ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 299

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

50e jaargang
16 november 2007


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening)

1

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

16.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/1


VERORDENING (EG) Nr. 1234/2007 VAN DE RAAD

van 22 oktober 2007

houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De werking en de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten moeten gepaard gaan met de totstandbrenging van een gemeenschappelijk landbouwbeleid (hierna „GLB” genoemd), en dit beleid moet met name een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (hierna „GMO” genoemd) omvatten die, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag, naargelang van de producten verschillende vormen kan aannemen.

(2)

Sinds de invoering van het GLB heeft de Raad voor elk product of elke groep producten een GMO vastgesteld en die 21 marktordeningen zijn elk in een afzonderlijke basisverordening van de Raad opgenomen:

Verordening (EEG) nr. 234/68 van de Raad van 27 februari 1968 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector levende planten en producten van de bloementeelt (2),

Verordening (EEG) nr. 827/68 van de Raad van 28 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor bepaalde in bijlage II van het Verdrag vermelde producten (3),

Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (4),

Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren (5),

Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (6),

Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (7),

Verordening (EEG) nr. 404/93 van de Raad van 13 februari 1993 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen (8),

Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit (9),

Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (10),

Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (11),

Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (12),

Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (13),

Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad van 27 juli 2000 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep (14),

Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad van 19 december 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schapen- en geitenvlees (15),

Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (16),

Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (17),

Verordening (EG) nr. 1786/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen (18),

Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad van 29 april 2004 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor olijfolie en tafelolijven (19),

Verordening (EG) nr. 1947/2005 van de Raad van 23 november 2005 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector zaaizaad (20),

Verordening (EG) nr. 1952/2005 van de Raad van 23 november 2005 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector hop (21),

Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (22).

(3)

Daarnaast heeft de Raad drie verordeningen met specifieke voorschriften voor bepaalde producten aangenomen, zonder dat hij voor deze producten een GMO heeft vastgesteld:

Verordening (EG) nr. 670/2003 van de Raad van 8 april 2003 tot vaststelling van specifieke maatregelen betreffende de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten (23),

Verordening (EG) nr. 797/2004 van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen ter verbetering van de productie en afzet van producten van de bijenteelt (24),

Verordening (EG) nr. 1544/2006 van de Raad van 5 oktober 2006 tot vaststelling van bijzondere maatregelen ter bevordering van de zijderupsteelt (25).

(4)

De genoemde verordeningen (hierna „basisverordeningen” genoemd) gaan vaak nog gepaard met een secundaire reeks verordeningen van de Raad. De meeste basisverordeningen zijn opgezet volgens dezelfde structuur en hebben talrijke bepalingen gemeen. Dit is met name het geval voor de regels inzake handel met derde landen en de algemene bepalingen, maar in zekere mate ook voor de regels inzake de interne markt. Voorts bevatten de basisverordeningen vaak uiteenlopende oplossingen voor identieke of vergelijkbare problemen.

(5)

Sinds enige tijd streeft de Gemeenschap ernaar de GLB-regelgeving te vereenvoudigen. Zo heeft zij een horizontaal rechtskader voor alle rechtstreekse betalingen tot stand gebracht door een serie steunregelingen samen te voegen in een bedrijfstoeslagregeling, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (26). Bij de basisverordeningen zou dezelfde aanpak moeten worden gevolgd. Hiertoe zouden de in die verordeningen vervatte regels in één enkel rechtskader moeten worden samengebracht en zouden de sectorale benaderingen voor zover mogelijk moeten worden vervangen door horizontale.

(6)

In het licht van bovengenoemde overwegingen dienen de basisverordeningen te worden ingetrokken en te worden vervangen door één enkele verordening.

(7)

Vereenvoudiging mag niet leiden tot het ter discussie stellen van de beleidsbeslissingen die door de jaren heen in het kader van het GLB zijn genomen. Daarom moet het bij deze verordening vooral om een technische vereenvoudiging gaan. Het is niet de bedoeling dat bestaande instrumenten worden ingetrokken of gewijzigd, tenzij ze achterhaald zijn, overbodig geworden zijn of gezien hun aard niet op het niveau van de Raad moeten worden behandeld, en evenmin dat nieuwe instrumenten of maatregelen worden ingesteld.

(8)

In het licht hiervan mogen in deze verordening niet die delen van GMO’s voorkomen waarvoor het beleid zal worden herzien. Dat geldt voor de meeste delen van de sector groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit en de wijnsector. De bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1493/1999 mogen dan ook alleen in deze verordening worden opgenomen voor zover zij zelf niet het voorwerp zijn van beleidsherzieningen. De inhoudelijke voorschriften van deze GMO's mogen evenwel slechts worden opgenomen nadat de desbetreffende hervormingen zijn vastgesteld.

(9)

In de GMO’s voor granen, rijst, suiker, gedroogde voedergewassen, zaaizaad, olijfolie en tafelolijven, vlas en hennep, bananen, melk en zuivelproducten, en zijderupsen zijn verkoopseizoenen vastgesteld die in grote lijnen de biologische productiecyclus van elk van deze producten volgen. Bijgevolg moeten de in de genoemde sectoren vastgestelde verkoopseizoenen in deze verordening worden geïntegreerd.

(10)

Om de markten te stabiliseren en de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard te garanderen is voor de verschillende sectoren een gedifferentieerd systeem van prijsondersteuning ontwikkeld, en zijn tegelijk regelingen inzake rechtstreekse steunverlening ingevoerd, rekening houdend met enerzijds de uiteenlopende behoeften van elk van deze sectoren en anderzijds de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende sectoren. Deze maatregelen hebben de vorm aangenomen van openbare interventie of steun voor particuliere opslag voor de producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijfolie en tafelolijven, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees. Bijgevolg moeten, gelet op de doelstellingen van deze verordening, de prijsondersteuningsmaatregelen die bij de in het verleden ingestelde instrumenten zijn vastgesteld, worden gehandhaafd en mogen geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht ten opzichte van de vorige rechtstoestand.

(11)

Met het oog op duidelijkheid en transparantie moeten de bepalingen inzake deze maatregelen een gemeenschappelijke structuur krijgen, terwijl het in elke sector gevoerde beleid in stand moet worden gehouden. Met dat doel voor ogen is het dienstig een onderscheid te maken tussen referentieprijzen en interventieprijzen.

(12)

De GMO’s voor granen, rundvlees en melk en zuivelproducten bevatten bepalingen op grond waarvan de Raad, overeenkomstig de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, de prijsniveaus kan wijzigen. Gezien de gevoeligheid van de prijsregelingen moet duidelijk worden gemaakt dat de in artikel 37, lid 2, geboden mogelijkheid om prijsniveaus te wijzigen bestaat ten aanzien van alle sectoren die onder deze verordening vallen.

(13)

Voorts bepaalt de GMO voor suiker (EG) nr. 318/2006 dat de standaardkwaliteiten van suiker, die in de bijlage bij de verordening nader worden omschreven, moeten kunnen worden herzien, om met name rekening te houden met commerciële eisen en met de ontwikkelingen op het gebied van technische analyse. Voornoemde verordening kent de Commissie derhalve de bevoegdheid toe om de betreffende bijlage te wijzigen. Die mogelijkheid moet in het bijzonder behouden blijven opdat de Commissie indien nodig snel maatregelen kan nemen.

(14)

Om over betrouwbare informatie over de suikerprijzen op de communautaire markt te kunnen beschikken dient het systeem voor de mededeling van prijzen dat in de GMO voor suiker is vervat in deze verordening te worden opgenomen, op basis waarvan de marktprijsniveaus voor witte suiker moeten worden vastgesteld.

(15)

Om te voorkomen dat de interventieregeling voor granen, rijst, boter en mageremelkpoeder op zichzelf een afzetmarkt gaat creëren, moet verder de mogelijkheid worden geboden om de openbare interventie slechts gedurende bepaalde perioden van het jaar te openen. Wat rundvleesproducten, varkensvlees en boter betreft, dienen het openen en het beëindigen van de openbare interventie af te hangen van de marktprijzen die gedurende een bepaalde periode van toepassing zijn. Voor de sectoren granen (maïs), rijst en suiker moet de beperking van de hoeveelheden die in het kader van de openbare interventie kunnen worden aangekocht, worden gehandhaafd. Voor boter en mageremelkpoeder moet de bevoegdheid van de Commissie om de normale interventieaankoop te schorsen zodra een bepaalde hoeveelheid is bereikt of te vervangen door aankoop in het kader van een inschrijving, worden gehandhaafd.

(16)

De prijs waartegen een openbare interventieaankoop moet plaatsvinden, werd in het verleden in de GMO’s voor granen, rijst en rundvlees verlaagd, maar die prijsverlaging ging gepaard met de invoering van regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in die sectoren. De steunverlening in het kader van die regelingen enerzijds en de interventieprijzen anderzijds zijn bijgevolg nauw met elkaar verbonden. Dat prijspeil voor de producten van de sector melk en zuivelproducten was vastgesteld met het oog op de bevordering van de consumptie van die producten en de verbetering van de concurrentiepositie ervan. In de rijst- en de suikersector zijn de prijzen op een zodanig peil vastgesteld dat kan worden bijgedragen tot het stabiliseren van de markt in gevallen waar de marktprijs voor een bepaald verkoopseizoen onder de voor het volgende verkoopseizoen vastgestelde referentieprijs daalt. Deze beleidsbeslissingen van de Raad blijven gelden.

(17)

Zoals de vorige GMO’s moet deze verordening de mogelijkheid bieden een bestemming te geven aan de in de openbare interventie aangekochte producten. Dergelijke maatregelen moeten op zodanige wijze worden genomen dat verstoringen van de markt worden voorkomen en dat de kopers op voet van gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben.

(18)

Met haar interventievoorraden van diverse landbouwproducten beschikt de Gemeenschap over het potentieel om een belangrijke bijdrage te leveren tot het welzijn van haar meest hulpbehoevende burgers. Het is in het belang van de Gemeenschap om op duurzame basis van dit potentieel gebruik te maken totdat de voorraden door invoering van adequate maatregelen tot een normaal peil zijn teruggebracht. Tot dusver kon de voedselverstrekking door liefdadigheidsinstellingen gebeuren op grond van Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap (27). Deze belangrijke sociale maatregel, die voor de begunstigden van grote waarde kan zijn, moet worden gehandhaafd en in deze verordening worden opgenomen.

(19)

Om bij te dragen tot een beter evenwicht op de zuivelmarkt en tot de stabilisering van de marktprijzen voorziet de GMO voor melk en zuivelproducten in de verlening van steun voor de particuliere opslag van room en bepaalde boter- en kaasproducten. Daarnaast heeft de Commissie de bevoegdheid gekregen om steun toe te kennen voor de particuliere opslag van bepaalde andere kaasproducten en van witte suiker, sommige soorten olijfolie, sommige soorten rundvleesproducten, mageremelkpoeder, varkensvlees en schapen- en geitenvlees. Gelet op het doel van deze verordening moeten deze maatregelen worden gehandhaafd en in deze verordening worden opgenomen.

(20)

Verordening (EG) nr. 1183/2006 van de Raad van 24 juli 2006 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (28), Verordening (EEG) nr. 1186/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot uitbreiding van de werkingssfeer van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (29), Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens (30), Verordening (EEG) nr. 2137/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen en de communautaire standaardkwaliteit van geslachte schapen, vers of gekoeld (31), voorzien in communautaire indelingsschema's voor geslachte dieren in de sectoren rundvlees, varkensvlees en schapen- en geitenvlees. Deze schema’s zijn essentieel met het oog op de prijsnotering en de toepassing van de interventieregelingen in deze sectoren. Voorts wordt met deze schema’s een grotere markttransparantie beoogd. Deze indelingsschema’s voor geslachte dieren moeten worden gehandhaafd. Het is derhalve aangewezen de essentiële elementen ervan in deze verordening op te nemen, en de Commissie de bevoegdheid toe te kennen om een aantal veeleer technische aangelegenheden te regelen in uitvoeringsbepalingen.

(21)

Beperkingen van het vrije verkeer die voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan, kunnen in één of meer lidstaten moeilijkheden op de markt van bepaalde producten veroorzaken. De ervaring wijst uit dat ernstige marktverstoringen zoals een aanzienlijke daling van de consumptie of van de prijzen verband kunnen houden met een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren.

(22)

Daarom moeten de buitengewone marktondersteunende maatregelen die met het oog op het verhelpen van deze situaties zijn vastgesteld in de GMO’s voor rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimvee, in deze verordening worden opgenomen onder dezelfde voorwaarden als die waaronder deze tot dusver zijn toegepast. Die buitengewone marktondersteunende maatregelen dienen door de Commissie te worden genomen en moeten rechtstreeks in verband staan met of voortvloeien uit de veterinaire en sanitaire maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van ziekten tegen te gaan. Zij moeten op verzoek van de lidstaten worden genomen om ernstige verstoring van de betrokken markten te vermijden.

(23)

De mogelijkheid waarover de Commissie beschikt om de in de GMO’s voor granen en rijst vastgestelde bijzondere interventiemaatregelen te nemen waar dit noodzakelijk is om efficiënt en doeltreffend te reageren tegen dreigende marktverstoringen in de sector granen, om te voorkomen dat in sommige regio’s van de Gemeenschap in de rijstsector een massaal beroep wordt gedaan op openbare interventie of om een tekort aan beschikbare hoeveelheden padie als gevolg van een natuurramp op te vangen, moet in deze verordening worden gehandhaafd.

(24)

Om de communautaire telers van suikerbieten en suikerriet een redelijke levensstandaard te verzekeren moet een minimumprijs worden vastgesteld voor quotumbieten van een nader te bepalen standaardkwaliteit.

(25)

Er zijn specifieke instrumenten nodig om op het gebied van rechten en plichten voor een redelijk evenwicht tussen de suikerondernemingen en de suikerbietentelers te zorgen. Daarom moeten de standaardbepalingen inzake interprofessionele overeenkomsten die tot dusver in de GMO voor suiker zijn opgenomen, naar deze verordening worden gehandhaafd.

(26)

Door de verscheidenheid van de natuurlijke, economische en technische omstandigheden is het moeilijk voor de aankoop van suikerbieten uniforme voorwaarden te bepalen die in de hele Gemeenschap gelden. Ook bestaan reeds sectorale overeenkomsten tussen verenigingen van suikerbietentelers en suikerondernemingen. In het licht van een en ander dienen in kaderbepalingen alleen de minimumgaranties te worden vastgesteld die voor een soepel functioneren van de suikermarkt zowel aan de suikerbietentelers moeten worden geboden, alsook aan de suikerindustrie, met de mogelijkheid om door middel van een sectorale overeenkomst van sommige regels af te wijken.

(27)

De productieheffing van de GMO voor suiker, die moet bijdragen in de financiering van die GMO dient in deze verordening te worden opgenomen.

(28)

Om het structurele evenwicht op de markten voor suiker te behouden op een prijsniveau dat dicht bij de referentieprijs ligt, moet de mogelijkheid voor de Commissie te besluiten om zo lang als voor het herstel van het marktevenwicht nodig is, suiker aan de markt te onttrekken, worden gehandhaafd.

(29)

De GMO’s voor levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimvee bieden de mogelijkheid bepaalde maatregelen te nemen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken. Dergelijke maatregelen kunnen bijdragen tot het stabiliseren van de markten en tot het garanderen van een redelijke levensstandaard aan de betrokken landbouwbevolking. Gelet op de doelstellingen van deze verordening moet deze mogelijkheid worden gehandhaafd. Volgens deze bepalingen kan de Raad de algemene voorschriften betreffende dergelijke maatregelen vaststellen volgens de in artikel 37 van het Verdrag bedoelde procedure. De doelstellingen die met dergelijke maatregelen moeten worden nagestreefd, zijn duidelijk omschreven, en tegelijk is afgebakend welke soort maatregelen mogen worden goedgekeurd. Daarom is het niet nodig dat de Raad nog aanvullende algemene regels in die sectoren vaststelt en hoeft niet langer in die mogelijkheid te worden voorzien.

(30)

In de suikersector en de sector melk en zuivelproducten is de kwantitatieve productiebeperking als bedoeld in Verordening (EG) nr. 318/2006 en Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (32) al jarenlang een belangrijk instrument voor marktbeleid. De redenen die de Gemeenschap er in het verleden toe gebracht hebben in beide sectoren productiequotaregelingen vast te stellen, gelden nog steeds.

(31)

Terwijl de quotaregeling voor suiker in de GMO voor suiker zelf was verankerd, is de overeenkomstige regeling voor de zuivelsector tot dusver opgenomen in een rechtsbesluit dat losstaat van de GMO voor melk en zuivelproducten, namelijk Verordening (EG) nr. 1788/2003. Het is gepast, gezien het cruciale belang van deze regelingen en de met deze verordening nagestreefde doelstellingen, de betrokken bepalingen voor beide sectoren in deze verordening op te nemen zonder die regelingen en de wijze waarop ze moeten worden toegepast, ingrijpend te wijzigen ten opzichte van de vorige rechtstoestand.

(32)

Bijgevolg dient de quotaregeling voor suiker die in deze verordening wordt vastgesteld, een afspiegeling te zijn van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006, en met name dient de juridische status van de quota behouden te blijven aangezien de quotaregeling volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie een mechanisme ter regulering van de markt in de suikersector is dat gericht is op de verwezenlijking van doelstellingen van algemeen belang.

(33)

Daarom moet deze verordening de Commissie ook in staat stellen de quota tot op een duurzaam peil aan te passen na de beëindiging, in 2010, van het herstructureringsfonds dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 320/2006 van de Raad van 20 februari 2006 tot instelling van een tijdelijke regeling voor de herstructurering van de suikerindustrie in de Europese Gemeenschap (33).

(34)

Omdat ruimte moet worden gelaten voor enige nationale flexibiliteit in verband met de structurele aanpassing van de verwerkende industrie en van de teelt van suikerbieten en suikerriet in de periode waarin de quota gelden, moeten de mogelijkheid voor de lidstaten om de quota van de bedrijven binnen bepaalde grenzen te wijzigen, worden gehandhaafd, zonder dat de werking van het herstructureringsfonds als instrument wordt beperkt.

(35)

De GMO voor suiker bepaalde dat, om te voorkomen dat overtollige suiker de suikermarkt verstoort, de Commissie in staat moet worden gesteld om op basis van bepaalde criteria te besluiten tot overboeking van de overtollige suiker, isoglucose of inulinestroop, die als quotumproductie van het volgende verkoopseizoen moet worden behandeld. Voorts voorzag die GMO, indien daarbij voor sommige hoeveelheden niet aan de geldende voorwaarden wordt voldaan, in een overschotheffing om te voorkomen dat de opeenstapeling van die hoeveelheden de marktsituatie bedreigt. Die bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

(36)

Het hoofddoel van de melkquotaregeling, namelijk het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod op de desbetreffende markten en de daaruit voortvloeiende structurele overschotten verminderen zodat een beter marktevenwicht tot stand komt, blijft gelden. De toepassing van een heffing op de boven een garantiedrempel geleverde of rechtstreeks verkochte hoeveelheden melk dient derhalve te worden gehandhaafd. Overeenkomstig de doelstelling van deze verordening is er in zekere mate een specifieke behoefte aan terminologische harmonisatie tussen de suiker- en de melkquotaregelingen, waarbij de juridische status ervan volledig wordt gehandhaafd. Het is daarom gepast de terminologie in de melksector en de suikersector te harmoniseren. De termen „nationale referentiehoeveelheid” en „individuele referentiehoeveelheid” in Verordening (EG) nr. 1788/2003, moeten daarom worden vervangen door de termen „nationaal quotum” en „individueel quotum”, zonder te raken aan de juridische begrippen die worden omschreven.

(37)

In essentie moet de melkquotaregeling worden gevormd naar het voorbeeld van Verordening (EG) nr. 1788/2003. Met name moet het onderscheid tussen „leveringen” en „rechtstreekse verkoop” behouden blijven en moet de regeling worden toegepast op basis van individuele referentievetgehalten en een nationaal referentievetgehalte. Landbouwers moeten de toestemming krijgen om onder bepaalde voorwaarden hun individuele quota tijdelijk over te dragen. Bovendien moet het beginsel dat, in geval van verkoop, verhuur of vererving van het bedrijf, het desbetreffende quotum samen met de betrokken grond naar de koper, de huurder of de erfgenaam overgaat, gehandhaafd, terwijl met het oog op de verdere herstructurering van de zuivelproductie en de verbetering van het milieu, uitzonderingen moeten worden gehandhaafd op het beginsel dat de quota aan de bedrijven gekoppeld zijn. De machtiging van de lidstaten om, volgens de verschillende soorten overdrachten van quota en op basis van objectieve criteria, een deel van de overgedragen hoeveelheden aan de nationale reserve toe te voegen, moet ook worden gehandhaafd.

(38)

De overschotheffing moet op een ontmoedigend peil worden vastgesteld en dient door de lidstaten verschuldigd te zijn zodra het nationale quotum wordt overschreden. Vervolgens moet ze door de lidstaat worden omgeslagen over de producenten die tot de overschrijding hebben bijgedragen. Deze producenten moeten worden verplicht de lidstaat hun bijdrage te betalen in de heffing, die ze wegens de overschrijding van hun beschikbare hoeveelheid verschuldigd zijn. De lidstaten storten in het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) de heffing die correspondeert met de overschrijding van hun nationale quotum, verminderd met een forfaitair bedrag van 1 % teneinde rekening te houden met gevallen van faillissement of definitief onvermogen van bepaalde producenten om hun bijdrage in de betaling van de verschuldigde heffing te betalen.

(39)

Op grond Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (34) moeten de ontvangsten die voortvloeien uit de toepassing van de extra heffing in de zuivelsector, worden beschouwd als „bestemmingsontvangsten”, die aan de Gemeenschapsbegroting moeten worden overgemaakt en, in geval van hergebruik, uitsluitend mogen worden gebruikt om uitgaven uit het ELGF of het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) te financieren. Bijgevolg is artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1788/2003, waarin is bepaald dat de heffing wordt geacht deel uit te maken van de interventies ter regulering van de landbouwmarkten en moet worden aangewend voor de financiering van uitgaven in de zuivelsector, achterhaald en dient niet in deze verordening te worden opgenomen.

(40)

Tal van GMO’s voorzagen in verschillende soorten steunregelingen.

(41)

De GMO voor gedroogde voedergewassen en de GMO voor vlas en hennep voorzagen in verwerkingssteun voor deze sectoren als instrument om de interne markt met betrekking tot die sectoren te regelen. Deze bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

(42)

Gezien de bijzondere marktsituatie voor aardappel- en graanzetmeel bevat de GMO voor granen bepalingen op grond waarvan een productierestitutie kan worden verleend als dat nodig blijkt te zijn. De productierestitutie moet van dien aard zijn dat de door de zetmeelindustrie gebruikte basisproducten tegen een lagere prijs aan deze industrie ter beschikking kunnen worden gesteld dan de prijs die tot stand komt door de toepassing van de gemeenschappelijke prijzen. De GMO voor suiker biedt de mogelijkheid een productierestitutie te verlenen in gevallen waar het, met het oog op de productie van bepaalde industriële, chemische of farmaceutische producten, nodig is maatregelen te nemen om bepaalde suikerproducten beschikbaar te maken. Deze bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

(43)

De communautaire financiering, die bestaat uit het percentage rechtstreekse steun dat de lidstaten overeenkomstig artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 mogen inhouden, is nodig om erkende organisaties van marktdeelnemers aan te moedigen werkprogramma’s op te stellen met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven. In dat verband is in de GMO voor olijfolie en tafelolijven bepaald dat de communautaire steun wordt toegewezen naargelang van de prioriteit die wordt gegeven aan de in het kader van de betrokken programma's ontplooide activiteiten. Deze bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

(44)

Om tot het evenwicht op de zuivelmarkt bij te dragen en de marktprijzen voor melk en zuivelproducten te stabiliseren, zijn maatregelen nodig die de afzetmogelijkheden voor zuivelproducten verruimen. Daarom voorziet de GMO voor melk en zuivelproducten in steun voor de afzet van bepaalde zuivelproducten voor specifieke toepassingen en bestemmingen. Daarnaast is in die GMO bepaald dat de Gemeenschap, om de consumptie van melk door jongeren te bevorderen, een deel van de uitgaven die voortvloeien uit de toekenning van steun voor de verstrekking van melk aan leerlingen in onderwijsinstellingen, voor haar rekening moet nemen. Deze bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

(45)

Bij Verordening (EEG) nr. 2075/92 is met het oog op de uitvoering van verschillende maatregelen in de tabakssector een Communautair Fonds voor tabak ingesteld, dat wordt gefinancierd uit een inhouding op de steun. Het jaar 2007 zal het laatste jaar zijn waarin inhoudingen op de steun als bedoeld in hoofdstuk 10 quater van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ter beschikking van het Communautaire Fonds voor tabak zullen worden gesteld. Hoewel de financiering uit het fonds afgelopen zal zijn voordat deze verordening in werking treedt, moet artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 worden gehandhaafd om als rechtsgrond te dienen voor de meerjarenprogramma’s die uit het Communautaire Fonds voor tabak kunnen worden gefinancierd.

(46)

In de bijenteelt, een sector die tot de landbouw behoort, lopen de productieomstandigheden en de opbrengsten sterk uiteen en zijn diverse en verspreid wonende marktdeelnemers actief, zowel bij de productie als bij de afzet. Voorts is het nodig dat de Gemeenschap, gezien de verspreiding van de varroamijtziekte in tal van lidstaten in de afgelopen jaren en de problemen die deze ziekte met zich brengt voor de honingproductie, haar acties voortzet, aangezien de varroamijtziekte niet volledig kan worden uitgeroeid en met goedgekeurde producten moet worden behandeld. Gelet op deze omstandigheden moeten, om de algemene productie- en afzetomstandigheden voor de producten van de bijenteelt in de Gemeenschap te verbeteren, om de drie jaar nationale programma’s worden opgesteld die maatregelen omvatten inzake technische bijstand, de bestrijding van de varroamijtziekte, de rationalisatie van de transhumance, het beheer van het herstel van het communautaire bijenbestand en de samenwerking in het kader van onderzoeksprogramma's inzake de bijenteelt en de producten van de bijenteelt. Deze nationale programma’s dienen gedeeltelijk door de Gemeenschap te worden gefinancierd.

(47)

Bij Verordening (EG) nr. 1544/2006 zijn alle nationale steunregelingen voor zijderupsen vervangen door een communautaire steunregeling voor de zijderupsteelt, in het kader waarvan steun wordt verleend in de vorm van een forfaitair bedrag per gebruikte doos zijderupseieren.

(48)

Aangezien de beleidsoverwegingen die tot de invoering van de bovengenoemde regelingen voor de bijen- en de zijderupsteelt hebben geleid, nog steeds van toepassing zijn, dienen al deze steunregelingen in deze verordening te worden opgenomen.

(49)

De toepassing van normen voor het in de handel brengen van landbouwproducten kan bijdragen tot de verbetering van de economische omstandigheden waarin dergelijke producten worden geproduceerd en vermarkt, en tot de kwaliteit van die producten. Dat dergelijke normen worden toegepast is dan ook in het belang van producenten, handelaren en consumenten. Bijgevolg zijn in de GMO’s voor bananen, olijfolie en tafelolijven, levende planten, eieren en vlees van pluimvee handelsnormen vastgesteld, die met name betrekking hebben op de kwaliteit, de indeling, het gewicht, de omvang, de onmiddellijke verpakking, de eindverpakking, de opslag, het vervoer, de presentatie, de oorsprong en de etikettering. Het is gepast deze aanpak in het kader van deze verordening te behouden.

(50)

In het kader van de GMO voor olijfolie en tafelolijven en de GMO voor bananen was het tot dusver de Commissie die de bepalingen inzake handelsnormen vaststelde. Gezien de gedetailleerde, technische aard van deze normen en de noodzaak om voortdurend de efficiëntie ervan te verbeteren en ze aan de evoluerende handelspraktijken aan te passen, lijkt het dienstig deze aanpak uit te breiden tot de sectoren van de levende planten, en daarbij de criteria aan te geven waarmee de Commissie bij de vaststelling van de betrokken bepalingen rekening moet houden. Daarnaast kan het nodig zijn bijzondere maatregelen, met name de meest geavanceerde analysemethoden en andere maatregelen ter bepaling van de in elke betrokken norm vastgestelde kenmerken, vast te stellen om misbruiken inzake de kwaliteit en de echtheid van de aan de consumenten aangeboden producten, alsmede de grote marktverstoringen die eruit kunnen voortvloeien, te voorkomen.

(51)

Er zijn diverse rechtsinstrumenten gecreëerd om het in de handel brengen en de benaming van melk, zuivelproducten en vetten te regelen. De bedoeling daarvan is om, ten behoeve van zowel producenten als consumenten, enerzijds de positie van melk en zuivelproducten op de markt te verbeteren en anderzijds voor eerlijke concurrentie te zorgen tussen van melk afkomstige en andere dan van melk afkomstige smeerbare vetproducten. Verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen (35) heeft tot doel de consument te beschermen en op het gebied van benaming, etikettering en reclame concurrentievoorwaarden tussen zuivelproducten en concurrerende producten te scheppen die vervalsing voorkomen. Verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (36) omvat voorschriften die moeten garanderen dat de consumptiemelk van goede kwaliteit is en dat de producten aan de behoeften en wensen van de consument voldoen, en stabiliseert aldus de betrokken markt, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de consument consumptiemelk van hoge kwaliteit krijgt aangeboden. Bij Verordening (EG) nr. 2991/94 van de Raad van 5 december 1994 tot vaststelling van normen voor smeerbare vetproducten (37) zijn de handelsnormen vastgesteld voor zuivelproducten en andere dan zuivelproducten, met een duidelijke en aparte indeling en regels voor de benaming van de producten. Overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening moeten deze voorschriften worden gehandhaafd.

(52)

Wat de sectoren eieren en vlees van pluimvee betreft, bestaan er bepalingen in verband met de handelsnormen en, in bepaalde gevallen, de productie. Deze bepalingen zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad van 19 juni 2006 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren (38), Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee (39), en Verordening (EEG) nr. 2782/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee (40). De essentiële voorschriften van deze verordeningen moeten in deze verordening worden opgenomen.

(53)

Verordening (EG) nr. 1028/2006 bepaalt dat de handelsnormen voor eieren in beginsel van toepassing zijn op alle in de Gemeenschap verhandelde eieren van kippen van de soort Gallus gallus, en, als algemene regel, ook op eieren die bestemd zijn voor de uitvoer naar derde landen. De verordening maakt een onderscheid tussen eieren die geschikt zijn voor menselijke consumptie en eieren die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie, door twee kwaliteitsklassen voor eieren in te stellen, en stelt bepalingen vast om een adequate voorlichting van de verbruiker te garanderen ten aanzien van de kwaliteits- en gewichtsklassen en de identificatie van de toegepaste houderijmethode. Tot slot behelst de verordening bijzondere voorschriften voor eieren die uit derde landen zijn ingevoerd; volgens die voorschriften kan op grond van in bepaalde derde landen geldende bijzondere bepalingen van de handelsnormen worden afgeweken, op voorwaarde dat gelijkwaardigheid met de communautaire wetgeving wordt gegarandeerd.

(54)

Wat vlees van pluimvee betreft, bepaalt Verordening (EEG) nr. 1906/90 dat de handelsnormen in principe dienen te gelden voor bepaalde soorten in de Gemeenschap verhandeld vlees van pluimvee dat geschikt is voor menselijke consumptie, maar dat vlees van pluimvee dat bestemd is voor de uitvoer naar derde landen moet worden uitgesloten van de toepassing van de handelsnormen. Voornoemde verordening voorziet in de indeling van vlees van pluimvee in twee categorieën naar gelang van de bevleesdheid en de uiterlijke verschijningsvorm en de staat waarin het vlees in de handel wordt gebracht.

(55)

Volgens voornoemde verordeningen moeten de lidstaten bepaalde vormen van rechtstreekse verkoop van respectievelijk eieren en vlees van pluimvee door de producent aan de eindverbruiker van de toepassing van deze handelsnormen kunnen uitsluiten, wanneer het kleine hoeveelheden betreft.

(56)

Verordening (EEG) nr. 2782/75 voorziet in bijzondere voorschriften voor de handel in en het vervoer van broedeieren en kuikens van pluimvee, alsmede voor het inleggen van broedeieren. Voornoemde verordening voorziet met name in het afzonderlijk stempelen van broedeieren voor de productie van kuikens, de wijze van verpakken en de soort verpakkingsmateriaal voor het vervoer. Zij sluit evenwel kleine selectiebedrijven en vermeerderingsbedrijven uit van de verplichte toepassing van de in de verordening vastgestelde normen.

(57)

Overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening moeten deze voorschriften zonder inhoudelijke wijzigingen worden gehandhaafd. Andere bepalingen van technische aard die in voornoemde verordeningen zijn opgenomen, dienen aan de orde te komen in uitvoeringsbepalingen die door de Commissie worden vastgesteld.

(58)

Zoals dit tot dusver het geval was in het kader van de GMO voor hop, moet in de hele Gemeenschap een kwaliteitsbeleid worden gevoerd door bepalingen inzake de certificering toe te passen, vergezeld van regels op grond waarvan het in principe verboden is producten waarvoor geen certificaat is afgegeven of die, wanneer het om ingevoerde producten gaat, niet aan equivalente kwaliteitskenmerken voldoen, in de handel te brengen.

(59)

De benamingen en definities van olijfolie en de benaming zijn een wezenlijk onderdeel van de marktstructurering doordat zij kwaliteitsnormen stellen en de consument adequate informatie over het product verschaffen, en dienen in deze verordening te worden gehandhaafd.

(60)

Een van de bovengenoemde steunregelingen die bijdragen tot het in evenwicht brengen van de markt voor melk en zuivelproducten en tot de stabilisering van de marktprijzen in die sector, is tot dusver vastgesteld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 en voorziet in steun voor de verwerking van ondermelk tot caseïne of caseïnaten. Bij Verordening (EEG) nr. 2204/90 van de Raad van 24 juli 1990 tot vaststelling van aanvullende algemene voorschriften van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten ten aanzien van kaas (41) zijn met het oog op de stabilisering van de markt voorschriften inzake het gebruik van caseïne en caseïnaten in de bereiding van kaas vastgesteld om de nadelige gevolgen tegen te gaan die, gezien de grote gevoeligheid van kaas voor substituties met caseïne en caseïnaten, uit die steunregeling kunnen voortvloeien. Deze voorschriften moeten in deze verordening worden geïntegreerd.

(61)

De verwerking van bepaalde agrarische grondstoffen tot ethylalcohol hangt nauw samen met de economie van die grondstoffen. Deze verwerking kan in grote mate bijdragen tot een verhoging van de waarde van deze grondstoffen en kan van groot economisch en sociaal belang zijn voor de economie van bepaalde regio's van de Gemeenschap, dan wel een grote inkomstenbron vormen voor de producenten van deze grondstoffen. Voorts maakt deze verwerking de afzet mogelijk van producten waarvan de kwaliteit ontoereikend is, en van kortetermijnoverschotten die tijdelijke problemen in bepaalde sectoren kunnen opleveren.

(62)

In de sectoren hop, olijfolie en tafelolijven, tabak en zijderupsen is de wetgeving gericht op verschillende soorten organisaties om beleidsdoelstellingen te bereiken, met name om via gezamenlijke actie de markten voor de betrokken producten te stabiliseren en de kwaliteit van die producten te verbeteren en te garanderen. Bij de tot dusver geldende bepalingen voor dat stelsel van organisaties wordt uitgegaan van organisaties die volgens door de Commissie vast te stellen bepalingen zijn erkend door de lidstaten, of onder bepaalde omstandigheden, door de Commissie zelf. Dat stelsel moet worden gehandhaafd en de tot dusver vastgestelde bepalingen moeten worden geharmoniseerd.

