiddelde ontvangsten die in de verschillende lidstaten bij een dergelijke afzet kunnen worden verkregen. |
|
(3) |
Krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2509/2000 van de Commissie van 15 november 2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad wat betreft de toekenning van de financiële vergoeding voor het uit de markt nemen van bepaalde visserijproducten (3), gelden bijzondere bepalingen inhoudende dat als een producentenorganisatie of een van haar leden haar of zijn producten te koop aanbiedt in een andere lidstaat dan die waar de organisatie is erkend, de met de uitkering van de financiële vergoeding belaste instantie op de hoogte wordt gebracht van de betrokken transacties. Bovenbedoelde instantie is de instantie van de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend. Derhalve moet de in die lidstaat geldende forfaitaire waarde in mindering worden gebracht. |
|
(4) |
Dezelfde berekeningsmethode moet ook worden toegepast voor het voorschot op de financiële vergoeding als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2509/2000. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserijproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De forfaitaire waarde voor de berekening van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot voor de door de producentenorganisaties uit de markt genomen en voor andere doeleinden dan menselijke consumptie gebruikte visserijproducten, als bedoeld in artikel 21, lid 5, van Verordening (EG) nr. 104/2000, wordt voor het visseizoen 2008 vastgesteld zoals in de bijlage is aangegeven.
Artikel 2
De forfaitaire waarde waarmee het bedrag van de financiële vergoeding en het hierop betrekking hebbende voorschot kan worden verminderd, is de waarde die wordt toegepast in de lidstaat waar de producentenorganisatie is erkend.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Joe BORG
Lid van de Commissie
(1) PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1759/2006 (PB L 335 van 1.12.2006, blz. 3).
(2) PB L 337 van 20.12.2001, blz. 20.
(3) PB L 289 van 16.11.2000, blz. 11.
BIJLAGE
Forfaitaire waarden
|
Bestemming van de uit de markt genomen producten |
EUR/ton |
||
|
|
||
|
|
||
|
55 |
||
|
50 |
||
|
17 |
||
|
2 |
||
|
|
||
|
0 |
||
|
10 |
||
|
|
||
|
40 |
||
|
20 |
||
|
28 |
||
|
1 |
||
|
|
||
|
|
||
|
8 |
||
|
|
||
|
0 |
||
|
50 |
||
|
30 |
||
|
|
||
|
60 |
||
|
20 |
||
|
0 |
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/89 |
VERORDENING (EG) Nr. 1576/2007 VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 92/2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 4, lid 2, onder e), artikel 5, lid 2, onder g), en artikel 6, lid 2, onder i),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (2) stelt uitvoeringsbepalingen vast voor bepaalde alternatieve methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten („alternatieve methoden”). |
|
(2) |
Met name artikel 4 van Verordening (EG) nr. 92/2005 vereist dat bepaalde materialen die het resultaat zijn van het gebruik van alternatieve methoden, worden gemarkeerd en stelt de toegestane gebruiksdoeleinden van deze materialen vast. Verordening (EG) nr. 1774/2002, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1432/2007 van de Commissie (3), stelt geharmoniseerde voorschriften voor de markering van dierlijke bijproducten vast, die bijdragen aan de correcte identificatie en een betere traceerbaarheid van dierlijke bijproducten. De verwijzing naar bijlage VI van Verordening (EG) nr. 1774/2002 in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 92/2005 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(3) |
Op basis van het op 2 juni 2004 door het wetenschappelijk panel voor biologische gevaren van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid uitgebrachte advies over het „Biodiesel Process as a method for safe disposal of Category 1 animal by-products (ABP)” (4) is het gepast aanvullende gebruiksdoeleinden van materiaal van categorie 1, 2 en 3 toe te staan overeenkomstig de algemene beginselen van Verordening (EG) nr. 1774/2002. De verbranding van overeenkomstig bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 92/2005 geproduceerde biodiesel in stationaire of mobiele motoren moet ook worden toegestaan. |
|
(4) |
Met name het storten van materiaal dat afkomstig is van de verwerking van materiaal van categorie 1, op plaatsen waarvoor een vergunning is afgeleverd overeenkomstig Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (5) moet nu worden toegestaan. |
|
(5) |
Artikel 5 van Verordening (EG) nr. 92/2005 stelt bijzondere toezichtsmaatregelen vast die tijdens de eerste twee toepassingsjaren van bepaalde alternatieve methoden in een bepaalde lidstaat moeten worden genomen. De aan deze toezichtsmaatregelen verbonden voorwaarden moeten rekening houden met de bij de praktische toepassing van een in een andere lidstaat ontwikkeld procedé opgedane ervaring en worden aangepast aan de doelstelling een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier te waarborgen. Voor de aanwijzing van en het toezicht op een proefinstallatie voor het eerste gebruik van een alternatieve methode in elke betrokken lidstaat moeten daarom vereenvoudigde voorwaarden gelden. |
|
(6) |
De tests die tijdens de beginfase van de toepassing van een alternatieve methode moeten worden uitgevoerd, moeten worden gebaseerd op de tests die de bevoegde wetenschappelijke instantie met het oog op de beoordeling van de betreffende alternatieve methode heeft uitgevoerd. |
|
(7) |
De resultaten van het aanvullend toezicht in een bepaalde lidstaat moeten ter beschikking worden gesteld van andere lidstaten met het oog op de evaluatie van nieuwe toepassingen voor het gebruik van een van de betreffende alternatieve methoden op hun respectieve grondgebied. De informatie moet worden verstrekt aan de contactpunten voor alternatieve methoden, die worden vermeld op de elektronisch door de Commissie gepubliceerde lijst. |
|
(8) |
Verordening (EG) nr. 92/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 92/2005 wordt als volgt gewijzigd:
|
1. |
In artikel 4 worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door: „1. Materiaal dat afkomstig is van de verwerking van materiaal van categorie 1 en 2 — met uitzondering van overeenkomstig bijlage IV geproduceerde biodiesel —, wordt permanent gemerkt overeenkomstig de punten 10 tot en met 13 van hoofdstuk I van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002. 2. Materiaal dat afkomstig is van de behandeling van materiaal van categorie 1, wordt verwijderd op minstens een van de volgende wijzen:
3. Materiaal dat afkomstig is van de behandeling van materiaal van categorie 2 of 3, wordt:
|
|
2. |
Artikel 5 wordt vervangen door: „Artikel 5 Aanvullend toezicht op de initiële toepassing 1. De volgende bepalingen zijn van toepassing gedurende de eerste twee toepassingsjaren van de volgende procedés voor de behandeling van materiaal van categorie 1:
2. De exploitant of leverancier van het procedé wijst in ten minste één lidstaat een installatie aan waar ten minste een keer per jaar tests worden uitgevoerd om de efficiëntie van het procedé uit diergezondheids- en volksgezondheidsoogpunt opnieuw te bevestigen. 3. De bevoegde autoriteit van de in lid 2 vermelde lidstaat zorgt ervoor dat:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 829/2007 van de Commissie (PB L 191 van 21.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 19 van 21.1.2005, blz. 27. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1678/2006 (PB L 314 van 15.11.2006, blz. 4).
(3) PB L 320 van 6.12.2007, blz. 13.
(4) Vraag nr. EFSA-Q-2004-028.
(5) PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Raad
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/92 |
BESCHIKKING VAN DE RAAD
van 6 december 2007
tot wijziging van deel 1 van het Schengen-raadplegingsnetwerk (Technische specificaties)
(2007/866/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Verordening (EG) nr. 789/2001 van de Raad van 24 april 2001 tot verlening van uitvoeringsbevoegdheden aan de Raad met betrekking tot bepaalde gedetailleerde voorschriften en praktische procedures voor de behandeling van visumaanvragen (1), in het bijzonder artikel 1, lid 2,
Gezien het initiatief van de Portugese Republiek,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Het Vision-netwerk is opgezet ten behoeve van de raadpleging tussen de centrale autoriteiten van de partnerstaten met betrekking tot visumaanvragen welke door onderdanen van probleemlanden worden ingediend. |
|
(2) |
Het Vision-netwerk maakte vroeger gebruik van het X400-communicatiesysteem. Om gelijke tred te houden met de moderne technieken voor het verzenden van elektronische post was het nodig het Vision-netwerk van het X400-transportprotocol voor e-mail te migreren naar het SMTP-systeem. |
|
(3) |
Om de negen lidstaten die in 2004 lid van de Europese Unie zijn geworden en met ingang van 21 december 2007 de Schengenbepalingen volledig moeten toepassen, in staat te stellen aan het systeem deel te nemen, zijn de lidstaten die vóór 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden op 15 oktober 2007 van het X400-protocol overgestapt op het SMTP-protocol. Dit protocol heeft een bijzondere configuratie die nu moet worden gespecificeerd. |
|
(4) |
De technische specificaties van het Schengen-raadplegingsnetwerk dienen te worden aangepast aan deze wijzigingen. |
|
(5) |
Conform de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is het hieraan niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan. Aangezien met deze beschikking wordt voortgebouwd op het Schengenacquis, conform het bepaalde in titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken op grond van artikel 5 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad deze beschikking heeft vastgesteld, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten. |
|
(6) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze beschikking een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (2), die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (3) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst. |
|
(7) |
Voor Zwitserland vormt deze beschikking een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst die is gesloten tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, vallend onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG juncto artikel 4, lid 1, van de besluiten van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de ondertekening van de overeenkomst namens de Europese Unie respectievelijk de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van enkele bepalingen van deze overeenkomst. |
|
(8) |
Deze beschikking vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (4). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is hieraan niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan. |
|
(9) |
Deze beschikking vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (5). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze beschikking en is hieraan niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan. |
|
(10) |
Deze beschikking is een rechtshandeling die voortbouwt op het Schengenacquis of daaraan is verbonden als bedoeld in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakten van 2003, respectievelijk 2005, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:
Artikel 1
In deel 1, punt 1.1 van het Schengen-raadplegingsnetwerk (Technische specificaties) wordt een nieuw punt 1.1.4 ingevoegd, zoals aangegeven in de bijlage.
Artikel 2
Deze beschikking treedt in werking op 21 december 2007.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, 6 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
A. COSTA
(1) PB L 116 van 26.4.2001, blz. 2.
(2) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(3) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.
(4) PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.
(5) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.
BIJLAGE
De volgende tekst wordt ingevoegd in deel 1, punt 1.1: Algemene kenmerken van het communicatiesysteem van het Schengen-raadplegingsnetwerk (Technische specificaties)
„1.1.4. OPERATIONAL MAILBOX CONFIGURATION REQUIREMENTS
Each Schengen State must configure its VISION OPERATIONAL MAIL SYSTEM according to:
|
— |
NETWORK ENVIRONMENT
|
|
— |
MIME CONTENT The mail server encoding for messages will be configured to these values:
|
|
— |
The SMTP domain used is visionmail.eu, where every Schengen State has its own third-level domain „xx”. This means that each Schengen State must configure its own mail server in order to manage the xx.visionmail.eu SMTP subdomain name (xx is the two-character Schengen State code). |
|
— |
The recipient mailbox address will be in the format: operxx@xx.visionmail.eu For Schengen States with a second mailbox (for sending), the sending mailbox address will be in the format: operxx-out@xx.visionmail.eu (Note: this is an optional address).”. |
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/95 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 20 december 2007
betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland in het kader van artikel XXVIII van GATT 1994, met het oog op de wijziging van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter dat is opgenomen in EG-lijst CXL, gehecht aan GATT 1994
(2007/867/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 14 mei 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om overeenkomstig artikel XXVIII van GATT 1994 onderhandelingen te beginnen met het oog op de wijziging van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter. Bijgevolg heeft de Europese Gemeenschap de WTO op 3 augustus 2007 in kennis gesteld van haar voornemen om het in EG-lijst CXL opgenomen WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter te wijzigen. |
|
(2) |
De Commissie heeft in overleg met het bij artikel 133 van het Verdrag ingestelde comité onderhandelingen gevoerd aan de hand van de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren. |
|
(3) |
De Commissie heeft de onderhandelingen over een overeenkomst met Nieuw-Zeeland met succes afgerond. De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland dient derhalve te worden goedgekeurd, |
BESLUIT:
Artikel 1
De in het kader van artikel XXVIII van GATT 1994 gesloten overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland, met het oog op de wijziging van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter dat is opgenomen in EG-lijst CXL, gehecht aan GATT 1994, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om de overeenkomst te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
F. NUNES CORREIA
OVEREENKOMST
in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland in het kader van artikel XXVIII van GATT 1994, met het oog op de wijziging van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter dat is opgenomen in EG-lijst CXL, gehecht aan GATT 1994
Brussel,
Geachte heer, mevrouw,,
Nadat de Europese Gemeenschap (EG) en Nieuw-Zeeland krachtens artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994) hebben onderhandeld over de wijziging van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter dat is opgenomen in Europese Gemeenschap-lijst CXL, gehecht aan GATT 1994, keurt de Europese Gemeenschap de hieronder vermelde conclusies goed.
Definitieve bepalingen betreffende het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter
Het tariefcontingent zal gelden voor boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland van de volgende tariefposten:
|
GN-code |
Omschrijving |
|
ex 0405 10 11 ex 0405 10 19 |
Boter, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 85 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé |
|
ex 0405 10 30 |
Boter, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 85 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé waarbij de room een fase van geconcentreerd botervet en/of fractionering van dat botervet kan doorlopen (de zogenaamde „Ammix”- en „Spreadable”-procedés) |
Het contingenttarief bedraagt EUR 70/100 kg.
De contingenthoeveelheid bedraagt 74 693 ton.
Benutting van dit contingent is afhankelijk van de naleving van de in de betrokken communautaire bepalingen vastgestelde voorwaarden.
Algemeen
Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Ik verzoek u te willen bevestigen dat uw regering met het bovenstaande instemt.
Hoogachtend,
Namens de Europese Gemeenschap
Brussel,
Geachte heer, mevrouw,
Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, welke als volgt luidt:
„Nadat de Europese Gemeenschap (EG) en Nieuw-Zeeland krachtens artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994) hebben onderhandeld over de wijziging van het WTO-tariefcontingent voor Nieuw-Zeelandse boter dat is opgenomen in EG-lijst CXL, gehecht aan GATT 1994, keurt de Europese Gemeenschap de hieronder vermelde conclusies goed.
Final provisions for the WTO tariff quota for New Zealand butter
Het tariefcontingent zal gelden voor boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland van de volgende tariefposten:
|
GN-code |
Omschrijving |
|
ex 0405 10 11 ex 0405 10 19 |
Boter, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 85 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé |
|
ex 0405 10 30 |
Boter, van ten minste zes weken oud, met een vetgehalte van niet minder dan 80 doch minder dan 85 gewichtspercenten, rechtstreeks uit melk of room bereid zonder gebruikmaking van opgeslagen materialen volgens één enkel volledig apart en ononderbroken procedé waarbij de room een fase van geconcentreerd botervet en/of fractionering van dat botervet kan doorlopen (de zogenaamde „Ammix”- en „Spreadable”-procedés) |
Het contingenttarief bedraagt 70 EUR per 100 kg.
De contingenthoeveelheid bedraagt 74 693 ton.
Benutting van dit contingent is afhankelijk van de naleving van de in de betrokken communautaire bepalingen vastgestelde voorwaarden.
Algemeen
Deze overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.
Ik verzoek u te willen bevestigen dat uw regering met het bovenstaande instemt.”.
Nieuw-Zeeland heeft de eer te bevestigen dat het met de inhoud van deze brief instemt.
Hoogachtend,
Namens Nieuw-Zeeland
Съставено в Брюксел
Hecho en Bruselas, el
V Bruselu dne
Udfærdiget i Bruxelles den
Geschehen zu Brüssel am
Brüssel,
'Εγινε στις Βρυξέλλες, στις
Done at Brussels
Fait à Bruxelles, le
Fatto a Bruxelles, addì
Briselē,
Priimta Briuselyje.
Kelt Brüsszelben,
Magħmul fi Brussell,
Gedaan te Brussel,
Sporządzono w Brukseli, dnia
Întocmit la Bruxelles
Feito em Bruxelas
V Bruseli
V Bruslju,
Tehty Brysselissä
Utfördat i Bryssel den
От името на Европейската общност
Por la Comunidad Europea
Za Evropské společenství
For Det Europæiske Fællesskab
Für die Europäische Gemeinschaft
Euroopa Ühenduse nimel
Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα
For the European Community
Pour la Communauté européenne
Per la Comunità europea
Eiropas Kopienas vārdā
Europos bendrijos vardu
az Európai Közösség részéről
Għall-Komunità Ewropea
Voor de Europese Gemeenschap
W imieniu Wspólnoty Europejskiej
Pela Comunidade Europeia
În numele Comunitatii Europene
Za Európske spoločenstvo
Za Evropsko skupnost
Euroopan yhteisön puolesta
På Europeiska gemenskapen
Съставено в Брюксел
Hecho en Bruselas, el
V Bruselu dne
Udfærdiget i Bruxelles den
Geschehen zu Brüssel am
Brüssel,
'Εγινε στις Βρυξέλλες, στις
Done at Brussels
Fait à Bruxelles, le
Fatto a Bruxelles, addì
Briselē,
Priimta Briuselyje.
Kelt Brüsszelben,
Magħmul fi Brussell,
Gedaan te Brussel,
Sporządzono w Brukseli, dnia
Întocmit la Bruxelles
Feito em Bruxelas
V Bruseli
V Bruslju,
Tehty Brysselissä
Utfördat i Bryssel den
For New Zealand
От името на Нова Зеландия
Por Nueva Zelanda
Za Nový Zêland
For New Zealand
Für Neuseeland
Uus-Meremaa nimel
Για τη Νέα Υηλανδία
Pour la Nouvelle-Zélande
Per la Nuova Zelanda
Jaunzēlandes vārdā
Naujosios Zelandijos vardu
Új-Zéland részéről
Għan-New Zealand
Voor Nieuw-Zeeland
W imieniu Nowej Zelandii
Pela Nova Zelândia
În numele Noii Zeelande
Za Nový Zéland
Za Novo Zelandijo
Uuden-Seelannin puolesta
För Nya Zeeland
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/100 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 20 december 2007
tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Besluit 2007/445/EG
(2007/868/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Gelet op Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (1), en met name op artikel 2, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Raad heeft op 28 juni 2007 Besluit 2007/445/EG aangenomen tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (2) en tot opstelling van een bijgewerkte lijst van personen, groepen en entiteiten waarop die verordening van toepassing is. |
|
(2) |
De Raad heeft aan alle personen, groepen en entiteiten waarvoor dit praktisch mogelijk was motiveringen verstrekt, waarin wordt toegelicht waarom zij in Besluit 2007/445/EG zijn opgenomen. |
|
(3) |
Via een op 29 juni 2007 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte kennisgeving (3) heeft de Raad aan de in Besluit 2007/445/EG genoemde personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat hij besloten heeft hen op de lijst te handhaven. Tevens heeft hij de betrokken personen, groepen en entiteiten meegedeeld dat het mogelijk is de Raad om de motivering voor hun plaatsing op de lijst te verzoeken (voor zover deze niet reeds aan hen is meegedeeld). |
|
(4) |
De Raad heeft een volledige evaluatie verricht van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is, hetgeen ingevolge artikel 2, lid 3, van die verordening vereist is. In dit kader heeft hij rekening gehouden met de opmerkingen die door betrokkenen aan de Raad zijn voorgelegd. |
|
(5) |
Naar aanleiding van deze evaluatie heeft de Raad vastgesteld dat de in de bijlage bij dit besluit genoemde personen, groepen en entiteiten betrokken zijn geweest bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (4), dat ten aanzien van hen een beslissing is genomen door een bevoegde instantie in de zin van artikel 1, lid 4, van dat gemeenschappelijk standpunt, en dat zij onderworpen moeten blijven aan de in Verordening (EG) nr. 2580/2001 vastgestelde specifieke beperkende maatregelen. |
|
(6) |
De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Verordening (EG) nr. 2580/2001 van toepassing is, moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt, |
BESLUIT:
Artikel 1
De in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 bedoelde lijst wordt vervangen door de lijst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Besluit 2007/445/EG wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking.
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
F. NUNES CORREIA
(1) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/445/EG (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 58).
(2) PB L 169 van 29.6.2007, blz. 58.
(3) PB C 144 van 29.6.2007, blz. 1.
(4) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93.
BIJLAGE
Lijst van personen, groepen en entiteiten als bedoeld in artikel 1
1. PERSONEN
|
1. |
ABOU, Rabah Naami (alias Naami Hamza, alias Mihoubi Faycal, alias Fellah Ahmed, alias Dafri Rèmi Lahdi), geboren op 1.2.1966 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
2. |
ABOUD, Maisi (alias de Zwitserse Abderrahmane), geboren op 17.10.1964 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
3. |
AKHNIKH, Ismail (alias SUHAIB; alias SOHAIB), geboren op 22.10.1982 in Amsterdam (Nederland), (Nederlands) paspoort nr. NB0322935 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
4. |
AL-MUGHASSIL, Ahmad Ibrahim (alias ABU OMRAN; alias AL-MUGHASSIL, Ahmed Ibrahim), geboren op 26.6.1967 in Qatif-Bab al Shamal, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
5. |
AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
6. |
AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
7. |
AOURAGHE, Zine Labidine (alias Halifa Laarbi MOHAMED; alias Abed; alias Abid; alias Abu ISMAIL), geboren op 18.7.1978 in Nador (Marokko), (Spaans) paspoort nr. ESPP278036 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
8. |
ARIOUA, Azzedine, geboren op 20.11.1960 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
9. |
ARIOUA, Kamel (alias Lamine Kamel), geboren op 18.8.1969 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
10. |
ASLI, Mohamed (alias Dahmane Mohamed), geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
11. |
ASLI, Rabah, geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
12. |
ATWA, Ali (alias BOUSLIM, Ammar Mansour; alias SALIM, Hassan Rostom), Libanon, geboren in 1960 in Libanon; Libanees onderdaan |
|
13. |
BOUGHABA, Mohammed Fahmi (alias Mohammed Fahmi BOURABA; alias Mohamed Fahmi BURADA; alias Abu MOSAB), geboren op 6.12.1981 in Al Hoceima (Marokko) (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
14. |
BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR; alias SOBIAR; alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8.3.1978 in Amsterdam (Nederland) (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
15. |
DARIB, Noureddine (alias Carreto, alias Zitoun Mourad), geboren op 1.2.1972 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra |
|
16. |
DJABALI, Abderrahmane (alias Touil), geboren op 1.6.1970 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
17. |
EL FATMI, Nouredine (alias Nouriddin EL FATMI; alias Nouriddine EL FATMI; alias Noureddine EL FATMI; alias Abu AL KA'E KA'E; alias Abu QAE QAE; alias FOUAD; alias FZAD; alias. Nabil EL FATMI; alias Ben MOHAMMED; alias Ben Mohand BEN LARBI; alias Ben Driss Muhand IBN LARBI; alias Abu TAHAR; alias EGGIE), geboren op 15.8.1982 in Midar (Marokko); (Marokkaans) paspoort nr. N829139 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
18. |
EL-HOORIE, Ali Saed Bin Ali (alias AL-HOURI, Ali Saed Bin Ali; alias EL-HOURI, Ali Saed Bin Ali), geboren op 10.7.1965 of 11.7.1965 in El Dibabiya, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
19. |
EL MORABIT, Mohamed, geboren op 24.1.1981 in Al Hoceima (Marokko), (Marokkaans) paspoort nr. K789742 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
20. |
ETTOUMI, Youssef (alias Youssef TOUMI), geboren op 20.10.1977 in Amsterdam (Nederland), (Nederlandse) identiteitskaart nr. LNB4576246 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
21. |
FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10.9.1971 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
22. |
HAMDI, Ahmed (alias Abu IBRAHIM), geboren op 5.9.1978 in Beni Said (Marokko), (Marokkaans) paspoort nr. K728658 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
23. |
IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, AHMED, alias SA-ID, alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan |
|
24. |
LASSASSI, Saber (alias Mimiche), geboren op 30.11.1970 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
25. |
MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul) geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555 |
|
26. |
MOKTARI, Fateh (alias Ferdi Omar), geboren op 26.12.1974 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
27. |
MUGHNIYAH, Imad Fa'iz (alias MUGHNIYAH, Imad Fayiz), hoge inlichtingenofficier van de HEZBOLLAH, geboren op 7.12.1962 in Tayr Dibba, Libanon, paspoort nr. 432298 (Libanon) |
|
28. |
NOUARA, Farid, geboren op 25.11.1973 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
29. |
RESSOUS, Hoari (alias Hallasa Farid), geboren op 11.9.1968 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
30. |
SEDKAOUI, Noureddine (alias Nounou), geboren op 23.6.1963 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
31. |
SELMANI, Abdelghani (alias Gano), geboren op 14.6.1974 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
32. |
SENOUCI, Sofiane, geboren op 15.4.1971 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
33. |
SISON, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA), geboren op 8.2.1939 in Cabugao, Filipijnen |
|
34. |
TINGUALI, Mohammed (alias Mouh di Kouba), geboren op 21.4.1964 in Blida (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
35. |
WALTERS, Jason Theodore James (alias Abdullah; alias David), geboren op 6.3.1985 in Amersfoort (Nederland), (Nederlands) paspoort nr. NE8146378 (lid van de „Hofstadgroep”) |
2. GROEPEN EN ENTITEITEN
|
1. |
Abu Nidal Organisation (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims) |
|
2. |
Al-Aqsa Martelarenbrigades |
|
3. |
Al-Aqsa e.V. |
|
4. |
Al-Takfir en al-Hijra |
|
5. |
Aum Shinrikyo (alias AUM; alias Aum Hoogste Waarheid, alias Aleph) |
|
6. |
Babbar Khalsa |
|
7. |
Communist Party of the Philippines, inclusief New Peoples Army (NPA), Filipijnen, onderhoudt banden met Sison Jose Maria C. (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA) |
|
8. |
Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, IG) |
|
9. |
„İslami Büyük Doğu Akıncılar Cephesi” — Great Islamic Eastern Warriors Front (IBDA-C) |
|
10. |
Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem) |
|
11. |
Hizbul Mujahideen (HM) |
|
12. |
Hofstadgroep |
|
13. |
Holy Land Foundation for Relief and Development |
|
14. |
International Sikh Youth Federation (ISYF) |
|
15. |
Kahane Chai (Kach) |
|
16. |
Khalisan Zindabad Force (KZF) |
|
17. |
Koerdische Arbeiderspartij (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL) |
|
18. |
Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam (LTTE) |
|
19. |
Mujahedeen-e Khalq Organisatie (MEK of MKO) [min de „Nationale Raad van verzet van Iran” (NCRI)] (alias het Nationaal Bevrijdingsleger van Iran (NLA, de militante tak van MEK), Volksmujahedeen van Iran (PMOI), Iraanse Islamitische Studentenassociatie) |
|
20. |
Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger) |
|
21. |
Palestinian Liberation Front (PLF) (Palestijns Bevrijdingsfront) |
|
22. |
Palestinian Islamic Jihad (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad) |
|
23. |
Popular Front for the Liberation of Palestina (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina) |
|
24. |
Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina-Algemeen Commando) |
|
25. |
„Fuerzas armadas revolucionarias de Colombia” — Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) (Revolutionaire Strijdrachten van Colombia) |
|
26. |
„Devrimci Halk Kurtuluș Partisi-Cephesi” — Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links), Dev Sol) |
|
27. |
Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad) |
|
28. |
Stichting Al Aqsa (alias Stichting Al Aqsa Nederland, alias Al Aqsa Nederland) |
|
29. |
„Teyrbazen Azadiya Kurdistan” (TAK) alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken), Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken) |
|
30. |
Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) (Verenigde Zelfverdedigingsgroepen van Colombia) |
Commissie
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/104 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot wijziging van Beschikking 2005/692/EG betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen in verband met aviaire influenza in verscheidene derde landen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6693)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/869/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (1), en met name op artikel 18, lid 7,
Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (2), en met name op artikel 22, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Naar aanleiding van de door een hoogpathogene H5N1-virusstam veroorzaakte uitbraak van aviaire influenza in Zuidoost-Azië in december 2003 heeft de Commissie een aantal beschermende maatregelen met betrekking tot aviaire influenza goedgekeurd. Die maatregelen omvatten met name Beschikking 2005/692/EG van de Commissie van 6 oktober 2005 betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen in verband met aviaire influenza in verscheidene derde landen (3). |
|
(2) |
Beschikking 2005/692/EG is van toepassing tot en met 31 december 2007. Aangezien in Zuidoost-Azië en China echter nog steeds uitbraken van de Aziatische variant van het aviaire-influenzavirus worden geconstateerd, moet de geldigheidsduur van die beschikking tot en met 31 december 2008 worden verlengd. |
|
(3) |
Beschikking 2005/692/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(4) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
In Artikel 7 van Beschikking 2005/692/EG wordt de datum „31 december 2007” vervangen door „31 december 2008”.
Artikel 2
De lidstaten nemen onmiddellijk de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en zij maken die maatregelen bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).
(2) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.
(3) PB L 263 van 8.10.2005, blz. 20. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/99/EG (PB L 43 van 15.2.2007, blz. 35).
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/105 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 21 december 2007
tot goedkeuring van de programma’s voor 2008 voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde en op bedrijven gehouden varkens in Roemenië
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 6699)
(Slechts de tekst in de Roemeense taal is authentiek)
(2007/870/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 4, lid 3,
Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,
Gelet op Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (1), en met name op artikel 16, lid 1, tweede alinea, artikel 19, lid 3, tweede alinea, en artikel 20, lid 2, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Richtlijn 2001/89/EG voert minimummaatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest in. Die maatregelen houden onder meer in dat de lidstaten na bevestiging van een primair geval van klassieke varkenspest bij wilde varkens aan de Commissie een programma voorleggen met maatregelen om die ziekte uit te roeien. Ook voorziet die richtlijn in noodvaccinatie van wilde varkens en varkens op varkensbedrijven. |
|
(2) |
Roemenië heeft een programma opgezet om klassieke varkenspest op het gehele grondgebied van die lidstaat in kaart te brengen en te bestrijden. Dat programma loopt nog. |
|
(3) |
Beschikking 2006/802/EG van de Commissie van 23 november 2006 tot goedkeuring van de programma’s voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde en op bedrijven gehouden varkens in Roemenië (2) is vastgesteld als een van de maatregelen om klassieke varkenspest te bestrijden. Beschikking 2006/802/EG is van toepassing tot en met 31 december 2007. |
|
(4) |
Er heerst klassieke varkenspest bij wilde varkens en op bedrijven gehouden varkens in Roemenië. |
|
(5) |
Roemenië heeft op 29 november 2007 een gewijzigd programma voor 2008 voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens en een programma voor 2008 voor het uitvoeren van noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens op het gehele grondgebied van het land aan de Commissie ter goedkeuring voorgelegd. |
|
(6) |
Bovendien heeft Roemenië op 29 november 2007 bij de Commissie een gewijzigd programma voor 2008 voor het uitvoeren van noodvaccinatie met een merkervaccin bij varkens op grote varkensbedrijven en een programma voor het uitvoeren van noodvaccinatie met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op kleinere varkensbedrijven ingediend. |
|
(7) |
Deze door Roemenië ingediende programma’s zijn door de Commissie bestudeerd en in overeenstemming met Richtlijn 2001/89/EG bevonden. Zij moeten bijgevolg worden goedgekeurd. |
|
(8) |
In het belang van de diergezondheid moet Roemenië zorgen voor de effectieve uitvoering van de in die programma’s vastgestelde maatregelen. |
|
(9) |
Beschikking 2006/779/EG van de Commissie van 14 november 2006 tot vaststelling van overgangsmaatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met klassieke varkenspest in Roemenië (3) is vastgesteld als gevolg van de endemische aanwezigheid van klassieke varkenspest op het grondgebied van Roemenië. |
|
(10) |
De maatregelen van Beschikking 2006/779/EG verbieden onder andere de verzending van varkensvlees, varkensvleesproducten en producten en bereidingen met varkensvlees uit Roemenië naar de andere lidstaten. Daartoe moeten dat vlees en die producten van een speciaal keurmerk worden voorzien. Het is daarom dienstig dat vers vlees van varkens die in het kader van de noodvaccinatie overeenkomstig deze beschikking gevaccineerd zijn, van hetzelfde keurmerk wordt voorzien, en dat er voorschriften worden vastgesteld voor het in de handel brengen van dat vlees. |
|
(11) |
De maatregelen in deze beschikking moeten worden vastgesteld als overgangsmaatregelen die tot en met 31 december 2008 van toepassing zijn. |
|
(12) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens
Het op 29 november 2007 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens in het in punt 1 van de bijlage vastgestelde gebied wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens
Het op 29 november 2007 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens in het in punt 2 van de bijlage vastgestelde gebied wordt goedgekeurd.
Artikel 3
Programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een merkervaccin bij varkens op varkensbedrijven
Het op 29 november 2007 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een merkervaccin bij varkens op varkensbedrijven in het in punt 3 van de bijlage vastgestelde gebied wordt goedgekeurd.
Artikel 4
Programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven
Het op 29 november 2007 door Roemenië bij de Commissie ingediende programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met een levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven in het in punt 4 van de bijlage vastgestelde gebied wordt goedgekeurd.
Artikel 5
Verplichtingen van Roemenië betreffende varkensvlees
Roemenië zorgt ervoor dat vlees afkomstig van varkens:
|
a) |
die overeenkomstig artikel 3 van deze beschikking gevaccineerd zijn met een merkervaccin, alleen op de nationale markt in de handel wordt gebracht en niet naar de andere lidstaten wordt verzonden; |
|
b) |
die overeenkomstig artikel 3 of artikel 4 gevaccineerd zijn, voorzien wordt van een speciaal gezondheids- of identificatiemerk dat niet kan worden verward met het keurmerk, bedoeld in artikel 4 van Beschikking 2006/779/EG; |
|
c) |
die overeenkomstig artikel 4 van deze beschikking gevaccineerd zijn met een levend verzwakt conventioneel vaccin, voor de particuliere binnenlandse consumptie wordt beperkt en niet naar de andere lidstaten wordt verzonden. |
Artikel 6
Informatieverplichtingen van Roemenië
Roemenië zorgt ervoor dat de Commissie en de lidstaten maandelijks een verslag ontvangen over de uitvoering van de noodvaccinatieprogramma’s voor varkens, als bedoeld in de artikelen 3 en 4, dat voor elk district ten minste de volgende informatie bevat:
|
a) |
het totale aantal bedrijven en het totale aantal aanwezige varkens per categorie, als vastgesteld in het uitroeiingsprogramma; |
|
b) |
per categorie bedrijven, het maandelijkse en het totale aantal bedrijven en varkens waar en waarop noodvaccinatie is uitgevoerd; |
|
c) |
het maandelijkse en het totale aantal doses van de verschillende vaccins die zijn gebruikt; |
|
d) |
het maandelijkse en het totale aantal uitgevoerde bewakingstests en de resultaten van deze tests. |
Artikel 7
Door Roemenië te nemen maatregelen
Roemenië neemt de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen en maakt die maatregelen bekend. Het stelt de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.
Artikel 8
Toepasselijkheid
Deze beschikking is van toepassing van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008.
Artikel 9
Adressaat
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Roemenië.
Gedaan te Brussel, 21 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).
(2) PB L 329 van 25.11.2006, blz. 34. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/625/EG (PB L 253 van 28.9.2007, blz. 44).
(3) PB L 314 van 15.11.2006, blz. 48. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2007/630/EG (PB L 255 van 29.9.2007, blz. 44).
BIJLAGE
1. Gebied waar het programma voor de uitroeiing van klassieke varkenspest bij wilde varkens wordt uitgevoerd:
het hele grondgebied van Roemenië.
2. Gebied waar het programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest bij wilde varkens wordt uitgevoerd:
het hele grondgebied van Roemenië.
3. Gebied waar het programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met merkervaccin bij varkens op varkensbedrijven wordt uitgevoerd:
het hele grondgebied van Roemenië.
4. Gebied waar het programma voor noodvaccinatie tegen klassieke varkenspest met levend verzwakt conventioneel vaccin bij varkens op varkensbedrijven wordt uitgevoerd:
het hele grondgebied van Roemenië.
III Besluiten op grond van het EU-Verdrag
BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG
|
22.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 340/109 |
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2007/871/GBVB VAN DE RAAD
van 20 december 2007
inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en houdende intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/448/GBVB
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 15 en 34,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 27 december 2001 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB betreffende specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (1) aangenomen. |
|
(2) |
Op 28 juni 2007 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2007/448/GBVB inzake de actualisering van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (2) vastgesteld. |
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB heeft de Raad een volledige evaluatie verricht van de lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2007/448/GBVB van toepassing is. |
|
(4) |
Naar aanleiding van deze evaluatie heeft de Raad vastgesteld dat de op de lijst in de bijlage bij dit gemeenschappelijk standpunt vermelde personen, groepen en entiteiten betrokken zijn geweest bij terroristische daden in de zin van artikel 1, leden 2 en 3, van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad, dat er een beslissing is genomen door een bevoegde instantie in de zin van artikel 1, lid 4, van dat gemeenschappelijk standpunt en dat zij onderworpen moeten blijven aan de in dat gemeenschappelijk standpunt vervatte specifieke beperkende maatregelen. |
|
(5) |
De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing is, moet dienovereenkomstig worden geactualiseerd, |
HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT AANGENOMEN:
Artikel 1
De lijst van personen, groepen en entiteiten waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van toepassing is, is opgenomen in de bijlage.
Artikel 2
Gemeenschappelijk Standpunt 2007/448/GBVB wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit gemeenschappelijk standpunt treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Artikel 4
Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 20 december 2007.
Voor de Raad
De voorzitter
F. NUNES CORREIA
(1) PB L 344 van 28.12.2001, blz. 93.
(2) PB L 169 van 29.6.2007, blz. 69.
BIJLAGE
Lijst van personen, groepen en entiteiten als bedoeld in artikel 1 (1)
1. PERSONEN
|
1. |
ABOU, Rabah Naami (alias Naami Hamza, alias Mihoubi Faycal, alias Fellah Ahmed, alias Dafri Rèmi Lahdi), geboren op 1.2.1966 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
2. |
ABOUD, Maisi (alias de Zwitserse Abderrahmane), geboren op 17.10.1964 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
3. |
AKHNIKH, Ismail (alias SUHAIB; alias SOHAIB), geboren op 22.10.1982 in Amsterdam (Nederland), (Nederlands) paspoort nr. NB0322935 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
4. |
* ALBERDI URANGA, Itziar (E.T.A.-activist), geboren op 7.10.1963 in Durango, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 78.865.693 |
|
5. |
* ALBISU IRIARTE, Miguel (E.T.A.-activist; lid van Gestoras Pro-amnistía), geboren op 7.6.1961 in San Sebastián, Guipúzcoa (Spanje), identiteitskaart nr. 15.954.596 |
|
6. |
AL-MUGHASSIL, Ahmad Ibrahim (alias ABU OMRAN; alias AL-MUGHASSIL, Ahmed Ibrahim), geboren op 26.6.1967 in Qatif-Bab al Shamal, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
7. |
AL-NASSER, Abdelkarim Hussein Mohamed, geboren in Al Ihsa, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
8. |
AL YACOUB, Ibrahim Salih Mohammed, geboren op 16.10.1966 in Tarut, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
9. |
AOURAGHE, Zine Labidine (alias Halifa Laarbi MOHAMED; alias Abed; alias Abid; alias Abu ISMAIL), geboren op 18.7.1978 in Nador (Marokko), (Spaans) paspoort nr. ESPP278036 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
10. |
* APAOLAZA SANCHO, Iván (E.T.A.-activist, lid van K.Madrid), geboren op 10.11.1971 in Beasain, Guipúzcoa (Spanje), identiteitskaart nr. 44.129.178 |
|
11. |
ARIOUA, Azzedine, geboren op 20.11.1960 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
12. |
ARIOUA, Kamel (alias Lamine Kamel), geboren op 18.8.1969 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
13. |
ASLI, Mohamed (alias Dahmane Mohamed), geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
14. |
ASLI, Rabah, geboren op 13.5.1975 in Ain Taya (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
15. |
* ARZALLUS TAPIA, Eusebio (E.T.A.-activist), geboren op 8.11.1957 in Regil, Guipúzcoa (Spanje), identiteitskaart nr. 15.927.207 |
|
16. |
ATWA, Ali (alias BOUSLIM, Ammar Mansour; alias SALIM, Hassan Rostom), Libanon, geboren in 1960 in Libanon; Libanees onderdaan |
|
17. |
BOUGHABA, Mohammed Fahmi (alias Mohammed Fahmi BOURABA; alias Mohamed Fahmi BURADA; alias Abu MOSAB), geboren op 6.12.1981 in Al Hoceima (Marokko) (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
18. |
BOUYERI, Mohamed (alias Abu ZUBAIR; alias SOBIAR; alias Abu ZOUBAIR), geboren op 8.3.1978 in Amsterdam (Nederland) (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
19. |
DARIB, Noureddine (alias Carreto, alias Zitoun Mourad), geboren op 1.2.1972 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra |
|
20. |
DJABALI, Abderrahmane (alias Touil), geboren op 1.6.1970 in Algerije (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
21. |
* ECHEBERRIA SIMARRO, Leire (E.T.A.-activist), geboren op 20.12.1977 in Basauri, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 45.625.646 |
|
22. |
* ECHEGARAY ACHIRICA, Alfonso (E.T.A.-activist), geboren op 10.1.1958 in Plencia; Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 16.027.051 |
|
23. |
EL FATMI, Nouredine (alias Nouriddin EL FATMI; alias Nouriddine EL FATMI; alias Noureddine EL FATMI; alias Abu AL KA'E KA'E; alias Abu QAE QAE; alias FOUAD; alias FZAD; alias. Nabil EL FATMI; alias Ben MOHAMMED; alias Ben Mohand BEN LARBI; alias Ben Driss Muhand IBN LARBI; alias Abu TAHAR; alias EGGIE), geboren op 15.8.1982 in Midar (Marokko); (Marokkaans) paspoort nr. N829139 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
24. |
EL-HOORIE, Ali Saed Bin Ali (alias AL-HOURI, Ali Saed Bin Ali; alias EL-HOURI, Ali Saed Bin Ali), geboren op 10.7.1965 of 11.7.1965 in El Dibabiya, Saudi-Arabië; Saudisch onderdaan |
|
25. |
EL MORABIT, Mohamed, geboren op 24.1.1981 in Al Hoceima (Marokko), (Marokkaans) paspoort nr. K789742 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
26. |
ETTOUMI, Youssef (alias Youssef TOUMI), geboren op 20.10.1977 in Amsterdam (Nederland), (Nederlandse) identiteitskaart nr. LNB4576246 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
27. |
FAHAS, Sofiane Yacine, geboren op 10.9.1971 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
28. |
* GOGEASCOECHEA ARRONATEGUI, Eneko (E.T.A.-activist), geboren op 29.4.1967 in Guernica, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 44.556.097 |
|
29. |
HAMDI, Ahmed (alias Abu IBRAHIM), geboren op 5.9.1978 in Beni Said (Marokko), (Marokkaans) paspoort nr. K728658 (lid van de „Hofstadgroep”) |
|
30. |
* IPARRAGUIRRE GUENECHEA, Ma Soledad, born IPARRAGUIRRE GUENECHEA, Ma Soledad (E.T.A.-activist), geboren op 25.4.1961 in Escoriaza (Navarra), identiteitskaart nr. 16.255.819 |
|
31. |
* IZTUETA BARANDICA, Enrique (E.T.A.-activist), geboren op 30.7.1955 in Santurce, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 14.929.950 |
|
32. |
IZZ-AL-DIN, Hasan (alias GARBAYA, AHMED, alias SA-ID, alias SALWWAN, Samir), Libanon, geboren in 1963 in Libanon, Libanees onderdaan |
|
33. |
LASSASSI, Saber (alias Mimiche), geboren op 30.11.1970 in Constantine (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
34. |
MOHAMMED, Khalid Shaikh (alias ALI, Salem; alias BIN KHALID, Fahd Bin Adballah; alias HENIN, Ashraf Refaat Nabith; alias WADOOD, Khalid Adbul) geboren op 14.4.1965 of 1.3.1964 in Pakistan, paspoort nr. 488555 |
|
35. |
MOKTARI, Fateh (alias Ferdi Omar), geboren op 26.12.1974 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
36. |
* MORCILLO TORRES, Gracia (E.T.A.-activist; lid van Kas/Ekin), geboren op 15.3.1967 in San Sebastián, Guipúzcoa (Spanje), identiteitskaart nr. 72.439.052 |
|
37. |
MUGHNIYAH, Imad Fa'iz (alias MUGHNIYAH, Imad Fayiz), hoge inlichtingenofficier van de HEZBOLLAH, geboren op 7.12.1962 in Tayr Dibba, Libanon, paspoort nr. 432298 (Libanon) |
|
38. |
* NARVÁEZ GOÑI, Juan Jesús (E.T.A.-activist) geboren op 23.2.1961 in Pamplona, Navarra (Spanje), identiteitskaart nr. 15.841.101 |
|
39. |
NOUARA, Farid, geboren op 25.11.1973 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
40. |
* ORBE SEVILLANO, Zigor (E.T.A.-activist; lid van Jarrai/Haika/Segi), geboren op 22.9.1975 in Basauri, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 45.622.851 |
|
41. |
* PALACIOS ALDAY, Gorka (E.T.A-activist; lid van K.Madrid), geboren op 17.10.1974 in Baracaldo, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 30.654.356 |
|
42. |
* PEREZ ARAMBURU, Jon Iñaki (E.T.A.-activist; lid van Jarrai/Haika/Segi), geboren op 18.9.1964 in San Sebastián, Guipúzcoa (Spanje), identiteitskaart nr. 15.976.521 |
|
43. |
* QUINTANA ZORROZUA, Asier (E.T.A.-activist; lid van K.Madrid), geboren op 27.2.1968 in Bilbao Biskaje, identiteitskaart nr. 30.609.430 |
|
44. |
RESSOUS, Hoari (alias Hallasa Farid), geboren op 11.9.1968 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
45. |
* RUBENACH ROIG, Juan Luis (E.T.A.-activist; lid van K.Madrid), geboren op 18.9.1963 in Bilbao, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 18.197.545 |
|
46. |
SEDKAOUI, Noureddine (alias Nounou), geboren op 23.6.1963 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
47. |
SELMANI, Abdelghani (alias Gano), geboren op 14.6.1974 in Algiers (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
48. |
SENOUCI, Sofiane, geboren op 15.4.1971 in Hussein Dey (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
49. |
SISON, Jose Maria (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA), geboren op 8.2.1939 in Cabugao, Filipijnen |
|
50. |
TINGUALI, Mohammed (alias Mouh di Kouba), geboren op 21.4.1964 in Blida (Algerije) (lid van al-Takfir en al-Hijra) |
|
51. |
* URANGA ARTOLA, Kemen (E.T.A.-activist; lid van Herri Batasuna/E.H/Batasuna), geboren op 25.5.1969 in Ondarroa, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 30.627.290 |
|
52. |
* VALLEJO FRANCO, Iñigo (E.T.A.-activist), geboren op 21.5.1976 in Bilbao, Biskaje (Spanje), identiteitskaart nr. 29.036.694 |
|
53. |
* VILA MICHELENA, Fermín (E.T.A.-activist; lid van Kas/Ekin), geboren op 12.3.1970 in Irún, Guipúzcoa (Spanje), identiteitskaart nr. 15.254.214 |
|
54. |
WALTERS, Jason Theodore James (alias Abdullah; alias David), geboren op 6.3.1985 in Amersfoort (Nederland), (Nederlands) paspoort nr. NE8146378 (lid van de „Hofstadgroep”) |
2. GROEPEN EN ENTITEITEN
|
1. |
Abu Nidal Organisation (ANO), (alias Fatah Revolutionaire Raad, Arabische Revolutionaire Brigades, Zwarte September, en Revolutionaire Organisatie van Socialistische Moslims) |
|
2. |
Al-Aqsa Martelarenbrigades |
|
3. |
Al-Aqsa e.V. |
|
4. |
Al-Takfir en al-Hijra |
|
5. |
* Cooperativa Artigiana Fuoco ed Affini — Occasionalmente Spettacolare (Occasioneel spectaculaire artisanale Coöperatie Vuur en dergelijke) |
|
6. |
* Nuclei Armati per il Comunismo (Gewapende eenheden voor het communisme) |
|
7. |
Aum Shinrikyo (alias AUM; alias Aum Hoogste Waarheid, alias Aleph) |
|
8. |
Babbar Khalsa |
|
9. |
* CCCCC — Cellula Contro Capitale, Carcere i suoi Carcerieri e le sue Celle (Cel tegen kapitaal, gevangenissen, cipiers en gevangeniscellen) |
|
10. |
Communist Party of the Philippines, inclusief New Peoples Army (NPA), Filipijnen, onderhoudt banden met Sison Jose Maria C. (alias Armando Liwanag, alias Joma, hoofd van de Communist Party of the Philippines, inclusief NPA) |
|
11. |
* Continuity Irish Republican Army (CIRA) |
|
12. |
* „EPANASTATIKOS AGONAS” — Revolutionaire Strijd |
|
13. |
* Euskadi Ta Askatasuna/Tierra Vasca y Libertad/Baskenland en Vrijheid (E.T.A.) (De volgende organisaties maken deel uit van de terroristische groep E.T.A.: K.a.s., Xaki; Ekin, Jarrai-Haika-Segi, Gestoras pro-amnistía, Askatasuna, Batasuna (alias Herri Batasuna, alias Euskal Herritarrok) |
|
14. |
Gama'a al-Islamiyya (Islamitische Groep), (alias Al-Gama'a al-Islamiyya, IG) |
|
15. |
Great Islamic Eastern Warriors Front (IBDA-C) |
|
16. |
* Grupos de Resistencia Antifascista Primero de Octubre/Antifascistische Verzetsgroepen Een Oktober (G.R.A.P.O.) |
|
17. |
Hamas (inbegrepen Hamas-Izz al-Din al-Qassem) |
|
18. |
Hizbul Mujahideen (HM) |
|
19. |
Hofstadgroep |
|
20. |
Holy Land Foundation for Relief and Development |
|
21. |
International Sikh Youth Federation (ISYF) |
|
22. |
* Solidarietà Internazionale (Internationale solidariteit) |
|
23. |
Kahane Chai (Kach) |
|
24. |
Khalisan Zindabad Force (KZF) |
|
25. |
Koerdische Arbeiderspartij (PKK), (alias KADEK; alias KONGRA-GEL) |
|
26. |
Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam (LTTE) |
|
27. |
* Loyalist Volunteer Force (LVF) |
|
28. |
Mujahedeen-e Khalq Organisatie (MEK of MKO) [min de „Nationale Raad van verzet van Iran” (NCRI)] (alias het Nationaal Bevrijdingsleger van Iran (NLA, de militante tak van MEK), Volksmujahedeen van Iran (PMOI), Iraanse Islamitische Studentenassociatie) |
|
29. |
Ejército de Liberación Nacional (Nationaal Bevrijdingsleger) |
|
30. |
* Orange Volunteers (OV) |
|
31. |
Palestinian Liberation Front (PLF) (Palestijns Bevrijdingsfront) |
|
32. |
Palestinian Islamic Jihad (PIJ) (Palestijnse Islamitische Jihad) |
|
33. |
Popular Front for the Liberation of Palestina (PFLP) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina) |
|
34. |
Popular Front for the Liberation of Palestine-General Command (alias PFLP-General Command, PFLP-GC) (Volksfront voor de bevrijding van Palestina-Algemeen Commando) |
|
35. |
* Real IRA |
|
36. |
* Brigate Rosse per la Costruzione del Partito Comunista Combattente (Rode Brigades voor de opbouw van de strijdende communistische partij) |
|
37. |
* Red Hand Defenders (RHD) |
|
38. |
Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC) (Revolutionaire Strijdrachten van Colombia) |
|
39. |
* Revolutionary Nuclei/Epanastatiki Pirines (Revolutionaire Kernen) |
|
40. |
* Revolutionary Organisation 17 November/Dekati Evdomi Noemvri (Revolutionaire Organisatie 17 november) |
|
41. |
Revolutionair Volksbevrijdingsleger/front/partij (DHKP/C), (alias Devrimci Sol (Revolutionair Links), Dev Sol) |
|
42. |
Sendero Luminoso (SL) (Lichtend Pad) |
|
43. |
Stichting Al Aqsa (alias Stichting Al Aqsa Nederland, alias Al Aqsa Nederland) |
|
44. |
TAK — Teyrbazen Azadiya Kurdistan, alias Kurdistan Freedom Falcons (Koerdische Vrijheidsvalken), Kurdistan Freedom Hawks (Koerdische Vrijheidshaviken) |
|
45. |
* Brigata XX Luglio (Brigade van de twintigste juli) |
|
46. |
* Ulster Defence Association/Ulster Freedom Fighters (UDA/UFF |
|
47. |
Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) (Verenigde Zelfverdedigingsgroepen van Colombia) |
|
48. |
* F.A.I. - Federazione Anarchica Informale (Informele anarchistische federatie) |
(1) Ten aanzien van personen, groepen en entiteiten die met een asterisk zijn aangegeven geldt alleen artikel 4 van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB.