ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
50e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 1430/2007 van de Commissie van 5 december 2007 tot wijziging van de bijlagen II en III van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
Verordening (EG) nr. 1432/2007 van de Commissie van 5 december 2007 tot wijziging van de bijlagen I, II en VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het merken en het vervoer van dierlijke bijproducten ( 1 ) |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Conferentie van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten |
|
|
|
2007/792/EG |
|
|
* |
||
|
|
Commissie |
|
|
|
2007/793/EG |
|
|
* |
||
|
|
2007/794/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van een nieuwe termijn voor de indiening van dossiers voor bepaalde stoffen die in het kader van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde tienjarige werkprogramma dienen te worden beoordeeld (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5751) ( 1 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1429/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 6 december 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).
BIJLAGE
bij de verordening van de Commissie van 5 december 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
IL |
114,0 |
MA |
61,5 |
|
SY |
68,2 |
|
TR |
100,8 |
|
ZZ |
86,1 |
|
0707 00 05 |
JO |
196,3 |
MA |
52,5 |
|
TR |
99,6 |
|
ZZ |
116,1 |
|
0709 90 70 |
MA |
58,5 |
TR |
122,0 |
|
ZZ |
90,3 |
|
0709 90 80 |
EG |
301,9 |
ZZ |
301,9 |
|
0805 10 20 |
AR |
20,7 |
AU |
15,0 |
|
BR |
12,7 |
|
SZ |
41,9 |
|
TR |
60,4 |
|
ZA |
41,5 |
|
ZW |
17,0 |
|
ZZ |
29,9 |
|
0805 20 10 |
MA |
67,3 |
ZZ |
67,3 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
CN |
61,4 |
HR |
21,2 |
|
IL |
66,8 |
|
TR |
77,8 |
|
UY |
95,3 |
|
ZZ |
64,5 |
|
0805 50 10 |
EG |
95,3 |
TR |
112,1 |
|
ZA |
62,3 |
|
ZZ |
89,9 |
|
0808 10 80 |
AR |
87,7 |
CA |
87,3 |
|
CL |
86,0 |
|
CN |
69,1 |
|
MK |
31,5 |
|
US |
80,6 |
|
ZA |
95,7 |
|
ZZ |
76,8 |
|
0808 20 50 |
AR |
71,0 |
CN |
47,9 |
|
TR |
145,7 |
|
ZZ |
88,2 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1430/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
tot wijziging van de bijlagen II en III van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (1), en met name op artikel 11, onder c) ii), en artikel 13, lid 2, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk en Italië hebben een met redenen omkleed verzoek tot wijziging van bijlage II bij Richtlijn 2005/36/EG ingediend. Nederland heeft een met redenen omkleed verzoek tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2005/36/EG ingediend. |
(2) |
Duitsland heeft gevraagd de term zorgkundige („Gesundheits-”) toe te voegen aan de benaming van de opleiding tot kinderverpleegkundige („Kinderkrankenschwester/Kinderkrankenpfleger”). Dit is nodig omdat de wet van 16 juli 2003 betreffende de verpleegkundige beroepen („Krankenpflegegesetz”), die op 1 januari 2004 in werking is getreden, de inhoud van deze opleiding heeft gewijzigd en de benaming ervan heeft veranderd in zorgkundige en kinderverpleegkundige („Gesundheits- und Kinderkrankenpfleger(in)”). De structuur en toelatingsvoorwaarden van de opleiding zijn onveranderd gebleven. |
(3) |
Duitsland heeft verzocht om de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige („psychiatrische(r) Krankenschwester/Krankenpfleger”) uit bijlage II te schrappen, aangezien deze opleiding die tot verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger aanvult en dus onder de definitie van het diploma valt. |
(4) |
Duitsland heeft verzocht om toevoeging van het beroep bejaardenverzorger („Altenpflegerin und Altenpfleger”), dat aan de criteria van artikel 11, onder c) ii), van Richtlijn 2005/36/EG voldoet, zoals blijkt uit de wet van 17 november 2000 over de bejaardenzorg en de verordening van 26 november 2002 over opleiding en examens voor bejaardenverzorgers. |
(5) |
Tot slot heeft Duitsland gevraagd de beroepen bandagist („Bandagist”) en prothese-/orthesemaker („Orthopädiemechaniker”) samen te voegen tot het beroep prothese-/orthesetechnicus („Orthopädietechniker”) in overeenstemming met de wet tot regeling van de ambachtssector („Handwerksordnung”, zoals gepubliceerd op 24 september 1998, BGBl. I blz. 3074; 2006 I blz. 2095, laatstelijk gewijzigd bij artikel 146 van de verordening van 31 oktober 2006, BGBl. I blz. 2407). |
(6) |
Luxemburg heeft naar aanleiding van de gewijzigde wet van 26 maart 1992 over de uitoefening en revalorisatie van bepaalde beroepen in de gezondheidszorg („loi modifiée sur l'exercice et la revalorisation de certaines professions de santé”) gevraagd de volgende wijzigingen aan te brengen: kinderverpleegkundige („infirmier en pédiatrie”) in plaats van kinderverpleegkundige („infirmier puériculteur”), anesthesie- en reanimatieverpleegkundige („infirmier en anesthésie et réanimation”) in plaats van anesthesieverpleegkundige („infirmier anesthésiste”) en masseur („masseur”) in plaats van gediplomeerd masseur („masseur diplômé”). De opleidingen zelf zijn niet veranderd. |
(7) |
Oostenrijk heeft naar aanleiding van de wet inzake verpleegkunde („Krankenpflegegesetz”, BGBl. I nr. 108/1997) verzocht om een nadere omschrijving van de opleiding tot psychiatrisch en kinderverpleegkundige. |
(8) |
Italië heeft verzocht om schrapping van de beroepen landmeter („geometra”) en agronoom („perito agrario”) uit bijlage II, daar de voor deze beroepen benodigde opleiding voldoet aan de definitie van het diploma volgens artikel 55 van presidentieel decreet nr. 328 van 5 juni 2001 en bijlage I van wetsdecreet nr. 227 van 8 juli 2003. |
(9) |
Duitsland, Luxemburg en Oostenrijk hebben verzocht om opname in bijlage II van een hele reeks opleidingen tot de titel meester (Meister/Maître). Deze opleidingen zijn in hoofdzaak geregeld door de volgende wetten: voor Duitsland, de wet tot regeling van de ambachtssector („Gesetz zur Ordnung des Handwerks — Handwerksordnung”, zoals gepubliceerd op 24 september 1998, BGBl. I blz. 3074; 2006 I blz. 2095), laatstelijk gewijzigd bij artikel 146 van de verordening van 31 oktober 2006, BGBl. I blz. 2407); voor Luxemburg, de wet van 28 december 1988 (Mémorial A van 28 december 1988 — nr. 72) en de groothertogelijke verordening van 4 februari 2005 (Mémorial A van 10 maart 2005 — nr. 29); voor Oostenrijk, de wet inzake handel en nijverheid („Gewerbeordnung” 1994, BGBl. nr. 194/1994, laatstelijk gewijzigd bij BGBl. I nr. 15/2006). Deze opleidingen voldoen aan de criteria van artikel 11, onder c) ii), van Richtlijn 2005/36/EG. |
(10) |
Nederland heeft gevraagd om wijziging van de beschrijving van de gereglementeerde opleidingen in bijlage III, teneinde rekening te houden met veranderingen die voortvloeien uit de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), die sinds 1996 van kracht is. Deze opleidingen voldoen aan de criteria van artikel 13, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 2005/36/EG. |
(11) |
Richtlijn 2005/36/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité voor de erkenning van beroepskwalificaties, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Richtlijn 2005/36/EG worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening gewijzigd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Charlie McCREEVY
Lid van de Commissie
(1) PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/100/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 141).
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Richtlijn 2005/36/EG worden als volgt gewijzigd:
I. |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
II. |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd: de rubriek „Nederland” komt als volgt te luiden: „Gereglementeerde opleidingen die overeenkomen met kwalificatieniveau 3 of 4 van het Centraal register beroepsopleidingen, dat is ingesteld bij de Wet educatie en beroepsonderwijs, of oudere opleidingen waarvan het niveau met deze kwalificatieniveaus gelijkgesteld is. De niveaus 3 en 4 van de kwalificatiestructuur komen overeen met de volgende beschrijvingen:
Bij deze twee niveaus is in totaal gedurende ten minste 15 jaar gereglementeerd onderwijs gevolgd, te weten acht jaar basisonderwijs en vier jaar voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en daarna nog een opleiding op niveau 3 of 4 van ten minste drie jaar in een instelling voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo), afgesloten met een examen. (De duur van het middelbaar beroepsonderwijs kan van drie tot twee jaar worden verkort, wanneer de betrokkene over een kwalificatie beschikt die toegang geeft tot het universitair onderwijs (na 14 jaar onderwijs) of tot het hoger beroepsonderwijs (na 13 jaar onderwijs)). De Nederlandse autoriteiten verstrekken de Commissie en de overige lidstaten een lijst van de opleidingen waarop deze bijlage betrekking heeft.” |
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/12 |
VERORDENING (EG) Nr. 1431/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
houdende niet-minimale wijzigingen van het productdossier van een benaming die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen „Huile d'olive de Nyons (BOB)”
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 7, lid 4, eerste alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 heeft de Commissie de aanvraag van Frankrijk onderzocht voor de goedkeuring van wijzigingen van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Huile d'olive de Nyons”, die bij Verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie (2) is geregistreerd. |
(2) |
Aangezien de betrokken wijzigingen niet minimaal zijn in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 510/2006, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, eerste alinea, van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 is meegedeeld, moeten de wijzigingen worden goedgekeurd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijzigingen van het productdossier met betrekking tot de in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming worden goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
(2) PB L 148 van 21.6.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2156/2005 (PB L 342 van 24.12.2005, blz. 54).
(3) PB C 73 van 30.3.2007, blz. 4.
BIJLAGE
In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:
Categorie 1.5 |
— |
Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie enz.) |
FRANKRIJK
Huile d'olive de Nyons (BOB)
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/13 |
VERORDENING (EG) Nr. 1432/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
tot wijziging van de bijlagen I, II en VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het merken en het vervoer van dierlijke bijproducten
(Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 32, lid 1, en hoofdstuk I, punt 8, van bijlage VI,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) Nr. 1774/2002 worden specifieke gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten vastgesteld. |
(2) |
In de artikelen 4, 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 wordt bepaald dat categorie 1-, categorie 2- en categorie 3-materiaal zo spoedig mogelijk overeenkomstig artikel 7 van die verordening moet worden verzameld, vervoerd en geïdentificeerd. |
(3) |
In artikel 7 en bijlage II worden voorschriften voor de identificatie, de verzameling en het vervoer van de verschillende categorieën dierlijke bijproducten en verwerkte producten vastgesteld. Ter verbetering van de controle en de traceerbaarheid moet voor de handel in die bijproducten en verwerkte producten een gestandaardiseerde kleurcodering voor verpakkingen, recipiënten en voertuigen worden gebruikt. De kleuren moeten zodanig worden gekozen dat zij gemakkelijk kunnen worden onderscheiden, ook door personen met slecht kleurenzicht. |
(4) |
Voor de duidelijkheid moet een definitie van „kleurcodering” worden toegevoegd aan de specifieke definities in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1774/2002. |
(5) |
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om systemen op te zetten of aanvullende voorschriften vast te stellen voor de kleurcodering van verpakkingen, recipiënten en voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van de verschillende categorieën dierlijke bijproducten en verwerkte producten op hun grondgebied. Dergelijke systemen of voorschriften mogen geen verwarring scheppen met het voor de handel gebruikte gestandaardiseerde kleurcoderingssysteem. |
(6) |
De lidstaten moeten ook de mogelijkheid hebben om voor te schrijven dat van hun grondgebied afkomstige dierlijke bijproducten die op hun grondgebied blijven, niet alleen van het merkteken voor gespecificeerd risicomateriaal, als voorgeschreven bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (2), maar ook van een bijzonder merkteken worden voorzien. Een dergelijke markering mag echter geen belemmeringen voor het handelsverkeer of voor de uitvoer naar derde landen opwerpen. |
(7) |
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 bevat voorschriften voor het model van het handelsdocument waarvan dierlijke bijproducten en verwerkte producten tijdens het vervoer vergezeld moeten gaan. Er moeten aanvullende voorschriften voor dergelijke documenten worden vastgesteld om de identificatie en de traceerbaarheid van de dierlijke bijproducten te verbeteren. |
(8) |
In de artikelen 4, 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 wordt bepaald dat bepaalde verwerkte dierlijke bijproducten blijvend moeten worden gemerkt, indien technisch mogelijk met een geur, overeenkomstig bijlage VI, hoofdstuk I, van die verordening. |
(9) |
In bijlage VI, hoofdstuk I, bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 wordt bepaald dat van categorie 1- of categorie 2-materiaal afgeleide producten, met uitzondering van vloeibare producten die bestemd zijn voor biogas- of composteerinstallaties, via een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd systeem permanent moeten worden gemerkt, voor zover technisch mogelijk, met een geur. Tot dusver zijn bij gebrek aan beschikbare wetenschappelijke gegevens over het aanbrengen van merktekens nog geen uitvoeringsbepalingen voor een dergelijke markering vastgesteld. |
(10) |
Op 17 oktober 2006 heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie de resultaten gepubliceerd van een implementatiestudie ter evaluatie van het gebruik van glyceroltriheptanoaat (GTH) als geschikte merker voor dierlijke bijproducten in destructiesystemen. Op grond van dit verslag moeten uitvoeringsvoorschriften voor het merken van verwerkte dierlijke bijproducten worden vastgesteld. |
(11) |
Deze voorschriften mogen geen afbreuk doen aan het merken van verwerkte producten die zijn bestemd voor gebruik in biologische meststoffen en bodemverbeteraars om te voldoen aan de verplichting om die producten niet direct te gebruiken op land waar vee kan komen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 181/2006 van de Commissie van 1 februari 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 wat andere biologische meststoffen en bodemverbeteraars dan mest betreft en tot wijziging van die verordening (3). |
(12) |
Er moet worden voorzien in bepaalde uitzonderingen op het voorschrift om verwerkte producten met GTH te merken, met name wat betreft producten die worden vervoerd voor gebruik of verwijdering met een methode overeenkomstig Verordening (EG) nr. 92/2005 van de Commissie van 19 januari 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad voor wat betreft de methoden voor de verwijdering of het gebruik van dierlijke bijproducten en tot wijziging van bijlage VI daarbij voor wat betreft de omzetting in biogas en de verwerking van gesmolten vet (4). |
(13) |
De bijlagen I, II en VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
Om de lidstaten en het bedrijfsleven de nodige tijd te geven om zich aan de nieuwe voorschriften van deze verordening aan te passen, moeten die voorschriften van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2008. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I, II en VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2008.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 829/2007 van de Commissie (PB L 191 van 21.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1275/2007 van de Commissie (PB L 284 van 30.10.2007, blz. 8).
(3) PB L 29 van 2.2.2006, blz. 31.
(4) PB L 19 van 21.1.2005, blz. 27. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1678/2006 (PB L 314 van 15.11.2006, blz. 4).
BIJLAGE
De bijlagen I, II en VI bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 worden als volgt gewijzigd:
1) |
In bijlage I wordt het volgende punt toegevoegd:
|
2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/18 |
VERORDENING (EG) Nr. 1433/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1623/2000 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de marktmechanismen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (1), en met name op artikel 33, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 31, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 is bepaald dat de door het interventiebureau overgenomen alcohol wordt afgezet door middel van een openbare veiling of door verkoop bij inschrijving. |
(2) |
Van de openbare inschrijvingen voor de verkoop van interventieproducten in de landbouwsector zijn die voor alcohol de enige waarbij het de Commissie is die is belast met de besluitvorming over en de opening van elke tekoopaanbieding van het product. Ter vereenvoudiging van de regelgeving en met het oog op harmonisatie van de maatregelen voor het beheer van de landbouwmarkten in het kader van de enkelvoudige gemeenschappelijke marktordening, dienen ook voor de verkoop van alcohol een door de Commissie te openen permanente openbare inschrijving en door de lidstaten te openen deelinschrijvingen te worden ingevoerd. |
(3) |
Om ervoor te zorgen dat de informatie over de deelinschrijvingen in de lidstaten voor elke erkende onderneming in de Gemeenschap toegankelijk is, dient te worden bepaald dat die informatie langs elektronische weg moet worden bekendgemaakt. |
(4) |
Om te voorkomen dat de hele alcoholvoorraad ineens of aan één enkele onderneming wordt verkocht, dient de hoeveelheid die bij elke deelinschrijving te koop kan worden aangeboden, tot een maximum te worden beperkt. |
(5) |
Om te zorgen voor een regelmatige en optimale afzet van de alcohol met inachtneming van de stille perioden in de zomer en met kerst, dient te worden bepaald dat er eenmaal per maand, behalve in juli en in december, een uiterste datum is voor de indiening van offertes in het kader van een deelinschrijving. |
(6) |
De verschillende fasen en de kenmerken van een deelinschrijving moeten worden gepreciseerd. |
(7) |
De ervaring van de laatste tijd leert dat tekeningen van de installaties waar de alcohol tot absolute alcohol wordt verwerkt, niet onmisbaar zijn voor de erkenning van de ondernemingen die alcohol willen kunnen kopen voor gebruik als bio-ethanol in de Gemeenschap. Die tekeningen moeten derhalve worden geschrapt uit de lijst van de met het oog op erkenning in te dienen stukken. |
(8) |
Om de belangen van de inschrijvende ondernemingen tijdens de duur van een deelinschrijving te beschermen, moeten bepalingen worden vastgesteld ter beperking van de fysieke verplaatsingen van de te koop aangeboden alcohol tussen de bekendmaking van het bericht van deelinschrijving en de afhaling van de alcohol door de onderneming waaraan is gegund. |
(9) |
Verordening (EG) nr. 1623/2000 van de Commissie (2) moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor wijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1623/2000 wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In titel III wordt hoofdstuk IV als volgt gewijzigd:
|
2. |
In artikel 101 wordt lid 4 vervangen door: „4. Onverminderd het bepaalde in lid 1, wordt bij de afzet van alcohol voor uitsluitend gebruik in de sector motorbrandstoffen in derde landen het daadwerkelijke gebruik van de alcohol gecontroleerd totdat de alcohol in het land van bestemming wordt gemengd met een denatureringsmiddel. Bij de afzet van alcohol voor gebruik als bio-ethanol in de Gemeenschap wordt het daadwerkelijke gebruik gecontroleerd totdat de alcohol in ontvangst wordt genomen door een erkende onderneming als bedoeld in artikel 93 bis. In de in de eerste en de tweede alinea bedoelde gevallen moet de betrokken alcohol onder toezicht blijven van een officiële instantie die waarborgt dat de alcohol in de sector motorbrandstoffen wordt gebruikt overeenkomstig een bijzondere fiscale regeling op grond waarvan dit eindgebruik verplicht is.”. |
3. |
Artikel 102 wordt vervangen door: „Artikel 102 Inschakeling van een verificatiebureau In het in artikel 92 bis, lid 1, bedoelde bericht van deelinschrijving kan worden bepaald dat een onafhankelijk bureau voor internationale verificaties wordt ingeschakeld voor de controle op de juiste uitvoering van de verplichtingen in het kader van de openbare inschrijving, en met name van die in verband met het eindgebruik en/of de eindbestemming van de alcohol. De kosten van die controles en van de ter uitvoering van artikel 99 van deze verordening uitgevoerde analysen en controles zijn voor rekening van de inschrijver aan wie is gegund.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
(2) PB L 194 van 31.7.2000, blz. 45. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 923/2007 (PB L 201 van 2.8.2007, blz. 9).
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/23 |
VERORDENING (EG) Nr. 1434/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
tot inleiding van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen voor ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China door invoer van bepaalde vanuit Thailand verzonden ringbandmechanismen, al dan niet enigszins gewijzigd en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, en door invoer van bepaalde enigszins gewijzigde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot registratie van deze invoer
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 13, lid 3, en artikel 14, leden 3 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VERZOEK
(1) |
De Commissie heeft een verzoek ontvangen, ingediend op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening, om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China. |
(2) |
Het verzoek is op 22 oktober 2007 ingediend door Ring Alliance Ringbuchtechnik GmbH, een communautaire producent van bepaalde ringbandmechanismen. |
B. PRODUCT
(3) |
Bij de mogelijke ontwijking gaat het om bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, die gewoonlijk worden aangegeven onder GN-code ex 8305 10 00 („het betrokken product”). In deze verordening wordt verstaan onder bepaalde ringbandmechanismen twee rechthoekige stalen plaatjes of draden waarop minstens vier halve ringen van staaldraad zijn bevestigd die met een stalen dekplaatje worden samengehouden. Het mechanisme kan worden geopend hetzij door aan de halve ringen te trekken, hetzij door een klein stalen trekkermechanisme te bedienen dat aan het ringbandmechanisme is bevestigd. |
(4) |
Het onderzoek betreft bepaalde enigszins gewijzigde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, gewoonlijk aangegeven onder de GN-code ex 8305 10 00 (vóór de inwerkingtreding van deze verordening ingedeeld onder de TARIC-code 8305100090), en bepaalde ringbandmechanismen, al dan niet enigszins gewijzigd, verzonden vanuit Thailand, gewoonlijk aangegeven onder de GN-code ex 8305 10 00 (vóór de inwerkingtreding van deze verordening ingedeeld onder de TARIC-codes 8305100019, 8305100029 en 8305100090) („de onderzochte producten”). |
C. BESTAANDE MAATREGELEN
(5) |
De thans geldende en mogelijk ontweken maatregelen zijn de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad (2), zoals uitgebreid tot hetzelfde product dat vanuit Vietnam (3) en de Democratische Volksrepubliek Laos (4) wordt verzonden. |
D. MOTIVERING
(6) |
Het verzoek bevat voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de antidumpingmaatregelen voor bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontweken door het betrokken product enigszins te wijzigen om het te laten vallen onder douanecodes waarop normaliter geen maatregelen van toepassing zijn, met name de GN-code ex 8305 10 00 (vóór de inwerkingtreding van deze verordening ingedeeld onder de Taric-code 8305100090), en dat de wijziging de wezenlijke kenmerken van het betrokken product niet aantast. Voorbeelden van zulke enigszins gewijzigde typen zijn ringbandmechanismen met meer dan twee rechthoekige stalen plaatjes of draden en/of met afgeschuinde plaatjes, ringbandmechanismen met twee stalen plaatjes waarvan de randen zijn afgesneden en/of die inkepingen hebben zodat de vorm ervan niet meer rechthoekig is. Verder bevat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de antidumpingmaatregelen voor bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ontweken door overlading van het betrokken product, al dan niet enigszins gewijzigd (zoals hierboven beschreven), via Thailand. |
(7) |
Het ingediende bewijsmateriaal is als volgt:
|
E. PROCEDURE
(8) |
Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om een onderzoek te openen op grond van artikel 13 van de basisverordening en de invoer van bepaalde uit Thailand verzonden ringbandmechanismen, al dan niet enigszins gewijzigd en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, alsmede de invoer van bepaalde enigszins gewijzigde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China te registreren overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening.
|
F. REGISTRATIE
(9) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van de onderzochte producten worden geregistreerd zodat, indien uit het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, met terugwerkende kracht vanaf de datum van registratie van die invoer voldoende hoge antidumpingrechten kunnen worden geheven. |
G. TERMIJNEN
(10) |
In het belang van een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:
De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkenen zich binnen de in artikel 3 van deze verordening vermelde termijn bij de Commissie kenbaar maken. |
H. NIET-MEDEWERKING
(11) |
Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin. |
(12) |
Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze informatie buiten beschouwing gelaten en kan gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend. |
I. VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS
(13) |
Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5). |
J. HOORDER
(14) |
Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de hoorder van DG Trade wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen over procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens dit onderzoek, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de hoorder op de website van DG Trade (http://ec.europa.eu/trade), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt een onderzoek op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Gemeenschap van bepaalde ringbandmechanismen (bestaande uit twee rechthoekige stalen plaatjes of draden met, hierop bevestigd, minstens vier halve ringen van staaldraad die met een stalen dekplaatje samen worden gehouden en die kunnen worden geopend hetzij door aan de halve ringen te trekken, hetzij door een klein stalen trekkermechanisme te bedienen dat aan het ringbandmechanisme is bevestigd), ingedeeld onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-codes 8305100012, 8305100022 en 8305100032), verzonden vanuit Thailand, al dan niet enigszins gewijzigd en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand, en van bepaalde enigszins gewijzigde ringbandmechanismen, ingedeeld onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-codes 8305100032 en 8305100039), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, de bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad ingestelde maatregelen worden ontweken.
Artikel 2
Overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad wordt de douaneautoriteiten opgedragen de nodige maatregelen te nemen voor de registratie van i) alle andere ringbandmechanismen dan die welke zijn omschreven in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad en zijn ingedeeld onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-codes 8305100032 en 8305100039), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en ii) alle ringbandmechanismen die zijn ingedeeld onder de GN-code ex 8305 10 00 (Taric-codes 8305100012, 8305100022 en 8305100032), verzonden vanuit Thailand en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Thailand.
De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.
De Commissie kan de douaneautoriteiten bij verordening opdragen de invoer in de Gemeenschap niet langer te registreren indien de producten zijn vervaardigd door producenten die een vrijstelling van registratie hebben aangevraagd en van wie is gebleken dat zij de antidumpingmaatregelen niet ontwijken.
Artikel 3
1. Vragenlijsten moeten bij de Commissie worden aangevraagd binnen 15 dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen veertig dagen na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken.
3. Producenten in de Volksrepubliek China en Thailand die vrijstelling van registratie bij invoer of van de maatregelen wensen te krijgen, moeten daartoe binnen dezelfde termijn van veertig dagen een met bewijsmateriaal gestaafd verzoek indienen.
4. Binnen dezelfde termijn van veertig dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.
5. Opmerkingen over deze kwestie, verzoeken om een mondeling onderhoud, om vragenlijsten of om vrijstelling van registratie bij invoer of van de maatregelen moeten schriftelijk worden ingediend (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) onder opgave van naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (6) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.
Correspondentieadres van de Commissie:
Europese Commissie |
Directoraat-generaal Handel |
Directoraat H |
Kamer: J-79 4/23 |
B-1049 Brussel |
Fax (32-2) 295 65 05 |
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Peter MANDELSON
Lid van de Commissie
(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
(2) PB L 359 van 4.12.2004, blz. 11.
(3) Verordening (EG) nr. 1208/2004 van de Raad (PB L 232 van 1.7.2004, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 33/2006 van de Raad (PB L 7 van 12.1.2006, blz. 1).
(5) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(6) Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/27 |
VERORDENING (EG) Nr. 1435/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
tot opheffing van het verbod op de visserij op haring in de Oostzee, deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32, door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1941/2006 van de Raad van 11 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2007 vastgesteld. |
(2) |
Op 19 april 2007 heeft Duitsland de Commissie overeenkomstig artikel 21, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 meegedeeld dat het de visserij op haring in de Oostzee (ICES-zone III), deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32, door zijn vaartuigen met ingang van 20 april 2007 stopzet. |
(3) |
Op 16 mei 2007 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 21, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en artikel 26, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bij Verordening (EG) nr. 546/2007 (4) de visserij op haring in de Oostzee (ICES-zone III), deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32, door vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren of daar geregistreerd zijn, verboden. |
(4) |
Volgens de gegevens die de Commissie van de Duitse autoriteiten heeft ontvangen, is er binnen het Duitse quotum nog steeds een hoeveelheid haring beschikbaar in de Oostzee (ICES-zone III), deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32. Bijgevolg moet het verbod op de visserij op haring in deze wateren voor vaartuigen die de vlag van Duitsland voeren of daar geregistreerd zijn, worden opgeheven. |
(5) |
Dit verbod moet worden opgeheven met ingang van 19 november 2007 om ervoor te zorgen dat de betrokken hoeveelheid haring nog voor het einde van het lopende jaar kan worden gevist. |
(6) |
Bijgevolg moet Verordening (EG) nr. 546/2007 van de Commissie met ingang van 19 november 2007 worden ingetrokken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Intrekking
Verordening (EG) nr. 546/2007 wordt ingetrokken.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 19 november 2007.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9), gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.
(3) PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).
(4) PB L 129 van 17.5.2007, blz. 23.
BIJLAGE
Nr. |
83 - Intrekking verbod |
Lidstaat |
Duitsland |
Bestand |
HER/3D-R31- |
Soort |
Haring (Clupea harengus) |
Zone |
Oostzee - deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32, |
Datum |
19.11.2007 |
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/29 |
VERORDENING (EG) Nr. 1436/2007 VAN DE COMMISSIE
van 5 december 2007
tot vaststelling van een verbod op de visserij op roodbaars in ICES-zone V (EG-wateren en internationale wateren); internationale wateren van ICES-zones XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Estland voeren
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2007 vastgesteld. |
(2) |
Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2007 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt. |
(3) |
Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Het opgebruiken van het quotum
Het quotum dat voor 2007 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.
Artikel 2
Verbod
De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 december 2007.
Voor de Commissie
Fokion FOTIADIS
Directeur-generaal Visserij en maritieme zaken
(1) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2007 (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 1).
(2) PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9), gerectificeerd in PB L 36 van 8.2.2007, blz. 6.
(3) PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).
BIJLAGE
Nr. |
82 |
Lidstaat |
Estland |
Bestand |
RED/51214. |
Soort |
Roodbaars (Sebastes spp.) |
Zone |
V (EG-wateren en internationale wateren); internationale wateren van XII en XIV |
Datum |
12.11.2007 |
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Conferentie van de Vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/31 |
BESLUIT VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN
van 26 november 2007
houdende wijziging van Besluit 2005/446/EG tot vaststelling van de uiterste datum waarop betalingsverplichtingen uit hoofde van het Negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) kunnen worden aangegaan
(2007/792/EG)
DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (1) en herzien te Luxemburg op 25 juni 2005 (2) (hierna „de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst” genoemd),
Gelet op Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO's met de Europese Economische Gemeenschap (3) (hierna „het LGO-besluit” genoemd), en met name op artikel 33 bis,
Gelet op het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het financieel protocol bij de partnerschapsovereenkomst tussen de Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten (4) (hierna „het Intern Akkoord van het 9e EOF” genoemd), en met name op artikel 2, lid 4,
Gelet op het Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het meerjarige financiële kader voor 2008-2013 voor de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van deel vier van het EG-Verdrag van toepassing zijn (5) (hierna „het Intern Akkoord van het 10e EOF” genoemd),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2005/446/EG van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 30 mei 2005 (6) is vastgesteld dat de middelen uit hoofde van het 9e EOF die door de Commissie worden beheerd, de rentesubsidies die door de Europese Investeringsbank (hierna „de EIB” genoemd) worden beheerd en de renteopbrengst uit deze kredieten na 31 december 2007 niet meer mogen worden vastgelegd. |
(2) |
In punt 4 van bijlage 1 ter (meerjarig financieel kader voor de periode 2008-2013) bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst wordt voorzien in een uitzondering op de algemene regel voor de resterende middelen en de na 31 december 2007 geannuleerde middelen van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwproducten (Stabex) uit hoofde van de EOF's voorafgaand aan het 9e EOF en resterende bedragen en terugbetalingen van middelen die waren toegewezen aan de Investeringsfaciliteit, met uitzondering van de daarmee verband houdende rentesubsidies (7). |
(3) |
In punt 4 van bijlage I ter bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst wordt voorts bepaald dat middelen na 31 december 2007 kunnen worden vastgelegd om ervoor te zorgen dat de EU-administratie kan blijven werken en om de lopende kosten te dekken voor de instandhouding van lopende projecten tot de inwerkingtreding van het 10e EOF. |
(4) |
De inwerkingtreding van het 10e EOF kan worden uitgesteld tot na 1 januari 2008. |
(5) |
Besluit 2005/446/EG en punt 4 van bijlage I ter bij de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst moeten met elkaar in overeenstemming worden gebracht. |
(6) |
Als gevolg van overmacht is het onderzoek van de projecten en programma's die na het Besluit nr. C(2007) 3859 van de Commissie van 16 augustus 2007 inzake de nieuwe toewijzing naar aanleiding van de evaluatie halverwege met financiële toewijzingen uit hoofde van het 9e EOF zijn gefinancierd, met zes maanden uitgesteld in de Franse LGO's in het gebied van de Stille Oceaan waarop de bepalingen van deel vier van het Verdrag van toepassing zijn, |
BESLUITEN:
Enig artikel
De artikelen 1 en 2 van Besluit 2005/446/EG worden vervangen door:
„Artikel 1
1. De uiterste datum voor het aangaan van betalingsverplichtingen uit de door de Commissie beheerde middelen van het 9e EOF wordt vastgesteld op 31 december 2007, met uitzondering van de resterende middelen en de geannuleerde middelen van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwproducten (Stabex) uit hoofde van de EOF's voorafgaand aan het 9e EOF en van de resterende middelen van het 9e EOF ter financiering van de initiatieven waarnaar wordt verwezen in de enkelvoudige programmeringsdocumenten van de Franse LGO's in het gebied van de Stille Oceaan. Deze datum kan eventueel worden herzien.
2. De resterende middelen en de na 31 december 2007 geannuleerde middelen van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwproducten (Stabex) uit hoofde van de EOF's voorafgaand aan het 9e EOF worden overgeheveld naar het 10e EOF en toegekend aan het indicatieve programma van de respectievelijke ACS-staten en LGO's. De uiterste datum voor het aangaan van betalingsverplichtingen uit de door de Commissie beheerde middelen van het 9e EOF ter financiering van de initiatieven waarnaar wordt verwezen in de enkelvoudige programmeringsdocumenten van de Franse LGO's in het gebied van de Stille Oceaan, wordt op 30 juni 2008 vastgesteld.
3. Indien het 10e EOF na 31 december 2007 in werking treedt, kunnen de resterende middelen van het 9e EOF of van vorige EOF's en geannuleerde middelen van projecten in het kader van deze EOF's worden vastgelegd in de periode tussen 31 december 2007 en de inwerkingtreding van het 10e EOF, waarbij zij uitsluitend worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de EU-administratie kan blijven werken en om de lopende kosten te dekken voor de instandhouding van lopende projecten tot de inwerkingtreding van het 10e EOF.
4. De renteopbrengst uit de EOF-kredieten wordt gebruikt ter dekking van de kosten in verband met de benutting van de middelen van het 9e EOF overeenkomstig artikel 9 van het Intern Akkoord van het 9e EOF totdat het 10e EOF in werking treedt, waarna zij worden voorbehouden voor middelen voor ondersteunende uitgaven in verband met het EOF, zoals in artikel 6 van het Intern Akkoord van het 10e EOF is omschreven.
Artikel 2
1. De uiterste datum voor het vastleggen van de rentesubsidies die door de EIB worden beheerd om tegen gunstige voorwaarden te voorzien in middelen van de Investeringsfaciliteit, wordt vastgesteld op 31 december 2007 of op de datum van inwerkingtreding van het 10e EOF, als die later valt. Deze datum kan eventueel worden herzien.
2. De resterende bedragen en terugbetalingen van middelen die waren toegewezen aan de financiering van de door de EIB beheerde Investeringsfaciliteit, met uitzondering van de daarmee verband houdende rentesubsidies, worden overgeheveld naar het 10e EOF en blijven toegewezen aan de Investeringsfaciliteit.”.
Gedaan te Brussel, 26 november 2007.
Namens de regeringen van de lidstaten
De voorzitter
J. SILVA
(1) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(2) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.
(3) PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1. Besluit gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG (PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33).
(4) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 355.
(5) PB L 247 van 9.9.2006, blz. 32.
(6) PB L 156 van 18.6.2005, blz. 19.
(7) Bijlage I ter opgenomen in de bijlage bij Besluit nr. 1/2006 van de ACS-EG-Raad van ministers (PB L 247 van 9.9.2006, blz. 22).
Commissie
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/33 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2007
betreffende de benoeming van de leden van de dialooggroep van belanghebbenden op het gebied van volksgezondheid en consumentenbescherming, opgericht bij Besluit 2007/602/EG
(2007/793/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Besluit 2007/602/EG van de Commissie van 5 september 2007 tot oprichting van de dialooggroep van belanghebbenden op het gebied van volksgezondheid en consumentenbescherming (1), en met name op artikel 3, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Besluit 2007/602/EG is met ingang van 10 oktober 2007 een dialooggroep van belanghebbenden op het gebied van volksgezondheid en consumentenbescherming opgericht om de Commissie te adviseren over beste praktijken in het raadplegingsproces en om haar te helpen haar processen om belanghebbenden bij de besluitvorming te betrekken beter af te stemmen op de behoeften van de belanghebbenden op voornoemde gebieden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Besluit 2007/602/EG worden leden van de groep door de Commissie aangewezen uit de deskundigen op de in artikel 2, lid 2, van dat besluit bedoelde gebieden die hebben gereageerd op de oproep tot het geven van blijken van belangstelling. |
(3) |
Een oproep tot het geven van blijken van belangstelling is op 12 juni 2007 gepubliceerd en op 27 juli 2007 afgesloten. Er zijn 127 aanmeldingen ontvangen. |
(4) |
Uit de in reactie op de oproep tot het geven van blijken van belangstelling ontvangen aanmeldingen zijn negentien deskundigen gekozen. In deze groep worden de belanghebbenden op de verschillende door directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming bestreken beleidsgebieden evenwichtig vertegenwoordigd. De leden van de dialooggroep worden aangewezen op grond van de hoogste normen van bekwaamheid, een ruime relevante expertise en, overeenkomstig deze criteria, een zo breed mogelijke geografische spreiding in de Gemeenschap, alsook een goed evenwicht tussen mannen en vrouwen. |
(5) |
Door de Commissie zal nog een besluit worden genomen om de leden aan te wijzen die overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Besluit 2007/602/EG worden benoemd voor een ambtstermijn van vier respectievelijk twee jaar, |
BESLUIT:
Artikel 1
De Commissie benoemt de volgende personen tot lid van de dialooggroep van belanghebbenden:
|
BAX Willemien |
|
BERTELETTI KEMP Florence |
|
CZIMBALMOS Ágnes |
|
DAVCHEVA Yanka |
|
DI PUPPO Roshan |
|
FEDERSPIEL Benedicte |
|
FELLER Roxane |
|
GALLANI Barbara |
|
GOUVEIA Rodrigo |
|
JONNAERT Erik |
|
KETTLITZ Beate |
|
KNABE Agnese |
|
MACCHIA BANGSGAARD Flaminia |
|
PELLEGRINO Patrice |
|
ORTEGA PECINA David Miguel |
|
RAWLING Ruth |
|
ROSS Melody |
|
SHEPPARD Philip |
|
TIDDENS-ENGWIRDA Lisette. |
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op 29 november 2007.
Gedaan te Brussel, 29 november 2007.
Voor de Commissie
Markos KYPRIANOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 234 van 6.9.2007, blz. 13.
6.12.2007 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 320/35 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 29 november 2007
tot vaststelling van een nieuwe termijn voor de indiening van dossiers voor bepaalde stoffen die in het kader van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde tienjarige werkprogramma dienen te worden beoordeeld
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 5751)
(Voor de EER relevante tekst)
(2007/794/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2032/2003 van de Commissie van 4 november 2003 inzake de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma en houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1896/2000 (1), en met name op artikel 8, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 2032/2003 is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG dienen te worden beoordeeld. |
(2) |
Voor een aantal stof/productsoortcombinaties op die lijst hebben alle deelnemers zich teruggetrokken of had de voor de beoordeling aangewezen rapporterende lidstaat bij het verstrijken van de in de bijlagen V en VIII van Verordening (EG) nr. 2032/2003 vastgestelde termijn geen dossier ontvangen. |
(3) |
De Commissie heeft dit overeenkomstig artikel 8, leden 3 en 4, en artikel 9, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2032/2003 aan de lidstaten meegedeeld. Deze mededeling is ook langs elektronische weg openbaar gemaakt op 14 juni 2006. |
(4) |
Binnen drie maanden na de elektronische bekendmaking van deze mededeling hebben bedrijven aangegeven dat zij geïnteresseerd zijn in het overnemen van de taak van deelnemer voor sommige stoffen en productsoorten in kwestie, overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2032/2003. |
(5) |
Derhalve moet een nieuwe termijn voor de indiening van dossiers voor deze stoffen en productsoorten worden vastgesteld. |
(6) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Voor de in de bijlage opgenomen stoffen en productsoorten is de nieuwe termijn voor het indienen van dossiers 30 april 2008.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 29 november 2007.
Voor de Commissie
Stavros DIMAS
Lid van de Commissie
(1) PB L 307 van 24.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1849/2006 (PB L 355 van 15.12.2006, blz. 63).
BIJLAGE
STOFFEN EN PRODUCTSOORTEN WAARVOOR DE NIEUWE TERMIJN VOOR HET INDIENEN VAN DOSSIERS IS VASTGESTELD OP 30 APRIL 2008
Naam |
EC-nummer |
CAS-nummer |
Productsoort |
Linalool |
201-134-4 |
78-70-6 |
19 |
Geraniol |
203-377-1 |
106-24-1 |
18 |
Geraniol |
203-377-1 |
106-24-1 |
19 |
Propoxur |
204-043-8 |
114-26-1 |
18 |
Fenitrothion |
204-524-2 |
122-14-5 |
18 |
Koolstofdioxide |
204-696-9 |
124-38-9 |
19 |
Methylantranilaat |
205-132-4 |
134-20-3 |
19 |
Diazinon |
206-373-8 |
333-41-5 |
18 |
Oct-1-een-3-ol |
222-226-0 |
3391-86-4 |
19 |
Pyrethrinen en pyrethroïden |
232-319-8 |
8003-34-7 |
19 |
S-[(6-chloor-2-oxooxazool[4,5-b]pyridine-3(2H)-yl)methyl]-O,O-dimethylthiofosfaat/azamethifos |
252-626-0 |
35575-96-3 |
18 |
5,5-Dimethylperhydropyrimidin-2-on-.alfa.-(4-trifluormethylstyryl)-.alfa.-(4-trifluormethyl)cinnamylideenhydrazon/hydramethylnon |
405-090-9 |
67485-29-4 |
18 |