(63)

Om bepaalde activiteiten van brancheorganisaties die van groot belang zijn in het licht van de huidige regels betreffende de GMO voor tabak, te ondersteunen, moet worden bepaald dat de regels die een brancheorganisatie voor haar leden vaststelt, onder bepaalde voorwaarden kunnen worden uitgebreid tot alle niet bij die brancheorganisatie aangesloten producenten en groepen van één of meer regio’s. Dit zou ook moeten gelden voor andere activiteiten van brancheorganisaties welke van algemeen economisch of technisch belang voor de tabakssector zijn, en daardoor ten goede komen aan allen die in de betrokken bedrijfstakken werkzaam zijn. Er moet nauw worden samengewerkt tussen de lidstaten en de Commissie. De Commissie dient over permanente controlebevoegdheden te beschikken, met name om toezicht te houden op de door die organisaties gesloten overeenkomsten en hun onderling afgestemde gedragingen.

(64)

Het is mogelijk dat de lidstaten op basis van hun nationale wetgeving en voor zover verenigbaar met het Gemeenschapsrecht, producenten- en brancheorganisaties wensen te erkennen in een aantal andere sectoren dan die waarvoor de huidige voorschriften in een dergelijke erkenning voorzien. Deze mogelijkheid moet nader worden toegelicht. Voorts moeten voorschriften worden aangenomen die bepalen dat de erkenning van producenten- en brancheorganisaties overeenkomstig de thans geldende verordeningen geldig blijft na de aanneming van deze verordening.

(65)

Als gevolg van de eenmaking van de communautaire markt is aan de buitengrenzen van de Gemeenschap een regeling van het handelsverkeer nodig. In beginsel kan de communautaire markt worden gestabiliseerd door een regeling van het handelsverkeer die invoerrechten en uitvoerrestituties omvat. De regeling moet gebaseerd zijn op de verbintenissen die zijn aangegaan tijdens de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde.

(66)

Het toezicht op de omvang van de handel in landbouwproducten met derde landen is, wat zowel invoer als uitvoer betreft, tot dusver in de GMO's voor de sectoren granen, rijst, suiker, zaaizaad, olijfolie en tafelolijven, vlas en hennep, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, pluimvee, levende planten en ethylalcohol uit landbouwproducten geregeld via verplichte certificatenstelsels of via regelingen in het kader waarvan de Commissie certificaatverplichtingen kan opleggen.

(67)

Het toezicht op de handelsstromen is bij uitstek een beheerskwestie die op flexibele wijze moet worden aangepakt. In deze context en in het licht van de ervaring die is opgedaan bij de GMO’s in het kader waarvan de certificaten reeds door de Commissie worden beheerd, lijkt het dienstig deze aanpak uit te breiden tot alle sectoren waar invoer- en uitvoercertificaten worden gebruikt. Bij het nemen van het besluit om certificaatverplichtingen op te leggen moet de Commissie nagaan of invoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten.

(68)

De meeste douanerechten die in het kader van overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) voor landbouwproducten gelden, zijn in het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld. Wegens de invoering van aanvullende regelingen voor sommige producten van de sectoren granen en rijst is het evenwel noodzakelijk de mogelijkheid te bieden om afwijkingen voor die producten vast te stellen.

(69)

Om de nadelen voor de communautaire markt die het gevolg kunnen zijn van de invoer van bepaalde landbouwproducten, te voorkomen of te beperken, moet in bepaalde situaties bij invoer van die producten een aanvullend recht worden geheven.

(70)

Onder bepaalde voorwaarden dient aan de Commissie de bevoegdheid te worden verleend tot het openen en beheren van tariefcontingenten voor invoer die voortvloeien uit volgens het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten of uit andere besluiten van de Raad.

(71)

Verordening (EEG) nr. 2729/75 van de Raad van 29 oktober 1975 inzake de heffingen bij invoer op mengsels van granen, rijst en breukrijst (42) heeft tot doel de goede werking van het stelsel van douanerechten te garanderen bij invoer van mengsels van granen, rijst en breukrijst. Die bepalingen moeten in deze verordening worden opgenomen.

(72)

De Gemeenschap heeft verscheidene regelingen voor preferentiële markttoegang getroffen met derde landen, die het die landen mogelijk maken onder gunstige voorwaarden rietsuiker uit te voeren naar de Gemeenschap. De GMO voor suiker voorzag erin de behoefte van de raffinaderijen aan suiker voor raffinage te ramen en de betrokken invoercertificaten onder bepaalde voorwaarden te reserveren voor gespecialiseerde gebruikers van aanzienlijke hoeveelheden ingevoerde ruwe rietsuiker, die worden geacht voltijdraffinaderijen in de Gemeenschap te zijn. Deze bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

(73)

Om te voorkomen dat illegale hennepteelt de GMO voor vezelhennep verstoort, voorzag de respectieve verordening in een controle op de invoer van hennep en hennepzaad, die moet garanderen dat de betrokken producten bepaalde garanties bieden ten aanzien van het gehalte aan tetrahydrocannabinol. Bovendien moet worden bepaald dat ander dan voor inzaai bestemd hennepzaad slechts mag worden ingevoerd in het kader van een controleregeling die een systeem voor de erkenning van de betrokken importeurs omvat. Die bepalingen dienen te worden gehandhaafd.

(74)

In de hele Gemeenschap wordt voor de producten van de hopsector een kwaliteitsbeleid gevolgd. Ten aanzien van ingevoerde producten moeten in deze verordening bepalingen worden opgenomen om te garanderen dat alleen producten die aan equivalente minimumkwaliteitskenmerken voldoen, worden ingevoerd.

(75)

Het stelsel van douanerechten maakt het mogelijk af te zien van iedere andere beschermende maatregel aan de buitengrenzen van de Gemeenschap. Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen de voor de interne markt en de douanerechten geldende regelingen echter tekortschieten. Om de communautaire markt in dergelijke gevallen niet zonder bescherming te laten tegen verstoringen die daaruit kunnen voortvloeien, moet de Gemeenschap in staat worden gesteld onverwijld alle vereiste maatregelen te nemen. Die maatregelen moeten stroken met de internationale verbintenissen van de Gemeenschap.

(76)

Om de goede werking van de GMO’s te verzekeren en met name verstoring van de markten te voorkomen, bieden de GMO’s voor een aantal producten traditioneel de mogelijkheid de toepassing van de regelingen actieve of passieve veredeling te verbieden. Deze mogelijkheid moet worden gehandhaafd. Voorts wijst de ervaring uit dat onverwijld maatregelen moeten worden genomen wanneer het gebruik van deze regelingen de markt verstoort of dreigt te verstoren. Daarom dient de Commissie de nodige bevoegdheden daartoe te krijgen. Het is derhalve aangewezen de Commissie de mogelijkheid te bieden om in dergelijke omstandigheden het gebruik van de regelingen actieve en passieve veredeling te schorsen.

(77)

De deelname van de Gemeenschap aan de internationale handel in bepaalde onder deze verordening vallende producten moet worden veiliggesteld door middel van bepalingen inzake de toekenning van restituties bij uitvoer naar derde landen, die op het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap en op de wereldmarkt zijn gebaseerd en binnen de grenzen blijven van de verbintenissen die de Gemeenschap in het kader van de WTO is aangegaan. De gesubsidieerde uitvoer moet, wat waarde en hoeveelheid betreft, worden beperkt.

(78)

De inachtneming van de waardebeperkingen moet bij de vaststelling van de uitvoerrestituties worden gegarandeerd door het toezicht op de betalingen in het kader van de ELGF-regelgeving. Het toezicht kan door verplichte vaststelling vooraf van de uitvoerrestituties worden vergemakkelijkt, waarbij in het geval van gedifferentieerde restituties de mogelijkheid dient te worden geboden om binnen een geografisch gebied waarvoor hetzelfde eenheidsbedrag van de uitvoerrestituties geldt, de vermelde bestemming door een andere te vervangen. Bij wijziging van de bestemming dient de voor de werkelijke bestemming geldende uitvoerrestitutie te worden betaald met als maximum het eenheidsbedrag dat geldt voor de vooraf vastgestelde bestemming.

(79)

De inachtneming van de kwantitatieve beperkingen moet worden gegarandeerd door middel van een betrouwbaar en doeltreffend toezichtsysteem. Daartoe moet de toekenning van uitvoerrestituties afhankelijk worden gesteld van de overlegging van een uitvoercertificaat. Uitvoerrestituties dienen te worden toegekend tot de hoeveelheden waarvoor dit binnen de gestelde grenzen mogelijk is, naar gelang van de specifieke situatie voor elk betrokken product. Daarop kunnen alleen uitzonderingen worden gemaakt voor niet in bijlage I bij het Verdrag genoemde verwerkte producten, waarvoor geen volumebeperkingen gelden. Van een strikte toepassing van deze beheersregels moet kunnen worden afgeweken in het geval van uitvoer met uitvoerrestituties waarbij het niet waarschijnlijk is dat de vastgestelde hoeveelheid zal worden overschreden.

(80)

Wat de uitvoer van levende runderen betreft, moet worden bepaald dat uitvoerrestituties slechts worden toegekend en betaald als de in de communautaire regelgeving vastgestelde bepalingen inzake dierenwelzijn, en met name die betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer, in acht worden genomen.

(81)

In sommige gevallen komen landbouwproducten in aanmerking voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land als zij voldoen aan bepaalde specificaties en/of prijsvoorwaarden. Met het oog op een correcte toepassing van die regeling moeten de autoriteiten van het invoerende derde land en die van de Gemeenschap op administratief vlak met elkaar samenwerken. Daartoe moeten de producten vergezeld gaan van een in de Gemeenschap afgegeven certificaat.

(82)

De uitvoer van bloembollen naar derde landen is voor de Gemeenschap van groot economisch belang. De instandhouding en de ontwikkeling van deze uitvoer kan worden gegarandeerd door de binnen dit handelsverkeer geldende prijzen te stabiliseren. Derhalve dienen voor de uitvoer van de betrokken producten minimumprijzen voor uitvoer te worden vastgesteld.

(83)

Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag is het hoofdstuk van het Verdrag over mededingingsregels slechts in zoverre op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten van toepassing als door de Raad wordt bepaald binnen het raam van de bepalingen en overeenkomstig de procedure van artikel 37, leden 2 en 3, van het Verdrag. In de verschillende GMO’s zijn de bepalingen inzake staatssteun grotendeels van toepassing verklaard. De toepassing van met name de Verdragsregels voor ondernemingen is verder omschreven in Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten (43). Overeenkomstig het doel om één alles omvattend stel marktbeleidsregels tot stand te brengen is het dienstig de betrokken bepalingen in deze verordening te integreren.

(84)

De mededingingsregels betreffende de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen en betreffende misbruik van machtsposities mogen slechts op de voortbrenging van en de handel in landbouwproducten worden toegepast voor zover de toepassing ervan geen belemmering vormt voor de werking van de nationale ordeningen van de landbouwmarkten en evenmin het bereiken van de doeleinden van het GLB in gevaar brengt.

(85)

Bijzondere aandacht moet gaan naar landbouworganisaties die met name tot doel hebben gezamenlijk landbouwproducten te vervaardigen of af te zetten dan wel gezamenlijke voorzieningen te gebruiken, tenzij dat gezamenlijk optreden mededinging uitsluit of het bereiken van de doeleinden van artikel 33 van het Verdrag in gevaar brengt.

(86)

Om te voorkomen dat de ontwikkeling van het GLB in gevaar wordt gebracht en om de betrokken ondernemingen rechtszekerheid en niet-discriminerende behandeling te waarborgen, dient de Commissie als enige bevoegd te zijn, onverminderd het toezicht door het Hof van Justitie, om te bepalen of de in artikel 81 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen verenigbaar zijn met de doelstellingen van het GLB.

(87)

Het behoorlijk functioneren van de op gemeenschappelijke prijzen gebaseerde eengemaakte markt zou door de toekenning van nationale steun in gevaar worden gebracht. Daarom moeten de Verdragsbepalingen betreffende staatssteun in de regel worden toegepast op de producten die onder deze verordening vallen. In sommige situaties moeten evenwel uitzonderingen worden toegestaan. Als dergelijke uitzonderingen gelden, moet de Commissie in staat zijn een lijst van bestaande, nieuwe of voorgestelde nationale steunmaatregelen op te stellen om aan de lidstaten passende opmerkingen te kunnen maken en geschikte maatregelen te kunnen voorstellen.

(88)

Sinds hun toetreding mogen Finland en Zweden, wegens de specifieke economische situatie van de productie en de afzet van rendieren en rendierproducten, op dat gebied steun verlenen. Voorts mag Finland, als het daarvoor de toestemming van de Commissie krijgt, steun verlenen voor bepaalde hoeveelheden zaaizaad en bepaalde hoeveelheden zaaigraan die, in verband met de specifieke klimaatgesteldheid, alleen in die lidstaat worden geproduceerd. Deze uitzonderingen moeten worden gehandhaafd.

(89)

In lidstaten die hun suikerquota beduidend verlagen, zullen de suikerbietentelers geconfronteerd worden met bijzonder ernstige aanpassingsproblemen. In die gevallen zal de communautaire overgangssteun voor de suikerbietentelers, die is vastgesteld in hoofdstuk 10 septies van titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003, niet volstaan om de moeilijkheden van de bietentelers volledig op te vangen. Bijgevolg moeten de lidstaten die hun quota met meer dan 50 % hebben verlaagd in vergelijking met de suikerquota die op 20 februari 2006 in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 318/2006 zijn vastgesteld, toestemming krijgen om tijdens de periode waarin de communautaire overgangssteun wordt verleend, staatssteun aan de suikerbietentelers toe te kennen. Om te voorkomen dat de door de lidstaten verleende staatssteun de behoefte van hun suikerbietentelers overschrijdt, moet het totaalbedrag van de betrokken staatssteun door de Commissie nog altijd worden goedgekeurd, behalve voor Italië, waar kan worden geraamd dat met betrekking tot de meest productieve suikerbiettelers ten hoogste 11 euro per ton geteelde suikerbiet nodig is voor de aanpassing aan de marktomstandigheden na de hervorming. Daarenboven moeten, wegens de specifieke problemen die zich naar verwachting in Italië zullen voordoen, de regelingen worden gehandhaafd om suikerbietentelers in staat te stellen direct of indirect in aanmerking te komen voor de toegekende staatssteun.

(90)

In Finland is de suikerbietenteelt onderhevig aan bijzondere geografische en klimatologische omstandigheden die, naast de algemene gevolgen van de hervorming van de suikersector, een negatieve invloed hebben op de teelt. Daarom moeten de bepalingen van de GMO voor suiker die de lidstaat permanent machtigen om zijn suikerbietentelers een passend bedrag aan staatssteun toe te kennen, worden gehandhaafd.

(91)

Gezien de bijzondere situatie in Duitsland, waar momenteel aan een groot aantal kleine alcoholproducenten nationale steun wordt toegekend onder de specifieke voorwaarden van het Duitse alcoholmonopolie, is het noodzakelijk toe te staan dat die steun nog gedurende een beperkte periode wordt toegekend. Er moet ook worden bepaald dat aan het einde van die periode een verslag van de Commissie over de toepassing van die afwijking moet worden ingediend, vergezeld van passende voorstellen.

(92)

Als een lidstaat op zijn grondgebied maatregelen ter bevordering van de consumptie van melk en zuivelproducten in de Gemeenschap wenst te steunen, moet hij de mogelijkheid krijgen deze maatregelen te financieren door op nationaal niveau aan de melkproducenten een heffing voor verkoopbevordering op te leggen.

(93)

Om rekening te kunnen houden met mogelijke ontwikkelingen in de productie van gedroogde voedergewassen moet de Commissie vóór 30 september 2008, op basis van een evaluatie van de GMO voor gedroogde voedergewassen, een verslag over die sector aan de Raad voorleggen. Indien nodig moet het verslag vergezeld gaan van passende voorstellen. Voorts moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad periodiek verslag uitbrengen over de steunregeling voor de bijenteeltsector.

(94)

Er zijn adequate gegevens nodig over de huidige situatie van de hopmarkt in de Gemeenschap en de vooruitzichten voor de ontwikkeling daarvan. Daarom moet worden bepaald dat alle contracten voor de levering van hop in de Gemeenschap moeten worden geregistreerd.

(95)

Het is gepast ervoor te zorgen dat onder bepaalde voorwaarden en voor bepaalde producten maatregelen kunnen worden genomen in gevallen waar zich, als gevolg van grote wijzigingen in de prijzen op de interne markt of bij de noteringen of prijzen op de wereldmarkt, verstoringen voordoen of dreigen voor te doen.

(96)

Er moet een kader van specifieke maatregelen voor ethylalcohol verkregen uit landbouwproducten worden opgezet dat het mogelijk maakt economische gegevens te verzamelen en statistische informatie te analyseren met het oog op het toezicht op de markt. Voor zover de markt voor ethylalcohol verkregen uit landbouwproducten gekoppeld is aan de markt voor ethylalcohol in het algemeen, moeten ook gegevens ter beschikking worden gesteld over de markt voor andere ethylalcohol dan die verkregen uit landbouwproducten.

(97)

De uitgaven die de lidstaten verrichten in het kader van de verplichtingen die de toepassing van deze verordening met zich brengt, moeten door de Gemeenschap worden gefinancierd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005.

(98)

De Commissie moet worden gemachtigd om in spoedeisende situaties de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de oplossing van specifieke praktische problemen.

(99)

Omdat de gemeenschappelijke markt voor landbouwproducten voortdurend in beweging is, dienen de lidstaten en de Commissie elkaar op de hoogte te houden van relevante ontwikkelingen.

(100)

Om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van voordelen waarin deze verordening voorziet, mogen deze voordelen niet worden toegekend of moeten zij, in voorkomend geval, worden ingetrokken wanneer wordt geconstateerd dat de voorwaarden voor het verkrijgen van die voordelen kunstmatig in het leven zijn geroepen en derhalve niet stroken met de doelstellingen van deze verordening.

(101)

Om te garanderen dat de bij deze verordening vastgestelde verplichtingen worden nagekomen is het noodzakelijk dat er controles worden verricht en dat bij niet-inachtneming administratieve maatregelen en sancties worden opgelegd. Derhalve moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend om de corresponderende voorschriften vast te stellen, inclusief die betreffende de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en de rapporteringsverplichtingen voor de lidstaten die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien.

(102)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten in de regel worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG (44). Voor sommige bevoegdheden in het kader van deze verordening die betrekking hebben op echte bevoegdheden van de Commissie, snel optreden vergen of van louter administratieve aard zijn, dient de Commissie evenwel de bevoegdheid te krijgen alleen te handelen.

(103)

Doordat een aantal elementen van de GMO’s voor groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit en voor wijn in deze verordening zijn geïntegreerd, moeten bepaalde wijzigingen in die GMO's worden aangebracht.

(104)

In deze verordening worden bepalingen opgenomen inzake de toepasselijkheid van de mededingingsregels van het Verdrag. Tot dusver waren die bepalingen vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1184/2006. De draagwijdte van die verordening moet worden gewijzigd in die zin dat moet worden gespecifieerd dat de bepalingen ervan alleen van toepassing zijn op de producten van bijlage I bij het Verdrag die niet onder deze verordening vallen.

(105)

In deze verordening worden bepalingen opgenomen die vervat zijn in de basisverordeningen welke in de tweede en de derde overweging zijn vermeld, met uitzondering van die welke vervat zijn in de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1493/1999. Daarnaast worden in deze verordening ook bepalingen uit de volgende verordeningen opgenomen:

Verordening (EEG) nr. 2729/75 van de Raad van 29 oktober 1975 inzake de rechten bij invoer op mengsels van granen, rijst en breukrijst;

Verordening (EEG) nr. 2763/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende vaststelling van de algemene regels voor de steunverlening aan de particuliere opslag in de sector varkensvlees (45);

Verordening (EEG) nr. 2782/75 van de Raad van 29 oktober 1975 betreffende de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee;

Verordening (EEG) nr. 707/76 van de Raad van 25 maart 1976 houdende erkenning van producentenverenigingen van zijderupsentelers (46);

Verordening (EEG) nr. 1055/77 van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de opslag en het verkeer van door interventiebureaus aangekochte producten (47);

Verordening (EEG) nr. 2931/79 van de Raad van 20 december 1979 inzake het verlenen van bijstand bij uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land (48);

Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens

Verordening (EEG) nr. 1898/87 van de Raad van 2 juli 1987 betreffende de bescherming van de benaming van melk en zuivelproducten bij het in de handel brengen;

Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap;

Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad van 12 februari 1990 inzake de controle bij de uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen (49);

Verordening (EEG) nr. 1186/90 van de Raad van 7 mei 1990 tot uitbreiding van de werkingssfeer van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen;

Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van handelsnormen voor vlees van pluimvee;

Verordening (EEG) nr. 2204/90 van de Raad van 24 juli 1990 tot vaststelling van aanvullende algemene voorschriften van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten ten aanzien van kaas;

Verordening (EEG) nr. 2077/92 van de Raad van 30 juni 1992 inzake brancheorganisaties en overeenkomsten in de sector tabak (50);

Verordening (EEG) nr. 2137/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende het communautaire indelingsschema voor geslachte schapen en de communautaire standaardkwaliteit van geslachte schapen, vers of gekoeld;

Verordening (EG) nr. 2991/94 van de Raad van 5 december 1994 tot vaststelling van normen voor smeerbare vetproducten;

Verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk;

Verordening (EG) nr. 2250/1999 van de Raad van 22 oktober 1999 inzake het tariefcontingent voor boter uit Nieuw-Zeeland (51);

Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten;

Verordening (EG) nr. 1028/2006 van de Raad van 19 juni 2006 betreffende bepaalde handelsnormen voor eieren;

Verordening (EG) nr. 1183/2006 van de Raad van 24 juli 2006 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen.

(106)

De genoemde verordeningen dienen derhalve te worden ingetrokken. Ter wille van de rechtszekerheid en gelet op het aantal besluiten dat door deze verordening moet worden ingetrokken, alsmede op het aantal besluiten dat krachtens eerstgenoemde besluiten is aangenomen of gewijzigd, wordt verduidelijkt dat de intrekking geen invloed heeft op de geldigheid van wetgevingsbesluiten die op basis van ingetrokken besluiten zijn aangenomen, noch op de geldigheid van wijzigingen die door ingetrokken besluiten in andere wetgevingsbesluiten zijn aangebracht.

(107)

In de regel moet deze verordening van toepassing worden op 1 januari 2008. Om evenwel te voorkomen dat de nieuwe bepalingen een storende uitwerking hebben op de verkoopseizoenen 2007/2008 die op dit ogenblik aan de gang zijn, moet de datum van toepassing uitgesteld worden voor sectoren waarvoor verkoopseizoenen gelden. Deze verordening moet daarom pas vanaf het begin van de verkoopseizoenen 2008/2009 van toepassing zijn voor de betrokken sectoren. Dientengevolge moeten de onderscheiden verordeningen die voor deze sectoren gelden, van toepassing blijven tot het einde van het verkoopseizoen 2007/2008.

(108)

Bovendien moet voor bepaalde sectoren waarvoor geen verkoopseizoenen gelden, ook een latere toepassingsdatum worden vastgesteld ter wille van een soepele overgang van de bestaande GMO's naar deze verordening. Derhalve dienen er bestaande GMO's voor die sectoren blijven gelden tot de latere toepassingsdatum die in deze verordening is vastgesteld.

(109)

Wat Verordening (EEG) nr. 386/90 betreft, wordt de bevoegdheid voor de goedkeuring met betrekking tot de in die verordening behandelde aangelegenheden op grond van deze verordening aan de Commissie overgedragen. Voorts worden Verordeningen (EEG) nr. 3220/84, (EEG) nr. 1186/90; (EEG) nr. 2137/92 en (EG) nr. 1183/2006 bij deze verordening ingetrokken, en worden slechts bepaalde delen van die verordeningen in deze verordening opgenomen. De nadere regelingen die in voornoemde verordeningen zijn vervat, moeten derhalve worden behandeld in voorschriften die nog door de Commissie moeten worden aangenomen. De Commissie moet wat meer tijd worden gelaten om de desbetreffende bepalingen vast te stellen. Bijgevolg moeten voornoemde verordeningen tot en met 31 december 2008 van toepassing blijven.

(110)

De volgende besluiten van de Raad zijn overbodig geworden en moeten worden ingetrokken:

Verordening (EEG) nr. 315/68 van de Raad van 12 maart 1968 houdende vaststelling van kwaliteitsnormen voor bloembollen en bloemknollen (52);

Verordening (EEG) nr. 316/68 van de Raad van 12 maart 1968 houdende vaststelling van kwaliteitsnormen voor verse snijbloemen en vers snijgroen (53);

Verordening (EEG) nr. 2517/69 van de Raad van 9 december 1969 tot vaststelling van bepaalde maatregelen ter sanering van de fruitproductie in de Gemeenschap (54);

Verordening (EEG) nr. 2728/75 van de Raad van 29 oktober 1975 inzake steun voor de productie van en de handel in aardappelen voor de zetmeelproductie en aardappelzetmeel (55);

Verordening (EEG) nr. 1358/80 van de Raad van 5 juni 1980 tot vaststelling van de oriëntatieprijs en de interventieprijs voor volwassen runderen voor het verkoopseizoen 1980/1981 en betreffende de invoering van een communautair indelingsschema voor geslachte volwassen runderen (56);

Verordening (EEG) nr. 4088/87 van de Raad van 21 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël en Jordanië (57);

Besluit 74/583/EEG van de Raad van 20 november 1974 betreffende het toezicht op de suikerbewegingen (58).

(111)

Bij de overgang van de huidige regelingen die zijn vastgesteld in de bepalingen en verordeningen die nu door deze verordening worden vervangen, naar de regelingen van deze verordening, kunnen zich moeilijkheden voordoen die in deze verordening niet worden behandeld. Om dergelijke moeilijkheden te kunnen aanpakken, moet de Commissie overgangsmaatregelen kunnen vaststellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

INHOUDSOPGAVE

DEEL I

INLEIDENDE BEPALINGEN

DEEL II

INTERNE MARKT

TITEL I

MARKTINTERVENTIE

HOOFDSTUK I

Openbare interventie en particuliere opslag

Sectie I

Algemene bepalingen

Sectie II

Openbare interventie

Subsectie I

Algemene bepalingen

Subsectie II

Opening en schorsing van de interventieaankoop

Subsectie III

Interventieprijs

Subsectie IV

Afzet uit interventievoorraden

Sectie III

Particuliere opslag

Subsectie I

Verplichte steun

Subsectie II

Facultatieve steun

Sectie IV

Gemeenschappelijke bepalingen

HOOFDSTUK II

Bijzondere interventiemaatregelen

Sectie I

Buitengewone marktondersteunende maatregelen

Sectie II

Maatregelen in de sectoren granen en rijst

Sectie III

Maatregelen in de suikersector

Sectie IV

Aanpassing van het aanbod

HOOFDSTUK III

Productiebeperkingssystemen

Sectie I

Algemene bepalingen

Sectie II

Suiker

Subsectie I

Toekenning en beheer van quota

Subsectie II

Quotumoverschrijding

Sectie III

Melk

Subsectie I

Algemene bepalingen

Subsectie II

Toewijzing en beheer van quota

Subsectie III

Quotumoverschrijding

Sectie IV

Procedurebepalingen

HOOFDSTUK IV

Steunregelingen

Sectie I

Verwerkingssteun

Subsectie I

Gedroogde voedergewassen

Subsectie II

Vezelvlas

Sectie II

Productierestitutie

Sectie III

Steun in de sector melk en zuivelproducten

Sectie IV

Steun in de sector olijfolie en tafelolijven

Sectie V

Communautair fonds voor tabak

Sectie VI

Bijzondere bepalingen voor de bijenteeltsector

Sectie VII

Steun in de sector zijderupsen

TITEL II

PRODUCTIE- EN AFZETVOORSCHRIFTEN

HOOFDSTUK I

Handelsnormen en productievoorschriften

Sectie I

Handelsnormen

Sectie II

Productievoorschriften

Sectie III

Procedurebepalingen

HOOFDSTUK II

Producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers

Sectie I

Algemene beginselen

Sectie II

Voorschriften inzake brancheorganisaties in de tabakssector

Sectie III

Procedurebepalingen

DEEL III

HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK II

Invoer

Sectie I

Invoercertificaten

Sectie II

Invoerrechten en -heffingen

Sectie III

Beheer van invoercontingenten

Sectie IV

Bijzondere bepalingen voor bepaalde producten

Subsectie I

Bijzondere bepalingen voor de invoer met betrekking tot de sectoren granen en rijst

Subsectie II

Preferentiële invoerregelingen voor suiker

Subsectie III

Bijzondere bepalingen voor de invoer van hennep

Subsectie IV

Bijzondere bepalingen voor de invoer van hop

Sectie V

Vrijwaring en actieve veredeling

HOOFDSTUK III

Uitvoer

Sectie I

Uitvoercertificaten

Sectie II

Uitvoerrestituties

Sectie III

Beheer van uitvoercontingenten in de sector melk en zuivelproducten

Sectie IV

Speciale behandeling bij invoer in een derde land

Sectie V

Bijzondere bepalingen voor levende planten

Sectie VI

Passieve veredeling

DEEL IV

MEDEDINGINGSREGELS

HOOFDSTUK I

Regels voor ondernemingen

HOOFDSTUK II

Regels inzake staatssteun

DEEL V

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR AFZONDERLIJKE SECTOREN

DEEL VI

ALGEMENE BEPALINGEN

DEEL VII

UITVOERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I

Uitvoeringsbepalingen

HOOFDSTUK II

Overgangs- en slotbepalingen

BIJLAGE I

LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 1, GENOEMDE PRODUCTEN

Deel I:

Granen

Deel II:

Rijst

Deel III:

Suiker

Deel IV:

Gedroogde voedergewassen

Deel V:

Zaaizaad

Deel VI:

Hop

Deel VII:

Sector olijfolie en tafelolijven

Deel VIII:

Vezelvlas en -hennep

Deel IX:

Groenten en fruit

Deel X:

Verwerkte groenten en fruit

Deel XI:

Bananen

Deel XII:

Wijn

Deel XIII:

Levende planten en producten van de bloementeelt

Deel XIV:

Ruwe tabak

Deel XV:

Rundvlees

Deel XVI:

Melk en zuivelproducten

Deel XVII:

Varkensvlees

Deel XVIII:

Schapen- en geitenvlees

Deel XIX:

Eieren

Deel XX:

Slachtpluimvee

Deel XXI:

Andere producten

BIJLAGE II

LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 3, GENOEMDE PRODUCTEN

Deel I:

Ethylalcohol uit landbouwproducten

Deel II:

Producten van de bijenteelt

Deel III:

Zijderupsen

BIJLAGE III

IN ARTIKEL 2, LID 1, BEDOELDE DEFINITIES

Deel I:

Definities met betrekking tot de rijstsector

Deel II:

Definities met betrekking tot de suikersector

Deel III:

Definities met betrekking tot de hopsector

Deel IV:

Definities met betrekking tot de rundvleessector

Deel V:

Definities betreffende de sector melk en zuivelproducten

Deel VI:

Definities met betrekking tot de eiersector

Deel VII:

Definities met betrekking tot de sector vlees van pluimee

Deel VIII:

Definities met betrekking tot de bijenteeltsector

BIJLAGE IV

STANDAARDKWALITEIT VAN RIJST EN SUIKER

A.

Standaardkwaliteit van padie

B.

Standaardkwaliteit van suiker

BIJLAGE V

COMMUNAUTAIR INDELINGSSCHEMA VOOR GESLACHTE DIEREN, BEDOELD IN ARTIKEL 42

A.

Communautair indelingsschema voor geslachte volwassen runderen

B.

Communautair indelingsschema voor geslachte varkens

C.

Communautair indelingsschema voor geslachte schapen

BIJLAGE VI

NATIONALE EN REGIONALE QUOTA BEDOELD IN DE ARTIKELEN 53 EN 56

BIJLAGE VII

AANVULLENDE QUOTA VOOR ISOGLUCOSE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 58, LID 2

BIJLAGE VIII

BEPALINGEN BETREFFENDE OVERDRACHTEN VAN SUIKER- OF ISOGLUCOSEQUOTA OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 60

BIJLAGE IX

NATIONALE QUOTA EN HERSTRUCTURERINGSRESERVE BEDOELD IN ARTIKEL 66

BIJLAGE X

REFERENTIEVETGEHALTE ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 70

BIJLAGE XI

 

A.

Verdeling van de in artikel 94, lid 1, bedoelde gegarandeerde maximumhoeveelheid over de lidstaten

B.

Verdeling van de in artikel 89 bedoelde gegarandeerde maximumhoeveelheid over de lidstaten

BIJLAGE XII

DEFINITIES EN BENAMINGEN MET BETREKKING TOT MELK EN ZUIVELPRODUCTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 114, LID 1

BIJLAGE XIII

VERKOOP VAN MELK VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BEDOELD IN ARTIKEL 114, LID 2

BIJLAGE XIV

HANDELSNORMEN VOOR PRODUCTEN VAN DE SECTOREN EIEREN EN VLEES VAN PLUIMVEE BEDOELD IN ARTIKEL 116

A.

Handelsnormen voor eieren van kippen van de soort Gallus gallus

B.

Handelsnormen voor vlees van pluimvee

C.

Normen voor de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee

BIJLAGE XV

VOOR SMEERBARE VETPRODUCTEN GELDENDE HANDELSNORMEN BEDOELD IN ARTIKEL 115

Aanhangsel bij bijlage XV

 

BIJLAGE XVI

BENAMINGEN EN DEFINITIES VAN DE OLIJFOLIËN EN OLIËN VAN PERSKOEKEN VAN OLIJVEN BEDOELD IN ARTIKEL 118

BIJLAGE XVII

INVOERRECHTEN VOOR RIJST BEDOELD IN DE ARTIKELEN 137 EN 139

BIJLAGE XVIII

BASMATIVARIËTEITEN BEDOELD IN ARTIKEL 138

BIJLAGE XIX

IN ARTIKEL 153, LID 3, ARTIKEL 154, LID 1, ONDER b), EN DEEL II, PUNT 12, VAN IN BIJLAGE III BEDOELDE STATEN

BIJLAGE XX

LIJST VAN GOEDEREN VAN DE SECTOREN GRANEN, RIJST, SUIKER, MELK EN EIREN MET HET OOG OP DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 26, ONDER a), PUNT ii), EN MET HET OOG OP DE TOEKENNING VAN UITVOERRESTITUTIES ALS BEDOELD IN DEEL III, HOOFDSTUK III, SECTIE II

Deel I:

Granen

Deel II:

Rijst

Deel III:

Suiker

Deel IV:

Melk

Deel V:

Eieren

BIJLAGE XXI

LIJST VAN BEPAALDE SUIKERHOUDENDE GOEDEREN MET HET OOG OP HET VERLENEN VAN UITVOERRESTITUTIES als bedoeld in deel III, HOOFDSTUK III, SECTIE II

BIJLAGE XXII

CONCORDANTIETABELLEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 202

DEEL I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijke marktordening ingesteld voor de producten van de volgende sectoren, zoals verder omschreven in bijlage I:

a)

granen, deel I van bijlage I;

b)

rijst, deel II van bijlage I;

c)

suiker, deel III van bijlage I;

d)

gedroogde voedergewassen, deel IV van bijlage I;

e)

zaaizaad, deel V van bijlage I;

f)

hop, deel VI van bijlage I;

g)

olijfolie en tafelolijven, deel VII van bijlage I;

h)

vlas en hennep, deel VIII van bijlage I;

i)

groenten en fruit, deel IX van bijlage I;

j)

verwerkte groenten en fruit, deel X van bijlage I;

k)

bananen, deel XI van bijlage I;

l)

wijn, deel XII van bijlage I;

m)

levende planten en producten van de bloementeelt, deel XIII van bijlage I (hierna „de sector levende planten” genoemd);

n)

ruwe tabak, deel XIV van bijlage I;

o)

rundvlees, deel XV van bijlage I;

p)

melk en zuivelproducten, deel XVI van bijlage I;

q)

varkensvlees, deel XVII van bijlage I;

r)

schapen- en geitenvlees, deel XVIII van bijlage I;

s)

eieren, deel XIX van bijlage I;

t)

vlees van pluimvee, deel XX van bijlage I;

u)

overige producten, deel XXI van bijlage I.

2.   Met betrekking tot de sectoren groenten en fruit, verwerkte groenten en fruit en wijn is alleen artikel 195 van deze verordening van toepassing.

3.   Bij deze verordening worden specifieke maatregelen vastgesteld voor de onderstaande sectoren, die in bijlage II zijn vermeld en daar in voorkomend geval verder zijn omschreven:

a)

ethylalcohol verkregen uit landbouwproducten, deel I van bijlage II (hierna „de sector ethylalcohol uit landbouwproducten” genoemd);

b)

producten van de bijenteelt, deel II van bijlage II (hierna „de bijenteeltsector” genoemd);

c)

zijderupsen, deel III van bijlage II (hierna „de sector zijderupsen” genoemd).

Artikel 2

Definities

1.   Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de definities die in bijlage III voor bepaalde sectoren zijn vastgesteld, van toepassing.

2.   In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„landbouwer”: een landbouwer als omschreven in Verordening (EG) nr. 1782/2003;

b)

„betaalorgaan”: de instantie of instanties die door een lidstaat is/zijn erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005.

c)

„interventieprijs”: de prijs waartegen producten voor openbare interventie worden aangekocht.

Artikel 3

Verkoopseizoenen

De volgende verkoopseizoenen worden vastgesteld:

a)

1 januari tot en met 31 december van een bepaald jaar voor de sector bananen;

b)

1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar voor:

i)

de sector gedroogde voedergewassen,

ii)

de sector zijderupsen;

c)

1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar voor:

i)

de sector granen,

ii)

de sector zaaizaad,

iii)

de sector olijfolie en tafelolijven,

iv)

de sector vlas en hennep,

v)

de sector melk en zuivelproducten;

d)

1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgende jaar voor de rijstsector;

e)

1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar voor de suikersector.

Artikel 4

Bevoegdheden van de Commissie

Tenzij in deze verordening anders wordt bepaald, handelt de Commissie, wanneer haar bevoegdheden worden verleend, overeenkomstig de procedure in artikel 195, lid 2.

Artikel 5

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie kan de uitvoeringsbepalingen voor artikel 2 vaststellen.

De Commissie kan wijzigingen aanbrengen in de in deel I van bijlage III vastgestelde definities betreffende rijst en in de in punt 12 van deel II van bijlage III vastgestelde definitie van „ACS/Indiase suiker”.

De Commissie kan ook uitvoeringsbepalingen vaststellen die betrekking hebben op de vaststelling van de omrekeningspercentages voor rijst in de verschillende bewerkingsstadia, de bewerkingskosten en de waarde van de bijproducten.

DEEL II

INTERNE MARKT

TITEL I

MARKTINTERVENTIE

HOOFDSTUK I

Openbare interventie en particuliere opslag

Sectie I

Algemene bepalingen

Artikel 6

Toepassingsgebied

1.   Dit hoofdstuk bevat de voorschriften voor openbare interventieaankoop en de toekenning van steun voor particuliere opslag voor de volgende sectoren:

a)

granen,

b)

rijst,

c)

suiker,

d)

olijfolie en tafelolijven;

e)

rundvlees,

f)

melk en zuivelproducten,

g)

varkensvlees,

h)

schapen- en geitenvlees.

2.   Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a)

„granen”: in de Gemeenschap geoogste granen;

b)

„melk”: in de Gemeenschap geproduceerde koemelk;

c)

„magere melk”: magere melk die rechtstreeks en uitsluitend uit in de Gemeenschap geproduceerde koemelk is verkregen;

d)

„room”: room die rechtstreeks en uitsluitend uit melk is bereid.

Artikel 7

Communautaire oorsprong

Onverminderd artikel 6, lid 2, komen alleen producten van oorsprong uit de Gemeenschap in aanmerking voor openbare interventieaankoop of voor steun voor particuliere opslag.

Artikel 8

Referentieprijzen

1.   Voor de producten waarvoor de in artikel 6, lid 1, bedoelde interventiemaatregelen gelden, worden de volgende referentieprijzen vastgesteld:

a)

voor de sector granen:

101,31 euro per ton, maandelijks verhoogd als volgt:

november: met 0,46 euro per ton,

december: met 0,92 euro per ton,

januari: met 1,38 euro per ton,

februari: met 1,84 euro per ton,

maart: met 2,30 euro per ton,

april: met 2,76 euro per ton,

mei: met 3,22 euro per ton,

juni: met 3,22 euro per ton.

De in juni geldende referentieprijs voor maïs en sorgho blijft gelden in juli, augustus en september van hetzelfde jaar;

b)

voor padie: 150 euro per ton voor de standaardkwaliteit volgens de definitie in punt A van bijlage IV;

c)

voor suiker:

i)

voor witte suiker:

541,5 euro per ton voor het verkoopseizoen 2008/2009,

404,4 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010;

ii)

voor ruwe suiker:

448,8 euro per ton voor het verkoopseizoen 2008/2009,

335,2 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010.

De in de punten i) en ii) vastgestelde referentieprijzen gelden voor onverpakte suiker, af fabriek, van de standaardkwaliteit die in punt B van bijlage IV wordt omschreven;

d)

voor de sector rundvlees: 2 224 euro per ton voor geslachte mannelijke runderen van klasse R3 zoals omschreven in het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen in artikel 42, lid 1, onder a);

e)

voor de sector melk en zuivelproducten:

i)

246,39 euro per 100 kg voor boter,

ii)

174,69 euro per 100 kg voor mageremelkpoeder;

f)

voor de sector varkensvlees: 1 509,39 euro per ton voor geslachte varkens van de standaardkwaliteit, omschreven in termen van gewicht en aandeel mager vlees overeenkomstig het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens in artikel 42, lid 1, onder b), als volgt:

i)

geslachte dieren met een gewicht van 60 tot minder dan 120 kg: klasse E volgens punt B.II van bijlage V;

ii)

geslachte dieren met een gewicht van 120 tot 180 kg: klasse R volgens punt B.II van bijlage V.

2.   De referentieprijzen voor granen en rijst in respectievelijk de punten a) en b) van lid 1 gelden voor het stadium van de groothandel voor aan het pakhuis geleverde goederen, niet gelost. Dit geldt voor alle overeenkomstig artikel 41 aangewezen interventiecentra in de Gemeenschap.

3.   De Raad kan de in lid 1 vastgestelde referentieprijzen in het licht van ontwikkelingen in de productie en de markten wijzigen volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag.

Artikel 9

Mededeling van de prijzen op de suikermarkt

De Commissie zet een informatiesysteem inzake prijzen op de suikermarkt op, met inbegrip van een systeem voor de bekendmaking van de prijsniveaus voor de suikermarkt.

Het systeem is gebaseerd op informatie die wordt verstrekt door ondernemingen die witte suiker produceren, of door andere bij de handel in suiker betrokken marktdeelnemers. Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

De Commissie zorgt ervoor dat de de bekendgemaakte informatie niet te herleiden is tot de prijzen van de individuele bedrijven of verwerkers.

Sectie II

Openbare interventie

Subsectie I

Algemene bepalingen

Artikel 10

Voor openbare interventie in aanmerking komende producten

1.   De openbare interventie geldt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en andere door de Commissie overeenkomstig artikel 43 vast te stellen eisen en voorwaarden, voor de volgende producten:

a)

zachte tarwe, durumtarwe, gerst, maïs en sorgho;

b)

padie;

c)

witte of ruwe suiker, mits de betrokken suiker geproduceerd is in het kader van quota en vervaardigd is van in de Gemeenschap geoogste suikerbieten of suikerriet;

d)

vers of gekoeld rundvlees van de GN-codes 0201 10 00 en 0201 20 20 tot en met 0201 20 50;

e)

boter die in een erkend bedrijf in de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend uit gepasteuriseerde room is bereid en die een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten heeft;

f)

mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat volgens het verstuivingsprocédé is vervaardigd en in een erkend bedrijf van de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend uit magere melk is bereid en een eiwitgehalte van minstens 35,6 gewichtspercenten op de niet-vette droge stof heeft.

2.   De openbare interventie kan in de varkensvleessector onder de voorwaarden van deze sectie en andere door de Commissie overeenkomstig artikel 43 te bepalen voorschriften en voorwaarden worden toegepast met betrekking tot hele of halve geslachte varkens, vers of gekoeld, van onderverdeling 0203 11 10 van de gecombineerde nomenclatuur alsmede buiken (ook buikspek), vers of gekoeld, van onderverdeling ex 0203 19 15, en spek, vers of gekoeld van onderverdeling ex 0209 00 11.

Subsectie II

Opening en schorsing van de interventieaankoop

Artikel 11

Granen

1.   Voor granen is de openbare interventie open:

a)

van 1 augustus tot en met 30 april voor Griekenland, Spanje, Italië en Portugal;

b)

van 1 december tot en met 30 juni voor Zweden;

c)

van 1 november tot en met 31 mei voor de overige lidstaten.

De hoeveelheid maïs die via openbare interventie wordt aangekocht, bedraagt maximaal:

a)

700 000 ton voor het verkoopseizoen 2008/2009;

b)

0 ton voor het verkoopseizoen 2009/2010.

2.   Als de interventieperiode in Zweden leidt tot omlegging van die granen van andere lidstaten naar de interventie in Zweden, neemt de Commissie maatregelen om de situatie te corrigeren.

Artikel 12

Rijst

Voor padie is de openbare interventie open in de periode van 1 april tot en met 31 juli. Per periode wordt evenwel niet meer dan 75 000 ton voor openbare interventie aangekocht.

Artikel 13

Suiker

1.   De openbare interventie voor suiker is open tijdens de volledige verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010. Per verkoopseizoen wordt evenwel niet meer dan 600 000 ton, uitgedrukt in witte suiker, voor openbare interventie aangekocht.

2.   Op suiker die overeenkomstig lid 1 tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 32, 52 of 63 worden toegepast.

Artikel 14

Rundvlees

1.   De Commissie opent, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, de openbare interventie voor rundvlees wanneer, gedurende twee opeenvolgende weken, de gemiddelde marktprijs in een lidstaat of een regio van een lidstaat die geconstateerd is op basis van het communautaire indelingsschema voor geslachte dieren in artikel 39, lid 1, onder 1 560 euro per ton daalt.

2.   De Commissie beëindigt, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, de openbare interventie wanneer gedurende tenminste een week niet meer aan de in lid 1 bedoelde voorwaarde is voldaan.

Artikel 15

Boter

1.   Als de marktprijzen voor boter gedurende een representatieve periode in een of meer lidstaten minder bedragen dan 92 % van de referentieprijs, opent de Commissie, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, in de periode van 1 maart tot en met 31 augustus de openbare interventie voor boter in de betrokken lidstaat of lidstaten.

2.   Zodra de marktprijzen voor boter in de betrokken lidstaat of lidstaten gedurende een representatieve periode 92 % of meer van de referentieprijs bedragen, schorst de Commissie, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, de openbare interventieaankoop.

Daarnaast kan de Commissie de openbare interventieaankoop schorsen als in de in lid 1 genoemde periode meer dan 30 000 ton boter voor interventie wordt aangeboden. In dat geval kan de interventieaankoop plaatsvinden volgens een inschrijvingsprocedure waarvoor de specificaties door de Commissie worden vastgesteld.

3.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor de vaststelling van de marktprijzen voor boter vast.

Artikel 16

Mageremelkpoeder

De openbare interventie voor mageremelkpoeder is open van 1 maart tot en met 31 augustus.

De Commissie kan de openbare interventie evenwel schorsen zodra de in die periode voor interventie aangeboden hoeveelheden 109 000 ton overschrijden. In dat geval kan de interventieaankoop plaatsvinden volgens een inschrijvingsprocedure waarvoor de specificaties door de Commissie worden vastgesteld.

Artikel 17

Varkensvlees

De Commissie kan besluiten in de varkensvleessector openbare interventie toe te passen wanneer de gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap voor hele geslachte dieren zoals vastgesteld op basis van de in elke lidstaat op de representatieve markten van de Gemeenschap genoteerde prijzen en zoals gewogen middels coëfficiënten die de relatieve omvang van het varkensbestand in elke lidstaten weerspiegelen, minder dan 103 % van de referentieprijs bedraagt en waarschijnlijk zal blijven bedragen.

Subsectie III

Interventieprijs

Artikel 18

Granen

De interventieprijs voor granen is gelijk aan de referentieprijs, los van prijsverhogingen of -verlagingen in verband met de kwaliteit.

Artikel 19

Rijst

De interventieprijs voor rijst is gelijk aan de referentieprijs.

Als de kwaliteit van de aan het betaalorgaan aangeboden producten evenwel van de in punt A van bijlage IV genoemde standaardkwaliteit afwijkt, wordt de interventieprijs verhoogd of verlaagd.

Voorts kan de Commissie interventieprijsverhogingen of -verlagingen vaststellen om ervoor te zorgen dat de productie op bepaalde variëteiten wordt gericht.

Artikel 20

Suiker

De interventieprijs voor suiker is 80 % van de referentieprijs die wordt vastgesteld voor het verkoopseizoen volgende op dat waarin het aanbod is gedaan.

Als de kwaliteit van de aan het betaalorgaan aangeboden suiker evenwel afwijkt van de in punt B van bijlage IV gedefinieerde standaardkwaliteit waarvoor de referentieprijs is vastgesteld, wordt de interventieprijs dienovereenkomstig verhoogd of verlaagd.

Artikel 21

Rundvlees

1.   De interventieprijs voor rundvlees en de voor interventie aanvaarde hoeveelheden worden door de Commissie vastgesteld in het kader van openbare inschrijvingen. In bijzondere omstandigheden mogen zij per lidstaat of regio van een lidstaat worden vastgesteld op basis van de genoteerde gemiddelde marktprijzen.

2.   Er kunnen alleen aanbiedingen worden geaccepteerd die gelijk zijn aan of lager liggen dan de gemiddelde marktprijs die in de lidstaat of een regio van de lidstaat genoteerd is, verhoogd met een bedrag dat de Commissie op basis van objectieve criteria vaststelt.

Artikel 22

Boter

Onverminderd de vaststelling van de interventieprijs in het kader van een inschrijvingsprocedure in het in artikel 15, lid 2, tweede alinea, bedoelde geval, is de interventieprijs voor boter 90 % van de referentieprijs.

Artikel 23

Mageremelkpoeder

Onverminderd de vaststelling van de interventieprijs in het kader van een inschrijvingsprocedure in het in artikel 16, tweede alinea, bedoelde geval, is de interventieprijs voor mageremelkpoeder gelijk aan de referentieprijs.

Als het werkelijke eiwitgehalte minder bedraagt dan het in artikel 10, onder f), vastgestelde minimumeiwitgehalte van 35,6 op de niet-vette droge stof, maar niet minder dan 31,4 gewichtspercenten, is de interventieprijs gelijk aan de referentieprijs, verminderd met 1,75 % per procentpunt dat het eiwitgehalte lager ligt dan 35,6 gewichtspercenten.

Artikel 24

Varkensvlees

1.   De interventieprijs in de sector varkensvlees wordt door de Commissie bepaald voor geslachte varkens van standaardkwaliteit. De interventieprijs mag ten hoogste 92 % en moet ten minste 78 % van de referentieprijs bedragen.

2.   Voor andere producten van standaardkwaliteit dan geslachte varkens worden de interventieprijzen afgeleid van de interventieprijzen voor geslachte varkens op basis van de verhouding tussen de handelswaarde van deze producten tot de handelswaarde van geslachte varkens.

3.   Voor andere producten dan producten van standaardkwaliteit wordt de interventieprijs afgeleid van de geldende interventieprijzen voor de relevante standaardkwaliteiten op basis van de kwaliteitsverschillen ten opzichte van de standaardkwaliteit. Deze prijs geldt voor vastgestelde kwaliteiten.

Subsectie IV

Afzet uit interventievoorraden

Artikel 25

Algemene beginselen

Voor openbare interventie aangekochte producten worden op zodanige wijze afgezet dat verstoringen van de markt worden voorkomen en dat de kopers op voet van gelijkheid worden behandeld en gelijke toegang tot deze producten hebben en dat de verbintenissen, voortvloeiend uit in het kader van de volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, in acht worden genomen.

Artikel 26

Afzet van suiker

De betaalorganen mogen voor openbare interventie aangekochte suiker alleen verkopen tegen een prijs die hoger is dan de referentieprijs die is vastgesteld voor het verkoopseizoen waarin de verkoop plaatsvindt.

De Commissie kan evenwel besluiten dat de betaalorganen:

a)

de suiker mogen verkopen tegen een prijs die gelijk is aan of lager is dan de in de eerste alinea bedoelde referentieprijs indien de suiker bedoeld is

i)

voor voederdoeleinden, of

ii)

voor uitvoer, zonder verdere verwerking dan wel na verwerking tot de in bijlage I bij het Verdrag genoemde producten of tot de in deel III van bijlage XVII bij deze verordening genoemde goederen;

b)

de bij hen aanwezige onverwerkte suiker voor menselijke consumptie op de interne markt beschikbaar moeten stellen aan erkende liefdadigheidsinstellingen — die zijn erkend door de betrokken lidstaat of door de Commissie wanneer de lidstaat niet van dergelijke instellingen heeft erkend —, tegen een prijs die lager is dan de huidige referentieprijs, of gratis voor distributie in het kader van individuele spoedhulpoperaties.

Artikel 27

Uitreiking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap

1.   Producten uit de interventievoorraden worden aan bepaalde daartoe aangewezen organisaties ter beschikking gesteld met het oog op verstrekking, volgens een jaarprogramma, van levensmiddelen aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap.

De uitreiking gebeurt:

a)

gratis, of

b)

tegen een prijs die in geen geval hoger mag liggen dan de door de aangewezen organisaties bij de toepassing van de maatregelen gemaakte kosten.

2.   Een product kan op de markt van de Gemeenschap worden aangeschaft als:

a)

het tijdelijk, tijdens de uitvoering van het in lid 1 bedoelde jaarprogramma, niet voorhanden is in de interventievoorraden van de Gemeenschap, voor zover dat nodig is om dat programma in een of meerdere lidstaten te kunnen uitvoeren en op voorwaarde dat de in de begroting van de Gemeenschap voor dat doel voorziene kosten niet worden overschreden, of

b)

anders voor de uitvoering van het jaarprogramma overdracht tussen lidstaten zou moeten plaatsvinden van kleine hoeveelheden producten die als interventieproduct beschikbaar zijn in een andere lidstaat dan waar zij nodig zijn.

3.   De betrokken lidstaten wijzen de in lid 1 bedoelde organisaties aan en stellen de Commissie elk jaar tijdig in kennis van hun voornemen deze regeling toe te passen.

4.   De in de leden 1 en 2 bedoelde producten worden de aangewezen organisaties gratis ter beschikking gesteld. Als boekwaarde wordt de interventieprijs aangehouden, eventueel gecorrigeerd aan de hand van coëfficiënten om rekening te houden met kwaliteitsverschillen.

5.   Onverminderd artikel 190 worden de krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel beschikbaar gestelde producten gefinancierd uit kredieten van de passende begrotingslijn van het ELGF, binnen de begroting van de Europese Gemeenschappen. Voorts kan worden bepaald dat met deze financiering wordt bijgedragen in de kosten van het vervoer van de producten vanuit de interventiecentra, alsmede in de administratieve kosten van de aangewezen organisaties die uit de toepassing van de in dit artikel vastgestelde regeling voortvloeien, met uitzondering van de kosten die eventueel krachtens de leden 1 en 2 voor rekening van de begunstigden komen.

Sectie III

Particuliere opslag

Subsectie I

Verplichte steun

Artikel 28

In aanmerking komende producten

De steun voor particuliere opslag wordt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en andere door de Commissie overeenkomstig artikel 43 vast te stellen eisen en voorwaarden, verleend voor de volgende producten:

a)

wat betreft:

i)

room;

ii)

in een erkend bedrijf in de Gemeenschap uit room of melk geproduceerde ongezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 82 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten;

iii)

in een erkend bedrijf in de Gemeenschap uit room of melk geproduceerde gezouten boter met een minimumgehalte aan botervet van 80 gewichtspercenten, een maximumgehalte aan water van 16 gewichtspercenten en een maximumgehalte aan zout van 2 gewichtspercenten;

b)

wat kaas betreft:

i)

Grana-Padanokaas die ten minste negen maanden oud is;

ii)

Parmigiano-Reggianokaas die ten minste 15 maanden oud is;

iii)

Provolonekaas die ten minste drie maanden oud is.

Artikel 29

Voorwaarden en steunniveau voor room en boter

De Commissie bepaalt welke nationale kwaliteitsklassen voor boter in aanmerking komen voor steun. De boter wordt dienovereenkomstig gemerkt.

De Commissie stelt het steunbedrag voor room en boter vast rekening houdend met de opslagkosten en de verwachte ontwikkeling van de prijs voor verse boter en koelhuisboter.

Wanneer op het moment van de uitslag blijkt dat zich een ongunstige marktontwikkeling heeft voorgedaan, die bij de inslag niet te voorzien was, kan de steun worden verhoogd.

Artikel 30

Voorwaarden en steunniveau voor kaas

De Commissie stelt de voorwaarden voor de voor kaas te betalen steun en het bedrag daarvan vast. Voor de vaststelling van de steun gaat zij uit van de opslagkosten en de verwachte ontwikkeling van de marktprijzen.

Het betaalorgaan dat is aangewezen door de lidstaat waarin de betrokken kaassoorten worden geproduceerd en recht hebben op de benaming van oorsprong, voert de door de Commissie op grond van lid 1 genomen maatregelen uit.

Subsectie II

Facultatieve steun

Artikel 31

In aanmerking komende producten

1.   De steun voor particuliere opslag wordt, onder de in deze sectie vastgestelde voorwaarden en andere door de Commissie overeenkomstig artikel 43 vast te stellen eisen en voorwaarden, verleend voor de volgende producten:

a)

witte suiker;

b)

olijfolie;

c)

vers of gekoeld vlees van volwassen runderen, aangeboden in de vorm van hele dieren, halve dieren, „compensated quarters”, voorvoeten of achtervoeten, ingedeeld overeenkomstig het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen in artikel 39, lid 1;

d)

mageremelkpoeder van eerste kwaliteit dat in een erkend bedrijf van de Gemeenschap rechtstreeks en uitsluitend uit magere melk bereid is;

e)

bewaarkaas en kaassoorten die zijn geproduceerd op basis van schapenmelk en/of geitenmelk en ten minste zes maanden moeten rijpen;

f)

varkensvlees;

g)

schapen- en geitenvlees.

De Commissie kan de in eerste alinea, onder c), bedoelde lijst wijzigen als de marktsituatie dat vereist.

2.   De Commissie stelt de in lid 1 bedoelde steun voor particuliere opslag vooraf vast, of in het kader van een inschrijvingsprocedure.

Voor de onder d) en e) van lid 1 bedoelde producten wordt de steun vastgesteld in het licht van de opslagkosten en, respectievelijk:

i)

de te verwachten tendens van de prijzen voor mageremelkpoeder,

ii)

het te bewaren evenwicht tussen kazen waarvoor steun wordt verleend en andere kazen die op de markt komen.

Artikel 32

Voorwaarden voor het verlenen van steun voor witte suiker

1.   Indien de geconstateerde gemiddelde communautaire prijs voor witte suiker gedurende een representatieve periode lager is dan de referentieprijs en, gezien de marktsituatie, waarschijnlijk op dat niveau zal blijven, kan de Commissie besluiten steun te verlenen voor de particuliere opslag van witte suiker aan ondernemingen waaraan een suikerquotum is toegekend.

2.   Op suiker die overeenkomstig lid 1 tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 13, 52 of 63 worden toegepast.

Artikel 33

Voorwaarden voor het verlenen van steun voor olijfolie

De Commissie kan besluiten instanties die voldoende garanties bieden en door de lidstaten zijn erkend, te machtigen contracten voor de opslag van door hen verhandelde olijfolie te sluiten in het geval van een ernstige verstoring van de markt in bepaalde regio's van de Gemeenschap, onder meer als de gemiddelde prijs die gedurende een representatieve periode op de markt is genoteerd, minder bedraagt dan:

a)

1 779 euro/ton voor extra olijfolie van de eerste persing, of

b)

1 710 euro/ton voor olijfolie van de eerste persing, of

c)

1 524 euro/ton voor olijfolie voor verlichting waarvan het gehalte aan vrije vetzuren 2 graden bedraagt, welk bedrag met 36,70 euro/ton wordt verlaagd voor elke extra graad zuurgehalte.

Artikel 34

Voorwaarden voor het verlenen van steun voor producten van de sector rundvlees

Als de gemiddelde communautaire marktprijs die wordt genoteerd op basis van het communautaire indelingsschema voor geslachte volwassen runderen in artikel 42, lid 1, lager ligt dan 103 % van de referentieprijs en mag worden verwacht dat hij op dat niveau zal blijven, kan de Commissie besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen.

Artikel 35

Voorwaarden voor het verlenen van steun voor mageremelkpoeder

De Commissie kan besluiten steun voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder te verlenen, in het bijzonder wanneer uit de ontwikkeling van prijzen en voorraden van dat product een ernstig gebrek aan evenwicht op de markt blijkt, dat door seizoenopslag geheel of gedeeltelijk kan worden verholpen.

Artikel 36

Voorwaarden voor het verlenen van steun voor kaas

1.   Als uit de prijsontwikkeling en de voorraadsituatie met betrekking tot de in artikel 31, lid 1, onder e), bedoelde kaasproducten een ernstig gebrek aan evenwicht op de markt blijkt, dat door seizoenopslag geheel of gedeeltelijk kan worden verholpen, kan de Commissie besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen.

2.   Als op het tijdstip waarop de geldigheidsduur van het opslagcontract verstrijkt, de marktprijzen van opgeslagen kaas op een hoger niveau liggen dan op het tijdstip van sluiting van het contract, kan de Commissie besluiten het bedrag van de steun dienovereenkomstig aan te passen.

Artikel 37

Voorwaarden voor het verlenen van steun voor varkensvlees

Wanneer de gemiddelde communautaire marktprijs van geslachte varkens, die wordt vastgesteld op basis van de prijzen die in elke lidstaat op de representatieve markten van de Gemeenschap worden genoteerd en worden gewogen door middel van coëfficiënten die de relatieve omvang van de varkensstapel van elke lidstaat uitdrukken, lager ligt dan 103 % van de referentieprijs en mag worden verwacht dat hij op dat niveau zal blijven, kan de Commissie besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen.

Artikel 38

Voorwaarden voor het verlenen van steun voor schapen- en geitenvlees

De Commissie kan besluiten steun voor particuliere opslag te verlenen als zich voor schapen- en geitenvlees een bijzonder moeilijke marktsituatie voordoet in één of meer van de volgende noteringszones:

a)

Groot-Brittannië,

b)

Noord-Ierland;

c)

elke andere lidstaat dan het Verenigd Koninkrijk, afzonderlijk genomen.

Sectie IV

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 39

Opslagregels

1.   De betaalorganen mogen de door hen aangekochte producten slechts buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder zij ressorteren, opslaan nadat zij daartoe door de Commissie zijn gemachtigd.

Voor de toepassing van dit artikel worden het grondgebied van België en het grondgebied van Luxemburg als het grondgebied van één enkele lidstaat beschouwd.

2.   De machtiging wordt verleend als de opslag van essentieel belang is, rekening houdend met het volgende:

a)

de opslagmogelijkheden en -behoeften in de lidstaat waaronder het betaalorgaan ressorteert en in de andere lidstaten;

b)

eventuele extra kosten die voortvloeien uit opslag in de lidstaat waaronder het betaalorgaan ressorteert, en uit vervoer.

3.   Een machtiging voor opslag in een derde land kan slechts worden verleend als, uitgaande van de in lid 2 vastgestelde criteria, opslag in een andere lidstaat grote problemen oplevert.

4.   De in lid 2, onder a), bedoelde gegevens worden verstrekt na raadpleging van alle lidstaten.

5.   Douanerechten en andere in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verlenen of te heffen bedragen zijn niet van toepassing op producten die:

a)

worden vervoerd nadat op grond van de leden 1, 2 en 3 een machtiging is verleend, of

b)

van één betaalorgaan naar een ander worden vervoerd.

6.   Elk betaalorgaan dat handelt overeenkomstig de leden 1, 2 en 3, blijft verantwoordelijk voor de producten die zijn opgeslagen buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder het ressorteert.

7.   Als producten die door een betaalorgaan zijn opgeslagen buiten het grondgebied van de lidstaat waaronder dat betaalorgaan ressorteert, niet naar die lidstaat worden teruggebracht, worden zij afgezet tegen de prijzen en de voorwaarden die voor de plaats van opslag zijn vastgesteld of moeten worden vastgesteld.

Artikel 40

Regels voor openbare inschrijvingen

De openbare inschrijvingen waarborgen dat alle betrokkenen gelijke toegang krijgen.

Bij de selectie van de inschrijvingen wordt de voorkeur gegeven aan die welke het gunstigst zijn voor de Gemeenschap. In elk geval leidt een openbare inschrijving niet noodzakelijkerwijs tot het gunnen van een contract.

Artikel 41

Interventiecentra

1.   De Commissie wijst de interventiecentra aan voor de sectoren granen en rijst en stelt de daarvoor geldende voorwaarden vast.

Voor de sector granen kan de Commissie interventiecentra aanwijzen voor elke graansoort.

2.   Bij de opstelling van de lijst van interventiecentra houdt de Commissie met name rekening met het volgende:

a)

de ligging van de centra in gebieden die voor de betrokken producten overschotgebieden zijn;

b)

de beschikbaarheid van voldoende ruimtes en technische uitrusting;

c)

de gunstige ligging ten opzichte van de vervoersmiddelen.

Artikel 42

Indeling van geslachte dieren

1.   Overeenkomstig de regels in bijlage V gelden de communautaire indelingsschema’s voor geslachte dieren in de volgende sectoren:

a)

in de sector rundvlees voor geslachte volwassen runderen;

b)

in de sector varkensvlees voor geslachte varkens die niet zijn gebruikt voor het fokken.

In de sector schapen- en geitenvlees kunnen de lidstaten met betrekking tot geslachte schapen een communautair indelingsschema voor geslachte dieren gebruiken overeenkomstig de regels in punt C van bijlage V.

2.   In verband met de indeling van geslachte volwassen runderen en schapen worden er namens de Gemeenschap controles ter plaatse verricht door een Comité voor communautaire controle, samengesteld uit deskundigen van de Commissie en door de lidstaten aangewezen deskundigen. Dit Comité brengt aan de Commissie en de lidstaten verslag uit over de verrichte controles.

De Gemeenschap draagt de kosten van de verrichte controles.

Artikel 43

Uitvoeringsbepalingen

Onverminderd specifieke bevoegdheden die krachtens dit hoofdstuk aan de Commissie worden verleend, stelt de Commissie de bepalingen voor de uitvoering ervan vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

a)

de eisen en voorwaarden waaraan moet worden voldaan door (en in het geval van varkensvlees, ook de lijst van) de in artikel 10 bedoelde producten die voor openbare interventie worden aangekocht en door de in de artikelen 28 en 31 bedoelde producten waarvoor steun voor openbare opslag wordt verleend, met name wat betreft kwaliteit, kwaliteitsgroepen, kwaliteitsklassen, categorieën, hoeveelheden, verpakking inclusief etikettering, maximumleeftijden, bewaring, het productstadium waarop de interventieprijs betrekking heeft, en de duur van de particuliere opslag;

b)

wijzigingen van punt B van bijlage IV;

c)

indien van toepassing, het schema met de toepasselijke prijsverhogingen en -verlagingen;

d)

de procedures en voorwaarden voor de overname in openbare interventie door de betaalorganen en de verlening van steun voor particuliere opslag, met name:

i)

wat betreft de sluiting en de inhoud van de contracten,

ii)

de duur van de particuliere opslag en de voorwaarden waaronder die termijnen, nadat ze in de contracten zijn vastgelegd, kunnen worden verkort of verlengd,

iii)

de voorwaarden waaronder kan worden besloten dat producten waarvoor contracten voor particuliere opslag zijn gesloten, opnieuw in de handel mogen worden gebracht of op andere wijze mogen worden afgezet,

iv)

de lidstaat waarbij een verzoek om particuliere opslag kan worden ingediend;

e)

de vaststelling van de lijst van representatieve markten bedoeld in de artikelen 17 en 37;

f)

de regels betreffende de voorwaarden voor de afzet van voor openbare interventie aangekochte producten, met name wat betreft de verkoopprijzen, de uitslagvoorwaarden, indien van toepassing het latere gebruik of de bestemming van de aldus uitgeslagen producten, de te verrichten controles en in voorkomend geval de toe te passen regeling voor het stellen van zekerheden;

g)

de opstelling van het in artikel 27, lid 1, bedoelde jaarprogramma;

h)

de voorwaarden waaronder producten op de markt van de Gemeenschap kunnen worden aangeschaft als bedoeld in artikel 27, lid 2;

i)

de voorschriften betreffende de in artikel 39 bedoelde machtigingen, inclusief, voor zover dit strikt noodzakelijk is, afwijkingen van de handelsregels;

j)

de regels inzake de procedures die moeten worden gevolgd voor het houden van een openbare inschrijving;

k)

de regels betreffende de aanwijzing van interventiecentra als bedoeld in artikel 41;

l)

de voorwaarden waaraan de pakhuizen waar goederen mogen worden opgeslagen, moeten voldoen;

m)

het communautaire indelingsschema voor geslachte dieren in artikel 42, lid 1, onder a), wat betreft:

i)

definities,

ii)

presentatie van geslachte dieren ten behoeve van prijsnoteringen met betrekking tot de indeling van geslachte volwassen runderen,

iii)

wat betreft maatregelen die slachthuizen overeenkomstig punt III van punt A van bijlage IV moeten nemen:

afwijkingen bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 88/409/EEG voor slachthuizen die hun productie tot de lokale markt willen beperken,

afwijkingen die kunnen worden toegestaan aan de lidstaten die daarom verzoeken voor slachthuizen waarin een gering aantal runderen wordt geslacht,

iv)

toestemming aan de lidstaten om het indelingsschema voor geslachte varkens niet toe te passen en beoordelingscriteria te hanteren naast gewicht en geschat aandeel mager vlees,

v)

voorschriften voor het meedelen door de lidstaten van de prijzen van bepaalde producten.

HOOFDSTUK II

Bijzondere interventiemaatregelen

Sectie I

Buitengewone marktondersteunende maatregelen

Artikel 44

Dierziekten

1.   De Commissie kan buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de getroffen markt nemen om rekening te houden met de beperkingen van het intracommunautaire handelsverkeer en het handelsverkeer met derde landen die kunnen voortvloeien uit de toepassing van maatregelen om de verspreiding van dierziekten tegen te gaan.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen gelden voor de volgende sectoren:

a)

rundvlees,

b)

melk en zuivelproducten,

c)

varkensvlees,

d)

schapen- en geitenvlees,

e)

eieren,

f)

pluimvee.

2.   De in de eerste alinea van lid 1 bedoelde maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten.

Zij mogen slechts worden genomen indien de betrokken lidstaat/lidstaten veterinaire en sanitaire maatregelen heeft/hebben genomen om snel een einde te maken aan de dierziekten; bovendien mogen de intensiteit en de duur van de maatregelen niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is voor de ondersteuning van de betrokken markt.

Artikel 45

Verlies van vertrouwen bij de consument

Voor de sectoren pluimvee en eieren kan de Commissie buitengewone marktondersteunende maatregelen nemen om rekening te houden met ernstige marktverstoringen die rechtstreeks toe te schrijven zijn aan een verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van het bestaan van risico's voor de volksgezondheid of voor de gezondheid van dieren.

Deze maatregelen worden genomen op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten.

Artikel 46

Financiering

1.   De Commissie neemt deel in de financiering van de in de artikelen 44 en 45 bedoelde buitengewone maatregelen ten bedrage van 50 % van de door de lidstaten gedane uitgaven.

Voor de sectoren rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees en schapen- en geitenvlees neemt de Gemeenschap, in het geval van bestrijding van mond- en klauwzeer, 60 % van deze uitgaven voor haar rekening.

2.   De lidstaten zien erop toe dat wanneer producenten bijdragen in de uitgaven van de lidstaten, zulks niet leidt tot vervalsing van de concurrentie tussen producenten in verschillende lidstaten.

3.   De artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag zijn niet van toepassing op de financiële bijdrage van de lidstaten aan de in de artikelen 44 en 45 bedoelde maatregelen.

Sectie II

Maatregelen in de sectoren granen en rijst

Artikel 47

Bijzondere marktmaatregelen in de sector granen

1.   Wanneer zulks op grond van de marktsituatie noodzakelijk is, kan de Commissie voor de sector granen bijzondere interventiemaatregelen nemen. Deze interventiemaatregelen kunnen met name worden genomen indien in een of meer regio's van de Gemeenschap de marktprijzen ten opzichte van de interventieprijs dalen of dreigen te dalen.

2.   De Commissie stelt de aard van de bijzondere interventiemaatregelen vast, bepaalt hoe ze moeten worden toegepast en stelt de voorwaarden en procedures vast voor het te koop aanbieden of voor elke andere bestemming van de producten waarvoor deze maatregelen worden genomen.

Artikel 48

Bijzondere marktmaatregelen in de sector rijst

1.   De Commissie kan bijzondere maatregelen nemen om:

a)

te voorkomen dat in sommige regio’s van de Gemeenschap in de rijstsector een massaal beroep wordt gedaan op openbare interventie overeenkomstig sectie II van hoofdstuk I van dit deel;

b)

een tekort aan beschikbare hoeveelheden padie als gevolg van een natuurramp op te vangen.

2.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

Sectie III

Maatregelen in de suikersector

Artikel 49

Minimumprijs voor bieten

1.   De minimumprijs voor quotumbieten bedraagt:

a)

27,83 euro per ton voor het verkoopseizoen 2008/2009;

b)

26,29 euro per ton vanaf het verkoopseizoen 2009/2010.

2.   De in lid 1 vastgestelde minimumprijs geldt voor suikerbieten van de in deel B van bijlage IV omschreven standaardkwaliteit.

3.   Suikerproducerende ondernemingen die quotumbieten kopen die geschikt zijn voor verwerking tot suiker en bestemd zijn voor verwerking tot quotumsuiker, moeten ten minste de minimumprijs betalen, aangepast aan de hand van toeslagen of kortingen voor de kwaliteitsverschillen ten opzichte van de standaardkwaliteit.

De in de eerste alinea bedoelde toeslagen en kortingen worden toegepast overeenkomstig de door de Commissie vast te stellen uitvoeringsbepalingen.

4.   Voor de hoeveelheden suikerbieten die overeenstemmen met de hoeveelheden industriële suiker of overtollige suiker waarvoor de in artikel 64 bedoelde overschotheffing wordt opgelegd, past de betrokken suikerproducerende onderneming de aankoopprijs op zodanige wijze aan dat deze ten minste gelijk is aan de minimumprijs voor quotumbieten.

Artikel 50

Verticale overeenkomsten

1.   Sectorale overeenkomsten en leveringscontracten voldoen aan lid 3 en aan de door de Commissie vast te stellen aankoopvoorwaarden, met name wat de voorwaarden voor de aankoop, de levering, de overname en de betaling van de bieten betreft.

2.   De voorwaarden voor de aankoop van suikerbieten en suikerriet worden geregeld in sectorale overeenkomsten die worden gesloten tussen communautaire telers van deze grondstoffen en communautaire suikerproducerende ondernemingen.

3.   In de leveringscontracten wordt onderscheid gemaakt naargelang van de uit de suikerbieten te verkrijgen hoeveelheden suiker:

a)

quotumsuiker of

b)

buiten het quotum geproduceerde suiker zullen zijn.

4.   Elke suikerproducerende onderneming verstrekt de lidstaat waar zij suiker produceert, de volgende gegevens:

a)

de hoeveelheden bieten als bedoeld in lid 3, onder a), waarvoor zij vóór de inzaai leveringscontracten heeft gesloten, en het suikergehalte waarop die contracten zijn gebaseerd,

b)

het daarmee overeenkomende geschatte rendement.

De lidstaten kunnen aanvullende gegevens verlangen.

5.   Suikerproducerende ondernemingen nemingen die niet vóór de inzaai leveringscontracten op basis van de minimumprijs voor quotumbieten hebben gesloten voor een met hun quotumsuiker overeenkomende hoeveelheid bieten, moeten ten minste de minimumprijs voor quotumbieten betalen voor alle suikerbieten die zij tot suiker verwerken.

6.   Met instemming van de betrokken lidstaat mag in sectorale overeenkomsten van de leden 3 en 4 worden afgeweken.

7.   Bij ontstentenis van sectorale overeenkomsten neemt de betrokken lidstaat de nodige, met deze verordening verenigbare, maatregelen om de belangen van de betrokken partijen te beschermen.

Artikel 51

Productieheffing

1.   Er wordt een productieheffing gelegd op het suikerquotum, het isoglucosequotum en het inulinestroopquotum die in het bezit zijn van ondernemingen die suiker, isoglucose of inulinestroop produceren, zoals bedoeld in artikel 56, lid 2.

2.   De productieheffing bedraagt 12,00 euro per ton suikerquotum en inulinestroopquotum. Voor isoglucose bedraagt de productieheffing 50 % van de voor suiker geldende heffing.

3.   Het totaalbedrag van de overeenkomstig lid 1 te betalen productieheffing wordt door de lidstaat aan de ondernemingen op zijn grondgebied in rekening gebracht op basis van het quotum dat de onderneming in het betrokken verkoopseizoen in haar bezit heeft.

De ondernemingen betalen deze heffing uiterlijk eind februari van het betrokken verkoopseizoen.

4.   De communautaire ondernemingen die suiker en inulinestroop produceren, kunnen van de telers van suikerbieten of suikerriet of de leveranciers van cichorei verlangen dat deze tot 50 % van de betrokken productieheffing voor hun rekening nemen.

Artikel 52

Onttrekking van suiker aan de markt

1.   Om het structurele marktevenwicht in stand te houden bij een prijsniveau dat dicht bij de referentieprijs ligt, kan met inachtneming van de verplichtingen van de Gemeenschap die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, een voor alle lidstaten gemeenschappelijk percentage quotumsuiker, quotumisoglucose en quotuminulinestroop aan de markt worden onttrokken tot het begin van het volgende verkoopseizoen.

In dat geval wordt de bij artikel 153 vastgestelde traditionele voorzieningsbehoefte aan ingevoerde ruwe suiker voor raffinage voor het betrokken verkoopseizoen met hetzelfde percentage verlaagd.

2.   Het in lid 1 bedoelde onttrekkingspercentage wordt uiterlijk op 31 oktober van het betrokken verkoopseizoen bepaald op basis van de voor dat verkoopseizoen verwachte markttendensen.

3.   Elke onderneming die over een quotum beschikt, slaat gedurende de periode van onttrekking aan de markt op eigen kosten de hoeveelheden suiker op die overeenstemmen met de toepassing van het in lid 1 bedoelde percentage op haar quotumproductie voor het betrokken verkoopseizoen.

De in een verkoopseizoen aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker worden behandeld als de eerste hoeveelheden die worden geproduceerd binnen het quotum voor het volgende verkoopseizoen. Met inachtneming van de verwachte tendensen op de suikermarkt kan de Commissie evenwel besluiten om alle aan de markt onttrokken suiker, isoglucose of inulinestroop dan wel een deel daarvan voor het lopende en/of het volgende verkoopseizoen te beschouwen als:

a)

hetzij overtollige suiker, overtollige isoglucose of overtollige inulinestroop die beschikbaar is om industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop te worden,

b)

hetzij tijdelijke quotumproductie, waarvan een deel voor de uitvoer kan worden gereserveerd met inachtneming van de verbintenissen van de Gemeenschap in het kader van volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

4.   Als de suikervoorziening in de Gemeenschap ontoereikend is, kan de Commissie besluiten dat een bepaalde hoeveelheid aan de markt onttrokken suiker, isoglucose en inulinestroop vóór het einde van de periode van onttrekking aan de markt mag worden verkocht op de communautaire markt.

5.   Op suiker die overeenkomstig dit artikel tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 13, 32 of 63 worden toegepast.

Artikel 53

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie kan de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vaststellen, en met name:

a)

de criteria die de suikerondernemingen moeten toepassen bij de verdeling van de hoeveelheden bieten waarop de vóór de inzaai gesloten leveringscontracten als bedoeld in artikel 50, lid 4, betrekking moeten hebben, over de verkopers van de bieten;

b)

het in artikel 52, lid 1, bedoelde percentage aan de markt te onttrekken quotumsuiker;

c)

de voorwaarden voor de betaling van de minimumprijs in het geval dat de aan de markt onttrokken suiker overeenkomstig artikel 52, lid 4, op de communautaire markt wordt verkocht.

Sectie IV

Aanpassing van het aanbod

Artikel 54

Maatregelen om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken

Ter aanmoediging van de initiatieven van het bedrijfsleven om de aanpassing van het aanbod aan de eisen van de markt te vergemakkelijken, uitgezonderd de initiatieven tot het uit de markt nemen van producten, kan de Commissie de volgende maatregelen nemen voor de sectoren levende planten, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren en pluimvee:

a)

maatregelen ter verbetering van de kwaliteit;

b)

maatregelen die kunnen bijdragen tot een betere organisatie van productie, verwerking en afzet;

c)

maatregelen om de notering van de marktprijstendensen te vergemakkelijken;

d)

maatregelen om het opstellen van ramingen op korte en lange termijn aan de hand van gegevens betreffende de gebruikte productiemiddelen mogelijk te maken.

HOOFDSTUK III

Productiebeperkingssystemen

Sectie I

Algemene bepalingen

Artikel 55

Quotaregelingen

1.   Voor de volgende producten wordt een quotaregeling toegepast:

a)

melk en andere zuivelproducten als omschreven in artikel 65, onder a) en b);

b)

suiker, isoglucose en inulinestroop.

2.   Als een producent de desbetreffende quota overschrijdt en, wat suiker betreft, geen gebruik maakt van de overtollige hoeveelheden, wordt op die hoeveelheden een overschotheffing gelegd met inachtneming van de voorwaarden in de secties II en III.

3.   Deze verordening is van toepassing onverminderd de toepassing van Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel (59).

Sectie II

Suiker

Subsectie I

Toewijzing en beheer van quota

Artikel 56

Toewijzing van quota

1.   De quota voor de productie van suiker, isoglucose en inulinestroop op nationaal of regionaal niveau worden vastgesteld in bijlage IV.

2.   De lidstaten kennen een quotum toe aan elke suiker-, isoglucose- of inulinestroopproducerende onderneming die op hun grondgebied is gevestigd en overeenkomstig artikel 57 is erkend.

Voor elke onderneming is het toe te kennen quotum gelijk aan het quotum in de zin van Verordening (EG) nr. 318/2006 dat voor het verkoopseizoen 2007/2008 aan de onderneming was toegekend.

3.   Bij de toekenning van een quotum aan een suikerproducerende onderneming die meer dan één productie-eenheid heeft, nemen de lidstaten de maatregelen die zij noodzakelijk achten om terdege rekening te houden met de belangen van de telers van suikerbieten en suikerriet.

Artikel 57

Erkende ondernemingen

1.   Op verzoek verlenen de lidstaten een erkenning aan een onderneming die suiker, isoglucose of inulinestroop produceert, of aan een onderneming die deze producten verwerkt bij de vervaardiging van een product dat voorkomt op de in artikel 62, lid 2, bedoelde lijst, mits de onderneming:

a)

het bewijs levert van haar professionele productiecapaciteit;

b)

ermee instemt alle informatie te verstrekken en controles te ondergaan die verband houden met deze verordening;

c)

niet het voorwerp is van een schorsing of intrekking van de erkenning.

2.   De erkende ondernemingen verstrekken de lidstaat op het grondgebied waarvan de oogst van de suikerbieten of van het suikerriet of de raffinage plaatsvindt, de volgende gegevens:

a)

de hoeveelheden suikerbieten of suikerriet waarvoor een leveringscontract is gesloten, en de desbetreffende schattingen van de opbrengsten aan suikerbieten of suikerriet en aan suiker per hectare;

b)

gegevens over de verwachte en werkelijke leveringen van suikerbieten, suikerriet en ruwe suiker en over de suikerproductie, alsmede opgaven van de suikervoorraden;

c)

de verkochte hoeveelheden witte suiker en de desbetreffende prijzen en voorwaarden.

Artikel 58

Extra en aanvullend isoglucosequotum

1.   In het verkoopseizoen 2008/2009 wordt een extra isoglucosequotum van 100 000 ton toegevoegd aan het quotum van het voorgaande verkoopseizoen. Deze verhoging heeft geen betrekking op Bulgarije en Roemenië.

In het verkoopseizoen 2008/2009 wordt een extra isoglucosequotum van 11 045 ton voor Bulgarije en 1 966 ton voor Roemenië toegevoegd aan het quotum van het voorgaande verkoopseizoen.

De lidstaten verdelen de extra quota over de ondernemingen naar evenredigheid van de overeenkomstig artikel 53, lid 2, toegekende isoglucosequota.

2.   Italië, Litouwen en Zweden kunnen aan ondernemingen die op hun grondgebied gevestigd zijn, desgevraagd een aanvullend quotum isoglucose toekennen in de verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010. De maximale aanvullende quota worden per lidstaat vastgesteld in bijlage VII.

3.   Op de quota die overeenkomstig lid 2 aan ondernemingen worden toegekend, wordt een eenmalige heffing van 730 euro berekend. Deze wordt geïnd per ton toegekend aanvullend quotum.

Artikel 59

Quotabeheer

1.   De Commissie past de in bijlage VI vastgestelde quota voor elk van de verkoopseizoenen 2008/2009, 2009/2010 en 2010/2011 uiterlijk eind februari van het voorgaande verkoopseizoen aan. De aanpassingen zijn het gevolg van de toepassing van lid 2 van dit artikel, artikel 58 van deze verordening en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 320/2006.

2.   Rekening houdend met de resultaten van de bij Verordening (EG) nr. 320/2006 ingestelde herstructureringsregeling, stelt de Commissie uiterlijk op 28 februari 2010 het gemeenschappelijke percentage vast waarmee de bestaande suiker-, isoglucose- en inulinestroopquota per lidstaat of regio moeten worden verlaagd om verstoringen van het marktevenwicht in de verkoopseizoenen vanaf 2010/2011 te voorkomen.

3.   De lidstaten passen het quotum van elke onderneming dienovereenkomstig aan.

Artikel 60

Herverdeling van het nationale quotum

1.   Een lidstaat kan de suiker- of isoglucosequota die aan een op zijn grondgebied gevestigde onderneming zijn toegekend, verlagen met ten hoogste 10 % voor elk verkoopseizoen.

2.   De lidstaten kunnen quota overdragen tussen ondernemingen overeenkomstig de in bijlage VI vastgestelde regels en met inachtneming van de belangen van elk van de betrokken partijen, in het bijzonder de telers van suikerbieten en suikerriet.

3.   De overeenkomstig de leden 1 en 2 verlaagde hoeveelheden worden door de betrokken lidstaat toegekend aan een of meer ondernemingen op zijn grondgebied die al dan niet over een quotum beschikken.

Subsectie II

Quotumoverschrijding

Artikel 61

Toepassingsgebied

De suiker, isoglucose of inulinestroop die in een verkoopseizoen boven het in artikel 56 bedoelde quotum worden geproduceerd, mogen:

a)

worden gebruikt voor de vervaardiging van bepaalde producten als bedoeld in artikel 62;

b)

overeenkomstig artikel 63 worden overgeboekt naar de quotumproductie van het volgende verkoopseizoen;

c)

worden gebruikt voor de specifieke voorzieningsregeling ten behoeve van de ultraperifere gebieden, overeenkomstig titel II van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (60), of

d)

worden uitgevoerd binnen de kwantitatieve grens die de Commissie vaststelt met inachtneming van de verbintenissen in het kader van volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

De overige hoeveelheden worden onderworpen aan de in artikel 64 bedoelde overschotheffing.

Artikel 62

Industriële suiker

1.   Industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop worden gereserveerd voor de vervaardiging van een van de in lid 2 bedoelde producten indien:

a)

daarvoor vóór het einde van het verkoopseizoen een leveringscontract is gesloten tussen de producent en een gebruiker, welke beiden overeenkomstig artikel 57 zijn erkend; en tevens

b)

deze suiker, isoglucose of inulinestroop uiterlijk op 30 november van het volgende verkoopseizoen aan de gebruiker is geleverd.

2.   De Commissie stelt een lijst op van de producten voor de vervaardiging waarvan industriële suiker, industriële isoglucose of industriële inulinestroop wordt gebruikt.

Deze lijst bevat met name:

a)

bioethanol, alcohol, rum, levende gisten en hoeveelheden smeersiroop en hoeveelheden stroop voor de productie van „Rinse appelstroop”;

b)

bepaalde industriële producten die geen suiker bevatten maar voor de vervaardiging waarvan suiker, isoglucose of inulinestroop wordt gebruikt;

c)

bepaalde producten van de chemische of farmaceutische industrie die suiker, isoglucose of inulinestroop bevatten.

Artikel 63

Overboeking van overtollige suiker

1.   Elke onderneming kan besluiten haar productie boven haar suikerquotum, haar isoglucosequotum of haar inulinestroopquotum geheel of gedeeltelijk over te boeken voor behandeling als een deel van de productie van het volgende verkoopseizoen. Onverminderd lid 3 is een dergelijk besluit onherroepelijk.

2.   Ondernemingen die het in lid 1 bedoelde besluit nemen:

a)

stellen de betrokken lidstaat vóór een door deze lidstaat te bepalen datum

tussen 1 februari en 30 juni van het lopende verkoopseizoen in kennis van de hoeveelheden rietsuiker die worden overgeboekt;

tussen 1 februari en 15 april van het lopende verkoopseizoen in kennis van de hoeveelheden suiker of inulinestroop die worden overgeboekt;

b)

verbinden zich ertoe die hoeveelheden op eigen kosten tot het einde van het lopende verkoopseizoen op te slaan.

3.   Indien de definitieve productie van de onderneming in het betrokken verkoopseizoen kleiner was dan de schatting die is gemaakt toen het in lid 1 bedoelde besluit werd genomen, mag de overgeboekte hoeveelheid uiterlijk op 31 oktober van het volgende verkoopseizoen met terugwerkende kracht worden aangepast.

4.   De overgeboekte hoeveelheden worden geacht de eerste hoeveelheden te zijn die binnen het quotum van het volgende verkoopseizoen worden geproduceerd.

5.   Op suiker die overeenkomstig dit artikel tijdens een verkoopseizoen is opgeslagen, mogen geen andere opslagmaatregelen op grond van de artikelen 13, 32 of 52 worden toegepast.

Artikel 64

Overschotheffing

1.   Er wordt een overschotheffing gelegd op:

a)

de in enig verkoopseizoen geproduceerde hoeveelheden overtollige suiker, overtollige isoglucose en overtollige inulinestroop met uitzondering van de overeenkomstig artikel 63 naar de quotumproductie van het volgende verkoopseizoen overgeboekte en opgeslagen hoeveelheden of de in artikel 61, onder c) en d), bedoelde hoeveelheden;

b)

de hoeveelheden industriële suiker, industriële isoglucose en industriële inulinestroop waarvoor uiterlijk op een door de Commissie te bepalen datum nog geen bewijs is geleverd dat die hoeveelheden zijn verwerkt bij de vervaardiging van een van de in artikel 62, lid 2, bedoelde producten;

c)

de overeenkomstig artikel 52 aan de markt onttrokken hoeveelheden suiker, isoglucose en inulinestroop waarvoor de in artikel 52, lid 3, bedoelde verplichtingen niet worden nagekomen.

2.   De overschotheffing wordt door de Commissie vastgesteld op een niveau dat hoog genoeg is om de in lid 1 bedoelde opeenstapeling van hoeveelheden te voorkomen.

3.   De in lid 1 bedoelde overschotheffing wordt door de lidstaat aan de ondernemingen op zijn grondgebied in rekening gebracht op basis van de geproduceerde hoeveelheden zoals bedoeld in lid 1 die voor de ondernemingen voor het betrokken verkoopseizoen zijn geconstateerd.

Sectie III

Melk

Subsectie I

Algemene bepalingen

Artikel 65

Definities

Voor de toepassing van deze sectie wordt verstaan onder:

a)

„melk”: het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

b)

„andere zuivelproducten”: alle andere zuivelproducten dan melk, met name magere melk, room, boter, yoghurt en kaas; in voorkomend geval worden deze producten in „melkequivalent” omgerekend aan de hand van door de Commissie vast te stellen coëfficiënten;

c)

„producent”: landbouwer wiens bedrijf zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt en die melk produceert en vermarkt of voorbereidingen treft om dit in een zeer nabije toekomst te doen;

d)

„bedrijf”: bedrijf in de zin van artikel 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

e)

„koper”: een onderneming of groepering die van een producent melk koopt:

om deze, ook in het kader van een loonwerkovereenkomst, in te zamelen, te verpakken, op te slaan, te koelen of te verwerken;

om deze door te verkopen aan een of meer bedrijven die melk of andere zuivelproducten behandelen of verwerken.

Een groepering van in een zelfde geografisch gebied gevestigde kopers die voor rekening van de aangeslotenen administratieve en boekhoudkundige handelingen verricht welke noodzakelijk zijn voor de betaling van de overschotheffing, wordt als koper beschouwd. Voor de toepassing van de eerste zin van deze alinea wordt Griekenland als één geografisch gebied beschouwd en kan het een overheidsorganisatie gelijkstellen met een groepering van kopers;

f)

„levering”: elke levering van melk, exclusief andere zuivelproducten, door een producent aan een koper ongeacht of de producent, een koper, een bedrijf dat deze melk behandelt of verwerkt, dan wel een derde de melk vervoert;

g)

„rechtstreekse verkoop”: elke verkoop of overdracht van melk die rechtstreeks door de producent aan de consument wordt verricht, alsmede elke door een producent verrichte verkoop of overdracht van andere zuivelproducten. De Commissie kan, met inachtneming van de definitie van „levering” in punt f), de definitie van „rechtstreekse verkoop” aanpassen om met name te voorkomen dat hoeveelheden melk of andere zuivelproducten die worden vermarkt, buiten de quotaregeling vallen;

h)

„vermarkting”: levering van melk of rechtstreekse verkoop van melk of andere zuivelproducten;

i)

„individueel quotum”: het quotum van een producent per 1 april van elk tijdvak van twaalf maanden;

j)

„nationaal quotum”: het voor elke lidstaat vastgestelde quotum als bedoeld in artikel 66;

k)

„beschikbaar quotum”: het voor de producenten beschikbare quotum op 31 maart van het tijdvak van twaalf maanden waarover de overschotheffing wordt berekend, rekening houdend met alle in deze verordening bedoelde overdrachten, omzettingen, verkopen en tijdelijke hertoewijzingen die in dit tijdvak van twaalf maanden hebben plaatsgevonden.

Subsectie II

Toewijzing en beheer van quota

Artikel 66

Nationale quota

1.   De nationale quota voor de productie van melk en andere zuivelproducten die gedurende zeven opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, te beginnen op 1 april 2008, (hierna „tijdvakken van twaalf maanden” genoemd) worden vermarkt, worden vastgesteld in punt 1 van bijlage IX.

2.   De in lid 1 bedoelde quota worden overeenkomstig artikel 67 over de producenten verdeeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen levering en rechtstreekse verkoop. Overschrijdingen van de nationale quota worden overeenkomstig deze sectie, op nationaal niveau in elke lidstaat en afzonderlijk voor leveringen en rechtstreekse verkopen vastgesteld.

3.   De in bijlage IX, punt 1, opgenomen nationale quota worden vastgesteld onverminderd een eventuele herziening in het licht van de algemene marktsituatie en van bijzondere omstandigheden in bepaalde lidstaten.

4.   Voor Bulgarije en Roemenië wordt een speciale herstructureringsreserve ingevoerd zoals vastgesteld in bijlage IX, punt 2. Deze reserve wordt met ingang van 1 april 2009 vrijgegeven in de mate waarin de consumptie op het bedrijf van melk en zuivelproducten in elk van deze landen sedert 2002 is gedaald.

Het besluit tot vrijgave van de reserve en inzake de verdeling ervan over de quota voor de leveringen en de rechtstreekse verkoop wordt door de Commissie genomen op basis van een uiterlijk op 31 december 2008 door Bulgarije en Roemenië bij de Commissie in te dienen verslag. Dit verslag moet de resultaten en trends van het lopende herstructureringsproces in de zuivelsector van elk land, en met name de verschuiving van productie voor consumptie op het eigen bedrijf naar productie voor de markt, gedetailleerd weergeven.

5.   Voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben de nationale quota betrekking op alle hoeveelheden melk of melkequivalent die worden geleverd aan een koper of rechtstreeks worden verkocht, ook indien deze krachtens een in die landen geldende overgangsmaatregel worden geproduceerd of vermarkt.

Artikel 67

Individuele quota

1.   Het individuele quotum of de individuele quota van de producenten op 1 april 2008 is/zijn gelijk aan hun individuele referentiehoeveelheid of referentiehoeveelheden op 31 maart 2008, onverminderd, overdrachten, verkopen, omzettingen van quota die op 1 april 2008 ingaan.

2.   Producenten kunnen beschikken over één of over twee individuele quota, waarvan één voor leveringen en één voor rechtstreekse verkoop. Alleen de bevoegde autoriteit van de lidstaat kan op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de producent een omzetting van het ene in het andere quotum verrichten.

3.   Beschikt de producent over twee quota, dan wordt zijn bijdrage in de eventueel verschuldigde overschotheffing voor elk quotum afzonderlijk berekend.

4.   Ter compensatie van de Finse „SLOM”-producenten kan het aan leveringen toegekende deel van het Finse nationale quotum als bedoeld in artikel 66, door de Commissie worden verhoogd tot maximaal 200 000 ton. Deze overeenkomstig de communautaire wetgeving toe te kennen reserve mag uitsluitend worden gebruikt voor producenten wier recht om de productie te hervatten ten gevolge van de toetreding is aangetast.

5.   De individuele quota worden in voorkomend geval voor elk van de betrokken tijdvakken van twaalf maanden zodanig aangepast dat de som van de individuele quota voor leveringen en van die voor rechtstreekse verkoop voor geen enkele lidstaat het desbetreffende gedeelte van het overeenkomstig artikel 69 aangepaste nationale quotum overschrijdt, rekening houdend met eventuele verminderingen voor aan de in artikel 71 bedoelde nationale reserve toegewezen hoeveelheden.

Artikel 68

Toewijzing van quota uit de nationale reserve

De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de toewijzing aan de producenten, aan de hand van aan de Commissie meegedeelde objectieve criteria, van alle of een deel van de quota uit de in artikel 71 bedoelde nationale reserve.

Artikel 69

Quotabeheer

1.   De Commissie verricht voor elke lidstaat en voor elk tijdvak, vóór het einde daarvan, een aanpassing van het aandeel van „leveringen” en „rechtstreekse verkoop” in de nationale quota, rekening houdend met de door de producenten gevraagde omzettingen van individuele quota voor leveringen in individuele quota voor rechtstreekse verkoop en omgekeerd.

2.   De lidstaten delen de Commissie jaarlijks vóór de data en overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 192, lid 2, vaststelt, de gegevens mee die nodig zijn voor:

a)

de in lid 1 van dit artikel bedoelde aanpassing;

b)

de berekening van de door de lidstaat te betalen overschotheffing.

Artikel 70

Vetgehalte

1.   Aan iedere producent met een individueel quotum voor leveringen wordt voor dat quotum een referentievetgehalte toegekend.

2.   Voor de per 31 maart 2008 overeenkomstig artikel 67, lid 1, aan de producenten toegewezen quota is het in lid 1 bedoelde referentievetgehalte gelijk aan het referentievetgehalte dat op die datum voor dat quotum geldt.

3.   Het referentievetgehalte wordt gewijzigd bij de in artikel 67, lid 2, bedoelde omzetting en wanneer quota worden verworven, overgedragen of tijdelijk overgedragen volgens door de Commissie vast te stellen regels.

4.   Voor nieuwe producenten met een individueel quotum voor leveringen dat volledig afkomstig is uit de nationale reserve, wordt het vetgehalte volgens door de Commissie te bepalen regels vastgesteld.

5.   De in lid 1 bedoelde individuele referentievetgehalten worden, in voorkomend geval, bij de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens bij de aanvang van elk tijdvak van twaalf maanden telkens wanneer dat nodig is, zodanig aangepast dat het gewogen gemiddelde van de bovenbedoelde vetgehalten voor elke lidstaat het in bijlage X vastgestelde referentievetgehalte met niet meer dan 0,1 gram per kg overschrijdt.

Het in bijlage X voor Roemenië vastgestelde referentievetgehalte wordt herzien op basis van de cijfers voor het volledige jaar 2004 en, indien nodig, door de Commissie aangepast.

Artikel 71

Nationale reserve

1.   Elke lidstaat vormt, met name met het oog op de in artikel 68 bedoelde toewijzing, een nationale reserve binnen de in bijlage IX vastgestelde nationale quota. De nationale reserve wordt aangevuld, naargelang van het geval, door de in artikel 72 bedoelde overname van hoeveelheden, de in artikel 76 bedoelde inhouding op overdrachten of een lineaire verlaging van alle individuele quota. Deze quota blijven hun oorspronkelijke indeling als „leveringen” of „rechtstreekse verkoop” behouden.

2.   Elk aan een lidstaat toegekend extra quotum gaat automatisch naar de nationale reserve en wordt volgens de voorzienbare behoeften verdeeld tussen „leveringen” en „rechtstreekse verkoop”.

3.   De quota die zich in de nationale reserve bevinden, hebben geen referentievetgehalte.

Artikel 72

Inactiviteit

1.   Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die over individuele quota beschikt, gedurende een tijdvak van twaalf maanden niet langer aan de voorwaarden van artikel 65, onder c), voldoet, worden de overeenkomstige hoeveelheden uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar aan de nationale reserve toegevoegd, tenzij die persoon voor die datum opnieuw een producent in de zin van artikel 65, punt c), wordt.

Indien die persoon uiterlijk aan het einde van het tweede tijdvak van twaalf maanden na de ontneming van zijn individuele quotum opnieuw een producent wordt, wordt het individuele quotum dat hem was ontnomen, hem uiterlijk op 1 april na de datum waarop hij hierom verzoekt, geheel of gedeeltelijk opnieuw toegewezen.

2.   Wanneer een producent gedurende ten minste een tijdvak van twaalf maanden niet ten minste 70 % van zijn individuele quotum vermarkt, kan de lidstaat beslissen of en onder welke voorwaarden het ongebruikte quotum geheel of gedeeltelijk wordt toegevoegd aan de nationale reserve.

De lidstaat bepaalt de voorwaarden waaronder een quotum opnieuw aan de betrokken producent wordt toegewezen indien deze de vermarkting hervat.

3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing in geval van overmacht en in deugdelijk gemotiveerde en door de bevoegde autoriteiten erkende gevallen die tijdelijk de productiecapaciteit van de betrokken producenten beïnvloeden.

Artikel 73

Tijdelijke overdrachten

1.   Aan het einde van elk tijdvak van twaalf maanden staan de lidstaten voor het betrokken tijdvak de tijdelijke overdracht toe van een deel van de individuele quota die de producenten die hierover beschikken, niet voornemens zijn te gebruiken.

De lidstaten kunnen de overdrachten regelen naargelang van de categorie producenten of de structuur van de melkproductie, ze beperken op het niveau van de koper of binnen de regio, volledige overdracht toestaan in de in artikel 72, lid 3, bedoelde gevallen en bepalen in hoeverre de cedent overdrachten kan herhalen.

2.   Elke lidstaat kan besluiten lid 1 niet toe te passen op grond van één van of van beide onderstaande criteria:

a)

de noodzaak structurele ontwikkelingen en aanpassingen te vergemakkelijken;

b)

dringende redenen van administratieve aard.

Artikel 74

Overdracht van quota met grond

1.   Bij verkoop, verhuur, overgang door vererving — ook vóór het overlijden van de erflater — of elke andere overdracht die voor de producent vergelijkbare rechtsgevolgen heeft, worden de individuele quota samen met het bedrijf overgedragen aan de producent die het bedrijf overneemt, op de wijze die door de lidstaten wordt bepaald rekening houdend met de voor de melkproductie gebruikte oppervlakten of met andere objectieve criteria en, in voorkomend geval, met de overeenkomst tussen de partijen. Het gedeelte van het quotum dat in voorkomend geval niet met het bedrijf wordt overgedragen, wordt aan de nationale reserve toegevoegd.

2.   Wanneer de quota overeenkomstig lid 1 in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de quota aan uitsluitend de producenten, besluiten dat het quotum niet samen met het bedrijf wordt overgedragen.

3.   Bij overdracht van grond aan de overheid en/of ten algemenen nutte of wanneer de overdracht geen landbouwdoeleinden dient, zien de lidstaten erop toe dat de nodige maatregelen ter vrijwaring van de rechtmatige belangen van de partijen worden getroffen, en met name dat de vertrekkende producent in de gelegenheid wordt gesteld de melkproductie voort te zetten, indien hij dit wenst.

4.   Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de partijen worden in geval van het verstrijken van een pachtovereenkomst die niet op soortgelijke voorwaarden kan worden verlengd, of in situaties met vergelijkbare rechtsgevolgen de individuele quota geheel of ten dele overgedragen aan de producent die ze overneemt, volgens door de lidstaten vastgestelde bepalingen en met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen.

Artikel 75

Bijzondere overdrachten

1.   Om de herstructurering van de melkproductie tot een goed einde te brengen of de milieusituatie te verbeteren, kunnen de lidstaten op de wijze die zij bepalen met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen:

a)

aan producenten die zich ertoe verbinden de melkproductie geheel of ten dele definitief te staken, een vergoeding toekennen die ineens of in jaarlijkse tranches wordt betaald, en de aldus vrijgekomen individuele quota aan de nationale reserve toevoegen;

b)

aan de hand van objectieve criteria bepalen op welke voorwaarden een producent aan het begin van een tijdvak van twaalf maanden kan verkrijgen dat de bevoegde autoriteit of de door haar aangewezen instantie hem tegen voorafgaande betaling individuele quota toewijst die aan het einde van het voorgaande tijdvak van twaalf maanden definitief door andere producenten zijn vrijgemaakt in ruil voor een vergoeding ineens of in jaarlijkse tranches die gelijk is aan de bovengenoemde betaling;

c)

de overdrachten van quota zonder grond centraliseren en er toezicht op uitoefenen;

d)

bij overdracht van grond met het oog op verbetering van het milieu, het betrokken individuele quotum toewijzen aan de vertrekkende producent, indien hij voornemens is de melkproductie voort te zetten;

e)

aan de hand van objectieve criteria bepalen in welke regio's en ophaalgebieden met het oog op de verbetering van de melkproductiestructuur quota definitief mogen worden overgedragen zonder overeenkomstige overdracht van gronden;

f)

op verzoek van een producent aan de bevoegde autoriteit of een door haar aangewezen instantie de definitieve overdracht van quota zonder overeenkomstige overdracht van grond of andersom toestaan, ten einde de structuur van de melkproductie op het niveau van het bedrijf te verbeteren of bij te dragen tot de extensivering van de productie.

2.   De bepalingen van lid 1 kunnen op nationaal niveau, op het passende territoriale niveau of in bepaalde ophaalgebieden worden uitgevoerd.

Artikel 76

Inhouding van quota

1.   Wanneer de in de artikelen 74 en 75 bedoelde overdrachten worden verricht, kunnen de lidstaten ten behoeve van de nationale reserve op basis van objectieve criteria een gedeelte van de individuele quota inhouden.

2.   Wanneer de quota overeenkomstig de artikelen 74 en 75 met of zonder de corresponderende grond in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de quota aan de producenten alleen, beslissen of en onder welke voorwaarden de overgedragen quota geheel of ten dele aan de nationale reserve worden toegevoegd.

Artikel 77

Steun voor het verkrijgen van quota

De verkoop, overdracht of toewijzing van quota op grond van deze sectie komt niet in aanmerking voor enigerlei door een overheidsinstantie te verlenen financiële steun die rechtstreeks aan de verkrijging van quota gekoppeld is.

Subsectie III

Quotumoverschrijding

Artikel 78

Overschotheffing

1.   Op melk en andere zuivelproducten die worden vermarkt boven de overeenkomstig subsectie II vastgestelde nationale quota, wordt een overschotheffing gelegd.

Deze heffing wordt vastgesteld op 27,83 euro per 100 kilogram melk.

2.   De lidstaten zijn de Gemeenschap de overschotheffing verschuldigd die voortvloeit uit de overschrijding van het nationale quotum, dat op nationaal niveau afzonderlijk wordt bepaald voor leveringen en rechtstreekse verkopen, en zij storten tussen 16 oktober en 30 november na afloop van het betrokken tijdvak van twaalf maanden 99 % van het verschuldigde bedrag in het ELGF.

3.   Als de in lid 1 bedoelde overschotheffing niet vóór de vastgestelde datum is betaald, brengt de Commissie, na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen, een bedrag gelijk aan de niet-betaalde overschotheffing in mindering op de maandelijkse betalingen in de zin van artikel 14 en artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005. Alvorens een besluit te nemen meldt de Commissie dit aan de betrokken lidstaat, die binnen een week zijn standpunt kenbaar maakt. Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 (61) van de Raad is niet van toepassing.

4.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

Artikel 79

Bijdrage van de producenten in de verschuldigde overschotheffing

De overschotheffing wordt overeenkomstig de artikelen 80 en 83, volledig omgeslagen over de producenten die hebben bijgedragen tot elk van de overschrijdingen van de in artikel 66, lid 2, bedoelde nationale quota.

Onverminderd artikel 80, lid 3, en artikel 83, lid 1, zijn de producenten de lidstaat de betaling verschuldigd van hun bijdrage in de overeenkomstig de artikelen 69, 70 en 80 berekende overschotheffing die zij louter wegens de overschrijding van hun beschikbare quota verschuldigd zijn.

Artikel 80

Overschotheffingen op leveringen

1.   Om de eindafrekening van de overschotheffing op te stellen, worden de door iedere producent geleverde hoeveelheden, wanneer het werkelijke vetgehalte van het referentievetgehalte afwijkt, door toepassing van door de Commissie vast te stellen coëfficiënten en voorwaarden naar boven of naar onder gecorrigeerd.

2.   Wanneer de som, op nationaal niveau, van de overeenkomstig lid 1 gecorrigeerde leveringen kleiner is dan de feitelijke leveringen, wordt de overschotheffing berekend op basis van de feitelijke leveringen. In dat geval worden de neerwaartse correcties evenredig verminderd, in die mate dat de som van de gecorrigeerde leveringen overeenstemt met de feitelijke leveringen.

Wanneer de som van de overeenkomstig lid 1 gecorrigeerde leveringen groter is dan de feitelijke leveringen, wordt de overschotheffing berekend op basis van de gecorrigeerde leveringen.

3.   De bijdrage van de producenten in de betaling van de verschuldigde overschotheffing wordt, naar keuze van de lidstaat, al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van het nationale quotum voor leveringen, door de lidstaten vastgesteld naar evenredigheid van de individuele quota van elke producent of overeenkomstig door de lidstaten vast te stellen objectieve criteria:

a)

hetzij op nationaal niveau op basis van de hoeveelheid waarmee het quotum van elke producent overschreden is,

b)

hetzij eerst voor iedere koper en vervolgens, in voorkomend geval, op nationaal niveau.

Artikel 81

Rol van de koper

1.   De koper is verantwoordelijk voor de inning, bij de producenten, van de bijdragen die deze verschuldigd zijn uit hoofde van de overschotheffing en betaalt aan de bevoegde instantie van de lidstaat, vóór een datum en overeenkomstig nadere voorschriften die door de Commissie worden bepaald, het bedrag van deze bijdragen die hij inhoudt op de aan de producenten die voor de overschrijding verantwoordelijk zijn betaalde melkprijs of die hij, bij gebreke daarvan, op een andere passende wijze int.

2.   Indien een koper geheel of gedeeltelijk in de plaats treedt van een of meer andere kopers, worden voor de rest van het lopende tijdvak van twaalf maanden de individuele quota van de producenten in aanmerking genomen onder aftrek van de reeds geleverde hoeveelheden en rekening houdend met het vetgehalte daarvan. Dit lid geldt ook wanneer een producent van koper verandert.

3.   Wanneer, in de loop van de referentieperiode, de door een producent geleverde hoeveelheden zijn beschikbare quotum overschrijden, kan de lidstaat beslissen dat de koper bij elke levering van die producent die zijn quotum overschrijdt, op de door de lidstaat vastgestelde wijze, een bedrag inhoudt op de voor de melk betaalde prijs als voorschot op de bijdrage van deze producent in de overschotheffing. De lidstaat kan specifieke bepalingen vaststellen die de kopers de mogelijkheid bieden dat voorschot in te houden wanneer de producenten aan verscheidene kopers leveren.

Artikel 82

Erkenning

De hoedanigheid van koper moet vooraf door de lidstaat worden erkend aan de hand van door de Commissie vast te stellen criteria.

De door een producent te vervullen voorwaarden en in geval van rechtstreekse verkoop te verstrekken gegevens worden door de Commissie vastgesteld.

Artikel 83

Overschotheffing bij rechtstreekse verkoop

1.   Bij rechtstreekse verkoop wordt naar keuze van de lidstaat de bijdrage van elke producent in de betaling van de overschotheffing, al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van het nationale quotum voor directe verkoop, hetzij op het passende territoriale niveau, hetzij nationaal vastgesteld.

2.   Aan de hand van door de Commissie vastgestelde criteria bepalen de lidstaten de grondslag voor de berekening van de bijdrage van de producent in de overschotheffing die verschuldigd is op de totale hoeveelheid melk die is verkocht of doorverkocht of is gebruikt voor de vervaardiging van verkochte of doorverkochte zuivelproducten.

3.   Voor het opstellen van de eindafrekening van de overschotheffing wordt geen rekening gehouden met het vetgehalte.

4.   De Commissie bepaalt hoe en wanneer de overschotheffing aan de bevoegde instantie van de lidstaat moet worden betaald.

Artikel 84

Te veel betaalde en onbetaalde bedragen

1.   Wanneer met betrekking tot leveringen of rechtstreekse verkopen wordt geconstateerd dat overschotheffing verschuldigd is en dat de van de producenten geïnde bijdrage groter is dan die heffing, kan de lidstaat:

a)

het te veel geïnde bedrag geheel of gedeeltelijk gebruiken voor de financiering van de in artikel 75, lid 1, onder a), bedoelde maatregelen en/of

b)

dit bedrag geheel of gedeeltelijk terugbetalen aan producenten die:

behoren tot prioritaire categorieën die de lidstaat vaststelt op basis van door de Commissie te bepalen objectieve criteria en termijnen, of

zich in buitengewone omstandigheden bevinden als gevolg van een nationale maatregel die geen verband houdt met de in dit hoofdstuk vastgestelde quotaregeling voor melk en andere zuivelproducten.

2.   Wanneer geconstateerd wordt dat geen overschotheffing verschuldigd is, worden door de kopers of de lidstaat eventueel geïnde voorschotten uiterlijk aan het einde van het volgende tijdvak van twaalf maanden terugbetaald.

3.   Indien de koper heeft verzuimd om de bijdragen van de producenten in de overschotheffing overeenkomstig artikel 81 te innen, kan de lidstaat de onbetaalde bedragen rechtstreeks bij de producent heffen, onverminderd de sancties die hij aan de in gebreke gebleven koper kan opleggen.

4.   Als een producent of een koper de betalingstermijn niet in acht neemt, moet hij de lidstaat een door de Commissie vast te stellen achterstandsrente betalen.

Sectie IV

Procedurebepalingen

Artikel 85

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt voor dit hoofdstuk uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

a)

de aanvullende gegevens die moeten worden verstrekt door de erkende ondernemingen als bedoeld in artikel 57, en de criteria voor sancties in verband met de erkenning van de ondernemingen en voor de schorsing en intrekking van die erkenning;

b)

de vaststelling en de mededeling van de in artikel 58 bedoelde bedragen en de in artikel 64 bedoelde overschotheffing;

c)

afwijkingen van de in artikel 63 vastgestelde datums.

HOOFDSTUK IV

Steunregelingen

Sectie I

Verwerkingssteun

Subsectie I

Gedroogde voedergewassen

Artikel 86

In aanmerking komende bedrijven

1.   Er wordt verwerkingssteun verleend aan bedrijven die producten van de sector gedroogde voedergewassen verwerken en in ten minste één van de volgende categorieën vallen:

a)

verwerkingsbedrijven die contracten hebben gesloten met producenten van te drogen voedergewassen. Als het contract betrekking heeft op het in loonwerk verwerken van door een producent geleverde voedergewassen, moet het een bepaling bevatten waarbij het verwerkingsbedrijf ertoe verplicht wordt de producent de steun te betalen die het bedrijf ontvangt voor de op grond van het contract verwerkte hoeveelheden;

b)

bedrijven die hun eigen oogst of, wanneer het groeperingen betreft, de oogst van hun leden hebben verwerkt;

c)

bedrijven die de voedergewassen hebben betrokken bij natuurlijke personen of rechtspersonen die met de producenten van de te drogen voedergewassen contracten hebben gesloten.

2.   De in lid 1 vastgestelde steun wordt betaald voor gedroogde voedergewassen die het verwerkingsbedrijf hebben verlaten en aan de volgende eisen voldoen:

a)

het maximumvochtgehalte ligt tussen 11 en 14 % naargelang van de aanbiedingsvorm van het product;

b)

het minimumgehalte aan ruwe eiwitten in de droge stof is niet lager dan:

i)

15 % voor de in deel IV van bijlage I, onder a) en onder b), tweede streepje, genoemde producten,

ii)

45 % voor de in deel IV van bijlage I, onder b), eerste streepje, genoemde producten;

c)

ze zijn van gezonde handelskwaliteit.

Artikel 87

Voorschot

1.   De verwerkingsbedrijven kunnen aanspraak maken op een voorschot van 19,80 euro per ton, of 26,40 euro per ton indien zij een zekerheid van 6,60 euro per ton hebben gesteld.

De lidstaten verrichten de nodige controles om na te gaan of de gegadigden terecht aanspraak maken op de steun. Het voorschot wordt uitgekeerd zodra is geconstateerd dat de gegadigde recht heeft op de steun.

Het voorschot kan evenwel worden uitbetaald voordat is geconstateerd dat de gegadigde recht heeft op steun op voorwaarde dat het verwerkingsbedrijf een zekerheid heeft gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorschot plus 10 %. Deze zekerheid dient ook als zekerheid voor de toepassing van de eerste alinea. De zekerheid wordt verlaagd tot het in de eerste alinea vermelde niveau zodra is geconstateerd dat de gegadigde recht heeft op steun, en wordt volledig vrijgegeven zodra het saldo van de steun wordt betaald.

2.   Het gedroogde voeder moet het verwerkingsbedrijf verlaten hebben voordat een voorschot kan worden betaald.

3.   Wanneer een voorschot is betaald, wordt het saldo dat overeenkomt met het verschil tussen het voorschot en het totale steunbedrag dat aan het verwerkingsbedrijf moet worden uitbetaald, betaald met inachtneming van artikel 88, lid 2.

4.   Wanneer het voorschot groter is dan het totale bedrag waarop het verwerkingsbedrijf recht heeft op grond van artikel 88, lid 2, betaalt het verwerkingbedrijf desgevraagd het te veel ontvangen bedrag terug aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat.

Artikel 88

Steunbedrag

1.   De steun waarin is voorzien bij artikel 86 wordt vastgesteld op 33 euro per ton.

2.   In afwijking van lid 1 wordt de steun, wanneer in een bepaald verkoopseizoen de hoeveelheid gedroogde voedergewassen waarvoor steun wordt aangevraagd, de in artikel 89 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid overschrijdt, in elke lidstaat waar de productie de gegarandeerde nationale hoeveelheid overschrijdt, verlaagd door de uitgaven te verlagen naar rato van het aandeel van de overschrijding van de betrokken lidstaat in de som van de overschrijdingen.

De verlaging wordt door de Commissie vastgesteld op een zodanig peil dat de begrotingsuitgaven niet hoger uitkomen dan wanneer de gegarandeerde maximumhoeveelheid niet zou zijn overschreden.

Artikel 89

Gegarandeerde hoeveelheid

Voor ieder verkoopseizoen wordt een gegarandeerde maximumhoeveelheid van 4 960 723 ton kunstmatig gedroogde en/of in de zon gedroogde voedergewassen vastgesteld, waarvoor de in artikel 86 vastgestelde steun kan worden verleend. Die hoeveelheid wordt overeenkomstig punt B van bijlage XI in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden over de betrokken lidstaten verdeeld.

Artikel 90

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt voor deze subsectie uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

a)

de aangiften die de bedrijven moeten indienen wanneer zij steun aanvragen;

b)

de voorwaarden waaraan moet worden voldaan opdat het recht op steun kan worden vastgesteld, met name wat betreft het voeren van een voorraadboekhouding en het bijhouden van andere bewijsstukken;

c)

de toekenning van de bij deze subsectie vastgestelde steun en het voorschot, alsmede het vrijgeven van de zekerheid als bedoeld in artikel 87, lid 1;

d)

de voorwaarden en criteria waaraan de in artikel 86 bedoelde bedrijven moeten voldoen, en, als de bedrijven hun voedergewassen bij natuurlijke personen of rechtspersonen betrekken, regels betreffende de garanties die deze personen moeten bieden;

e)

de door de lidstaten toe te passen voorwaarden voor de erkenning van kopers van te drogen voedergewassen;

f)

de criteria voor de vaststelling van de in artikel 86, lid 2, bedoelde kwaliteitsnormen;

g)

de criteria voor het sluiten van de contracten en de gegevens die deze moeten bevatten;

h)

de toepassing van de in artikel 89 vastgestelde gegarandeerde maximumhoeveelheid;

i)

verdere eisen naast die welke in artikel 86 zijn vastgesteld, met name inzake het caroteen- en het vezelgehalte.

Subsectie II

Vezelvlas

Artikel 91

Subsidiabiliteit

1.   De steun voor de verwerking van voor de vezelproductie bestemd vlasstro wordt aan de erkende eerste verwerker toegekend op basis van de hoeveelheid vezels die daadwerkelijk is verkregen uit het stro waarvoor met een landbouwer een aankoop-verkoopcontract is gesloten.

Als de landbouwer evenwel eigenaar blijft van het stro dat hij onder contract door een erkende eerste verwerker laat verwerken en hij kan bewijzen dat hij de verkregen vezels in de handel heeft gebracht, wordt de steun aan de landbouwer toegekend.

Als de landbouwer zelf de erkende eerste verwerker is, wordt het aankoop-verkoopcontract vervangen door een verbintenis van de betrokkene om de verwerking zelf uit te voeren.

2.   Voor de toepassing van deze subsectie wordt onder „erkende eerste verwerker” verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel de groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering of haar leden volgens het nationale recht, die is erkend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de inrichtingen voor de productie van vlasvezels zich bevinden.

Artikel 92

Steunbedrag

1.   Het bedrag van de bij artikel 91 ingestelde verwerkingssteun wordt vastgesteld op 200 euro per ton lange vlasvezels.

2.   De hoeveelheden voor steun in aanmerking komende vezels worden beperkt op basis van de oppervlakten waarvoor één van de in artikel 91 bedoelde contracten of verbintenissen is aangegaan.

De in de eerste alinea bedoelde limieten worden door de lidstaten zo vastgesteld dat de in artikel 94 bedoelde gegarandeerde nationale hoeveelheden in acht worden genomen.

Artikel 93

Voorschot

Als de erkende eerste verwerker hierom verzoekt, wordt op basis van de verkregen hoeveelheden vezels een voorschot op de in artikel 91 bedoelde steun uitgekeerd.

Artikel 94

Gegarandeerde hoeveelheid

1.   Voor lange vlasvezels waarvoor steun kan worden verleend, wordt een gegarandeerde maximumhoeveelheid van 80 878 ton per verkoopseizoen vastgesteld. Die hoeveelheid wordt overeenkomstig punt A van bijlage XI in de vorm van gegarandeerde nationale hoeveelheden over bepaalde lidstaten verdeeld.

2.   Indien de in een lidstaat verkregen vezels afkomstig zijn van in een andere lidstaat geproduceerd stro, worden de betrokken hoeveelheden vezels verrekend met de gegarandeerde nationale hoeveelheid van de lidstaat waar het stro geoogst is. De steun wordt dan uitbetaald door de lidstaat waarvan de gegarandeerde nationale hoeveelheid verrekend is.

Artikel 95

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt voor deze subsectie uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking kunnen hebben op:

a)

de voorwaarden voor de erkenning van eerste verwerkers als bedoeld in artikel 91;

b)

de voorwaarden die door erkende eerste verwerkers in acht moeten worden genomen voor de aan- en verkoopcontracten en verbintenissen als bedoeld in artikel 91, lid 1;

c)

de vereisten waaraan landbouwers moeten voldoen in het in artikel 91 lid 1, tweede alinea, bedoelde geval;

d)

de criteria waaraan lange vlasvezels moeten voldoen;

e)

de voorwaarden voor de toekenning van de steun en het voorschot, en met name het bewijs dat het stro verwerkt is;

f)

de voor de vaststelling van de in artikel 92, lid 2, bedoelde limieten in acht te nemen voorwaarden.

Sectie II

Productierestitutie

Artikel 96

Productierestitutie voor zetmeel

1.   Er kan een productierestitutie worden toegekend:

a)

voor zetmeel op basis van maïs, tarwe of aardappelen en voor bepaalde derivaten die gebruikt worden bij de vervaardiging van bepaalde producten, waarvan de Commissie een lijst zal opstellen;

b)

bij ontstentenis van een omvangrijke nationale productie van andere granen ten behoeve van de zetmeelproductie, voor de volgende hoeveelheden zetmeel die elk verkoopseizoen in Finland en Zweden worden verkregen uit gerst en haver, mits dit niet leidt tot een toename van de zetmeelproductie op basis van deze twee granen:

i)

50 000 ton in Finland,

ii)

10 000 ton in Zweden.

2.   De in lid 1 bedoelde restitutie wordt periodiek door de Commissie vastgesteld.

Artikel 97

Productierestitutie in de suikersector

1.   Voor de in deel III van bijlage I, onder b) tot en met e), genoemde producten van de suikersector kan een productierestitutie worden toegekend indien voor de vervaardiging van producten als bedoeld in artikel 62, lid 2, onder b) en c), geen overtollige suiker of ingevoerde suiker, overtollige isoglucose of overtollige inulinestroop beschikbaar is tegen een prijs die overeenstemt met de wereldmarktprijs.

2.   Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde productierestitutie wordt met name rekening gehouden met de aan het gebruik van ingevoerde suiker verbonden kosten die de industrie zou moeten dragen bij voorziening in haar behoefte op de wereldmarkt, en met de prijs van de op de communautaire markt beschikbare overtollige suiker of, bij ontstentenis van overtollige suiker, de referentieprijs.

Artikel 98

Toekenningsvoorwaarden

De Commissie stelt de voorwaarden voor de toekenning van de in deze sectie bedoelde productierestituties, de bedragen van die restituties en, wat betreft de in artikel 94 bedoelde productierestitutie voor suiker, de in aanmerking komende hoeveelheden vast.

Sectie III

Steun in de sector melk en zuivelproducten

Artikel 99

Steun voor ondermelk en mageremelkpoeder die voor voederdoeleinden worden gebruikt

1.   Voor ondermelk en mageremelkpoeder die voor voederdoeleinden worden gebruikt, wordt steun verleend als wordt voldaan aan door de Commissie vast te stellen voorwaarden en productnormen.

Als ondermelk en mageremelkpoeder in de zin van dit artikel worden eveneens karnemelk en karnemelkpoeder beschouwd.

2.   Bij de vaststelling van de steunbedragen houdt de Commissie rekening met:

a)

de in artikel 8, lid 1, onder e), ii), vastgestelde referentieprijs voor mageremelkpoeder;

b)

de ontwikkeling van de voorzieningssituatie voor ondermelk en mageremelkpoeder, en de ontwikkeling van het gebruik van die producten voor voederdoeleinden;

c)

de ontwikkeling van de prijzen van kalveren;

d)

de ontwikkeling van de marktprijs van concurrerende proteïnen ten opzichte van de marktprijs van mageremelkpoeder.

Artikel 100

Steun voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten wordt verwerkt

1.   Er wordt steun verleend voor in de Gemeenschap geproduceerde en tot caseïne of caseïnaten verwerkte ondermelk als deze melk en de daaruit vervaardigde caseïne en caseïnaten voldoen aan door de Commissie vast te stellen voorwaarden en productnormen.

2.   Bij de vaststelling van de steunbedragen houdt de Commissie rekening met:

a)

de referentieprijs voor mageremelkpoeder of de marktprijs voor volgens het verstuivingsprocédé vervaardigd mageremelkpoeder van eerste kwaliteit indien deze laatste prijs hoger is dan de referentieprijs;

b)

de marktprijzen voor caseïne en caseïnaten op de markt van de Gemeenschap en de wereldmarkt.

De steun kan worden gedifferentieerd naargelang de ondermelk tot caseïne of tot caseïnaten wordt verwerkt en naargelang de kwaliteit van deze producten.

Artikel 101

Steun voor de aankoop tegen verlaagde prijs van room, boter en boterconcentraat

Wanneer overschotten van zuivelproducten ontstaan of dreigen te ontstaan, kan de Commissie onder door haar vast te stellen voorwaarden besluiten steun te verlenen om het mogelijk te maken dat room, boter en boterconcentraat tegen verlaagde prijs worden aangekocht:

a)

door non-profitinstellingen en -organisaties;

b)

door legers en daarmee gelijkgestelde eenheden van de lidstaten;

c)

door fabrikanten van banketbakkerswerk en consumptie-ijs;

d)

door fabrikanten van andere door de Commissie te bepalen voedingsmiddelen;

e)

voor de rechtstreekse consumptie van boterconcentraat.

Artikel 102

Steun voor de uitreiking van zuivelproducten aan leerlingen

1.   Onder door de Commissie vast te stellen voorwaarden verleent de Gemeenschap ten behoeve van leerlingen van onderwijsinstellingen steun voor melk die tot bepaalde, door de Commissie vast te stellen producten van de GN-codes 0401, 0403, 0404 90 en 0406 of van GN-code 2202 90 is verwerkt.

2.   In afwijking van artikel 180 kunnen de lidstaten, ter aanvulling van de steun van de Gemeenschap, nationale steun toekennen voor de uitreiking van de in lid 1 bedoelde producten aan leerlingen in onderwijsinstellingen. De lidstaten kunnen hun nationale steun financieren door de zuivelsector een heffing op te leggen of om enige andere bijdrage te vragen.

3.   Voor volle melk bedraagt de communautaire steun 18,15 euro per 100 kg.

Voor andere zuivelproducten stelt de Commissie de steun vast met inachtneming van de melkbestanddelen van de betrokken producten.

4.   De in lid 1 bedoelde steun wordt toegekend voor ten hoogste 0,25 liter melkequivalent per leerling per dag.

Sectie IV

Steun in de sector olijfolie en tafelolijven

Artikel 103

Steun voor organisaties van marktdeelnemers

1.   Met bedragen die overeenkomstig artikel 110 decies, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 door de lidstaten worden ingehouden, financiert de Gemeenschap driejarige activiteitenprogramma's die de in artikel 125 bedoelde organisaties van marktdeelnemers opstellen op één of meer van de volgende gebieden:

a)

market follow-up en administratief beheer van de sector olijfolie en tafelolijven;

b)

verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt;

c)

verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven;

d)

traceerbaarheidssysteem, en certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder bewaking van de kwaliteit van de aan de eindverbruikers verkochte olijfoliën, onder het gezag van de nationale overheid;

e)

verspreiding van informatie over de activiteiten die organisaties van marktdeelnemers ontplooien ter verbetering van de kwaliteit van olijfolie.

2.   De maximale communautaire financiering van de in lid 1 bedoelde activiteitenprogramma's is gelijk aan het door de lidstaten ingehouden deel van de steun. Deze financiering heeft betrekking op de in aanmerking komende kosten met een maximum van:

a)

100 % voor de activiteiten op de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gebieden;

b)

100 % voor de investeringen in vaste activa en 75 % voor de andere activiteiten op het in lid 1, onder c), bedoelde gebied;

c)

75 % voor de activiteitenprogramma's die in ten minste drie derde landen of niet-producerende lidstaten door erkende organisaties van marktdeelnemers uit ten minste twee producerende lidstaten worden ontplooid op de in lid 1, onder d) en e), bedoelde gebieden, en 50 % voor de andere activiteiten in die gebieden.

De lidstaat draagt zorg voor aanvullende financiering tot 50 % van de niet door de communautaire financiering gedekte kosten.

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast, en met name de procedures voor de goedkeuring van de door de lidstaten aangenomen programma's en de soorten activiteiten die in het kader van die programma's voor steun in aanmerking komen.

3.   Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 194 kan vaststellen, gaan de lidstaten na of aan de voorwaarden voor de toekenning van de communautaire financiering is voldaan. Daartoe onderwerpen zij de activiteitenprogramma's aan een audit en voeren zij een controleplan uit dat betrekking heeft op een steekproef die is bepaald op basis van een risicoanalyse en die ten minste 30 % per jaar van de producentenorganisaties en alle andere organisaties van marktdeelnemers die op grond van dit artikel communautaire financiering ontvangen, omvat.

Sectie V

Communautair fonds voor tabak

Artikel 104

Fonds voor tabak

1.   Er wordt een Communautair Fonds voor tabak ingesteld (hierna het „Fonds” genoemd), dat acties financiert op de volgende gebieden:

a)

verbetering van de kennis van het publiek over de schadelijke gevolgen van alle vormen van tabaksverbruik, met name via voorlichting en onderwijs, steun voor de verzameling van gegevens met het oog op het vaststellen van tendensen in het tabaksverbruik en de uitvoering van epidemiologische studies inzake tabaksverslaving in de Gemeenschap; studie over de preventie van tabaksverslaving;

b)

specifieke acties inzake omschakeling van de producenten van ruwe tabak op andere teelten of andere werkgelegenheidscheppende economische activiteiten en studies over de omschakelingsmogelijkheden voor producenten van ruwe tabak op andere teelten of activiteiten.

2.   Het Fonds wordt als volgt gefinancierd:

a)

voor de oogst 2002 door inhouding van 2 %, en voor de oogsten 2003, 2004 en 2005 door inhouding van 3 % van de premie die is ingesteld in titel I van Verordening (EEG) nr. 2075/92 voor zover die tot en met de oogst van 2005 van toepassing is op de financiering van acties als bedoeld in lid 1;

b)

voor de kalenderjaren 2006 en 2007 overeenkomstig artikel 110 quaterdecies van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

3.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

Sectie VI

Bijzondere bepalingen voor de bijenteeltsector

Artikel 105

Toepassingsgebied

1.   Met het oog op de verbetering van de algemene voorwaarden voor de productie en afzet van producten van de bijenteelt kunnen de lidstaten voor een periode van drie jaar een nationaal programma opstellen, hierna „bijenteeltprogramma” genoemd.

2.   In afwijking van artikel 180 zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag niet van toepassing op:

a)

de financiële bijdrage van de lidstaten voor maatregelen waarvoor krachtens deze sectie communautaire steun wordt verleend;

b)

de specifieke nationale steun ter bescherming van bedrijven uit de bijenteeltsector die te kampen hebben met ongunstige structurele of natuurlijke omstandigheden of de specifieke nationale steun die wordt verleend in het kader van programma's voor economische ontwikkeling, behalve wanneer het gaat om steun ten behoeve van de productie of de handel.

De onder b) bedoelde steun moet door de lidstaten ter kennis van de Commissie worden gebracht, samen met de toezending van het bijenteeltprogramma overeenkomstig artikel 109.

Artikel 106

Voor steun in aanmerking komende maatregelen

De maatregelen die in de bijenteeltprogramma's kunnen worden opgenomen, hebben betrekking op:

a)

technische bijstand voor bijenhouders en bijenhoudersgroeperingen;

b)

bestrijding van de varroamijtziekte;

c)

rationalisatie van de transhumance;

d)

steunmaatregelen ten behoeve van de laboratoria waar de fysisch-chemische eigenschappen van de honing worden geanalyseerd;

e)

steun voor het herstel van het communautaire bijenbestand;

f)

samenwerking met instanties die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van programma's inzake toegepast onderzoek op het gebied van de bijenteelt en de producten van de bijenteelt.

Maatregelen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (62) van de Raad uit het ELFPO worden gefinancierd, mogen niet in de bijenteeltprogramma's worden opgenomen.

Artikel 107

Studie van de productie- en afzetstructuur in de bijenteeltsector

Om voor de in artikel 108, lid 1, vastgestelde medefinanciering in aanmerking te komen moeten de lidstaten een studie uitvoeren naar de structuur van de bijenteeltsector op hun grondgebied, waarin zowel de productie als de afzet worden onderzocht.

Artikel 108

Financiering

1.   De Gemeenschap financiert de bijenteeltprogramma's ten belope van 50 % van de uitgaven van de lidstaten.

2.   De uitgaven voor de in het kader van de bijenteeltprogramma's uitgevoerde maatregelen moeten door de lidstaten uiterlijk op 15 oktober van elk jaar zijn gedaan.

Artikel 109

Raadpleging

De bijenteeltprogramma's worden opgesteld in nauwe samenwerking met de representatieve beroepsorganisaties en de coöperaties van de bijenhouderijsector. Zij worden ter goedkeuring aan de Commissie toegezonden.

Artikel 110

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast.

Sectie VII

Steun in de sector zijderupsen

Artikel 111

Steun voor zijderupsentelers

1.   Er wordt steun verleend voor in de Gemeenschap geteelde zijderupsen van GN-code ex 0106 90 00 en eieren van zijderupsen van GN-code ex 0511 99 85.

2.   De steun wordt aan de zijderupsentelers verleend voor de gebruikte dozen eieren van zijderupsen voor zover de dozen een nader te bepalen minimumhoeveelheid eieren bevatten en de rupsenteelt tot een goed einde is gebracht.

3.   Het steunbedrag per gebruikte doos zijderupseneieren wordt op 133,26 euro vastgesteld.

Artikel 112

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt voor deze sectie uitvoeringsbepalingen vast die met name betrekking hebben op de in artikel 111, lid 2, bedoelde minimumhoeveelheid eisen.

TITEL II

PRODUCTIE- EN AFZETVOORSCHRIFTEN

HOOFDSTUK I

Handelsnormen en productievoorschriften

Sectie I

Handelsnormen

Artikel 113

Handelsnormen

1.   Voor een of meer van de producten van de volgende sectoren kan de Commissie handelsnormen vaststellen:

a)

olijfolie en tafelolijven, voor wat betreft de onder a) van deel VII van bijlage I bedoelde producten;

b)

bananen;

c)

levende planten.

2.   De in lid 1 bedoelde normen:

a)

worden opgesteld met name rekening houdend met:

i)

de specifieke kenmerken van de betrokken producten;

ii)

de noodzaak om voorwaarden voor een vlotte afzet van die producten op de markt te creëren;

iii)

het belang dat de consumenten hebben bij het ontvangen van degelijke en transparante productinformatie;

iv)

wat betreft de onder a) van deel VII van bijlage I bedoelde olijven, veranderingen in de methoden voor het bepalen van hun fysisch-chemische en organoleptische kenmerken;

b)

kunnen met name betrekking hebben op kwaliteit, indeling, gewicht, omvang, onmiddellijke verpakking, eindverpakking, opslag, vervoer, presentatieoorsprong en etikettering.

3.   Tenzij de Commissie anders besluit op grond van de in lid 2, onder a), genoemde criteria, mogen producten waarvoor normen zijn vastgesteld, slechts in de Gemeenschap worden afgezet als zij aan die normen voldoen.

Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 194 kan vaststellen, gaan de lidstaten na of deze producten aan deze normen voldoen en leggen zij indien nodig passende sancties op.

Artikel 114

Handelsnormen voor melk en zuivelproducten

1.   Levensmiddelen die bestemd zijn voor menselijke consumptie kunnen slechts als melk of zuivelproducten in de handel worden gebracht als zij voldoen aan de in bijlage XII vastgestelde definities en benamingen.

2.   Onverminderd de vrijstellingen overeenkomstig de communautaire wetgeving en maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid mag melk van GN-code 0401 die voor menselijke consumptie bestemd is, slechts in de Gemeenschap in de handel worden gebracht als wordt voldaan aan de bepalingen van bijlage XII, en in het bijzonder aan de definities in punt I van die bijlage.

Artikel 115

Handelsnormen voor smeerbare vetproducten

Onverminderd artikel 114, lid 1, of bepalingen die in de veterinaire sector of de levensmiddelensector worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de producten aan de hygiëne- en gezondheidsnormen voldoen en om de gezondheid van dieren en mensen te beschermen, zijn de in bijlage XV vastgestelde normen van toepassing op de volgende producten die een vetgehalte van minstens 10 maar minder dan 90 gewichtspercenten hebben en voor menselijke consumptie bestemd zijn:

a)

melkvetten van de GN-codes 0405 en ex 2106;

b)

vetten van GN-code ex 1517;

c)

vetten met plantaardige en/of dierlijke bestanddelen van de GN-codes ex 1517 en ex 2106.

Het vetgehalte exclusief zout bedraagt ten minste twee derden van de droge stof.

Deze normen gelden evenwel alleen voor producten die bij een temperatuur van 20 oC hun vaste vorm behouden en als smeerbaar vetproduct kunnen worden gebruikt.

Artikel 116

Handelsnormen voor vleesproducten van de sectoren eieren en vlees van pluimvee

Producten van de sectoren eieren en pluimvee worden in de handel gebracht overeenkomstig de bepalingen van bijlage XIV.

Artikel 117

Certificering voor hop

1.   Op de producten van de hopsector die in de Gemeenschap worden geoogst of vervaardigd, is een certificeringsprocedure van toepassing.

2.   De certificaten mogen slechts worden afgegeven voor producten die voldoen aan minimumkwaliteitskenmerken voor een bepaald handelsstadium. Voor hopmeel, met lupuline verrijkt hopmeel, hopextract en mengproducten van hop mogen de certificaten slechts worden afgegeven als het alfazuurgehalte van deze producten niet lager is dan dat van de hop waaruit zij zijn bereid.

3.   Op de certificaten dienen ten minste te worden vermeld:

a)

de plaats(en) waar de hop is geteeld;

b)

het/de oogstja(a)r(en);

c)

het ras of rassen.

4.   De producten van de hopsector mogen alleen in de handel worden gebracht of uitgevoerd als een certificaat als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 is afgegeven.

Voor ingevoerde producten van de hopsector wordt de in artikel 158, lid 2, vastgestelde verklaring erkend als gelijkwaardig aan het certificaat.

5.   De Commissie kan maatregelen nemen die afwijken van lid 4:

a)

om aan de commerciële eisen van bepaalde derde landen te voldoen, of

b)

voor producten die bestemd zijn voor bijzondere gebruiksdoeleinden.

De in de eerste alinea bedoelde maatregelen:

a)

mogen niet nadelig zijn voor de normale afzet van de producten waarvoor het certificaat is afgegeven;

b)

moeten vergezeld gaan van garanties om elke verwarring met de bovenbedoelde producten te voorkomen.

Artikel 118

Handelsnormen voor olijfolie en olie uit perskoeken van olijven

1.   Het gebruik van de in bijlage XVI vermelde benamingen en definities van olijfoliën en oliën uit perskoeken van olijven is verplicht bij de verhandeling van de betrokken producten in de Gemeenschap en, voor zover verenigbaar met de verplichte internationale regels, in het handelsverkeer met derde landen.

2.   In het stadium van de detailhandel mogen alleen de oliën als bedoeld in punt 1, onder a) en b), en de punten 3 en 6 van bijlage XVI worden verhandeld.

Sectie II

Productievoorschriften

Artikel 119

Gebruik van caseïne en caseïnaten bij de bereiding van kaas

Caseïne en caseïnaten mogen niet zonder voorafgaande toestemming bij de bereiding van kaas worden gebruikt, en deze toestemming wordt slechts verleend als dit gebruik een noodzakelijke voorwaarde voor de bereiding van de producten vormt.

Artikel 120

Methode voor het produceren van ethylalcohol van landbouwproducten

De methode voor het produceren van ethylalcohol van landbouwproducten uit een specifiek, in bijlage I bij het Verdrag vermeld landbouwproduct, en de kenmerken van die ethylalcohol kunnen door de Commissie worden vastgesteld.

Sectie III

Procedurebepalingen

Artikel 121

Vaststelling van normen, uitvoeringsbepalingen en afwijkingen

De Commissie stelt voor dit hoofdstuk uitvoeringsbepalingen vast, die met name betrekking hebben op:

a)

handelsnormen als bedoeld in artikel 113, met inbegrip van voorschriften inzake het afwijken van de normen, het indienen van in verband met de normen vereiste gegevens en het toepassen van de normen op in de Gemeenschap ingevoerde of uit de Gemeenschap uitgevoerde producten;

b)

wat betreft de definities en benamingen die overeenkomstig artikel 114, lid 1, mogen worden gebruikt voor het in de handel brengen van melk en zuivelproducten:

i)

de vaststelling en indien nodig de aanvulling, aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie toegezonden lijsten, van de lijst van de producten als bedoeld in de tweede alinea van punt III.1 van bijlage XII,

ii)

de aanvulling, indien nodig, van de lijst van benamingen die is opgenomen in de tweede alinea, onder a), van punt II.2 van bijlage XII;

c)

wat betreft de normen voor smeerbare vetproducten als bedoeld in artikel 115:

i)

een lijst van de in de derde alinea, onder a), van punt I.2 van bijlage XV bedoelde producten, aan de hand van de door de lidstaten aan de Commissie toegezonden lijsten,

ii)

de analysemethoden voor de controle op de samenstelling en de bereidingskenmerken van de in artikel 115 bedoelde producten,

iii)

de voorschriften inzake monsterneming,

iv)

de voorschriften voor het verzamelen van statistische gegevens over de markten voor de in artikel 115 bedoelde producten;

d)

wat betreft de bepalingen voor het in de handel brengen van eieren als bedoeld in punt A van bijlage XIV:

i)

definities,

ii)

de frequentie van verzameling, levering, bewaring en behandeling van eieren,

iii)

de kwaliteitscriteria, in het bijzonder het uiterlijk van de schaal, de vastheid van het eiwit en de dooier en de diepte van de luchtkamer,

iv)

de indeling naar gewicht, met inbegrip van uitzonderingen,

v)

het merken van eieren en de vermeldingen op verpakkingen, met inbegrip van uitzonderingen en van de regels die gelden voor pakstations,

vi)

het handelsverkeer met derde landen,

vii)

de houderijmethoden;

e)

wat betreft de bepalingen voor het in de handel brengen van vlees van pluimvee als bedoeld in punt B van bijlage XIV:

i)

definities,

ii)

de lijst van pluimveekarkassen, gedeelten van dergelijke karkassen en slachtafvallen, met inbegrip van foie gras, waarop punt B van bijlage XIV van toepassing is,

iii)

de indelingscriteria in de zin van punt III.1 van punt B van bijlage XIV,

iv)

de regels betreffende de overige gegevens die moeten worden vermeld op de begeleidende handelsdocumenten, de etikettering en presentatie van en de reclame voor vlees van pluimvee dat voor de eindverbruiker is bestemd, en de benaming waaronder het product wordt verkocht in de zin van artikel 3, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2000/13/EG,

v)

facultatieve gegevens betreffende de gebruikte koelmethode en de houderijmethode,

vi)

afwijkingen die kunnen worden toegepast bij leveringen aan uitsnijderijen of vleesverwerkende inrichtingen,

vii)

de toepasselijke regels wat betreft de percentages waterabsorptie tijdens de verwerking van verse, bevroren of diepgevroren karkassen en delen daarvan, en de gegevens die terzake moeten worden vermeld;

f)

wat betreft de bepalingen inzake de normen voor de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee als bepaald in punt C van bijlage XIV:

i)

definities,

ii)

de registratie van inrichtingen die broedeieren of kuikens van pluimvee produceren of in de handel brengen,

iii)

de gegevens die moeten worden aangebracht op broedeieren, met inbegrip van de broedeieren die worden ingevoerd uit of uitgevoerd naar derde landen, en op de verpakkingen, en de regels die gelden voor uit derde landen afkomstige kuikens,

iv)

de registers die door broederijen moeten worden bijgehouden,

v)

het gebruik voor andere doeleinden dan menselijke consumptie dat mag worden gemaakt van bebroede eieren die uit de broedmachine zijn gehaald,

vi)

kennisgevingen van broederijen en andere inrichtingen aan de bevoegde instanties van de lidstaten,

vii)

begeleidende documenten;

g)

de minimumkwaliteitskenmerken voor producten van de hopsector als bedoeld in artikel 117;

h)

de te gebruiken analysemethoden, indien van toepassing;

i)

wat betreft het gebruik van caseïne en caseïnaten als bedoeld in artikel 119:

i)

de voorwaarden waaronder de lidstaten de toestemming verlenen en de maximale verwerkingspercentages, aan de hand van objectieve criteria in verband met wat technologisch noodzakelijk is,

ii)

de verplichtingen waaraan moet worden voldaan door de bedrijven waaraan overeenkomstig punt i) toestemming is verleend.

HOOFDSTUK II

Producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers

Sectie I

Algemene beginselen

Artikel 122

Producentenorganisaties

De lidstaten erkennen producentenorganisaties die:

a)

zijn opgericht door producenten van een van de volgende sectoren:

i)

de hopsector,

ii)

de sector olijfolie en tafelolijven,

iii)

de sector zijderupsen;

b)

zijn opgericht op initiatief van de producenten zelf;

c)

een specifiek doel nastreven, dat met name betrekking kan hebben op:

i)

het concentreren van het aanbod en het in de handel brengen van de producten van de leden,

ii)

het gezamenlijk aanpassen van de productie aan de eisen van de markt en het verbeteren van het product,

iii)

het bevorderen van de rationalisatie en mechanisatie van de productie.

Artikel 123

Brancheorganisaties

De lidstaten erkennen brancheorganisaties die:

a)

bestaan uit vertegenwoordigers van een aantal van de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie, afzet of verwerking van producten van de volgende sectoren:

i)

de sector olijfolie en tafelolijven,

ii)

de tabakssector;

b)

zijn opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten verenigingen of groeperingen;

c)

een specifiek doel nastreven, dat met name betrekking kan hebben op:

i)

het concentreren en coördineren van het aanbod en het in de handel brengen van de producten van de leden,

ii)

het gezamenlijk aanpassen van de productie en de verwerking aan de eisen van de markt en het verbeteren van het product,

iii)

het bevorderen van de rationalisatie en verbetering van de productie en de verwerking,

iv)

het verrichten van onderzoek op het gebied van duurzame productiemethoden en marktontwikkelingen.

Als de brancheorganisaties hun activiteiten ontplooien op het grondgebied van verschillende lidstaten, wordt de erkenning door de Commissie verleend zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1.

Artikel 124

Gemeenschappelijke bepalingen over producenten- en brancheorganisaties

1.   Artikel 122 en de eerste alinea van artikel 123 zijn van toepassing onverminderd de erkenning door de lidstaten, op basis van nationale wetgeving en in overeenstemming met de communautaire wettelijke bepalingen, van producenten- onderscheidenlijk brancheorganisaties in een van de in artikel 1 genoemde sectoren, met uitzondering van de in artikel 122 en in de eerste alinea van artikel 123 genoemde sectoren.

2.   Producentenorganisaties die zijn erkend of goedgekeurd overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 865/2004, nr. 1952/2005 en nr. 1544/2006 worden beschouwd als erkende producentenorganisaties in de zin van artikel 122 van deze verordening.

Brancheorganisaties die zijn erkend of goedgekeurd overeenkomstig de Verordeningen (EG) 2077/92 en 865/2004 worden beschouwd als erkende brancheorganisaties in de zin van artikel 123 van deze verordening.

Artikel 125

Organisaties van marktdeelnemers

Voor de toepassing van deze verordening omvatten de organisaties van marktdeelnemers de erkende producenten- en brancheorganisaties of de erkende organisaties van andere marktdeelnemers in de sector olijfolie en tafelolijven of verenigingen daarvan.

Sectie II

Voorschriften inzake brancheorganisaties in de tabakssector

Artikel 126

Betaling van de bijdrage door niet-leden

1.   Wanneer één of meer van de in lid 2 bedoelde activiteiten van een erkende brancheorganisatie in de tabakssector van algemeen economisch belang zijn voor de ondernemers wier activiteiten met één of meer van de betrokken producten verband houden, kan de lidstaat die de erkenning heeft verleend, of de Commissie, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, indien zij de erkenning heeft verleend, bepalen dat ook de niet bij de brancheorganisatie aangesloten individuele ondernemers of verenigingen die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle bijdrage die de leden betalen of een gedeelte daarvan aan de brancheorganisatie moeten betalen, voor zover de bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien, met uitsluiting van alle administratiekosten.

2.   De in lid 1 bedoelde activiteiten betreffen één of meer van de volgende punten:

a)

onderzoek met het oog op valorisatie van de producten, met name via nieuwe gebruiksmogelijkheden die de volksgezondheid niet in gevaar brengen;

b)

studies met het oog op verbetering van de kwaliteit van de tabaksbladeren of de verpakte tabak;

c)

onderzoek naar teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mogelijk maken en stroken met de eisen van bodem- en milieubehoud.

3.   De betrokken lidstaten delen de Commissie mee welke besluiten zij van plan zijn op grond van lid 1 te nemen. Deze besluiten kunnen pas na een termijn van drie maanden vanaf de datum van kennisgeving aan de Commissie van kracht worden. In deze periode kan de Commissie herroeping vragen van het ontwerpbesluit of een gedeelte daarvan, als het beroep op het algemeen economisch belang niet gegrond lijkt.

4.   Wanneer activiteiten van een brancheorganisatie die overeenkomstig dit hoofdstuk door de Commissie is erkend, het algemene economische belang dienen, deelt de Commissie haar ontwerpbesluit mee aan de betrokken lidstaten, die hun opmerkingen kenbaar maken binnen twee maanden vanaf de verzending van de mededeling.

Sectie III

Procedurebepalingen

Artikel 127

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit hoofdstuk vast, met name de voorwaarden en procedures voor de erkenning van producentenorganisaties, brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers in de afzonderlijke sectoren, waaronder:

a)

de specifieke doelstellingen die die organisaties moeten nastreven;

b)

de statuten van die organisaties;

c)

de activiteiten van die organisaties;

d)

afwijkingen van de artikelen 122, 123 en 125;

e)

in voorkomend geval, eventuele gevolgen van de erkenning als brancheorganisatie.

DEEL III

HANDELSVERKEER MET DERDE LANDEN

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 128

Algemene beginselen

Behoudens andersluidende bepalingen die in deze verordening of ter uitvoering van een van de bepalingen daarvan zijn vastgesteld, zijn in het handelsverkeer met derde landen verboden:

a)

de toepassing van enige heffing van gelijke werking als een douanerecht;

b)

de toepassing van enige kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking.

Artikel 129

Gecombineerde nomenclatuur

De algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief („de gecombineerde nomenclatuur”) (63) en de specifieke regels voor de toepassing ervan gelden voor de tariefindeling van de onder deze verordening vallende producten. De tariefnomenclatuur die voortvloeit uit de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval met inbegrip van de in bijlage III vermelde definities, wordt overgenomen in het gemeenschappelijk douanetarief.

HOOFDSTUK II

Invoer

Sectie I

Invoercertificaten

Artikel 130

Invoercertificaten

1.   Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze verordening invoercertificaten moeten worden overgelegd, kan de Commissie invoercertificaten verplicht stellen voor invoer van één of meer producten van de volgende sectoren in de Gemeenschap:

a)

granen,

b)

rijst,

c)

suiker,

d)

zaaizaad,

e)

olijfolie en tafelolijven, voor wat betreft de producten van de GN-codes 1509, 1510 00, 0709 90 39, 0711 20 90, 2306 90 19, 1522 00 31 en 1522 00 39,

f)

vlas en hennep, voor wat hennep betreft,

g)

bananen,

h)

levende planten,

i)

rundvlees,

j)

melk en zuivelproducten,

k)

varkensvlees,

l)

schapen- en geitenvlees,

m)

eieren,

n)

vlees van pluimvee,

o)

ethylalcohol van landbouwproducten.

2.   Bij de toepassing van lid 1 houdt de Commissie er rekening mee of de invoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de invoer van de betrokken producten.

Artikel 131

Afgifte van certificaten

Invoercertificaten worden door de lidstaten afgegeven aan elke belanghebbende die daar om verzoekt, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap, tenzij anders is bepaald in een verordening van de Raad of enig ander besluit van de Raad en onverminderd maatregelen die voor de toepassing van dit hoofdstuk worden genomen.

Artikel 132

Geldigheid

Invoercertificaten zijn geldig in de hele Gemeenschap.

Artikel 133

Zekerheid

1.   Behoudens andersluidende bepalingen van de Commissie worden invoercertificaten slechts afgegeven op voorwaarde dat een zekerheid wordt gesteld, als garantie dat zal worden voldaan aan de verplichting tot invoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.

2.   Behoudens in geval van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd als de invoer niet of slechts ten dele binnen de geldigheidsduur van het certificaat plaatsvindt.

Artikel 134

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast, met inbegrip van de geldigheidsduur van de invoercertificaten en de hoogte van de zekerheid.

Sectie II

Invoerrechten en -heffingen

Artikel 135

Invoerrechten

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden voor de in artikel 1 bedoelde producten de invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

Artikel 136

Berekening van de invoerrechten voor granen

1.   In afwijking van artikel 135 is het invoerrecht voor de producten van de GN-codes 1001 10 00, 1001 90 91, ex 1001 90 99 (zachte tarwe van hoge kwaliteit), 1002 00 00, 1005 10 90, 1005 90 00 en 1007 00 90, met uitzondering van hybriden voor zaaidoeleinden, gelijk aan de interventieprijs voor deze producten bij de invoer, verhoogd met 55 % en verminderd met de cif-invoerprijs voor de betrokken zending. Dit invoerrecht mag echter niet hoger zijn dan het conventionele recht zoals vastgesteld op basis van de gecombineerde nomenclatuur.

2.   Voor de berekening van het invoerrecht als bedoeld in lid 1 worden regelmatig representatieve cif-invoerprijzen voor de in dat lid bedoelde producten vastgesteld.

Artikel 137

Berekening van de invoerrechten voor gedopte rijst

1.   In afwijking van artikel 135 wordt het invoerrecht voor gedopte rijst van GN-code 1006 20 binnen 10 dagen na afloop van de betrokken referentieperiode door de Commissie, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, overeenkomstig punt 1 van bijlage XVII vastgesteld.

De Commissie stelt, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, een nieuw toepasselijk recht vast, indien de overeenkomstig die bijlage uitgevoerde berekeningen daartoe aanleiding geven. Het laatst vastgestelde recht blijft van toepassing totdat een nieuw recht is vastgesteld.

2.   Voor de berekening van de in punt 1 van bijlage XIV bedoelde invoer wordt rekening gehouden met de hoeveelheden gedopte rijst van GN-code 1006 20 waarvoor gedurende de betrokken referentieperiode invoercertificaten zijn afgegeven, met uitsluiting van de in artikel 132 bedoelde invoercertificaten voor Basmati-rijst.

3.   De jaarlijkse referentiehoeveelheid bedraagt 449 678 ton. De halfjaarlijkse referentiehoeveelheid komt voor ieder verkoopseizoen overeen met de helft van de jaarlijkse referentiehoeveelheid.

Artikel 138

Berekening van de invoerrechten voor gedopte Basmati rijst

In afwijking van artikel 135 komen de in bijlage XVIII vermelde variëteiten van gedopte Basmati-rijst van de GN-codes 1006 20 17 en 1006 20 98 in aanmerking voor invoer met nulrecht, indien wordt voldaan aan de door de Commissie vastgestelde voorwaarden.

Artikel 139

Berekening van de invoerrechten voor halfwitte en volwitte rijst

1.   In afwijking van artikel 135 wordt het invoerrecht voor halfwitte en volwitte rijst van GN-code 1006 30 binnen 10 dagen na afloop van de betrokken referentieperiode door de Commissie, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, overeenkomstig punt 2 van bijlage XVII vastgesteld.

De Commissie stelt, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, een nieuw toepasselijk recht vast, indien de overeenkomstig die bijlage uitgevoerde berekeningen daartoe aanleiding geven. Het laatst vastgestelde recht blijft van toepassing totdat een nieuw recht is vastgesteld.

2.   Voor de berekening van de in punt 2 van bijlage XVII bedoelde invoer wordt rekening gehouden met de hoeveelheden halfwitte of volwitte rijst van GN-code 1006 30 waarvoor gedurende de betrokken referentieperiode invoercertificaten zijn afgegeven.

Artikel 140

Berekening van de invoerrechten voor breukrijst

In afwijking van artikel 135 is het invoerrecht voor breukrijst van GN-code 1006 40 00 gelijk aan 65 euro per ton.

Artikel 141

Aanvullende invoerrechten

1.   Bij invoer van één of meer producten van de sectoren granen, rijst, suiker, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, vlees van pluimvee en bananen tegen het in de artikelen 135 tot en met 140 bedoelde recht wordt, om eventuele nadelige gevolgen van die invoer voor de communautaire markt te voorkomen of te neutraliseren, een aanvullend invoerrecht geheven indien:

a)

de invoer plaatsvindt tegen een prijs die lager is dan het niveau dat de Gemeenschap aan de Wereldhandelsorganisatie heeft gemeld („de reactieprijs”), of

b)

het invoervolume in een bepaald jaar een bepaald niveau overschrijdt („het reactievolume”).

Het reactievolume is gebaseerd op de markttoegang, waaronder wordt verstaan de invoer als percentage van het betrokken interne verbruik in de voorgaande drie jaren.

2.   Er worden geen aanvullende invoerrechten geheven als de invoer de communautaire markt niet dreigt te verstoren of de gevolgen niet in verhouding zouden staan tot het beoogde doel.

3.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), worden de invoerprijzen vastgesteld op basis van de cif-invoerprijzen van de betrokken zending.

De cif-invoerprijzen worden geverifieerd aan de hand van de representatieve prijzen voor het betrokken product op de wereldmarkt of op de communautaire invoermarkt voor dat product.

Artikel 142

Schorsing van invoerrechten in de suikersector

Om de grondstofvoorziening die nodig is voor de vervaardiging van de in artikel 62, lid 2, bedoelde producten, te garanderen kan de Commissie de toepassing van de invoerrechten geheel of gedeeltelijk schorsen voor bepaalde hoeveelheden van de volgende producten:

a)

suiker van GN-code 1701;

b)

isoglucose van de GN-codes 1702 30 10, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30.

Artikel 143

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast en specificeert met name:

a)

wat artikel 136 betreft:

i)

de minimumvereisten voor zachte tarwe van hoge kwaliteit,

ii)

de in aanmerking te nemen prijsnoteringen,

iii)

de mogelijkheid om indien nodig in specifieke gevallen de marktdeelnemers in staat te stellen vóór aankomst van de betrokken zending te vernemen welk recht erop wordt geheven;

b)

wat artikel 141 betreft, de producten waarop aanvullende invoerrechten zullen worden geheven en de overige criteria die voor de toepassing van lid 1 van dat artikel nodig zijn.

Sectie III

Beheer van invoercontingenten

Artikel 144

Tariefcontingenten

1.   De tariefcontingenten voor de invoer van de in artikel 1 genoemde producten die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten of uit enig ander besluit van de Raad, worden door de Commissie geopend en beheerd volgens door de Commissie vastgestelde bepalingen.

2.   De tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomt, door één van de onderstaande methoden of een combinatie daarvan of een andere passende methode toe te passen:

a)

op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt”);

b)

evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de „methode van het gelijktijdige onderzoek”);

c)

rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de „methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers”).

3.   Waar dat gepast is, moet bij de keuze van de beheersmethode terdege rekening worden gehouden met de voorzieningsbehoeften van de communautaire markt en met de noodzaak die markt in evenwicht te houden.

Artikel 145

Opening van tariefcontingenten

De Commissie voorziet in de opening van de contingenten op jaarbasis en, waar nodig, op passende wijze gespreid, en stelt de toe te passen beheersmethode vast.

Artikel 146

Specifieke bepalingen

1.   Met betrekking tot het invoercontingent van 54 703 ton voor verwerking bestemd bevroren rundvlees van de GN-codes 0202 20 30, 0202 30 en 0206 29 91 kan de Raad, volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, besluiten dat dit contingent geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op equivalente hoeveelheden kwaliteitsvlees, waarbij een omrekeningscoëfficiënt van 4,375 wordt toegepast.

2.   Voor het tariefcontingent voor invoer in Spanje van 2 000 000 ton maïs en 300 000 ton sorgho en het tariefcontingent voor invoer in Portugal van 500 000 ton maïs bevatten de in artikel 148 bedoelde uitvoeringsbepalingen ook de nodige bepalingen inzake de verrichting van de invoer in het kader van het tariefcontingent alsmede, in voorkomend geval, inzake de openbare opslag van de door de betaalorganen van de betrokken lidstaten ingevoerde hoeveelheden en de afzet daarvan op de markt van die lidstaten.

Artikel 147

Invoertarieven voor bananen

Dit hoofdstuk is van toepassing onverminderd Verordening (EG) nr. 1964/2005 (64).

Artikel 148

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast, en met name:

a)

bepalingen die de aard, de herkomst en de oorsprong van het product garanderen;

b)

bepalingen betreffende de erkenning van het document aan de hand waarvan de onder a) bedoelde garanties kunnen worden gecontroleerd;

c)

de voorwaarden inzake de afgifte en de geldigheidsduur van de invoercertificaten.

Sectie IV

Bijzondere bepalingen voor bepaalde producten

Subsectie I

Bijzondere bepalingen voor de invoer met betrekking tot de sectoren granen en rijst

Artikel 149

Invoer van mengsels van verschillende granen

Het invoerrecht dat geldt voor mengsels van de onder a) en b) van deel I van bijlage I genoemde graansoorten wordt als volgt vastgesteld:

a)

als het mengsel bestaat uit twee van die graansoorten, geldt het invoerrecht dat van toepassing is op:

i)

het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt,

ii)

het bestanddeel waarvoor het hoogste recht geldt, indien geen van de twee bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt;

b)

als het mengsel bestaat uit meer dan twee van die graansoorten en als verscheidene van die soorten elk meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaken, is het bedrag van het op dit mengsel toepasselijke invoerrecht het hoogste van de invoerrechten die op deze laatste graansoorten van toepassing zijn, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is.

Als slechts één graansoort meer dan 10 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt, geldt het invoerrecht dat van toepassing is op deze graansoort;

c)

voor de niet onder a) en b) vallende mengsels, is het bedrag van het toepasselijke invoerrecht het hoogste van de invoerrechten die van toepassing zijn op de graansoorten die deel uitmaken van het mengsel, ook indien dit bedrag voor verscheidene van deze graansoorten hetzelfde is.

Artikel 150

Invoer van mengsels van granen en rijst

Op mengsels van één of meer van de onder a) en b) van deel I van bijlage I genoemde graansoorten enerzijds en van één of meer van de onder a) en b) van deel II van bijlage I genoemde producten anderzijds wordt het invoerrecht toegepast dat geldt voor het bestanddeel waarvoor het hoogste invoerrecht geldt.

Artikel 151

Invoer van mengsels van rijst

Op mengsels, hetzij van rijst van verschillende groepen of verschillende verwerkingsstadia, hetzij van rijst van één of meer verschillende groepen of verwerkingsstadia enerzijds en van breukrijst anderzijds wordt het recht toegepast dat geldt voor:

a)

het bestanddeel met het grootste gewichtsaandeel, indien dit ten minste 90 % van het gewicht van het mengsel uitmaakt;

b)

het bestanddeel waarvoor het hoogste recht geldt, indien geen van de bestanddelen 90 % of meer van het gewicht van het mengsel uitmaakt.

Artikel 152

Toepassing van de tariefindeling

Als de in de artikelen 149 tot en met 151 vastgestelde wijze van bepaling van het invoerrecht niet kan worden toegepast, geldt voor de in deze artikelen bedoelde mengsels het recht dat voortvloeit uit hun indeling in het tarief van invoerrechten.

Subsectie II

Preferentiële invoerregelingen voor suiker

Artikel 153

Traditionele voorzieningsbehoefte voor raffinage

1.   Onverminderd artikel 52, lid 1, bedraagt de traditionele voorzieningsbehoefte van de Gemeenschap aan suiker voor raffinage 2 424 735 ton, uitgedrukt in witte suiker, per verkoopseizoen.

Tijdens het verkoopseizoen 2008/2009 wordt de traditionele voorzieningsbehoefte aldus uitgesplitst:

a)

198 748 ton voor Bulgarije,

b)

296 627 ton voor Frankrijk,

c)

100 000 ton voor Italië,

d)

291 633 ton voor Portugal,

e)

329 636 ton voor Roemenië,

f)

19 585 ton voor Slovenië,

g)

59 925 ton voor Finland,

h)

1 128 581 ton voor het Verenigd Koninkrijk.

2.   De in de eerste alinea van lid 1 bedoelde traditionele voorzieningsbehoefte wordt verhoogd met 65 000 ton. Deze hoeveelheid betreft ruwe rietsuiker en wordt voor het verkoopseizoen 2008/2009 uitsluitend gereserveerd voor de enige in 2005 actieve suikerbietenverwerkende fabriek in Portugal. Deze verwerkingsfabriek wordt geacht een voltijdraffinaderij te zijn.

3.   Invoercertificaten voor suiker voor raffinage worden alleen aan voltijdraffinaderijen afgegeven, en wel op voorwaarde dat de betrokken hoeveelheden de hoeveelheden die in het kader van de in lid 1 bedoelde traditionele voorzieningsbehoefte mogen worden ingevoerd, niet overschrijden. De invoercertificaten mogen alleen tussen voltijdraffinaderijen worden overgedragen en de geldigheidsduur ervan verstrijkt aan het einde van het verkoopseizoen waarvoor zij zijn afgegeven.

Dit lid is van toepassing voor het verkoopseizoen 2008/2009 en voor de eerste drie maanden van elk verkoopseizoen dat op dat verkoopseizoen volgt.

4.   De toepassing van de invoerrechten voor voor raffinage bestemde rietsuiker van GN-code 1701 11 10 van oorsprong uit de in bijlage XIX genoemde staten wordt geschorst voor de aanvullende hoeveelheid die nodig is om voor het verkoopseizoen 2008/2009 een toereikende voorziening van de voltijdraffinaderijen mogelijk te maken.

De aanvullende hoeveelheid wordt door de Commissie vastgesteld op basis van het saldo tussen de in lid 1 bedoelde traditionele voorzieningsbehoefte en de verwachte voorziening met suiker voor raffinage voor het betrokken verkoopseizoen. Dit saldo kan tijdens het verkoopseizoen door de Commissie worden herzien en kan worden gebaseerd op aan de hand van historische gegevens opgestelde forfaitaire ramingen van de voor consumptie bestemde hoeveelheden ruwe suiker.

Artikel 154

Gegarandeerde prijs

1.   De voor ACS-/Indiase suiker vastgestelde gegarandeerde prijzen gelden voor de invoer van ruwe en witte suiker van de standaardkwaliteit uit:

a)

de minst ontwikkelde landen in het kader van de bij de artikelen 12 en 13 van Verordening (EG) nr. 980/2005 ingestelde regeling (65);

b)

de in bijlage XIX genoemde staten voor de in artikel 153, lid 3, bedoelde aanvullende hoeveelheid.

2.   De aanvragen voor een invoercertificaat voor suiker die in aanmerking komt voor een gegarandeerde prijs, gaan vergezeld van een door de autoriteiten van het land van uitvoer afgegeven uitvoercertificaat waarin wordt bevestigd dat de suiker voldoet aan de voorschriften van de betrokken overeenkomsten.

Artikel 155

In het suikerprotocol aangegane verbintenissen

De Commissie kan maatregelen vaststellen om ervoor te zorgen dat de ACS-/Indiase suiker in de Gemeenschap wordt ingevoerd onder de voorwaarden zoals bepaald in protocol 3 van bijlage V bij de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst en in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek India betreffende rietsuiker. Die maatregelen kunnen zo nodig afwijken van artikel 153 van deze verordening.

Artikel 156

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze subsectie vast, in het bijzonder met het oog op de naleving van internationale overeenkomsten. Deze uitvoeringsbepalingen kunnen wijzigingen in bijlage XIX omvatten.

Subsectie III

Bijzondere bepalingen voor de invoer van hennep

Artikel 157

Invoer van hennep

1.   De volgende producten mogen slechts in de Gemeenschap worden ingevoerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

ruwe hennep van GN-code 5302 10 00 moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

b)

zaaizaad voor de inzaai van henneprassen van GN-code ex 1207 99 15 gaat vergezeld van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol niet hoger is dan het in artikel 52 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde gehalte;

c)

niet voor inzaai bestemd hennepzaad van GN-code 1207 99 91 mag alleen worden ingevoerd door importeurs die door de lidstaat zijn erkend, opdat het zeker niet voor inzaai wordt gebruikt.

2.   Onverminderd eventuele specifieke bepalingen die de Commissie overeenkomstig artikel 194 kan vaststellen, worden op de invoer in de Gemeenschap van de in lid 1, onder a) en b), van onderhavig artikel bedoelde producten controles verricht om na te gaan of aan de voorwaarden van lid 1 van onderhavig artikel wordt voldaan.

3.   Dit artikel geldt onverminderd restrictievere bepalingen die de lidstaten vaststellen in overeenstemming met het Verdrag en met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.

Subsectie IV

Bijzondere bepalingen voor de invoer van hop

Artikel 158

Invoer van hop

1.   De producten van de hopsector mogen slechts uit derde landen worden ingevoerd als de kwaliteitsnormen ten minste equivalent zijn aan die welke zijn vastgesteld voor soortgelijke producten die in de Gemeenschap worden geoogst of uit dergelijke in de Gemeenschap geoogste producten worden vervaardigd.

2.   De producten worden geacht aan de in lid 1 bedoelde normen te voldoen als zij vergezeld gaan van een door de autoriteiten van het land van oorsprong afgegeven verklaring die is erkend als gelijkwaardig met het in artikel 117 bedoelde certificaat.

Voor hopmeel, met lupuline verrijkt hopmeel, hopextract en mengproducten van hop kan de verklaring slechts als gelijkwaardig met het certificaat worden erkend indien het alfazuurgehalte van deze producten niet lager is dan dat van de hop waaruit zij zijn vervaardigd.

De gelijkwaardigheid van deze verklaringen wordt gecontroleerd overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

Sectie V

Vrijwaring en actieve veredeling

Artikel 159

Vrijwaringsmaatregelen

1.   Vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Gemeenschap worden, met inachtneming van lid 3 van dit artikel, door de Commissie genomen overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 519/94 (66) en (EG) nr. 3285/94 (67) van de Raad.

2.   Tenzij anders bepaald in andere besluiten van de Raad worden vrijwaringsmaatregelen tegen invoer in de Gemeenschap waarin is voorzien in volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten internationale overeenkomsten, door de Commissie genomen overeenkomstig lid 3 van dit artikel.

3.   De Commissie neemt de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

De genomen maatregelen worden meegedeeld aan de lidstaten en zijn onmiddellijk van toepassing.

Iedere lidstaat kan de overeenkomstig de leden 1 en 2 door de Commissie genomen besluiten binnen vijf werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan het betrokken besluit binnen één maand na de datum waarop zij hem zijn voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

4.   Als de Commissie van oordeel is dat een overeenkomstig de leden 1 of 2 genomen vrijwaringsmaatregel moet worden ingetrokken of gewijzigd, gaat zij als volgt te werk:

a)

wanneer de maatregel door de Raad is vastgesteld, stelt de Commissie de Raad voor de maatregel in te trekken of te wijzigen. De Raad neemt hierover met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit;

b)

in alle andere gevallen worden de communautaire vrijwaringsmaatregelen door de Commissie ingetrokken of gewijzigd zonder dat de Commissie de hulp inroept van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1.

Artikel 160

Schorsing van de regeling actieve veredeling

1.   Wanneer de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door de regeling voor actieve veredeling, mag de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief overgaan tot gehele of gedeeltelijke opschorting van het gebruik van de regeling actieve veredeling voor de producten van de sectoren granen, rijst, suiker, olijfolie en tafelolijven, rundvlees, melk en zuivelproducten, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, vlees van pluimvee en ethylalcohol van landbouwproducten. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

De genomen maatregelen worden meegedeeld aan de lidstaten en zijn onmiddellijk van toepassing.

Iedere lidstaat kan de overeenkomstig de eerste alinea door de Commissie genomen maatregelen binnen vijf werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregelen binnen één maand na de datum waarop zij hem zijn voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

2.   Voor zover zulks voor de goede werking van de GOM nodig is, kan de Raad, volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van de regeling passieve veredeling geheel of gedeeltelijk verbieden voor de in lid 1 genoemde producten.

HOOFDSTUK III

Uitvoer

Sectie I

Uitvoercertificaten

Artikel 161

Uitvoercertificaten

1.   Onverminderd de gevallen waarin op grond van deze verordening uitvoercertificaten moeten worden overgelegd, kan de Commissie uitvoercertificaten verplicht stellen voor uitvoer van één of meer producten van de volgende sectoren uit de Gemeenschap:

a)

granen,

b)

rijst,

c)

suiker,

d)

olijfolie en tafelolijven, voor wat betreft de onder a) van deel VII van bijlage I bedoelde olijfolie,

e)

rundvlees,

f)

melk en zuivelproducten,

g)

varkensvlees,

h)

schapen- en geitenvlees,

i)

eieren,

j)

vlees van pluimvee,

k)

ethylalcohol van landbouwproducten.

Bij de toepassing van de eerste alinea houdt de Commissie er rekening mee of de uitvoercertificaten noodzakelijk zijn voor het beheer van de betrokken markten en, met name, voor het toezicht op de uitvoer van de betrokken producten.

2.   De artikelen 131 tot en met 133 zijn mutatis mutandis van toepassing.

3.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze sectie vast, met inbegrip van de geldigheidsduur van de invoercertificaten en het bedrag van de zekerheid.

Sectie II

Uitvoerrestituties

Artikel 162

Toepassingsgebied van de uitvoerrestituties

1.   Voor zover nodig om te kunnen uitvoeren op basis van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt en binnen de grenzen die voortvloeien uit de overeenkomsten die volgens artikel 300 van het Verdrag zijn gesloten, kan het verschil tussen deze noteringen of prijzen en de prijzen in de Gemeenschap worden overbrugd door een restitutie bij uitvoer voor:

a)

de producten van de volgende sectoren die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd:

i)

granen,

ii)

rijst,

iii)

suiker, voor wat betreft de producten die zijn vermeld onder b), c), d) en g), van deel III van bijlage I,

iv)

rundvlees,

v)

melk en zuivelproducten,

vi)

varkensvlees,

vii)

eieren,

viii)

vlees van pluimvee;

b)

de onder a) i), ii), iii), v) en vii) genoemde producten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage XX en bijlage XXI genoemde goederen.

Als het gaat om melk en zuivelproducten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel IV van bijlage XX genoemde producten, mogen slechts uitvoerrestituties worden toegekend voor de producten die zijn vermeld in de punten a) tot en met e) en in punt g), van deel XVI van bijlage I.

2.   De uitvoerrestituties voor de producten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage XX en bijlage XXI genoemde verwerkte goederen, mogen niet hoger zijn dan die welke gelden voor dezelfde producten die in ongewijzigde staat worden uitgevoerd.

3.   Voor zover dit nodig is om rekening te houden met de bijzondere bereidingswijze van bepaalde alcoholhoudende dranken uit granen, kan de Commissie de criteria voor de toekenning van de in de leden 1 en 2 bedoelde uitvoerrestituties en de controlemethoden aan deze bijzondere situatie aanpassen.

Artikel 163

Toewijzing van de hoeveelheden die met uitvoerrestitutie kunnen worden uitgevoerd

De hoeveelheden die kunnen worden uitgevoerd met een uitvoerrestitutie, worden toegewezen volgens de methode:

a)

die het best is aangepast aan de aard van het product en aan de situatie op de betrokken markt, zodat de beschikbare middelen zo doeltreffend mogelijk kunnen worden gebruikt, rekening houdend met de doeltreffendheid en de structuur van de uitvoer van de Gemeenschap, zonder dat dit leidt tot discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers, en met name tussen grote en kleine marktdeelnemers;

b)

die, gezien de beheerseisen, administratief het minst belastend is voor de marktdeelnemers;

c)

waarmee elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers wordt voorkomen.

Artikel 164

Vaststelling van de restitutie bij uitvoer

1.   De uitvoerrestituties zijn voor de gehele Gemeenschap gelijk. Zij kunnen naar gelang van de bestemming worden gedifferentieerd, met name indien dit noodzakelijk is wegens de situatie op de wereldmarkt, de specifieke vereisten van bepaalde markten of de verplichtingen die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

2.   De Commissie stelt de restituties vast.

De uitvoerrestituties kunnen:

a)

periodiek worden vastgesteld;

b)

door middel van een openbare inschrijving worden vastgesteld voor de producten waarvoor deze procedure gold voordat deze verordening van toepassing werd ingevolge artikel 204, lid 2.

Behalve bij vaststelling via openbare inschrijving worden de lijst van producten waarvoor een uitvoerrestitutie wordt toegekend en het bedrag van deze restitutie ten minste eenmaal per drie maanden vastgesteld. Het bedrag van de restituties kan echter gedurende meer dan drie maanden op hetzelfde niveau gehandhaafd blijven en zo nodig in de tussentijd door de Commissie op verzoek van een lidstaat dan wel op initiatief van de Commissie worden gewijzigd, zonder dat de Commissie de hulp inroept van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1.

3.   Bij de vaststelling van restituties voor een bepaald product wordt rekening gehouden met één of meer van de volgende aspecten:

a)

de situatie en de vooruitzichten inzake:

de prijzen en de beschikbaarheid van dat product op de markt van de Gemeenschap,

de prijzen van dat product op de wereldmarkt;

b)

de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van de betrokken markten en een natuurlijke ontwikkeling inzake prijzen en handelsverkeer;

c)

de noodzaak om storingen die het evenwicht tussen aanbod en vraag op de markt van de Gemeenschap langdurig kunnen verstoren, te vermijden;

d)

het economische aspect van de beoogde uitvoer;

e)

de limieten die voortvloeien uit volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;

f)

de noodzaak om een evenwicht tot stand te brengen tussen het gebruik van basisproducten uit de Gemeenschap voor uitvoer van verwerkte goederen naar derde landen en het gebruik van tot het veredelingsverkeer toegelaten producten uit deze landen;

g)

de gunstigste afzetkosten en vervoerkosten vanaf de markten van de Gemeenschap tot de havens of andere plaatsen van uitvoer van de Gemeenschap, alsmede de aanvoerkosten tot de landen van bestemming;

h)

de vraag op de markt van de Gemeenschap;

i)

wat de sectoren varkensvlees, eieren en vlees van pluimvee betreft, het verschil tussen de prijzen in de Gemeenschap enerzijds en op de wereldmarkt anderzijds, van de hoeveelheid voedergranen die nodig is om de producten van die sectoren in de Gemeenschap te vervaardigen.

4.   De Commissie kan voor de sectoren granen en rijst een correctiebedrag voor de uitvoerrestituties vaststellen. Zo nodig kan zij deze correctiebedragen ook wijzigen, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1.

De eerste alinea kan ook worden toegepast op producten die worden uitgevoerd in de vorm van in bijlage XX genoemde goederen.

Artikel 165

Uitvoerrestitutie voor opgeslagen mout

Bij uitvoer tijdens de eerste drie maanden van het verkoopseizoen van mout die aan het eind van het voorafgaande verkoopseizoen in voorraad was of vervaardigd is op basis van gerst die op dat moment in voorraad was, wordt de restitutie toegepast welke, voor het betrokken uitvoercertificaat, toegepast zou zijn bij uitvoer in de laatste maand van het voorafgaande verkoopseizoen.

Artikel 166

Aanpassing van de uitvoerrestitutie voor granen

Tenzij de Commissie anders besluit, wordt voor de onder a) en b) van deel I van bijlage I bedoelde producten de overeenkomstig artikel 167, lid 2, toe te passen restitutie door de Commissie aangepast op grond van de maandelijkse verhogingen van de interventieprijs, en, in voorkomend geval, van de schommelingen van die prijs.

De eerste alinea kan geheel of gedeeltelijk worden toegepast op producten die zijn vermeld onder c) en d) van deel I van bijlage I, alsmede op in deel I van bijlage I bedoelde producten die worden uitgevoerd in de vorm van in deel I van bijlage XX bedoelde goederen. In dat geval wordt de in de eerste alinea bedoelde aanpassing gecorrigeerd door op de maandelijkse verhoging een coëfficiënt toe te passen die de verhouding aangeeft tussen de hoeveelheid basisproduct en de hoeveelheid daarvan die aanwezig is in het uitgevoerde verwerkte product of die gebruikt is in het uitgevoerde goed.

Artikel 167

Toekenning van uitvoerrestituties

1.   Voor de in artikel 162, lid 1, onder a), vermelde producten die worden uitgevoerd in ongewijzigde staat, worden de uitvoerrestituties uitsluitend toegekend op aanvraag en na overlegging van het uitvoercertificaat.

2.   Het bedrag van de restitutie bij uitvoer van de in lid 1 bedoelde producten is het bedrag dat geldt op de dag van indiening van de certificaataanvraag of, in voorkomend geval, dat resulteert uit de inschrijvingsprocedure, en in het geval van een gedifferentieerde restitutie, het bedrag dat op diezelfde dag geldt voor:

a)

de op het certificaat aangegeven bestemming of

b)

in voorkomend geval, de werkelijke bestemming indien deze verschilt van de op het certificaat aangegeven bestemming, in welk geval het toe te passen bedrag niet hoger kan zijn dan het bedrag dat geldt voor de op het certificaat aangegeven bestemming.

De Commissie kan passende maatregelen treffen om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de flexibiliteit waarin dit lid voorziet.

3.   In afwijking van lid 1 kan de Commissie besluiten dat voor broedeieren en eendagskuikens de uitvoercertificaten achteraf mogen worden afgegeven.

4.   Volgens de in artikel 16, lid 2 van Verordening (EG) nr. 3448/93 (68) van de Raad bedoelde procedure kan worden besloten de leden 1 en 2 op de in artikel 162, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde goederen toe te passen.

5.   Voor producten waarvoor in het kader van voedselhulpacties uitvoerrestituties worden toegekend, kan de Commissie toestaan dat van de leden 1 en 2 wordt afgeweken.

6.   De restitutie wordt uitbetaald wanneer is aangetoond dat de producten:

a)

uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd;

b)

in geval van een gedifferentieerde restitutie, onverminderd lid 2, onder b), de op het certificaat vermelde bestemming of een andere bestemming waarvoor een restitutie is vastgesteld, hebben bereikt.

De Commissie kan evenwel toestaan dat van deze regel wordt afgeweken mits voorwaarden worden vastgesteld die equivalente garanties bieden.

7.   De Commissie kan voor één of meer producten aanvullende voorwaarden voor de toekenning van uitvoerrestituties vaststellen. Zo kan worden bepaald:

a)

dat er alleen restituties worden betaald voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap;

b)

dat het restitutiebedrag voor ingevoerde producten beperkt is tot het bij invoer geïnde recht, indien dit lager is dan de geldende restitutie.

Artikel 168

Uitvoerrestituties voor levende dieren in de sector rundvlees

Met betrekking tot de producten van de sector rundvlees wordt de restitutie bij uitvoer van levende dieren slechts toegekend en uitbetaald wanneer is voldaan aan de voorschriften van de Gemeenschap inzake het welzijn van dieren en meer in het bijzonder inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.

Artikel 169

Uitvoerbeperkingen

Op de naleving van de volumeverbintenissen die voortvloeien uit de volgens artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten, wordt toegezien op basis van de uitvoercertificaten die worden afgegeven voor de voor de betrokken producten geldende referentieperioden. Wat betreft de inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw, doet het aflopen van een referentieperiode geen afbreuk aan de geldigheidsduur van de uitvoercertificaten.

Artikel 170

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze afdeling vast, en met name:

a)

bepalingen inzake de herverdeling van de hoeveelheden die kunnen worden uitgevoerd, maar niet zijn toegewezen of gebruikt;

b)

bepalingen betreffende de kwaliteit en andere specifieke eisen en voorwaarden waaraan de voor een uitvoerrestitutie in aanmerking komende producten moeten beantwoorden;

c)

bepalingen inzake de controles, bestaande uit fysieke controles en controles van de documenten, die moeten worden verricht om na te gaan of de transacties waarvoor uitvoerrestituties en andere bedragen in verband met de uitvoer worden betaald, daadwerkelijk en overeenkomstig de voorschriften plaatsvinden.

Indien nodig wordt bijlage XX door de Commissie gewijzigd met inachtneming van de criteria in de eerste alinea van artikel 8, lid 2 van Verordening (EG) nr. 3448/93.

De uitvoeringsbepalingen voor artikel 167 voor de in artikel 156, lid 1, onder b), bedoelde producten worden evenwel vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 3448/93 bedoelde procedure.

Sectie III

Beheer van uitvoercontingenten in de sector melk en zuivelproducten

Artikel 171

Beheer van door derde landen geopende tariefcontingenten

1.   Als een overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomst voorziet in het volledige of gedeeltelijke beheer van een door een derde land geopend tariefcontingent voor melk en zuivelproducten, worden de toe te passen beheersmethode en de desbetreffende bepalingen door de Commissie vastgesteld.

2.   De in lid 1 bedoelde tariefcontingenten worden beheerd op een wijze die elke vorm van discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers voorkomt en garandeert dat de door de betrokken contingenten geboden mogelijkheden volledig kunnen worden benut, en wel door één van de onderstaande methoden of een combinatie daarvan of een andere passende methode toe te passen:

a)

op basis van de chronologische volgorde waarin de aanvragen zijn ingediend (het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt”);

b)

evenredige verdeling van de hoeveelheden waarom bij de indiening van de aanvragen is verzocht (de „methode van het gelijktijdige onderzoek”);

c)

rekening houdend met de traditionele handelsstromen (de „methode van de traditionele en de nieuwe marktdeelnemers”).

Sectie IV

Speciale behandeling bij invoer in een derde land

Artikel 172

Certificaten voor producten die in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land

1.   Als producten worden uitgevoerd die, uit hoofde van volgens artikel 300 van het Verdrag door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten, in aanmerking komen voor een speciale behandeling bij invoer in een derde land mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, geven de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op verzoek en nadat zij de nodige controles hebben verricht, een document af waarin wordt verklaard dat de voorwaarden zijn vervuld.

2.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast.

Sectie V

Bijzondere bepalingen voor levende planten

Artikel 173

Minimumprijzen voor uitvoer

1.   Elk jaar kan de Commissie voor elk van de producten van de sector levende planten van GN-code 0601 10 tijdig vóór het begin van het verkoopseizoen een of meer minimumprijzen vaststellen voor de uitvoer naar derde landen.

De uitvoer van deze producten mag slechts geschieden tegen een prijs die gelijk is aan of hoger dan de voor het betrokken product vastgestelde minimumprijs.

2.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor lid 1 vast met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomstig artikel 300, lid 2, van het Verdrag gesloten overeenkomsten.

Sectie VI

Passieve veredeling

Artikel 174

Schorsing van de regeling passieve veredeling

1.   Wanneer de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door de regeling voor passieve veredeling, mag de Commissie op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief overgaan tot gehele of gedeeltelijke opschorting van het gebruik van de regeling passieve veredeling voor de producten van de sectoren granen, rijst, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees en vlees van pluimvee. Als de Commissie een dergelijk verzoek van een lidstaat ontvangt, beslist zij daarover binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek.

De genomen maatregelen worden meegedeeld aan de lidstaten en zijn onmiddellijk van toepassing.

Iedere lidstaat kan de overeenkomstig de eerste alinea door de Commissie genomen maatregelen binnen vijf werkdagen volgende op de dag van de mededeling daarvan voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregelen binnen één maand na de datum waarop zij hem zijn voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of intrekken.

2.   Voor zover zulks voor de goede werking van de GMO's nodig is, kan de Raad, volgens de procedure van artikel 37, lid 2, van het Verdrag, het gebruik van de regeling passieve veredeling geheel of gedeeltelijk verbieden voor de in lid 1 genoemde producten.

DEEL IV

MEDEDINGINGSREGELS

HOOFDSTUK I

Regels voor ondernemingen

Artikel 175

Toepassing van de artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, gelden de artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag, evenals de daarvoor vastgestelde uitvoeringsbepalingen, voor alle in artikel 81, lid 1, en artikel 82 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die betrekking hebben op de voortbrenging van of de handel in de in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), k), en m) tot en met u), en in artikel 1, lid 3, van deze verordening vermelde producten, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 176 van deze verordening.

Artikel 176

Uitzonderingen

1.   Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 175 van deze verordening bedoelde overeenkomsten, besluiten en gedragingen die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een nationale marktorganisatie of die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 van het Verdrag omschreven doelstellingen.

Met name is artikel 81, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op de overeenkomsten, besluiten en gedragingen van landbouwondernemers, verenigingen van landbouwondernemers of verenigingen van deze verenigingen binnen één lidstaat, voor zover deze, zonder de verplichting in te houden een bepaalde prijs toe te passen, betrekking hebben op de voortbrenging of de verkoop van landbouwproducten of het gebruik van gemeenschappelijke installaties voor het opslaan, behandelen of verwerken van landbouwproducten, tenzij de Commissie vaststelt dat de mededinging zodoende wordt uitgesloten of dat de doelstellingen van artikel 33 van het Verdrag in gevaar worden gebracht.

2.   Onder voorbehoud van het toezicht van het Hof van Justitie is uitsluitend de Commissie bevoegd om, na de lidstaten te hebben geraadpleegd en de belanghebbende ondernemingen of ondernemersverenigingen, alsmede elke andere natuurlijke of rechtspersoon waarvan zij het noodzakelijk acht de mening in te winnen, te hebben gehoord, in een te publiceren beschikking vast te stellen welke overeenkomsten, besluiten en gedragingen aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen.

De Commissie gaat over tot deze vaststelling, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of van een belanghebbende onderneming of ondernemersvereniging.

3.   In de in de eerste alinea van lid 2 bedoelde beschikking worden de betrokken partijen en de essentiële gedeelten van de beschikking bekendgemaakt. Bij de bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de ondernemingen dat hun zakengeheimen niet aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

Artikel 177

Overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen in de tabakssector

1.   Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen die erkende brancheorganisaties in de tabakssector toepassen met het oog op de uitvoering van de in artikel 123, onder c), van deze verordening vermelde doelen, op voorwaarde dat:

a)

de overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen ter kennis van de Commissie zijn gebracht;

b)

de Commissie binnen drie maanden vanaf de kennisgeving van alle gegevens die nodig zijn voor de beoordeling, niet heeft verklaard dat deze overeenkomsten of onderling afgestemde gedragingen strijdig zijn met de communautaire mededingingsregels.

Deze overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen mogen tijdens die termijn van drie maanden niet worden toegepast.

2.   Overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen worden strijdig met de communautaire mededingingsregels verklaard, indien zij:

a)

kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Gemeenschap, ongeacht in welke vorm;

b)

de gemeenschappelijke marktordening kunnen doorkruisen;

c)

concurrentiedistorsies kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor het bereiken van de met de sectorale actie nagestreefde doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

d)

de vaststelling van prijzen of quota omvatten, onverminderd maatregelen die de brancheorganisaties treffen ter uitvoering van specifieke bepalingen van de communautaire wetgeving;

e)

discriminaties kunnen doen ontstaan of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen beknotten.

3.   Als de Commissie na het verstrijken van de in lid 1, onder b), bedoelde termijn van drie maanden vaststelt dat niet aan de voorwaarden voor de toepassing van dit hoofdstuk is voldaan, geeft zij, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 1, een beschikking waarin zij verklaart dat artikel 81, lid 1, van het Verdrag van toepassing is op de betrokken overeenkomst of onderling afgestemde gedraging.

Deze beschikking kan niet eerder van kracht worden dan op de dag van de kennisgeving ervan aan de betrokken brancheorganisatie, tenzij deze laatste onjuiste gegevens heeft verschaft of misbruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde uitzondering.

Artikel 178

Algemeen verbindendverklaring van overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen voor niet-leden in de tabakssector

1.   De brancheorganisaties in de tabakssector kunnen verzoeken om in de zone waarbinnen zij hun activiteit uitoefenen, bepaalde van hun overeenkomsten of onderling afgestemde gedragingen voor een beperkte periode verbindend te verklaren voor de individuele ondernemers en de verenigingen in de betrokken economische sector die niet zijn aangesloten bij de in de brancheorganisatie bijeengebrachte beroepsgroepen.

Om hun regels algemeen verbindend te kunnen verklaren moeten de brancheorganisaties een aandeel van ten minste tweederde hebben in de betrokken productie en/of de betrokken handel. Ingeval de voorgenomen algemeenverbindendverklaring betrekking heeft op meer dan één regio, moeten de brancheorganisaties het bewijs leveren van een bepaalde minimumrepresentativiteit voor elke beroepsgroep in elke betrokken regio.

2.   De regels waarvoor een algemeenverbindendverklaring kan worden gevraagd, moeten sedert ten minste één jaar gelden en dienen betrekking te hebben op één van de volgende punten:

a)

de kennis van de productie en van de markt;

b)

de definitie van de minimumkwaliteit per soort;

c)

het gebruik van milieuvriendelijke productiemethoden;

d)

de definitie van de minimumnormen inzake verpakking en presentatie;

e)

het gebruik van gecertificeerd zaaizaad en de controle op de kwaliteit van de producten.

3.   Voor de algemeenverbindendverklaring van de regels is de goedkeuring van de Commissie vereist.

Artikel 179

Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen in de tabakssector

De Commissie legt de bepalingen voor de uitvoering van de artikelen 177 en 178 vast, inclusief de bepalingen over kennisgeving en bekendmaking.

HOOFDSTUK II

Regels inzake staatssteun

Artikel 180

Toepassing van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, en met name met de in artikel 182 van deze verordening vastgestelde uitzondering voor staatssteun, zijn de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag van toepassing op de productie van en de handel in de in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), k), en m) tot en met u), en in artikel 1, lid 3, van deze verordening genoemde producten.

Artikel 181

Specifieke bepalingen voor de sector melk en zuivelproducten

Behoudens artikel 87, lid 2, van het Verdrag, is steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld in verhouding tot de prijs of de hoeveelheid van de in deel XVI van bijlage I van deze verordening bedoelde zuivelproducten, verboden.

Nationale maatregelen waardoor een verevening van de prijzen van de zuivelproducten mogelijk is, zijn eveneens verboden.

Artikel 182

Specifieke nationale bepalingen

1.   Als de Commissie daarvoor een machtiging verleent, kunnen Finland en Zweden steun voor de productie en het in de handel brengen van rendieren en rendierproducten (GN ex 0208 en ex 0210) toekennen voor zover die steun niet gepaard gaat met een verhoging van de traditionele productieniveaus.

2.   Onder voorbehoud van toestemming van de Commissie mag Finland steun verlenen voor bepaalde hoeveelheden zaaizaad en bepaalde hoeveelheden zaaigraan die, in verband met de specifieke klimaatgesteldheid, alleen in die lidstaat worden geproduceerd.

3.   De lidstaten die hun suikerquotum met meer dan 50 % verlagen in vergelijking met de suikerquota die op 20 februari 2006 in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 318/2006 zijn vastgesteld, mogen tijdelijke staatssteun toekennen tijdens de periode waarvoor de overgangssteun voor bietentelers wordt uitbetaald overeenkomstig titel IV, hoofdstuk 10 septies, van Verordening (EG) nr. 1782/2003. De Commissie besluit, op basis van een aanvraag van een betrokken lidstaat, over het totaalbedrag van de staatssteun voor deze maatregel.

Voor Italië bedraagt de in de eerste alinea bedoelde tijdelijke steun ten hoogste 11 euro per verkoopseizoen per ton suikerbiet, toe te kennen aan de suikerbietentelers en voor het vervoer van suikerbieten.

Finland mag per verkoopseizoen aan suikerbietentelers tot 350 euro per hectare toekennen.

De betrokken lidstaat stelt de Commissie binnen 30 dagen voor het einde van elk verkoopseizoen op de hoogte van het bedrag van de in dat verkoopseizoen daadwerkelijk toegekende staatssteun.

4.   Onverminderd de toepassing van artikel 88, lid 1, en van de eerste zin van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, mag Duitsland tot en met 31 december 2010 in het kader van het Duitse alcoholmonopolie steun verlenen voor producten die, na verdere bewerking, door het monopolie in de handel worden gebracht als ethylalcohol uit landbouwproducten die vermeld zijn in bijlage I bij het Verdrag. Het totaalbedrag van deze steun mag niet hoger zijn dan 110 miljoen euro per jaar.

Duitsland dient ieder jaar vóór 30 juni bij de Commissie een verslag over de werking van de regeling in.

DEEL V

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR AFZONDERLIJKE SECTOREN

Artikel 183

Heffing voor verkoopbevordering in de sector melk en zuivelproducten

Onverminderd de in artikel 180 van deze verordening vastgestelde toepassing van de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag kan een lidstaat aan zijn melkproducenten een heffing voor verkoopbevordering op de in de handel gebrachte hoeveelheden melk of melkequivalent opleggen ter financiering van maatregelen om de consumptie in de Gemeenschap te bevorderen, de afzetmarkten voor melk en zuivelproducten uit te breiden en de kwaliteit te verbeteren.

Artikel 184

Verslaglegging over bepaalde sectoren

De Commissie legt:

1.

vóór 30 september 2008, op basis van een evaluatie van de in deze verordening vervatte bepalingen, aan de Raad een verslag over de sector gedroogde voedergewassen voor, dat met name betrekking heeft op de ontwikkeling van het areaal met peulgewassen en andere groenvoedergewassen, de productie van gedroogde voedergewassen en de gerealiseerde besparingen aan fossiele brandstoffen. Het verslag gaat, zo nodig, vergezeld van passende voorstellen;

2.

om de drie jaar, en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2010, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van de maatregelen voor de bijenteeltsector die zijn vastgesteld in sectie VI van hoofdstuk IV van titel I van deel II;

3.

vóór 31 december 2009 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de toepassing van de in artikel 182, lid 4, bedoelde afwijking ten aanzien van het Duitse alcoholmonopolie, met een evaluatie van de in het kader van dat monopolie toegezegde steun, evenals eventuele voorstellen.

Artikel 185

Registratie van contracten in de hopsector

1.   Elk contract voor de levering van in de Gemeenschap geproduceerde hop dat wordt gesloten tussen een producent of een producentenorganisatie, enerzijds, en een koper, anderzijds, wordt geregistreerd door instanties die daartoe door elke betrokken producerende lidstaat zijn aangewezen.

2.   Contracten voor de levering van bepaalde hoeveelheden voor een overeengekomen prijs gedurende de periode van één of meer oogsten, die zijn gesloten vóór 1 augustus van het jaar van de eerste betrokken oogst, worden „op voorhand gesloten contracten” genoemd. Zij worden afzonderlijk geregistreerd.

3.   De geregistreerde gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt met het oog op de toepassing van deze verordening.

4.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen vast met betrekking tot de registratie van contracten voor de levering van hop.

Artikel 186

Verstoringen met betrekking tot de prijzen op de interne markt

De Commissie kan de nodige maatregelen nemen in de volgende situaties, wanneer die situaties van die aard zijn dat ze waarschijnlijk zullen blijven duren, waardoor de markten worden verstoord of dreigen te worden verstoord:

a)

met betrekking tot de producten van de sectoren, suiker, hop, rundvlees en schapen- en geitenvlees, als de prijzen voor een of meer van die producten op de markt van de Gemeenschap aanzienlijk stijgen of dalen;

b)

met betrekking tot de producten van de sectoren varkensvlees, eieren en vlees van pluimvee en, met betrekking tot olijfolie, als de prijzen voor een of meer van die producten op de markt van de Gemeenschap aanzienlijk stijgen.

Artikel 187

Verstoringen ten gevolge van de noteringen of de prijzen op de wereldmarkt

Als met betrekking tot de producten van de sectoren granen, rijst, suiker en melk en zuivelproducten de noteringen of prijzen op de wereldmarkt voor één of meer producten een niveau bereiken waarbij de voorziening van de communautaire markt wordt verstoord of dreigt te worden verstoord, en als die situatie waarschijnlijk zal voortduren of verergeren, kan de Commissie de nodige maatregelen voor de betrokken sector nemen. Zij kan met name de toepassing van de invoerrechten voor bepaalde hoeveelheden geheel of gedeeltelijk schorsen.

Artikel 188

Voorwaarden voor het nemen van maatregelen bij verstoringen en uitvoeringsbepalingen

1.   De maatregelen waarin de artikelen 180 en 187 voorzien, kunnen worden genomen:

a)

als alle andere maatregelen die in het kader van deze verordening ter beschikking staan, ontoereikend blijken te zijn;

b)

met inachtneming van de verplichtingen op grond van de overeenkomsten die zijn gesloten overeenkomstig artikel 300, lid 2, van het Verdrag.

2.   De Commissie kan de uitvoeringsbepalingen voor de artikelen 180 en 187 vaststellen.

Artikel 189

Informatieverstrekking in de sector ethylalcohol

1.   Voor de producten van de sector ethylalcohol verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende gegevens:

a)

de productie van ethylalcohol uit landbouwproducten in hectoliters zuivere alcohol, uitgesplitst naar het gebruikte voor alcoholbereiding geschikte product;

b)

de afzet van ethylalcohol uit landbouwproducten in hectoliters zuivere alcohol, uitgesplitst naar de verschillende sectoren van bestemming;

c)

de aan het einde van het voorafgaande jaar in hun land beschikbare voorraden ethylalcohol uit landbouwproducten;

d)

ramingen betreffende de productie in het lopende jaar.

De nadere bepalingen voor deze gegevensverstrekking en meer bepaald de frequentie ervan en de definitie van de sectoren van bestemming, worden door de Commissie vastgesteld.

2.   Op basis van de in lid 1 bedoelde gegevens en andere beschikbare informatie stelt de Commissie, zonder de hulp van het Comité, bedoeld in artikel 195, lid 2, een communautaire balans op inzake de voorziening van de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten voor het voorafgaande jaar, en een raming van die balans voor het lopende jaar.

De communautaire voorzieningsbalans bevat eveneens gegevens over ethylalcohol die niet uit landbouwproducten is verkregen. De precieze inhoud en de nadere bepalingen voor het verzamelen van die gegevens worden door de Commissie vastgesteld.

Voor de toepassing van dit lid wordt onder „ethylalcohol die niet uit landbouwproducten is verkregen” verstaan, producten van de GN-codes 2207, 2208 90 91 en 2208 90 99 die niet zijn verkregen uit een in bijlage I bij het Verdrag genoemd specifiek landbouwproduct.

3.   De Commissie deelt de in lid 2 bedoelde voorzieningsbalansen aan de lidstaten mee.

DEEL VI

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 190

Financiële bepalingen

Verordening (EG) nr. 1290/2005 en de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen zijn van toepassing voor de uitgaven die de lidstaten verrichten ter nakoming van de verplichtingen op grond van de onderhavige verordening.

Artikel 191

Spoedeisende situaties

De Commissie stelt de maatregelen vast die in een spoedeisende situatie noodzakelijk en te rechtvaardigen zijn om specifieke praktische problemen op te lossen.

Die maatregelen mogen van deze verordening afwijken, doch slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is.

Artikel 192

Uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie

1.   De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar alle informatie die nodig is voor de toepassing van deze verordening, voor markttoezicht en –analyse en voor de nakoming van de internationale verplichtingen met betrekking tot de in artikel 1 genoemde producten.

2.   De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen vast met betrekking tot de informatie die noodzakelijk is voor de toepassing van lid 1, de vorm en inhoud ervan, het tijdschema en de uiterste termijnen voor de verstrekking ervan, en de regelingen inzake het doorsturen of beschikbaar maken van gegevens en documenten.

Artikel 193

Omzeilingsclausule

Onverminderd specifieke bepalingen worden geen van de voordelen waarin krachtens deze verordening wordt voorzien, toegekend aan natuurlijke personen of rechtspersonen van wie is komen vast te staan dat zij kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om voor die voordelen in aanmerking te komen en dus een voordeel zouden genieten dat niet in overeenstemming is met de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 194

Controles en administratieve maatregelen en administratieve sancties en rapportage daarover

De Commissie stelt het volgende vast:

a)

de voorschriften inzake door de lidstaten te verrichten administratieve en fysieke controles met betrekking tot de nakoming van uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende verplichtingen;

b)

een regeling voor het opleggen van administratieve maatregelen en sancties wanneer wordt geconstateerd dat de verplichtingen die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien, niet worden nagekomen;

c)

de regels inzake de terugvordering van de als gevolg van de toepassing van deze verordening onverschuldigd betaalde bedragen;

d)

de regels voor de verslaggeving over de verrichte controles en de resultaten daarvan.

De onder b) bedoelde administratieve sancties staan in verhouding tot de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving.

DEEL VII

UITVOERINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I

Uitvoeringsbepalingen

Artikel 195

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten (hierna „het comité” genoemd).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 196

Organisatie van het comité

Bij de organisatie van de vergaderingen van het in artikel 195 bedoelde comité wordt met name rekening gehouden met de draagwijdte van zijn verantwoordelijkheden, de specifieke kenmerken van het te behandelen onderwerp en de noodzaak een beroep te doen op passende deskundigheid.

HOOFDSTUK II

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 197

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1493/1999

De artikelen 74 tot en met 76 van Verordening (EEG) nr. 1999/1493 worden geschrapt.

Artikel 198

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 2200/96

De artikelen 46 en 47 van Verordening (EEG) nr. 2200/96 worden geschrapt.

Artikel 199

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 2201/96

De artikelen 29 en 30 van Verordening (EEG) nr. 2201/96 worden geschrapt.

Artikel 200

Wijzigingen in Verordening (EG) nr. 1184/2006

Verordening (EG) nr. 1184/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt vervangen door:

„Verordening (EG) nr. 1184/2006 van de Raad van 24 juli 2006 inzake de toepassing van bepaalde regels betreffende de mededinging op de voortbrenging van en de handel in bepaalde landbouwproducten”.

2)

Aartikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Bij deze verordening worden de regels vastgesteld die gelden inzake de toepasselijkheid van de artikelen 81 tot en met 86 en van een aantal bepalingen van artikel 88 van het Verdrag op de voortbrenging van en de handel in de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de producten, bedoeld in de punten a) tot en met h), k) en m) tot en met u) van artikel 1, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raadvan (69).

Artikel 1 bis

De artikelen 81 tot en met 86 van het Verdrag, evenals de voor de toepassing daarvan uitgevaardigde bepalingen, gelden voor alle in artikel 81, lid 1, en in artikel 82 van het Verdrag bedoelde overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde gedragingen die betrekking hebben op de voortbrenging van of de handel in de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 2 van deze verordening.

3)

Artikel 2, lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:

„1.   Artikel 81, lid 1, van het Verdrag is niet van toepassing op de in artikel 1 bis van deze verordening bedoelde overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen die een wezenlijk bestanddeel uitmaken van een nationale marktorganisatie of die vereist zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 33 van het Verdrag omschreven doelstellingen.”.

4)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Artikel 88, lid 1, en lid 3, eerste zin, van het Verdrag is van toepassing op de steunmaatregelen ten gunste van de voortbrenging van of de handel in de in artikel 1 bedoelde producten.”.

Artikel 201

Intrekkingen

1.   Onverminderd lid 3 worden de volgende verordeningen ingetrokken:

a)

de Verordeningen (EEG) nr. 234/68, (EEG) nr. 827/68, (EEG) nr. 2517/69, (EEG) nr. 2728/75, (EEG) nr. 1055/77, (EEG) nr. 2931/79, (EEG) nr. 1358/80, (EEG) nr. 3730/87, (EEG) nr. 4088/87, (EEG) nr. 404/93, (EG) nr. 670/2003 en (EG) nr. 797/2004 met ingang van 1 januari 2008;

b)

de Verordeningen (EEG) nr. 707/76, (EG) nr. 1786/2003, (EG) nr. 1788/2003 en (EG) nr. 1544/2006 met ingang van 1 april 2008;

c)

de Verordeningen (EEG) nr. 315/68 (EEG), nr. 316/68 (EEG), nr. 2729/75, (EEG) nr. 2759/75, (EEG) nr. 2763/75, (EEG) nr. 2771/75, (EEG) nr. 2777/75, (EEG) nr. 2782/75, (EEG) nr. 1898/87, (EEG) 1906/90, (EEG) nr. 2204/90, (EEG) nr. 2075/92, (EEG) nr. 2077/92, (EEG) nr. 2991/94, (EG) nr. 2597/97, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1255/1999, (EG) nr. 2250/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EG) 2529/2001, (EG) nr. 1784/2003, (EG) nr. 865/2004 en (EG) nr. 1947/2005, (EG) nr. 1952/2005 en (EG) nr. 1028/2006 met ingang van 1 juli 2008;

d)

Verordening (EG) nr. 1785/2003 met ingang van 1 september 2008;

e)

Verordening (EG) nr. 318/2006 met ingang van 1 oktober 2008;

f)

de Verordeningen (EEG) nr. 3220/84, (EG) nr. 386/90, (EG) nr. 1186/90, (EEG) nr. 2137/92 en (EG) nr. 1183/2006 met ingang van 1 januari 2009.

2.   Besluit 74/583/EEG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2008.

3.   De intrekking van de in lid 1 genoemde verordeningen geldt onverminderd

a)

het voortduren van de rechtsgeldigheid van communautaire besluiten vastgesteld op basis van die verordeningen en

b)

de voortdurende rechtsgeldigheid van de door die verordeningen in andere besluiten van de Gemeenschap aangebrachte wijzigingen die niet door deze verordening worden ingetrokken.

Artikel 202

Verwijzingen

Verwijzingen naar de bepalingen en de verordeningen die bij de artikelen 197 tot en met 201 zijn gewijzigd of ingetrokken, worden gelezen als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in bijlage XXII.

Artikel 203

Overgangsbepalingen

De Commissie kan maatregelen nemen om de overgang te vergemakkelijken van de voorzieningen die zijn vastgesteld in verordeningen die door de artikelen 197 tot en met 201 worden gewijzigd of ingetrokken, naar de in de onderhavige verordening vastgestelde voorzieningen.

Artikel 204

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2008.

Zij is evenwel van toepassing:

a)

wat de sectoren granen, zaaizaad, hop, olijfolie en tafelolijven, vlas en hennep, ruwe tabak, rund- en kalfsvlees, varkensvlees, schapenvlees en geitenvlees, eieren en vlees van pluimvee betreft, met ingang van 1 juli 2008;

b)

wat de rijstsector betreft, met ingang van 1 september 2008;

c)

wat de suikersector betreft, met ingang van 1 oktober 2008, met uitzondering van artikel 59, dat van toepassing is met ingang van 1 januari 2008;

d)

wat de sectoren gedroogde voedergewassen en zijderupsen betreft, met ingang van 1 april 2008;

e)

wat de wijnsector betreft, alsmede artikel 197, met ingang van 1 augustus 2008;

f)

wat de sector melk en zuivelproducten betreft, met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk III van titel I van deel II, met ingang van 1 juli 2008;

g)

wat betreft de in hoofdstuk III van titel I van deel II vastgestelde regeling ter beperking van de melkproductie, met ingang van 1 april 2008;

h)

wat betreft het communautaire indelingsschema voor geslachte dieren in artikel 42, lid 1, met ingang van 1 januari 2009;

Voor alle betrokken producten zijn de artikelen 27, 39 en 172 van toepassing met ingang van 1 januari 2008 en de artikelen 149 tot en met 152 vanaf 1 juli 2008.

3.   Wat de suikersector betreft, zijn de bepalingen van titel I van deel II van toepassing tot het einde van het verkoopseizoen 2014/2015 voor suiker.

4.   De regeling ter beperking van de melkproductie die in hoofdstuk III van titel I van deel II is vastgesteld, is overeenkomstig artikel 66, van toepassing tot en met 31 maart 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 22 oktober 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

J. SILVA


(1)  Advies van 24 mei 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 55 van 2.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

(3)  PB L 151 van 30.6.1968, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 865/2004 (PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97).

(4)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

(5)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006 (PB L 119 van 4.5.2006, blz. 1).

(6)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006.

(7)  PBL 215 van 30.7.1992, blz. 70. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1679/2005 (PB L 271 van 15.10.2005, blz. 1).

(8)  PB L 47 van 25.2.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2013/2006 (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 13).

(9)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 (PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1).

(10)  PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1182/2007.

(11)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005.

(12)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3).

(13)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(14)  PB L 193 van 29.7.2000, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 953/2006 (PB L 175 van 29.6.2006, blz. 1).

(15)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005.

(16)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6).

(17)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1).

(18)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 114. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 456/2006 (PB L 82 van 21.3.2006, blz. 1).

(19)  PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97. Gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37.

(20)  PB L 312 van 29.11.2005, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1247/2007 (PB L 282 van 26.10.2007, blz. 1).

(21)  PB L 314 van 30.11.2005, blz. 1.

(22)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1260/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 1).

(23)  PB L 97 van 15.4.2003, blz. 6.

(24)  PB L 125 van 28.4.2004, blz. 1.

(25)  PB L 286 van 17.10.2006, blz. 1.

(26)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 552/2007 van de Commissie (PB L 131 van 23.5.2007, blz. 10).

(27)  PB L 352 van 15.12.1987, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2535/95 (PB L 260 van 31.10.1995, blz. 3).

(28)  PB L 214 van 4.8.2006, blz. 1.

(29)  PB L 119 van 11.5.1990, blz. 32. Verordening gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(30)  PB L 301 van 20.11.1984, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3513/93 (PB L 320 van 22.12.1993, blz. 5).

(31)  PB L 214 van 30.7.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(32)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 123. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1186/2007 van de Commissie (PB L 265 van 11.10.2007, blz. 22).

(33)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1261/2007 (PB L 283 van 27.10.2007, blz. 8).

(34)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2007 (PB L 95 van 5.4.2007, blz. 1).

(35)  PB L 182 van 3.7.1987, blz. 36. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(36)  PB L 351 van 23.12.1997, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1153/2007 (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 6).

(37)  PB L 316 van 9.12.1994, blz. 2.

(38)  PB L 186 van 7.7.2006, blz. 1.

(39)  PB L 173 van 6.7.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1029/2006 (PB L 186 van 7.7.2006, blz. 6).

(40)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 100. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(41)  PB L 201 van 31.7.1990, blz. 7. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2583/2001 (PB L 345 van 29.12.2001, blz. 6).

(42)  PB L 281 van 1.11.1975, blz. 18. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3290/94 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 105).

(43)  PB L 214 van 4.8.2006, blz. 7.

(44)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(45)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 19.

(46)  PB L 84 van 31.3.1976, blz. 1.

(47)  PB L 128 van 24.5.1977, blz. 1.

(48)  PB L 334 van 28.12.1979, blz. 8.

(49)  PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 163/94 (PB L 24 van 29.1.1994, blz. 2).

(50)  PB L 215 van 30.7.1992, blz. 80.

(51)  PB L 275 van 26.10.1999, blz. 4.

(52)  PB L 71, van 21.3.1968, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 4112/88 (PB L 361, 29.12.1988, blz. 7).

(53)  PB L 71 van 21.3.1968, blz. 8. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 309/79 (PB L 42, 17.2.1979, blz. 21).

(54)  PB L 318 van 18.12.1969, blz. 15. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1153/78 (PB L 144 van 31.5.1978, blz. 4).

(55)  PB L 281 van 1.11.1975, blz. 17.

(56)  PB L 140 van 5.6.1980, blz. 4.

(57)  PB L 382 van 31.12.1987, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1).

(58)  PB L 317 van 27.11.1974, blz. 21.

(59)  PB L 197 van 30.7.1994, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 671/2007 (PB L 156 van 16.6.2007, blz. 1).

(60)  PB L 42 van 14.2.2006, blz. 1.

(61)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.

(62)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

(63)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 733/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 1).

(64)  PB L 316 van 2.12.2005, blz. 1.

(65)  PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1.

(66)  PB L 67 van 10.3.1994, blz. 89.

(67)  PB L 349 van 31.12.1994, blz. 53.

(68)  PB L 318 van 20.12.1993, blz. 18.

(69)  PB L 299 van 16.11.2007 blz. 1.”.


BIJLAGE I

LIJST VAN IN ARTIKEL 1, LID 1, GENOEMDE PRODUCTEN

Deel I: Granen

Wat granen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

0709 90 60

Suikermaïs, vers of gekoeld

0712 90 19

Suikermaïs, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

1001 90 91

Zachte tarwe en mengkoren, zaaigoed

1001 90 99

Spelt, zachte tarwe en mengkoren, niet bestemd voor zaaidoeleinden

1002 00 00

Rogge

1003 00

Gerst

1004 00 00

Haver

1005 10 90

Maïs, zaaigoed, andere dan hybriden

1005 90 00

Maïs, andere dan zaaigoed

1007 00 90

Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

1008

Boekweit, gierst (andere dan sorgho) en kanariezaad; andere granen

(b)

1001 10 00

Harde tarwe

(c)

1101 00

Meel van tarwe of van mengkoren

1102 10 00

Roggemeel

1103 11

Gries en griesmeel van tarwe

1107

Mout, ook indien gebrand

d)

0714

Maniokwortel, arrowroot (pijlwortel), salepwortel, aardperen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke wortels en knollen met een hoog gehalte aan zetmeel of aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm

 

ex 1102

Meel van granen, andere dan van tarwe of van mengkoren:

 

1102 20

maïsmeel

 

1102 90

ander

 

1102 90 10

van gerst

 

1102 90 30

van haver

 

1102 90 90

andere

 

ex 1103

Gries, griesmeel en pellets van granen, met uitzondering van gries en griesmeel van tarwe (onderverdeling 1103 11), gries en griesmeel van rijst (onderverdeling 1103 19 50) en pellets van rijst (onderverdeling 1103 20 50)

 

ex 1104

Op andere wijze bewerkte granen (bijvoorbeeld gepeld, geplet, in vlokken, gepareld, gesneden of gebroken), andere dan rijst bedoeld bij post 1006 en vlokken van rijst van onderverdeling 1104 19 91; graankiemen, ook indien geplet, in vlokken of gemalen

 

1106 20

Meel, gries en poeder, van sago en van wortels of knollen bedoeld bij post 0714

 

ex 1108

Zetmeel en inuline

zetmeel:

 

1108 11 00

tarwezetmeel

 

1108 12 00

maïszetmeel

 

1108 13 00

aardappelzetmeel

 

1108 14 00

maniokzetmeel (cassave)

 

ex 1108 19

ander zetmeel:

 

1108 19 90

ander

 

1109 00 00

Tarwegluten, ook indien gedroogd

 

1702

Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel:

 

ex 1702 30

glucose en glucosestroop, in droge toestand geen of minder dan 20 gewichtspercenten fructose bevattend:

andere:

andere:

 

1702 30 91

in wit kristallijn poeder, ook indien geagglomereerd

 

1702 30 99

andere

 

ex 1702 40

glucose en glucosestroop, in droge toestand 20 of meer doch minder dan 50 gewichtspercenten fructose bevattend, met uitzondering van invertsuiker:

 

1702 40 90

andere

 

ex 1702 90

andere, daaronder begrepen invertsuiker en andere suiker en suikerstropen die in droge toestand 50 gewichtspercenten fructose bevatten:

 

1702 90 50

maltodextrine en maltodextrinestroop

karamel:

andere:

 

1702 90 75

in poeder, ook indien geagglomereerd

 

1702 90 79

andere

 

2106

Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

ex 2106 90

andere

suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen:

andere

 

2106 90 55

van glucose en van maltodextrine

 

ex 2302

Zemelen, slijpsel en andere resten van het zeven, van het malen of van andere bewerkingen van granen, ook indien in pellets

 

ex 2303

Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen, bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie, bostel (brouwerijafval), afvallen van branderijen, ook indien in pellets:

 

2303 10

afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen

 

2303 30 00

bostel (bouwerijafval) en afvallen van branderijen

 

ex 2306

Perskoeken en andere vaste afvallen, verkregen bij de winning van plantaardige vetten of oliën, ook indien fijngemaakt of in pellets, andere dan die bedoeld bij post 2304 of 2305:

andere

 

2306 90 05

van maïskiemen

 

ex 2308

Plantaardige zelfstandigheden en plantaardig afval, plantaardige residu's en bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen:

 

2308 40 00

eikels en wilde kastanjes; draf (droesem) van vruchten, andere dan druiven

 

2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

 

ex 2309 10

honden- en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein:

 

2309 10 11

2309 10 13

2309 10 31

2309 10 33

2309 10 51

2309 10 53

bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 51 tot en met 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, zetmeel of zuivelproducten (1), met uitzondering van bereidingen en voeders met een gehalte aan zuivelproducten van 50 gewichtspercenten of meer

 

ex 2309 90

andere:

 

2309 90 20

producten bedoeld bij aanvullende aantekening 5 bij hoofdstuk 23 van de gecombineerde nomenclatuur

andere, zogenaamde „premelanges” daaronder begrepen:

 

2309 90 31

2309 90 33

2309 90 41

2309 90 43

2309 90 51

2309 90 53

– –

andere, bevattende glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 51 tot en met 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, zetmeel of zuivelproducten (1), met uitzondering van bereidingen en voeders met een gehalte aan zuivelproducten van 50 gewichtspercenten of meer

Deel II: Rijst

Wat rijst betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

1006 10 21 tot en met

1006 10 98

Rijst (padie), andere dan voor zaaidoeleinden

1006 20

Gedopte rijst

1006 30

Halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd

(b)

1006 40 00

Breukrijst

(c)

1102 90 50

Rijstmeel

1103 19 50

Gries en griesmeel, van rijst

1103 20 50

Pellets van rijst

1104 19 91

Vlokken van rijst

ex 1104 19 99

Geplette rijstkorrels

1108 19 10

Rijstzetmeel

Deel III: Suiker

Wat suiker betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

1212 91

Suikerbieten

1212 99 20

Suikerriet

(b)

1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm

(c)

1702 20

Ahornsuiker en ahornsuikerstroop

1702 60 95 en

1702 90 99

Andere suiker in vaste vorm en suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, met uitzondering van lactose, glucose, maltodextrine en isoglucose

1702 90 60

Kunsthonig, ook indien met natuurhonig vermengd

1702 90 71

Karamel bevattende, in droge toestand, 50 of meer gewichtspercenten sacharose

2106 90 59

Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, andere dan stroop van isoglucose, van lactose, van glucose en van maltodextrine

d)

1702 30 10

1702 40 10

1702 60 10

1702 90 30

Isoglucose

(e)

1702 60 80

1702 90 80

Inulinestroop

f)

1703

Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker

g)

2106 90 30

Isoglucosestroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

h)

2303 20

Bietenpulp, uitgeperst suikerriet (ampas) en andere afvallen van de suikerindustrie

Deel IV: Gedroogde voedergewassen

Wat gedroogde voedergewassen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

ex 1214 10 00

Meel en pellets van luzerne, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling

Meel en pellets van luzerne, anders gedroogd en vermalen

ex 1214 90 90

Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig gedroogd door middel van een warmtebehandeling, met uitzondering van hooi en voederkool, alsmede van producten welke hooi bevatten

Luzerne, hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen

(b)

ex 2309 90 99

proteïneconcentraten verkregen uit luzerne- en grassap;

Kunstmatig gedroogde producten, uitsluitend verkregen uit vast afval en sap die afkomstig zijn van de bereiding van de bovengenoemde concentraten

Deel V: Zaaizaad

Wat zaaizaad betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

0712 90 11

Hybriden van suikermaïs,

bestemd voor zaaidoeleinden

0713 10 10

erwten (Pisum sativum):

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 0713 20 00

kekers:

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 0713 31 00

Bonen van de soort Vigna mungo (L) Hepper of Vigna radiata (L.) Wilczek:

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 0713 32 00

bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen):

bestemd voor zaaidoeleinden

0713 33 10

bonen van de soort Phaseolus vulgaris:

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 0713 39 00

Andere bonen,

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 0713 40 00

linzen:

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 0713 50 00

Tuinbonen (Vicia faba var. major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor),

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 0713 90 00

Andere gedroogde zaden van peulgroenten,

bestemd voor zaaidoeleinden

1001 90 10

Spelt,

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 1005 10

Hybriden van maïs, — bestemd voor zaaidoeleinden

1006 10 10

Rijst (padie),

bestemd voor zaaidoeleinden

1007 00 10

Hybriden van graansorgho,

bestemd voor zaaidoeleinden

1201 00 10

Sojabonen, ook indien gebroken,

bestemd voor zaaidoeleinden

1202 10 10

Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop,

bestemd voor zaaidoeleinden

1204 00 10

Lijnzaad, ook indien gebroken,

bestemd voor zaaidoeleinden

1205 10 10 en

ex 1205 90 00

Kool- en raapzaad, ook indien gebroken,

bestemd voor zaaidoeleinden

1206 00 10

Zonnebloempitten, ook indien gebroken,

bestemd voor zaaidoeleinden

ex 1207

Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken,

bestemd voor zaaidoeleinden

1209

Zaaigoed, sporen daaronder begrepen

bestemd voor zaaidoeleinden

Deel VI: Hop

1.

Wat hop betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

1210

Hopbellen, vers of gedroogd, ook indien fijngemaakt, gemalen of in pellets; lupuline

2.

De in deze verordening vastgestelde regels betreffende de afzet en het handelsverkeer met derde landen zijn bovendien van toepassing op de volgende producten:

GN-code

Omschrijving

1302 13 00

Plantensappen en plantenextracten van hop

Deel VII: Sector olijfolie en tafelolijven

Wat olijfolie en tafelolijven betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

1509

Olijfolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

1510 00

Andere olie en fracties daarvan, uitsluitend verkregen uit olijven, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, mengsels daarvan met olijfolie of fracties daarvan, bedoeld bij post 1509, daaronder begrepen

(b)

0709 90 31

Olijven, vers of gekoeld, bestemd voor andere doeleinden dan het vervaardigen van olie

0709 90 39

Andere olijven, vers of gekoeld

0710 80 10

Olijven, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren

0711 20

Olijven, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie

ex 0712 90 90

Olijven, gedroogd, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid

2001 90 65

Olijven, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur

ex 2004 90 30

Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren

2005 70

Olijven, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren

(c)

1522 00 31

1522 00 39

Afvallen, afkomstig van de bewerking van vetstoffen of van dierlijke of plantaardige was, welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

2306 90 11

2306 90 19

Perskoeken van olijven en andere bij de winning van olijfolie verkregen afvallen

Deel VIII: Vezelvlas en -hennep

Wat vezelvlas en -hennep betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

5301

Vlas, ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (met inbegrip van afval van garen en rafelingen) van vlas

5302

Hennep (Cannabis sativa L.), ruw of bewerkt, doch niet gesponnen; werk en afval (met inbegrip van afval van garen en rafelingen daaronder begrepen) van hennep

Deel IX: Groenten en fruit

Wat groenten en fruit betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

0702 00 00

Tomaten, vers of gekoeld

0703

Uien, sjalotten, knoflook, prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld

0704

Rode kool, witte kool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht „Brassica”, vers of gekoeld

0705

Sla (Lactuca sativa), andijvie, witloof en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld

0706

Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld

0707 00

Komkommers en augurken, vers of gekoeld

0708

Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld

ex 0709

Andere groenten, vers of gekoeld, met uitzondering van groenten van de onderverdelingen 0709 60 91, 0709 60 95, 0709 60 99, 0709 90 31, 0709 90 39 en 0709 90 60

ex 0802

Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld, met uitzondering van arecanoten (of betelnoten) en colanoten van onderverdeling 0802 90 20

0803 00 11

Plantains, vers

ex 0803 00 90

Plantains, gedroogd

0804 20 10

Verse vijgen

0804 30 00

Ananassen

0804 40 00

Advocaten (avocado's)

0804 50 00

Guaves, manga's en manggistans,

0805

Citrusvruchten, vers of gedroogd

0806 10 10

Druiven voor tafelgebruik

0807

Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen) en papaja's, vers

0808

Appelen, peren, kweeperen, vers

0809

Abrikozen, kersen, perziken (nectarines daaronder begrepen), pruimen en sleepruimen, vers

0810

Ander fruit, vers

0813 50 31

0813 50 39

Mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802

0910 20

Saffraan

ex 0910 99

Tijm, vers of gekoeld

ex 1211 90 85

Basilicum, melissa, munt oregano/wilde marjolein, (origanum vulgare) rozemarijn en salie, vers of gekoeld

1212 99 30

Sint-jansbrood

Deel X: Verwerkte groenten en fruit

Wat verwerkte groenten en fruit betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

ex 0710

Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met uitzondering van suikermaïs van onderverdeling 0710 40 00, olijven van onderverdeling 0710 80 10 en vruchten van de geslachten Capsicum of Pimenta van onderverdeling 0710 80 59

 

ex 0711

Groenten, voorlopig verduurzaamd (bij voorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van olijven van onderverdeling 0711 20, vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta van onderverdeling 0711 90 10 en suikermaïs van onder-verdeling 0711 90 30

 

ex 0712

Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, met uitzondering van kunstmatig door middel van een warmtebehandeling gedroogde aardappelen, niet geschikt voor menselijke consumptie, van onderverdeling ex 0712 90 05, suikermaïs van de onderverdelingen 0712 90 11 en 0712 90 19 en olijven van onderverdeling ex 0712 90 90

 

0804 20 90

Gedroogde vijgen

 

0806 20

Rozijnen en krenten en

 

ex 0811

Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van bevroren bananen van onderverdeling ex 0811 90 95

 

ex 0812

Vruchten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van bananen van onderverdeling ex 0812 90 98

 

ex 0813

Vruchten, andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806, gedroogd; mengsels van noten en gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk, met uitzondering van mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802 van de onderverdelingen 0813 50 31 en 0813 50 39

 

0814 00 00

Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd

 

0904 20 10

Niet-scherpsmakende pepers, gedroogd, niet fijngemaakt en niet gemalen

(b)

ex 0811

Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

 

ex 1302 20

Pectinestoffen en pectinaten

 

ex 2001

Groenten, vruchten en andere eetbare plantendelen, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur, met uitzondering van:

scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2001 90 20

suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2001 90 30

broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2001 90 40

palmharten van onderverdeling 2001 90 60

olijven van onderverdeling 2001 90 65

wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2001 90 99

 

2002

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

 

2003

Paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

 

ex 2004

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling ex 2004 90 10, olijven van onderverdeling ex 2004 90 30 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2004 10 91

 

ex 2005

Andere groenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren, andere dan de producten bedoeld bij post 2006, met uitzondering van olijven van onderverdeling 2005 70, suikermaïs (Zea mays var. saccharata) van onderverdeling 2005 80 00, scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum van onderverdeling 2005 99 10 en aardappelen, bereid of verduurzaamd in de vorm van meel, gries, griesmeel of vlokken van onderverdeling 2005 20 10

 

ex 2006 00

Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met suiker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd), met uitzondering van met suiker gekonfijte bananen van de onderverdelingen ex 2006 00 38 en ex 2006 00 99

 

ex 2007

Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van:

gehomogeniseerde bereidingen van bananen van onderverdeling ex 2007 10

jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen van de onderverdelingen ex 2007 99 39, ex 2007 99 57 en ex 2007 99 98

 

ex 2008

Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van:

pindakaas van onderverdeling 2008 11 10

palmharten van onderverdeling 2008 91 00

maïs van onderverdeling 2008 99 85

broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten van onderverdeling 2008 99 91

wijnstokbladeren, hopscheuten en dergelijke eetbare plantendelen van onderverdeling ex 2008 99 99

op andere wijze bereide of verduurzaamde mengsels van bananen van de onderverdelingen ex 2008 92 59, ex 2008 92 78, ex 2008 92 93 en ex 2008 92 98

op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen van de onderverdelingen ex 2008 99 49, ex 2008 99 67 en ex 2008 99 99

 

ex 2009

Ongegiste vruchtensappen (uitgezonderd druivensap en druivenmost van de onderverdeling 2009 61 en 2009 69 en bananensap van onderverdeling ex 2009 80) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

Deel XI: Bananen

Wat bananen betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

0803 00 19

Bananen, met uitzondering van „plantains”, vers

ex 0803 00 90

Bananen, met uitzondering van „plantains”, gedroogd

ex 0812 90 98

Voorlopig verduurzaamde bananen

ex 0813 50 99

Mengsels met gedroogde bananen

1106 30 10

Meel, gries en poeder van bananen

ex 2006 00 99

Met suiker gekonfijte bananen

ex 2007 10 99

Gehomogeniseerde bereidingen van bananen

ex 2007 99 39

ex 2007 99 57

ex 2007 99 98

Jam, gelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta van bananen

ex 2008 92 59

ex 2008 92 78

ex 2008 92 93

ex 2008 92 98

Mengsels met op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen, zonder toegevoegde alcohol

ex 2008 99 49

ex 2008 99 67

ex 2008 99 99

Op andere wijze bereide of verduurzaamde bananen, zonder toegevoegde alcohol

ex 2009 80 35

ex 2009 80 38

ex 2009 80 79

ex 2009 80 86

ex 2009 80 89

ex 2009 80 99

Bananensap

Deel XII: Wijn

Wat wijn betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

2009 61

2009 69

Druivensap (druivenmost daaronder begrepen)

2204 30 92

2204 30 94

2204 30 96

2204 30 98

Andere druivenmost, andere dan gedeeltelijk gegiste druivenmost, ook indien de gisting op andere wijze dan door toevoegen van alcohol is gestuit

(b)

ex 2204

Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009, met uitzondering van andere druivenmost van de onderverdelingen 2204 30 92, 2204 30 94, 2204 30 96 en 2204 30 98

(c)

0806 10 90

Druiven, andere dan voor tafelgebruik

2209 00 11

2209 00 19

Wijnazijn

(d)

2206 00 10

Piquette

2307 00 11

2307 00 19

Wijnmoer

2308 00 11

2308 00 19

Draf (droesem) van druiven

Deel XIII: Levende planten en producten van de bloementeelt

Wat levende planten en producten van de bloementeelt betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op alle producten die vallen onder hoofdstuk 6 van de gecombineerde nomenclatuur.

Deel XIV: Ruwe tabak

Wat ruwe tabak betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op ruwe en niet tot verbruik bereide tabak en afvallen van tabak van GN-code 2401.

Deel XV: Rundvlees

Wat rundvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

0102 90 05 tot en met

0102 90 79

Levende runderen (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras

0201

Vlees van runderen, vers of gekoeld

0202

Vlees van runderen, bevroren

0206 10 95

Longhaasjes en omlopen, vers of gekoeld

0206 29 91

Longhaasjes en omlopen, bevroren

0210 20

Vlees van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

0210 99 51

Longhaasjes en omlopen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

0210 99 90

Eetbaar meel en poeder, van vlees of slachtafvallen

1602 50 10

Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen

1602 90 61

Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, niet gekookt en niet gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen

(b)

0102 10

Levende runderen, fokdieren van zuiver ras

0206 10 91

0206 10 99

Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

0206 21 00

0206 22 00

0206 29 99

Eetbare slachtafvallen van runderen, zonder longhaasjes en omlopen, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

0210 99 59

Eetbare slachtafvallen van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, andere dan longhaasjes en omlopen

ex 1502 00 90

Rundervet, ander dan dat bedoeld bij post 1503

1602 50 31 tot en met

1602 50 80

Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken; mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen

1602 90 69

Andere bereidingen en conserven, bevattende vlees of slachtafvallen van runderen, andere dan niet-gekookt en niet-gebakken, en mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen

Deel XVI: Melk en zuivelproducten

Wat melk en zuivelproducten betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

0401

Melk en room, niet ingedikt, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

(b)

0402

Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen

(c)

0403 10 11 tot en met

0403 10 39

0403 90 11 tot en met

0403 90 69

Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, niet gearomatiseerd noch met toegevoegde vruchten of cacao

(d)

0404

Wei, ook indien ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen; producten bestaande uit natuurlijke bestanddelen van melk, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, elders genoemd noch elders onder begrepen

(e)

ex 0405

Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen; zuivelpasta's, met een vetgehalte van meer dan 75 gewichtspercenten doch minder dan 80 gewichtspercenten

(f)

0406

Kaas en wrongel

(g)

1702 19 00

Lactose (melksuiker) en melksuikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, bevattende minder dan 99 gewichtspercenten lactose (melksuiker), uitgedrukt in kristalwatervrije lactose, berekend op de droge stof

(h)

2106 90 51

Suikerstroop van lactose, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen

(i)

ex 2309

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren:

bereidingen en voedermiddelen, bevattende producten waarop de onderhavige verordening rechtstreeks of uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van toepassing is, met uitzondering van bereidingen en voedermiddelen waarop deel I van deze bijlage van toepassing is

Deel XVII: Varkensvlees

Wat varkensvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

ex 0103

Levende varkens (huisdieren), andere dan fokdieren van zuiver ras

(b)

ex 0203

Vlees van varkens (huisdieren), vers, gekoeld of bevroren

ex 0206

Eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), andere dan voor de vervaardiging van farmaceutische producten, vers, gekoeld of bevroren

ex 0209 00

Spek (ander dan doorregen spek), alsmede niet-gesmolten of anderszins geëxtraheerd varkensvet, vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

ex 0210

Vlees en eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren), gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

1501 00 11

1501 00 19

Varkensvet (reuzel daaronder begrepen)

(c)

1601 00

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

1602 10 00

Gehomogeniseerde bereidingen van vlees, van slachtafvallen of van bloed

1602 20 90

Bereidingen en conserven van levers van dieren van alle soorten, andere dan levers van ganzen of van eenden

1602 41 10 tot en met

1602 49 50

Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend

1602 90 10

Bereidingen van bloed van dieren van alle soorten

1602 90 51

Andere bereidingen en conserven, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend

1902 20 30

Gevulde deegwaren, ook indien gekookt of op andere wijze bereid, bevattende meer dan 20 gewichtspercenten worst, vlees of slachtafvallen van alle soorten, met inbegrip van vet van alle soorten of oorsprong

Deel XVIII: Schapen- en geitenvlees

Wat schapen- en geitenvlees betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

0104 10 30

Lammeren (tot de leeftijd van één jaar)

 

0104 10 80

Levende schapen, andere dan fokdieren van zuiver ras en dan lammeren

 

0104 20 90

Levende geiten, andere dan fokdieren van zuiver ras

 

0204

Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren

 

0210 99 21

Vlees van schapen en van geiten, met been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

 

0210 99 29

Vlees van schapen en van geiten, zonder been, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

(b)

0104 10 10

Levende schapen, fokdieren van zuiver ras

 

0104 20 10

Levende geiten, fokdieren van zuiver ras

 

0206 80 99

Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

 

0206 90 99

Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

 

0210 99 60

Eetbare slachtafvallen van schapen en van geiten, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

 

ex 1502 00 90

Schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503

(c)

1602 90 72

Andere bereidingen en conserven, van vlees of van slachtafvallen, van schapen of van geiten, niet gekookt en niet gebakken;

 

1602 90 74

mengsels van gekookt of gebakken vlees of gekookte of gebakken slachtafvallen met niet-gekookt en niet-gebakken vlees of niet-gekookte en niet-gebakken slachtafvallen

(d)

1602 90 76

1602 90 78

Andere bereidingen en conserven, van vlees of van vleesafvallen, van schapen of van geiten, andere dan niet gekookt en niet gebakken en dan mengsels

Deel XIX: Eieren

Wat eieren betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

0407 00 11

0407 00 19

0407 00 30

Eieren van pluimvee in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt

(b)

0408 11 80

0408 19 81

0408 19 89

0408 91 80

0408 99 80

Andere eieren uit de schaal en ander eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, geschikt voor menselijke consumptie

Deel XX: Slachtpluimvee

Wat slachtpluimvee betreft, is de onderhavige verordening van toepassing op de in de onderstaande tabel opgenomen producten:

GN-code

Omschrijving

(a)

0105

Levend pluimvee (hanen, kippen, eenden, ganzen, kalkoenen en parelhoenders)

(b)

ex 0207

Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105, vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van levers bedoeld onder c)

(c)

0207 13 91

Levers van pluimvee, vers, gekoeld, bevroren

0207 14 91

 

0207 26 91

 

0207 27 91

 

0207 34

 

0207 35 91

 

0207 36 81

 

0207 36 85

 

0207 36 89

 

0210 99 71

Levers van pluimvee, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

0210 99 79

 

(d)

0209 00 90

Vet van gevogelte (niet gesmolten of anderszins geëxtraheerd), vers, gekoeld, bevroren, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

(e)

1501 00 90

Vet van gevogelte anders dan bedoeld onder d)

(f)

1602 20 11

Andere bereidingen en conserven van levers van ganzen of van eenden

1602 20 19

 

1602 31

Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0105.

1602 32

 

1602 39

 

Deel XXI: Andere producten

GN-code

Omschrijving

ex 0101

Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels:

0101 10

fokdieren van zuiver ras:

0101 10 10

– –

paarden (2)

0101 10 90

– –

andere

0101 90

andere:

– –

paarden:

0101 90 19

– – –

andere dan slachtpaarden

0101 90 30

– –

ezels

0101 90 90

– –

muildieren en muilezels

ex 0102

Levende runderen:

ex 0102 90

andere dan fokdieren van zuiver ras:

0102 90 90

– –

andere dan huisdieren

ex 0103

Levende varkens:

0103 10 00

fokdieren van zuiver ras (3)

andere:

ex 0103 91

– –

met een gewicht van minder dan 50 kg:

0103 91 90

– – –

andere dan huisdieren

ex 0103 92

– –

met een gewicht van 50 kg of meer

0103 92 90

– –

andere dan huisdieren

0106 00

Andere levende dieren

ex 0203

Vlees van varkens, vers, gekoeld of bevroren:

vers of gekoeld:

ex 0203 11

– –

hele en halve dieren:

0203 11 90

– – –

andere dan van huisdieren

ex 0203 12

– –

hammen, schouders en delen daarvan, met been:

0203 12 90

– – –

andere dan van huisdieren

ex 0203 19

– –

ander:

0203 19 90

– – –

andere dan van huisdieren

– –

bevroren

ex 0203 21

– –

hele en halve dieren:

0203 21 90

– – –

andere dan van huisdieren

ex 0203 22

– –

hammen, schouders en delen daarvan, met been:

0203 22 90

– – –

andere dan van huisdieren

ex 0203 29

– –

ander:

0203 29 90

– – –

andere dan van huisdieren

ex 0205 00

Vlees van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren

ex 0206

Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren:

ex 0206 10

van runderen, vers of gekoeld

0206 10 10

– –

bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (4)

van runderen, bevroren:

ex 0206 22 00

– –

levers:

– – –

bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (4)

ex 0206 29

– –

andere:

0206 29 10

– – –

bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten (4)

ex 0206 30 00

van varkens, vers of gekoeld: